Fiscaal memo juli 2015

Page 1



Inkomstenbelasting – 1

Loonbelasting – 3

Vennootschapsbelasting Dividendbelasting Omzetbelasting Successiewet Belastingen van rechtsverkeer Verhuurderheffing Belasting van personenauto's en motorrijwielen Belasting zware motorrijtuigen

– – – – – – – –

6 7 11 12 13 14 18 19

Kindgebonden budget Kinderopvangtoeslag Studiefinanciering Sociale verzekeringen

– – – –

25 26 27 28

Prijsindexcijfers – 29

Minimumloon Euro Rente Alimentatie Werkdagen Aangifte- en betaaldata LB Codering aanslagen Onderwijsvakanties

– – – – – – – –

30.1 30.2 30.3 30.4 30.5 30.6 30.7 30.8



Fiscaal Memo juli 2015

Deventer – 2015


Onder dezelfde redactie verschijnen bij Wolters Kluwer Fiscaal Memo App Fiscaal Memo Wet- & Regelgeving Fiscaal Memo Arresten & Beleid Sociaal Memo Sociaal Memo Arbeid & Inkomen Sociaal Memo Ouderen Sociaal Memo Kind & Gezin Sociaal Memo Arbeidsongeschiktheid & Zorg

Fiscaal jargon 90% : (nagenoeg) geheel 80% : doorgaans 70% : hoofdzakelijk 50% : grotendeels 30% : in belangrijke mate 15% : in enigszins belangrijke mate 10% : bijkomstig/in betekenende mate 5% : gering

NUR 826-601 Š 2015 Wolters Kluwer, Deventer Samensteller(s) en uitgever zijn zich volledig bewust van hun taak een zo betrouwbaar mogelijke uitgave te verzorgen. Niettemin kunnen zij geen aansprakelijkheid aanvaarden voor onjuistheden die eventueel in deze uitgave voorkomen. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand of openbaar gemaakt in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, in fotokopie of anderszins zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever. Voor zover het maken van kopieÍn uit deze uitgave is toegestaan op grond van art. 16h t/m 16m Auteurswet jo. Besluit van 27 november 2002, Stb. 575, dient men de daarvoor wettelijk verschuldigde vergoeding te voldoen aan de Stichting Reprorecht te Hoofddorp (Postbus 3051, 2130 KB). No part of this book may be reproduced in any form, by print, photoprint, microfilm or any other means without written permission from the publisher. Het complete productaanbod van Wolters Kluwer vindt u online op www. wolterskluwer.nl/shop.


VO O RW O O R D

Geacht RB-lid, U bent de fiscale vertrouwenspersoon van talloze mkb-ondernemers. U voorziet uw klanten van actuele informatie en adviezen, het Fiscaal Memo is hierbij onmisbaar. Het memo biedt u de voornaamste feitelijke gegevens (zoals bedragen, forfaits, drempels, percentages, feiten en ‘spelregels’) die u nodig heeft in uw dagelijkse praktijk. De januariuitgave wordt in boekvorm verstrekt, de juli-uitgave is te zijner tijd beschikbaar als digitaal bestand op het RB Ledennet. Nog efficiënter, slimmer en sneller is de Fiscaal Memo app, die gratis is voor u als RB-lid. U ontvangt het Fiscaal Memo uit hoofde van uw lidmaatschap van de grootste beroepsvereniging van belastingadviseurs in Nederland. Als lid beschikt u hierdoor over actuele vakinhoudelijke kennis op het gebied van belastingadvies. Een herkenbaar keurmerk voor uw klant! Het Register Belastingadviseurs (RB) behartigt de belangen van ruim 7500 aangesloten leden. Het RB overlegt intensief met overheid en politiek en biedt informatie en daadwerkelijke hulp bij de praktijkuitoefening. Voor meer informatie over de activiteiten, beroepsopleidingen en mogelijkheden voor permanente educatie van het RB kijkt u op rb.nl en op rbopleidingen.nl. drs. Job Zaad directeur RB

5



INHOUD

Lijst van afkortingen / 13 1.

Inkomstenbelasting / 17 ALGEMEEN

1.1

Belastingplichtige/partner/pleegkinderen / 17 RAAMWERK

1.2 1.3 1.4 1.5 1.6-1.10

Heffing inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen / 19 Tarieven inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen / 20 Toerekeningsregels/gemeenschappelijke inkomensbestanddelen / 27 Verzamelinkomen / 29 Gereserveerd / 30 WERK EN WONING (BOX 1)

1.11 1.12 1.13 1.14 1.15 1.16 1.17 1.18 1.19-1.22 1.23 1.24 1.24.1 1.24.2 1.24.3 1.24.4 1.25 1.26 1.27 1.28 1.29 1.30 1.31 1.32

Belastbaar inkomen uit werk en woning (box 1) / 30 Belastbare winst uit onderneming / 31 Vrijgestelde winst / 33 Aftrekbeperkingen kosten van winst / 34 Premies beroeps- of bedrijfstakpensioenregeling (vanaf 2015) / 36 Bijtelling winst voor privĂŠgebruik woning / 38 Bijtelling winst voor privĂŠgebruik auto / 39 Tonnageregeling zeescheepvaart / 40 Gereserveerd / 41 Afschrijving / 41 Willekeurige afschrijving / 41 Milieu-investeringen (VAMIL) / 42 Investeringen door startende ondernemers / 43 Zeeschepen / 44 Investeringen ter bevordering economische ontwikkeling (alleen 2013) / 44 Investeringsaftrek / 45 Aanvullende aftrek speur- en ontwikkelingswerk (RDA) / 52 Gereserveerd / 54 Urencriterium/verlaagd urencriterium / 54 Fiscale reserves en terugkeerreserve / 55 Oudedagsreserve (FOR) / 55 Ondernemersaftrek / 57 MKB-winstvrijstelling / 60

7


Inhoud 1.33-1.36 1.37 1.38 1.39 1.40 1.41 1.41.1 1.41.2 1.41.3 1.41.4 1.41.5 1.41.6 1.41.7 1.42 1.43 1.44 1.45 1.46-1.47 1.48 1.49 1.50-1.52

Gereserveerd / 61 Belastbaar loon / 61 Reisaftrek / 61 Belastbaar resultaat uit overige werkzaamheden / 66 Belastbare periodieke uitkeringen en verstrekkingen / 69 Belastbare inkomsten uit eigen woning / 72 Schema belastbare inkomsten uit eigen woning / 72 Eigen woning / 72 Kapitaalverzekering eigen woning / 76 Spaarrekening eigen woning/beleggingsrecht eigen woning / 80 Bijleenregeling: eigenwoningschuld/eigenwoningreserve / 81 Aftrekbare kosten / 91 Vooruitbetaalde rente/kosten / 93 Aftrek wegens geen of geringe eigenwoningschuld / 94 Uitgaven voor inkomensvoorzieningen / 95 Negatieve uitgaven voor inkomensvoorzieningen / 101 Negatieve persoonsgebonden aftrek / 102 Gereserveerd / 103 Middeling / 103 Verklaring arbeidsrelatie (VAR) / 105 Gereserveerd / 106 AA NMER KELIJK B ELANG (BOX 2)

1.53 1.54 1.55

Aanmerkelijk belang/meesleep- en meetrekregeling / 106 Belastbaar inkomen uit aanmerkelijk belang (box 2) / 107 Gereserveerd / 108 S PA R E N E N B E L E G G E N ( B OX 3 )

1.56 1.57 1.58 1.59 1.60 1.61 1.62 1.63 1.64-1.65

Belastbaar inkomen uit sparen en beleggen (box 3) / 108 Vrijgestelde bezittingen box 3 / 112 Groene beleggingen (vanaf 2013) / 113 Maatschappelijke beleggingen (t/m 2012) / 114 Beleggingen in durfkapitaal (t/m 2012) / 115 Nettolijfrenten (vanaf 2015) / 117 Nettopensioen (vanaf 2015) / 119 Waardering bezittingen en schulden / 120 Gereserveerd / 125 PERSOONSGEBONDEN AFTREK

1.66 1.67 1.68 1.69 1.70 1.71 1.72 1.73 1.74 1.75-1.80 8

Persoonsgebonden aftrek / 125 Uitgaven voor onderhoudsverplichtingen / 126 Verliezen op beleggingen in durfkapitaal / 127 Uitgaven voor levensonderhoud kinderen (t/m 2014) / 127 Uitgaven voor specifieke zorgkosten / 129 Weekenduitgaven voor gehandicapten / 137 Scholingsuitgaven / 137 Uitgaven voor monumentenpanden / 140 Aftrekbare giften / 141 Gereserveerd / 143


Inhoud HEFFINGSKORTING

1.81 Heffingskorting / 143 1.82-1.85 Gereserveerd / 155 WIJZE VAN HEFFING

1.86 1.87

Voorheffingen / 155 Wel of geen aanslag / 156

2.

Gereserveerd / 157

3. 3.1 3.2 3.3 3.4 3.5 3.6 3.7 3.8 3.9 3.10 3.11 3.12 3.12.1 3.12.2 3.13 3.14 3.15 3.16 3.17 3.18 3.18.1 3.18.2 3.19 3.20 3.20.1 3.20.2 3.21 3.21.1 3.21.2 3.21.3 3.21.4 3.22 3.22.1 3.22.2 3.22.3

Loonbelasting / 158 Schema bruto-/nettoberekening per 1-7-2015 / 158 Loonbegrip / 159 Aandelenoptierechten / 159 Vrijgesteld loon / 160 Gebruikelijk en fictief loon / 165 Loon in natura / 167 Vrije vergoedingen en vrije verstrekkingen (t/m 2014) / 171 Carpoolen / 180 Waardering privĂŠgebruik auto / 181 Werkkostenregeling / 186 Diverse cijfers loonbelasting / 187 Verlof / 187 Verlofaanspraken / 187 Levensloopregeling / 188 Pensioen en VUT / 191 Gereserveerd / 196 Verschuldigde loonbelasting / 196 Heffingskorting voor loonbelasting / 197 Gereserveerd / 200 Tarieven bijzondere beloningen / 200 Witte tabellen LB/PH / 201 Groene tabellen LB/PH / 203 Gereserveerd / 204 Bijzondere tabellen loonbelasting / 204 Aannemers van werk/thuiswerkers/gelijkgestelden/ sekswerkers / 204 Artiesten en beroepssporters / 205 Eindheffing / 205 Eindheffingsbestanddelen / 205 Eindheffingstabellen / 215 Afwijkende percentages eindheffingstarief / 218 Eindheffingstabellen voor bijzondere groepen / 221 Afdrachtverminderingen LB/PH / 221 Afdrachtvermindering onderwijs (t/m 2013) / 223 Afdrachtvermindering zeevaart / 227 Afdrachtvermindering speur- en ontwikkelingswerk / 227

4-5.

Gereserveerd / 230

9


Inhoud 6. 6.1 6.2

Vennootschapsbelasting / 231 Tarieven vennootschapsbelasting / 231 Diverse cijfers vennootschapsbelasting / 232

7. 7.1 7.2

Dividendbelasting / 234 Tarieven dividendbelasting / 234 Inflatiebijstelling / 234

8-10.

Gereserveerd / 234

11. 11.1 11.2 11.3 11.4

Omzetbelasting / 235 Tarieven omzetbelasting / 235 Diverse cijfers omzetbelasting / 235 Kleine-ondernemersregeling / 237 Factuurgegevens / 238

12. 12.1 12.2 12.3-12.4 12.5 12.6 12.7 12.8 12.9

Successiewet / 240 Vrijstelling erfbelasting / 240 Vrijstelling schenkbelasting / 241 Gereserveerd / 242 Tarieven schenk- en erfbelasting / 242 Latente inkomstenbelastingschulden / 244 Waarderingsregels successiewet / 245 Bedrijfsopvolging / 246 Overlevingstafels / 247

13. 13.1 13.2

Belastingen van rechtsverkeer / 249 Tarieven overdrachtsbelasting / 249 Tarief assurantiebelasting / 249

14. 14.1 14.2 14.3

Verhuurderheffing / 250 Belastingplicht (vanaf 2013) / 250 Grondslag en tarief verhuurderheffing (vanaf 2013) / 250 Wijze van heffing (vanaf 2013) / 252

15-17.

Gereserveerd / 252

18. 18.1

Belasting van personenauto’s en motorrijwielen / 253 Tarieven BPM / 253

19. 19.1

Belasting zware motorrijtuigen / 261 Tarieven BZM / 261

20-24.

Gereserveerd / 261

25. 25.1

Kindgebonden budget / 262 Kindgebonden budget / 262

10


Inhoud 26. 26.1

Kinderopvangtoeslag / 264 Kinderopvangtoeslag / 264

27. 27.1

Studiefinanciering / 273 Normbedragen WSF / 273

28. 28.1 28.2 28.3 28.4 28.5

Sociale verzekeringen / 278 Premieheffing volksverzekeringen / 278 Algemene Ouderdomswet (AOW) / 280 Algemene nabestaandenwet (Anw) / 288 Algemene Kinderbijslagwet (AKW) / 297 Tegemoetkoming thuiswonende gehandicapte kinderen (TOG) (t/m 2014) / 301 Ziektewet (ZW) / 302 Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA) / 303 Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO) / 308 Werkloosheidswet (WW) / 309 Premiekorting (bonus) / 313 Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen (WAZ) / 314 Zorgverzekeringswet (Zvw) / 315 Wet op de zorgtoeslag (Wzt) / 317 Wet tegemoetkoming chronisch zieken en gehandicapten (Wtcg) (t/m 2013) / 317

28.6 28.7 28.8 28.9 28.10 28.11 28.12 28.13 28.14

29. 29.1 29.2 29.3

Prijsindexcijfers / 319 CPI-alle huishoudens / 319 CPI-werknemersgezinnen met laag inkomen / 323 CPI-werknemersgezinnen met hoog inkomen / 325

30. 30.1 30.2 30.3 30.3.1 30.3.2 30.3.3 30.3.4 30.3.5 30.4 30.5 30.6 30.7 30.8

Diversen / 326 Wettelijk minimumloon / 326 Euro-omrekeningskoersen / 328 Rente / 329 Wettelijke rente / 329 Belastingrente, heffingsrente en invorderingsrente / 330 Marktrente / 331 WSF-rente / 332 Geldmarkttarieven ECB / 332 Indexering alimentaties / 333 Werkdagenoverzicht / 333 Uiterste data aangifte en betaling LB / 334 Codering aanslagen / 335 Onderwijsvakanties / 336 Alfabetisch register / 339

11



L I J S T VA N A F K O R T I N G E N

AAW a.b. AKW ANBI Anw ao AOW APPA APV AWBZ AWF AWIR AWR AWW bel.pl. BES eilanden BEU BPM BSN BV BW BZM CBS CIZ CPI CV DB dga DUO ECB EER EG EU EVC FOR hbo hj HR I&A-wet Zvw IB

Algemene Arbeidsongeschiktheidswet aanmerkelijk belang Algemene Kinderbijslagwet algemeen nut beogende instelling Algemene nabestaandenwet arbeidsongeschiktheid Algemene Ouderdomswet Algemene pensioenwet politieke ambtsdragers afgezonderd particulier vermogen Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten Algemeen Werkloosheidsfonds Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen Algemene wet inzake rijksbelastingen Algemene Weduwen- en Wezenwet belastingplichtige openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba Beperking export uitkeringen Belasting van personenauto’s en motorrijwielen burgerservicenummer Besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Burgerlijk Wetboek Belasting zware motorrijtuigen Centraal Bureau voor de Statistiek Centrum indicatiestelling zorg consumentenprijsindexcijfer Commanditaire vennootschap Dividendbelasting directeur-grootaandeelhouder Dienst Uitvoering Onderwijs Europese Centrale Bank Europese Economische Ruimte Europese Gemeenschap Europese Unie Erkenning verworven competenties Fiscale oudedagsreserve hoger beroepsonderwijs halfjaar Hoge Raad Invoerings- en aanpassingswet Zvw Inkomstenbelasting

13


Lijst van afkortingen ICP IOAW IOAZ IOW IW LB lhk. MB MKB MKOB MIA NV OB OCW OV PH RDA RSIN RVO S&O SBBI Stb. Stcrt. SVB SW TNO TOG TROA TSZ TW UFO Uitv.besch. Uitv.besl. Uitv.reg. UWV VAMIL VAR vmbo VPB VUT

14

Intracommunautaire prestaties Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen Wet inkomensvoorziening oudere werklozen Invorderingswet 1990 Loonbelasting loonheffingskorting Motorrijtuigenbelasting Midden- en kleinbedrijf Wet mogelijkheid koopkrachttegemoetkoming oudere belastingplichtigen milieu-investeringsaftrek Naamloze vennootschap omzetbelasting (Ministerie van) Onderwijs, Cultuur en Wetenschap openbaar vervoer premieheffing volksverzekeringen Research en development aftrek (aanvullende aftrek S&O) Rechtspersonen en Samenwerkingsverbanden Informatienummer Rijksdienst voor Ondernemend Nederland Speur- en ontwikkelingswerk sociaal belang behartigende instelling Staatsblad Staatscourant Sociale Verzekeringsbank Successiewet Nederlandse Organisatie voor toegepastnatuurwetenschappelijk onderzoek TNO Regeling tegemoetkoming ouders van thuiswonende gehandicapte kinderen Tijdelijke regeling overbruggingsuitkering AOW tegemoetkoming specifieke zorgkosten Toeslagenwet Uitvoeringsfonds voor de overheid Uitvoeringsbeschikking Uitvoeringsbesluit Uitvoeringsregeling Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen Vrije afschrijving milieu-investeringen Verklaring arbeidsrelatie voorbereidend middelbaar beroepsonderwijs Vennootschapsbelasting (vrijwillige) vervroegde uittreding


Lijst van afkortingen Wajong

WAMIL WA-premie WAO WAZ WAZO WBR WEB WE-premie Wfsv WGA Whk WIA WIJ WKB Wkkp Wlz WMM Wmo WMW WOZ Wtcg WTOS WSF WVA WW WWB WWIK Wzt Zvw ZW

Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten (t/m 2014: Wet werk en arbeidsondersteuning jonggehandicapten) Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening militairen WW-premie sectorfondsdeel (dus exclusief WE-premie) Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen Wet arbeid en zorg Wet op belastingen van rechtsverkeer Wet educatie en beroepsonderwijs WW-premie AWF-deel (dus exclusief WA-premie) Wet financiering sociale verzekeringen werkhervatting gedeeltelijk arbeidsgeschikten Werkhervattingskas Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen Wet investeren in jongeren Wet op het kindgebonden budget Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen Wet langdurige zorg Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (t/m 2014: Wet maatschappelijke ondersteuning) Wet maatregelen woningmarkt 2014 II Wet waardering onroerende zaken Wet tegemoetkoming chronisch zieken en gehandicapten Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten Wet studiefinanciering 2000 Wet vermindering afdracht loonbelasting en premie voor de volksverzekeringen Werkloosheidswet Wet werk en bijstand Wet werk en inkomen kunstenaars Wet op de zorgtoeslag Zorgverzekeringswet Ziektewet

15



1.

Inkomstenbelasting

ALGEMEEN

1.1

Belastingplichtige/partner/pleegkinderen Belastingplicht/kwalificerende buitenlandse bel.pl./pleegkind1

¾ Inkomstenbelasting wordt geheven van natuurlijke personen. ¾ Belastingplicht bestaat voor ¾ binnenlandse bel.pl.: persoon die woont in Nederland ¾ buitenlandse bel.pl.: persoon die niet in Nederland woont maar wel

Nederlands inkomen geniet. ¾ Kwalificerende buitenlandse bel.pl. is persoon ¾ die als inwoner in belastingheffing van andere EU-lidstaat, EER-staat,

Zwitserland of BES eilanden wordt betrokken (of wegens gering pensioen/lijfrente in woonland geen inkomstenbelasting verschuldigd is), en ¾ wiens inkomen (tezamen met dat van als zodanig aangemerkte partner) (nagenoeg) geheel in Nederland onderworpen is aan heffing IB/LB (inkomensverklaring woonland vereist). ¾ Pleegkind wordt in alle gevallen als kind beschouwd (ook wat betreft bloed- en aanverwantschap). y

Fiscaal Memo Wet- & Regelgeving, § 1.3, 1.110.

Partnerregeling2 ¾ Onder partner wordt verstaan (partnerregeling) ¾ echtgenoot ¾ ongehuwde meerderjarige persoon met wie ongehuwde meer-

derjarige bel.pl. – notarieel samenlevingscontract is aangegaan, en – op hetzelfde woonadres in basisregistratie personen staat ingeschreven ¾ degene met wie bel.pl. op hetzelfde woonadres in basisregistratie personen staat ingeschreven en – uit wiens relatie met bel.pl. kind is geboren – die kind van bel.pl. heeft erkend dan wel van wie kind door bel.pl. is erkend – die in pensioenregeling als partner van bel.pl. is aangemeld – die samen met bel.pl. eigen woning in eigendom heeft – die evenals bel.pl. meerderjarig is en waarbij op dat woonadres ook minderjarig kind van ten minste 1 van beiden staat ingeschreven, echter partnerschap geldt niet als

Kijk voor meer informatie over de Memo-serie van Wolters Kluwer op www.wolterskluwer.nl/memo

17


§ 1.1

Inkomstenbelasting

bel.pl. deel van woning aan die ander verhuurt, aan te tonen via schriftelijke huurovereenkomst, of ¾ (vanaf 2015) bel.pl. met die ander in opvangwoning woont en uiterlijk 1-3-2016 schriftelijk verzoek indient om gedurende periode dat in 2015 in opvangwoning wordt gewoond te worden uitgezonderd van partnerschap (bij verzoek moeten beschikkingen worden gevoegd waaruit blijkt dat gemeente voor beiden afzonderlijk maatwerkvoorziening beschermd wonen en opvang heeft getroffen) (uitzondering geldt zowel voor partnerschap in IB als in AWIR) – die in aan kalenderjaar voorafgaande kalenderjaar reeds partner van bel.pl. was met dien verstande dat ¾ degene die gedurende deel van kalenderjaar als partner wordt aangemerkt, automatisch ook voor andere perioden in kalenderjaar als partner wordt aangemerkt, voor zover betrokkene in die andere perioden op hetzelfde woonadres als bel.pl. staat ingeschreven ¾ partnerschap eindigt zodra – verzoek tot echtscheiding/scheiding van tafel en bed is ingediend, en – niet langer sprake is van inschrijving op hetzelfde woonadres ¾ persoon op elk moment maar 1 partner kan hebben – bij meerdere echtgenoten wordt alleen echtgenoot uit oudste verbintenis als partner aangemerkt – bij meerdere samenlevingscontracten wordt alleen oudste samenlevingscontract in aanmerking genomen (samenlevingscontract met meer dan 1 persoon wordt niet in aanmerking genomen) – bij meerdere partners op grond van bovengenoemde criteria geldt als partner persoon die in volgorde van criteria als eerste kwalificeert ¾ ongehuwden als partners blijven aangemerkt (partnerschap kan desgewenst via schriftelijke kennisgeving worden beëindigd) – indien inschrijving op hetzelfde woonadres niet langer mogelijk is door opname in verpleeghuis/verzorgingshuis wegens medische redenen of ouderdom – zolang voor geen van beiden derde persoon als partner wordt aangemerkt. ¾ Niet als partner wordt aangemerkt ¾ bloedverwant 1e graad van bel.pl. – tenzij beiden op 1 januari 27 jaar of ouder zijn ¾ persoon die – niet in Nederland woont, en – (vanaf 2015) geen kwalificerende buitenlandse bel.pl. is – (t/m 2014) niet kiest voor binnenlandse belastingplicht. ¾ Als ongehuwd wordt aangemerkt persoon die van tafel en bed is gescheiden. ¾ Bloedverwanten van partner worden in alle gevallen als aanverwanten van bel.pl. beschouwd. ¾

y

Fiscaal Memo Wet- & Regelgeving, § 1.3, 23.1.3; Juridisch Memo, § 3.1.

1. Art. 1.1, 1.4, 2.1, 7.8 Wet IB 2001; art. 21bis Uitv.besl. IB 2001. 2. Art. 1.2 Wet IB 2001; art. 5a AWR; besluit 27-5-2015, nr. BLKB2015/555M.

18

Kijk voor meer informatie over de Memo-serie van Wolters Kluwer op www.wolterskluwer.nl/memo


Inkomstenbelasting

§ 1.2

RAAMWERK

1.2

Heffing inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen1

Heffingsgrondslagen en verschuldigde inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen bestanddelen belastbaar inkomen uit werk en woning (box 1) (zie § 1.11)a inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen progressief tarief (zie § 1.3) af: te verrekenen belastingkorting verlies uit aanmerkelijk belangb

...............

belastbaar inkomen uit aanmerkelijk belang (box 2) (zie § 1.54) inkomstenbelasting tarief box 2 (zie § 1.3) belastbaar inkomen uit sparen en beleggen (box 3) (zie § 1.56) inkomstenbelasting tarief box 3 (zie § 1.3) gecombineerde inkomensheffing af: gecombineerde heffingskortingc,d verschuldigde inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen

...............

............... ............... – ............... ............... ............... ............... + ............... ............... – ...............

a. Is premie-inkomen voor premieheffing volksverzekeringen (tot bepaald maximum, zie § 28.1); voor buitenlandse premieplichtige moet premieheffing volksverzekeringen berekend worden over belastbaar wereldinkomen uit werk en woning. b. Belastingkorting a.b.-verlies wordt pas afgetrokken van inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen op gewone aanslag ná toepassing van regelingen ter voorkoming van dubbele belasting; aftrek geschiedt uiterlijk in 9e jaar na jaar waarin verlies is geleden bij voor bezwaar vatbare beschikking die gelijktijdig met vaststellen aanslag wordt gegeven; belastingkorting a.b.-verlies kan niet tot teruggaaf leiden. c. Gecombineerde heffingskorting ¾ geldt alleen voor bel.pl. die gedurende gehele (vanaf 2015: of deel van) kalenderjaar binnenlandse bel.pl. is of (vanaf 2015) kwalificerende buitenlandse bel.pl. is (t/m 2014: dan wel dit in kalenderjaar vanaf geboorte/tot overlijden is) (uitzondering geldt voor inkomstenbelastingdeel van arbeidskorting, die ook op buitenlandse bel.pl. van toepassing is) ¾ bestaat uit som van heffingskorting voor inkomstenbelasting en heffingskorting voor volksverzekeringen (zie § 1.81). d. Gecombineerde heffingskorting wordt pas afgetrokken van gecombineerde inkomensheffing, ná toepassing van regelingen ter voorkoming van dubbele belasting. 1. Art. 2.3-2.4, 2.7, 2.10-2.13, 4.53 Wet IB 2001; art. 8, 9, 12 Wfsv; Hof ’s–Hertogenbosch 21-12-2006, nr. 04/02152. y

Fiscaal Memo Wet- & Regelgeving, § 1.6, 1.71; Fiscaal Memo App, IB/PH werk en woning (box 1), IB sparen en beleggen (box 3), IB aanmerkelijk belang (box 2).

Kijk voor meer informatie over de Memo-serie van Wolters Kluwer op www.wolterskluwer.nl/memo

19


§ 1.3

Inkomstenbelasting

1.3

Tarieven inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen Tarief belastbaar inkomen uit werk en woning (box 1)1

¾ 2015

Bel.pl. geboren op of na 1-1-1946 met belasting- en volledige premieplicht – 2015 belastbaar inkomen % van heffing premie uit werk en woning belasting

belastinga totaal

tot AOW-leeftijd 1e schijf 2e schijf

€ 19 822 13 767

3e schijf

23 996

4e schijf

meerdere boven

8,35% 13,85%

+ +

28,15% 28,15%

36,5% 42,0%

€ 7 234 5 781

42,00%

+

42,0%

10 078

€ 33 589

€ 13 015

57 585

23 093

57 585 52,00%

+

52,0%

8.35% 13,85%

+ +

10,25% 10,25%

18,6% 24,1%

€ 3 686 3 317

42,00%

+

42,0%

10 078

vanaf AOW-leeftijd 1e schijf 2e schijf

€ 19 822 13 767

3e schijf

23 996

4e schijf

meerdere boven

€ 33 589

€ 7 003

57 585

17 081

57 585 52,00%

+

52,0%

a. Belasting wordt verhoogd met 1% van deel van aftrekbare kosten eigen woning (zie § 1.41.6) dat tegen tarief van 4e schijf in aftrek is gebracht op belastbaar inkomen uit werk en woning (verhoging bedraagt maximaal 1% van aftrekbare kosten eigen woning).

Bel.pl. geboren voor 1-1-1946 met belasting- en volledige premieplicht – 2015 belastbaar inkomen % van heffing premie uit werk en woning belasting

belastinga totaal

69 jaar en ouder 1e schijf 2e schijf

€ 19 822 14 035

3e schijf

23 728

4e schijf

meerdere boven

8,35% 13,85%

+ +

10,25% 10,25%

18,6% 24,1%

€ 3686 3381

42,00%

+

42,0%

9965

52,00%

+

52,0%

€ 33 857

€ 7 067

57 585

17 032

57 585

a. Belasting wordt verhoogd met 1% van deel van aftrekbare kosten eigen woning (zie § 1.41.6) dat tegen tarief van 4e schijf in aftrek is gebracht op belastbaar inkomen uit werk en woning (verhoging bedraagt maximaal 1% van aftrekbare kosten eigen woning).

20

Kijk voor meer informatie over de Memo-serie van Wolters Kluwer op www.wolterskluwer.nl/memo


Inkomstenbelasting

§ 1.3

¾ 2014

Bel.pl. geboren op of na 1-1-1946 met belasting- en volledige premieplicht – 2014 belastbaar inkomen % van heffing premie uit werk en woning belasting

belastinga totaal

tot AOW-leeftijd 1e schijf 2e schijf

€ 19 645 13 718

3e schijf

23 168

4e schijf

meerdere boven

5,10% 10,85%

+ +

31,15% 31,15%

36,25% 42,00%

€ 7120 5761

42,00%

+

42,00%

9730

€ 33 363

€ 12 881

56 531

22 611

56 531 52,00%

+

52,00%

5,10% 10,85%

+ +

13,25% 13,25%

18,35% 24,10%

€ 3603 3305

42,00%

+

42,00%

9730

vanaf AOW-leeftijd 1e schijf 2e schijf

€ 19 645 13 718

3e schijf

23 168

4e schijf

meerdere boven

€ 33 363

€ 6 908

56 531

16 638

56 531 52,00%

+

52,00%

a. Belasting wordt verhoogd met 0,5% van deel van aftrekbare kosten eigen woning (zie § 1.41.6) dat tegen tarief van 4e schijf in aftrek is gebracht op belastbaar inkomen uit werk en woning (verhoging bedraagt maximaal 0,5% van aftrekbare kosten eigen woning).

Bel.pl. geboren voor 1-1-1946 met belasting- en volledige premieplicht – 2014 belastbaar inkomen % van heffing premie uit werk en woning belasting

belastinga totaal

68 jaar en ouder 1e schijf 2e schijf

€ 19 645 13 910

3e schijf

22 976

5,10% 10,85%

+ +

13,25% 13,25%

18,35% 24,10%

€ 3603 3352

42,00%

+

42,00%

9649

+

52,00%

€ 33 555

€ 6 955

56 531 4e schijf

meerdere boven

16 604

56 531 52,00%

a. Belasting wordt verhoogd met 0,5% van deel van aftrekbare kosten eigen woning (zie § 1.41.6) dat tegen tarief van 4e schijf in aftrek is gebracht op belastbaar inkomen uit werk en woning (verhoging bedraagt maximaal 0,5% van aftrekbare kosten eigen woning).

Kijk voor meer informatie over de Memo-serie van Wolters Kluwer op www.wolterskluwer.nl/memo

21


§ 1.3

Inkomstenbelasting

¾ 2013

Bel.pl. geboren op of na 1-1-1946 met belasting- en volledige premieplicht – 2013 belastbaar inkomen % van heffing premie uit werk en woning belasting

belasting totaal

tot AOW-leeftijd 1e schijf 2e schijf

€ 19 645 13 718

3e schijf

22 628

4e schijf

meerdere boven

5,85% 10,85%

+ +

31,15% 31,15%

37,0% 42,0%

€ 7268 5761

42,00%

+

42,0%

9503

€ 33 363

€ 13 029

55 991

22 532

55 991 52,00%

+

52,0%

5,85% 10,85%

+ +

13,25% 13,25%

19,1% 24,1%

€ 3751 3305

42,00%

+

42,0%

9503

vanaf AOW-leeftijd 1e schijf 2e schijf

€ 19 645 13 718

3e schijf

22 628

4e schijf

meerdere boven

€ 33 363

€ 7 056

55 991

16 559

55 991 52,00%

+

52,0%

Bel.pl. geboren voor 1-1-1946 met belasting- en volledige premieplicht – 2013 belastbaar inkomen % van heffing uit werk en woning belasting premie

belasting totaal

67 jaar en ouder 1e schijf 2e schijf

€ 19 645 13 910

3e schijf

22 436

4e schijf

meerdere boven

5,85% 10,85%

+ +

13,25% 13,25%

19,1% 24,1%

€ 3751 3352

42,00%

+

42,0%

9423

€ 33 555

€ 7 103

55 991

22

55 991 52,00%

16 526 +

52,0%

Kijk voor meer informatie over de Memo-serie van Wolters Kluwer op www.wolterskluwer.nl/memo


Inkomstenbelasting

§ 1.3

¾ 2012

Bel.pl. geboren op of na 1-1-1946 met belasting- en volledige premieplicht – 2012 belastbaar inkomen % van heffing premie uit werk en woning belasting

belasting totaal

jonger dan 65 jaar 1e schijf 2e schijf

€ 18 945 14 918

3e schijf

22 628

4e schijf

meerdere boven

1,95% 10,80%

+ +

31,15% 31,15%

33,10% 41,95%

€ 6270 6257

42,00%

+

42,00%

9503

€ 33 863

€ 12 527

56 491

22 030

56 491 52,00%

+

52,00%

1,95% 10,80%

+ +

13,25% 13,25%

15,20% 24,05%

€ 2879 3587

42,00%

+

42,00%

9503

65 jaar en ouder 1e schijf 2e schijf

€ 18 945 14 918

3e schijf

22 628

4e schijf

meerdere boven

€ 33 863

€ 6 466

56 491

15 969

56 491 52,00%

+

52,00%

Bel.pl. geboren voor 1-1-1946 met belasting- en volledige premieplicht – 2012 belastbaar inkomen % van heffing premie uit werk en woning belasting

belasting totaal

66 jaar en ouder 1e schijf 2e schijf

€ 18 945 15 110

3e schijf

22 436

4e schijf

meerdere boven

1,95% 10,80%

+ +

13,25% 13,25%

15,20% 24,05%

€ 2879 3633

42,00%

+

42,00%

9423

€ 34 055

€ 6 512

56 491 56 491 52,00%

15 935 +

52,00%

Kijk voor meer informatie over de Memo-serie van Wolters Kluwer op www.wolterskluwer.nl/memo

23


§ 1.3

Inkomstenbelasting

¾ Voor bel.pl. die in de loop van kalenderjaar AOW-leeftijd bereikt, geldt

dat belasting over dat jaar tijdsevenredig is te verdelen als volgt ¾ aantal maanden vanaf januari t/m maand voorafgaande aan maand

waarin wordt verjaard: tabel tot AOW-leeftijd (t/m 2012: tabel jonger dan 65 jaar) ¾ aantal maanden vanaf maand waarin wordt verjaard t/m maand december: tabel vanaf AOW-leeftijd (t/m 2012: tabel 65 jaar en ouder). ¾ 2015

Bel.pl. met alleen belastingplicht – 2015 belastbaar inkomen uit werk en woning

% van heffing belasting

belastinga

8,35% 13,85%

€ 1 655 1 906

42,00%

10 078

geboren op of na 1-1-1946 1e schijf 2e schijf

€ 19 822 13 767

3e schijf

23 996

€ 33 589

€ 3 561

57 585 4e schijf

meerdere boven

57 585

13 639 52,00%

geboren voor 1-1-1946 1e schijf 2e schijf

€ 19 822 14 035

3e schijf

23 728

4e schijf

meerdere boven

8,35% 13,85%

€ 1 655 1 943

42,00%

9 965

€ 33 857

€ 3 598

57 585 57 585

13 563 52,00%

a. Belasting wordt verhoogd met 1% van deel van aftrekbare kosten eigen woning (zie § 1.41.6) dat tegen tarief van 4e schijf in aftrek is gebracht op belastbaar inkomen uit werk en woning (verhoging bedraagt maximaal 1% van aftrekbare kosten eigen woning).

24

Kijk voor meer informatie over de Memo-serie van Wolters Kluwer op www.wolterskluwer.nl/memo


Inkomstenbelasting

§ 1.3

¾ 2014

Bel.pl. met alleen belastingplicht – 2014 belastbaar inkomen uit werk en woning

% van heffing belasting

belasting

5,10% 10,85%

€ 1001 1488

42,00%

9730

a

geboren op of na 1-1-1946 1e schijf 2e schijf

€ 19 645 13 718

3e schijf

23 168

4e schijf

meerdere boven

€ 33 363

€ 2 489

56 531 56 531

12 219 52,00%

geboren voor 1-1-1946 1e schijf 2e schijf

€ 19 645 13 910

3e schijf

22 976

5,10% 10,85%

€ 1001 1509

42,00%

9649

€ 33 555

€ 2 510

56 531 4e schijf

meerdere boven

56 531

12 159 52,00%

a. Belasting wordt verhoogd met 0,5% van deel van aftrekbare kosten eigen woning (zie § 1.41.6) dat tegen tarief van 4e schijf in aftrek is gebracht op belastbaar inkomen uit werk en woning (verhoging bedraagt maximaal 0,5% van aftrekbare kosten eigen woning).

Kijk voor meer informatie over de Memo-serie van Wolters Kluwer op www.wolterskluwer.nl/memo

25


§ 1.3

Inkomstenbelasting

¾ 2013

Bel.pl. met alleen belastingplicht – 2013 belastbaar inkomen uit werk en woning

% van heffing belasting

belasting

5,85% 10,85%

€ 1149 1488

42,00%

9503

geboren op of na 1-1-1946 1e schijf 2e schijf

€ 19 645 13 718

3e schijf

22 628

4e schijf

meerdere boven

€ 33 363

€ 2 637

55 991

12 140 52,00%

55 991

geboren voor 1-1-1946 1e schijf 2e schijf

€ 19 645 13 910

3e schijf

22 436

4e schijf

meerdere boven

5,85% 10,85%

€ 1149 1509

42,00%

9423

€ 33 555 55 991 55 991

€ 2 658 12 081 52,00%

¾ 2012

Bel.pl. met alleen belastingplicht – 2012 belastbaar inkomen uit werk en woning

% van heffing belasting

belasting

1,95% 10,80%

€ 369 1611

42,00%

9503

geboren op of na 1-1-1946 1e schijf 2e schijf

€ 18 945 14 918

3e schijf

22 628

4e schijf

meerdere boven

€ 33 863

€ 1 980

56 491 56 491

11 483 52,00%

geboren voor 1-1-1946 1e schijf 2e schijf

€ 18 945 15 110

3e schijf

22 436

4e schijf

meerdere boven

1,95% 10,80%

€ 369 1631

42,00%

9423

€ 34 055

€ 2 000

56 491

y

26

Fiscaal Memo App, AOW-leeftijd.

56 491

11 423 52,00%

IB/PH werk en woning (box 1), Premieheffing volksverzekeringen,

Kijk voor meer informatie over de Memo-serie van Wolters Kluwer op www.wolterskluwer.nl/memo


Inkomstenbelasting

§ 1.4

Tarief belastbaar inkomen uit aanmerkelijk belang (box 2)2 ¾ 2015

Tarief a.b.-heffing 2015 grondslag

% van heffing

belastbaar inkomen uit a.b.

25%

¾ 2014

Tarief a.b.-heffing 2014

1e schijf 2e schijf

belastbaar bedrag

% van heffing

belasting

€ 250 000 meerdere boven € 250 000

22% 25%

€ 55 000

¾ 2013/2012

Tarief a.b.-heffing 2013/2012 grondslag

% van heffing

belastbaar inkomen uit a.b.

y

Fiscaal Memo App,

25%

IB aanmerkelijk belang (box 2).

Tarief belastbaar inkomen uit sparen en beleggen (box 3)3 Tarief forfaitaire rendementsheffing grondslag

% van heffing

belastbaar inkomen uit sparen en beleggen

y

Fiscaal Memo App,

30%

IB sparen en beleggen (box 3).

1. Art. 2.10-2.10a Wet IB 2001; art. 8, 10, 11 Wfsv. 2. Art. 2.12 Wet IB 2001. 3. Art. 2.13 Wet IB 2001.

1.4

Toerekeningsregels/gemeenschappelijke inkomensbestanddelen1

¾ Bezittingen/schulden en opbrengsten/uitgaven van afgezonderd parti-

culier vermogen (APV) worden toegerekend aan degene die dat vermogen bij leven of overlijden heeft afgezonderd, onder nader gegeven regels (zie Fiscaal Memo Wet- & Regelgeving, § 1.7).

Kijk voor meer informatie over de Memo-serie van Wolters Kluwer op www.wolterskluwer.nl/memo

27


§ 1.4

Inkomstenbelasting

¾ Van minderjarig kind worden navolgende bestanddelen toegerekend aan

ouder die gezag over kind uitoefent ¾ belastbaar resultaat uit overige werkzaamheden verkregen door ter-

beschikkingstelling van vermogensbestanddelen aan onderneming/ werkzaamheid/a.b.-vennootschap ¾ belastbare inkomsten uit eigen woning ¾ belastbaar inkomen uit a.b. (box 2) ¾ rendementsgrondslag belastbaar inkomen uit sparen en beleggen (box 3) ¾ als voorheffing geheven dividendbelasting waarbij geldt dat toerekening geschiedt ¾ aan ouder van wie gezag is beëindigd (t/m 2014: die van gezag is ontheven), indien geen andere ouder gezag uitoefent ¾ aan alle ouders gelijkelijk, indien gezag aan meerdere ouders toekomt. ¾ Toerekening bestanddelen tussen bel.pl. en partner geschiedt als volgt ¾ inkomensbestanddelen komen in aanmerking bij – degene die inkomensbestanddeel geniet, of – degene op wie inkomensbestanddeel drukt ¾ bestanddelen van rendementsgrondslag (zie § 1.56) komen in aanmerking bij degene die bestanddelen bezit ¾ navolgende bestanddelen – gemeenschappelijke inkomensbestanddelen (zie schema) – gezamenlijke grondslag sparen en beleggen – als voorheffing geheven dividendbelasting komen in aanmerking bij bel.pl. en partner – in jaarlijks bij aangifte zelf te kiezen onderlinge verhouding – mits bel.pl. gehele kalenderjaar dezelfde partner heeft waarbij geldt dat – onderlinge verhouding ¾ mag worden herzien tot onherroepelijk worden van (conserverende) (navorderings)aanslagen van beide partners, waarbij geldt dat - inspecteur navorderingsaanslag mag opleggen - toerekening nog kan worden herzien tot 6 weken na uitspraak van Hoge Raad waarmee aanslag onherroepelijk wordt ¾ op 50%-50% wordt bepaald, voor zover niet zelf voor onderlinge verhouding is gekozen – bel.pl. en partner ieder voor evenredig deel aansprakelijk blijven voor verschuldigde belasting – toerekening automatisch doorwerkt naar premieheffing volksverzekeringen ¾ korting voor groene beleggingen (t/m 2012: korting voor maatschappelijke beleggingen en korting voor directe beleggingen in durfkapitaal en culturele beleggingen) (zie § 1.81) komen bij bel.pl. en partner in aanmerking in dezelfde verhouding als gezamenlijke grondslag sparen en beleggen, waarbij geldt dat – als gezamenlijke grondslag sparen en beleggen nihil bedraagt, kortingen in aanmerking komen bij degene met hoogste verzamelinkomen (bij gelijk verzamelinkomen bij oudste).

28

Kijk voor meer informatie over de Memo-serie van Wolters Kluwer op www.wolterskluwer.nl/memo


Inkomstenbelasting

§ 1.5

Gemeenschappelijke inkomensbestanddelen partners gemeenschappelijke inkomensbestanddelen belastbare inkomsten uit eigen woning inkomen uit aanmerkelijk belang vóór vermindering met persoonsgebonden aftrek a persoonsgebonden aftrek a. Eventueel latere negatieve persoonsgebonden aftrek komt bij dezelfde persoon in aanmerking, mits betrokkenen nog steeds partners (kunnen) zijn.

¾ Bel.pl. die niet gehele kalenderjaar partner heeft (huwelijk/samenwonen/

(echt)scheiding/overlijden), kan tezamen met deze partner ervoor kiezen ¾ bij verzoeken in verband met voorlopige teruggaaf, of ¾ bij aangifte

dat bel.pl. gehele kalenderjaar dezelfde partner heeft, waarbij geldt dat ¾ keuze niet geldt indien bel.pl. of partner door migratie

– niet gehele jaar binnenlands belastingplichtig is, en – (vanaf 2015) geen kwalificerende buitenlandse bel.pl. is – (t/m 2014) niet kiest voor binnenlandse belastingplicht. ¾ In migratiejaar mogen bel.pl. en partner bestanddelen uit periode van binnenlandse belastingplicht toch vrij toerekenen, mits binnenlandse belastingplicht voor beiden gelijk begint of eindigt. 1. Art. 2.14a, 2.15, 2.17 Wet IB 2001; art. 8 Wfsv. y

Fiscaal Memo Wet- & Regelgeving, § 1.7; Sociaal Memo, § 1.2.

1.5

Verzamelinkomen1

Verzamelinkomen bestanddelena inkomen uit werk en woning (box 1) inkomen uit aanmerkelijk belang (box 2) belastbaar inkomen uit sparen en beleggen (box 3) verzamelinkomen

............... ............... ............... + ...............

a. Verminderd met eventueel daarin begrepen te conserveren inkomen. 1. Art. 2.18 Wet IB 2001. y

Fiscaal Memo Wet- & Regelgeving, § 1.8.

Kijk voor meer informatie over de Memo-serie van Wolters Kluwer op www.wolterskluwer.nl/memo

29


§ 1.6-1.10 1.6-1.10

Inkomstenbelasting Gereserveerd WERK EN WONING

1.11

(BOX 1)

Belastbaar inkomen uit werk en woning (box 1)1

Belastbaar inkomen uit werk en woning (box 1) bestanddelen belastbare winst uit onderneming belastbaar loon belastbaar resultaat uit overige werkzaamheden belastbare periodieke uitkeringen en verstrekkingen belastbare inkomsten uit eigen woning negatieve uitgaven voor inkomensvoorzieningen negatieve persoonsgebonden aftrekposten af: aftrek wegens geen of geringe eigenwoningschuld uitgaven voor inkomensvoorzieningen

af: persoonsgebonden aftrek (zie § 1.66)a inkomen uit werk en woningb af: te verrekenen verliezen uit werk en woningc belastbaar inkomen uit werk en woning (box 1)

............... ............... ............... ............... ............... ............... ............... + ............... ............... ............... + ............... – ............... ............... – ............... ............... – ...............

a. Persoonsgebonden aftrek kan inkomen uit werk en woning niet verder dan tot nihil verminderen, eventueel restant komt voor zover mogelijk in mindering op eerst belastbaar inkomen uit sparen en beleggen (zie § 1.56) en daarna op inkomen uit aanmerkelijk belang (zie § 1.54). b. Bestanddeel van verzamelinkomen, zie § 1.5. c. Verlies uit werk en woning wordt verrekend met inkomens uit werk en woning van 3 voorafgaande en 9 volgende kalenderjaren.

¾ Premie-inkomen voor premieheffing volksverzekeringen is zowel voor

binnenlandse als buitenlandse premieplichtige belastbaar wereldinkomen uit werk en woning (box 1). 1. Art. 3.1, 3.150, 6.2 Wet IB 2001; art. 8 Wfsv. y

30

Fiscaal Memo Wet- & Regelgeving, § 1.14, 1.57.

Kijk voor meer informatie over de Memo-serie van Wolters Kluwer op www.wolterskluwer.nl/memo


Inkomstenbelasting 1.12

§ 1.12

Belastbare winst uit onderneming1

Belastbare winst uit onderneming bestanddelen gezamenlijke winst(en) uit onderneming(en) van bel.pl. als ondernemer gezamenlijke winst(en) uit onderneming(en) van bel.pl. als medegerechtigde gezamenlijke voordelen uit schuldvorderinga van bel.pl. op ondernemer af: zelfstandigenaftrek S&O-aftrek meewerkaftrek startersaftrek bij arbeidsongeschiktheid stakingsaftrek ondernemersaftrek

............... ............... ............... + ...............

............... ............... ............... ............... ............... +

af: MKB-winstvrijstelling belastbare winst uit onderneming

............... – ............... ............... – ...............

a. Schuldvordering is als eigen vermogen te beschouwen of kent grotendeels winstafhankelijke vergoeding; voor schuldvorderingen aan verbonden persoon gelden bepalingen van resultaat uit overige werkzaamheden in plaats van bepalingen van winst uit onderneming.

¾ Ondernemer is bel.pl. ¾ voor wiens rekening onderneming wordt gedreven, en ¾ die rechtstreeks wordt verbonden voor verbintenissen betreffende die

onderneming (= aansprakelijk voor zakelijke schulden onderneming). ¾ Beoefenaar zelfstandig beroep wordt gelijkgesteld met ondernemer. ¾ Winst uit onderneming (winst) is bedrag van gezamenlijke voordelen die,

ongeacht naam en vorm, worden verkregen uit onderneming. ¾ Belastbare winst uit onderneming is mede (uitbreiding winstbegrip) ¾ winst die bel.pl. als medegerechtigde tot vermogen van onderneming

geniet uit onderneming(en) (dus niet als ondernemer of aandeelhouder, maar bijvoorbeeld als commanditaire vennoot) – uitbreiding winstbegrip geldt ook indien medegerechtigde niet deelt in liquidatiesaldo – medegerechtigde kan in hoogte beperkt verlies uit onderneming in aanmerking nemen (zogenoemde maximumverliesbepaling) ¾ gezamenlijke voordelen die bel.pl. geniet uit schuldvorderingen op ondernemer ten behoeve van voor zijn rekening gedreven onderneming, mits – schuldvordering in feite functioneert als eigen vermogen van onderneming, of – vergoeding over schuldvordering (in feite), bezien over gehele looptijd, grotendeels winstafhankelijk is, en – schuldvordering niet ook als belastbaar resultaat uit overige werkzaamheden kan worden aangemerkt (in dat geval valt schuldvordering onder belastbaar resultaat uit overige werkzaamheden) met dien verstande dat (t/m 2012) uitbreiding winstbegrip niet geldt voor zover sprake is van directe beleggingen in durfkapitaal (zie § 1.60).

Kijk voor meer informatie over de Memo-serie van Wolters Kluwer op www.wolterskluwer.nl/memo

31


§ 1.12

Inkomstenbelasting

Waardering ondernemingswoning bij zelfbewoning overgang woning verplichte overgang naar privé ¾ t/m 60 jaar ¾ 61 jaar ¾ 62 jaar ¾ 63 jaar ¾ 64 jaar ¾ 65 jaar ¾ 66 jaar ¾ 67 jaar ¾ 68 jaar ¾ 69 jaar

waarderingsregel a

¾ vanaf 70 jaar vrijwillige overgang naar privé overgang woning wegens overlijden bel.pl. naar huisgenoot

65%b 66%b 67%b 68%b 69%b 70%b 71%b 72%b 73%b 74%b b

75% b 80% 60%c

a. Niet door overlijden; laagste leeftijd van bel.pl. of partner op tijdstip verplichte overgang. b. Van waarde in vrije staat. c. Van WOZ-waarde. 1. Art. 3.2-3.5, 3.8, 3.58 Wet IB 2001; besluit 31-8-2009, nr. CPP2009/1092M. y

32

Fiscaal Memo Wet- & Regelgeving, § 1.15; Fiscaal Memo 3 2010, § 1.4; Fiscaal Memo App, Belastbare winst uit onderneming.

Kijk voor meer informatie over de Memo-serie van Wolters Kluwer op www.wolterskluwer.nl/memo


Inkomstenbelasting 1.13

§ 1.13 1

Vrijgestelde winst

Vrijgestelde winst vrijstellingen a

bosbouwvrijstelling b landbouwvrijstelling c kwijtscheldingswinst aanspraken uit pensioenregeling waarvoor omkeerregeling geldt aanspraken op IOAZ-uitkering of soortgelijke buitenlandse regeling aanspraken op bedrijfsbeëindigingsvergoeding waarvoor omkeerregeling geldt of soortgelijke buitenlandse regeling WAZ-uitkeringen of soortgelijke buitenlandse regeling (wel belastbare periodieke uitkering) aanspraken op WAZ-uitkeringen of soortgelijke buitenlandse regeling uitkeringen uit stakingskas voordelen uit aangewezen regelingen ten behoeve van ontwikkeling en instandhouding d van bos en natuur voordelen in de vorm van verstrekkingen aan anderen dan eigen werknemers, waarop eindheffing is toegepast (zie § 3.21.1) voordelen uit aangewezen mobiliteitsprojecten ‘Anders betalen voor mobiliteit’ of ‘Beter Benutten’ (vanaf 2013) door pleegouders ontvangen vergoeding voor verzorging pleegkinderen e (vanaf 2-10-2014) aanspraak medisch specialist op uitkering uit transitiefonds a. Op verzoek kan ontheffing van vrijstelling gedurende ten minste 10 jaar worden verkregen; er gelden nadere regels omtrent waardering op waarde in economisch verkeer. b. Voor zover waardeontwikkeling van grond is toe te rekenen aan voortgezette aanwending van grond in landbouwbedrijf (WEVAB: waarde in economisch verkeer bij agrarische bestemming) en niet is ontstaan in uitoefening van landbouwbedrijf. c. Ook indien schuldsaneringsregeling natuurlijke personen is beëindigd zonder akkoord met schuldeisers. d. Vrijstelling bedraagt 90% of 100% van voordelen, afhankelijk van aangewezen regeling. e. Voor zover goodwill nog niet is afgeschreven op verkrijgingsmoment aanspraak, wordt goodwill in dat jaar fiscaal neutraal afgewikkeld; latere uitbetaling uit transitiefonds aan medisch specialist is nagekomen ondernemingswinst en dus geen loon uit dienstbetrekking; zodra medisch specialist niet meer in Nederland woont, valt volledige aanspraak in ondernemingswinst; goedkeuring geldt ook voor VPB. 1. Art. 3.11-3.13 Wet IB 2001; art. 6, 6a Uitv.reg. IB 2001; besluit 2-10-2014, nr. BLKB2014/ 1782M. y

Fiscaal Memo Wet- & Regelgeving, § 1.16; Fiscaal Memo Arresten & Beleid 2015, § 1.6.

Kijk voor meer informatie over de Memo-serie van Wolters Kluwer op www.wolterskluwer.nl/memo

33


§ 1.14 1.14

Inkomstenbelasting Aftrekbeperkingen kosten van winst

1

Aftrekbeperkingen algemene kosten van winst kostensoort standsuitgaven a vaartuigen voor representatie b geldboeten c,d misdrijven illegale wapens en munitie e agressieve dieren giften, beloften of diensten als omkoping (steekpenningen) geheven dividend-/kansspelbelasting f buitenlandse bronheffing a,g a,h,i voedsel/drank/genotmiddelen , representatie , congressen/seminars/ a,i symposia/excursies/studiereizen

aftrekbaarheid 0% 0% 0% 0% 0% 0% 0% 0% 0% meerdere boven j,k forfait

a. Tenzij (diensten in verband met) kostenpost behoren tot normale ondernemingsactiviteiten. b. Opgelegd door (t/m 2014: Nederlandse) strafrechter inclusief geldsom ter voorkoming/ vermindering strafvervolging of verkrijging gratie, bestuurlijke boeten en (vanaf 2015) buitenlandse bestuurlijke boeten, wettelijk geregelde tuchtrechtelijke boeten, EU-boeten, kosten naheffingsaanslagen parkeerbelasting en wielklemkosten; dwangsommen vallen niet onder aftrekbeperking. c. Hieronder vallen misdrijven ¾ waarvoor bel.pl. onherroepelijk door Nederlandse strafrechter is veroordeeld ¾ waarvoor bel.pl. niet wordt vervolgd, maar die gevoegd zijn bij bepaling strafmaat veroordeling ander misdrijf ¾ waarvoor strafbeschikking onherroepelijk is geworden. d. Totaal reeds in aanmerking genomen kosten/lasten in 5 jaren voorafgaand aan veroordeling/ strafbeschikking/transactie wordt alsnog tot winst gerekend; aftrekbeperking geldt niet voor betaalde geldbedragen en in beslag genomen voorwerpen ter (gedeeltelijke) ontneming van wederrechtelijk verkregen voordelen alsmede niet voor schadevergoedingen. e. Als dier wegens agressie krachtens onherroepelijke bestuursrechtelijke of strafrechtelijke maatregel niet mag worden gehouden. f. Mits regeling ter voorkoming van dubbele belasting geldt. g. Transportondernemer mag voor meerdaagse internationale rit forfaitair bedrag (2015: € 34,50; 2014: € 34; 2013: € 33,50; 2012: € 32,50) per gereden dag als verblijfkosten aftrekken (vertrek- en aankomstdag tellen samen als 1 dag); forfait geldt ook voor transportondernemer die ¾ vanuit op meer dan 50 km van woonplaats gelegen plaats(en) ¾ internationale ritten maakt die – elk korter (kunnen) duren dan 24 uur, en – op aaneengesloten dagen plaatsvinden, en – elk op meer dan 50 km van woonplaats blijven. h. Waaronder recepties, feesten en vermaak. i. Inclusief reis- en verblijfkosten; voor reiskosten met (gehuurd) privévervoermiddel geldt km-forfait € 0,19. j. Forfait bedraagt € 4500 (2014/2013/2012: € 4400); op verzoek bij aangifte 73,5% aftrekbaar in plaats van toepassing forfait. k. Aftrekbeperking geldt voor VPB alleen bij aanwezigheid van werknemer(s); aftrekbeperking bedraagt forfaitair 0,4% van gezamenlijk belastbaar loon (desgewenst alleen uit tegenwoordige dienstbetrekking), maar ten minste € 4500 (2014/2013/2012: € 4400); op verzoek bij aangifte 73,5% van kosten aftrekbaar in plaats van toepassing forfait.

34

Kijk voor meer informatie over de Memo-serie van Wolters Kluwer op www.wolterskluwer.nl/memo


Inkomstenbelasting

§ 1.14

Aftrekbeperkingen kosten ten behoeve van bel.pl. zelf kostensoort werkruimte in (gehuurde) privéwoning/-woonboot/-woonwagen a b ¾ inkomen hoofdzakelijk in werkruimte a ¾ inkomen niet hoofdzakelijk in werkruimte telefoonabonnementen in woonruimte literatuur exclusief vakliteratuur d,e kleding exclusief werkkleding d persoonlijke verzorging van bel.pl. als verzekeringsplichtige geheven inkomensafhankelijke f bijdrage Zvw reis- en verblijfkosten i.v.m. cursussen/opleidingen, g congressen/seminars/symposia/excursies/studiereizen h (gehuurde) privémuziekinstrumenten arbeidsbeloning meewerkende partner tot € 5000 geheven loonbelasting/premie volksverzekeringen rente/kosten van overbedelingsschulden i premies buitenlandse volksverzekering verhuiskostenj,k ¾ overbrengen inboedel + € 7750 j huisvesting buiten woonplaats (gehuurd) privévervoermiddel (per km) vergoeding voor in onderneming gebruikte privébezittingen (geen vervoermiddel) vergoeding voor in onderneming gebruikte privébezittingen die door bel.pl in privé zijn gehuurd (geen vervoermiddel)

aftrekbaarheid

100%c 0% 0% 0% 0% 0% 0% € 1500 0% 0% 0% 0% 0% 100% max. 2 jaar € 0,19 max. forfaitair l,m rendement 4% + huurderslasten evenredig deel van l huurprijs + huurderslasten

a. Totaal van winst uit onderneming(en), belastbaar loon en belastbaar resultaat uit overige werkzaamheden. b. Indien niet over werkruimte elders wordt beschikt, geldt als inkomenscriterium hoofdzakelijk in of vanuit werkruimte en in belangrijke mate in werkruimte; naast inkomenscriterium geldt vereiste dat werkruimte naar verkeersopvatting zelfstandig deel van woning vormt; aftrekbeperking werkruimte is in VPB op vergelijkbare wijze geregeld voor a.b.-houder. c. Aftrek volgens algemene regels voor winstbepaling. d. Aftrekbeperking geldt niet voor artiest, presentator, beroepssporter. e. Kleding is werkkleding indien kleding ¾ (nagenoeg) uitsluitend geschikt is om bij behalen van winst te dragen, of ¾ is voorzien van 1 of meer duidelijk zichtbare bedrijfslogo’s met gezamenlijke oppervlakte van ten minste 70 cm2 per kledingstuk. f. Of premie voor soortgelijke buitenlandse regeling. g. Aftrekbeperking geldt niet indien werkzaamheden van bel.pl. noodzaken tot deelname. h. Alsmede geluidsapparatuur, gereedschappen, computers e.d., beeldapparatuur. i. Tenzij premieplichtig voor volksverzekeringen. j. Indien sprake is van meer dan 1 onderneming/werkzaamheid, komen kosten gezamenlijk bij 1 onderneming/werkzaamheid in aanmerking. k. Naar andere woonruimte mits in het kader van onderneming; hiervan is in ieder geval sprake ingeval ondernemer binnen 2 jaar na verplaatsing onderneming verhuist uit woning op meer dan 25 km van nieuwe vestigingsplaats onderneming en door verhuizing reisafstand met ten minste 60% bekort.

Kijk voor meer informatie over de Memo-serie van Wolters Kluwer op www.wolterskluwer.nl/memo

35


§ 1.15

Inkomstenbelasting

l. Naar rato van periode van gebruik in onderneming. m. Heffingvrij vermogen mag bij bepaling forfaitair rendement (zie § 1.56) buiten beschouwing blijven; eventuele financieringsschuld komt niet in mindering op waarde privébezitting. 1. Art. 3.14-3.17 Wet IB 2001; art. 8, 10 Wet VPB 1969; art. 7, 8 Uitv.reg. IB 2001; besluit 20-12-2000, nr. CPP2000/3086M; onderdeel 1.3, 5.1 besluit 26-9-2007, nr. CPP2007/ 1201M; besluit 13-4-2011, nr. BLKB2011/556M. y

Fiscaal Memo Wet- & Regelgeving, § 1.17; Fiscaal Memo 3 2008, § 1.5; Fiscaal Memo Arresten & Beleid 2012, § 1.7.

1.15

Premies beroeps- of bedrijfstakpensioenregeling (vanaf 2015)1

¾ (Vanaf 2015) onder pensioenregeling wordt ook verstaan pensioenrege-

ling waaraan wordt deelgenomen op grond van Wet verplichte deelneming in een bedrijfstakpensioenfonds 2000, Wet op het notarisambt of Wet verplichte beroepspensioenregeling ¾ zowel voor verplichte deel (basispensioenregeling) als voor vrijwillige aanvulling daarop ¾ waaronder ook pensioen dat is verkregen wegens te veel betaalde premie die niet is gecorrigeerd ¾ waaronder ook vrijwillige voortzetting van dergelijke pensioenregeling gedurende maximaal 10 jaar na einde arbeidsverhouding op grond waarvan deelneming verplicht was met dien verstande dat ¾ pensioenpremie uitsluitend van winst mag worden afgetrokken als pensioenregeling voldoet aan in Wet LB 1964 gestelde pensioenvereisten (Witteveenkader, zie § 3.13) ¾ pensioenpremie moet worden berekend van pensioengevend inkomen, dit is – winst uit onderneming, na toepassing vrijstellingen, willekeurige afschrijving, investeringsaftrek, RDA en fiscale reserves, maar vóór mutatie FOR, ondernemersaftrek en MKB-winstvrijstelling + ten laste van winst gebrachte pensioenpremies voor beroeps- of bedrijfstakpensioenregeling, waarbij geldt dat ¾ pensioengevend inkomen niet negatief kan zijn ¾ afwijkende bepalingen gelden voor berekening pensioengevend inkomen als sprake is van - ziekte en arbeidsongeschiktheid - starter ¾ bij vrijwillige voortzetting, pensioengevend inkomen - wordt gemaximeerd op gemiddeld pensioengevend inkomen van 5 kalenderjaren direct voorafgaand aan 1e dienstjaar van vrijwillige voortzetting (voor zover sprake was van deelname) - vanaf 4 kalenderjaar van vrijwillige voortzetting gemaximeerd wordt op totaal van pensioengevend inkomen + belastbaar loon + belastbaar resultaat uit overige werkzaamheden + belastbare periodieke uitkeringen en verstrekkingen van bel.pl. in 3e kalenderjaar voorafgaande aan betreffende dienstjaar

36

Kijk voor meer informatie over de Memo-serie van Wolters Kluwer op www.wolterskluwer.nl/memo


Inkomstenbelasting

§ 1.15

¾ pensioenpremie voor vrijwillige aanvulling aftrekbaar is tot maximaal

33% van verschuldigde premie voor basispensioenregeling ¾ bij minder dan op jaarbasis 1750 uur besteden aan werkzaamheden

op grond waarvan deelneming verplicht is, AOW-franchise moet worden gecorrigeerd met deeltijdfactor (bij minder werken in laatste 10 jaar voor pensioeningangsdatum geldt uitzondering). ¾ Bij beëindiging wegens arbeidsongeschiktheid van arbeidsverhouding op grond waarvan deelneming verplicht was, gelden bij vrijwillige voorzetting ¾ zolang inkomensvervangende arbeidsongeschiktheidsuitkering wordt ontvangen ¾ 10-jarentermijn en maximering pensioengevend inkomen vanaf 4e kalenderjaar niet. 1. Art. 1.7, 3.18 Wet IB 2001; art. 1a, 11b-11g Uitv.besl. IB 2001. y

Fiscaal Memo Wet- & Regelgeving, § 1.18.

Kijk voor meer informatie over de Memo-serie van Wolters Kluwer op www.wolterskluwer.nl/memo

37


§ 1.16 1.16

Inkomstenbelasting Bijtelling winst voor privégebruik woning

1

Privégebruik ondernemingswoning (op jaarbasis) woningwaarde bijtelling op jaarbasis meer dan niet meer dan 2015 €

– 12 500 25 000 50 000 75 000

12 500 25 000 50 000 75 000 1 050 000 –

1 050 000

1,05% 1,35% 1,50% 1,65% 1,80% € 18 900 + 2,2% van woningwaarde boven € 1 050 000

2014 €

– 12 500 25 000 50 000 75 000

12 500 25 000 50 000 75 000 1 040 000 –

1 040 000

0,95% 1,20% 1,35% 1,50% 1,70% € 17 850 + 2,05% van woningwaarde boven € 1 040 000

2013 €

– 12 500 25 000 50 000 75 000

12 500 25 000 50 000 75 000 1 040 000 –

1 040 000

0,85% 1,05% 1,20% 1,30% 1,50% € 15 900 + 1,9% van woningwaarde boven € 1 040 000

2012 – 12 500 25 000 50 000 75 000 1 040 000

12 500 25 000 50 000 75 000 1 040 000 –

0,80% 1,00% 1,15% 1,25% 1,40% € 14 560 + 1,75% van woningwaarde boven € 1 040 000

¾ Woonboot/woonwagen wordt met woning gelijkgesteld. ¾ Tot woning behoort ook werkruimte die niet voldoet aan zelf-

standigheids- en inkomenscriterium. 1. Art. 3.19 Wet IB 2001. y

38

Fiscaal Memo Wet- & Regelgeving, § 1.19; Fiscaal Memo App, ondernemingswoning.

Privégebruik

Kijk voor meer informatie over de Memo-serie van Wolters Kluwer op www.wolterskluwer.nl/memo


Inkomstenbelasting 1.17

§ 1.17 1

Bijtelling winst voor privégebruik auto

¾ Bijtelling geldt ter zake van privégebruik van ter beschikking gestelde ¾ personenauto ¾ bestelauto, tenzij (nagenoeg) uitsluitend geschikt voor goederenvervoer. ¾ Auto wordt automatisch geacht ook voor privédoeleinden ter beschikking

te staan, tenzij blijkt dat auto op jaarbasis voor maximaal 500 km privé is gebruikt (privégebruik kan met voorgeschreven rittenregistratie (zie § 3.9) of anderszins worden aangetoond). ¾ Privégebruik bedraagt automatisch niet meer dan 500 km voor als zodanig ingerichte, kenbare en uitsluitend bedrijfsmatig in gebruik zijnde politieauto, brandweerauto, (dieren)ambulance, lijkwagen, gevangenenauto, geldtransportauto. ¾ Woon-werkverkeer wordt niet aangemerkt als privégebruik. Privégebruik ter beschikking gestelde auto (op jaarbasis) bijtellingscategorie CO2-uitstoot

nulemissie vrijwel nulemissie zeer laag laag overige auto’s

bijtellingspercentage op jaarbasisa,b,c,d 2015 2014 2013 2012 4 7 14 20 25

4 7 14 20 25

0 0 14 20 25

0 0 14 20 25

a. Eenmaal vastgesteld bijtellingspercentage geldt gedurende bepaalde periode (zie § 3.9); voor grenswaarden van CO2-uitstoot per bijtellingscategorie en gevolgen bijtellingspercentage na aanpassing CO2-grenzen, zie § 3.9. b. Van waarde auto, d.i. ¾ tot 15 jaar oud: catalogusprijs inclusief OB/BPM ¾ ouder dan 15 jaar: waarde economisch verkeer; voor deze auto geldt 10%-punt hoger bijtellingspercentage dan in tabel vermelde percentage. c. Niet tot catalogusprijs van op of na 1-7-2006 op kenteken gestelde personenauto of bestelauto wordt gerekend waarde van bijzondere uitvoering/extra accessoires die niet door of namens fabrikant/importeur zijn aangebracht (zie § 18.1). d. Op bijtelling mogen voor eigen rekening van bel.pl. komende kosten in mindering worden gebracht (niet verder dan nihil); indien waarde werkelijk privégebruik hoger is, wordt meerdere ook bijgeteld.

¾ Door bel.pl. betaalde eigen bijdrage in catalogusprijs ¾ komt niet in mindering op grondslag ¾ maar komt jaarlijks in mindering op bijtelling (niet verder dan nihil)

voor aan privékm toerekenbaar gedeelte, d.i. – in verhouding van privékm/totaalkm genomen deel van – naar aantal gebruiksjaren van auto bepaald jaarbedrag van eigen bijdrage. ¾ Verklaring uitsluitend zakelijk gebruik bestelauto ¾ bevat mededeling door bel.pl. aan inspecteur dat bestelauto uitsluitend zakelijk wordt gebruikt door bel.pl. (inspecteur bevestigt ontvangst verklaring) ¾ moet worden gedaan met digitaal formulier van belastingdienst ¾ heeft tot gevolg dat bijtelling niet geldt (rittenregistratie niet noodzakelijk)

Kijk voor meer informatie over de Memo-serie van Wolters Kluwer op www.wolterskluwer.nl/memo

39


§ 1.18

Inkomstenbelasting

¾ kan door bel.pl. worden ingetrokken, met digitaal formulier van be-

lastingdienst (inspecteur bevestigt mededeling van intrekking verklaring) – bel.pl. moet verklaring intrekken vóór daadwerkelijk privégebruik van bestelauto, op straffe van vergrijpboete (actieve informatieplicht) – als bel.pl. verklaring intrekt vóór daadwerkelijk privégebruik van bestelauto, wordt bestelauto tot moment van intrekking geacht 0 km privé te zijn gebruikt (rittenregistratie niet noodzakelijk) waarbij geldt dat ¾ inspecteur bij vermoeden van privérit, bel.pl. kan verzoeken zakelijkheid van rit aan te tonen – als zakelijkheid niet wordt aangetoond wordt bestelauto geacht op jaarbasis voor meer dan 500 km privé te worden gebruikt. ¾ Voor autodealer (en vergelijkbare onderneming) mag afspraak met inspecteur worden gemaakt inzake bijtelling privégebruik ter beschikking gestelde auto. ¾ Laadpaal voor (semi-)elektrische auto in of bij woning ondernemer maakt deel uit van terbeschikkingstelling auto en leidt niet tot verhoging cataloguswaarde auto. 1. Art. 3.20, 10a.4 Wet IB 2001; art. 12bis Uitv.besl. IB 2001; art. 9 Uitv.reg. IB 2001; art. 10a AWR; HR 17-4-1996, nr. 30 995; punt 3g besluit 9-4-2004, nr. CPP2004/19M (oud); onderdeel 5.3 besluit 20-3-2015, nr. BLKB2015/0188M. Fiscaal Memo Wet- & Regelgeving, § 1.20; Fiscaal Memo 3 2005, 1.16.3; Fiscaal Memo App, Privégebruik auto van de zaak.

y

Tonnageregeling zeescheepvaart1

1.18

Forfaitaire winst uit zeescheepvaart per schip per kalenderjaar a

b

tonnage in nettoton

bedrag

winst uit zeescheepvaart

1 000 9 000

€ 9,08 6,81

€ 9,08 61,29

4,54

68,10

2,27

56,75

€ 70,37

10 000 15 000 25 000 25 000

138,47

50 000 meerdere boven

50 000

195,22 c

0,50 + € 1,77

a. Per dag per 1000 nettoton. b. Voor scheepsmanagementactiviteiten mag forfaitaire winst uit zeescheepvaart worden verminderd met 75%. c. Vermeerdering met € 1,77 (= € 2,27 per dag per 1000 nettoton) geldt niet voor na 31-12-2008 nieuw schip en niet voor schip dat gedurende 5 jaar onmiddellijk voorafgaand aan toepassing tonnageregeling vlag van land van buiten EU/EER voerde. 1. Art. 3.23 Wet IB 2001. y

40

Fiscaal Memo Wet- & Regelgeving, § 1.21.

Kijk voor meer informatie over de Memo-serie van Wolters Kluwer op www.wolterskluwer.nl/memo


Inkomstenbelasting 1.19-1.22

Gereserveerd

1.23

Afschrijving1

§ 1.24

¾ Jaarlijkse afschrijving op bedrijfsmiddelen is gedeelte van nog niet afge-

schreven aanschaffings- of voortbrengingskosten dat aan kalenderjaar kan worden toegerekend. ¾ Werkelijke aanschaffings- of voortbrengingskosten van voorwerpen van geringe waarde (minder dan € 450) worden in 1 keer afgeschreven in kalenderjaar van aanschaffing/voortbrenging. Afschrijving bedrijfsmiddel goodwill andere bedrijfsmiddelen immateriële activa d,e gebouw

afschrijving op jaarbasis

a

b

10% b 20% b,c 100% f boekwaarde /- bodemwaarde

a. Maximaal. b. Van aanschaffings- of voorbrengingskosten, zonder rekening te houden met restwaarde. c. Optioneel, in kalenderjaar van voortbrenging immateriële activa of uiterlijk in jaar van ingebruikname. d. Gebouw incl. ondergrond en aanhorigheden, excl. werktuigen. e. Afschrijving alleen mogelijk indien boekwaarde gebouw hoger is dan bodemwaarde. f. Bodemwaarde van gebouw ter belegging bedraagt 100% en van gebouw in eigen gebruik 50% van WOZ-waarde; bij mede-eigendom WOZ-waarde naar rato van eigendom toerekenen aan mede-eigenaren; WOZ-waarde wordt verlaagd indien ondergrond in eigendom is van niet met bel.pl. verbonden persoon/lichaam (zie § 1.39); met investeringen in gebouw door zowel bel.pl. als met bel.pl. verbonden persoon/lichaam wordt rekening gehouden.

¾ Afschrijvingsbepalingen gelden ook voor goodwill/andere bedrijfsmid-

delen/gebouwen waarin al vóór 1-1-2007 is geïnvesteerd, met dien verstande dat ¾ jaarlijkse afschrijving maximaal bedraagt – voor goodwill: 12/ (120 – V) × boekwaarde op 1-1-2007 – voor andere bedrijfsmiddelen: 12/ (60 – V) × boekwaarde op 1-1-2007 waarbij V = aantal maanden waarin vóór 1-1-2007 reeds is afgeschreven ¾ afschrijvingsbeperking voor gebouwen pas geldt nadat 3 hele boekjaren regulier is afgeschreven. 1. Art. 3.30-3.30a, 10a.3 Wet IB 2001; besluit 8-3-2010, nr. DGB2010/1188M. y

Fiscaal Memo Wet- & Regelgeving, § 1.28; Fiscaal Memo Arresten & Beleid 2011, § 1.20.

1.24

Willekeurige afschrijving1

¾ Bel.pl. (dus zowel ondernemer als medegerechtigde) kan aanschaffings-

of voortbrengingskosten van navolgende aangewezen bedrijfsmiddelen willekeurig afschrijven

Kijk voor meer informatie over de Memo-serie van Wolters Kluwer op www.wolterskluwer.nl/memo

41


§ 1.24.1

Inkomstenbelasting

¾ milieubedrijfsmiddelen: bedrijfsmiddelen in belang van bescherming

Nederlandse milieu (zie § 1.24.1) ¾ andere aangewezen bedrijfsmiddelen: bedrijfsmiddelen in belang van

bevordering economische ontwikkeling of structuur, waaronder ook bevordering ondernemerschap, in aanmerking komen – investeringen door startende ondernemers (zie § 1.24.2) – zeeschepen (zie § 1.24.3) – (alleen 2013) investeringen ter bevordering economische ontwikkeling (zie § 1.24.4). ¾ Willekeurige afschrijving ¾ is mogelijk zodra ter zake van verwerving/verbetering bedrijfsmiddel – verplichtingen zijn aangegaan – voortbrengingskosten zijn gemaakt ¾ kan vóór ingebruikneming bedrijfsmiddel maximaal betaalde bedrag bedragen ¾ moet binnen economische levensduur van bedrijfsmiddel plaatsvinden. ¾ Vermindering van investering ingevolge herinvesteringsreserve geldt als eerste willekeurige afschrijving. 1. Art. 3.31-3.38 Wet IB 2001; Uitv.reg. willekeurige afschrijving 2001; besluit 5-9-2003, nr. CPP2003/2106 (oud). y

Fiscaal Memo Wet- & Regelgeving, § 1.29; Fiscaal Memo 3 2004, § 1.17.

1.24.1

Milieu-investeringen (VAMIL)1

¾ Aanschaffings- of voorbrengingskosten van milieubedrijfsmiddelen

kunnen voor 75% willekeurig worden afgeschreven. ¾ Milieubedrijfsmiddelen kunnen alleen willekeurig worden afgeschreven

indien bedrijfsmiddelen opgenomen zijn in milieulijst MIA/VAMIL 2015, en niet eerder gebruikt zijn, en gericht zijn op verbetering van natuurlijk milieu of dierenwelzijn, en voor landbouwbedrijven: niet leiden tot productieverhoging waarvoor geen normale afzetmogelijkheden gevonden kunnen worden, en ¾ deel uitmaken van totale investering van maximaal € 25 mln (behoudens goedkeuring Europese Commissie). ¾ Willekeurige afschrijving mag niet leiden tot overschrijding maximumbedrag aan geldelijke steun dat op grond van EU-bepalingen mag worden gegeven. ¾ Beperking afschrijving gebouwen (zie § 1.23) geldt niet voor willekeurige afschrijving op milieu-investeringen in gebouwen. ¾ ¾ ¾ ¾

42

Kijk voor meer informatie over de Memo-serie van Wolters Kluwer op www.wolterskluwer.nl/memo


Inkomstenbelasting

§ 1.24.2

Milieulijst MIA/VAMIL 2015a hoofdstuk 0 1 2 3 4 5 6

milieuthema thema-overstijgende milieu-innovatie grondstoffen en afval voedselvoorziening en landbouwproductie mobiliteit klimaat en lucht ruimtegebruik bebouwde omgeving

a. Voor bepaalde aangewezen bedrijfsmiddelen geldt maximum investeringsbedrag dat voor willekeurige afschrijving in aanmerking komt.

¾ Op bedrijfsmiddelen op milieulijst MIA/VAMIL 2015 bestemd voor ge-

bruik in buitenland kan alleen op verzoek willekeurig worden afgeschreven. ¾ Aanmelding milieu-investering moet binnen 3 maanden ¾ na aangaan verplichtingen/na begin kalenderkwartaal volgende op maken van voortbrengingskosten/na ingebruikneming bedrijfsmiddel, waarbij (vanaf 2014) per melding minimuminvestering geldt van € 2500 ¾ bij RVO (t/m 2013: Agentschap NL). ¾ Aanmelding milieubedrijfsmiddel voor willekeurige afschrijving mag worden opgenomen in eventuele aanmelding voor milieu-investeringsaftrek (zie § 1.25). 1. Art. 3.31, 3.36 Wet IB 2001; art. 2-5 Uitv.reg. willekeurige afschrijving 2001; Aanwijzingsregeling willekeurige afschrijving en investeringsaftrek milieu-investeringen 2009. y

Fiscaal Memo Wet- & Regelgeving, § 1.29.1.

1.24.2

Investeringen door startende ondernemers1

¾ Voor willekeurige afschrijving komen in aanmerking bedrijfsmiddelen ¾ aangeschaft/voortgebracht door bel.pl.

– in jaren waarin startersaftrek (zie § 1.31) geldt, plus – in kalenderjaar dat daaraan onmiddellijk voorafgaat en waarin zelfstandigenaftrek niet geldt ¾ aangeschaft/voortgebracht binnen onderneming waaruit bel.pl. als ondernemer winst geniet ¾ die niet vallen onder van kleinschaligheidsinvesteringsaftrek uitgesloten categorieën bedrijfsmiddelen (zie § 1.25) ¾ tot investeringsmaximum in kalenderjaar van € 309 693 (2014/2013/ 2012: € 306 931) (geldt niet voor bedrijfsmiddelen waarop uit andere hoofde reeds willekeurig wordt afgeschreven). ¾ Bij investeringsaftrek gegeven uitsluiting van verplichtingen tussen bepaalde partijen en ontheffingsmogelijkheid daarvan (zie § 1.25) zijn ook van toepassing (geen ontheffingsmogelijkheid voor verplichtingen tussen degene die ten minste 1/3-belang heeft in lichaam en dat lichaam).

Kijk voor meer informatie over de Memo-serie van Wolters Kluwer op www.wolterskluwer.nl/memo

43


§ 1.24.3

Inkomstenbelasting

¾ Indien geen sprake is van aangaan van verplichtingen (bijvoorbeeld in-

breng vanuit privé, toetreding tot firma) kan toch willekeurig worden afgeschreven ¾ op verzoek ¾ vanaf moment van ingebruikneming. ¾ Boekwaarde investering wordt gecorrigeerd met willekeurig afgeschreven gedeelte indien binnen 5 jaar na aanvang investeringsjaar niet langer aan gestelde voorwaarden wordt voldaan. ¾ Accountantsverklaring en aanmelding investering zijn niet vereist. 1. Art. 3.34, 3.38 Wet IB 2001; art. 7-9 Uitv.reg. willekeurige afschrijving 2001; besluit 7-12-2005, nr. CPP2005/1402M. y

Fiscaal Memo Wet- & Regelgeving, § 1.29.2; Fiscaal Memo 3 2006, § 1.11.

1.24.3

Zeeschepen1

¾ Voor willekeurige afschrijving komen in aanmerking zeeschepen ¾ die geëxploiteerd worden in zeescheepvaart ¾ waarop per kalenderjaar maximaal 20% willekeurig mag worden

afgeschreven – voor zover sprake is van positieve winst uit zeescheepvaart (vóór toepassing willekeurige afschrijving) – waarbij onbenut afschrijvingsdeel doorschuift naar volgend jaar. ¾ Boekwaarde zeeschip wordt gecorrigeerd met willekeurig afgeschreven gedeelte indien binnen 10 jaar na aanvang investeringsjaar niet langer aan gestelde voorwaarden wordt voldaan. ¾ Accountantsverklaring en aanmelding investering zijn niet vereist. 1. Art. 3.34, 3.38 Wet IB 2001; art. 10-12 Uitv.reg. willekeurige afschrijving 2001. y

Fiscaal Memo Wet- & Regelgeving, § 1.29.3.

1.24.4

Investeringen ter bevordering economische ontwikkeling (alleen 2013)1

¾ Voor willekeurige afschrijving komen in aanmerking bedrijfsmiddelen ¾ niet eerder gebruikt, en ¾ aangeschaft/voortgebracht in periode 1-7-2013/31-12-2013, en ¾ in gebruik genomen vóór 1-1-2016, behoudens door vertraging latere

ingebruikname wegens door bel.pl. aannemelijk te maken bijzondere omstandigheden, en ¾ waarop niet uit andere hoofde willekeurig wordt afgeschreven, en ¾ niet uitgesloten van willekeurige afschrijving (zie tabel). ¾ Op in periode 1-7-2013/31-12-2013 aangeschaft/voortgebracht schip waarop willekeurig wordt afgeschreven mag tot ten minste 2023 niet tonnageregeling (zie § 1.18) worden toegepast, behoudens ontheffing wegens zakelijke vervreemding.

44

Kijk voor meer informatie over de Memo-serie van Wolters Kluwer op www.wolterskluwer.nl/memo


Inkomstenbelasting

§ 1.25

Uitgesloten bedrijfsmiddelen willekeurige afschrijving uitgesloten bedrijfsmiddelen gebouwen woonschepen bromfietsen motorrijwielen a personenauto’s niet bestemd voor beroepsvervoer over de weg immateriële activa dieren b wegen en paden bedrijfsmiddelen bestemd om (indirect) hoofdzakelijk ter beschikking te worden gesteld c aan derden a. Uitgezonderd personenauto’s met niet meer dan zeer lage CO2-uitstoot (zie § 3.9). b. Openstaand voor openbaar rij- of ander vervoer, alsmede in wegen/paden liggende bruggen, viaducten, duikers en tunnels. c. Uitgezonderd bedrijfsmiddelen bestemd voor kortstondige verhuur aan opeenvolgende huurders.

¾ Willekeurige afschrijving bedraagt in jaar van aanschaf/voortbrenging

maximaal 50% van af te schrijven aanschaffings-/voortbrengingskosten. ¾ Boekwaarde bedrijfsmiddel wordt gecorrigeerd met willekeurig afge-

schreven gedeelte indien vóór 1-1-2016 niet langer aan gestelde voorwaarden wordt voldaan. ¾ Accountantsverklaring en aanmelding investering zijn niet vereist. 1. Art. 3.34, 3.38 Wet IB 2001; art. 13-15 Uitv.reg. willekeurige afschrijving 2001. y

Fiscaal Memo Wet- & Regelgeving 2011, § 1.29.4.

1.25

Investeringsaftrek1

¾ Bel.pl. kan ter zake van investeringen in bepaalde bedrijfsmiddelen

aanvullend bedrag (investeringsaftrek) op winst in mindering brengen. ¾ Onder investeren wordt verstaan ¾ aangaan van verplichtingen voor aanschaffing of verbetering

bedrijfsmiddel ¾ maken van voortbrengingskosten voor bedrijfsmiddel

voor zover verplichtingen en kosten drukken op bel.pl. ¾ Investeringsaftrek bestaat uit ¾ kleinschaligheidsinvesteringsaftrek (geldt zowel voor ondernemer als

medegerechtigde) ¾ energie-investeringsaftrek (geldt alleen voor ondernemers) ¾ milieu-investeringsaftrek (geldt alleen voor ondernemers). ¾ Investeringsaftrek en desinvesteringsbijtelling vinden plaats naar gel-

dende regels ten tijde van investering. ¾ Bedrijfsmiddel dat in investeringsjaar door calamiteit teloorgaat en wordt

vervangen telt niet mee voor toepassing investeringsaftrek.

Kijk voor meer informatie over de Memo-serie van Wolters Kluwer op www.wolterskluwer.nl/memo

45


§ 1.25

Inkomstenbelasting

¾ Verzoek tot ambtshalve vermindering aanslag is mogelijk, indien bel.pl.

verzuimd heeft bij aangifte verzoek te doen, maar aan overige voorwaarden van investeringsaftrek is voldaan. y

Fiscaal Memo Wet- & Regelgeving, § 1.30; Fiscaal Memo Arresten & Beleid 2015, § 1.12.

Kleinschaligheidsinvesteringsaftrek2 ¾ Kleinschaligheidsinvesteringsaftrek ¾ kan op verzoek bij aangifte door bel.pl. (dus zowel ondernemer als

medegerechtigde) worden toegepast, indien in kalenderjaar wordt geïnvesteerd in bedrijfsmiddelen ¾ vermindert winst over kalenderjaar waarin geïnvesteerd wordt (zie tabel), mits bedrijfsmiddel in gebruik is genomen (anders bedraagt kleinschaligheidsinvesteringsaftrek maximaal bedrag van betaling, restant wordt doorgeschoven). ¾ Investeringen door bel.pl. binnen samenwerkingsverband (IB en VPB) moeten worden samengeteld vóór toepassing tabel kleinschaligheidsinvesteringsaftrek. Kleinschaligheidsinvesteringsaftrek investering meer dan niet meer dan

aftrek

2015 – € 2 300 55 745 103 231

€ 2 300 55 745 103 231 309 693

309 693

– 28% € 15 609 € 15 609 /- 7,56% van investering boven € 103 231 –

2014/2013/2012 – € 2 300 55 248 102 311 306 931 y

€ 2 300 55 248 102 311 306 931 –

Fiscaal Memo App,

– 28% € 15 470 € 15 470 /- 7,56% van investering boven € 102 311 – Investeringsaftrek.

Energie-investeringsaftrek3 ¾ Energie-investeringsaftrek ¾ kan op verzoek bij aangifte door ondernemer (dus niet medegerech-

tigde) worden toegepast, indien – in kalenderjaar wordt geïnvesteerd ¾ in nieuwe bedrijfsmiddelen die bij ministeriële regeling als energie-investering zijn aangewezen (energielijst), waarvoor bij aanmelding SDE-beschikking en/of omgevingsvergunning is

46

Kijk voor meer informatie over de Memo-serie van Wolters Kluwer op www.wolterskluwer.nl/memo


Inkomstenbelasting

§ 1.25

afgegeven en (vanaf 2015) waarvan locatie waarop bedrijfsmiddel in gebruik wordt genomen bekend is ¾ binnen voor eigen rekening van ondernemer gedreven onderneming – verklaring energie-investering van RVO (t/m 2013: Agentschap NL) (namens minister van Economische Zaken) is verkregen – energie-investering binnen 3 maanden is aangemeld bij RVO (t/m 2013: Agentschap NL), onder overlegging desgewenst van berekening energiebesparing, waarbij (vanaf 2014) per melding minimuminvestering geldt van € 2500 ¾ vermindert winst over kalenderjaar waarin geïnvesteerd wordt (zie tabel), mits bedrijfsmiddel in gebruik is genomen (anders bedraagt energie-investeringsaftrek maximaal bedrag van betaling, restant wordt doorgeschoven). Energielijst 2015 categorie A B C D E

investeringen ten behoeve van a

energiebesparing in of bij bedrijfsgebouwen a energiebesparing bij processen a energiebesparing bij transportmiddelen a aanwenden of toepassen van duurzame energie energie-advies of maatwerkadvies ISSO 75.2

a. Voor bepaalde aangewezen bedrijfsmiddelen geldt maximum investeringsbedrag dat voor energie-investeringsaftrek in aanmerking komt.

¾ Onder energie-investering worden op verzoek ook verstaan kosten van

energie-advies over energie-investering, mits energie-investering binnen 24 maanden na opdracht tot advies plaatsvindt en in advies is aanbevolen. ¾ Bij gecombineerd energie- en milieu-advies wordt 50% van advieskosten aan energie-advies toegerekend.

Kijk voor meer informatie over de Memo-serie van Wolters Kluwer op www.wolterskluwer.nl/memo

47


§ 1.25

Inkomstenbelasting

Energie-investeringsaftrek energie-investering a meer dan niet meer dan

aftrekpercentage

aftrek minimaal

maximaal

2015 –

€ 2500

0%

€ 2500

41,5%

€ 1037

– € 49 385 000b

2014 –

€ 2500

0%

€ 2500

41,5%

€ 1037

– € 48 970 000b

2013 –

€ 2300

0%

€ 2300

41,5%

€ 954

€ 48 970 000b

€ 2300 –

0% 41,5%

– € 954

– b € 48 970 000

2012 – € 2300

a. (T/m 2013) drempelbedrag mag op gezamenlijk verzoek van vennoten worden toegepast op investeringstotaal van samenwerkingsverband. b. Van energie-investering komt maximaal € 119 mln (2014/2013/2012: € 118 mln) in aanmerking voor energie-investeringsaftrek; maximumbedrag energie-investeringen wordt aan ondernemers binnen samenwerkingsverband (IB en VPB) toegedeeld naar rato van individuele energie-investering. y

Fiscaal Memo Arresten & Beleid 2015, § 1.12; Fiscaal Memo App,

Investeringsaftrek.

Milieu-investeringsaftrek4 ¾ Milieu-investeringsaftrek ¾ kan op verzoek bij aangifte door ondernemer (dus niet medegerech-

tigde) worden toegepast, indien – in kalenderjaar wordt geïnvesteerd ¾ in nieuwe bedrijfsmiddelen die bij ministeriële regeling als milieuinvesteringen zijn aangewezen (milieulijst MIA/VAMIL 2015) - onderverdeeld in categorie I, II en III - gericht op verbetering van natuurlijk milieu of dierenwelzijn - voor landbouwbedrijven: niet leidend tot productieverhoging waarvoor geen normale afzetmogelijkheden gevonden kunnen worden - tot maximaal € 25 mln per totale investering (behoudens goedkeuring Europese Commissie) ¾ binnen voor eigen rekening van ondernemer gedreven onderneming – milieu-investering binnen 3 maanden is aangemeld bij RVO (t/m 2013: Agentschap NL), waarbij (vanaf 2014) per melding minimuminvestering geldt van € 2500 ¾ vermindert winst over kalenderjaar waarin geïnvesteerd wordt (zie tabel), mits bedrijfsmiddel in gebruik is genomen (anders bedraagt

48

Kijk voor meer informatie over de Memo-serie van Wolters Kluwer op www.wolterskluwer.nl/memo


Inkomstenbelasting

§ 1.25

milieu-investeringsaftrek maximaal bedrag van betaling, restant wordt doorgeschoven) ¾ kan voor dezelfde milieu-investering – niet samengaan met energie-investeringsaftrek – wel samengaan met regime van willekeurige afschrijving (zie § 1.24.1) ¾ kan niet leiden tot overschrijding van maximumbedrag aan geldelijke steun dat op grond van EU-bepalingen mag worden gegeven. ¾ (Vanaf 17-3-2014) demonstratiemodel van milieuvriendelijk voertuig mag als nieuw bedrijfsmiddel worden aangemerkt, mits op leveringstijdstip maximaal 6 maanden na eerste ingebruikneming zijn verstreken of voertuig maximaal 6000 km heeft afgelegd. Milieulijst MIA/VAMIL 2015a hoofdstuk 0 1 2 3 4 5 6

milieuthema thema-overstijgende milieu-innovatie grondstoffen en afval voedselvoorziening en landbouwproductie mobiliteit klimaat en lucht ruimtegebruik bebouwde omgeving

a. Voor bepaalde aangewezen bedrijfsmiddelen geldt maximum investeringsbedrag dat voor milieu-investeringsaftrek in aanmerking komt.

¾ Onder milieu-investering worden op verzoek ook verstaan kosten van

milieu-advies over verrichte milieu-investering, mits ¾ milieu-advies betrekking heeft op kleine of middelgrote onderneming ¾ milieu-investering binnen 24 maanden na opdracht tot advies

plaatsvindt en in advies is aanbevolen. ¾ Bij gecombineerd milieu- en energie-advies wordt 50% van advieskosten

aan milieu-advies toegerekend.

Kijk voor meer informatie over de Memo-serie van Wolters Kluwer op www.wolterskluwer.nl/memo

49


§ 1.25

Inkomstenbelasting

Milieu-investeringsaftrek milieu-investering meer dana niet meer dan

aftrekpercentage categorie I categorie II

categorie III

2015 –

€ 2500

0%

0%

0%

€ 2500

36%

27%

13,5%

2014 –

€ 2500

0%

0%

0%

€ 2500

36%

27%

13,5%

2013 –

€ 2300

0%

0%

0%

€ 2300

36%

27%

13,5%

2012 –

€ 2300

0%

0%

0%

€ 2300

36%

27%

13,5%

a. (T/m 2013) drempelbedrag mag op gezamenlijk verzoek van vennoten worden toegepast op investeringstotaal van samenwerkingsverband. y

50

Fiscaal Memo Arresten & Beleid 2015, § 1.12; Fiscaal Memo App,

Investeringsaftrek.

Kijk voor meer informatie over de Memo-serie van Wolters Kluwer op www.wolterskluwer.nl/memo


Inkomstenbelasting

§ 1.25

Uitgesloten bedrijfsmiddelen en verplichtingen5 Uitgesloten bedrijfsmiddelen investeringsaftrek uitgesloten bedrijfsmiddelen voor investeringsaftrek komen niet in aanmerking (t/m 2013) bedrijfsmiddelen met investeringsbedrag van minder dan € 450 bedrijfsmiddelen bestemd om (indirect) hoofdzakelijk ¾ vrijgesteld bosbedrijf uit te oefenen

¾ (gedeelte van) onderneming te drijven waarvan winst is vrijgesteld op grond van rea geling ter voorkoming dubbele belasting gronden, inclusief ondergrond gebouwen ¾ uitgezonderd verbeteringskosten grond indien hierop wordt afgeschreven b woonhuizen en woonschepen alsmede gedeelten van andere zaken die dienen voor bewoning c personenauto’s niet bestemd voor beroepsvervoer over de weg vaartuigen voor representatie effecten, vorderingen, goodwill, vergunningen, ontheffingen, concessies en andere dispensaties van publiekrechtelijke aard dieren voor kleinschaligheidsinvesteringsaftrek komen mede niet in aanmerking bedrijfsmiddelen bestemd om (indirect) hoofdzakelijk ter beschikking te worden gesteld aan derden (vanaf 2014) bedrijfsmiddelen met investeringsbedrag van minder dan € 450 voor energie-investeringsaftrek en milieu-investeringsaftrek komen mede niet in aanmerkinga bedrijfsmiddelen bestemd om (indirect) hoofdzakelijk ter beschikking te worden gesteld aan ¾ in buitenland wonende personen/lichamen

¾ personen/lichamen voor drijven (gedeelte van) onderneming waarvan winst is vrijgesteld op grond van regeling ter voorkoming van dubbele belasting (vanaf 2014) bedrijfsmiddelen met investeringsbedrag van minder dan € 2500 a. Behoudens uitzonderingen. b. (Vanaf 2014) milieu-investeringsaftrek geldt wel voor in Milieulijst MIA/VAMIL aangewezen vervanging van asbesthoudende daken, dakgoten en gevels. c. Milieu-investeringsaftrek geldt wel voor in Milieulijst MIA/VAMIL aangewezen personenauto’s; (t/m 2013) kleinschaligheidsinvesteringsaftrek geldt wel voor personenauto’s met niet meer dan zeer lage CO2-uitstoot (zie § 3.9).

¾ Voor investeringsaftrek worden niet in aanmerking genomen ver-

plichtingen aangegaan tussen ¾ bel.pl. en personen die behoren tot huishouden van bel.pl. ¾ bloed- of aanverwanten in rechte lijn of personen behorend tot hun

huishouden ¾ gerechtigden tot nalatenschap waartoe bedrijfsmiddel behoort ¾ degene die ten minste 1/3-belang heeft in lichaam en dat lichaam

met dien verstande dat op verzoek ontheffing kan worden verleend door inspecteur. y

Fiscaal Memo Arresten & Beleid 2015, § 1.12.

Kijk voor meer informatie over de Memo-serie van Wolters Kluwer op www.wolterskluwer.nl/memo

51


§ 1.26

Inkomstenbelasting Desinvesteringsbijtelling6

¾ Desinvesteringsbijtelling vindt plaats ¾ ter zake van goederen (zaken) waarvoor investeringsaftrek is genoten ¾ bij vervreemding – of daarmee gelijkgestelde gebeurtenis – binnen 5

jaar na aanvang investeringsjaar ¾ bij desinvesteringstotaal in kalenderjaar van meer dan € 2300 (2014/

2013/2012: € 2300)

¾ tegen feitelijk genoten percentage investeringsaftrek (te nemen van

overdrachtsprijs tot maximaal investeringsbedrag waarover investeringsaftrek is berekend) met dien verstande dat met vervreemding wordt gelijkgesteld ¾ onttrekken zaak aan onderneming ¾ wijzigen van bestemming van zaak (onder voorwaarden) ¾ wegens investering genieten van vermindering, teruggaaf of vergoeding ¾ ongedaan maken van investering, waarvan ook sprake is indien – niet binnen 12 maanden na aangaan verplichting ten minste 25% van investeringsbedrag is betaald en tevens ingebruikneming niet heeft plaatsgevonden (ontheffing is echter mogelijk) – ingebruikneming niet binnen 3 jaar na aanvang investeringsjaar heeft plaatsgevonden (ontheffing is echter mogelijk). 1. Art. 3.40-3.51 Wet IB 2001; art. 8 Wet VPB 1969; onderdeel 4.4, 7.1 besluit 17-3-2014, nr. BLKB2014/106M. 2. Art. 3.41 Wet IB 2001. 3. Art. 3.42 Wet IB 2001; Uitv.reg. energie-investeringsaftrek 2001; onderdeel 4.1.1 besluit 17-3-2014, nr. BLKB2014/106M. 4. Art. 3.42a Wet IB 2001; Aanwijzingsregeling willekeurige afschrijving en investeringsaftrek milieu-investeringen 2009; Meldingsregeling milieu-investeringsaftrek 2001; onderdeel 2.3, 4.1.1 besluit 17-3-2014, nr. BLKB2014/106M. 5. Art. 3.45, 3.46 Wet IB 2001; onderdeel 4.5, 5 besluit 17-3-2014, nr. BLKB2014/106M. 6. Art. 3.47 Wet IB 2001.

1.26

Aanvullende aftrek speur- en ontwikkelingswerk (RDA)1

¾ Bel.pl. kan bij winstbepaling aanvullend bedrag (aanvullende aftrek

speur- en ontwikkelingswerk (RDA)) op winst in mindering brengen. ¾ Aanvullende aftrek speur- en ontwikkelingswerk (RDA) ¾ is vermeld in RDA-beschikking, afgegeven

– door RVO (t/m 2013: Agentschap NL) (namens minister van Economische Zaken) – op aanvraag van bel.pl. die van plan is speur- en ontwikkelingswerk (S&O) te verrichten ¾ aanvraag moet gelijktijdig met aanvraag S&O-verklaring worden ingediend bij RVO (t/m 2013: Agentschap NL) met daartoe vastgesteld aanvraagformulier WBSO-RDA (in 2012 geldt afwijkende aanvraagtermijn) ¾ aanvraag kan namens bel.pl. door S&O-inhoudingsplichtige worden ingediend – op naam van bel.pl.

52

Kijk voor meer informatie over de Memo-serie van Wolters Kluwer op www.wolterskluwer.nl/memo


Inkomstenbelasting

§ 1.26

– wegens kosten of uitgaven (geen loonkosten) die direct toerekenbaar zijn aan door bel.pl. verricht S&O ¾ komt ten laste van winst op dag van dagtekening RDA-beschikking ¾ bedraagt 60% (2014: 60%; 2013: 54%; 2012: 40%) van RDA-grondslag. ¾ RDA-beschikking bevat ¾ werk uit S&O-verklaring waarvoor RDA-beschikking wordt afgegeven ¾ RDA-bedrag ¾ dagtekening ¾ periode waarop RDA-beschikking betrekking heeft ¾ (indien van toepassing) RSIN/BSN en naam moedermaatschappij van bel.pl. ¾ RDA-grondslag ¾ is som van – kosten, d.i. al hetgeen is betaald voor realisatie van eigen S&O, voor zover betalingen ¾ niet eerder in aanmerking zijn genomen voor RDA-beschikking ¾ uitsluitend dienstbaar zijn aan uitvoeren van S&O ¾ drukken op bel.pl. ¾ geen uitgaven zijn en komen in aanmerking indien kosten zijn betaald vóór door bel.pl. te verrichten mededeling werkelijke kosten en uitgaven – uitgaven, d.i. al hetgeen is betaald voor verwerving van nieuw vervaardigde bedrijfsmiddelen, voor zover ¾ bedrijfsmiddelen - niet eerder gebruikt zijn - dienstbaar zijn aan eigen S&O ¾ betalingen drukken op bel.pl. en komen in aanmerking in kalenderjaar waarin bedrijfsmiddel in gebruik is genomen, met dien verstande dat ¾ uitgaven van € 1 mln of meer per bedrijfsmiddel in enig kalenderjaar voor 20% in aanmerking komen ¾ uitgave slechts in 1 RDA-beschikking kan worden opgenomen, maar uitgaven van € 1 mln of meer kunnen gedurende 5 jaar maximaal 1 × per kalenderjaar in RDA-beschikking worden opgenomen ¾ uitgaven die gedeeltelijk direct toerekenbaar zijn aan door bel.pl. verricht S&O voor dat deel voor RDA in aanmerking komen ¾ omvat niet – kosten van uitbesteed onderzoek – kosten van inhuur van arbeid – financieringskosten – kosten van grondverwerving of grondverbetering – kosten die vergoeding zijn voor ter beschikking stellen van bedrijfsmiddel door met bel.pl. verbonden bel.pl. en waarvoor verbonden bel. pl. eerder RDA-beschikking heeft ontvangen – investeringen die in aanmerking komen voor energie-investeringsaftrek of milieu-investeringsaftrek (zie § 1.25) – kosten en uitgaven gedaan voor vóór 1-1-2012 aangegane verplichtingen

Kijk voor meer informatie over de Memo-serie van Wolters Kluwer op www.wolterskluwer.nl/memo

53


§ 1.27

Inkomstenbelasting

¾ wordt forfaitair vastgesteld op totaal aantal erkende S&O-uren × € 15

¾

¾

¾

¾

– als in tijdvak waarvoor S&O-verklaring is afgegeven totaal aantal erkende S&O-uren maximaal 150 per kalendermaand bedraagt – tenzij aanvrager aantoont dat som van kosten en uitgaven meer dan € 50 000 per kalenderjaar bedraagt. Onder S&O wordt verstaan hetgeen daaronder wordt verstaan bij S&Oaftrek (zie § 1.31) en S&O-afdrachtvermindering (zie § 3.22.3) en waarvoor aan bel.pl. S&O-verklaring is afgegeven. Bel.pl. die RDA-beschikking heeft ¾ moet voldoen aan administratieve verplichtingen (tenzij forfaitaire grondslag geldt) ¾ moet werkelijk in aanmerking te nemen kosten, uitgaven en S&O-uren in periode waarop RDA-beschikking betrekking heeft mededelen aan RVO (t/m 2013: Agentschap NL) – gezamenlijk voor alle op kalenderjaar betrekking hebbende RDAbeschikkingen – binnen 3 kalendermaanden na afloop van kalenderjaar of (indien dat later is) na laatst afgegeven RDA-beschikking. Correctie-RDA ¾ is vermeld in correctie-RDA-beschikking, afgegeven – door RVO (t/m 2013: Agentschap NL) (namens minister van Economische Zaken) – op naam van bel.pl. – wegens correctie van eerder voor dat kalenderjaar aan bel.pl. afgegeven RDA-beschikking(en) ¾ komt ten bate van winst op dag van dagtekening correctie-RDAbeschikking ¾ bedraagt door RVO (t/m 2013: Agentschap NL) berekend bedrag – op basis van door bel.pl. verrichte mededeling werkelijke kosten en uitgaven, of – wegens ¾ onjuiste/onvolledige gegevensverstrekking ter verkrijging RDAbeschikking, of ¾ niet nakomen administratieve verplichtingen, of ¾ niet tijdige mededeling werkelijke kosten en uitgaven ¾ kan niet leiden tot hoger RDA-bedrag dan eerder geraamd RDA-bedrag. Bestuurlijke boete kan worden opgelegd omtrent RDA bij ¾ onjuiste/onvolledige verstrekking van gegevens en bescheiden ¾ overtreden administratieve verplichtingen.

1. Art. 3.52a Wet IB 2001; art. 8 Wet VPB 1969; Besluit RDA; Regeling RDA. y

Fiscaal Memo Wet- & Regelgeving, § 1.31.

1.27

Gereserveerd

1.28

Urencriterium/verlaagd urencriterium1

¾ Onder urencriterium wordt verstaan ¾ gedurende kalenderjaar besteden van ten minste 1225 uren aan

werkzaamheden voor binnenlandse en buitenlandse onderneming

54

Kijk voor meer informatie over de Memo-serie van Wolters Kluwer op www.wolterskluwer.nl/memo


Inkomstenbelasting

§ 1.30

(en) waaruit bel.pl. als ondernemer (en dus niet als medegerechtigde) winst geniet, mits – totaal bestede tijd aan ¾ onderneming(en), en ¾ verrichten van werkzaamheden voor belastbaar loon en belastbaar resultaat uit overige werkzaamheden grotendeels wordt besteed aan die onderneming(en), of – ondernemer in 1 of meer van 5 voorafgaande kalenderjaren geen ondernemer was (= starter). ¾ Urencriterium wordt aangevuld met gebruikelijkheidstoets bij ongebruikelijk samenwerkingsverband of ondermaatschap met verbonden persoon. ¾ Vanwege zwangerschap onderbroken werkzaamheden worden tijdens met zwangerschaps- en bevallingsverlof overeenkomende periode geacht niet te zijn onderbroken. ¾ Onder verlaagd urencriterium wordt verstaan ¾ toepassing urencriterium met 800 in plaats van 1225 uren. 1. Art. 3.6, 3.78a Wet IB 2001; besluit 9-11-2001, nr. CPP2001/1419M; besluit 10-6-2010, nr. DGB2010/2574M. y

Fiscaal Memo Wet- & Regelgeving, § 1.38; Fiscaal Memo 3 2002, § 1.5; Fiscaal Memo Arresten & Beleid 2011, § 1.8; Fiscaal Memo App, Belastbare winst uit onderneming.

1.29

Fiscale reserves en terugkeerreserve1

Fiscale reserves en terugkeerreserve fiscale reserve egalisatiereserve herinvesteringsreserve oudedagsreserve (FOR) terugkeerreserve

doel reserve gelijkmatige verdeling kosten en lasten herinvestering in bedrijfsmiddelen oudedagsvoorziening geruisloze terugkeer uit NV/BV

1. Art. 3.53-3.54a Wet IB 2001. y

Fiscaal Memo Wet- & Regelgeving, § 1.33-1.34.

1.30

Oudedagsreserve (FOR)1

¾ Toevoegingen aan FOR zijn mogelijk voor ondernemer (dus niet mede-

gerechtigde) die ¾ aan urencriterium voldoet (zie § 1.28), en ¾ op 1 januari jonger dan AOW-leeftijd is. ¾ Toevoeging FOR bedraagt ¾ jaarbedrag (laagste van)

– 9,8% (2014: 10,9%; 2013/2012: 12%) van als ondernemer genoten winst uit onderneming, d.i. ¾ winst uit Nederlandse onderneming, na toepassing vrijstellingen, willekeurige afschrijving, investeringsaftrek, RDA en fiscale reserves, maar vóór mutatie FOR, ondernemersaftrek en MKB-

Kijk voor meer informatie over de Memo-serie van Wolters Kluwer op www.wolterskluwer.nl/memo

55


§ 1.30

¾

¾

¾

¾

¾

¾

56

Inkomstenbelasting

winstvrijstelling + ten laste van winst gebrachte pensioenpremies, exclusief winst waarop regeling ter voorkoming van dubbele belasting geldt – € 8631 (2014/2013/2012: € 9542) ¾ verminderd met ten laste van winst gebrachte pensioenpremies ¾ vermeerderd met extra toevoegingen (zie hierna). Toevoeging FOR (excl. extra toevoeging wegens geruisloze terugkeer uit NV/BV) bedraagt maximaal bedrag waarmee ondernemingsvermogen per 31 december beginstand FOR per 1 januari te boven gaat (in stakingsjaar is ook dotatie mogelijk, mits dotatie wordt omgezet in lijfrente (zie § 1.43)). FOR neemt af met (afnemingen verhogen winst) ¾ vrije afneming: maximaal door bel.pl. in kalenderjaar afgetrokken premies lijfrenten ter compensatie van pensioentekort (zie § 1.43) ¾ verplichte afneming: meerdere van eindstand FOR boven ondernemingsvermogen per 31 december, indien bel.pl. – in kalenderjaar onderneming (gedeeltelijk) staakt, of – op 1 januari AOW-leeftijd heeft bereikt, of – in huidige en voorafgaande kalenderjaar niet aan urencriterium voldoet (zie § 1.28). Extra toevoegingen zijn ¾ inhaaltoevoeging, d.i. (deel van) bedrag – waarmee in voorafgaand kalenderjaar FOR verplicht is afgenomen, en – dat niet is toegedeeld aan andere FOR (in geval van meerdere ondernemingen, zie hierna) ¾ totaal van – lijfrentetermijnen en andere periodieke uitkeringen en verstrekkingen uit inkomensvoorziening – negatieve uitgaven voor inkomensvoorzieningen dat bij bel.pl. in aanmerking wordt genomen wegens geruisloze terugkeer uit NV/BV, voor zover die lijfrenten e.d. indertijd door omzetting FOR (zie § 1.43) zijn gevormd (voor deze extra toevoeging geldt urencriterium niet). Ondernemingsvermogen = boekwaarde ondernemingsvermogen -/fiscale reserves (exclusief FOR) -/- positieve terugkeerreserve + negatieve terugkeerreserve ¾ buiten aanmerking blijven vermogensbestanddelen en reserves die kunnen leiden tot winst waarop regeling ter voorkoming van dubbele belasting geldt. Indien bel.pl. ¾ als ondernemer winst geniet uit meerdere ondernemingen ¾ worden toevoeging en extra toevoegingen bepaald op basis van gezamenlijke bedragen van winsten, ondernemingsvermogens en oudedagsreserves, en ¾ kan ondernemer toevoeging vrij toedelen aan diverse ondernemingen, voor zover door toevoeging, ondernemings-FOR niet boven ondernemingsvermogen per 31 december stijgt. Indien bel.pl.

Kijk voor meer informatie over de Memo-serie van Wolters Kluwer op www.wolterskluwer.nl/memo


Inkomstenbelasting

§ 1.31

¾ als ondernemer, of ¾ als medegerechtigde (zie § 1.12)

winst geniet uit meerdere ondernemingen ¾ geldt maximering van vrije afneming tot afgetrokken lijfrentepremies

voor gezamenlijke ondernemingen. ¾ Indien bel.pl. ¾ als ondernemer

winst geniet uit meerdere ondernemingen en 1 of meerdere ondernemingen staakt (waardoor FOR verplicht afneemt), kan ondernemer ¾ gezamenlijke verplichte afname toevoegen aan gezamenlijke FOR van andere ondernemingen, voor zover door toevoeging, per 31 december, gezamenlijke FOR niet boven gezamenlijk ondernemingsvermogen stijgt ¾ toevoeging vrij toedelen aan diverse ondernemingen, voor zover door toevoeging, ondernemings-FOR niet boven ondernemingsvermogen per 31 december stijgt. 1. Art. 3.67-3.73 Wet IB 2001; vraag 1.1 besluit 24-6-2005, nr. CPP2005/1323M; besluit 10-6-2010, nr. DGB2010/2574M. y

Fiscaal Memo Wet- & Regelgeving, § 1.39; Fiscaal Memo 3 2006, § 1.16; Fiscaal Memo Arresten & Beleid 2011, § 1.8; Fiscaal Memo App, Belastbare winst uit onderneming, AOW-leeftijd.

1.31

Ondernemersaftrek1

Ondernemersaftrek bestanddelen

aftrek

zelfstandigenaftrek (eventueel verhoogd met startersaftrek) S&O-aftrek (eventueel verhoogd met starters-S&O-aftrek) meewerkaftrek startersaftrek bij arbeidsongeschiktheid stakingsaftrek ondernemersaftrek

............... ............... ............... ............... ............... + ...............

¾ Bij toepassing ondernemersaftrek wordt onder onderneming mede ver-

staan gezamenlijke ondernemingen. y

Fiscaal Memo Wet- & Regelgeving, § 1.40; Fiscaal Memo App, onderneming, AOW-leeftijd.

Belastbare winst uit

Zelfstandigenaftrek/startersaftrek2 ¾ Zelfstandigenaftrek geldt voor ondernemer (en dus niet medegerechtig-

de) die aan urencriterium voldoet (zie § 1.28). ¾ Startersaftrek ¾ geldt voor ondernemer (en dus niet medegerechtigde) die

Kijk voor meer informatie over de Memo-serie van Wolters Kluwer op www.wolterskluwer.nl/memo

57


§ 1.31

Inkomstenbelasting

– in 1 of meer van 5 voorafgaande kalenderjaren geen ondernemer was, en – in maximaal 2 van 5 voorafgaande kalenderjaren zelfstandigenaftrek heeft toegepast ¾ geldt niet in geval van geruisloze terugkeer uit NV/BV ¾ verhoogt zelfstandigenaftrek met – op 1 januari jonger dan AOW-leeftijd: € 2123 – op 1 januari AOW-leeftijd bereikt: € 1062. Zelfstandigenaftrek/startersaftrek tot AOW-leeftijd zelfstandigen- startersaftrek aftrek € 7280

€ 2123

totale aftrek

vanaf AOW-leeftijd zelfstandigenstartersaftrek aftrek

totale aftrek

€ 9403

€ 3640

€ 4702

€ 1062

¾ Zelfstandigenaftrek kan niet meer bedragen dan winst ¾ tenzij recht bestaat op startersaftrek ¾ waardoor in kalenderjaar niet gerealiseerde zelfstandigenaftrek in

volgende 9 kalenderjaren wordt verrekend via verhoging zelfstandigenaftrek in die jaren (oudste jaar als eerste verrekenen) (aftopping op winst geldt ook voor aldus verhoogde zelfstandigenaftrek). ¾ Winst is gezamenlijk bedrag van winst die bel.pl. als ondernemer geniet uit 1 of meer ondernemingen. S&O-aftrek/starters-S&O-aftrek3 ¾ Aftrek speur- en ontwikkelingswerk (S&O-aftrek) geldt voor ondernemer

(en dus niet medegerechtigde) die ¾ aan urencriterium voldoet (zie § 1.28), en ¾ in kalenderjaar ten minste 500 uur besteedt aan speur- en ont-

wikkelingswerk, waarvoor S&O-verklaring moet zijn afgegeven – vanwege zwangerschap onderbroken werkzaamheden worden tijdens met zwangerschaps- en bevallingsverlof overeenkomende periode geacht niet te zijn onderbroken. ¾ Starters-S&O-aftrek ¾ geldt voor ondernemer (en dus niet medegerechtigde) die – in 1 of meer van 5 voorafgaande kalenderjaren geen ondernemer was, en – voor maximaal 2 van 5 voorafgaande kalenderjaren S&O-verklaring heeft verkregen ¾ geldt niet in geval van geruisloze terugkeer uit NV/BV ¾ verhoogt S&O-aftrek met € 6213 (2014/2013/2012: € 6157).

58

Kijk voor meer informatie over de Memo-serie van Wolters Kluwer op www.wolterskluwer.nl/memo


Inkomstenbelasting

§ 1.31

S&O-aftrek/starters-S&O-aftrek jaar 2015 2014 2013 2012

S&O-aftrek

starters-S&O-aftrek

totale aftrek

€ € € €

€ € € €

€ € € €

12 12 12 12

421 310 310 310

6213 6157 6157 6157

18 18 18 18

634 467 467 467

Meewerkaftrek4 ¾ Meewerkaftrek geldt voor ondernemer (dus niet medegerechtigde) die ¾ aan urencriterium voldoet (zie § 1.28), en ¾ partner heeft die zonder vergoeding (tot maximaal bedrag niet-

aftrekbare partnervergoeding, zie § 1.14) meewerkt in onderneming waaruit bel.pl. als ondernemer winst geniet. Meewerkaftrek aantal meewerkuren vanaf tot – 525 875 1225 1750

525 875 1225 1750 –

% meewerkaftrek van winst

a

– 1,25% 2,00% 3,00% 4,00%

a. Winst is gezamenlijk bedrag van winst die bel.pl. als ondernemer geniet uit 1 of meer ondernemingen waarin partner zonder vergoeding meewerkt, verminderd met onteigeningswinst, stakingswinst en eindafrekeningswinst. y

Fiscaal Memo 3 2007, § 1.9.

Startersaftrek bij arbeidsongeschiktheid5 ¾ Startersaftrek bij arbeidsongeschiktheid ¾ geldt voor ondernemer (en dus niet medegerechtigde) die

– in 1 of meer van 5 voorafgaande kalenderjaren geen ondernemer was, en – in kalenderjaar recht heeft op ¾ uitkering WIA/WAO/WAZ/Wajong of Wajong-arbeidsondersteuning of soortgelijke buitenlandse wettelijke arbeidsongeschiktheidsuitkering, of ¾ periodieke uitkering/verstrekking ter zake van invaliditeit/ongeval, en – aan verlaagd-urencriterium voldoet (zie § 1.28), en – op 1 januari jonger dan AOW-leeftijd is ¾ geldt niet in geval van geruisloze terugkeer uit NV/BV.

Kijk voor meer informatie over de Memo-serie van Wolters Kluwer op www.wolterskluwer.nl/memo

59


§ 1.32

Inkomstenbelasting

Startersaftrek bij arbeidsongeschiktheida aantal keren toegepast

b

aftrek € 12 000 8 000 4 000

0× 1× 2×

a. Aftrek bedraagt niet meer dan hetgeen aan winst is genoten; winst is gezamenlijk bedrag van winst die bel.pl. als ondernemer geniet uit 1 of meer ondernemingen. b. Aantal keren dat startersaftrek bij arbeidsongeschiktheid in 5 voorafgaande kalenderjaren is toegepast.

Stakingsaftrek6 ¾ Stakingsaftrek ¾ geldt voor ondernemer die als ondernemer (en dus niet als medege-

rechtigde) in kalenderjaar winst behaalt – met of bij staken van 1 of meer gehele ondernemingen (stakingswinst) – door afneming oudedagsreserve na geruisloze doorschuiving of omzetting van gehele onderneming ¾ bedraagt laagste van navolgende 2 bedragen – stakingswinst – € 3630 verminderd met eerder genoten stakingsaftrek (maximumbedrag geldt dus per ondernemer, niet per onderneming). ¾ Stakingsaftrek geldt inzake met toepassing van doorschuiffaciliteiten (mede) voortgezette onderneming pas nadat onderneming ten minste 3 jaar voor eigen rekening van ondernemer is gedreven. 1. 2. 3. 4. 5. 6.

Art. Art. Art. Art. Art. Art.

1.32

3.74, 3.75 Wet IB 2001. 3.76 Wet IB 2001. 3.77 Wet IB 2001; art. 27 WVA. 3.78 Wet IB 2001; besluit 19-1-2006, nr. CPP2006/73M. 3.78a Wet IB 2001. 3.79 Wet IB 2001.

MKB-winstvrijstelling1

¾ MKB-winstvrijstelling ¾ geldt voor ondernemer (en dus niet medegerechtigde) ¾ bedraagt 14% (t/m 2012: 12%).

60

Kijk voor meer informatie over de Memo-serie van Wolters Kluwer op www.wolterskluwer.nl/memo


Inkomstenbelasting

§ 1.38

MKB-winstvrijstelling bestanddelen gezamenlijke winst(en) uit onderneming van bel.pl. als ondernemer af: ondernemersaftrek grondslag MKB-winstvrijstelling MKB-winstvrijstelling 14% (t/m 2012: 12%) van grondslag MKBwinstvrijstelling

............... ............... – ............... ...............

1. Art. 3.79a Wet IB 2001. y

Fiscaal Memo Wet- & Regelgeving, § 1.41; Fiscaal Memo App, onderneming.

Belastbare winst uit

1.33-1.36 Gereserveerd 1.37

Belastbaar loon1

Belastbaar loon bestanddelen loon af: reisaftreka belastbaar loon

............... ............... – ...............

a. Aftrek van werkelijke kosten is niet mogelijk.

¾ Tot loon worden niet gerekend ¾ eindheffingsloon (zie § 3.21.1) ¾ voordelen in de vorm van verstrekkingen aan anderen dan eigen

werknemers, waarop eindheffing is toegepast (zie § 3.21.1) en daaruit voortvloeiend voordeel voor bel.pl. ¾ Bel.pl. met loon uit dienstbetrekking zonder inhoudingsplichtige mag op in loon opgenomen vergoedingen en verstrekkingen vrije ruimte van 1,2% (2014/2013: 1,5%; 2012: 1,4%) toepassen (zie § 3.21.1), (t/m 2014) mits bel. pl. kiest voor toepassing werkkostenregeling (zie § 3.10). 1. Art. 3.80, 3.82, 3.84, 10a.8 (oud) Wet IB 2001. y

Fiscaal Memo Wet- & Regelgeving, § 1.46.

1.38

Reisaftrek1

¾ Reisafstand is afstand ¾ tussen woon- of verblijfplaats en plaats van werkzaamheden ¾ gemeten langs meest gebruikelijke weg van reizen per openbaar

vervoer, hetgeen moet blijken uit – door openbaarvervoersonderneming afgegeven openbaarvervoerverklaring, of

Kijk voor meer informatie over de Memo-serie van Wolters Kluwer op www.wolterskluwer.nl/memo

61


§ 1.38

¾

¾

¾

¾

¾

62

Inkomstenbelasting

– door werkgever afgegeven reisverklaring, indien geen openbaar vervoerverklaring kan worden afgegeven ¾ voor zover geen sprake is van vervoer vanwege inhoudingsplichtige. Regelmatig woon-werkverkeer (zoals bedoeld in reisaftrek) ¾ d.i. ten minste 1× per week plegen te reizen tussen woon- of verblijfplaats en plaats(en) van werkzaamheden, waarbij heen- en terugreis binnen 24 uur plaatsvinden ¾ wordt wettelijk aangenomen indien in kalenderjaar ten minste 40 dagen wordt gereisd tussen woon- of verblijfplaats en plaats(en) van werkzaamheden ¾ is ook van toepassing indien wordt voldaan aan 20-dagenregeling van Hoge Raad (zie hierna). Reisaftrek geldt ¾ alleen voor per openbaar vervoer afgelegde reisafstand ¾ indien sprake is van regelmatig woon-werkverkeer zoals hiervoor bedoeld. Openbaarvervoerverklaring ¾ bevat ten minste navolgende gegevens – naam en adres van bel.pl. – route waarvoor plaatsbewijzen geldig zijn – tijdvak van geldigheid plaatsbewijzen ¾ moet gedagtekend zijn ¾ moet betrekking hebben op tijdvak van 12 maanden. Reisverklaring ¾ bevat ten minste navolgende gegevens – naam en adres van werkgever – naam en adres van bel.pl. – aantal dagen dat bel.pl. per week met openbaar vervoer naar plaats(en) van werkzaamheden heeft gereisd ¾ moet worden ondertekend door werkgever ¾ moet desgewenst aan inspecteur worden overhandigd, tezamen met bewijs waaruit aannemelijk is dat reizen zijn gemaakt (plaatsbewijzen, overzicht transacties OV-chipkaart). 20-dagenregeling van Hoge Raad bepaalt dat van regelmatig woonwerkverkeer sprake is indien ¾ op meer dan 20 opeenvolgende werkdagen wordt gereisd (heen en terug), of ¾ doorgaans ten minste 1× per week wordt gereisd tussen woon- of verblijfplaats en dezelfde plaats van werkzaamheden en dit reizen op meer dan 20 dagen plaatsvindt met dien verstande dat in geval van langdurige onderbreking ¾ d.i. periode waarin niet naar dezelfde plaats van werkzaamheden wordt gereisd – bij periode van maximaal 26 weken (geen verlof/ziekte): gedurende 2 of meer aaneensluitende weken – bij periode van meer dan 26 weken (geen verlof/ziekte): gedurende 3 of meer aaneensluitende weken – bij verlof/ziekte: gedurende 6 of meer aaneensluitende weken ‘plegen te reizen’ naar dezelfde plaats van werkzaamheden in referentieperiode

Kijk voor meer informatie over de Memo-serie van Wolters Kluwer op www.wolterskluwer.nl/memo


Inkomstenbelasting

§ 1.38

¾ d.i. periode in weken waarin dezelfde plaats van werkzaamheden

zonder langdurige onderbreking wordt bereisd – te beginnen met week waarin voor het eerst naar die plaats wordt gereisd en eindigend met week waarin dit voor het laatst gebeurt – week is 7 aaneengesloten dagen van maandag 00.00 uur tot zondag 24.00 uur wordt aangenomen indien in referentieperiode ¾ op meer dan 20 dagen naar dezelfde plaats van werkzaamheden wordt gereisd en in minimaal 75% van aantal weken ten minste 1× naar dezelfde plaats van werkzaamheden wordt gereisd (zgn. ‘wekennorm’ die alleen wordt toegepast op gehele reisperioden die beginnen en eindigen met langdurige onderbreking), of ¾ ten minste 1× in elke week (in aaneensluitende weken) in totaal op meer dan 20 dagen naar dezelfde plaats van werkzaamheden wordt gereisd waardoor in referentieperiode sprake is van regelmatig woon-werkverkeer (tabel toepassen met gemiddeld aantal reisdagen per week in referentieperiode).

Kijk voor meer informatie over de Memo-serie van Wolters Kluwer op www.wolterskluwer.nl/memo

63


64 10 km 15 km 20 km 30 km 40 km 50 km 60 km 70 km 80 km –

niet meer dan week

– € 440,00 588,00 983,00 1218,00 1589,00 1767,00 1961,00 2027,00 2055,00

– – € 36,67 € 8,46 49,00 11,31 81,92 18,90 101,50 23,42 132,42 30,56 147,25 33,98 163,42 37,71 168,92 38,98 171,25 39,52

– € 330,00 441,00 737,25 913,50 1191,75 1325,25 1470,75 1520,25 1541,25

– – € 27,50 € 6,35 36,75 8,48 61,44 14,18 76,13 17,57 99,31 22,92 110,44 25,49 122,56 28,28 126,69 29,24 128,44 29,64

– € 220,00 294,00 491,50 609,00 794,50 883,50 980,50 1013,50 1027,50

– € 18,33 24,50 40,96 50,75 66,21 73,63 81,71 84,46 85,63

reisaftreka per jaarb maand

week

2 dagen per week

reisaftreka per jaar maand

reisaftreka per jaarb maand

bij reizen per openbaar vervoer op 4 of meer dagen per week 3 dagen per week

– € 4,23 5,65 9,45 11,71 15,28 16,99 18,86 19,49 19,76

week

1 dag per week

– € 110,00 147,00 245,75 304,50 397,25 441,75 490,25 506,75 513,75

– – € 9,17 € 2,12 12,25 2,83 20,48 4,73 25,38 5,86 33,10 7,64 36,81 8,50 40,85 9,43 42,23 9,75 42,81 9,88

reisaftreka per jaarb maand week

a. Reisaftrek per maand en week is 1/12 respectievelijk 1/52 van jaarbedrag. b. Reisaftrek per jaar bij 3, 2 respectievelijk 1 dag per week is 3/4, 1/2 respectievelijk 1/4 van jaarbedrag bij 4 of meer dagen per week.

– 10 km 15 km 20 km 30 km 40 km 50 km 60 km 70 km 80 km

reisafstand meer dan

Reisaftrek regelmatig woon-werkverkeer per openbaar vervoer – 2015

§ 1.38 Inkomstenbelasting

Kijk voor meer informatie over de Memo-serie van Wolters Kluwer op www.wolterskluwer.nl/memo


10 km 15 km 20 km 30 km 40 km 50 km 60 km 70 km 80 km –

– € 436,00 582,00 974,00 1207,00 1574,00 1751,00 1943,00 2008,00 2036,00

– – € 36,33 € 8,38 48,50 11,19 81,17 18,73 100,58 23,21 131,17 30,27 145,92 33,67 161,92 37,37 167,33 38,62 169,67 39,15

– € 327,00 436,50 730,50 905,25 1180,50 1313,25 1457,25 1506,00 1527,00

week

– – € 27,25 € 6,29 36,38 8,39 60,88 14,05 75,44 17,41 98,38 22,70 109,44 25,25 121,44 28,02 125,50 28,96 127,25 29,37

bij reizen per openbaar vervoer op 3 dagen per week niet meer dan 4 of meer dagen per week reisaftreka per reisaftreka per jaar maand week jaarb maand week

– € 218,00 291,00 487,00 603,50 787,00 875,50 971,50 1004,00 1018,00

– € 18,17 24,25 40,58 50,29 65,58 72,96 80,96 83,67 84,83

– € 4,19 5,60 9,37 11,61 15,13 16,84 18,68 19,31 19,58

– € 109,00 145,50 243,50 301,75 393,50 437,75 485,75 502,00 509,00

– € 9,08 12,13 20,29 25,15 32,79 36,48 40,48 41,83 42,42

1 dag per week reisaftreka per jaarb maand

2 dagen per week reisaftreka per jaarb maand

a. Reisaftrek per maand en week is 1/12 respectievelijk 1/52 van jaarbedrag. b. Reisaftrek per jaar bij 3, 2 respectievelijk 1 dag per week is 3/4, 1/2 respectievelijk 1/4 van jaarbedrag bij 4 of meer dagen per week.

– 10 km 15 km 20 km 30 km 40 km 50 km 60 km 70 km 80 km

reisafstand meer dan

Reisaftrek regelmatig woon-werkverkeer per openbaar vervoer – 2014/2013/2012

– € 2,10 2,80 4,68 5,80 7,57 8,42 9,34 9,65 9,79

week

Inkomstenbelasting § 1.38

Kijk voor meer informatie over de Memo-serie van Wolters Kluwer op www.wolterskluwer.nl/memo

65


§ 1.39

Inkomstenbelasting

¾ Bij regelmatig woon-werkverkeer zoals hiervoor bedoeld per openbaar

vervoer op 1, 2 of 3 dagen per week over reisafstand boven 90 km bedraagt reisaftrek ¾ reisafstand in km × aantal reisdagen × € 0,23 (2014/2013/2012: € 0,23) ¾ maximaal € 2055 (2014/2013/2012: € 2036). ¾ Bij regelmatig woon-werkverkeer zoals hiervoor bedoeld per openbaar vervoer op dezelfde dag naar verschillende plaatsen van werkzaamheden, geldt reisaftrek uitsluitend voor reizen ¾ naar meest bereisde plaats, dan wel ¾ met grootste reisafstand, indien plaatsen even vaak bereisd plegen te worden. ¾ Reisaftrek moet nog worden verminderd met voor reisafstand ontvangen reiskostenvergoeding (zie § 3.7, 3.21.1). 1. Art. 3.87 Wet IB 2001; art. 16 Uitv.reg. IB 2001; besluit 20-12-2000, nr. CPP2000/ 3126M (oud); onderdeel 9 besluit 20-3-2015, nr. BLKB2015/0188M. y

Fiscaal Memo Wet- & Regelgeving, § 1.47; Fiscaal Memo App,

1.39

Reisaftrek.

Belastbaar resultaat uit overige werkzaamheden1

Belastbaar resultaat uit overige werkzaamheden bestanddelen gezamenlijk bedrag van resultaat uit 1 of meer werkzaamhedena af: terbeschikkingstellingsvrijstelling 12%b belastbaar resultaat uit overige werkzaamheden

............... ............... – ...............

a. Werkzaamheden genereren geen belastbare winst (zie § 1.12) of belastbaar loon (zie § 1.37). b. Terbeschikkingstellingsvrijstelling geldt alleen over resultaat uit terbeschikkingstelling van vermogensbestanddelen aan onderneming of werkzaamheid van verbonden persoon of aan a.b.-vennootschap.

¾ Onder werkzaamheid wordt mede verstaan ¾ terbeschikkingstelling van vermogensbestanddelen aan onderneming

of werkzaamheid van verbonden persoon (terbeschikkingstellingsregeling) ¾ terbeschikkingstelling van vermogensbestanddelen aan a.b.-vennootschap (terbeschikkingstellingsregeling) ¾ rendabel maken van vermogen anders dan door normaal, actief vermogensbeheer ¾ hebben van opwaarderingsreserve ¾ hebben van lucratief belang waarbij geldt dat ¾ ook tot werkzaamheid behoort – werkruimte in woning (ook woonboot/woonwagen) van bel.pl. indien ¾ bel.pl. daarvoor vergoeding ontvangt van werkgever die verbonden persoon of a.b.-vennootschap is (vergoeding is dus geen loon, maar resultaat uit overige werkzaamheden) (indien woning tot ondernemingsvermogen behoort komt met werkruimte evenredig

66

Kijk voor meer informatie over de Memo-serie van Wolters Kluwer op www.wolterskluwer.nl/memo


Inkomstenbelasting

¾

¾

¾

¾

¾ ¾

§ 1.39

deel van bijtelling winst (zie § 1.16) als kosten in aftrek bij werkzaamheid), en ¾ werkruimte naar verkeersopvatting zelfstandig deel van woning vormt, en ¾ bel.pl. zijn belastbaar loon - hoofdzakelijk in werkruimte verwerft (indien elders ook werkruimte), of - hoofdzakelijk in of vanuit werkruimte en in belangrijke mate in werkruimte verwerft (indien niet elders werkruimte) ¾ niet tot werkzaamheid behoort – door bel.pl. ter beschikking stellen van werkruimte in woning (ook woonboot/woonwagen) van bel.pl., indien gebruiker van werkruimte gebruiksvergoeding niet kan aftrekken van winst of resultaat – houden van aandelen in/winstbewijzen van vennootschap/coöperatie ¾ bel.pl. die in gemeenschap van goederen is gehuwd, aan a.b.-vennootschap ter beschikking gesteld vermogensbestanddeel voor 50% moet toerekenen aan echtgenoot. Onder verbonden persoon bij terbeschikkingstellingsregeling wordt verstaan ¾ partner van bel.pl. ¾ minderjarige kinderen van – bel.pl., of – partner ¾ eerste graads bloed- of aanverwant in rechte opgaande lijn (= ouder) van minderjarige bel.pl. (en eventuele partner) ¾ bloed- of aanverwant in rechte lijn van – bel.pl., of – partner indien sprake is van in maatschappelijk verkeer ongebruikelijke terbeschikkingstelling (aanverwantschap eindigt door echtscheiding). Onder a.b.-vennootschap wordt verstaan vennootschap waarin ¾ bel.pl., of ¾ verbonden persoon a.b. heeft, behoudens a.b. op grond van ¾ meetrekregeling (zie § 1.53), of ¾ bepalingen fictief a.b. Onder werkzaamheid wordt mede verstaan hebben van opwaarderingsreserve die op verzoek van bel.pl. is ontstaan wegens prijsgeven of omzetten in aandelen, winstbewijzen of informeel kapitaal van afgewaardeerde schuldvordering op a.b.-vennootschap, onder nader gegeven voorwaarden (zie Fiscaal Memo Wet- & Regelgeving, § 1.48). Onder werkzaamheid wordt mede verstaan hebben van lucratief belang, onder nader gegeven voorwaarden (zie Fiscaal Memo Wet- & Regelgeving, § 1.48). Resultaat uit werkzaamheid is bedrag van gezamenlijke voordelen die, ongeacht naam en vorm, worden behaald met werkzaamheid. Resultaat uit werkzaamheid wordt bepaald conform bepalingen winst uit onderneming (behoudens uitzonderingen) met dien verstande dat resultaat uit terbeschikkingstellingsregeling mag worden bepaald met toepassing van bepalingen inzake

Kijk voor meer informatie over de Memo-serie van Wolters Kluwer op www.wolterskluwer.nl/memo

67


§ 1.39

Inkomstenbelasting

¾ egalisatiereserve ¾ herinvesteringsreserve ¾ doorschuiving herinvesteringsreserve via te conserveren inkomen bij

staking met voornemen tot nieuwe terbeschikkingstelling. ¾ Vrijgesteld van resultaat uit werkzaamheid zijn ¾ voordelen uit kansspelen ¾ arbeidsbeloning tot € 5000 die bel.pl. ontvangt voor meewerken in

onderneming van partner (bij partner is arbeidsbeloning niet aftrekbaar van winst, zie § 1.14) ¾ voordelen die door bel.pl. als vrijwilliger worden behaald, indien gezamenlijk bedrag van vergoedingen/verstrekkingen niet meer bedraagt dan vrijgestelde bedragen voor vrijwilligers (zie § 3.11). ¾ Dga met rekening-courantvordering op a.b.-vennootschap hoeft geen rente over rekening-courantvordering als resultaat in aanmerking te nemen, mits ¾ rekening-courantsaldo gedurende gehele kalenderjaar niet hoger is dan € 17 500 positief en niet lager is dan € 17 500 negatief ¾ a.b.-vennootschap terzake geen rente in aanmerking neemt ¾ eventuele rekening-courantschuld niet in box 3 in aanmerking wordt genomen. ¾ Voor kamerverhuurvrijstelling, zie § 1.41.2. 1. Art. 3.90-3.99b, 2.14 Wet IB 2001; onderdeel 13.4 besluit 21-2-2014, nr. BLKB2014/ 286M. y

68

Fiscaal Memo Wet- & Regelgeving, § 1.48; Fiscaal Memo Arresten & Beleid 2015, § 1.17.

Kijk voor meer informatie over de Memo-serie van Wolters Kluwer op www.wolterskluwer.nl/memo


Inkomstenbelasting 1.40

§ 1.40 1

Belastbare periodieke uitkeringen en verstrekkingen

Belastbare periodieke uitkeringen en verstrekkingena bestanddelen aangewezen periodieke uitkeringen en verstrekkingen (zie tabel) aangewezen voor box 1 kwalificerende lijfrenten/periodieke uitkeringen en verstrekkingenb,c uitkeringen en verstrekkingen buitenlandse inkomensvoorzieningd,e uitkeringen uit (t/m 2014: verplichte) beroeps- of bedrijfstakpensioenregeling of (vanaf 2015) wegens afkoop klein pensioenc f

af: aftrekbare kosten belastbare periodieke uitkeringen en verstrekkingen

............... ............... ............... ............... + ............... ............... – ...............

a. (Vanaf 2015) termijnen van in box 3 vrijgestelde nettolijfrenten (zie § 1.61) worden niet aangemerkt als belastbare periodieke uitkeringen en verstrekkingen. b. Het betreft lijfrenten waarvan termijnen toekomen aan meerderjarig invalide (klein) kind, lijfrenten dienend ter compensatie van pensioentekort, aanspraken periodieke uitkeringen/verstrekkingen ter zake van invaliditeit/ziekte/ongeval, lijfrentespaarrekeningen en lijfrentebeleggingsrechten (zie § 1.43); voor zover ingevolge overeenkomst betaalde premies en bedragen (gedeeltelijk) niet als uitgaven voor inkomensvoorzieningen zijn afgetrokken, komen deze tot maximaal € 2269 (per bel. pl.) in mindering op belastbare bedrag (saldomethode); voor in 2001 t/m 2009 betaalde premies en bedragen geldt geen maximum aan saldomethode. c. Indien terzake negatieve uitgaven voor inkomensvoorziening (zie § 1.44) in aanmerking worden genomen, wordt als belastbare periodieke uitkering mede aangemerkt waarde in economisch verkeer van aanspraak, voor zover waarde meer bedraagt dan negatieve uitgaven; vervolgens kwalificeert terzake genoemde post niet meer als belastbare periodieke uitkering, maar volgt heffing in box 3. d. Behoudens voor zover daarvoor betaalde premies in buitenland niet hebben geleid tot belastingvermindering. e. Hiertoe behoren ook vervangende uitkeringen en (onder voorwaarden) hetgeen genoten wordt door vervreemding of onherroepelijk worden van begunstiging. f. Uitgesloten zijn rente van schulden en kosten van geldleningen (wel box 3); aftrekbare kosten moeten drukken op periodieke uitkeringen en verstrekkingen en zijn aftrekbaar voor zover gemaakt tot verwerving/inning/behoud van uitkeringen en verstrekkingen, en in omvang gebruikelijk.

Kijk voor meer informatie over de Memo-serie van Wolters Kluwer op www.wolterskluwer.nl/memo

69


§ 1.40

Inkomstenbelasting

Aangewezen periodieke uitkeringen en verstrekkingen bestanddelen periodieke uitkeringen en verstrekkingen uit publiekrechtelijke regeling, dit zijn a ¾ uitkeringen vrijwillige verzekering AOW/Anw ¾ Anw-uitkering wegens onverzekerbaar overlijdensrisico a ¾ uitkeringen gemoedsbezwaarden AOW a ¾ WAZ-uitkeringen a ¾ (vanaf 2013) uitkeringen tijdelijke regeling overbruggingsuitkering AOW

¾ uit vrijwillige AAW-verzekering ontstane WAO-uitkeringen aan ontwikkelingswerkers ontvangen alimentatie-uitkeringen en soortgelijke periodieke uitkeringen en verb,c strekkingen periodieke uitkeringen en verstrekkingen ontvangen van rechtspersoon die daartoe niet verplicht is hetgeen wordt ontvangen ter vervanging van gederfde/te derven periodieke uitkeringen en verstrekkingen hetgeen vanwege (echt)scheiding wordt ontvangend wegens verrekening van ¾ pensioenrechten ¾ lijfrenten en andere inkomensvoorzieningen a. Alsmede soortgelijke buitenlandse uitkeringen. b. Niet van bloed- en aanverwanten in rechte lijn en tweede graad zijlijn ((klein)kind/ (groot)ouder/broer/zus) of personen die behoren tot huishouden genieter. c. Verstrekking van woongenot door beperkt gerechtigde tot woning moet worden gewaardeerd volgens eigenwoningforfait. d. Niet het recht zelf maar de periodieke uitkeringen en verstrekkingen uit dat recht.

70

Kijk voor meer informatie over de Memo-serie van Wolters Kluwer op www.wolterskluwer.nl/memo


Inkomstenbelasting

§ 1.40

Vrijgestelde publiekrechtelijke uitkeringen en verstrekkingen bestanddelen

a

uitkeringen/verstrekkingen Wlz (t/m 2014: AWBZ) b AKW-uitkeringen en kindgebonden budget WKB WTOS-uitkeringen c WSF-uitkeringen financiële ondersteuning aan studenten uit profileringsfonds van onderwijsinstelling of van OCW uitkeringen/verstrekkingen bijzondere bijstand en (vanaf 2015) individuele inkomenstoeslag en (t/m 2014) langdurigheidstoeslag kinderopvangtoeslag en (t/m 2012) tegemoetkomingen kinderopvang huurtoeslag en koopsubsidie uitkeringen/verstrekkingen Regeling opvang asielzoekers/Regeling verstrekkingen asielzoekers en andere categorieën vreemdelingen 2005 (t/m 2014) uitkeringen/verstrekkingen Wet gemeentelijke zorg voor houders van voorwaardelijke vergunning tot verblijf (t/m 2014) uitkeringen Besluit taakverlichting alleenstaande werkenden AAW met bijzondere bijstand overeenkomende gemeentelijke inkomensondersteuning (t/m 2014) uitkeringen/verstrekkingen Tijdelijke regeling verstrekkingen gerepatrieerden Libanon (t/m 2014) uitkeringen/verstrekkingen Tijdelijke regeling voortzetting verstrekkingen gerepatrieerden Libanon TOG-uitkeringen persoonsgebonden budget voor inkoop Wlz-zorg (t/m 2014: AWBZ-zorg) zorgtoeslag uitkeringen/verstrekkingen Wmo uitkeringen compensatie verplicht eigen risico Zvw vaste vergoedingen voor behandeling en verpleging aan oud-(Indisch) verzetslieden en zeeliedenoorlogsslachtoffers en voorzieningen Voorzieningenregeling voor militaire oorlogs- en dienstslachtoffers Wtcg-tegemoetkomingen chronisch zieken en gehandicapten (zie § 28.14) a. Alsmede soortgelijke buitenlandse uitkeringen. b. Ook uitkeringen uit buitenlandse regelingen die naar aard en strekking overeenkomen met AKW-uitkeringen (bijvoorbeeld Belgische kinderbijslag). c. Alleen deel van WSF-uitkering dat als gift of (t/m 31-8-2015) voorwaardelijke gift wordt ontvangen. 1. Art. 3.100-3.109, 10a.6 Wet IB 2001; art. 2.I.U Invoeringswet Wet IB 2001; art. 17 Uitv. reg. IB 2001. y

Fiscaal Memo Wet- & Regelgeving, § 1.49, 2.4.

Kijk voor meer informatie over de Memo-serie van Wolters Kluwer op www.wolterskluwer.nl/memo

71


§ 1.41

Inkomstenbelasting

1.41

Belastbare inkomsten uit eigen woning

1.41.1

Schema belastbare inkomsten uit eigen woning1

Belastbare inkomsten uit eigen woning bestanddelen voordelen eigen woning af: aftrekbare kosten eigen woning

............... ............... ............... ............... ............... ............... + ...............

voordeel uit kapitaalverzekering eigen woninga voordeel uit spaarrekening eigen woninga voordeel uit beleggingsrecht eigen woninga belastbare inkomsten uit eigen woning a. (Vanaf 2013) mits vallend onder overgangsrecht (zie § 1.41.3, 1.41.4). 1. Art. 3.110, 10bis.3 Wet IB 2001. y

Fiscaal Memo Wet- & Regelgeving, § 1.50.1; Fiscaal Memo App,

1.41.2

Eigen woning.

Eigen woning1

¾ Onder eigen woning wordt verstaan (deel van) gebouw/woonboot/

woonwagen (incl. aanhorigheden), voor zover dat ¾ anders dan tijdelijk, en ¾ als hoofdverblijf

aan bel.pl. of dienst huisgenoten ter beschikking staat, op grond van ¾ eigendom/economische eigendom/lidmaatschapsrecht coöperatie,

indien – bel.pl. of partner voordelen genieten, en – kosten en lasten op bel.pl. of partner drukken, en – waardeverandering bel.pl. of partner grotendeels aangaat ¾ krachtens erfrecht verkregen recht van vruchtgebruik/recht van bewoning/recht van gebruik, indien – bel.pl. voordelen geniet, en – kosten en lasten op bel.pl. drukken. ¾ Eigen woning is ook ¾ woning die leeg staat (verhuisregeling met eigenwoningforfait van nihil) en die (aannemelijk te maken door bel.pl.) – in kalenderjaar of in 1 van 3 voorafgaande jaren als eigen woning aan bel.pl. ter beschikking stond, en – in kalenderjaar gedurende periode leegstaat, en ¾ zodra woning niet meer leegstaat gaat woning over naar box 3, maar bij hernieuwde leegstand voor afloop van oorspronkelijke periode dat verhuisregeling kon worden toegepast gaat woning (opnieuw geruisloos) terug naar box 1 en herleeft verhuisregeling voor resterende duur ¾ herleving verhuisregeling is onder voorwaarden ook geruisloos mogelijk indien overgang naar box 3 vóór 2010 (en dus niet geruisloos) plaatsvond

72

Kijk voor meer informatie over de Memo-serie van Wolters Kluwer op www.wolterskluwer.nl/memo


Inkomstenbelasting

§ 1.41.2

– bestemd is voor verkoop ¾ woning die (eigenwoningforfait van nihil)

– leeg staat, of – in aanbouw is (vanaf 3-10-2014: hiervan is sprake als voldoende concrete stappen zijn gezet waardoor redelijkerwijs valt aan te nemen dat bouwkundige werkzaamheden binnen afzienbare tijd gaan beginnen; bij nieuwbouw vanaf datum ondertekening koop-/aanneemovereenkomst; bij bouwkavel vanaf 6 maanden voorafgaand aan start feitelijke bouwkundige werkzaamheden) en die (aannemelijk te maken door bel.pl.) – uitsluitend bestemd is om in kalenderjaar of in 1 van 3 daaropvolgende jaren als eigen woning aan bel.pl. ter beschikking te staan, of – leeg te koop staat, in kalenderjaar waarin woning gekocht is en 3 daaropvolgende jaren ¾ woning die niet langer aan bel.pl. anders dan tijdelijk als hoofdverblijf ter beschikking staat (met eigenwoningforfait volgens tabel) – gedurende maximaal 2 jaar – mits gedurende die periode ¾ woning aan gewezen partner anders dan tijdelijk als hoofdverblijf ter beschikking staat (scheidingsregeling; aannemelijk te maken door bel.pl.) - scheidingsregeling geldt ook indien bel.pl. van gewezen partner huur ontvangt - onder gewezen partner wordt ook verstaan duurzaam gescheiden levende echtgenoot ¾ bel.pl. om medische redenen of ouderdom is opgenomen in verpleeg- of verzorgingshuis ¾ (alleen op verzoek) woning (met eigenwoningforfait van uitzendregeling) die – gedurende ten minste 1 jaar als eigen woning aan bel.pl. ter beschikking stond, en – sindsdien tijdelijk niet anders dan tijdelijk als hoofdverblijf ter beschikking staat mits gedurende die periode – woning niet aan derden ter beschikking staat, behalve aan kind van bel.pl./partner dat ¾ vanaf moment van uitzending om niet in woning woont, en ¾ jonger is dan 27 jaar, en ¾ direct voorafgaande aan uitzending tot huishouden van bel.pl. behoorde, en – bel.pl. tezamen met partner niet uit andere woning belastbare inkomsten uit eigen woning geniet (uitzendregeling) ¾ koophuurwoning (met 35% van eigenwoningforfait over gehele woning), d.i. – binnenkant woning is eigendom van bel.pl., en – casco en grond worden gehuurd door bel.pl. mits – eigendom vóór 1-1-2001 is verworven van verhuurder, en

Kijk voor meer informatie over de Memo-serie van Wolters Kluwer op www.wolterskluwer.nl/memo

73


§ 1.41.2

¾

¾

¾

¾

74

Inkomstenbelasting

– woning sinds verwerving anders dan tijdelijk als hoofdverblijf aan bel. pl. ter beschikking staat. Tot eigen woning behoort niet naar verkeersopvatting zelfstandig deel van gebouw/woonboot/woonwagen incl. aanhorigheden (werkruimte) indien ¾ werkruimte gebruikt wordt in onderneming, werkzaamheid of a.b.vennootschap van bel.pl. of huisgenoot, en ¾ gebruiksvergoeding voor werkruimte van winst of resultaat mag worden afgetrokken. Bel.pl. en partner tezamen kunnen slechts 1 woning als hoofdverblijf aanwijzen, waarbij geldt dat bel.pl. en partner ¾ aanwijzing gezamenlijk moeten doen bij aangifte ¾ op eenmaal gemaakte keuze over dat kalenderjaar niet kunnen terugkomen ¾ geen enkele woning als hoofdverblijf kunnen aanmerken, indien zij geen keuze hebben gemaakt ¾ als gewezen partners van elkaar worden beschouwd bij duurzaam gescheiden leven. Voordelen uit eigen woning ¾ worden forfaitair bepaald met eigenwoningforfait (zie tabel eigenwoningforfait) ¾ worden verhoogd met 70% van verhuuropbrengsten, indien eigen woning tijdelijk wordt verhuurd aan derden ¾ worden toegerekend aan bel.pl. naar de mate waarin gerechtigdheid tot woning bestaat, indien woning voor meerdere bel.pln., die niet elkaars partner zijn, eigen woning is. Begin- en einddatum van periode waarover eigenwoningforfait wordt berekend, wordt gebaseerd op woonadresgegevens van bel.pl. in basisregistratie personen, behalve indien ¾ deze gegevens niet beschikbaar zijn, of ¾ bel.pl. en partner samen meer dan 1 woning hebben.

Kijk voor meer informatie over de Memo-serie van Wolters Kluwer op www.wolterskluwer.nl/memo


Inkomstenbelasting

§ 1.41.2

Eigenwoningforfait op jaarbasis eigenwoningwaarde eigenwoningforfait op jaarbasis meer dan niet meer dan 2015 – € 12 500 12 500 25 000 25 000 50 000 50 000 75 000 75 000 1 050 000

1 050 000

– 0,30% 0,45% 0,60% 0,75%

– € 7875 + 2,05% van eigenwoningwaarde boven € 1 050 000

2014 – € 12 500 12 500 25 000 25 000 50 000 50 000 75 000 75 000 1 040 000

1 040 000

– 0,25% 0,40% 0,55% 0,70% € 7350 + 1,80% van eigenwoningwaarde boven € 1 040 000

2013 – € 12 500 12 500 25 000 25 000 50 000 50 000 75 000 75 000 1 040 000

– 0,20% 0,35% 0,45% 0,60%

€ 6360 + 1,55% van eigenwoningwaarde boven € 1 040 000

– € 12 500 12 500 25 000 25 000 50 000 50 000 75 000 75 000 1 040 000 1 040 000 –

– 0,20% 0,35% 0,45% 0,60% € 6240 + 1,30% van eigenwoningwaarde boven € 1 040 000

1 040 000 2012 €

Kijk voor meer informatie over de Memo-serie van Wolters Kluwer op www.wolterskluwer.nl/memo

75


§ 1.41.3

Inkomstenbelasting

Eigenwoningforfait uitzendregeling eigenwoningwaarde eigenwoningforfait op jaarbasis meer dan niet meer dan 2015 –

€ 1 050 000

€ 1 050 000

1,25% € 13 125 + 2,15% van eigenwoningwaarde boven € 1 050 000

2014 –

€ 1 040 000

€ 1 040 000

1,15% € 12 075 + 1,95% van eigenwoningwaarde boven € 1 040 000

2013 –

€ 1 040 000

€ 1 040 000

€ 10 600 + 1,75% van eigenwoningwaarde boven € 1 040 000

€ 1 040 000 –

1% € 10 400 + 1,55% van eigenwoningwaarde boven € 1 040 000

1%

2012 – € 1 040 000

¾ Gedeelte van eigen woning dat wordt verhuurd aan kostgangers blijft

aangemerkt als eigen woning (dus toepassing eigenwoningforfait over gehele eigen woning en volledige aftrek hypotheekrente), mits ¾ huuropbrengsten niet meer bedragen dan € 4954 (2014: € 4748; 2013: € 4536; 2012: € 4410) ¾ voldaan wordt aan overige voorwaarden kamerverhuurvrijstelling. 1. Art. 3.111-3.115 Wet IB 2001; art. 2.I.AKad Invoeringswet IB 2001; Overgangsregeling koophuur 2001; art. 45d Uitv.reg. IB 2001; art. XXXIII, Stb. 2009, 609; onderdeel 3.6, 3.7, 4, 6.2 besluit 24-11-2009, nr. CPP2009/2342M. y

Fiscaal Memo Wet- & Regelgeving, § 1.50.2; Fiscaal Memo 3 2010, § 1.26; Fiscaal Memo Arresten & Beleid 2015, § 1.19; Fiscaal Memo App, Eigen woning, Rente en aflossing lening.

1.41.3

Kapitaalverzekering eigen woning Regime vanaf 2013/overgangsrecht per 31-12-20121

¾ Kapitaalverzekering eigen woning is per 1-1-2013 voor nieuwe gevallen

vervallen. ¾ Onder kapitaalverzekering eigen woning wordt vanaf 1-1-2013 verstaan ¾ op 31-12-2012 bestaande kapitaalverzekering eigen woning

– volgens bepalingen van Wet IB 2001 op 31-12-2012 – mits voor betreffende product overeengekomen gegarandeerde kapitaal op 31-12-2012, nadien niet is verhoogd – mits looptijd na 31-12-2012 niet is verlengd.

76

Kijk voor meer informatie over de Memo-serie van Wolters Kluwer op www.wolterskluwer.nl/memo


Inkomstenbelasting

§ 1.41.3

¾ Onder kapitaalverzekering eigen woning wordt vanaf 1-1-2013 mede

verstaan kapitaalverzekering eigen woning (volgens bepalingen van Wet IB 2001 op 31-12-2012) die ¾ bel.pl. in 2012 direct voorafgaand aan vervreemding eigen woning had, terwijl bel.pl. op 31-12-2012 geen kapitaalverzekering eigen woning had, voor zover bel.pl. in 2013 weer zodanige kapitaalverzekering heeft, mits voor betreffende product overeengekomen gegarandeerde kapitaal niet hoger is dan kapitaal direct voorafgaand aan vervreemding eigen woning ¾ in 2013 wordt overeengekomen wegens op 31-12-2012 bestaande onherroepelijke, schriftelijke overeenkomst van bel.pl. tot verwerving eigen woning ¾ in 2013 wordt overeengekomen wegens op 31-12-2012 bestaande onherroepelijke, schriftelijke overeenkomst van bel.pl. tot verrichten van onderhoud/verbetering woning, voor zover onderhoud/verbetering in 2013 is voltooid ¾ bel.pl. op enig moment voor 31-12-2012 direct voorafgaand aan vervreemding eigen woning wegens verhuur woning of einde binnenlandse belastingplicht (niet door overlijden) had, terwijl bel.pl. op 31-12-2012 geen kapitaalverzekering eigen woning had, indien bel.pl. voor 2021 diezelfde kapitaalverzekering weer aanmerkt als kapitaalverzekering eigen woning (aangegroeide rente wordt als premie beschouwd) ¾ op 31-3-2013 bestaat, mits voor betreffende product overeengekomen gegarandeerde kapitaal niet hoger is dan bestaande eigenwoningschuld (zie § 1.41.5) op moment van aangaan kapitaalverzekering ¾ op 31-12-2013 bestaat, mits – voor betreffende product overeengekomen gegarandeerde kapitaal niet hoger is dan bestaande eigenwoningschuld (zie § 1.41.5) op moment van aangaan kapitaalverzekering, en – bel.pl. uiterlijk op 31-3-2013 verzoek tot aangaan/verhoging/verlenging kapitaalverzekering heeft ingediend bij verzekeraar/financiële instelling/tussenpersoon/bemiddelaar. ¾ Als bij kapitaalverzekering eigen woning fictieve uitkering in aanmerking is genomen, maar diezelfde kapitaalverzekering uiterlijk in daaropvolgende kalenderjaar weer voldoet aan voorwaarden voor kapitaalverzekering eigen woning, herleeft overgangsrecht per 31-12-2012 op dat moment weer (oversluiten), met dien verstande dat ¾ tijdsduurbeperking tot volgende kalenderjaar geldt niet bij fictieve uitkering wegens einde binnenlandse belastingplicht (niet door overlijden) of verhuur woning, mits bel.pl. woning weer als eigen woning bewoont ¾ aangegroeide rente wordt als premie beschouwd. ¾ Indien bel.pl. ¾ bestaande eigenwoningschuld heeft (zie § 1.41.5), en ¾ daarnaast kapitaalverzekering heeft die slechts als gevolg van in overeenkomst ontbreken van bepaling dat begunstigde uitkering zal aanwenden ter aflossing van eigenwoningschuld, niet kwalificeert als kapitaalverzekering eigen woning, en

Kijk voor meer informatie over de Memo-serie van Wolters Kluwer op www.wolterskluwer.nl/memo

77


§ 1.41.3

Inkomstenbelasting

¾ genoemde bepaling voor 1-4-2013 alsnog opneemt in overeenkomst

¾

¾

¾ ¾

78

kwalificeert kapitaalverzekering vanaf dat moment als kapitaalverzekering eigen woning, mits ter zake van kapitaalverzekering ¾ overeengekomen gegarandeerde kapitaal op 31-12-2012, nadien niet is verhoogd ¾ looptijd na 31-12-2012 niet is verlengd. Voordeel uit kapitaalverzekering eigen woning ¾ is rente begrepen in uitkering uit kapitaalverzekering eigen woning die dient ter aflossing eigenwoningschuld ¾ wordt gesteld op meerdere van kapitaalsuitkering boven gestorte premies. Van kapitaalverzekering eigen woning is sprake zolang ¾ verzekeringnemer of zijn partner eigen woning heeft, en ¾ voldaan wordt aan voorwaarden kapitaalverzekering eigen woning. Zie voor voorwaarden kapitaalverzekering eigen woning en fictieve uitkering, Fiscaal Memo Wet- & Regelgeving, § 1.50.3. Vrijstelling kapitaalverzekering eigen woning ¾ betreft rente begrepen in uitkering uit kapitaalverzekering eigen woning, voor zover uitkering maximaal € 161 500 (2014: € 160 000; 2013: € 157 000) bedraagt, met dien verstande dat vrijstellingsbedrag – wordt verminderd met reeds eerder benut deel van vrijstelling (ook op basis van overgangsrecht en wegens deblokkering spaarrekening eigen woning/beleggingsrecht eigen woning), waardoor ¾ vrijstelling per bel.pl. geldt en niet per kapitaalverzekering eigen woning ¾ vrijstelling van € 36 600 (2014: € 36 300; 2013: € 35 700) hierop ook in mindering komt – maximaal bedrag van resterende eigenwoningschuld bedraagt (als bel.pl. op of na 1-1-2010 goedkoper is gaan wonen, kan eigenwoningschuld onder voorwaarden fictief worden verhoogd) – wordt verhoogd (imputatie) met maximaal 3 jaar geleden genoten vrijstelling ter zake van oude polis die opnieuw kwalificeert als kapitaalverzekering eigen woning ¾ tijdsduurbeperking van 3 jaar geldt niet als oude polis indertijd niet meer kwalificeerde wegens einde binnenlandse belastingplicht (niet door overlijden) of verhuur woning (als dit voor 1-12013 het geval was moet bel.pl. voor 2021 weer in eigen woning gaan wonen) – bij overlijden partner wordt verhoogd met door overleden partner nog niet benutte gedeelte van vrijstellingsbedrag (maximaal bedraagt verhoging echter ontvangen kapitaalsuitkeringen ter zake van dat overlijden) ¾ geldt alleen (behoudens uitzonderingen) indien – uitkering heeft gediend als aflossing van eigenwoningschuld – ten minste 20 jaar jaarlijks of tot eerder overlijden verzekerde premies zijn betaald (bij afkoop wegens echtscheiding, restschuld, schuldhulpverlening of andere bijzondere situatie geldt 20-jarentermijn op verzoek niet) – bandbreedte hoogste/laagste premie maximaal 10:1 bedraagt met dien verstande dat

Kijk voor meer informatie over de Memo-serie van Wolters Kluwer op www.wolterskluwer.nl/memo


Inkomstenbelasting

§ 1.41.3

– vrijstelling € 36 600 (2014: € 36 300; 2013: € 35 700) bedraagt, indien ten minste 15 jaar jaarlijks premie is betaald – vrijstelling het nog niet door overledene benutte deel van vrijstelling kapitaalverzekering eigen woning bedraagt, indien overlijdensuitkeringen worden gedaan aan begunstigde die geen partner van overledene is (bijvoorbeeld kind) (vrijstelling geldt specifiek voor deze kapitaalverzekeringen en beïnvloedt dus niet ‘eigen’ vrijstelling van begunstigde; bij meerdere begunstigden vrijstelling naar rato van overlijdensuitkeringen verdelen). ¾ Te belasten rentecomponent in niet-vrijgesteld deel van kapitaalsuitkering wordt bepaald naar rato van rentecomponent in gehele kapitaalsuitkering. ¾ Onder premies wordt ook verstaan op omzettingsmoment in box 3 opgebouwd overschot (= waarde minus gestorte premies) van na 14-9-1999 gesloten kapitaalverzekering die uiterlijk op 31-3-2013 wordt omgezet naar kapitaalverzekering eigen woning. y

Fiscaal Memo Wet- & Regelgeving, § 1.50.3, 2.3; Fiscaal Memo App,

Eigen woning.

Regime t/m 20122 ¾ Voordeel uit kapitaalverzekering eigen woning ¾ is rente begrepen in uitkering uit kapitaalverzekering eigen woning ¾ wordt gesteld op meerdere van kapitaalsuitkering boven gestorte

premies. ¾ Zie voor t/m 2012 geldende voorwaarden kapitaalverzekering eigen

woning en fictieve uitkering, Fiscaal Memo Wet- & Regelgeving 2012, § 1.50.3. ¾ Vrijstelling kapitaalverzekering eigen woning ¾ is identiek geformuleerd aan vrijstelling zoals deze vanaf 2013 onder overgangsrecht valt (zie hiervoor) ¾ betreft rente begrepen in uitkering uit kapitaalverzekering eigen woning, voor zover uitkering maximaal € 154 000 bedraagt – vrijstelling bedraagt € 34 900 indien ten minste 15 jaar jaarlijks premie is betaald. ¾ Te belasten rentecomponent in niet-vrijgesteld deel van kapitaalsuitkering wordt bepaald naar rato van rentecomponent in gehele kapitaalsuitkering. ¾ Onder premies wordt ook verstaan op omzettingsmoment in box 3 opgebouwd overschot (= waarde minus gestorte premies) van na 14-9-1999 gesloten kapitaalverzekering die wordt omgezet naar kapitaalverzekering eigen woning. y

Fiscaal Memo Wet- & Regelgeving 2012, § 1.50.3, 2.3.

1. Art. 10bis.2, 10bis.2a, 10bis.4, 10bis.6 Wet IB 2001; art. 2.I.AP Invoeringswet IB 2001; onderdeel 4.6, 4.7 besluit 6-12-2014, nr. BLKB2014/1763M. 2. Art. 3.116, 3.118 Wet IB 2001 (oud); art. 2.I.AP Invoeringswet IB 2001.

Kijk voor meer informatie over de Memo-serie van Wolters Kluwer op www.wolterskluwer.nl/memo

79


§ 1.41.4 1.41.4

Inkomstenbelasting Spaarrekening eigen woning/beleggingsrecht eigen woning Regime vanaf 2013/overgangsrecht per 31-12-20121

¾ Spaarrekening eigen woning/beleggingsrecht eigen woning is per

1-1-2013 voor nieuwe gevallen vervallen. ¾ Voor spaarrekening eigen woning/beleggingsrecht eigen woning geldt

¾

¾

¾

¾

¾

y

vanaf 1-1-2013 overgangsrecht identiek aan overgangsrecht voor kapitaalverzekering eigen woning (zie § 1.41.3). Voordeel uit spaarrekening eigen woning ¾ is rendement dat op deblokkeringsmoment is begrepen in tegoed op spaarrekening eigen woning ¾ wordt gesteld op meerdere van tegoed boven naar spaarrekening overgemaakte bedragen. Voordeel uit beleggingsrecht eigen woning ¾ is rendement dat op deblokkeringsmoment is begrepen in waarde van beleggingsrecht eigen woning ¾ wordt gesteld op meerdere van waarde boven naar beleggingsinstelling overgemaakte bedragen. Zie voor voorwaarden spaarrekening eigen woning, beleggingsrecht eigen woning en fictieve deblokkering, Fiscaal Memo Wet- & Regelgeving, § 1.50.4. Vrijstelling spaarrekening eigen woning/beleggingsrecht eigen woning ¾ betreft meerdere op tegoed op spaarrekening eigen woning/rendement in beleggingsrecht eigen woning, voor zover tegoed/waarde maximaal € 161 500 (2014: € 160 000; 2013: € 157 000) bedraagt met dien verstande dat vrijstelling op dezelfde wijze wordt bepaald als vrijstelling kapitaalverzekering eigen woning (zie § 1.41.3). (Vanaf 2014) op spaarrekening eigen woning en vrijstelling voor spaarrekening eigen woning gelden enkele speciale bepalingen ten gunste van bel.pl. als bank in financiële problemen is geraakt. Fiscaal Memo Wet- & Regelgeving, § 1.50.4; Fiscaal Memo App,

Eigen woning.

Regime t/m 20122 ¾ Voordeel uit spaarrekening eigen woning ¾ is rendement dat op deblokkeringsmoment is begrepen in tegoed op

spaarrekening eigen woning ¾ wordt gesteld op meerdere van tegoed boven naar spaarrekening

overgemaakte bedragen. ¾ Voordeel uit beleggingsrecht eigen woning ¾ is rendement dat op deblokkeringsmoment is begrepen in waarde van

beleggingsrecht eigen woning ¾ wordt gesteld op meerdere van waarde boven naar beleggingsinstel-

ling overgemaakte bedragen. ¾ Zie voor t/m 2012 geldende voorwaarden spaarrekening eigen woning en

beleggingsrecht eigen woning en fictieve deblokkering, Fiscaal Memo Wet- & Regelgeving 2012, § 1.50.4. ¾ Vrijstelling spaarrekening eigen woning/beleggingsrecht eigen woning

80

Kijk voor meer informatie over de Memo-serie van Wolters Kluwer op www.wolterskluwer.nl/memo


Inkomstenbelasting

§ 1.41.5

¾ is identiek geformuleerd aan vrijstelling zoals deze vanaf 2013 onder

overgangsrecht valt (zie hiervoor) ¾ betreft meerdere op tegoed op spaarrekening eigen woning/rende-

ment in beleggingsrecht eigen woning, voor zover tegoed/waarde maximaal € 154 000 bedraagt met dien verstande dat vrijstelling op dezelfde wijze wordt bepaald als vrijstelling kapitaalverzekering eigen woning (zie § 1.41.3). y

Fiscaal Memo Wet- & Regelgeving 2012, § 1.50.4.

1. Art. 10bis.2, 10bis.2b, 10bis.5, 10bis.7 Wet IB 2001; onderdeel 4.6, 4.7 besluit 6-12-2014, nr. BLKB2014/1763M. 2. Art. 3.116a, 3.118a Wet IB 2001 (oud).

1.41.5

Bijleenregeling: eigenwoningschuld/eigenwoningreserve Regime vanaf 20131

¾ Eigenwoningschuld (= bedrag waarover rente kan worden afgetrokken) is

gezamenlijke bedrag van schulden van bel.pl. ¾ aangegaan in verband met eigen woning, dit zijn

– schulden aangegaan voor ¾ verwerving eigen woning (maximaal gezamenlijk bedrag van kosten tot verwerving eigen woning) ¾ verbetering/onderhoud eigen woning (schriftelijk aantonen) (maximaal gezamenlijk bedrag van kosten van verbetering/ onderhoud) ¾ afkoop erfpacht/opstal/beklemming (maximaal gezamenlijk bedrag van kosten van afkoop van deze rechten) ¾ betaling kosten van verkrijging schulden (financieringskosten) (afsluitprovisie tot aangegeven maximum, zie § 1.41.7) – verminderd met ¾ positieve stand van eigenwoningreserve, direct voorafgaand aan - moment waarop woning voor bel.pl. als eigen woning wordt aangemerkt, of - verbetering/onderhoud woning ¾ van schenkbelasting vrijgestelde ontvangen schenking voor eigen woning (zie § 12.2) ¾ eigenwoningreserve van partner (verlaging eindigt zodra woning voor hen gezamenlijk geen eigen woning meer is), indien - bel.pl. samen met partner eigen woning verwerft, en - bel.pl. samen met partner voordien reeds samen woning had, en - partner vervreemdingssaldo op die vorige woning heeft behaald ¾ waarvoor contractuele verplichting geldt tot volledig aflossen – gedurende looptijd – minimaal volgens annuïtair aflossingsschema – in maximaal 360 maanden ¾ waarbij aan verplichting tot aflossing wordt voldaan (aflossingseis) ¾ waarbij aan informatieplicht wordt voldaan.

Kijk voor meer informatie over de Memo-serie van Wolters Kluwer op www.wolterskluwer.nl/memo

81


§ 1.41.5

Inkomstenbelasting

¾ Tot eigenwoningschuld behoort ook bestaande eigenwoningschuld die

valt onder overgangsrecht per 1-1-2013 (zie hierna), na vermindering met eigenwoningreserve. ¾ Tot eigenwoningschuld behoren niet ¾ schulden aangegaan/ontstaan ter betaling van aftrekbare kosten eigen woning (zie § 1.41.6) (geldt niet voor meegefinancierde bouwrente en oversluitkosten inzake op 1-1-2001 bestaande eigen woning van bel. pl. of huisgenoot) ¾ schulden aangegaan ter verwerving (deel) van eigen woning, indien woning (indirect) is verkregen van partner, voor zover gezamenlijke schulden na verwerving meer bedragen dan daarvoor ¾ schulden aan partner (t/m 2013: schulden ontstaan uit overeenkomst van geldlening tussen partners) ¾ schulden die corresponderen met niet-opeisbare geldvorderingen op echtgenoot van overleden ouder van bel.pl. die niet behoren tot rendementsgrondslag (zie § 1.56). ¾ schulden waarvan maximale looptijd 360 maanden is verstreken, met dien verstande dat – tot verstreken looptijd wordt ook gerekend verstreken looptijd (d.i. deel van 30-jaarsperiode waarin renteaftrek is genoten) van eerdere schulden van bel.pl. die behoorden tot ¾ bestaande eigenwoningschuld ¾ eigenwoningschuld in 2001 t/m 2012. ¾ Op schuld aan aannemer/projectontwikkelaar die ontstaan is door sluiten koop-/aanneemovereenkomst geldt tot aflossing schuld of levering woning alleen voorwaarde dat schuld moet zijn aangegaan voor eigen woning (contractuele en daadwerkelijke aflossingseis en informatieplicht gelden tot dat moment niet). ¾ Eigenwoningreserve (= bedrag dat bij verwerving eigen woning met eigen vermogen dient te worden gefinancierd) ¾ wordt gevoed bij vervreemding eigen woning met vervreemdingssaldo eigen woning, d.i. – verkoopprijs eigen woning -/- vervreemdingskosten -/- eigenwoningschuld van die woning (uitkomst kan ook negatief zijn) – waarbij geldt dat – alleen ter bepaling vervreemdingssaldo – ook tot eigenwoningschuld wordt gerekend ¾ verlaging eigenwoningschuld van bel.pl. met eigenwoningreserve van partner ¾ niet tot eigenwoningschuld behorende schulden aangegaan ter verkrijging woning van partner ¾ op 31-12-1995 bestaande hypothecaire schulden (zie schema aftrekbare kosten eigen woning, § 1.41.6) ¾ neemt af met (niet verder dan nihil) – kosten ter verwerving woning -/- eigenwoningschuld van nieuwe woning – bedrag waarmee eigenwoningschuld van partner is verlaagd met eigenwoningreserve van bel.pl. (verlaging eindigt zodra woning voor hen gezamenlijk geen eigen woning meer is en wordt apart in eventuele beschikking eigenwoningreserve vermeld)

82

Kijk voor meer informatie over de Memo-serie van Wolters Kluwer op www.wolterskluwer.nl/memo


Inkomstenbelasting

¾ ¾

¾ ¾ ¾

¾ ¾

¾

¾

¾

§ 1.41.5

– in kalenderjaar gemaakte kosten voor verbetering/onderhoud woning of afkoop erfpacht/opstal/beklemming ¾ vervalt voor zover toe te rekenen aan vervreemdingssaldo eigen woning van 3 jaar geleden. Aan gemeente of rijksoverheid betaald bedrag wegens anti-speculatiebeding komt op vervreemdingssaldo eigen woning in mindering. Verwerving eigen woning is gebeurtenis waardoor woning voor bel.pl. als eigen woning (vervreemding: niet meer als eigen woning) wordt beschouwd (niet: verwerving/vervreemding krachtens boedelmenging door huwelijk, krachtens wijziging huwelijkse voorwaarden of krachtens erfrecht tussen partners). Bij ongebruikelijke prijs moet waarde in economisch verkeer van woning worden genomen. (Vanaf 2014) op begrip vervreemding geldt uitzondering ten gunste van bel.pl. als bank in financiële problemen is geraakt. Eigenwoningreserve ¾ wordt aan beide partners toegerekend naar rato van gerechtigdheid in huwelijksgemeenschap ¾ van overleden bel.pl. gaat over op langstlevende partner. Inspecteur kan (op verzoek) voor bezwaar vatbare beschikking eigenwoningreserve afgeven. Eigenwoningreserve die ontstaat door vervreemding van eigen woning waartoe meer dan 1 bel.pl. gerechtigd is, wordt aan elke bel.pl. toegerekend naar mate van feitelijke gerechtigdheid in vervreemdingssaldo eigen woning. Aan aflossingseis wordt voldaan als een tot eigenwoningschuld behorende schuld op toetsmoment niet meer bedraagt dan bedrag dat per schuld volgt uit navolgende formule aflossingsschema 1–ð1 þ im Þx –1 B x = B0 ð1 þ im Þn –1 waarin ¾ Bx = maximale schuld op toetsmoment ¾ B0 = startbedrag van schuld ¾ im = maandelijkse rentevoet ¾ x = aantal verstreken gehele kalendermaanden van looptijd ¾ n = maximale looptijd van 360 maanden. Na wijziging van maandelijkse rentevoet wordt formule aflossingsschema als volgt toegepast ¾ B0 = omvang van schuld op moment direct voorafgaand aan wijziging van maandelijkse rentevoet ¾ im = nieuwe maandelijkse rentevoet ¾ x = aantal verstreken gehele kalendermaanden van looptijd vanaf moment direct voorafgaand aan wijziging van maandelijkse rentevoet ¾ n = nog resterende maximale looptijd van oorspronkelijke looptijd van schuld in gehele kalendermaanden op moment direct voorafgaand aan wijziging van maandelijkse rentevoet. Voor zover 1 of meerdere schulden die behoorden tot eigenwoningschuld laatstelijk hebben bestaan en voor bedrag overeenstemmend met, of lager dan laatste omvang van die schuld(en) 1 of meer nieuwe schulden worden aangegaan (oversluiten), wordt formule aflossingsschema per

Kijk voor meer informatie over de Memo-serie van Wolters Kluwer op www.wolterskluwer.nl/memo

83


§ 1.41.5

¾

¾

¾

¾

¾

¾

84

Inkomstenbelasting

schuld als volgt toegepast (bij meerdere voorgaande schulden, schuld met kortste restende maximale looptijd als eerste nemen) ¾ B0 = laatste omvang van voorgaande schuld (maximaal bedrag van nieuwe schuld) ¾ im = maandelijkse rentevoet op moment van aangaan van nieuwe schuld ¾ x = aantal verstreken gehele kalendermaanden van looptijd vanaf moment direct voorafgaand aan aangaan van nieuwe schuld ¾ n = nog resterende maximale looptijd van oorspronkelijke maximale looptijd van 360 maanden van voorgaande schuld in maanden op laatste moment dat deze schuld bestond met dien verstande dat dit achterwege blijft als schuld(en) ¾ voortvloeien uit met aannemer of projectontwikkelaar gesloten koop-/aanneemovereenkomst, of ¾ behoorden tot bestaande eigenwoningschuld, of ¾ in 2001 t/m 2012 behoorden tot eigenwoningschuld. Voor zover nieuwe eigenwoningschuld, verminderd met eigenwoningschuld waarop aflossingsstand is toegepast, laatste omvang van voorgaande eigenwoningschuld, uiterlijk op moment direct voorafgaand aan aangaan van nieuwe schuld(en), overtreft, geldt voor nieuwe schulden formule aflossingsschema, waarin ¾ n = maximale looptijd van 360 maanden. Bij toepassing formule aflossingsschema wordt onder aangaan nieuwe schuld ook verstaan kwalificeren van bestaande schuld als eigenwoningschuld. Bijbehorend aflossingsschema gaat ook over op andere partner als tot eigenwoningschuld behorende schuld overgaat op andere partner krachtens ¾ boedelmenging door voltrekking huwelijk ¾ wijziging huwelijkse voorwaarden ¾ erfrecht. Toetsmoment is ¾ 31 december van het kalenderjaar ¾ moment van vervreemding van eigen woning ¾ moment van wijziging van maandelijkse rentevoet ¾ laatste moment waarop voorgaande schuld bestond (oversluiten). Bedrag en stand van resterende looptijd in maanden van (meerdere van) eigenwoningschuld (aflossingsstand) blijven behouden, indien bij/na vervreemding eigen woning ¾ eigenwoningschuld van bel.pl. direct voorafgaand aan vervreemding groter is dan eigenwoningschuld voor nieuw verworven eigen woning, of ¾ eigenwoningschuld ontbreekt. Als aflossingsstand bestaat en ¾ bel.pl eigenwoningschuld op enig moment verhoogt, of ¾ na periode zonder eigenwoningschuld opnieuw eigenwoningschuld ontstaat wordt formule aflossingsschema als volgt toegepast ¾ B0 = bedrag van aflossingsstand (maximaal bedrag van nieuwe schuld) ¾ n = resterende looptijd in maanden van aflossingsstand.

Kijk voor meer informatie over de Memo-serie van Wolters Kluwer op www.wolterskluwer.nl/memo


Inkomstenbelasting

§ 1.41.5

¾ Aflossingsstand ¾ vervalt als aflossingsstand geheel is toegepast op eigenwoningschuld

(ook beschikking vervalt) ¾ wordt aan beide partners toegerekend naar rato van gerechtigdheid in

huwelijksgemeenschap ¾ van overleden bel.pl. gaat over op langstlevende partner. ¾ Inspecteur kan (op verzoek) voor bezwaar vatbare beschikking aflos-

singsstand afgeven. ¾ Schuld blijft eigenwoningschuld als op 31 december van kalenderjaar

sprake is van aflossingsachterstand, maar op 31 december van daaropvolgende kalenderjaar geen sprake meer is van aflossingsachterstand, tenzij aflossingsachterstand vaker dan incidenteel voorkomt. ¾ Als tot eigenwoningschuld behorende schuld op 31 december van kalenderjaar volgend op kalenderjaar waarin aflossingsachterstand is ontstaan meer bedraagt dan bedrag dat volgt uit aflossingseis voor dat moment, blijft schuld toch behoren tot eigenwoningschuld, mits ¾ bel.pl. aannemelijk maakt dat achterstand gevolg is van onvoldoende betalingscapaciteit en bel.pl. per 1 januari van tweede kalenderjaar volgend op kalenderjaar waarin aflossingsachterstand is ontstaan, contractueel nieuw ten minste annuïtair aflosschema overeenkomt met schuldeiser waarbij schuld op daaropvolgende toetsmomenten niet meer bedraagt dan uitkomst van formule aflossingsschema, waarin – B0 = hoogte van schuld waarvoor sprake is van onvoldoende betalingscapaciteit, op 31 december van kalenderjaar volgend op kalenderjaar waarin aflossingsachterstand is ontstaan – im = nieuwe maandelijkse rentevoet – x = aantal verstreken gehele kalendermaanden van looptijd vanaf 31 december van kalenderjaar volgend op kalenderjaar waarin aflossingsachterstand is ontstaan – n = nog resterende maximale looptijd van oorspronkelijke looptijd van schuld in gehele kalendermaanden op 31 december van kalenderjaar volgend op kalenderjaar waarin aflossingsachterstand is ontstaan met dien verstande dat als bel.pl. aannemelijk maakt dat betalingsproblemen zodanig zijn dat ook niet aan deze nieuw vastgestelde aflossingseis kan worden voldaan, blijft schuld toch behoren tot eigenwoningschuld, mits – schuldeiser instemt met betalingsuitstel, en – bel.pl. uiterlijk per 31 januari van vierde kalenderjaar volgend op kalenderjaar waarin aflossingsachterstand is ontstaan, contractueel nieuw ten minste annuïtair aflosschema overeenkomt met schuldeiser waarbij schuld op daaropvolgende toetsmomenten niet meer bedraagt dan uitkomst van formule aflossingsschema, waarin ¾ B0 = hoogte van schuld waarbij betalingsproblemen zich voordoen, op moment direct voorafgaand aan contractueel overeenkomen van nieuwe ten minste annuïtaire aflossingsschema ¾ im = nieuwe maandelijkse rentevoet ¾ x = aantal verstreken gehele kalendermaanden van looptijd vanaf moment direct voorafgaand aan contractueel overeenkomen van nieuwe ten minste annuïtaire aflossingsschema

Kijk voor meer informatie over de Memo-serie van Wolters Kluwer op www.wolterskluwer.nl/memo

85


§ 1.41.5

Inkomstenbelasting

n = nog resterende maximale looptijd van oorspronkelijke looptijd van schuld in gehele kalendermaanden op moment direct voorafgaand aan contractueel overeenkomen van nieuwe ten minste annuïtaire aflossingsschema ¾ bel.pl. aannemelijk maakt dat aflossingsachterstand in jaar volgend op kalenderjaar waarin eerste aflossingsachterstand is ontstaan gevolg is van onbedoelde fout in betaling of berekening van aflossingsbedrag, en eigenwoningschuld op 31 december van tweede kalenderjaar volgend op kalenderjaar waarin aflossingsachterstand is ontstaan niet meer bedraagt dan bedrag dat volgt uit aflossingseis voor dat moment met dien verstande dat ¾ als bel.pl. niet slaagt in aannemelijk maken van reden aflossingsachterstand, behoort schuld per 1 januari van tweede resp. vierde kalenderjaar volgend op kalenderjaar waarin aflossingsachterstand is ontstaan, voor resterende periode niet tot eigenwoningschuld ¾ als bel.pl. niet meer tot eigenwoningschuld behorende schuld aflost en daarna nieuwe schuld voor eigen woning aangaat, komt bij berekening eigenwoningschuld op nieuwe schuld deze niet meer tot eigenwoningschuld behorende schuld in mindering ¾ voor zover tot eigenwoningschuld behorende schuld op ander toetsmoment dan 31 december meer bedraagt dan bedrag dat volgt uit aflossingseis, behoort die schuld op moment direct voorafgaande aan toetsmoment niet meer tot eigenwoningschuld (geldt niet bij vervreemding woning voor afloop van vierde kalenderjaar volgend op kalenderjaar waarin aflossingsachterstand is ontstaan) ¾ binnen 5 werkdagen na afloop van kalendermaand voldane aflossing als tijdig verrichte aflossing wordt beschouwd. Indien ook andere leegstaande woning van bel.pl. wordt aangemerkt als eigen woning (zie § 1.41.2) ¾ gaat aflossingseis (met toepassing van stand en looptijd van aflossing op dat moment) over van te verkopen eigen woning naar nieuwe eigen woning, voor zover schuld voor nieuwe eigen woning schuld van te verkopen eigen woning niet overtreft (op te verkopen eigen woning is aflossingseis niet meer van toepassing) ¾ hoeft gedurende die periode van 2 eigen woningen niet voldaan te worden aan vereisten van contractueel annuïtair aflossingsschema en aflossingseis, voor zover schuld dient ter voorfinanciering van toekomstig vervreemdingssaldo eigen woning (overbruggingskrediet). Voor bel.pl. die gelijktijdig 2 eigen woningen heeft en vervolgens 1 woning vervreemdt, worden direct na vervreemding, eigenwoningschuld en eigenwoningreserve volgens bepaalde methode opnieuw vastgesteld. Bel.pl. kan ervoor kiezen 2 schulden aan te gaan ¾ schuld 1, die voldoet aan voorwaarden van eigenwoningschuld (box 1) ¾ schuld 2, aangegaan om deel van aflossingen op schuld 1 te voldoen (box 3) maar als zodanige samenhang is tussen beide schulden dat deze schulden gezamenlijk feitelijk als 1 samengestelde schuld moeten worden aangemerkt, is niet voldaan aan aflossingseis. Belastingdienst merkt 2 schulden in elk geval niet aan als 1 samengestelde schuld, mits ¾

¾

¾

¾

¾

86

Kijk voor meer informatie over de Memo-serie van Wolters Kluwer op www.wolterskluwer.nl/memo


Inkomstenbelasting

§ 1.41.5

¾ jaarlijks verschuldigde rente op schuld 1 administratief niet wordt

gesaldeerd met – jaarlijks verschuldigde rente op schuld 2, of – in dat jaar uit schuld 2 opgenomen bedrag ¾ rente op schuld 1 – marktconform is, en – alleen vergoeding is voor terbeschikkingstelling van hoofdsom van schuld 1 ¾ rentepercentage op schuld 2 niet lager is dan rentepercentage op schuld 1. ¾ Om schuld te laten kwalificeren als eigenwoningschuld ¾ terwijl schuld is aangegaan in geldleningsovereenkomst met ander dan instantie waar wettelijke renseigneringsplicht voor geldt moet bel.pl. voldoen aan informatieplicht ¾ uiterlijk – bij indienen van aangifte over kalenderjaar waarin die geldleningsovereenkomst tot stand is gekomen, maar uiterlijk op 31 december van kalenderjaar volgend op kalenderjaar waarin geldleningsovereenkomst tot stand is gekomen – binnen 1 maand na afloop van kalenderjaar waarin wijziging van gegevens zich tijdens looptijd van schuld voordoet (bij wijziging in kalenderjaar van aangaan schuld geldt hiervoor genoemde termijn) ¾ bestaande uit mededeling en opgave van aantal gegevens (datum aangaan, startbedrag, maandelijkse rentevoet, contractueel vastgelegde looptijd in maanden en contractueel vastgelegde aflossingswijze van schuld alsmede BSN/fiscaal nummer van leningverstrekker) ¾ via elektronisch formulier met dien verstande dat bij niet (tijdig/volledig) voldoen aan informatieplicht schuld niet (langer) kwalificeert als eigenwoningschuld (zodra alsnog wordt voldaan aan informatieplicht wordt schuld weer als eigenwoningschuld aangemerkt). y

Fiscaal Memo Wet- & Regelgeving, § 1.50.5; Fiscaal Memo Arresten & Beleid 2014, § 1.24; Fiscaal Memo App, Rente en aflossing lening, Aflossingseis eigenwoningschuld.

Overgangsrecht per 31-12-20122 ¾ Onder bestaande eigenwoningschuld van bel.pl. wordt verstaan eigen-

woningschuld volgens bepalingen van Wet IB 2001 op 31-12-2012 van bel.pl. op 31-12-2012. ¾ Onder bestaande eigenwoningschuld van bel.pl. wordt mede verstaan tot eigenwoningschuld (volgens bepalingen van Wet IB 2001 op 31-12-2012) behorende schuld die ¾ bel.pl. in 2012 direct voorafgaand aan vervreemding eigen woning had, terwijl bel.pl. op 31-12-2012 geen eigenwoningschuld had, voor zover bel.pl. in 2013 weer zodanige eigenwoningschuld heeft ¾ in 2013 ontstaat wegens op 31-12-2012 bestaande onherroepelijke, schriftelijke overeenkomst van bel.pl. tot verwerving van eigen woning

Kijk voor meer informatie over de Memo-serie van Wolters Kluwer op www.wolterskluwer.nl/memo

87


§ 1.41.5

Inkomstenbelasting

¾ in 2013 ontstaat wegens op 31-12-2012 bestaande onherroepelijke,

¾

¾ ¾

¾

¾

¾

y

schriftelijke overeenkomst van bel.pl. tot verrichten van onderhoud/ verbetering woning, voor zover onderhoud/verbetering in 2013 is voltooid ¾ bel.pl. op enig moment voor 31-12-2012 direct voorafgaand aan vervreemding eigen woning wegens verhuur woning had, terwijl bel.pl. op 31-12-2012 geen eigenwoningschuld had, voor zover bel.pl. voor 2021 voor dezelfde woning weer eigenwoningschuld heeft ¾ bel.pl. na 31-12-2012 heeft voor woning die op 31-12-2012 ondernemingswoning was, tot maximaal omvang van die schuld op 31-122012 ¾ bel.pl. in 2013, 2014, 2015 of 2016 als starterslening aangaat bij Stimuleringsfonds Volkshuisvesting Nederlandse gemeenten (dergelijke starterslening kan niet met behoud van overgangsrecht worden overgesloten naar gewone lening). Bestaande eigenwoningschuld wordt verminderd met na 31-12-2012 gedane aflossing op eigenwoningschuld, behalve als sprake is van (onder voorwaarden) ¾ (gedeeltelijk) oversluiten, of ¾ boedelmenging door voltrekking huwelijk, wijziging huwelijkse voorwaarden of overlijden partner. (Vanaf 2014) op eigenwoningschuld gelden enkele speciale bepalingen ten gunste van bel.pl. als bank in financiële problemen is geraakt. Als bel.pl. na 31-12-2012 2 woningen gelijktijdig als eigen woning aanmerkt (zie § 1.41.2) wordt schuld van 2e eigen woning mede aangemerkt als bestaande eigenwoningschuld, voor zover 2e schuld niet groter is dan bestaande eigenwoningschuld van 1e eigen woning. Als bel.pl. op of na 31-12-2012 2 woningen gelijktijdig als eigen woning aanmerkt (zie § 1.41.2) en vervolgens 1 van die woningen niet langer als eigen woning aanmerkt, wordt bestaande eigenwoningschuld verminderd met eigenwoningschuld van die niet langer aangemerkte woning. Bestaande eigenwoningschuld die overgaat op andere partner krachtens ¾ boedelmenging door voltrekking huwelijk ¾ wijziging huwelijkse voorwaarden ¾ erfrecht is bij die andere partner bestaande eigenwoningschuld, gedurende resterende duur van 30-jaarstermijn. Bestaande eigenwoningschuld na vermindering met eigenwoningreserve wordt gerekend tot eigenwoningschuld zoals dit begrip vanaf 1-1-2013 geldt. Fiscaal Memo Wet- & Regelgeving, § 1.50.5.

Regime t/m 20123 ¾ Eigenwoningschuld (= bedrag waarover rente kan worden afgetrokken) ¾ is gezamenlijke schulden ter verwerving eigen woning (component A) ¾ bedraagt echter maximaal (component B)

– kosten ter verwerving woning minus

88

Kijk voor meer informatie over de Memo-serie van Wolters Kluwer op www.wolterskluwer.nl/memo


Inkomstenbelasting

§ 1.41.5

– stand eigenwoningreserve direct voorafgaand aan moment waarop woning voor bel.pl. als eigen woning wordt aangemerkt – van schenkbelasting vrijgestelde van ouders ontvangen schenking voor verwerving eigen woning (zie § 12.2) ¾ wordt verhoogd met gezamenlijke schulden aangegaan (ook die uit 2004 t/m 2009) ter financiering van financieringskosten van schulden van component A en E (afsluitprovisies tot maximaal 1,5% van aangegane schuld en € 3630) (component C) ¾ wordt verhoogd met gezamenlijke schulden aangegaan voor (component D) – verbetering/onderhoud woning (schriftelijk aantonen), of – afkoop erfpacht/opstal/beklemming voor zover die schulden meer zijn dan positieve bedrag van eigenwoningreserve direct voorafgaand aan verbetering/onderhoud/afkoop ¾ wordt verlaagd met eigenwoningreserve van partner (component E), indien – bel.pl. samen met partner eigen woning verwerft, en – bel.pl. samen met partner voordien reeds samen woning had, en – partner vervreemdingssaldo op die vorige woning heeft behaald (verlaging eindigt zodra woning voor hen gezamenlijk geen eigen woning meer is). ¾ Eigenwoningreserve (= bedrag dat bij verwerving eigen woning met eigen vermogen dient te worden gefinancierd) ¾ wordt gevoed bij vervreemding eigen woning met vervreemdingssaldo eigen woning, d.i. – verkoopprijs eigen woning -/- vervreemdingskosten -/- eigenwoningschuld van die woning (uitkomst kan ook negatief zijn) – waarbij geldt dat – alleen ter bepaling vervreemdingssaldo – ook tot eigenwoningschuld wordt gerekend ¾ verlaging eigenwoningschuld van bel.pl. met eigenwoningreserve van partner/duurzame huisgenoot (zie component E) ¾ van renteaftrek uitgesloten schulden omdat woning (indirect) is verkregen van partner/duurzame huisgenoot (zie schema aftrekbare kosten eigen woning) ¾ op 31-12-1995 bestaande hypothecaire schulden (zie schema aftrekbare kosten eigen woning, § 1.41.6) ¾ neemt af met (niet verder dan nihil) – kosten ter verwerving woning -/- eigenwoningschuld van nieuwe woning (excl. component C: gezamenlijke schulden aangegaan ter financiering van financieringskosten eigenwoningschuld en excl. component D: verhoging wegens verbetering/onderhoud/afkoop) – bedrag waarmee eigenwoningschuld van partner/duurzame huisgenoot is verlaagd met eigenwoningreserve van bel.pl. (zie component E) (verlaging eindigt zodra woning voor hen gezamenlijk geen eigen woning meer is en wordt apart in eventuele beschikking eigenwoningreserve vermeld) – in kalenderjaar gemaakte kosten voor verbetering/onderhoud woning of afkoop erfpacht/opstal/beklemming ¾ vervalt voor zover toe te rekenen aan vervreemdingssaldo eigen woning van 3 jaar geleden.

Kijk voor meer informatie over de Memo-serie van Wolters Kluwer op www.wolterskluwer.nl/memo

89


§ 1.41.5

Inkomstenbelasting

¾ Bijleenregeling geldt niet voor deel van overwaarde boven € 100 000 bij

aanschaf nieuwe woning, indien bel.pl. ¾ overwaarde indertijd heeft gestort op rekening bij Icesave ¾ door faillissement van Landsbanki/Icesave overwaarde niet volledig

kan investeren in nieuwe woning ¾ nog wel beschikbare deel van overwaarde (€ 100 000) besteedt aan

aanschaf nieuwe woning en daarvoor geen lening aangaat ¾ voor deel van overwaarde boven € 100 000 lening voor aanschaf

nieuwe woning aangaat ¾ voor toepassing van deze uitzondering beroep doet op

hardheidsclausule. ¾ Aan gemeente of rijksoverheid betaald bedrag wegens anti-speculatie-

beding komt op vervreemdingssaldo eigen woning in mindering. ¾ Verwerving eigen woning is gebeurtenis waardoor woning voor bel.pl. als

¾ ¾

¾ ¾

¾

y

eigen woning (vervreemding: niet meer als eigen woning) wordt beschouwd (niet: verwerving krachtens boedelmenging door huwelijk of wijziging huwelijkse voorwaarden). Bij ongebruikelijke prijs moet waarde in economisch verkeer van woning worden genomen. Voor bel.pl. die gelijktijdig 2 eigen woningen heeft en vervolgens 1 woning vervreemdt, worden direct na vervreemding, eigenwoningschuld en eigenwoningreserve volgens bepaalde methode opnieuw vastgesteld. Inspecteur kan (op verzoek) voor bezwaar vatbare beschikking eigenwoningreserve afgeven. Bel.pl. en (gewezen) echtgenoot kunnen bij aangaan van huwelijk reeds bestaande eigenwoningreserve verdelen ¾ in onderlinge verhouding waarin zij tot algehele huwelijksgemeenschap gerechtigd zijn ¾ op verzoek, uiterlijk bij aangifte over jaar waarin huwelijksgemeenschap wordt ontbonden (op verzoek kan niet worden teruggekomen). Bel.pl. en gewezen partner kunnen op verzoek eigenwoningreserve aan elkaar toerekenen naar mate van feitelijke gerechtigdheid in vervreemdingssaldo eigen woning (op verzoek kan niet worden teruggekomen). Fiscaal Memo Wet- & Regelgeving 2012, § 1.50.5; Fiscaal Memo 3 2010, § 1.29; Fiscaal Memo Arresten & Beleid 2011, § 1.36.

1. Art. 3.119a-3.119g, 3.123, 10bis.9 Wet IB 2001; art. 2.I.AKac Invoeringswet IB 2001; art. 17a-17b Uitv.reg. IB 2001; besluit 26-2-2013, nr. BLKB2013/352M. 2. Art. 10bis.1, 10bis.9 Wet IB 2001. 3. Art. 3.119a, 3.119b, 3.123 Wet IB 2001 (oud); art. 17a Uitv.reg. IB 2001 (oud); brief Staatssecretaris van Financiën 23-2-2009, nr. DGB2009/0800U; onderdeel 3.11 besluit 10-6-2010, nr. DGB2010/921.

90

Kijk voor meer informatie over de Memo-serie van Wolters Kluwer op www.wolterskluwer.nl/memo


Inkomstenbelasting 1.41.6

§ 1.41.6

Aftrekbare kosten Regime vanaf 20131

Aftrekbare kosten eigen woning (vanaf 2013) bestanddelen rente van schulden die behoren tot eigenwoningschulda kosten van geldleningen die behoren tot eigenwoningschuld periodieke betalingen erfpacht/opstal/beklemming voor eigen woning rente en kosten van geldleningen voor restschuld van vervreemde eigen woningb rente van schulden die behoren tot bestaande eigenwoningschuldc,d,e aftrekbare kosten eigen woningf,g

............... ............... ............... ............... ............... + ...............

a. Door vruchtgebruiker betaalde rente en kosten voor schuld van bloot eigenaar zijn aftrekbaar bij vruchtgebruiker, mits ¾ voor vruchtgebruiker krachtens erfrecht eigenwoningregeling geldt (zie § 1.41.2), en ¾ schuld voldoet aan overige voorwaarden van eigenwoningschuld (zie § 1.41.5). b. Gedurende 15 jaar na tijdstip van vervreemding eigen woning; restschuld van vervreemde eigen woning is schuld die bel.pl. had op moment direct voorafgaand aan vervreemding tussen 29-10-2012 en 31-12-2017 van eigen woning, voor zover schuld heeft geleid tot negatief vervreemdingssaldo eigen woning. c. Mits vallend onder overgangsrecht (zie § 1.41.5); rente kan gedurende maximaal 30 jaar worden afgetrokken (daarna box 3); jarentelling begint in eerste jaar dat rente wordt afgetrokken (voor per 31-12-2000 bestaande schulden begint jarentelling op 1-1-2001); bij tussentijdse gedeeltelijke aflossing blijft jarentelling voor hoofdsom doorlopen, bij volledige vervroegde aflossing eindigt jarentelling wel; bij oversluiting bestaande eigenwoningschuld is rente slechts aftrekbaar voor zover 30-jarentermijn nog niet is verstreken; indien ook andere leegstaande woning van bel.pl. wordt aangemerkt als eigen woning (zie § 1.41.2) kan rente worden afgetrokken, tenzij voor die schuld 30-jarentermijn reeds is verstreken (er gelden nadere bepalingen voor vaststelling 30-jarentermijn). d. Rente van per 31-12-1995 bestaande hypothecaire schulden die behoren tot bestaande eigenwoningschuld op sindsdien gelijke woning wordt automatisch beschouwd als aftrekbare rente van eigen woning. e. Reeds genoten vrijgestelde uitkering uit kapitaalverzekering/spaarrekening/beleggingsrecht eigen woning komt op in aanmerking te nemen bestaande eigenwoningschuld in mindering (geldt niet voor per 31-12-2000 bestaande kapitaalverzekering die op verzoek is aangemerkt als kapitaalverzekering eigen woning); indien deze kapitaalverzekering/ spaarrekening/beleggingsrecht eigen woning binnen 3 jaar na uitkering aan nieuw verworven eigen woning wordt gekoppeld, blijft vanaf dat moment vermindering bestaande eigenwoningschuld weer achterwege (tijdsduurbeperking van 3 jaar geldt onder voorwaarden (zie § 1.41.3) niet); vermindering bestaande eigenwoningschuld met fictieve uitkering wegens vertrek naar buitenland blijft achterwege zolang woning eigen woning blijft en niet (op andere gronden fictieve) uitkering wordt genoten. f. Niet aftrekbaar zijn ¾ via schuldvorming voldane kosten, voor zover betaling op schuld beperkt is (= superaftrek) ¾ rente van schulden/kosten van geldleningen die behoren tot bestaande eigenwoningschuld, aangegaan ter verwerving (deel) van eigen woning, indien woning (indirect) is verkregen van partner, voor zover gezamenlijke schulden na verwerving meer bedragen dan daarvoor. g. (Vanaf 2014) voor deel van aftrekbare kosten eigen woning dat tegen tarief van 4e schijf in aftrek is gebracht volgt belastingverhoging (zie § 1.3).

Kijk voor meer informatie over de Memo-serie van Wolters Kluwer op www.wolterskluwer.nl/memo

91


§ 1.41.6

Inkomstenbelasting

¾ Indien woning voor meerdere bel.pln., die niet elkaars partner zijn, eigen

woning is, worden aftrekbare kosten eigen woning bepaald door ¾ aandeel van iedere bel.pl. in schulden die bel.pln. zijn aangegaan voor

verwerving woning, en ¾ periodieke betalingen die op iedere bel.pl. drukken (en dus niet naar

mate van gerechtigdheid). y

Fiscaal Memo Wet- & Regelgeving, § 1.50.6; Fiscaal Memo Arresten & Beleid 2015, § 1.20; Fiscaal Memo App, Eigen woning, Rente en aflossing lening.

Regime t/m 20122 Aftrekbare kosten eigen woning (t/m 2012) bestanddelen rente van schulden/kosten van geldleningen eigen woning die behoren tot eigenwoningschulda,b,c,d,e ............... ............... + periodieke betalingen erfpacht/opstal/beklemming voor eigen woning f ............... aftrekbare kosten eigen woning a. Rente van per 31-12-1995 bestaande hypothecaire schulden op sindsdien gelijke woning wordt automatisch beschouwd als aftrekbare rente van eigen woning. b. Rente kan gedurende maximaal 30 jaar worden afgetrokken (daarna box 3); jarentelling begint in eerste jaar dat rente wordt afgetrokken (voor per 31-12-2000 bestaande schulden begint jarentelling op 1-1-2001); bij tussentijdse gedeeltelijke aflossing blijft jarentelling voor hoofdsom doorlopen, bij volledige vervroegde aflossing eindigt jarentelling wel; voor extra schulden geldt ‘eigen’ 30-jarenperiode, mits schulden zijn aangegaan voor verbetering/onderhoud eigen woning en behoren tot eigenwoningschuld, of extra schuld totaal van hoofdsommen van alle voorgaande schulden overtreft; indien ook andere leegstaande woning van bel.pl. wordt aangemerkt als eigen woning (zie § 1.41.2) kan rente worden afgetrokken, tenzij voor die schuld 30-jarentermijn reeds is verstreken (er gelden nadere bepalingen voor vaststelling 30-jarentermijn). c. Reeds genoten vrijgestelde uitkering uit kapitaalverzekering/spaarrekening/beleggingsrecht eigen woning komt op in aanmerking te nemen schuld in mindering (geldt niet voor per 31-12-2000 bestaande kapitaalverzekering die op verzoek is aangemerkt als kapitaalverzekering eigen woning); indien deze kapitaalverzekering/spaarrekening/beleggingsrecht eigen woning binnen 3 jaar na uitkering aan nieuw verworven eigen woning wordt gekoppeld, blijft vanaf dat moment vermindering schuld weer achterwege; vermindering schuld met fictieve uitkering wegens vertrek naar buitenland blijft achterwege zolang woning eigen woning blijft en niet (op andere gronden fictieve) uitkering wordt genoten. d. Niet aftrekbaar zijn ¾ rente van schulden/kosten van geldleningen aangegaan ter betaling van rente van schulden/kosten van geldleningen eigen woning (geldt niet voor meegefinancierde bouwrente en oversluitkosten inzake op 1-1-2001 bestaande eigen woning van bel. pl. of huisgenoot en niet voor meegefinancierde financieringskosten eigenwoningschuld) ¾ rente van schulden/kosten van geldleningen aangegaan ter betaling van rente van schulden aangegaan ter afkoop erfpacht/opstal/beklemming ¾ via schuldvorming voldane kosten, voor zover betaling op schuld beperkt is (= superaftrek)

92

Kijk voor meer informatie over de Memo-serie van Wolters Kluwer op www.wolterskluwer.nl/memo


Inkomstenbelasting

§ 1.41.7

¾ rente van schulden/kosten van geldleningen aangegaan ter verwerving (deel) van eigen woning, indien woning (indirect) is verkregen van partner, voor zover gezamenlijke schulden na verwerving meer bedragen dan daarvoor ¾ rente van overbedelingsschulden ¾ rente op geldlening voor roerende zaken of voor financiering huurdersbelang. e. Wel aftrekbaar zijn ¾ rente van schulden aangegaan ter financiering van verwervingskosten eigen woning ¾ rente van schulden aangegaan ter financiering van financieringskosten eigenwoningschuld. f. (Vanaf 29-10-2012) rente en kosten van geldleningen voor restschuld van vervreemde eigen woning zijn onder voorwaarden aftrekbaar, zie regime vanaf 2013. ¾ Aftrek rente/kosten eigen woning geldt niet voor geldleningen tussen

partners. ¾ Indien woning voor meerdere bel.pln., die niet elkaars partner zijn, eigen

woning is, worden aftrekbare kosten eigen woning bepaald door ¾ schulden die bel.pln. voor verwerving woning zijn aangegaan, en ¾ periodieke betalingen die op iedere bel.pl. drukken (en dus niet naar

mate van gerechtigdheid). ¾ Rente/kosten van geldlening gesloten voor verbouwing eigen woning,

zijn gedurende 6 maanden na afsluiten geldlening aftrekbaar in box 1, ongeacht of verbouwingsuitgaven daadwerkelijk uit geldlening zijn betaald (na 6 maanden alleen aftrek in box 1 voor zover uit geldlening daadwerkelijk verbouwingsuitgaven zijn betaald; zie echter goedkeuring verbouwingsdepot hierna). ¾ Rente/kosten van geldlening gesloten binnen 6 maanden na aanvang verbouwing eigen woning zijn aftrekbaar in box 1, voor zover geldlening niet meer bedraagt dan in die 6 maanden gedane verbouwingsuitgaven (Hoge Raad staat overigens langere termijn dan 6 maanden toe, mits voldaan is aan oogmerkvereiste). ¾ Ontvangen rente uit en saldo op nieuwbouwdepot of verbouwingsdepot mag gedurende maximaal 2 jaar in box 1 in aanmerking worden genomen, naar rato van leningdeel dat betrekking heeft op verwerving/ verbouwing eigen woning (gedurende eerste 6 maanden hoeft ontvangen rente op verbouwingsdepot niet gesaldeerd te worden). ¾ Indien bij afwikkeling bankfaillissement eigenwoningschuld door curator is afgelost met spaarsaldo, kan eventuele herfinanciering (mits binnen 2 jaar na aflossing) toch worden aangemerkt als eigenwoningschuld. y

Fiscaal Memo Wet- & Regelgeving 2012, § 1.50.6; Fiscaal Memo 3 2007, § 1.15; Fiscaal Memo Arresten & Beleid 2011, § 1.36.

1. Art. 3.120-3.121, 10bis.10, 10bis.11 Wet IB 2001; art. 2.I.AKb, 2.I.AO Invoeringswet IB 2001; besluit 21-2-2014, nr. BLKB2014/342M. 2. Art. 3.120-3.122 Wet IB 2001 (oud); art. 2.I.AKac, 2.I.AKb, 2.I.AO Invoeringswet IB 2001; HR 24-2-2006, nr. 39 961, 40 011; onderdeel 3.2, 3.4, 3.5, 3.8, 6.1 besluit 10-6-2010, nr. DGB2010/921.

1.41.7

Vooruitbetaalde rente/kosten1

¾ Vooruitbetaalde rente/kosten worden in kalenderjaar niet in aanmerking

genomen

Kijk voor meer informatie over de Memo-serie van Wolters Kluwer op www.wolterskluwer.nl/memo

93


§ 1.42

Inkomstenbelasting

¾ voor gedeelte dat betrekking heeft op volgende kalenderjaren, indien

rente/kosten betrekking hebben op tijdvakken eindigend na 30 juni van volgend kalenderjaar, waarbij geldt dat – rente/kosten in volgende kalenderjaren voor evenredig deel in aanmerking komen (bij overlijden resterend volledig bedrag) – afsluitprovisies niet als vooruitbetaalde renten/kosten worden beschouwd ¾ tot maximaal laagste van 1,5% van aangegane schulden en € 3630 ¾ mits woning in kalenderjaar en komende 2 jaar aan bel.pl. als hoofdverblijf ter beschikking staat ¾ voor gedeelte dat betrekking heeft op tijdvakken die vallen na einde binnenlandse bel.pl. (niet door overlijden). 1. Art. 3.120 Wet IB 2001. y

Fiscaal Memo Wet- & Regelgeving, § 1.50.7.

1.42

Aftrek wegens geen of geringe eigenwoningschuld1

Aftrek wegens geen of geringe eigenwoningschulda bestanddelen eigenwoningforfait af: op eigenwoningforfait drukkende aftrekbare kostenb aftrek wegens geen of geringe eigenwoningschuld (niet negatief)

............... ............... – ...............

a. Indien bel.pl. partner heeft, moeten zowel eigenwoningforfait als daarop drukkende aftrekbare kosten worden samengevoegd; aftrek wordt dan in dezelfde verhouding toegerekend als belastbare inkomsten uit eigen woning is toegerekend (zie § 1.4). b. Evenredig toe te rekenen aan tijdvakken waarop kosten betrekking hebben; evenredige toerekening geldt niet voor afsluitprovisies tot maximaal laagste van 1,5% van aangegane schulden en € 3630; tot kosten behoort ook waarde van rente- en kostenvoordeel uit personeelslening voor eigen woning. 1. Art. 3.123a Wet IB 2001. y

94

Fiscaal Memo Wet- & Regelgeving, § 1.51; Fiscaal Memo App,

Eigen woning.

Kijk voor meer informatie over de Memo-serie van Wolters Kluwer op www.wolterskluwer.nl/memo


Inkomstenbelasting 1.43

§ 1.43 1

Uitgaven voor inkomensvoorzieningen

Uitgaven voor inkomensvoorzieningen bestanddelena premies voor lijfrenten dienend ter compensatie van pensioentekortb,d,e, dit zijn ¾ oudedagslijfrente ¾ nabestaandenlijfrente

¾ tijdelijke oudedagslijfrente premies voor lijfrenten waarvan termijnen toekomen aan meerderjarig invalide (klein) c,d kind, uitsluitend eindigend bij overlijden gerechtigde premies voor aanspraken periodieke uitkeringen/verstrekkingen ter zake van invaliditeit/ c ziekte/ongeval, toekomend aan bel.pl. bijdrage voor Anw-uitkering wegens onverzekerbaar overlijdensrisico bedragen overgemaakt naar lijfrentespaarrekening/lijfrentebeleggingsrechtb,f a. Onder lijfrente wordt ook verstaan tegoed van lijfrentespaarrekening of waarde van lijfrentebeleggingsrecht. b. Er gelden maxima aan hetgeen als lijfrentepremie tezamen met overgemaakte bedragen naar lijfrentespaarrekening/lijfrentebeleggingsrecht kan worden afgetrokken. c. Onbeperkt aftrekbaar; invaliditeit moet uiterlijk op ingangsdatum uitkeringen zijn ingetreden. d. Aftrekbaar in jaar van betaling of verrekening (verrekening mag niet resteren in schuld bij verzekeraar); uitzondering geldt voor automatische premie-incasso voor lijfrenteen arbeidsongeschiktheidsverzekeringen die door omzetting naar IBAN niet in december 2013 of december 2014 maar pas in januari 2014 resp. januari 2015 is verricht (zie § 1.56); binnenlandse bel.pl. die buitenlandse bel.pl. wordt kan in dat kalenderjaar of kalenderjaar daarna betaalde/verrekende lijfrentepremies c.a. toch aftrekken. e. Op verzoek mag in vorig kalenderjaar worden afgetrokken (terugwentelen) uiterlijk 30 juni (behoudens uitzonderingen) binnen omzetting FOR of omzetting stakingswinst betaalde lijfrentepremie c.a. f. Overgemaakte bedragen worden beschouwd als premies voor lijfrenten dienend ter compensatie van pensioentekort.

¾ Lijfrente ¾ is aanspraak

– volgens levensverzekering op vaste en gelijkmatige periodieke uitkeringen (ook unit-linked-lijfrente), eindigend uiterlijk bij overlijden – op tegoed van lijfrentespaarrekening of op waarde van lijfrentebeleggingsrecht (ook unit-linked-lijfrente) ¾ kan niet worden afgekocht, vervreemd, prijsgegeven of tot zekerheid dienen (behalve als zekerheid voor conserverende aanslag of indien lijfrente bij aangewezen buitenlandse verzekeraar/bank/beleggingsinstelling is ondergebracht) ¾ omvat ook aanspraak op winstuitkeringen verband houdend met lijfrente. ¾ (Vanaf 1-10-2012) aanspraak op tegoed lijfrentespaarrekening/waarde lijfrentebeleggingsrecht is niet vatbaar voor beslag, voor zover ingelegde bedragen in aanmerking konden worden genomen voor bepaling belastbaar inkomen uit werk en woning. ¾ (T/m 2012) met verzekeringspremie wordt gelijkgesteld op verzekeringnemer drukkende uitgaven ter beloning assurantietussenpersoon voor afsluiten/verlengen van verzekering of incasseren premies. ¾ Als lijfrenten dienend ter compensatie van pensioentekort kwalificeren Kijk voor meer informatie over de Memo-serie van Wolters Kluwer op www.wolterskluwer.nl/memo

95


§ 1.43

Inkomstenbelasting

¾ oudedagslijfrente

– lijfrente alleen voor bel.pl. zelf – ingangsdatum uiterlijk in jaar 5 jaar na bereiken AOW-leeftijd (behalve bij omzetting FOR of stakingswinst in lijfrente) – eindigt uitsluitend bij overlijden bel.pl. – oorspronkelijke termijnen mogen door overlijden (gewezen) partner afnemen tot 70% ¾ nabestaandenlijfrente – lijfrente voor natuurlijk persoon – gaat op 1 van navolgende momenten in ¾ bij overlijden bel.pl./partner/gewezen partner ¾ onmiddellijk nadat Anw-uitkeringsrecht is geëindigd ¾ indien gerechtigde recht op Anw-nabestaandenuitkering heeft en - voor 1-1-1950 is geboren: zodra gerechtigde AOW-leeftijd bereikt, of - op of na 1-1-1950 is geboren: zodra jongste kind 18 jaar wordt ¾ indien gerechtigde recht op Anw-wezenuitkering heeft: zodra gerechtigde 21 jaar wordt ¾ indien ouder/verzorger van gerechtigde recht op Anw-halfwezenuitkering heeft: zodra gerechtigde 18 jaar wordt – indien gerechtigde naaste verwant (rechte lijn/tweede en derde graad zijlijn; dus niet: (gewezen) partner) is, dienen termijnen te eindigen bij overlijden gerechtigde of uiterlijk wanneer deze leeftijd 30 jaar heeft bereikt (sterftekans geldt niet) ¾ tijdelijke oudedagslijfrente – lijfrente alleen voor bel.pl. zelf – ingangsdatum niet eerder dan in jaar ¾ (vanaf 2014) van bereiken AOW-leeftijd, maar uiterlijk in jaar 5 jaar na bereiken AOW-leeftijd ¾ (t/m 2013) van 65 jaar worden, maar uiterlijk in jaar van 70 jaar worden behalve bij omzetting FOR of stakingswinst in lijfrente – minimale looptijd lijfrente 5 jaar – maximale jaartermijn € 21 142 (2014/2013/2012: € 20 953) – oorspronkelijke termijnen mogen door overlijden (gewezen) partner afnemen tot 70%. ¾ Voorwaarden lijfrentespaarrekening ¾ rekeninghouder heeft geblokkeerde spaarrekening bij bank, waarvan tegoed uitsluitend – kan worden aangewend voor verkrijging lijfrente dienend ter compensatie van pensioentekort (zie hiervoor), of – kan worden uitgekeerd in termijnen, met inachtneming van uitkeringsvoorwaarden (zie hierna) ¾ op lijfrentespaarrekening behaalde rendementen worden bijgeboekt op lijfrentespaarrekening. ¾ Voorwaarden lijfrentebeleggingsrecht ¾ houder van lijfrentebeleggingsrecht heeft bij beheerder van beleggingsinstelling aangehouden geblokkeerde rechten van deelneming in beleggingsinstelling, waarvan waarde uitsluitend – kan worden aangewend voor verkrijging lijfrente dienend ter compensatie van pensioentekort (zie hiervoor), of

96

Kijk voor meer informatie over de Memo-serie van Wolters Kluwer op www.wolterskluwer.nl/memo


Inkomstenbelasting

§ 1.43

– kan worden uitgekeerd in termijnen, met inachtneming van uitkeringsvoorwaarden (zie hierna) ¾ met beleggingsrecht behaalde rendementen worden aangewend ter verkrijging van extra rechten van deelneming. ¾ Voorwaarden uitkering lijfrentespaarrekening/lijfrentebeleggingsrecht ¾ vaste en gelijkmatige termijnen met gelijke tussenperiode van maximaal 1 jaar (ook unit-linked-lijfrente) ¾ bij in leven zijn van rekeninghouder lijfrentespaarrekening/houder van lijfrentebeleggingsrecht (verzekeringnemer) – uitkering aan verzekeringnemer – ingangsdatum uitkering uiterlijk in kalenderjaar 5 jaar na bereiken AOW-leeftijd – indien ingangsdatum uitkering vóór kalenderjaar van bereiken AOWleeftijd ligt (t/m 2013: vóór kalenderjaar van 65e verjaardag ligt), bedraagt uitkeringsduur ¾ minimaal 20 jaar + aantal jaren jonger dan AOW-leeftijd op ingangsdatum (t/m 2013: aantal jaren jonger dan 65 jaar op ingangsdatum), maar ¾ minimaal 5 jaar, indien ingangsdatum uitkering binnen 6 maanden na overlijden (gewezen) partner van verzekeringnemer ligt – indien ingangsdatum uitkering na kalenderjaar van 1 jaar voor bereiken AOW-leeftijd ligt (t/m 2013: na kalenderjaar van 64e verjaardag ligt), bedraagt uitkeringsduur ¾ minimaal 5 jaar, indien jaartermijn maximaal € 21 142 (2014/2013/ 2012: € 20 953), of ¾ minimaal 20 jaar, indien jaartermijn meer dan € 21 142 (2014/ 2013/2012: € 20 953), maar ¾ minimaal 5 jaar, indien ingangsdatum uitkering binnen 6 maanden na overlijden (gewezen) partner van verzekeringnemer ligt ¾ bij overlijden van rekeninghouder lijfrentespaarrekening/houder van lijfrentebeleggingsrecht (verzekeringnemer) zonder dat sprake was van uitkering bij in leven zijn – uitkering aan natuurlijk persoon – ingangsdatum uitkering direct – indien uitkering aan naaste verwant (rechte lijn/tweede of derde graad zijlijn, dus niet: (gewezen) partner) die ¾ 30 jaar of ouder is: bedraagt uitkeringsduur minimaal 20 jaar ¾ jonger is dan 30 jaar: bedraagt uitkeringsduur - minimaal 5 jaar maar uiterlijk eindigend in kalenderjaar van 30e verjaardag, of - minimaal 20 jaar – indien uitkering aan ander dan naaste verwant, bedraagt uitkeringsduur minimaal 5 jaar met dien verstande dat ¾ tegoed lijfrentespaarrekening/waarde lijfrentebeleggingsrecht mag in 1 keer worden uitgekeerd, mits – termijnen nog niet zijn ingegaan, en – afkoopwaarde maximaal € 4281 (2014/2013/2012: € 4242) bedraagt (per bank/beheerder beleggingsinstelling)

Kijk voor meer informatie over de Memo-serie van Wolters Kluwer op www.wolterskluwer.nl/memo

97


§ 1.43

Inkomstenbelasting

¾ resterende nog niet uitgekeerde termijnen gaan over op erfgenamen,

indien na ingang uitkering genieter overlijdt ¾ uitkeringen worden beschouwd als periodieke uitkeringen en ver-

strekkingen (zie § 1.40). ¾ Premies voor lijfrenten e.d. en overgemaakte bedragen naar lijf-

¾

¾

¾

¾

¾

98

rentespaarrekening/lijfrentebeleggingsrecht worden alleen in aanmerking genomen indien betaald aan toegelaten aanbieders. Premies voor lijfrenten ter compensatie van pensioentekort tezamen met overgemaakte bedragen naar lijfrentespaarrekening/lijfrentebeleggingsrecht zijn beperkt aftrekbaar volgens 4 mogelijkheden ¾ jaarruimte ¾ reserveringsruimte ¾ omzetting FOR in lijfrente ¾ omzetting stakingswinst in lijfrente (stamrechtvrijstelling). Abusievelijk naar lijfrentespaarrekening overgemaakt bedrag kan binnen 3 maanden na datum overboeking zonder fiscale gevolgen door bank worden teruggestort (na 3 maanden moet foutieve overmaking eerst aannemelijk gemaakt worden aan inspecteur). Te hoge betaling premie/inleg wegens onvoldoende jaarruimte en/of reserveringsruimte kan op uiterlijk 31-12-2017 ingediend verzoek zonder fiscale gevolgen worden teruggestort (verklaring geruisloze terugstorting geldt alleen voor vóór 1-1-2017 verrichte betalingen en kan maximaal 5 kalenderjaren terugwerken). Jaarruimte ¾ geldt voor bel.pl. – op 1 januari jonger dan AOW-leeftijd – met pensioentekort in voorafgaande kalenderjaar, echter in geval van (gedeeltelijke) staking onderneming mogen op verzoek van ondernemer inkomensgegevens huidige kalenderjaar worden gehanteerd (met terugwentelingstermijn van 6 maanden) ¾ bedraagt maximaal – 13,8% (2014: 15,5%; 2013/2012: 17%) van premiegrondslag (zie schema) verminderd met – opbouw pensioenaanspraken ¾ 6,5 (2014: 7,2; 2013/2012: 7,5) × aan voorafgaande kalenderjaar toerekenbare aangroei jaarlijkse uitkering ouderdomspensioen wegens toeneming dienstjaren (factor A; zie hierna) ¾ pensioenuitvoerder is verplicht jaarlijks binnen 10 maanden na afloop kalenderjaar opgave van pensioenaangroei te verstrekken – opbouw FOR (= toevoegingen FOR -/- verplichte afneming FOR) in voorafgaande kalenderjaar (bij stakingswinst desgewenst huidige kalenderjaar). Reserveringsruimte ¾ geldt voor bel.pl. die – in aan kalenderjaar voorafgaande 7 jaar – jaarruimte niet volledig heeft benut ¾ moet worden verzocht bij aangifte ¾ bedraagt – over laatste 7 jaar niet-benutte jaarruimte -/- over laatste 7 jaar reeds benutte reserveringsruimte (oudste jaar als eerste nemen)

Kijk voor meer informatie over de Memo-serie van Wolters Kluwer op www.wolterskluwer.nl/memo


Inkomstenbelasting

§ 1.43

– maximaal laagste van ¾ 17% van premiegrondslag (zie schema), en ¾ € 7052 (2014/2013/2012: € 6989) dan wel € 13 927 (2014/2013/ 2012: € 13 802) indien bel.pl. op 1 januari maximaal 10 jaar jonger is dan in dat kalenderjaar geldende AOW-leeftijd (t/m 2012: op 1 januari 55 jaar of ouder is). ¾ Omzetting FOR in lijfrente ¾ geldt voor bel.pl. die FOR omzet in lijfrente ¾ bedraagt maximaal bedrag vrije afneming FOR (zie § 1.30) ¾ mag ook in jaar van staken onderneming worden toegepast. ¾ Omzetting stakingswinst in lijfrente (stamrechtvrijstelling) ¾ geldt voor ondernemer die – in kalenderjaar onderneming (gedeeltelijk) staakt waaruit als ondernemer winst uit onderneming werd genoten – stakingswinst (voor aftrek stakingsaftrek en MKB-winstvrijstelling) omzet in lijfrente met dien verstande dat stamrechtvrijstelling ook geldt voor medegerechtigde, mits medegerechtigdheid rechtstreekse voortzetting is van ondernemerschap ¾ bedraagt laagste van – bedrag stakingswinst, en – navolgend maximumbedrag ¾ € 447 047 (2014/2013/2012: € 443 059) indien - ondernemer bij staken maximaal 5 jaar jonger is dan op stakingsmoment geldende AOW-leeftijd (t/m 2012: bij staken 60 jaar of ouder is), of - ondernemer 45% of meer arbeidsongeschikt en lijfrentetermijnen binnen 6 maanden na staken ingaan, of - staking gevolg is van overlijden ondernemer ¾ € 223 531 (2014/2013/2012: € 221 537) indien - ondernemer bij staken maximaal 15 jaar jonger is dan op stakingsmoment geldende AOW-leeftijd (t/m 2012: bij staken 50 jaar of ouder is), of - lijfrentetermijnen direct na staken ingaan ¾ € 111 771 (2014/2013/2012: € 110 774) in overige gevallen verminderd met reeds opgebouwde voorzieningen. Premiegrondslaga bestanddelen winst uit onderneming vóór mutatie FOR en ondernemersaftrek belastbaar loon belastbaar resultaat uit overige werkzaamheden belastbare periodieke uitkeringen en verstrekkingen totaalb af: franchisec premiegrondslagd

............... ............... ............... ............... + ............... ............... – ...............

a. Voor alle bestanddelen gegevens over voorafgaande kalenderjaar invullen, echter in geval van (gedeeltelijke) staking onderneming mogen op verzoek van ondernemer

Kijk voor meer informatie over de Memo-serie van Wolters Kluwer op www.wolterskluwer.nl/memo

99


§ 1.43

Inkomstenbelasting

gegevens over huidige kalenderjaar worden ingevuld (in dat geval in volgende kalenderjaar stakingswinst elimineren uit premiegrondslag). b. (Vanaf 2015) maximaal € 100 000. c. 2015: € 11 936; 2014/2013/2012: € 11 829. d. (T/m 2014) maximaal 2014/2013/2012: € 162 457.

¾ Aan voorafgaande kalenderjaar toerekenbare aangroei jaarlijkse uitkering

ouderdomspensioen wegens toeneming dienstjaren (factor A) bedraagt ¾ eindloon/middelloon: in voorafgaande kalenderjaar geldend op-

bouwpercentage × pensioengrondslag (pensioengrondslag = pensioengevend inkomen voorafgaande kalenderjaar -/- AOW-franchise), welke uitkomst nog gecorrigeerd wordt met factor (zie tabel 1) indien in pensioenregeling vastgestelde ingangsdatum eerder ligt dan bij 67 jaar (t/m 2014: 65 jaar) (correctie geldt niet voor werknemer die voor 1-1-2005 55 jaar is geworden) ¾ beschikbare premie: premie over voorafgaande kalenderjaar × factor (zie tabel 2) waarna (vanaf 2014) uitkomst wordt vermenigvuldigd met 37/40 (2014: 35/37). Tabel 1 Factor eindloon/middelloon vervroegd pensioen pensioeningangsdatum vanaf tot a

60 61 62 63 64 65 66

factor vanaf 2015

t/m 2014

1,9/1,15 1,9/1,23 1,9/1,32 1,9/1,41 1,9/1,52 1,9/1,63 1,9/1,76

2/1,38 2/1,48 2/1,59 2/1,71 2/1,85 – –

tot

factor vanaf 2015

t/m 2014

20 25 30 35 40 45 50 55 60 –

0,43 0,36 0,30 0,24 0,20 0,17 0,14 0,11 0,09 0,08

0,36 0,30 0,25 0,21 0,17 0,14 0,12 0,10 0,08 0,07

61 62 63 64 65 66 –

a. (T/m 2014) jonger dan 61 jaar.

Tabel 2 Factor beschikbare premie leeftijda vanaf 15 20 25 30 35 40 45 50 55 b 60

a. Per 1 januari van voorafgaande kalenderjaar. b. (T/m 2014) 60 tot 65 jaar.

100

Kijk voor meer informatie over de Memo-serie van Wolters Kluwer op www.wolterskluwer.nl/memo


Inkomstenbelasting

§ 1.44

¾ Bel.pl. kan (onder voorwaarden) op verzoek premies c.a. voor direct in-

gaande lijfrente in aftrek brengen ¾ op tijdstip overlijden ondernemer (met terugwentelingsmogelijkheid

naar vorig kalenderjaar) ¾ niet bij hemzelf, maar bij overleden ondernemer. 1. Art. 1.7, 1.7b (oud), 3.124-3.131 Wet IB 2001; art. 38 Pensioenwet; art. 49 Wet verplichte beroepspensioenregeling; art. 2.I.Ra-2.I.S Invoeringswet Wet IB 2001; art. 15 Uitv.besl. IB 2001; art. 2a, 2b, 45b Uitv.reg. IB 2001; onderdeel 2.6, 2.6A, 2.7, 3.1.2, 4.2.2, 6.1.13 besluit 13-6-2012, nr. BLKB2012/283M; onderdeel 2, 4.1, 6.7 besluit 3-6-2014, nr. BLKB2014/816. y

Fiscaal Memo Wet- & Regelgeving, § 1.52, 2.4; Fiscaal Memo Arresten & Beleid 2015, § 1.22; Fiscaal Memo App, Jaarruimte lijfrentepremie, AOW-leeftijd.

1.44

Negatieve uitgaven voor inkomensvoorzieningen1

Negatieve uitgaven voor inkomensvoorzieningen bestanddelen teruggaven van uitgaven voor inkomensvoorzieningen a betaalde premies en bedragen voor aangewezen voor box 1 kwalificerende lijfrenten/ b periodieke uitkeringen en verstrekkingen (zie § 1.40) plus daarover behaald rendement , wegens niet-toegestane handeling a afgetrokken premies beroeps- en bedrijfstakpensioenregeling plus daarover behaald b rendement , wegens niet-toegestane handeling a c afgetrokken uitgaven voor inkomensvoorzieningen en premies beroeps- en bedrijfsa b d,e takpensioenregeling plus daarover behaald rendement , wegens emigratie a. Indien verzekeringnemer is overleden, worden negatieve uitgaven bij gerechtigde in aanmerking genomen. b. Bedrag betaalde premies en bedragen plus daarover behaald rendement wordt gesteld op waarde in economisch verkeer op moment vóór besmette handeling; waarde in economisch verkeer van aanspraak waarvan nog geen uitkeringen zijn vervallen bedraagt echter ten minste eerder betaalde uitgaven (voor zover uitgaven niet al waren teruggenomen en behoudens uitzonderingen in geval van tussentijdse beëindiging van arbeidsongeschiktheidsverzekering); bij afkoop komen op waarde in economisch verkeer tot maximaal € 2269 in mindering betaalde premies en bedragen die niet als uitgaven voor inkomensvoorzieningen zijn afgetrokken (saldomethode); voor in 2001 t/m 2009 betaalde premies en bedragen geldt geen maximum aan saldomethode; behaald rendement in periode van geen binnenlandse belastingplicht blijft buiten beschouwing; er is ook revisierente verschuldigd. c. Behalve afgetrokken bijdrage voor Anw-uitkering wegens onverzekerbaar overlijdensrisico en afgetrokken premies voor reeds ingegane periodieke uitkeringen en verstrekkingen ter zake van invaliditeit/ziekte/ongeval. d. Er volgt conserverende aanslag. e. Indien belastingverdrag is afgesloten dat voorziet in exclusieve woonstaatheffing voor pensioen- en lijfrente-inkomsten gelden afwijkende bepalingen, waardoor alleen eerder afgetrokken premies in aanmerking komen (voor aanspraken waarvan uitkeringen zijn ingegaan wordt maximaal waarde van aanspraken direct vóór emigratie in aanmerking genomen); afwijkende bepalingen gelden ook bij latere dooremigratie binnen 10 jaar en voor eerder vrijgestelde pensioenpremies.

Kijk voor meer informatie over de Memo-serie van Wolters Kluwer op www.wolterskluwer.nl/memo

101


§ 1.45

Inkomstenbelasting

Afkoop kleine aanspraken lijfrente/periodieke uitkeringen jaar 2015 2014 2013 2012

afkoopwaarde € € € €

4281 4242 4242 4242

Afkoop lijfrente/lijfrentespaarrekening/lijfrentebeleggingsrecht wegens langdurige arbeidsongeschiktheid (vanaf 2015) jaar 2015

maximum afkoopuitkeringa € 40 000

a. Als dat hoger is geldt als maximum afkoopuitkering gemiddelde premiegrondslag in kalenderjaar en voorafgaande kalenderjaar, vóór vermindering met franchise (zie § 1.43); ontvangen afkoopuitkering wordt beschouwd als lijfrentetermijn.

¾ Aftrekbare premies betaald voor periodieke uitkeringen en ver-

strekkingen waarop regime van Wet IB 1964 vanaf 1-1-1992 van toepassing is, kunnen ook worden aangemerkt als negatieve uitgaven voor inkomensvoorzieningen. 1. Art. 3.132-3.138, 10a.6 Wet IB 2001; art. 2.I.T Invoeringswet Wet IB 2001; onderdeel 3.4 besluit 13-6-2012, nr. BLKB2012/283M. y

Fiscaal Memo Wet- & Regelgeving, § 1.53.

1.45

Negatieve persoonsgebonden aftrek1

¾ Negatieve persoonsgebonden aftrek is terugname van navolgende eerder

in aanmerking genomen persoonsgebonden aftrekposten (zie § 1.66).

102

Kijk voor meer informatie over de Memo-serie van Wolters Kluwer op www.wolterskluwer.nl/memo


Inkomstenbelasting

§ 1.48

Negatieve persoonsgebonden aftrek door bel.pl. ontvangen bedragen als teruggave van of nagekomen betaling ter zake van eerder afgetrokken a

uitgaven voor onderhoudsverplichtingen (zie § 1.67) b geldlening aan beginnende ondernemer (zie § 1.68) uitgaven voor specifieke zorgkosten (zie § 1.70) c,d buitengewone uitgaven c scholingsuitgaven (zie § 1.72) a,c uitgaven voor monumentenpanden (zie § 1.73) e onderhoudskosten niet-monumentenpanden c,f giften (zie § 1.74)

a. Waaronder ook worden begrepen vóór 2001 afgetrokken bedragen. b. Betreft nagekomen schuldaflossing op vóór 2010 verstrekte geldlening aan beginnende ondernemer tot maximaal bedrag van eerder afgetrokken verlies op geldlening aan beginnende ondernemer, waaronder ook worden begrepen vóór 2001 afgetrokken verliezen op Agaathleningen. c. Maximaal bedrag van eerder afgetrokken uitgaven. d. Betreft vóór 2009 als buitengewone uitgaven afgetrokken bedragen; na 2007 over 2006 en/of 2007 ontvangen zorgtoeslag of terugontvangen inkomensafhankelijke bijdrage Zvw hoeft in ontvangstjaar niet als negatieve persoonsgebonden aftrek in aanmerking te worden genomen. e. Betreft alleen vóór 2001 afgetrokken bedragen. f. Door bel.pl. terugontvangen bedrag wegens ontbonden of herroepen schenking, inclusief eventuele verhoging van giften aan culturele instelling. 1. Art. 3.139, 10a.9 Wet IB 2001; art. XXVIII Stb. 2007, 562; art. 2.I.Ua Invoeringswet Wet IB 2001; besluit 5-8-2009, nr. CPP2009/1018M. y

Fiscaal Memo Wet- & Regelgeving, § 1.54; Fiscaal Memo 3 2010, § 1.31.

1.46-1.47 Gereserveerd 1.48

Middeling1

¾ Middelingsteruggaaf ¾ d.i. teruggaaf van IB/PH op belastbaar inkomen uit werk en woning

(box 1) wordt verleend ¾ op verzoek, binnen 36 maanden na onherroepelijk worden (nihil) aanslagen ¾ aan degene die gedurende middelingstijdvak – binnenlandse bel.pl. is geweest, en/of – (vanaf 2015) kwalificerende buitenlandse bel.pl. is geweest, en/of – (t/m 2014) buitenlandse bel.pl. is geweest met inkomen dat na toepassing van regelingen ter voorkoming van dubbele belasting (nagenoeg) geheel aan heffing Nederlandse IB/LB is onderworpen ¾ mits onder bijvoeging van berekening middelingsteruggaaf. ¾ Middelingstijdvak ¾ beloopt 3 aaneengesloten hele kalenderjaren (uitzondering geldt bij overlijden)

Kijk voor meer informatie over de Memo-serie van Wolters Kluwer op www.wolterskluwer.nl/memo

103


§ 1.48

Inkomstenbelasting

¾ omvat nooit kalenderjaren die reeds tot ander middelingstijdvak

behoorden. ¾ (Vanaf 23-6-2014) overlijdensjaar kan op verzoek van nabestaande van

bel.pl. toch in middelingstijdvak worden opgenomen, mits ¾ belastbaar inkomen uit werk en woning in overlijdensjaar hoger is

dan in 2 andere jaren van middelingstijdvak, en ¾ hogere inkomen in overlijdensjaar niet veroorzaakt is door overlijden

¾

¾

¾

¾

¾

(dat deel moet anders uit middelingsberekening worden geëlimineerd). Middelingsteruggaaf bedraagt verschil tussen ¾ daadwerkelijk geheven IB/PH op belastbaar inkomen uit werk en woning over middelingstijdvak en ¾ herrekende IB/PH op belastbaar inkomen uit werk en woning die verschuldigd zou zijn indien belastbaar inkomen uit werk en woning in elk jaar van middelingstijdvak 1/3 van som van 3 (ten minste op nihil te stellen) belastbare inkomens uit werk en woning zou bedragen voor zover verschil meer is dan € 545. Bij daadwerkelijk geheven belasting en premie volksverzekeringen op belastbaar inkomen uit werk en woning over middelingstijdvak wordt ¾ geen rekening gehouden met – (vanaf 2014) tariefsaanpassing aftrekbare kosten eigen woning – heffingskorting – te conserveren inkomen – over te conserveren inkomen verschuldigde belasting ¾ gezamenlijk bedrag van voorheffingen op belastbaar inkomen uit werk en woning vermeerderd met daarbij in aanmerking genomen heffingskorting genomen, indien geen aanslag is vastgesteld. Bij herrekende belasting en premie volksverzekeringen op belastbaar inkomen uit werk en woning wordt geen rekening gehouden met ¾ (vanaf 2014) tariefsaanpassing aftrekbare kosten eigen woning ¾ heffingskorting ¾ te conserveren inkomen ¾ over te conserveren inkomen verschuldigde belasting ¾ regels wel of geen aanslag (zie § 1.87). Voor bel.pl. die in een jaar van middelingstijdvak AOW-leeftijd bereikt, wordt middelingsteruggaaf berekend alsof in gehele middelingstijdvak volledige premieplicht AOW bestaat. Middelingsteruggaaf kan niet worden verkregen voor aan bel.pl. verplicht uit te keren bovenmatige pensioenaanspraken.

1. Art. 3.154-3.155 Wet IB 2001; art. 24 Uitv.reg. IB 2001; besluit 23-6-2014, nr. BLKB2013/2058M. y

Fiscaal Memo Wet- & Regelgeving, § 1.58; Fiscaal Memo Arresten & Beleid 2015, § 1.24; Fiscaal Memo App, IB/PH werk en woning (box 1).

104

Kijk voor meer informatie over de Memo-serie van Wolters Kluwer op www.wolterskluwer.nl/memo


Inkomstenbelasting 1.49

Verklaring arbeidsrelatie (VAR)

§ 1.49 1

¾ Inspecteur geeft ¾ op verzoek van bel.pl. ¾ bij voor bezwaar vatbare beschikking (verklaring arbeidsrelatie/VAR)

¾

¾

¾ ¾ ¾

aan of voordelen uit arbeidsrelatie(s) van bel.pl. in kalenderjaar worden aangemerkt als ¾ winst uit onderneming (VAR-winst), of ¾ loon (VAR-loon), of ¾ resultaat uit overige werkzaamheden (VAR-row). Inspecteur geeft ¾ op verzoek van bel.pl. met aanmerkelijk belang (zie § 1.53) ¾ bij voor bezwaar vatbare beschikking (verklaring arbeidsrelatie/VAR) aan of werkzaamheden binnen arbeidsrelatie(s) van bel.pl. worden aangemerkt als werkzaamheden uitsluitend verricht voor rekening en risico van onderneming van a.b.-vennootschap (VAR-dga). VAR ¾ moet binnen 8 weken na ontvangst aanvraag worden afgegeven (verlenging mogelijk met redelijke termijn) ¾ geldt voor termijn van maximaal 1 kalenderjaar (voor starters: niet eerder dan aanvangsdag werkzaamheden) ¾ (t/m 2012) wordt geacht door bel.pl. wederom te zijn aangevraagd (automatische verlening), indien in 3 achtereenvolgende jaren – bel.pl. telkens verzoek om VAR heeft ingediend voor hetzelfde soort werk dat onder overeenkomstige condities is verricht – inspecteur telkens gelijkluidende VAR’en heeft afgegeven (die ook niet zijn herzien). Bel.pl. moet feitelijke omstandigheden die afwijken van door bel.pl. gepresenteerde omstandigheden direct melden aan inspecteur. Inspecteur kan afgegeven VAR herzien indien feitelijke omstandigheden daartoe aanleiding geven. VAR-winst/VAR-dga leidt ertoe dat ¾ voor opdrachtgever geen inhoudingsplicht LB/PH ontstaat, mits – opdrachtgever beschikt over afschrift van VAR, en – in VAR-winst/VAR-dga aangeduide werkzaamheden overeenkomen met daadwerkelijk te verrichten werkzaamheden, en – werkzaamheden vallen ¾ in tijdvak waarvoor VAR-winst/VAR-dga geldt, of ¾ in kalenderjaar aansluitend op tijdvak waarvoor VAR-winst/VARdga geldt (overeenkomst voor werkzaamheden moet uiterlijk 1 november vóór dat kalenderjaar zijn aangegaan en ook vóór dagtekening nieuwe VAR) – opdrachtgever identiteit van bel.pl. heeft vastgesteld en aard/nummer/afschrift van identiteitsbewijs in administratie bewaart ¾ bel.pl. niet verzekerd is voor ZW/WIA/WAO/WW (en er dus geen premieplicht en geen uitkeringsrechten ontstaan).

1. Art. 3.156-3.157 Wet IB 2001; art. 6a Wet LB 1964; art. 4, 6 ZW; art. 4, 6 WAO; art. 4, 6 WW. y

Fiscaal Memo Wet- & Regelgeving, § 1.59.

Kijk voor meer informatie over de Memo-serie van Wolters Kluwer op www.wolterskluwer.nl/memo

105


§ 1.50-1.52

Inkomstenbelasting

1.50-1.52 Gereserveerd AANMERKELIJK BELANG

1.53

(BOX 2)

Aanmerkelijk belang/meesleep- en meetrekregeling1

¾ Bel.pl. heeft a.b. indien bel.pl. ¾ al dan niet tezamen met partner

direct/indirect ¾ voor ten minste 5% van geplaatste kapitaal houder is van (1 soort)

aandelen in vennootschap met in aandelen verdeeld kapitaal ¾ koopoptie heeft op (indirect) ten minste 5% van geplaatste kapitaal

van (1 soort) aandelen in vennootschap ¾ winstbewijzen heeft die betrekking hebben op

– ten minste 5% van jaarwinst, of – ten minste 5% van liquidatie-uitkering ¾ ten minste 5% van stemmen in algemene vergadering van coöperatie/ vereniging op coöperatieve grondslag uit mag brengen waarbij geldt dat ¾ prioriteitsaandelen (dus niet: preferente aandelen) samen met gewone aandelen als 1 soort worden beschouwd ¾ met ingekocht nog in te trekken kapitaal bij vaststelling a.b. geen rekening wordt gehouden ¾ bel.pl. met uitsluitend aandelen verkregen uit spaarloonregeling, aandelen tot grootst uitgegeven soort mag rekenen. ¾ Meesleepregeling ¾ indien bel.pl. a.b. heeft behoren tot a.b. ook zijn overige aandelen in en winstbewijzen van vennootschap/coöperatie. ¾ Meetrekregeling ¾ tot vermogen van bel.pl. behorende aandelen in en winstbewijzen van vennootschap/coöperatie waarin – geen a.b. wordt gehouden door bel.pl., maar – wel direct a.b. wordt gehouden door ¾ partner van bel.pl. ¾ bloed- of aanverwant in rechte lijn van bel.pl./partner behoren voor bel.pl. tot a.b. ¾ Op fictief a.b. is volledige regime van a.b. van toepassing, tenzij bel.pl. om afrekening en toepassing box 3 verzoekt. 1. Art. 4.5a, 4.6-4.11 Wet IB 2001; art. 25 Uitv.reg. IB 2001. y

Fiscaal Memo Wet- & Regelgeving, § 1.65.

106

Kijk voor meer informatie over de Memo-serie van Wolters Kluwer op www.wolterskluwer.nl/memo


Inkomstenbelasting 1.54

§ 1.54 1

Belastbaar inkomen uit aanmerkelijk belang (box 2)

Belastbaar inkomen uit aanmerkelijk belang (box 2) bestanddelen reguliere voordelena af: aftrekbare kosten belastbare reguliere voordelen vervreemdingsvoordelenb sub-totaalc af: persoonsgebonden aftrek (zie § 1.66)d inkomen uit aanmerkelijk belange af: te verrekenen verliezen uit aanmerkelijk belangf belastbaar inkomen uit aanmerkelijk belang (box 2)

............... ............... ............... ............... ............... ............... ............... ............... ...............

– + – –

a. Bijvoorbeeld dividend; indien aandelen/winstbewijzen krachtens erfrecht zijn verkregen en daarbij bij erflater a.b.-inkomen in aanmerking is genomen, worden (op verzoek) binnen 24 maanden na overlijden van erflater genoten reguliere voordelen uit die aandelen/winstbewijzen (tot maximaal genoemd a.b.-inkomen bij erflater) niet als a.b.-inkomen beschouwd, maar afgeboekt op verkrijgingsprijs aandelen/winstbewijzen (faciliteit geldt zowel voor vererfde als bij overlijden reeds in bezit zijnde aandelen/winstbewijzen van dezelfde soort). b. Overdrachtsprijs -/- verkrijgingsprijs bij (fictieve) vervreemding. c. Bestanddeel van gemeenschappelijke inkomensbestanddelen, zie § 1.4. d. Voor gedeelte dat niet in aftrek kan komen op inkomen uit werk en woning (zie § 1.11) en belastbaar inkomen uit sparen en beleggen (zie § 1.56); resterende persoonsgebonden aftrek kan inkomen uit aanmerkelijk belang niet verder dan tot nihil verminderen, eventueel restant kan in volgende kalenderjaren worden afgetrokken. e. Bestanddeel van verzamelinkomen, zie § 1.5. f. Verlies uit aanmerkelijk belang wordt verrekend met inkomens uit aanmerkelijk belang van voorafgaande en 9 volgende kalenderjaren. 1. Art. 4.1, 4.12, 4.12a, 4.19, 4.49, 6.2 Wet IB 2001; besluit 17-9-2014, nr. BLKB2014/1321M. y

Fiscaal Memo Wet- & Regelgeving, § 1.66-1.69, 1.71; Fiscaal Memo Arresten & Beleid 2015, § 1.27; Fiscaal Memo App, IB aanmerkelijk belang (box 2).

Kijk voor meer informatie over de Memo-serie van Wolters Kluwer op www.wolterskluwer.nl/memo

107


§ 1.55 1.55

Inkomstenbelasting Gereserveerd S PA R E N E N B E L E G G E N

1.56

(BOX 3)

Belastbaar inkomen uit sparen en beleggen (box 3)1

Belastbaar inkomen uit sparen en beleggen (box 3) bestanddelen ............... ............... rendementsgrondslag op peildatuma ............... – af: basisbedrag heffingvrij vermogen (zie tabel) (a) ............... ............... grondslag ouderentoeslag ............... + ouderentoeslag (zie tabel) (b) af: totaal heffingvrij vermogen (a + b) ............... ............... – ............... grondslag sparen en beleggen (niet negatief)b c ............... voordeel uit sparen en beleggen (= forfaitair rendement 4%) d ............... – af: persoonsgebonden aftrek (zie § 1.66) e ............... belastbaar inkomen uit sparen en beleggen (box 3) a. Peildatum voor rendementsgrondslag is 1 januari van kalenderjaar; peildatum 1 januari geldt ook indien bel.pl. op 1 januari nog niet binnenlands belastingplichtig is of indien binnenlandse belastingplicht gedurende kalenderjaar anders dan door overlijden eindigt. b. Voor bel.pl. met (fictief) gehele jaar dezelfde partner bestaat grondslag sparen en beleggen uit toegerekende deel (zie § 1.4) van gezamenlijke grondslag sparen en beleggen. c. Forfaitair rendement bedraagt op jaarbasis 4% van grondslag sparen en beleggen; 4% wordt tijdsgelang over hele kalendermaanden van binnenlandse belastingplicht bepaald. d. Voor gedeelte dat niet in aftrek kan komen op inkomen uit werk en woning (zie § 1.11); resterende persoonsgebonden aftrek kan belastbaar inkomen uit sparen en beleggen niet verder dan tot nihil verminderen, eventueel restant komt voor zover mogelijk in mindering op inkomen uit aanmerkelijk belang (zie § 1.54). e. Bestanddeel van verzamelinkomen, zie § 1.5.

108

Kijk voor meer informatie over de Memo-serie van Wolters Kluwer op www.wolterskluwer.nl/memo


Inkomstenbelasting

§ 1.56

Rendementsgrondslag bestanddelen onroerende zakena rechten die (indirect) op onroerende zaken betrekking hebbenb bepaalde roerende zakenc rechten op roerende zakend rechten die niet op zaken betrekking hebbene overige vermogensrechtenf bezittingeng schuldenh af: drempeli af: in aanmerking te nemen schulden (niet negatief) rendementsgrondslag (= nettovermogen)

............... ............... ............... ............... ............... ............... + ............... ............... ............... – ............... – ...............

a. Behalve eigen woning en tot ondernemingsvermogen of aanmerkelijk belang behorende onroerende zaken. b. Bijvoorbeeld recht van erfpacht/recht van opstal/recht van beklemming/appartementsrecht/recht van vruchtgebruik, gebruik of bewoning van onroerende zaak. c. Hieronder vallen roerende zaken die ¾ door bel.pl. en tot zijn huishouden behorende personen niet voor persoonlijke doeleinden worden gebruikt/verbruikt ¾ wel voor persoonlijke doeleinden worden gebruikt/verbruikt maar hoofdzakelijk als belegging dienen. d. Bijvoorbeeld termijncontracten voor edelmetalen, landbouwproducten, vreemde valuta. e. Bijvoorbeeld chartaal en giraal geld, effecten, schuldvorderingen, winstrechten, kapitaalverzekeringen (voor bepaalde kapitaalverzekeringen geldt een tijdelijke vrijstelling, zie § 1.57). f. Bijvoorbeeld in trust ondergebracht vermogen. g. Mits bezitting waarde heeft in economisch verkeer; (buitenlandse) belastingvorderingen blijven buiten rendementsgrondslag, behalve vorderingen (buitenlandse) erfbelasting inclusief successierecht van vóór 2010 en (buitenlandse) belastingrente (t/m 2012: heffingsrente) en invorderingsrente daarover; er zijn nog meer vrijgestelde bezittingen, zie § 1.57. h. Schulden zijn verplichtingen met waarde in economisch verkeer, waarbij geldt dat ¾ niet tot schulden behoren – verplichtingen die kunnen leiden tot uitgaven voor persoonsgebonden aftrekpost (zie § 1.66) – kortlopende termijnen (minder dan 1 jaar) van schulden – belastingschulden (zie echter hierna voor erfbelastingschulden) ¾ wel tot schulden behoren – schulden waarvan rente niet aftrekbaar is in box 1 (zie § 1.14, 1.40, 1.41) of box 2 – te betalen (buitenlandse) erfbelasting inclusief successierecht van vóór 2010 en (buitenlandse) belastingrente (t/m 2012: heffingsrente) en invorderingsrente daarover, exclusief niet terstond invorderbare erfbelasting over verkrijging landgoed Natuurschoonwet 1928. i. Drempel bedraagt € 3000 (2014/2013/2012: € 2900); voor bel.pl. met (fictief) gehele jaar dezelfde partner geldt gezamenlijke drempel van € 6000 (2014/2013/2012: € 5800).

Kijk voor meer informatie over de Memo-serie van Wolters Kluwer op www.wolterskluwer.nl/memo

109


§ 1.56

Inkomstenbelasting

Heffingvrij vermogen bestanddelen basisbedrag

a

2015

2014

2013

2012

€ 21 330

€ 21 139

€ 21 139

€ 21 139

a. Voor bel.pl. met partner geldt basisbedrag voor ieder afzonderlijk.

¾ Heffingvrij vermogen wordt verhoogd met ouderentoeslag, indien ¾ bel.pl. op 31 december AOW-leeftijd heeft bereikt, en ¾ inkomen uit werk en woning + persoonsgebonden aftrek maximaal

€ 20 075 (2014/2013/2012: € 19 895) bedraagt, en

¾ grondslag ouderentoeslag maximaal € 282 226 (2014/2013/2012:

€ 279 708) bedraagt – grondslag ouderentoeslag is rendementsgrondslag ná aftrek basisbedrag heffingvrij vermogen maar vóór aftrek ouderentoeslag – gezamenlijk bedrag van grondslag ouderentoeslag nemen en maximum verdubbelen (2015: € 564 451; 2014/2013/2012: € 559 416) indien bel.pl. (fictief) gehele jaar dezelfde partner heeft.

Ouderentoeslag inkomen uit werk en woninga meer dan niet meer dan

ouderentoeslagb

2015 – € 14 431

€ 14 431 20 075

€ 28 236 14 118

20 075

€ 14 302 19 895 –

€ 27 984 13 992 –

2014/2013/2012 – € 14 302 19 895

a. Inkomen uit werk en woning verhoogd met persoonsgebonden aftrek (zie § 1.11). b. Voor bel.pl. met partner geldt ouderentoeslag voor ieder afzonderlijk.

¾ Niet tot rendementsgrondslag behoren niet-opeisbare geldvorderingen op

echtgenoot van overleden ouder van bel.pl. (achtergelaten echtgenoot) ¾ die voortvloeien uit verdeling van nalatenschap van overleden ouder ¾ die voortvloeien uit door achtergelaten echtgenoot schuldig gebleven

vergoeding voor legaat tegen inbreng van waarde, op grond van testament van overleden ouder ¾ die anderszins voortvloeien uit testament van overleden ouder ¾ ontstaan door niet-opeisbare legitieme portie van bel.pl. met dien verstande dat ¾ daarmee corresponderende schulden niet tot rendementsgrondslag van achtergelaten echtgenoot behoren

110

Kijk voor meer informatie over de Memo-serie van Wolters Kluwer op www.wolterskluwer.nl/memo


Inkomstenbelasting

§ 1.56

¾ niet tot bezittingen van bel.pl. behoren goederen waarop vruchtge-

bruik ten behoeve van achtergelaten echtgenoot rust – op grond van testament van overleden ouder of (vanaf 2014) buitenlands wettelijk erfrecht – doordat bel.pl. wilsrecht op hertrouwende ouder of stiefouder heeft uitgeoefend – in geval van (voormalige) echtelijke woning en andere goederen van nalatenschap die achtergelaten echtgenoot voor verzorging nodig heeft waarbij geldt dat – goederen bij achtergelaten echtgenoot voor volle eigendomswaarde in box 3 worden belast (defiscalisering) – defiscalisering met terugwerkende kracht geldt vanaf eerste peildatum voor box 3 na openvallen nalatenschap, mits vruchtgebruik binnen 2 jaar na overlijden juridisch is gevestigd ¾ deze toedeling overeenkomstig geldt – in gevallen van plaatsvervulling of verdere vererving in rechte neergaande lijn – voor partner die voor erfbelasting met echtgenoot wordt gelijkgesteld (zie § 12.5) – indien echtgenoot van ouder van bel.pl. is overleden (defiscalisering geldt daardoor ook voor stiefouder, stiefkind, quasi-stiefkind). – voor renteloze geldvordering van kind op achtergelaten echtgenoot. ¾ Met wettelijk vruchtgenot van vermogen van minderjarig kind wordt in Wet IB 2001 geen rekening gehouden. ¾ Indien inspecteur langer dan gebruikelijk, dat is ¾ meer dan 8 weken (t/m 2012: 3 maanden) na verzoek om (nadere) voorlopige aanslag ¾ meer dan 13 weken (t/m 2012: 3 maanden) na indiening aangifte over opleggen (nadere) voorlopige aanslag doet ¾ waardoor bel.pl. niet meer vóór peildatum belastingschuld kan betalen mag bij bepaling rendementsgrondslag op peildatum, belastingschuld als betaald worden beschouwd, onder navolgende voorwaarden ¾ (t/m 2012) later dan gebruikelijk opleggen van voorlopige aanslag is niet aan bel.pl. te verwijten ¾ af te trekken bedrag – komt in mindering op bezittingen van box 3 (niet negatief) – bedraagt bedrag van te laat opgelegde (nadere) voorlopige aanslag, maar maximaal daadwerkelijk verschuldigde en binnen betalingstermijn betaalde bedrag. ¾ Door omzetting bankrekeningnummers naar IBAN-rekeningnummers niet in december 2013 of december 2014, maar pas in januari 2014 resp. januari 2015 uitgevoerde automatische premie-incasso voor lijfrente- en arbeidsongeschiktheidsverzekeringen mag voor berekening rendementsgrondslag per 1-1-2014 of 1-1-2015 worden beschouwd als te zijn verricht in december 2013 resp. december 2014

Kijk voor meer informatie over de Memo-serie van Wolters Kluwer op www.wolterskluwer.nl/memo

111


§ 1.57

Inkomstenbelasting

¾ bel.pl. dient in aangifte IB/PH 2014 resp. aangifte IB/PH 2015 hand-

matig correctie op rendementsgrondslag aan te brengen. 1. Art. 5.1-5.6, 5.12, 6.2,2.14, derde lid, 2.15, eerste lid Wet IB 2001; onderdeel 2.1 besluit 16-2-2012, nr. BLKB2012/137M (oud); onderdeel 2.7 besluit 13-6-2012, nr. BLKB2012/ 283M; onderdeel 2.1, 3.1, 3.2 besluit 3-9-2013, nr. BLKB2013/662M. y

Fiscaal Memo Wet- & Regelgeving, § 1.77; Fiscaal Memo Arresten & Beleid 2013, § 1.38; Fiscaal Memo Arresten & Beleid 2014, § 1.35; Fiscaal Memo App, IB sparen en beleggen (box 3), AOW-leeftijd.

1.57

Vrijgestelde bezittingen box 31

Vrijgestelde bezittingen vrijstellingen bossen natuurterreinen ongebouwde gedeelte aangewezen landgoederen a voorwerpen van kunst en wetenschap , waaronder voorwerpen ter beschikking gesteld aan derden voor culturele en wetenschappelijke doeleinden b krachtens erfrecht bij bel.pl. opgekomen rechten op roerende zaken c rechten uit begrafenisverzekering , mits verzekerd kapitaal in totaal maximaal € 6921 (2014/2013/2012: € 6859) per verzekerde bedraagt of (bij overschrijding) waarde van rechten (inclusief tegoed op geblokkeerde bankrekening bestemd voor begrafenis) in totaal maximaal € 6921 (2014/2013/2012: € 6859) per persoon bedraagt tegoed op geblokkeerde bankrekening bestemd voor begrafenis, mits tegoed (inclusief rechten uit begrafenisverzekering) in totaal maximaal € 6921 (2014/2013/2012: € 6859) d per persoon bedraagt rechten op kapitaalsuitkering uitsluitend ter zake van invaliditeit/ziekte/ongeval rechten op termijnen van overdrachtsprijs aanmerkelijk belang, indien overdrachtsprijs uit 1 of meer termijnen bestaat waarvan op vervreemdingstijdstip aantal of omvang onbekend is geld, chipkaart en vermogensrechten bestemd voor consumentenaankopen (zoals e cadeaubon, beltegoed, strippenkaart) tot in totaal € 517 (2014/2013/2012: € 512) spaartegoeden/aandelenoptierechten/aandelen/winstbewijzen uit per 1-1-2012 verf vallen spaarloonregeling, tot in totaal maximaal € 17 025 kortlopende termijnen (minder dan 1 jaar) van inkomsten uit vermogensbestanddeel van bel.pl. (vanaf 2013) groene beleggingen, tot in totaal maximaal € 56 928 (2014/2013: € 56 420) g (zie § 1.58) g (t/m 2012) maatschappelijke beleggingen, tot in totaal maximaal € 56 420 (zie § 1.59) g (t/m 2012) beleggingen in durfkapitaal, tot in totaal maximaal € 56 420 (zie § 1.60) (vanaf 2015) nettolijfrenten (zie § 1.61) (vanaf 2015) nettopensioen (zie § 1.62) h op 14-9-1999 bestaande kapitaalverzekeringen, tot in totaal maximaal € 123 428 aandelen in/winstbewijzen van indertijd aangewezen particuliere participatiemaatschappijen, tot maximaal € 11 345 a. Tenzij voorwerpen hoofdzakelijk dienen als belegging; voorwerpen die deel uitmaken van verzameling worden niet door dit enkele feit aangemerkt als belegging. b. Vrijstelling geldt

112

Kijk voor meer informatie over de Memo-serie van Wolters Kluwer op www.wolterskluwer.nl/memo


Inkomstenbelasting

c.

d.

e. f.

g. h.

§ 1.58

¾ voor zover zaken door bel.pl. of tot zijn huishouden behorende personen voor persoonlijke doeleinden worden gebruikt/verbruikt ¾ tenzij rechten hoofdzakelijk dienen als belegging. Recht bestaat op ¾ kapitaalsuitkering bij overlijden van bel.pl./partner/bloed- of aanverwant, of ¾ verstrekkingen in natura ter verzorging uitvaart. Tegoed mag uitsluitend worden gedeblokkeerd bij overlijden van bij opening geblokkeerde bankrekening vast te stellen persoon (rekeninghouder/partner/bloed- of aanverwant). Voor bel.pl. met (fictief) gehele jaar dezelfde partner geldt gezamenlijk totaal van € 1034 (2014/2013/2012: € 1024). Vrijstelling blijft ook gelden voor na 31-12-2011 geblokkeerde tegoeden uit per 1-1-2012 vervallen spaarloonregeling, voor zover ook na 31-12-2011 wordt voldaan aan vereisten van spaarloonregeling (uitgezonderd blokkeringstermijn). Voor bel.pl. met (fictief) gehele jaar dezelfde partner geldt gezamenlijk totaal van € 113 856 (2014/2013/2012: € 112 840). Vrijstelling geldt tot 14-9-2029 en is alleen van toepassing indien op of na 14-9-1999 verzekerd kapitaal niet is verhoogd en looptijd niet is verlengd; maximumbedrag wordt verminderd met reeds genoten vrijgestelde kapitaalsuitkeringen; voor bel.pl. met (fictief) gehele jaar dezelfde partner geldt gezamenlijk totaal van € 246 856.

1. Art. 5.7-5.12, 5.13, 5.16, 5.17, 10a.10 Wet IB 2001; art. 2.I.AN, 2.I.AP, 2.I.APa, 2.I.AV Invoeringswet Wet IB 2001. y

Fiscaal Memo Wet- & Regelgeving, § 1.78, 2.3; Fiscaal Memo App, leggen (box 3).

IB sparen en be-

Groene beleggingen (vanaf 2013)1

1.58

¾ Groene beleggingen zijn vrijgestelde bezittingen, tot in totaal maximaal

€ 56 928 (2014/2013: € 56 420).

¾ Voor bel.pl. met (fictief) gehele jaar dezelfde partner geldt gezamenlijk

totaal van € 113 856 (2014/2013: € 112 840).

¾ Groene beleggingen ¾ komen ook als heffingskorting in aanmerking (zie § 1.81) ¾ maakten t/m 2012 deel uit van vrijstelling maatschappelijke be-

leggingen (zie § 1.59) ¾ zijn

– aandelen in – winstbewijzen van – geldleningen aan aangewezen groene fondsen.

Kijk voor meer informatie over de Memo-serie van Wolters Kluwer op www.wolterskluwer.nl/memo

113


§ 1.59

Inkomstenbelasting

Aangewezen groene fondsen per 1-1-2015 groenfonds

datum aanwijzing a

ABN-AMRO Groenbank BV ASN Groenprojectenfonds b ING Groenbank NV Rabo Groen Bank BV Regionaal Duurzaam 1 Stichting Groenfonds Stichting NOTS RE Investments Triodos Groenfonds NV

01-04-1999 15-11-1995 20-05-1996 25-10-2000 15-12-2012 01-02-2008 01-12-2009 26-06-1998

a. Voorheen Fortis Groenbank BV. b. Voorheen Postbank Groen NV. 1. Art. 5.13-5.14 Wet IB 2001; art. 2.I.AV-2.I.AW Invoeringswet Wet IB 2001. y

Fiscaal Memo Wet- & Regelgeving, § 1.79; Fiscaal Memo App, (box 3).

1.59

IB sparen en beleggen

Maatschappelijke beleggingen (t/m 2012)1

¾ (Vanaf 2013) vrijstelling voor maatschappelijke beleggingen is vervallen,

alleen voor groene beleggingen geldt nog vrijstelling in box 3 (zie § 1.58). Vrijstelling maatschappelijke beleggingen (t/m 2012)a vrijstellingen groene beleggingen (zie § 1.58) sociaal-ethische beleggingen

b

a. Vrijstelling bedraagt in totaal maximaal € 56 420; voor bel.pl. met (fictief) gehele jaar dezelfde partner geldt gezamenlijk totaal van € 112 840. b. Groene beleggingen maakten t/m 2012 deel uit van vrijstelling maatschappelijke beleggingen, maar zijn vanaf 2013 apart vrijgestelde bezittingen (zie § 1.58).

¾ Maatschappelijke beleggingen komen ook als heffingskorting in aan-

merking (zie § 1.81). ¾ Sociaal-ethische beleggingen zijn ¾ aandelen in ¾ winstbewijzen van ¾ geldleningen aan

aangewezen sociaal-ethische fondsen.

114

Kijk voor meer informatie over de Memo-serie van Wolters Kluwer op www.wolterskluwer.nl/memo


Inkomstenbelasting

§ 1.60

Aangewezen sociaal-ethische fondsen per 31-12-2012 sociaal-ethisch fonds ASN-Novib Fonds Oikocredit Nederlands Fonds Stichting NOTS Investments Triodos Fair Share Fund

datum aanwijzing 01-07-2004 01-01-2004 18-12-2008 01-01-2004

1. Art. 5.13-5.15 Wet IB 2001 (oud); art. 2.I.AV-2.I.AW Invoeringswet Wet IB 2001. y

Fiscaal Memo Wet- & Regelgeving 2012, § 1.79-1.81.

1.60

Beleggingen in durfkapitaal (t/m 2012)1

Vrijstelling beleggingen in durfkapitaal (t/m 2012)a vrijstellingen directe beleggingen in durfkapitaal indirecte beleggingen in durfkapitaal culturele beleggingen a. Vrijstelling bedraagt in totaal maximaal € 56 420; voor bel.pl. met (fictief) gehele jaar dezelfde partner geldt gezamenlijk totaal van € 112 840.

¾ Directe beleggingen in durfkapitaal en culturele beleggingen komen ook

als heffingskorting in aanmerking (zie § 1.81). y

Fiscaal Memo Wet- & Regelgeving 2012, § 1.82.

Directe beleggingen in durfkapitaal (t/m 2012)2 ¾ Directe beleggingen in durfkapitaal zijn geldleningen ¾ geregistreerd en achtergesteld ¾ verstrekt op of ná 1-1-1996 maar vóór 1-1-2013 aan beginnende

ondernemer, d.i. – natuurlijk persoon die in Nederland voor eigen rekening onderneming drijft, dit is het geval indien natuurlijk persoon ¾ vermoedelijk in kalenderjaar of volgende kalenderjaar in aanmerking komt voor zelfstandigenaftrek, en ¾ maximaal 7 jaar zelfstandigenaftrek heeft toegepast (14 jaar bij (gedeeltelijke) overname onderneming) – kleine NV/BV die in Nederland onderneming drijft, dit is het geval indien NV/BV (of soortgelijke buitenlandse rechtspersoon) op moment van leningverstrekking ¾ maximaal 8 jaar bestaat, en ¾ in Nederland onderneming drijft van zodanige omvang dat in NV/ BV werkzame personen gezamenlijk daaraan vermoedelijk ten minste 1225 uren besteden, en

Kijk voor meer informatie over de Memo-serie van Wolters Kluwer op www.wolterskluwer.nl/memo

115


§ 1.60

Inkomstenbelasting

geen voortzetting is van (deel van) onderneming die meer dan 8 jaar geleden (indirect) voor rekening van aandeelhouder (behoudens zeer gering belang) werd gedreven, en ¾ zogenoemde ‘kleine’ NV/BV is (vennootschapsrechtelijk), en ¾ geen beleggingsinstelling is ¾ ter financiering van bestanddelen behorend tot – natuurlijk persoon: verplicht ondernemingsvermogen van beginnende ondernemer (waaronder ook vallen lopende uitgaven van onderneming) – kleine NV/BV: ondernemingsvermogen van kleine NV/BV, welke bestanddelen in geval van natuurlijk persoon als verplicht ondernemingsvermogen zouden zijn aangemerkt (waaronder niet valt financiering van loonkosten van a.b.-houder) ¾ die voldoen aan bepaalde leningvoorwaarden (maximaal wettelijke rente (zie § 30.3.1), minimumomvang hoofdsom (€ 2269), vormvereisten leningovereenkomst, geen rekening-courant, vermelding BSN’s/sofinummers/OB-nummers, registratie binnen 4 weken na aangaan) ¾ gedurende eerste 8 jaar na verstrekken van geldlening. Inspecteur moet bij voor bezwaar vatbare beschikking verklaren dat sprake is van beginnende ondernemer. Onderhavige geldlening is geen belegging in durfkapitaal meer zodra beginnende ondernemer ¾ niet langer voldoet aan voorwaarden die aan beginnende ondernemer zijn gesteld, of ¾ geldlening niet langer aanwendt voor financiering verplicht ondernemingsvermogen. Regime directe beleggingen in durfkapitaal geldt niet voor geldleningen tussen ¾ bel.pl. en partner ¾ personen die gezamenlijk onderneming drijven (beroep op hardheidsclausule mogelijk). Verliezen op onderhavige geldlening (mits verstrekt voor 1-1-2011) komen – onder voorwaarden – in aftrek als persoonsgebonden aftrekpost (zie § 1.68). ¾

¾ ¾

¾

¾

y

Fiscaal Memo Wet- & Regelgeving 2012, § 1.83; Fiscaal Memo 3 2010, § 1.36.

Indirecte beleggingen in durfkapitaal (t/m 2012)3 ¾ Indirecte beleggingen in durfkapitaal zijn ¾ geldleningen aan ¾ aandelen in ¾ winstbewijzen van

durfkapitaalfondsen. y

Fiscaal Memo Wet- & Regelgeving 2012, § 1.84.

116

Kijk voor meer informatie over de Memo-serie van Wolters Kluwer op www.wolterskluwer.nl/memo


Inkomstenbelasting

§ 1.61

Culturele beleggingen (t/m 2012)4 ¾ Culturele beleggingen zijn ¾ geldleningen aan ¾ aandelen in ¾ winstbewijzen van

aangewezen cultuurfondsen. Aangewezen cultuurfondsen per 31-12-2012 cultuurfonds Triodos Cultuurbank BV Triodos Cultuurfonds NV VastgoedCultuurFonds

datum aanwijzing a

24-04-2009 30-08-2006 01-03-2007

a. Aanwijzing vervallen per 1-12-2013. y

Fiscaal Memo Wet- & Regelgeving 2012, § 1.85.

1. Art. 5.16-5.18a Wet IB 2001 (oud). 2. Art. 5.17 Wet IB 2001 (oud); art. 2.I.AQ Invoeringswet Wet IB 2001; art. 30-33 Uitv.reg. IB 2001 (oud); besluit 24-3-2009, nr. BCPP2009/170M. 3. Art. 5.18 Wet IB 2001 (oud). 4. Art. 5.18a Wet IB 2001 (oud).

1.61

Nettolijfrenten (vanaf 2015)1

¾ Nettolijfrenten zijn vrijgestelde bezittingen. ¾ Onder nettolijfrente wordt verstaan ¾ lijfrente dienend ter compensatie van pensioentekort (zie § 1.43)

– oudedagslijfrente – nabestaandenlijfrente – tijdelijke oudedagslijfrente, met maximale jaartermijn € 21 142 × nettofactor ¾ lijfrentespaarrekening en lijfrentebeleggingsrecht (zie § 1.43), met jaartermijnbedrag € 21 142 × nettofactor (zonder mogelijkheid van afkoop van klein tegoed in 1 keer) mits ¾ verschuldigde premie – op bel.pl. heeft gedrukt, en – niet (gedeeltelijk) in aanmerking is genomen als uitgave voor inkomensvoorzieningen (zie § 1.43), en – binnen gestelde begrenzingen blijft, en – niet (gedeeltelijk) is voldaan na kalenderjaar van bereiken AOWleeftijd, en ¾ bel.pl. nettolijfrente vrijwillig opbouwt, en ¾ overeenkomst met aanbieder vermeldt dat sprake is van nettolijfrente. ¾ Nettofactor is 100% – 52% = 48%. ¾ Als aanbieder van nettolijfrente kan optreden (onder nader gegeven voorwaarden)

Kijk voor meer informatie over de Memo-serie van Wolters Kluwer op www.wolterskluwer.nl/memo

117


§ 1.61

Inkomstenbelasting

¾ toegelaten aanbieder lijfrenteverzekeringen (behalve overnemende

ondernemer/natuurlijke persoon) ¾ bank ¾ beheerder van beleggingsinstelling. ¾ Jaarlijkse premie voor alle nettolijfrenten van bel.pl. gezamenlijk mag

maximaal leeftijdsafhankelijk percentage (zie tabel) van premiegrondslag van voorafgaande kalenderjaar (zie § 1.43) boven € 100 000 bedragen. Maximale premie nettolijfrentea b

leeftijd vanaf 15 20 25 30 35 40 45 50 55 60 65

percentage tot 20 25 30 35 40 45 50 55 60 65 –

2,3 2,7 3,3 3,9 4,7 5,7 6,8 8,3 9,9 11,9 13,5

a. Nog te verminderen met in voorafgaande kalenderjaar ingelegde premie voor nettopensioenregeling. b. Per einde kalenderjaar.

¾ Voor bel.pl. die in aan kalenderjaar voorafgaande 7 jaar jaarlijkse premie

niet volledig heeft benut, mag alsnog premie volgens reserveringsruimte toepassen (zie § 1.43; percentage en maximum reserveringsruimte vermenigvuldigen met nettofactor). ¾ Bij staking van onderneming mag ondernemer op verzoek inkomensgegevens van huidige kalenderjaar nemen voor berekening premiegrondslag en maximale premie. ¾ Vrijstelling als bezitting in box 3 vervalt voor volledige waarde van aanspraak als besmette handeling wordt verricht, d.i. ¾ niet langer voldoen aan voorwaarden nettolijfrente ¾ (gedeeltelijke) afkoop, vervreemding, voorwerp van zekerheidsstelling ¾ overgang verplichtingen op niet-toegelaten aanbieder ¾ werkgever verstrekt aan bel.pl. bijdrage voor nettolijfrente, terwijl werkgever bijdrage niet in zelfde mate verstrekt aan overige werknemers met dien verstande dat ¾ na vervallen van vrijstelling in voorafgaande kalenderjaar, tot bezittingen moet worden gerekend 50% waarde van aanspraken per 1 januari van voorafgaande kalenderjaar × jaarfactor (jaarfactor bedraagt uiteindelijk 10, vooralsnog geldt in 2015 jaarfactor 0) (bel.pl. kan tegenbewijs leveren dat werkelijk genoten belastingvoordeel

118

Kijk voor meer informatie over de Memo-serie van Wolters Kluwer op www.wolterskluwer.nl/memo


Inkomstenbelasting

§ 1.62

lager is, in welk geval genoten belastingvoordeel × 100/1,2 tot bezittingen moet worden gerekend) ¾ afkoop wegens langdurige arbeidsongeschiktheid onder voorwaarden is toegestaan (zie § 1.44) ¾ vrijval aanspraak wegens einde binnenlandse belastingplicht niet als afkoop wordt beschouwd. ¾ Aanspraak op nettolijfrente mag worden omgezet in andere aanspraak op nettolijfrente. 1. Art. 5.16-5.16c, 10a.15 Wet IB 2001; art. 17bis Uitv.besl. IB 2001. y

Fiscaal Memo Wet- & Regelgeving, § 1.80; Fiscaal Memo App, (box 3).

1.62

IB sparen en beleggen

Nettopensioen (vanaf 2015)1

¾ Aanspraken ingevolge nettopensioenregeling zijn vrijgestelde

bezittingen. ¾ Onder nettopensioenregeling wordt verstaan regeling die ¾ als doel heeft treffen van ouderdoms-/partner-/wezenpensioen (zie

§ 3.13) of daarmee vergelijkbare voorziening ingevolge beroeps- of bedrijfstakpensioenregeling of buitenlandse pensioenregeling, en ¾ voldoet aan in Wet LB 1964 gegeven bepalingen omtrent afkoopverbod e.d., en ¾ verzekerd is bij toegelaten verzekeraar of pensioenfonds (eigen beheer niet toegestaan), en ¾ binnen gestelde begrenzingen blijft. ¾ Nettopensioenregeling kan voorzien in ¾ netto-ouderdomspensioen – wordt tijdsevenredig opgebouwd op basis van beschikbarepremieregeling – is gericht op pensioen dat na 40 jaren opbouw maximaal 75% bedraagt van gemiddelde bedrag dat boven aftoppingsgrens pensioengevend loon (2015: € 100 000) valt × nettofactor – voldoet aan in Wet LB 1964 gegeven bepalingen van ouderdomspensioen omtrent ingangsdatum ¾ nettopartnerpensioen – wordt tijdsevenredig opgebouwd op basis van beschikbarepremieregeling – is gericht op pensioen dat na 40 jaren opbouw maximaal 52,5% bedraagt van gemiddelde bedrag dat boven aftoppingsgrens pensioengevend loon (2015: € 100 000) valt × nettofactor – voldoet aan in Wet LB 1964 gegeven bepalingen van partnerpensioen omtrent leeftijd partner, bereikbaar pensioengevend loon, ontbrekende dienstjaren en ingangsdatum ¾ nettowezenpensioen – wordt tijdsevenredig opgebouwd op basis van beschikbarepremieregeling – is gericht op pensioen dat na 40 jaren opbouw maximaal 10,5% bedraagt van gemiddelde bedrag dat boven aftoppingsgrens pensioengevend loon (2015: € 100 000) valt × nettofactor Kijk voor meer informatie over de Memo-serie van Wolters Kluwer op www.wolterskluwer.nl/memo

119


§ 1.63

Inkomstenbelasting

– voldoet aan in Wet LB 1964 gegeven bepalingen van partnerpensioen omtrent bereikbaar pensioengevend loon en ontbrekende dienstjaren en van wezenpensioen omtrent ingangsdatum en volle wezen met dien verstande dat ¾ overschrijding van maximumopbouw onder voorwaarden is toegestaan (zie § 3.13) ¾ beschikbare premie voor opbouw van nettopensioenaanspraken uit netto loon moet worden voldaan ¾ voor vaststelling premie gebruik kan worden gemaakt van nader gegeven premiestaffels. ¾ Nettofactor is 100% – 52% = 48%. ¾ Vrijstelling als bezitting in box 3 vervalt voor volledige waarde van aanspraak als besmette handeling wordt verricht, d.i. ¾ niet langer voldoen aan voorwaarden nettopensioen ¾ (gedeeltelijke) afkoop, vervreemding, voorwerp van zekerheidsstelling ¾ overgang verplichtingen op niet-toegelaten verzekeraar ¾ werkgever verstrekt aan bel.pl. bijdrage voor nettopensioen, terwijl werkgever bijdrage niet in zelfde mate verstrekt aan overige werknemers met dien verstande dat ¾ na vervallen van vrijstelling in voorafgaande kalenderjaar, tot bezittingen moet worden gerekend 50% waarde van aanspraken per 1 januari van voorafgaande kalenderjaar × jaarfactor (jaarfactor bedraagt uiteindelijk 10, vooralsnog geldt in 2015 jaarfactor 0) (bel.pl. kan tegenbewijs leveren dat werkelijk genoten belastingvoordeel lager is, in welk geval genoten belastingvoordeel × 100/1,2 tot bezittingen moet worden gerekend) ¾ vrijval aanspraak wegens einde binnenlandse belastingplicht niet als afkoop wordt beschouwd ¾ in Wet LB 1964 gegeven uitzonderingen op afkoopverbod ook voor nettopensioen gelden. 1. Art. 5.17-5.17f, 10a.15 Wet IB 2001; art. 30 Uitv.reg. IB 2001; besluit 17-12-2014, nr. BLKB2014/2132M. y

Fiscaal Memo Wet- & Regelgeving, § 1.81; Fiscaal Memo App, (box 3).

1.63

IB sparen en beleggen

Waardering bezittingen en schulden1

¾ Bezittingen en schulden worden in aanmerking genomen naar waarde in

economisch verkeer. ¾ Elke woning in box 3 wordt gewaardeerd tegen WOZ-waarde, met dien

verstande dat ¾ waarde van verhuurde woning die onder huurbescherming valt wordt

gesteld op WOZ-waarde × leegwaarderatio (zie tabel leegwaarderatio hierna; tegenbewijs mogelijk als aldus berekende waarde 10% of meer afwijkt van werkelijke waarde in economisch verkeer van woning in verhuurde staat op WOZ-waardepeildatum)

120

Kijk voor meer informatie over de Memo-serie van Wolters Kluwer op www.wolterskluwer.nl/memo


Inkomstenbelasting

§ 1.63

¾ waarde van duurzaam verpachte woning wordt gesteld op WOZ-

waarde × leegwaarderatio (zie tabel leegwaarderatio hierna, met tegenbewijsmogelijkheid), met dien verstande dat – tabel moet worden toegepast met jaarlijkse pacht in plaats van jaarlijkse huur – onder duurzame verpachting wordt pachtovereenkomst verstaan die voor minimaal 12 jaar is aangegaan ¾ gekapitaliseerde waarde van toekomstige jaarlijkse erfpachtcanons van WOZ-waarde mag worden afgetrokken (zie tabel waarderingsregels hierna). Leegwaarderatio verhuurde/verpachte woning jaarlijkse huur/pachta als percentage van WOZ-waardeb

leegwaarderatioc

meer dan

niet meer dan

2015

2014

2013

2012

1,0% 1,5% 2,0% 2,5% 3,0% 3,5% 4,0% 5,0% 6,0% 7,0% –

45% 51% 51% 56% 56% 62% 62% 67% 73% 78% 85%

45% 51% 51% 56% 56% 62% 62% 67% 73% 78% 85%

50% 53% 56% 59% 62% 66% 69% 73% 78% 78% 78%

50% 54% 58% 63% 67% 72% 76% 81% 85% 85% 85%

0,0% 1,0% 1,5% 2,0% 2,5% 3,0% 3,5% 4,0% 5,0% 6,0% 7,0%

a. Jaarlijkse huur/pacht bedraagt 12 × maandelijkse kale huurprijs/pachtprijs geldend bij begin van kalenderjaar; bij onzakelijke huurprijs/pachtprijs geldt jaarlijkse huurprijs/ pachtprijs van 3,5% van WOZ-waarde. b. Bij gedeeltelijke verhuur van WOZ-waarde van verhuurde deel van woning; indien WOZ-waarde van verhuurde deel niet is vastgesteld, geldt evenredig deel van totale WOZ-waarde naar rato van verhuurde vierkante meters. c. Indien woning als aparte wooneenheid verhuurd is maar niet als afzonderlijk appartement vervreemd kan worden, wordt WOZ-waarde verlaagd met € 20 000.

¾ Aan genotsrecht dat tegen periodieke, gelijkmatige en zakelijke vergoe-

ding wordt verleend wordt geen waarde toegekend (bijvoorbeeld huurof pachtovereenkomst). ¾ Alimentatie in de vorm van woongenot (= genotsrecht) wordt op nihil gewaardeerd. ¾ Navolgende vorderingen op DSB Bank NV (DSB) mogen per 1-1-2012 en 1-1-2013 voor waardering van bezittingen in box 3 op nihil worden gesteld ¾ bij DSB aangehouden achtergestelde deposito ¾ vordering op DSB, bestaande uit tegoed op DSB-spaarrekening voor zover tegoed meer bedraagt dan € 100 000.

Kijk voor meer informatie over de Memo-serie van Wolters Kluwer op www.wolterskluwer.nl/memo

121


§ 1.63

Inkomstenbelasting

Waarderingsregels box 3 waardering van

waarderingsregel a

periodieke uitkeringen in geld ¾ levenslang, ingegaan en afhankelijk van 1 leven ¾ levenslang, nog niet ingegaan en afhankelijk van 1 leven ¾ afhankelijk van meer dan 1 leven en vervallende bij overlijden van – laatstlevende – eerststervende ¾ vervallende na bepaalde tijd én tevens – niet afhankelijk van een leven – ingegaan en afhankelijk van 1 leven – nog niet ingegaan en afhankelijk van 1 leven periodieke uitkeringen in gelda

¾ voor onbepaalde tijd en niet afhankelijk van enig leven overige periodieke uitkeringen genotsrechten erfpachtcanon woning erfpachtcanon verhuurde wooneenheid

¾ jaarlijks bedrag × factor tabel 1 b ¾ jaarlijks bedrag × aantal uitkeringsjaren × factor tabel 3d

¾ waardering met jongste lijf minus 10 jaar ¾ waardering met oudste lijf plus 5 jaar

¾ jaarlijks bedrag × aantal uitkeringsjaren × factor tabel 2c ¾ jaarlijks bedrag × aantal uitkeringsjaren × factor tabel 3d ¾ jaarlijks bedrag × aantal uitkeringsjaren × d factor tabel 3 ¾ 24 × jaarlijks bedrag ¾ ¾ ¾ ¾

koopsom zodanige uitkering 4% 17 × jaarlijks bedrag 20 × jaarlijks bedrag

a. Onzeker jaarlijks bedrag of uitkeringen niet in geld worden in aanmerking genomen naar geschatte bedrag. b. Voor nog niet ingegane jaren geldt jaarlijks bedrag van nihil; in geval van levenslange periodieke uitkering maximaal 12 vijftaljaren in aanmerking nemen. c. Waarde niet hoger dan 24 × jaarlijks bedrag. d. Waarde niet hoger dan levenslange ingegane periodieke uitkering afhankelijk van 1 leven.

122

Kijk voor meer informatie over de Memo-serie van Wolters Kluwer op www.wolterskluwer.nl/memo


Inkomstenbelasting

ยง 1.63

Tabel 1 a

leeftijd tot tot tot tot tot tot

20 25 30 35 40 45

jaar jaar jaar jaar jaar jaar

factor

leeftijd

22 22 21 20 19 18

tot tot tot tot tot tot

50 55 60 65 70 75

a

jaar jaar jaar jaar jaar jaar

a

factor

leeftijd

factor

16 15 13 11 9 8

tot 80 jaar tot 85 jaar tot 90 jaar tot 95 jaar vanaf 95 jaar

6 4 3 2 1

a. Bij afhankelijkheid van 1 leven geldt voor vrouwen leeftijdsterugstelling van 5 jaar.

Tabel 2 vijftal jaren eerste tweede derde vierde vijfde

factor

vijftal jaren

factor

vijftal jaren

factor

0,91 0,75 0,61 0,50 0,41

zesde zevende achtste negende tiende

0,34 0,28 0,23 0,19 0,16

elfde twaalfde volgende

0,13 0,11 0,09

Kijk voor meer informatie over de Memo-serie van Wolters Kluwer op www.wolterskluwer.nl/memo

123


124 a

0,91 0,74 0,61 0,50 0,41 0,33 0,27 0,21 0,17 0,13 0,09 0,06 0,03

0,91 0,74 0,61 0,50 0,40 0,33 0,26 0,20 0,15 0,11 0,07 0,04 0,02

0,91 0,74 0,61 0,49 0,40 0,32 0,25 0,19 0,13 0,09 0,05 0,02 0,01

25-29 0,91 0,74 0,60 0,49 0,39 0,30 0,23 0,16 0,11 0,06 0,03 0,01

30-34 0,90 0,74 0,59 0,48 0,37 0,28 0,20 0,13 0,07 0,03 0,01

35-39 0,90 0,73 0,58 0,46 0,35 0,25 0,16 0,09 0,04 0,01

40-44 0,90 0,72 0,56 0,43 0,30 0,20 0,11 0,05 0,01

45-49 0,89 0,70 0,53 0,38 0,24 0,14 0,06 0,02

50-54 0,88 0,67 0,48 0,31 0,17 0,08 0,02

55-59 0,87 0,62 0,40 0,22 0,10 0,03

60-64 0,84 0,54 0,30 0,14 0,04 0,01

65-69 0,80 0,45 0,20 0,06 0,01

70-74 0,74 0,33 0,10 0,02

75-79 0,65 0,20 0,03

80-84 0,54 0,08

85-89 0,40 0,02

90-94 0,27

0,18

95-100 100-

y

Fiscaal Memo Wet- & Regelgeving, ยง 1.82; Fiscaal Memo Arresten & Beleid 2014, ยง 1.35; Fiscaal Memo App,

IB sparen en beleggen (box 3).

1. Art. 5.19-5.23 Wet IB 2001; art. 17a-19 Uitv.besl. IB 2001; HR 3-4-2015, nr. 13/0427, ECLI:NL:HR:2015:812; onderdeel 4.1 besluit 3-9-2013, nr. BLKB2013/662M.

a. Voor vrouwen geldt leeftijdsterugstelling van 5 jaar.

eerste tweede derde vierde vijfde zesde zevende achtste negende tiende elfde twaalfde volgende

0-19 20-24

vijftal jaren factor

Tabel 3

ยง 1.63 Inkomstenbelasting

Kijk voor meer informatie over de Memo-serie van Wolters Kluwer op www.wolterskluwer.nl/memo


Inkomstenbelasting

§ 1.66

1.64-1.65 Gereserveerd PERSOONSGEBONDEN AFTREK

1.66

Persoonsgebonden aftrek1

Persoonsgebonden aftrek bestanddelen uitgaven voor onderhoudsverplichtingen verliezen op beleggingen in durfkapitaal (t/m 2014) uitgaven voor levensonderhoud kinderena uitgaven voor specifieke zorgkostena weekenduitgaven voor gehandicaptena scholingsuitgaven uitgaven voor monumentenpanden aftrekbare giften persoonsgebonden aftrekposten nog te verrekenen persoonsgebonden aftrekposten voorgaande jaren persoonsgebonden aftrek

............... ............... ............... ............... ............... ............... ............... ............... + ............... ............... + ...............

a. Aftrekbaar voor zover bel.pl. zich redelijkerwijs gedrongen heeft kunnen voelen tot doen van uitgave; (vanaf 2015) deze voorwaarde geldt alleen nog voor uitgaven voor specifieke zorgkosten.

¾ Persoonsgebonden aftrek ¾ kan niet tot negatief inkomen leiden ¾ wordt in aanmerking genomen (eerst uitgaven voor specifieke zorg-

kosten, dan overige persoonsgebonden aftrekposten) – eerst op inkomen uit werk en woning (verminderd met eventueel daarin begrepen te conserveren inkomen) (zie § 1.11) – vervolgens voor eventueel restant op belastbaar inkomen uit sparen en beleggen (zie § 1.56) – vervolgens voor eventueel restant op inkomen uit aanmerkelijk belang (verminderd met eventueel daarin begrepen te conserveren inkomen) (zie § 1.54) ¾ mag voor gedeelte dat niet kon worden afgetrokken, in volgende kalenderjaren worden afgetrokken. 1. Art. 6.1-6.2a Wet IB 2001. y

Fiscaal Memo Wet- & Regelgeving, § 1.91.

Kijk voor meer informatie over de Memo-serie van Wolters Kluwer op www.wolterskluwer.nl/memo

125


§ 1.67 1.67

Inkomstenbelasting 1

Uitgaven voor onderhoudsverplichtingen

Onderhoudsverplichtingen bestanddelen a,b

betaalde alimentatie c,d betaalde afkoopsommen alimentatie aan ex-echtgenoot op bel.pl. verhaalde bijstand in levensonderhoud aan ex-echtgenoot hetgeen vanwege (echt)scheiding wordt betaalde wegens verrekening vanc,f ¾ pensioenrechten

¾ lijfrenten en andere inkomensvoorzieningen betaalde periodieke uitkeringen en verstrekkingen wegens wettelijk verplichte vergoea,b ding gederfd levensonderhoud betaalde periodieke uitkeringen en verstrekkingen wegens dringend morele verplichting a,b tot voorziening in levensonderhoud a. Niet aan bloed- en aanverwanten in rechte lijn en tweede graad zijlijn ((klein)kind/ (groot)ouder/broer/zus) of personen die behoren tot huishouden bel.pl. b. Verstrekking van woongenot door beperkt gerechtigde tot woning moet worden gewaardeerd volgens eigenwoningforfait. c. Niet in aanmerking komt afkoopsom/verrekening in de vorm van lijfrente e.d., voor zover daarvoor betaalde premies c.a. als uitgaven voor inkomensvoorziening (zie § 1.43) zijn afgetrokken (zie noot d en f). d. Toegestaan is afkoopsom in de vorm van betaling lijfrentepremie aan toegelaten verzekeraar, mits lijfrentetermijnen ¾ toekomen aan ex-echtgenoot ¾ onmiddellijk na betaling ingaan ¾ uiterlijk bij overlijden ex-echtgenoot eindigen met dien verstande dat ¾ premie wordt aangemerkt als lijfrentepremie voor compensatie van pensioentekort (zie § 1.43) ¾ niet langer voldoen aan voorwaarden wordt beschouwd als niet-toegestane handeling waarop regime negatieve uitgaven voor inkomensvoorzieningen van toepassing is (zie § 1.44). e. Niet het recht zelf maar de periodieke uitkeringen en verstrekkingen uit dat recht. f. Toegestaan is premiebetaling aan toegelaten verzekeraar voor fiscaal erkende lijfrente (zie § 1.43), met dien verstande dat ¾ premie wordt aangemerkt als lijfrentepremie voor compensatie van pensioentekort (zie § 1.43) ¾ bedragen overgemaakt naar lijfrentespaarrekening/lijfrentebeleggingsrecht ook kwalificeren (zie § 1.43) ¾ lijfrente wordt beschouwd als lijfrente ter compensatie van pensioentekort (zie § 1.43) (waar bel.pl. staat moet worden gelezen (ex-)echtgenoot) ¾ niet langer voldoen aan voorwaarden wordt beschouwd als niet-toegestane handeling waarop regime negatieve uitgaven voor inkomensvoorzieningen van toepassing is (zie § 1.44). 1. Art. 6.3-6.7 Wet IB 2001. y

Fiscaal Memo Wet- & Regelgeving, § 1.92; Juridisch Memo, § 4.5.

126

Kijk voor meer informatie over de Memo-serie van Wolters Kluwer op www.wolterskluwer.nl/memo


Inkomstenbelasting 1.68

§ 1.69 1

Verliezen op beleggingen in durfkapitaal

¾ Verlies op beleggingen in durfkapitaal ¾ heeft betrekking op verlies op geldlening

– verstrekt vóór 1-1-2011 aan beginnende ondernemer (zie § 1.60)

¾ bedraagt kwijtgescholden gedeelte van hoofdsom geldlening

– in eerste 8 jaar na verstrekking geldlening (op verzoek verlenging mogelijk tot 12 weken na beëindiging faillissement/surseance beginnende ondernemer) – voor zover inspecteur ¾ op verzoek ¾ bij voor bezwaar vatbare beschikking ¾ niet eerder dan 12 maanden na verstrekking geldlening verklaart dat kwijtgescholden gedeelte niet voor verwezenlijking vatbaar is – tot – te rekenen over 8-jarenperiode – maximaal € 46 984 per beginnende ondernemer ¾ is aftrekbaar op – kwijtscheldingsdatum, dan wel – dagtekening beschikking oninbaarheid, indien deze later ligt. 1. Art. 10a.9 Wet IB 2001; art. 45e Uitv.reg. IB 2001. y

Fiscaal Memo Wet- & Regelgeving, § 1.93.

1.69

Uitgaven voor levensonderhoud kinderen (t/m 2014)1

¾ Uitgaven voor levensonderhoud kinderen ¾ zijn t/m 2014 aftrekbaar als persoonsgebonden aftrekpost ¾ zijn uitgaven voor levensonderhoud van kind

– jonger dan 21 jaar, en – dat ten minste in belangrijke mate door bel.pl. wordt onderhouden, met dien verstande dat voor bepaling onderhoudsmate uitgaven van bel.pl. en partner worden samengevoegd (zie hierna) ¾ komen in aanmerking naar forfaitaire bedragen (zie tabel) ¾ worden niet in aanmerking genomen indien – bel.pl. of tot zijn huishouden behorende persoon voor kind recht heeft op AKW of soortgelijke buitenlandse kinderbijslag, tenzij (dus uitgaven komen wel in aanmerking) ¾ bel.pl. en echtgenoot wegens gemoedsbezwaren AKW-recht niet te gelde maken, of ¾ bel.pl. wegens anti-samenloopbepalingen AKW-recht niet te gelde kan maken en geen huishouden vormt met degene die AKW-recht wel te gelde kan maken (geldt ook voor soortgelijke buitenlandse kinderbijslag) – voor kind recht op kinderbijslag is uitgesloten wegens Wet beperking export uitkeringen – kind recht heeft op ¾ gift, voorwaardelijke gift of prestatiebeurs WSF (prestatiebeurs die uitsluitend bestaat uit reisvoorziening geeft wel recht op aftrek levensonderhoud kinderen)

Kijk voor meer informatie over de Memo-serie van Wolters Kluwer op www.wolterskluwer.nl/memo

127


§ 1.69

Inkomstenbelasting

financiële ondersteuning aan studenten uit profileringsfonds van onderwijsinstelling of van OCW ¾ WTOS-uitkeringen aan leerlingen van 18 jaar en ouder ¾ soortgelijke buitenlandse uitkering. ¾ Geen uitgaven voor levensonderhoud zijn ¾ uitgaven voor specifieke zorgkosten (zie § 1.70) ¾ (t/m 2012) opslag op wettelijk collegegeld voor langstudeerders. ¾

Forfaitaire bedragen uitgaven levensonderhoud kinderena (t/m 2014) omschrijving/leeftijd

b

2014 kind ¾ tot 6 jaar ¾ 6 tot 12 jaar ¾ 12 tot 18 jaar

onderhoudsvereiste

c

forfaitaire aftrek per kwartaal per jaar

belangrijke mate belangrijke mate belangrijke mate

€ 205 250 290

€ 820 1000 1160

¾ 18 jaar en ouder kind 18 jaar en ouder kind 18 jaar en ouder, niet tot huishouden behorend

belangrijke mate d grotendeels

250 500

1000 2000

(nagenoeg) geheeld

750

3000

2013 kind ¾ tot 6 jaar ¾ 6 tot 12 jaar ¾ 12 tot 18 jaar

belangrijke mate belangrijke mate belangrijke mate

€ 295 355 415

€ 1180 1420 1660

belangrijke mate d grotendeels

355 710

1420 2840

1065

4260

¾ 18 jaar en ouder kind 18 jaar en ouder kind 18 jaar en ouder, niet tot huishouden behorend

(nagenoeg) geheeld

2012 kind ¾ tot 6 jaar ¾ 6 tot 12 jaar ¾ 12 tot 18 jaar

belangrijke mate belangrijke mate belangrijke mate

€ 295 355 415

€ 1180 1420 1660

belangrijke mate d grotendeels

355 710

1420 2840

1065

4260

¾ 18 jaar en ouder kind 18 jaar en ouder kind 18 jaar en ouder, niet tot huishouden behorend

d

(nagenoeg) geheel

a. Forfaitaire aftrek voor de helft nemen indien zowel bel.pl. als partner uitgaven aftrekken. b. Per aanvang kwartaal. c. In/per aanvang kwartaal. d. Werkelijke onderhoudskosten per kwartaal moeten ook ten minste genoemd kwartaalbedrag bedragen. y

Fiscaal Memo Wet- & Regelgeving 2014, § 1.94.

128

Kijk voor meer informatie over de Memo-serie van Wolters Kluwer op www.wolterskluwer.nl/memo


Inkomstenbelasting

§ 1.70

In belangrijke mate onderhouden2 ¾ Kind wordt in belangrijke mate op kosten van ouder onderhouden indien ¾ op ouder drukkende bijdrage in kosten van onderhoud kind ten

minste € 416 (2014: € 416; 2013/2012: € 408) per kwartaal beloopt, of

¾ ouder voor kind recht heeft op

– AKW, of – soortgelijke buitenlandse regeling.

y

Fiscaal Memo Wet- & Regelgeving, § 1.3.

1. Art. 6.13-6.15 Wet IB 2001 (oud); art. 35-36 Uitv.reg. IB 2001 (oud). 2. Art. 1.5 Wet IB 2001; art. 2 Uitv.reg. IB 2001.

1.70

Uitgaven voor specifieke zorgkosten1

Uitgaven voor specifieke zorgkostena uitgaven wegen ziekte of invaliditeit van/door bel.pl. partner kinderen jonger dan 27 jaar b thuiswonende ernstig gehandicapte personen van 27 jaar of ouder c bij bel.pl. inwonende zorgafhankelijke ouders, broers, zusters a. Gezamenlijke uitgaven komen in aanmerking als specifieke zorgkosten voor zover inkomensafhankelijke drempel wordt overschreden (zie tabel); omvang van op bel.pl. drukkende uitgaven wordt niet beïnvloed door aanspraak op bijzondere bijstand die bel.pl. niet te gelde maakt, door tegemoetkomingen Wtcg (zie § 28.14), door TSZ of (vanaf 2014) door tegemoetkoming arbeidsongeschikten WIA/WAO/WAZ/Wajong (zie § 28.7). b. Ernstig gehandicapt is persoon die gelet op beperkingen, aanspraak maakt op opname in intramurale inrichting Wlz (t/m 2014: AWBZ). c. Zorgafhankelijk is persoon die anders aangewezen zou zijn op beroepsmatige hulp of verzorging in verzorgings- of verpleeginrichting.

¾ Bel.pl. die uitgaven voor specifieke zorgkosten door omvang ge-

combineerde heffingskorting niet (volledig) kan verzilveren, komt automatisch voor niet-verzilverde deel in aanmerking voor door belastingdienst uit te betalen tegemoetkoming specifieke zorgkosten (TSZ). ¾ TSZ over kalenderjaar bedraagt ¾ C – A, indien C kleiner dan B ¾ B – A, in andere gevallen waarbij ¾ A = gecombineerde inkomensheffing over kalenderjaar ¾ B = gecombineerde heffingskorting over kalenderjaar zonder rekening te houden met maximering op gecombineerde inkomensheffing (zie § 1.81) ¾ C = gecombineerde inkomensheffing over kalenderjaar indien geen uitgaven voor specifieke zorgkosten in aanmerking zouden worden

Kijk voor meer informatie over de Memo-serie van Wolters Kluwer op www.wolterskluwer.nl/memo

129


§ 1.70

Inkomstenbelasting

genomen, met fixatie van overige persoonsgebonden aftrekposten op bedrag opgenomen in factor A met dien verstande dat ¾ indien bel.pl. (fictief) gehele kalenderjaar partner heeft, gezamenlijke bedragen van uitgaven voor specifieke zorgkosten, gecombineerde inkomensheffing en gecombineerde heffingskorting genomen moeten worden ¾ TSZ tot € 15 niet wordt vastgesteld ¾ TSZ binnen 6 maanden na onherroepelijk worden (beide) definitieve aanslag(en) IB wordt vastgesteld (als geen beschikking TSZ wordt ontvangen kan bel.pl. verzoek daartoe indienen, uiterlijk 19 maanden na onherroepelijk worden aanslag) ¾ door navorderingsaanslag IB of ambtshalve vermindering – alsnog aanspraak op TSZ kan ontstaan, of – TSZ kan worden teruggevorderd (doelmatigheidsgrens € 50) ¾ onterecht/onjuist vastgestelde TSZ wordt teruggevorderd (doelmatigheidsgrens € 50). Drempel uitgaven voor specifieke zorgkosten partnera verzamelinkomenb drempel meer dan niet meer dan

ongehuwd verzamelinkomenb drempel meer dan niet meer dan 2015 – € 7 525

€ 7 525 39 975 –

39 975

€ 127 b 1,65%

– € 15 050

€ 15 050 39 975

c

39 975

€ 659 + 5,75%c

€ 125 b 1,65% c € 653 + 5,75%

– € 14 914 39 618

€ 14 914 39 618 –

€ 250 b 1,65% c € 653 + 5,75%

€ 659 + 5,75%

€ 254 b 1,65%

2014/2013/2012 €

– 7 457 39 618

7 457 39 618 –

a. Indien bel.pl. (fictief) gehele kalenderjaar partner heeft, moeten uitgaven voor specifieke zorgkosten worden samengevoegd en geldt gezamenlijk verzamelinkomen vóór toepassing persoonsgebonden aftrek. b. Verzamelinkomen vóór toepassing persoonsgebonden aftrek (zie § 1.5). c. Van meerdere boven grensbedrag verzamelinkomen vóór toepassing persoonsgebonden aftrek (zie § 1.5) (2015: € 39 975; 2014/2013/2012: € 39 618).

130

Kijk voor meer informatie over de Memo-serie van Wolters Kluwer op www.wolterskluwer.nl/memo


Inkomstenbelasting

§ 1.70

Uitgaven voor specifieke zorgkosten uitgaven wegens ziekte of invaliditeit gedaan voor a,b

genees- en heelkundige hulp c vervoer c op doktersvoorschrift verstrekte farmaceutische hulpmiddelen andere hulpmiddelen, (vanaf 2014) voor zover van zodanige aard dat zij hoofdzakelijk c,d door zieke of invalide worden gebruikt c,e extra gezinshulp c,f extra kosten voor dieet voorgeschreven in door arts/diëtist afgegeven dieetverklaring c,g extra kleding en beddengoed en daarmee samenhangende extra uitgaven h reizen wegens regelmatig ziekenbezoek a. Uitgezonderd zijn ooglaserbehandelingen ter vervanging van bril of contactlenzen. b. Onder genees- en heelkundige hulp wordt verstaan ¾ behandeling door arts ¾ behandeling op voorschrift en begeleiding van arts door paramedicus ¾ behandeling door fysiotherapeut, diëtist, ergotherapeut, logopedist, oefentherapeut, orthoptist, podotherapeut, mondhygiënist of huidtherapeut, mits voor behandeling verklaring door paramedicus is afgegeven. c. Te verhogen met hierna genoemd percentage, mits (gezamenlijk) verzamelinkomen vóór toepassing persoonsgebonden aftrek (zie § 1.5) over huidig kalenderjaar maximaal € 33 857 (2014/2013: € 33 555; 2012: € 34 055) bedraagt ¾ indien bel.pl. of partner op 1 januari AOW-leeftijd heeft bereikt: 113% ¾ indien bel.pl. op 1 januari jonger dan AOW-leeftijd: 40%. d. Uitgezonderd zijn brillen, contactlenzen en overige hulpmiddelen ter ondersteuning van gezichtsvermogen, (vanaf 2014) scootmobielen, rolstoelen en aanpassingen aan, in of om woning/woonboot/woonwagen of aanhorigheid daarvan; eerbiedigende werking geldt vanaf 2014 voor scootmobielen, rolstoelen en woningaanpassingen die in 2013 via afschrijving voor aftrek in aanmerking kwamen. e. Voor zover meer dan drempel; zie tabel drempel extra gezinshulp. f. Forfaitaire bedragen van dieetkostentabel; aan dieetverklaring zijn nadere voorwaarden gesteld. g. Forfaitaire bedragen, zie tabel uitgaven voor extra kleding en beddengoed. h. Zie tabel uitgaven voor reizen wegens regelmatig ziekenbezoek.

Kijk voor meer informatie over de Memo-serie van Wolters Kluwer op www.wolterskluwer.nl/memo

131


§ 1.70

Inkomstenbelasting

Beperking uitgaven voor specifieke zorgkosten als uitgaven wegens ziekte of invaliditeit worden niet aangemerkt a

premies/premievervangende belasting voor volksverzekeringen a premies en bijdragen voor ziektekostenregeling eigen bijdragen Wlz (t/m 2014: AWBZ) eigen bijdragen Wmo (vanaf 2013) eigen bijdragen Zvw uitgaven ten laste van verplicht/vrijwillig eigen risico Zvw uitgaven voor zorg die onder wettelijk pakket van Zvw vallen (vanaf 2013) navolgende uitgaven voor zorg die niet meer onder wettelijk pakket van Zvw vallen ¾ in-vitrofertilisatie (ivf) voor vrouw van 43 jaar of ouder ¾ eerste 2 ivf-behandelingen, als meer dan 1 embryo per poging worden teruggeplaatst en vrouw jonger is dan 38 jaar ¾ elleboogkruk, gipssteun, looprek, okselkruk, onderarmschaalkruk, rollator, loophulp met 3 of 4 poten ¾ (vanaf 2015) geestelijke gezondheidszorg voor persoon jonger dan 18 jaar ¾ (vanaf 2015) dyslexiezorg voor persoon jonger dan 18 jaar

¾ (vanaf 2015) combinatietest bij prenatale screening zonder medische indicatie eigen bijdrage voor persoonsgebonden budget/financiële tegemoetkoming Wmo, Wlz of (t/m 2014) AWBZ weekenduitgaven voor gehandicapten (zie § 1.71) a. Alsmede uitgaven voor soortgelijke buitenlandse regelingen.

¾ (T/m 2013) onder ander hulpmiddel wordt mede verstaan ¾ middel dat persoon in staat stelt tot normale lichaamsfunctie waartoe

hij anders niet in staat zou zijn (bijvoorbeeld prothese) ¾ aanpassingen

– aangebracht wegens functiebeperking – op medisch voorschrift van woning/woonboot/woonwagen en aanhorigheid daarvan – voor zover aanpassingen niet leiden tot waardevermeerdering van meer dan 10% van op bel.pl. drukkende aanpassingskosten ¾ (aanpassingen van) zaken voor zover deze zodanig zijn dat zij hoofdzakelijk door zieke of invalide worden gebruikt. ¾ Uitgaven voor extra gezinshulp komen in aanmerking ¾ voor zover blijkend uit gedagtekende facturen die naam en adres gezinshulp vermelden, en ¾ voor zover meer dan drempel (zie tabel). ¾ Na overlijden zieke partner kunnen nog maximaal 4 maanden (incl. overlijdensmaand) uitgaven wegens extra gezinshulp in aanmerking worden genomen.

132

Kijk voor meer informatie over de Memo-serie van Wolters Kluwer op www.wolterskluwer.nl/memo


Inkomstenbelasting

§ 1.70

Drempel extra gezinshulp verzamelinkomena meer dan niet meer dan

drempela

2015 – € 30 869 46 304

€ 30 869 46 304 61 732

0% 1% 2%

61 732

3%

– € 30 593 45 890

€ 30 593 45 890 61 181

0% 1% 2%

61 181

3%

2014/2013/2012

a. Verzamelinkomen vóór toepassing persoonsgebonden aftrek (zie § 1.5); indien bel.pl. (fictief) gehele kalenderjaar partner heeft, moeten uitgaven voor gezinshulp worden samengevoegd en geldt gezamenlijk verzamelinkomen vóór toepassing persoonsgebonden aftrek.

Dieetkostentabel ziektebeeld/aandoening/dieettyperinga

algemene symptomen groeiachterstand bij kinderen ¾ energieverrijkt in combinatie met eiwitverrijkt

extra kostenb 2015 2014

2013

2012

€ 850 € 850 € 850 € 850

¾ energieverrijkt ondervoeding ¾ energieverrijkt in combinatie met eiwitverrijkt ¾ energieverrijkt decubitus

600

¾ energieverrijkt in combinatie met eiwitverrijkt

600

600

600

850

850

850

850

600

600

600

600

850

850

850

850

¾ natriumbeperkt

100

100

100

100

luchtwegen chronische obstructieve longziekten (COPD) ¾ energieverrijkt in combinatie met eiwitverrijkt

850

850

850

850

¾ energieverrijkt

600

600

600

600

hartziekten decompensatio cordis, hartfalen

Kijk voor meer informatie over de Memo-serie van Wolters Kluwer op www.wolterskluwer.nl/memo

133


§ 1.70 ziektebeeld/aandoening/dieettyperinga

Inkomstenbelasting extra kostenb 2015 2014

2013

2012

maag-, darm- en leverziekten dumping syndroom

¾ lactosebeperkt/lactosevrij chronische pancreatitis ¾ energieverrijkt in combinatie met eiwitverrijkt cystic fibrosis ¾ energieverrijkt

200

200

200

100

850

850

850

850

600

600

600

600

¾ energieverrijkt in combinatie met eiwitverrijkt coeliakie en ziekte van Dühring ¾ glutenvrij ¾ glutenvrij in combinatie met lactosebeperkt/ lactosevrij overige (incl. short bowel en leverziekte) ¾ energieverrijkt met vitaminepreparaat ¾ energieverrijkt ¾ energieverrijkt in combinatie met MCT-vetverrijkt (met en zonder vitaminepreparaat) ¾ energieverrijkt in combinatie met eiwitverrijkt

850

850

850

850

1000

1100

1250

1300

1150

1250

1400

1400

650 600

650 600

650 600

650 600

1350 850

1500 850

1500 850

1350 850

1100

1100

1100

1000

100

100

100

100

850

1000

1050

850

100

100

100

50

200

150

100

50

3900

3650

3650

3550

2800

2750

2850

2700

850

850

850

850

¾ energieverrijkt in combinatie met eiwitverrijkt en lactosebeperkt/lactosevrij metabole ziekten hypercholesterolemie

¾ verzadigd vetbeperkt in combinatie met fyto/ plantensterolenverrijkt vetstofwisselingsstoornis ¾ vetbeperkt in combinatie met MCT-vetverrijkt fructose intolerantie ¾ fructosebeperkt galactosemie ¾ galactosevrij sacharase isomaltase deficiëntie ¾ sterk sacharosebeperkt in combinatie met (iso) maltosebeperkt eiwitstofwisselingsstoornis (bijvoorbeeld PKU en hyperlysinemie) ¾ sterk eiwitbeperkt infectieziekten aids

¾ energieverrijkt in combinatie met eiwitverrijkt

134

Kijk voor meer informatie over de Memo-serie van Wolters Kluwer op www.wolterskluwer.nl/memo


Inkomstenbelasting ziektebeeld/aandoening/dieettyperinga

§ 1.70 extra kostenb 2015 2014

2013

2012

nierziekten nierziekten

¾ natriumbeperkt chronische nierinsufficiëntie met hemodialyse, incl. peritoneale dialyse ¾ eiwitverrijkt in combinatie met natriumbeperkt nefrotisch syndroom

100

100

100

100

250

250

250

250

¾ natriumbeperkt

100

100

100

100

oncologie oncologie ¾ energieverrijkt in combinatie met eiwitverrijkt

850

850

850

850

¾ energieverrijkt

600

600

600

600

250 50 100 200 700 850

200 50 50 200 800 1000

200 50 50 200 900 1000

100 50 50 100 900 1000

300 350

250 350

250 400

150 300

450

400

450

350

1100 1150

1100 1200

1250 1350

1150 1300

1150

1200

1350

1300

850

850

850

850

1100

1250

1300

1100

100

750

950

800

600

overig voedselovergevoeligheid ¾ koemelkeiwitvrij ¾ sojaeiwitvrij ¾ kippenei-eiwitvrij ¾ lactosebeperkt/lactosevrij ¾ tarwevrij ¾ tarwevrij in combinatie met kippenei-eiwitvrij ¾ koemelkeiwitvrij in combinatie met kippeneieiwitvrij ¾ koemelkeiwitvrij in combinatie met sojaeiwitvrij ¾ koemelkeiwitvrij in combinatie met kippeneieiwitvrij en sojaeiwitvrij ¾ koemelkeiwitvrij in combinatie met kippeneieiwitvrij, sojaeiwitvrij en tarwevrij ¾ koemelkeiwitvrij in combinatie met glutenvrij

¾ koemelkeiwitvrij in combinatie met glutenvrij en tarwevrij brandwonden ¾ energieverrijkt in combinatie met eiwitverrijkt lymfe lekkage ¾ eitwitverrijkt in combinatie met sterk (LCT-)vetbeperkt en MCT-vetverrijkt epilepsie ¾ (alleen 2014) sterk eiwitbeperkt en koolhydraatbeperkt in combinatie met vetverrijkt ¾ sterk eiwitbeperkt en koolhydraatbeperkt in combinatie met vetverrijkt en MCT-vetverrijkt

a. Indien zelfde dieet meerdere keren in aanmerking komt, geldt bedrag 1 keer; indien verschillende diëten in aanmerking komen bij zelfde ziektebeeld/aandoening geldt elk bedrag; indien verschillende diëten gedeeltelijk in aanmerking komen bij zelfde ziektebeeld/aandoening geldt alleen hoogste bedrag. b. Tabelbedragen tijdsgelang nemen indien extra uitgaven niet gehele kalenderjaar worden gedaan.

Kijk voor meer informatie over de Memo-serie van Wolters Kluwer op www.wolterskluwer.nl/memo

135


§ 1.70

Inkomstenbelasting

¾ Uitgaven voor extra kleding en beddengoed en daarmee samenhangende

extra uitgaven komen per zieke/invalide, eventueel naar tijdsgelang, naar forfaitaire bedragen (zie tabel) in aftrek, indien ¾ ziekte/invaliditeit langer dan 1 jaar heeft geduurd of vermoedelijk zal duren ¾ zieke/invalide behoort tot huishouden van bel.pl. Uitgaven voor extra kleding en beddengoed jaar 2015 2014 2013 2012

extra uitgaven t/m

aftrek

extra uitgaven boven

aftrek

€ € € €

€ € € €

€ € € €

€ € € €

620 620 620 620

310 310 310 310

620 620 620 620

775 775 775 775

¾ Uitgaven voor reizen wegens regelmatig ziekenbezoek komen in aan-

merking (zie tabel) voor reizen ¾ met enkele reisafstand van meer dan 10 km ¾ naar wegens ziekte/invaliditeit langer dan 1 maand verpleegde per-

sonen, met wie bezoeker bij aanvang ziekte/invaliditeit gezamenlijke huishouding voerde. Uitgaven voor reizen wegens regelmatig ziekenbezoek methode van vervoer auto (geen taxi), per km op andere wijze

aftrekbaar € 0,19 werkelijke reiskosten

¾ Deel van pensionprijs wegens verblijf in verzorgingshuis (niet verzor-

gingstehuis Wlz (t/m 2014: AWBZ)) komt in aanmerking als uitgaven voor specifieke zorgkosten, voor zover in pensionprijs aanwijsbaar bedrag is begrepen voor (eventuele) verpleging bij ziekte en lichamelijke verzorging die voortvloeit uit ziekte (geldt overeenkomstig voor serviceflats als in servicekosten aanspraak op verzorging bij ziekte/invaliditeit is begrepen). 1. Art. 6.16-6.20 Wet IB 2001; art. 19a-20 Uitv.besl. IB 2001; art. 37-39a Uitv.reg. IB 2001; art. XXXIIID Stb. 2013, 565; art. 24 Wtcg (oud); Besluit tegemoetkoming specifieke zorgkosten; vraag 2.2, 2.3 besluit 4-4-2013, nr. BLKB2013/473M; besluit 17-3-2014, nr. BLKB2014/285M. y

Fiscaal Memo Wet- & Regelgeving, § 1.95; Fiscaal Memo Arresten & Beleid 2014, § 1.39; Fiscaal Memo Arresten & Beleid 2015, § 1.30; Fiscaal Memo App, Uitgaven specifieke zorgkosten, AOW-leeftijd.

136

Kijk voor meer informatie over de Memo-serie van Wolters Kluwer op www.wolterskluwer.nl/memo


Inkomstenbelasting 1.71

§ 1.72

Weekenduitgaven voor gehandicapten1

¾ Weekenduitgaven voor gehandicapten ¾ zijn extra uitgaven door bel.pl. voor verzorging van

– – – –

kind broer/zus onder mentorschap van bel.pl. gestelde persoon (vanaf 2015) onder curatele van bel.pl. gestelde persoon voor zover bel.pl. als curator persoonlijke belangen behartigt mits gehandicapte – ernstig gehandicapt is, en – 21 jaar of ouder is, en – gelet op beperkingen, aanspraak maakt op opname in intramurale inrichting Wlz (t/m 2014: AWBZ) en daar doorgaans verblijft ¾ tot navolgende bedragen (ieder 50% indien zowel bel.pl. als partner uitgaven voor gehandicapte aftrekken) – € 10 (2014/2013/2012: € 10) per verblijfdag bij bel.pl. – € 0,19 per km, voor vervoer per auto door bel.pl. tussen verblijfplaats gehandicapte en verblijfplaats bel.pl. 1. Art. 6.25-6.26 Wet IB 2001; art. 20 Uitv.besl. IB 2001; art. 40 Uitv.reg. IB 2001. y

Fiscaal Memo Wet- & Regelgeving, § 1.96.

1.72

Scholingsuitgaven1

¾ Scholingsuitgaven zijn uitgaven ¾ drukkend op bel.pl. of op partner ¾ voor door bel.pl. volgen van opleiding of studie ¾ met oogmerk verwerven van inkomen uit werk en woning.

Als scholingsuitgaven in aanmerking komende uitgaven (vanaf 2013) uitgaven voor lesgeld, cursusgeld, collegegeld, examengeld promotiekosten, bestaande uit kosten van publicatie proefschrift en voorgeschreven kleding promovendus en paranimfen bij promotieplechtigheid door onderwijsinstelling verplicht gestelde ¾ leermiddelen (geen computer en bijbehorende randapparatuur)

¾ studiegerelateerde beschermingsmiddelen tegen verwonding persoon of beschadiging kleding volgen van door Minister van OCW erkende EVC-procedure ¾ Scholingsuitgaven zijn niet aftrekbaar ¾ (vanaf 1-7-2015) indien bel.pl. voor opleiding/studie aanspraak heeft

op studiefinanciering WSF (ook oud-regime WSF) ¾ (vanaf 1-7-2015) indien bel.pl. vrijgestelde uitkeringen en ver-

strekkingen voor opleiding/studie ontvangt (zie § 1.40) (bijvoorbeeld afstudeersteun) ¾ voor zover bel.pl. WTOS voor opleiding/studie ontvangt

Kijk voor meer informatie over de Memo-serie van Wolters Kluwer op www.wolterskluwer.nl/memo

137


§ 1.72

Inkomstenbelasting

¾ (t/m 30-6-2015) voor zover bel.pl. vrijgestelde uitkeringen en ver-

strekkingen voor opleiding/studie ontvangt (zie § 1.40) (bijvoorbeeld WSF-giften, afstudeersteun). ¾ (vanaf 1-1-2013 t/m 30-6-2015) voor zover voor opleiding/studie aan bel.pl. WSF-prestatiebeurs is toegekend, maar – in jaar waarin prestatiebeurs definitief niet wordt omgezet in gift komen scholingsuitgaven forfaitair alsnog voor aftrek in aanmerking (forfait geldt per studiejaar waarop prestatiebeurs betrekking heeft, maar kan niet meer zijn dan werkelijk terug te betalen prestatiebeurs) (forfait geldt ook na 30-6-2015 nog voor studiejaren t/m studiejaar 2014/2015) ¾ voor hoger onderwijs: € 2443 (2014/2013: € 2421) per volledig studiejaar ¾ voor beroepsonderwijs: € 1693 (2014/2013: € 1677) per volledig studiejaar. ¾ (T/m 2012) scholingsuitgaven ¾ voor opleiding/studie waarvoor bel.pl. recht heeft op WSF-uitkering komen in aanmerking – met normbedrag scholingsuitgaven (zie tabel) verminderd met ontvangen prestatiebeurs (zie § 27.1) (aftrekbaar in jaar van uitgaven), indien ¾ scholingsuitgaven maximaal 2× genoemd normbedrag belopen, en ¾ genoemd normbedrag hoger is dan ontvangen prestatiebeurs – met normbedrag scholingsuitgaven (zie tabel) verminderd met eventueel reeds afgetrokken scholingsuitgaven (aftrekbaar in jaar dat prestatiebeurs definitief niet wordt omgezet in gift), indien ¾ scholingsuitgaven maximaal 2× genoemd normbedrag belopen, en ¾ prestatiebeurs definitief niet wordt omgezet in gift (aftrek betreft alsdan meerdere jaren) – met werkelijke bedragen verminderd met zowel normbedrag scholingsuitgaven (zie tabel) als ontvangen prestatiebeurs (aftrekbaar in jaar van uitgaven), indien ¾ scholingsuitgaven meer dan 2× genoemd normbedrag belopen – met ontvangen prestatiebeurs (aftrekbaar in jaar dat prestatiebeurs definitief niet wordt omgezet in gift), indien ¾ scholingsuitgaven meer dan 2× genoemd normbedrag belopen, en ¾ prestatiebeurs definitief niet wordt omgezet in gift (aftrek betreft alsdan meerdere jaren) met dien verstande dat bij bepaling of sprake is van overschrijding 2 × genoemd normbedrag, les-/collegegeld moet worden toegerekend aan desbetreffende maanden.

138

Kijk voor meer informatie over de Memo-serie van Wolters Kluwer op www.wolterskluwer.nl/memo


Inkomstenbelasting

§ 1.72

Normbedragen scholingsuitgaven bij WSF-uitkeringa (t/m 2012) vanaf 1-9-2012 1-8-2012 1-1-2012

hoger onderwijs

beroepsonderwijs WEB

€ 59 + € 147,58 = € 206,58 € 59 + € 142,75 = € 201,75 € 59 + € 142,75 = € 201,75

€ 51 + € 88,75 = € 139,75 € 51 + € 88,75 = € 139,75 € 51 + € 86,92 = € 137,92

a. Per maand dat in kalenderjaar WSF-aanspraak bestaat.

¾ (T/m 2012) tot scholingsuitgaven behoren afschrijvingskosten van voor

scholing gebruikte personal computer (incl. randapparatuur en toebehoren) ¾ via lineaire afschrijving in 3 jaar met restwaarde 10% ¾ voor zover uitgaven – redelijkerwijs plegen te worden gemaakt – niet louter op persoonlijke voorkeur berusten. Niet als scholingsuitgaven in aanmerking komende uitgaven (t/m 2012)a uitgaven voor levensonderhoud, waaronder huisvesting, voedsel, drank, genotmiddelen, kleding werk- of studeerruimten, waaronder inrichting reizen- en verblijven, waaronder excursies, studiereizen opslag op wettelijk collegegeld voor langstudeerders a. In tabel genoemde uitgaven zijn vanaf 2013 nog steeds van aftrek uitgesloten (zie tabel als scholingsuitgaven in aanmerking komende uitgaven).

¾ Tot scholingsuitgaven behoren ¾ uitgaven voor volgen van door Minister van OCW erkende EVC-

procedure ¾ terugbetaling aan werkgever van vrije of onder werkkostenregeling

(zie § 3.10) gericht vrijgestelde studiekostenvergoeding. ¾ (Vanaf 2013) voor bel.pl. die ¾ in 2012 aanspraak heeft op WSF-uitkering over studiejaar 2012-2013,

en ¾ in 2012 voor studiejaar 2012-2013 scholingsuitgaven van maximaal

2 × normbedrag (zie tabel normbedragen scholingsuitgaven bij WSFuitkering) heeft gedaan worden uitgaven voor lesgeld, cursusgeld, collegegeld en leer- en beschermingsmiddelen voor elke maand in 2013 niet op basis van werkelijke uitgaven maar forfaitair vastgesteld (met bedragen per 31-12-2012 van tabel normbedragen scholingsuitgaven bij WSF-uitkering). ¾ Scholingsuitgaven zijn aftrekbaar voor zover drempel wordt overschreden en (buiten standaardstudieperiode) tot bepaald maximum (zie tabel).

Kijk voor meer informatie over de Memo-serie van Wolters Kluwer op www.wolterskluwer.nl/memo

139


§ 1.73

Inkomstenbelasting

Aftrekbare scholingsuitgaven 2015-2012 aftrekbare scholingsuitgaven drempel a maximaal aftrekbaar buiten standaardstudieperiode

2015/2014/2013

2012

250 15 000

500 b 15 000

a. Maximum geldt niet tijdens standaardstudieperiode; standaardstudieperiode is ¾ (vanaf 2013) aaneengesloten periode van maximaal 5 kalenderjaren voor bereiken leeftijd 30 jaar ¾ (t/m 2012) door bel.pl. aan te geven periode van maximaal 16 kalenderkwartalen na bereiken leeftijd 18 jaar (of als dat eerder is: na aanvang studie), maar voor bereiken leeftijd 30 jaar ¾ waarin bel.pl. beschikbare tijd grotendeels besteedt aan opleiding met totale studielast van zodanige omvang dat daarnaast geen voltijds werk mogelijk is. b. (T/m 2012) maximum wordt verhoogd met scholingsuitgaven die bij niet omzetten van prestatiebeurs in gift kunnen worden afgetrokken. 1. Art. 6.27-6.30, 10a.16 Wet IB 2001; art. 40a Uitv.reg. IB 2001; art. ll Stb. 2012, 668; onderdeel 4.8 besluit 28-10-2009, nr. CPP2009/1820M (oud); vraag 3.1 besluit 4-4-2013, nr. BLKB2013/473M; onderdeel 4 besluit 17-12-2014, nr. BLKB2014/1894M. y

Fiscaal Memo Wet- & Regelgeving, § 1.97; Fiscaal Memo 3 2010, § 1.37; Fiscaal Memo Arresten & Beleid 2014, § 1.39.

1.73

Uitgaven voor monumentenpanden1

¾ Als uitgaven voor monumentenpanden is aftrekbaar 80% van op bel.pl.

drukkende onderhoudskosten voor monumentenpand in box 1 of box 3. ¾ Op verzoek is aftrekbaar 100% van op bel.pl. drukkende onderhouds-

kosten voor monumentenpand in box 1 of box 3 ¾ verminderd met tot 2012 geldende aftrekdrempel monumentenpand

¾ ¾

¾

¾

– box 1: 0,8% van eigenwoningwaarde – box 3: 4% van waarde woning in economisch verkeer op peildatum ¾ mits bel.pl. – kan aantonen dat verplichtingen vóór 1-1-2012 zijn aangegaan, en – uitgaven voor 1-1-2014 doet. Monumentenpand moet erkend Nederlands rijksmonumentenpand zijn. Monumentenpand in box 3 komt ook in aanmerking als bel.pl. economisch eigenaar is, mits met economisch eigendom overeenkomende waardeveranderingen bel.pl. (indirect) grotendeels aangaan. Onderhoudskosten zijn in redelijkheid gemaakte kosten van werkzaamheden aan monumentenpand voor zover strekkend tot in bruikbare staat herstellen of houden van bestaand pand. Niet aftrekbaar zijn zgn. huurderlasten, zoals ¾ tuinonderhoud, tenzij sprake is van monumentale tuin/park (er geldt wel aftrekdrempel) ¾ behangen ¾ binnenverf- en witwerk, tenzij schilderwerk – samenhangt met andere aftrekbare onderhoudswerkzaamheden, of

140

Kijk voor meer informatie over de Memo-serie van Wolters Kluwer op www.wolterskluwer.nl/memo


Inkomstenbelasting

§ 1.74

– bijzondere monumentale onderdelen betreft en door vele arbeidsuren duur is ¾ kleinere reparaties. ¾ Kosten van in box 3 vrijgestelde monumentale tuin/park kunnen toch worden aangemerkt als persoonsgebonden aftrekpost, mits voldaan is aan alle overige eisen van aftrek van uitgaven voor monumentenpanden. 1. Art. 6.31 Wet IB 2001; art. II Stb. 2011, 641; besluit 7-9-2009, nr. CPP2009/1290M. y

Fiscaal Memo Wet- & Regelgeving, § 1.98; Fiscaal Memo 3 2010, § 1.41; Fiscaal Memo App, Monumentenpand.

1.74

Aftrekbare giften1

¾ Giften zijn ¾ bevoordeling uit vrijgevigheid ¾ verplichte bijdragen waar geen directe tegenprestatie tegenover staat. ¾ Bij regime aftrekbare giften wordt verstaan onder ¾ instellingen (ANBI)

– door belastingdienst aangemerkte ANBI ¾ begrip ANBI is nader omschreven in AWR2 ¾ ANBI kan zich door belastingdienst ook laten aanmerken als culturele instelling ¾ vereniging: vereniging die – volledig rechtsbevoegd is, en – niet aan VPB onderworpen of van VPB vrijgesteld is – ten minste 25 leden heeft – gevestigd is in EU-lidstaat, Aruba, Curaçao, Sint Maarten, op BES eilanden of in ander aangewezen land ¾ steunstichting SBBI – door belastingdienst als zodanig aangemerkte stichting ¾ begrippen SBBI en steunstichting SBBI zijn nader omschreven in AWR2. ¾ Aftrekbare giften worden onderscheiden in ¾ periodieke giften, dit zijn giften in de vorm van – vaste en gelijkmatige periodieke uitkeringen of verstrekkingen – uiterlijk eindigend bij overlijden – aan instellingen of verenigingen ¾ andere giften, dit zijn giften – aan instellingen of steunstichtingen SBBI. ¾ Uitgestelde of schuldig gebleven giften zijn niet aftrekbaar, d.i. indien gift ¾ pas betaald, verrekend of ter beschikking wordt gesteld bij of na overlijden van bel.pl. of op daarmee samenhangend tijdstip, of ¾ niet betaald, verrekend of ter beschikking is gesteld, maar wel rentedragend is geworden. ¾ Giften die bestaan uit afzien door vrijwilliger van ¾ vrijwilligersvergoeding, komen in aanmerking als – instelling vrijwilligersverklaring heeft afgegeven, en – bel.pl. aanspraak kan maken op vrijwilligersvergoeding (zie § 3.11), en – instelling bereid en in staat is vrijwilligersvergoeding uit te keren, en – bel.pl. vrijheid heeft over vrijwilligersvergoeding te beschikken Kijk voor meer informatie over de Memo-serie van Wolters Kluwer op www.wolterskluwer.nl/memo

141


§ 1.74

Inkomstenbelasting

¾ vergoeding van daadwerkelijk gemaakte kosten, komen in

aanmerking – voor zover sprake is van kosten die naar algemeen aanvaarde maatschappelijke opvattingen behoren te worden vergoed (vervoer per auto (geen taxi) maximaal € 0,19 per km) – ook als instelling geen vergoedingsregeling heeft getroffen met dien verstande dat ¾ bij samenloop bij zelfde instelling van vrijwilligersvergoeding en vergoeding van daadwerkelijk gemaakte kosten, alleen meerdere van daadwerkelijke gemaakte kosten in aanmerking komt. ¾ Periodieke giften zijn aftrekbaar indien ¾ giften gedaan zijn bij – notariële akte van schenking, of – (vanaf 2014) onderhandse akte van schenking, die voldoet aan gegeven vormvereisten (naam, adres en BSN schenker, naam en nummer handelsregister van begiftigde instelling/vereniging, jaarlijkse uitkeringen/verstrekkingen, startjaar en looptijd, door instelling/vereniging toe te kennen uniek transactienummer) ¾ verplichting bestaat uitkeringen of verstrekkingen gedurende ten minste 5 jaar jaarlijks te verrichten (uitzondering geldt bij overlijden, arbeidsongeschiktheid, werkloosheid van bel.pl. of bij faillissement of verlies ANBI-status). ¾ Andere giften zijn aftrekbaar ¾ voor zover met schriftelijke bescheiden gestaafd, en ¾ voor zover drempel wordt overschreden en tot bepaald maximum (zie tabel). ¾ Giften aan culturele instellingen worden bij berekening aftrekbare giften verhoogd met 25% (multiplier), waarbij verhoging maximaal € 1250 bedraagt. Aftrekbaar bedrag andere giften 2015-2012 verzamelinkomena meer dan – € 6000

niet meer dan

aftrekbaar bedrag meerdere boven maximumb

€ 6000 –

€ 60 a 1%

a

10% a 10%

a. Verzamelinkomen vóór toepassing persoonsgebonden aftrek (zie § 1.5); indien bel.pl. (fictief) gehele kalenderjaar partner heeft, moeten andere giften worden samengevoegd en geldt gezamenlijk verzamelinkomen vóór toepassing persoonsgebonden aftrek. b. Maximum wordt verhoogd met verhoging van andere giftenbedrag aan culturele instellingen. 1. Art. 6.32-6.39a Wet IB 2001; art. 41 Uitv.reg. IB 2001; besluit 19-12-2014, nr. BLKB2014/1415M. 2. Art. 5b-5d AWR; art. 1a-1f Uitv.reg. AWR 1994. y

Fiscaal Memo Wet- & Regelgeving, § 1.99, 23.1.4; Fiscaal Memo App,

142

Giften IB.

Kijk voor meer informatie over de Memo-serie van Wolters Kluwer op www.wolterskluwer.nl/memo


Inkomstenbelasting

ยง 1.81

1.75-1.80 Gereserveerd HEFFINGSKORTING

1.81

Heffingskorting1

Bestanddelen van standaardheffingskortinga bestanddelen algemene heffingskorting arbeidskorting (vanaf 2013) werkbonus (t/m 2012) doorwerkbonus inkomensafhankelijke combinatiekorting (t/m 2014) ouderschapsverlofkorting (t/m 2014) alleenstaande-ouderkorting jonggehandicaptenkorting ouderenkorting alleenstaande-ouderenkorting levensloopverlofkortingb (vanaf 2013) korting voor groene beleggingen (t/m 2012) korting voor maatschappelijke beleggingen (t/m 2012) korting voor directe beleggingen in durfkapitaal en culturele beleggingen (vanaf 2013) tijdelijke heffingskorting voor vroeggepensioneerden standaardheffingskorting

............... ............... ............... ............... ............... ............... ............... ............... ............... ............... ............... ............... ............... ............... ............... + ...............

a. Bij berekening van inhouding premie volksverzekeringen (dus via loonbelasting, zie ยง 3.15) worden bij berekening van heffingskorting voor volksverzekeringen bestanddelen van standaardheffingskorting die geen deel uitmaken van standaardloonheffingskorting (zie ยง 3.16) op nul gesteld. b. Levensloopverlofkorting geldt alleen voor werknemer die onder overgangsbepaling van levensloopregeling valt (zie ยง 3.12.2).

Kijk voor meer informatie over de Memo-serie van Wolters Kluwer op www.wolterskluwer.nl/memo

143


§ 1.81

Inkomstenbelasting

Gecombineerde heffingskortinga bestanddelen heffingskorting voor inkomstenbelasting heffingskorting voor AOWb heffingskorting voor Anwb heffingskorting voor Wlz (t/m 2014: AWBZ)b heffingskorting voor volksverzekeringen basis-gecombineerde heffingskortingc verhoging bij minstverdienende partnerd,e gecombineerde heffingskorting

............... ............... ............... ............... + ............... + ............... ............... + ...............

a. Heffingskorting bedraagt gedeelte van standaardheffingskorting naar rato van heffingspercentages belasting en premie volksverzekeringen in eerste schijf (verdelingsbreuken). b. Mits premieplichtig voor genoemde volksverzekering; bij berekening van inhouding premie volksverzekeringen worden bestanddelen van standaardheffingskorting die geen deel uitmaken van standaardloonheffingskorting (zie § 3.16) op nul gesteld; (vanaf 2013) bij gedeeltelijke premieplicht in kalenderjaar (niet door overlijden) wordt heffingskorting tijdsevenredig verminderd. c. Maximaal bedrag van gecombineerde inkomensheffing ná toepassing van regelingen ter voorkoming van dubbele belasting (zie § 1.2). d. Verhoging tot (in beginsel) voor bel.pl. geldende toetsniveau van heffingskorting (zie hierna) volgt indien ¾ bel.pl. in kalenderjaar gedurende meer dan 6 maanden dezelfde partner heeft, en ¾ indien bel.pl. op 1 januari jonger is dan 21 jaar: bel.pl. niet gedurende meer dan 6 maanden in belangrijke mate is onderhouden door ouders, en ¾ basis-gecombineerde heffingskorting door lage gecombineerde inkomensheffing is afgetopt beneden voor bel.pl. geldende toetsniveau van heffingskorting (zie hierna). e. Waaronder ook bijzondere verhoging heffingskorting voor inkomstenbelasting voor niet-premieplichtige inwoner van andere EU-lidstaat, BES eilanden, andere mogendheid waarmee Nederland belastingverdrag gesloten heeft of (vanaf 2013) Nederland.

Verdelingsbreuken bestanddelen van standaardheffingskortinga heffingskorting inkomstenbelasting b AOW Anw Wlz (t/m 2014: AWBZ)

2015

2014

2013

2012

8,35/36,5 17,90/36,5 0,60/36,5 9,65/36,5

5,10/36,25 17,90/36,25 0,60/36,25 12,65/36,25

5,85/37 17,90/37 0,60/37 12,65/37

1,95/33,1 17,90/33,1 1,10/33,1 12,15/33,1

a. Verdelingsbreuken gelden niet voor ouderenkorting, alleenstaande ouderenkorting, (vanaf 2013) korting voor groene beleggingen, (t/m 2012) doorwerkbonus, (t/m 2012) korting voor maatschappelijke beleggingen en (t/m 2012) korting voor directe beleggingen in durfkapitaal en culturele beleggingen (zie tabel afwijkende verdelingsbreuken). b. (T/m 2012) alléén voor heffingskorting AOW moet in kalenderjaar waarin bel.pl. 65 jaar wordt, teller van verdelingsbreuk worden verminderd naar rato van aantal maanden dat bel.pl. 65 jaar is (verjaardagsmaand meerekenen bij vermindering).

144

Kijk voor meer informatie over de Memo-serie van Wolters Kluwer op www.wolterskluwer.nl/memo


Inkomstenbelasting

§ 1.81

Afwijkende verdelingsbreukena heffingskorting inkomstenbelasting AOW Anw Wlz (t/m 2014: AWBZ)

2015

2014

2013

8,35/18,6 – 0,60/18,6 9,65/18,6

5,10/18,35 – 0,60/18,35 12,65/18,35

5,85/19,1 – 0,60/19,1 12,65/19,1

2012 1,95/15,2 1,10/15,2 12,15/15,2

a. Afwijkende verdelingsbreuken gelden alléén voor ouderenkorting, alleenstaande ouderenkorting, (vanaf 2013) korting voor groene beleggingen, (t/m 2012) doorwerkbonus, (t/m 2012) korting voor maatschappelijke beleggingen en (t/m 2012) korting voor directe beleggingen in durfkapitaal en culturele beleggingen.

Gecombineerde heffingskorting 2015 (belasting- en volledige premieplicht) bestanddelen

tot AOWa leeftijd

algemene heffingskorting € 2203 ¾ basisbedrag b ¾ vermindering maximum algemene heffingskorting 861 b arbeidskorting 2220 ¾ maximum

¾ vermindering maximum arbeidskorting b werkbonus b inkomensafhankelijke combinatiekorting jonggehandicaptenkorting ouderenkorting ¾ verzamelinkomen maximaal € 35 770 ¾ verzamelinkomen boven € 35 770 alleenstaande ouderenkorting c levensloopverlofkorting korting voor groene beleggingen b tijdelijke heffingskorting voor vroeggepensioneerden

vanaf AOWa leeftijd

€ 1123 437 1132

2036 1119 2152 715

1036 – 1098 –

1042

– – d 207 e 0,7% € 61

152 433 – e 0,7% –

a. Op bestanddelen van standaardheffingskorting zijn alleen verdelingsbreuken toegepast; daadwerkelijke toepasselijkheid is afhankelijk van hierna genoemde voorwaarden; vermelde leeftijden gelden per 1 januari. b. Maximaal. c. Levensloopverlofkorting geldt alleen voor werknemer die onder overgangsbepaling van levensloopregeling valt (zie § 3.12.2). d. Maximaal per kalenderjaar waarin levensloopverlofkorting is opgebouwd; kalenderjaren na 2011 blijven buiten beschouwing. e. Van op peildatum in box 3 vrijgestelde bedrag. y

Fiscaal Memo Wet- & Regelgeving, § 1.112.1; Sociaal Memo, § 1.2; Fiscaal Memo App, Heffingskortingen, AOW-leeftijd.

Kijk voor meer informatie over de Memo-serie van Wolters Kluwer op www.wolterskluwer.nl/memo

145


§ 1.81

Inkomstenbelasting

Gecombineerde heffingskorting 2014 (belasting- en volledige premieplicht) bestanddelen

algemene heffingskorting ¾ basisbedrag b ¾ vermindering maximum algemene heffingskorting arbeidskortingb ¾ maximum

¾ vermindering maximum arbeidskorting b werkbonus b inkomensafhankelijke combinatiekorting b ouderschapsverlofkorting alleenstaande-ouderkorting ¾ jongste kind tot 18 jaar b

¾ verhoging bij kind tot 16 jaar jonggehandicaptenkorting ouderenkorting ¾ verzamelinkomen maximaal € 35 450 ¾ verzamelinkomen boven € 35 450 alleenstaande ouderenkorting d levensloopverlofkorting korting voor groene beleggingen b tijdelijke heffingskorting voor vroeggepensioneerden

tot AOWa leeftijd

vanaf AOWa leeftijd

€ 2103

€ 1065

737

372

2097

1063

1730 1119 2133 c 50%

875 – 1081 –

947

481

1319 708

669 –

1032

– – e 205 f 0,7% € 121

150 429 – f 0,7% –

a. Op bestanddelen van standaardheffingskorting zijn alleen verdelingsbreuken toegepast; daadwerkelijke toepasselijkheid is afhankelijk van hierna genoemde voorwaarden; vermelde leeftijden gelden per 1 januari. b. Maximaal. c. Van wettelijk minimumloon per werkdag van 23 jaar of ouder per 1 januari (zie § 30.1) × aantal opgenomen werkdagen ouderschapsverlof, maar niet meer dan verschil tussen genoten belastbaar loon in voorafgaande en huidige kalenderjaar. d. Levensloopverlofkorting geldt alleen voor werknemer die onder overgangsbepaling van levensloopregeling valt (zie § 3.12.2). e. Maximaal per kalenderjaar waarin levensloopverlofkorting is opgebouwd; kalenderjaren na 2011 blijven buiten beschouwing. f. Van op peildatum in box 3 vrijgestelde bedrag.

146

Kijk voor meer informatie over de Memo-serie van Wolters Kluwer op www.wolterskluwer.nl/memo


Inkomstenbelasting

§ 1.81

Gecombineerde heffingskorting 2013 (belasting- en volledige premieplicht) bestanddelen

algemene heffingskorting arbeidskortingb ¾ maximum

¾ vermindering maximum arbeidskorting b werkbonus b inkomensafhankelijke combinatiekorting b ouderschapsverlofkorting alleenstaande-ouderkorting ¾ jongste kind tot 18 jaar b ¾ verhoging bij kind tot 16 jaar jonggehandicaptenkorting ouderenkorting ¾ verzamelinkomen maximaal € 35 450 ¾ verzamelinkomen boven € 35 450 alleenstaande ouderenkorting d levensloopverlofkorting korting voor groene beleggingen b tijdelijke heffingskorting voor vroeggepensioneerden

tot AOWa leeftijd

vanaf AOWa leeftijd

€ 2001

€ 1034

1723

891

1173 1100 2133 c 50%

605 – 1102 –

947

490

1319 708

682 –

1032

– – e 205 f 0,7 € 182

150 429 – f 0,7% –

a. Op bestanddelen van standaardheffingskorting zijn alleen verdelingsbreuken toegepast; daadwerkelijke toepasselijkheid is afhankelijk van hierna genoemde voorwaarden; vermelde leeftijden gelden per 1 januari. b. Maximaal. c. Van wettelijk minimumloon per werkdag van 23 jaar of ouder per 1 januari (zie § 30.1) × aantal opgenomen werkdagen ouderschapsverlof, maar niet meer dan verschil tussen genoten belastbaar loon in voorafgaande en huidige kalenderjaar. d. Levensloopverlofkorting geldt alleen voor werknemer die onder overgangsbepaling van levensloopregeling valt (zie § 3.12.2). e. Maximaal per kalenderjaar waarin levensloopverlofkorting is opgebouwd; kalenderjaren na 2011 blijven buiten beschouwing. f. Van op peildatum in box 3 vrijgestelde bedrag.

Kijk voor meer informatie over de Memo-serie van Wolters Kluwer op www.wolterskluwer.nl/memo

147


§ 1.81

Inkomstenbelasting

Gecombineerde heffingskorting 2012 (belasting- en volledige premieplicht) bestanddelen

tot 65 jaar

algemene heffingskorting arbeidskortingb ¾ maximum

¾ vermindering maximum arbeidskorting doorwerkbonusb ¾ 61 jaar ¾ 62 jaar ¾ 63 jaar ¾ 64 jaar ¾ 65 jaar

a

a

65 jaar of ouder

€ 2033

€ 934

1611

740

78

35

719 2873 4070 958 –

– – – – 958

– 2133 c 50%

479 980 –

947

436

1319 708 – – e 205 f 0,7% f 0,7%

606 – 762 429 – f 0,7% f 0,7%

¾ 66 jaar of ouder b inkomensafhankelijke combinatiekorting b ouderschapsverlofkorting alleenstaande-ouderkorting ¾ jongste kind tot 18 jaar b ¾ verhoging bij kind tot 16 jaar jonggehandicaptenkorting ouderenkorting alleenstaande ouderenkorting d levensloopverlofkorting korting voor maatschappelijke beleggingen korting voor directe beleggingen in durfkapitaal en culturele beleggingen

a. Op bestanddelen van standaardheffingskorting zijn alleen verdelingsbreuken toegepast; daadwerkelijke toepasselijkheid is afhankelijk van hierna genoemde voorwaarden; vermelde leeftijden gelden per 1 januari. b. Maximaal. c. Van wettelijk minimumloon per werkdag van 23 jaar of ouder per 1 januari (zie § 30.1) × aantal opgenomen werkdagen ouderschapsverlof, maar niet meer dan verschil tussen genoten belastbaar loon in voorafgaande en huidige kalenderjaar. d. Levensloopverlofkorting geldt alleen voor werknemer die onder overgangsbepaling van levensloopregeling valt (zie § 3.12.2). e. Maximaal per kalenderjaar waarin levensloopverlofkorting is opgebouwd; kalenderjaren na 2011 blijven buiten beschouwing. f. Van op peildatum in box 3 vrijgestelde bedragen. y

Fiscaal Memo App,

Heffingskortingen, AOW-leeftijd.

Verhoging bij minstverdienende partner2 ¾ Gecombineerde heffingskorting ¾ bedraagt (vóór toepassing verhoging) maximaal bedrag van ge-

combineerde inkomensheffing, d.i. – som van belasting en premie volksverzekeringen in box 1, 2 en 3 – na toepassing van regelingen ter voorkoming van dubbele belasting ¾ kan worden verhoogd – tot voor bel.pl. geldende toetsniveau van heffingskorting, maar 148

Kijk voor meer informatie over de Memo-serie van Wolters Kluwer op www.wolterskluwer.nl/memo


Inkomstenbelasting

§ 1.81

– maximaal met bedrag van door partner verschuldigde gecombineerde inkomensheffing (na toepassing van regelingen ter voorkoming van dubbele belasting) -/- voor partner geldende gecombineerde heffingskorting – echter onder aftrek van belastingvermindering door toepassing regelingen ter voorkoming van dubbele belasting indien – bel.pl. in kalenderjaar gedurende meer dan 6 maanden (behoudens overlijden) dezelfde partner heeft, en – door aftopping gecombineerde heffingskorting op bedrag van gecombineerde inkomensheffing, bel.pl. gecombineerde heffingskorting heeft van minder dan voor bel.pl. geldende toetsniveau van heffingskorting tenzij bel.pl. – op 1 januari jonger is dan 21 jaar en in kalenderjaar gedurende meer dan 6 maanden in belangrijke mate door ouders is onderhouden (zie § 1.69). ¾ Toetsniveau van heffingskorting bedraagt som van ¾ algemene heffingskorting, echter tot navolgend percentage – 100%, indien bel.pl. geboren vóór 1-1-1963 – 531/3% (2014: 60%; 2013: 731/3%; 2012: 862/3%), indien bel.pl. geboren vóór 1-1-1972, maar ná 31-12-1962 – 531/3% (2014: 60%; 2013: 731/3%; 2012: 862/3%), indien bel.pl. in kalenderjaar gedurende meer dan 6 maanden (behoudens overlijden) kind tot huishouden heeft dat ¾ op 1 januari jonger dan 6 jaar is, en ¾ gedurende die tijd op zelfde woon- of briefadres als bel.pl. in basisregistratie personen staat ingeschreven – 531/3% (2014: 60%; 2013: 662/3%; 2012: 731/3%), voor overige bel.pl. ¾ arbeidskorting ¾ inkomensafhankelijke combinatiekorting ¾ (t/m 2014) ouderschapsverlofkorting ¾ levensloopverlofkorting, alleen voor werknemer die onder overgangsbepaling van levensloopregeling valt (zie § 3.12.2). ¾ Voor niet-premieplichtigen woonachtig in buitenland of (vanaf 2013) Nederland geldt automatisch bijzondere verhoging heffingskorting voor inkomstenbelasting. y

Fiscaal Memo Wet- & Regelgeving, § 1.112.2; Fiscaal Memo Arresten & Beleid 2012, § 1.35; Fiscaal Memo App, Heffingskortingen, AOW-leeftijd.

Heffingskortingen3 ¾ Voor toepassing heffingskortingen ¾ wordt onder arbeidsinkomen verstaan som van met tegenwoordige

arbeid genoten – winst uit 1 of meer ondernemingen – loon – resultaat uit 1 of meer werkzaamheden ¾ wordt onder arbeidsinkomen ook verstaan

Kijk voor meer informatie over de Memo-serie van Wolters Kluwer op www.wolterskluwer.nl/memo

149


§ 1.81

Inkomstenbelasting

– (vanaf 2013) loon genoten gedurende non-actiefstelling (zowel in private als publiekrechtelijke dienstbetrekking), gedurende maximaal 104 weken – (vanaf 2013) bij oproep minimaal genoten garantieloon – (vanaf 2013) loon genoten gedurende tijdelijke arbeidsongeschiktheid (ziekte/zwangerschap) (zowel in private als publiekrechtelijke dienstbetrekking) en ZW-uitkeringen – (t/m 2012) uitkeringen wegens tijdelijke arbeidsongeschiktheid (wel: ZW-uitkering; niet: uitkering of inkomensvoorziening WIA/WAO/ WAZ/Wajong of soortgelijke buitenlandse uitkering) – WAZO-uitkering en aanvulling door werkgever daarop ¾ wordt onder arbeidsinkomen niet verstaan loon uit levensloopvoorziening (zie § 3.12.2) aan werknemer die op 1 januari 61 jaar of ouder is. ¾ Algemene heffingskorting ¾ geldt voor iedere bel.pl. ¾ bedraagt – tot AOW-leeftijd: € 2203 (2014: € 2103; 2013: € 2001; 2012: € 2033), (vanaf 2014) verminderd met 2,32% (2014: 2%) van belastbaar inkomen uit werk en woning boven € 19 822 (2014: € 19 645), maar maximaal met € 861 (2014: € 737), zodat minimaal algemene heffingskorting resteert van € 1342 (2014: € 1366) – vanaf AOW-leeftijd: € 1123 (2014: € 1065; 2013: € 1034; 2012: € 934), (vanaf 2014) verminderd met 1,181% (2014: 1,012%) van belastbaar inkomen uit werk en woning boven € 19 822 (2014: € 19 645), maar maximaal met € 437 (2014: € 372), zodat minimaal algemene heffingskorting resteert van € 683 (2014: € 693). ¾ Arbeidskorting ¾ geldt voor bel.pl. die arbeidsinkomen geniet ¾ bedraagt – tot AOW-leeftijd ¾ som van - 1,81% (2014: 1,807%; 2013: 1,827%; 2012: 1,733%) van arbeidsinkomen, maar maximaal € 163 (2014: € 161; 2013/2012: € 161) - 19,679% (2014: 18,724%; 2013: 16,115%; 2012: 12,32%) van arbeidsinkomen boven € 9010 (2014: € 8913; 2013: € 8816; 2012: € 9295) – vanaf AOW-leeftijd ¾ som van - 0,924% (2014: 0,916%; 2013: 0,944%; 2012: 0,797%) van arbeidsinkomen, maar maximaal € 84 (2014: € 82; 2013: € 84; 2012: € 75) - 10,029% (2014: 9,479%; 2013: 8,319%; 2012: 5,658%) van arbeidsinkomen boven € 9010 (2014: € 8913; 2013: € 8816; 2012: € 9295) – indien arbeidsinkomen maximaal € 49 770 (2014: € 40 721; 2013: € 40 248; 2012: € 45 178) bedraagt, ten minste in Wet LB 1964 toegekende arbeidskorting (zie § 3.16), maar maximaal hierna vermeld maximumbedrag – maximaal ¾ tot AOW-leeftijd: € 2220 (2014: € 2097; 2013: € 1723; 2012: € 1611)

150

Kijk voor meer informatie over de Memo-serie van Wolters Kluwer op www.wolterskluwer.nl/memo


Inkomstenbelasting

§ 1.81

vanaf AOW-leeftijd: € 1132 (2014: € 1063; 2013: € 891; 2012: € 740) – waarna maximum nog verminderd wordt ¾ tot AOW-leeftijd - met 4% (2014: 4%; 2013: 4%; 2012: 1,25%) van arbeidsinkomen boven € 49 770 (2014: € 40 721; 2013: € 40 248; 2012: € 45 178) - maar maximaal met € 2036 (2014: € 1730; 2013: € 1173; 2012: € 78), zodat minimaal arbeidskorting resteert van € 184 (2014: € 367; 2013: € 550; 2012: € 1533) ¾ vanaf AOW-leeftijd - met 2,038% (2014: 2,024%; 2013: 2,064%; 2012: 0,573%) van arbeidsinkomen boven € 49 770 (2014: € 40 721; 2013: € 40 248; 2012: € 45 178) - maar maximaal met € 1036 (2014: € 875; 2013: € 605; 2012: € 35), zodat minimaal arbeidskorting resteert van € 96 (2014: € 188; 2013: € 286; 2012: € 705). ¾ (Vanaf 2013) werkbonus ¾ geldt voor bel.pl. die – arbeidsinkomen geniet, en – op 1 januari ¾ (vanaf 2015) 61, 62 of 63 jaar is ¾ (t/m 2014) 60, 61, 62 of 63 jaar is ¾ bedraagt – 58,1% (2014: 58,1%; 2013: 57,763%) van arbeidsinkomen boven € 17 327 (2014: € 17 327; 2013: € 17 139), maar maximaal € 1119 (2014: € 1119; 2013: € 1100) – waarna maximum nog verminderd wordt (niet verder dan nihil) met 10,567% (2014: 10,567%; 2013: 10,502%) van arbeidsinkomen boven € 23 104 (2014: € 23 104; 2013: € 22 852). ¾ (T/m 2012) doorwerkbonus ¾ geldt voor bel.pl. die – op 1 januari 61 jaar of ouder is, en – in kalenderjaar arbeidsinkomen heeft van meer dan € 9295 ¾ bedraagt – van leeftijd bel.pl. afhankelijk percentage (zie tabel) over bedrag dat arbeidsinkomen meer bedraagt dan € 9295 – maximaal van leeftijd bel.pl. afhankelijk percentage (zie tabel) over € 47 871. ¾

leeftijd op 1 januari 61 jaar 62 jaar 63 jaar 64 jaar 65 jaar 66 jaar of ouder

percentage

maximum

1,5% 6,0% 8,5% 2,0% 2,0% 1,0%

719 2873 4070 958 958 479

Kijk voor meer informatie over de Memo-serie van Wolters Kluwer op www.wolterskluwer.nl/memo

151


§ 1.81

Inkomstenbelasting

¾ Inkomensafhankelijke combinatiekorting ¾ geldt voor bel.pl. die

– arbeidsinkomen heeft van meer dan € 4857 (2014/2013/2012: € 4814) danwel – in aanmerking komt voor zelfstandigenaftrek (zie § 1.31) en – in kalenderjaar gedurende ten minste 6 maanden (behoudens overlijden) kind heeft dat ¾ op 1 januari jonger dan 12 jaar is, en ¾ gedurende die tijd op zelfde woon- of briefadres in basisregistratie personen staat ingeschreven (behoudens uitzonderingen bij coouderschap) en – in kalenderjaar ¾ geen partner heeft, of ¾ wel partner heeft en laagste arbeidsinkomen heeft genoten - bij gelijk arbeidsinkomen geldt inkomensafhankelijke combinatiekorting alleen voor oudste bel.pl. - als bel.pl. in kalenderjaar minder dan 6 maanden partner heeft geldt vereiste van laagste arbeidsinkomen niet ¾ bedraagt – tot AOW-leeftijd ¾ som van - € 1033 (2014/2013/2012: € 1024), en - 4% van arbeidsinkomen boven € 4857 (2014/2013/2012: € 4814) ¾ maximaal € 2152 (2014/2013/2012: € 2133) – vanaf AOW-leeftijd ¾ som van - € 528 (2014: € 520; 2013: € 529; 2012: € 471), en - 2,04% (2014: 2,026%; 2013: 2,066%; 2012: 1,838%) van arbeidsinkomen boven € 4857 (2014/2013/2012: € 4814) ¾ maximaal € 1098 (2014: € 1081; 2013: € 1102; 2012: € 980). ¾ (T/m 2014) ouderschapsverlofkorting ¾ geldt t/m 2014 voor bel.pl. die in kalenderjaar gebruikt maakt van recht op ouderschapsverlof ¾ bedraagt – 50% van wettelijk minimumloon per werkdag voor 23 jaar of ouder per 1 januari (zie § 30.1) × aantal opgenomen werkdagen ouderschapsverlof ¾ bij werkdagen van minder dan 8 uur per dag wordt ouderschapsverlofkorting per uur ouderschapsverlof berekend, waarbij 1/8 van wettelijk minimumloon per dag moet worden genomen (2014: € 4,29; 2013: € 4,24; 2012: € 4,18) – maximaal verschil tussen genoten belastbaar loon in voorafgaande en huidige kalenderjaar ¾ indien in voorafgaande kalenderjaar ook ouderschapsverlof is genoten, mag belastbaar loon uit aan ouderschapsverlof voorafgaande kalenderjaar worden vergeleken met belastbaar loon in huidige kalenderjaar

152

Kijk voor meer informatie over de Memo-serie van Wolters Kluwer op www.wolterskluwer.nl/memo


Inkomstenbelasting

¾

¾

¾

¾

§ 1.81

– mits bel.pl. over door werkgever ondertekende verklaring ouderschapsverlofkorting beschikt, in welke verklaring ten minste is opgenomen ¾ naam, adres, woonplaats, loonheffingennummer werkgever ¾ naam, BSN bel.pl. ¾ periode en aantal uren ouderschapsverlof. (T/m 2014) alleenstaande-ouderkorting ¾ geldt t/m 2014 voor bel.pl. die in kalenderjaar gedurende meer dan 6 maanden (behoudens overlijden) – geen partner heeft, en – huishouding voert ¾ uitsluitend met kinderen van wie jongste kind op 1 januari jonger dan 18 jaar is, en ¾ met ten minste 1 kind dat - in belangrijke mate door bel.pl. wordt onderhouden (zie § 1.69) (kind dat op 1 januari jonger dan 16 jaar is voldoet automatisch aan vereisten van huishouding en onderhoud), en - gedurende die tijd op zelfde woon- of briefadres in basisregistratie personen staat ingeschreven ¾ bedraagt – tot AOW-leeftijd: € 947 (2013/2012: € 947) – vanaf AOW-leeftijd: € 481 (2013: € 490; 2012: € 436) ¾ wordt indien kind op 1 januari jonger dan 16 jaar verhoogd met – percentage ¾ tot AOW-leeftijd: 4,3% van arbeidsinkomen ¾ vanaf AOW-leeftijd: 2,177% (2013: 2,22%; 2012: 1,976%) van arbeidsinkomen – maximaal ¾ tot AOW-leeftijd: € 1319 (2013/2012: € 1319) ¾ vanaf AOW-leeftijd: € 669 (2013: € 682; 2012: € 606). Jonggehandicaptenkorting ¾ geldt voor bel.pl. die – in kalenderjaar recht heeft op toekenning Wajong-uitkering of Wajong-arbeidsondersteuning, en – niet in aanmerking komt voor ouderenkorting ¾ bedraagt € 715 (2014/2013/2012: € 708). Ouderenkorting ¾ geldt voor bel.pl. die – AOW-leeftijd heeft bereikt ¾ op 31 december, of ¾ bij einde belastingplicht, indien belastingplicht tijdens jaar eindigt, en – (t/m 2012) verzamelinkomen (zie § 1.5) heeft van maximaal € 35 450 ¾ bedraagt – (vanaf 2013) € 1042 (2014/2013: € 1032) voor bel.pl. met verzamelinkomen van maximaal € 35 770 (2014/2013: € 35 450) en in andere gevallen € 152 (2014/2013: € 150) – (t/m 2012) € 762. Alleenstaande ouderenkorting ¾ geldt voor bel.pl. die

Kijk voor meer informatie over de Memo-serie van Wolters Kluwer op www.wolterskluwer.nl/memo

153


§ 1.81

¾

¾

¾

¾

¾

Inkomstenbelasting

– in kalenderjaar ¾ recht heeft op AOW-uitkering voor ongehuwden, of ¾ recht zou hebben op dergelijke AOW-uitkering bij voldoende verzekerde jaren ¾ bedraagt € 433 (2014/2013/2012: € 429). Levensloopverlofkorting ¾ geldt voor bel.pl. die – onder per 1-1-2012 geldende overgangsbepaling van levensloopregeling valt (zie § 3.12.2), en – in kalenderjaar ¾ gelden aanwendt uit levensloopvoorziening (ook bij bereiken AOW-leeftijd of ingang ouderdomspensioen, niet bij omzetting in pensioenaanspraak) (zie § 3.12.2) ¾ tenzij sprake is van besmette handeling waardoor aanspraak als loon uit vroegere dienstbetrekking wordt aangemerkt ¾ bedraagt – uit levensloopvoorziening aangewend bedrag – maximaal € 207 (2014/2013/2012: € 205) per kalenderjaar waarin levensloopvoorziening is opgebouwd (kalenderjaren na 2011 blijven buiten beschouwing), verminderd met in eerdere kalenderjaren genoten levensloopverlofkorting. (Vanaf 2013) korting voor groene beleggingen (zie § 1.58) ¾ geldt voor bel.pl. van wie groene beleggingen zijn vrijgesteld van rendementsgrondslag ¾ geldt voor bel.pl. met (fictief) gehele jaar dezelfde partner over gezamenlijk vrijstelde groene beleggingen ¾ bedraagt 0,7% van op peildatum vrijgestelde groene beleggingen. (T/m 2012) korting voor maatschappelijke beleggingen (zie § 1.59) ¾ geldt t/m 2012 voor bel.pl. van wie maatschappelijke beleggingen zijn vrijgesteld van rendementsgrondslag (geldt dus ook voor per 31-122000 bestaande groene beleggingen die op basis van overgangsrecht tot 1-1-2011 zonder limiet zijn vrijgesteld van rendementsgrondslag) ¾ geldt voor bel.pl. met (fictief) gehele jaar dezelfde partner over gezamenlijk vrijstelde maatschappelijke beleggingen ¾ bedraagt 0,7% van op peildatum vrijgestelde maatschappelijke beleggingen. (T/m 2012) korting voor directe beleggingen in durfkapitaal en culturele beleggingen (zie § 1.60) ¾ geldt t/m 2012 voor bel.pl. van wie – directe beleggingen in durfkapitaal, of – culturele beleggingen zijn vrijgesteld van rendementsgrondslag ¾ geldt voor bel.pl. met (fictief) gehele jaar dezelfde partner over gezamenlijk vrijstelde directe beleggingen in durfkapitaal en culturele beleggingen ¾ bedraagt 0,7% van op peildatum vrijgestelde directe beleggingen in durfkapitaal en culturele beleggingen. (Vanaf 2013) tijdelijke heffingskorting voor vroeggepensioneerden ¾ is alleen van toepassing voor inkomstenbelasting, niet voor premie volksverzekeringen

154

Kijk voor meer informatie over de Memo-serie van Wolters Kluwer op www.wolterskluwer.nl/memo


Inkomstenbelasting

§ 1.86

¾ geldt voor bel.pl. die

– jonger is dan AOW-leeftijd ¾ op 31 december, of ¾ bij einde belastingplicht, indien belastingplicht tijdens jaar eindigt, en – pensioen (prepensioen, vroegpensioen, tijdelijk overbruggingspensioen, vervroegd ouderdomspensioen, nabestaandenpensioen, wezenpensioen) of VUT-uitkering geniet waarop inkomensafhankelijke bijdrage Zvw wordt ingehouden ¾ bedraagt – 0,33% (2014: 0,67%; 2013: 1%) van genoemd pensioen/VUT-uitkering – maximaal € 61 (2014: € 121; 2013: € 182). y

Fiscaal Memo Wet- & Regelgeving, § 1.112.3; Fiscaal Memo Arresten & Beleid 2012, § 1.35; Fiscaal Memo App, Heffingskortingen, AOW-leeftijd.

1. Art. 8.1-8.9a, 10a.11 Wet IB 2001; art. 44a Uitv.reg. IB 2001; art. 12 Wfsv; art. 2.6a Regeling Wfsv; art. XXXVIII Stb. 2011,288. 2. Art. 8.8-8.9a, 10a. 11 Wet IB 2001; vraag 3.1 besluit 11-11 -2011, nr. BLKB2011/1208M. 3. Art. 8.1, 8.10-8.14a, 8.14b (oud), 8.15 (oud), 8.16a-8.19, 8.20 (oud), 10a.11 Wet IB 2001; art. 44b, 44c-44d (oud) Uitv.reg. IB 2001; art. 2.I.AV Invoeringswet Wet IB 2001; art. XXXVIII Stb. 2011, 288; vraag 3.1, 3.2 besluit 11-11-2011, nr. BLKB2011/1208M.

1.82-1.85 Gereserveerd WIJZE VAN HEFFING

1.86

Voorheffingen1

¾ Voorheffingen worden uitsluitend verrekend met gewone aanslagen (niet

met conserverende aanslagen). Voorheffingen voorheffingen a,b,c

geheven loonbelasting/premie volksverzekeringen d,e geheven dividendbelasting f geheven kansspelbelasting op prijzen van kansspelen e,g geheven bronbelasting op spaarrente geheven gemeenschapsbelasting op bezoldiging/uitkering Nederlands lid Europees Parf lement voor zover Nederland daarover belasting mag heffen a. Uitgezonderd als eindheffing geheven loonbelasting/premie volksverzekeringen. b. Indien bel.pl. deel uitmaakt van buitenlands gezelschap, evenredig deel van geheven loonbelasting over door buitenlands gezelschap ontvangen gage. c. Als ingehouden Nederlandse loonbelasting wordt aangemerkt verleende algemene en bijzondere compensatie in belastingverdrag met België en (vanaf 2016) verleende compensatie in nieuwe belastingverdrag met Duitsland. d. Tenzij bel.pl. ten laste van wie dividendbelasting is geheven niet uiteindelijk gerechtigde is van opbrengst waarover dividendbelasting wordt geheven of tenzij

Kijk voor meer informatie over de Memo-serie van Wolters Kluwer op www.wolterskluwer.nl/memo

155


§ 1.87

Inkomstenbelasting

dividendbelasting is ingehouden op opbrengst die deel uitmaakt van levensloopvoorziening (uitvoerder levensloopregeling dient dividendbelasting in levensloopvoorziening van bel.pl. te storten) of tenzij dividendbelasting is ingehouden op opbrengst die deel uitmaakt van spaarrekening eigen woning/beleggingsrecht eigen woning/lijfrentespaarrekening/lijfrentebeleggingsrecht of van stamrechtspaarrekening/stamrechtbeleggingsrecht (bank/beheerder beleggingsinstelling dient dividendbelasting ten gunste van bel.pl. te laten komen). e. Voor buitenlandse bel.pl. alleen geheven dividendbelasting/bronbelasting betrekking hebbend op bestanddelen van verzamelinkomen (zie § 1.5). f. Betrekking hebbend op bestanddelen van verzamelinkomen (zie § 1.5). g. Bronheffing moet voldoen aan bepalingen van EU-spaarrenterichtlijn en afkomstig zijn uit Andorra, British Virgin Islands, Curaçao, Guernsey, Isle of Man, Jersey, Liechtenstein, Monaco, Oostenrijk, San Marino, Sint Maarten, Turks and Caicos Islands, Zwitserland of (t/m 2014) Luxemburg. 1. Art. 9.2, 10bis.5, 10a.11, 10a.13 Wet IB 2001; art. 21a Uitv.besl. IB 2001; art. 45a Uitv.reg. IB 2001; art. 25, 34b Wet VPB 1969. y

Fiscaal Memo Wet- & Regelgeving, § 1.117.

1.87

Wel of geen aanslag1

¾ Aanslag wordt vastgesteld indien ¾ verschuldigde belasting /- voorheffingssaldo meer dan € 45 (2014/

2013/2012: € 45) bedraagt, tenzij bel.pl. – in kalenderjaar AOW-leeftijd bereikt en verzamelinkomen (zie § 1.5) heeft dat uitsluitend bestaat uit AOW-uitkering, echter aanslag wordt wel vastgesteld indien voorlopige teruggaaf is vastgesteld ¾ waarbij ook rekening is gehouden met negatieve bestanddelen van belastbaar inkomen, of ¾ waarbij (gedeeltelijk) ten onrechte of meer dan maximumbedrag aan verhoging gecombineerde heffingskorting bij minstverdienende partner (zie § 1.81) is genoten (kan bij aangifte van partner worden aangegeven) of – niet in Nederland wonende artiest/beroepssporter is of lid buitenlands gezelschap is, en verzamelinkomen heeft dat uitsluitend bestaat uit gage ¾ bel.pl. binnen 5 jaar aangifte doet, echter indien voorheffingssaldo /verschuldigde belasting maximaal € 14 (2014/2013/2012: € 14) bedraagt, wordt – nihilaanslag opgelegd – verzamelinkomen bij voor bezwaar vatbare beschikking vastgesteld, en – voorheffingssaldo niet verrekend. ¾ In alle andere gevallen ¾ wordt geen aanslag vastgesteld, en ¾ worden voorheffingen (zie § 1.86) niet verrekend. ¾ Voorheffingssaldo is saldo van ¾ gezamenlijke voorheffingen (zie § 1.86), en ¾ voorlopige teruggaven.

156

Kijk voor meer informatie over de Memo-serie van Wolters Kluwer op www.wolterskluwer.nl/memo


Inkomstenbelasting

§ 1.87

¾ Bepalingen voor wel of geen aanslag gelden voor gecombineerde heffing

van inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen. 1. Art. 9.4 Wet IB 2001; art. 45 Uitv.reg. IB 2001. y

2.

Fiscaal Memo Wet- & Regelgeving, § 1.118.

Gereserveerd

Kijk voor meer informatie over de Memo-serie van Wolters Kluwer op www.wolterskluwer.nl/memo

157


3.

Loonbelasting

3.1

Schema bruto-/nettoberekening per 1-7-2015

Bruto-/nettoberekening bestanddelen brutoloon in gelda bij: loon in natura bij: uitkering uit levensloopregeling bij: waardering privégebruik auto van de zaak af: werknemersbijdrage in privégebruik auto van de zaak bij: bijtelling privégebruik auto van de zaak loon af: werknemersbijdrage pensioen-, VUT-, ao-premie e.d. af: werknemersbijdrage levensloopregelingb loon voor premies werknemersverzekeringen bij: voor premies werknemersverzekeringen vrijgesteld loon loon voor loonbelasting/premie volksverzekeringen en inkomensafhankelijke bijdrage Zvw af: inhouding loonbelasting/premie volksverzekeringenc af: inhouding inkomensafhankelijke bijdrage Zvwd af: loon in natura af: waardering privégebruik auto van de zaak af: bronheffing bestuursrechtelijke premie Zvw af: werknemersbijdrage nettopensioenpremie af: overige netto-inhoudingen netto-inhoudingen bij: gerichte vrijstellingen werkkostenregeling bij: overig fiscaal vrijgesteld loon nettoloon

............... ............... ............... ............... ............... ............... ............... ............... ............... ............... ............... ............... ............... ............... ............... ............... ............... ............... ............... ............... ............... ............... ............... ...............

a. Exclusief vrijgesteld loon (zie § 3.4); inclusief vergoedingen/verstrekkingen (zie § 3.2). b. Opbouw op of na 1-1-2012 in levensloopregeling kan alleen als waarde van levensloopaanspraak op 31-12-2011 minimaal € 3000 bedraagt (zie § 3.12.2). c. Af te lezen op basis van loon voor loonheffing uit witte en groene loonbelastingtabellen; loonheffingskorting is in loonbelastingtabellen verwerkt (behalve jonggehandicaptenkorting en levensloopverlofkorting) en al op loonheffing in mindering gebracht. d. Inhouding inkomensafhankelijke bijdrage Zvw geldt alleen voor bepaalde verzekeringsplichtige voor zover werkgever over loon inkomensafhankelijke bijdrage niet verschuldigd is (zie § 28.12).

158

Kijk voor meer informatie over de Memo-serie van Wolters Kluwer op www.wolterskluwer.nl/memo


Loonbelasting 3.2

§ 3.3

Loonbegrip1

¾ Loon is al hetgeen uit tegenwoordige of vroegere dienstbetrekking wordt

genoten, met dien verstande dat ¾ vergoedingen en verstrekkingen in het kader van dienstbetrekking

(niet: vergoeding van intermediaire kosten) ook onder loonbegrip vallen ¾ (t/m 2014) vergoedingen en verstrekkingen buiten loonbegrip blijven, mits

¾

¾ ¾

¾ ¾ ¾

werkgever bij aanvang kalenderjaar/inhoudingsplicht kiest werkkostenregeling (zie § 3.10) niet toe te passen (alsdan blijft regime vrije vergoedingen en vrije verstrekkingen (zie § 3.7) in dat kalenderjaar gelden). Geschenk ¾ is loon, als verstrekking/betaling duidelijk gerelateerd is aan dienstbetrekking ¾ is geen loon – als verstrekking niet uit hoofde van dienstbetrekking maar uit wellevendheid, sympathie, piëteit, op grond van persoonlijke relatie verstrekt wordt – als werkgever persoonlijke attentie aan werknemer geeft in situaties waarin ook anderen dergelijke attentie plegen te geven bij desbetreffende gelegenheid en geschenk ¾ geen geld/waardebon is, en ¾ maximale factuurwaarde (incl. OB) van € 25 heeft. Voor vrijgesteld loon, zie § 3.4. (Vanaf 2013) bij bepaling omvang loon wordt geen rekening gehouden met over loon verschuldigde inkomensafhankelijke bijdrage Zvw of soortgelijke in buitenland verschuldigde bijdrage. Loonbelasting wordt geheven over belastbaar loon. Aftrek van werkelijke kosten is niet mogelijk. Loonbegrip voor premieheffing werknemersverzekeringen (loon voor socialeverzekeringswetten) is gelijk aan loonbegrip voor loonheffing (fiscaal loon), met dien verstande dat in afwijking met fiscaal loon ¾ (t/m 2012) navolgende aanspraken/bijdragen wel tot loon voor premieheffing werknemersverzekeringen behoren – ingehouden bijdragen voor ¾ premies werknemersverzekeringen en pseudopremie WW ingehouden bij overheidswerknemer ¾ levensloopregeling – aanspraken ingevolge levensloopregeling ¾ (t/m 2012) ter beschikking gestelde auto (zie § 3.9) niet tot loon voor premieheffing werknemersverzekeringen behoort ¾ aanvullend enkele loonbestanddelen zijn vrijgesteld (zie § 3.4).

1. Art. 9, 10, 11d, 39c (oud) Wet LB 1964; onderdeel 3.5 besluit 17-12-2014, nr. BLKB2014/ 1894M; art. 16 Wfsv. y

Fiscaal Memo Wet- & Regelgeving, § 3.3; Sociaal Memo, § 1.3.1.

3.3

Aandelenoptierechten1

¾ Aandelenoptierecht is recht om ¾ 1 of meer aandelen (of daarmee gelijk te stellen rechten)

Kijk voor meer informatie over de Memo-serie van Wolters Kluwer op www.wolterskluwer.nl/memo

159


§ 3.4

Loonbelasting

¾ in (verbonden) vennootschap van werkgever ¾ te verwerven. ¾ Indien met werknemer binnen (vroegere) dienstbetrekking aandelen-

optierecht is overeengekomen ¾ behoort waarde van aandelenoptierecht niet tot loon, maar ¾ behoort wel tot loon verschil tussen (niet negatief)

– hetgeen werknemer door uitoefening of vervreemding van aandelenoptierecht geniet, en – aan werknemer in rekening gebracht bedrag voor aandelenoptierecht. ¾ Indien tegenprestatie bij vervreemding ¾ ontbreekt, of ¾ is bedongen bij niet onder normale omstandigheden gesloten overeenkomst wordt als genoten bedrag aangemerkt waarde in economisch verkeer die bij vervreemding van aandelenoptierecht kan worden toegekend. 1. Art. 10a Wet LB 1964. y

Fiscaal Memo Wet- & Regelgeving, § 3.5.2.

3.4

Vrijgesteld loon Vrijgesteld fiscaal loon1

Vrijgesteld fiscaal loon tot fiscaal loon behoren niet (t/m 2014) vrije vergoedingen/vrije verstrekkingen (zie § 3.7), mits geen werkkostena regeling (zie § 3.10) aanspraken ingevolge pensioenregeling (zie § 3.13), tenzij ¾ loon nihil of aanzienlijk lager dan gebruikelijk is ¾ pensioenregeling niet bij aangewezen lichaam verzekerd is aanspraken ingevolge VUT-regeling (nieuwe definitie) (zie § 3.13) (voor op 31-12-2004 bestaande VUT-regeling (oude definitie) blijft t/m 2004 geldende fiscale regime in 2005 onverkort en vanaf 2006 alleen nog voor bepaalde werknemers (zie § 3.13) van toepassing) aanspraken ingevolge ZW/WIA/WAO/WW/WAZO en soortgelijke aanspraken (t/m 2013) aanspraken op periodieke uitkeringen en verstrekkingen ter vervanging van gederfd/te derven loon (stamrechtvrijstelling)b, mits aanspraken ¾ voorzien in periodieke uitkeringen – toekomend aan (gewezen) werknemer uiterlijk ingaand in jaar bereiken AOWleeftijd, of – toekomend aan (gewezen) echtgenoot/partner bij overlijden (gewezen) werknemer, of – toekomend aan (pleeg)kinderen jonger dan 30 jaar ingaand bij overlijden (gewezen) werknemer (sterftekans geldt niet) ¾ verzekerd zijn bij aangewezen lichaam/natuurlijk persoon (behoudens bestaande regeling per 31-12-1994) ¾ niet opgekomen zijn vanwege sanctiebepalingen pensioen-/VUT-aanspraken of afkoop aandelenoptierechten (t/m 2013) bedragen ter vervanging van gederfd/te derven loon door werkgever overgemaakt b naar stamrechtspaarrekening/stamrechtbeleggingsrecht (voor voorwaarden zie hierna)

160

Kijk voor meer informatie over de Memo-serie van Wolters Kluwer op www.wolterskluwer.nl/memo


Loonbelasting

§ 3.4

tot fiscaal loon behoren niet aanspraken op uitkeringen wegens overlijden/invaliditeit ten gevolge van ongeval (t/m 2014) aanspraken op vergoedingen/verstrekkingen ter zake van op werknemer drukkende uitgaven voor opleiding of studie met oogmerk verwerven van inkomen uit a werk en woning (mits geen werkkostenregeling, zie § 3.10) aanspraken op eenmalige uitkering bij beëindigen dienstbetrekking, anders dan in geval van arbeidsongeschiktheid, overlijden, bereiken pensioengerechtigde leeftijd of VUT aanspraken op eenmalige uitkering bij beëindiging dienstbetrekking in geval van arbeidsongeschiktheid of bereiken pensioengerechtigde leeftijd, indien uitkering maximaal 3 × maandloon ingehouden bijdragen voor ¾ pensioenregeling (zowel verplichte als vrijwillige bijdrage) ¾ VUT-regeling (oude definitie), voor 100% mits vallend onder overgangsrecht c ¾ (t/m 2012) premies werknemersverzekeringen en pseudopremie WW ingehouden bij overheidswerknemer (alleen voor LB, niet voor Wfsv) ¾ met ZW/WIA/WAO/WW/WAZO overeenkomende regelingen ¾ aanspraken op uitkeringen wegens overlijden/invaliditeit ten gevolge van ongeval ¾ levensloopregeling (t/m 2012: alleen voor LB, niet voor Wfsv), mits werknemer op 31-12-2011 aanspraak uit levensloopregeling heeft van minimaal € 3000 uitkeringen/verstrekkingen voor vergoeding van in dienstbetrekking geleden schade aan of verlies van persoonlijke eigendommen voorzieningen Voorzieningenregeling voor militaire oorlogs- en dienstslachtoffers d eenmalige uitkeringen/verstrekkingen wegens overlijden werknemer, partner , (pleeg)kind (maximaal 3 × maandloon) alsmede aanspraken hierop uitkeringen/verstrekkingen uit fonds waaraan werknemer laatste 5 jaar ten minste e evenveel bijdraagt als werkgever eenmalige uitkering/verstrekking wegens dienstjubileum van 25 of 40 jaar (maximaal 1 × maandloon) (t/m 2014) verstrekking en terbeschikkingstelling van inrichting van werkruimte in woning, woonboot of woonwagen (incl. aanhorigheden) van werknemer alsmede kostenvergoedingen daarvan (telewerken) (mits geen werkkostenregeling, zie § 3.10)a ¾ voor zover waarde in economisch verkeer van telewerkplek in kalenderjaar en 4 voorafgaande jaren maximaal € 1815 bedraagt, en ¾ niet aannemelijk is dat inrichting niet mede dient voor vervulling dienstbetrekking mits ¾ werknemer in die werkruimte pleegt te werken met behulp van telematica (computer, modem, fax) – ter vervulling dienstbetrekking – krachtens schriftelijke gedagtekende regeling met werkgever(s), te bewaren in administratie werkgever(s), waarin vermeld is naam en adres werknemer en werkgever(s) en dag(en) in week waarop werknemer in werkruimte pleegt te werken – ten minste 1× per week – gedurende gebruikelijke werktijd – zonder dat tevens naar buiten woning gelegen arbeidsplaats wordt gereisd ¾ inrichting voldoet aan gestelde eisen in Arbeidsomstandighedenbesluit inzake zitgelegenheid, werkblad en verlichting arbeidsbeloning tot € 5000 die werknemer ontvangt voor meewerken in onderneming van partner (bij partner is arbeidsbeloning niet aftrekbaar van winst, zie § 1.14) (t/m 2014) verstrekking van recht op vervoer gedurende maximaal 24 maanden, mits overheid vervoer vanwege dreigende verkeershinder door wegwerkzaamheden grotena deels financiert (mits geen werkkostenregeling, zie § 3.10)

Kijk voor meer informatie over de Memo-serie van Wolters Kluwer op www.wolterskluwer.nl/memo

161


§ 3.4

Loonbelasting

tot fiscaal loon behoren niet aanspraken (zie § 3.12) ¾ op vakantieverlof/compensatieverlof, voor zover totale aanspraken op 31 december overeenkomen met maximaal arbeidsdagen per week × 50 weken (meerdere wordt geacht te zijn genoten op 31 december/bij einde dienstbetrekking) ¾ op verlof dat voor specifieke doeleinden wordt toegekend (bijv. zwangerschapsverlof, ouderschapsverlof) ¾ op verlof tijdens rust- en feestdagen ¾ ingevolge levensloopregeling (t/m 2012: alleen voor LB, niet voor Wfsv), mits werknemer op 31-12-2011 aanspraak uit levensloopregeling heeft (vanaf 1-7-2015) aanspraken op transitievergoeding bij ontslag een- of tweemalige premie in het kader van gemeentelijke voorziening gericht op arbeidsinschakeling, mits in zelfde kalenderjaar geen vrijgestelde vergoeding voor vrijwilligerswerk is ontvangen bijstandsvergoeding voor vrijwilligerswerk ¾ als onderdeel van arbeidsinschakeling: maximaal € 150 per maand en € 1500 per jaar ¾ overig vrijwilligerswerk: maximaal € 95 per maand en € 764 per jaar a. (T/m 2014) vrijstelling geldt alleen mits werkgever bij aanvang kalenderjaar/inhoudingsplicht kiest werkkostenregeling (zie § 3.10) niet toe te passen. b. (Vanaf 2014) stamrechtvrijstelling is per 1-1-2014 vervallen, maar blijft van toepassing voor op 31-12-2013 bestaande aanspraken; waarde van aanspraak mag (gedeeltelijk) eerder worden uitgekeerd; als aanspraak in 1 bedrag wordt uitgekeerd is alleen in 2014 80% daarvan als loon belast, mits inhoudingsplichtige voor 15-11-2013 bedrag ter financiering van aanspraak heeft overgemaakt aan verzekeraar of eigen beheer is overeengekomen; overgangsrecht geldt overeenkomstig ook voor stamrechtspaarrekening en stamrechtbeleggingsrecht. c. Verhaal door werkgever van gedifferentieerde Whk-/WGA-premie (zie § 28.7), kosten van WGA-eigenrisico (zie § 28.7) en (vanaf 2013) van werknemer nageheven premies werknemersverzekeringen (zie § 3.9) komt in mindering op nettoloon van werknemer. d. In huidige of vorige kalenderjaar; voor begrip partner, zie § 1.1. e. Geen uitkeringen/verstrekkingen ter zake van ziekte, invaliditeit, bevalling, adoptie, overlijden; geen uitkeringen/verstrekkingen ingevolge vrijgestelde aanspraak. y

Fiscaal Memo Wet- & Regelgeving, § 3.4.1; Fiscaal Memo App,

AOW-leeftijd.

Vrijgesteld loon premieheffing werknemersverzekeringen2 Vrijgesteld loon voor premieheffing werknemersverzekeringen tot loon voor premieheffing werknemersverzekeringen behoren niet (t/m 2012) ter beschikking gestelde auto loon uit vroegere dienstbetrekking, met uitzondering van ¾ uitkeringen op grond van verplichte verzekering ZW/WIA/WAO/WW al dan niet vermeerderd met toeslag TWa ¾ (t/m 2012) WAZO-uitkeringen in verband met zwangerschap/bevalling/adoptie/ pleegzorg voor werknemers/gelijkgestelden ¾ wachtgeld aan overheidswerknemer ¾ (t/m 2012) hetgeen in navolgende gevallen wordt genoten op grond van bepalingen in BW of publiekrechtelijke dienstbetrekking

162

Kijk voor meer informatie over de Memo-serie van Wolters Kluwer op www.wolterskluwer.nl/memo


Loonbelasting

§ 3.4

tot loon voor premieheffing werknemersverzekeringen behoren niet – loon genoten gedurende non-actiefstelling – bij oproep minimaal genoten garantieloon – loon genoten gedurende tijdelijke arbeidsongeschiktheid (ziekte/zwangerschap) ¾ aanvullingen op hiervoor genoemde uitkeringen genoten van degene tot wie werknemer in dienstbetrekking staat ¾ toeslag TW eindheffingsbestanddelen, met uitzondering van loonbestanddelen waarover naheffingsaanslag LB/PH is opgelegd aan werkgever (zie § 3.21.1) (vanaf 2014) tegemoetkoming arbeidsongeschikten WIA/WAO b (t/m 2012) verplichte werkgeversvergoeding inkomensafhankelijke bijdrage Zvw (t/m 2012) werkgeversbijdragen in premie ziektekostenverzekering van niet-Zvwverzekeringsplichtige militair (t/m 2012) uitkeringen op grond van levensloopregeling a. Waaronder ook toeslag TW ontvangen door werknemer aan wie geen ziekengeld wordt uitgekeerd wegens loondoorbetalingsplicht bij ziekte. b. Op 31-12-2005 met werknemer overeengekomen bijdrage in ziektekostenverzekering is t/m 2012 ook vrijgesteld, mits in mindering gebracht op verplichte werkgeversvergoeding inkomensafhankelijke bijdrage Zvw. y

Fiscaal Memo Wet- & Regelgeving, § 3.4.1.

Grondslag vrijstelling3 ¾ Voor toepassing van vrijstelling voor ¾ eenmalige uitkering/verstrekking wegens overlijden werknemer c.s.

(maximaal 3 × maandloon) ¾ eenmalige uitkering/verstrekking wegens dienstjubileum van 25 of 40

jaar (maximaal 1 × maandloon) ¾ aanspraken op eenmalige uitkering bij beëindiging dienstbetrekking

in geval van arbeidsongeschiktheid of bereiken pensioengerechtigde leeftijd (indien uitkering maximaal 3 × maandloon) geldt als loongrondslag het loon inclusief 1/12 vakantiegeld en vaste gegarandeerde bijzondere beloningen ¾ zonder aftrek van inhoudingen die op loon in mindering mogen worden gebracht (pensioenpremie e.d.) ¾ zonder rekening te houden met – tantièmes – toevallige bijzondere beloningen – vrijgestelde aanspraken. y

Fiscaal Memo Wet- & Regelgeving, § 3.4.1.

Stamrechtspaarrekening en stamrechtbeleggingsrecht (t/m 2013)4 ¾ Fiscale facilitering van stamrechtspaarrekening en stamrechtbeleggings-

recht is per 1-1-2014 vervallen, maar blijft van toepassing op per 31-122013 bestaande stamrechtspaarrekening en stamrechtbeleggingsrecht.

Kijk voor meer informatie over de Memo-serie van Wolters Kluwer op www.wolterskluwer.nl/memo

163


§ 3.4

Loonbelasting

¾ Bedragen ter vervanging van gederfd/te derven loon door werkgever

uiterlijk 31-12-2013 overgemaakt naar stamrechtspaarrekening/stamrechtbeleggingsrecht zijn vrijgesteld, onder hierna gegeven voorwaarden. ¾ Voorwaarden stamrechtspaarrekening ¾ werknemer heeft geblokkeerde spaarrekening bij bank, waarvan tegoed uitsluitend – kan worden aangewend voor verkrijging aanspraak op periodieke uitkering ter vervanging van gederfd/te derven loon (zie stamrechtvrijstelling), of – kan worden uitgekeerd in termijnen, met inachtneming van uitkeringsvoorwaarden (zie hierna), maar (vanaf 2014) (deel van) tegoed mag ook eerder worden uitgekeerd ¾ op stamrechtspaarrekening behaalde rendementen worden bijgeboekt op stamrechtspaarrekening ¾ bij niet langer voldoen aan voorwaarden, vormt tegoed in 1 bedrag loon uit vroegere dienstbetrekking ((t/m 2013) er is ook 20% revisierente verschuldigd). ¾ Voorwaarden stamrechtbeleggingsrecht ¾ werknemer heeft bij beheerder van beleggingsinstelling aangehouden geblokkeerde rechten van deelneming in beleggingsinstelling, waarvan waarde uitsluitend – kan worden aangewend voor verkrijging aanspraak op periodieke uitkering ter vervanging van gederfd/te derven loon (zie stamrechtvrijstelling), of – kan worden uitgekeerd in termijnen, met inachtneming van uitkeringsvoorwaarden (zie hierna), maar (vanaf 2014) (deel van) waarde mag ook eerder worden uitgekeerd ¾ met beleggingsrecht behaalde rendementen worden aangewend ter verkrijging van extra rechten van deelneming ¾ bij niet langer voldoen aan voorwaarden, vormt waarde in 1 bedrag loon uit vroegere dienstbetrekking ((t/m 2013) er is ook 20% revisierente verschuldigd). ¾ Voorwaarden uitkering stamrechtspaarrekening/ stamrechtbeleggingsrecht ¾ termijnen met gelijke tussenperiode van maximaal 1 jaar – in omvang vergelijkbaar met reguliere periodieke uitkering ter vervanging van gederfd/te derven loon – kwalificerend als loon uit vroegere dienstbetrekking ¾ bij in leven zijn van (gewezen) werknemer – ingangsdatum uitkering uiterlijk in kalenderjaar van bereiken AOWleeftijd – uitkeringsduur voldoet aan minimumuitkeringsduur (zie tabel) ¾ bij overlijden van (gewezen) werknemer zonder dat sprake was van uitkering bij in leven zijn – direct ingaande uitkering aan in overeenkomst genoemde (gewezen) echtgenoot/partner of (pleeg)kinderen jonger dan 30 jaar – uitkeringsduur voldoet aan minimumuitkeringsduur (zie tabel) met dien verstande dat

164

Kijk voor meer informatie over de Memo-serie van Wolters Kluwer op www.wolterskluwer.nl/memo


Loonbelasting

§ 3.5

¾ resterende nog niet uitgekeerde termijnen gaan na overlijden genieter

over op overige in overeenkomst genoemde (gewezen) echtgenoot/ partner of (pleeg)kinderen jonger dan 30 jaar ¾ na overlijden laatste uitkeringsgerechtigde vormt restanttegoed loon uit vroegere dienstbetrekking van laatst overledene ¾ (vanaf 2014) (deel van) tegoed stamrechtspaarrekening/waarde stamrechtbeleggingsrecht eerder mag worden uitgekeerd, waarbij als tegoed/waarde in 1 bedrag wordt uitgekeerd alleen in 2014 80% daarvan als loon belast wordt, mits werkgever voor 15-11-2013 bedrag heeft overgemaakt naar stamrechtspaarrekening/beheerder van beleggingsinstelling. Minimumuitkeringsduur stamrechtspaarrekening/ stamrechtbeleggingsrecht (t/m 2013) leeftijd gerechtigde bij ingang uitkeringen uitkeringsduur in jaren, als uitkering is gestart van

tot a

– 25 30 35 40 45 50 55 60

25 a 30 35 40 45 50 55 60 –

in 2011 of later

in 2010

18 15 12 9 6 4 3 2 1

17 14 11 8 5 4 3 2 1

a. Indien uitkeringen toekomen aan (pleeg)kind van werknemer dat bij ingang uitkeringen jonger is dan 30 jaar, bedraagt uitkeringsduur nooit meer dan aantal jaren dat kind jonger is dan 30 jaar. y

Fiscaal Memo Wet- & Regelgeving, § 3.4.2.

1. Art. 11, 11a (oud), 11b-11c, 19, 19b, 32ba, 37, 38c, 39c (oud), 39d, 39f Wet LB 1964; art. 3.1a, 3.3, 3.3a, 3.5 Uitv.reg. LB 2011. 2. Art. 16, 122k (oud) Wfsv; art. 2.5.8 I&A-wet Zvw (oud). 3. Art. 3.1 Uitv.reg. LB 2011. 4. Art. 11a (oud), 39f Wet LB 1964; art. 3.4 (oud) Uitv.reg. LB 2011; art. 30i AWR (oud).

3.5

Gebruikelijk en fictief loon1

¾ Werknemer die arbeid verricht voor lichaam ¾ waarin werknemer a.b. (zie § 1.53) heeft, of ¾ waarin partner van werknemer a.b. (zie § 1.53) heeft

wordt geacht ¾ in kalenderjaar ¾ van dat lichaam

bepaald loon te genieten (gebruikelijk loon). ¾ (Vanaf 2015) loon bedraagt hoogste van navolgende bedragen

(hoofdregel) ¾ 75% van loon uit meest vergelijkbare dienstbetrekking, of

Kijk voor meer informatie over de Memo-serie van Wolters Kluwer op www.wolterskluwer.nl/memo

165


§ 3.5

Loonbelasting

¾ hoogste loon van overige werknemers van (verbonden) lichaam, of ¾ € 44 000

met dien verstande dat, in afwijking van hoofdregel, loon bedraagt ¾ 75% van loon uit meest vergelijkbare dienstbetrekking, mits werkge-

¾

¾

¾

¾

¾

¾

ver dit lagere loon aannemelijk maakt, maar – minimaal laagste van ¾ € 44 000, en ¾ loon van meest vergelijkbare dienstbetrekking. (Vanaf 2015) meest vergelijkbare dienstbetrekking is dienstbetrekking die van alle dienstbetrekkingen ¾ waarbij a.b. geen rol speelt ¾ die bekend zijn bij werkgever en inspecteur ¾ waarvan loon bekend is of in redelijkheid geschat kan worden ¾ waarvan loon niet op ander bedrag is vastgesteld dan in economisch verkeer gebruikelijk meest vergelijkbaar is met dienstbetrekking van werknemer die gebruikelijkloonregeling moet toepassen. (Vanaf 2015) als inspecteur aannemelijk maakt dat 75% van loon uit meest vergelijkbare dienstbetrekking hoger is dan door werkgever gehanteerde loon, moet inspecteur ten minste criteria aan werkgever overleggen op basis waarvan is vastgesteld dat door inspecteur aangedragen dienstbetrekking meest vergelijkbare dienstbetrekking is. (T/m 2014) loon bedraagt (hoofdregel) ¾ minimaal € 44 000 (2013: € 43 000; 2012: € 42 000), of ¾ lager loon, mits aannemelijk is dat in soortgelijke dienstbetrekkingen waarbij a.b. geen rol speelt (bijv. deeltijd, meerdere dienstbetrekkingen, kinderen van a.b.-houder, vermogensbeheer) dat lagere loon gebruikelijk is met dien verstande dat, in afwijking van hoofdregel, loon bedraagt ¾ mits dat aannemelijk is in soortgelijke dienstbetrekkingen waarbij a.b. geen rol speelt ¾ hoger loon, zodanig dat loon niet meer dan in belangrijke mate (30%) afwijkt van dat hogere gebruikelijke loon, maar – niet lager dan hoogste loon van overige werknemers van (verbonden) lichaam, tenzij aannemelijk is dat loon op lager bedrag dan dat hoogste loon van overige werknemers moet worden gesteld, en – niet lager dan loonbedrag vastgesteld met toepassing hoofdregel. Bij toepassing doorbetaaldloonregeling mag gebruikelijk loon uit werkzaamheden verricht voor andere lichamen worden verantwoord bij lichaam dat geacht wordt loon te verstrekken. Gebruikelijkloonregeling geldt niet indien aldus vast te stellen loon in kalenderjaar maximaal € 5000 bedraagt voor arbeid in ¾ lichaam ¾ (vanaf 2015) met lichaam verbonden lichamen ¾ (t/m 2014) tot concern behorende andere lichamen, als lichaam tot concern behoort. Verschil (= fictief loon) tussen (lagere) werkelijk genoten loon en gebruikelijk loon wordt geacht te zijn genoten ¾ op 31 december/bij einde dienstbetrekking

166

Kijk voor meer informatie over de Memo-serie van Wolters Kluwer op www.wolterskluwer.nl/memo


Loonbelasting

§ 3.6

¾ (t/m 2013) alleen voor afdrachtverminderingen (zie § 3.22): in elke

maand 1/12 gedeelte. ¾ Belastingdienst geeft vooraf op verzoek binnen 8 weken standpunt over

hoogte in aanmerking te nemen loon. ¾ (Vanaf 2015) omtrent uitvoering afspraken over gebruikelijk loon vanaf 1-

1-2015 is navolgende bepaald door kabinet ¾ alleen afspraken met gebruikelijk loon van meer dan € 44 000 zijn per

1-1-2015 opgezegd ¾ ingeval van opgezegde afspraak mag werkgever gebruikelijk loon van

2014 × 75/70 toepassen, mits sprake is van gelijkblijvende omstandigheden (belastingdienst zal geen correctie toepassen) (werkgever mag ook nieuwe gebruikelijkloonregeling toepassen) ¾ nieuwe afspraak is pas nodig wanneer inspecteur of werkgever contact daarover opneemt of wanneer bestaande afspraak afloopt. 1. Art. 12a, 13a Wet LB 1964; art. 1 (oud) WVA; besluit 22-5-2001, nr. CPP2000/3172M (oud). y

Fiscaal Memo Wet- & Regelgeving, § 3.6; Fiscaal Memo 3 2002, § 3.11.

3.6

Loon in natura Loon in natura onder werkkostenregeling1

¾ Loon in natura wordt gewaardeerd op ¾ waarde in economisch verkeer ¾ factuurwaarde incl. OB, indien derde (geen verbonden vennootschap)

aan werkgever voor loon in natura bedrag in rekening heeft gebracht. ¾ Op waarde loon in natura komt eigen bijdrage werknemer in mindering

(niet verder dan nihil). ¾ Waardering product uit eigen bedrijf wordt gesteld op voor product

geldende consumentenprijs. ¾ Voor verstrekking van aangewezen voorzieningen die (gedeeltelijk) op

werkplek gebruikt of verbruikt worden (werkplekvoorzieningen) geldt lagere waardering dan waardering in economisch verkeer of factuurwaarde (zie tabel waardering werkplekvoorzieningen). ¾ Werkplek is iedere plaats (bezien vanuit werknemer) ¾ die voor arbeid wordt gebruikt, en ¾ waarop voor werkgever Arbeidsomstandighedenwet geldt met dien verstande dat niet als werkplek wordt aangemerkt werkruimte in woning/woonboot/woonwagen (incl. aanhorigheden) van werknemer.

Kijk voor meer informatie over de Memo-serie van Wolters Kluwer op www.wolterskluwer.nl/memo

167


§ 3.6

Loonbelasting

Waardering werkplekvoorzieningen – werkkostenregeling verstrekking

waardering

(gedeeltelijk) op werkplek gebruikt/verbruikt

a

voorzieningen waarvan niet gebruikelijk is deze elders te gebruiken/ nihil b verbruiken (t/m 2014) voorzieningen die rechtstreeks voortvloeien uit nihil c,d arbobeleid van werkgever werkkleding, d.i. ter beschikking gestelde kleding die nihil ¾ (nagenoeg) uitsluitend geschikt is om tijdens vervulling dienstbetrekking te dragen, of ¾ achterblijft op werkplek, of ¾ is voorzien van 1 of meer duidelijk zichtbare bedrijfslogo’s met gezamenlijke oppervlakte van ten minste 70 cm2 per kledingstuk consumpties (geen maaltijd) nihil e nihil (t/m 2014) ter beschikking gestelde hulpmiddelen die ook elders d gebruikt kunnen worden, met (nagenoeg) geheel zakelijk gebruik f (t/m 2014) ter beschikking gestelde mobiele communicatiemiddelen , nihil d met meer dan bijkomstig zakelijk gebruik huisvesting en inwoning, incl. eventueel genot van energie/water/bewassing, ter vervulling dienstbetrekkingg

nihil

op werkplek gebruikt/verbruikt maaltijden

per maaltijd ¾ 2015: € 3,20 ¾ 2014: € 3,15 ¾ 2013: € 3,05 ¾ 2012: € 2,95 h

huisvesting en inwoning , incl. eventueel genot van energie/ water/bewassing

door werkgever verrichte kinderopvang

per dag ¾ 2015: € 5,40 ¾ 2014: € 5,35 ¾ 2013: € 5,25 ¾ 2012: € 5,10 aantal uren kinderopvang × maximumuurtarief (zie § 26.1)

a. Mits in redelijkheid verstrekt. b. Voor parkeerplaats op bedrijfsterrein van werkgever geldt nihilwaardering; (vanaf 2015) hieronder vallen voor personeelsfestiviteiten met gezamenlijk karakter alle werkplekken van werknemers binnen concernverband (zie § 3.21.1); (t/m 2014) hieronder vallen ook personeelsfeesten, recepties, jubileumfeesten e.d. op locatie waarop voor werkgever doorlopend Arbeidsomstandighedenwet geldt, ongeacht of voor alle werknemers deze locatie werkplek is. c. Bij thuiswerk ook in woning/woonboot/woonwagen (incl. aanhorigheden) van werknemer. d. (Vanaf 2015) ondergebracht onder gericht vrijgestelde eindheffingsbestanddelen (zie § 3.21.1). e. Waaronder computers en dergelijke apparatuur (zoals pocket-PC, mininotebook, netbook, e-reader, navigatieapparatuur), gereedschappen en toebehoren. f. Geen computers en dergelijke apparatuur, wel smartphone zoals iPhone of BlackBerry (maximum schermdiagonaal 7 inch).

168

Kijk voor meer informatie over de Memo-serie van Wolters Kluwer op www.wolterskluwer.nl/memo


Loonbelasting

§ 3.6

g. Mits werknemer niet op werkplek woont en zich redelijkerwijs niet aan voorziening kan onttrekken (bijvoorbeeld parate dienst in ziekenhuis of slaapdienst in gehandicaptenzorg). h. Geen dienstwoning.

Waardering loon in natura – werkkostenregeling loonbestanddeel

waardering

privégebruik ter beschikking gestelde OV-kaart/ a voordeelurenkaart b rente-/kostenvoordeel personeelslening eigen woning rentevoordeel personeelslening (elektrische) fiets/scooter dienstwoning

nihil

nihil nihil waarde economisch c verkeer aanspraak op uitkeringen/verstrekkingen bij derden te storten bedragen ter dekking e aanspraak e aanspraak ziektekostenregeling voor minimaal 25 (gewezen) gemiddelde uitkering werknemers aanspraak wettelijke Belgische ziektekostenverzekering maximaal som van standaardpremie en maximumbedrag inkomensafhankelijke bijdrage Zvw d,e (zie § 28.12) a. Mits kaart mede dient voor zakelijke reizen en/of woonwerkverkeer. b. Nihilwaardering geldt alleen indien ¾ rente/kosten in IB aftrekbaar zouden zijn bij eigen woning (zie § 1.41) ¾ werknemer schriftelijke verklaring over aftrekbaarheid en bestedingsdoel aan werkgever overlegt, incl. onderbouwing met schriftelijke bescheiden ¾ werkgever verklaring en bescheiden bij loonadministratie bewaart en toepassing nihilwaardering in aangifte loonheffingen vermeldt. c. Maximaal 18% van jaarloon (exclusief genot van woning) bij overeengekomen arbeidsduur van 36 uur per week. d. Bij meeverzekerde echtgenoot 2 × standaardpremie nemen. e. Waarde aanspraak ziektekostenregeling van maximaal € 27 wordt op nihil gesteld.

Afwaardering beursgenoteerde aandelen waarop vervreemdingsverbod (lock up) rust vervreemdingsverbod in volledige jaren

1 2 3 4 5 of meer

marginale afwaardering

cumulatieve afwaardering

5,5% 4,5% 3,5% 2,5% 2,5%

5,5% 10,0% 13,5% 16,0% 18,5%

¾ Voor waardering aandelenoptierechten, zie § 3.3, voor waardering privé-

gebruik auto, zie § 3.9 en voor waardering vakantiebonnen, zie § 3.11. y

Fiscaal Memo Wet- & Regelgeving, § 3.5.1; Fiscaal Memo Arresten & Beleid 2015, § 3.2.

Kijk voor meer informatie over de Memo-serie van Wolters Kluwer op www.wolterskluwer.nl/memo

169


§ 3.6

Loonbelasting Loon in natura zonder werkkostenregeling (t/m 2014)2

¾ (T/m 2014) indien werkgever bij aanvang kalenderjaar/inhoudingsplicht

kiest werkkostenregeling (zie § 3.10) niet toe te passen blijven tot en met 2010 geldende bepalingen van loon in natura gelden. ¾ Hierna gegeven bepalingen over loon in natura gelden t/m 2014 en alleen als werkgever gekozen heeft werkkostenregeling (zie § 3.10) niet toe te passen. ¾ Loon in natura wordt gewaardeerd op ¾ waarde in economisch verkeer ¾ maximaal bedrag van besparing, voor zover verwerving van loon gebruik/verbruik van loon in natura meebrengt. ¾ Op waarde loon in natura komt eigen bijdrage werknemer in mindering (niet verder dan nihil). Kleding verstrekt aan meewerkend kind in onderneming van ouder – geen werkkostenregeling (t/m 2014) jaar 2014 2013 2012

per maand

per week

per dag

€ 29,25 € 29,25 € 29,25

€ 6,75 € 6,75 € 6,75

€ 1,35 € 1,35 € 1,35

Maaltijden verstrekt aan meewerkend kind in onderneming van ouder – geen werkkostenregeling (t/m 2014) jaar 2014 2013 2012 ¾

¾

¾

¾

¾

y

koffiemaaltijd

warme maaltijd

€ 2,40 € 2,30 € 2,25

€ 4,60 € 4,45 € 4,30

Inwoning door meewerkend kind in onderneming van ouder: 15% van huur/huurwaarde ondernemingswoning. Waarde van door werkgever verrichte kinderopvang bedraagt aantal uren kinderopvang × maximumuurtarief (zie § 26.1). Nihilwaardering rente-/kostenvoordeel personeelslening eigen woning kan worden toegepast, onder inachtneming van gegeven voorwaarden die gelijk zijn aan voorwaarden die onder werkkostenregeling (zie hiervoor) gelden. Voor afwaardering beursgenoteerde aandelen waarop vervreemdingsverbod (lock up) rust, zie tabel hiervoor. Voor waardering aandelenoptierechten, zie § 3.3, voor waardering privégebruik auto, zie § 3.9, voor waardering vakantiebonnen, zie § 3.11, voor waardering ter beschikking gestelde communicatiemiddelen en computer e.d., zie § 3.7. Fiscaal Memo Wet- & Regelgeving 2014, § 3.5.2; Fiscaal Memo Arresten & Beleid 2015, § 3.2.

170

Kijk voor meer informatie over de Memo-serie van Wolters Kluwer op www.wolterskluwer.nl/memo


Loonbelasting

§ 3.7

1. Art. 13 Wet LB 1964; art. 1.2, 3.7-3.12 Uitv.reg. LB 2011; toelichting Staatssecretaris van Financiën bij Hof Amsterdam 29-3-2012, nr. 09/00340; onderdeel 4.8, 4.10 besluit 23-62014, nr. BLKB2014/1033M (oud); onderdeel 3.6 besluit 17-12-2014, nr. BLKB2014/1894M. 2. Art. 13, 39c Wet LB 1964 (oud); art. 21, 21b Uitv.reg. LB 2001 (oud); onderdeel 2.2, 3.5.1 besluit 23-6-2014, nr. BLKB2014/1033M (oud).

3.7

Vrije vergoedingen en vrije verstrekkingen (t/m 2014)1

¾ Onder werkkostenregeling (zie § 3.10) zijn bepalingen van vrije ver-

goedingen en vrije verstrekkingen vervallen. ¾ (T/m 2014) indien werkgever bij aanvang kalenderjaar/inhoudingsplicht

¾ ¾

¾

¾ ¾

¾ ¾

kiest werkkostenregeling niet toe te passen blijven tot en met 2010 geldende bepalingen van vrije vergoedingen en vrije verstrekkingen gelden (zie § 3.10). Hierna gegeven bepalingen in § 3.7 gelden t/m 2014 en alleen als werkgever gekozen heeft werkkostenregeling niet toe te passen. Vrije vergoedingen/verstrekkingen zijn ¾ vergoedingen/verstrekkingen voor zover zij geacht kunnen worden te strekken – tot bestrijding van kosten, lasten en afschrijvingen – ter behoorlijke vervulling van dienstbetrekking ¾ andere vergoedingen/verstrekkingen voor zover zij naar algemene maatschappelijke opvattingen niet als beloningsvoordeel worden ervaren. Hierna aangegeven niet-vrije gedeelte van vergoeding/verstrekking (drempel) behoort tot het loon (geen tegenbewijs mogelijk), waarbij ¾ eigen bijdrage werknemer in mindering komt op tabelbedragen ¾ nooit méér dan bedrag van vergoeding tot loon behoort. Indien normering zowel betrekking heeft op vrije vergoeding als vrije verstrekking, geldt vrijstelling voor vergoeding en verstrekking tezamen. Vaste vergoedingen zijn vrije vergoedingen ¾ voor zover deze vooraf per kostencategorie naar aard en veronderstelde omvang zijn gespecificeerd, en ¾ op verzoek van inspecteur, steekproefsgewijs onderzoek naar werkelijk gemaakte kosten is gemaakt waarbij geldt dat ook voor intermediaire kosten vaste vergoeding mag worden gegeven. Op vrije verstrekkingen is regime van vrije vergoedingen van overeenkomstige toepassing. Eigen bijdrage werknemer aan vrije verstrekkingen kan niet van loon worden afgetrokken.

Kijk voor meer informatie over de Memo-serie van Wolters Kluwer op www.wolterskluwer.nl/memo

171


§ 3.7

Loonbelasting

In elk geval vrije vergoedingen/verstrekkingena – geen werkkostenregeling (t/m 2014) onbelaste vergoedingen/verstrekkingen b

consumpties tijdens werktijd (geen maaltijd) maaltijden met meer dan bijkomstig zakelijk belang c werkkleding vakliteratuur d,e representatie ter behoorlijke vervulling dienstbetrekking e,f cursussen, congressen, seminars, symposia, excursies, studiereizen e.d. muziekinstrumenten, geluidsapparatuur, gereedschap, tekstverwerkers, schrijf- en ref,g kenmachines, beeldapparatuur verhuizingh ¾ overbrengen inboedel i ¾ overige kosten € 7750 op werknemer drukkende uitgaven voor volgen van opleiding of studie met oogmerk j verwerven van inkomen uit werk en woning k OV-kaart l voordeelurenkaart openbaar vervoer m,n extra kosten van tijdelijk verblijf buiten herkomstland (extraterritoriale kosten) vergoeding/verstrekking die direct samenhangt met verplichtingen op grond van Aro beidsomstandighedenwet 1998 p premies ongevallenverzekering outplacement q contributie vakbond arbeidsbemiddeling en overige sollicitatiekosten bij afsluiten nieuwe dienstbetrekking proceskosten en buitengerechtelijke kosten van rechtsbijstand gemaakt in procedure r omtrent achterstallig loon of dreigend ontslag a. Mits voldaan wordt aan redelijkheidstoets, die alleen in extreme gevallen wordt toegepast. b. In geval van vergoeding: maximaal € 2,75 per gewerkte week/€ 0,55 per gewerkte dag; consumpties (geen maaltijd) tijdens lunchtijd/pauze zijn ook onbelast mits dergelijke consumpties ook tijdens werktijd kunnen worden genuttigd. c. Kleding is werkkleding indien kleding ¾ (nagenoeg) uitsluitend geschikt is om bij verwerven van loon te dragen, of ¾ is voorzien van 1 of meer duidelijk zichtbare bedrijfslogo’s met gezamenlijke oppervlakte van ten minste 70 cm2 per kledingstuk én vergoeding/verstrekking van kleding ter behoorlijke vervulling van dienstbetrekking geschiedt of niet als beloningsvoordeel wordt ervaren. d. Waaronder recepties, feestelijke bijeenkomsten, giften, relatiegeschenken en vermaak; ook interne representatiekosten voor geschenken aan collega’s bij verjaardag, geboorte, huwelijk en afscheid. e. Inclusief desbetreffende reizen en verblijf. f. Ter behoorlijke vervulling van dienstbetrekking. g. Afschrijving indien kostprijs boven € 450 en meerjarig belang. h. Mits in het kader van dienstbetrekking; hiervan is in elk geval sprake ingeval werknemer binnen 2 jaar na aanvaarding nieuwe dienstbetrekking/overplaatsing verhuist uit woning op meer dan 25 km van nieuwe arbeidsplaats en door verhuizing reisafstand met ten minste 60% bekort. i. Overige kosten behoeven niet te worden aangetoond, er geldt forfaitaire verhoging tot aangegeven maximum.

172

Kijk voor meer informatie over de Memo-serie van Wolters Kluwer op www.wolterskluwer.nl/memo


Loonbelasting

§ 3.7

j. Behalve voor (inrichting van) werk-/studeerruimte; reiskosten binnenlandse reizen kunnen t/m € 0,19 per km vrij worden vergoed; voor terugbetaling studiekostenvergoeding, zie § 1.72; ook volgen van door Minister van OCW erkende EVC-procedure behoort tot vrije vergoedingen/verstrekkingen. k. Het betreft vrij reizen per Nederlands openbaar vervoer (anders dan trajectkaart voor woon-werkverkeer) dat mede dient ter behoorlijke vervulling dienstbetrekking of voor woon-werkverkeer. l. Mede ter behoorlijke vervulling dienstbetrekking of voor woon-werkverkeer. m. Voor bepaalde aangewezen groepen werknemers (zowel naar Nederland uitgezonden werknemers (maximaal 8 jaar) als buiten Nederland uitgezonden werknemers) geldt bewijsregel dat vergoedingen/verstrekkingen voor verblijfkosten worden beschouwd als ter zake van extraterritoriale kosten tot 30% van grondslag alsmede tot bedrag schoolgeld; voor meerdere boven bewijsregel is eindheffing mogelijk, zie § 3.21.1); grondslag is loon uit tegenwoordige dienstbetrekking + vergoeding extraterritoriale kosten; tot grondslag behoren ook ¾ loon in natura, mits dit loon uit tegenwoordige dienstbetrekking is ¾ loon waarover wordt nageheven, mits dat expliciet in arbeidsovereenkomst is overeengekomen. n. Bij toepassing bewijsregel geldt voor ingekomen werknemer vereiste dat 2 3 ¾ werknemer in / van periode van 24 maanden vóór tewerkstelling in Nederland op afstand van meer dan 150 km van Nederlandse grens woonde (geldt niet voor doctor die uiterlijk 1 jaar na promotie wordt tewerkgesteld en niet voor ingekomen werknemer die meer dan 2/3 van periode van 24 maanden vóór eerdere tewerkstelling in Nederland op afstand van meer dan 150 km van Nederlandse grens woonde terwijl die eerdere tewerkstelling niet eerder dan 8 jaar voor nieuwe tewerkstelling is aangevangen) ¾ loon op jaarbasis (zie § 1.37) meer dan € 36 378 (2013: € 35 770; 2012: € 35 000) bedraagt (salarisnorm); voor master jonger dan 30 jaar geldt verlaagde salarisnorm van meer dan € 27 653 (2013: € 27 190; 2012: € 26 605), terwijl salarisnorm voor wetenschapper en arts in opleiding tot specialist niet geldt. o. Tenzij werknemer hierdoor aanmerkelijke privébesparing geniet; vergoeding/verstrekking moet zijn opgenomen in arboplan; voorbeelden: cursus stoppen met roken, veiligheidsbril. p. Indien verzekerde uitkering uitsluitend betrekking heeft op ongevallen tijdens vervulling dienstbetrekking. q. Volgens handleiding loonbelasting van belastingdienst. r. Inclusief deurwaarders- en advocaatkosten, reiskosten, telefoonkosten, porti; onbelaste vergoeding kan ook worden gegeven bij negatieve uitkomst van procedure.

¾ Bij gedeeltelijk vrije vergoeding/verstrekking volgt heffing voor zover

niet aan gegeven normering (zie tabel) wordt voldaan.

Kijk voor meer informatie over de Memo-serie van Wolters Kluwer op www.wolterskluwer.nl/memo

173


§ 3.7

Loonbelasting

Gedeeltelijk vrije vergoedingen/verstrekkingen – geen werkkostenregeling (t/m 2014) gedeeltelijk onbelaste vergoedingen/verstrekkingen zakelijk gebruik privévervoermiddel (ook woon-werkverkeer)/niet per taxi, vliegtuig, schip of ter beschikking gesteld vervoermiddel carpoolregeling e bedrijfsfitness werkruimte (inclusief inrichting) in woning/woonboot/ h woonwagen (incl. aanhorigheden) huisvesting buiten woonplaats ter zake van dienstbetrekking j genot van woning (vrij wonen) j bewassing/energie/water/inwoning

normering a,b,c,d ¾ € 0,19 per km

¾ zie § 3.8 f,g ¾ vrij ¾ vrij tot 20% van huur/huurwaarde ondernemingswoning i ¾ maximaal 2 jaar vrij

k ¾ vrij boven besparing ¾ vrij boven drempel (zie tabel hierna) ¾ vrij boven drempel (zie tabel huisvesting/bewassing/energie/water aan boord van schepen, baggermaterieel, boorplatforms, kermiswagens hierna) l ¾ vergoeding/verstrekking vrij fiets voor woon-werkverkeer t/m € 749; terbeschikkingstelling vrij t/m € 749 inclusief OB, daarboven geldt 10% van cataloguswaarde op jaarbasis als loon in natura met fiets voor woon-werkverkeer samenhangende zaken ¾ vrij zonder nader bewijs tot € 82 per kalenderjaar ¾ vrij verzekering fiets voor woon-werkverkeer m telefoon, internet en dergelijke communicatiemiddelen (geen computers e.d. en bijbehorende randapparatuur) ¾ meer dan bijkomstig zakelijk belang ¾ vrij ¾ niet meer dan bijkomstig zakelijk belang ¾ belast; bij terbeschikkingstelling gelden kosten daarvan als loon in natura n ¾ vrij tot 20% van waarde producten uit eigen bedrijf producten, maximaal € 500 per kalenderjaaro g,p,q ¾ vrij, mits in redelijkheid personeelsvereniging e.d. ¾ vrij tot € 454 per jaar, mits in incidentele personeelsfeesten/-festiviteiten e.d. redelijkheidg,q,r s ¾ vrije forfaitaire bedragen vaste verblijfskostenvergoeding (zie tabel hierna) computers e.d. en bijbehorende randapparatuur ¾ niet (nagenoeg) geheel zakelijk in gebruik ¾ belast; bij terbeschikkingstelling geldt gedurende eerste 3 jaar jaarlijks 30% van aanschafprijs als loon in natura ¾ (nagenoeg) geheel zakelijk in gebruik, met kostprijs ¾ vrij tot bedrag afschrijving boven € 450 en meerjarig belang

174

Kijk voor meer informatie over de Memo-serie van Wolters Kluwer op www.wolterskluwer.nl/memo


Loonbelasting

§ 3.7

a. Uit km-vergoeding moeten parkeer-, tol- en veergelden worden betaald; over belast deel van vergoeding/verstrekking parkeer-, tol- en veergelden is eindheffing (zie § 3.21.1) verschuldigd; vaarkilometers tellen wel mee bij bepaling afgelegde afstand. b. In plaats van km-vergoeding kan voor vervoer per openbaar vervoer prijs van vervoersbewijzen vrij worden vergoed, mits werknemer vervoersbewijzen (of ingeval van vertragingsvergoeding en OV-chipkaart daarmee overeenkomende bewijzen) inlevert bij werkgever. c. Aan werknemer die naar vaste werkplek reist kan vaste vrije reiskostenvergoeding van maximaal € 0,19 per km (heen- en terugreis) worden gegeven alsof werknemer op maximaal 214 dagen per kalenderjaar naar vaste werkplek reist, waarbij geldt dat ¾ werknemer op ten minste 128 dagen per kalenderjaar daadwerkelijk naar werkplek moet reizen ¾ vervoer niet mag plaatsvinden per taxi, vliegtuig, schip of terbeschikkinggesteld vervoermiddel ¾ 214 en 128 dagen moeten worden gecorrigeerd – met 80%, 60%, 40% of 20%, bij werkweek van 4, 3, 2 respectievelijk 1 dag – tijdsevenredig, bij aanvang of einde dienstbetrekking, wijziging reisafstand of beëindiging reiskostenvergoeding tijdens kalenderjaar. d. Aan werknemer die op jaarbasis doorgaans naar 1 of meer vaste arbeidsplaatsen reist, kan vaste vrije reiskostenvergoeding zonder nacalculatie worden gegeven, waarbij geldt dat ¾ reiskostenvergoeding op jaarbasis = a × b × c × € 0,19 – a = aantal reguliere werkdagen per jaar verminderd met gemiddeld aantal dagen kortstondige afwezigheid (214) – b = totale reisafstand per dag (heen- en terugreis) (maximaal 150 km) – c = deeltijdfactor ¾ van doorgaans reizen sprake is indien werknemer arbeidsplaats vermoedelijk ten minste 36 weken (70% × 52 weken) zal bezoeken (of 70% van aantal volle weken dat dienstbetrekking vermoedelijk duurt) ¾ bij reisafstand boven 150 km nacalculatie dient te worden gemaakt ¾ bij kortstondige afwezigheid gedurende maximaal 6 aaneengesloten weken reiskostenvergoeding mag worden doorbetaald ¾ bij voorzienbare langdurige afwezigheid gedurende lopende en eerstvolgende kalendermaand reiskostenvergoeding mag worden doorbetaald (hervatting per 1e van kalendermaand na hersteldmaand). e. Conditie- of krachttraining van werknemers onder deskundig toezicht, georganiseerd of geïnitieerd door werkgever. f. Vrij voor zover bedrijfsfitness ¾ (voor alle werknemers met dezelfde arbeidsplaats) plaatsvindt in – vestiging van werkgever, of – door werkgever voor alle werknemers aangewezen fitnesscentrum, of – vestiging van fitnessbedrijf, indien werkgever bedrijfsfitnessovereenkomst heeft met fitnessbedrijf dat meer dan 1 vestiging heeft, en ¾ openstaat voor (nagenoeg) alle werknemers (met dezelfde arbeidsplaats). g. Vrije vergoeding/verstrekking geldt niet indien vergoeding/verstrekking uitsluitend toekomt aan werknemer die in vennootschap (indirect) voor ten minste 1/3-deel aandeelhouder is (al dan niet gezamenlijk met partner of bloed- of aanverwanten in rechte lijn) of aan diens partner. h. Mits ¾ werkruimte naar verkeersopvatting zelfstandig deel van woning vormt, en ¾ indien elders ook werkruimte: gezamenlijk bedrag aan belastbaar loon, winst uit onderneming en belastbaar resultaat uit overige werkzaamheden hoofdzakelijk in werkruimte wordt verworven ¾ indien niet elders werkruimte: gezamenlijk bedrag aan belastbaar loon, winst uit onderneming en belastbaar resultaat uit overige werkzaamheden hoofdzakelijk in of vanuit werkruimte en in belangrijke mate in werkruimte wordt verworven.

Kijk voor meer informatie over de Memo-serie van Wolters Kluwer op www.wolterskluwer.nl/memo

175


§ 3.7

Loonbelasting

i. Periode van 2 jaar geldt per tewerkstelling op bepaalde plaats; over vergoedingen/ verstrekkingen die betrekking hebben op periode van meer dan 2 jaar is eindheffing mogelijk (zie § 3.21.1). j. Ter behoorlijke vervulling dienstbetrekking. k. Besparing bedraagt op jaarbasis 18% van loon uit tegenwoordige dienstbetrekking (exclusief genot van woning) bij overeengekomen vaste arbeidsduur van 36 uur per week, dan wel door inspecteur op verzoek van werknemer bij beschikking vastgestelde bedrag; beschikking wordt alleen afgegeven indien werknemer aannemelijk maakt dat besparing aanmerkelijk lager ligt dan waarde in economisch verkeer van genot van woning en geldt alleen voor nog niet verstreken loontijdvakken. l. Mits fiets voor meer dan 50% van woon-werkverkeerdagen wordt gebruikt alsmede in huidige en 2 voorafgaande jaren geen fiets voor woon-werkverkeer is vergoed/ verstrekt/ter beschikking gesteld; werkgever mag op jaarbasis voor minder dan 50% van aantal woon-werkverkeerdagen vergoeding geven voor of voorzien in ander vervoer. m. Voorbeelden van dergelijke communicatiemiddelen zijn smartphone zoals iPhone of BlackBerry (maximum schermdiagonaal 7 inch), maar niet pocket-PC, mininotebook, netbook, e-reader en navigatieapparatuur. n. Het betreft aanschaf bij/verstrekking door werkgever of met werkgever verbonden vennootschap van branche-eigen producten (geen personeelslening); regeling geldt ook voor oud-werknemers die gepensioneerd of arbeidsongeschikt zijn. o. Waarde in economisch verkeer van producten inclusief OB; 20% geldt per product, gemiddeld 20% is niet toegestaan; maximumbedrag van € 500 mag worden verhoogd met in voorafgaande 2 kalenderjaren niet-benutte deel van maximumbedrag, mits dienstbetrekking toen al bestond. p. Deelname dient open te staan voor ten minste 75% van werknemers met dezelfde arbeidsplaats. q. Faciliteit dient gezamenlijk karakter ten behoeve van werknemers te hebben. r. Deelname dient open te staan voor ten minste 75% van werknemers van organisatorische eenheid. s. Gebaseerd op normen van Reisbesluit binnenland voor ambtenaren op dienstreis.

Vrije vaste verblijfskostenvergoeding per vol etmaala (t/m 2014) vanaf

1-7-2014 1-1-2014 1-1-2013 1-1-2012

c

kleine uitgaven kleine uitgaven lunch overdag ’s avonds b (dagcomponent) (avondcomponent)

diner

€ € € €

€ € € €

4,00 4,50 4,43 4,33

€ € € €

8,05 13,43 13,23 12,95

€ € € €

8,30 14,18 13,90 13,63

c

20,81 21,45 21,03 20,62

logies

€ € € €

c

84,46 85,40 85,92 83,42

ontbijt

€ € € €

c

10,77 8,34 8,39 8,15

a. Indien (resterend deel van) dienstreis korter duurt dan etmaal mag vergoeding worden toegekend indien ¾ dagcomponent: dienstreis (nog) ten minste 4 uur duurt ¾ avondcomponent/ontbijt: dienstreis (nog) overnachting bevat ¾ lunch/diner: tijd tussen 12.00-14.00/18.00-21.00 uur geheel in (rest van) dienstreis valt. b. Gedurende eerste 8 avonden van aansluitende dienstreizen; voor ieder volgend etmaal 50% van avondcomponent. c. Mits daadwerkelijk kosten worden gemaakt in daarvoor bestemde gelegenheid.

176

Kijk voor meer informatie over de Memo-serie van Wolters Kluwer op www.wolterskluwer.nl/memo


Loonbelasting

§ 3.7

Drempelbedragen bewassing/energie/water/inwoning/huisvesting – 2014/2013 vergoeding/verstrekking 2014 per maand per week

2013 per dag per maand per week per dag

bewassing/energie/water/inwoning bewassing energie verwarming energie koken energie overig water inwoninga,b

€012,75 65,00 36,00 14,75 5,75

€003,00 15,00 8,25 3,50 1,25

€00,60 €013,00 3,00 62,00 1,65 34,25 0,70 14,25 0,25 6,00

172,00

39,75

7,95

157,00 117,75

036,00 27,00

78,50

3,00 14,25 8,00 3,25 1,50

€00,60 2,85 1,60 0,65 0,30

167,50

38,75

7,75

07,20 5,40

153,00 114,75

35,00 26,25

7,00 5,25

18,00

3,60

76,50

17,50

3,50

64,00

14,75

2,95

62,00

14,25

2,85

238,33

55,00

11,00

231,83

53,50

10,70

112,67 56,33 76,92

26,00 13,00 17,75

5,20 2,60 3,55

108,33 54,17 74,75

25,00 12,50 17,25

5,00 2,50 3,45

64,00 nihil

14,75 nihil

2,95 nihil

62,00 nihil

14,25 nihil

2,85 nihil

a

huisvesting binnenschip, met gezin ¾ boven 2000 ton ¾ 500 t/m 2000 ton ¾ ander schip/ baggermaterieel binnenvaart/baggermaterieel, geen gezin zeevaart/boorplatform, met gezin zeevaart/boorplatform, geen gezin ¾ kapitein/officier ¾ bemanning visserij, geen gezin pakwagens kermis, geen gezin alle overige werknemers

a. Inbegrepen zijn drempelbedragen voor bewassing/energie/water. b. In voorkomend geval te verhogen ¾ voor gezinslid 18 jaar en ouder: met 80% ¾ voor gezinslid 12 t/m 17 jaar: met 50% ¾ voor gezinslid tot 12 jaar: met 30% van drempelbedrag voor werknemer, waarbij leeftijd op 1 januari bepalend is.

Kijk voor meer informatie over de Memo-serie van Wolters Kluwer op www.wolterskluwer.nl/memo

177


§ 3.7

Loonbelasting

Drempelbedragen bewassing/energie/water/inwoning/huisvesting – 2012/2011 vergoeding/verstrekking

2012

2011

per maand per week per dag per maand per week per dag bewassing/energie/water/inwoning bewassing energie verwarming energie koken energie overig water inwoninga,b

3,00 € 13,25 7,25 3,00 1,50

0,60 € 2,65 1,45 0,60 0,30

3,00 € 12,50 6,75 3,25 1,50

0,60 2,50 1,35 0,65 0,30

164,50

38,00

7,60

162,00

37,50

7,50

150,00 112,50

35,00 26,50

7,00 5,25

148,00 111,00

34,00 25,50

6,80 5,10

75,00

17,50

3,50

74,00

17,00

3,40

61,00

14,00

2,80

60,00

13,75

2,75

227,50

52,50

10,50

224,25

51,75

10,35

106,17 53,08 72,58

24,50 12,25 16,75

4,90 2,45 3,35

104,00 52,00 71,50

24,00 12,00 16,50

4,80 2,40 3,30

61,00

14,00

2,80

60,00

13,75

2,75

nihil

nihil

nihil

nihil

nihil

nihil

13,50 57,00 31,50 13,50 6,25

13,50 53,75 29,75 13,75 6,00

a

huisvesting binnenschip, met gezin ¾ boven 2000 ton ¾ 500 t/m 2000 ton ¾ ander schip/ baggermaterieel binnenvaart/baggermaterieel, geen gezin zeevaart/boorplatform, met gezin zeevaart/boorplatform, geen gezin ¾ kapitein/officier ¾ bemanning visserij, geen gezin pakwagens kermis, geen gezin alle overige werknemers

a. Inbegrepen zijn drempelbedragen voor bewassing/energie/water. b. In voorkomend geval te verhogen ¾ voor gezinslid 18 jaar en ouder: met 80% ¾ voor gezinslid 12 t/m 17 jaar: met 50% ¾ voor gezinslid tot 12 jaar: met 30% van drempelbedrag voor werknemer, waarbij leeftijd op 1 januari bepalend is.

178

Kijk voor meer informatie over de Memo-serie van Wolters Kluwer op www.wolterskluwer.nl/memo


Loonbelasting

§ 3.7

Niet-vrije vergoedingen/verstrekkingen – geen werkkostenregeling (t/m 2014) belaste vergoedingen/verstrekkingen onregelmatige/continudienst, voor zover betrekking hebbend op voeding, verlichting of verwarming in woning/woonboot/woonwagen (incl. aanhorigheden) van werknemer a persoonlijke verzorging loonbelasting en ingehouden premie volksverzekeringen b premies buitenlandse volksverzekering geldboeten opgelegd door Nederlandse strafrechter inclusief geldsom ter voorkoming/ vermindering strafvervolging of verkrijging gratie, bestuurlijke boeten, wettelijk geregelde tuchtrechtelijke boeten, kosten naheffingsaanslagen parkeerbelasting en wielklemkosten c,d misdrijven illegale wapens en munitie e agressieve dieren parkeergelegenheid in of bij privéwoning a. Geldt niet voor artiest, presentator, beroepssporter. b. Tenzij werknemer premieplichtig is voor volksverzekeringen. c. Hieronder vallen misdrijven ¾ waarvoor werknemer onherroepelijk door Nederlandse strafrechter is veroordeeld ¾ waarvoor werknemer niet wordt vervolgd, maar die gevoegd zijn bij bepaling strafmaat veroordeling ander misdrijf ¾ waarvoor aan werknemer uitgevaardigde strafbeschikking onherroepelijk is geworden. d. Totaal reeds in aanmerking genomen vrije vergoedingen/verstrekkingen in 5 jaren voorafgaand aan veroordeling/strafbeschikking/transactie zijn alsnog belast loon. e. Als dier wegens agressie krachtens onherroepelijke bestuursrechtelijke of strafrechtelijke maatregel niet mag worden gehouden.

Kijk voor meer informatie over de Memo-serie van Wolters Kluwer op www.wolterskluwer.nl/memo

179


§ 3.8

Loonbelasting

Vrije verstrekkingena – geen werkkostenregeling (t/m 2014) onbelaste verstrekkingen vanwege inhoudingsplichtige verzorgd vervoer voor woon-werkverkeer parkeergelegenheid bij plaats van werkzaamheden, mits geen parkeergelegenheid in of bij privéwoning algemeen erkende feestdagen en Sint-Nicolaas, jubileum van werkgever, dienstjubileum b werknemer, verjaardag of andere persoonlijke feestdag werknemer, ontslag werknemer verstrekkingen door personeelsverenigingen van incidentele activiteiten en ondergeschikte voorzieningen met gezamenlijk karakter ten behoeve van werknemers maaltijden in bedrijfskantine en soortgelijke bedrijfsruimte ¾ vrij indien meer dan bijkomstig zakelijk belang c ¾ vrij voor zover waarde maaltijd boven drempel en geen of bijkomstig zakelijk belang kleding die gedragen wordt tijdens vervullen van dienstbetrekking en op werkplek achterblijft aanspraak ziektekostenregeling, indien waarde aanspraak per jaar maximaal € 27 rentevoordeel personeelslening ¾ vrij voor zover rente boven normrente 4% (2013: 3%; 2012: 2,85%) ¾ volledig vrij voor zover lening door werknemer is aangewend voor uitgave die in aanmerking kan komen voor vrijgestelde computer/inrichting telewerkplek (zie § 3.4), of voor (nagenoeg) geheel vrije vergoeding/verstrekking ¾ volledig vrij voor zover voor werknemer/partner rente anders aftrekbare kosten eigen woning zouden zijn (zie § 1.41) en onder inachtneming gegeven voorwaarden (zie § 3.6) a. Mits voldaan wordt aan redelijkheidstoets, die alleen in extreme gevallen wordt toegepast. b. Mits verstrekkingen in hoofdzaak ideële waarde hebben. c. Ontbijt € 2,40 (2013: € 2,30; 2012: € 2,25); koffiemaaltijd € 2,40 (2013: € 2,30; 2012: € 2,25); warme maaltijd € 4,60 (2013: € 4,45; 2012: € 4,30); over drempelbedrag is eindheffing mogelijk (zie § 3.21.1). 1. Art. 11, 15-17a, 39c Wet LB 1964 (oud); art. 8-9b Uitv.besl. LB 1965 (oud); art. 12.7 Uitv. reg. LB 2011 (oud); art. 20, 21a-47, 51-59 Uitv.reg. LB 2001 (oud); art. 16 Wfsv; HR 252-2005, nr. 39 768; HR 17-3-2006, nr. 40 770; besluit 20-12-2000, nr. CPP2000/ 3086M; besluit 22-6-2004, nr. CPP2004/1454M (oud); besluit 5-7-2004, nr. CPP2004/ 1409M (oud); besluit 3-8-2004, nr. CPP2004/566M (oud); Hof ’s–Gravenhage 22-52013, nr. BK-12/00338; vraag 11, 19, 20 besluit 23-8-2013, nr. DGB2013/70M; onderdeel 2.2, 3.3.1, 3.3.3, 3.3.4, 3.5.2, 3.6.1, 3.7, 3.8.2 besluit 23-6-2014, nr. BLKB2014/1033M (oud); onderdeel 4, 8, 9 besluit 21-1-2015, nr. BLKB2015/0106M (oud). y

Fiscaal Memo 2 2010, § 3.9; Fiscaal Memo 3 2005, § 3.12, 3.14.2; Fiscaal Memo 3 2007, § 3.12; Fiscaal Memo Arresten & Beleid 2014, § 3.8.1; Fiscaal Memo Arresten & Beleid 2015, § 3.2; Sociaal Memo, § 1.3.1.

3.8

Carpoolen1

¾ Bij carpoolen is € 0,19 per km gericht vrijgesteld/vrije vergoeding, welk

bedrag werkgever onbelast kan betalen ¾ bij carpoolen geregeld door werkgever met privéauto

– alleen aan chauffeur – voor totale reisafstand inclusief omrijkilometers ¾ bij carpoolen op basis van onderlinge afspraken tussen werknemers met privéauto

180

Kijk voor meer informatie over de Memo-serie van Wolters Kluwer op www.wolterskluwer.nl/memo


Loonbelasting

§ 3.9

– aan zowel chauffeur als alle meerijders (meerijders kunnen vergoeding zonder fiscale gevolgen aan chauffeur geven) – voor totale reisafstand exclusief omrijkilometers ¾ bij carpoolen op basis van onderlinge afspraken tussen werknemers met ter beschikking gestelde auto – alleen aan meerijders, niet aan chauffeur – voor totale reisafstand exclusief omrijkilometers. ¾ Bij carpoolen geregeld door werkgever met ter beschikking gestelde auto kan geen onbelaste kilometervergoeding worden gegeven. 1. Art. 31a, 15b (oud), 17a (oud) Wet LB 1964; art. 16 Wfsv; onderdeel 1, 5.1 besluit 20-32015, nr. BLKB2015/0188M. y

Fiscaal Memo Wet- & Regelgeving, § 3.26.2; Sociaal Memo, § 1.3.1.

3.9

Waardering privégebruik auto1

¾ Voordeel van privégebruik van ter beschikking gestelde auto ¾ is loon voor loonbelasting/premie volksverzekeringen, inkomens-

¾

¾

¾

¾

afhankelijke bijdrage Zvw en (vanaf 2013) premies werknemersverzekeringen (bijtelling) ¾ (t/m 2012) is geen loon voor premies werknemersverzekeringen ¾ wordt op kalenderjaarbasis forfaitair gewaardeerd op bepaald percentage (zie tabel) van waarde auto, bij privégebruik van meer dan 500 km op kalenderjaarbasis ¾ kan alleen in specifieke gevallen (gedeeltelijk) als eindheffingsbestanddeel voor rekening van werkgever komen (zie § 3.21.1). Bijtelling geldt ter zake van privégebruik van ter beschikking gestelde ¾ personenauto ¾ bestelauto, tenzij bestelauto – (nagenoeg) uitsluitend geschikt is voor goederenvervoer, of – buiten werktijd niet gebruikt kan worden, of – via schriftelijk verbod door werkgever is uitgesloten van privégebruik (werkgever moet schriftelijke vastlegging bij loonadministratie bewaren, voldoende toezicht op naleving verbod houden en passende sanctie bij overtreding verbod opleggen). Auto wordt automatisch geacht ook voor privédoeleinden ter beschikking te staan, tenzij blijkt dat auto op kalenderjaarbasis voor maximaal 500 km privé is gebruikt (privégebruik kan met voorgeschreven rittenregistratie (zie model hierna) of anderszins worden aangetoond). Privégebruik bedraagt automatisch niet meer dan 500 km voor als zodanig ingerichte, kenbare en uitsluitend bedrijfsmatig in gebruik zijnde politieauto, brandweerauto, (dieren)ambulance, lijkwagen, gevangenenauto, geldtransportauto. Woon-werkverkeer wordt niet aangemerkt als privégebruik.

Kijk voor meer informatie over de Memo-serie van Wolters Kluwer op www.wolterskluwer.nl/memo

181


§ 3.9

Loonbelasting

Privégebruik ter beschikking gestelde auto (op kalenderjaarbasis) bijtellingscategorie CO2-uitstoot

nulemissie vrijwel nulemissie zeer laag laag overige auto’s

a,b,c,d

bijtellingspercentage op kalenderjaarbasis 2015 2014 2013 2012 4 7 14 20 25

4 7 14 20 25

0 0 14 20 25

0 0 14 20 25

a. Eenmaal vastgesteld bijtellingspercentage geldt gedurende bepaalde periode (zie hierna). b. Van waarde auto, d.i. ¾ tot 15 jaar oud: catalogusprijs inclusief OB/BPM ¾ ouder dan 15 jaar: waarde economisch verkeer; voor deze auto geldt 10%-punt hoger bijtellingspercentage dan in tabel vermelde percentage. c. Niet tot catalogusprijs van op of na 1-7-2006 op kenteken gestelde personenauto of bestelauto wordt gerekend waarde van bijzondere uitvoering/extra accessoires die niet door of namens fabrikant/importeur zijn aangebracht (zie § 18.1). d. Op bijtelling mag alleen door werknemer verschuldigde vergoeding voor privégebruik in mindering worden gebracht (op kalenderjaarbasis niet verder dan nihil); indien waarde werkelijk privégebruik hoger is, wordt meerdere ook bijgeteld.

CO2-uitstoot in gram per kilometer bijtellingscategorie

diesel

andere brandstof

vanaf 1-1-2015 t/m 31-12-2015 nulemissie vrijwel nulemissie zeer laag

0 g/km meer dan 0 t/m 50 g/km meer dan 50 t/m 82 g/km

0 g/km meer dan 0 t/m 50 g/km meer dan 50 t/m 82 g/km

laag

meer dan 82 t/m 110 g/km

meer dan 82 t/m 110 g/km

vanaf 1-1-2014 t/m 31-12-2014 nulemissie vrijwel nulemissie zeer laag

0 g/km meer dan 0 t/m 50 g/km meer dan 50 t/m 85 g/km

0 g/km meer dan 0 t/m 50 g/km meer dan 50 t/m 88 g/km

laag

meer dan 85 t/m 111 g/km

meer dan 88 t/m 117 g/km

vanaf 1-1-2013 t/m 31-12-2013 (vrijwel) nulemissie zeer laag

0 t/m 50 g/km meer dan 50 t/m 88 g/km

0 t/m 50 g/km meer dan 50 t/m 95 g/km

laag

meer dan 88 t/m 112 g/km

meer dan 95 t/m 124 g/km

vanaf 1-7-2012 t/m 31-12-2012 (vrijwel) nulemissie zeer laag

0 t/m 50 g/km meer dan 50 t/m 91 g/km

0 t/m 50 g/km meer dan 50 t/m 102 g/km

laag

meer dan 91 t/m 114 g/km

meer dan 102 t/m 132 g/km

0 t/m 50 g/km meer dan 50 t/m 95 g/km meer dan 95 t/m 116 g/km

0 t/m 50 g/km meer dan 50 t/m 110 g/km meer dan 110 t/m 140 g/km

vanaf 1-1-2012 t/m 30-6-2012 (vrijwel) nulemissie zeer laag laag

182

Kijk voor meer informatie over de Memo-serie van Wolters Kluwer op www.wolterskluwer.nl/memo


Loonbelasting

§ 3.9

¾ Na aanpassing CO2-grenzen geldt navolgend bijtellingspercentage op

basis van CO2-uitstoot van auto ¾ voor auto met eerste tenaamstelling na 30-6-2012

– gedurende 60 maanden vanaf 1e dag van maand volgend op eerste tenaamstelling: percentage dat geldt bij eerste tenaamstelling, en – daarna steeds voor daarop volgende perioden van 60 maanden: percentage dat geldt op laatste dag van voorafgaande 60-maandenperiode ¾ voor auto met eerste tenaamstelling voor 1-7-2012 en die werknemer al voor en sinds 1-7-2012 onafgebroken ter beschikking staat: percentage dat geldt op 30-6-2012 ¾ voor auto waarvan kenteken op naam van eigenaar is gesteld voor 17-2012 en die werknemer op of na 1-7-2012 voor het eerst ter beschikking staat: percentage dat geldt op 30-6-2012 ¾ voor auto met eerste tenaamstelling voor 1-7-2012 en die op naam van nieuwe eigenaar is gesteld op of na 1-7-2012 – gedurende 60 maanden vanaf 1-7-2012: percentage dat geldt op 30-62012, en – daarna steeds voor daarop volgende perioden van 60 maanden: percentage dat geldt op laatste dag van voorafgaande 60maandenperiode maar zolang terbeschikkingstelling aan dezelfde werknemer voortduurt verandert percentage door eigendomswisseling niet ¾ voor auto met eerste tenaamstelling op of na 1-1-2012 en die CO2uitstoot heeft van maximaal 50 g/km – gedurende 60 maanden vanaf 1e dag van maand volgend op eerste tenaamstelling: percentage dat geldt bij eerste tenaamstelling, en – daarna steeds voor daarop volgende perioden van 60 maanden: percentage dat geldt op laatste dag van voorafgaande 60maandenperiode ¾ voor auto met eerste tenaamstelling voor 1-1-2012 en die CO2-uitstoot heeft van 0 g/km – tot 1-1-2017: 0%, en – vanaf 1-1-2017: laagste percentage dat dan geldt ¾ voor auto met eerste tenaamstelling voor 1-1-2012 en die CO2-uitstoot heeft van meer dan 0 g/km, maar maximaal 50 g/km – vanaf 1-1-2012 tot 1-1-2017: 0%, en – daarna steeds voor daarop volgende perioden van 60 maanden: percentage dat geldt op laatste dag van voorafgaande 60-maandenperiode.

Kijk voor meer informatie over de Memo-serie van Wolters Kluwer op www.wolterskluwer.nl/memo

183


§ 3.9

Loonbelasting

Model rittenregistratie merk:

type:

kenteken:

gegevens per rit datum ritnummer beginstand eindstand rit per dag kilometer- kilometerteller teller

periode van terbeschikkingstelling:

begin- eind- gereden karakter privéa b adres adres route van rit omrijc kilometers

a. Alleen invullen indien route afwijkt van gebruikelijke route. b. Invullen of rit zakelijk of privé is. c. Alleen invullen indien tijdens dezelfde rit zakelijk en privé wordt gereden.

¾ Vereenvoudigde rittenregistratie voor bestelauto’s is toegestaan, mits ¾ werknemer vereenvoudigde rittenregistratie bijhoudt (zie model hierna) ¾ privégebruik tijdens werk- en lunchtijd niet is toegestaan ¾ werkgever zakelijke adressen in (project)administratie heeft.

Model vereenvoudigde rittenregistratie voor bestelauto’s merk:

type:

kenteken:

gegevens per dag datum werktijd beginstand eindstand projectadres van adres van karakter a b b b,c kilometer- kilometer- na(a)m(en) vertrek aankomst van rit teller teller

a. Kolom alleen invullen indien volgorde waarin werknemer zakelijke adressen heeft bezocht niet in (project)administratie is opgenomen; invullen verwijzing naar zakelijk adressen in volgorde waarin deze zijn bezocht. b. Kolom alleen invullen indien bestelauto voor privérit is gebruikt. c. Invullen of rit zakelijk of privé is.

¾ Verklaring geen privégebruik ¾ kan worden aangevraagd door werknemer bij inspecteur (inspecteur

beslist bij voor bezwaar vatbare beschikking) ¾ bevat vastlegging van mededeling door werknemer aan inspecteur dat

privégebruik niet meer dan 500 km op kalenderjaarbasis bedraagt ¾ moet door werknemer aan werkgever worden overgelegd ¾ heeft tot gevolg dat werkgever bijtelling niet mag toepassen, tenzij

werkgever van hoger privégebruik afweet ¾ kan door inspecteur worden ingetrokken

184

Kijk voor meer informatie over de Memo-serie van Wolters Kluwer op www.wolterskluwer.nl/memo


Loonbelasting

§ 3.9

– al dan niet op verzoek van werknemer ¾ verzoek moet worden ingediend voordat met auto meer dan 500 km privé wordt gereden, via digitaal formulier van belastingdienst, op straffe van vergrijpboete (actieve informatieplicht) – bij voor bezwaar vatbare beschikking – voor zover nodig met terugwerkende kracht ¾ kan ertoe leiden dat werknemer werkelijk privégebruik moet aantonen. ¾ Naheffingsaanslag ¾ loonbelasting/premie volksverzekeringen, en ¾ (vanaf 2013) premies werknemersverzekeringen, en ¾ inkomensafhankelijke bijdrage Zvw (t/m 2012: over naheffingsaanslag is geen werkgeversvergoeding Zvw verschuldigd) als gevolg van ¾ intrekking verklaring geen privégebruik, of ¾ niet aantonen door werknemer dat werkelijk privégebruik niet meer dan 500 km op kalenderjaarbasis bedraagt wordt niet opgelegd aan werkgever, maar aan werknemer (tenzij werkgever van hoger privégebruik afwist). ¾ Verklaring uitsluitend zakelijk gebruik bestelauto ¾ bevat mededeling door werknemer aan inspecteur dat bestelauto uitsluitend zakelijk wordt gebruikt door werknemer (inspecteur bevestigt ontvangst verklaring) ¾ moet via werkgever worden gedaan, met digitaal formulier van belastingdienst (werkgever moet door werknemer ondertekende afdruk van verklaring in administratie bewaren) ¾ heeft tot gevolg dat werkgever bijtelling niet mag toepassen (rittenregistratie niet noodzakelijk), tenzij werkgever van onjuistheid van verklaring afweet – werkgever moet kennis/vermoeden van privégebruik terwijl werknemer verklaring niet intrekt schriftelijk mededelen aan inspecteur (naam/LB-nummer van werkgever en naam/adres/BSN en kenteken), op straffe van vergrijpboete (actieve informatieplicht) – verklaring wordt geacht te zijn ingetrokken op dag na dagtekening van voor bezwaar vatbare beschikking die inspecteur afgeeft na ontvangst schriftelijke mededeling van werkgever ¾ kan door werknemer worden ingetrokken, via werkgever, met digitaal formulier van belastingdienst (inspecteur bevestigt mededeling van intrekking verklaring) – werknemer moet verklaring intrekken vóór daadwerkelijk privégebruik van bestelauto, op straffe van vergrijpboete (actieve informatieplicht) – als werknemer verklaring intrekt vóór daadwerkelijk privégebruik van bestelauto, wordt bestelauto tot moment van intrekking geacht 0 km privé te zijn gebruikt (rittenregistratie niet noodzakelijk) waarbij geldt dat ¾ inspecteur bij vermoeden van privérit, werkgever en werknemer kan verzoeken zakelijkheid van rit aan te tonen – als zakelijkheid niet wordt aangetoond ¾ wordt bestelauto geacht op kalenderjaarbasis voor meer dan 500 km privé te worden gebruikt, en

Kijk voor meer informatie over de Memo-serie van Wolters Kluwer op www.wolterskluwer.nl/memo

185


§ 3.10

Loonbelasting

volgt naheffingsaanslag, opgelegd aan werknemer, of aan werkgever, als werkgever afwist van onjuiste verklaring of niet onmiddellijk schriftelijke mededeling aan inspecteur heeft gedaan over door werknemer ten onrechte niet intrekken van verklaring. ¾ Werknemer met ter beschikking gestelde auto voor wachtdienst mag tijdens wachtdienst gereden kilometers als zakelijk aanmerken, mits werknemer ¾ geen invloed heeft op keuze auto ¾ beschikt over privéauto die voor privégebruik ten minste gelijkwaardig is ¾ tijdens wachtdienst binnen redelijke afstand van woonplaats moet blijven ¾ registratie bijhoudt van – aantal tijdens wachtdienst gereden kilometers – aantal en plaats van werkzaamheden van oproepen. ¾ Voor werknemer(s) van autodealer (en vergelijkbare werkgevers) mag afspraak met inspecteur van werkgever worden gemaakt inzake bijtelling privégebruik ter beschikking gestelde auto (zie bijvoorbeeld door belastingdienst gepubliceerde Handreiking bijtelling privégebruik auto voor de autobranche). ¾ (Vergoeding voor) plaatsen van laadpaal voor (semi-)elektrische auto in of bij woning werknemer maakt deel uit van terbeschikkingstelling auto en heeft derhalve geen gevolgen voor loonheffingen (geldt niet voor benodigde elektriciteit). ¾

-

1. Art. 13bis, 31, 36c Wet LB 1964; art. 8-9 Uitv.besl. LB 1965; art. 3.13 Uitv.reg. LB 2011; art. 10a AWR; art. 16 Wfsv (oud); art. 42-43, 49 Zvw; HR 13-8-2010, nr. 08/02970; punt 3g besluit 9-4-2004, nr. CPP2004/19M (oud); onderdeel 5.2, 5.3 besluit 20-3-2015, nr. BLKB2015/0188M. y

Fiscaal Memo Wet- & Regelgeving, § 3.7; Fiscaal Memo 3 2005, § 1.16.3; Sociaal Memo, § 1.3.1; Fiscaal Memo App, Privégebruik auto van de zaak.

3.10

Werkkostenregeling1

¾ Werkkostenregeling is op diverse plaatsen in Wet LB 1964 verwerkt ¾ loonbegrip (zie § 3.1-3.2)

– uitbreiding loonbegrip met vergoedingen/verstrekkingen, behalve met vergoeding van intermediaire kosten ¾ vrijgesteld loon (zie § 3.4) – verplaatsing van enkele vrijgestelde loonbestanddelen naar gericht vrijgestelde vergoedingen/verstrekkingen (zie § 3.21.1) en vervallen van enkele vrijgestelde loonbestanddelen – vervallen van vrije vergoedingen en vrije verstrekkingen (zie § 3.7) ¾ loon in natura (zie § 3.6) – waardering op economische waarde, factuurwaarde, nihil of forfaitaire waarde – waardering werkplekvoorzieningen ¾ eindheffing (zie § 3.21.1) – vrije ruimte 1,2% (2014/2013: 1,5%; 2012: 1,4%) – eindheffingstarief 80% – van eindheffing uitgesloten vergoedingen/verstrekkingen – gericht vrijgestelde vergoedingen/verstrekkingen.

186

Kijk voor meer informatie over de Memo-serie van Wolters Kluwer op www.wolterskluwer.nl/memo


Loonbelasting

§ 3.12.1

¾ (T/m 2014) indien werkgever bij aanvang kalenderjaar/inhoudingsplicht

kiest werkkostenregeling niet toe te passen, blijven tot en met 2010 geldende bepalingen van loonbegrip, vrijgesteld loon, loon in natura, vrije vergoedingen en vrije verstrekkingen en eindheffing in desbetreffende kalenderjaar gelden. 1. Art. 10, 11, 13, 13a, 15-17a (oud), 31, 32a, 32d, 39c (oud) Wet LB 1964. y

Fiscaal Memo Wet- & Regelgeving, § 3.3, 3.4, 3.5, 3.8, 3.26.

Diverse cijfers loonbelasting1

3.11

Diverse cijfers loonbelasting 2015-2012 onderwerp vrijwilligera ¾ per jaar ¾ per maand ¾ per uur – tot 23 jaar – 23 jaar of ouder vrijwillige brandweerb ¾ vergoeding vaste kosten (per jaar) ¾ per activiteit (uitrukken, oefenavond, vergadering e.d.) uitkeringen stakingskas vakantiebonnen (t/m 2012) doelmatigheidsgrens teruggave bijdrage Zvw

2015

2014

2013

2012

1500 150 2,50 4,50 –

1500 150

1500 150

2,50 4,50

1500 150

2,50 4,50

2,50 4,50

136 2

136 2

136 2

– vrij 99%

vrij 99%

vrij 99%

vrij 99%

€ 14

a. Vrijwilliger is degene die niet beroepsmatig werk verricht ¾ voor door belastingdienst aangemerkte ANBI, of ¾ voor sportorganisatie, of ¾ voor ander lichaam dat niet aan VPB is onderworpen of van VPB is vrijgesteld b. (T/m 2014) mits werkgever kiest werkkostenregeling niet toe te passen (zie § 3.10). 1. Art. 2, 13 Wet LB 1964; art. 50 Zvw (oud); besluit 27-4-2007, nr. DGB2007/2160; besluit 21-4-2011, nr. BLKB2011/322M; onderdeel 3.3.2 besluit 23-6-2014, nr. BLKB2014/ 1033M (oud). y

Fiscaal Memo Wet- & Regelgeving, § 3.1.1, 3.5; Fiscaal Memo 3 2008, § 3.2; Fiscaal Memo Arresten & Beleid 2012, § 3.3; Fiscaal Memo Arresten & Beleid 2015, § 3.2.

3.12

Verlof

3.12.1

Verlofaanspraken1

¾ Hoofdregel: onder aanspraken worden mede verstaan rechten op geheel

of gedeeltelijk betaald verlof (dus loon, voor LB en Wfsv). ¾ Afwijking op hoofdregel: tot loon behoren niet ¾ ingehouden bedragen als bijdrage voor levensloopregeling (vanaf

2013: voor LB en Wfsv; t/m 2012: alleen voor LB, niet voor Wfsv), mits

Kijk voor meer informatie over de Memo-serie van Wolters Kluwer op www.wolterskluwer.nl/memo

187


§ 3.12.2

Loonbelasting

werknemer op 31-12-2011 aanspraak uit levensloopregeling heeft van minimaal € 3000 ¾ aanspraken (dus omkeerregel) – op vakantieverlof/compensatieverlof, voor zover totale aanspraken op 31 december overeenkomen met maximaal arbeidsdagen per week × 50 weken (meerdere wordt geacht te zijn genoten op 31 december/bij einde dienstbetrekking) (voor LB en Wfsv) – op verlof dat voor specifieke doeleinden wordt toegekend (voor LB en Wfsv) zoals ¾ buitengewoon verlof ¾ zwangerschaps-, bevallings-, kraamverlof ¾ ouderschapsverlof ¾ bindingsverlof, adoptieverlof ¾ calamiteitenverlof ¾ zorgverlof, palliatief verlof ¾ educatief verlof ¾ politiek verlof – op verlof tijdens rust- en feestdagen (voor LB en Wfsv) – ingevolge levensloopregeling (vanaf 2013: voor LB en Wfsv; t/m 2012: alleen voor LB, niet voor Wfsv), mits werknemer op 31-12-2011 aanspraak uit levensloopregeling heeft. ¾ Bepalingen gelden niet voor op 31-12-2000 bestaande rechten op vakantieverlof/compensatieverlof (eerbiedigende werking bestaande verlofstuwmeren) (voor LB en Wfsv). 1. Art. 10, 11, 36a, 39d Wet LB 1964; art. 3.3 Uitv.reg. LB 2011; art. 16 Wfsv. y

Fiscaal Memo Wet- & Regelgeving, § 3.9; Sociaal Memo, § 1.3.1.

3.12.2

Levensloopregeling1

¾ Levensloopregeling is regeling die ¾ per 1-1-2012 is vervallen (zie overgangsbepaling hierna) ¾ schriftelijk moet zijn vastgelegd ¾ als doel heeft treffen van voorziening

– in geld – uitsluitend voor extra verlofperiode ¾ inhoudt dat voorziening in geld kan worden opgebouwd, met dien verstande dat opbouw in kalenderjaar – maximaal 12% van huidig brutojaarloon bedraagt (maximumopbouw van 12% geldt voor werknemers- en werkgeversbijdrage tezamen) – alleen mogelijk is indien totale levensloopaanspraken (bij huidige en verbonden vennootschappen) per 1 januari minder bedragen dan 2,1 × jaarloon vorig kalenderjaar ¾ totale levensloopaanspraken kunnen meer bedragen dan 2,1 × jaarloon door bijvoorbeeld oprenting of in deeltijd gaan werken ¾ toetsing tijdens kalenderjaar aan maximum van 2,1 × huidig jaarloon is dus niet nodig

188

Kijk voor meer informatie over de Memo-serie van Wolters Kluwer op www.wolterskluwer.nl/memo


Loonbelasting

§ 3.12.2

in periode van 10 jaar voorafgaand aan pensioeningangsdatum mag loonsverlaging door aanvaarden deeltijdfunctie van ten minste 50% of demotie buiten beschouwing blijven ¾ navolgende werknemers mogen in kalenderjaar meer dan 12% van brutojaarloon opbouwen, voor zover totale levensloopaanspraken op 31 december door jaaropbouw niet meer bedragen dan 2,1 jaar extra verlof - werknemer die op 31-12-2005 51 jaar of ouder maar jonger dan 56 jaar is - werknemer die in kalenderjaar afkoopsom van aanspraken op prepensioen en dergelijke gebruikt voor opbouw levensloopvoorziening – eventueel meerdere wordt geacht te zijn genoten op 31 december/bij einde dienstbetrekking. ¾ Werknemer (als bedoeld in WAZO) ¾ heeft wettelijk recht op deelname in levensloopregeling (en dus geen wettelijk recht op extra verlof) ¾ kan verzoek tot inhouding bijdrage levensloopregeling door werkgever slechts 1 keer per jaar doen ¾ kan looninhouding altijd laten stoppen ¾ moet schriftelijke opgave aan werkgever verstrekken van eventuele levensloopaanspraken bij ex-werkgevers (niet bij eventuele andere werkgevers) ¾ moet schriftelijk verklaren in kalenderjaar geen levensloopvoorziening op te bouwen indien werknemer in kalenderjaar bij (andere) werkgever in spaarloonregeling spaart. ¾ Opbouwen van levensloopvoorziening ¾ geschiedt door inhouding van bijdrage levensloopregeling op loon – werkgever moet inhouding en werkgeversbijdrage ¾ overmaken naar geblokkeerde rekening (levenslooprekening) bij toegelaten bank, of ¾ als premie voor levensloopverzekering storten bij toegelaten verzekeraar ¾ overmaken naar geblokkeerde rekening (levensloopparticipatierekening) bij toegelaten beheerder van beleggingsinstelling ter verkrijging van geblokkeerde deelnemingsrechten in beleggingsinstelling ¾ leidt tot voorziening in geld ¾ geeft aanspraak op levenslooploon (= ingehouden spaarbedragen en werkgeversbijdragen verhoogd met op levensloop(participatie)rekening gekweekte inkomsten/rendementen of waarde levensloopverzekering) voor loonbetaling tijdens verlofperiode. ¾ Deblokkering van levensloop(participatie)rekening/uitkering uit levensloopverzekering geschiedt ¾ na gezamenlijke toestemming van werkgever en werknemer ¾ door overmaking van levenslooploon naar – werkgever, of – naar werknemer, indien overmaking naar werkgever niet mogelijk is (uitvoerder levensloopregeling wordt dan als inhoudingsplichtige aangemerkt) ¾

Kijk voor meer informatie over de Memo-serie van Wolters Kluwer op www.wolterskluwer.nl/memo

189


§ 3.12.2

Loonbelasting

¾ (t/m 2012) ten behoeve van loonbetaling tijdens verlofperiode (is loon

¾

¾

¾ ¾

¾

uit tegenwoordige dienstbetrekking), waarbij geldt dat – gezamenlijk bedrag aan loon uit levensloopvoorziening en van werkgever genoten loon niet meer mag zijn dan laatstgenoten loon – uitvoerder meer mag overmaken dan tegoed op levenslooprekening (kredietfaciliteit) – over levenslooploon niet mag worden beschikt voor aanvulling van loon dat is verlaagd tijdens ziekte/arbeidsongeschiktheid. Levensloopaanspraak wordt aangemerkt als loon uit vroegere dienstbetrekking ¾ van – (gewezen) werknemer, of – gerechtigde tot aanspraak, indien (gewezen) werknemer overleden is ¾ op onmiddellijk aan besmette handeling voorafgaand tijdstip ¾ indien – levensloopregeling niet langer als zodanig kwalificeert, of – levensloopaanspraak afgekocht of vervreemd wordt, of – eventuele werkgeversbijdrage levensloopregeling ¾ niet voor gelijke hoogte ook aan overige werknemers (al dan niet met levensloopregeling) wordt verstrekt, of ¾ met vereisten inzake moment van beschikken over levensloopvoorziening wordt verstrekt ¾ tenzij levensloopaanspraak wordt omgezet in pensioenaanspraak. Opgebouwde levensloopvoorziening wordt aangemerkt als loon uit vroegere dienstbetrekking ¾ van werknemer ¾ op dag voorafgaand aan dag van bereiken AOW-leeftijd of ingang voltijds ouderdomspensioen. Levensloopaanspraak moet worden ingebracht in levensloopregeling van nieuwe werkgever, tenzij inbreng reeds bij andere werkgever is geschied. Bij overlijden werknemer mag tegenwaarde van levensloopaanspraak in 1 bedrag ter beschikking van erfgenamen worden gesteld (als loon uit tegenwoordige dienstbetrekking als overleden werknemer op 1 januari jonger dan 61 is, anders loon uit vroegere dienstbetrekking). Aan levensloop(participatie)rekening/levensloopverzekering zijn nadere administratieve vereisten gesteld. Overgangsbepaling levensloopregeling2

¾ Levensloopregeling ¾ is per 1-1-2012 vervallen ¾ geldt vanaf 1-1-2012 alleen nog voor werknemer die op 31-12-2011

aanspraak uit levensloopregeling heeft, met dien verstande dat – als waarde van levensloopaanspraak op 31-12-2011 minimaal € 3000 bedraagt ¾ vanaf 2012 nog tot 2022 in levensloopregeling kan worden opgebouwd ¾ totale levenslooptegoed alleen in 2013 en 2015 ineens mag worden opgenomen (opname is bestedingsvrij), waarna overgangsbepaling niet meer geldt

190

Kijk voor meer informatie over de Memo-serie van Wolters Kluwer op www.wolterskluwer.nl/memo


Loonbelasting

§ 3.13

-

inhouding geschiedt over totale tegoed, waarbij in 2013 waarde van tegoed op 31-12-2011 voor 80% in aanmerking komt en in 2015 waarde van tegoed op 31-12-2013 voor 80% in aanmerking komt – als waarde van levensloopaanspraak op 31-12-2011 minder dan € 3000 bedraagt ¾ vanaf 2012 niet meer in levensloopregeling kan worden opgebouwd ¾ totale levenslooptegoed op 1-1-2013 als loon uit tegenwoordige arbeid ineens moet worden opgenomen (opname is bestedingsvrij), waarna overgangsbepaling niet meer geldt - inhouding geschiedt over totale tegoed, waarbij waarde van tegoed op 31-12-2011 voor 80% in aanmerking komt. 1. Art. 11 (oud), 19g (oud), 39d Wet LB 1964; art. 5.1-5.11, 12.5 Uitv.reg. LB 2011 (oud); art. 16 Wfsv; art. 7:1-7:2 WAZO; art. XIII, onderdeel D-E, Stb. 2005, 115. 2. Art. 39d Wet LB 1964. y

Fiscaal Memo Wet- & Regelgeving, § 3.12; Sociaal Memo, § 1.3.1; Fiscaal Memo App, AOW-leeftijd.

3.13

Pensioen en VUT1

¾ Fiscaal gefacilieerd (aanspraak onbelast; premie aftrekbaar; uitkering

belast) zijn navolgende inkomensvoorzieningen. ¾ Pensioen ¾ ouderdomspensioen

– levenslange inkomensvoorziening bij ouderdom voor (gewezen) werknemers ¾ partnerpensioen – inkomensvoorziening na overlijden (gewezen) werknemer voor ¾ (gewezen) echtgenoot, of ¾ degene met wie duurzaam gezamenlijke huishouding wordt (werd) gevoerd (geen bloed-/aanverwant eerste graad) ¾ wezenpensioen – inkomensvoorziening na overlijden (gewezen) werknemer voor (pleeg)kinderen jonger dan 30 jaar ¾ deelnemingsjarenpensioen – levenslang ouderdomspensioen na bereiken van 401/4 (2014: 401/6; t/m 2013: 40) deelnemingsjaren ¾ (t/m 2004) overbruggingspensioen – aanvulling op ouderdomspensioen omdat bij leeftijd jonger dan AOWleeftijd (t/m 2012: 65 jaar) ¾ nog geen AOW-uitkering wordt ontvangen (AOW-compensatiedeel), en ¾ hogere premie volksverzekeringen verschuldigd is (premiecompensatiedeel) – voor op 31-12-2004 bestaande overbruggingspensioenregeling blijft t/m 2004 geldende fiscale regime in 2005 onverkort van toepassing en vanaf 2006 alleen nog van toepassing voor werknemers die op 1-12005 55 jaar of ouder zijn

Kijk voor meer informatie over de Memo-serie van Wolters Kluwer op www.wolterskluwer.nl/memo

191


§ 3.13

Loonbelasting

¾ nabestaandenoverbruggingspensioen

¾

¾

¾

¾

– aanvulling op partnerpensioen/wezenpensioen omdat ¾ geen Anw-uitkering wordt ontvangen (Anw-hiaat), en ¾ bij leeftijd jonger dan AOW-leeftijd hogere premie volksverzekeringen verschuldigd is (premiecompensatiedeel) ¾ (t/m 2004) prepensioen – overgangsregeling ter vervanging van VUT-regeling (oude definitie) – voor op 31-12-2004 bestaande prepensioenregeling blijft t/m 2004 geldende fiscale regime in 2005 onverkort van toepassing en vanaf 2006 alleen nog van toepassing indien na 31-12-2005 alleen uitkeringen kunnen worden gedaan ingevolge vóór 1-1-2006 opgebouwde aanspraken of aan werknemers die op 1-1-2005 55 jaar of ouder zijn, mits regeling voorziet in actuariële herrekening bij uitstel van prepensionering en in deeltijdpensioen. Arbeidsongeschiktheidspensioen ¾ inkomensvoorziening bij langdurige (ten minste 1 jaar) arbeidsongeschiktheid die niet uitgaat boven hetgeen naar maatschappelijke opvattingen redelijk moet worden geacht. VUT (nieuwe definitie) ¾ regeling die – niet onder Pensioenwet valt (dus géén pensioentoezegging is) en ook geen pensioen (zie hiervoor) is – (nagenoeg) uitsluitend voorziet in ¾ inkomensvoorziening ter overbrugging van periode voorafgaand aan ingangsdatum pensioen of AOW-uitkering, of ¾ aanvulling op pensioen ¾ deeltijd-VUT, seniorendagen, uitkeringen met socialezekerheidskarakter en ontslagvergoedingen (waaronder stamrechtregelingen) worden onder voorwaarden niet beschouwd als VUT-regeling. (T/m 2004) VUT-regeling (oude definitie) ¾ regeling die – voorziet in periodieke uitkeringen aan (gewezen) werknemers die uiterlijk eindigen bij bereiken AOW-leeftijd (t/m 2012: leeftijd 65 jaar) of eerder overlijden – voorziening voor vervroegde uittreding inhoudt die niet uitgaat boven hetgeen naar maatschappelijke opvattingen (waaronder salaris-/ diensttijdnorm) redelijk moet worden geacht ¾ voor op 31-12-2004 bestaande VUT-regeling blijft t/m 2004 geldende fiscale regime in 2005 onverkort van toepassing en vanaf 2006 alleen nog van toepassing indien na 31-12-2005 alleen VUT-uitkeringen kunnen worden gedaan aan werknemers die vóór 1-1-2006 reeds VUT-uitkering genoten of aan werknemers die op 1-1-2005 55 jaar of ouder zijn, mits regeling voorziet in minimaal 50% actuariële herrekening bij uitstel van uittreding ¾ aanspraak VUT-regeling (oude definitie) mag worden omgezet in ouderdomspensioen. Fiscale faciliëring geldt alleen voor gedeelte van regeling dat binnen wettelijke fiscale begrenzing blijft (zuivere regeling).

192

Kijk voor meer informatie over de Memo-serie van Wolters Kluwer op www.wolterskluwer.nl/memo


Loonbelasting

§ 3.13

Kenmerken pensioenvormen pensioenvorm

opbouw per dienstjaar eindloon middelloon beschikbare premie

maximum- ingangsdatum opbouw

c

ouderdomspensioen 1,657% (2014: 1,875% (2014: tijdsevenredig 1,9%; t/m 2,15%; t/m a,b a,b 2013: 2%) 2013:2,25%) f partnerpensioen 1,16% (2014: 1,313% (2014: conform ouder1,33%; t/m 1,51%; t/m domspensioen a a 2013: 1,4%) 2013: 1,58%) f,h wezenpensioen 0,232%/ 0,263%/ conform ouder0,464% (2014: 0,526% (2014: domspensioen 0,27%/0,54%; 0,3%/0,6%; t/m 2013: t/m 2013: a a 0,28%/0,56%) 0,32%/0,64%) i i i deelnemingsjaren- – – – pensioen overbruggingspensioen

10%

nabestaandenoverbruggingspensioen prepensioen

x

j

8,5%a,n

k

100%

a,d

a,d

flexibel

e

70%

overlijden g werknemer

14%/ a,d 28%

overlijden g werknemer

100%

100%

x

x

x

9,15%a,n

conform ouderdomspensioenn,o

a,d,i

d,j

m

85%d,n

gelijk met ouderdomspensioen gelijk met ouderdomsl pensioen overlijden g,l werknemer flexibell

a. Van pensioengevend loon (= alle loonbestanddelen behalve auto van de zaak en fictief loon; eindheffingsbestanddelen en spaarloon zijn wel pensioengevend loon; inhoudingen voor pensioen, VUT, werknemersverzekeringen en levensloop verlagen pensioengevend loon niet); (vanaf 2015) als pensioengevend loon komt maximaal € 100 000 in aanmerking (nog te corrigeren met deeltijdfactor). b. (Vanaf 2014) bij pensioenrichtleeftijd lager dan 67 jaar gelden verlaagde maximale opbouwpercentages ouderdomspensioen in eindloon-/middelloonstelsel. c. Tijdsevenredige opbouw gericht op pensioen dat (vanaf 2015) na 40 jaren opbouw maximaal 75% van gemiddeld pensioengevend loon bedraagt (t/m 2014: na 37 (t/m 2013: 35) jaren opbouw maximaal 70% van laatstgenoten pensioengevend loon bedraagt); toegestaan is opbouw conform middelloonstelsel volgens nader gegeven beschikbare-premiestaffels. d. Onder voorwaarden mogen maxima worden overschreden door loon- en prijsontwikkeling, variabiliteit in uitkeringshoogte, waarde-overdracht, onderlinge ruil pensioenvormen gebaseerd op opbouwregeling, (vanaf 2014) aanpassing ingangsdatum ouderdomspensioen aan pensioenrichtleeftijd en (vanaf 2015) tot 2015 niet afgetopt pensioengevend loon; bij onderlinge ruil geldt voor deelnemingsjarenpensioen tezamen met ouderdomspensioen maximum van 100%; ook voor op 31-12-2005 bestaande aanspraken op pre-, overbruggings- en vroegpensioen uit collectieve regeling (inclusief individuele aanvullingen daarop) geldt ruimer fiscaal maximum; ook door conversie per 1-1-2014 van opgebouwde pensioenaanspraken met recht op indexatie mogen maxima van ouderdoms- en partnerpensioen worden overschreden. e. Pensioenrichtleeftijd is 67 (t/m 2013: 65; t/m 2004: 60) jaar (voor op 31-12-2004 bestaande pensioenregeling gaat verhoging pensioenrichtleeftijd in per 1-1-2006 en geldt deze verhoging niet voor werknemer die op 1-1-2005 55 jaar of ouder is);

Kijk voor meer informatie over de Memo-serie van Wolters Kluwer op www.wolterskluwer.nl/memo

193


§ 3.13

Loonbelasting

ingangsdatum ligt uiterlijk 5 jaar na bereiken AOW-leeftijd, maar kan ook eerder liggen; pensioen moet in elk geval ingaan indien na AOW-leeftijd maximumopbouw 100% wordt bereikt; (vanaf 2013 t/m 31-3-2015) voor werknemer geboren voor 1-11950 mag ingangsdatum pensioen worden uitgesteld tot voor werknemer geldende AOW-leeftijd, ook al voldoet werknemer niet aan doorwerkvereiste; (vanaf 2015) ingangsdatum klein pensioen mag worden uitgesteld tot eerste dag van maand na bereiken AOW-leeftijd. f. Opbouw mag ook over door overlijden van werknemer ontbrekende dienstjaren en over binnen loopbaan bereikbaar pensioengevend loon; toezegging partner-/wezenpensioen aan werknemer die op 1-1-2005 55 jaar of ouder is, blijft gebaseerd op op 31-12-2004 bestaande pensioenregeling. g. Of na afloop van door overlijden werknemer ontvangen Anw-uitkering. h. Als tweede vermelde percentage geldt voor volle wees; in middelloonregeling is voor wezenpensioen in 2014 ook opbouwpercentage van 2,15% × 70% × 20% = 0,301% toegestaan, mits voor partnerpensioen opbouwpercentage van 2,15% × 70% = 1,505% wordt gehanteerd. i. Opbouw mag pas na bereiken 401/4 (2014: 401/6; t/m 2013: 40) deelnemingsjaren beginnen; maximumopbouw geldt bij ingang ouderdomspensioen op 631/4 (2014: 631/6; t/m 2013: 63) jaar en wordt bepaald inclusief ouderdomspensioen, overbruggingspensioen, VUT-uitkeringen (oude definitie) en prepensioen. j. Van AOW-uitkering voor gehuwden incl. AOW-toeslag en vakantie-uitkering + premiecompensatiedeel (= verschil tussen verschuldigde premie volksverzekeringen voor en na bereiken AOW-leeftijd (zie § 28.1)). k. Toegestaan is opbouw met premiestaffels afgeleid van premiestaffels voor prepensioen. l. Pensioen eindigt uiterlijk bij bereiken AOW-leeftijd (t/m 2012: leeftijd 65 jaar). m. Er geldt geen opbouw maar risicodekking; te verzekeren pensioen mag maximaal 8/7 × Anw-uitkering incl. vakantie-uitkering bedragen. n. Opbouw moet in ten minste 10 jaar onmiddellijk voorafgaand aan ingangsdatum prepensioen plaatsvinden; bij opbouw wordt rekening gehouden met ouderdomspensioen dat vóór leeftijd 65 jaar ingaat, overbruggingspensioen en VUT; bij uitstel van prepensioen tot na ingangsdatum prepensioen bedraagt maximumopbouw 100%. o. Toegestaan is opbouw conform middelloonstelsel volgens nader gegeven beschikbarepremiestaffels.

¾ Minimum AOW-inbouw (AOW-franchise) ¾ pensioenfonds/verzekeraar: bruto AOW-uitkering voor gehuwden,

zonder AOW-toeslag, inclusief vakantie-uitkering ¾ in eigen beheer: bruto AOW-uitkering voor ongehuwden, inclusief

vakantie-uitkering.

194

Kijk voor meer informatie over de Memo-serie van Wolters Kluwer op www.wolterskluwer.nl/memo


Loonbelasting

§ 3.13

AOW-uitkering en AOW-franchise burgerlijke staat

AOW-uitkeringa AOW-franchiseb basisc,d EL: 1,483-1,570 EL: t/m 1,483 ML: 1,701-1,788 ML: t/m 1,701

2015 gehuwd € 9 482 ¾ eindloon ¾ middelloon 9 482 gehuwd met toeslag 18 963 ¾ eindloon ¾ middelloon 18 963 ongehuwd 13 867 ¾ eindloon 13 867 ¾ middelloon burgerlijke staat

€ 14 305

€ 12 894

€ 11 424

12 642

11 395

10 095

28 610

25 284

20 921 18 489

– –

– –

a

b

AOW-uitkering AOW-franchise c basis EL: 1,70-1,80 ML: 1,95-2,05

EL: t/m 1,70 ML: t/m 1,95

2014 gehuwd € 9 415 gehuwd met toeslag 18 829 ongehuwd 13 733 burgerlijke staat

€ 13 449 26 898 19 619 a

€ 12 251 – –

€ 11 005 – –

b

AOW-uitkering AOW-franchise c basis EL: 1,80-1,90 ML: 2,05-2,15

EL: t/m 1,80 ML: t/m 2,05

2013 gehuwd € 9 259 gehuwd met toeslag 18 518

€ 13 227 26 454

€ 12 104 –

€ 10 940 –

13 511

19 301

gehuwd € 9 144 gehuwd met toeslag 18 287 ongehuwd 13 286

€ 13 062 26 124 18 980

€ 11 953 – –

€ 10 802 – –

ongehuwd 2012

a. Basis januari. b. Indien verlaagd opbouwpercentage wordt toegepast, geldt ook lagere AOW-franchise; in kolomkoppen vermelde opbouwpercentages betreffen respectievelijk eindloonregeling (EL) en middelloonregeling (ML). c. Franchisefactor eindloonregeling 100/66,28 (2014/2013/2012: 100/70); franchisefactor middelloonregeling 100/75 (2014/2013/2012: 100/70); (vanaf 2015) AOW-franchises zijn afgestemd op opbouw in 40 jaar van volledig ouderdomspensioen van 75% van gemiddeld pensioengevend loon; (t/m 2014) AOW-franchise zijn afgestemd op opbouw in 36,84 jaar (t/m 2013: 35 jaar) van ouderdomspensioen van 70% van pensioengevend loon. d. (Vanaf 2015) bij combinatie van ouderdomspensioen volgens middelloon- of beschikbare premieregeling en op risicobasis verzekerd partner- of wezenpensioen

Kijk voor meer informatie over de Memo-serie van Wolters Kluwer op www.wolterskluwer.nl/memo

195


§ 3.14

Loonbelasting

volgens eindloonregeling mag ook voor partner- of wezenpensioen franchisefactor van middelloonregeling worden toegepast, mits pensioengrondslag wordt gemaximeerd op pensioengevend loon op overlijdenstijdstip werknemer.

Afkoop kleine pensioenaanspraken jaar

jaarbedrag € € € €

2015 2014 2013 2012

462,88 458,06 451,22 438,44

¾ Voor t/m 2014 geldende pseudo-eindheffing van 15% over backservice bij

hoge inkomens, zie § 3.21.1. ¾ Voor verhoging AOW-leeftijd in 2013 en latere kalenderjaren, zie § 28.2. 1. Art. 18-19f, 32ba, 38b-38ga, 38i, 38m Wet LB 1964; art. 10a-10d Uitv.besl. LB 1965; art. 8.7 Uitv.reg. LB 2011; art. 66 Pensioenwet; besluit 26-5-2005, nr. CPP2005/3299M; besluit 8-12-2005, nr. CPP2005/6722M; besluit 23-10-2007, nr. CPP2007/552M (oud); onderdeel 3 besluit 9-9-2010, nr. DGB2010/2733M; besluit 5-12-2012, nr. BLKB2012/ 1822M; besluit 12-2-2013, nr. BLKB2013/43M (oud); vraag & antwoord 14-008 op www.belastingdienstpensioensite.nl; besluit 17-12-2013, nr. BLKB2013/2201M; besluit 23-9-2014, nr. BLKB2014/1702M; besluit 17-12-2014, nr. BLKB2014/2132M. y

Fiscaal Memo Wet- & Regelgeving, § 3.11; Fiscaal Memo 3 2005, § 3.29; Fiscaal Memo 3 2006, § 3.19; Fiscaal Memo 3 2008, § 3.13; Fiscaal Memo Arresten & Beleid 2011, § 3.7; Fiscaal Memo Arresten & Beleid 2014, § 3.3, 3.4; Fiscaal Memo Arresten & Beleid 2015, § 3.5, 3.7.1; Fiscaal Memo App, AOW-leeftijd.

3.14

Gereserveerd

3.15

Verschuldigde loonbelasting1

¾ Over loontijdvak van 1 jaar verschuldigde loonbelasting bedraagt ¾ over kalenderjaar berekende loonbelasting op belastbaar loon (zie § 3.2)

verminderd met ¾ bedrag heffingskorting voor loonbelasting (zie § 3.16). ¾ Voor tarief loonbelasting, zie § 1.3 (tarief box 1, (vanaf 2014) zonder

toepassing tariefsaanpassing aftrekbare kosten eigen woning). ¾ Voor tabellen voor tantièmes, gratificaties en andere eenmalige bij-

zondere beloningen, zie § 3.18. ¾ Tarief anonieme werknemers bedraagt 52%. ¾ Tarief over afkoop lijfrente/periodieke uitkering ter zake van invaliditeit/

ziekte/ongeval bedraagt 52% over afkoopsom. ¾ Heffing van loonbelasting en premie volksverzekeringen geschiedt in 1

bedrag/percentage. ¾ Heffing van premies werknemersverzekeringen en inkomensafhankelijke

bijdrage Zvw geschiedt gelijktijdig met heffing van loonbelasting, via 1 aangifte (aangifte loonheffingen). ¾ Voor uiterste data aangifte en betaling, zie § 30.6.

196

Kijk voor meer informatie over de Memo-serie van Wolters Kluwer op www.wolterskluwer.nl/memo


Loonbelasting

§ 3.16

1. Art. 20-20b, 26, 26b, 27a-27d, 34 Wet LB 1964; art. 6-11 Wfsv; art. 49 Zvw; art. 11 Uitv. besl. LB 1965. y

Fiscaal Memo Wet- & Regelgeving, § 3.14, 3.16; Sociaal Memo, § 1.2.

3.16

Heffingskorting voor loonbelasting1

¾ Heffingskorting voor loonbelasting ¾ is gedeelte van standaardloonheffingskorting naar rato van heffings-

percentage loonbelasting in eerste schijf (verdelingsbreuken) – voor gedeelte (alleenstaande) ouderenkorting in standaardloonheffingskorting moet heffingspercentage in eerste schijf worden verminderd met percentage AOW-premie in eerste schijf ¾ bedraagt maximaal bedrag van verschuldigde loonbelasting (heffingskorting kan dus niet tot teruggave van belasting leiden). Bestanddelen van standaardloonheffingskorting bestanddelen algemene heffingskorting

...............

arbeidskorting

...............

(vanaf 2014) werkbonus

...............

jonggehandicaptenkorting

...............

ouderenkorting

...............

alleenstaande ouderenkorting

...............

levensloopverlofkortinga

...............

(vanaf 2013) tijdelijke heffingskorting voor vroeggepensioneerden

............... +

standaardloonheffingskorting

...............

a. Levensloopverlofkorting geldt alleen voor werknemer die onder overgangsbepaling van levensloopregeling valt (zie § 3.12.2).

¾ Voor opbouw heffingskorting en verdelingsbreuken, zie § 1.81. ¾ Algemene heffingskorting ¾ geldt voor iedere werknemer ¾ bedraagt

– tot AOW-leeftijd: € 2203 (2014: € 2103; 2013: € 2001; 2012: € 2033), (vanaf 2014) verminderd met 2,32% (2014: 2%) van belastbaar loon boven € 19 822 (2014: € 19 645), maar maximaal met € 861 (2014: € 737), zodat minimaal algemene heffingskorting resteert van € 1342 (2014: € 1366) – vanaf AOW-leeftijd: € 1123 (2014: € 1065; 2013: € 1034; 2012: € 934), (vanaf 2014) verminderd met 1,181% (2014: 1,012%) van belastbaar loon boven € 19 822 (2014: € 19 645), maar maximaal met € 437 (2014: € 372), zodat minimaal algemene heffingskorting resteert van € 683 (2014: € 693).

Kijk voor meer informatie over de Memo-serie van Wolters Kluwer op www.wolterskluwer.nl/memo

197


§ 3.16

Loonbelasting

¾ Arbeidskorting ¾ geldt voor werknemer met loon uit tegenwoordige arbeid (in be-

rekening van arbeidskorting wordt onder loon verstaan loon uit tegenwoordige arbeid) ¾ bedraagt – tot AOW-leeftijd ¾ som van - 1,81% (2014: 1,807%; 2013: 1,827%; 2012: 1,733%) van loon, maar maximaal € 163 (2014/2013/2012: € 161) - 19,679% (2014: 18,724%; 2013: 16,115%; 2012: 12,32%) van loon op jaarbasis boven € 9010 (2014: € 8913; 2013: € 8816; 2012: € 9295) – vanaf AOW-leeftijd ¾ som van - 0,924% (2014; 0,916%; 2013: 0,944%; 2012: 0,797%) van loon, maar maximaal € 84 (2014: € 82; 2013: € 84; 2012: € 75) - 10,029% (2014: 9,479%; 2013: 8,319%; 2012: 5,658%) van loon op jaarbasis boven € 9010 (2014: € 8913; 2013: € 8816; 2012: € 9295) – maximaal ¾ tot AOW-leeftijd: € 2220 (2014: € 2097; 2013: € 1723; 2012: € 1611) ¾ vanaf AOW-leeftijd: € 1132 (2014: € 1063; 2013: € 891; 2012: € 740) – waarna maximum nog verminderd wordt ¾ tot AOW-leeftijd - met 4% (2014/2013: 4%; 2012: 1,25%) van loon op jaarbasis boven € 49 770 (2014: € 40 721; 2013: € 40 248; 2012: € 45 178) - maar maximaal met € 2036 (2014: € 1730; 2013: € 1173; 2012: € 78), zodat minimaal arbeidskorting resteert van € 184 (2014: € 367; 2013: € 550; 2012: € 1533) ¾ vanaf AOW-leeftijd - met 2,038% (2014: 2,024%; 2013: 2,064%; 2012: 0,573%) van loon op jaarbasis boven € 49 770 (2014: € 40 721; 2013: € 40 248; 2012: € 45 178) - maar maximaal met € 1036 (2014: € 875; 2013: € 605; 2012: € 35), zodat minimaal arbeidskorting resteert € 96 (2014: € 188; 2013: € 286; 2012: € 705). ¾ Voor toepassing heffingskortingen ¾ wordt onder loon uit tegenwoordige arbeid ook verstaan – (vanaf 2013) loon genoten gedurende non-actiefstelling (zowel in private als publiekrechtelijke dienstbetrekking), gedurende maximaal 104 weken – (vanaf 2013) bij oproep minimaal genoten garantieloon – (vanaf 2013) loon genoten gedurende tijdelijke arbeidsongeschiktheid (ziekte/zwangerschap) (zowel in private als publiekrechtelijke dienstbetrekking) en ZW-uitkeringen – (t/m 2012) uitkeringen wegens tijdelijke arbeidsongeschiktheid (wel: ZW-uitkering; niet: uitkering of inkomensvoorziening WIA/WAO/ WAZ/Wajong of soortgelijke buitenlandse uitkering) – WAZO-uitkering en aanvulling door werkgever daarop ¾ wordt onder loon uit tegenwoordige arbeid niet verstaan loon uit levensloopvoorziening (zie § 3.12.2) aan werknemer die op 1 januari 61 jaar of ouder is.

198

Kijk voor meer informatie over de Memo-serie van Wolters Kluwer op www.wolterskluwer.nl/memo


Loonbelasting

§ 3.16

¾ (Vanaf 2014) werkbonus ¾ geldt voor werknemer

¾

¾

¾

¾

¾

– met loon uit tegenwoordige arbeid – die op 1 januari ¾ (vanaf 2015) 61, 62 of 63 jaar is ¾ (t/m 2014) 60, 61, 62 of 63 jaar is ¾ bedraagt – 58,1% (2014: 58,1%) van loon uit tegenwoordige arbeid boven € 17 327 (2014: € 17 327), maar maximaal € 1119 (2014: € 1119) – waarna maximum nog verminderd wordt (niet verder dan nihil) met 10,567% (2014: 10,567%) van loon uit tegenwoordige arbeid boven € 23 104 (2014: € 23 104). Jonggehandicaptenkorting ¾ geldt voor werknemer die Wajong-uitkering geniet of recht heeft op Wajong-arbeidsondersteuning ¾ mag worden toegepast voor werknemer met slapend recht op Wajong-uitkering (Wajong-uitkering wordt wegens samenloop met ander inkomen niet uitbetaald) ¾ bedraagt € 715 (2014/2013/2012: € 708). Ouderenkorting ¾ geldt voor werknemer die – AOW-leeftijd heeft bereikt per einde kalendermaand van inhouding, en – (t/m 2012) tijdvakloon op jaarbasis heeft van maximaal € 35 450 ¾ bedraagt – (vanaf 2013) € 1042 (2014/2013: € 1032) voor werknemer met tijdvakloon op jaarbasis van maximaal € 35 770 (2014/2013: € 35 450) en in andere gevallen € 152 (2014/2013: € 150) – (t/m 2012) € 762. Alleenstaande ouderenkorting ¾ geldt voor werknemer met AOW-uitkering voor ongehuwden ¾ bedraagt € 433 (2014/2013/2012: € 429). Levensloopverlofkorting ¾ geldt voor werknemer die – onder overgangsbepaling van levensloopregeling valt (zie § 3.12.2), en – gelden aanwendt uit levensloopvoorziening (ook bij bereiken AOWleeftijd of ingang ouderdomspensioen, niet bij omzetting in pensioenaanspraak) (zie § 3.12.2) – (t/m 2012) tenzij sprake is van besmette handeling waardoor aanspraak als loon uit vroegere dienstbetrekking wordt aangemerkt ¾ bedraagt – uit levensloopvoorziening aangewend bedrag – maximaal € 207 (2014/2013/2012: € 205) per kalenderjaar waarin levensloopvoorziening is opgebouwd (kalenderjaren na 2011 blijven buiten beschouwing), verminderd met in eerdere loontijdvakken genoten levensloopverlofkorting. (Vanaf 2013) tijdelijke heffingskorting voor vroeggepensioneerden ¾ is alleen van toepassing voor loonbelasting, niet voor premie volksverzekeringen ¾ geldt voor werknemer die

Kijk voor meer informatie over de Memo-serie van Wolters Kluwer op www.wolterskluwer.nl/memo

199


§ 3.17

Loonbelasting

– jonger is dan AOW-leeftijd per einde kalendermaand van inhouding, en – pensioen (prepensioen, vroegpensioen, tijdelijk overbruggingspensioen, vervroegd ouderdomspensioen, nabestaandenpensioen, wezenpensioen) of VUT-uitkering geniet waarop inkomensafhankelijke bijdrage Zvw wordt ingehouden ¾ bedraagt – 0,33% (2014: 0,67%; 2013: 1%) van genoemd pensioen/VUT-uitkering – maximaal € 61 (2014: € 121; 2013: € 182). ¾ Heffingskorting kan over loontijdvakken die (gedeeltelijk) samenvallen doordat uit meer dan 1 dienstbetrekking loon wordt genoten, slechts bij 1 inhoudingsplichtige geldend worden gemaakt (uitzondering geldt voor jonggehandicaptenkorting die altijd moet worden toegepast door inhoudingsplichtige die Wajong-uitkering of Wajong-inkomensvoorziening uitbetaalt). ¾ Werknemer moet schriftelijk, gedagtekend en ondertekend verzoek om toepassing heffingskorting bij inhoudingsplichtige indienen (bewaarplicht tot 5 jaar na einde dienstbetrekking), behoudens uitzonderingen voor meewerkende kinderen en AOW-gerechtigden. ¾ Werknemer is niet verplicht gegevens omtrent heffingskorting aan inhoudingsplichtige te verstrekken, maar bij niet verstrekken wordt geen rekening gehouden met heffingskorting. 1. Art. 21-24, 29, 39d Wet LB 1964; art. 9, 12 Wfsv; art. XXXIX Stb. 2011, 288. y

Fiscaal Memo Wet- & Regelgeving, § 3.15; Sociaal Memo, § 1.2.4; Fiscaal Memo App, Heffingskortingen, AOW-leeftijd.

3.17

Gereserveerd

3.18

Tarieven bijzondere beloningen1

¾ Tabellen bijzondere beloningen gelden ¾ voor tantièmes, gratificaties, andere (bijzondere) beloningen ¾ die gewoonlijk eens per jaar/eenmalig worden toegekend ¾ alsmede (facultatief) voor zogenaamd overwerkloon. ¾ Indien toepassing tabel bijzondere beloningen tot hoger tarief leidt dan

past bij loon over huidige jaar, doordat ¾ loon (voor belangrijk deel) bestaat uit bijzondere beloningen, of ¾ toe te passen jaarloon bijzondere beloningen belangrijk hoger is dan

jaarloon huidige jaar stelt inspecteur op verzoek van werknemer lager percentage bijzondere beloningen vast, mits ¾ uit berekening blijkt dat inhouding LB/PH vermoedelijk verschuldigde IB/PH met ten minste 10% maar ten minste € 227 zal overtreffen ¾ bij berekening van vermoedelijk verschuldigde IB/PH negatief saldo van uitsluitend onder IB/PH-heffing vallende inkomensbestanddelen van box 1 en box 2 buiten beschouwing is gebleven ¾ verschil tussen inhouding LB/PH en vermoedelijk verschuldigde IB/PH niet veroorzaakt wordt door aftrekposten die kunnen leiden tot voorlopige teruggaaf.

200

Kijk voor meer informatie over de Memo-serie van Wolters Kluwer op www.wolterskluwer.nl/memo


Loonbelasting

§ 3.18.1

1. Art. 26 Wet LB 1964; besluit 10-4-2014, nr. BLKB2014/0549M. y

Fiscaal Memo Arresten & Beleid 2015, § 3.7.4.

Witte tabellen LB/PH1

3.18.1

¾ Jaarloon is (tot jaarloon herleide) loon over gehele vorige kalenderjaar.

Witte tabel bijzondere beloningen LB/PH a

jaarloon tot AOW-leeftijd

% LB/PH

zonder lhk. met lhk.

vanaf AOW-leeftijd geboren op of na 1-1-1946 geboren voor 1-1-1946 zonder lhk. met lhk. zonder lhk. met lhk.

vanaf 1-1-2015 €

0 €

0 19 823

0 15 697

€ €

0 19 823

19 823 €

0 19 823

0 15 697 19 823

6 351 33 590

33 858 33 590 49 771 56 936

33 858 49 771 56 936

57 586

57 586

19 823 49 771 56 936 57 586 57 586

100 671

57 586

100 671

57 586

100 671

0 18,6 24,1 25,28 36,5 42 43,18 45,22 44,04 44,32 48,32 46 54,04 56 52

vanaf 1-1-2014 €

0 19 646

6 106 19 646

33 364

33 364

33 556

33 556

56 532

56 532

56 532

56 532

56 532

56 532

52

0 19 646

0 13 140 19 646

33 556 55 992

33 556 55 992

0 19,1 24,1 37 42 52

€ €

0 18,35 24,1 36,25 42

0 0 19 646

0 15 039 19 646

0 19 646

0 15 039 19 646

vanaf 1-1-2013 €

0 €

0 19 646 55 992

5 690 19 646 55 992

0 19 646

0 13 140 19 646

33 364 55 992

33 364 55 992

€ €

Kijk voor meer informatie over de Memo-serie van Wolters Kluwer op www.wolterskluwer.nl/memo

201


§ 3.18.1

Loonbelasting a

jaarloon tot AOW-leeftijd

% LB/PH

zonder lhk. met lhk.

vanaf AOW-leeftijd geboren op of na 1-1-1946 geboren voor 1-1-1946 zonder lhk. met lhk. zonder lhk. met lhk.

vanaf 1-1-2012 €

0 €

0 18 945 33 863 56 491

6 482 18 945 33 863 56 491

0 18 945

0 13 039 18 945

33 863 56 491

33 863 56 491

€ €

0 18 945

0 13 039 18 945

34 055 56 491

34 055 56 491

0 15,2 24,05 33,1 41,95 42 52

a. Voor niet-genoemde bedragen naastvermelde lagere jaarloon nemen. 1. Art. 26 Wet LB 1964; Art. 7 Uitv.besl. LB 1965; Regeling loonbelasting- en premietabellen 1990. y

Fiscaal Memo App,

202

AOW-leeftijd.

Kijk voor meer informatie over de Memo-serie van Wolters Kluwer op www.wolterskluwer.nl/memo


Loonbelasting

§ 3.18.2

Groene tabellen LB/PH1

3.18.2

¾ Jaarloon is (tot jaarloon herleide) loon over gehele vorige kalenderjaar.

Groene tabel bijzondere beloningen LB/PH a

jaarloon % LB/PH tot AOW-leeftijd vanaf AOW-leeftijd geboren op of na 1-1-1946 geboren voor 1-1-1946 zonder met zonder met met lhk. zonder met met lhk. lhk. lhk. lhk. lhk. incl. alleen- lhk. lhk. incl. alstaande leenouderenstaande korting ouderenkorting vanaf 1-1-2015 €

0 €

0 €

19 823 56 936

33 590

33 590 56 936

33 590 56 936

33 858

33 858 56 936

33 858 56 936

0 5,4 18,6 24,1 25,28 36,5 44,32 43,18 42

57 586 57 586

57 586

57 586

57 586

57 586

57 586

57 586

52

0 €

0

0 19 823

11 640

0 13 968 14 064

19 823

19 823

0 19 823

11 640

0 13 968 14 064

19 823

19 823

6 036 19 823

vanaf 1-1-2014 €

0

0 €

0 €

0 19 646

11 428 19 646

33 364

33 556

33 556

33 556

0 7,2 18,35 24,1 36,25 42

56 532

56 532

56 532

56 532

52

0 19 646

11 428 19 646

€ 0 5 802 19 646 19 646

33 364

33 364

56 532 56 532

56 532

56 532

0 13 766 13 790 19 646

0 13 766 13 790 19 646

vanaf 1-1-2013 €

0 19 646

0 € 0 10 817 13 063 19 646 19 646

€ 0 5 409 19 646 19 646

33 364

33 364

55 992 55 992

55 992

55 992

0 €

0 19 646

0 € 0 10 817 13 063 19 646 19 646

33 364

33 556

33 556

33 556

0 19,1 24,1 37 42

55 992

55 992

55 992

55 992

52

Kijk voor meer informatie over de Memo-serie van Wolters Kluwer op www.wolterskluwer.nl/memo

203


§ 3.19

Loonbelasting a

jaarloon % LB/PH tot AOW-leeftijd vanaf AOW-leeftijd geboren op of na 1-1-1946 geboren voor 1-1-1946 zonder met met lhk. zonder met zonder met met lhk. lhk. incl. allhk. lhk. lhk. lhk. incl. alleen- lhk. leenstaande staande ouderenouderenkorting korting vanaf 1-1-2012 €

0 18 945

0 € 0 11 158 13 981 18 945 18 945

33 863 56 491

33 863 56 491

0 €

€ 0 6 142 18 945 18 945 33 863 33 863 56 491 56 491

33 863 56 491

€ €

0 18 945

0 € 0 11 158 13 981 18 945 18 945

34 055 56 491

34 055 56 491

34 055 56 491

0 15,2 24,05 33,1 41,95 42 52

a. Voor niet-genoemde bedragen naastvermelde lagere jaarloon nemen. 1. Art. 26 Wet LB 1964; Art. 7 Uitv.besl. LB 1965; Regeling loonbelasting- en premietabellen 1990. y

Fiscaal Memo App,

AOW-leeftijd.

3.19

Gereserveerd

3.20

Bijzondere tabellen loonbelasting

3.20.1

Aannemers van werk/thuiswerkers/gelijkgestelden/sekswerkers1

Tabel LB/PH aannemers van werk/thuiswerkers/gelijkgestelden/ sekswerkers vanaf

1-1-2015 ¾ tot AOW-leeftijd ¾ vanaf AOW-leeftijd 1-1-2014 ¾ tot AOW-leeftijd ¾ vanaf AOW-leeftijd 1-1-2013 ¾ tot AOW-leeftijd ¾ vanaf AOW-leeftijd 1-1-2012 ¾ jonger dan 65 jaar ¾ 65 jaar en ouder

204

percentage LB/PH zonder loonheffingskorting

met loonheffingskorting

36

13

18

01

36

14

18

01

37

17

19

03

35 16

17 04

Kijk voor meer informatie over de Memo-serie van Wolters Kluwer op www.wolterskluwer.nl/memo


Loonbelasting

§ 3.21.1

¾ Voor eindheffingstabellen, zie § 3.21.4. 1. Art. 3-4, 33 Wet LB 1964; art. 7 Uitv.besl. LB 1965 (oud); art. 2.2 Uitv.reg. LB 2011; Regeling loonbelasting- en premietabellen 1990. y

Fiscaal Memo App,

AOW-leeftijd.

Artiesten en beroepssporters1

3.20.2

Binnenlandse en buitenlandse artiest/beroepssporter en buitenlands gezelschap vanaf

1-1-2015 1-1-2014 1-1-2013 1-1-2012

percentage LB van gage buitenlandse artiest/ binnenlandse artiest/ beroepssporter beroepssporter

buitenlands gezelschap

36,5 36,25 37 33,1

20 20 20 20

20 20 20 20

Kleinevergoedingsregeling

maximumbedrag

2015

2014

2013

2012

€ 163

€ 163

€ 163

€ 163

Consumpties tijdens werktijda maximale vergoeding per gewerkte dag

2015

2014

2013

2012

€ 0,55

€ 0,55

€ 0,55

€ 0,55

a. Geen deel uitmakend van maaltijd; geldt niet voor verstrekking van consumpties tijdens werktijd.

¾ Voor eindheffingstabellen, zie § 3.21.4. 1. Art. 35-35m Wet LB 1964; art. 10.1, 11.2 Uitv.reg. LB 2011; art. 16 Wfsv. y

Fiscaal Memo Wet- & Regelgeving, § 3.30-3.31; Sociaal Memo, § 1.3.1.

3.21

Eindheffing

3.21.1

Eindheffingsbestanddelen Algemene bepalingen eindheffing1

¾ LB/PH over eindheffingsbestanddelen (zie hierna) ¾ wordt niet van werknemer maar van werkgever geheven (eindheffing) ¾ wordt zowel van werknemer als van werkgever geheven (pseudo-

eindheffing)

Kijk voor meer informatie over de Memo-serie van Wolters Kluwer op www.wolterskluwer.nl/memo

205


§ 3.21.1

Loonbelasting

met dien verstande dat eindheffing/pseudo-eindheffing voor werknemer niet verrekenbaar is met IB/PH. ¾ Eindheffing mag globaal voor alle werknemers tezamen worden vastgesteld, indien ¾ meerdere werknemers in loontijdvak eindheffingsbestanddelen genieten, en ¾ globale vaststelling leidt tot beduidende vereenvoudiging van vaststelling verschuldigde belasting, en ¾ op globaal wijze bepaalde verschuldigde belasting redelijkerwijs overeenkomt met op individuele wijze bepaalde verschuldigde belasting. Eindheffingsbestanddelena looncategorie

eindheffingstarief

loonbestanddelen waarover naheffingsaanslag LB/PH is opgelegd b aan werkgever door inspecteur aangewezen loonbestanddelen, bij tijdelijke c ernstige knelpunten in normale loonheffing c publiekrechtelijke uitkeringen (zie tabel) verstrekkingen aan anderen dan eigen werknemers (zie tabel)d

tabeltarief tabeltarief tabeltarief maximaal € 136: 45% meer dan € 136: 75%

a. (T/m 2014) ongeacht of werkkostenregeling (zie § 3.10) van toepassing is. b. Tenzij werkgever om oplegging van op werknemer verhaalbare naheffingsaanslag verzoekt, of inspecteur beslist geen naheffing bij wijze van eindheffing op te leggen. c. Vrij voor premieheffing werknemersverzekeringen en inkomensafhankelijke bijdrage Zvw. d. Mits niet op grond van andere bepaling al LB-inhoudingsplicht bestaat; eindheffing over economische waarde nemen (75%-tarief over volledige waarde nemen).

Publiekrechtelijke uitkeringen tegen tabeltarief belaste eindheffingsbestanddelen

a

uitkeringen Uitkeringswet tegemoetkoming twee- tot vijfjarige diensttijd veteranen (vanaf 2014) tegemoetkoming arbeidsongeschikten WIA/WAO/WAZ/Wajong (zie § 28.7) (t/m 2013) Wtcg-tegemoetkomingen aan arbeidsongeschikten (zie § 28.14) (vanaf 2013) uitkeringen Conterganstiftung für behinderte Menschen a. Vrij voor premieheffing werknemersverzekeringen en inkomensafhankelijke bijdrage Zvw.

206

Kijk voor meer informatie over de Memo-serie van Wolters Kluwer op www.wolterskluwer.nl/memo


Loonbelasting

§ 3.21.1

Verstrekkingen aan anderen dan eigen werknemersa eindheffingsbestanddelen spaarpunten en dergelijke promotionele goederen of diensten verstrekkingen die tegelijkertijd en voor dezelfde gelegenheid aan eigen werknemers zijn verstrekt a. Verstrekker moet ontvanger van verstrekking schriftelijk meedelen dat eindheffing is toegepast en aannemelijk kunnen maken wie die ontvanger is; voor ontvanger van verstrekking geldt vrijstelling in IB/VPB. y

Fiscaal Memo Wet- & Regelgeving, § 3.26.1; Sociaal Memo, § 1.2.2, 1.3.1, 80.4.1.

Eindheffing onder werkkostenregeling2 Eindheffingsbestanddelena – werkkostenregeling looncategorie

eindheffingstarief b

privégebruik ter beschikking gestelde bestelauto bij tegenwoordige arbeid: door werkgever aan te wijzen c,d (delen van) vergoedingen/verstrekkingen bij vroegere arbeid: vergoedingen voor producten uit eigen d,e bedrijf en verstrekkingen toeslagen bijzondere wetten oorlogs- en vervolgingsslachtoffers (Wuv/Wubo)

€ 300 per bestelauto per jaar 80% 80%

f,g,h,i

f,g,h,i

enkelvoudig tarief

a. Vrij voor premieheffing werknemersverzekeringen en inkomensafhankelijke bijdrage Zvw. b. Bestelauto moet door aard van werk doorlopend afwisselend gebruikt worden door minimaal 2 werknemers waardoor bezwaarlijk is vast te stellen of en aan wie bestelauto voor privédoeleinden ter beschikking is gesteld. c. Voor zover vergoedingen/verstrekkingen niet in belangrijke mate hoger zijn dan gebruikelijk; belastingdienst beschouwt vergoedingen/verstrekkingen tot maximaal € 2400 per persoon per jaar in ieder geval als gebruikelijk. d. Behalve van eindheffing uitgesloten vergoedingen/verstrekkingen (zie tabel). e. Voor zover werkgever vergoedingen/verstrekkingen ook aan werknemers met inkomsten uit tegenwoordige arbeid geeft. f. Eindheffing wordt per werkgever bepaald, waarbij totaalbedrag van aan werknemers in rekening gebrachte eigen bijdragen voor verstrekkingen in mindering komt op totaalbedrag van in aanmerking te nemen verstrekkingen (niet verder dan nihil); (vanaf 2015) eindheffing mag ook voor alle gezamenlijk in concernverband opererende werkgevers in 1 bedrag worden bepaald en door in belastbaar loon gemeten grootste werkgever worden aangegeven en afgedragen (er gelden administratieve vereisten en hoofdelijke aansprakelijkheid); van concernverband is sprake bij gedurende gehele kalenderjaar aanwezig zijn van ten minste 95%-belang of bij gedurende gehele kalenderjaar in financieel, organisatorisch en economisch opzicht met elkaar verweven stichtingen.

Kijk voor meer informatie over de Memo-serie van Wolters Kluwer op www.wolterskluwer.nl/memo

207


§ 3.21.1

Loonbelasting

g. Op vergoedingen/verstrekkingen komen voordat eindheffing wordt berekend in mindering (niet verder dan nihil) ¾ vergoedingen/verstrekkingen die gericht zijn vrijgesteld (zie tabel) (vaste vergoedingen vooraf voor gerichte vrijstellingen en intermediaire kosten alleen na gericht onderzoek naar werkelijk gemaakte kosten), en ¾ vrije ruimte van 1,2% (2014/2013: 1,5%; 2012: 1,4%) van fiscaal loon – inclusief bijzondere beloningen en loon anonieme werknemers – exclusief loon uit vroegere dienstbetrekking, indien werkgever meer dan bijkomstig loon uit vroegere dienstbetrekking verstrekt – exclusief loon uit vrijgestelde aanspraak dat door andere inhoudingsplichtige dan eigen werkgever wordt verstrekt. h. (Vanaf 2015) eindheffing moet uiterlijk tegelijkertijd met aangifte en afdracht over eerste tijdvak van volgende kalenderjaar worden aangegeven en afgedragen; bij einde inhoudingsplicht uiterlijk met aangifte en afdracht over tijdvak waarin inhoudingsplicht eindigt. i. (T/m 2014) eindheffing mag tijdens kalenderjaar afwijkend berekend worden door ¾ gedurende kalenderjaar te rekenen met naar tijdvak herleide door werkgever over gehele voorafgaande kalenderjaar verstrekte loon, of ¾ pas eindheffing te berekenen als in kalenderjaar vrije ruimte berekend met door werkgever over gehele voorafgaande kalenderjaar verstrekte loon is benut en vervolgens herrekening van verschuldigde eindheffing met daadwerkelijk verstrekte loon uiterlijk in eerste aangiftetijdvak van volgende kalenderjaar.

Van eindheffing uitgesloten vergoedingen/verstrekkingen – werkkostenregeling uitgesloten vergoeding/verstrekking

a

b

ter beschikking gestelde auto (zie § 3.9) b,c woning geldboeten opgelegd door (t/m 2014: Nederlandse) strafrechter inclusief geldsom ter voorkoming/vermindering strafvervolging of verkrijging gratie, bestuurlijke boeten en (vanaf 2015) buitenlandse bestuurlijke boeten, wettelijk geregelde tuchtrechtelijke boeten, kosten naheffingsaanslagen parkeerbelasting en wielklemkosten d misdrijven illegale wapens en munitie e agressieve dieren a. b. c. d.

Vergoeding/verstrekking behoort bij werknemer tot loon. Behalve aan buitengewone beveiligingsmaatregelen toerekenbaar deel van voordeel. Behalve huisvesting buiten woonplaats ter zake van dienstbetrekking. Hieronder vallen misdrijven ¾ waarvoor werknemer onherroepelijk door Nederlandse strafrechter is veroordeeld ¾ waarvoor werknemer niet wordt vervolgd, maar die gevoegd zijn bij bepaling strafmaat veroordeling ander misdrijf ¾ waarvoor aan werknemer uitgevaardigde strafbeschikking onherroepelijk is geworden. e. Als dier wegens agressie krachtens onherroepelijke bestuursrechtelijke of strafrechtelijke maatregel niet mag worden gehouden.

208

Kijk voor meer informatie over de Memo-serie van Wolters Kluwer op www.wolterskluwer.nl/memo


Loonbelasting

§ 3.21.1

Gericht vrijgestelde eindheffingsbestanddelen – werkkostenregeling gericht vrijgestelde vergoedingen/verstrekkingen

normering

zakelijk vervoer (ook woon-werkverkeer) ¾ per taxi, vliegtuig, schip of vervoer vanwege ¾ vrij tot werkelijke kosten inhoudingsplichtigea b ¾ werkelijke kosten van openbaar vervoer, mits vergoeding ¾ vrij tot werkelijke kosten van werkelijke kosten die hoger is dan € 0,19 per km c,d,e ¾ overige situaties ¾ € 0,19 per km f ¾ vrij tijdelijke verblijfskosten f,g ¾ vrij maaltijden met meer dan bijkomstig zakelijk karakter ¾ vrij onderhoud en verbetering van kennis en vaardigheden h ter vervulling dienstbetrekking j ¾ vrij volgen van opleiding of studie met oogmerk verwerven i van inkomen uit werk en woning k,l ¾ vrij extra kosten van tijdelijk verblijf buiten herkomstland (extraterritoriale kosten) verhuizingm ¾ overbrengen inboedel ¾ vrij n ¾ overige kosten ¾ € 7750 ¾ vrij (vanaf 2015) gereedschappen, computers, mobiele o communicatiemiddelen en dergelijke apparatuur die volgens werkgever redelijkerwijs noodzakelijk zijn voor behoorlijke vervulling dienstbetrekking (vanaf 2015) (gedeeltelijk) op werkplek gebruikte/verbruikte voorzieningen ¾ voorzieningen die rechtstreeks voortvloeien uit ¾ vrij arbobeleid van werkgeverp ¾ hulpmiddelen die ook elders gebruikt kunnen worden, ¾ vrij met (nagenoeg) geheel zakelijk gebruik (vanaf 2015) producten uit eigen bedrijfq ¾ vrij tot 20% van waarde producten, maximaal € 500 per werknemer per kalenderjaar a. Vervoer vanwege inhoudingsplichtige is door inhoudingsplichtige georganiseerd vervoer en reizen per openbaar vervoer met door inhoudingsplichtige aangeschafte en verstrekte plaatsbewijzen; vrijstelling geldt niet voor vergoeding van vervoer vanwege inhoudingsplichtige. b. Door vervoerder betaalde vertragingsvergoeding aan werknemer blijft buiten beschouwing. c. Aan werknemer die op ten minste 128 dagen per kalenderjaar naar vaste werkplek reist, mag vaste vergoeding worden gegeven alsof werknemer op maximaal 214 dagen per kalenderjaar naar vaste werkplek reist, waarbij geldt dat 128 en 214 dagen moeten worden gecorrigeerd ¾ met 80%, 60%, 40% of 20%, bij werkweek van 4, 3, 2 respectievelijk 1 dag ¾ tijdsevenredig, bij wijziging reisafstand of aanvang of beëindiging reiskostenvergoeding tijdens kalenderjaar.

Kijk voor meer informatie over de Memo-serie van Wolters Kluwer op www.wolterskluwer.nl/memo

209


§ 3.21.1

Loonbelasting

d. Aan werknemer die op jaarbasis doorgaans naar 1 of meer vaste arbeidsplaatsen reist, mag vaste reiskostenvergoeding zonder nacalculatie worden gegeven, waarbij geldt dat ¾ reiskostenvergoeding op jaarbasis = a × b × c × € 0,19 – a = aantal reguliere werkdagen per jaar verminderd met gemiddeld aantal dagen kortstondige afwezigheid (214) – b = totale reisafstand per dag (heen- en terugreis) (maximaal 150 km) – c = deeltijdfactor ¾ van doorgaans reizen sprake is indien werknemer arbeidsplaats vermoedelijk ten minste 36 weken (70% × 52 weken) zal bezoeken (of 70% van aantal volle weken dat dienstbetrekking vermoedelijk duurt) ¾ bij reisafstand boven 150 km nacalculatie dient te worden gemaakt ¾ bij kortstondige afwezigheid gedurende maximaal 6 aaneengesloten weken reiskostenvergoeding mag worden doorbetaald ¾ bij voorzienbare langdurige afwezigheid gedurende lopende en eerstvolgende kalendermaand reiskostenvergoeding mag worden doorbetaald (hervatting per 1e van kalendermaand na hersteldmaand). e. Toetsing aan normbedrag per kilometer mag over totaal aantal vergoede kilometers per kalenderjaar (salderingsregeling), met afrekening in laatste aangifte over kalenderjaar. f. Vaste verblijfskostenvergoeding is gericht vrijgesteld tot forfaitaire bedragen (gebaseerd op normen van Reisbesluit binnenland voor ambtenaren op dienstreis) (zie tabel hierna). g. Bijvoorbeeld maaltijden tijdens overwerk, koopavond, dienstreis, zakelijke bespreking met klant buiten vaste werkplek of werkzaamheden op niet-permanente locatie. h. Waaronder inschrijving in beroepsregister en outplacement; bijvoorbeeld vakliteratuur, cursussen, congressen, seminars, excursies, studiereizen e.d. i. Waaronder volgen van door Minister van OCW erkende EVC-procedure; behalve voor (inrichting van) werk-/studeerruimte; voor terugbetaling studiekostenvergoeding, zie § 1.72. j. Reiskostenvergoeding binnenlandse reizen zijn gericht vrijgesteld volgens normen van gerichte vrijstelling voor zakelijk vervoer. k. Voor bepaalde aangewezen groepen werknemers (zowel naar Nederland uitgezonden werknemers (maximaal 8 jaar) als buiten Nederland uitgezonden werknemers) geldt bewijsregel dat vergoedingen/verstrekkingen voor verblijfkosten worden beschouwd als ter zake van extraterritoriale kosten tot 30% van grondslag alsmede tot bedrag schoolgeld; grondslag is loon uit tegenwoordige dienstbetrekking + vergoeding extraterritoriale kosten; tot grondslag behoren ook ¾ loon in natura, mits dit loon uit tegenwoordige dienstbetrekking is ¾ loon waarover wordt nageheven, mits dat expliciet in arbeidsovereenkomst is overeengekomen. l. Bij toepassing bewijsregel geldt voor ingekomen werknemer vereiste dat 2 ¾ werknemer in meer dan /3 van periode van 24 maanden vóór tewerkstelling in Nederland op afstand van meer dan 150 km van Nederlandse grens woonde (geldt niet voor doctor die uiterlijk 1 jaar na promotie wordt tewerkgesteld en niet voor ingekomen werknemer die meer dan 2/3 van periode van 24 maanden vóór eerdere tewerkstelling in Nederland op afstand van meer dan 150 km van Nederlandse grens woonde terwijl die eerdere tewerkstelling niet eerder dan 8 jaar voor nieuwe tewerkstelling is aangevangen) ¾ loon op jaarbasis (zie § 1.37) meer dan € 36 705 (2014: € 36 378; 2013: € 35 770; 2012: € 35 000) bedraagt (salarisnorm); voor master jonger dan 30 jaar geldt verlaagde salarisnorm van meer dan € 27 901 (2014: € 27 653; 2013: € 27 190; 2012: € 26 605), terwijl salarisnorm voor wetenschapper en arts in opleiding tot specialist niet geldt. m. Mits in het kader van dienstbetrekking; hiervan is in elk geval sprake ingeval werknemer binnen 2 jaar na aanvaarding nieuwe dienstbetrekking/overplaatsing ¾ verhuist uit woning op meer dan 25 km van nieuwe arbeidsplaats, en

210

Kijk voor meer informatie over de Memo-serie van Wolters Kluwer op www.wolterskluwer.nl/memo


Loonbelasting

§ 3.21.1

¾ door verhuizing reisafstand met ten minste 60% bekort. n. Overige kosten behoeven niet te worden aangetoond, er geldt forfaitaire verhoging tot aangegeven maximum. o. Inclusief bijbehorende datatransport en voor gebruik in dienstbetrekking benodigde programmatuur; vergoeding voor abonnement van vaste telefoon bij werknemer thuis is belast; vrijstelling geldt alleen als werknemer verplicht is voorziening terug te geven of restwaarde te vergoeden zodra volgens werkgever redelijkerwijs niet langer sprake is van noodzakelijkheid voor behoorlijke vervulling dienstbetrekking; vrijstelling geldt voor werknemer die werkzaamheden als bestuurder of commissaris van werkgever verricht alleen als werkgever gebruikelijkheid van voorziening aannemelijk maakt; vrijstelling geldt niet als voorziening in de plaats komt van ander loonbestanddeel (cafetariaregeling). p. Bij thuiswerk ook in woning/woonboot/woonwagen (incl. aanhorigheden) van werknemer alsmede overige plaatsen waar arbobeleid van werkgever wordt uitgevoerd (bijvoorbeeld parkeerplaats op bedrijfsterrein van werkgever of plaats van medische keuring). q. Het betreft branche-eigen producten van bedrijf van werkgever of van bedrijf van met werkgever verbonden vennootschap.

Gericht vrijgestelde vaste verblijfskostenvergoeding per vol etmaala vanaf

1-1-2015 1-7-2014 1-1-2014 1-1-2013 1-1-2012

c

kleine uitgaven overdag (dagcomponent)

kleine uitgaven lunch ‘s avonds (avondb component)

€ € € € €

€ 8,16 € 8,05 € 13,43 € 13,23 € 12,95

4,06 4,00 4,50 4,43 4,33

diner

c

€ 8,42 € 21,12 € 8,30 € 20,81 € 14,18 € 21,45 € 13,90 € 21,03 € 13,63 € 20,62

logies

€ € € € €

c

85,39 84,46 85,40 85,92 83,42

c

ontbijt

€ 8,43 € 10,77 € 8,34 € 8,39 € 8,15

a. Indien (resterend deel van) dienstreis korter duurt dan etmaal mag vergoeding worden toegekend indien ¾ dagcomponent: dienstreis (nog) ten minste 4 uur duurt ¾ avondcomponent/ontbijt: dienstreis (nog) overnachting bevat ¾ lunch/diner: tijd tussen 12.00-14.00/18.00-21.00 uur geheel in (rest van) dienstreis valt. b. Gedurende eerste 8 avonden van aansluitende dienstreizen; voor ieder volgend etmaal 50% van avondcomponent. c. Mits daadwerkelijk kosten worden gemaakt in daarvoor bestemde gelegenheid. y

Fiscaal Memo Wet- & Regelgeving, § 3.26.2, 3.27; Fiscaal Memo Arresten & Beleid 2014, § 3.8.1; Sociaal Memo, § 1.2.2, 1.3.1, 80.4.1.

Eindheffing zonder werkkostenregeling (t/m 2014)3 ¾ (T/m 2014) indien werkgever bij aanvang kalenderjaar/inhoudingsplicht

kiest werkkostenregeling (zie § 3.10) niet toe te passen blijven tot en met 2010 geldende bepalingen van eindheffing gelden.

Kijk voor meer informatie over de Memo-serie van Wolters Kluwer op www.wolterskluwer.nl/memo

211


§ 3.21.1

Loonbelasting

Eindheffingsbestanddelena – geen werkkostenregeling (t/m 2014) looncategorie

eindheffingstarief b

bezwaarlijk te individualiseren loon (zie tabel) loon met bestemmingskarakter c ¾ privégebruik ter beschikking gestelde bestelauto ¾ overig loon met bestemmingskarakter (zie tabel)

¾ tabeltarief ¾ € 300 per bestelauto per jaar ¾ enkelvoudig tarief

geschenken in natura, voor zover economische waarde b ¾ 20% maximaal € 70 bovenmatige vergoedingen/verstrekkingen voor zover b,d ¾ tabeltarief economische waarde maximaal € 200 per maand a. Vrij voor premieheffing werknemersverzekeringen en inkomensafhankelijke bijdrage Zvw. b. Tenzij werkgever om toepassing normale heffingsregels verzoekt. c. Bestelauto moet door aard van werk doorlopend afwisselend gebruikt worden door minimaal 2 werknemers waardoor bezwaarlijk is vast te stellen of en aan wie bestelauto voor privédoeleinden ter beschikking is gesteld. d. Mits vergoeding/verstrekking niet al onder ander eindheffingsbestanddeel valt.

Bezwaarlijk te individualiseren loon – geen werkkostenregeling (t/m 2014) tegen tabeltarief belaste eindheffingsbestanddelen

a,b

verkeersboeten aan werkgever opgelegd en door werkgever betaald ter zake van verkeersovertredingen van werknemer aanspraken ziektekostenregeling voor zover in eigen beheer van werkgever, met gedeeltelijke werknemersbijdrage uitkeringen uit uiterlijk op 1-1-2015 eindigende overgangsregeling wegens vervallen van hiervoor vermelde ziektekostenregeling, mits som van uitkeringen maximaal 250% bedraagt van door werknemer ontvangen ziektekostenuitkeringen over 2003, 2004 of 2005 niet-vrije verstrekking van maaltijden in bedrijfskantines of soortgelijke bedrijfsruimte (zie § 3.7) c verstrekkingen met economische waarde van maximaal € 136 per keer, € 272 per jaar verstrekkingen van achtergestelde vliegtickets (zgn. ipb-tickets) d vergoeding/verstrekking beperkt recht op (gedeeltelijk) vrij reizen per Nederlands openbaar vervoer, dat niet dient ter behoorlijke vervulling dienstbetrekking of voor woon-werkverkeer vergoedingen/verstrekkingen van extraterritoriale kosten boven bedrag van 30%-regeling vergoeding/verstrekking huisvesting buiten woonplaats ter zake van dienstbetrekking, voor zover betrekking hebbend op periode van meer dan 2 jaar aan buitengewone beveiligingsmaatregelen toerekenbaar deel van bijtelling wegens privégebruik ter beschikking gestelde auto a. Vrij voor premieheffing werknemersverzekeringen en inkomensafhankelijke bijdrage Zvw. b. Tenzij werkgever om toepassing normale heffingsregels verzoekt. c. Normbedragen loon in natura en vrije verstrekkingen zijn van toepassing. d. Dit is behoudens juli en augustus niet bruikbaar op werkdagen tijdens spitsuren.

212

Kijk voor meer informatie over de Memo-serie van Wolters Kluwer op www.wolterskluwer.nl/memo


Loonbelasting

§ 3.21.1

Loon met bestemmingskarakter – geen werkkostenregeling (t/m 2014) tegen enkelvoudig tarief belaste eindheffingsbestanddelen

a

vergoeding aan- en verkoopkosten woning werknemer bij bedrijfsverplaatsing of zakelijke verhuizing (eventuele terugbetaling vergoeding door werknemer vormt negatief eindheffingsloon) belaste deel vergoeding/verstrekking parkeer-, veer-, tolgelden uitkeringen/verstrekkingen voor vergoeding van door werknemer in dienstbetrekking b geleden verlies wegens diefstal e.d. uitkering/verstrekking voor vergoeding van door werknemer geleden schade die doorgaans niet verzekerd wordt (overstroming/aardbeving) toeslagen bijzondere wetten oorlogs- en vervolgingsslachtoffers (Wuv/Wubo) a. Vrij voor premieheffing werknemersverzekeringen en inkomensafhankelijke bijdrage Zvw. b. Voor zover niet vrijgesteld, zie § 3.4. y

Fiscaal Memo Wet- & Regelgeving 2014, § 3.26.3; Fiscaal Memo Arresten & Beleid 2014, § 3.8.1; Fiscaal Memo Arresten & Beleid 2015, § 3.7.4; Sociaal Memo, § 1.2.2, 1.3.1, 80.4.1.

Pseudo-eindheffing4 ¾ Op werkgever drukkende uitkeringen uit en werkgeversbijdragen/-pre-

mie in VUT-regeling (nieuwe definitie, zie § 3.13) worden beschouwd als eindheffingsloon tegen enkelvoudig tarief 52%. ¾ Voor op 31-12-2004 bestaande VUT-regeling (oude definitie) is VUTeindheffingstarief in 2005 niet en vanaf 2006 voor bepaalde werknemers (zie § 3.13) niet van toepassing. ¾ Door werkgever aan werknemer toegekende excessieve vertrekvergoeding wordt beschouwd als eindheffingsloon tegen enkelvoudig tarief 75%, mits toetsloon meer is dan € 535 000 (2014/2013/2012: € 531 000). ¾ Excessieve vertrekvergoeding is meerdere van vertrekvergoeding boven toetsloon, waarbij geldt dat ¾ onder toetsloon wordt verstaan, genoten loon bij werkgever in 2e kalenderjaar vóór ontslagjaar (indien dienstbetrekking pas in dat 2e kalenderjaar of later kalenderjaar is begonnen, moet (tot jaarloon herleid) jaarloon van dat 2e of latere kalenderjaar als toetsloon worden gehanteerd) ¾ onder vertrekvergoeding wordt verstaan, som van – A -/- vergelijkingsloon gecorrigeerd voor aantal dagen dat dienstbetrekking in ontslagjaar heeft bestaan (niet negatief), en – B -/- vergelijkingsloon (niet negatief) waarin – A = genoten loon in ontslagjaar + daarna nog van werkgever genoten loon – B = genoten loon in kalenderjaar voorafgaande aan ontslagjaar – vergelijkingsloon = toetsloon ¾ waarde op ontslagdatum van met werknemer in ontslagjaar of daaraan voorafgaande kalenderjaar overeengekomen aandelenoptierechten wordt in A resp. B meegeteld, mits aandelenoptierechten niet uiterlijk bij ontslag zijn uitgeoefend of vervreemd

Kijk voor meer informatie over de Memo-serie van Wolters Kluwer op www.wolterskluwer.nl/memo

213


§ 3.21.1

Loonbelasting

¾ waarde van aan werknemer in ontslagjaar of daaraan voorafgaande of

daarop volgende kalenderjaar toegekende stamrechtaanspraak wordt in A resp. B meegeteld (overgangsrecht stamrechtvrijstelling) ¾ geen sprake is van excessieve vertrekvergoeding – voor zover werkgever aannemelijk maakt dat sprake is van loon door uitoefening of vervreemding van 2 kalenderjaren of langer geleden toegekende aandelenoptierechten, of – voor zover pseudo-eindheffing over VUT-uitkering is toegepast ¾ vertrekvergoeding wordt beschouwd te zijn toegekend op ontslagdatum (bij nadien nog genoten loon volgt opnieuw berekening met verrekening). ¾ (T/m 2014) door werkgever wegens loonstijging aan werknemer toegekende pensioenaanspraak op eindloonbasis (backservice) wordt beschouwd als eindheffingsloon tegen enkelvoudig tarief 15%, met dien verstande dat ¾ pseudo-eindheffing ook geldt voor stijging pensioengevend loon wegens overstap naar nieuwe dienstbetrekking ¾ waarde toegekende pensioenaanspraak moet worden gesteld op 4 × verhoging pensioengevend loon wegens loonstijging, maar alleen voor zover verhoging leidt tot pensioengevend loon van meer dan € 531 000 (2013/2012: € 531 000). ¾ (Alleen 2013 en 2014) loon uit tegenwoordige dienstbetrekking ¾ waarover in voorafgaande kalenderjaar loonheffing is geheven ¾ voor zover dat loon in voorafgaande kalenderjaar meer bedroeg dan € 150 000 wordt beschouwd als op 31 maart van kalenderjaar genoten eindheffingsloon tegen enkelvoudig tarief 16% (crisisheffing), met dien verstande dat ¾ ook tot eindheffingsloon behoort – loon dat werknemer heeft genoten van met inhoudingsplichtige verbonden vennootschap (pseudo-eindheffing moet worden toegepast door inhoudingsplichtige die grootste deel van loon heeft verstrekt) – tantièmes, gratificaties en andere beloningen die doorgaans eenmalig/ 1× per jaar worden toegekend – loon anonieme werknemer – door (gewezen) werknemer van dezelfde inhoudingsplichtige in voorgaande kalenderjaar genoten bedragen die tot winst uit onderneming of resultaat uit overige werkzaamheden van (gewezen) werknemer worden gerekend – negatieve correcties van loon over voorafgaande kalenderjaar die plaatsvinden in kalenderjaar of daarna ¾ buiten aanmerking mag blijven – loon dat vóór voorafgaande kalenderjaar is genoten en waarover in voorafgaande kalenderjaar loonheffing is geheven (bijvoorbeeld door correctiebericht) – positieve correcties van loon over voorafgaande kalenderjaar die plaatsvinden in kalenderjaar of daarna – door werknemer in 2013 ineens opgenomen tegoed uit levensloopregeling (alleen als waarde van levensloopaanspraak op 31-12-2011 minimaal € 3000 bedraagt)

214

Kijk voor meer informatie over de Memo-serie van Wolters Kluwer op www.wolterskluwer.nl/memo


Loonbelasting

§ 3.21.2

¾ gewezen inhoudingsplichtige (of rechtsopvolger) pseudo-eindheffing

toch verschuldigd is, als inhoudingsplichtige op 31 maart van kalenderjaar geen inhoudingsplichtige van desbetreffende werknemer meer is. y

Fiscaal Memo Wet- & Regelgeving, § 3.26.3; Fiscaal Memo Arresten & Beleid 2015, § 3.7.4.

1. Art. 27a, 31, 32ab Wet LB 1964; art. 8.1, 8.5 Uitv.reg. LB 2011; art. 9.2 Wet IB 2001; art. 16 Wfsv; art. 42, 43 Zvw. 2. Art. 13a, 31, 31a, 32 Wet LB 1964; art. 10e-10ec Uitv.besl. LB 1965; art. 8.2, 8.4-8.4b Uitv. reg. LB 2011; art. 16 Wfsv; art. 42, 43 Zvw; art. 43a IW; paragraaf 4.2 Handboek Loonheffingen; vraag 11, 19, 20 besluit 23-8-2013, nr. DGB2013/70M; onderdeel 3.3, 3.6 besluit 17-12-2014, nr. BLKB2014/1894M; onderdeel 4, 8 besluit 20-3-2015, nr. BLKB2015/0188M. 3. Art. 31, 32, 39c Wet LB 1964 (oud); art. 82, 82a, 84 Uitv.reg. LB 2001 (oud); art. 16, 122k (oud) Wfsv; art. 42, 43 Zvw; besluit 23-8-2013, nr. DGB2013/70M; onderdeel 5.1 besluit 10-4-2014, nr. BLKB2014/0549M. 4. Art. 32ba-32bb, 32bc-32bd (oud), 38c, 39f Wet LB 1964; art. 10f (oud) Uitv.besl. LB 1965; onderdeel 6 besluit 10-4-2014, nr. BLKB2014/0549M.

Eindheffingstabellen1

3.21.2

¾ Jaarloon is (tot jaarloon herleide) loon over gehele vorige kalenderjaar. ¾ Voor eindheffingstabellen voor bijzondere groepen, zie § 3.21.4.

Tabel eindheffing vanaf 1-1-2015 a

jaarloon zonder loonheffingskorting

met loonheffingskorting

percentage eindheffing tabeltarief enkelvoudig tarief (gebruteerd)

tot AOW-leeftijd €000000 19 823 33 590

€000000 6 036 19 823 33 590

0 57,4 72,4 72,4

57 586

57 586

108,3

0 36,5 42 42 52

vanaf AOW-leeftijd/geboren op of na 1-1-1946 €000000 19 823 33 590

€000000 6 036 19 823 33 590

57 586

0 22,8 31,7 72,4 57 586

0 18,6 24,1 42

108,3

52

0 22,8 31,7 72,4 108,3

0 18,6 24,1 42 52

69 jaar en ouder/geboren voor 1-1-1946 €000000 19 823 33 858 57 586

€000000 6 036 19 823 33 858 57 586

a. Voor niet-genoemde bedragen naast vermelde lagere jaarloon nemen.

Kijk voor meer informatie over de Memo-serie van Wolters Kluwer op www.wolterskluwer.nl/memo

215


§ 3.21.2

Loonbelasting

Tabel eindheffing vanaf 1-1-2014 a

jaarloon zonder loonheffingskorting

met loonheffingskorting

percentage eindheffing tabeltarief enkelvoudig tarief (gebruteerd)

tot AOW-leeftijd €000000 19 646 33 364

€000000 5 802 19 646 33 364

0 56,8 72,4 72,4

56 532

56 532

108,3

0 36,25 42 42 52

vanaf AOW-leeftijd/geboren op of na 1-1-1946 €000000 19 646 33 364

€000000 5 802 19 646 33 364

0 22,4 31,7 72,4

56 532

56 532

108,3

52

0 22,4 31,7 72,4 108,3

0 18,35 24,1 42 52

0 18,35 24,1 42

68 jaar en ouder/geboren voor 1-1-1946 €000000 19 646 33 556 56 532

€000000 5 802 19 646 33 556 56 532

a. Voor niet-genoemde bedragen naast vermelde lagere jaarloon nemen.

216

Kijk voor meer informatie over de Memo-serie van Wolters Kluwer op www.wolterskluwer.nl/memo


Loonbelasting

§ 3.21.2

Tabel eindheffing vanaf 1-1-2013 a

jaarloon percentage eindheffing zonder met tabeltarief (gebruteerd) enkelvoudig tarief loonheffingskorting loonheffingskorting tot AOW-leeftijd €000000 19 646 33 364 55 992

€000000 5 409 19 646 33 364

0 58,7 72,4 72,4

0 37 42 42

55 992

108,3

52

vanaf AOW-leeftijd/geboren op of na 1-1-1946 €000000 19 646 33 364 55 992

€000000 5 409 19 646 33 364

0 23,6 31,7 72,4

55 992

108,3

52

0 23,6 31,7 72,4 108,3

0 19,1 24,1 42 52

0 19,1 24,1 42

67 jaar en ouder/geboren voor 1-1-1946 €000000 19 646 33 556 55 992

€000000 5 409 19 646 33 556 55 992

a. Voor niet-genoemde bedragen naast vermelde lagere jaarloon nemen.

Kijk voor meer informatie over de Memo-serie van Wolters Kluwer op www.wolterskluwer.nl/memo

217


§ 3.21.3

Loonbelasting

Tabel eindheffing vanaf 1-1-2012 a

jaarloon zonder loonheffingskorting

met loonheffingskorting

percentage eindheffing tabeltarief enkelvoudig tarief (gebruteerd)

jonger dan 65 jaar €000000 18 946 33 864

€000000 6 142 18 946 33 864

0 49,4 72,2 72,4

56 492

56 492

108,3

0 33,1 41,95 42 52

65 jaar en ouder/geboren op of na 1-1-1946 €000000 18 946 33 864

€000000 6 142 18 946 33 864

0 17,9 31,6 72,4

56 492

56 492

108,3

52

0 17,9 31,6 72,4 108,3

0 15,2 24,05 42 52

0 15,2 24,05 42

66 jaar en ouder/geboren voor 1-1-1946 €000000 6 142 18 946 34 056 56 492

€000000 18 946 34 056 56 492

a. Voor niet-genoemde bedragen naast vermelde lagere jaarloon nemen. 1. Art. 32a Wet LB 1964; Regeling loonbelasting- en premietabellen 1990. y

Fiscaal Memo App,

3.21.3

AOW-leeftijd.

Afwijkende percentages eindheffingstarief1

¾ Afwijkende percentages eindheffingstarief gelden voor werknemers ¾ uitsluitend premieplichtig ¾ uitsluitend belastingplichtig tegen 8,35% en 13,85% (2014: 5,1% en

10,85%; 2013: 5,85% en 10,85%; 2012: 1,95% en 10,8%).

218

Kijk voor meer informatie over de Memo-serie van Wolters Kluwer op www.wolterskluwer.nl/memo


Loonbelasting

§ 3.21.3

Afwijkende eindheffingspercentages vanaf 1-1-2015 tabeltarief a (gebruteerd)

te vervangen door indien werknemer uitsluitend premiebelastingplichtig plichtig

enkelvoudig a tarief

te vervangen door indien werknemer uitsluitend premiebelastingplichtig plichtig

36,5 b 42 42

28,15 28,15 0

tot AOW-leeftijd 57,4 72,4b 72,4 108,3

39,1 39,1 0

09,1 16

52

0

8,35 13,85

0

vanaf AOW-leeftijd/geboren voor, op of na 1-1-1946 22,8 31,7 72,4 108,3

11,4 11,4 0 0

9,1 16

18,6 24,1 42 52

10,25 10,25 0 0

8,35 13,85

a. Niet-vermelde percentages blijven ongewijzigd. b. Tot jaarloon € 33 590.

Afwijkende eindheffingspercentages vanaf 1-1-2014 tabeltarief a (gebruteerd)

te vervangen door indien werknemer uitsluitend premiebelastingplichtig plichtig

enkelvoudig a tarief

te vervangen door indien werknemer uitsluitend premiebelastingplichtig plichtig

45,2 45,2 0

36,25 b 42 42

31,15 31,15 0

tot AOW-leeftijd 56,8 72,4b 72,4 108,3

5,3 12,1

52

0

5,1 10,85

0

vanaf AOW-leeftijd/geboren voor, op of na 1-1-1946 22,4 31,7 72,4 108,3

15,2 15,2 0 0

5,3 12,1

18,35 24,1 42 52

13,25 13,25 0 0

5,1 10,85

a. Niet-vermelde percentages blijven ongewijzigd. b. Tot jaarloon € 33 364.

Kijk voor meer informatie over de Memo-serie van Wolters Kluwer op www.wolterskluwer.nl/memo

219


§ 3.21.3

Loonbelasting

Afwijkende eindheffingspercentages vanaf 1-1-2013 tabeltarief a (gebruteerd)

te vervangen door indien werknemer uitsluitend premiebelastingplichtig plichtig

enkelvoudig a tarief

te vervangen door indien werknemer uitsluitend premiebelastingplichtig plichtig

45,2 45,2 0

37 b 42 42

31,15 31,15 0

tot AOW-leeftijd 58,7 72,4b 72,4 108,3

6,2 12,1

52

0

5,85 10,85

0

vanaf AOW-leeftijd/geboren voor, op of na 1-1-1946 23,6 31,7 72,4 108,3

15,2 15,2 0 0

6,2 12,1

19,1 24,1 42 52

13,25 13,25 0 0

5,85 10,85

a. Niet-vermelde percentages blijven ongewijzigd. b. Tot jaarloon â‚Ź 33 364.

Afwijkende eindheffingspercentages vanaf 1-1-2012 tabeltarief a (gebruteerd)

te vervangen door indien werknemer uitsluitend premiebelastingplichtig plichtig

enkelvoudig a tarief

te vervangen door indien werknemer uitsluitend premiebelastingplichtig plichtig

49,4 72,2 72,4

45,2 45,2 0

33,1 41,95 42

31,15 31,15 0

108,3

0

jonger dan 65 jaar 1,9 12,1

52

1,95 10,8

0

65 jaar en ouder/geboren voor, op of na 1-1-1946 17,9 31,6 72,4 108,3

15,2 15,2 0 0

1,9 12,1

15,2 24,05 42 52

13,25 13,25 0 0

1,95 10,8

a. Niet-vermelde percentages blijven ongewijzigd. 1. Art. 32a Wet LB 1964; Regeling loonbelasting- en premietabellen 1990. y

Fiscaal Memo App,

220

AOW-leeftijd.

Kijk voor meer informatie over de Memo-serie van Wolters Kluwer op www.wolterskluwer.nl/memo


Loonbelasting 3.21.4

§ 3.22

Eindheffingstabellen voor bijzondere groepen1

Tabel eindheffing anonieme werknemers vanaf

1-1-2015 1-1-2014 1-1-2013 1-1-2012

percentage eindheffing tabeltarief (gebruteerd)

enkelvoudig tarief

108,3 108,3 108,3 108,3

52 52 52 52

Tabel eindheffing aannemers van werk/thuiswerkers/gelijkgestelden/ sekswerkers vanaf

percentage eindheffing tabeltarief (gebruteerd) zonder met loonheffings- loonheffingskorting korting

1-1-2015 ¾ tot AOW-leeftijd ¾ vanaf AOW-leeftijd 1-1-2014 ¾ tot AOW-leeftijd ¾ vanaf AOW-leeftijd 1-1-2013 ¾ tot AOW-leeftijd ¾ vanaf AOW-leeftijd 1-1-2012 ¾ jonger dan 65 jaar ¾ 65 jaar en ouder

enkelvoudig tarief zonder met loonheffings- loonheffingskorting korting

56,2

14,9

36

13

21,9

01

18

01

56,2

16,2

36

14

21,9

01

18

01

58,7

20,4

37

17

23,4

03

19

03

53,8 19

20,4 04,1

35 16

17 04

1. Art. 33 Wet LB 1964; Regeling loonbelasting- en premietabellen 1990. y

Fiscaal Memo App,

3.22

AOW-leeftijd.

Afdrachtverminderingen LB/PH1

¾ Af te dragen LB/PH kan worden verminderd (niet verder dan tot nul) met

hierna aangegeven afdrachtverminderingen. ¾ (T/m 2013) bij prestatieloon geldt in plaats van tijdsevenredige, in-

komensevenredige deeltijdfactor, d.i. verhouding tussen genoten loon en fiscaal minimumloon (zie tabel).

Kijk voor meer informatie over de Memo-serie van Wolters Kluwer op www.wolterskluwer.nl/memo

221


§ 3.22

Loonbelasting

Fiscaal minimumloon (t/m 2013) leeftijd werknemer

fiscaal minimumloon per jaar maand

week

dag

€ 17 633 14 988 12 784 10 845 9 258 8 024 6 965 6 084

€ 1469,42 1249,00 1065,34 903,75 771,50 668,67 580,42 507,00

€ 339,10 288,24 245,85 208,56 178,04 154,31 133,95 117,00

€ 67,82 57,65 49,17 41,72 35,61 30,87 26,79 23,40

5 290

440,84

101,74

20,35

€ 18 592 15 803 13 480 11 434 9 761 8 460 7 344 6 415 5 578

€ 1549,34 1316,92 1123,34 952,84 813,42 705,00 612,00 534,59 464,84

€ 357,54 303,91 259,24 219,89 187,72 162,70 141,24 123,37 107,27

€ 71,51 60,79 51,85 43,98 37,55 32,54 28,25 24,68 21,46

2013 23 en ouder 22 21 20 19 18 17 16 15 2012 23 en ouder 22 21 20 19 18 17 16 15

1. Art. 1, 3, 6 WVA (oud); art. 4-7 Uitv.reg. afdrachtvermindering (oud). y

Fiscaal Memo Wet- & Regelgeving, § 3.42.

222

Kijk voor meer informatie over de Memo-serie van Wolters Kluwer op www.wolterskluwer.nl/memo


Loonbelasting 3.22.1

§ 3.22.1

Afdrachtvermindering onderwijs (t/m 2013)1

Afdrachtvermindering onderwijs voor beroepspraktijkvorming van beroepsbegeleidende leerweg en duale leerweg (t/m 2013) a

jaar loon niet meer dan per jaar maand week

dag

afdrachtvermindering per werknemer per jaar maand week dag

2013 € 22 923 € 1910,25 € 440,83 € 88,17 € 2700 2012 € 24 170 € 2014,17 € 464,81 € 92,97 € 2753

€ 225,00 € 51,93 € 229,42 € 52,95

b

€ 10,39 € 10,59

a. Loongrens is niet van toepassing op werknemers van 25 jaar of ouder. b. Als werknemer vergelijkbare opleiding in EU/EER volgt wordt afdrachtvermindering over loontijdvakken tussen aanvraag en afgifte onderwijsverklaring DUO in 1 keer in aanmerking genomen in loontijdvak van afgifte onderwijsverklaring DUO of in daaropvolgende loontijdvak.

Afdrachtvermindering onderwijs voor onderzoekers en leerling vmbo (t/m 2013) jaar

2013 2012

afdrachtvermindering per werknemer per jaar maand week

dag

€ 2728 € 2781

€ 10,50 € 10,70

€ 227,34 € 231,75

€ 52,47 € 53,49

Afdrachtvermindering onderwijs voor werknemers zonder startkwalificatie (t/m 2013) jaar loon niet meer dan per jaar maand week 2013 2012

dag

afdrachtvermindering per werknemer per jaar maand week dag

€ 22 923 € 1910,25 € 440,83 € 88,17 € 3274 € 24 170 € 2014,17 € 464,81 € 92,97 € 3337

€ 272,84 € 278,09

€ 62,97 € 64,18

€ 12,60 € 12,84

Afdrachtvermindering onderwijs voor beroepspraktijkvorming van beroepsopleidende leerweg (t/m 2013) jaar

2013 2012

a

afdrachtvermindering per werknemer per jaar maand week

dag

€ 1297 € 1322

€ 4,99 € 5,09

€ 108,09 € 110,17

€ 24,95 € 25,43

a. Als werknemer vergelijkbare opleiding in EU/EER volgt wordt afdrachtvermindering over loontijdvakken tussen aanvraag en afgifte onderwijsverklaring DUO in 1 keer in aanmerking genomen in loontijdvak van afgifte onderwijsverklaring DUO of in daaropvolgende loontijdvak.

Kijk voor meer informatie over de Memo-serie van Wolters Kluwer op www.wolterskluwer.nl/memo

223


§ 3.22.1

Loonbelasting

Afdrachtvermindering onderwijs EVC-procedure (t/m 2013) jaar 2013 2012

afdrachtvermindering per werknemer per EVC-procedure per jaar

a

€ 327 € 334

a. Afdrachtvermindering wordt niet over loontijdvakken verdeeld, maar in 1 keer in aanmerking genomen in loontijdvak waarin werknemer met EVC-procedure begint of in daaropvolgende loontijdvak.

¾ Afdrachtvermindering onderwijs is per 1-1-2014 vervallen. ¾ (T/m 2013) afdrachtvermindering onderwijs – beroepspraktijkvorming

van beroepsbegeleidende leerweg ¾ geldt voor werknemer die beroepspraktijkvorming van beroeps-

begeleidende leerweg volgt mits – op basis van beroepspraktijkvormingsovereenkomst, te bewaren in administratie of bij kenniscentrum beroepsonderwijs bedrijfsleven (totdat overeenkomst is getekend mag worden volstaan met bewaren in administratie van verklaring regionaal opleidingscentrum) – als werkgever en leerbedrijf niet zelfde entiteit zijn: tussen werkgever en leerbedrijf overeenkomst is gesloten ¾ te bewaren in administratie van werkgever ¾ waarvoor nadere voorschriften gegeven zijn (verdeling afdrachtvermindering tussen partijen) – loon niet meer is dan toetsloon, met dien verstande dat loongrens niet van toepassing is op werknemer van 25 jaar of ouder. ¾ (T/m 2013) afdrachtvermindering onderwijs – onderzoekers ¾ geldt gedurende maximaal 48 maanden (eventueel verlengd naar rato van deeltijdfactor) voor werknemer die – assistent in opleiding of promovendus bij universiteit is – onderzoeker in opleiding bij onderzoekinstelling is – in dienst van privaatrechtelijke rechtspersoon of TNO is en promotieonderzoek onder begeleiding van universiteit verricht mits – loonkosten van werknemer door privaatrechtelijke rechtspersoon of TNO gefinancierd worden – op basis van overeenkomst ¾ te bewaren in administratie ¾ waarvoor nadere voorschriften gegeven zijn (openbaarheid onderzoeksgegevens; doorberekening bijkomende kosten). ¾ (T/m 2013) afdrachtvermindering onderwijs – duale leerweg ¾ geldt gedurende maximaal 24 maanden (eventueel verlengd naar rato van deeltijdfactor) voor werknemer die op aan hbo-opleiding aansluitend werk verricht mits – in het kader van initiële opleiding aan hogeschool (duale leerweg) – op basis van onderwijsarbeidsovereenkomst ¾ te bewaren in administratie

224

Kijk voor meer informatie over de Memo-serie van Wolters Kluwer op www.wolterskluwer.nl/memo


Loonbelasting

§ 3.22.1

waarvoor nadere voorschriften gegeven zijn (studiepunten, praktijkdeel opleiding, begeleiding werknemer, leerdoelen, beoordelingswijze, functie-inhoud, vergoeding, arbeidsvoorwaarden, ontbinding wegens onderwijskundige redenen) – werk verricht wordt in aangewezen bedrijfssector2 – werknemer niet ook is ingeschreven als voltijdsstudent – loon niet meer is dan toetsloon, met dien verstande dat loongrens niet van toepassing is op werknemer van 25 jaar of ouder. ¾ (T/m 2013) afdrachtvermindering onderwijs – werknemers zonder startkwalificatie ¾ geldt voor werknemer die – opleiding op Crebo-lijst volgt gericht op op startkwalificatieniveau brengen van personen mits – loon niet meer is dan toetsloon – werkgever verklaring van UWV bezit (aan te vragen binnen 4 maanden na indiensttreding en te bewaren in administratie) dat werknemer voor aanvang opleiding ¾ werkloze is, of ¾ door re-integratietraject bij gemeente/UWV voormalig werkloze is – werkgever na afloop van opleiding verklaring van onderwijsinstelling bezit (te bewaren in administratie) met daarin opgenomen: opleiding, kwalificatiecode, niveau, nummer onderwijslicentie en periode waarin persoon opleiding heeft gevolgd. ¾ (T/m 2013) afdrachtvermindering onderwijs – leerling vmbo ¾ geldt voor leerling die – bij leerbedrijf buitenschools praktijkgedeelte volgt van leer-werktraject in basisberoepsgerichte leerweg van vmbo mits – op basis van leer-werkovereenkomst (arbeidsovereenkomst is dus niet noodzakelijk; afdrachtvermindering hoeft niet gecorrigeerd te worden naar rato van arbeidsduur) ¾ gesloten tussen leerling, school, leerbedrijf en landelijk orgaan voor beroepsonderwijs ¾ te bewaren in administratie leerbedrijf (totdat overeenkomst is getekend mag worden volstaan met bewaren in administratie van verklaring school). ¾ (T/m 2013) afdrachtvermindering onderwijs – beroepspraktijkvorming van beroepsopleidende leerweg ¾ geldt voor leerling die – bij leerbedrijf gedurende ten minste 2 maanden beroepspraktijkvorming van beroepsopleidende leerweg op mbo-1- of mbo-2-niveau volgt mits – op basis van beroepspraktijkvormingsovereenkomst (arbeidsovereenkomst is dus niet noodzakelijk; leerling wordt aangemerkt als werknemer) ¾ gesloten tussen leerling, school en leerbedrijf, en ¾

Kijk voor meer informatie over de Memo-serie van Wolters Kluwer op www.wolterskluwer.nl/memo

225


§ 3.22.1

Loonbelasting

te bewaren in administratie leerbedrijf (totdat overeenkomst is getekend mag worden volstaan met bewaren in administratie van verklaring school). (T/m 2013) afdrachtvermindering onderwijs – EVC-procedure ¾ geldt voor werknemer die door Minister van OCW erkende EVC-procedure volgt, mits werkgever – kosten van EVC-procedure betaalt, en – afschrift van EVC-verklaring in administratie bewaart. (T/m 2013) afdrachtvermindering onderwijs voor beroepspraktijkvorming van beroepsbegeleidende of beroepsopleidende leerweg kan cumuleren met afdrachtvermindering onderwijs werknemers zonder startkwalificatie. (T/m 2013) afdrachtvermindering onderwijs voor beroepspraktijkvorming van beroepsbegeleidende leerweg, duale leerweg en beroepspraktijkvorming van beroepsopleidende leerweg ¾ geldt ook voor werknemer die vergelijkbare opleiding in EU/EER volgt – vanaf datum dat ¾ ingediende aanvraag onderwijsverklaring aan wettelijke eisen voldoet (deze datum wordt door DUO vermeld in onderwijsverklaring), en ¾ aan alle overige vereisten van afdrachtvermindering is voldaan mits – werkgever beschikking heeft over ¾ onderwijsverklaring van DUO - aan te vragen door inhoudingsplichtige bij DUO, via formulier ‘Toetsing buitenlandse opleiding’ (beslistermijn 8 weken) - waarin DUO oordeel geeft over gelijkwaardigheid van erkende buitenlandse opleiding met Nederlandse opleiding op mbo- of hbo-niveau - te bewaren in administratie ¾ (alleen bij beroepspraktijkvorming) tussen werkgever, opleidingsinstituut en werknemer gesloten onderwijsarbeidsovereenkomst/stageovereenkomst - te bewaren in administratie - waarvoor nadere voorschriften gegeven zijn (o.a. opleiding, - en einddatum, aantal praktijkuren, begeleiding, kwalificatie, beoordeling, ontbinding). (T/m 2013) voor toepassing afdrachtvermindering onderwijs (behalve voor leerlingen vmbo en EVC-procedure) ¾ wordt afdrachtvermindering naar rato van arbeidsduur (tijdsevenredige deeltijdfactor) berekend met wettelijke volledige arbeidsduur per week van 36 uur ¾ wordt voor werknemers zonder vaste arbeidsduur afdrachtvermindering bepaald op basis van werkelijke gewerkte uren. (T/m 2013) voor toepassing afdrachtvermindering onderwijs ¾ geldt als loonbegrip – fiscaal loon uit tegenwoordige dienstbetrekking (kolom 14 loonstaat) (ZW-uitkeringen en aanvullingen daarbij optellen) verminderd met ¾

¾

¾

¾

¾

¾

226

Kijk voor meer informatie over de Memo-serie van Wolters Kluwer op www.wolterskluwer.nl/memo


Loonbelasting

§ 3.22.3

– tantièmes, gratificaties en andere beloningen die doorgaans eenmalig/ 1× per jaar worden toegekend (vakantiegeld) – overwerkloon (wel bij uurloon/prestatieloon/deeltijdwerk) – vakantiebonnen – eindheffingsbestanddelen (zie § 3.21.1) – toeslag ploegendiensten of onregelmatige diensten ¾ wordt fictief loon a.b.-houder (zie § 3.5) geacht elke maand voor 1/12 deel te zijn genoten. ¾ (T/m 2013) loonadministratie moet per werknemer toegepast bedrag van afdrachtvermindering onderwijs bevatten. 1. Art. 5, 6, 13a-15 WVA (oud); art. 8, 11c-12b, 12cc Uitv.reg. afdrachtvermindering (oud); Uitv.reg. scholing voormalig werklozen (oud); Uitv.reg. afdrachtvermindering onderwijs (oud). 2. Art. 11c Uitv.reg. afdrachtvermindering (oud). y

Fiscaal Memo Wet- & Regelgeving 2013, § 3.42.

Afdrachtvermindering zeevaart1

3.22.2

¾ Afdrachtvermindering ¾ geldt voor zeevarenden op zeeschip dat geregistreerd is in Nederland

en Nederlandse vlag voert ¾ bedraagt percentage van loon uit tegenwoordige dienstbetrekking

exclusief eindheffingsloon ¾ wordt niet toegepast op loon waarover S&O-afdrachtvermindering is

toegepast. Afdrachtvermindering zeevaart zeevarende

2015

in Nederland of lidstaat EU/EER woonachtig 40% niet in Nederland of lidstaat EU/EER woonachtig en LB-onderworpen of premieplichtig 10%

2014

2013

2012

40%

40%

40%

10%

10%

10%

1. Art. 1, 4, 5, 17-20 WVA; art. 16 Uitv.reg. afdrachtvermindering. y

Fiscaal Memo Wet- & Regelgeving, § 3.43.

3.22.3

Afdrachtvermindering speur- en ontwikkelingswerk1

¾ Afdrachtvermindering ¾ geldt voor S&O-inhoudingsplichtige die beschikt over S&O-verklaring

over periode waarin aangiftetijdvak eindigt ¾ bedraagt maximaal in S&O-verklaring vastgestelde totaalbedrag, welk

totaalbedrag per aangiftetijdvak maximaal naar rato van aantal in periode resterende aangiftetijdvakken in aanmerking komt – (vanaf 2014) eventueel uiteindelijk te weinig benutte afdrachtvermindering kan in latere aangiftetijdvakken van zelfde kalenderjaar of

Kijk voor meer informatie over de Memo-serie van Wolters Kluwer op www.wolterskluwer.nl/memo

227


§ 3.22.3

Loonbelasting

via correctiebericht alsnog in eerdere aangiftetijdvakken van zelfde kalenderjaar worden verrekend – (t/m 2013) eventueel uiteindelijk te weinig benutte afdrachtvermindering kan via correctiebericht alsnog in eerdere aangiftetijdvakken van zelfde kalenderjaar worden verrekend ¾ is afhankelijk van aantal S&O-uren in periode en gemiddeld S&Ouurloon (zie tabel S&O-afdrachtvermindering). ¾ S&O-inhoudingsplichtige ¾ is inhoudingsplichtige die – tevens onderneming drijft, of – (t/m 2014) niet tevens onderneming drijft, voor zover hij S&O verricht krachtens schriftelijk vastgelegde overeenkomst met en voor rekening van (samenwerkingsverband van) andere onderneming/publiekrechtelijk lichaam (contractonderzoek) ¾ kan S&O-verklaring aanvragen – voor aaneengesloten periode van minimaal 3 en maximaal 12 (t/m 2013: 6) kalendermaanden binnen 1 kalenderjaar, en – voor maximaal 3 perioden per kalenderjaar ¾ (t/m 2013) kan S&O-verklaring aanvragen voor periode van 1 kalenderjaar, indien – S&O-inhoudingsplichtige over S&O-afdeling beschikt, en – aan (fiscale eenheid van) S&O-inhoudingsplichtige in voorafgaande kalenderjaar S&O-verklaring is verstrekt. ¾ S&O-referentiejaar is tweede kalenderjaar voorafgaand aan kalenderjaar waarop S&O-afdrachtvermindering betrekking heeft. ¾ S&O-verklaring ¾ moet ten minste 1 kalendermaand voorafgaand aan periode bij RVO (t/m 2013: Agentschap NL) zijn aangevraagd met daartoe vastgesteld aanvraagformulier WBSO-RDA (niet per fax), waarbij indien S&O is verricht in S&O-referentiejaar, S&O-inhoudingsplichtige via website van RVO (t/m 2013: Agentschap NL) BSN moet opgeven van werknemers die S&O hebben verricht ¾ kan over dezelfde kalendermaand niet meerdere keren worden afgegeven ¾ wordt afgegeven door RVO (t/m 2013: Agentschap NL) te Zwolle namens Minister van Economische Zaken ¾ bevat navolgende gegevens – omschrijving van S&O – periode waarvoor S&O-verklaring wordt verstrekt – verwachte aantal S&O-uren dat werknemers van S&O-inhoudingsplichtige in periode zullen besteden – (berekening van) bedrag van S&O-afdrachtvermindering.

228

Kijk voor meer informatie over de Memo-serie van Wolters Kluwer op www.wolterskluwer.nl/memo


Loonbelasting

§ 3.22.3

S&O-afdrachtvermindering jaar

2015 2014 2013 2012 a. b. c. d. e.

a,b

S&O-grens (per S&O-afdrachtvermindering c kalenderjaar) t/m S&O-grens boven S&O-grens € € € €

250 000 250 000 200 000 110 000

e

35% e 35% e 38% e 42%

14% 14% 14% 14%

maximale S&Od afdrachtvermindering € € € €

14 14 14 14

mln mln mln mln

S&O-grondslag = verwachte S&O-uren × gemiddeld S&O-uurloon. S&O-afdrachtvermindering = S&O-grondslag × S&O-percentage. Hoge S&O-percentage kan per kalenderjaar 1× worden toegepast. Per kalenderjaar per S&O-inhoudingsplichtige/fiscale eenheid. 50% (2014/2013: 50%; 2012: 60%) indien S&O-inhoudingsplichtige in 5 voorafgaande kalenderjaren ¾ ten minste 1 jaar geen inhoudingsplichtige was (starter), en ¾ voor maximaal 2 jaar S&O-verklaring heeft verkregen; met overdracht van (gedeelte van) onderneming waarbinnen S&O wordt verricht door verbonden vennootschap of houder a.b. wordt rekening gehouden.

¾ S&O-uurloon is loon over S&O-uren inclusief ¾ tantièmes, gratificaties en andere beloningen die doorgaans eenmalig/

1× per jaar worden toegekend (vakantiegeld) overwerkloon vakantiebonnen loon uit vroegere dienstbetrekking eindheffingsbestanddelen (zie § 3.21.1). ¾ Gemiddeld S&O-uurloon is ¾ in S&O-referentiejaar gemiddeld betaald S&O-uurloon waarvoor S&Overklaring is verstrekt (afronden naar boven op hele euro’s (t/m 2012: naar boven op € 5) (bij berekening van gemiddeld betaald S&O-uurloon moeten S&O-uren worden vermenigvuldigd met 0,85; berekening wordt gebaseerd op gegevens per 1 april van voorafgaande kalenderjaar uit polisadministratie van UWV, tenzij dit leidt tot evident onjuiste uitkomst) ¾ € 29 indien in S&O-referentiejaar geen S&O is verricht waarvoor over S&O-verklaring wordt beschikt. ¾ S&O-inhoudingsplichtige aan wie S&O-verklaring is afgegeven ¾ moet S&O-administratie bijhouden, volgens nader gegeven regels ¾ moet binnen 3 kalendermaanden na afloop van kalenderjaar (of indien dat later is, 3 kalendermaanden na afgifte laatste S&O-verklaring van kalenderjaar of, bij eerdere beëindiging inhoudingsplicht, binnen 1 maand na die beëindiging) aan RVO (t/m 2013: Agentschap NL) werkelijk aantal S&O-uren over periode via website meedelen, indien – (vanaf 2013) werkelijk aantal S&O-uren minder is dan of minimaal gelijk is aan verwachte aantal S&O-uren – (t/m 2012) werkelijk aantal S&O-uren minder is dan 90% van verwachte aantal S&O-uren, of – (t/m 2012) werkelijke S&O-grondslag ten minste € 10 000 × aantal kalendermaanden van S&O-verklaring lager is dan verwachte S&Ogrondslag ¾ ¾ ¾ ¾

Kijk voor meer informatie over de Memo-serie van Wolters Kluwer op www.wolterskluwer.nl/memo

229


ยง 3.22.3

Loonbelasting

in welk geval RVO (t/m 2013: Agentschap NL) correctie-S&O-verklaring ter hoogte van niet gerealiseerde S&O-uren afgeeft, voor alle op kalenderjaar betrekking hebbende S&O-verklaringen gezamenlijk, gespecificeerd per S&O-verklaring. 1. Art. 1, 21-29 WVA; Uitv.reg. S&O-afdrachtvermindering 2006. y

Fiscaal Memo Wet- & Regelgeving, ยง 3.44; Fiscaal Memo App, S&O.

4-5.

230

Afdrachtvermindering

Gereserveerd

Kijk voor meer informatie over de Memo-serie van Wolters Kluwer op www.wolterskluwer.nl/memo


6.

Vennootschapsbelasting

6.1

Tarieven vennootschapsbelasting1

Tarief VPB (algemeen tarief) 2015-2012

1e schijf 2e schijf

belastbaar bedrag

% van heffing

belasting

€ 200 000 meerdere boven € 200 000

20,0% 25,0%

€ 40 000

¾ Tarief fiscale beleggingsinstelling (voor zover niet vrijgesteld): 0%. ¾ Verhoging van verschuldigde VPB wegens ¾ ongedaan maken van herkapitalisatie: 50% van kapitaalsverkleining ¾ niet voldoen aan bepalingen pensioen/VUT in eigen beheer: 52% van

waarde aanspraken ¾ niet voldoen aan bepalingen periodieke uitkeringen ter vervanging

gederfd of te derven loon (stamrechtvrijstelling) in eigen beheer: 52% van waarde aanspraken ¾ niet langer voldoen aan gestelde voorwaarden door – groene fondsen – (t/m 2012) sociaal-ethische fondsen – (t/m 2012) durfkapitaalfondsen – (t/m 2012) cultuurfondsen 0,2% × aantal maanden tussen niet langer voldoen aan voorwaarden en intrekking aanwijzing × vermogenswaarde in economisch verkeer op tijdstip van niet langer voldoen aan voorwaarden. ¾ Door groenfonds (t/m 2012: groenfonds/sociaal-ethisch fonds/durfkapitaalfonds/cultuurfonds) verschuldigde lumpsumheffing tijdens ingroeiperiode bedraagt 0,2% per maand van niet naar fondsbestemming aangewende vermogen (incl. 30% marge). ¾ Deelnemingsverrekening beleggingsdeelnemingen: 5% van gezamenlijke gebruteerde voordelen (maximaal regulier verschuldigde belasting over netto gebruteerde deelnemingsvoordelen). ¾ Verrekening bij buitenlandse ondernemingswinsten: 5% van gezamenlijke bedrag aan winst uit buitenlandse onderneming waarop objectvrijstelling voor buitenlandse ondernemingswinsten niet van toepassing is (maximaal regulier verschuldigde belasting over gezamenlijke winst uit buitenlandse onderneming). 1. Art. 22-23d, 28, 31, 34, 34b Wet VPB 1969; art. 9 Besluit beleggingsinstellingen. y

Fiscaal Memo Wet- & Regelgeving, § 6.45-6.50, 6.57.5; Fiscaal Memo App, Vennootschapsbelasting.

Kijk voor meer informatie over de Memo-serie van Wolters Kluwer op www.wolterskluwer.nl/memo

231


§ 6.2

Vennootschapsbelasting Diverse cijfers vennootschapsbelasting1

6.2

Diverse cijfers vennootschapsbelasting cijfers

2015

subjectieve vrijstellingen € ¾ maximumwinst per jaar ¾ maximumwinst per 5 jaar vrijstelling verenigingen/stichtingen e.d. ¾ maximumwinst per jaar

¾ maximumwinst per 5 jaar aftrekbeperking gemengde kosten ¾ van belastbaar loon ¾ minimumforfait ¾ optioneel: van kosten rente publiekrechtelijke rechtspersoon verlengstukwinst loongrens stock appreciation rights (t/m 2012) grens thin-capitalisation commissarisbeloning ¾ minimum ¾ maximum innovatiebox ¾ factor ¾ (vanaf 2013) forfait – percentage

2014

7 500 € 37 500

2013

7 500 37 500

2012

7 500 € 37 500

7 500 37 500

15 000

15 000

15 000

15 000

75 000

75 000

75 000

75 000

0,4% 4 500

0,4% 4 400

0,4% 4 400

0,4% 4 400

26,5% 3,5% 2 269 556 000 –

26,5% 4% 2 269 552 000 –

26,5% 4% 2 269 542 000 –

26,5% 4% 2 269 531 000 500 000

1 815

1 815

1 815

1 815

9 076

9 076

9 076

9 076

5/25

5/25

5/25

5/25

25%

25%

25%

– maximum buitenlandse beleggingsdeelneming/ buitenlandse beleggingsonderneming ¾ brutering voordelen deelnemingsverrekening

25 000

25 000

25 000

100/95

100/95

100/95

100/95

¾ factor verlaging winst bij negatieve winst (vanaf 2013) renteaftrekbeperking deelnemingsrente ¾ franchise renteaftrekbeperking overnameschulden ¾ franchise ¾ overnameschulden in % van verkrijgingsprijs – in overnamejaar – jaarlijkse afbouw

5/25

5/25

5/25

5/25

750 000

750 000

750 000

1 000 000

1 000 000

60% 5%

60% 5%

60% 5%

60% 5%

25%

25%

25%

25%

– ondergrens

232

1 000 000 1 000 000

Kijk voor meer informatie over de Memo-serie van Wolters Kluwer op www.wolterskluwer.nl/memo


Vennootschapsbelasting cijfers giftenaftrek ¾ maximum – als percentage van winst – bedrag ¾ giften aan culturele instellingen – verhoging giften met multiplier – maximum verhoging verliesverrekening (aantal jaren) ¾ achterwaarts (carry back) ¾ voorwaarts (carry forward)

§ 6.2 2015

2014

50% 100 000

2013

50% 100 000

2012

50% 100 000

50% 100 000

50%

50%

50%

50%

2500

2500

2500

2500

1 9

1 9

1 9

1 9

1. Art. 5, 6, 8, 9, 10, 10d (oud), 11, 12b, 13aa, 13l, 15ad, 15h, 16, 20 Wet VPB 1969; art. 5-7, 7aa Uitv.besl. VPB 1971; art. 2 Uitv.besch. VPB 1971. y

Fiscaal Memo Wet- & Regelgeving, § 6.3, 6.6, 6.11, 6.12, 6.15, 6.23, 6.26, 6.35.4, 6.41.2, Giften VPB. 6.44; Fiscaal Memo App,

Kijk voor meer informatie over de Memo-serie van Wolters Kluwer op www.wolterskluwer.nl/memo

233


7.

Dividendbelasting

7.1

Tarieven dividendbelasting1

Heffingspercentages dividendbelasting tarief belasting voor rekening gerechtigde belasting voor rekening inhoudingsplichtige dooruitdeling deelnemingsdividend

2015

2014

2013

2012

15%

15%

15%

15%

(100/85) × 15% (100/85) × 15% (100/85) × 15% (100/85) × 15% 3%

3%

3%

3%

1. Art. 5, 6, 11 Wet DB 1965. y

Fiscaal Memo Wet- & Regelgeving, § 7.4, 7.6.

Inflatiebijstelling1

7.2

Inflatiebijstelling uitgekeerd dividend per

tabelcorrectiefactor

1-1-2015 1-1-2014 1-1-2013 1-1-2012 1-1-2011 1-1-2010 1-1-2009 1-1-2008 1-1-2007 1-1-2006 1-1-2005

1,009 1,017 1,022 1,017 1,006 1,019 1,017 1,015 1,016 1,009 1,014

1. Art. 4c Wet DB 1965; art. 1aa Uitv.besch. DB 1965. y

Fiscaal Memo Wet- & Regelgeving, § 7.3.

8-10.

234

Gereserveerd

Kijk voor meer informatie over de Memo-serie van Wolters Kluwer op www.wolterskluwer.nl/memo


11.

Omzetbelasting

11.1

Tarieven omzetbelasting1

Heffingspercentages omzetbelasting tarief

2015

2014

2013

2012 vanaf 1-10

vanaf 1-1

algemeen tarief

¾ exclusief ¾ inclusief verlaagd tarief (tabel I)

21

21

21

21

19

17,36

17,36

17,36

17,36

15,97

¾ exclusief ¾ inclusief nul-tarief (tabel II) vrijstelling (art. 11 Wet)

6 5,66 0 –

6 5,66 0 –

6 5,66 0 –

6 5,66 0 –

6 5,66 0 –

5,71 5,4

5,71 5,4

5,71 5,4

5,71 5,4

5,37 5,1

landbouwforfait

¾ exclusief ¾ inclusief minerale olie tuinbouw

15

15

15

15

13

1. Art. 9, 17d, 20, 27 Wet OB 1968; art. 34b Uitv.besch. OB 1968. y

Fiscaal Memo Wet- & Regelgeving, § 11.6, 11.7, 11.14; Fiscaal Memo App, Omzetbelasting.

11.2

Diverse cijfers omzetbelasting1

Diverse percentages omzetbelasting tarief

2015 a

correctie privégebruik auto b gebruik en onderhoud auto personeelskantines sportkantines

2,7 1,5 6 11,5

2014 2,7 1,5 6 11,5

2013 2,7 1,5 6 11,5

2012 2,7 1,5 6 11

a. Privégebruik wordt als fictieve dienst belast naar werkelijk privégebruik (incl. woonwerkverkeer) van auto, hetgeen ook forfaitair met 2,7% (vanaf 6e gebruiksjaar: 1,5%) van catalogusprijs (incl. OB/BPM) mag worden berekend; forfait mag 1 × per jaar in laatste aangiftetijdvak op aangifte worden voldaan; auto(verhuur)bedrijf mag gemiddelde catalogusprijs hanteren; forfait tijdsgelang nemen naar aantal dagen dat auto voor privédoeleinden ter beschikking staat.

Kijk voor meer informatie over de Memo-serie van Wolters Kluwer op www.wolterskluwer.nl/memo

235


§ 11.2

Omzetbelasting

b. Indien geen vooraftrek over aanschaf auto heeft plaatsgevonden en geen administratie van privégebruik is bijgehouden; 100% vooraftrek van betaalde OB op gebruik en onderhoud en 1,5% van catalogusprijs incl. OB/BPM in laatste aangiftetijdvak op aangifte voldoen.

Diverse bedragen omzetbelasting bedrag

2015

2014

2013

2012

drempelbedragen

¾ verwervingen ¾ afstandsverkopen maatschappelijk gebonden eigendom woning watersportorganisatie vrijstelling fondswerving

10 000

10 000

10 000

10 000

100 000 240 000

100 000 240 000

100 000 240 000

100 000 240 000

4 538

4 538

4 538

4 538 68 067

¾ leveringen

68 067

68 067

68 067

¾ diensten sportverenigingen ¾ diensten andere instellingen a kantineregeling (vanaf 1-6-2012) verlegging mobiele telefoons, geïntegreerdeschakelingen en (vanaf 1-4-2013) spelcomputers, tablet pc’s, laptops uitsluiting aftrek OB

50 000

50 000

31 765

31 765

22 689 68 067 10 000

22 689 68 067 10 000

22 689 68 067 10 000

22 689 68 067 10 000

¾ woonwerkfiets (incl. OB) ¾ drempel beleggingsgoud verzoek teruggaaf buitenlandse ondernemer

749

749

749

749

227 10 000

227 10 000

227 10 000

227 10 000

¾ drempel algemeen ¾ drempel kalenderjaar inkoopverklaring margeregeling reizigersvrijstelling (geen tabak/alcohol/brandstof)

400

400

400

400

50

50

50

50

500

500

500

500

¾ particuliere plezierlucht- of zeevaart ¾ overige reizigers uitvoer door particulieren omzetgrens opgaaf ICP per kwartaal

300

300

300

300

430 50

430 50

430 50

430 50

100 000

100 000

100 000

100 000

a. Muziekvereniging, speeltuinvereniging, instelling voor jeugdwerk, bejaardensociëteit, hobbyclub, buurtvereniging, dorpshuis, wijkcentrum, basisschool, school voor lager en middelbaar beroepsonderwijs, school voor algemeen voortgezet en voorbereidend wetenschappelijk onderwijs en (t/m 2013) sportvereniging.

236

Kijk voor meer informatie over de Memo-serie van Wolters Kluwer op www.wolterskluwer.nl/memo


Omzetbelasting

§ 11.3

Forfaitaire bedragen verschuldigde OB op zonnepanelena (vanaf 1-4-2013) opwekvermogen in Wattpiek per jaar

forfaitair verschuldigde OBb bij

van

t/m

niet-geïntegreerde zonnepanelen

geïntegreerde zonnepanelenc

– 1001 2001 3001

1000 2000 3000 4000

4001

5000

20 40 60 80 100

5 10 20 30 40

a. Geïntegreerde zonnepanelen hebben zowel functie van dakbedekking als stroomopwekking; niet-geïntegreerde zonnepanelen hebben alleen functie van stroomopwekking. b. Bij gebruikmaking van forfait mag voor geleverde stroom geen OB aan energiebedrijf in rekening worden gebracht. c. Op niet-geïntegreerde zonnepanelen kan 100% en op geïntegreerde zonnepanelen kan 33,3% van bij aanschaf en installatie in rekening gebrachte OB als voorbelasting worden afgetrokken. 1. Art. 1a, 4, 5a, 8, 11, eerste lid, onderdeel v, 12, 21b, 28n, 31, 32a, 37a Wet OB 1968; Besluit uitsluiting aftrek OB 1968; art. 4a, 23a, 24ba, 33b Uitv.besch. OB 1968; besluit 13-6-2007, nr. CPP2007/1078M; onderdeel 2.1 besluit 16-3-2011, nr. BLKB2011/445; besluit 25-5-2012, nr. BLKB2012/226M (oud); besluit 11-7-2012, nr. BLKB2012/639M; onderdeel 2, 4 besluit 20-12-2012, nr. BLKB2012/1982M (oud); onderdeel 2, 4 besluit 18-12-2013, nr. BLKB2013/2001M. y

Fiscaal Memo Wet- & Regelgeving, § 11.2, 11.4, 11.6, 11.7, 11.9, 11.12, 11.15, 11.18, 11.19; Fiscaal Memo 3 2008, § 11.14; Fiscaal Memo Arresten & Beleid 2012, § 13.3; Fiscaal Memo Arresten & Beleid 2013, § 11.16, 11.25.2; Fiscaal Memo Arresten & Beleid 2014, § 11.22.1; Fiscaal Memo Arresten & Beleid 2015, § 11.20; Fiscaal Memo App, Omzetbelasting.

Kleine-ondernemersregeling1

11.3

Kleine-ondernemersregeling 2015-2012 verschuldigde OB per jaar van

reductie per jaar

t/m

voorlopige verminderinga per kwartaal

)

€ 1345

€ 1346

1475

1476

1611

2,5 × (€ 1883 minus

1612

1747

verschuldigde OB)

1748

1883

1884

verschuldigde OB

maand

verschuldigde OB € 250

€ 83

159

53

68

23

a. Maximaal

Kijk voor meer informatie over de Memo-serie van Wolters Kluwer op www.wolterskluwer.nl/memo

237


§ 11.4

Omzetbelasting

¾ Voor toepassing kleine-ondernemersregeling geldt ¾ verschuldigde OB = ná aftrek voorbelasting maar voor toepassing van

voorlopige vermindering of reductie ¾ voorlopige vermindering kan niet leiden tot teruggaaf over enig tijdvak ¾ voldaan moet worden aan terzake geldende administratieve ver-

plichtingen, tenzij ontheffing wordt verleend. 1. Art. 25 Wet OB 1968; art. 24 Uitv.besch. OB 1968; besluit 26-3-2013, nr. BLKB2013/400M. y

Fiscaal Memo Wet- & Regelgeving, § 11.13; Fiscaal Memo Arresten & Beleid 2014, Omzetbelasting. § 11.35; Fiscaal Memo App,

11.4

Factuurgegevens1

Verplichte vermeldingen op factuura factuurgegevens

b,c

datum uitreiking opeenvolgend factuurnummer, met 1 of meer reeksen, ter eenduidige identificatie van factuur naam, adres en btw-identificatienummer ondernemer naam, adres afnemer btw-identificatienummer afnemer indien OB van afnemer wordt geheven of bij intracommunautaire levering naam, adres en btw-identificatienummer fiscaal vertegenwoordiger, indien OB door hem wordt voldaan hoeveelheid en aard geleverde goederen/omvang en aard verrichte diensten datum levering/dienst of datum vooruitbetaling mits vast te stellen en afwijkend van datum uitreiking factuur vergoeding per tarief (normaal/verlaagd/nihil/vrijgesteld), eenheidsprijs exclusief OB, d,e eventuele niet in eenheidsprijs begrepen vooruitbetalings- en andere kortingen e toegepast tarief e te betalen OB in euro’s (vanaf 2013) voor zover van toepassing, aanduiding van vrijstelling, intracommunautaire levering of vermelding ‘factuur uitgereikt door afnemer’, ‘btw verlegd’, ‘bijzondere regeling reisbureaus’, ‘bijzondere regeling – gebruikte goederen’, ‘bijzondere regeling – kunstvoorwerpen’, ‘bijzondere regeling – voorwerpen voor verzamelingen of antiquiteiten’ (t/m 2012) enige aanduiding van eventuele vrijstelling, intracommunautaire levering, verleggingsregeling, margeregeling of (vanaf 1-4-2012) reisbureauregeling benodigde gegevens om te bepalen of sprake is van nieuw vervoermiddel (bij intracommunautaire levering) a. Voor bepaalde gevallen geldt ontheffing of vereenvoudiging van bepaalde vermeldingen (openbaar vervoer, taxivervoer, spijzen- en drankenverstrekking in horeca, benzinebonnen, bonnen met verzamelfactuur, inruiltransacties, groothandelsbedrijven, acceptgirokaarten en automatische incasso). b. Bedragen mogen in elke munteenheid voorkomen, mits te betalen OB in euro’s is uitgedrukt. c. Inspecteur kan uit controle-oogpunt Nederlandse vertaling van factuur eisen ¾ inzake in Nederland verrichte prestaties, of ¾ indien ontvangen door in Nederland gevestigde ondernemer.

238

Kijk voor meer informatie over de Memo-serie van Wolters Kluwer op www.wolterskluwer.nl/memo


Omzetbelasting

§ 11.4

d. Vergoeding moet incl. OB worden vermeld zonder aparte vermelding van OB bij margeregeling of (vanaf 1-4-2012) reisbureauregeling. e. (Vanaf 2013) bij grensoverschrijdende afstandsverkopen mag volstaan worden met vermelding van hoeveelheid, omvang, aard van goederen/diensten en vergoeding daarvoor.

Verplichte vermelding op vereenvoudigde factuura,b (vanaf 2013) factuurgegevens

c

datum uitreiking identiteit van ondernemer die goederenlevering of dienst verricht aard van geleverde goederen of verrichte diensten te betalen OB in euro’s of gegevens waarmee OB kan worden uitgerekend a. Vereenvoudigde factuur mag worden uitgereikt als ¾ factuurbedrag maximaal € 100 bedraagt, of ¾ uitgereikte factuur is aan te merken als document/bericht dat wijzigingen aanbrengt in, en specifiek en ondubbelzinnig verwijst naar oorspronkelijke factuur; in vereenvoudigde factuur moet ondubbelzinnig naar oorspronkelijke factuur worden verwezen met specifieke vermelding van aangebrachte wijzigingen. b. Vereenvoudigde factuur mag niet worden uitgereikt ¾ bij grensoverschrijdende afstandsverkopen, of ¾ bij intracommunautaire leveringen tegen nultarief, of ¾ als presterende ondernemer niet in lidstaat is gevestigd waar prestatie wordt verricht, of ¾ als vaste inrichting in lidstaat waar prestatie wordt verricht niet betrokken is bij verrichten van prestatie en OB-schuld is verlegd naar afnemer. c. Bedragen mogen in elke munteenheid voorkomen, mits te betalen OB in euro’s is uitgedrukt.

¾ Factuur moet worden uitgereikt ¾ uiterlijk (t/m 2012: voor) 15e dag na maand van levering/dienst ¾ bij vooruitbetaling: vóór tijdstip opeisbaar worden van vooruitbetaling

hetgeen op 2 wijzen kan geschieden ¾ op papier ¾ elektronisch, mits afnemer elektronische uitreiking aanvaardt. 1. Art. 28h, 28zf, 34d, 34g, 35a, 35b Wet OB 1968; art. 33 Uitv.besch. OB 1968; onderdeel 3.3.6 besluit 6-12-2014, nr. BLKB2014/704M. y

Fiscaal Memo Wet- & Regelgeving, § 11.19.

Kijk voor meer informatie over de Memo-serie van Wolters Kluwer op www.wolterskluwer.nl/memo

239


12.

Successiewet

12.1

Vrijstelling erfbelasting1

Vrijstelling erfbelasting verkrijger

2015

partner € 633 014 ¾ vrijstelling ¾ minimumvrijstelling na korting a 163 530 met onbelaste aanspraken kind b 60 138 ¾ ziek/gehandicapt 20 047 ¾ overig kleinkind 20 047 ouders 47 477 overige verkrijgers 2 111

2014

2013

2012

€ 627 367

€ 616 880

€ 603 600

162 071

159 361

155 930

59 601 19 868 19 868 47 053 2 092

58 604 19 535 19 535 46 266 2 057

57 342 19 114 19 114 45 270 2 012

a. Aanspraken op pensioen, lijfrente en periodieke uitkeringen bij overlijden komen voor 50% op basisvrijstelling in mindering. b. Kind werd grotendeels op kosten van overledene onderhouden en is door ziekte of gebreken vermoedelijk eerstkomende 3 jaar niet in staat 50% van normaal inkomen uit arbeid te verwerven. 1. Art. 32 SW 1956. y

Fiscaal Memo Wet- & Regelgeving, § 12.9; Juridisch Memo, § 5.2-5.3; Fiscaal Memo App, Erfbelasting.

240

Kijk voor meer informatie over de Memo-serie van Wolters Kluwer op www.wolterskluwer.nl/memo


Successiewet 12.2

§ 12.2 1

Vrijstelling schenkbelasting

Vrijstelling schenkbelasting verkrijger

2015

2014

2013 2012 vanaf 1-10 vanaf 1-1

door kind van ouders € 5 277 ¾ algemene vrijstelling ¾ (vanaf 1-10-2013 t/m 31-12-2014) a,b,c,d – voor eigen woning

5 229 €

5 141 € 5 141

€ 5 030

100 000

100 000

25 096

24 676

24 676

24 144

52 281 27 187

51 407 26 732

51 407 26 732

50 300 26 156

2 111

2 092

2 057

2 057

2 012

100 000

100 000

door kind van 18 t/m 39 jaar van oudersa,e,f 25 322 ¾ algemene vrijstelling b,c ¾ voor eigen woning /kostbare 52 752 studie of opleidingg b,c,h 27 432 ¾ voor eigen woning overige verkrijgers ¾ algemene vrijstelling ¾ (vanaf 1-10-2013 t/m 31-12-2014) voor eigen woninga,b,c

a. Eenmalig, op verzoek in aangifte; op tijdelijk verhoogde vrijstelling is 180-dagenregeling niet van toepassing. b. Onder ‘voor eigen woning’ wordt verstaan schenking eigen woning en schenking bedrag voor ¾ verwerving eigen woning ¾ verwerving leegstaande of in aanbouw zijnde woning die (aannemelijk te maken door bel.pl.) uitsluitend bestemd is om in kalenderjaar of in 1 van 3 volgende jaren als eigen woning aan bel.pl. ter beschikking te staan ¾ verbetering of onderhoud van (toekomstige) eigen woning, in jaar van schenking of in 2 daaropvolgende kalenderjaren ¾ afkoop van recht van erfpacht/opstal/beklemming van (toekomstige) eigen woning ¾ aflossing eigenwoningschuld ¾ (vanaf 29-10-2012) aflossing (deel van) restschuld vervreemde eigen woning (zie § 1.41.6) (voor tijdelijk verhoogde vrijstelling komt ook restschuld van voor 29-10-2012 in aanmerking). c. Schenking moet zijn gedaan onder opschortende/ontbindende voorwaarde dat begunstigde schenking voor eigen woning besteedt; op verzoek moet schriftelijk worden aangetoond dat schenking daadwerkelijk door schenker is betaald en door begunstigde voor eigen woning is aangewend; tijdelijk verhoogde vrijstelling geldt ook als deel van in 2014 geschonken bedrag voor in aanbouw zijnde woning pas in 2015 wordt besteed, mits minimaal 10% van schenking al in 2014 daaraan is besteed en op 31-12-2014 bouwgrond (of recht van erfpacht/opstal of appartementsrecht) bij notariële akte is geleverd. d. (Vanaf 1-10-2013 t/m 31-12-2014) als kind al eerder verhoogde vrijstelling voor kind van 18 t/m 39 jaar heeft toegepast, komt deze reeds toegepaste verhoogde vrijstelling in mindering op vrijgesteld bedrag. e. Eenmalig verhoogde vrijstelling kan ook worden toegepast als kind aan wie geschonken is, zelf niet aan leeftijdsvoorwaarden voldoet, maar zijn partner wel, tenzij kind/partner voor andere schenking door (schoon)ouders al beroep heeft gedaan op eenmalig verhoogde vrijstelling; t/m 2012 gold leeftijdsgrens 18 t/m 34 jaar. f. (Vanaf 2015) vrijstelling geldt niet als in eerder jaar al tijdelijk verhoogde vrijstelling op een schenking van ouders is toegepast.

Kijk voor meer informatie over de Memo-serie van Wolters Kluwer op www.wolterskluwer.nl/memo

241


§ 12.3-12.4

Successiewet

g. Kosten van studie of opleiding moeten, exclusief kosten voor levensonderhoud, ten minste € 20 000 per jaar bedragen; vrijstelling geldt niet voor aflossing van studieschulden; van schenking moet notariële akte zijn opgemaakt waarin is opgenomen voor welke studie/opleiding schenking bedoeld is alsmede verwachte omvang van kosten daarvan; schenking moet zijn gedaan onder ontbindende voorwaarde dat schenking vervalt voor zover schenking niet binnen 2 kalenderjaren na schenkingsjaar aan studie/opleiding is besteed; op verzoek moet schriftelijk worden aangetoond dat schenking daadwerkelijk door schenker is betaald en binnen 2-jarentermijn door begunstigde als zodanig is aangewend. h. Mits kind vóór 2010 ook al verhoogde vrijstelling voor kind van 18 t/m 34 jaar heeft toegepast. 1. Art. 33, 33a SW1956; art. 5, 6 Uitv.reg. schenk- en erfbelasting; art. XVA Stb. 2013, 565; onderdeel 8.2 besluit 20-12-2012, nr. BLKB2012/417M; besluit 5-11-2014, nr. BLKB2014/ 1865M. y

Fiscaal Memo Wet- & Regelgeving, § 12.9; Fiscaal Memo Arresten & Beleid 2014, § 12.7; Fiscaal Memo Arresten & Beleid 2015, § 12.3; Fiscaal Memo App, Schenkbelasting.

12.3-12.4 Gereserveerd Tarieven schenk- en erfbelasting1

12.5

Tarief schenk- en erfbelasting gedeelte van belaste verkrijging

verkrijger in tariefgroep

(1)

(2)

a

€ 121 296

2015 €

0–

121 296 e.v. 2014 €

0–

€ 117 214

117 214 e.v. 2013 €

0–

€ 118 254

118 254 e.v. 2012 €

0–

€ 115 708

115 708 e.v.

I

Ia b

a

0

10

12 129

20

0

10

11 721

20

0

10

11 825

20

0

10

11 570

20

II b

a

0

18

21 833

36

0

18

21 098

36

0

18

21 285

36

0

18

20 827

36

b

0

30

36 388

40

0

30

35 164

40

0

30

35 476

40

0

30

34 712

40

¾ Belasting bedraagt ¾ bedrag kolom a, d.i. belasting over belaste verkrijging kolom 1, plus ¾ percentage kolom b over gedeelte van belaste verkrijging dat ligt

tussen bedragen van kolom 1 en kolom 2. ¾ Tariefgroepen ¾ I: partner, kinderen ¾ Ia (= I + 80%): afstammelingen in tweede of verdere graad ((achter)

kleinkinderen) 242

Kijk voor meer informatie over de Memo-serie van Wolters Kluwer op www.wolterskluwer.nl/memo


Successiewet

§ 12.5

¾ II: alle overige verkrijgers. ¾ Tarieftoepassing ¾ tabel vermeldt bedrag van belaste, dus met eventuele vrijstelling

verminderde, verkrijging ¾ onder tariefgroep I vallen ook stiefkinderen uit huwelijk of partner-

schap, pleegkinderen, kinderen over wie door ander met ouder gezamenlijk gezag wordt uitgeoefend en kinderen over wie door 2 personen gezamenlijke voogdij wordt uitgeoefend ¾ onder tariefgroep I vallen ook (tariefgroep I betreft alleen tarieftoepassing, niet vrijstelling) – achtergebleven partner, indien aanstaande echtgenoot overlijdt binnen 6 maanden voor huwelijksvoltrekking – ex-echtgenoot/ex-partner, indien schenking of verkrijging gevolg is van uitvoering van echtscheidingsregeling/van bij beëindiging samenwoning overeengekomen verdeling – achtergebleven partner, indien door onvoorziene en onvoorzienbare omstandigheden niet aan 6-maandentermijn kan worden voldaan – van tafel en bed gescheiden echtgenoot, indien wordt verkregen van overleden echtgenoot, mits beiden op dat overlijdenstijdstip geen partner hebben ¾ verkrijgingen door partners worden samengeteld; naaste verwantschap tot erflater toepassen ¾ partners voor berekening schenkbelasting als 1 persoon aanmerken; naaste verwantschap tussen schenker/partner en begiftigde/partner toepassen ¾ bij onzekerheid omtrent verwantschap geldt hoogste belasting, met correctie als verwantschap later komt vast te staan ¾ schenkingen door ouders aan kind in kalenderjaar gedaan, aanmerken als 1 schenking voor totaalbedrag ¾ schenkingen door dezelfde schenker aan dezelfde begiftigde in kalenderjaar gedaan, aanmerken als 1 schenking voor totaalbedrag. ¾ Onder partners worden verstaan ¾ echtgenoten ¾ 2 ongehuwde personen, mits zij gedurende 6 maanden voorafgaand aan overlijden (schenking: 2 jaar voorafgaand aan schenking) – beiden meerderjarig zijn – op hetzelfde woonadres in basisregistratie personen staan ingeschreven – wederzijdse zorgverplichting hebben die is aangegaan in notarieel samenlevingscontract ¾ deze eis geldt niet voor personen die tot overlijden/schenking gedurende minimaal 5 jaar onafgebroken op hetzelfde woonadres in basisregistratie personen staan ingeschreven ¾ aan 6-maandenvereiste voor erfbelasting wordt geacht te zijn voldaan indien (inhoudelijk correct) samenlevingscontract voor 1-1-2012 is verleden – geen bloedverwanten in de rechte lijn zijn ((groot)ouders, (klein) kinderen)

Kijk voor meer informatie over de Memo-serie van Wolters Kluwer op www.wolterskluwer.nl/memo

243


§ 12.6

Successiewet

deze eis geldt voor erfbelasting niet voor ouder/kind dat mantelzorgcompliment heeft genoten wegens in aan overlijden voorafgaande kalenderjaar verleende zorg aan overleden ouder/kind – niet met andere persoon aan deze voorwaarden voldoen met dien verstande dat ¾ iedere persoon op elk moment maar 1 partner kan hebben – bij meerdere echtgenoten wordt alleen echtgenoot uit oudste verbintenis als partner aangemerkt – samenlevingscontract met meer dan 1 persoon wordt niet in aanmerking genomen ¾ persoon die van tafel en bed is gescheiden als ongehuwd wordt aangemerkt ¾ ongehuwden als partners blijven aangemerkt (partnerschap kan desgewenst via schriftelijke kennisgeving worden beëindigd) – indien inschrijving op hetzelfde woonadres niet langer mogelijk is door opname in verpleeghuis/verzorgingshuis wegens medische redenen of ouderdom – zolang voor geen van beiden derde persoon als partner wordt aangemerkt. ¾

1. Art. 1a, 19, 24-29 SW 1956; art. 5a AWR; art. VIII Stb. 2010, 873; besluit 5-7-2010, nr. DGB2010/872M. y

Fiscaal Memo Wet- & Regelgeving, § 12.3, 12.6, 12.9, 23.1.3; Fiscaal Memo Arresten & Beleid 2011, § 12.3; Juridisch Memo, § 5.2-5.3; Fiscaal Memo App, Schenkbelasting, Erfbelasting.

12.6

Latente inkomstenbelastingschulden1

Aftrek van verkrijging ter zake van fiscale reserves/stille reserves oudedagsreserve (FOR) stamrechten aanmerkelijk belang

aftrek 20% 30% 30% 6,25%

1. Art. 20 SW 1956. y

Fiscaal Memo Wet- & Regelgeving, § 12.7.

244

Kijk voor meer informatie over de Memo-serie van Wolters Kluwer op www.wolterskluwer.nl/memo


Successiewet 12.7

§ 12.7 1

Waarderingsregels successiewet

Waarderingsregels successiewet waardering van woning

waarderingsregel

¾ WOZ-waarde over verkrijgingsjaar (op verzoek daaropvolgende kalenderjaar), waarbij – waarde van verhuurde woning die onder huurbescherming valt wordt gesteld op WOZ-waarde × leegwaarderatioa – waarde van duurzaam verpachte woning wordt gesteld op WOZ-waarde × leegwaarderatioa – gekapitaliseerde waardeb van toekomstige jaarlijkse erfpachtcanons van WOZ-waarde mag worden afgetrokken – waarde van serviceflat wordt gesteld op waarde in economische verkeer op overlijdensdatum (bij serviceflat moet waarde in economische verkeer in belangrijke mate (30%) afwijken van WOZ-waarde)

periodieke uitkeringen in geldc ¾ afhankelijk van 1 leven ¾ jaarlijks bedrag × factor tabel 1 ¾ afhankelijk van meer dan 1 leven en vervallende bij overlijden van – laatstlevende ¾ jaarlijks bedrag × factor tabel 1 bij jongste lijf minus 5 jaar – eerststervende ¾ jaarlijks bedrag × factor tabel 1 bij oudste lijf plus 5 jaar ¾ vervallende na bepaalde tijd én tevens – niet afhankelijk van een leven ¾ jaarlijks bedrag × aantal uitkeringsjaren × factor tabel 2d e – afhankelijk van 1 leven ¾ jaarlijks bedrag × aantal uitkeringsjaren × factor tabel 2 periodieke uitkeringen in geldc ¾ voor onbepaalde tijd en niet ¾ 17 × jaarlijkse uitkering afhankelijk van enig leven overige periodieke uitkeringen ¾ koopsom zodanige uitkering vruchtgebruik ¾ 6% a. Zie tabel § 1.63; leegwaarderatio bedraagt 1 indien woning wordt verkregen door huurder/pachter van woning of zijn partner. b. 17 × jaarlijkse bedrag; ingeval van verhuurde wooneenheid 20 × jaarlijkse bedrag. c. Onzeker jaarlijks bedrag of uitkeringen niet in geld worden in aanmerking genomen naar geschatte bedrag. d. Waarde niet hoger dan 17 × jaarlijkse uitkering. e. Waarde niet hoger dan periodieke uitkering afhankelijk van 1 leven en niet vervallend na bepaalde tijd.

Kijk voor meer informatie over de Memo-serie van Wolters Kluwer op www.wolterskluwer.nl/memo

245


§ 12.8

Successiewet

Tabel 1 leeftijd tot tot tot tot tot

20 30 40 50 55

jaar jaar jaar jaar jaar

factor

leeftijd

factor

leeftijd

factor

16 15 14 13 12

tot tot tot tot

11 10 8 7

tot 80 jaar tot 85 jaar tot 90 jaar vanaf 90 jaar

5 4 3 2

60 65 70 75

jaar jaar jaar jaar

Tabel 2 jaren

eerste vijftal jaren tweede vijftal jaren derde vijftal jaren vierde vijftal jaren vijfde vijftal jaren volgende jaren

indien uitkering afhankelijk is van leven van 1 persoon jonger dan 40 jaar of ouder, 60 jaar of ouder 40 jaar doch jonger dan 60 jaar

indien uitkering niet van leven afhankelijk is

0,84 0,62 0,46 0,34 0,25 0,12

0,85 0,64 0,48 0,36 0,28 0,15

0,83 0,60 0,42 0,28 0,18 0,06

0,75 0,40 0,15 0,04 0,02 –

1. Art. 21 SW 1956; art. 5-10b Uitv.besl. SW 1956; besluit 2-7-2013, nr. BLKB2013/791M (oud). y

Fiscaal Memo Wet- & Regelgeving, § 12.8; Fiscaal Memo Arresten & Beleid 2014, § 12.4.

12.8

Bedrijfsopvolging1

Vrijstelling waarde ondernemingsvermogen jaar

waarde objectieve onderneming € € € €

2015 2014 2013 2012

1 055 022 1 045 611 1 028 132 1 006 000

1. Art. 35b SW 1956. y

Fiscaal Memo Wet- & Regelgeving, § 12.10.

246

Kijk voor meer informatie over de Memo-serie van Wolters Kluwer op www.wolterskluwer.nl/memo


Successiewet 12.9

ยง 12.9

Overlevingstafels

1

CBS Overlevingstafel 2013a leeftijd op 31 december 0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 31 32 33 34 35 36 37

levensverwachting mannen vrouwen

leeftijd op 31 december

levensverwachting mannen vrouwen

79,41 79,20 78,24 77,25 76,26 75,27 74,27 73,28 72,29 71,30 70,30 69,31 68,31 67,32 66,32 65,33 64,34 63,35 62,36 61,38 60,41 59,43 58,45 57,47 56,49 55,51 54,54 53,56 52,59 51,61 50,64 49,67 48,69 47,71 46,73 45,75 44,78 43,82

38 39 40 41 42 43 44 45 46 47 48 49 50 51 52 53 54 55 56 57 58 59 60 61 62 63 64 65 66 67 68 69 70 71 72 73 74 75

42,85 41,88 40,91 39,95 38,99 38,03 37,08 36,13 35,18 34,22 33,28 32,35 31,41 30,49 29,58 28,68 27,78 26,88 26,00 25,12 24,26 23,41 22,56 21,72 20,89 20,06 19,24 18,44 17,65 16,87 16,10 15,36 14,62 13,90 13,19 12,49 11,80 11,15

83,04 82,79 81,84 80,85 79,86 78,86 77,87 76,87 75,88 74,88 73,89 72,89 71,89 70,90 69,91 68,91 67,92 66,93 65,94 64,95 63,96 62,97 61,99 61,00 60,01 59,02 58,03 57,04 56,05 55,07 54,08 53,10 52,11 51,13 50,15 49,17 48,18 47,20

46,22 45,25 44,28 43,30 42,33 41,37 40,40 39,44 38,48 37,53 36,58 35,64 34,70 33,78 32,85 31,92 31,01 30,10 29,20 28,31 27,42 26,53 25,65 24,79 23,92 23,08 22,23 21,39 20,55 19,73 18,89 18,08 17,28 16,49 15,69 14,90 14,12 13,37

Kijk voor meer informatie over de Memo-serie van Wolters Kluwer op www.wolterskluwer.nl/memo

247


ยง 12.9 leeftijd op 31 december 76 77 78 79 80 81 82 83 84 85 86 87

Successiewet levensverwachting mannen vrouwen

leeftijd op 31 december

levensverwachting mannen vrouwen

10,49 9,85 9,24 8,64 8,07 7,54 7,02 6,54 6,08 5,64 5,22 4,83

88 89 90 91 92 93 94 95 96 97 98 99

4,46 4,15 3,83 3,51 3,24 3,02 2,79 2,59 2,40 2,21 2,07 1,97

12,62 11,89 11,18 10,47 9,79 9,16 8,55 7,94 7,36 6,81 6,28 5,81

5,36 4,95 4,54 4,19 3,84 3,53 3,25 3,00 2,75 2,57 2,35 2,25

a. Bron: CBS. 1. Art. 21 SW 1956; besluit 20-4-2015, nr. BLKB2015/488M.

248

Kijk voor meer informatie over de Memo-serie van Wolters Kluwer op www.wolterskluwer.nl/memo


13.

Belastingen van rechtsverkeer

13.1

Tarieven overdrachtsbelasting1

Heffingspercentages overdrachtsbelasting heffing over waarde

a

b

woning overige onroerende zaken

2015

2014

2013

2012

2% 6%

2% 6%

2% 6%

2% 6%

a. Maatstaf van heffing naar beneden afronden op veelvoud van â‚Ź 50. b. (Vanaf 2013) onder woning vallen ook aanhorigheden (tuin, garage, e.d.) die tot woning behoren of gaan behoren. 1. Art. 14 WBR; besluit 19-2-2007, nr. CPP2006/878M. y

Fiscaal Memo 3 2008, § 13.4.

13.2

Tarief assurantiebelasting1

Heffingspercentages assurantiebelasting 2015 21%

2014

2013

2012

21%

21%

9,7%

1. Art. 23 WBR.

Kijk voor meer informatie over de Memo-serie van Wolters Kluwer op www.wolterskluwer.nl/memo

249


14.

Verhuurderheffing

14.1

Belastingplicht (vanaf 2013)1

¾ Bel.pl. voor verhuurderheffing is degene (natuurlijk persoon, rechts-

persoon of (vanaf 2014) groep) die op 1 januari van heffingsjaar genot heeft van meer dan 10 in Nederland gelegen huurwoningen ¾ met huurprijs per maand die niet meer bedraagt dan maximale huurprijsgrens huurtoeslag (2015: € 710,68; 2014: € 699,48; 2013: € 681,02) ¾ niet zijnde vakantiewoningen die voor korte tijd worden verhuurd. ¾ (Vanaf 2014) onder groep wordt verstaan combinatie van rechtspersonen, als rechtspersoon meer dan 50% (middelijk) deelname heeft aan leiding van, toezicht op of kapitaal in 1 van andere rechtspersonen in combinatie. ¾ Bij meerdere genothebbenden op huurwoning is bel.pl. degene aan wie WOZ-beschikking is bekendgemaakt. 1. Art. 1.2-1.4 WMW; art. 2-4 Wet verhuurderheffing. y

Fiscaal Memo Wet- & Regelgeving, § 14.1; Sociaal Memo, § 23.2.4.

14.2

Grondslag en tarief verhuurderheffing (vanaf 2013)1

Heffingsgrondslag en verschuldigde verhuurderheffing (vanaf 2013) bestanddelen som van WOZ-waarden van huurwoningen van bel.pl. op 1 januari van heffingsjaar af: 10 × gemiddelde WOZ-waarde van huurwoningen op 1 januari van heffingsjaar belastbare bedrag verhuurderheffing: tarief × belastbare bedrag af: (vanaf 2014) heffingsverminderinga,b verschuldigde verhuurderheffing

............... ............... ............... ............... ............... ...............

a. (Vanaf 2014) mits bel.pl. of 1 rechtspersoon binnen groep beschikt over op naam gestelde definitieve investeringsverklaring met dagtekening tussen 1 januari van kalenderjaar 3 jaar voor heffingsjaar en 1 oktober van heffingsjaar. b. (Vanaf 2014) heffingsvermindering kan niet meer bedragen dan verhuurderheffing; eventueel niet gerealiseerde heffingsvermindering wordt doorgeschoven naar volgend heffingsjaar, maar uiterlijk naar 3e heffingsjaar na dagtekening definitieve investeringsverklaring; heffingsvermindering bedraagt gemiddeld maximaal € 15 mln per bel.pl. per jaar.

250

Kijk voor meer informatie over de Memo-serie van Wolters Kluwer op www.wolterskluwer.nl/memo


Verhuurderheffing

§ 14.2

Heffingspercentage verhuurderheffing (vanaf 2013) grondslag van belastbare bedrag

2015

2014

2013

0,449%

0,381%

0,014%

Heffingsvermindering verhuurderheffing (vanaf 2014) heffingsvermindering per huurwoning a

bouw van huurwoning a grootschalige verbouw van huurwoning verbouw van niet voor bewoning bestemde ruimte tot huurwoning a,b sloop van huurwoning a kleinschalige verbouw van huurwoning a,b,c samenvoeging van huurwoningen tot 1 of meer huurwoningen

2015/2014 € 15 000 15 000 10 000 15 000 10 000 15 000

a. Geldt alleen voor gerealiseerde investeringen in deelgemeenten charlois, feijenoord en ijsselmonde. b. Geldt alleen voor gerealiseerde investeringen in appingedam, beek, bellingwedde, brunssum, de marne, delfzijl, eemsmond, eijsden-margraten, gulpen-wittem, heerlen, hulst, kerkrade, landgraaf, loppersum, maastricht, meerssen, menterwolde, nuth, oldambt, onderbanken, pekela, schinnen, simpelveld, sittard-geleen, sluis, stadskanaal, stein, terneuzen, vaals, valkenburg aan de geul, veendam, vlagtwedde en voerendaal. c. Per huurwoning waarmee aantal huurwoningen is verminderd.

¾ Heffingsvermindering geldt alleen indien gerealiseerde investerings-

kosten minimaal bepaald bedrag per huurwoning bedragen. Minimale investeringskosten (vanaf 2014) per huurwoning

2015/2014 a

bouw van huurwoning a,c grootschalige verbouw van huurwoning a verbouw van niet voor bewoning bestemde ruimte tot huurwoning b sloop van huurwoning b,d kleinschalige verbouw van huurwoning b samenvoeging van huurwoningen tot 1 of meer huurwoningen

€ 37 500 37 500 25 000 37 500 25 000 37 500

a. Voorgenomen investering moet binnen 5 jaar na aanmelding zijn gerealiseerd. b. Voorgenomen investering moet binnen 3 jaar na aanmelding zijn gerealiseerd. c. Onder grootschalige verbouw wordt verstaan nader gegeven (combinatie) van werkzaamheden; onder grootschalige verbouw wordt ook verstaan combinatie van als kleinschalige verbouw aangemerkte werkzaamheden, voor zover investeringskosten daarvan meer bedragen dan € 45 000 per huurwoning. d. Onder kleinschalige verbouw wordt verstaan nader gegeven (combinatie) van werkzaamheden, voor zover investeringskosten daarvan maximaal € 45 000 per huurwoning bedragen; onder kleinschalige verbouw wordt ook verstaan (combinatie van) als grootschalige en kleinschalige verbouw aangemerkte werkzaamheden, voor zover investeringskosten daarvan maximaal € 37 500 per huurwoning bedragen.

Kijk voor meer informatie over de Memo-serie van Wolters Kluwer op www.wolterskluwer.nl/memo

251


§ 14.3

Verhuurderheffing

¾ Definitieve investeringsverklaring ¾ is schriftelijke kennisgeving van RVO aan bel.pl. over

– gerealiseerde investering – bedrag van heffingsvermindering ¾ wordt afgegeven – na elektronische aanmelding door bel.pl. van gerealiseerde investering in huurwoning (er gelden termijnen van 3 of 5 jaar na melding voorgenomen investering), onder overlegging van relevante vergunning – mits ¾ bel.pl. voornemen tot investering uiterlijk 31-12-2017 elektronisch heeft aangemeld (voorgenomen investering) ¾ op voorgenomen investering voorlopige investeringsverklaring is afgegeven door RVO ¾ voorlopige investeringsverklaring niet is vervallen/ingetrokken ¾ voor (grootschalige/kleinschalige) verbouwde huurwoning niet eerder ook al soortgelijke definitieve investeringsverklaring is afgegeven.

1. Art. 1.2, 1.5-1.7, 1.10-1.13 WMW; Besluit vermindering verhuurderheffing 2014; art. 2-4 Regeling vermindering verhuurderheffing 2014; art. 5-7 Wet verhuurderheffing. y

Fiscaal Memo Wet- & Regelgeving, § 14.2.

14.3

Wijze van heffing (vanaf 2013)1

¾ Verhuurderheffing ¾ is verschuldigd op 1 januari van heffingsjaar ¾ wordt op elektronische aangifte voldaan

– door natuurlijke persoon, rechtspersoon of door 1 van rechtspersonen van groep namens groep (andere groepsleden zijn ontheven van aangifteplicht) – aangiftetermijn wordt door inspecteur vastgesteld, maar verstrijkt niet voor 1 september van heffingsjaar ¾ moet uiterlijk 1 september van heffingsjaar door bel.pl. aan ontvanger worden betaald.

1. Art. 1.8-1.9 WMW; art. 8-9 Wet verhuurderheffing; art. 20 Uitv.reg. AWR. y

Fiscaal Memo Wet- & Regelgeving, § 14.3.

15-17. Gereserveerd

252

Kijk voor meer informatie over de Memo-serie van Wolters Kluwer op www.wolterskluwer.nl/memo


18.

Belasting van personenauto’s en motorrijwielen

18.1

Tarieven BPM1

¾ 2015

Tarief BPM personenautoa 2015 CO2-uitstoot

1e schijf

0 g/km 82 g/km

2e schijf

28 g/km

3e schijf

50 g/km

4e schijf 5e schijf

tarief per g/km

BPM bedraagt op basis van b CO2-uitstoot

€ 6

175

492

82 g/km

667 69

1932

112

5600

20 g/km

217

4340

180 g/km meerdere boven 180 g/km

434

110 g/km

2 599

160 g/km

8 199 12 539

a. Uitgezonderd bijzondere personenauto zoals gepantserde auto of kampeerauto. b. Alleen voor dieselmotor BPM nog vermeerderen met € 86 per g/km CO2-uitstoot boven 70 g/km CO2-uitstoot.

Tarief BPM bestelautoa 2015 brandstof

BPM bedraagt % van netto-catalogusprijs

diesel

37,7%

overig

37,7%

verminderd/vermeerderd met + € 273 -/- 1283

a. Tarief geldt ook voor bijzondere personenauto zoals gepantserde auto of kampeerauto.

Tarief BPM motorrijwiel 2015 nettocatalogusprijs BPM bedraagt % van netto-catalogusprijs t/m € 2133 boven € 2133

9,6% 19,4%

verminderd/vermeerderd met -/- € 0 -/210

Kijk voor meer informatie over de Memo-serie van Wolters Kluwer op www.wolterskluwer.nl/memo

253


§ 18.1

Belasting van personenauto’s en motorrijwielen

¾ 2014

Tarief BPM personenautoa 2014 CO2-uitstoot

tarief per g/km

BPM bedraagt op basis van CO2-uitstoot

1e schijf 2e schijf

85 g/km 35 g/km

3e schijf

55 g/km

4e schijf

22 g/km

5e schijf

meerdere boven 197 g/km

dieselb 0 105

0 3 675 €

120 g/km 126

6 930

237

5 214

175 g/km

3 675 10 605

197 g/km

15 819 474

overig 1e schijf 2e schijf

88 g/km 36 g/km

3e schijf

58 g/km

4e schijf 5e schijf

0 105

0 3 780 €

124 g/km 126

7 308

21 g/km

237

4 977

203 g/km meerdere boven 203 g/km

474

182 g/km

3 780 11 088 16 065

a. Uitgezonderd bijzondere personenauto zoals gepantserde auto of kampeerauto. b. Alleen voor dieselmotor BPM nog vermeerderen met € 72,93 per g/km CO2-uitstoot boven 70 g/km CO2-uitstoot.

Tarief BPM bestelautoa 2014 brandstof

BPM bedraagt % van netto-catalogusprijs

diesel

37,7%

overig

37,7%

verminderd/vermeerderd met + € 273 -/- 1283

a. Tarief geldt ook voor bijzondere personenauto zoals gepantserde auto of kampeerauto.

Tarief BPM motorrijwiel 2014 nettocatalogusprijs

t/m € 2133 boven € 2133

254

BPM bedraagt % van netto-catalogusprijs 9,6% 19,4%

verminderd/vermeerderd met -/- € 0 -/210

Kijk voor meer informatie over de Memo-serie van Wolters Kluwer op www.wolterskluwer.nl/memo


Belasting van personenauto’s en motorrijwielen

§ 18.1

¾ 2013

Tarief BPM personenautoa 2013 CO2-uitstoot

tarief per g/km BPM bedraagt op basis van CO2-uitstoot

1e schijf 2e schijf

88 g/km 43 g/km

3e schijf

61 g/km

4e schijf

23 g/km

5e schijf

meerdere boven

dieselb 0 125

0 5 375 €

131 g/km 148

9 028

276

6 348

192 g/km

5 375 14 403

215 g/km

20 751

215 g/km

551

overig 1e schijf 2e schijf

95 g/km 45 g/km

3e schijf

68 g/km

4e schijf

21 g/km

5e schijf

meerdere boven

0 125

0 5 625 €

140 g/km 148

10 064

276

5 796

208 g/km

15 689

229 g/km 229 g/km

5 625

21 485 551

a. Uitgezonderd bijzondere personenauto zoals gepantserde auto of kampeerauto. b. Alleen voor dieselmotor BPM nog vermeerderen met € 56,13 per g/km CO2-uitstoot boven 70 g/km CO2-uitstoot.

Tarief BPM bestelautoa 2013 brandstof

BPM bedraagt % van nettocatalogusprijs

diesel

37,7%

overig

37,7%

verminderd/vermeerderd met + € 273 -/- 1283

a. Tarief geldt ook voor bijzondere personenauto zoals gepantserde auto of kampeerauto.

Tarief BPM motorrijwiel 2013 nettocatalogusprijs

t/m € 2133 boven € 2133

BPM bedraagt % van nettocatalogusprijs 9,6% 19,4%

verminderd/vermeerderd met -/- € 0 -/210

Kijk voor meer informatie over de Memo-serie van Wolters Kluwer op www.wolterskluwer.nl/memo

255


§ 18.1

Belasting van personenauto’s en motorrijwielen

¾ 2012

Tarief BPM personenautoa 2012 CO2-uitstoot

tarief BPM bedraagt per g/km op basis van CO2-uitstoot te verhogen met

b

diesel – vanaf 1-7-2012 t/m 31-12-2012 1e schijf 91 g/km € 0 € 0 101 5 252 2e schijf 52 g/km 143 g/km 3e schijf 68 g/km 121 8 228 211 g/km 4e schijf 14 g/km 223 3 122 225 g/km 5e schijf

9 > > 11,1% van netto5 252 > > = catalogusprijs + CO -uitstoot > boven 70 g/km 16 602 > > > ; CO -uitstoot 2

2

meerdere boven 225 g/km

559

overig – vanaf 1-7-2012 t/m 31-12-2012 1e schijf 2e schijf

102 g/km 57 g/km

3e schijf

78 g/km

4e schijf

5 g/km

0 101

0 5 757 € 5 757

159 g/km 121

9 438

223

1 115

237 g/km

15 195

242 g/km 5e schijf

16 310

meerdere boven 242 g/km

95 g/km 60 g/km

3e schijf

77 g/km

0 94

0 5 640 €

155 g/km 280

3e schijf

90 g/km

0 94

0 6 580 €

180 g/km 280 270 g/km 4e schijf

meerdere boven 270 g/km

+ € 1900 (diesel) > > ; -/- € 950 (aardgas)

654

overig – vanaf 1-1-2012 t/m 30-6-2012 110 g/km 70 g/km

-/- € 450

catalogusprijs

27 200

meerdere boven 232 g/km

1e schijf 2e schijf

> > > > ;

9 > > = 11,1% van netto5 640

21 560

232 g/km 4e schijf

9 > > >11,1% van netto> =catalogusprijs

559

diesel/aardgas – vanaf 1-1-2012 t/m 30-6-2012 1e schijf 2e schijf

€ 40,68 per g/km

13 480

9 > > =11,1% van netto6 580 catalogusprijs

25 200 31 780

-/- € 450 > > ;

654

a. Uitgezonderd bijzondere personenauto zoals gepantserde auto of kampeerauto. b. (Vanaf 1-7-2012) aardgas valt niet meer onder brandstofsoort diesel.

256

Kijk voor meer informatie over de Memo-serie van Wolters Kluwer op www.wolterskluwer.nl/memo


Belasting van personenauto’s en motorrijwielen

§ 18.1

Tarief BPM bestelautoa 2012 brandstof

BPM bedraagt % van nettocatalogusprijs

diesel

37,7%

overig

37,7%

verminderd/vermeerderd met + € 273 -/- 1283

a. Tarief geldt ook voor bijzondere personenauto zoals gepantserde auto of kampeerauto.

Tarief BPM motorrijwiel 2012 nettocatalogusprijs

t/m € 2133 boven € 2133

BPM bedraagt % van nettocatalogusprijs

verminderd/vermeerderd met -/- € 0 -/- 210

9,6% 19,4%

¾ Nettocatalogusprijs is adviesprijs fabriek/importeur ¾ exclusief OB/BPM ¾ inclusief waarde van bijzondere uitvoering of extra accessoires,

behalve indien deze niet door of namens fabrikant/importeur zijn aangebracht. ¾ (T/m 2013) BPM op personenauto met dieselmotor die voldoet aan Euro 6 norm wordt verlaagd. Verlaging BPM op personenauto met Euro 6 dieselmotor (t/m 2013) personenauto met Euro 6 dieselmotor verlaging

2013

2012

€ 500

€ 1000

Kijk voor meer informatie over de Memo-serie van Wolters Kluwer op www.wolterskluwer.nl/memo

257


§ 18.1

Belasting van personenauto’s en motorrijwielen

¾ BPM op personenauto, bestelauto en motorrijwiel met nihiluitstoot of

(t/m 2012) op personenauto met zeer lage CO2-uitstoot bedraagt nihil, met dien verstande dat (vanaf 1-8-2012) voor personenauto met dieselmotor nihiltarief wordt verhoogd met toeslag op basis van CO2-uitstoot. Tarief BPM bij nihiluitstoot of (t/m 2012) zeer lage CO2-uitstoot motorrijtuiga

BPM-tarief b

(t/m 2017) motorrijtuig met CO2-uitstoot van 0 g/km

nihil

(t/m 2012) personenauto met zeer lage CO2-uitstootc ¾ diesel ¾ aardgas ¾ andere brandstof

nihild nihil nihil

a. Uitgezonderd bijzondere personenauto zoals gepantserde auto of kampeerauto. b. Personenauto, bestelauto en motorrijwiel. c. (T/m 2012) onder zeer lage CO2-uitstoot wordt verstaan ¾ diesel: CO2-uitstoot van maximaal 91 g/km (t/m 30-6-2012: 95 g/km) ¾ aardgas: CO2-uitstoot van maximaal 102 g/km (t/m 31-7-2012: 91 g/km; t/m 30-6-2012: 95 g/km) ¾ andere brandstof: CO2-uitstoot van maximaal 102 g/km (t/m 30-6-2012: 110 g/km). d. (Vanaf 1-8-2012 t/m 31-12-2012) voor personenauto met dieselmotor nihiltarief te verhogen met € 40,68 per g/km CO2-uitstoot boven 70 g/km CO2-uitstoot.

¾ Vermindering van belasting (afschrijving) ¾ mag zelf worden bepaald op werkelijke afschrijving

– onder opgaaf bij aangifte van gehanteerde gegevens van ¾ koerslijst, of ¾ taxatierapport, (vanaf 2015) alleen te gebruiken als voertuig meer dan normale gebruiksschade heeft of als voor motorrijtuig koerslijst ontbreekt – motorrijtuig moet op verzoek van inspecteur in ongewijzigde staat ter controle worden aangeboden ¾ mag bij aangifte ook worden bepaald met forfaitaire afschrijving (zie tabellen afschrijving van belasting), onder opgaaf bij aangifte van voor toepassing van tabel relevante gegevens ¾ wordt voor motorrijtuigen van politie/brandweer/rolstoelvervoer bepaald met versnelde forfaitaire afschrijving (zie tabel versnelde afschrijving van belasting) met dien verstande dat ¾ afschrijving wordt gebaseerd op – (vanaf 2013) nettocatalogusprijs verhoogd met BPM – (t/m 2012) inkoopwaarde in Nederland, op tijdstip waarop motorrijtuig voor het eerst in gebruik genomen is, met dien verstande dat deze inkoopwaarde mag worden vastgesteld met formule ¾ ((nettocatalogusprijs + BPM) -/- € 500) × 0,88 ¾ afschrijving 100% bedraagt voor – bestelauto’s van 5 jaar of ouder – personenauto’s/motorrijwielen van 25 jaar of ouder

258

Kijk voor meer informatie over de Memo-serie van Wolters Kluwer op www.wolterskluwer.nl/memo


Belasting van personenauto’s en motorrijwielen

§ 18.1

¾ bij aangifte gehanteerde gegevens bepalend zijn voor afschrijving,

¾

¾ ¾

¾

waardoor afschrijving na aangifte niet meer op andere gegevens gebaseerd kan worden indien gebruikt motorrijtuig essentiële gebreken vertoont waardoor met motorrijtuig niet kan/mag worden deelgenomen aan verkeer, afschrijving niet wordt vastgesteld dan nadat gebreken zijn hersteld, waarbij van essentiële gebreken in elk geval sprake is zolang motorrijtuig blijkens registervermelding bestemd is voor sloop/keuring afschrijving bij zgn. ‘hagelschadeconstructie’ wordt bepaald met forfaitaire afschrijving (zie tabel afschrijving belasting) afschrijving bij ombouw van (niet) geregistreerd motorrijtuig tot personenauto, motorrijwiel of bestelauto wordt bepaald met forfaitaire afschrijving (zie tabel afschrijving belasting) bij gebruikt motorrijtuig laagste BPM-bedrag gehanteerd mag worden (BPM-bedrag zoals dat geldt bij eerste ingebruikneming, (vanaf 2013) BPM-bedrag zoals dat geldt in tussenliggende jaren of BPM-bedrag van actuele wetgeving).

Afschrijving van belasting gebruiksduur na eerste ingebruikneming

% afschrijvinga vanaf 1-7-2012

t/m 30-6-2012

vanaf (I)

minder dan (II)

% (III)

vermeerderd met (IV)

% (III)

vermeerderd met (IV)

– 1 maand 3 maanden 5 maanden 9 maanden 1,5 jaar 2,5 jaar 3,5 jaar 4,5 jaar 5,5 jaar 6,5 jaar 7,5 jaar 8,5 jaar

1 maand 3 maanden 5 maanden 9 maanden 1,5 jaar 2,5 jaar 3,5 jaar 4,5 jaar 5,5 jaar 6,5 jaar 7,5 jaar 8,5 jaar 9,5 jaar

0 8 14 19 28 41 52 62 71 76 81 85 89

8 3 2,5 2,25 1,444 0,917 0,833 0,75 0,416 0,416 0,333 0,333 0,25

0 5 11 16 25 38 49 59 68 74 79 84 88

5 3 2,5 2,25 1,444 0,917 0,833 0,75 0,5 0,416 0,416 0,333 0,333

9,5 jaar

92

0,083

92

0,083

a. Afschrijvingspercentage = percentage III + (percentage IV × aantal (gedeeltelijk) verstreken gebruiksmaanden sinds I).

Versnelde afschrijving van belasting % afschrijving per maanda eerste 3 maandenb

elke volgende maand

politie/brandweer

6

2,5

rolstoelvervoer

1,5

1,5

motorrijtuig

a. Na eerste ingebruikneming als zodanig motorrijtuig. b. Indien dat voordeliger is mag ook normale afschrijving worden toegepast. Kijk voor meer informatie over de Memo-serie van Wolters Kluwer op www.wolterskluwer.nl/memo

259


§ 18.1

Belasting van personenauto’s en motorrijwielen

Afschrijving van belasting bij export gebruikt motorrijtuiga gebruiksduur na eerste ingebruiknemingb vanaf minder dan

% afschrijving voor die maandc vanaf 1-7-2012 t/m 30-6-2012

– 1 maand 3 maanden 5 maanden 9 maanden 1,5 jaar 2,5 jaar 3,5 jaar 4,5 jaar 5,5 jaar 6,5 jaar 7,5 jaar 8,5 jaar

1 maand 3 maanden 5 maanden 9 maanden 1,5 jaar 2,5 jaar 3,5 jaar 4,5 jaar 5,5 jaar 6,5 jaar 7,5 jaar 8,5 jaar 9,5 jaar

8 3 2,5 2,25 1,444 0,917 0,833 0,75 0,416 0,416 0,333 0,333 0,25

5 3 2,5 2,25 1,444 0,917 0,833 0,75 0,5 0,416 0,416 0,333 0,333

9,5 jaar

0,083

0,083

a. Afschrijving is som van percentages voor elke (gedeeltelijk) verstreken gebruiksmaand tussen verschuldigd worden van BPM en einde tenaamstelling/niet langer ter beschikking staan. b. Gebruiksduur per aanvang van maand. c. Indien sinds verschuldigd worden van BPM minder dan 3 maanden zijn verstreken, wordt afschrijving van nog niet verstreken maand naar rato per dag berekend (maand = 30 dagen). 1. Art. 9-10c Wet BPM 1992; art. 8, 8d Uitv.reg. BPM 1992. y

Fiscaal Memo Wet- & Regelgeving, § 18.5, 18.8; Fiscaal Memo App,

260

BPM.

Kijk voor meer informatie over de Memo-serie van Wolters Kluwer op www.wolterskluwer.nl/memo


19.

Belasting zware motorrijtuigen

19.1

Tarieven BZM1

Eurovignet 2015-2012 emissienorm

niet-euro euro I euro IIc

vrachtwagena met aantal assenb t/m 3 assen jaar maand week dag

4 of meer assen jaar maand week

dag

€ 960 850

€ 96 85

€ 26 23

€8 8

€ 1550 € 155 1400 140

€ 41 37

€8 8

750

75

20

8

33

8

1250

125

a. Toegestane maximummassa inclusief eventuele aanhanger/oplegger 12 000 kg of meer. b. Inclusief eventuele aanhanger/oplegger. c. En schoner.

¾ Teruggaaf van belasting wordt verleend ¾ op verzoek aan houder van motorrijtuig ¾ over op datum van indiening verzoek nog niet verstreken aantal da-

gen van tijdvak waarover belasting is betaald ¾ verminderd met administratiekosten (zie tabel), behoudens

uitzonderingen. Administratiekosten 2015 € 25

2014

2013

2012

€ 25

€ 25

€ 25

1. Art. 10, 14, 16 Wet BZM. y

Fiscaal Memo Wet- & Regelgeving, § 19.4, 19.8.

20-24.

Gereserveerd

Kijk voor meer informatie over de Memo-serie van Wolters Kluwer op www.wolterskluwer.nl/memo

261


25.

Kindgebonden budget

25.1

Kindgebonden budget1

Kindgebonden budgeta,b jaar 2015 2014 2013 2012

1 kind

2 kinderen

3 kinderen

4 of meer kinderen

€ € € €

€ € € €

€ € € €

€ € € €

1032 1017 1017 1017

1823 1553 1553 1478

2006 1736 1736 1661

c

2006 + € 106 c 1842 + € 106 c 1842 + € 106 c 1767 + € 106

a. Recht op kindgebonden budget ¾ heeft ouder die (ouders hebben gezamenlijk 1 recht) – verzekerde is voor AKW, en – kinderbijslag krijgt uitbetaald (of uitbetaald zou krijgen als uitsluitingsgrond kinderbijslagrecht voor 16-/17-jarigen of (t/m 30-6-2013) uitsluitingsgrond WSF-recht niet zou gelden, zie § 28.4) ¾ voor kind – vanaf maand na maand van geboorte of opname in huishouden – tot en met maand waarin kind 18 jaar wordt. b. (Vanaf 2013) geen recht op kindgebonden budget bestaat als (gezamenlijke) grondslag sparen en beleggen (zie § 1.56) in berekeningsjaar, verhoogd met eventueel vrijgestelde groene beleggingen (zie § 1.58), meer bedraagt dan € 82 093 (2014: € 81 360; 2013: € 80 000); ook buitenlands vermogen dat niet in grondslag sparen en beleggen is begrepen moet worden meegeteld. c. Voor ieder extra kind boven 3 kinderen.

Verhoging kindgebonden budget – kind 12 t/m 17 jaar leeftijd kind

2015 vanaf 1-8

vanaf 1-1

12-15 jaar

€ 231

16-17 jaar

412

a

2014

2013

2012

€ 231

€ 231

€ 231

€ 231

296

296

296

296

a. Per kind vanaf kalendermaand na maand waarin kind 12 jaar wordt.

262

Kijk voor meer informatie over de Memo-serie van Wolters Kluwer op www.wolterskluwer.nl/memo


Kindgebonden budget

§ 25.1

Verhoging kindgebonden budget – alleenstaande-ouderkop (vanaf 2015) 2015 € 3050

ouder zonder partner

Vermindering kindgebonden budget (gezamenlijk) toetsingsinkomena meer dan niet meer dan

verminderingb,c

2015 –

€ 19 463

€ 19 463

– 6,75%a van meerdere boven € 19 463

2014/2013 –

€ 26 147

€ 26 147

– 7,6%a van meerdere boven € 26 147

2012 –

€ 28 897

€ 28 897

– 7,6%a van meerdere boven € 28 897

a. Toetsingsinkomen ¾ is op berekeningsjaar betrekking hebbende authentieke inkomensgegeven uit basisregistratie inkomen (zie Fiscaal Memo Wet- & Regelgeving, § 23.7) ¾ moet worden verhoogd met bij beschikking vastgesteld niet in Nederland belastbaar inkomen. b. Vermindering nemen over totaalbedrag kindgebonden budget inclusief eventuele verhogingen. c. Toetsingsinkomen waarbij kindgebonden budget tot nihil is verminderd bedraagt ¾ 2015: 1 kind: € 34 411; 2 kinderen: € 46 129; 3 kinderen: € 48 840; voor ieder kind boven 3 kinderen ligt inkomensgrens € 1571 hoger dan € 48 840; voor ieder kind van 12-15 jaar ligt inkomensgrens € 3422 hoger; voor ieder kind van 16-17 jaar ligt inkomensgrens € 4385 (vanaf 1-8-2015: € 6104) hoger; voor alleenstaande ouder ligt inkomensgrens € 45 185 hoger. ¾ 2014/2013: 1 kind: € 39 225; 2 kinderen: € 46 278; 3 kinderen: € 48 686; voor ieder kind boven 3 kinderen ligt inkomensgrens € 1395 hoger dan € 48 686; voor ieder kind van 12-15 jaar ligt inkomensgrens € 3040 hoger; voor ieder kind van 16-17 jaar ligt inkomensgrens € 3895 hoger ¾ 2012: 1 kind: € 41 975; 2 kinderen: € 48 041; 3 kinderen: € 50 449; voor ieder kind boven 3 kinderen ligt inkomensgrens € 1395 hoger dan € 50 449; voor ieder kind van 12-15 jaar ligt inkomensgrens € 3040 hoger; voor ieder kind van 16-17 jaar ligt inkomensgrens € 3895 hoger

¾ (Vanaf 2013) kindgebonden budget wordt verlaagd met kosten-

niveaupercentage (woonlandfactor) als kind woont in land buiten EU/ EER/Zwitserland, met dien verstande dat als meerdere kinderen in verschillende landen wonen, kostenniveaupercentages op voordeligste wijze over kinderen verdeeld worden. 1. Art. 1-2, 6 WKB; art. 7, 8 AWIR. y

Sociaal Memo, § 20.3, 21.2.

Kijk voor meer informatie over de Memo-serie van Wolters Kluwer op www.wolterskluwer.nl/memo

263


26.

Kinderopvangtoeslag

26.1

Kinderopvangtoeslag1

Maximumuurtarief kinderopvang

a

dagopvang buitenschoolse opvang gastouderopvang

2015

2014

2013

2012

€ 6,84 6,38 5,48

€ 6,70 6,25 5,37

€ 6,46 6,02 5,17

€ 6,36 5,93 5,09

a. Aantal uren kinderopvang dat voor kinderopvangtoeslag in aanmerking komt bedraagt voor ieder kind ¾ maximaal 230 uren per kalendermaand, en ¾ per berekeningsjaar – maximaal 140% van aantal gewerkte uren voor dagopvang en gastouderopvang aan kind van 0 tot 4 jaar gezamenlijk – maximaal 70% van aantal gewerkte uren voor buitenschoolse opvang en gastouderopvang aan kind van 4 jaar en ouder gezamenlijk – (vanaf 2013) maximaal duur van voorziening die gericht is op arbeidsinschakeling/ scholing/opleiding/cursus uitgedrukt in kalendermaanden × 230 uren per kalendermaand met dien verstande dat ¾ reistijd niet als gewerkte uren wordt aangemerkt ¾ voor aantal uren uitgegaan wordt van aantal uren van ouder/partner die in dat berekeningsjaar minste uren heeft gewerkt of (vanaf 2013) gebruik heeft gemaakt van voorziening die gericht is op arbeidsinschakeling/scholing/opleiding/cursus ¾ (vanaf 2013) indien ouder/partner op zelfde moment in berekeningsjaar zowel werkt als gebruik maakt van voorziening, hoogste aantal uren mag worden genomen ¾ (vanaf 2015) indien ouder/partner tijdens werkloosheid van ouder/partner aanspraak op kinderopvangtoeslag behoudt, aantal gewerkte uren door ouder/partner voorafgaand aan beëindiging van werk mag worden gehanteerd ¾ (t/m 2014) als gedurende 3 kalendermaanden geen tegenwoordige arbeid meer wordt verricht, aantal gewerkte uren voorafgaand aan dag waarop verrichten van arbeid is beëindigd mag worden gehanteerd.

264

Kijk voor meer informatie over de Memo-serie van Wolters Kluwer op www.wolterskluwer.nl/memo


Kinderopvangtoeslag

§ 26.1

Kinderopvangtoeslag 2015 (gezamenlijk) toetsingsinkomena van t/m

kinderopvangtoeslagb eerste kindc ieder volgend kind

– € 17 919 19 112 20 304 21 497 22 691 23 883 25 077 26 266 27 550 28 832 30 115 31 398 32 682 33 965 35 279 36 595 37 910 39 225 40 542 41 858 43 173 44 488 45 926 48 744 51 563 54 383 57 203 60 021 62 841 65 660 68 479 71 300 74 118 76 939 79 758 82 575 85 394 88 270 91 158 94 045 96 931 99 819 102 706 105 594 108 481

90,7% 89,1% 88,1% 87,4% 86,7% 86,0% 85,0% 84,2% 83,4% 82,6% 81,5% 80,9% 79,9% 79,0% 78,2% 77,3% 76,5% 75,6% 74,5% 74,0% 73,0% 72,3% 71,2% 69,4% 68,5% 67,1% 64,5% 61,8% 59,1% 56,3% 53,5% 50,9% 48,2% 45,5% 42,6% 39,9% 37,3% 34,5% 32,0% 29,6% 27,0% 24,4% 21,7% 19,0% 18,0% 18,0%

€ 17 918 19 111 20 303 21 496 22 690 23 882 25 076 26 265 27 549 28 831 30 114 31 397 32 681 33 964 35 278 36 594 37 909 39 224 40 541 41 857 43 172 44 487 45 925 48 743 51 562 54 382 57 202 60 020 62 840 65 659 68 478 71 299 74 117 76 938 79 757 82 574 85 393 88 269 91 157 94 044 96 930 99 818 102 705 105 593 108 480 111 366

93,3% 93,3% 93,3% 92,9% 92,9% 92,9% 92,9% 92,9% 92,7% 92,2% 91,9% 91,6% 91,6% 91,4% 91,0% 90,8% 90,6% 90,0% 89,8% 89,5% 89,5% 89,2% 89,0% 88,5% 87,7% 87,1% 86,6% 86,3% 85,5% 85,0% 84,4% 83,6% 83,1% 82,6% 82,3% 81,5% 81,1% 80,5% 79,7% 79,2% 78,8% 78,4% 77,6% 77,0% 76,5% 75,9%

Kijk voor meer informatie over de Memo-serie van Wolters Kluwer op www.wolterskluwer.nl/memo

265


§ 26.1

Kinderopvangtoeslag

(gezamenlijk) toetsingsinkomena van t/m 111 367 114 255 117 142 120 029 122 916 125 802 128 690 131 579 134 465 137 352 140 239 143 127 146 014 148 901 151 787 154 674 157 562 160 449 163 336 166 224 169 111 171 998 174 885

114 254 117 141 120 028 122 915 125 801 128 689 131 578 134 464 137 351 140 238 143 126 146 013 148 900 151 786 154 673 157 561 160 448 163 335 166 223 169 110 171 997 174 884 –

kinderopvangtoeslagb eerste kindc ieder volgend kind 18,0% 18,0% 18,0% 18,0% 18,0% 18,0% 18,0% 18,0% 18,0% 18,0% 18,0% 18,0% 18,0% 18,0% 18,0% 18,0% 18,0% 18,0% 18,0% 18,0% 18,0% 18,0% 18,0%

75,5% 74,7% 74,1% 73,0% 72,6% 71,8% 70,7% 70,1% 69,1% 68,5% 67,7% 67,0% 66,2% 65,1% 64,5% 63,7% 62,9% 62,1% 61,4% 60,6% 59,8% 59,2% 58,2%

a. Toetsingsinkomen ¾ is op berekeningsjaar betrekking hebbende authentieke inkomensgegeven uit basisregistratie inkomen (zie Fiscaal Memo Wet- & Regelgeving, § 23.7) ¾ moet worden verhoogd met bij beschikking vastgesteld niet in Nederland belastbaar inkomen. b. In % van kinderopvangkosten. c. Eerste kind is kind ¾ met hoogste aantal uren kinderopvang, of ¾ met hoogste kinderopvangkosten, indien meerdere kinderen zelfde aantal uren kinderopvang genieten ¾ dat als eerste kind door belastingdienst is aangewezen, indien voor meerdere kinderen zowel aantal uren als kosten kinderopvang gelijk zijn.

266

Kijk voor meer informatie over de Memo-serie van Wolters Kluwer op www.wolterskluwer.nl/memo


Kinderopvangtoeslag

§ 26.1

Kinderopvangtoeslag 2014 (gezamenlijk) toetsingsinkomena

kinderopvangtoeslagb

van

t/m

eerste kindc

ieder volgend kind

– € 17 576 18 746 19 916 21 086 22 257 23 426 24 597 25 764 27 023 28 281 29 539 30 797 32 057 33 315 34 604 35 895 37 185 38 475 39 767 41 057 42 347 43 637 45 048 47 812 50 577 53 343 56 109 58 873 61 639 64 404 67 169 69 936 72 700 75 467 78 232 80 996 83 761 86 582 89 414 92 246 95 077 97 910 100 742 103 574 106 406

€ 17 575 18 745 19 915 21 085 22 256 23 425 24 596 25 763 27 022 28 280 29 538 30 796 32 056 33 314 34 603 35 894 37 184 38 474 39 766 41 056 42 346 43 636 45 047 47 811 50 576 53 342 56 108 58 872 61 638 64 403 67 168 69 935 72 699 75 466 78 231 80 995 83 760 86 581 89 413 92 245 95 076 97 909 100 741 103 573 106 405 109 236

90,7% 89,1% 88,1% 87,4% 86,7% 86,0% 85,0% 84,2% 83,4% 82,6% 81,5% 80,9% 79,9% 79,0% 78,2% 77,3% 76,5% 75,6% 74,5% 74,0% 73,0% 72,3% 71,2% 69,4% 68,5% 67,1% 64,5% 61,8% 59,1% 56,3% 53,5% 50,9% 48,2% 45,5% 42,6% 39,9% 37,3% 34,5% 32,0% 29,6% 27,0% 24,4% 21,7% 19,0% 18,0% 18,0%

93,3% 93,3% 93,3% 92,9% 92,9% 92,9% 92,9% 92,9% 92,7% 92,2% 91,9% 91,6% 91,6% 91,4% 91,0% 90,8% 90,6% 90,0% 89,8% 89,5% 89,5% 89,2% 89,0% 88,5% 87,7% 87,1% 86,6% 86,3% 85,5% 85,0% 84,4% 83,6% 83,1% 82,6% 82,3% 81,5% 81,1% 80,5% 79,7% 79,2% 78,8% 78,4% 77,6% 77,0% 76,5% 75,9%

Kijk voor meer informatie over de Memo-serie van Wolters Kluwer op www.wolterskluwer.nl/memo

267


§ 26.1

Kinderopvangtoeslag

(gezamenlijk) toetsingsinkomena

kinderopvangtoeslagb

van

eerste kindc

ieder volgend kind

18,0% 18,0% 18,0% 18,0% 18,0% 18,0% 18,0% 18,0% 18,0% 18,0% 18,0% 18,0% 18,0% 18,0% 18,0% 18,0% 18,0% 18,0% 18,0% 18,0% 18,0% 18,0% 18,0%

75,5% 74,7% 74,1% 73,0% 72,6% 71,8% 70,7% 70,1% 69,1% 68,5% 67,7% 67,0% 66,2% 65,1% 64,5% 63,7% 62,9% 62,1% 61,4% 60,6% 59,8% 59,2% 58,2%

t/m

109 237 112 070 114 901 117 733 120 565 123 396 126 229 129 062 131 893 134 725 137 557 140 389 143 221 146 053 148 884 151 716 154 548 157 380 160 212 163 045 165 876 168 708 171 540

112 069 114 900 117 732 120 564 123 395 126 228 129 061 131 892 134 724 137 556 140 388 143 220 146 052 148 883 151 715 154 547 157 379 160 211 163 044 165 875 168 707 171 539 –

a. Toetsingsinkomen ¾ is op berekeningsjaar betrekking hebbende authentieke inkomensgegeven uit basisregistratie inkomen (zie Fiscaal Memo Wet- & Regelgeving, § 23.7) ¾ moet worden verhoogd met bij beschikking vastgesteld niet in Nederland belastbaar inkomen. b. In % van kinderopvangkosten. c. Eerste kind is kind ¾ met hoogste aantal uren kinderopvang, of ¾ met laagste kinderopvangkosten, indien meerdere kinderen zelfde aantal uren kinderopvang genieten ¾ dat als eerste kind door belastingdienst is aangewezen, indien voor meerdere kinderen zowel aantal uren als kosten kinderopvang gelijk zijn.

268

Kijk voor meer informatie over de Memo-serie van Wolters Kluwer op www.wolterskluwer.nl/memo


Kinderopvangtoeslag

§ 26.1

Kinderopvangtoeslag 2013 (gezamenlijk) toetsingsinkomena

kinderopvangtoeslagb

van

t/m

eerste kindc

ieder volgend kind

– € 17 230 18 377 19 524 20 671 21 818 22 964 24 112 25 256 26 491 27 724 28 957 30 190 31 425 32 659 33 922 35 188 36 452 37 717 38 983 40 248 41 513 42 777 44 160 46 870 49 580 52 292 55 003 57 713 60 424 63 135 65 846 68 558 71 268 73 980 76 691 79 400 82 111 84 876 87 652 90 428 93 204 95 981 98 757 101 533 104 309

€ 17 229 18 376 19 523 20 670 21 817 22 963 24 111 25 255 26 490 27 723 28 956 30 189 31 424 32 658 33 921 35 187 36 451 37 716 38 982 40 247 41 512 42 776 44 159 46 869 49 579 52 291 55 002 57 712 60 423 63 134 65 845 68 557 71 267 73 979 76 690 79 399 82 110 84 875 87 651 90 427 93 203 95 980 98 756 101 532 104 308 107 084

90,7% 89,1% 88,1% 87,4% 86,7% 86,0% 85,0% 84,2% 83,4% 82,6% 81,5% 80,9% 79,9% 79,0% 78,2% 77,3% 76,5% 75,6% 74,5% 74,0% 73,0% 72,3% 71,2% 69,4% 67,3% 64,3% 61,7% 59,0% 56,3% 53,5% 50,7% 48,1% 45,4% 42,7% 39,8% 37,1% 34,5% 31,7% 29,2% 26,8% 24,2% 21,6% 18,9% 16,2% 13,6% 10,9%

93,3% 93,3% 93,3% 92,9% 92,9% 92,9% 92,9% 92,9% 92,7% 92,2% 91,9% 91,6% 91,6% 91,4% 91,0% 90,8% 90,6% 90,0% 89,8% 89,5% 89,5% 89,2% 89,0% 88,5% 87,7% 87,1% 86,6% 86,3% 85,5% 85,0% 84,4% 83,6% 83,1% 82,6% 82,3% 81,5% 81,1% 80,5% 79,7% 79,2% 78,8% 78,4% 77,6% 77,0% 76,5% 75,9%

Kijk voor meer informatie over de Memo-serie van Wolters Kluwer op www.wolterskluwer.nl/memo

269


§ 26.1

Kinderopvangtoeslag

(gezamenlijk) toetsingsinkomena

kinderopvangtoeslagb

van

eerste kindc

t/m

107 085 109 862 112 637 115 413 118 189 120 965 123 742 126 519 129 294 132 070 134 847 137 623 140 399 143 175 145 950 148 727 151 503 154 279 157 055 159 832 162 608 165 384 168 160

109 861 112 636 115 412 118 188 120 964 123 741 126 518 129 293 132 069 134 846 137 622 140 398 143 174 145 949 148 726 151 502 154 278 157 054 159 831 162 607 165 383 168 159 –

8,3% 5,6% 3,0% 0,2% 0,0% 0,0% 0,0% 0,0% 0,0% 0,0% 0,0% 0,0% 0,0% 0,0% 0,0% 0,0% 0,0% 0,0% 0,0% 0,0% 0,0% 0,0% 0,0%

ieder volgend kind 75,5% 74,7% 74,1% 73,0% 72,6% 71,8% 70,7% 70,1% 69,1% 68,5% 67,7% 67,0% 66,2% 65,1% 64,5% 63,7% 62,9% 62,1% 61,4% 60,6% 59,8% 59,2% 58,2%

a. Toetsingsinkomen ¾ is op berekeningsjaar betrekking hebbende authentieke inkomensgegeven uit basisregistratie inkomen (zie Fiscaal Memo Wet- & Regelgeving, § 23.7) ¾ moet worden verhoogd met bij beschikking vastgesteld niet in Nederland belastbaar inkomen. b. In % van kinderopvangkosten. c. Eerste kind is kind ¾ met hoogste aantal uren kinderopvang, of ¾ met laagste kinderopvangkosten, indien meerdere kinderen zelfde aantal uren kinderopvang genieten ¾ dat als eerste kind door belastingdienst is aangewezen, indien voor meerdere kinderen zowel aantal uren als kosten kinderopvang gelijk zijn.

270

Kijk voor meer informatie over de Memo-serie van Wolters Kluwer op www.wolterskluwer.nl/memo


Kinderopvangtoeslag

§ 26.1

Kinderopvangtoeslag 2012 (gezamenlijk) toetsingsinkomena

kinderopvangtoeslagb

van

t/m

eerste kindc

ieder volgend kind

– € 18 547 19 782 21 017 22 251 23 486 24 720 25 955 27 187 28 516 29 843 31 171 32 498 33 827 35 155 36 482 37 811 39 138 40 466 41 794 43 122 44 450 45 777 47 228 50 004 52 780 55 557 58 334 61 110 63 886 66 663 69 440 72 217 74 993 77 771 80 547 83 322 86 099 88 876 91 652 94 428 97 204 99 981 102 757 105 533 108 309

€ 18 546 19 781 21 016 22 250 23 485 24 719 25 954 27 186 28 515 29 842 31 170 32 497 33 826 35 154 36 481 37 810 39 137 40 465 41 793 43 121 44 449 45 776 47 227 50 003 52 779 55 556 58 333 61 109 63 885 66 662 69 439 72 216 74 992 77 770 80 546 83 321 86 098 88 875 91 651 94 427 97 203 99 980 102 756 105 532 108 308 111 084

57,4% 56,7% 55,8% 55,1% 54,5% 53,8% 52,9% 52,2% 51,4% 50,7% 49,7% 49,1% 48,2% 47,4% 46,7% 45,8% 45,1% 44,3% 43,3% 42,8% 41,9% 41,2% 40,2% 38,6% 36,6% 33,9% 31,5% 29,0% 26,5% 24,0% 21,4% 19,0% 16,5% 14,0% 11,4% 8,9% 6,5% 3,9% 1,6% 0,0% 0,0% 0,0% 0,0% 0,0% 0,0% 0,0%

60,0% 60,0% 60,0% 59,6% 59,6% 59,6% 59,6% 59,6% 59,4% 58,9% 58,6% 58,3% 58,3% 58,1% 57,7% 57,5% 57,3% 56,7% 56,5% 56,2% 56,2% 55,9% 55,7% 55,2% 54,4% 53,8% 53,3% 53,0% 52,2% 51,7% 51,1% 50,3% 49,8% 49,3% 49,0% 48,2% 47,8% 47,2% 46,4% 45,9% 45,5% 45,1% 44,3% 43,7% 43,2% 42,6%

Kijk voor meer informatie over de Memo-serie van Wolters Kluwer op www.wolterskluwer.nl/memo

271


§ 26.1

Kinderopvangtoeslag

(gezamenlijk) toetsingsinkomena

kinderopvangtoeslagb

van

eerste kindc

t/m

111 085 113 862 116 637 119 413 122 189 124 965 127 742 130 519 133 294 136 070 138 847 141 623 144 399 147 175 149 950 152 727 155 503 158 279 161 055 163 832 166 608 169 384 172 160

113 861 116 636 119 412 122 188 124 964 127 741 130 518 133 293 136 069 138 846 141 622 144 398 147 174 149 949 152 726 155 502 158 278 161 054 163 831 166 607 169 383 172 159 –

0,0% 0,0% 0,0% 0,0% 0,0% 0,0% 0,0% 0,0% 0,0% 0,0% 0,0% 0,0% 0,0% 0,0% 0,0% 0,0% 0,0% 0,0% 0,0% 0,0% 0,0% 0,0% 0,0%

ieder volgend kind 42,2% 41,4% 40,8% 39,7% 39,3% 38,5% 37,4% 36,8% 35,8% 35,2% 34,4% 33,7% 32,9% 31,8% 31,2% 30,4% 29,6% 28,8% 28,1% 27,3% 26,5% 25,9% 24,9%

a. Toetsingsinkomen ¾ is op berekeningsjaar betrekking hebbende authentieke inkomensgegeven uit basisregistratie inkomen (zie Fiscaal Memo Wet- & Regelgeving, § 23.7) ¾ moet worden verhoogd met bij beschikking vastgesteld niet in Nederland belastbaar inkomen. b. In % van kinderopvangkosten; kinderopvangtoeslag wordt verhoogd met ¾ 1/3 deel van kinderopvangkosten, indien ouder en partner tegenwoordige arbeid verrichten ¾ 1/3 deel van kinderopvangkosten, indien alleenstaande ouder tegenwoordige arbeid verricht ¾ 1/6 deel van kinderopvangkosten, indien ouder tegenwoordige arbeid verricht en partner behoort tot gemeentelijke doelgroep of UWV-doelgroep. c. Eerste kind is kind ¾ met hoogste aantal uren kinderopvang, of ¾ met laagste kinderopvangkosten, indien meerdere kinderen zelfde aantal uren kinderopvang genieten ¾ dat als eerste kind door belastingdienst is aangewezen, indien voor meerdere kinderen zowel aantal uren als kosten kinderopvang gelijk zijn. 1. Art. 1.7, 1.8 Wkkp; art. 3, 4, 6, 8, 8a Besluit kinderopvangtoeslag; art. 8 AWIR. y

Sociaal Memo, § 20.3, 22.4.

272

Kijk voor meer informatie over de Memo-serie van Wolters Kluwer op www.wolterskluwer.nl/memo


27.

Studiefinanciering

27.1

Normbedragen WSF1

Normbedragen WSF 2015 per maand

hoger onderwijs beroepsonderwijs WEB uitwonend thuiswonend uitwonend thuiswonend 1-9/31-12 1-9/31-12 1-8/31-12 1-8/31-12

budget levensonderhoud ¾ studievoorschot hoger onderwijs € 854,13

¾ geen studievoorschot hoger onderwijs lesgeld toeslag partner toeslag eenouder

€ 701,42

€ 496,64

€ 854,13

854,13

649,34

598,95

598,95

94,25 598,95

94,25 598,95

247,12

247,12

247,12

247,12

286,15

102,77

264,40

81,02

176,49

176,49

475,91

475,91

299,43

299,43 354,78

333,38

98,11 13 856,11

98,11 13 856,11

studiefinanciering basisbeurs (geen studievoorschot hoger onderwijs) basislening ¾ studievoorschot hoger onderwijs

¾ geen studievoorschot hoger onderwijs aanvullende beurs/aanvullende lening ¾ studievoorschot hoger onderwijs ¾ geen studievoorschot hoger onderwijs collegegeldkrediet waarde reisrecht OV-chipkaart bijverdiengrens (geen studievoorschot hoger onderwijs)

378,22

a

378,22

268,55

247,14

162,58 98,11 13 856,11

162,58 98,11 13 856,11

a

Kijk voor meer informatie over de Memo-serie van Wolters Kluwer op www.wolterskluwer.nl/memo

273


§ 27.1 per maand

Studiefinanciering hoger onderwijs uitwonend thuiswonend 1-1/31-8 1-1/31-8

beroepsonderwijs WEB uitwonend thuiswonend 1-1/31-7 1-1/31-7

budget levensonderhoud lesgeld toeslag partner

854,13

598,95

598,95

701,42 93,17 598,95

247,12

247,12

247,12

247,12

286,15 301,27 266,71

102,77 301,27 245,30

264,40 176,49 353,70

81,02 176,49 332,30

158,83 98,11

158,83 98,11

98,11

98,11

13 856,11

13 856,11

13 856,11

13 856,11

toeslag eenouder

649,34

496,64 93,17 598,95

studiefinanciering basisbeurs basislening aanvullende beurs/aanvullende lening collegegeldkrediet waarde reisrecht OVchipkaart bijverdiengrens

a. Waarvan € 109,67 onafhankelijk van hoogte ouderlijk inkomen.

Normbedragen WSF 2014 per maand

hoger onderwijs uitwonend thuiswonend 1-9/31-12 1-9/31-12

beroepsonderwijs WEB uitwonend thuiswonend 1-8/31-12 1-8/31-12

budget levensonderhoud lesgeld toeslag partner toeslag eenouder

833,22

633,44

584,28

584,28

684,25 93,17 584,28

484,48 93,17 584,28

467,54

467,54

467,54

467,54

279,14 293,89 260,19

100,25 293,89 239,30

257,93 172,17 347,32

79,04 172,17 326,44

158,83 102,29

158,83 102,29

102,29

102,29

13 729,80

13 729,80

13 729,80

13 729,80

studiefinanciering basisbeurs basislening aanvullende beurs/aanvullende lening collegegeldkrediet waarde reisrecht OVchipkaart bijverdiengrens

274

Kijk voor meer informatie over de Memo-serie van Wolters Kluwer op www.wolterskluwer.nl/memo


Studiefinanciering per maand

§ 27.1 hoger onderwijs uitwonend thuiswonend 1-1/31-8 1-1/31-8

beroepsonderwijs WEB uitwonend thuiswonend 1-1/31-7 1-1/31-7

budget levensonderhoud lesgeld toeslag partner

833,22

584,28

584,28

684,25 90,83 584,28

467,54

467,54

467,54

467,54

279,14 295,73 258,35

100,25 295,73 237,46

257,93 172,17 344,98

79,04 172,17 324,10

152,92 102,29

152,92 102,29

102,29

102,29

13 729,80

13 729,80

13 729,80

13 729,80

toeslag eenouder

633,44

484,48 90,83 584,28

studiefinanciering basisbeurs basislening aanvullende beurs/aanvullende lening collegegeldkrediet waarde reisrecht OVchipkaart bijverdiengrens

Normbedragen WSF 2013 per maand

hoger onderwijs uitwonend thuiswonend 1-9/31-12 1-9/31-12

beroepsonderwijs WEB uitwonend thuiswonend 1-8/31-12 1-8/31-12

budget levensonderhoud lesgeld toeslag partner toeslag eenouder

813,29

618,29

570,31

570,31

667,89 90,83 570,31

472,89 90,83 570,31

456,36

456,36

456,36

456,36

272,46 288,66 252,17

97,85 288,66 231,78

251,76 168,05 338,91

77,15 168,05 318,52

152,92 98,79

152,92 98,79

98,79

98,79

13 530,90

13 530,90

13 530,90

13 530,90

studiefinanciering basisbeurs basislening aanvullende beurs/aanvullende lening collegegeldkrediet waarde reisrecht OVchipkaart bijverdiengrens

Kijk voor meer informatie over de Memo-serie van Wolters Kluwer op www.wolterskluwer.nl/memo

275


§ 27.1 per maand

Studiefinanciering hoger onderwijs uitwonend thuiswonend 1-1/31-8 1-1/31-8

beroepsonderwijs WEB uitwonend thuiswonend 1-1/31-7 1-1/31-7

budget levensonderhoud lesgeld toeslag partner

813,29

570,31

570,31

667,89 88,75 570,31

456,36

456,36

456,36

456,36

272,46 290,50 250,33

97,85 290,50 229,94

251,76 168,05 336,83

77,15 168,05 316,44

147,58 98,79

147,58 98,79

98,79

98,79

13 530,90

13 530,90

13 530,90

13 530,90

toeslag eenouder

618,29

472,89 88,75 570,31

studiefinanciering basisbeurs basislening aanvullende beurs/aanvullende lening collegegeldkrediet waarde reisrecht OVchipkaart bijverdiengrens

Normbedragen WSF 2012 per maand

hoger onderwijs uitwonend thuiswonend 1-9/31-12 1-9/31-12

beroepsonderwijs WEB uitwonend thuiswonend 1-8/31-12 1-8/31-12

budget levensonderhoud lesgeld toeslag partner toeslag eenouder

794,69

604,15

557,27

557,27

652,62 88,75 557,27

462,08 88,75 557,27

445,93

445,93

445,93

445,93

266,23 283,86 244,60

95,61 283,86 224,68

246,00 164,21 331,16

75,39 164,21 311,23

147,58 91,17

147,58 91,17

91,17

91,17

13 362,53

13 362,53

13 362,53

13 362,53

studiefinanciering basisbeurs basislening aanvullende beurs/aanvullende lening collegegeldkrediet waarde reisrecht OVchipkaart bijverdiengrens

276

Kijk voor meer informatie over de Memo-serie van Wolters Kluwer op www.wolterskluwer.nl/memo


Studiefinanciering per maand

§ 27.1 hoger onderwijs uitwonend thuiswonend 1-1/31-8 1-1/31-8

beroepsonderwijs WEB uitwonend thuiswonend 1-1/31-7 1-1/31-7

budget levensonderhoud lesgeld toeslag partner toeslag eenouder

794,69

604,15

557,27

557,27

652,62 86,92 557,27

462,08 86,92 557,27

445,93

445,93

445,93

445,93

266,23 285,70 242,76

95,61 285,70 222,84

246,00 164,21 329,33

75,39 164,21 309,40

142,75 91,17

142,75 91,17

91,17

91,17

13 362,53

13 362,53

studiefinanciering basisbeurs basislening aanvullende beurs/aanvullende lening collegegeldkrediet waarde reisrecht OVchipkaart bijverdiengrens

13 362,53

13 362,53

1. Art. 3.1-3.6, 3.8, 3.15, 3.16a, 3.17, 3.18, 4.8, 5.3, 12.14, 12.16, 12.17, 12.19 WSF.

Kijk voor meer informatie over de Memo-serie van Wolters Kluwer op www.wolterskluwer.nl/memo

277


28.

Sociale verzekeringen

28.1

Premieheffing volksverzekeringen Premie-inkomen, premiepercentages, premiebedragen1

Heffingspercentages en premiebedragena premie volksverzekeringen jaar

geboren op of na 1-1-1946

geboren voor 1-1-1946

percentage

bedragb

17,90 0,60 9,65

€ 33 589 6 012 201 3 241

– 0,60 9,65

€ 33 857 – 203 3 267

28,15

9 455

10,25

3 470

17,90 0,60 12,65

€ 33 363 5 971 200 4 220

– 0,60 12,65

€ 33 555 – 201 4 244

31,15

10 392

13,25

4 446

17,90 0,60

€ 33 363 5 971 200

– 0,60

€ 33 555 – 201

percentage

bedragb

2015 premie-inkomen AOW Anw Wlz

c

totaal 2014 premie-inkomen AOW Anw AWBZ

c

totaal 2013 premie-inkomen AOW Anw

c

AWBZ

12,65

4 220

12,65

4 244

totaal

31,15

10 392

13,25

4 446

17,90 1,10 12,15

€ 33 863 6 061 372 4 114

– 1,10 12,15

€ 34 055 – 374 4 137

31,15

10 548

13,25

4 512

2012 premie-inkomen AOW Anw AWBZ totaal

c

a. Exclusief heffingskorting AOW, Anw, Wlz (t/m 2014: AWBZ). b. Maximum. c. Belastbaar inkomen uit werk en woning (box 1, zie § 1.2). y

Fiscaal Memo App, IB/PH werk en woning (box 1), Heffingskortingen, Premieheffing volksverzekeringen, AOW-leeftijd.

278

Kijk voor meer informatie over de Memo-serie van Wolters Kluwer op www.wolterskluwer.nl/memo


Sociale verzekeringen

ยง 28.1

Percentages premie en belasting2 Percentages IB/LB/PH jaar

volksverzekeringen

belasting

totaal

1e schijf

2e schijf

1e schijf

2e schijf

8,35%

13,85%

18,6%

24,1%

8,35%

13,85%

36,5%

42,0%

5,1%

10,85%

18,35%

24,1%

5,1%

10,85%

36,25%

42,0%

5,85%

10,85%

19,1%

24,1%

2015 Wlz Anw vanaf AOW-leeftijd AOW

9,65% 0,60% 10,25% 17,90%

tot AOW-leeftijd

28,15%

2014 AWBZ Anw vanaf AOW-leeftijd AOW tot AOW-leeftijd

12,65% 0,60% 13,25% 17,90% 31,15%

2013 AWBZ Anw vanaf AOW-leeftijd AOW

12,65% 0,60% 13,25% 17,90%

tot AOW-leeftijd

31,15%

5,85%

10,85%

37,0%

42,0%

12,15% 1,10% 13,25% 17,90% 31,15%

1,95%

10,8%

15,2%

24,05%

1,95%

10,8%

33,1%

41,95%

2012 AWBZ Anw 65 jaar en ouder AOW jonger dan 65 jaar

1. Art. 7, 8, 10, 11 Wfsv. 2. Art. 10, 58 Wfsv; art. 2.10-2.10a Wet IB 2001; art. 20a-20b, 27b Wet LB 1964. y

Sociaal Memo, ยง 1.2, 1.4; Fiscaal Memo App, IB/PH werk en woning (box 1), Premieheffing volksverzekeringen, AOW-leeftijd.

Kijk voor meer informatie over de Memo-serie van Wolters Kluwer op www.wolterskluwer.nl/memo

279


§ 28.2 28.2

Sociale verzekeringen Algemene Ouderdomswet (AOW)1

AOW pensioengerechtigde leeftijd kalenderjaara,b

2012 of eerder 2013 2014 2015 2016 2017 2018 2019 2020 2021

AOW-leeftijdc

65 65 65 65 65 65 66 66 66 67

en en en en en

1 2 3 6 9

maand maanden maanden maanden maanden

en 4 maanden en 8 maanden

personen geboren van

tot

– 01-01-1948 01-12-1948 01-11-1949 01-10-1950 01-07-1951 01-04-1952 01-01-1953 01-09-1953 01-05-1954

01-01-1948 01-12-1948 01-11-1949 01-10-1950 01-07-1951 01-04-1952 01-01-1953 01-09-1953 01-05-1954 01-01-1955

a. Op AOW-gerechtigde die in bepaald kalenderjaar AOW-leeftijd heeft bereikt is AOWleeftijd van latere kalenderjaren niet van toepassing. b. Voor kalenderjaren vanaf 2022 wordt eventuele verdere verhoging AOW-leeftijd bepaald op basis van door CBS geraamde macro gemiddelde resterende levensverwachting op 65-jarige leeftijd. c. Aanvangsleeftijd AOW-verzekering 15 jaar verschuift per kalenderjaar in zelfde mate als AOW-leeftijd (17 jaar in 2021).

280

Kijk voor meer informatie over de Memo-serie van Wolters Kluwer op www.wolterskluwer.nl/memo


Sociale verzekeringen

§ 28.2

Uitkeringsbedragen AOW bruto jaar/tijdvak

2015 ouderdomspensioen ¾ 1-1/30-06

ongehuwda ongehuwd met kind tot 18 jaarb

gehuwd met maximale toeslag

gehuwd partner ook AOW-leeftijd bereiktc

(70%)

(100%)

(50%)

(90%)

€ 1 086,20 € 1 086,20

¾ 1-7/31-12 1 088,21 d 25,35 inkomensondersteuning vakantie-uitkering 842,82 jaartotaal 14 193,48 2014 ouderdomspensioen ¾ 1-1/30-06

€ 1 481,20

€ 740,60

1 088,21 25,35 1 004,38

1 484,08 25,35 1 203,84

742,04 25,35 601,92

14 355,04

19 299,72

9801,96

€ 1 074,25

€ 1 362,20

€ 1 468,82

€ 734,41

¾ 1-7/31-12 tegemoetkomingd ¾ 1-1/31-01

1 079,83

1 370,01

1 475,52

737,76

25,59

25,59

25,59

25,59

¾ 1-2/31-12 vakantie-uitkering jaartotaal

25,12 837,26

25,12 1 076,58

25,12 1 196,04

25,12 598,02

14 063,65

17 771,75

19 163,99

9732,95

€ 1 056,72 € 1 338,07

2013 ouderdomspensioen ¾ 1-1/30-06

€ 1 444,42

€ 722,21

¾ 1-7/31-12 tegemoetkomingd ¾ 1-1/30-06

1 061,36

1 343,78

1 451,54

725,77

28,14

28,14

28,14

28,14

¾ 1-7/31-12 vakantie-uitkering jaartotaal

25,16 753,18

25,16 968,34

25,16 1 075,76

25,16 537,88

13 781,46

17 379,24

18 771,32

9545,56

€ 1 046,28 € 1 327,00

2012 ouderdomspensioen ¾ 1-1/30-06

¾ 1-7/31-12 d tegemoetkoming vakantie-uitkering jaartotaal

€ 1 436,94

€ 718,47

1 051,98 33,65 702,60

1 334,83 33,65 903,26

1 445,48 33,65 1 003,64

722,74 33,65 501,82

13 695,96

17 278,04

18 701,96

9552,88

a. Alsmede gehuwden zonder toeslag met AOW-uitkering ontstaan vóór 1-2-1994. b. Verhoogd ouderdomspensioen voor alleenstaande ouder met kind tot 18 jaar (90%) is per 1-1-2015 vervangen door alleenstaande-ouderkop in kindgebonden budget (zie § 25.1); cijfers zijn vanaf 1-1-2015 gebaseerd op ouderdomspensioen voor ongehuwden (70%). c. Alsmede voor ongehuwden die in land wonen waar geen AOW-uitkering kan worden genoten op grond van Wet BEU alsmede (vanaf 2013) voor ongehuwden en ongehuwden met kind tot 18 jaar die niet voldoen aan informatieplicht omtrent leefsituatie en feitelijke woonsituatie.

Kijk voor meer informatie over de Memo-serie van Wolters Kluwer op www.wolterskluwer.nl/memo

281


§ 28.2

Sociale verzekeringen

d. Inkomensondersteuning (t/m 2014: tegemoetkoming) geldt voor betrokkene die ¾ (vanaf 2015) recht op AOW-uitkering heeft en in Nederland woont, of ¾ (t/m 2014) AOW-leeftijd heeft bereikt en in Nederland woont, of ¾ recht op AOW-uitkering heeft en in buitenland woont (buitenlandse bel.pl.), op grondgebied van – lidstaat EU/EER (niet Nederland) of Zwitserland – Aruba, Curaçao, Sint Maarten of BES eilanden – land waarmee Nederland verdrag inzake sociale zekerheid heeft afgesloten met dien verstande dat recht op tegemoetkoming voor buitenlandse bel.pl. met terugwerkende kracht tot 1-6-2011 geldt en alsdan verhoogd wordt met wettelijke rente.

Vakantie-uitkering AOW per maand vanaf

1-7-2015 1-1-2015 1-7-2014 1-1-2014 1-7-2013 1-1-2013 1-7-2012 1-1-2012

ongehuwda

ongehuwd met kind tot 18 jaarb

gehuwd met gehuwd partner maximale toeslag ook AOW-leeftijd bereiktc

(70%)

(90%)

(100%)

(50%)

€ € € € € € € €

– – € € € € € €

€ € € € € € € €

€ € € € € € € €

71,21 69,32 70,87 70,16 69,73 69,12 59,16 60,87

91,11 90,22 89,66 88,87 76,06 78,25

101,70 99,02 101,22 100,22 99,62 98,72 84,50 86,94

50,85 49,51 50,61 50,11 49,81 49,36 42,25 43,47

a. Alsmede gehuwden zonder toeslag met AOW-uitkering ontstaan vóór 1-2-1994. b. Verhoogd ouderdomspensioen voor alleenstaande ouder met kind tot 18 jaar (90%) is per 1-1-2015 vervangen door alleenstaande-ouderkop in kindgebonden budget (zie § 25.1). c. Alsmede voor ongehuwden die in land wonen waar geen AOW-uitkering kan worden genoten op grond van Wet BEU alsmede (vanaf 2013) voor ongehuwden en (t/m 2014) ongehuwden met kind tot 18 jaar die niet voldoen aan informatieplicht omtrent leefsituatie en feitelijke woonsituatie.

¾ Recht op toeslag heeft ¾ AOW-gerechtigde indien

– AOW-gerechtigde vóór 1-1-2015 ¾ gehuwd is, en ¾ recht heeft op ouderdomspensioen – echtgenoot ¾ jonger dan AOW-leeftijd is, en ¾ inkomen heeft van maximaal volledige bruto-toeslag (= bruto gehuwdenpensioen) ¾ AOW-gerechtigde indien – AOW-gerechtigde ¾ voor 1-1-2015 gehuwd is, en ¾ in november 2014 of december 2014 65 jaar wordt, en – echtgenoot ¾ jonger dan AOW-leeftijd is, en ¾ inkomen heeft van maximaal volledige bruto-toeslag (= bruto gehuwdenpensioen)

282

Kijk voor meer informatie over de Memo-serie van Wolters Kluwer op www.wolterskluwer.nl/memo


Sociale verzekeringen

¾

¾

¾ ¾

§ 28.2

met dien verstande dat vanaf 1-1-2015 geen recht op toeslag ontstaat door ¾ wijziging van inkomen echtgenoot, maar – toeslag kan herleven als toeslag was geëindigd uitsluitend door incidentele stijging inkomen ¾ wijziging van leefvorm, waardoor niet langer sprake is van ongehuwd zijn ¾ gaan wonen in Nederland of land waar wel Nederlandse uitkering kan worden genoten ¾ invrijheidstelling na detentie of niet langer voortvluchtig zijn. Regeling inkomenstoets ter bepaling van grootte van toeslag vindt plaats vanaf 1-4-1988; maximale toeslag 50% (tot 1-2-1994: 30%) wordt verminderd met niet-vrijgestelde deel van inkomen van jongere echtgenoot/ partner. Vrijgesteld van inkomen uit arbeid is ¾ 15% van bruto wettelijk minimumloon (zie tabel maximale toeslag en vrijlating) – (vanaf 1-4-2012) in maand van bereiken AOW-leeftijd naar rato van aantal dagen ¾ als AOW-gerechtigde AOW-leeftijd bereikt: aantal dagen vanaf bereiken AOW-leeftijd ¾ als partner AOW-leeftijd bereikt: aantal dagen tot AOW-leeftijd plus ¾ 1/3 van meerdere inkomen uit arbeid boven 15% van bruto wettelijk minimumloon. Voor per 30-6-1996 bestaande AOW-gerechtigden geldt vrijlating tevens voor inkomen in verband met arbeid. Op toeslag wordt korting toegepast tot 10% ¾ voor zover totale gezamenlijke inkomen door korting niet lager wordt dan 162% van bruto minimumloon incl. vakantiebijslag per maand (zie tabel maximale toeslag en vrijlating) – totale gezamenlijke inkomen = toeslag + gezamenlijk inkomen uit arbeid en overig inkomen van AOW-gerechtigde en partner + bruto AOW-uitkering.

Kijk voor meer informatie over de Memo-serie van Wolters Kluwer op www.wolterskluwer.nl/memo

283


§ 28.2

Sociale verzekeringen

Maximale toeslag en vrijlating per maand vanaf

1-7-2015 1-1-2015 1-7-2014 1-1-2014 1-7-2013 1-1-2013 1-7-2012 1-1-2012

maximale toeslaga (30%) (50%)

vakantie-uitkeringa 15% bruto 162% bruto (30%) (50%) minimumloon minimumloon

€ € € € € € € €

€ € € € € € € €

395,87 395,00 395,69 394,57 390,18 387,70 393,50 390,66

€ € € € € € € €

742,04 740,60 737,76 734,41 725,77 722,21 722,74 718,47

30,49 29,70 30,35 30,06 29,89 29,60 25,34 26,07

€ € € € € € € €

50,85 49,51 50,61 50,11 49,81 49,36 42,25 43,47

€ € € € € € € €

226,17 225,27 224,28 222,84 221,67 220,41 218,43 216,99

€ € € € € € € €

2638,05 2627,55 2616,00 2599,21 2585,56 2570,86 2547,77 2530,97

a. Per 1-2-1994 is verhouding basispensioen gehuwden en maximale toeslag gewijzigd van 70%/30% naar 50%/50%; per 1-2-1994 reeds bestaande uitkeringsrechten zijn niet gewijzigd.

Uitkeringsbedragen AOW bruto/netto 2015 (in euro’s) ouderdomspensioena

brutobedrag

ingehouden Zvw-bijdrage

ingehouden loonheffing

nettobedrag

gehuwd partner ook AOW-leeftijd bereikt (50%)b 9 801,96 475,29 ¾ zonder lhk. ¾ met lhk. 9 801,96 475,29

1818,95

7 507,72

0,00

9 326,67

gehuwd met maximale toeslag (100%) 19 299,72 ¾ zonder lhk. ¾ met lhk. 19 299,72

935,95

3582,89

14 780,88

935,95

1417,85

16 945,92

688,34 688,34

2636,68 471,76

10 868,46 13 033,38

688,34

45,51

13 459,63

696,17 696,17

2666,73 501,81

10 992,14 13 157,06

696,17

186,81

13 472,06

ongehuwd (70%)c 14 193,48 ¾ zonder lhk. 14 193,48 ¾ met lhk. ¾ met lhk. incl. alleenstaande ouderenkorting 14 193,48 ongehuwd met kind tot 18 jaar (90%)d 14 355,04 ¾ zonder lhk. 14 355,04 ¾ met lhk.

¾ met lhk. incl. alleenstaande ouderenkorting 14 355,04

a. Bruto-uitkeringsbedragen zijn inclusief maandelijkse inkomensondersteuning en vakantie-uitkering. b. Alsmede voor ongehuwden die in land wonen waar geen AOW-uitkering kan worden genoten op grond van Wet BEU alsmede voor ongehuwden en ongehuwden met kind tot 18 jaar die niet voldoen aan informatieplicht omtrent leefsituatie en feitelijke woonsituatie. c. Alsmede gehuwden zonder toeslag met AOW-uitkering ontstaan vóór 1-2-1994. d. Verhoogd ouderdomspensioen voor alleenstaande ouder met kind tot 18 jaar (90%) is per 1-1-2015 vervangen door alleenstaande-ouderkop in kindgebonden budget (zie § 25.1); cijfers zijn vanaf 1-1-2015 gebaseerd op ouderdomspensioen voor ongehuwden (70%).

284

Kijk voor meer informatie over de Memo-serie van Wolters Kluwer op www.wolterskluwer.nl/memo


Sociale verzekeringen

§ 28.2

Uitkeringsbedragen AOW bruto/netto 2014 (in euro’s) ouderdomspensioena

brutobedrag ingehouden Zvw-bijdrage

ingehouden loonheffing

nettobedrag

gehuwd partner ook AOW-leeftijd bereikt (50%)b 9 732,95 525,49 ¾ zonder lhk. ¾ met lhk. 9 732,95 525,49

1778,69

7 428,77

0,00

9 207,46

gehuwd met maximale toeslag (100%) 19 163,99 ¾ zonder lhk. ¾ met lhk. 19 163,99

1034,79

3513,41

14 615,79

1034,79

1416,41

16 712,69

14 063,65 14 063,65

759,39 759,39

2575,59 478,59

10 728,67 12 825,67

¾ met lhk. incl. alleenstaande 14 063,65 ouderenkorting

759,39

60,28

13 243,98

ongehuwd met kind tot 18 jaar (90%) 17 771,75 ¾ zonder lhk. 17 771,75 ¾ met lhk.

959,58 959,58

3258,51 1161,51

13 553,66 15 650,66

¾ met lhk. incl. alleenstaande ouderenkorting

959,58

732,51

16 079,66

ongehuwd (70%)c ¾ zonder lhk. ¾ met lhk.

17 771,75

a. Bruto-uitkeringsbedragen zijn inclusief maandelijkse tegemoetkoming en vakantieuitkering. b. Alsmede voor ongehuwden die in land wonen waar geen AOW-uitkering kan worden genoten op grond van Wet BEU alsmede voor ongehuwden en ongehuwden met kind tot 18 jaar die niet voldoen aan informatieplicht omtrent leefsituatie en feitelijke woonsituatie. c. Alsmede gehuwden zonder toeslag met AOW-uitkering ontstaan vóór 1-2-1994.

Uitkeringsbedragen AOW bruto/netto 2013 (in euro’s) ouderdomspensioena

brutobedrag ingehouden Zvw-bijdrage

ingehouden loonheffing

nettobedrag

gehuwd partner ook AOW-leeftijd bereikt (50%)b 9 545,56 539,25 ¾ zonder lhk. ¾ met lhk. 9 545,56 539,25

1814,65

7 191,66

0,00

9 006,31

gehuwd met maximale toeslag (100%) 18 771,32 ¾ zonder lhk. ¾ met lhk. 18 771,32

1060,50

3582,45

14 128,37

1060,50

1516,41

16 194,41

13 781,46 13 781,46

778,57 778,57

2628,81 562,77

10 374,08 12 440,12

¾ met lhk. incl. alleenstaande 13 781,46 ouderenkorting

778,57

143,85

12 859,04

ongehuwd met kind tot 18 jaar (90%) 17 379,24 ¾ zonder lhk. 17 379,24 ¾ met lhk.

981,89 981,89

3314,91 1248,93

13 082,44 15 148,42

¾ met lhk. incl. alleenstaande 17 379,24 ouderenkorting

981,89

819,93

15 577,42

ongehuwd (70%)c ¾ zonder lhk. ¾ met lhk.

a. Bruto-uitkeringsbedragen zijn inclusief maandelijkse tegemoetkoming en vakantieuitkering. Kijk voor meer informatie over de Memo-serie van Wolters Kluwer op www.wolterskluwer.nl/memo

285


§ 28.2

Sociale verzekeringen

b. Alsmede voor ongehuwden die in land wonen waar geen AOW-uitkering kan worden genoten op grond van Wet BEU alsmede voor ongehuwden en ongehuwden met kind tot 18 jaar die niet voldoen aan informatieplicht omtrent leefsituatie en feitelijke woonsituatie. c. Alsmede gehuwden zonder toeslag met AOW-uitkering ontstaan vóór 1-2-1994.

Uitkeringsbedragen AOW bruto/netto 2012 (in euro’s) ouderdomspensioen

a

brutobedrag ingehouden Zvw-bijdrage

ingehouden loonheffing

nettobedrag

gehuwd partner ook AOW-leeftijd bereikt (50%)b 9 552,88 678,23 ¾ zonder lhk. ¾ met lhk. 9 552,88 678,23

1450,21

7 424,44

0,00

8 874,65

gehuwd met maximale toeslag (100%) 18 701,96 ¾ zonder lhk. ¾ met lhk. 18 701,96

1327,78

2835,99

14 538,19

1327,78

1140,03

16 234,15

13 695,96 13 695,96

972,32 972,32

2076,23 380,27

10 647,41 12 343,37

¾ met lhk. incl. alleenstaande 13 695,96 ouderenkorting

972,32

0,00

12 723,64

ongehuwd met kind tot 18 jaar (90%) 17 278,04 ¾ zonder lhk. 17 278,04 ¾ met lhk.

1226,69 1226,69

2623,75 927,73

13 427,60 15 123,62

¾ met lhk. incl. alleenstaande 17 278,04 ouderenkorting

1226,69

498,73

15 552,62

ongehuwd (70%)c ¾ zonder lhk. ¾ met lhk.

a. Bruto-uitkeringsbedragen zijn inclusief maandelijkse tegemoetkoming en vakantieuitkering. b. Alsmede voor ongehuwden die in land wonen waar geen AOW-uitkering kan worden genoten op grond van Wet BEU. c. Alsmede gehuwden zonder toeslag met AOW-uitkering ontstaan vóór 1-2-1994.

¾ Voor AOW-inbouw (franchise) in pensioenregelingen, zie § 3.13. y

Sociaal Memo, § 10.3, 10.4, 14.2; Fiscaal Memo App, AOW-leeftijd.

286

Premieheffing volksverzekeringen,

Kijk voor meer informatie over de Memo-serie van Wolters Kluwer op www.wolterskluwer.nl/memo


Sociale verzekeringen

§ 28.2

Overbruggingsuitkering AOW (vanaf 2013)2 Uitkeringsbedragena overbruggingsuitkering en partneruitkering bruto – (vanaf 2013) vanaf

ongehuwd ongehuwd met gehuwd met gehuwd zonder kind tot 18 jaarb partneruitkering partneruitkering (70%) € € € € € €

1-7-2015 1-1-2015 1-7-2014 1-1-2014 1-7-2013 1-1-2013

(90%)

1135,20 1131,98 1126,68 1121,87 1226,61 1224,83

€ € € €

– – 1406,55 1400,73 1526,58 1524,29

(100%)

(50%)

€ € € € € €

€ € € € € €

1468,72 1463,28 1462,88 1454,98 1598,48 1595,92

734,36 731,64 731,44 727,49 799,24 797,96

a. Exclusief 8% vakantie-uitkering per maand. b. Verhoogde overbruggingsuitkering voor alleenstaande ouder met kind tot 18 jaar (90%) is per 1-1-2015 vervangen door alleenstaande-ouderkop in kindgebonden budget (zie § 25.1).

Inkomens- en vermogenstoets/vrijlating inkomen en vermogen (vanaf 2013) vanaf

1-7-2015 1-1-2015 1-7-2014 1-1-2014 1-7-2013 1-1-2013 y

inkomenstoets ongehuwd gehuwd (200%)

(300%)

vermogenstoets vrijlating ongehuwd gehuwd inkomen aanvullend pensioenvermogen zelfstandige (15%)

€ € € € € €

€ € € € € €

€ € € € € €

3015,60 3003,60 2990,40 2971,20 2955,60 2938,80

4523,40 4505,40 4485,60 4456,80 4433,40 4408,20

21 330 21 330 21 139 21 139 21 139 21 139

€ € € € € €

42 42 42 42 42 42

660 660 278 278 278 278

€ € € € € €

226,17 225,27 224,28 222,84 221,67 220,41

€ € € € € €

118 819 118 771 117 444 117 058 114 131 114 131

Sociaal Memo, § 15.4.

1. Art. 7-12, 17, 28-29, 33a, 64b AOW; Besluit inkomensondersteuning AOW-ers; Tijdelijke regeling inkomensondersteuning AOW-gerechtigden (oud); art. 1, 3 MKOB (oud); Regeling koopkrachttegemoetkoming niet-KOB-gerechtigden met een AOW-pensioen (oud). 2. Art. 3, 4, 6, 8, 23, 32 TROA.

Kijk voor meer informatie over de Memo-serie van Wolters Kluwer op www.wolterskluwer.nl/memo

287


§ 28.3

Sociale verzekeringen Algemene nabestaandenwet (Anw)1

28.3

Uitkeringsbedragen Anw bruto – nabestaandenuitkering/ overgangsrecht AWW jaar/tijdvak

nabestaanden- nabestaandenuitkering uitkering kostendelera

nabestaanden- nabestaandenuitkering uitkering hulpbehoeminimaal venden

(70%)

(68%)

(50%)

(30)b

€ 1 138,01 1 138,36 16,65 1 010,66

€ 1 138,01 1 097,66 16,65 1 010,66

€ 730,90 731,15 16,65 721,90

€ 450,54 452,34 16,65 430,86

14 868,68

14 624,48

9694,00

6047,94

€ 1 127,17 1 131,76 16,50 1 000,70

– – – –

€ 726,38 728,48 16,50 714,74

€ 445,68 448,56 16,50 426,00

14 752,28

9641,90

5989,44

€ 1 119,52 1 120,15 16,23 904,04

– – – –

€ 723,41 723,86 16,23 645,76

€ 440,82 443,34 16,23 420,22

14 536,82

9524,14

5919,94

€ 1 111,95 1 115,09 15,88 842,74 14 395,54

– – – – –

€ 718,18 720,85 15,88 601,96 9426,70

€ 433,98 436,86 15,88 413,90 5829,50

2015 1-1/30-06 1-7/31-12 tegemoetkoming vakantie-uitkering jaartotaal 2014 1-1/30-06 1-7/31-12 tegemoetkoming vakantie-uitkering jaartotaal 2013 1-1/30-06 1-7/31-12 tegemoetkoming vakantie-uitkering jaartotaal 2012 1-1/30-06 1-7/31-12 tegemoetkoming vakantie-uitkering jaartotaal

a. (Vanaf 1-7-2015) voor nabestaande vanaf 21 jaar die met 1 of meer personen vanaf 21 jaar in zelfde woning hoofdverblijf heeft, wordt nabestaandenuitkering verlaagd naar 68% (kostendelersnorm); kostendelersnorm geldt niet bij commerciële relaties (zoals huur, kostgangers) en studerenden. b. Van brutominimumloon.

288

Kijk voor meer informatie over de Memo-serie van Wolters Kluwer op www.wolterskluwer.nl/memo


Sociale verzekeringen

§ 28.3

Uitkeringsbedragen Anw bruto – halfwezenuitkering (t/m 30-6-2013)/ nabestaandenuitkering met kind tot 18 jaar (t/m 2014) jaar/tijdvak

halfwezenuitkeringa

nabestaandenuitkering met kind tot 18 jaarb

(20%)

(90%)

2015 1-1/30-06 1-7/31-12 tegemoetkoming vakantie-uitkering

– – – –

€ 1 138,01 1 138,36 16,65 1 203,96

jaartotaal

15 061,98

1-1/30-06 1-7/31-12 tegemoetkoming vakantie-uitkering

– – – –

€ 1 405,04 1 410,39 16,50 1 074,28

jaartotaal

18 164,86

2014

2013 1-1/30-06 1-7/31-12 tegemoetkoming vakantie-uitkering jaartotaal

€ 249,53 249,71 c 16,23 258,14 2650,52

– € 1 392,45 16,23 – 8 452,08

2012 1-1/30-06 1-7/31-12 tegemoetkoming vakantie-uitkering jaartotaal

€ 253,77 254,24 c 15,88 240,70 3479,32

€ 1 365,72 1 369,33 15,88 1 083,44 17 684,30

a. Halfwezenuitkering is op 1-7-2013 vervallen; voor persoon die op 28-3-2013 recht heeft op halfwezenuitkering vervalt halfwezenuitkering op 1-10-2013. b. Verhoogde nabestaandenuitkering voor alleenstaande ouder met kind tot 18 jaar (90%) is per 1-1-2015 vervangen door alleenstaande-ouderkop in kindgebonden budget (zie § 25.1); kolom bevat t/m 2012 cijfers van nabestaandenuitkering verhoogd met halfwezenuitkering (90%); cijfers over 2013 betreffen alleen 2e halfjaar 2013; vakantie-uitkering 2014 is berekend vanaf 1-7-2013. c. Anw-tegemoetkoming is tegelijk met halfwezenuitkering op 1-7-2013 vervallen; voor persoon die op 28-3-2013 recht heeft op halfwezenuitkering vervalt Anw-tegemoetkoming op 1-10-2013; bij samenloop van halfwezenuitkering met AOW-uitkering bestaat geen recht op Anw-tegemoetkoming, maar wel op koopkrachttegemoetkoming oudere belastingplichtigen.

Kijk voor meer informatie over de Memo-serie van Wolters Kluwer op www.wolterskluwer.nl/memo

289


§ 28.3

Sociale verzekeringen

Bruto Anw-wezenuitkering jaar/tijdvak

wees t/m 9 jaar

wees 10 t/m 15 jaar

wees 16 t/m 20 jaar

€ 364,16 364,28 16,65 323,40

€ 546,24 546,41 16,65 485,10

€ 728,33 728,55 16,65 646,86

4893,84

7240,80

9587,94

€ 360,69 362,16 16,50 320,24

€ 541,04 543,24 16,50 480,36

€ 721,39 724,33 16,50 640,48

4855,34

7184,04

9512,80

€ 358,25 358,45 16,23 289,32

€ 537,37 537,67 16,23 433,94

€ 716,49 716,90 16,23 578,56

4784,28

7078,94

9373,66

€ 355,82 356,83 15,88 269,68 4736,14

€ 533,74 535,24 15,88 404,54 7008,98

€ 711,65 713,66 15,88 539,34 9281,76

2015 1-1/30-06 1-7/31-12 tegemoetkoming vakantie-uitkering jaartotaal 2014 1-1/30-06 1-7/31-12 tegemoetkoming vakantie-uitkering jaartotaal 2013 1-1/30-06 1-7/31-12 tegemoetkoming vakantie-uitkering jaartotaal 2012 1-1/30-06 1-7/31-12 tegemoetkoming vakantie-uitkering jaartotaal

Vakantie-uitkering Anw per maand – nabestaandenuitkering/ overgangsrecht AWW vanaf

1-7-2015 1-1-2015 1-7-2014 1-1-2014 1-7-2013 1-1-2013 1-7-2012 1-1-2012

290

nabestaandenuitkering

nabestaandenuitkering kostendelera

nabestaandenuitkering hulpbehoevenden

nabestaandenuitkering minimaal

(70%)

(68%)

(50%)

(30%)b

€ € € € € € € €

€ 83,39 € 83,56 – – – – – –

€ € € € € € € €

€ € € € € € € €

85,85 83,56 84,76 83,93 83,31 82,56 71,21 73,27

61,31 59,69 60,54 59,95 59,50 58,97 50,87 52,33

36,19 36,05 35,89 35,66 35,47 35,27 34,95 34,72

Kijk voor meer informatie over de Memo-serie van Wolters Kluwer op www.wolterskluwer.nl/memo


Sociale verzekeringen

§ 28.3

a. (Vanaf 1-7-2015) voor nabestaande vanaf 21 jaar die met 1 of meer personen vanaf 21 jaar in zelfde woning hoofdverblijf heeft, wordt vakantie-uitkering verlaagd naar 68% (kostendelersnorm); kostendelersnorm geldt niet bij commerciële relaties (zoals huur, kostgangers) en studerenden. b. Van brutominimumloon.

Vakantie-uitkering Anw per maand – halfwezenuitkering (t/m 30-6-2013)/nabestaandenuitkering met kind tot 18 jaar (t/m 2014) vanaf

1-7-2014 1-1-2014 1-7-2013 1-1-2013 1-7-2012 1-1-2012

halfwezenuitkeringa

nabestaandenuitkering met kind tot 18 jaarb

(20%)

(90%)

€ € € €

– – 23,80 23,58 20,33 20,92

€ € € € € €

108,98 107,92 107,10 106,14 91,54 94,19

a. Halfwezenuitkering is op 1-7-2013 vervallen; voor persoon die op 28-3-2013 recht heeft op halfwezenuitkering vervalt halfwezenuitkering op 1-10-2013. b. Verhoogde nabestaandenuitkering voor alleenstaande ouder met kind tot 18 jaar (90%) is per 1-1-2015 vervangen door alleenstaande-ouderkop in kindgebonden budget (zie § 25.1); kolom bevat t/m 30-6-2013 cijfers van nabestaandenuitkering verhoogd met halfwezenuitkering (90%).

Vakantie-uitkering Anw-wezenuitkering vanaf 1-7-2015 1-1-2015 1-7-2014 1-1-2014 1-7-2013 1-1-2013 1-7-2012 1-1-2012

wees t/m 9 jaar

wees 10 t/m 15 jaar

wees 16 t/m 20 jaar

€ € € € € € € €

€ € € € € € € €

€ € € € € € € €

27,47 26,74 27,12 26,86 26,66 26,42 22,79 23,45

41,21 40,11 40,68 40,29 39,99 39,63 34,18 35,17

54,94 53,48 54,25 53,72 53,32 52,84 45,57 46,89

¾ (Vanaf 1-7-2012) uitkeringsbedragen worden verlaagd met kosten-

niveaupercentage (woonlandfactor) als nabestaande, wees of (t/m 30-62013) halfwees woont in land buiten EU/EER/Zwitserland, met dien verstande dat ¾ voor op 1-7-2012 bestaande uitkeringsgerechtigde verlaging geldt vanaf 1-1-2013 ¾ (t/m 30-6-2013) halfwezenuitkering voor meerdere halfwezen niet wordt verlaagd als minstens 1 halfwees in EU/EER/Zwitserland woont ¾ (t/m 30-6-2013) bij meerdere halfwezen woonachtig in verschillende landen, hoogste kostenniveaupercentage geldt. ¾ Op nabestaandenuitkering wordt inkomen in mindering gebracht. ¾ Vrijgesteld is van inkomen uit arbeid

Kijk voor meer informatie over de Memo-serie van Wolters Kluwer op www.wolterskluwer.nl/memo

291


§ 28.3

Sociale verzekeringen

¾ 50% van bruto wettelijk minimumloon (zie tabel vrijlating), (vanaf

1-4-2012) in maand van bereiken AOW-leeftijd naar rato van aantal dagen tot AOW-leeftijd, plus ¾ 1/3 van meerdere inkomen uit arbeid boven 50% van bruto wettelijk minimumloon. ¾ Per 30-6-1996 rechthebbende op AWW-weduwenuitkering heeft recht op nabestaandenuitkering of (t/m 30-9-2013) halfwezenuitkering conform Anw-bepalingen, met dien verstande dat nabestaandenuitkering wordt gekort met overig inkomen, waarbij geldt dat ¾ nabestaandenuitkering tot 30% van brutominimumloon (zie nabestaandenuitkering minimaal in tabel bruto uitkeringsbedragen) niet wordt gekort ¾ van overig inkomen vrijgelaten wordt – 70% van bruto wettelijk minimumloon (zie tabel vrijlating), (vanaf 1-4-2012) in maand van bereiken AOW-leeftijd naar rato van aantal dagen tot AOW-leeftijd, plus – (mits overig inkomen (mede) bestaat uit inkomen uit arbeid) 1/3 van meerdere inkomen uit arbeid boven 70% van bruto wettelijk minimumloon. ¾ (Vanaf 1-7-2012) vrijgelaten inkomen wordt verlaagd met kostenniveaupercentage (woonlandfactor) als nabestaande woont in land buiten EU/EER/Zwitserland (voor op 1-7-2012 bestaande uitkeringsgerechtigde geldt verlaging vanaf 1-1-2013). Vrijlating vanaf 1-7-2015 1-1-2015 1-7-2014 1-1-2014 1-7-2013 1-1-2013 1-7-2012 1-1-2012

292

50%

70%

€ € € € € € € €

€ € € € € € € €

753,90 750,90 747,60 742,80 738,90 734,70 728,10 723,30

1055,46 1051,26 1046,64 1039,92 1034,46 1028,58 1019,34 1012,62

Kijk voor meer informatie over de Memo-serie van Wolters Kluwer op www.wolterskluwer.nl/memo


Sociale verzekeringen

§ 28.3

Uitkeringsbedragen Anw bruto/netto 2015 (in euro’s) uitkering

a

bruto-bedrag ingehouden loonheffing

nabestaandenuitkering (70%) 14 868,68 ¾ zonder lhk. ¾ met lhk. 14 868,68 nabestaandenuitkering kostendeler (68%) 14 624,48 ¾ zonder lhk. ¾ met lhk. 14 624,48

nettobedrag

5413,81

9 454,87

3210,85

11 657,83

5325,31

9 299,17

3122,35

11 502,13

nabestaandenuitkering hulpbehoevenden (50%) 9 694,00 3534,45 ¾ zonder lhk. ¾ met lhk. 9 694,00 1331,49

6 159,55

nabestaandenuitkering minimaal (30%) 6 047,94 ¾ zonder lhk.

¾ met lhk.

6 047,94

2196,72

3 851,22

0,00

6 047,94

nabestaandenuitkering met kind tot 18 jaar (90%)b 15 061,98 5484,36 ¾ zonder lhk.

¾ met lhk. wezenuitkering ¾ wees t/m 9 jaar – zonder lhk. – met lhk. ¾ wees 10 t/m 15 jaar – zonder lhk. – met lhk. ¾ wees 16 t/m 20 jaar – zonder lhk. – met lhk.

8 362,51

9 577,62

15 061,98

3281,40

11 780,58

4 893,84 4 893,84

1772,96 0,00

3 120,88 4 893,84

7 240,80 7 240,80

2640,06 436,98

4 600,74 6 803,82

9 587,94

3488,10

6 099,84

9 587,94

1285,02

8 302,92

a. Bruto-uitkeringsbedragen zijn inclusief maandelijkse tegemoetkoming en vakantieuitkering. b. Verhoogde nabestaandenuitkering voor alleenstaande ouder met kind tot 18 jaar (90%) is per 1-1-2015 vervangen door alleenstaande-ouderkop in kindgebonden budget (zie § 25.1); cijfers zijn vanaf 1-1-2015 gebaseerd op nabestaandenuitkering voor ongehuwden (70%).

Kijk voor meer informatie over de Memo-serie van Wolters Kluwer op www.wolterskluwer.nl/memo

293


§ 28.3

Sociale verzekeringen

Uitkeringsbedragen Anw bruto/netto 2014 (in euro’s) uitkeringa

bruto-bedrag ingehouden loonheffing

nettobedrag

nabestaandenuitkering (70%) 14 752,28 ¾ zonder lhk. ¾ met lhk. 14 752,28 nabestaandenuitkering met kind tot 18 jaar (90%)

5 344,19

9 408,09

3 241,19

11 511,09

18 164,86 ¾ zonder lhk. ¾ met lhk. 18 164,86 nabestaandenuitkering hulpbehoevenden (50%)

6 574,88

11 589,98

4 471,88

13 692,98

¾ zonder lhk. ¾ met lhk. nabestaandenuitkering minimaal (30%)

9 641,90

3 488,05

6 153,85

9 641,90

1 385,05

8 256,85

¾ zonder lhk. ¾ met lhk. wezenuitkering

5 989,44

2 160,40

3 829,04

5 989,44

0,00

5 989,44

– zonder lhk.

4 855,34

1 750,06

3 105,28

– met lhk.

4 855,34

0,00

4 855,34

¾ wees t/m 9 jaar

¾ wees 10 t/m 15 jaar – zonder lhk.

7 184,04

2 591,11

4 592,93

– met lhk.

7 184,04

488,11

6 695,93

– zonder lhk.

9 512,80

3 432,15

6 080,65

– met lhk.

9 512,80

1 329,15

8 183,65

¾ wees 16 t/m 20 jaar

a. Bruto-uitkeringsbedragen zijn inclusief maandelijkse tegemoetkoming en vakantieuitkering.

294

Kijk voor meer informatie over de Memo-serie van Wolters Kluwer op www.wolterskluwer.nl/memo


Sociale verzekeringen

§ 28.3

Uitkeringsbedragen Anw bruto/netto 2013 (in euro’s) uitkeringa

bruto-bedrag

ingehouden loonheffing

nettobedrag

14 536,82

5368,49

9 168,33

14 536,82

3367,49

11 169,33

nabestaandenuitkering (70%)

¾ zonder lhk. ¾ met lhk. halfwezenuitkering (20%)b

2 650,52 ¾ zonder lhk. ¾ met lhk. 2 650,52 nabestaandenuitkering met kind tot 18 jaar (90%)c

978,95

1 671,57

0,00

2 650,52

8 452,08 ¾ zonder lhk. ¾ met lhk. 8 452,08 nabestaandenuitkering hulpbehoevenden (50%)

3126,48

5 325,60

2125,98

6 326,10

9 524,14 ¾ zonder lhk. ¾ met lhk. 9 524,14 nabestaandenuitkering minimaal (30%)

3514,93

6 009,21

1513,93

8 010,21

¾ zonder lhk. ¾ met lhk. wezenuitkering

5 919,94

2182,46

3 737,48

5 919,94

181,46

5 738,48

– zonder lhk.

4 784,28

1764,96

3 019,32

– met lhk.

4 784,28

0,00

4 784,28

– zonder lhk.

7 078,94

2617,55

4 461,39

– met lhk.

7 078,94

616,55

6 462,39

– zonder lhk.

9 373,66

3449,98

5 923,68

– met lhk.

9 373,66

1448,98

7 924,68

¾ wees t/m 9 jaar

¾ wees 10 t/m 15 jaar

¾ wees 16 t/m 20 jaar

a. Bruto-uitkeringsbedragen zijn inclusief maandelijkse tegemoetkoming en vakantieuitkering. b. Halfwezenuitkering is op 1-7-2013 vervallen; voor persoon die op 28-3-2013 recht heeft op halfwezenuitkering vervalt halfwezenuitkering op 1-10-2013. c. Cijfers betreffen alleen 2e halfjaar 2013.

Kijk voor meer informatie over de Memo-serie van Wolters Kluwer op www.wolterskluwer.nl/memo

295


§ 28.3

Sociale verzekeringen

Uitkeringsbedragen Anw bruto/netto 2012 (in euro’s) uitkeringa

bruto-bedrag ingehouden ingehouden Zvw-bijdrage/ loonheffing vergoeding Zvw

nettobedrag

nabestaandenuitkering (70%) 14 395,54 ¾ zonder lhk. ¾ met lhk. 14 395,54 halfwezenuitkering (20%)

1021,99

5097,67

9 297,87

1021,99

3064,75

11 330,79

3 479,32 246,95 ¾ zonder lhk. ¾ met lhk. 3 479,32 246,95 nabestaandenuitkering + halfwezenuitkering (90%)

1228,32

2 251,00

0,00

3 479,32

17 684,30 1255,50 ¾ zonder lhk. ¾ met lhk. 17 684,30 1255,50 nabestaandenuitkering hulpbehoevenden (50%)

6255,08

11 429,22

4222,04

13 462,26

9 426,70 ¾ zonder lhk. ¾ met lhk. 9 426,70 nabestaandenuitkering minimaal (30%)

669,20

3331,83

6 094,87

669,20

1298,85

8 127,85

¾ zonder lhk. ¾ met lhk. wezenuitkering

5 829,50

413,87

2058,68

3 770,82

5 829,50

413,87

0,00

5 829,50

– zonder lhk.

4 736,14

336,25

1667,60

3 068,54

– met lhk.

4 736,14

336,25

0,00

4 736,14

– zonder lhk.

7 008,98

497,56

2475,36

4 533,62

– met lhk.

7 008,98

497,56

442,32

6 566,66

– zonder lhk.

9 281,76

658,93

3283,11

5 998,65

– met lhk.

9 281,76

658,93

1250,19

8 031,57

¾ wees t/m 9 jaar

¾ wees 10 t/m 15 jaar

¾ wees 16 t/m 20 jaar

a. Bruto-uitkeringsbedragen zijn inclusief maandelijkse tegemoetkoming en vakantieuitkering. 1. Art. 14, 17, 18, 22, 25, 26, 29-32, 67, 70 Anw. y

Sociaal Memo, § 11.3.3, 11.4, 11.6; Fiscaal Memo App, verzekeringen, AOW-leeftijd.

296

Premieheffing volks-

Kijk voor meer informatie over de Memo-serie van Wolters Kluwer op www.wolterskluwer.nl/memo


Sociale verzekeringen 28.4

§ 28.4

Algemene Kinderbijslagwet (AKW)1

Kinderbijslag 2015/2014/2013 (bedragen per kwartaal)a gezinnen ongeacht gezinsgrootte

per kind

0 t/m 5 jaar

6 t/m 11 jaar 12 t/m 17 jaar

70%

85%

100%

€ 191,65

€ 232,71

€ 273,78

a. Kinderbijslagbedrag wordt verlaagd met kostenniveaupercentage (woonlandfactor) als kind woont in land buiten EU/EER/Zwitserland (zie Sociaal Memo, § 11.3.3).

Kinderbijslag 2012 (bedragen per kwartaal) voor kinderen geboren vóór 1-1-1995 gezinnen met

12 t/m 17 jaar 100%

3e en 4e kwartaala 1 kind 2 kinderen 3 kinderen 4 kinderen 5 kinderen 6 kinderen 7 kinderen 8 kinderen 9 kinderen 10 kinderen 11 kinderen 12 kinderen 13 kinderen 14 kinderen

€ 273,78 314,44 327,99 354,81 370,89 381,62 389,28 403,05 413,77 422,34 429,35 435,20 440,14 444,38

15 kinderen

448,05

1e en 2e kwartaal 1 kind 2 kinderen 3 kinderen 4 kinderen 5 kinderen 6 kinderen 7 kinderen 8 kinderen 9 kinderen 10 kinderen 11 kinderen 12 kinderen 13 kinderen 14 kinderen 15 kinderen

€ 269,39 309,40 322,73 349,11 364,94 375,50 383,03 396,59 407,13 415,56 422,46 428,22 433,08 437,25 440,87

Kijk voor meer informatie over de Memo-serie van Wolters Kluwer op www.wolterskluwer.nl/memo

297


§ 28.4

Sociale verzekeringen

voor kinderen geboren op of na 1-1-1995 gezinnen ongeacht gezinsgrootte 0 t/m 5 jaar

6 t/m 11 jaar

12 t/m 17 jaar

70%

85%

100%

€ 191,65

€ 232,71

€ 273,78

€ 188,57

€ 228,98

€ 269,39

3e en 4e kwartaala 1 of meer kinderen 1e en 2e kwartaal 1 of meer kinderen

a. (Vanaf 1-7-2012) kinderbijslagbedrag wordt verlaagd met kostenniveaupercentage (woonlandfactor, zie Sociaal Memo, § 11.3.3) als kind woont in land buiten EU/EER/ Zwitserland (voor op 1-7-2012 bestaande kinderbijslaggerechtigde geldt verlaging vanaf 1-1-2013).

Extra kinderbijslag wegens thuiswonend kind met intensieve zorg (per jaar) (vanaf 2015)a 2015 per verzekerde

€ 1460

a. Kinderbijslagbedrag wordt verlaagd met kostenniveaupercentage (woonlandfactor) als kind woont in land buiten EU/EER/Zwitserland (zie Sociaal Memo, § 11.3.3).

298

Kijk voor meer informatie over de Memo-serie van Wolters Kluwer op www.wolterskluwer.nl/memo


Sociale verzekeringen

§ 28.4

Kinderbijslag/onderhoudsvoorwaarden (vanaf 1-7-2014) kind/leeftijd per begin kwartaal

onderhoudsvereistea minimaal € 416

meer dan € 1103

¾ behoort tot huishouden verzekerde

¾ behoort tot huishouden van ander ¾ wordt door verzekerde onderhouden kindb 3 t/m 15 jaar

kind t/m 2 jaar

e

¾ behoort tot huishouden verzekerde – niet aangewezen op intensieve zorg

– wel aangewezen op intensieve zorg

2×d

2×d

¾ behoort tot huishouden van ander ¾ wordt door verzekerde onderhouden kindb,c 16 of 17 jaar

e

¾ behoort tot huishouden verzekerde – niet aangewezen op intensieve zorg

– wel aangewezen op intensieve zorg

2×d

2×d

¾ behoort tot huishouden van ander ¾ wordt door verzekerde onderhouden

e

a. Door verzekerde te leveren bijdrage in onderhoud van kind per kwartaal; tot onderhoudsbijdrage behoort forfaitaire onderhoudsbijdrage van € 10 per dag dat kind bij verzekerde verblijft of verzekerde bij kind verblijft; door meerdere personen (ook huisgenoten van verzekerde) voor kind geleverde onderhoudsbijdragen mogen worden opgeteld. b. Geen recht op kinderbijslag bestaat voor kind dat op eerste dag van kalenderkwartaal recht heeft op WSF-uitkering. c. Kind ¾ geniet maximaal € 1266 netto per kwartaal aan eigen inkomen (daarnaast is nettoinkomen uit zomervakantiewerk tot € 1300 vrijgesteld), en ¾ volgt onderwijs of heeft onderwijs met succes afgerond, d.i. – voldoet aan leerplicht of kwalificatieplicht in Leerplichtwet 1969 of is daarvan vrijgesteld, of – staat als leerling/deelnemer ingeschreven bij buitenlandse onderwijsinrichting die vergelijkbaar is met school/instelling die volledig dagonderwijs of bij wet geregelde combinatie van werken en leren verzorgt en bezoekt deze regelmatig of is daarvan vrijgesteld, of – heeft startkwalificatie behaald (of vergelijkbaar resultaat in buitenland). d. (Vanaf 2015) kind is blijkens positief medisch advies van CIZ aangewezen op intensieve zorg; recht op extra kinderbijslag (per verzekerde) bestaat indien verzekerde geen fiscale partner heeft of wel fiscale partner heeft en verzekerde of partner maximaal € 4814 aan belastbare winst uit onderneming, belastbaar loon of belastbaar resultaat uit overige werkzaamheden heeft genoten. e. (Vanaf 2015) kind behoort niet tot huishouden verzekerde/ander ¾ wegens ziekte of gebreken van kind, of ¾ voor volgen van onderwijs of beroepsopleiding – op meer dan 25 km van woonadres van verzekerde of ander tot wiens huishouden kind laatstelijk behoorde, op aangewezen school voor ¾ voortgezet onderwijs voor toptalent dans en muziek of topsporttalent, of ¾ aangewezen specifieke beroepsopleiding, of

Kijk voor meer informatie over de Memo-serie van Wolters Kluwer op www.wolterskluwer.nl/memo

299


§ 28.4

Sociale verzekeringen

– wegens beroep verzekerde (binnenschipper, kermisexploitant, circusartiest), of – wegens woonplaats verzekerde/ander op Waddeneiland anders dan Texel of op zodanige plaats in buitenland dat dagelijks heen en weer reizen niet van kind verwacht kan worden, of

– wegens woonplaats verzekerde in Curaçao, Sint Maarten, Aruba, BES eilanden of land waar werkzaamheden in algemeen belang worden verricht.

Kinderbijslag/onderhoudsvoorwaarden (t/m 30-6-2014) kind/leeftijd per begin kwartaal

onderhoudsvereiste belangrijke mate

grotendeels

(1×a)

(1×a)

kind t/m 15 jaar

¾ behoort tot huishouden verzekerde

1× ¾ behoort tot huishouden ander ¾ uitwonend wegens studie/opleiding/handicap 1× studerend kindb 16 of 17 jaar

¾ behoort tot huishouden verzekerde/ander ¾ uitwonend werkloos kindc 16 of 17 jaar

¾ behoort tot huishouden verzekerde/ander ¾ uitwonend

d

d

d

a. Onderhoudsvereiste wordt niet gesteld doch automatisch aangenomen. b. Kind heeft geen WSF-recht en ¾ voldoet aan leerplicht of kwalificatieplicht in Leerplichtwet 1969 of is daarvan vrijgesteld, of ¾ is na behalen startkwalificatie op lichamelijke of psychische gronden niet geschikt om tot school/instelling te worden toegelaten, of ¾ volgt na behalen startkwalificatie vervolgstudie anders dan hoger onderwijs, of ¾ staat als leerling/deelnemer ingeschreven bij buitenlandse onderwijsinrichting die vergelijkbaar is met school/instelling die volledig dagonderwijs of bij wet geregelde combinatie van werken en leren verzorgt en bezoekt deze regelmatig of is daarvan vrijgesteld. c. Zolang kind werkloos is, mits kind (voor in buitenland wonend kind gelden vergelijkbare vereisten) ¾ startkwalificatie heeft behaald, en ¾ als werkzoekende geregistreerd is bij UWV. d. Voor op 30-6-2014 bestaande gevallen met recht op 2× kinderbijslag geldt overgangsrecht.

300

Kijk voor meer informatie over de Memo-serie van Wolters Kluwer op www.wolterskluwer.nl/memo


Sociale verzekeringen

§ 28.5

Inkomen kind/onderhoudsbijdrage verzekerde 2014/2013/2012 (t/m 30-6-2014) onderhoudsvereiste/kind behoort tot huishouden verzekerde

netto-inkomena kind per kwartaal

onderhoudsbijdrage verzekerdeb per kwartaal

minder dan € 1790c

n.v.t./minimaal € 416d,h

belangrijke mate

¾ nee ¾ ja grotendeels ¾ nee

e

minder dan € 1266 maximaal € 1103

f

n.v.t. n.v.t./meer dan € 1103

f,g,h

a. Netto-arbeidsinkomen uit zomervakantiewerk is vrijgesteld (2014/2013/2012: € 1300). b. Onderhoudsbijdrage is niet van toepassing indien ¾ ouders gemeenschappelijke huishouding voeren waarbij kind gezamenlijk wordt verzorgd en onderhouden ¾ ouders geen gemeenschappelijke huishouding voeren maar co-ouderschapovereenkomst hebben voor verzorging en onderhoud van kind ¾ ouders gescheiden zijn en kind tot huishouden aanvrager behoort terwijl andere ouder alimentatieplicht heeft ¾ aanvrager als enige kind verzorgt en onderhoudt. c. T/m 30-9-2012: € 1754; voor op 30-6-2014 bestaande gevallen blijft inkomensgrens van toepassing. d. T/m 30-9-2012: € 408. e. T/m 30-9-2012: € 1240. f. T/m 30-9-2012: € 1081. g. Minimaal € 830 (t/m 30-9-2012: € 813) voor kind dat reeds vóór 1-10-1995 wegens handicap elders verblijft. h. Tot onderhoudsbijdrage behoort fictieve onderhoudsbijdrage van € 9 per dag dat kind bij verzekerde verblijft. 1. Art. 7-7aa, 12, 41a, 41b (oud) AKW; Besluit uitvoering kinderbijslag; Regeling dubbele kinderbijslag om onderwijsredenen; Regeling uitvoering dubbele kinderbijslag bij intensieve zorg; Besluit onderhoudsvoorwaarden kinderbijslag (oud); Regeling inkomen kinderbijslag 1997 (oud). y

Sociaal Memo, § 11.3.3, 12.3.

28.5

Tegemoetkoming thuiswonende gehandicapte kinderen (TOG) (t/m 2014)1

TOG-uitkering per kalenderkwartaal (t/m 2014)a vanaf 1-7-2014 1-1-2014 1-7-2013 1-1-2013 1-7-2012 1-1-2012

per kind € € € € € €

215,80 215,80 215,80 215,80 215,80 212,34

a. (Vanaf 2015) TOG-uitkering is vervangen door 2× kinderbijslag voor thuiswonend kind met intensieve zorg (zie § 28.4).

Kijk voor meer informatie over de Memo-serie van Wolters Kluwer op www.wolterskluwer.nl/memo

301


§ 28.6

Sociale verzekeringen

Extra tegemoetkoming per jaar (t/m 2014)a jaar

per huishouden € 1460 € 1460 € 1460

2014 2013 2012

a. (Vanaf 2015) extra tegemoetkoming is vervangen door extra kinderbijslag wegens thuiswonend kind met intensieve zorg (zie § 28.4). 1. Art. 5, 5a TOG (oud). y

Sociaal Memo, § 13.2.

28.6

Ziektewet (ZW)1

Uitkeringsloon ZW 2015/2014 2015 1e hj

2014 2e hj

jaar

1e hj

2e hj

jaar

aantal dagen 130 131 261 129 132 261 a 199,15 € 199,95 € x € 197,00 € 198,28 € x uitkeringsdagloon € a uitkeringsloon 25 889,50 26 193,45 52 082,95 25 413,00 26 172,96 51 585,96 a. Maximum.

Uitkeringsloon ZW 2013/2012 2013 1e hj

2012 2e hj

jaar

1e hj

2e hj

jaar

aantal dagen 129 132 261 130 131 261 a x € 191,82 € 193,09 € x uitkeringsdagloon € 194,85 € 195,96 € a uitkeringsloon 25 135,65 25 866,72 51 002,37 24 936,60 25 294,79 50 231,39 a. Maximum. 1. Art. 15 ZW. y

Sociaal Memo, § 70.6.2.

302

Kijk voor meer informatie over de Memo-serie van Wolters Kluwer op www.wolterskluwer.nl/memo


Sociale verzekeringen 28.7

§ 28.7

Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA)1

Uitkeringsloon WIA 2015/2014 2015 1e hj

2014 2e hj

jaar

1e hj

2e hj

jaar

a

199,95 € x € 197,00 € 198,28 € x uitkeringsdagloon € 199,15 a uitkeringsloon 25 989,08 26 093,48 52 082,55 25 708,50 25 875,54 51 584,04 a. Maximum.

Uitkeringsloon WIA 2013/2012 2013 1e hj

2012 2e hj

jaar

1e hj

2e hj

jaar

a

uitkeringsdagloon € 194,85 € 195,96 € x € 191,82 € 193,09 € x a uitkeringsloon 25 427,93 25 572,78 51 000,71 25 032,51 25 198,25 50 230,76 a. Maximum.

Tegemoetkoming arbeidsongeschikten (vanaf 2014) vanaf

per kalenderjaar € 211 € 255 € 252

1-7-2015 1-1-2015 1-1-2014

Premieloon/gemiddeld premieplichtig loon 2015 aantal dagen

2014 260

2013 260

2012 260

260

premieloona 199,90 €

197,74

195,58 €

192,55

999,53

988,73

977,94

962,76

¾ per 4 weken

3 998,15

3 954,92

3 911,76

3 851,07

¾ per maand

4 331,33

4 284,50

4 237,75

4 172,00

12 994,00 12 853,50 ¾ per kwartaal ¾ per jaar 51 976,00 51 414,00 gemiddeld premieplichtig loon 31 400,00 30 700,00 (vanaf 2014) grensbedrag 314 000,00 307 000,00 kleine/middelgrote werkgever (vanaf 2014) grensbedrag mid- 3 140 000,00 3 070 000,00 delgrote/grote werkgever (t/m 2013) grensbedrag grote/ – – kleine werkgever

12 713,25

12 516,00

50 853,00 30 300,00 –

50 064,00 30 200,00 –

¾ per dag ¾ per week

757 500,00 755 000,00

a. Maximum.

Kijk voor meer informatie over de Memo-serie van Wolters Kluwer op www.wolterskluwer.nl/memo

303


§ 28.7

Sociale verzekeringen

Basispremie WAO/WIAa,b jaar 2015 2014 2013 2012

basispremie WAO/WIA 5,25 4,95 c 4,65 5,05

a. Basispremie WAO/WIA is voor alle bedrijven gelijk en alleen verschuldigd door werkgever; (vanaf 2014) exclusief opslag (2015/2014; 0,5) als verplichte werkgeversbijdrage kinderopvangtoeslag (zie § 26.1). b. Geen basispremie WAO/WIA wordt geheven voor werknemer die op 1-1-2008 54,5 jaar of ouder is ¾ voor zover premievrijstelling op 31-12-2008 werd toegepast ¾ tot werknemer leeftijd van 62 jaar heeft bereikt. c. Werkgever ontvangt automatisch gedeeltelijke teruggaaf basispremie WAO/WIA ter grootte van 28,82% van over 1-1-2013 t/m 30-6-2013 aangegeven basispremie WAO/ WIA; in aanmerking te nemen basispremie wordt vastgesteld met uiterlijk op 30-92013 ingediende (aanvullingen op) aangiften.

304

Kijk voor meer informatie over de Memo-serie van Wolters Kluwer op www.wolterskluwer.nl/memo


Sociale verzekeringen

§ 28.7

Gedifferentieerde premie Werkhervattingskas (Whk-premie)a (vanaf 2014) premie-

rekenpremie

gemiddelde

grote werkgever

premie

min.

max.

0,50 0,25

0,48 0,24

0,12 0,06

1,92 c 0,96

0,40

0,35

0,08

1,40d

0,51 0,18 0,34

0,49 0,17 0,31

0,12 0,04 0,07

1,96 c 0,68 d 1,24

component 2015 WGA-vast WGA-flex

b

ZW-flexb 2014 WGA-vast WGA-flex b ZW-flex

b

a. Gedifferentieerde premie Werkhervattingskas (Whk-premie) ¾ bestaat uit som van 3 afzonderlijke premiecomponenten: WGA-vast, WGA-flex en ZW-flex ¾ is verschuldigd door werkgever; werkgever mag maximaal 50% van door werkgever verschuldigde gedifferentieerde Whk-premie die betrekking heeft op premiecomponent WGA-vast en op premiecomponent WGA-flex verhalen op nettoloon werknemer ¾ is afhankelijk van omvang premieplichtig loon (klein, middelgroot, groot) individuele werkgever ¾ wordt voor kleine werkgever categoriaal per sector per premiecomponent vastgesteld (zie tabel Sectorale gedifferentieerde Whk-premie kleine werkgevers hierna) ¾ wordt voor grote werkgever individueel per premiecomponent vastgesteld, afhankelijk van individueel werkgeversrisico, bestaande uit opslag/korting op rekenpremie, welke opslag/korting moet worden vermenigvuldigd met correctiefactor ¾ wordt voor middelgrote werkgever individueel per premiecomponent vastgesteld, op basis van gewogen gemiddelde van sectorale en individuele gedifferentieerde Whk-premie ¾ is zowel naar beneden als naar boven begrensd. b. Voor eigenrisicodrager WGA bedraagt WGA-vast 0%; voor eigenrisicodrager ZW bedraagt ZW-flex 0%; eigenrisicodrager WGA mag maximaal 50% van premie voor private verzekering van WGA-eigenrisico verhalen op nettoloon werknemer; indien eigenrisicodrager WGA geen private verzekering heeft afgesloten mag 50% van evenredig deel van betaalde WGA-uitkeringen tot maximaal 1,5 × maximum premiecomponent WGA-flex worden verhaald; (vanaf 2015) als voor grote of middelgrote eigenrisicodrager ZW eigen risico dragen eindigt, geldt in eerste 2 jaren van terugkeer als individuele ZW-flex premiecomponent minimaal helft van sectorale gedifferentieerde ZW-flex-premie (geldt voor alle na 20-3-2014 terugkerende eigenrisicodragers ZW). c. Voor grote werkgever in sector 52. uitzendbedrijven geldt afwijkende maximumpremie WGA-flex (2015: 5,96; 2014: 3,28). d. Voor grote werkgever in sector 52. uitzendbedrijven geldt afwijkende maximumpremie ZW-flex (2015: 7,08; 2014: 7,77).

Kijk voor meer informatie over de Memo-serie van Wolters Kluwer op www.wolterskluwer.nl/memo

305


§ 28.7

Sociale verzekeringen

Gedifferentieerde WGA-premiea (t/m 2013) jaar

2013 2012

rekenpremie

gemiddelde premie

kleine werkgever min. max.

grote werkgever min. max.

0,54 0,55

0,52 0,53

0,47 0,48

0,13 0,13

1,56 1,59

2,08 2,12

a. Gedifferentieerde WGA-premie ¾ is verschuldigd door werkgever; werkgever mag maximaal 50% van door werkgever verschuldigde gedifferentieerde WGA-premie verhalen op nettoloon werknemer ¾ is afhankelijk van individueel werkgeversrisico ¾ bestaat uit opslag/korting op rekenpremie, welke opslag/korting moet worden vermenigvuldigd met correctiefactor ¾ wordt per werkgever vastgesteld ¾ is zowel naar beneden als naar boven begrensd ¾ is niet verschuldigd door eigenrisicodrager WGA; eigenrisicodrager WGA mag maximaal 50% van premie voor private verzekering van WGA-eigenrisico verhalen op nettoloon werknemer; indien eigenrisicodrager WGA geen private verzekering heeft afgesloten mag 50% van evenredig deel van betaalde WGA-uitkeringen tot maximaal 1,5 × maximum gedifferentieerde WGA-premie worden verhaald.

Gemiddeld werkgeversrisico/correctiefactoren gedifferentieerde premie premiegemiddeld correctiefactor correctiefactoren geen werkgeversschap 2 jaar 3 jaar 4 jaar component werkgevers- opslag/korting 1 jaar niet niet niet niet risico 2015

¾ WGA-vast 0,28

1,36

1,25

1,66

2,50

¾ WGA-flex 0,06 ¾ ZW-flex 0,22 2014

2,00

1,00

1,00

1,00

2,00

1,42

1,00

1,00

1,00

2,00

¾ WGA-vast 0,27

1,44

1,25

1,66

2,50

5,00

¾ WGA-flex ¾ ZW-flex 2013 2012

0,02

2,00

1,00

1,00

1,00

1,00

0,10 0,23 0,22

2,00 1,78 1,90

1,00 1,25 1,25

1,00 1,66 1,66

1,00 2,50 2,50

1,00 5,00 5,00

306

5,00

Kijk voor meer informatie over de Memo-serie van Wolters Kluwer op www.wolterskluwer.nl/memo


Sociale verzekeringen

§ 28.7

Sectorale gedifferentieerde Whk-premie kleine werkgevers (vanaf 2014) nr.

sector

WGA-vast

WGA-flex

ZW-flex

2015 2014 2015 2014 2015 2014 1. 2. 3. 4. 5.

agrarisch bedrijf tabakverwerkende industrie bouwbedrijf baggerbedrijf hout- en emballage-industrie, houtwarenen borstelindustrie 6. timmerindustrie 7. meubel- en orgelbouwindustrie 8. groothandel in hout, zagerijen, schaverijen en houtbereidingsindustrie 9. grafische industrie 10. metaalindustrie 11. elektrotechnische industrie 12. metaal- en technische bedrijfstakken 13. bakkerijen 14. suikerverwerkende industrie 15. slagersbedrijven 16. slagers overig 17. detailhandel en ambachten 18. reiniging 19. grootwinkelbedrijf 20. havenbedrijven 21. havenclassificeerders 22. binnenscheepvaart 23. visserij 24. koopvaardij 25. vervoer KLM 26. vervoer NS 27. vervoer posterijen 28. taxivervoer 29. openbaar vervoer 30. besloten busvervoer 31. overig personenvervoer te land en in de lucht 32. overig goederenvervoer te land en in de lucht 33. horeca algemeen 34. horeca catering 35. gezondheid, geestelijke en maatschappelijke belangen 36-37. vervallen 38. banken 39. verzekeringswezen 40. uitgeverij 41. groothandel I 42. groothandel II

0,54 0,39 0,86 0,17 1,11

0,65 0,42 0,89 0,10 1,08

0,20 0,10 0,28 0,13 0,23

0,11 0,14 0,27 0,03 0,21

0,32 0,12 0,54 0,12 0,59

0,27 0,04 0,52 0,08 0,52

0,67 0,76 0,21 0,37 0,62 0,58 0,55 0,52 0,38 0,26 0,54 0,58 0,57 0,49 0,25 0,14 0,49 0,27 0,53 0,32 0,26 0,56 0,87 0,82 1,28 1,06 0,55 1,32 0,74 0,41 0,84 0,36 0,63 0,47 0,78 0,49 0,49 0,91 0,53 0,85 0,10

0,53 0,33 0,24 0,52 0,60 0,75 1,19 1,01 0,56 1,77 0,79 0,37 0,76 0,51 0,95 0,24 1,00 0,61 0,61 0,94 0,65 0,55 0,04

0,31 0,13 0,13 0,22 0,41 0,31 0,38 0,28 0,32 0,56 0,28 0,24 0,33 0,23 0,00 0,11 0,06 0,06 0,24 0,79 0,16 0,79 0,18

0,31 0,09 0,07 0,16 0,24 0,16 0,34 0,24 0,24 0,45 0,20 0,17 0,27 0,14 0,17 0,09 0,06 0,06 0,12 0,70 0,05 0,30 0,06

0,43 0,21 0,10 0,37 0,49 0,27 0,76 0,43 0,54 0,94 0,39 0,45 0,37 0,45 0,28 0,28 0,18 0,07 0,48 1,67 0,60 0,78 0,30

0,48 0,12 0,06 0,32 0,46 0,21 0,60 0,34 0,56 0,82 0,38 0,30 0,29 0,45 0,20 0,20 0,02 0,04 0,25 1,58 0,12 0,73 0,24

0,59 0,55 0,40 0,24 0,60 0,51 0,39 0,33 0,37 0,26 0,70 0,65 0,29 1,13 0,67 0,38 0,66 0,67 0,45 0,51 0,23 0,14 0,37 0,27 – 0,09 0,24 0,38 0,38 0,40

– 0,32 0,31 0,49 0,29 0,38

– 0,10 0,17 0,28 0,18 0,23

– 0,07 0,11 0,25 0,11 0,15

– 0,12 0,16 0,36 0,28 0,32

– 0,13 0,12 0,32 0,22 0,27

Kijk voor meer informatie over de Memo-serie van Wolters Kluwer op www.wolterskluwer.nl/memo

307


§ 28.8 nr.

Sociale verzekeringen sector

WGA-vast

WGA-flex

ZW-flex

2015 2014 2015 2014 2015 2014 43. 44. 45. 46. 47. 48.

zakelijke dienstverlening I zakelijke dienstverlening II zakelijke dienstverlening III zuivelindustrie textielindustrie steen-, cement-, glas- en keramische industrie chemische industrie voedingsindustrie algemene industrie uitzendbedrijven bewakingsondernemingen culturele instellingen overige takken van bedrijf en beroep schildersbedrijf stukadoorsbedrijf dakdekkersbedrijf mortelbedrijf steenhouwersbedrijf overheid, onderwijs en wetenschappen overheid, rijk, politie en rechterlijke macht overheid, defensie overheid, provincies, gemeenten en waterschappen overheid, openbare nutsbedrijven overheid, overige instellingen werk en (re)integratie railbouw telecommunicatie

49. 50. 51. 52. 53. 54. 55. 56. 57. 58. 59. 60. 61. 62. 63. 64. 65. 66. 67. 68. 69.

0,28 0,21 0,35 0,37 0,82 1,26

0,26 0,20 0,27 0,34 0,97 0,97

0,16 0,19 0,25 0,13 0,07 0,28

0,08 0,14 0,17 0,06 0,34 0,22

0,15 0,30 0,36 0,44 0,16 0,54

0,14 0,27 0,31 0,14 0,22 0,34

0,59 0,54 0,52 0,19 0,88 0,35 0,69 1,18 1,70 1,24 0,73 0,54 0,69 0,47 0,00 0,54

0,51 0,42 0,42 0,14 0,85 0,23 0,65 0,91 1,60 0,90 0,60 1,18 0,50 0,35 0,00 0,44

0,16 0,23 0,13 1,49 0,65 0,24 0,37 0,56 0,76 0,58 0,18 1,23 0,11 0,09 0,05 0,11

0,09 0,11 0,10 0,82 0,37 0,19 0,23 0,28 0,62 0,28 0,06 0,16 0,06 0,05 0,02 0,04

0,21 0,24 0,16 4,05 1,19 0,36 0,51 0,72 1,44 0,86 0,16 1,51 0,11 0,02 0,03 0,08

0,16 0,18 0,12 4,44 0,60 0,31 0,46 0,69 1,44 0,91 0,10 1,03 0,09 0,02 0,05 0,06

0,54 0,64 1,45 0,69 0,36

0,77 0,28 2,13 0,66 0,16

0,13 0,14 3,16 0,08 0,21

0,04 0,04 0,47 0,03 0,09

0,04 0,24 2,24 0,09 0,27

0,08 0,06 1,01 0,02 0,15

¾ Voor premiekorting (bonus), zie § 28.10. 1. Art. 13, 63a WIA; art. 17, 34-38a, 41, 46a (oud), 122c, 122ca Wfsv; art. 2.5-2.7, 2.10, 2.16, 2.17a-2.17b Besluit Wfsv; art. 3.17, 3.18 Regeling Wfsv; art. 11c Wet LB 1964; art. 1.10 Wkkp. y

Sociaal Memo, § 1.3.1, 1.3.3, 71.10.3, 71.13.

28.8

Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO)1

¾ Voor maximum uitkeringsloon, zie § 28.6, voor tegemoetkoming ar-

beidsongeschikten, premieloon en premieheffing, zie § 28.7, voor premiekorting (bonus), zie § 28.10. 1. Art. 14, 65l WAO. y

Sociaal Memo, § 72.7.2, 72.10.

308

Kijk voor meer informatie over de Memo-serie van Wolters Kluwer op www.wolterskluwer.nl/memo


Sociale verzekeringen 28.9

§ 28.9

Werkloosheidswet (WW)1

¾ WW-premie marktsector bestaat uit landelijke premie Algemeen werk-

loosheidsfonds (WE-premie) en sectorafhankelijke premie sectorfonds (WA-premie). Premieloon/franchise/premie 2015 aantal dagen premieloona ¾ per dag ¾ per week ¾ per 4 weken ¾ per maand ¾ per kwartaal

2014 260

260

2012 260

260

199,90 999,53 3 998,15 4 331,33 12 994,00

197,74 988,73 3 954,92 4 284,50 12 853,50

195,58 977,94 3 911,76 4 237,75 12 713,25

51 976,00

51 414,00

50 853,00

50 064,00

– – – – –

– – – – –

– – – – –

66,27 331,33 1 325,31 1 435,75 4 307,25

17 229,00

2,07% –

2,15% –

1,70% –

4,55% 0,00%

¾ totaal sectorpremie (WA-premie)c ¾ werkgever ¾ werknemer

2,07%

2,15%

1,70%

4,55%

2,16% –

2,68% –

2,76%d –

2,27%d –

¾ totaal WW-premie overheidssector ¾ UFO-premie werkgever ¾ (t/m 2012) pseudopremie werknemer

2,16%

2,68%

2,76%

0,78% –

0,78% –

0,78%d –

¾ per jaar (t/m 2012) WE-franchise ¾ per dag ¾ per week ¾ per 4 weken ¾ per maand ¾ per kwartaal ¾ per jaar WE-premieb ¾ werkgever ¾ werknemer

2013

d

192,55 962,76 3 851,07 4 172,00 12 516,00

2,27%

d

0,78%d 0,00%

a. Maximum. b. WE-premie is voor alle sectoren gelijk; (vanaf 2013) WE-premie is alleen verschuldigd door werkgever. c. Gemiddeld; sectorpremie verschilt per sector (zie tabel Sectorpremie per sector hierna) en is alleen verschuldigd door werkgever; (t/m 2013) ZW-eigenrisicodrager is geen ZW-opslag in sectorpremie verschuldigd. d. (T/m 2013) exclusief opslag (2013: 0,5%; 2012: 0,5%) als verplichte werkgeversbijdrage kinderopvangtoeslag (zie § 26.1); (vanaf 2014) opslag verplichte werkgeversbijdrage kinderopvangtoeslag komt op basispremie WAO/WIA (zie § 28.7).

Kijk voor meer informatie over de Memo-serie van Wolters Kluwer op www.wolterskluwer.nl/memo

309


§ 28.9

Sociale verzekeringen

Sectorpremie per sector (WA-premie)a 2015

2014

2013b

2012b

2,14 7,47

2,11 7,58

2,86 9,00

2,53 6,94

0,98 2,86 4,72 12,83

0,98 0,00 4,84 12,84

1,60 2,80 4,01 10,69

1,39 2,52 3,19 8,05

¾ contractduur 1 jaar of langer baggerbedrijf houten emballage-industrie, houtwaren- en borstelindustrie timmerindustrie meubel- en orgelbouwindustrie groothandel in hout, zagerijen, schaverijen en houtbereidingsindustrie grafische industrie ¾ algemeen

4,12 0,06 2,70

4,19 0,92 4,08

3,27 0,97 3,47

2,65 0,50 3,80

4,09 2,89 2,25

5,48 4,39 3,46

5,13 4,33 3,04

4,05 4,09 3,07

3,88 3,84

4,04 4,00

4,12 4,09

5,30 5,25

¾ fotografisch metaalindustrie elektrotechnische industrie metaal- en technische bedrijfstakken bakkerijen suikerverwerkende industrie slagersbedrijven slagers overig detailhandel en ambachten reiniging grootwinkelbedrijf havenbedrijven havenclassificeerders binnenscheepvaart visserij koopvaardij vervoer KLM vervoer NS vervoer posterijen taxivervoer openbaar vervoer besloten busvervoer overig personenvervoer te land en in de lucht overig goederenvervoer te land en in de lucht horeca algemeen ¾ contractduur korter dan 1 jaar ¾ contractduur 1 jaar of langer 34. horeca catering 35. gezondheid, geestelijke en maatschappelijke belangen 36-37. vervallen

5,41 1,08 1,03 1,97 2,02 1,65 1,88 1,80 3,29 3,55 1,84 3,65 1,47 1,32 1,00 0,52 0,23 0,51 3,34 5,74 1,09 4,97 1,90 1,66 2,86 5,82

5,64 1,20 1,20 2,68 2,61 1,35 2,88 2,32 4,16 4,13 2,13 2,33 1,83 2,10 0,98 1,14 0,58 0,58 3,21 5,66 1,16 4,61 1,91 2,39 3,96 8,67

5,34 1,49 1,50 2,69 3,05 2,44 3,81 2,00 4,56 5,60 2,93 2,63 3,06 2,59 1,09 1,93 0,92 1,22 2,79 7,58 1,65 5,31 3,65 3,21 4,44 7,91

7,60 1,83 2,23 2,44 2,83 2,06 3,45 3,20 3,64 4,63 2,46 2,40 3,06 2,02 1,79 1,62 0,88 1,22 1,74 6,17 1,19 4,01 3,05 2,78 3,65 6,04

1,45 2,69 2,05

2,02 3,18 1,73

3,01 4,44 2,12

2,63 3,57 1,75

nr. 1.

2. 3.

4. 5. 6. 7. 8. 9.

10. 11. 12. 13. 14. 15. 16. 17. 18. 19. 20. 21. 22. 23. 24. 25. 26. 27. 28. 29. 30. 31. 32. 33.

310

sector agrarisch bedrijf ¾ contractduur korter dan 1 jaar ¾ contractduur 1 jaar of langer tabakverwerkende industrie bouwbedrijf ¾ contractduur korter dan 1 jaar

Kijk voor meer informatie over de Memo-serie van Wolters Kluwer op www.wolterskluwer.nl/memo


Sociale verzekeringen nr. 38. 39. 40. 41. 42. 43. 44. 45. 46. 47. 48. 49. 50. 51. 52.

53. 54.

sector

2015

2014

2013b

2012b

banken verzekeringswezen uitgeverij groothandel I groothandel II zakelijke dienstverlening I zakelijke dienstverlening II zakelijke dienstverlening III zuivelindustrie textielindustrie steen-, cement-, glas- en keramische industrie chemische industrie voedingsindustrie algemene industrie uitzendbedrijven ¾ intermediaire diensten ¾ detacheringsbedrijven ¾ uitzendbedrijven I A ¾ uitzendbedrijven I A opslagklasse ¾ uitzendbedrijven I A middenklasse ¾ uitzendbedrijven I A kortingsklasse ¾ uitzendbedrijven II A ¾ uitzendbedrijven II A opslagklasse ¾ uitzendbedrijven II A middenklasse ¾ uitzendbedrijven II A kortingsklasse

2,57 1,45 3,64 1,67 1,93 1,10 1,59 2,13 0,73 0,96 3,08 0,90 1,08 0,67 5,25 5,91 4,52 5,18 – – – 5,89 – – –

2,81 2,43 3,96 2,50 2,80 1,96 3,09 3,10 0,70 2,33 3,09 1,43 1,65 1,24 5,86 6,00 5,41 5,72 – – – 6,82 – – –

2,43 2,47 3,76 2,71 3,22 2,32 3,71 3,28 1,53 3,04 3,11 1,82 2,24 2,63 12,73 9,86 9,15 – 14,80 14,21 13,63 – 17,26 15,73 14,20

2,16 2,09 3,84 2,41 2,69 1,77 2,79 2,68 1,29 2,92 2,59 1,92 1,98 1,85 9,55 10,10 8,25 – 11,41 11,07 10,73 – 12,54 11,67 10,81

4,57 2,87 3,89 10,88

4,81 3,46 4,74 12,80

8,16 4,71 5,54 12,88

6,02 3,93 4,47 10,19

2,35 2,28 5,64 19,57

2,76 3,07 4,71 15,91

3,53 3,85 5,43 14,60

2,93 3,46 3,66 8,91

4,28 6,13 5,30 4,41 3,86 1,25 0,68 1,88

3,57 5,61 6,53 4,62 4,74 0,83 0,63 3,13

4,34 6,92 7,03 4,19 4,39 2,03 1,68 1,53

3,11 6,14 5,58 2,01 2,45 2,61 1,40 3,09

¾ uitzendbedrijven I B en II B bewakingsondernemingen culturele instellingen ¾ contractduur korter dan 1 jaar

¾ contractduur 1 jaar of langer overige takken van bedrijf en beroep schildersbedrijf ¾ contractduur korter dan 1 jaar ¾ contractduur 1 jaar of langer 57. stukadoorsbedrijf 58. dakdekkersbedrijf 59. mortelbedrijf 60. steenhouwersbedrijf 61-67. overheid 68. railbouw 69. telecommunicatie

55. 56.

§ 28.9

a. (T/m 2013) percentages gelden voor werkgever die geen eigenrisicodrager ZW is; voor sectorpremie per sector voor werkgever die eigenrisicodrager ZW is, zie Sociaal Memo, § 1.3.2; (vanaf 2014) onderscheid in WA-premie tussen wel of geen eigenrisicodrager ZW is vervallen.

Kijk voor meer informatie over de Memo-serie van Wolters Kluwer op www.wolterskluwer.nl/memo

311


§ 28.9

Sociale verzekeringen

b. (T/m 2013) inclusief opslag (2013/2012: 0,50) als verplichte werkgeversbijdrage kinderopvangtoeslag (zie § 26.1); (vanaf 2014) opslag verplichte werkgeversbijdrage kinderopvangtoeslag komt op basispremie WAO/WIA (zie § 28.7).

¾ Voor maximum uitkeringsloon, zie § 28.6 en voor premiekorting (bonus),

zie § 28.10. 1. Art. 45 WW; art. 17, 23, 25-31, 32 (oud) Wfsv; art. 2.1-2.4 Besluit Wfsv. y

Sociaal Memo, § 1.3.1, 1.3.2, 50.6.3.

312

Kijk voor meer informatie over de Memo-serie van Wolters Kluwer op www.wolterskluwer.nl/memo


Sociale verzekeringen 28.10

§ 28.10

Premiekorting (bonus)1

Premiekorting (bonus) WAO/WIA/WW/UFOa werknemer oudere werknemerb ¾ werknemer 56 (t/m 2014: 50) jaar of ouderc,d,f ¾ (t/m 2012) werknemer 62 jaar e,f of ouder (vanaf 2013) arbeidsgehandicapte werknemerg f ¾ arbeidsgehandicapte

¾ jonggehandicapte met f loondispensatie (t/m 2012) arbeidsgehandicapte werknemerg ¾ jaarloon tot 50% minimumloon ¾ jaarloon vanaf 50% minimumloon ¾ verhoging voor jonggehandicapte h,i (vanaf 2014) jongere werknemer

2015

2014

2013

2012

€ 7000

€ 7000

€ 7000

€ 6500

2750

7000

7000

7000

3500

3500

3500

454

2042

– 3500

– 1750

– –

1360 –

a. Premiekorting wordt per aangiftetijdvak toegepast en kan niet tot negatieve premie leiden. b. Premiekorting vervangt t/m 2008 geldende premievrijstelling basispremie WAO/WIA; voor werknemer voor wie op 31-12-2008 premievrijstelling basispremie WAO/WIA vanaf 54,5 jaar werd toegepast, blijft premievrijstelling gelden totdat leeftijd 62 jaar is bereikt. c. Werknemer is bij indiensttreding 56 (t/m 2014: 50) jaar of ouder en had direct voorafgaand aan dienstbetrekking uitkering WW/WAO/WIA/WWIK/Wajong/WAZ/ WAMIL/Participatiewet/WWB/IOW/IOAW/IOAZ/APPA/wachtgeld of had gedurende minimaal 2 jaar uitkering Anw en geen arbeidsinkomsten of had recht op inkomensondersteuning Wajong; korting geldt gedurende eerste 3 jaar van dienstbetrekking; verhoging leeftijdsgrens naar 56 jaar geldt alleen voor nieuwe gevallen. d. Premiekorting oudere werknemer ¾ (vanaf 2013) geldt niet als voor werknemer premiekorting arbeidsgehandicapte werknemer wordt of is toegepast ¾ (vanaf 2015) geldt niet als voor werknemer loonkostensubsidie van Participatiewet wordt ontvangen ¾ (vanaf 2015) geldt alleen als werkgever vooraf over doelgroepverklaring beschikt. e. (Vanaf 2013) premiekorting werknemer 62 jaar of ouder is vervallen; (t/m 2012) premiekorting kan niet cumuleren met premiekorting voor werknemer van 50 jaar of ouder. f. Maximum, nog te corrigeren met deeltijdfactor op basis van volledige arbeidsduur van 36 uur. g. Premiekorting arbeidsgehandicapte werknemer ¾ geldt gedurende 3 respectievelijk 1 jaar als werkgever arbeidsgehandicapte werknemer in dienst neemt of houdt (onder voorwaarden) ¾ (vanaf 1-5-2015) geldt niet als voor werknemer loonkostensubsidie van Participatiewet wordt ontvangen. h. (Vanaf 2014) werknemer is tussen 1-1-2014 en 1-1-2016 bij werkgever in dienst getreden voor minimaal 6 maanden met arbeidsduur van minimaal 32 uur per week (bij dienstbetrekking aangegaan op of na 1-7-2015: 24 uur per week), is bij indienst-

Kijk voor meer informatie over de Memo-serie van Wolters Kluwer op www.wolterskluwer.nl/memo

313


§ 28.11

Sociale verzekeringen

treding 18 jaar of ouder, maar jonger dan 27 jaar en had direct voorafgaand aan dienstbetrekking uitkering WW/Participatiewet/WWB; premiekorting wordt voor duur dienstbetrekking toegepast (mits minimumomvang in stand blijft), maar maximaal gedurende 2 jaar (voor dienstbetrekking aangevangen vóór 1-7-2014 te rekenen vanaf 1-7-2014; bij 4-wekentijdvakken komt premiekorting 2014 over 7e aangiftetijdvak voor 13/28 in aanmerking). i. Premiekorting jongere werknemer ¾ (vanaf 2014) geldt niet als voor werknemer premiekorting arbeidsgehandicapte werknemer wordt of is toegepast ¾ (vanaf 1-5-2015) geldt niet als voor werknemer loonkostensubsidie van Participatiewet wordt ontvangen ¾ (vanaf 2015) geldt alleen als werkgever vooraf over doelgroepverklaring beschikt. 1. Art. 47-50, 50b, 122c, 122l Wfsv; art. 2.19 Besluit Wfsv; art. 3.19, 3.28, 3.29 Regeling Wfsv. y

Sociaal Memo, § 1.3.5.

28.11

Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen (WAZ)1

Uitkeringsgrondslagen per daga vanaf 1-7-2015 1-1-2015 1-7-2014 1-1-2014 1-7-2013 1-1-2013 1-7-2012 1-1-2012

23 jr. en ouder

22 jr.

21 jr.

20 jr.

19 jr.

18 jr.

€ € € € € € € €

€ € € € € € € €

€ € € € € € € €

€ € € € € € € €

€ € € € € € € €

€ € € € € € € €

69,32 69,05 68,74 68,30 67,94 67,56 66,95 66,51

58,93 58,69 58,43 58,06 57,75 57,43 56,91 56,53

50,26 50,06 49,84 49,52 49,26 48,98 48,54 48,22

42,63 42,46 42,28 42,01 41,79 41,55 41,17 40,90

36,40 36,25 36,09 35,86 35,67 35,47 35,15 34,92

31,54 31,42 31,28 31,08 30,91 30,74 30,46 30,26

a. Recht op WAZ-uitkering bestaat alleen nog voor zelfstandige, beroepsbeoefenaar of meewerkende partner die vóór 1-8-2004 arbeidsongeschikt is geworden.

¾ Voor tegemoetkoming arbeidsongeschikten, zie § 28.7. 1. Art. 8, 67i WAZ. y

Sociaal Memo, § 74.1.

314

Kijk voor meer informatie over de Memo-serie van Wolters Kluwer op www.wolterskluwer.nl/memo


Sociale verzekeringen

§ 28.12

Zorgverzekeringswet (Zvw)1

28.12

Premie/bijdrage/bijdrage-inkomen 2015

2014

2013

2012

a

nominale premie b standaardpremie bestuursrechtelijke premie (per maand) ¾ wanbetalers

¾ ambtshalve verzekerden c verplicht eigen risico inkomensafhankelijke bijdrage grondslagc,e,f,g ¾ per dag ¾ per week ¾ per 4 weken ¾ per maand ¾ per kwartaal

¾ per jaar hoge bijdrage ¾ tarief

€ 1 408,00

€ 1 329,00

€ 1 478,00

€ 1 426,00

152,53

143,98

160,12

154,48

117,33 375,00

110,75 360,00

123,17 350,00

118,83 220,00

€ 199,90 999,53 3 998,15 4 331,33 12 994,00

€ 197,74 988,73 3 954,92 4 284,50 12 853,50

€ 195,58 977,94 3 911,76 4 237,75 12 713,25

€ 192,55 962,76 3 851,07 4 172,00 12 516,00

51 976,00

51 414,00

50 853,00

50 064,00

d

6,95%

7,5%

7,75%

7,1%

c

€ 3 612,00

€ 3 856,00

€ 3 941,00

€ 3 554,00

4,85%

5,4%

5,65%

5,0%

c

€ 2 520,00 0%

€ 2 776,00 0%

€ 2 873,00 0%

€ 2 503,00 0%

¾ per jaar lage bijdrageh ¾ tarief ¾ per jaar i nihilbijdrage

a. Nominale premie is alleen verschuldigd voor Zvw-verzekerde van 18 jaar of ouder. b. Geraamde gemiddelde nominale premie verschuldigd aan zorgverzekeraar, vermeerderd met geraamde gemiddelde verplichte eigen risico. c. Maximum. d. Inkomensafhankelijke bijdrage is verschuldigd door Zvw-verzekeringsplichtige en (vanaf 2013) door werkgever; militairen en gemoedsbezwaarden zijn niet verzekeringsplichtig. e. (Vanaf 2013) werkgever is inkomensafhankelijke bijdrage verschuldigd over door werkgever verstrekt loon aan verzekeringsplichtige/gemoedsbezwaarde ¾ uit tegenwoordige dienstbetrekking (maar niet over eindheffingsbestanddelen (behalve loon in naheffingsaanslag), voordeel privégebruik auto dat via aan werknemer opgelegde naheffingsaanslag als loon in aanmerking komt, opting-in loon van pseudo-werknemer, loon van dga), en ¾ (tot eerste dag van kalendermaand na maand van bereiken AOW-leeftijd) uit vroegere arbeid (maar niet over AOW-uitkering, tegemoetkoming MKOB, pensioen, VUT-uitkering, lijfrente-uitkeringen, stamrechtuitkeringen, bijstand aan ouderen en nog enkele aangewezen uitkeringen) waarbij geldt dat door werkgever verschuldigde bijdrage niet mag worden verhaald op werknemer. f. (Vanaf 2013) verzekeringsplichtige is inkomensafhankelijke bijdrage verschuldigd over bijdrage-inkomen; bijdrage-inkomen is som van over kalenderjaar genoten ¾ loon Wet LB 1964 (verminderd met loon waarover werkgever inkomensafhankelijke bijdrage verschuldigd is en eindheffingsbestanddelen (behalve loon in naheffingsaanslag)) ¾ met loon gelijkgestelde inkomsten

Kijk voor meer informatie over de Memo-serie van Wolters Kluwer op www.wolterskluwer.nl/memo

315


§ 28.12

Sociale verzekeringen

¾ belastbare winst uit onderneming ¾ belastbaar resultaat uit overige werkzaamheden (exclusief resultaat uit ter beschikking stellen van vermogensbestanddelen) ¾ belastbare periodieke uitkeringen en verstrekkingen waarbij geldt dat inkomensafhankelijke bijdrage over loon conform regels Wet LB 1964 op loon van werknemer wordt ingehouden, voor restant (na aftrek loon waarover werkgever inkomensafhankelijke bijdrage verschuldigd is) tot maximumgrondslag volgt heffing via aanslag. g. (T/m 2012) grondslag is bijdrage-inkomen; bijdrage-inkomen is som van over kalenderjaar genoten ¾ belastbaar loon (inclusief bijtelling privégebruik auto, exclusief eindheffingsbestanddelen (behalve loon in naheffingsaanslag) en verplichte Zvw-vergoeding van werkgever) ¾ met loon gelijkgestelde inkomsten ¾ belastbare winst uit onderneming ¾ belastbaar resultaat uit overige werkzaamheden (exclusief resultaat uit ter beschikking stellen van vermogensbestanddelen) ¾ belastbare periodieke uitkeringen en verstrekkingen waarbij geldt dat inkomensafhankelijke bijdrage over loon conform regels Wet LB 1964 op loon van werknemer wordt ingehouden, voor restant tot maximumgrondslag volgt heffing via aanslag. h. (Vanaf 2013) lage bijdrage is verschuldigd over bijdrage-inkomen waarover verzekeringsplichtige inkomensafhankelijke bijdrage verschuldigd is; (t/m 2012) lage bijdrage is verschuldigd over bijdrage-inkomen waartegenover geen verplichte Zvw-vergoeding van werkgever staat (behalve AOW-uitkering en koopkrachttegemoetkoming oudere belastingplichtigen waarover hoge bijdrage verschuldigd is). i. Inkomensafhankelijke bijdrage is niet verschuldigd over rechtstreeks van ex-partner ontvangen alimentatie indien alimentatie ook al in 2005 werd ontvangen en is niet verschuldigd door zeevarenden. 1. Art. 16, 18d, 18e, 19, 41-45, 46 (oud), 49 Zvw; art. 5.1-5.9 Regeling zorgverzekering. y

Sociaal Memo, § 80.3.4, 80.3.5, 80.3.6, 80.4; Fiscaal Memo App,

316

AOW-leeftijd.

Kijk voor meer informatie over de Memo-serie van Wolters Kluwer op www.wolterskluwer.nl/memo


Sociale verzekeringen 28.13

§ 28.14

Wet op de zorgtoeslag (Wzt)1

Zorgtoeslaga 2015

2014

2013

2012

standaardpremie normpremiec ¾ over drempelinkomen – alleenstaande Zvw-verzekerde – Zvw-verzekerde met partner ¾ over meerdere boven drempelinkomen

€ 1 408

€ 1 329

€ 1 478

€ 1 426

2,395% 5,265% 13,400%

2,410% 5,210% 9,118%

2,195% 4,695% 8,713%

2,930% 5,530% 5,435%

¾ drempelinkomen maximum toetsingsinkomen ¾ alleenstaande Zvw-verzekerde ¾ Zvw-verzekerde met partner d (vanaf 2013) maximum vermogen maximum zorgtoeslag ¾ alleenstaande Zvw-verzekerde ¾ Zvw-verzekerde met partner

19 463

19 253

19 044

20 078

26 316

28 481

30 939

35 059

32 653 82 093

37 146 81 360

42 438 80 000

51 691 –

b

942

865

1 060

838

1 791

1 655

2 062

1 742

a. Zorgtoeslag = standaardpremie -/- normpremie (niet negatief); zorgtoeslag geldt alleen voor Zvw-verzekerde van 18 jaar of ouder; Zvw-verzekerde met partner hebben gezamenlijk 1 aanspraak op zorgtoeslag. b. Voor verzekerde met partner wordt 2× standaardpremie genomen. c. Hoogte van normpremie voor zorgverzekering is afhankelijk van (gezamenlijk) toetsingsinkomen; toetsingsinkomen is op berekeningsjaar betrekking hebbende authentieke inkomensgegeven uit basisregistratie inkomen (zie Fiscaal Memo Wet- & Regelgeving, § 23.7); toetsingsinkomen moet worden verhoogd met bij beschikking vastgesteld niet in Nederland belastbaar inkomen. d. (Vanaf 2013) (gezamenlijke) grondslag sparen en beleggen (zie § 1.56) in berekeningsjaar, verhoogd met eventueel vrijgestelde groene beleggingen (zie § 1.58); ook buitenlands vermogen dat niet in grondslag sparen en beleggen is begrepen moet worden meegeteld. 1. Art. 2-4 Wzt; art. 7, 8 AWIR. y

Sociaal Memo, § 20.3, 81.3.

28.14

Wet tegemoetkoming chronisch zieken en gehandicapten (Wtcg) (t/m 2013)1

Tegemoetkoming chronisch zieken en gehandicapten (t/m 2013) jaar

2013 2012

tot AOW-leeftijd

vanaf AOW-leeftijd

laag

hoog

laag

hoog

€ 290 € 296

€ 484 € 494

€ 145 € 148

€ 339 € 346

Kijk voor meer informatie over de Memo-serie van Wolters Kluwer op www.wolterskluwer.nl/memo

317


§ 28.14

Sociale verzekeringen

Inkomensgrens tegemoetkoming chronisch zieken en gehandicaptena (t/m 2013) belanghebbendeb

ongehuwd d met partner

maximum (gezamenlijk) toetsingsinkomenc 2013

2012

€ 24 570 35 100

€ 24 570 35 100

a. Inkomensgrens geldt niet voor belanghebbende als op laatste dag van berekeningsjaar op zelfde adres persoon woont die recht heeft op ¾ hogere tegemoetkoming, of ¾ tegemoetkoming van gelijke hoogte en ouder is dan belanghebbende. b. Als belanghebbende op laatste dag van berekeningsjaar minderjarig is en op adres van ouder(s)/ouder en diens partner staat ingeschreven, geldt toetsingsinkomen van ouder(s)/ ouder en diens partner. c. Toetsingsinkomen ¾ is op tweede jaar voorafgaand aan berekeningsjaar betrekking hebbende authentieke inkomensgegeven uit basisregistratie inkomen (zie Fiscaal Memo Wet& Regelgeving, § 23.7) ¾ moet worden verhoogd met bij beschikking vastgesteld niet in Nederland belastbaar inkomen. d. Partnerbegrip van AWBZ, waarbij duurzaam gescheiden leven wordt aangemerkt als ongehuwd; partnerschap wordt getoetst op laatste dag van berekeningsjaar.

Tegemoetkoming arbeidsongeschikten (t/m 2013)a jaar 2013 2012

35% of meer arbeidsongeschikt € 342 € 342

a. (Vanaf 2014) tegemoetkoming arbeidsongeschikten is overgeheveld van Wtcg naar WIA/WAO/WAZ/Wajong (zie § 28.7). 1. Art. 2, 2a, 10 (oud) Wtcg; art. 2, 4 Besluit tegemoetkoming chronisch zieken en gehandicapten; art. 8 AWIR. y

Sociaal Memo, § 83.2; Fiscaal Memo App,

318

AOW-leeftijd.

Kijk voor meer informatie over de Memo-serie van Wolters Kluwer op www.wolterskluwer.nl/memo


29.

Prijsindexcijfers

29.1

CPI-alle huishoudens1

Maandcijfers totaal (2006 = 100a) b

maand/jaar 2015

januari februari maart april mei juni juli augustus september oktober november december totaal

114,42 115,04 116,26 117,01 117,26

2014

114,37 114,86 115,82 116,35 115,95 115,64 116,58 116,50 116,48 116,34 115,65 115,42 115,83

2013

112,77 113,66 114,87 114,97 115,00 114,57 115,54 115,39 115,46 115,13 114,56 114,62 114,71

2012

109,52 110,35 111,61 112,06 111,90 111,36 112,09 112,24 112,70 113,36 112,90 112,74 111,90

2011 na

voor

106,87 107,68 108,90 109,48 109,57 109,03 109,58 109,76 110,15 110,20 109,86 109,58 109,22

107,00 107,74 109,02 109,54 109,71 109,18 109,23 109,38 110,17 110,15 110,01 109,54 109,22

2010

2009

2008

2007

104,93 105,68 106,93 107,29 107,25 106,74 106,44 106,60 107,26 107,35 107,22 106,99 106,72

104,08 104,81 105,86 106,10 106,24 105,87 104,74 105,03 105,59 105,69 105,58 104,96 105,38

102,11 102,80 103,82 104,20 104,57 104,38 104,54 104,74 105,19 104,95 104,57 103,81 104,14

100,08 100,54 101,63 102,12 102,19 101,77 101,29 101,47 102,07 102,11 102,26 101,83 101,61

a. Deze indexcijfers zijn vanaf januari 2011 volgens nieuwe methode berekend; indexcijfers 2011 na herberekening dienen voor vergelijking met indexcijfers vanaf 2012; indexcijfers 2011 voor herberekening dienen voor vergelijking met indexcijfers uit eerdere maanden/jaren. b. Voorlopige cijfers.

Kijk voor meer informatie over de Memo-serie van Wolters Kluwer op www.wolterskluwer.nl/memo

319


ยง 29.1

Prijsindexcijfers

Maandcijfers totaal (2000 = 100a) b

maand/jaar 2015 januari februari maart april mei juni juli augustus september oktober november december totaal

131,10 131,81 133,21 134,07 134,36

2014

2013

2012

2011

2010

2009

2008

2007

2006

131,05 131,61 132,71 133,31 132,86 132,50 133,58 133,49 133,46 133,30 132,51 132,25 132,72

129,21 130,23 131,62 131,73 131,77 131,28 132,39 132,21 132,29 131,92 131,26 131,33 131,44

125,49 126,44 127,88 128,40 128,22 127,60 128,43 128,61 129,13 129,89 129,36 129,18 128,22

122,60 123,45 124,91 125,51 125,71 125,10 125,16 125,33 126,23 126,21 126,05 125,51 125,14

120,23 121,09 122,52 122,93 122,89 122,30 121,96 122,14 122,90 123,00 122,85 122,59 122,28

119,25 120,09 121,29 121,57 121,73 121,31 120,01 120,34 120,98 121,10 120,97 120,26 120,74

117,00 117,79 118,96 119,39 119,82 119,60 119,78 120,01 120,53 120,25 119,82 118,94 119,32

114,67 115,20 116,45 117,01 117,09 116,61 116,06 116,26 116,95 117,00 117,17 116,68 116,42

112,9 113,3 114,2 114,6 114,6 114,3 114,2 114,8 115,3 115,0 114,9 114,5 114,4

a. Reeks 2000 = 100: deze indexcijfers zijn direct berekend t/m december 2006; nadien zijn zij verkregen door koppeling aan latere reeksen, waardoor zij het karakter hebben van een raming. b. Voorlopige cijfers.

Maandcijfers totaal (1995 = 100a) b

maand/jaar 2015 januari februari maart april mei juni juli augustus september oktober november december totaal

146,96 147,76 149,33 150,29 150,61

2014

2013

2012

2011

2010

2009

2008

2007

2006

146,90 147,53 148,76 149,44 148,93 148,53 149,74 149,63 149,61 149,43 148,54 148,25 148,77

144,84 145,99 147,54 147,67 147,71 147,16 148,40 148,21 148,30 147,88 147,14 147,22 147,34

140,67 141,74 143,36 143,93 143,73 143,03 143,97 144,16 144,75 145,60 145,01 144,81 143,73

137,43 138,39 140,03 140,70 140,92 140,23 140,30 140,49 141,51 141,48 141,30 140,70 140,29

134,78 135,74 137,34 137,81 137,76 137,10 136,72 136,92 137,77 137,88 137,72 137,42 137,07

133,68 134,62 135,97 136,28 136,46 135,98 134,53 134,90 135,62 135,75 135,61 134,81 135,35

131,15 132,04 133,35 133,84 134,31 134,07 134,27 134,53 135,11 134,80 134,31 133,34 133,76

128,55 129,14 130,54 131,17 131,26 130,72 130,10 130,33 131,10 131,15 131,35 130,79 130,51

126,6 127,0 128,0 128,5 128,5 128,1 128,0 128,7 129,3 128,9 128,8 128,4 128,2

a. Reeks 1995 = 100: deze indexcijfers zijn direct berekend t/m december 2002; nadien zijn zij verkregen door koppeling aan latere reeksen, waardoor zij het karakter hebben van een raming. b. Voorlopige cijfers.

320

Kijk voor meer informatie over de Memo-serie van Wolters Kluwer op www.wolterskluwer.nl/memo


Prijsindexcijfers

ยง 29.1

Maandcijfers totaal (1990 = 100a) b

maand/jaar 2015 januari februari maart april mei juni juli augustus september oktober november december totaal

168,47 169,38 171,18 172,28 172,65

2014

2013

2012

2011

2010

2009

2008

2007

2006

168,40 169,12 170,53 171,31 170,72 170,27 171,65 171,53 171,50 171,30 170,28 169,94 170,55

166,04 167,35 169,13 169,28 169,32 168,69 170,12 169,90 170,00 169,52 168,68 168,76 168,90

161,26 162,47 164,33 164,99 164,76 163,96 165,04 165,26 165,94 166,91 166,23 166,00 164,76

157,54 158,63 160,52 161,28 161,53 160,75 160,82 161,05 162,21 162,18 161,97 161,28 160,81

154,49 155,60 157,44 157,97 157,91 157,16 156,72 156,95 157,92 158,06 157,86 157,53 157,13

153,24 154,32 155,86 156,22 156,42 155,88 154,21 154,64 155,46 155,61 155,45 154,64 155,18

150,34 151,36 152,86 153,42 153,96 153,68 153,92 154,21 154,88 154,52 153,96 152,84 153,33

147,35 148,03 149,63 150,36 150,46 149,84 149,13 149,40 150,28 150,34 150,56 149,93 149,61

145,1 145,6 146,7 147,3 147,3 146,9 146,7 147,5 148,2 147,8 147,6 147,1 147,0

a. Reeks 1990 = 100: deze indexcijfers zijn direct berekend t/m september 1997; nadien zijn zij verkregen door koppeling aan latere reeksen, waardoor zij het karakter hebben van een raming. b. Voorlopige cijfers.

Maandcijfers totaal (1985 = 100a) b

maand/jaar 2015 januari februari maart april mei juni juli augustus september oktober november december totaal

176,85 177,81 179,70 180,86 181,24

2014

2013

2012

2011

2010

2009

2008

2007

2006

176,78 177,53 179,02 179,84 179,22 178,74 180,19 180,07 180,04 179,82 178,76 178,40 179,03

174,30 175,68 177,55 177,70 177,75 177,09 178,59 178,35 178,46 177,95 177,07 177,16 177,30

169,28 170,57 172,51 173,21 172,96 172,12 173,25 173,48 174,20 175,22 174,50 174,26 172,96

165,39 166,53 168,51 169,31 169,58 168,76 168,83 169,07 170,29 170,26 170,04 169,31 168,82

162,19 163,35 165,28 165,84 165,77 164,99 164,52 164,77 165,79 165,93 165,73 165,37 164,95

160,87 162,60 163,63 164,00 164,21 163,64 161,89 162,34 163,21 163,36 163,19 162,23 162,88

157,83 158,90 160,47 161,06 161,63 161,34 161,59 161,89 162,59 162,22 161,63 160,46 160,97

154,69 155,40 157,09 157,84 157,95 157,30 156,56 156,84 157,77 157,83 158,06 157,40 157,06

152,3 152,8 154,1 154,6 154,6 154,2 154,1 154,9 155,5 155,1 155,0 154,5 154,3

a. Reeks 1985 = 100: deze indexcijfers zijn direct berekend t/m januari 1994; nadien zijn zij verkregen door koppeling aan latere reeksen, waardoor zij het karakter hebben van een raming. b. Voorlopige cijfers.

Kijk voor meer informatie over de Memo-serie van Wolters Kluwer op www.wolterskluwer.nl/memo

321


ยง 29.1

Prijsindexcijfers

Maandcijfers totaal (1980 = 100a) b

maand/jaar 2015 januari februari maart april mei juni juli augustus september oktober november december totaal

217,11 218,28 220,60 222,02 222,50

2014

2013

2012

2011

2010

2009

2008

2007

2006

217,01 217,94 219,76 220,77 220,01 219,42 221,21 221,05 221,02 220,75 219,44 219,01 219,78

213,98 215,67 217,96 218,15 218,21 217,39 219,23 218,95 219,08 218,46 217,37 217,49 217,66

207,81 209,38 211,71 212,63 212,33 211,30 212,69 212,97 213,84 215,10 214,22 213,92 212,33

203,03 204,43 206,86 207,85 208,17 207,16 207,26 207,54 209,04 209,00 208,74 207,85 207,24

199,10 200,52 202,89 203,58 203,50 202,53 201,96 202,27 203,52 203,69 203,44 203,01 202,49

197,49 198,87 200,86 201,32 201,58 200,88 198,74 199,29 200,35 200,54 200,33 199,15 199,95

193,75 195,06 196,99 197,71 198,41 198,05 198,36 198,74 199,59 199,14 198,41 196,97 197,60

189,90 190,77 192,84 193,77 193,90 193,10 192,19 192,53 193,67 193,75 194,03 193,22 192,80

187,0 187,6 189,1 189,8 189,8 189,3 189,1 190,1 190,9 190,4 190,3 189,6 189,4

a. Reeks 1980 = 100: deze indexcijfers zijn direct berekend t/m juli 1988; nadien zijn zij verkregen door koppeling aan latere reeksen, waardoor zij het karakter hebben van een raming. b. Voorlopige cijfers.

Maandcijfers afgeleid (exclusief wijzigingen productgebonden belastingtarieven en subsidies) (2006 = 100a) b

maand/jaar 2015

januari februari maart april mei juni juli augustus september oktober november december totaal

110,85 111,46 112,63 113,35 113,60

2014

110,97 111,44 112,38 112,90 112,51 112,24 113,16 113,09 113,07 112,94 112,27 112,04 112,42

2013

109,88 110,71 111,88 111,95 111,98 111,56 112,50 112,36 112,43 112,10 111,56 111,62 111,71

2012

108,16 108,98 110,22 110,67 110,51 109,98 110,64 110,78 111,23 111,10 110,64 110,50 110,28

2011 na

voor

105,87 106,66 107,83 108,37 108,41 107,87 108,36 108,52 108,90 108,94 108,61 108,33 108,06

105,99 106,72 107,95 108,43 108,55 108,02 108,02 108,15 108,91 108,89 108,76 108,30 108,06

2010

2009

2008

2007

104,01 104,74 105,98 106,32 106,26 105,76 105,46 105,63 106,28 106,41 106,28 106,05 105,76

103,32 104,05 105,09 105,32 105,47 105,13 104,02 104,30 104,86 104,96 104,85 104,25 104,64

101,85 102,51 103,51 103,86 104,23 104,03 104,13 104,34 104,79 104,54 103,99 103,20 103,75

99,94 100,41 101,49 101,96 102,04 101,62 101,14 101,32 101,92 101,96 102,11 101,68 101,47

a. Deze indexcijfers zijn vanaf januari 2011 volgens nieuwe methode berekend; indexcijfers 2011 na herberekening dienen voor vergelijking met indexcijfers vanaf 2012; indexcijfers 2011 voor herberekening dienen voor vergelijking met indexcijfers uit eerdere maanden/jaren. b. Voorlopige cijfers. 1. Bron: CBS.

322

Kijk voor meer informatie over de Memo-serie van Wolters Kluwer op www.wolterskluwer.nl/memo


Prijsindexcijfers 29.2

§ 29.2

CPI-werknemersgezinnen met laag inkomen1

¾ Voor huishoudens met gezinsinkomen in basisjaar beneden mediaan

inkomensverdeling (1995 = 100: € 19 059; 1990 = 100: € 31 719).

Maandcijfers totaal (1995 = 100a) b

maand/jaar 2015 januari februari maart april mei juni juli augustus september oktober november december totaal

146,57 147,36 148,92 149,89 150,21

2014

2013

2012

2011

2010

2009

2008

2007

2006

146,50 147,13 148,36 149,04 148,53 148,13 149,33 149,23 149,21 149,03 148,14 147,85 148,37

144,45 145,59 147,14 147,27 147,31 146,76 148,00 147,81 147,90 147,48 146,75 146,82 146,94

140,29 141,36 142,97 143,55 143,34 142,65 143,58 143,78 144,36 145,21 144,62 144,42 143,34

137,07 138,01 139,65 140,32 140,54 139,86 139,92 140,12 141,13 141,10 140,92 140,32 139,91

134,42 135,38 136,98 137,44 137,39 136,73 136,35 136,55 137,40 137,52 137,35 137,05 136,71

133,33 134,26 135,61 135,91 136,09 135,62 134,17 134,54 135,26 135,39 135,25 134,45 134,99

130,80 131,69 132,99 133,48 133,95 133,71 133,92 134,17 134,75 134,44 133,95 132,98 133,40

128,20 128,79 130,19 130,82 130,91 130,37 129,75 129,98 130,75 130,80 130,99 130,44 130,16

126,2 126,7 127,7 128,1 128,1 127,8 127,7 128,3 128,9 128,6 128,5 128,0 127,9

a. Reeks 1995 = 100: deze indexcijfers zijn direct berekend t/m december 2002; nadien zijn zij verkregen door koppeling aan latere reeksen, waardoor zij het karakter hebben van een raming. b. Voorlopige cijfers.

Maandcijfers totaal (1990 = 100a) b

maand/jaar 2015 januari februari maart april mei juni juli augustus september oktober november december totaal

167,68 168,59 170,37 171,47 171,84

2014

2013

2012

2011

2010

2009

2008

2007

2006

167,61 168,32 169,73 170,51 169,92 169,47 170,84 170,73 170,70 170,49 169,48 169,14 169,74

165,26 166,56 168,34 168,48 168,53 167,90 169,32 169,10 169,20 168,72 167,88 167,97 168,10

160,50 161,71 163,56 164,22 163,99 163,19 164,26 164,48 165,16 166,13 165,45 165,22 163,99

156,81 157,89 159,77 160,53 160,78 160,00 160,07 160,29 161,45 161,42 161,22 160,53 160,06

153,77 154,87 156,70 157,23 157,17 156,42 155,98 156,22 157,19 157,32 157,13 156,79 156,40

152,53 153,60 155,13 155,49 155,69 155,15 153,49 153,92 154,74 154,89 154,72 153,82 154,43

149,64 150,65 152,15 152,70 153,24 152,97 153,20 153,49 154,15 153,80 153,24 152,13 152,61

146,66 147,34 148,94 149,65 149,76 149,14 148,44 148,70 149,58 149,64 149,86 149,23 148,91

144,4 144,9 146,1 146,6 146,6 146,2 146,1 146,8 147,5 147,1 147,0 146,4 146,3

a. Reeks 1990 = 100: deze indexcijfers zijn direct berekend t/m september 1997; nadien zijn zij verkregen door koppeling aan latere reeksen, waardoor zij het karakter hebben van een raming. b. Voorlopige cijfers.

Kijk voor meer informatie over de Memo-serie van Wolters Kluwer op www.wolterskluwer.nl/memo

323


ยง 29.2

Prijsindexcijfers

Maandcijfers totaal (1985 = 100a) b

maand/jaar 2015 januari februari maart april mei juni juli augustus september oktober november december totaal

174,89 175,83 177,70 178,85 179,23

2014

2013

2012

2011

2010

2009

2008

2007

2006

174,81 175,56 177,03 177,84 177,23 176,75 178,19 178,07 178,04 177,82 176,77 176,41 177,04

172,36 173,72 175,57 175,73 175,77 175,12 176,60 176,37 176,48 175,97 175,10 175,19 175,33

167,40 168,67 170,59 171,28 171,03 170,21 171,33 171,55 172,26 173,27 172,56 172,32 171,03

163,55 164,68 166,64 167,43 167,69 166,88 166,96 167,19 168,39 168,36 168,15 167,43 166,94

160,38 161,53 163,44 163,99 163,93 163,15 162,69 162,94 163,95 164,08 163,88 163,53 163,12

159,09 160,20 161,81 162,17 162,39 161,82 160,09 160,54 161,39 161,55 161,38 160,43 161,07

156,07 157,13 158,69 159,27 159,83 159,54 159,79 160,09 160,78 160,41 159,83 158,67 159,18

152,97 153,67 155,34 156,09 156,20 155,55 154,82 155,10 156,01 156,07 156,30 155,65 155,31

150,6 151,1 152,3 152,9 152,9 152,5 152,3 153,1 153,8 153,4 153,3 152,7 152,6

a. Reeks 1985 = 100: deze indexcijfers zijn direct berekend t/m januari 1994; nadien zijn zij verkregen door koppeling aan latere reeksen, waardoor zij het karakter hebben van een raming. b. Voorlopige cijfers.

Maandcijfers totaal (1980 = 100a) b

maand/jaar 2015 januari februari maart april mei juni juli augustus september oktober november december totaal

215,14 216,31 218,60 220,01 220,48

2014

2013

2012

2011

2010

2009

2008

2007

2006

215,05 215,97 217,77 218,77 218,02 217,43 219,20 219,05 219,01 218,75 217,45 217,02 217,79

212,04 213,71 215,99 216,17 216,23 215,42 217,25 216,96 217,10 216,48 215,40 215,52 215,69

205,93 207,49 209,85 210,70 210,40 209,39 210,76 211,04 211,91 213,15 212,28 211,98 210,40

201,19 202,58 204,98 205,96 206,28 205,29 205,38 205,66 207,15 207,11 206,85 205,96 205,36

197,29 198,70 201,05 201,73 201,66 200,70 200,13 200,43 201,68 201,84 201,60 201,17 200,66

195,70 197,07 199,04 199,49 199,76 199,06 196,04 197,48 198,54 198,72 198,52 197,35 198,14

191,99 193,29 195,21 195,92 196,62 196,26 196,56 196,94 197,78 197,33 196,62 195,19 195,81

188,18 189,04 191,09 192,01 192,14 191,35 190,45 190,79 191,92 191,99 192,27 191,47 191,05

185,3 185,9 187,4 188,1 188,1 187,6 187,4 188,4 189,2 188,7 188,6 187,9 187,7

a. Reeks 1980 = 100: deze indexcijfers zijn direct berekend t/m juli 1988; nadien zijn zij verkregen door koppeling aan latere reeksen, waardoor zij het karakter hebben van een raming. b. Voorlopige cijfers. 1. Bron: CBS.

324

Kijk voor meer informatie over de Memo-serie van Wolters Kluwer op www.wolterskluwer.nl/memo


Prijsindexcijfers 29.3

§ 29.3

CPI-werknemersgezinnen met hoog inkomen1

¾ Voor huishoudens met gezinsinkomen in basisjaar boven mediaan in-

komensverdeling (1995 = 100: € 19 059; 1990 = 100: € 31 719).

Maandcijfers totaal (1995 = 100a) b

maand/jaar 2015 januari februari maart april mei juni juli augustus september oktober november december totaal

145,52 146,31 147,86 148,81 149,13

2014

2013

2012

2011

2010

2009

2008

2007

2006

145,46 146,08 147,30 147,97 147,47 147,07 148,27 148,16 148,14 147,96 147,08 146,79 147,31

143,42 144,55 146,09 146,22 146,26 145,71 146,94 146,75 146,84 146,42 145,70 145,77 145,89

139,29 140,35 141,95 142,52 142,31 141,63 142,56 142,75 143,33 144,17 143,59 143,38 142,31

136,09 137,03 138,66 139,32 139,53 138,86 138,92 139,11 140,12 140,09 139,91 139,32 138,91

133,45 134,41 136,00 136,45 136,40 135,76 135,37 135,58 136,42 136,53 136,37 136,07 135,73

132,37 133,30 134,64 134,94 135,12 134,65 133,21 133,58 134,29 134,42 134,28 133,49 134,03

129,87 130,74 132,04 132,52 133,00 132,75 132,96 133,21 133,78 133,48 133,00 132,03 132,45

127,28 127,87 129,26 129,88 129,97 129,43 128,82 129,05 129,82 129,87 130,06 129,51 129,23

125,3 125,8 126,8 127,2 127,2 126,9 126,8 127,4 128,0 127,7 127,5 127,1 127,0

a. Reeks 1995 = 100: deze indexcijfers zijn direct berekend t/m december 2002; nadien zijn zij verkregen door koppeling aan latere reeksen, waardoor zij het karakter hebben van een raming. b. Voorlopige cijfers.

Maandcijfers totaal (1990 = 100a) b

maand/jaar 2015 januari februari maart april mei juni juli augustus september oktober november december totaal

166,11 167,01 168,78 169,87 170,23

2014

2013

2012

2011

2010

2009

2008

2007

2006

166,03 166,75 168,14 168,91 168,33 167,88 169,24 169,13 169,10 168,89 167,89 167,56 168,15

163,71 165,00 166,76 166,90 166,95 166,32 167,73 167,51 167,62 167,14 166,31 166,40 166,53

158,99 160,20 162,03 162,68 162,45 161,66 162,72 162,94 163,61 164,57 163,90 163,67 162,45

155,33 156,41 158,27 159,02 159,27 158,50 158,57 158,79 159,94 159,91 159,70 159,02 158,56

152,33 153,42 155,23 155,76 155,70 154,96 154,52 154,75 155,71 155,84 155,65 155,32 154,93

151,10 152,15 153,68 154,03 154,23 153,69 152,05 152,47 153,29 153,43 153,27 152,37 152,98

148,24 149,24 150,72 151,27 151,81 151,53 151,76 152,05 152,71 152,36 151,81 150,70 151,18

145,29 145,96 147,54 148,25 148,35 147,74 147,04 147,31 148,18 148,24 148,45 147,83 147,51

143,0 143,6 144,7 145,2 145,2 144,8 144,7 145,5 146,1 145,7 145,6 145,1 144,9

a. Reeks 1990 = 100: deze indexcijfers zijn direct berekend t/m september 1997; nadien zijn zij verkregen door koppeling aan latere reeksen, waardoor zij het karakter hebben van een raming. b. Voorlopige cijfers. 1. Bron: CBS.

Kijk voor meer informatie over de Memo-serie van Wolters Kluwer op www.wolterskluwer.nl/memo

325


30.

Diversen

30.1

Wettelijk minimumloon1

Minimumloon per maand (bruto) leeftijd %

1-7-2015 1-1-2015 1-7-2014 1-1-2014 1-7-2013 1-1-2013 1-7-2012

23 e.o. 100 € 1507,80 € 1501,80 € 1495,20 € 1485,60 € 1477,80 € 1469,40 € 1456,20 85 22 1281,65 1276,55 1270,90 1262,75 1256,15 1249,00 1237,75 72,5 1093,15 1088,80 1084,00 1077,05 1071,40 1065,30 1055,75 21 61,5 927,30 20 923,60 919,55 913,65 908,85 903,70 895,55 52,5 791,60 19 788,45 785,00 779,95 775,85 771,45 764,50 45,5 686,05 18 683,30 680,30 675,95 672,40 668,60 662,55 39,5 595,60 17 593,20 590,60 586,80 583,75 580,40 575,20 34,5 520,20 16 518,10 515,85 512,55 509,85 506,95 502,40 30 15 452,35 450,55 448,55 445,70 443,35 440,80 436,85 1 dag leerplicht 476,48 474,56 472,48 469,44 467,00 464,32 460,16 ¾ 17

¾ 16 416,16 2 dagen leerplicht ¾ 16 312,12

414,48

412,68

410,04

407,88

405,56

401,92

310,86

309,51

307,53

305,91

304,17

301,44

Minimumloon per week (bruto) leeftijd

%

1-7-2015 1-1-2015 1-7-2014 1-1-2014 1-7-2013 1-1-2013 1-7-2012

100 € 347,95 € 346,55 € 23 e.o. 85 295,75 22 294,55 72,5 252,25 21 251,25 61,5 214,00 20 213,15 52,5 182,65 19 181,95 45,5 158,30 18 157,70 39,5 137,45 17 136,90 34,5 120,05 16 119,55 30 15 104,40 103,95 1 dag leerplicht 109,96 109,52 ¾ 17

¾ 16 96,04 2 dagen leerplicht ¾ 16 72,03

326

345,05 € 342,85 € 341,05 € 339,10 € 336,05 293,30 291,40 289,90 288,25 285,65 250,15 248,55 247,25 245,85 243,65 212,20 210,85 209,75 208,55 206,65 181,15 180,00 179,05 178,05 176,45 157,00 156,00 155,20 154,30 152,90 136,30 135,45 134,70 133,95 132,75 119,05 118,30 117,65 117,00 115,95 103,50 102,85 102,30 101,75 100,80 109,04

108,36

107,76

107,16

106,20

95,64

95,24

94,64

94,12

93,60

92,76

71,73

71,43

70,98

70,59

70,20

69,57

Kijk voor meer informatie over de Memo-serie van Wolters Kluwer op www.wolterskluwer.nl/memo


Diversen

§ 30.1

Minimumloon per dag (bruto) leeftijd

%

1-7-2015 1-1-2015 1-7-2014 1-1-2014 1-7-2013 1-1-2013 1-7-2012

100 € 69,59 € 69,31 23 e.o. 85 22 59,15 58,91 72,5 50,45 21 50,25 61,5 42,80 20 42,63 52,5 36,53 19 36,39 45,5 31,66 18 31,54 39,5 27,49 17 27,38 34,5 24,01 16 23,91 30 15 20,88 20,79 1 dag leerplicht 27,49 27,38 ¾ 17

¾ 16 24,01 2 dagen leerplicht ¾ 16 24,01

€ 69,01 58,66 50,03 42,44 36,23 31,40 27,26 23,81 20,70

€ 68,57 58,28 49,71 42,17 36,00 31,20 27,09 23,66 20,57

€ 68,21 57,98 49,45 41,95 35,81 31,04 26,94 23,53 20,46

€ 67,82 57,65 49,17 41,71 35,61 30,86 26,79 23,40 20,35

€ 67,21 57,13 48,73 41,33 35,29 30,58 26,55 23,19 20,16

27,26

27,09

26,94

26,79

26,55

23,91

23,81

23,66

23,53

23,40

23,19

23,91

23,81

23,66

23,53

23,40

23,19

¾ Minimumloon per uur is minimumloon per week gedeeld door normale

arbeidsduur per week in desbetreffende sector. Minimumloon per uur (bruto) bij normale arbeidsduur van 40, 38 en 36 uur per week leeftijd

%

1-7-2015 1-1-2015 1-7-2014 1-1-2014 1-7-2013 1-1-2013 1-7-2012

40 uur per week 23 e.o. 22 21 20 19 18 17 16 15

100 € 8,70 85 7,39 72,5 6,31 61,5 5,35 52,5 4,57 45,5 3,96 39,5 3,44 34,5 3,00

€ 8,66 7,36 6,28 5,33 4,55 3,94 3,42 2,99

€ 8,63 7,33 6,25 5,31 4,53 3,93 3,41 2,98

€ 8,57 7,29 6,21 5,27 4,50 3,90 3,39 2,96

€ 8,53 7,25 6,18 5,24 4,48 3,88 3,37 2,94

€ 8,48 7,21 6,15 5,21 4,45 3,86 3,35 2,93

€ 8,40 7,14 6,09 5,17 4,41 3,82 3,32 2,90

2,61

2,60

2,59

2,57

2,56

2,54

2,52

100 € 9,16 85 7,78 72,5 6,64 61,5 5,63 52,5 4,81 45,5 4,17 39,5 3,62 34,5 3,16

€ 9,12 7,75 6,61 5,61 4,79 4,15 3,60 3,15

€ 9,08 7,72 6,58 5,58 4,77 4,13 3,59 3,13

€ 9,02 7,67 6,54 5,55 4,74 4,11 3,56 3,11

€ 8,98 7,63 6,51 5,52 4,71 4,08 3,54 3,10

€ 8,92 7,59 6,47 5,49 4,69 4,06 3,53 3,08

€ 8,84 7,52 6,41 5,44 4,64 4,02 3,49 3,05

2,75

2,74

2,72

2,71

2,69

2,68

2,65

30

38 uur per week 23 e.o. 22 21 20 19 18 17 16 15

30

Kijk voor meer informatie over de Memo-serie van Wolters Kluwer op www.wolterskluwer.nl/memo

327


§ 30.2 leeftijd

Diversen %

1-7-2015 1-1-2015 1-7-2014 1-1-2014 1-7-2013 1-1-2013 1-7-2012

36 uur per week 23 e.o. 22 21 20 19 18 17 16 15

100 € 85 72,5 61,5 52,5 45,5 39,5 34,5 30

9,67 8,22 7,01 5,94 5,07 4,40 3,82 3,33 2,90

€ 9,63 8,18 6,98 5,92 5,05 4,38 3,80 3,32 2,89

€ 9,58 8,15 6,95 5,89 5,03 4,36 3,79 3,31 2,88

€ 9,52 8,09 6,90 5,86 5,00 4,33 3,76 3,29 2,86

€ 9,47 8,05 6,87 5,83 4,97 4,31 3,74 3,27 2,84

€ 9,42 8,01 6,83 5,79 4,95 4,29 3,72 3,25 2,83

€ 9,33 7,93 6,77 5,74 4,90 4,25 3,69 3,22 2,80

¾ Minimumvakantiebijslag bedraagt 8%. 1. Art. 7, 8, 12, 15 WMM; Besluit minimumjeugdloonregeling. y

Sociaal Memo, § 42.2, 42.3; Juridisch Memo, § 6.2.3; Fiscaal Memo App, Minimumloon.

Euro-omrekeningskoersen1

30.2

Onherroepelijke euro-omrekeningskoersen euroland duitsland belgië/luxemburg spanje frankrijk ierland italië nederland oostenrijk portugal finland griekenland slovenië cyprus malta slowakije estland letland litouwen

valutacode

valuta

1 EUR =

DEM BEF/LUF ESP FRF IEP ITL NLG ATS PTE FIM GRD SIT CYP MTL SKK EEK LVL LTL

mark frank peseta frank pond lira gulden schilling escudo markka drachme tolar pond lira koruna kroon lats litas

1,95583 40,3399 166,386 6,55957 0,787564 1936,27 2,20371 13,7603 200,482 5,94573 340,750 239,640 0,585274 0,429300 30,1260 15,6466 0,702804 3,45280

1. EG-verordening 17-6-1997, nr. 1103/97; EG-verordening 31-12-1998, nr. 2866/98.

328

Kijk voor meer informatie over de Memo-serie van Wolters Kluwer op www.wolterskluwer.nl/memo


Diversen

ยง 30.3.1

30.3

Rente

30.3.1

Wettelijke rente1

Wettelijke rente voor niet-handelstransacties vanaf 1-1-2015 1-7-2012 1-7-2011 1-1-2010 1-7-2009 1-1-2007 1-2-2004

wettelijke rente

vanaf

wettelijke rente

2 3 4 3 4 6 4

1-8-2003 1-1-2002 1-1-2001 1-1-1998 1-7-1996 1-1-1996 1-1-1995

5 7 8 6 5 7 8

Wettelijke rente voor handelstransacties (vanaf 1-12-2002) vanaf 01-07-2015 01-01-2015 01-07-2014 01-01-2014 01-07-2013 16-03-2013 01-01-2013 01-07-2012 01-01-2012 01-07-2011 01-01-2011 01-07-2010 01-01-2010 01-07-2009

wettelijke rente

vanaf

wettelijke rente

8,05 8,05 8,15 8,25 8,50 8,75 7,75 8,00 8,00 8,25 8,00 8,00 8,00 8,00

01-01-2009 01-07-2008 01-01-2008 01-07-2007 01-01-2007 01-07-2006 01-01-2006 01-07-2005 01-01-2005 01-07-2004 01-01-2004 01-07-2003 01-01-2003 01-12-2002

9,50 11,07 11,20 11,07 10,58 9,83 9,25 9,05 9,09 9,01 9,02 9,10 9,85 10,35

1. Art. 6:120 BW.

Kijk voor meer informatie over de Memo-serie van Wolters Kluwer op www.wolterskluwer.nl/memo

329


搂 30.3.2 30.3.2

Diversen Belastingrente, heffingsrente en invorderingsrente1

Belastingrente en invorderingsrente (vanaf 2013) vanaf

1-3-2015 1-9-2014 c 1-3-2014 c 1-1-2014 1-1-2013

a

invorderingsrente

belastingrente b diverse belastingen

Vpb

4 4 4 4 3

8,05 8,15 8,25 3 3

4 4 4 4 3

a. Onderscheid bij belastingrente in Vpb en diverse belastingen geldt vanaf 1-1-2014. b. IB, LB, erfbelasting, OB, overdrachtsbelasting, BPM, accijns, verbruiksbelasting van alcoholvrije dranken, belastingen op milieugrondslag en (vanaf 2015) DB. c. Voor renteperiodes gelegen v贸贸r 1-4-2014 geldt belasting- en invorderingsrente van 3%, waardoor vanaf 1-1-2014 geldende percentages effectief gelden voor aanslagen met dagtekening 18-2-2014 of later.

330

Kijk voor meer informatie over de Memo-serie van Wolters Kluwer op www.wolterskluwer.nl/memo


Diversen

ยง 30.3.3

Heffingsrente en invorderingsrente (t/m 2012) jaar 2012 2011 2010 2009 2008 2007 2006 2005 2004 2003 2002 2001 2000 1999 1998 1997 1996

1e kwartaal

2e kwartaal

3e kwartaal

4e kwartaal

2,85 2,5 2,5 4,9 5,3 4,7 3,5 5 3,5 3,25 3,45 4,7 2,75 3,25 3,25 2,5 4

2,3 2,5 2,5 3,5 4,75 5 3,75 5 3,5 3,1 3,25 4,1 3,25 3,25 3,25 2,5 3,25

2,5 2,75 2,5 2,75 5,15 5,25 4 5 3,5 2,5 3,25 4,45 4 2,75 3,25 3 2,5

2,25 3 2,5 2,5 5,45 5,4 4,25 5 3,5 2 3,25 4,2 4,5 2,75 3,25 3 2,5

1. Art. 30hb, 30f (oud) AWR; art. 29 IW 1990; art. III Stb. 2013, 568. y

Fiscaal Memo Wet- & Regelgeving, ยง 23.23, 25.10.

30.3.3

Marktrente1

Marktrente maand januari februari maart april mei juni juli augustus september oktober november december

2014

2013

2012

2011

2010

2009

2008

2007

2006

2005

1,3 1,3 1,3 1,4 1,5 1,4 1,3 1,1 1,0 0,9 0,8 0,7

1,3 1,2 1,2 1,2 1,2 1,2 1,2 1,2 1,2 1,2 1,3 1,3

2,1 2,0 1,9 1,8 1,8 1,8 1,6 1,5 1,4 1,4 1,4 1,3

2,2 2,2 2,2 2,2 2,2 2,2 2,2 2,2 2,4 2,5 2,2 2,1

3,2 3,2 3,1 3,0 2,9 2,8 2,6 2,4 2,3 2,3 2,2 2,2

3,9 3,6 3,4 3,4 3,4 3,3 3,3 3,3 3,3 3,3 3,3 3,2

4,0 4,1 4,1 3,9 3,9 3,9 3,9 3,9 3,9 3,9 3,9 3,9

3,5 3,7 3,7 3,7 3,7 3,7 3,7 3,7 3,7 3,8 3,9 4,0

2,9 2,9 2,9 2,9 2,9 2,9 3,0 3,1 3,2 3,2 3,2 3,3

3,5 3,4 3,3 3,3 3,3 3,3 3,1 3,0 2,9 2,9 2,9 2,9

1. Besluit 16-12-2014, nr. BLKB2014/2146M.

Kijk voor meer informatie over de Memo-serie van Wolters Kluwer op www.wolterskluwer.nl/memo

331


§ 30.3.4 30.3.4

Diversen WSF-rente1

WSF-rente vanaf 1-1-2015 1-1-2014 1-1-2013 1-1-2012

leningen vóór 1-1-1992

leningen vanaf 1-1-1992

0,00 0,00 0,00 0,00

0,12 0,81 0,60 1,39

1. Art. 6.3, 12.10a WSF.

30.3.5

Geldmarkttarieven ECB

Geldmarkttarieven vanaf

marginale beleningsrente

herfinancieringsrente (tendertarief)

10-09-2014 11-06-2014 13-11-2013 08-05-2013 11-07-2012 14-12-2011 09-11-2011 13-07-2011 13-04-2011 13-05-2009 08-04-2009 11-03-2009 21-01-2009 10-12-2008 12-11-2008 15-10-2008 09-10-2008 08-10-2008 09-07-2008 13-06-2007 14-03-2007 13-12-2006 11-10-2006 09-08-2006 15-06-2006 08-03-2006 06-12-2005 09-06-2003

0,30 0,40 0,75 1,00 1,50 1,75 2,00 2,25 2,00 1,75 2,25 2,50 3,00 3,00 3,75 4,25 4,25 4,75 5,25 5,00 4,75 4,50 4,25 4,00 3,75 3,50 3,25 3,00

0,05 0,15 0,25 0,50 0,75 1,00 1,25 1,50 1,25 1,00 1,25 1,50 2,00 2,50 3,25 3,75 4,25 4,25 4,25 4,00 3,75 3,50 3,25 3,00 2,75 2,50 2,25 2,00

–0,20 –0,10 0,00 0,00 0,00 0,25 0,50 0,75 0,50 0,25 0,25 0,50 1,00 2,00 2,75 3,25 3,25 2,75 3,25 3,00 2,75 2,50 2,25 2,00 1,75 1,50 1,25 1,00

06-06-2003

3,00

2,50

1,00

332

depositorente

Kijk voor meer informatie over de Memo-serie van Wolters Kluwer op www.wolterskluwer.nl/memo


Diversen 30.4

ยง 30.5 Indexering alimentaties1

Stijging alimentatie per

percentage

1-1-2015 1-1-2014 1-1-2013 1-1-2012

0,8 0,9 1,7 1,3

1. Art. 1:420a BW. y

Juridisch Memo, ยง 4.5.

30.5

Werkdagenoverzicht

Werkdagena maand/jaar januari februari maart april mei juni juli augustus september oktober november december totaal

2016

2015

2014

2013

2012

21 21 23 21 22 22 21 23 22 21 22 22 261

22 20 22 22 21 22 23 21 22 22 21 23 261

23 20 21 22 22 21 23 21 22 23 20 23 261

23 20 21 22 23 20 23 22 21 23 21 22 261

22 21 22 21 23 21 22 23 20 23 22 21 261

a. Opgenomen is aantal werkdagen per maand, exclusief zaterdagen en zondagen; algemeen erkende feestdagen niet vallend op zaterdag en zondag worden beschouwd als werkdagen.

Kijk voor meer informatie over de Memo-serie van Wolters Kluwer op www.wolterskluwer.nl/memo

333


§ 30.6

Diversen Uiterste data aangifte en betaling LB1

30.6

Tijdvakken en uiterste data loonheffingen 2015 aangiftetijdvak

tijdvak

tijdvakcode uiterste datum a aangifte betaling

januari februari maart april mei juni juli augustus september oktober november

01-01-2015/31-01-2015 01-02-2015/28-02-2015 01-03-2015/31-03-2015 01-04-2015/30-04-2015 01-05-2015/31-05-2015 01-06-2015/30-06-2015 01-07-2015/31-07-2015 01-08-2015/31-08-2015 01-09-2015/30-09-2015 01-10-2015/31-10-2015 01-11-2015/30-11-2015

5010 5020 5030 5040 5050 5060 5070 5080 5090 5100 5110

28-02-2015 31-03-2015 30-04-2015 31-05-2015 30-06-2015 31-07-2015 31-08-2015 30-09-2015 31-10-2015 30-11-2015 31-12-2015

28-02-2015 31-03-2015 30-04-2015 31-05-2015 30-06-2015 31-07-2015 31-08-2015 30-09-2015 31-10-2015 30-11-2015 31-12-2015

december

01-12-2015/31-12-2015

5120

31-01-2016

31-01-2016

01-01-2015/25-01-2015 26-01-2015/22-02-2015 23-02-2015/22-03-2015 23-03-2015/19-04-2015 20-04-2015/17-05-2015 18-05-2015/14-06-2015 15-06-2015/12-07-2015 13-07-2015/09-08-2015 10-08-2015/06-09-2015 07-09-2015/04-10-2015 05-10-2015/01-11-2015 02-11-2015/29-11-2015 30-11-2015/31-12-2015

5710 5720 5730 5740 5750 5760 5770 5780 5790 5800 5810 5820 5830

25-02-2015 22-03-2015 22-04-2015 19-05-2015 17-06-2015 14-07-2015 12-08-2015 09-09-2015 06-10-2015 04-11-2015 01-12-2015 29-12-2015 31-01-2016

25-02-2015 22-03-2015 22-04-2015 19-05-2015 17-06-2015 14-07-2015 12-08-2015 09-09-2015 06-10-2015 04-11-2015 01-12-2015 29-12-2015 31-01-2016

maand

4 weken 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13

a. Als dag van betaling geldt ¾ bij betaling per bank: datum beschrijving op rekening belastingdienst ¾ bij betaling (t/m 2013: op postkantoor) door storting contant of met pinpas: eerste werkdag volgend op dag van storting of pintransactie ¾ bij rechtstreekse betaling aan belastingdienst via pin- of creditcardtransactie: datum van pin- of creditcardtransactie. 1. Art. 19 AWR; art. 20, 28-29 Uitv.reg. AWR 1994. y

Fiscaal Memo Wet- & Regelgeving, § 23.5.

334

Kijk voor meer informatie over de Memo-serie van Wolters Kluwer op www.wolterskluwer.nl/memo


Diversen 30.7

§ 30.7 Codering aanslagen

¾ Codering aanslag/beschikking belastingdienst bestaat achtereenvolgend

uit BSN/fiscaal nummer bel.pl. (9 cijfers) 1 letter (zie tabel) alleen bij letters A, B, F, L: 2 cijfers nadere code, bestaande uit (geldt niet voor letter T) – laatste cijfer belastingjaar (1 cijfer) en statuscode (1 cijfer, zie tabel) ¾ bij code V gevolgd door startmaand boekjaar en aantal maanden boekjaar (4 cijfers) – laatste cijfer belastingjaar (1 cijfer), periodecode (2 cijfers) en statuscode (1 cijfer, zie tabel).

¾ ¾ ¾ ¾

Codering aanslag/beschikking belastingdienst letter A B F H J L M O T V W Y Z

soort naheffingsaanslag LB OB naheffingsaanslag OB IB/PH teruggave loonheffingen LB/PH MB teruggave OB a toeslagen Vpb Zvw naheffingsaanslag MB overige

a. Voor toeslagbeschikking geldt afwijkende nummering na letter T.

Statuscode aanslag belastingdienst getal 0-5 6 7-9

status 1e t/m 5e voorlopige aanslag definitieve aanslag 1e t/m 3e navorderingsaanslag

¾ Periodecode is ¾ nummer maand of 4-wekentijdvak (zie § 30.6) ¾ nummer kwartaal (21: 1e kwartaal; 24: 2e kwartaal; 27: 3e kwartaal;

30: 4e kwartaal) ¾ nummer (half)jaar (31: 1e halfjaar; 32: 2e halfjaar; 40: jaar; 50:

suppletie). ¾ Voorbeelden met 0000.00.000 als BSN/fiscaal nummer ¾ 0000.00.000.V.16.0112: definitieve aanslag Vpb 2011 ¾ 0000.00.000.H.26: definitieve aanslag IB/PH 2012

Kijk voor meer informatie over de Memo-serie van Wolters Kluwer op www.wolterskluwer.nl/memo

335


§ 30.8

Diversen

0000.00.000.B.01.1501: uitspraak op bezwaarschrift suppletie OB 2011 0000.00.000.B.01.3270: aanslag OB 3e kwartaal 2013 0000.00.000.O.01.3300: teruggaaf OB 4e kwartaal 2013 0000.00.000.A.01.3030: naheffingsaanslag LB/PH maart 2013 0000.00.000.F.01.4020: naheffingsaanslag OB februari 2014. ¾ Voor toeslagbeschikking geldt aparte nummering na letter T ¾ T.11.00001: kinderopvangtoeslag 2011 ¾ T.12.00002: huurtoeslag 2012 ¾ T.13.00003: zorgtoeslag 2013 ¾ T.14.00004: kindgebonden budget 2014. ¾ ¾ ¾ ¾ ¾

Onderwijsvakanties1

30.8

Onderwijsvakanties vakantie

regio noord data van¾ t/m

a

b

regio midden regio zuid weeknrs data weeknrs data ¾ van t/m van¾ t/m

c

weeknrs

2016 d

voorjaar e mei e zomervakantie d herfst

27-02/06-03 9 30-04/08-05 18 16-07/28-08 29/34 15-10/23-10 42

20-02/28-02 8 30-04/08-05 18 09-07/21-08 28/33 15-10/23-10 42

20-02/28-02 30-04/08-05 23-07/04-09 22-10/30-10

8 18 30/35 43

kerste

24-12/08-01 52/01

24-12/08-01 52/01

24-12/08-01

52/01

voorjaar e mei e zomervakantie d herfst

21-02/01-03 9 02-05/10-05 19 04-07/16-08 28/33 17-10/25-10 43

21-02/01-03 9 02-05/10-05 19 11-07/23-08 29/34 17-10/25-10 43

14-02/22-02 02-05/10-05 18-07/30-08 24-10/01-11

8 19 30/35 44

kerste

19-12/03-01 52/53

19-12/03-01 52/53

19-12/03-01

52/53

8 18 30/35 43 52/1

15-02/23-02 26-04/05-05 12-07/24-08 18-10/26-10 20-12/04-01

8 18 29/34 43 52/1

2015 d

2014 d

voorjaar e mei e zomervakantie d herfst e kerst

22-02/02-03 26-04/05-05 05-07/17-08 11-10/19-10 20-12/04-01

9 18 28/33 42 52/1

15-02/23-02 26-04/05-05 19-07/31-08 18-10/26-10 20-12/04-01

a. Regio noord: provincies groningen, friesland, drenthe, overijssel, flevoland (behalve gemeente zeewolde) en noord-holland en gemeenten eemnes en hattem. b. Regio midden: gemeenten werkendam (kernen hank en dussen ingedeeld in regio zuid), woudrichem en zeewolde en provincies gelderland (behalve gemeenten ingedeeld bij regio zuid), utrecht (behalve gemeente eemnes) en zuid-holland. c. Regio zuid: provincies zeeland, noord-brabant (behalve gemeenten werkendam (kernen hank en dussen wel ingedeeld in regio zuid) en woudrichem) en limburg en gemeenten arnhem, beuningen, voormalig didam uit gemeente montferland, voormalig dodewaard uit gemeente neder-betuwe, doesburg, druten, duiven, groesbeek, heumen, lingewaard, maasdriel, millingen aan de rijn, nijmegen, overbetuwe, renkum, rheden, rozendaal, rijnwaarden, ubbergen, westervoort, west maas en waal, wijchen, zaltbommel en zevenaar van provincie gelderland.

336

Kijk voor meer informatie over de Memo-serie van Wolters Kluwer op www.wolterskluwer.nl/memo


Diversen

ยง 30.8

d. Aanbevolen spreiding vanwege ministerie van OCW waarvan plaatselijk/regionaal kan worden afgeweken. e. Verplichte data waarvan plaatselijk/regionaal niet mag worden afgeweken; zomervakantie op vlieland, terschelling, ameland en schiermonnikoog duurt 1 week korter (herfstvakantie 2 weken) en valt altijd samen met vroegste regio. 1. Regeling vaststelling schoolvakanties 2013-2016.

Kijk voor meer informatie over de Memo-serie van Wolters Kluwer op www.wolterskluwer.nl/memo

337



A L FA B E T I S C H R E G I S T E R (de nummers verwijzen naar de paragraafnummers; gebruik voor zoeken op alle woorden in de inhoud de Fiscaal Memo App)

20-dagenregeling 1.38 30%-regeling 3.7 Aandelenoptierecht 3.3 Aangiftedata LB 30.6 Aanmerkelijk belang algemene bepalingen 1.53 belastbaar inkomen 1.54 belastingkorting 1.2 latente belastingschulden 12.6 meesleep- en meetrekregeling 1.53 tarief 1.3 terbeschikkingstellingsregeling 1.39 verliesverrekening 1.54 Aannemers van werk 3.20.1, 3.21.4 Aanslag codes 30.7 grens 1.87 Aanspraken 3.4 Aanvullende aftrek speur- en ontwikkelingswerk (RDA) 1.26 Afdrachtverminderingen LB/PH 3.22 Afgezonderd particulier vermogen 1.4 Afkoop 1.43, 1.44, 1.61, 1.62, 3.13 Afschrijving 1.23, 1.24 Agaath-regeling 1.60, 1.68 Agaathfondsen 1.60, 1.81 AKW 28.4 Algemene heffingskorting 1.81, 3.16 Alimentatie 1.40, 1.63, 1.67, 30.4 Alleenstaande-ouderkorting 1.81 Alleenstaande ouderenkorting 1.81, 3.16 Anoniementarief 3.15, 3.21.4 Anw 28.3 AOW 3.13, 28.2 AOW, overbruggingsuitkering 28.2 AOW-leeftijd 28.2 APV 1.4 Arbeidsbeloning meewerkende partner 1.31 Arbeidskorting 1.81, 3.16 Arbeidsongeschiktheid specifieke zorgkosten 1.70 tegemoetkoming 28.7, 28.14

WAO-uitkering 28.8 WAZ-uitkering 28.11 WIA-uitkering 28.7 Arbeidsrelatie 1.49 Arbo-verstrekkingen 3.6, 3.7 Artiesten 3.20.2, 3.21.4 Assurantiebelasting 13.2 Auto autokostenforfait 1.17, 3.9, 3.21.1, 11.2 carpoolen 3.8 catalogusprijs 18.1 eindheffing 3.21.1 eurovignet 19.1 kosten 1.70, 1.74 privĂŠgebruik 1.17, 3.9, 3.21.1, 11.2 tarief BPM 18.1 tarief BZM 19.1 teruggaaf BZM 19.1 woon-werkverkeer 1.17 Basispremie WAO/WIA 28.7 Bedrijfskosten 1.14 Bedrijfsopvolging 12.8 Bedrijfstakpensioenregeling 1.15 Belastbaar loon 1.37, 3.2 Belastbaar inkomen uit aanmerkelijk belang 1.3, 1.54 uit sparen en beleggen 1.3, 1.56 uit werk en woning 1.3, 1.11 Belastingplichtige 1.1, 14.1 Belastingschulden 1.56, 12.6 Beleggingen belastbare inkomen uit sparen en beleggen 1.3, 1.56 beleggingsrecht eigen woning 1.41.4 culturele 1.60 durfkapitaal 1.60, 1.68 groene beleggingen 1.58 lijfrentebeleggingsrecht 1.43, 1,61 maatschappelijke beleggingen 1.59 sociaal-ethische beleggingen 1.59 stamrechtbeleggingsrecht 3.4 Beleggingsgoud 11.2 Beleggingsrecht eigen woning 1.41.4 Beroepspensioenregeling 1.15

339


Alfabetisch register Beroepssporters 3.20.2 Beschikking arbeidsrelatie 1.49 Bestelauto 1.17, 3.9, 3.21.1 Betaaldata LB 30.6 Bezittingen 1.57, 1.63 Bijdrage-inkomen Zvw 28.12 Bijleenregeling 1.41.5 Bijtelling privĂŠgebruik auto 1.17, 3.9, 3.21.1, 11.2 privĂŠgebruik ondernemingswoning 1.16 Bijzondere tabellen 3.20 Bijzondere beloningen 3.18 Bonus 1.81, 3.16, 28.10 Box 1 1.3, 1.11 Box 2 1.3, 1.54 Box 3 1.3, 1.56 BPM 18 Bruto-/nettoberekening 3.1 BZM 19 Carpoolen 3.8 Chronische ziekte 1.70, 28.5, 28.14 Consumentenprijsindex (CPI) 29 Culturele beleggingen 1.60, 1.81 Cultuurfonds 1.60 Dagloon premie WIA/WAO/WW 28.7, 28.9 uitkering 28.6, 28.7 Desinvesteringsbijtelling 1.25 Dieetkosten 1.70 Durfkapitaal 1.60, 1.68, 1.81 ECB 30.3.5 Echtgenoten 1.4 Egalisatiereserve 1.29 Eigen risico Zvw 28.12 Eigen woning aftrekbare kosten 1.3, 1.41.6 belastbare inkomsten 1.41 beleggingsrecht eigen woning 1.41.4 eigenwoningforfait 1.41.2 kamerverhuurvrijstelling 1.41.2 kapitaalverzekering eigen woning 1.41.3 monumentenwoning 1.73 ondernemingswoning 1.16 personeelslening 3.6 reserve 1.41.5 schuld 1.41.5, 1.42 spaarrekening eigen woning 1.41.4

340

vooruitbetaalde rente 1.41.7 waardering 1.63 Eigenrisicodrager WAO 28.7 WGA 28.7 ZW 28.9 Eigenwoningforfait 1.41.2 Eindheffing 3.21 Energie-investeringsaftrek 1.25 Erfbelasting 12.1, 12.5 Euro 30.2 Eurovignet 19.1 Factuurgegevens 11.4 Factuurwaarde 3.6 Fictief loon 3.5, 3.22 rendement 1.56 Fiets aftrek 1.38 vergoeding 3.7 verklaring 1.38 verstrekking 3.6, 3.7, 11.2 Fiscale oudedagsreserve (FOR) 1.29, 1.30, 1.43 Fiscale reserves 1.29 Fondswerving 11.2 Forfaitair rendement 1.56 Forfaitaire rendementsheffing 1.3, 1.56 Franchises 3.13, 28.2, 28.9 Gebouwen 1.23 Gebruikelijk loon 3.5 Gehandicapten 1.70, 1.71, 1.81, 3.16, 28.5, 28.14 Geldlening beginnende ondernemer 1.45, 1.68 Gelijkgestelden 3.20.1, 3.21.4 Gemeenschappelijke inkomensbestanddelen 1.4 Gezinshulp 1.70 Giften 1.74, 6.2 Groene beleggingen 1.58, 1.81 Groene tabellen 3.18 Groenfonds 1.58, 1.81, 6.1 Halfwezenuitkering 28.3 Heffing 1.2, 14.3 Heffingskorting 1.81, 3.16 Heffingsrente 30.3.2 Heffingsvermindering 14.2


Alfabetisch register Heffingvrij vermogen 1.56 Herinvesteringsreserve 1.29 Hulpmiddelen 1.70 Huurwaardeforfait 1.16, 1.41.2 ImmateriĂŤle activa 1.23 Indexcijfers (CPI) 29 Inflatiebijstelling 7.2 Inkomen bijdrage-inkomen Zvw 28.12 uit aanmerkelijk belang 1.3, 1.54 uit sparen en beleggen 1.3, 1.56 uit werk en woning 1.3, 1.11 Inkomensvoorzieningen 1.43, 1.44 Invaliditeit 1.70, 1.71, 28.5 Investering 1.24, 14.2 Investeringsaftrek 1.25 Invorderingsrente 30.3.2 Jaarruimte 1.43, 1.61 Jonggehandicaptenkorting 1.81, 3.16 Kamerverhuurvrijstelling 1.41.2 Kantine 3.7, 11.2 Kapitaalverzekering 1.41.3, 1.57 Kind alleenstaande-ouderkorting 1.81 chronisch zieke kinderen 1.70, 28.5 eenoudertoeslag 27.1 inkomensafhankelijke combinatiekorting 1.81 kinderbijslag 28.4 kindertoeslag 1.56, 25.1, 28.2 kindgebonden budget 25.1 levensonderhoud 1.69 lijfrente gehandicapt kind 1.43 pleegkind 1.1 toerekeningsregels 1.4 TOG-uitkering 28.5 weekenduitgaven voor gehandicapten 1.71 Kinderopvangtoeslag 26.1 Kleding en beddengoed 1.70 Kleine-ondernemersregeling 11.3 Kleinschaligheidsinvesteringsaftrek 1.25 Koopkrachttegemoetkoming oudere belastingplichtigen 28.2 Korting algemene heffingskorting 1.81, 3.16 alleenstaande ouderenkorting 1.81, 3.16 alleenstaande-ouderkorting 1.81 arbeidskorting 1.81, 3.16

belastingkorting a.b.-verlies 1.2 culturele beleggingen 1.81 durfkapitaal 1.81 heffingskorting 1.81 inkomensafhankelijke combinatiekorting 1.81 jonggehandicaptenkorting 1.81, 3.16 levensloopverlofkorting 1.81, 3.16 maatschappelijke beleggingen 1.81 ouderenkorting 1.81, 3.16 ouderschapsverlofkorting 1.81 premiekorting 28.10 standaardheffingskorting 1.81 standaardloonheffingskorting 3.16 Kosten aftrekbeperkingen winst 1.14 delersnorm Anw 28.3 Kwalificerende buitenlandse bel.pl. 1.1 Kwijtscheldingswinst 1.12 Latente inkomstenbelastingschulden 12.6 Levensloopverlof regeling 3.12.2 heffingskorting 1.81, 3.16 Levensonderhoud 1.69 Lijfrente 1.40, 1.43, 1.61 Loon belastbaar loon 1.37, 3.2 fictief loon 3.5, 3.22 gebruikelijk loon 3.5 gederfd loon 3.4 in natura 3.6, 3.7 loonbegrip 3.2, 3.22 vrijgesteld loon 3.4, 3.21.1 Loongrens afdrachtvermindering 3.22 Loonheffingskorting 1.81, 3.16 Lucratief belang 1.39 Maatschappelijke beleggingen 1.59, 1.81 Marktrente 30.3.3 Meerijregeling 3.8 Meesleep-/meetrekregeling 1.53 Meewerkaftrek 1.31 Meewerkende partner 1.31, 1.39, 3.4 Middeling 1.48.1 Milieu-investering investeringsaftrek 1.25 willekeurige afschrijving 1.24 Minimumloon 3.22, 30.1 MKB-winstvrijstelling 1.32 Monumentenwoning 1.73 Motor 18.1

341


Alfabetisch register Nabestaandenlijfrente 1.43, 1.61 Nabestaandenuitkering 28.3 Nettolijfrenten 1.61 Nettopensioen 1.62 Nominale premie Zvw 28.12 Omrekeningkoersen euro 30.2 Onderhoudsverplichtingen 1.67 Ondernemersaftrek 1.31 Ondernemersregeling, kleine – 11.3 Ondernemingswoning 1.12, 1.16 Onderwijs afdrachtvermindering 3.22.1 vakanties 30.8 Openbaar vervoer 1.38, 3.6, 3.7, 3.21.1, 27.1 Opties 3.3 Opwaarderingsreserve 1.39 Oudedagslijfrente 1.43, 1.61 Oudedagsreserve 1.29, 1.30, 1.43 Ouderen alleenstaande ouderenkorting 1.81, 3.16 koopkrachttegemoetkoming 28.2 ouderenkorting 1.81, 3.16 ouderentoeslag 1.56 Ouderschapsverlofkorting 1.81 Overbedelingsschulden 1.14, 1.41.5, 1.56 Overbruggingslijfrente 1.43, 1.61 Overbruggingsuitkering AOW 28.2 Overdrachtsbelasting 13.1 Overlevingstafels 12.9 Overlijden 3.4, 12.1-12.9, 28.3 Partner 1.1, 1.4, 1.39, 1.81, 12.5, 27.1 Partneruitkering 28.2 Pensioen 1.15, 1.62, 3.13, 28.2 Pensioengerechtigde leeftijd 28.2 Periodieke uitkeringen 1.40, 1.44 Periodieke verstrekkingen 1.40, 1.44 Personeelslening 1.42, 3.6, 3.7 Persoonsgebonden aftrek 1.45, 1.66 Pleegkind 1.1 Premieheffing 1.2, 28.1, 28.7-28.12 Premiekorting 28.10 Prijsindexcijfers 29 PrivÊgebruik auto 1.17, 3.9, 3.21.1, 11.2 ondernemingswoning 1.16 Publiekrechtelijke uitkeringen/verstrekkingen 1.40 RDA 1.26 Reisaftrek 1.38

342

Reiskosten 1.38, 3.7, 3.8, 3.21.1 Rendement 1.56 Rendementsgrondslag 1.56 Rendementsheffing 1.3, 1.56 Rente eigen woning 1.41.6 overbedelingsschulden 1.14, 1.41.5, 1.56 personeelslening 3.6, 3.7 vooruitbetaalde rente 1.41.7 Rentetarieven belastingrente 30.3.2 ECB 30.3.5 heffingsrente 30.3.2 invorderingsrente 30.3.2 marktrente 30.3.3 personeelslening 3.6, 3.7 wettelijke rente 30.3.1 WSF-rente 30.3.4 Reserveringsruimte 1.43, 1.61 Reserves 1.29, 1.30, 1.39, 1.41.5, 1.43 Rittenregistratie 1.17, 3.9 S&O aanvullende aftrek (RDA) 1.26 afdrachtvermindering 3.22.3 aftrek 1.31 Saldomethode 1.40, 1.44 Schenkbelasting 12.2, 12.5 Schijventarief 1.3, 6.1, 12.5, 18.1 Scholing afdrachtvermindering 3.22.1 uitgaven 1.72 Schulden 1.41.5, 1.42, 1.56, 1.63, 12.6 Sekswerkers 3.20.1, 3.21.4 Sociaal-ethische beleggingen 1.59, 1.81 Sparen inkomen uit sparen en beleggen 1.3, 1.56 lijfrentespaarrekening 1.43, 1.61 spaarrekening eigen woning 1.41.4 stamrechtspaarrekening 3.4 verlof 3.12 Sportkantine 11.2 Stakingsaftrek 1.31 Stakingswinst 1.43 Stamrechtvrijstelling 1.43, 3.4 Standaardheffingskorting 1.81 Standaardloonheffingskorting 3.16 Standaardpremie 28.13 Startersaftrek 1.31 Starters-S&O-aftrek 1.31, 3.22.3 Stijgingspercentage alimentatie 30.4 Studiefinanciering 27.1


Alfabetisch register Tabelcorrectiefactor 7.2 Tante Agaath-regeling 1.60, 1.68 Tarief aanmerkelijk belang 1.3 anoniementarief 3.15 assurantiebelasting 13.2 bijzondere beloningen 3.18 BPM 18.1 dividendbelasting 7.1 eindheffing 3.21 eurovignet 19.1 erfbelasting 12.5 inkomstenbelasting 1.3 loonbelasting 3.15 omzetbelasting 11.1 overdrachtsbelasting 13.1 rentetarieven 30.3 schenkbelasting 12.5 vennootschapsbelasting 6.1 verhuurderheffing 14.2 volksverzekeringen 28.1 WAZ 28.11 werknemersverzekeringen 28.7-28.10 werkkostenregeling 3.10, 3.21.1 zorgverzekering 28.12 zware motorrijtuigen 19.1 Tariefgroepindeling successiewet 12.5 Tegemoetkoming arbeidsongeschikten 28.7, 28.14 chronisch zieken 28.14 gehandicapten 28.14 oudere belastingplichtigen 28.2 specifieke zorgkosten 1.70 Terbeschikkingstellingsregeling 1.39 Teruggaaf belasting zware motorrijtuigen 19.1 eurovignet 19.1 grens 1.87 Terugkeerreserve 1.29 Thuiswerkers 3.20.1, 3.21.4 Toerekeningsregels 1.4 Toeslag AOW 28.2 eenoudertoeslag 27.1 kinderopvang 26.1 kindertoeslag 1.56, 25.1 ouderentoeslag 1.56 partnertoeslag 27.1 zorgtoeslag 28.13 TOG-uitkering 1.40, 28.5

Tonnageregeling 1.18 Transportondernemer 1.14 TROA inkomens- en vermogenstoets 28.2 overbruggingsuitkering AOW 28.2 partneruitkering 28.2 vrijlating 28.2 Uitgaven gehandicapten 1.71, 28.5 inkomensvoorzieningen 1.43 levensonderhoud kinderen 1.69, 28.5 monumentenpand 1.73 negatieve uitgaven voor inkomensvoorzieningen 1.44 onderhoudsverplichtingen 1.67 scholingsuitgaven 1.72 specifieke zorgkosten 1.70 Uitkeringen 1.40, 1.44, 25-28 Urencriterium 1.28 Vakantie bonnen 3.11 minimumaanspraak 30.1 onderwijs 30.8 uitkering Anw 28.3 uitkering AOW 28.2 VAMIL 1.24 Vergoedingen carpoolvergoeding 3.8 eindheffing 3.21 overzicht 3.11 vertrekvergoeding 3.21.1 vrije vergoedingen 3.7, 3.21.1 woon-werkverkeer 3.7, 3.8, 3.21.1 Verhuurderheffing 14 Verklaring arbeidsrelatie 1.49 Verliezen beleggingen in durfkapitaal 1.68 verliesverrekening 1.2, 1.11, 1.54, 6.2 Verlof 3.12 Vermindering afdrachtverminderingen LB/PH 3.22 BPM 18.1 heffingsvermindering 14.2 kleine-ondernemersregeling 11.2 Vermogen APV 1.4 belastingheffing 1.3, 1.56 heffingvrij vermogen 1.56 vrijstelling 1.57 waardering 1.63, 12.7

343


Alfabetisch register Verstrekkingen eindheffing 3.21 overzicht 3.11 vrije verstrekkingen 3.7 waardering 3.6, 3.7 Vertrekvergoeding 3.21.1 Verzamelinkomen 1.5 Volksverzekeringen 1.2, 28.1 Voorheffingen 1.86 Vooruitbetaalde rente 1.41.7 Vrijstellingen bedrijfsopvolging 12.8 bezittingen 1.57 durfkapitaal 1.60 fondswerving 11.2 gerichte 3.21.1 groene beleggingen 1.58 kamerverhuurvrijstelling 1.41.2 kwijtscheldingsvrijstelling 1.12 loon 3.4 MKB-winstvrijstelling 1.32 sportkantines 11.2 successiewet 12.1-12.2 terbeschikkingstellingsvrijstelling 1.39 vennootschapsbelasting 6.1 winst 1.13 Vrijwilligers 1.74, 3.4, 3.11 VUT 3.13 Waardering aandelenoptierecht 3.3 bezittingen en schulden 1.63 loon in natura 3.6, 3.7 ondernemingswoning 1.12 privĂŠgebruik auto 1.17, 3.9 successiewet 12.7

344

WAO 28.8 WAZ 28.11 Weekenduitgaven gehandicapten 1.71 Werk en woning 1.3, 1.11 Werkdagenoverzicht 30.5 Werkkostenregeling 3.1, 3.2, 3.4, 3.6, 3.7, 3.10, 3.21.1 Werkzaamheid 1.39 Wettelijke rente 30.3.1 Wezenuitkering 28.3 WIA 28.7 Willekeurige afschrijving 1.24 Winst aftrekbeperking 1.14 belastbare winst 1.12 MKB-winstvrijstelling 1.32 vrijgestelde winst 1.13 Witte tabellen 3.18 Woon-werkverkeer aftrekbare kosten 1.38 carpoolen 3.8 vergoeding 3.7, 3.8, 3.21.1 WSF-/WTOS-uitkering 1.40, 1.72, 27.1, 30.3.4 WW 28.9 Zeevaart afdrachtvermindering 3.22.2 afschrijving zeeschepen 1.24 tonnageregeling 1.18 Zelfstandigenaftrek 1.31 Ziektekosten 1.70, 28.5, 28.12 Zorgkosten 1.70 Zorgtoeslag 28.13 Zvw 28.12 ZW 28.6


2016 januari 1 4 5 6 7 1 8 2 9 3 10

wk m d w d v z z

3 18 19 20 21 22 23 24

4 25 26 27 28 29 30 31

mei wk m d w d v z z

17 18 2 3 4 5 6 7 1 8

35 36 5 6 7 1 8 2 9 3 10 4 11

5 1 2 3 4 5 6 7

6 8 9 10 11 12 13 14

7 15 16 17 18 19 20 21

8 9 22 29 23 24 25 26 27 28

juni

19 9 10 11 12 13 14 15

20 16 17 18 19 20 21 22

21 22 23 30 24 31 25 26 27 28 29

22 23 6 7 1 8 2 9 3 10 4 11 5 12

37 12 13 14 15 16 17 18

38 19 20 21 22 23 24 25

39 26 27 28 29 30

39 40 3 4 5 6 7 1 8 2 9

9 1 2 3 4 5 6

10 7 8 9 10 11 12 13

april 11 14 15 16 17 18 19 20

12 21 22 23 24 25 26 27

13 28 29 30 31

13

29 18 19 20 21 22 23 24

30 25 26 27 28 29 30 31

31 1 2 3 4 5 6 7

47 21 22 23 24 25 26 27

48 28 29 30

48 49 5 6 7 1 8 2 9 3 10 4 11

april 14 15 6 7 1 8 2 9 3 10 4 11 5 12

juli 24 13 14 15 16 17 18 19

26 27 28 29 30

26 27 28 4 11 5 12 6 13 7 14 1 8 15 2 9 16 3 10 17

42 17 18 19 20 21 22 23

43 44 24 31 25 26 27 28 29 30

44 45 7 1 8 2 9 3 10 4 11 5 12 6 13

15 11 12 13 14 15 16 17

16 18 19 20 21 22 23 24

17 25 26 27 28 29 30

46 14 15 16 17 18 19 20

32 8 9 10 11 12 13 14

34 22 23 24 25 26 27 28

35 29 30 31

50 12 13 14 15 16 17 18

51 19 20 21 22 23 24 25

52 26 27 28 29 30 31

16 13 14 15 16 17 18 19

17 20 21 22 23 24 25 26

18 27 28 29 30

34 17 18 19 20 21 22 23

35 36 24 31 25 26 27 28 29 30

52 21 22 23 24 25 26 27

53 28 29 30 31

33 15 16 17 18 19 20 21

december

november

41 10 11 12 13 14 15 16

14 4 5 6 7 1 8 2 9 3 10

augustus

25 20 21 22 23 24 25 26

oktober

september wk m d w d v z z

maart

februari

2 11 12 13 14 15 16 17

2015 wk m d w d v z z

januari 1 2 3 5 12 6 13 7 14 1 8 15 2 9 16 3 10 17 4 11 18

4 19 20 21 22 23 24 25

5 26 27 28 29 30 31

mei wk m d w d v z z

18 19 4 5 6 7 1 8 2 9 3 10

36 37 7 1 8 2 9 3 10 4 11 5 12 6 13

8 16 17 18 19 20 21 22

9 23 24 25 26 27 28

juni 20 11 12 13 14 15 16 17

21 18 19 20 21 22 23 24

22 25 26 27 28 29 30 31

23 1 2 3 4 5 6 7

39 21 22 23 24 25 26 27

40 28 29 30

40 41 5 6 7 1 8 2 9 3 10 4 11

september wk m d w d v z z

februari 5 6 7 2 9 3 10 4 11 5 12 6 13 7 14 1 8 15

38 14 15 16 17 18 19 20

24 8 9 10 11 12 13 14

maart 9 10 11 2 9 3 10 4 11 5 12 6 13 7 14 1 8 15

12 16 17 18 19 20 21 22

13 14 23 30 24 31 25 26 27 28 29

juli 25 15 16 17 18 19 20 21

26 27 22 29 23 30 24 25 26 27 28

27 28 6 7 1 8 2 9 3 10 4 11 5 12

43 19 20 21 22 23 24 25

44 45 2 3 4 5 6 7 1 8

oktober 42 12 13 14 15 16 17 18

augustus 29 13 14 15 16 17 18 19

30 20 21 22 23 24 25 26

31 27 28 29 30 31

47 16 17 18 19 20 21 22

48 49 23 30 24 25 26 27 28 29

november 44 26 27 28 29 30 31

46 9 10 11 12 13 14 15

31 32 3 4 5 6 7 1 8 2 9

33 10 11 12 13 14 15 16

december 49 50 7 1 8 2 9 3 10 4 11 5 12 6 13

51 14 15 16 17 18 19 20

345


2014 wk m d w d v z z

januari 1 2 3 6 13 7 14 1 8 15 2 9 16 3 10 17 4 11 18 5 12 19

4 20 21 22 23 24 25 26

5 27 28 29 30 31

18 19 5 6 7 1 8 2 9 3 10 4 11

20 12 13 14 15 16 17 18

21 19 20 21 22 23 24 25

22 26 27 28 29 30 31

22 23 2 3 4 5 6 7 1 8

40 41 6 7 1 8 2 9 3 10 4 11 5 12

september wk m d w d v z z

36 1 2 3 4 5 6 7

8 17 18 19 20 21 22 23

maart 9 10 11 3 10 4 11 5 12 6 13 7 14 1 8 15 2 9 16

9 24 25 26 27 28

juni

mei wk m d w d v z z

februari 6 7 3 10 4 11 5 12 6 13 7 14 1 8 15 2 9 16

5

38 15 16 17 18 19 20 21

39 40 22 29 23 30 24 25 26 27 28

januari 1 2 7 1 8 2 9 3 10 4 11 5 12 6 13

3 14 15 16 17 18 19 20

4 21 22 23 24 25 26 27

5 28 29 30 31

20 13 14 15 16 17 18 19

21 20 21 22 23 24 25 26

22 27 28 29 30 31

38 16 17 18 19 20 21 22

13 14 24 31 25 26 27 28 29 30

juli 24 9 10 11 12 13 14 15

26 27 23 30 24 25 26 27 28 29

27 28 7 1 8 2 9 3 10 4 11 5 12 6 13

43 20 21 22 23 24 25 26

44 27 28 29 30 31

44 45 3 4 5 6 7 1 8 2 9

maart 9 10 4 5 6 7 1 8 2 9 3 10

29 14 15 16 17 18 19 20

30 21 22 23 24 25 26 27

31 28 29 30 31

46 10 11 12 13 14 15 16

47 17 18 19 20 21 22 23

48 24 25 26 27 28 29 30

11 11 12 13 14 15 16 17

12 18 19 20 21 22 23 24

13 25 26 27 28 29 30 31

29 15 16 17 18 19 20 21

30 22 23 24 25 26 27 28

31 29 30 31

47 18 19 20 21 22 23 24

48 25 26 27 28 29 30

november

42 13 14 15 16 17 18 19

april 14 15 7 1 8 2 9 3 10 4 11 5 12 6 13

16 14 15 16 17 18 19 20

17 21 22 23 24 25 26 27

18 28 29 30

34 18 19 20 21 22 23 24

35 25 26 27 28 29 30 31

53 29 30 31

augustus

25 16 17 18 19 20 21 22

oktober

37 8 9 10 11 12 13 14

12 17 18 19 20 21 22 23

31 32 4 5 6 7 1 8 2 9 3 10

33 11 12 13 14 15 16 17

december 49 1 2 3 4 5 6 7

50 8 9 10 11 12 13 14

51 15 16 17 18 19 20 21

52 22 23 24 25 26 27 28

april 14 15 1 8 2 9 3 10 4 11 5 12 6 13 7 14

16 15 16 17 18 19 20 21

17 18 22 29 23 30 24 25 26 27 28

2013 wk m d w d v z z

8 18 19 20 21 22 23 24

9 25 26 27 28

25 17 18 19 20 21 22 23

26 24 25 26 27 28 29 30

39 40 40 41 42 43 23 30 7 14 21 24 1 8 15 22 25 2 9 16 23 26 3 10 17 24 27 4 11 18 25 28 5 12 19 26 29 6 13 20 27

44 28 29 30 31

mei wk m d w d v z z

18 19 6 7 1 8 2 9 3 10 4 11 5 12

juni

september wk m d w d v z z

346

35 36 2 3 4 5 6 7 1 8

februari 5 6 7 4 11 5 12 6 13 7 14 1 8 15 2 9 16 3 10 17

37 9 10 11 12 13 14 15

22 23 3 4 5 6 7 1 8 2 9

juli 24 10 11 12 13 14 15 16

oktober

27 1 2 3 4 5 6 7

augustus 28 8 9 10 11 12 13 14

november 44 45 4 5 6 7 1 8 2 9 3 10

46 11 12 13 14 15 16 17

31 32 5 6 7 1 8 2 9 3 10 4 11

33 12 13 14 15 16 17 18

34 19 20 21 22 23 24 25

35 26 27 28 29 30 31

51 16 17 18 19 20 21 22

5 1 23 30 24 31 25 26 27 28 29

december 48 49 2 3 4 5 6 7 1 8

50 9 10 11 12 13 14 15




Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.