Over de politieke stroomversnelling en pure poëzie. Hoofdredactioneel commentaar door Coen Brummer en Manuel Buitenhuis Door de politieke stroomversnelling waar we in terecht zijn gekomen, is dit het derde commentaar dat uw hoofdredactie voor deze editie van DEMO schrijft. Over drie dagen gaat het blad naar de drukker en we hopen dat het bij deze versie blijft. Het begon met het rapport van de commissie Davids - dat wil zeggen, niet met het rapport, maar met de persverklaring over het rapport van de commissie Davids. Tot de verbazing van velen kwamen de Broeders van CDA, PvdA en ChristenUnie eruit en ze leken vastberaden om door te vechten tot het bittere einde. En vechten, dat deden ze zeker. Na een week waarin de ene crisis de andere opvolgde besloot Wouter Bos de stekker uit het kabinet te trekken: een verlenging van de missie in Uruzgan was voor de PVDA onbespreekbaar. Dat deze wanvertoning toch nog drie jaar heeft mogen duren, is vooral te wijten aan het gebrekkige functioneren van onze democratie. Fractievoorzitters en Kamerleden leken bij vlagen ministers en staatssecretarissen. Het gebrek aan dualisme was schrijnend. Enfin, we zullen ze niet missen. Het was een kabinet dat het verleden niet kon verteren, het heden voor zich uit schoof en de toekomst overliet aan commissies. Het broederschap dat ze bij elkaar hield was gesmeed door de gezamenlijke angst voor de kiezer.
2
En niet alleen de kiezer had het gehad met dit kabinet, ze waren elkaar ook aardig zat. De oud-ministers Camiel Eurlings en Wouter Bos besloten spontaan dat (het maken van) nageslacht ook belangrijk is en Guusje ter Horst was al tijdens de val van het kabinet op skivakantie gegaan. Het zou te gemakkelijk zijn om een grap te maken over het feit dat Balkenende als enige nog wel door wil gaan, maar de vergelijking met het bekende duracell-konijn dringt zich op. Een lichtpuntje aan deze politieke leegloop is dat we er iets moois voor terugkrijgen. Op het moment van het schrijven van dit hoofdredactioneel commentaar stelt Job Cohen zich kandidaat voor het lijsttrekkerschap van de Partij van de Arbeid. Hoewel hij geen ongeschonden imago heeft na zijn jaren in Amsterdam, is Cohen, zeker vergeleken met de alternatieven, een waardig kandidaat voor het premierschap. Hoewel, het schijnt dat D66 ook nog een zeer capabele SERvoorzitter in haar achterzak heeft zitten. Het is ironisch dat juist op dit moment van politieke turbulentie Nederland haar scherpste politiek analist verliest. Hans van Mierlo was een politicus die zijn eigen beroep met gezonde scepsis bezag, een journalist die zich daadwerkelijk betrokken voelde bij de maatschappij die hij beschreef, en een denker die feilloos aanvoelde welke
weeffouten er in ons democratisch bestel zaten. Weeffouten die nu, ruim veertig jaar na zijn eerste analyse, nog steeds zichtbaar zijn. Hans van Mierlo noemde het gebrek aan dualisme in ons systeem veertig jaar geleden al een dodelijke omhelzing van de macht en moet gegruweld hebben van het recente ‘geharrewar tussen Regering en Tweede Kamer’. Hij hechtte aan de parlementaire onafhankelijkheid die de laatste jaren zo schandalig is gedwarsboomd en werd woest toen hij sprak over Wouter Bos die het recht op een parlementaire enquête over Irak uitruilde bij de coalitieonderhandelingen: ‘Hij heeft iets weggeven, maar het was niet van hem!’ De uitroep was kenmerkend voor de wijze waarop Van Mierlo zijn analyses bracht. Vurig, maar afgewogen. Intuïtief, maar welbespraakt. Zijn toespraken waren vaak pure poëzie, en om die reden hebben we zijn bekendste gesproken tekst afgedrukt in de rubriek ‘politieke poëzie’ op pagina 16 en 17. Het is een treurig feit dat de denkbeelden die hij te vuur en te zwaard verdedigde nooit gerealiseerd zijn in Nederland en dat we juist op het moment van zijn heengaan de consequenties daarvan kunnen aanschouwen.
I
nhoudsopgave
Interview Youp van ‘t Hek De kieslijstcarriëre Politiek nieuws maak je gebroederlijk Broederschap als maatschappelijk cement Hopenhagen Broederschap? Zusterschap! Doet D66 het met het CDA? Politieke Poëzie A beautiful symphony of brotherhood Over Sex and the City en bier drinken Interview met Broederschap Gastcolumn Rein Zunderdorp Twitter Poll De Paarse Krokodil Welke formule leidt tot geluk? Geestverruimende middelen DEMO: Dode bomen of digitaal? De Guillotine Democrat Abroad Voorzittershamer
4 8 9 10 12 14 15 16 18 20 21 22 23 24 25 26 28 29 30 31
Afscheid huidige hoofdredactie.
Afscheid Remco Hekker.
Met veel plezier hebben we het afgelopen jaar gewerkt aan DEMO. Veel geleerd, veel gelachen, veel interessante mensen gesproken. Maar klaar is klaar. Op het voorjaarscongres kunt u een nieuwe hoofdredactie kiezen, die u vervolgens kunt bestoken met vragen over komende thema’s en deadlines.
Ook de vormgever van DEMO, Remco Hekker, stopt na twee jaar met zijn werkzaamheden als stille kracht voor ons magazine en hangt zijn software in de wilgen. Zonder hem was DEMO nooit geworden wat het nu is. Ongetwijfeld spreken we ook namens de vorige redactie als we zeggen dat we met veel plezier met hem hebben samengewerkt. We willen hem dan ook hartelijk bedanken voor zijn tijd, inzet en creatieve ideeën.
Het was ons een genoegen,
Coen Brummer en Manuel Buitenhuis
Colofon: 26e jaargang – nummer 1 Voorjaar 2010 Demo is een uitgave van de Jonge Democraten, onafhankelijke politieke jongerenorganisatie sinds 1984. Oplage 4000 stuks. Kopij Demo@jongedemocraten.nl Deadline Demo 2 onder voorbehoud wegens redactiewissel: 25 mei 2010 Thema onbekend wegens redactiewissel
Hoofdredacteur: Coen Brummer Adjunct-hoofdredacteur: Manuel Buitenhuis Vormgeving: Remco Hekker Landelijk bestuur JD Postbus 660 2501 CR Den Haag 070 – 364 19 17 info@jongedemocraten.nl www.jongedemocraten.nl
Drukker: Veldhuis Media BV Kanaaldijk OZ 3 8102 HL Raalte Postbus 2 8100 AA Raalte 0572 – 34 97 00 info@veldhuis.nl www.veldhuis.nl
Aan deze Demo werkten mee: Thomas Bakker, Pepijn van den Brink, Broederschap, Coen Brummer, Manuel Buitenhuis, Martijn Jonk, Joris Heijn , Youp van ‘t Hek, Remco Hekker, Willem Jan Hilderink, Yuri van Hoef, Melanie van der Horst, Leonie Kuhlman, Maximilien, Iris Paris, Myrte Paris, Laurens Roos, Eric Stam, Fleur de Weerd, Robin van Werchem, Bart Woord, Rein Zunderdorp
DEMO
Nummer 1, Voorjaar 2010
3
Meneer Van ‘t Hek, wat is er aan de hand met Nederland? Stilte. Er is veel aan de hand met Nederland. Er is een strooizouttekort, daar heb ik het in mijn voorstelling over; dat een man uit Haïti mij belt en om hulp vraagt, en dat ik dan zeg ‘ja, als je maar niet om strooizout vraagt, want dat hebben we zelf nodig’. En wat mij opvalt is dat nieuwssites het meer dan ooit over Gordon en zo hebben, en dat zelfs de Volkskrant dat soort rubrieken heeft. Ik heb af en toe het gevoel dat er iets sluimert, wat weet ik niet, maar dat er een keer een enorme boem komt. Dat het grandioos misgaat. Huizinga zei eens ‘Het zou voor niemand onverwacht komen, als de waanzin eensklaps uitbrak in een razernij’. Ja. Het is niet alleen Nederland, ik denk dat het om het hele Westen gaat. Hoe we ons eten georganiseerd hebben, de waanzin van de bio-industrie waar niemand zich aan durft te branden. Hallen met drie miljoen kuikentjes en kippen. Er wordt een soort zalm gekweekt waardoor je eigenlijk geen antibiotica meer hoeft te gebruiken, want dat zit al in de zalm. Ik denk dat we op een rare rand balanceren, en het zou wel eens á la minute écht mis kunnen gaan. Hoe precies weet ik niet. Een ramp dus, niet beter te definiëren dan een ramp. Toen ik wakker werd vanochtend zette ik de tv aan, gewoon wakker wordend, en toen viel ik in dat programma van die Pfaffs, die Vlaamse keeper - dat is ook wel eens leuk zo overdag, dat je niet denkt dat ik er echt naar kijk. Dan zie je die mensen ‘natuurlijk’ met elkaar praten, maar realiseer je eens dat er dus zo’n man met een statief bij staat. Wij zijn hier nu met zijn drieën, maar ons gesprek wordt een stuk minder spontaan als er een camera en een geluidsman bij zou zijn, en dan nog iemand van de productie. Bij de Pfaffs staat er gewoon een team van zeven mensen omheen, en die man staat in zijn eentje een vloer te dweilen. Dan denk ik, we zitten nu in een soort totale gekte… Denkt u dat de wereld nep aan het worden is? Misschien is ze dat altijd al geweest, maar het wordt natuurlijk veel duidelijker nep. Het programma ‘Taxi’ (programma van de NRCV waarbij Joris Linssen als taxibestuurder gesprekken aanknoopt
met zijn ‘nietsvermoedende’ passagiers – red.) is zogenaamd spontaan; dat niemand weet dat ze meedoen. Ik ben ooit een keer gebeld door de redactie van Taxi, dat het wel leuk zou zijn als ik bij de Kleine Komedie werd opgehaald, en dat ik dan zou doen alsof ik dat zogenaamd niet door had. Dat was een van de raarste telefoontjes in mijn leven, lijkt me niet dat ik daaraan meedoe, toch? Dat haalt eigenlijk de lol van dat spontane af. Nou ja, het geeft dus aan hoe zichtbaar nep het wordt. Eigenlijk hebben we ook van alles teveel; te veel van dat, te veel cabaret, te veel kranten, teveel glossy’s. Van alles teveel; is de crisis goed in dat opzicht? Er is geen crisis! Er zijn nog steeds 70 glossy’s. Enige relativering zou wel op zijn plek zijn. Als je het aantal mensen met gigantische inkomens ziet – er zit er trouwens één tegenover je –dat het recht opeist dat ze nog acht, negen miljoen uit een bedrijf wegpakken. Een bedrijf dat later wankelt. Het is een soort havikengedrag, ik zou het aan mijn kinderen niet uit kunnen leggen. U zegt dus dat we nog voldoende hebben in Nederland. We zouden niet moeten klagen? We hebben meer dan genoeg, dat sowieso, en daardoor krijg je ook dit soort geouwehoer. Het is toch ongelofelijk, één op de zoveel die antidepressiva slikt. Er is ook een raar soort consumptie idioterie ontstaan, een gekte… Hoe zou die ontstaan zijn? Volgens uw columns bent u liberaal, maar op de een op andere manier heeft dat er toch toe geleid dat we hier zijn aanbeland. Ik denk dat je dat het mooiste kan zien aan het voetballen en het schaatsen. Als je nu de tv aanzet wordt er geschaatst, maar ook diep in juli zie je Sven Kramer schaatsen. Dan weet je niet of het seizoen net begonnen is of dat het uitloop is van het vorige seizoen. En ik kijk dus niet meer, net zoals ik bijna niet meer naar voetbal kijk, er is een soort van overdaad… Toen mijn zoon nog thuis woonde kwam de Voetbal International binnen, 300 pagina’s over een man van Roda. Het gaat over zoveel bijzaken omdat we ons ook niet meer met de essentie bezig hoeven te houden.
We kiezen er met z’n allen wel voor. Ook de mensen die u elke avond toespreekt. Ja. Ik zeg ook elke avond in mijn voorstelling dat je eens moet kijken naar wat we vervoeren elke dag: grote vrachtwagens met roddelbladen, snickers, m&m’s… Dat rolt dan maar de weg op, en de wegen moeten breder want het moet doorstromen, doorstromen, doorstromen. Als we nu eens tegen iedereen zeggen die iets vervoert wat we absoluut niet nodig hebben, al die luxeproducten, als we die nou eens de weg niet op laten… Dan zou het probleem opgelost zijn, maar dan heb ik het probleem dat ik zelf de weg niet op mag. Maar er is iets dat doordraait. Denk aan jezelf, het aantal boeken dat je in huis hebt dat je nog nooit gelezen hebt, het aantal films… er is zoveel! Ik weet het niet, wat dat betreft is het gewoon de natuur, iets stuurt zichzelf wel. Je denkt op een geven moment vanzelf ‘het is veel te veel’. Ik woon met mijn vrouw in een veel te groot huis en vanzelf gaan we naar een kleiner huis, en ik denk dat het met alles zo is. Dit is een erg serieus verhaal, maar u werkt niet voor niets als cabaretier. Wat is de macht van de lach? Het relativeren. Iedere avond zie ik dat lachen opluchten is, en wat dat betreft denk ik dat ik een goede cabaretier ben. Mensen een spiegel voorhouden, maar ook mezelf, ik doe zelf ook mee. Ik ben er één uit de zaal, ik ben net zo’n lul. Mijn column op zaterdag wordt door veel mensen gelezen omdat het toch een glimlach oplevert. En zou er nog meer macht in zitten? We hadden het net over hele serieuze zaken… Het is wel vaak de tragiek van politici. Als Agnes Kant meer macht zou willen hebben zou ik haar aan willen raden meer te lachen. Het is echt verschrikkelijk, niet door te komen. Ik zag haar in dat ’24 uur met’ (het VPRO-programma waarbij Winnfried de Jong 24 uur doorbrengt met een BN’er, -red.) en heb daar lang over nagedacht; 24 uur met Agnes Kant… Ik denk dat het wel goed is als er af en toe een cabaretier voorbijkomt. Die relativering moet wel bestaan.
DEMO
Nummer 1, Voorjaar 2010
5
“Er is geen crisis! Er zijn nog steeds 70 glossy’s.” Naast de macht van de lag zie je tegenwoordig ook iets dat lijkt op de straf van de lach. Gregorius Nekschot die door Hirsch Ballin van zijn bed gelicht wordt, de Deense Cartoonist waar aanslagen op worden gepleegd. God en Allah zijn niet de lachebekjes. Net zoals bij die gereformeerden, dat is allemaal hel en verdoemenis en angst, daarom geloven ze ook. Het bevordert de humor niet. Heeft u zelf wel eens die frictie ondervonden? U krijgt ongetwijfeld zelf ook veel e-mail van mensen die maar gewoon op ‘enter’ drukken. Ja. Ik heb wel eens een grapje over een voetbalclub gemaakt. Ik heb nog nooit zoveel taalfouten gezien in al die e-mails. Er zit in al die mensen iets raars, iets gelovigs, of dat nou in voetbal is of in God. Ik heb er zelf nooit zoveel last van, maar ik denk ook wel na over wat ik zeg. Des te meer als ik het schrijf, want dan kan je het niet relativeren met de blik waarmee je het zegt. Iemand als Hans Teeuwen komt er voor op. Hij maakt zich waarschijnlijk echt zorgen om wat hij ziet gebeuren. En hij maakt het ook weer op een leuke manier belachelijk. Daarom vind ik hem ook leuk, dat hij het weer met humor doet. Dat hij het ook niet te serieus brengt. Het is ook zorgelijk ja, dat je op je woorden moet letten. En iets als zo’n rechtszaak tegen Wilders? Ik vond het geestig zoals die rechtszaak begon. Ik heb nog nooit zo’n treurige demonstratie gezien, waarbij ze allemaal met die voorgedrukte borden stonden – rood, wit, blauw –, dat gaf zo’n tragiek aan, van die mensen, maar ook van Wilders zelf. Maar ik snap wel dat hele domme mensen erop tippelen. Er zijn veel domme mensen, daarom is de Telegraaf zo groot. Ik snap wel hoe het werkt, ik snap het mechanisme wel, ik snap alleen niet dat ook de serieuze media er zo op ingaan. Wilders loopt de Tweede Kamer uit en het staat op de voorpagina; hij weet precies hoe hij
6
DEMO
Nummer 1, Voorjaar 2010
langs zoveel mogelijk fotografen moet lopen. Nog zoiets: mijn zoon bezocht met school de Tweede Kamer, en een bode vertelde hem dat Wilders altijd iets te laat komt waardoor altijd de camera’s op hem gericht zijn. Toch zijn veel mensen het met hem eens. Hoe houdbaar is een democratie met 2 miljoen Telegraaflezers? Ik ben daar nooit zo bang voor. Ik denk dat de democratie het uiteindelijk altijd wel overleeft, tot in Italië toe. Is het de laatste acht jaar niet veel boeiender om cabaretier te zijn? Paars was stukken saaier dan de hedendaagse actualiteit. Ja, in dat opzicht lijkt het wel alsof we naar een soort Apocalyps gaan. Zo’n Rijkman Groenink die tegen de commissie de Wit zegt dat hij met ingehouden woede dat geld aangenomen heeft. Een man die bijna half Maarsen als park heeft. Totale gekte. De directeur van de NS die 140.000 Euro premie krijgt. Premie! Erbij, gewoon erbij! Er is nu meer verbazing – bij jullie, maar bij mij ook. Een man met een dubbele naam komt binnen bij PCM, het gaat even niet goed en hij gaat weg met een miljoen. Er zitten journalisten bij NRC die zien hoe ze op alles gekort worden, en er komt zo’n man binnen en die neemt binnen driekwart jaar een miljoen mee. Iemand heeft hem dat miljoen beloofd. Hij heeft dat geëist en gekregen. Dat is maffioos. Vindt u dat ze beter zouden moeten weten? Het is gewoon menselijk gedrag, ik denk dat we er niets aan kunnen doen. Toen het slecht ging met het bedrijf van Marco Borsato kwam ik hem tegen in de stad. We stonden even te praten toen ik zag dat allemaal mensen ons stonden te fotograferen met van die telefoontjes. Hij is dat meer gewend dan ik, en ik vond het ook wel grappig. Maar wat doe je dan met zo’n foto? Laat je die aan je vriendin zien? Volwassen mannen! Als ik Wouter Bos en Agnes Kant in de stad zou zien zou ik ook even een foto maken. Dat geeft dus aan wat voor rare wereld
dit geworden is. Na mijn voorstellingen waren er altijd mensen die met mij op de foto wilden. Daar heb ik nu een grap van gemaakt, en niemand wil nog. Zo heb ik het opgelost; met een grap. Dat bedoelen ze vast uit goedheid. Het is ook uit goedheid, maar het is doorgeslagen idioterie. Dus mensen zijn doorgeslagen, mensen graaien teveel naar geld, alles is nep en van alles is er teveel; waar gaat het heen met de wereld? De kade keert het schip, we donderen ongetwijfeld een keer ergens af. Het is nu zo’n totale onzin geworden. Iets anders. Welk hoofdstuk moeten we écht eens af gaan sluiten in Nederland? Ik denk dat we minder in de pas van Amerika moeten gaan lopen. Minder van die bibberende Balkenende’s en Jaap de Hoop Scheffertjes die binnen vijf minuten mee zijn in een oorlog die onzin was. En keiharde maatregelen tegen die graaicultuur. Er worden dingen gemanipuleerd, beurskoeren… Dat zag je bij Ahold ook, dat die Van der Hoeve de kluit belazerde omdat hij zelf meer premie kreeg naarmate de winst hoger was. Door corruptie werd die winst opgevoerd. Dat begrijp ik ook niet, dat iemand die een rol drop uit de Albert Heijn jat langer zit dan iemand die de tent openlijk faliekant naait. Hoe sluiten we dat hoofdstuk af? Maak mij maar eens een tijdje premier. Ik zou heel vaak in die Kamer zeggen ‘gelul, en dat weet je zelf ook’, ook tegen Pechtold. Ik zou de macht van de lach toelaten en Agnes Kant de toegang tot de kamer ontzeggen. Klinkt een beetje als een dictator. Soms is dat voor de volksgezondheid beter. Als we nou eens echt nadenken, en niet meer op al die fucking CDA’ers stemmen. Laten we die bio-industrie eens aanpakken. Genetische manipulatie, de manier waarop zalm wordt gekweekt… dit houden we nooit lang vol.
“Minder bibberende Balkenende’s en Jaap de Hoop Scheffertjes die binnen vijf minuten mee zijn in een oorlog die onzin was.” Die fucking CDA’ers? Ze blijven alles wat mis is in Nederland verdedigen – Amerika, Irak, het zijn gewoon ontzettende bange honden. Het is een soort grote gemene deler, en altijd maar weer die God erbij halen als excuus. Er zijn eigenlijk twee verhalen over Nederland: aan de ene kant het Amsterdamse Nederland dat tolerant is en internationaal, en aan de andere kant de helft van het land dat CDA stemt en dus min of meer bewust kiest voor die bange honden. En daarnaast zie je dat de PvdA hier in Amsterdam ook kapot gaat– de PvdA gaat sowieso naar de klote, maar hier al helemaal, hier in de stad. De mevrouw van dit café heeft nu een dispuut over twee lantaarns die nu al veertig jaar aan de pui hangen. Of het biertje dat op het terras niet meer gedronken mag worden. Dat Els Iping-getut (Els Iping (PvdA) is stadsdeelvoorzitter van Amsterdam Centrum – red.) . Daar keert de gewone bevolking zich natuurlijk tegen. Flikker op, donder op, ga je met essentiële dingen bezig houden. Panden zakken zo de grond in omdat ze nog geen idee hebben hoe ze voor zoveel miljard een tunneltje moeten graven, en je staat te discussiëren omdat je een lantaarntje aan je pui hebt. Els Iping zou wat meer moeten lachen? Ze stopt ermee. Dat is ook de enige verstandige beslissing die ze genomen heeft.
DEMO
Nummer 1, Voorjaar 2010
7
maar tegelijkertijd het belang van broederschap geringschatten: vrijheid is geen isolationisme, geen vrijbrief om verbondenheid overboord te mogen zetten. Toch lijkt vrijheid een stalen schild te zijn geworden, dat men op ieder gewenst moment kan optrekken. Er zijn twee problemen met deze visie. Ten eerste is vrijheid niet enkel bedoeld ter zelfbescherming, dat is niet de essentie van het vrijheidsbegrip. Ten tweede is het een abstract goed, dat enkel met instemming van de gemeenschap werkelijk gemaakt kan worden. De maatschappelijke waarde van vrijheid verdwijnt als zij zich alleen nog manifesteert als het recht op een eigen monade. Echte vrijheid bestaat niet alleen binnen de ruimte van je eigen zorgvuldig geconstrueerde leefwereld: dat is jezelf vrijwillig kooien. Dat Ankersmit, zonder zichzelf voor gek te zetten, de compleet banale bewering kan doen dát er een buitenwereld is, geeft aan hoezeer wij zijn doorgeschoten in het onszelf kooien. Daarnaast legt het huidige gebruik van vrijheid de inflatie van het begrip pijnlijk bloot. Waar door verlichtingsdenkers individuele vrijheid niet los te zien was van haar maatschappelijke inbedding, is vrijheid nu verworden tot een palissade die de maatschappij op veilige afstand moet houden. Het contractdenken, waarin mensen overeenkomen hun vrijheid te beperken ter consolidatie ervan, heeft plaatsgemaakt voor het agressief opeisen van dat wat als onvervreemdbaar recht wordt gezien. ‘Vrijheid, gelijkheid en nog iets!’
“Als wij ons niet bezinnen op het gebrek aan maatschappelijke binding en de gevolgen daarvan zijn we de binding met elkaar en de werkelijkheid kwijtgeraakt.” een verholen CDA-lidmaatschap tegen te krijgen, maak ik duidelijk dat ik besef dat dit buitengewoon precair is. Wie en vooral wat geven we de autoriteit normatieve uitspraken te doen? Welk instituut, welke partij en welke overheid mag de burger wijzen op het belang van verbondenheid met de samenleving? Voorts wil ik erop wijzen, dat ik niet een van die mensen ben, die denkt dat het gebrek aan maatschappelijk cement te maken heeft met een dieperliggend probleem van gebrek aan zingeving. Ik denk dat de burger geen binding met de samenleving zal krijgen als hij blijft hangen in een functionalistischrationele kosten-batenoverweging. Ik kan me voorstellen dat mensen denken dat het niet loont om maatschappelijke binding aan de dag te leggen. Je krijgt er vaak (aanvankelijk) weinig voor terug en voor je het weet, plant iemand zijn vuist in je gezicht – je zal wel gek zijn. Maar ik vraag me af of het wijs is om de maatschappij op zo’n functionalistische wijze te benaderen. ‘What’s in it for me?’ lijkt me geen verbroederend of wenselijk credo. Het is een uitgangspunt, dat enkel uitgaat van het eigen subject, de eigen monade. Maatschappelijke betrokkenheid moet niet langer gelijkgeschakeld worden met paternalisme. De retoriek van die vergelijking is wel zo’n beetje uitgewerkt, bovendien klinkt de roep om een minder gefragmenteerde samenleving steeds luider. De conclusies van het onderzoek van SIRE zijn daar een voorbeeld van. Ik denk dat de omgangsvorm bij uitstek een uiting is van onderlinge verbondenheid. Op het moment dat driekwart van de Nederlanders vindt dat we aardiger voor elkaar moeten zijn, lijkt mij dat dus een uiting van een gebrek aan onderlinge verbondenheid. Om terug te komen op die lieden die vrijheid hoog zeggen te achten,
Laat ik ook een tegenwicht bieden aan de visie die ik hier uiteen heb gezet: het voorgaande is absoluut geen pleidooi voor het blind bij elkaar houden van mensen en bevolkingsgroepen. Die verstikking is net zo erg als volstrekt isolationisme. Dan worden mensen gekooid, in plaats van dat ze het zelf doen. Beide zijn volstrekt immoreel. Maar laten we eens kijken naar normativiteit, een van de merites van broederschap en maatschappelijke verbondenheid. Het is helemaal niet slecht als er door een overheid, intellectuelen of Jan met de Pet getwijfeld wordt aan het huidige motto van onze samenleving: anything goes. Alleen al wat betreft intellectuele diepgang is dit een buitengewoon mager en lui motto: er zijn immers bepaalde gedragsnormen en daar heeft eenieder
zich aan te houden. Dat durven stellen is een eerste stap naar het creëren van binding. Ik heb het hierbij uitdrukkelijk niet over nog meer aandacht voor de juridische mogelijkheden om gezag op te leggen. Nog meer juridisering is een contraproductieve en overbodige formalisering van een zeer concreet probleem. Als wij ons niet bezinnen op het gebrek aan maatschappelijke binding en de gevolgen daarvan, zonder te vervallen in allerlei juridische abstracties, zijn we de binding met elkaar en de werkelijkheid kwijtgeraakt. Mensen leven immers niet naar de wet, maar naar ongeschreven gedragscodes. Op het moment dat het openbaar vervoer wordt afgebroken door jongeren en er strandrellen uitbreken waarbij een barbaarse horde het op de politie munt, moeten we niet enkel wijzen op de wet en zeggen: ‘Dat mag niet en de daders zullen worden gepakt!’ We moeten een breed debat initiëren over de vraag hoe deze uiting van een totaal gebrek aan binding met de samenleving, de ander – if you like, het hoofd geboden kan worden. Dit moet ertoe leiden dat mensen zich meer verbonden gaan voelen en zich bewust worden van de inbedding van hun persoonlijke sociale sfeer. Ik denk dat het niet abject is om als overheid uitspraken te doen over waarden en normen. De manier waarop dat verpakt is door de Balkenendes van deze wereld was ronduit knullig en had veel beter gemoeten, toegegeven. Maar als we die poging eens ontdoen van haar vorm en kijken naar de inhoud, blijkt dat Balkenende wel degelijk een gevoelig punt raakte. Hij en zijn adviseurs hadden goed aangevoeld wat er leefde in Nederland. Buitengewoon treurig en dom dat de liberale en linkse partijen over elkaar heen buitelden om, vanuit het comfort van hun monade, Balkenendes ideeën te ridiculiseren. Broederschap staat niet op gespannen voet met vrijheid, het is een noodzakelijke voorwaarde voor werkelijke vrijheid. Wie dat niet inziet en doorgaat met een zelfbenoemde strijd voor de vrijheid, zal uiteindelijk alleen komen te staan. Vrij van maatschappelijke verbondenheid en broederschap. Volstrekt vrij. In je eentje.
Willem Jan Hilderink studeert geschiedenis en filosofie aan de Vrije Universiteit te Amsterdam.
DEMO
Nummer 1, Voorjaar 2010
11
Hopenhagen: Mutually Assured Destruction door klimaatverandering? In december gingen enkele Jonge Democraten met de liberale jongeren van IFLRY naar de klimaattop in Kopenhagen. De klimaatorganisatie van de Verenigde Naties laat maatschappelijke organisaties zoals IFLRY toe tot het conferentiecentrum om de betrokkenheid bij het klimaat en de openheid van de klimaatonderhandelingen te vergroten. Door Joris Heijn
D
e gemeentelijke autoriteiten hadden nog wel zo hun best gedaan: ze doopten hun stad om in ‘Hopenhagen’ en vlogen Desmond Tutu in voor een speech over hoop. Maar voor veel klimaatadepten is de hoop na Kopenhagen ver te zoeken, door het uitblijven van een stevig akkoord en met klimaatsceptici die aan momentum lijken te winnen door te knagen aan de wetenschappelijke basis van de klimaatwetenschap.
“De liberale oplossing voor het klimaatprobleem ligt in marktwerking waarbij de overheid de prijsprikkels reguleert.” Als het goed is ‘geloof’ je als Jonge Democraat niet in klimaatverandering door menselijk handelen. Je schuift films van Al Gore terzijde en verscheurt zijn boeken. Datzelfde doe je met de schrijfsels van de mensen die zichzelf scepticus noemen. Vervolgens kijk je naar de wetenschap; deze is niet heilig, maar wel een stuk betrouwbaarder dan de voorgaande profeten en doemdenkers. Dan kom je erachter dat er nog veel onzekerheid is, maar dat het aannemelijk
12 DEMO
Nummer 1, Voorjaar 2010
is (90% volgens het VN-klimaatrapport uit 2007) dat de mens de opwarming van de aarde veroorzaakt. Weg met het geloof, leve de twijfel van de wetenschap. Vervolgens kan je als Jonge Democraat een klimaatconferentie bezoeken. Misschien dat Kopenhagen voor de wereld geen succes was, voor de aanwezige Jonge Democraten was het heel interessant. Het liberale uitgangspunt van ILFRY op de conferentie was dat we prijsprikkels (via belastingen of een emissierechtensysteem) moeten gebruiken om minder broeikasgassen uit te stoten en niet zozeer ge- en verboden. De liberale oplossing ligt dus in marktwerking waarbij de overheid de prijsprikkels reguleert. Dat is ook de reden dat een klimaatakkoord van belang is, want landen zullen veel verder durven te gaan in het opdrijven van de CO2-prijs, als ze weten dat de rest van de wereld dat ook doet. Europa en Japan zitten er niet op te wachten dat zij als enigen zichzelf uit de markt prijzen met hoge energiekosten terwijl Amerika doorgaat met goedkope fossiele energie en daarmee úit de recessie en ín de klimaatverandering kruipt. Toen de klimaattop zijn einde naderde en het ernaar uitzag dat er geen stevig akkoord zou komen, kwamen er ook steeds meer geluiden dat zo’n akkoord misschien niet de oplossing is. We weten simpelweg niet wat de toekomst brengt: De opkomst van technologie kan snel gaan, zie het internet, en wie weet hoe de energietechnologie er over tien jaar uitziet; steeds meer bedrijven zetten uit eigen belang significante stappen richting duurzaamheid en energiebesparing. Een oplossing voor het klimaatprobleem kan in een rare hoek zitten. Iedereen staarde zich in de Koude Oorlog ook blind op ‘oplossingen’ als de Mutually Assured Destruction en Containment, terwijl de uiteindelijke oplossing voor dit probleem
– de implosie van de Sovjet Unie – door vrijwel niemand werd voorzien. Inmiddels is de angst voor de Communisten helaas weer terug en veel commentatoren geven naast Amerika, ook China de schuld van het mislukken van Kopenhagen. Hoewel het waar is dat China het akkoord aanzienlijk heeft weten uit te kleden in de hoop zelf nooit last te krijgen van emissiebeperkingen (“China does not like numbers” zei een Europese betrokkene), is dit niet het gevolg van een verschuivende machtsbalans. De enige ‘macht’ die China in dit opzicht heeft is dat het veel CO2 uitstoot en dat rest van de wereld er belang bij heeft als dat verandert. Europa en Japan stonden bij de finale onderhandelingen niet buiten spel omdat hun economische macht afneemt, maar omdat ze een extreme onderhandelingspositie innamen. De grote kapitalistische en communistische klimaatveranderaars moeten oppassen dat deze houdgreep niet leidt tot een nieuwe vorm van mutually assured destruction door klimaatverandering. Net als in de Koude Oorlog zouden voornamelijk de arme landen weer de klos zijn. Het is afwachten wat de toekomstige klimaatonderhandelingen zullen brengen, maar laten we ze als Jonge Democraten van dichtbij blijven volgen.
Joris Heijn studeert Internationale Betrekkingen aan de Rijksuniversiteit Groningen
T.J Blackwell
DEMO
Nummer 1, Voorjaar 2010
13
Broederschap? De Jonge Democraten hebben behoefte aan zusterschap! Overal waar mannen aan de macht zijn, is strijd. Gedrang en gedraai, alle strategische trucs worden uit de kast gehaald om een overwinning te behalen. We zagen het al bij Napoleon: deze keizer op het witte paard veroverde land na land, maar zou hij ook harten hebben weten te veroveren? Wij hadden zijn vrouw niet willen zijn. Door Melanie van der Horst en Leonie Kuhlmann
O
ok onze geliefde vereniging werd jarenlang gekenmerkt door Mannelijkheid. Maar uit een analyse blijkt dat de verhoudingen binnen onze populatie significant aan het verschuiven zijn. Wat zal dit voor gevolgen hebben? Heren en dames, in het jaar 2010 dringt het besef tot ons door: mannen aan de top is zó 2009. Arbeidspsychologische inzichten leren ons dat inlevingsvermogen, aandacht voor de persoon (“het individu”) en aandacht voor het werkproces belangrijke succeselementen zijn voor een onderneming. Kortweg gezegd moet dus niet slechts het einddoel, de missie van de organisatie centraal staan, maar is aandacht voor de persoonlijke ontwikkeling van werknemers minstens zo belangrijk, zij het niet belangrijker. Plaatsen we deze theorie in onze vereniging, dan zien we tot dusver een tegengesteld patroon. Nieuwe kaderleden, veelal naïef en onwetend, verkeren in de rozige illusie dat zij zichzelf optimaal kunnen ontwikkelen binnen de JD. De JD is immers geen commerciële onderneming maar een organisatie die voor een groot deel is gericht op de
vaardigheidstraining en maatschappelijkpolitieke verdieping en verbreding van de eigen leden. Hear hear! Helaas is de werkelijkheid wat minder roze. Want door al dat
14 DEMO
Nummer 1, Voorjaar 2010
‘ge-hear-hear’ wordt werkelijke aandacht voor kaderleden, commissieleden, portefeuillehouders en ander schoons nogal eens overschaduwd door regeldruk en prestigepraat. “Het gaat erom dat we elke maand een training hebben, niet wat of wie er getraind wordt.” Of het gaat erom dat er een resolutie ligt. “Inhoud? Die komt later wel.” En dat is jammer! We zijn een politieke jongerenorganisatie, die op de politieke inhoud gericht moet zijn. Terugkerend naar het oog van de arbeidspsycholoog, komen wij tot een gemakkelijke oplossing. Gewoon wat meer roze toelaten binnen het kader. Meer vrouwen dus. Moeten vrouwen dan aan de top komen door krampachtig voortrekkersbeleid? Nou nee, al zou het een hoop schelen als organisaties uit zichzelf een cultuurverandering in gang zetten, zodat het aantrekkelijker wordt voor vrouwen om te solliciteren. Gelukkig hoeven wij ons over deze discussie geen zorgen te maken, want jonge democraten blijken vrijzinnig genoeg om vrouwelijk gezag te aanvaarden. Niet alleen hebben onze afdelingen, Amsterdam en Utrecht, vrouwelijke voorzitters. Ook aan kop van de afdelingen Rotterdam, Maastricht en Enschede staat een vrouw. Landelijk zijn de linker- en rechterhand (respectievelijk de secretaris Politiek en de secretaris Pers) van onze oh-zo mannelijke voorzitter van vrouwelijke aard. Beide zijn uit zichzelf opgestaan en zijn gekozen op basis van hun inhoudelijke kwaliteiten. Om nog maar niet te spreken van de overige vrouwelijke LB’ers. Wij zijn ervan overtuigd dat wat meer vrouwelijkheid binnen de vereniging niet alleen leuk staat, maar ook zorgt voor verbetering. Het zal niet zozeer zorgen voor meer vrijheid en gelijkheid, maar wel voor meer broederschap. Zusterschap, in dit geval. En dat zal op lange termijn voor de hele vereniging positieve effecten hebben. Vrouwen zullen wat liefde in de vereniging brengen, en de focus zal verschuiven van willen winnen naar willen ontwikkelen, en van concurrentie naar
vriendschap. Het gaat niet alleen om de knikkers, maar om de relaties tussen de knikkers. Vele management cursussen ondersteunen ons in deze gedachte. De empathische en oprecht in andere mensen geïnteresseerde mens is overwegend vrouw. De oppervlakkige, op zichzelf en op status gerichte mens is overwegend man. Gelukkig wint het eerste type aan terrein in het bedrijfsleven. Ruimte voor het beter aanvoelen van de werknemers en het creëren van een sfeer waarin mensen zich gewaardeerd zorgt voor betere prestaties op de lange termijn. Vrouwen worden de toekomstige winnaars. Het is slechts een kwestie van geduld, voordat de mannen zijn uitgeluld. Maar zo sociaal als we zijn zullen we de mannen er altijd bij betrekken. Wij zullen niet uitsluiten, maar omarmen. Als vrouwen eenmaal aan de top zijn gekomen dan creëert dat een cultuuromslag en een waar snowball effect. Als voorbeeld nemen we Amsterdam, waar deze ontwikkeling zeer duidelijk zichtbaar is. Van een compleet mannenbestuur met één onzekere vrouw naar een bestuur met drie vrouwen waarvan één voorzitter. En wat gebeurt er? Op activiteiten komen veel meer vrouwen af. Zij laten zich niet meer intimideren door al het mannelijk testosteron dat om hen heen hangt, maar gaan goede gesprekken met elkaar aan. Laten we hopen dat de nog aarzelende vrouwen zich vooral verkiesbaar stellen en dat we een zaligmakende trend in gang te zetten, waarin Jonge Democraten liefdevoller met elkaar om gaan.
Melanie van der Horst en Leonie Kuhlmann zijn respectievelijk voorzitter van de afdeling Amsterdam en Utrecht.
Doet D66 het met het CDA? Sinds de val van Balkenende IV is de vraag ‘wie doet het met wie?’ weer actueel. Als het CDA kiest voor grondrechten en regeren met de PVV uitsluit, dan is een samenwerking met D66 haast onvermijdelijk. Opmerkelijk, want historisch gezien zijn D66 en CDA vaak elkaawrs tegenhanger: Individualisme versus gemeenschap en democratie versus hiërarchie. Door Yuri van Hoef
B
ijzonder is dan ook dat in de aanloop naar de gemeenteraadsverkiezingen van 3 maart opmerkelijke verbonden worden gesloten. Twee jonge kandidaten in het Noorden van het land wisselen ideeën uit op hun blog brouwerenvanhoef.nl, terwijl hun politieke achtergronden sterk verschillen. Sytse Brouwer is 22 jaar en CDA’er in hart en nieren. Yuri van Hoef, 24 jaar, is overtuigd liberaal met een verleden in de lokale studentenvakbond. Beide waren actief in medezeggenschapsraden, maar leerden elkaar kennen in het eerste jaar van de lerarenopleiding geschiedenis in Leeuwarden. Brouwer is kandidaat voor de gemeenteraad in Leeuwarderadeel, van Hoef voor de gemeenteraad in Leeuwarden. Is in het Noorden de basis gelegd van een toekomstige coalitie tussen sociaalliberalen en christendemocraten? En hoe kijken beide heren aan tegen de verschillen en overeenkomsten tussen CDA en D66? Op het punt van onderwijs zijn ze het in ieder geval roerend met elkaar eens. ‘We hebben samen een jaar les gegeven in het voortgezet onderwijs. Daar liepen we tegen dezelfde zaken aan.’ Van Hoef wijdde zijn bachelorscriptie aan nieuwe onderwijstheorieën: ‘Leerlingen vaardigheden laten opdoen gaat hoe dan ook ten koste van het aanleren van basiskennis. De Angelsaksische wetenschappers die bij ons deze onderwijstheorieën hebben geïntroduceerd worden in eigen land verguisd. Het onderwijs moet terugkeren naar de basis waarin kennisverwerving centraal staat. Een leerling kan met die basiskennis juist later de benodigde vaardigheden voor werk of studie opdoen. Boris van der Ham heeft gelijk wanneer hij stelt dat kennis opdoen in ere moet worden hersteld.’ Brouwer is het hiermee eens: ‘Er heerst in onze samenleving te veel een sfeer dat iets ‘leuk’ moet zijn. Onderwijs hoeft, net zoals werk, niet per definitie leuk te zijn.’
“Wie weet is een coalitie tussen D66, CDA en ‘Partij 3’ een reëel streven.” en D66 niet tot elkaar kunnen komen. Een van de meest opvallende verschillen is hun mening over de mate van privacy en de daarmee conflicterende mate van veiligheid. D66, en daarmee van Hoef, hebben altijd stelling genomen voor een beperkte mate van controle op de persoonlijke levenssfeer. Terwijl het CDA en Brouwer vaak kiezen voor een minder anonieme levenssfeer en een grotere vorm van veiligheid. Van Hoef vreest dat een grotere controle op telefoon- en dataverkeer kan leiden tot ongewenste opslag en dat de data door de verkeerde mensen kan worden bekeken. ‘Een vaak gebezigd citaat in dit debat is: ‘Those who would give up essential liberty to purchase a bit of temporary safety, deserve neither liberty nor safety’. Dit kan niet genoeg benadrukt worden. Toen de Duitsers ons land binnenvielen waren ze maar wat blij met onze perfecte administratie waarin we vrijwel alles bijhielden.’ Uiteraard
erkent Brouwer deze moeilijkheden maar hij zegt voldoende vertrouwen te hebben in onze democratie en rechtsstaat, zodat dergelijke zaken geminimaliseerd zullen worden. Daarnaast zegt hij dat ‘het groeiende terrorisme ons geen keus laat’. Bovendien is terrorisme bij uitstek een gevaar voor de persoonlijke levenssfeer. ‘Met andere woorden: door de verhoging van de veiligheidsmaatregelen wordt tevens getracht onze privacy beter te beschermen.’ Er zijn meer verschillen, vooral als het gaat om het paradepaardje van D66: democratisering. Gekozen burgemeesters en referenda zijn zaken waar van Hoef warm voor loopt. Brouwer ziet referenda vooral als gezagsondermijnend en besluitvertragend. ‘Zijn onze vertegenwoordigers niet juist gekozen om beslissingen vóór ons te nemen?’ Van Hoef ziet het anders en stelt dat een grotere mate van keuze door de burgers betrokkenheid vergroot en het draagvlak voor beleidskeuzes vergroot wordt: ‘Juist referenda en gekozen burgemeesters betrekken mensen direct bij de politiek, zolang er natuurlijk niet alleen maar uit PvdA -kandidaten gekozen kan worden.’ De landelijke standpunten verschillen, maar deze verschillen zijn niet onoverbrugbaar. Misschien is dat juist een overeenkomst tussen de christendemocraten en de sociaalliberalen. Ze hebben vertrouwen in de mens en zijn pragmatisch. Dát moet de sleutel zijn voor een nieuwe coalitie. ‘We moeten vooruitkijken en wie weet is een coalitie tussen D66, CDA en ‘Partij 3’ een reëel streven’, zeggen van Hoef en Brouwer beiden. Allereerst kijken ze wat minder ver vooruit, namelijk naar 3 maart a.s. als zij hopelijk de eerste stappen kunnen zetten in de politieke arena. Yuri van Hoef studeert geschiedenis aan de Rijksuniversiteit Groningen en was kandidaat-raadslid in Leeuwarden
Toch zijn er genoeg punten waarop CDA
DEMO
Nummer 1, Voorjaar 2010
15
A beautiful symphony of brotherhood. Broederschap is een beetje een raar woord. In het dagelijks leven zul je het niet vaak gebruiken. Ook in het politieke discours in Nederland kom je het niet regelmatig tegen. Het enige begrip dat er nog een beetje op lijkt is de naastenliefde die we vinden in de beginselen van de confessionele partijen. Ook solidariteit, een kernwaarde van het socialisme, zou je kunnen opvatten als een vorm van broederschap. Naastenliefde en solidariteit zijn ideologisch sterk gekleurde woorden. Naastenliefde is, in de woorden van apostel Paulus, de belangrijkste boodschap van het christendom. Solidariteit tussen arbeiders is in het socialisme een belangrijk instrument om een politieke vuist te kunnen maken. Broederschap, als onderdeel van het motto van de Franse Revolutie, liberté, égalité, fraternité, zouden we kunnen interpreteren als de liberale tegenhanger van deze twee begrippen. Door Laurens Roos
“ Een broeder is iemand met wie je iets deelt.”
V
rijheid en gelijkheid zijn de basale mensenrechten die een vrije, open samenleving vorm geven. Maar broederschap is geen recht. Het is eerder een soort morele plicht: je verbonden voelen met je medemens. Toch heeft broederschap wel degelijk te maken met gelijkheid. Een broeder is iemand met wie je iets deelt. En als je allemaal gelijk bent, kun je je verbonden voelen met mensen om je heen. Zoals gezegd worden vrijheid, gelijkheid en broederschap genoemd als dé ideeën van de Franse Revolutie. Die revolutie vond zijn inspiratie in de Verlichting. Het ligt misschien minder voor de hand
18 DEMO
Nummer 1, Voorjaar 2010
om broederschap te associëren met een andere republiek die het product is van diezelfde Verlichting. De Verenigde Staten identificeren we vaak met individualisme en het recht om je eigen geluk na te jagen. Amerikanen, zo is de gedachte, vinden toch vooral dat eenieder op zijn eigen kracht moet bouwen. Toch kent ook de Amerikaanse politieke traditie een rijke geschiedenis in het gebruik van het begrip broederschap om mensen te binden. In 2004 gaf senator Barack Obama de ‘keynote’ speech op het Democratische congres dat John Kerry aanwees als Democratische presidentskandidaat. Tegenover het individualisme van ‘ieder voor zich’ sprak Obama daar over een humanitair individualisme: “For alongside our famous individualism, there’s another ingredient in the American saga, a belief that we’re all connected as one people. If there is a child on the south side of Chicago who can’t read, that matters to me, even if it’s not my child. If there is a senior citizen somewhere who can’t pay for their
prescription drugs ... that makes my life poorer, even if it’s not my grandparent.” Amerika, zo stelt Obama, is eigenlijk één grote familie: E pluribus unum. Die familie voelt zich volgens hem zó onderling verbonden, dat ieder lid van de familie het voelt als een kind in een arme wijk geen goed onderwijs krijgt. Vervolgens uit Obama kritiek op populisten die het land proberen te verdelen in groepen langs politieke of etnische lijnen. Dat is op zich heel logisch, want populistische politici hebben het niet zo op broederschap. Ze hameren liever op de etnische, culturele en sociaal-economische verschillen die mensen van elkaar scheiden dan op de vele gemeenschappelijkheden die hen binden. Met zijn verwijzingen naar de verbondenheid van alle Amerikanen, blank, zwart, arm of rijk, staat Obama in een illustere traditie. Op 28 augustus 1963 sprak Martin Luther King:
“Populistische politici hameren liever op de etnische, culturele en sociaal-economische verschillen.”
“I have a dream that one day this nation will rise up and live out the true meaning of its creed: ‘We hold these truths to be selfevident, that all men are created equal.’ I have a dream that one day on the red hills of Georgia, the sons of former slaves and the sons of former slave owners will be able to sit down together at the table of brotherhood.” In deze beroemde speech verbindt King gelijkheid en broederschap in een mooi retorisch parallellisme: Amerika is gebouwd op de idee van gelijkheid, en die gelijkheid maakt broederschap mogelijk. Met deze droom van gelijkheid, zo zegt King, “we will be able to transform the jangling discords of our nation into a beautiful symphony of brotherhood.” King was zelf dominee. Het is dan ook opmerkelijk dat hij zich in deze regels nergens bedient van christelijke
terminologie. In plaats van ‘brotherhood’ had hij ook gemakkelijk het woord “charity” kunnen gebruiken, oftewel naastenliefde. King vraagt echter niet om christelijke naastenliefde, hij vraagt om broederschap. Broederschap, gefundeerd in de liberale waarden van vrijheid en gelijkheid en de rechtszekerheid die in een liberale staat mogelijk is. Het gebruik van de woorden “equal” en “brotherhood” in deze regels illustreert dat. Obama’s ‘belief that we’re all connected as one people’ vinden we ook in de speeches van John F. Kennedy, maar dan op wereldschaal. Op het hoogtepunt van de Koude Oorlog, in 1963, verhaalt Kennedy in een speech bij American University over de verantwoordelijkheden van de VS en de Sovjet-Unie jegens de wereld om hen heen. De kernraketten zijn dan nog maar een half jaar weg uit Cuba, en de wereld is ternauwernood aan een kernoorlog ontsnapt. Kennedy verwijst naar de basale dingen die alle mensen op de wereld met elkaar delen: datgene waarin we allemaal gelijk zijn.
En datgene wat we delen verbindt ons in een broederschap, geboren uit noodzaak, om de wereld te beschermen en het niet uit de klauwen te laten lopen: “So, let us not be blind to our differences--but let us also direct attention to our common interests and to the means by which those differences can be resolved. And if we cannot end now our differences, at least we can help make the world safe for diversity. For, in the final analysis, our most basic common link is that we all inhabit this small planet. We all breathe the same air. We all cherish our children’s future. And we are all mortal.” Dit had wat mij betreft het motto van de klimaattop in Kopenhagen in 2009 mogen zijn. Kennedy vraagt de landen van de wereld om niet alleen aan zichzelf te denken, maar ook aan anderen die dezelfde belangen hebben. Broederschap is wellicht het beste middel om de liberale waarden individualisme, vrijheid en gelijkheid niet te laten ontaarden in bot, kortzichtig egoïsme.
Laurens Roos is beheerder van de D66Twitter en studeerde o.a. Engels aan de Universiteit Leiden. Alle genoemde speeches zijn te vinden op YouTube.
DEMO
Nummer 1, Voorjaar 2010
19
“Zusterschap kan een manier zijn om herkenning en geborgenheid te vinden bij seksegenoten.” verschillen – hebben vrouwen alle vrijheid om hun eigen leven in te richten. Ze kunnen zich gedragen als mannen, zich financieel en emotioneel onafhankelijk opstellen, hun eigen carrière vormgeven en het krijgen van kinderen steeds langer uitstellen. Deze onafhankelijkheid kan echter – net als bij mannelijkheid en broederschap – een behoefte aan saamhorigheid oproepen. Zusterschap kan zo een manier zijn om herkenning en geborgenheid te vinden bij seksegenoten en tegelijkertijd te blijven werken aan zelfontplooiing. De tv-serie Sex and the City is hier een goed voorbeeld van: zusterschap als solidariteit omwille van het vrouw-zijn. De notie van vrouwelijkheid die ten grondslag ligt aan zusterschap is, net als die van mannelijkheid, tweeledig. Stond in de prefeministische periode de afhankelijkheid van vrouwen en hun
taak als opvoedsters nog centraal, in de sekseneutrale samenleving zijn deze aspecten veel meer verworden tot een keuze. Dit brengt een dilemma met zich mee. Aan de ene kant zijn veel vrouwen prinsesjes die dromen van een sprookjeshuwelijk in een mooie jurk, aan de andere kant willen ze – in lijn met de tweedegolf feministes – een serieuze baan en waardering voor hun prestaties, net zoals mannen. Deze tweeslachtigheid wordt mooi geïllustreerd in de film Legally Blonde, waarin hoofdpersoon Elle een boel rumoer veroorzaakt met haar extreem vrouwelijke verschijning maar uiteindelijk haar mannelijke collega’s de loef afsteekt met haar slimme advocatenpleidooi. Het ‘derde-golf-feminisme’ heeft deze tweeslachtigheid omarmd. Hoewel veel vrouwen zich geen feminist noemen, kenmerken zij zich door een zelfverzekerde en assertieve houding waarin de kleur roze eerder kracht dan afhankelijkheid uitstraalt. Onafhankelijk en toch ‘girlie’, niet geëngageerd maar wel aanwezig in de popcultuur: vrouwen in de eenentwintigste eeuw doen waar ze zin in hebben en mannen horen daar niet per se bij. In de sekseneutrale samenleving garandeert de overheid de gelijkheid tussen mannen en vrouwen en zijn beiden vrij in hun keus hoe die in te vullen. Broederschap en zusterschap zijn op sekse gebaseerde banden van verwantschap die in verband staan met ideeën over
mannelijkheid en vrouwelijkheid. Deze ideeën worden in toenemende mate via commerciële media uitgedragen. Mannen drinken gezamenlijk bier en kijken voetbal, vrouwen willen een roze ‘Ladyfoon’ en kijken Sex and the City. Waar de overheid de gelijkheid tussen de seksen waarborgt, accentueert de markt nu de verschillen. The battle of the sexes lijkt te zijn vervangen door saamhorigheid tussen de seksen onderling. Of dit erg is? Welnee, wie zit er nu te wachten op een maatschappelijke revolutie?
Robin van Wechem is politicoloog 1. Mc.Williams, S.J., ‘The Brotherhood of Manliness’, Perspectives on Political Science, Fall 2006, Volume 35, No. 4, p.210 2. Mansfield, H.C., “New Feminism?”, Society, January/February 2007 3. (Mc.Williams 2006: 211) 4. Dole, C.M., “The Return of Pink” in Ferriss, S. and M. Young, ‘Chick Flicks: contemporary women at the movies’, Taylor and Francis 2008
Een interview met Broederschap ‘Kom nou, nobody fucks with Beethoven.’ Broederschap, het schijnt dat je onlangs in het Europees Parlement door het lint bent gegaan? Klopt, al was het wat beschamend. Het zit als volgt: afgelopen juli werd het nieuwe Europees Parlement geïnstalleerd en om onze Europese, culturele wortels te eren werd daarbij het slot van de negende symfonie van Beethoven gespeeld. Het heet ‘ode aan die freude’ en gaat over de broederschap van de mens. Alle Menschen werden Brüder. Oh, ik ben een groot bewonderaar van hem. Die souplesse, die creativiteit... En daarvan werd je boos? Ik was nog niet klaar. Op zich vond ik het dus een mooi en lovenswaardig idee. Maar wat deden al die nieuwbakken Europarlementariërs van de PVV, SP en
SGP? Ze vonden het ongepast omdat het aantoonde dat Europa een superstaat aan het worden was! In plaats van op te staan voor één van de weinige dingen die Europa bindt, besloten ze op hun anti-intellectuele krenten te blijven zitten. Uitgerekend de partijen die Europa proberen te verdelen. Van de PVV is het bekend, maar dat stel gereformeerden probeert het al eeuwen op religieuze gronden en de socialisten zien een revolutie ook wel zitten. Laaiend was ik! Begrijpelijk, maar ik heb nog meer gehoord… Nou ja, ik was redelijk snel weer bij zinnen. Maar zoiets blijft je toch bij hé? Toen het parlement een paar maanden later in Straatsburg vergaderde besloot ik er naar toe te gaan. Zoals iedereen, had ook ik het nieuws gehoord dat de
gebouwen daar in slechte staat waren: plafonds kwamen naar beneden, dat soort dingen. Toen heb ik afgelopen december de boel maar gesaboteerd. Recht boven de kantoren van de Nederlandse delegatie. Maar ja.. onkruid vergaat niet. Noch de PVV, noch de SGP, noch de SP waren op dat moment aan het werk en niemand heeft dus de straf gekregen die hij verdiende. Geeft niet, als ideaal heb ik het eeuwige leven dus ik krijg ze nog wel te pakken. Je schijnt ook met een bom in je onderbroek het vliegtuig in te kunnen stappen tegenwoordig. Voor iemand die broederschap heet klink je flink gewelddadig, weet je dat? Eng ventje. Kom nou, nobody fucks with Beethoven.
DEMO
Nummer 1, Voorjaar 2010
21
Welke formule leidt tot het grootste geluk? Geluk en politiek, welke Jonge Democraat is daar niet in geïnteresseerd? De termen fungeerden dan ook als hoofdingrediënten voor de activiteit van het Filosofieplatform in januari in Den Haag. Een grote groep JD-ers was present om naar de twee sprekers van de avond te luisteren: Ruut Veenhoven, socioloog en geluksprofessor aan de Eramus Universiteit Rotterdam, en Lea Manders, voorzitter van de nieuwe politieke partij ‘Partij voor Mens en Spirit’. Door Myrte Paris en Iris Paris
R
uut Veenhoven opende met de vraag ‘Groter geluk voor een groter aantal, is dat mogelijk in Nederland?’ ‘Hoe meer utopie kun je in je openingszin gooien’ was onze eerste gedachte. De formule voor een groter geluk, zou die bestaan? We waren klaar om die formule te horen, die als antwoord diende op de centrale vraag. Want ja, er is toch niets mooiers dan allemaal nog gelukkiger te zijn?
van werknemers moeten blijven inzien, en zeker nooit ondergeschikt mogen zijn aan materialisme. Dit laatste deed ons denken aan het systeem dat ze in Buthan hanteren. In plaats van een systeem op
De aanvankelijke lichte euforie over dit fenomeen maakte helaas al vrij snel plaats voor wat meer nuance. Geluk bleek van dermate veel factoren afhankelijk te zijn dat het niet iets is dat zomaar te realiseren is. Met behulp van een schema kwam Veenhoven uit op vier zogenaamde determinanten van geluk: leefbaarheid (extern), nut (extern), levensvaardigheid (intern) en levensvoldoening (intern). Het blijkt dus ook genetisch bepaalt te zijn. Hoewel het niet voor iedereen hoeft te kloppen, zaten wij te fronsen. Immers, gelukkig zijn is toch vooral een mentaliteitskwestie en niet iets wat op voorhand al in je lijf zit? Zou talent voor geluk echt bestaan? Na Veenhovens inspirerende relaas over geluk was het de beurt aan Lea Manders. Zij beoogt met haar Partij voor Mens en Spirit een spiritueler Nederland te creëren. ‘Zitten wij hier wel bij een JD-activiteit?’ dacht menigeen. Politiek op spirituele grondslag, kan dat? Wat Manders betreft wel. Zij lichtte een aantal van haar concrete standpunten toe. Eén daarvan had betrekking op het onderwijs. In het huidige onderwijsklimaat moet het kind zich aanpassen aan het systeem. Dit heeft als gevolg dat probleemkinderen niet in het systeem passen. Manders vindt echter dat dit systeem zich zou moeten aanpassen aan het kind. De persoonlijke, emotionele, spirituele en sociale ontwikkelingen worden hiermee gestimuleerd. Een ander standpunt betrof de economie. De economie zou niet meer centraal moeten worden gesteld, maar de mens. Praktisch betekent dit dat instellingen en bedrijven de belangen
basis van het Bruto binnenlands product, hanteren ze daar het zogenoemde BBG, Bruto Binnenlands Geluk. Het principe werd al in 1972 geïntroduceerd, waarin niet alleen het materiële in kaart wordt gebracht, maar ook het spiritueel welzijn van de bevolking. Belangrijk hierin is tevens het besef dat de overheid vooral een aanvullende rol heeft; het is aan het individu om aan het geluk te werken.
En Veenhoven, de geluksprofessor? Hoe dacht hij een groter geluk te realiseren? Zeker niet door meer inkomensgelijkheid en sociale zekerheid. Hij benadrukte het belang van de overheid, die vooral een faciliterende rol zou moeten spelen. Zien we hier niet een opvallende overeenkomst met het systeem waarin het BBG functioneert? Deze aanvullende rol van de overheid zou bijvoorbeeld ingevuld kunnen worden door scholen. We herinnerden ons een artikel dat iemand van ons onlangs gelezen had. Hierin werden zogenoemde ‘lessen in geluk’ omschreven, die vooral gericht zijn op laagopgeleide jongeren tussen de 16-25 jaar. Doel hiervan is het bevorderen van het psychosociale welbevinden en het verminderen van depressieve klachten. Jongeren krijgen klassikale en/ of e-learning lessen en daarbij kunnen de zogenoemde hoogrisicogevallen een groepscursus krijgen in een chatbox. En hoe denken wij erover? Net als de Buthanese regering, Veenhoven en Manders geloven wij ook in de faciliterende rol van de overheid. Verder willen we de ook meer psychologische principes benadrukken. Bijvoorbeeld het principe van eenvoud. Dit is naar ons idee één van de belangrijkste factoren om geluk te vergroten. Geniet van kleine dingen. Wij dachten hierbij ineens aan zwakbegaafde kinderen in het speciaal onderwijs. Als dergelijke kinderen bijvoorbeeld als traktatie op een verjaardag een paar snoepjes krijgen stralen ze van geluk. Kinderen in het reguliere onderwijs zijn pas blij als ze minstens een zakje snoep krijgen en wat extra’s. Zou een eenvoudige manier van denken bij ons ook het geluk kunnen vergroten? Myrte Paris studeert geneeskunde aan de Vrije Universiteit Amsterdam. Iris Paris is psycholoog en studeert filosofie aan de Vrije Universiteit Amsterdam. Beiden zijn lid van het filosofieplatform.
DEMO
Nummer 1, Voorjaar 2010
25
DEMO: Dode bomen of Digitaal? Op voorgaande congressen is er gesproken over de digitalisering van DEMO. Om zuiniger met duur, maar niet duurzaam papier om te gaan, heeft het congres zich meerdere keren uitgesproken om Jonge Democraten de keuze te geven om DEMO te ontvangen op papier per post, of digitaal online. Vanaf april 2010 is dit – als het goed is – gerealiseerd door het Landelijk Bestuur en kan elke JD’er zelf kiezen. Door Coen Brummer Dit betekent echter niet het einde van de discussie over de toekomst van DEMO. Het is niet ondenkbaar dat er op korte termijn stemmen zullen klinken om DEMO volledig te digitaliseren. En daar zit best wat in. Papier is duur, en de afgelopen jaren was DEMO een grote kostenpost op de begroting van de organisatie. Daarnaast willen we als JD een duurzaam consumptiepatroon voorstaan en is het natuurlijk gewoon leuk om DEMO op je iPhone in de trein te lezen.
Duurzaam Een gedrukt ledenmagazine hoeft niet perse vervuilend te zijn. Papier, karton en textiel zijn te verkrijgen op een duurzame wijze, waar je weliswaar meer voor betaald, maar waarmee je ook direct het goede voorbeeld geeft. DEMO op duurzaam papier? Waarom niet! Ontwikkeling
Echter, en dat is de reden van dit schrijven, dekt deze argumentatie niet de hele zaak. Het blad zo snel mogelijk digitaliseren ‘omdat het kan’ lijkt me niet verstandig. Ik wil graag (kort!) vier punten benoemen waarvan ik denk dat ze belangrijk zijn voor de toekomst van DEMO.
DEMO vormt een podium waar jong talent kan oefenen met schrijven, redactiewerkzaamheden en vormgeving. Bij het volledig digitaliseren van DEMO gaat er dus talentontwikkeling verloren. Schrijven ís iets anders dan bloggen. De concentratiespanne van een online lezer is korter, waardoor lange artikelen vlug uit de gratie zullen vallen. Daarnaast lijken we binnen de JD vooral de politic-in-spe te willen opleiden, maar met een beetje kennis van de werking van de macht kom je tot de conclusie dat het zeker zo waardevol is om de toekomstige journalisten op te leiden en aan je te binden.
Kosten
Of - Of? En – En!
De komende jaren zal het percentage op de JD-begroting dat DEMO voor haar rekening neemt slinken. Op alle fronten gaat het goed met D66 en de JD en ledenaantallen stijgen hard. Dit brengt geld op, maar nog veel belangrijker is de zetelwinst die in het verschiet ligt. Bot gezegd: Een PJO vaart financieel wel bij winsten van haar moederpartij, dus daar lopen we op binnen! Laten we dit bij alle komende beslissingen goed onthouden.
Je ziet het steeds meer tegenwoordig: Kranten met weblogs, nieuwsfeeds, twitter en iPhone apps. Vanaf het moment dat deze hoofdredactie aantrad hebben we ook die kant op proberen te werken: we hebben geëxperimenteerd met twitter en podcasts en probeerden de interactie tussen online en papier te realiseren. Is dat gelukt? Nog lang niet! In de toekomst moet dit zeker verder ontwikkeld worden, aangezien in de combinatie van papier, online én interactief de toekomst ligt.
Coen Brummer was hoofdredacteur van DEMO en houdt er mee op.
28