Elco Brinkman Piet Hein Donner Liesbeth van der Pol Peter Jagers Dirk Sijmons
Bjarne Mastenbroek en vele anderen
blad voor dede rijkshuisvesting 2010 | jaargang 10 | nummer 47 blad voor rijkshuisvesting| juli | februari 2011 | jaargang 11 | nummer 50
65 Zestig jaar bijzondere en vooral andere kunst
76 Het ideale kasteel voor een kinderfeestje
33 Entreegebouw maakt van Het Loo een museum
110 Groeten uit Veenhuizen berichten op de pastorie
42 Moriko Kira leert nog steeds
58 Bjarne Masterbroek over de nieuwe positie van de architect
in Nederland
91
36 Lustoord Het Loo trekt
De Binckhorst troef voor stedenbouwkundigen
49 Liesbeth van der Pol: het debat moet terug
14 Matsier in het Trippenhuis
drommen mensen
95
Tijdelijke herbestemming van AXA-kantoor
99 Herbestemming kan stad iets extra's opleveren
57 Een muurtje als kunstwerk in het Scheepvaartmuseum
72
Makelaar Jacques Kwak: Leegstand nog niet zorgelijk
fotografen: Freek van Arkel. Corne Bastiaansen, Sake Elzinga, Simone van Es, Marcel Kentin, Bert Nienhuis, Michiel van Nieuwkerk, Eran Oppenheimer, Roelof Pot, Wim Ruigrok, Jaap de Ruig, Janine Schrijver, Marleen Sleeuwits, Levien Willemse.
stedenbouw monumenten architectuur architectuurbeleid kunst
vormgeving: Barlock, Den Haag druk: DeltaHage, Den Haag verspreiding: Pondres, Tilburg
nasmaak
114 | Boeken: Jaarboek Landschapsarchitectuur 115 | De directeur van het Scheepsvaartmuseum
kunst architectuurbeleid
smaakmakers en andere smaken
18 | Elco Brinkman: Ook in de Eerste Kamer moet de maatschappij doordringen 22 | Piet Hein Donner, de nieuwe minister van Bouwzaken 26 | Voor Peter Jagers blijft Rijksgebouwendienst na 6 jaar spannend 30 | Anke van Hal: ‘Gebrek aan urgentie hindert energiebesparing’ 33 | Koen van Velsen houdt van verbindingen 36 | Fotoreportage: Paleis Het Loo op een mooie herfstdag 42 | Hoe een Japanse architecte Nederland beziet. Deel 1: een serie na de Rgd. 45 | Dirk Sijmons borduurt voort op ‘Jongens van De Witt’ 49 | Liesbeth van der Pol pleit voor een nieuw elan 53 | Lokale boerderij inspireerde ontwerp zoutloods Zwolle 57 | Muur met een verhaal als kunstwerk Scheepvaartmuseum 58 | Bjarne Mastenbroek: ‘Architect moet meer kunnen dan vroeger’ 62 | Hammer, een timmermanszoon uit Denemarken 65 | Zestig jaar percentageregeling: rijk en onverwacht 68 | Van der Leeuw, een Rotterdammer in hart en nieren 72 | De leegstand is voor makelaar Kwak nog niet pijnlijk 76 | Fotoreportage: Loevestein, een ‘middeleeuws kinderparadijs’ 82 | Het Nieuwe Werken komt van de grond 86 | Serie Rijksarchieven: Bezoekers in Den Bosch zijn vooral virtueel 91 | Guerrillastedenbouw moet de dienst gaan uitmaken 95 | Willemijn de Boer, pleegmoeder van ‘zielige’ panden 99 | Twee kerken per week dicht: de tijd dringt voor hergebruik. Frank Strolenberg is een doener. 101 | Jip en Janneke-kunst mag het rijk niet produceren 107 | Nieuwe contractvormen gebaseerd op vertrouwen 110 | Groeten uit Veenhuizen: Mariët Meester bericht 112 | SMAAK 2010
architectuur
06 | Gezocht naar kunst in rijksgebouwen 06 | Rgd neemt rondleidingen Trompenburg over 06 | Post: een brief uit Coevorden 07 | Rechtbank Wilhelminahof aangekocht 07 | Laatste loodsjes Scheepvaartmuseum 08 | BID Awards; wie is de meest inspirerende ondernemer? 08 | Vier kunstenaars benaderd voor Paleis van Justitie Amsterdam 10 | Nieuws: Hoge Raad zoekt tijdloos en transparant gebouw 14 | Wauw-gebouw: Nicolaas Matsier in het Trippenhuis
monumenten
hoofdredacteur/eindredactie: Jaap Huisman, jaap.huisman@minvrom.nl medewerkers aan dit jubileumnummer: Jaco Boer, Rolf de Boer, Rene Erven, Sander Grip, Bettine Hilbrands, Xandra de Jongh, Olof Koekebakker, Agnes Koerts, Egbert Koster, Derk van der Laan, Ben Maandag, Nicolaas Matsier, Mariet Meester, Carien Overdijk, Ilse van Rijn, Anka van Voorthuysen.
nieuws
stedenbouw
smaak, blad voor de rijkshuisvesting, is een uitgave van de Rijksgebouwendienst. smaak verschijnt vijf maal per jaar. Het aanvragen van nummers kan schriftelijk via de Rgd-Infofoon (IPC 465), Postbus 20952, 2500 EZ Den Haag of per email info.infofoon@minvrom.nl. Via deze adressen zijn ook vorige nummers van smaak te bestellen. Meer info bij de Rgd-Infofoon 0800-899 11 03 of op www.rijksgebouwendienst.nl. Abonneren op smaak kan via info.infofoon@minvrom.nl, via smaak@pondres.nl, via nummer 0800-899 11 03 of via www.rijksgebouwendienst.nl Prijs voor een jaargang is 25 euro, losse nummers 5 euro. smaak is te koop bij Selexyz (Amsterdam, Den Haag, Rotterdam), Atheneum Nieuws centrum (Amsterdam) en de NAi Bookshop (Rotterdam).
04 | Hoofdredactioneel
3
Op de cover: Vijftig Smaken (foto Antje Peters)
onderwerp
inhoud
van de redactie
kunst
Vijftig maal SMAAK
4
stedenbouw
monumenten
architectuur
architectuurbeleid
Tekst: jaap huisman Fotografie: levien willemse
Op de eerste cover van SMAAK in 2001 prijkte de beeldend kunstenaar Pieter Laurens Mol, twee nummers later voerde het tijdschrift ons mee naar het Muiderslot waar kinderen een feestje aan het vieren waren. Kunst en Monumenten, het zijn twee van de vijf pijlers onder de inhoud van het nummer. Dat was zo en dat is zo gebleven, want in deze dubbeldikke nummer 50 verhuizen we van het Muiderslot naar Slot Loevestein en blikken we terug op de meest grensverleggende kunst die de afgelopen tien jaar tot stand is gekomen dankzij de eenprocentsregeling. SMAAK bestaat tien jaar. Dat is heel wat. Tijdschriften zijn in dit digitale ‘Ipad- tijdperk een heerlijke prooi om ze van papier te halen en op het scherm te plaatsen. En in feite betekende SMAAK al een nieuwe stap in de communicatie van de Rijksgebouwendienst. Voordien gaf de organisatie boeken uit van de prestigieuze projecten die tot stand kwamen in de jaren negentig, totdat
het toenmalige hoofd communicatie Ursul Schaap besloot tot een meer dynamische en actuele omwenteling. Een visionaire gedachte. Boeken, hoe mooi ook vormgegeven en geschreven, zijn nu eenmaal statisch.. SMAAK laat bovendien zien hoe architectuur en kunst, monumenten en restauratie met elkaar verstrengeld zijn. De ene discipline voedt de andere. Nu er vijftig edities van SMAAK zijn verschenen, is zichtbaar hoe de rijkshuisvesting in tien jaar tijd is geëvolueerd. Natuurlijk worden er nog steeds ministeries gebouwd of verbouwd, komen er in het land zoutloodsen en Raden voor de Kinderbescherming bij, maar het accent is verschoven. Projecten hebben plaats gemaakt voor processen, de markt wordt er via pps-projecten bijgehaald en de Rijksgebouwendienst is veel meer uitgegroeid tot een kennisinstituut. Een centrum van expertise. In dit centrum is veel knowhow samengebald over de beperking van CO2-uitstoot, over brandveiligheid en over duurzame stedenbouw. Restauratie van monumenten is tegenwoordig minstens zo belangrijk als het gebruik ervan. Gebouwen, ook overheidsgebouwen, zijn bedoeld als aangename werkplekken en publieksvriendelijk, indien ze een openbare functie hebben. Als er een begrip is dat als etiket telkens ergens
wordt opgeplakt, is het transparantie, het modewoord van de afgelopen tien jaar. Als je die periode overziet, ontkom je ook niet aan de ambitie die aan de dag is gelegd. De grootscheepse verbouwing van het Rijksmuseum begon in deze tijd, net als de restauratie van het Paleis op de Dam in Amsterdam. Een ministerie – dat van Financiën – werd binnenste buiten gekeerd, een ander – dat van BZK en Justitie – is in aanbouw. Tot de meest in het oog lopende gebouwen behoort Westraven in Utrecht, dat door iedereen geprezen wordt als een toonbeeld van metamorfose van een lusteloze jaren zeventig-schijf. Het Walterboscomplex, zenuwcentrum van de Belastingdienst in Apeldoorn, is ook al een parel in de kroon, met name vanwege de integratie van architectuur, kunst, interieur- en landschapsarchitectuur. Maar schaduwkanten waren er ook, zoals de brand in het Catshuis en het uitzendcentrum op Schiphol, waarbij doden vielen. Zwarte bladzijden in de geschiedenis van de rijkshuisvesting. Tien jaar SMAAK. Kabinetten stonden op, vielen en verdwenen. Zes ministers van VROM liepen af en aan door de gang voor het kantoor van SMAAK. En de laatste minister zien we niet eens, die huist in de toren van BZK omdat VROM niet
meer bestaat. VROM is ongemerkt veranderd in een rijksverzamelgebouw. Vier Rijksbouwmeesters werden gevolgd, die alle vier hun eigen stempel op het beleid drukten en missiewerk in het land verrichtten om architectuur en stedenbouw op een hoger niveau te brengen. Alle vier zeiden na afloop onder de indruk te zijn van de zorgvuldigheid waarmee rijkshuisvesting tot stand komt. Dat ben je als overheid ook aan je stand verplicht – wie goed doet, goed ontmoet.. SMAAK50 verschijnt op een kruispunt in het kabinetsbeleid, misschien wel een keerpunt. Een slankere overheid en dus ook een slankere Rijksgebouwendienst zijn het streven. De bal wordt gelegd bij de krachten in de samenleving. Ook al zet ‘Den Haag’ het mes in eigen vlees, de zorg om architectuur, stedenbouw, monumenten en kunst zal blijven. Want buiten de Pearl River Delta in China bestaat er geen dichtbebouwd gebied ter wereld als de Nederlandse delta. Dat is een gegeven waar we het mee moeten doen.
onderwerp
voorwoord
SMAAK is een blad waar wij trots op zijn, met gebouwen en projecten waar wij trots op zijn. Al 50 nummers is SMAAK een breed gewaardeerde spiegel van wat de Rijksgebouwendienst presteert. Paleizen, kantoren, gevangenissen, monumenten en opslagruimten. Steeds in 60 prachtige pagina’s. Dat is SMAAK. 50 nummers is om te vieren. Met trots! Ing. Roos M. van Erp-Bruinsma Secretaris-generaal Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. Medewerker Rijksgebouwendienst van 1983 tot 1986
architectuur
nog zegt het blad: “moet je nou eens kijken, dat ziet er toch prachtig uit? En dat is ook zo. Het is onzin om te verwachten dat wat de overheid bouwt er saai uit moet zien.
monumenten
Zeker, het was een beetje een verrassing om de Rijksgebouwendienst de BZK-haven binnen te zien varen. Een verrassing in de meest positieve zin van het woord. Een mooie overheidsorganisatie met een uitstekende staat van dienst, die
haar oorsprong vindt in 1922 toen de afdeling Rijksgebouwen werd opgericht. De Rijksgebouwendienst past uitstekend bij de rijksbrede diensten die BZK al als thuishaven hadden. Diensten die elkaar versterken. Die samen werken aan de opdracht om de dienstverlening van het rijk bij elkaar te brengen. Die een belangrijke rol vervullen in de realisatie van de ‘compacte rijksdienst’. Graag draag ik uit dat werken in rijksdienst een reden is voor trots. Dat mag weerspiegeld worden in de dingen die wij doen, maken, bouwen of laten bouwen. SMAAK geeft ons daarvoor een platform. Toont ons de overwegingen achter de ontwerpen voor en het gebruik van rijksgebouwen. Legt uit dat de Rijksgebouwendienst werkt met nieuwe visies op het ontwerpen en beheren van gebouwen. Verklaart de achtergronden van besluiten. Toont de dynamiek van hoe wij ons openbare leven inrichten. Maar haast meer
stedenbouw
Het openingsartikel in de 49e nummer van SMAAK heeft als kop “We zijn allerhartelijkst ontvangen op BZK”. Er spreekt een ondertoon van verbazing uit. Peter Jägers, de Directeur-generaal van de Rijksgebouwendienst, verwoordt de scepsis van de bouwwereld die het bouwministerie zou missen. Die scepsis is misschien begrijpelijk maar beslist niet nodig. De Minister en zijn ministerie staan voor de bouw en gaan voor de bouw. Na de toespraak van minister Donner tijdens het Bouwgala is er geen twijfel mogelijk. De uitspraak van de minister dat de afkorting ‘BZK’ ook gelezen mag worden als ministerie van Bouw ZaKen spreekt boekdelen!
architectuurbeleid
kunst
Bij de 50e editie van SMAAK
5
6
stedenbouw
monumenten
architectuur
architectuurbeleid
kunst
nieuws
De Rijksgebouwendienst begint met de structurele inspectie van kunstwerken in haar gebouwen. Op 19 januari is de aankondiging van de aanbesteding gepubliceerd. Bij elk nieuw gebouw wordt, afhankelijk van de bouwkosten 1 tot 2% van de bouwsom besteed aan kunst. Deze percentageregeling bestaat intussen 60 jaar (zie elders in SMAAK). De Rijksgebouwendienst heeft in 300 van haar gebouwen ruim 2700 kunstwerken laten maken. De kunst is steeds in samenwerking met het Atelier Rijksbouwmeester tot stand gekomen. Leonne Storimans van de directie Beheer is betrokken geweest bij de inventarisatie van alle kunst-
Op zoek naar kunst in rijksgebouwen werken. ‘Het gegevensbeheer is nu op orde. Het beheer van de kunstwerken is tot nu toe te hooi en te gras gedaan. Er is een pilot geweest voor deze nieuwe inspecties in het pand van VROM en in het pand van de Raad voor de Rechtspraak. Nu gaan we het structureel aanpakken.’ In drie jaar tijd moet de hele voorraad kunst geïnspecteerd zijn. De kunstinspecties zullen voorlopig nog ‘naast’ de andere geïntegreerde inspecties (Rgd BOEI) worden gedaan, maar het is de bedoeling dat kunst daar uiteindelijk ook in wordt meegenomen.
Storimans: ‘Kunst is wel een specialistisch vakgebied. Dat kan alleen gedaan worden door een bedrijf dat expertise heeft op dat gebied. Wellicht zullen kunstinspecties daarom (ook op termijn) toch door een daarin gespecialiseerd bedrijf uitgevoerd moeten worden. We zijn benieuwd welke bedrijven zich zullen melden voor de aanbesteding.’
Rondleidingen Trompenburg tijdelijk gestopt Het Rijksmuseum heeft de exploitatie van Huis Trompenbug in ‘s Graveland per 1 januari 2011 om bedrijfseconomische redenen teruggegeven aan de Rijksgebouwendienst. Dat betekent dat er tijdelijk geen rondleidingen worden gegeven. De Rijksgebouwendienst wil de rondleidingen op korte termijn weer mogelijk maken en is daarom op zoek naar een nieuwe partij die de organisatie van de rondleiding in 2011 op zich wil nemen. De Rijks gebouwendienst hoopt daarbij de bestaande inrichting van Trompenburg te kunnen handhaven. De rondleidingen waren jaarlijks
mogelijk in de periode april tot en met oktober op de eerste zondag van de maand. Als de nieuwe partij gevonden is, behoort uitbreiding van de rondleidingen tot de mogelijkheden. Binnenkort buigt een denktank zich over een nieuwe formule voor het verdere gebruik van Huis Trompenburg. De ideeën voor exploitatie worden beoordeeld door een expertgroep van de Rijksgebouwendienst. De gemeente ’s Graveland toonde eerder interesse om Trompenburg als trouwlocatie te gebruiken. Of hieraan gevolg zal worden gegeven is afhankelijk van de uitkomsten van denktank en expertgroep.
post Coevorden Revisited
Het laatste nummer van SMAAK (nr.49), en wel met name de column van Nicolaas Matsier, geeft aanleiding tot een reactie. Wij zijn verheugd met de aandacht voor het voormalig douanekantoor van Rijksbouwmeester C.H. Peters te Coevorden. Er is, ook in de stad Coevorden, al veel markants verdwenen. Iedere inzet om wat er was te herontdekken en opnieuw te belichten wordt ook door ons zeer toegejuicht, maar wij kunnen ons niet aan de indruk onttrekken dat Nicolaas Matsier ook een en ander is ontgaan. Het zijn juist de motieven voor uw fraaie blad – Stedenbouw, Monumentenzorg, Architectuurbeleid, Architectuur en Kunst– geweest die ten grondslag liggen aan de veelomvattende en (ook in financiële zin) veeleisende aanpak die nu gedurende een aantal jaren in de stad Coevorden wordt gevolgd, en die inmiddels zichtbaar haar effecten heeft.
Rijksgebouwendienst koopt rechtbankencomplex
We zijn er weliswaar nog niet, en misschien is dit project ook meer iets voor de categorie ‘de onthulling’ in uw blad, maar het doet inmiddels bij veel inwoners van onze gemeente de trots terugkeren op onze lange en bijzondere geschiedenis. Vanuit dit gevoel nemen steeds meer particuliere eigenaren, zoals de huidige gebruikers van het douanekantoortje, het op zich om met veel liefde de kwaliteit en uitstraling van hun panden verder te vergroten. Mede namens hen deze reactie, en we hopen Matsier danwel andere vertegenwoordigers van uw blad hier nog eens te kunnen bijpraten. Een mooie aanleiding zou kunnen zijn de feestelijke opening van het reeds genoemde stadhuis ‘de Hof van Coevorden’ in mei aanstaande, of de ook dit voorjaar geplande opening van het hotelgedeelte (in voormalig pakhuis de Vlijt) van het chateauhotel Kasteel Coevorden! B. J. Bouwmeester, burgemeester Coevorden
De Rijksgebouwendienst heeft kantoren- en gerechtszalencomplex Wilhelminahof in Rotterdam aangekocht van een consortium van eigenaren. Door de aankoop bespaart het Rijk aanmerkelijk op de huisvestingskosten. Het complex is onderdeel van een omvangrijk ontwikkelingsproject in de jaren negentig, waarbij een aantal marktpartijen op verzoek van de Staat rechtbankgebouwen heeft ontwikkeld.
vertegenwoordigd door TKP Investments. De aankoop past in het beleid van de Rijksgebouwendienst om strategische panden in eigendom te verwerven, mits eigendom doelmatiger is dan huur. Eind vorig jaar kocht de Rijksgebouwendienst al zeven gerechtsgebouwen van ING Real Estate Development. Door de aankoop bespaart het Rijk aanmerkelijk op de huisvestingskosten. De totale aankoopsom van het complex bedraagt circa €220 miljoen.
Het consortium bestaat uit ING Real Estate Development, MAB Development Nederland B.V. en de pensioenfondsen van KPN en TNT, die worden
Het complex huisvest onder meer de Rechtbank en de Belastingdienst. Het Wilhelminahof zat niet in de vorige aankoop van rechtbanken,
Scheepvaartmuseum op weg naar heropening Na een uitgebreide renovatie zal het Scheepvaartmuseum weer open gaan voor publiek. De openingsfestiviteiten van het Scheepvaartmuseum in Amsterdam vinden plaats in de laatste week van september 2011. In het voorjaar wordt de renovatie van het gebouw afgerond waarna het museum start met de herinrichting. Willem Bijleveld, algemeen directeur, zegt: “Ik ben er heel trots op dat wij als eerste verbouwend museum in Amsterdam weer onze deuren voor het publiek kunnen openen. Alle betrokkenen, zoals aannemers, tentoonstellingspartners en de eigen medewerkers hebben hier ontzet-
tend hard aan gewerkt en doen dat nog steeds. Er is nog veel te doen voor de heropening eind september, maar daarna zal iedereen in Nederland weer kunnen genieten van ons prachtige gebouw en onze bijzondere nieuwe manier van tentoonstellen.” De Rijksgebouwendienst voert de grootscheepse renovatie uit aan het Scheepvaartmuseum. Het gebouw, de inrichting en de tentoonstellingen worden grondig herzien. Een belangrijk onderdeel van de renovatie is de overkoepeling van de binnenplaats. De Belgische architect Laurent Ney heeft hiervoor een prachtig ontwerp gemaakt, geïnspireerd door de kompaslijnen van oude zeekaarten.
Na opening biedt Het Scheepvaartmuseum elf nieuwe semipermanente tentoonstellingen, één attractie’De Zeereis’ en één virtuele tentoonstelling ‘Mijn.Expo’. Bovendien keert het VOC-schip Amsterdam terug naar de steiger bij het museum en is het historische stoomschip Christiaan Brunings weer toegankelijk voor het publiek.Daarnaast is het nieuwe restaurant, de vernieuwde bibliotheek en de museumwinkel voor iedereen vrij toegankelijk. Het Scheepvaartmuseum wordt daar bovenop ook een bijzondere evenementenlocatie dankzij de overkapte binnenplaats en de ruimtelijke zalen.
7
Graag zouden wij Nicolaas Matsier willen uitnodigen om ook te ervaren dat ooit verdwenen grachten weer zijn teruggekeerd en dat er nog meer zullen terugkeren, dat er met de audiotour van Willem de Ridder een inspirerende wandeling langs opnieuw aangelegde bastions ‘een beminnelijk stukje geschiedenis’ van de vesting herbeleefd kan worden, dat met de realisatie van het nieuwe stadhuis van Thomas Rau binnen het stedenbouwkundig plan van Shyam Khandekar niet alleen de vestingcontouren zijn geaccentueerd, maar dat ook een totale functieverandering en identiteitsversterking van het Kasteel als hart van de vesting, is gerealiseerd.
omdat er nog onduidelijkheden waren over de technische toestand van de gevels. Hierover is met het consortium een afspraak gemaakt. De ontwikkeling van het complex vormde in 1996 de eerste fase van de ontwikkeling van kantoren op de prestigieuze Kop van Zuid in Rotterdam. Het complex is onderdeel van een omvangrijk ontwikkelingsproject in de jaren negentig, waarbij een aantal marktpartijen op verzoek van de Staat rechtbankgebouwen heeft ontwikkeld. Vanaf de oplevering zijn deze gebouwen langdurig door de Rijksgebouwendienst gehuurd.
nieuws
8
stedenbouw
monumenten
architectuur
architectuurbeleid
kunst
Rechtbank Alkmaar ingrijpend verbouwd
Meer kleur, meer privacy voor de bezoekers en een grotere zittingszaal, dat zijn de belangrijkste veranderingen aan de rechtbank in Alkmaar. Maar dat niet alleen: de entree die aanvankelijk wat verstopt in de gevel zat, heeft een prominente luifel gekregen en is in ieder geval veel herkenbaarder. De belangrijkste veranderingen betreffen het verkeerscircuit. De advocaten en hun cliënten zijn gescheiden van het publiek, de looproute van de rechter is ook gescheiden van het publiek. De zittingszaal heeft ramen gekregen die uitzicht bieden op een binnentuin. Er is een nieuwe trap geplaatst in de hal. De veranderingen zijn de eerste sinds de opening van het gebouw in 1996. De rechtbank van Alkmaar werd gebouwd in het kader van JR 120 (120 miljoen gulden die Justitie en Rijksgebouwendienst jaarlijks besteedden aan de bouw van rechtbanken en gevangenissen).
BID Awards voor inspirerende ondernemers Mark Rutte, Joop van den Ende, Louis van Gaal en Ilco van der Linde hebben dit jaar de BID Awards gewonnen. De onderscheidingen werden op 18 januari uitgereikt op het BID Event 2011 in Amsterdam RAI. De prijzen gaan jaarlijks naar mensen die een uitzonderlijke bijdrage leveren aan de BV Nederland. Minister-president Mark Rutte ontving de 3e Dinsdag Award voor de meest ondernemende politicus van 2010. Oprichter van Stage Entertainment Joop van den Ende werd ondernemer van het jaar en kreeg de BID Award voor zijn bijdrage aan de ontwikkeling van de
Nederlandse (klein)kunst. Voetbaltrainer Louis Van Gaal ontving de prijs voor de ondernemer met de meeste lef. En Ilco van der Linde kreeg de prijs voor het beste idee voor zijn project MasterPeace, een concert in Caïro op Vredesdag 2014 ter promotie van verbondenheid en internationale samenwerking. De vierde Big Improvement Day op 18 januari in de Amsterdamse RAI stond in het teken van ondernemerschap, educatie, leiderschap en duurzaamheid. Gedurende de dag ontvouwden vele sprekers hun ideeën over de toekomst van Nederland. Er waren bevlogen lezingen van onder andere
Vier kunstenaars aan de slag in nieuw Paleis van Justitie in Amsterdam gebouw. Een groot mozaïek van betonsteen op de vloer van het buitenterras, een tapijt voor een midelgrote en grote vergaderruimte en een wandbespanning. Dat is het ontwerp van kunstenares Barbara Broekman voor het bedrijfsrestaurant van het nieuwe paleis van Justitie. Haar collega Jacques van Rhijn ontwerpt intussen een reliëf In het IJ, ten westen van het centraal dat bestaat uit twaalf rechthoekige platen gekleurd glas die op enige station is de bouw gestart voor de bouw van het nieuwe Amsterdamse afstand van de muur aan een roestvrijstalen frame worden bevestigd. Paleis van Justitie, op dit moment één van de grootste bouwprojecten De glasplaten worden op door Van Rhijn vervaardigde mallen in een van de Rijksgebouwendienst. speciale oven gevormd. Het glas Vier kunstenaars - Barbara Broekmoet na het bereiken van de verman, Jacques van Rhijn, Ad de Jong vormingstemperatuur in 48 uur en Marien Schouten - zijn geselecgetrapt afkoelen om de spanningen teerd voor kunstopdrachten voor dit
astronaut en hoogleraar Wubbo Ockels, kleurengoeroe Edward de Bono, SER-voorzitter Alexander Rinnooy Kan, poolreiziger Ben Saunders en Desso-baas Stef Kranendijk. Namens de Rijksgebouwendienst bracht directeur Advies & Architecten Alex Vermeulen de zaal weer met beide voeten op de grond. Hij zette uiteen hoe de dienst met relatief kleine ingrepen enorme effecten kan boeken op het gebied van duurzaamheid als je dat maar op grote schaal doet. Door middel van twee maatregelen – het goed en efficiënt inregelen van de klimaatinstallaties en duurzaam inkopen – stelde hij een concrete reductie van de CO2 uitstoot (80.000 ton) en een besparing van 32 miljoen euro in het vooruitzicht.
in het materiaal op te vangen. Ad de Jong maakt grote samengestelde transparante beelden van epoxyhars die hij zelf met pigmenten kleurt. Zijn beeld zal komen te hangen in de wachtruimte voor de grote rechtszaal, een prachtige lichte ruimte met uitzicht op het IJ waarvan de muren en vloeren van ~wit marmer worden gemaakt en het plafond van metaal. Het plastic beeld van De Jong zal daarmee een spannend contrast aangaan. Kunstenaar Marien Schouten stelde tot slot witte keramische sculpturen voor de opdracht voor, vergelijkbaar met zijn sculpturen die onlangs te zien waren in de galerie van Paul Andriesse in de Westerstraat in Amsterdam. De sculpturen in het nieuwe paleis van Justitie worden alleen veel groter. De vier kunstenaars zijn geselecteerd in het kader van de percentageregeling beeldende kunst, die bepaalt dat bij grote overheidsprojecten één of twee procent van de bouwsom mag worden besteed aan kunstopdrachten. Over enkele weken vindt de opdrachtverstrekking plaats. Dan zijn de opdrachten definitief.
rectificatie Voor de behandeling.
Geleidelijk aan verdwijnen de steigers rondom het Paleis op de Dam in Amsterdam. Werd er begin december 2010 nog een hoek ‘onthuld’ aan pers en genodigden, twee maanden verder is bijna de hele kant aan de Paleisstraat ontbloot. Het resultaat is nu zichtbaar: de gevel is veel minder vlekkerig dan voorheen. In smaak–49 hebben we abusievelijk de oude toestand getoond: de situatie zoals die was voordat restauratoren aan de slag gingen. Om te laten zien wat het verschil is, tonen we op deze pagina de hoek van het Paleis voor en na de behandeling met droog microstralen, het retoucheren van de kleurverschillen, nieuw voegwerk met minerale mortel en de vervan-
Paleis op de Dam, ~voor en na de behandeling ging van sommige stenen. smaak–49 had als thema De Onthulling. De introductie daarvan had moeten staan op de dubbele fotopagina met een bulldozer in de zandsteengroeve van Obernkirchen (zie inzet). Uit die groeve komen zowel de oorspronkelijke zandstenen blokken voor het Paleis op de Dam, als de nieuwe. Hierbij alsnog de onthulling van wat er de afgelopen en de komende maanden nog aan onthullingen heeft plaatsgevonden en nog zal plaatsvinden. Steigerdoeken verdwenen, steigers werden opgeruimd. Zo straalt het hoofdgebouw van het Rijksmuseum in Amsterdam weer in volle glorie – hernieuwd lijken de tegeltableaus en
beeldhouwwerken. Echt nieuw is het leien dak dat over het hele gebouw is gelegd: voor het eerst sinds ruim 100 jaar. Aan de kant van het Museumplein zijn nieuwe legramen in het dak geplaatst. Elders in Amsterdam verrast het Scheepvaartmuseum met een crèmewitte gevel die achter de steigerdoeken tevoorschijn is gekomen. Intussen is er ook een glimp op te vangen van de overkapping van de binnenhof die spectaculair belooft te worden. Het Scheepvaartmuseum zal na zomer 2011 zijn deuren weer openen. Op de hoek van de Paleisstraat/Nieuwezijds Voorburgwal is een stuk van de gevel van het Paleis op de Dam blootgelegd, dat laat zien hoe de vlekkerigheid is ver-
dwenen. Dat komt onder meer door de aanvoer van nieuw gehakte stenen uit de Obernkirchener groeve in Duitsland. Zij vervangen de deels vergane exemplaren, die zich meestentijds onder de dakgoot bevinden. Jaren van restauratie worden nu dus beloond. smaak–49 stond in het teken van lopende en voltooide restauraties, maar ook van complexen die voor het publiek lange tijd ontoegankelijk waren, van de Blokhuispoortgevangenis in Leeuwarden tot de Kromhoutkazerne in Utrecht. De eerste is tijdelijk ingericht als creatieve broedplaats, de tweede is het omvangrijkste PPS-project waarbij de Rijksgebouwendienst een voorbereidende rol heeft gespeeld.
monumenten
Tekst: anka van voorthuysen Fotografie: Wim Ruigrok
9
rectificatie
Na de behandeling.
aanbesteding
nieuws Tekst: jaap huisman Fotografie: marcel kentin
Sinds 22 december konden consortia zich inschrijven op de aanbestedingskalender voor de nieuwbouw voor de Hoge Raad. Het wordt een prestigieus PPS-project. In 2015 moet zichtbaar zijn of de ambities zijn waargemaakt. De Rijksgebouwendienst begeleidt het proces.
10
stedenbouw
architectuur
Aanbesteding voor nieuwbouw prikkelt ontwerpend en bouwend Nederland
Hoge Raad op weg naar een transparant gebouw
zittingen en de behandeling van post- en processtukken niet onder DBFMO. Wel is in de overeenkomst verdisconteerd het bouwrijp maken van de grond. Dat betekent de sloop van twee bestaande panden, de huidige Franse ambassade en het voormalige AXA-verzekeringskantoor. Om ruimte te maken voor het gebouw en vanwege de bouwlogistiek is het noodzakelijk de eerste bomenrij te rooien. Met de gemeente Den Haag zijn afspraken gemaakt over de wijze waarop deze rij bomen na oplevering opnieuw geplant worden. De reacties tot dusver zijn overweldigend, zegt Rob Leus, procesmanager van Veiligheid en Justitie. De
aanbestedingskalender is tot begin februari al 280 maal gedownload, de top van de architectenbureaus meldde zich eind januari op de informatiebijeenkomst van de Rijksbouwmeester evenals de belangrijkste bouwbedrijven in Nederland. Tot 1 maart bestond de mogelijkheid stukken in te leveren. Nu volgt een periode van drie maanden waarin vijf consortia worden geselecteerd voor de dialoog. De eerste selectie zal plaatsvinden op basis van geschiktheideisen en uitsluitingsgronden.Indien er meer dan vijf consortia over blijven zal de Rijksbouwmeester, bijgestaan door een architectuurcommissie bestaand uit de president en de procureur-
Links: Kruispunt Korte Voorhout/ Koninginnegracht, de entree voor Den Haag die zal veranderen. Rechts: AXA-gebouw gezien vanaf het Smidswater.
generaal van de Hoge Raad, secretaris-generaal van Veiligheid & Justitie, het hoofd stedenbouw van de Gemeente Den Haag en de voormalig Bouwmeester van Vlaanderen zitting hebben, een nadere selectie houden op basis van een referentieproject. Via een dialoog over de visie op het project
11
Eind 2010 was de kogel door de kerk. De nieuwe huisvesting van de Hoge Raad der Nederlanden wordt aanbesteed. Consortia hadden tot 1 maart de gelegenheid zich aan te melden voor een van de meest prestigieuze projecten voor de komende jaren: de bouw van een nieuwe Hoge Raad aan het Korte Voorhout. De PPS-opdracht betreft een geĂŻntegreerde design, build, finance, maintain en operate-overeenkomst. Deze overeenkomst omvat alle aspecten, variĂŤrend van financiering tot catering, van ictinfrastructuur, schoonmaak tot installaties, uitgezonderd primaire zaken die bij de Hoge Raad horen. Zo valt bijvoorbeeld de beveiliging van
aanbesteding architectuurbeleid architectuur
De Hoge Raad bestaat in zijn huidige vorm sinds 1838 en was onder meer gevestigd aan het Plein in Den Haag. Dat pand moest wijken voor de uitbreiding van de Tweede Kamer. De Hoge Raad bestaat uit de president, vice-presidenten en raadsheren. Verder is aan de Hoge Raad verbonden het parket met daarin de procureur-generaal, zijn plaatsvervanger en de advocaten-generaal. Tussen het Parket en de Hoge Raad bestaan bindingen betreffende de taakuitoefeningen, de bedrijfsvoering en het beheer. Het wetenschappelijk bureau ondersteunt zowel Hoge Raad als parket. President, procureur-generaal en directeur bedrijfsvoering zijn onafhankelijk en vormen een gemeenschappelijke organisatie. Op de gebieden van burgerlijk recht, strafrecht en belastingrecht is de Hoge Raad het hoogste rechtscollege in Nederland met als voornaamste taak de cassatierechtspraak. De belangrijkste taak van de procureur-generaal en het parket is het nemen van conclusies, schriftelijke adviezen in zaken die aan de Hoge Raad zijn voorgelegd. Daarnaast hebben Hoge Raad en procureurgeneraal een paar bijzondere taken, zoals advisering aan de overheid, beoordeling van cassaties in het belang der wet, behandeling van klachten tegen rechters, schorsing en ontslag van rechters, vervolging en berechting van ambtsmisdrijven en ambtsovertredingen van ministers en parlementsleden en herziening in strafzaken.
blijven er vervolgens drie over waarna in juni 2012 het winnende consortium wordt aangewezen. De Rijksbouwmeester en de architectuurcommissie zullen in het gehele aanbestedingsproces de architectonische kwaliteit van de ontwerpen beoordelen.
12
Kavel
De huidige vestiging van de Hoge Raad is steeds minder geschikt voor publieke en kantoorfuncties omdat het over verschillende panden – twee aan het Lange Voorhout en een aan de Kazernestraat – is verdeeld. Met name de entree voor het publiek aan de Kazernestraat wordt niet erg representatief gevonden. Bovendien is door de toename van het aantal zaken en de groei van de organisatie het complex te klein geworden. Vandaar dat de laatste jaren studies zijn verricht naar verhuizing naar een nieuwe plek die is gevonden bij de noordelijke entree van de Haagse binnenstad, tegenover het ministerie van Financiën. Het consortium zal 350 werkplekken
moeten realiseren. Daarnaast zijn een grote zittingszaal voor 400 personen, een kleine voor 80 personen, een ontvangstruimte en een perskamer voorzien. Een cellenblok hoort ook bij het programma, net als een ondergrondse parkeergarage, vergader zalen, bibliotheek en restaurant. Voor de meeste delen van het interieur zijn referentiebeelden verzameld, die de toekomstige architecten kunnen inspireren. Het gebouw voor de Hoge Raad mag worden gebouwd op een langwerpig kavel van circa 104 meter lang en 22 meter diep. Deze kavel moet volledig worden benut. Uitzondering is de strook langs het Smidsplein, waar een overbouwing mogelijk is als de kabels en leidingen niet worden verlegd. Over de locatie zegt het ambitiedocument het volgende: de huisvesting voor de Hoge Raad onttrekt zich niet aan de omgeving, maar is een aanvulling op de dynamiek van dit deel van de stad.
Entree Haagse binnenstad ondergaat metamorfose Representatief
Voorafgaand aan de openbare aanbesteding heeft het hoogste rechtscollege in Nederland aangegeven wat voor type gebouw het voor ogen heeft. Het Atelier Rijksbouwmeester heeft samen met de Hoge Raad referentiebeelden verzameld die wijzen op een tijdloos, modern gebouw met een hoog ambitieniveau. Volgens Rijksbouwmeester Liesbeth van der Pol wordt er gestreefd naar een gebouw van internationale allure. Leus (Veiligheid en Justitie) ziet daarin een breuk met architectuuropvattingen in andere westerse landen, waar het hoogste rechtscollege gewoonlijk in een traditioneel complex is gehuisvest. De Hoge Raad daarentegen
kiest bewust voor transparantie. Omdat de Hoge Raad de top vormt in de hiërarchie van de rechtspraak ligt het voor de hand dat de architectuur onderscheidend moet zijn ten opzichte van gerechtshoven en rechtbanken. De typologie wordt bepaald door de functie en de voorname status van het college en door de maatschappelijke functie van de Hoge Raad. Het moet een gebouw zijn voor een college van hoog aanzien, maar is tegelijk een gerechtsgebouw. Het gebouw moet zowel monumentaliteit als toegankelijkheid uitstralen. Het is niet slechts de ‘huls’ waarin de processen worden uitgevoerd. Het is ook één van de manieren waarop de Hoge Raad zich presenteert aan de
Rechter pagina: Franse ambassade (links) en AXA-gebouw gezien vanaf het ministerie van Financien (boven) Onder: achteraanzicht AXA-kantoor
13
Nederlandse en internationale samenleving. Het is een symbool voor het instituut dat de Hoge Raad is en de rol die hij in de Nederlandse samenleving vervult. Het representeert het hoogste Nederlandse rechtscollege, geworteld in de Nederlandse rechtsgeschiedenis, dat functioneert in de huidige tijd. De Franse ambassade zal naar verwachting nog tot 2012 op die plek kunnen blijven – en verhuist dan naar het voormalige Kodakgebouw bij het Vredespaleis. Het AXAkantoor is tijdelijk in gebruik (zie elders in SMAAK). Het winnende consortium zal in 2015 een nieuw gebouw voor de Hoge Raad moeten opleveren.
column onderwerp
wauw gebouw Tekst: nicolaas matsier Fotografie: wim ruigrok
14
stedenbouw
monumenten
architectuur
architectuurbeleid
kunst
Trippenhuis
Te wapen? Te Vrede! Het gebouw kent geen enkele vorm van valse bescheidenheid. Werkelijk overal waar dat maar mogelijk was, hebben de gebroeders Trip laten zien wie zij waren en hoe zij aan hun geld kwamen. Het gebouw is door de twee bouwheren als het ware viervoudig gesigneerd: op de voorgevel – op het dak – op de achtergevel – binnenin. Nòg meer, dat kon domweg niet, in het geval van een Amsterdams woonhuis aan een gracht. Maar als er nog meer gevels waren geweest, reken maar dat de gebroeders Trip die gebruikt zouden hebben. Om hun signaturen te doorgronden hebben we wel een heel klein woordenboekje nodig. Een woordenboekje met niet meer dan twee woorden erin: ‘trip’ en ‘mortier’. Want wat ‘trippen’ zijn, dat weten we niet meer. Het zijn of liever waren een soort van houten kleppers met hoge hiel en een leertje over de wreef. Zulke trippen, drie stuks, zitten er in het door de gebroeders gevoerde wapen. Dat wapen, gebeeldhouwd in hardsteen, zit zowel in de voorgevel als in de achtergevel. Helemaal bovenin, midden in het timpaan. Wat een mortier is moeten we weten om de beide resterende schoorstenen (er zijn er vier geweest) als ‘signatu-
ren’ te kunnen ontcijferen. Je moet trouwens wel even aan de overkant van de Kloveniersburgwal gaan staan om die twee schoorstenen in het oog te kunnen vatten. Misschien is het een idee om hier, tegenover het Trippenhuis, een bankje te plaatsen? Heel raar eigenlijk dat iedereen zich altijd maar langs al die Amsterdamse gevels voortspoedt, ook de mooiste, zonder er ooit eens eentje rustig op zich te laten inwerken. Maar goed, die schoorstenen, helemaal links en helemaal rechts op het dak, die hebben dus de vorm van mortieren gekregen, gehouwen
de gracht. De te drukke plafondschilderingen die de gebroeders hadden laten aanbrengen (zoals die met het mortier en de putti) werden met doeken bedekt zodat de aandacht van de bezoekers in alle concentratie uit zou kunnen gaan naar de door het museum getoonde werken.
Als je dat eenmaal weet, van hun wapenhandel, van hun Zweedse ijzer- en kopermijnen, van hun gieterijen in datzelfde land, dan kunnen de verwijzingen daarnaar overal op de gevel en ook in het interieur je niet langer ontgaan. Daarom ontspruiten aan het wapen van de Trippen dus ook die twee lopen van omhoog wijzende, vermoedelijk schietklare kanonnen. Maar de gebroeders Trip hechten eraan erop te wijzen waar oorlog toe dient. Ex Bello Pax, zo vertelt ons de façade, Oorlog Brengt Vrede. Het moet mooi zijn als je je werk als wapenfabrikant zo kunt zien. Dus is het een wonderbaarlijke en uitzinnige combinatie van kanonnen en olijftakken die de gevel siert. Binnen is er onder meer een plafondschildering met vlezige putti die door de lucht zwieren terwijl ze aan een mortier hangen dan wel op een andere angelieke wijze kogels en musketten transporteren.
Maar er is iets eigenaardigs met de façade van het grootste en zwaarste woonhuis van Amsterdam. Het wrikt een heel klein beetje tussen de parterre en de verdiepingen. Vooral als je de blik van het timpaan naar omlaag laat zakken, moet het wel opvallen: er zit niet zoals je zou verwachten in een door en door classicistisch gebouw een fors centraal bordes in het midden. Maar ze moesten er natuurlijk toch wel in kunnen, de gebroeders. Dus is er links een deur voor Hendrik Trip en rechts een deur voor Louis Trip. De deuren zitten op bijna maximale afstand van elkaar. Dat het een beetje wrikt komt doordat het Trippenhuis eigenlijk een geval is van twee-onder- één kap. Achter die ene gevel, die imposant is, zitten twee identieke gespiegelde woonhuizen, gescheiden door een muur die aan het oog onttrokken wordt door de ramen in de middelste travee, ooit listig geblindeerd. Een muur die wéér aan het oog onttrokken wordt, moet ik eigenlijk zeggen. Het is een vrij recente restauratie geweest die de muur, goeddeels tenminste, weer in ere hersteld heeft. Samen namen ze het op, de gebroeders Trip, tegen de twee destijds meest imposante nieuwere gebouwen die er in de stad te vinden waren. Het ene was het Huis met de Hoofden van hun oom Louis de Geer.
Die had net als de broers in de wapenhandel gezeten. Hij was, zou je kunnen zeggen, de Krupp geweest van de Dertigjarige Oorlog. Het andere gebouw waar ze zo goed en zo kwaad als dat ging mee concurreerden was het stadhuis op de Dam, dat zo’n dikke twaalf jaar oud was toen de gebroeders begonnen te bouwen. Een door de broers voorgenomen koepel bovenop hun huis werd door de burgemeesters verboden. Zij maakt wel deel uit van het houten model dat nu in de entreeruimte staat. De plek waar de koepel had moeten komen is op de zolder nog steeds te zien. Het idee van een zekere wedijver met het stadhuis ligt voor de hand. De twee gebouwen hebben een tijd lang op elkaar uitgekeken, over de daken van de destijds nog veel lagere stad heen. Maar hoe zit dat met die eruit gesloopte en weer terug gerestaureerde tussenmuur? Het is nu nergens meer uit op te maken, maar het Trippenhuis heeft zo’n zeventig jaar lang het Ryks Museum geherbergd. Als locatie was het de directe voorganger van het huidige Rijksmuseum. Om dat Ryks Museum aan de benodigde ruimte te helpen was het dat de tussenmuur verdween die de huishoudens van de broers zo strikt van elkaar had gescheiden. Zo werden er twee lange zalen verkregen achter de ramen aan
In de negentiende eeuw moest het Museum het gebouw nog delen met de Koninklijke Nederlandse Academie van Wetenschappen, respectievelijk een voorloper daarvan. Tot wederzijds ongenoegen. Zo nu en dan moest de zaal waar De Nachtwacht hing eventjes ontruimd worden omwille van een vergadering van de Academie. Dat was geen doen. Het is nu alweer ruim anderhalve eeuw dat de Academie in het Trippenhuis zetelt. De KNAW, ik had me dat eigenlijk nooit zo gerealiseerd, is bepaald geen stoffig of ceremonieel relict van het verleden. Er wordt daar heel hard gewerkt door wel tweehonderd mensen. Er wordt vrijwel dagelijks vergaderd door allerlei afdelingen van de Academie. Onder veel meer worden hier ook een paar van de meest prestigieuze Nederlandse wetenschappelijke prijzen vergeven. Als je bedenkt dat de bekendste wetenschappelijke prijzen ter wereld in feite teruggaan op de Zweedse uitvinder van het dynamiet, zou je haast een oorzakelijk verband gaan vermoeden tussen het door wapenfabrikanten (mèt een Zweedse connectie) bijeengegaarde vermogen en de voortgang van de wetenschappen. Ex Bello Pax, nietwaar?
15
alweer in natuursteen. Wat is een mortier? Een mortier is (a) een vijzel, maar (b), en dat is waar het bij de gebroeders Trip om gaat, een kanon met zeer korte vuurmond, dat bijna verticaal vuurt. Dat is heel aardig bedacht: rokende vuurmonden, rokende schoorstenen. De gebroeders Trip zaten in de wapenhandel.
In zo’n zaal heeft dan, haaks op de buitenmuur, bij voorbeeld De Nachtwacht gehangen. Maar we hoeven er niet rouwig om te zijn dat het schilderij daar niet meer hangt. Het licht kwam uit het westen naar binnen geplensd, pal langs het schilderij, en op gelijke hoogte. Zulk licht, niet van boven maar van opzij, en niet erop maar erlangs, was de beroerdst denkbare wijze van belichting.
16
stedenbouw
monumenten
architectuur
architectuurbeleid
kunst
smaakmakers Wie doet er toe in Nederland als het gaat om herbestemming, duurzaamheid, het Nieuwe Werken, de gebiedsontwikkeling, het landelijk gebied, de bestrijding van de crisis in de bouw en het tijdelijk gebruik van (leegstaande) gebouwen? Dat was de centrale vraag bij deze bijzondere, extra dikke editie van SMAAK. Natuurlijk, er bestaat een top honderd van de rijksten in het blad Quote, en ook de Volkskrant publiceert jaarlijks een lijst met de invloedrijksten in Nederland, maar daarbij blijft vaak onderbelicht wie er achter de schermen aan de touwtjes trekt. Uiteraard concentreert SMAAK zich op de wereld van het ontwerp, de bouw, het vastgoed en de aanverwante thema’s in deze tijd. Er mag dan minder gebouwd en ontwikkeld worden, nog steeds dienen zich nieuwe uitdagingen aan. Hoe maak je oude gebouwen tot de zuinigste als het om energie gaat? Hoe richt je verwaarloosde wijken zo in dat bewoners zich er weer prettig voelen? En wat is het antwoord op leegstand die wordt veroorzaakt door de crisis? Tegelijk zijn gebouwen en monumenten ook bedoeld om er van te genieten, een reden om bezoekers van attracties als Paleis het Loo en Slot Loevestein vast te leggen. En we bereiden ons voor op een nieuwe attractie; het Scheepvaartmuseum, (Beeld op deze pagina: Van grond tot mond, hoe de volkstuin kan worden ingezet bij de verspreiding van biologisch voedsel in de wijk).
18
stedenbouw
Zomaar een wijkje neerzetten is er niet meer bij
architectuur
architectuurbeleid
onderwerp smaakmakers
smaak makers Tekst: carien overdijk Fotografie: janine schrijver
Elco Brinkman
Het is niet vuig als de overheid oog heeft voor het commerciële belang
Het Bouwhuis (2006), in werkstad Zoetermeer, is een witte staalconstructie van Klunder Architecten. De stoere L-vorm, die hoog bovenin wordt uitgevuld met een zwevende daktuin, is vanaf de A12 niet te missen. De voorzitter van de bouwbazen, Elco Brinkman, zetelt er aan de zuidzijde op de achtste etage,
uitkijkend over de skyline van Rotterdam en het aangrenzende havengebied. Van waarlijk zetelen is overigens geen sprake. Brinkmans dagen hebben de dynamiek van de multibestuurder die hij is. ’s Ochtends staat zijn chauffeur om acht uur voor de deur, om hem,
na een ronde gesprekken, vergaderingen en ontmoetingen door heel of half Nederland, veelal pas na achten ’s avonds weer thuis af te leveren. Vandaag ‘landt’ hij voor SMAAK even op zijn Zoetermeerse basis, op een dagroute van Zeeland naar de noordelijke Randstad. Zijn terugkeer naar de politiek zorgt voor een stroom publiciteit die al weken aanhoudt. De meest actuele persvraag kan hij inmiddels dromen. Kan een senator wel branche-voorzitter blijven en een aantal prominente branchegerelateerde commissariaten behouden? U zei in een eerder interview dat u niet het woord zal voeren over afzonderlijke bedrijven. Maar botst hier toch niet het publieke en private belang? ‘Het is goed als er in de Eerste Kamer ook mensen uit het bedrijfsleven zitten en niet alleen ambtenaren. Deze Kamer is een vertegenwoordiging uit de maatschappij die erop moet letten dat de wetgeving zorgvuldig tot stand komt ten opzichte van diezelfde maatschappij. Wij vinden vanuit Bouwend
Nederland dat we een groot macro-economisch belang vertegenwoordigen, net zoals dat geldt voor bijvoorbeeld de zorgsector of de pensioensector. Om tijd vrij te maken voor de politiek heb ik veel nevenfuncties geschrapt, zoals mijn commissariaten bij DuPont en Philip Morris en een reeks bestuursvoorzitterschappen. Maar ik wil voeling blijven houden met de bouwpraktijk. Daarom blijf ik juist wel als commissaris bij Movares en de Van Nieuwpoort Groep en als presidentcommissaris bij de Rabo-Vastgoedgroep. Rabo-Vastgoed, dat sleept als moederbedrijf van twee Bouwfondsbedrijven de geschiedenis van de vastgoedfraude met zich mee. Is dat een goede combinatie met de landelijke politiek? ‘Ik zat eerst bij wat nu een andere Rabo-Vastgoeddochter is, de Fries-Groningse Hypotheekbank, en ik ben juist bij Rabo-Vastgoed ingehuurd om er na die fraudezaak te helpen saneren. De vastgoedmarkt is zo complex geworden dat
19
Net toen hij dacht wat meer aan het familie leven toe te komen, riep het CDA hem terug. Elco Brinkman (62), sinds 1995 voorzitter van branchevereniging Bouwend Nederland, is lijsttrekker voor de Eerste Kamerverkiezingen. Tegelijkertijd blijft hij de bouwbranche dienen, met inbegrip van zijn daaraan gerelateerde commissariaten. ‘Ik wil voeling blijven houden met de praktijk.’
20
stedenbouw
architectuur
architectuurbeleid
smaakmakers
De smaak van Elco Brinkman Hoe kijkt ’s lands bouwvoorzitter eigenlijk persoonlijk naar ruimte en bebouwing in Nederland? Gevraagd naar zijn favoriete landschaps- of stadsbeeld hoeft hij niet lang na te denken. ‘Ik heb in een buitenwijk aan de noordkant van Leiden gewoond. Als je daarvandaan, langs de rivier de Zijl, richting de Kaag loopt, dan bevind je je in een enorme ruimte, met rondom water en weilanden. Er komt weleens een vliegtuig over, maar middenin de Randstad ervaar je daar toch een enorme rust. Gezien de bevolkingsdichtheid is dat bijzonder. Het is trouwens rust op zijn Hollands: er gebeurt genoeg. Er varen boten voorbij, je ziet eenden, en je kunt aan de overkant, bij de Kaagsociëteit, ook nog een biertje gaan drinken.’ Ook op de vraag om een geliefd voorbeeld uit de na-oorlogse architectuur komt het antwoord snel: ‘De renovatie van Westraven, het gebouw van Rijkswaterstaat bij knooppunt Oudenrijn (ontworpen door Cepezed, 2008). Dat zeg ik niet alleen omdat het een goed voorbeeldproject is van de Rijksgebouwendienst. Die plek had, als de zoveelste bij een grote verkeersafslag, de neiging om volgepropt te worden. Nu is het een markeringspunt dat met veel allure is ingepast langs het kanaal en de snelweg. Alles klopt: de ligging, het comfort, het energieverbruik. Aan zo’n project zie je dat kwaliteit loont.’ Maar is Westraven dan echt het mooiste gebouw dat hem te binnen schiet? ‘Mooiste, mooiste’, reageert hij. ‘Er zijn zoveel mooie gebouwen. Ik vind de ligging belangrijk: denk aan het Gouvernement van Limburg (bureau Snelder, 1985), zoals dat aan de Maas ligt, of aan Abe Bonnema’s gebouw voor Nationale Nederlanden (1992) bij Rotterdam Centraal.’
de controle steeds moeilijker werd. Het was mogelijk om funds op funds te stapelen, dat willen we een halt toeroepen met wetgeving. De ketens moeten korter en doorzichtiger worden. Zowel vanuit de pensioenfondsenkant als vanuit de bouw ben ik daarbij betrokken. Ik wil de branche, ook voor het grote publiek, zuiverder maken.’ Het kabinet-Rutte heeft VROM ontmanteld. Wat vindt u van de huidige spreiding van de ruimtelijke functies over drie departementen? ‘Een gemiste kans. Niet eens uit bureaucratische overwegingen, maar vanuit de inrichtingsvragen die er nu liggen. We hechten in ons land aan
een gevoel van ruimte, aan uitzicht op de horizon. We waren altijd goed in het combineren van groene, blauwe en rode functies, dat weet ik uit mijn tijd in de Rijksplanologische Commissie. Maar de afgelopen jaren is het overleg over de inrichting zó bestuurlijk en procedureel geworden. Er is door de splitsing over de verschillende departementen een merkwaardige haat-liefde verhouding ontstaan tussen bijvoorbeeld groen en rood, maar ook tussen rood en infrastructuur. Iedereen metselt zich vast in zijn eigen segment.’ De opgaven zijn ook complex. ‘Zó moeilijk is het toch niet? Denk
aan overkluizing en ondertunneling: we hebben de techniek, maar de uitvoering lukt maar niet. Je moet alle partijen bij elkaar zetten, dat roep ik al jaren, maar daar heb ik vaak voor op mijn duvel gehad.’ Met een grijnslachje: ‘Ik heb er weleens mee gedreigd wat ik zou doen als ik minister van Ruimte zou worden. Het gaat om een slimme combinatie van functies, je moet niet tegen elkaar, maar mét elkaar werken.’ Groene Hart
En nu gaat de regie over de ruimtelijke ordening ook nog eens naar de provincies en de gemeenten. Is dat het einde van het Groene Hart?
‘Daar maak ik me minder zorgen over. De drie provincies van het Groene Hart zien langzamerhand wel hoe het moet. De as die de N11 vormt met de spoorlijn en de Leidse Rijn is lange tijd slecht benut, maar men ziet nu dat je daarlangs de bebouwing moet concentreren, om op andere plekken te kunnen saneren. Kleine ingrepen kunnen ook een enorme toegevoegde waarde hebben. Dat geldt bijvoorbeeld ook voor de waterberging rondom Alphen aan de Rijn, en voor het waterbeheer in de Haarlemmermeer. Met weinig extra moeite kun je dan bijvoorbeeld ook betere doorvaartroutes voor recreanten maken.’ Hebben bedrijventerreinen geen rijksregie nodig? Dertien procent van de kantoor gebouwen staat leeg, en toch blijven gemeenten doorbouwen. ‘Het Rijk behoudt de mogelijkheid om provincies terug te fluiten. Maar de markt heeft een goede werking, hoor. Ik zat in 2008 in de commissie Noordanus over dit onderwerp. Wij hebben gezegd: het rijk moet niet weer saneringsbijdragen gaan leveren of terreinen opkopen. Het rijk kan hooguit faciliteren dat verouderde terreinen snel een herbestemming krijgen. En áls er nieuw wordt gebouwd, verknoop dan het oude met het nieuwe. Want nieuwe kantoren, met hun betere energieprestaties, geven een kwaliteitsimpuls. Het denken over stadsvernieuwing verandert bovendien. We willen wonen weer terugbrengen in werkgebieden en andersom, functies mengen. Veel oude bedrijventerreinen liggen langs water, daar kun je ook mooie woningen neerzetten.’
Kan het Rijk zich dan permitteren om alles aan de provincies en gemeenten over te laten? ‘Het is niet zozeer wie erover gaat. Het rijk zou wel een paar doorbraken moeten forceren, in samenspraak met de provincies. Het gaat erom dat je een positieve ontwikkeling in gang zet. We weten inmiddels dat geleidelijke groei beter is dan grote plannen, en dat het gelijkheidsideaal van de overheid de diversiteit in de weg heeft gezeten. De charme van het verschil krijg je pas als je meer aan het particulier initiatief overlaat, dat zie je ook aan het particulier opdrachtgeverschap in de woningbouw. De oude rooilijnplanologie was niet zo verkeerd, dat merken we nu weer in Almere en in Amersfoort Vathorst.’ Buitenlandse Zaken
U was als cultuurminister pleitbezorger van de Nederlandse architectuur, ook als exportartikel. Hoe kijkt u naar de enorme leegloop bij architecten, als gevolg van de bouwcrisis? ‘De Nederlandse architecten houden hun internationale positie wel. Buitenlandse Zaken vraagt ons nu bijvoorbeeld om mee te werken aan een Nederlandse loge als uitbreiding van het VN-gebouw, om te tonen wat we kunnen. Binnenlands is het vooral belangrijk dat de woningproductie weer op gang komt. De Wet Ruimtelijke Ordening en de omgevingsvergunning bieden meer ruimte, dus corporaties en andere opdrachtgevers moeten nu wel in beweging komen. Ze zullen meer aandacht moeten besteden aan individualiteit, de consument vraagt dat, en architecten zullen dus meer modulair moeten ontwerpen, met meer keuzemogelijkheden. En daarnaast ligt er een geweldige vraag op het gebied van herstructurering en binnenstedelijke inpassing. Denk als architect nou eens creatief na over intensief grondgebruik en over de kwaliteit van de openbare ruimte. Er zijn er zo weinig die vanuit de publieke ruimte denken in plaats van vanuit de kavel.’
Uw partij wil de Crisis- en herstelwet permanent maken. Dat heeft gevolgen voor de leefomgeving in dichtbevolkte gebieden, zo blijkt uit recente Kamerdebatten. Bewoners kunnen jarenlang in de herrie en stank van milieuzones terechtkomen. ‘Dat hoeft helemaal niet. De essentie van ontwikkelingsplanologie is dat, als je ergens iets in beweging zet, het vervolg ook wel komt. Nu is het zo dat we alles klem zetten met voorwaarden vooraf. Het CO2 en het NOx-verhaal zijn veel te grijs neergezet, want er zijn ook groene oplossingen voor milieu-overlast. Denk aan aarden wallen, aan bomen en struiken. Je moet infrastructuur niet tussen strakke betonnen wanden persen, dat gaat dus óók over ontwerpkwaliteit. Met de Crisis- en herstelwet zijn er volop kansen om infra te combineren met herinrichting en herprofilering. Die bezwaren tegen infrastructuur zijn me veel te anti.’ Herbestemming
Wat verwacht u van de Rijksgebouwendienst in de nabije toekomst? ‘Ik ken de Rijksgebouwendienst goed, ze hebben altijd een voorbeeldfunctie gehad als het gaat om kwaliteit. Ik verwacht dat ze die rol nu vooral gaan zoeken in toekomstbestendigheid. De afgelopen jaren is er in Nederland te vlotjes veel neergezet, gebouwen waren maar een schil. Daar hebben wij als sector zelf ook aan meegedaan hoor. Het paste in de trend van oppervlakkigheid, snel voor een tientje ergens heen vliegen, genoegen nemen met het gemiddelde. Nu wordt herbestemming een groot thema. Ik verwacht dat de Rijksgebouwendienst daarin voorop zal lopen.’ ‘Ten tweede: we puzzelen nu al tien jaar over efficient ruimtegebruik, maar de slimme oplossingen blijven uit. Het zou mooi zijn als het rijk ook dáárin voorgaat. De drama’s rondom de Zuidas en tunnelveiligheid, dat eindeloze gedoe met risicoregelingen, dat was niet nodig geweest. De overheid moet zijn verantwoordelijkheden niet afschuiven op de particuliere sector. En tenslotte: de
overheid zal minder geld hebben, dus we moeten verder zien te komen met PPS (publiek-private samenwerking, co). Dat betekent wel dat de overheid ook beter moet luisteren naar de institutionele belegger. Die wil best een weg aanleggen, maar dan ook zeggenschap over de inrichting en de directe omgeving. Waar komen stations, parkeerplaatsen, fietsenstallingen? Want hij wil traffic genereren. Het is niet vuig om als overheid oog te hebben voor dat commerciële belang. Hiernaast (wijst naar station Zoetermeer-oost langs de A12) moest een nieuw station komen. Tijdens de onderhandelingen werd het plan minder en minder. Nu zie je een hoge loopbrug over het spoor, zoals ik die ken uit mijn jeugd. Daar kan je je fiets op je nek nemen. Dat is toch niks? Mobiliteit kost geld, dat moet je er wel voor over hebben.’ Wat is er in de bouw veranderd tijdens uw 15-jarig bewind? ‘Het belangrijkste is dat we niet alleen meer over nieuw praten. Herinrichtingsvragen zijn nu dominant. Er staan 7,2 miljoen woningen, dáár zit ons werk. En daarbij staat ons traditionele verdienmodel behoorlijk op de tocht. Zomaar een wijkje verkopen is er niet meer bij. Wij zijn gedwongen om naar de klant toe te gaan en oog te hebben voor kwaliteit en duurzaamheid. We krijgen een sterkere band met de klant. Het is niet meer: één keer inspreken, hier is de sleutel en dan wegwezen.’
21
p. 20: De glazen pui van Westraven spiegelt zich in een vijver.
smaakmakers
Piet Hein Donner, minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijkrelaties:
Crisis los je niet op met bouwen voor de leegstand smaak makers Tekst: jaap huisman Fotografie: levien willemse
Sinds afgelopen najaar is Piet Hein Donner, minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, zoals hij het zelf noemt ook ‘bouwminister’. Volkshuisvesting en Rijksgebouwendienst zijn bij zijn ministerie ondergebracht. Dat heeft een belangrijk voordeel, zegt hij, omdat het abstracte van bestuur en overleg wordt gecombineerd met het concrete van een opgeleverd gebouw. Donner over Jachthuis Sint Hubertus, gevangenissen en het cultureel erfgoed.
Aan het einde van het gesprek, als het opnameapparaat al is stopgezet, gaat minister Donner van BZK nog even door. ‘We zijn niet eens toegekomen aan nog een andere relatie met architectuur. Ik zet graag bouwplaten in elkaar. Als je het driedimensionele van architectuur wil begrijpen, is dat de beste methode. Ik ben nu bezig met de Mont St. Michel, heb Carcassonne in elkaar gezet en het kasteel van Chambord ligt te wachten.’ Waar koopt U die bouwplaten? ‘Duitsland en Frankrijk hebben een hele productie die je ook in Nederland kan kopen.Het mooie van het werken aan een bouwplaat is dat je je alleen daar op kunt concentreren, je kunt er niets anders naast doen. Hooguit muziek op de achtergrond draaien. Het zet voor een uur helemaal je gedachten opzij.’ U bent nu de minister van Bouwzaken, zoals U het zelf noemt, en hebt de Rijksgebouwendienst onder uw hoede. Hoe vindt U dat?
‘Ik vind het een aanwinst voor het geheel van de taken van BZK-nieuwe stijl. Er ontstaat nu een geheel met DGOBR (de dienst Organisatie en Bedrijfsvoering Rijksoverheid, jh) dat de kaders stelde voor het functioneren van de rijksdiensten en aan de andere kant de hele poot met de huisvesting en de gebouwen. Het is een grote winst voor het ministerie zelf, want toen veiligheid eruit ging, zou BZK te...’ Karig? ‘Nee niet karig of kalig. Het is nu meer meetbaar. Een gebouw, dat staat er op een goed moment, net zoals een woonwijk. Het is, denk ik, toch goed voor een departement dat je zowel de abstracte als de concrete kant hebt. Oorspronkelijk was er sprake van een samenvoeging van Ruimtelijke Ordening en Volkshuisvesting. Dat is heel begrijpelijk in de nasleep van de wederopbouw toen het ging om de hoeveelheid huizen. Die periode is, of we dat nu leuk vinden of niet, ten einde. Het gaat niet meer om stenen stapelen die
24
stedenbouw
monumenten
architectuur
architectuurbeleid
kunst
smaakmakers
samen een huis vormen, maar hoe je woont en de leefbaarheid van de omgeving. De fysieke en bestuurlijke leefbaarheid vallen nu samen.’ Ruimte
Velen hebben gepleit voor een departement van ruimte. ‘Dat zijn degenen die vooral kijken naar de compositie van de gebouwen en huizen die worden neergezet. Het leuke plaatje dat huizen samen vormen. Natuurlijk is de ruimte zeer belangrijk als het er staat, maar zodra een wijk en huis gereed zijn, is de combinatie afgelopen, dan gaat het om het gebruik van het huis en de omgeving.’ U bent minister van bouwzaken zegt u zelf, de crisis krijgt u wel op uw bord. ‘Die had ik al toen ik minister van Sociale Zaken was.’ U hebt toch te maken met een sector die sukkelt. Hoe wilt u dit van de grond trekken? ‘Ik wil een zekere relativering aanbrengen. Ik heb in 2008 hele sectoren van de ene op de andere dag stil zien vallen, omdat de omzet binnen twee maanden meer dan 30 procent terugliep, waardoor er werktijdverkorting moest komen. Ondertussen ging de bouw door. In 2009 vroeg iedereen zich af of de klap in de bouw nog zou komen of niet. Dat is in de 2e helft van 2009 wel gebeurd, een bekend verschijnsel vanwege de lengte van opdrachten. Het is deels een consumptiecrisis, deels een kapitaalcrisis, waarbij de rol van de overheid niet zo eenduidig is. We kunnen wel doorgaan met huizen bouwen maar dan bouwen we op den duur voor de leegstand. Die huizen moeten gekocht worden. Gelukkig zijn de huizenprijzen niet zo drastisch gedaald als in Spanje. Dat voordeel heeft een keerzijde want de transactiesnelheid is ook aanzienlijk afgenomen. Dat proces moeten we zien te keren.’ Regelgeving, is wel gezegd, belemmert ook de bouw. ‘Dat kan, daarom is er ook altijd
gepleit voor uniformiteit. Sinds het Bouwbesluit uit 1992 is de gemeentelijke diversiteit vervangen door een standaardisatie op rijksniveau. Wat we bij regelgeving vaak vergeten, is dat ze aan twee kanten werkt: knellend, maar dat is inherent aan regels want anders heb je ze niet nodig en anderzijds duidelijkheid zodat aannemers en bouwers hun aansprakelijkheid kennen. Het nieuwe Bouwbesluit dat in april aan de Kamer wordt gezonden, zal substantieel van het oude afwijken, bijvoorbeeld doordat alle eisen op het gebied van brandveiligheid nu ook in het Bouwbesluit geregeld zijn. De bruikbaarheid van dit nieuwe Bouwbesluit is onderworpen aan een praktijktoets waarvan de resultaten zijn meegenomen..’
overheid inkrimpen. Dus moeten we ook rekening houden met de vraag hoe om te gaan met de leegstand van oude departementsgebouwen.’ Gebiedsontwikkeling
De Rijksgebouwendienst heeft een belangrijke rol gespeeld bij de gebiedsontwikkeling, in de jaren negentig de Kop van Zuid Rotterdam en nu het stationsgebied van Breda. ‘Bij dat soort projecten houdt de Rijksgebouwendienst een belangrijke rol, maar dat neemt niet weg dat ook zij te maken krijgt met beperkende maatregelen in de overheidsfinanciering. Dat vloeit rechtstreeks voort uit het leenplafond waar een scherpe grens aan is
gesteld. Dat heeft ook te maken met de kredietwaardigheid in het buitenland.’ ‘Bij de Rijksgebouwendienst denk je al gauw aan grote kantoorgebouwen, rechtbanken en penitentiaire inrichtingen. Het gegeven is een consolidatie van de rechterlijke organisatie dat haar apparaat instelt op een kleiner aantal arrondissementen en een inkrimping van het aantal penitentiaire inrichtingen. Toen ik minister van Justitie was, zat ik met het heenzendbeleid omdat we te weinig cellen hadden, en nu zijn het er te veel.’ Ik begrijp dat niet. Is de criminaliteit dan achteruitgegaan? ‘Die is met een kwart gedaald ten opzichte van 2002 en vanaf 2006 is die daling gaan inzetten.’
Minder veilig
Houdt het bouwbesluit rekening met de crisis of staat het daar los van? ‘Het hangt er wel en niet mee samen. Het is niet zo dat we vanwege de crisis wat minder veilig of solide gaan bouwen. Bij nieuw op te richten woningen onderzoek ik of het mogelijk is meer ruimte te scheppen in wat wel en wat niet kan. En aannemers kunnen in de toekomst gebruik maken van speciale gecertificeerde bureaus naast de gemeente om hun plannen te toetsen. Dat verhoogt de snelheid.’ Ziet u ook een rol weggelegd voor de Rijksgebouwendienst om de bouw aan te jagen? ‘Daar zie ik minder plaats voor, omdat de Rijksgebouwendienst uiteindelijk in de kantorensector zit. En de kantorensector kent een toenemend leegstandsprobleem waarbij juist ook de overheid de komende jaren de bestedingen zal gaan beperken, omdat het apparaat wordt ingekrompen.’ Zou dat ministerie waar u straks gaat zitten, nu niet meer gebouwd worden? ‘Dat weet ik niet, maar wat ik wel weet is dat het voor twee departementen gebouwd wordt, maar nu mogelijk door meer gebruikt gaat worden. In de toekomst zal de
Hoge Raad
‘De tijd van stenen stapelen die samen een huis vormen, is voorbij’
Tijdens uw ministerschap wordt een begin gemaakt met de nieuwbouw van de Hoge Raad. Dat zal u aanspreken. ‘Eindelijk. Ik ken de oude Hoge Raad aan het Plein nog toen mijn grootvader president was. Een hoogst onpraktisch gebouw dat in de jaren dertig was gebouwd. Mijn grootvader zat in die grote hal, in een kamertje van ‘een bij een’. Dat was meer een soort portiersloge. Voor de rest was er geen kamer in het gebouw omdat de rechters meestal thuis werkten. Al die beelden van wetgevers die in de zittingszaal stonden zijn verhuisd naar de hal van de Tweede Kamer.’ Kunt U leven met de nieuwe plek voor de Hoge Raad aan het Korte Voorhout? ‘Natuurlijk is dat de goede plek..Het gekke is dat het nu de plek is, zij het aan de andere kant, waar het Paleis van Justitie stond. Wat in de oorlog is weggebombardeerd, daar is Financiën voor in de plek gekomen, zij het ook na lange tijd want Financiën zat altijd in het Paleis Kneuterdijk.’ U bezocht begin februari het Rijksmuseum. Hoe vond u het? ‘In de eerste plaats vind ik het altijd prachtig een gebouw te zien zonder de kunst, omdat je dan de structuur
Had u bij uw bezoek het gevoel dat de nieuwe entree niet royaler had moeten zijn? ‘Daar moet ik geen standpunt in nemen,. Ik weet hoe moeilijk die strijd is geweest. Soms zijn we wel erg geconcentreerd op alledag en verliezen we uit het oog dat we een paar monumentale dingen voor moeten laten gaan.’ Diplomatiek antwoord. Als dit kabinet de rit uitzit, zult u het kunnen openen. ‘Dat is nog maar de vraag wie dat doet. Het is denkbaar dat de minister van BZK het gebouw overhandigt aan de minister van OCW en dat Hare Majesteit het vervolgens opent.’ Abdicatie
Over Hare Majesteit gesproken. Aan het eind van het jaar gaat het Koninklijk Paleis op de Dam weer open. Met welke ceremonie gebeurt dat? ‘Nou, wat het paleis betreft moet je vaststellen dat de binnenkant al plechtig in gebruik is genomen door de Koningin. Het overdragen van de buitenkant van een gebouw heb ik nog niet vaak meegemaakt.’ Misschien gebeurt het ook wel met de abdicatie. ‘Daar kan ik niets over zeggen. Ik mag hopen dat we eerst het paleis geopend hebben en dat pas daarna andere veranderingen plaatsvinden.’ Had u een fascinatie met monumenten en architectuur? U komt immers van Justitie en Sociale Zaken. ‘Fascinatie vind ik altijd een wat sterk woord. In de eerste plaats probeer ik tijdens mijn vakanties in het buitenland steden te bekijken. Ik woon zelf in het statenkwartier in Den Haag, een van de best geslaagde projecten van stedenbouw die er in Nederland zijn. Maar zo’n wijk in
Rotterdam waar je alle huizen in verschillende stijlen hebt, met onder meer de paalwoningen vind ik ook prachtig, en dat geldt ook voor Almere. Al die stijlen die toch een eenheid hebben. Ik kijk daar met genoegen naar.’ U bent belast met een rijke portefeuille van de Rijksgebouwendienst. Zit er een favoriet tussen? ‘Natuurlijk is een belangrijk deel daarvan de collectie cultureel erfgoed. Waarbij je tegelijkertijd moet constateren dat de Rijksgebouwendienst daar vermoedelijk nog het meest mee in zijn maag zit omdat je niet weet hoe je daar op termijn mee doormoet. Het zijn vaak juweeltjes die je om die reden minder geschikt kunt maken voor alledaags gebruik. Er is een eindigheid aan het aantal musea wat je in Nederland kunt maken. Op een gegeven moment loop je aan tegen de vraag: hoe nu verder? Kunnen we duurzame structurele oplossingen vinden voor dit soort gebouwen; ze onderhouden en ze gebruiken en voorkomen dat ze geïsoleerd raken. Bovendien hebben andere ministeries ook parken en landgoederen met huizen. Een doelstelling van een compacte overheid is hoe we dat kunnen concentreren. Daar is de Rijksgebouwendienst bij betrokken.’ Als u dat zo zegt moet ik maar een gebouw denken wat op een bestemming wacht: Paleis Soestdijk. ‘Paleis Soestdijk niet alleen, evenzeer Slot Loevestein en het Jachthuis Sint Hubertus. Op dit moment springt Soestdijk eruit omdat er nog geen echte bestemming voor is. Maar het is niet het enige, Trompenburg is er ook nog. Wat er met Soestdijk moet gebeuren daar wil ik me op dit moment niet op vastleggen. Tegen de tijd dat de besluitvorming daar verder is, kan ik daarover naar buiten komen. Er moet een idee ontstaan welke kant we uitgaan.’ Herten
Jachthuis Sint Hubertus is een favoriet, heb ik begrepen. Heeft u daar ook geslapen?
‘Jazeker, met veel plezier. Je slaapt in een museum; ook de badkamers zijn nog in oude staat. Het was in de tijd dat het gebouwd werd het meest moderne interieur.’ Niet te somber? ‘Nee, integendeel, ik vind het helemaal niet somber. Je wordt wakker met de herten voor de deur, daar word je toch niet somber van? Op die grote vlakte achter het meer zie je ze lopen. En anders zie je wel sporen.’
rol weggelegd bij de bestrijding van het scheefwonen en door afspraken met de woningmarkt te maken om delen van de vooraad te verkopen. En verder heeft de overheid de verantwoordelijkheid voor diegenen die op de vrije markt geen woning kunnen bekostigen. Tenslotte moeten we de zorg voor het cultureel erfgoed zoveel mogelijk in een organisatie concentreren.’
Wat is de mooiste gevangenis van Nederland? ‘Ja dat hangt ervan af vanuit welke positie je redeneert. Architectonisch zou ik zeggen een koepelgevangenis, van de moderne penitentiaire inrichtingen heb ik behalve van die van Lelystad niet zo’n beeld, terwijl ik de collectie tijdens mijn ministerschap van Justitie wel heb bezocht.’ En de mooiste rechtbank? ‘Ik vind het gerechtsgebouw in Leeuwarden zeer aantrekkelijk, maar ook het complex in Willemstad op de Antillen, zoals het daar ligt. Tegelijkertijd zeg je als je binnen bent, ‘hé daar zou toch wat aan gedaan moeten worden’. Hoort dat bij het cultureel erfgoed dat we moeten afstoten of bewaren? ‘Ja dat is een fundamentele vraag, want anders neemt het aantal toe in tal en last.’ En dan hebben we het niet over de Blokhuispoortgevangenis. ‘Het houdt niet op.’ Dat gaat u slapeloze nachten opleveren. ‘Daar heb ik een probaat middel voor. Altijd zo laat naar bed gaan dat je onmiddellijk in slaap valt.’ Wat vindt u de opgave voor de komende tijd? ‘We moeten de stagnatie in de bouw en woningmarkt doorbreken. Dat is een. Dat hangt voor een groot deel samen met vertrouwen. Een consument wil immers weten dat als hij een huis koopt, het ook weer kan verkopen. Voor de overheid is er een
25
van het gebouw ziet. Zo leeg heb ik het museum nooit gezien. Sommige vertrekken worden nu al weer gevuld met voorzetwanden. Ik ben bang dat toekomstige bezoekers ook nooit de fundamenten zullen zien onder de onderdoorgang die de binnenhoven met elkaar verbinden.’
smaakmakers
Peter J채gers
smaak makers
26
Fotografie: Freek van Arkel
Marktpartijen zijn onze partners, niet de vijand
Die veranderingen in de interne organisatie zijn ook nodig omdat de wereld waarin de Rijksgebouwendienst verkeert snel verandert. De bezuinigingen die op het overheidsapparaat afkomen, leiden tot forse ingrepen , ook op het gebied van huisvesting. Gebouwen worden intensiever gebruikt. Jägers: “Kijk naar het masterplan Den Haag. Het wordt nu volstrekt normaal gevonden dat ministeries bij elkaar in één gebouw zitten. Daarmee worden de panden efficiënter benut. Je hebt minder gebouwen nodig en minder opdrachten. Niet alleen de bezuinigingen maar ook het zogenaamde nieuwe werken en de sociale media leiden tot een fundamentele heroriëntatie op de omvang en het gebruik van kantoren. Voor de Rijksgebouwendienst zijn de gevolgen ingrijpend. Wij zullen er voor moeten zorgen dat ons apparaat snel en tijdig ingesteld is op deze nieuwe opgaven.” In de toekomst zullen er minder vaak grote gebouwen, zoals de nieuwbouw van Justitie en Binnenlandse Zaken, worden ontwikkeld. Bestaande bouw wordt het uitgangspunt en die zal worden gerenoveerd en geoptimaliseerd voor intensiever gebruik. Er komt meer leegstand die weer andere
Welke plannen worden wel en niet worden uitgevoerd en in welke volgorde? Die keuzes maakt het directoraat-generaal Organisatie en Bedrijfsvoering Rijk (OBR) van het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. Jägers: “Er worden steeds hogere eisen aan ons gesteld. Voor de Rijksgebouwendienst zijn de gevolgen van al deze ontwikkelingen ingrijpend. Wij zullen er voor moeten zorgen dat ons apparaat snel en tijdig ingesteld is op deze nieuwe opgaven.”
architectuurbeleid
Ook de wijze waarop de Rijksgebouwendienst haar werk doet, is erg veranderd. Jägers: “Van zelf ontwerpen en technisch uitwerken zijn we gegroeid naar de rol van professioneel publiek opdrachtgever. We formuleren onze vraag in zogenaamde outputspecificaties, zeg maar in eindproducten, en vragen de markt met oplossingen te komen. Die beoordelen we en dan geven we de opdracht dat zo uit te voeren. Van zelf doen zijn we nu de regisseur geworden. En omdat wij nu eenmaal de grootste vastgoedeigenaar zijn in Nederland en ook nog eens van de overheid, wordt van ons verwacht dat wij bij al die ontwikkelingen een voorbeeldrol vervullen en het voortouw nemen. Of het nou om de duurzaamheid gaat of om de vernieuwing van de bouwsector, onze oriëntatie is fundamenteel gewijzigd. Van een naar binnen gerichte, technisch georiënteerde organisatie ontwikkelen we ons naar een organisatie die van buiten naar
Om welke ontwikkelingen gaat het dan? De directeur-generaal schetst ze in grote lijnen. “Vroeger speelden tijd en budget in ons werk een veel meer ondergeschikte rol. Het ging om het gebouw en de kwaliteit daarvan. Klanten noemden we toen gebruikers en aangezien de Rijksgebouwendienst ook de budgetten beheerde, was men bij wijze van spreken al blij als men een gebouw kreeg. Laten we wel wezen: de door de Rijksgebouwendienst ontwikkelde gebouwen waren altijd al van hoge kwaliteit. Maar na de stelselwijziging eind jaren negentig moesten gebruikers zelf voor hun gebouwen betalen en gingen ze zich dus ook als klant opstellen. Dat was een enorme verandering met een grote impact op de organisatie en haar werkwijze. Er moest strakker gestuurd worden op tijd en op budget en de klanten wilden uitdrukkelijk zelf meesturen.”
Nieuw tijdperk
vragen oproept. En vanwege het zogenaamde leenplafond, waardoor de dienst minder geld kan lenen bij het ministerie van Financiën, moeten er keuzes worden gemaakt.
vijand
De hogere eisen leiden er ook toe dat er soms wat te gemakkelijk over de Rijksgebouwendienst wordt geoordeeld, vindt Jägers. “Klanten vinden ons soms te langzaam, of te duur. En dat begrijp ik ook wel. De bouwwereld is een gesloten, ingewikkelde wereld die weinig transparant is voor derden. Toen ik zelf bij Justitie werkte en één van de grootste klanten van de Rijksgebouwendienst was, dacht ik ook: kan het allemaal niet goedkoper? Maar het is de klant zelf die met zijn wensen in belangrijke mate de kosten en de tijdsduur beïnvloedt. De Rijksgebouwendienst moet veel transparanter
monumenten
Tijd en budget
binnen kijkt. Die ontwikkeling zet zich pijlsnel door.”
stedenbouw
Toen Jägers bij de Rijksgebouwendienst kwam was daar een eerste stap in gemaakt. “En de laatste jaren hebben we grote vorderingen gemaakt in een betere besturing van de organisatie. Maar het is een taai proces dat diep ingrijpt in de cultuur van de organisatie. We willen dat klanten en stakeholders ons zien als één Rijksgebouwendienst en als een betrouwbare professionele partner.”
27
“De dienst heeft zich enorm ontwikkeld en moet zich blijven ontwikkelen”, constateert Jägers. “En de medewerkers moeten daar in mee. Vele Rgd’ers werken hier al tientallen jaren. Die stonden in hun beginperiode voor hele andere opgaven en hadden een hele andere rol. De ontwikkelingen raken nu in een stroomversnelling. Sommigen maken zo’n draai niet meer en dat kan ik ze niet kwalijk nemen.”
architectuur
Ministeries die een gebouw delen, is een nieuwigheid
kunst
rijksgebouwendienst
In april 2011 bestaat SMAAK precies tien jaar. De laatste zes daarvan is Peter Jägers directeur-generaal van de Rijksgebouwendienst. Wat is er gebeurd tijdens die tien jaar SMAAK en zes jaar Jägers? De directeur-generaal blikt terug én kijkt vooruit. “We moeten veel duidelijker laten zien wat we doen.”
smaakmakers
zijn. Duidelijk maken wat er wel en wat er niet kan en wat je wel en niet mag verwachten van de dienst als je met een bouwproject begint. We moeten de hand in eigen boezem steken en veel duidelijker laten zien wat wij presteren, wat de keuzemogelijkheden zijn en wat de klant van ons kan verwachten. Daar werken
we nu hard aan. Geef aan hoe snel je een aantal storingen kunt oplossen. En laat zien dat je tegen lage prijzen inkoopt op de markt. De beeldvorming is niet altijd op feiten gebaseerd. En als de eisen uit emoties voortkomen dan kan ik er niets mee.”
28
architectuur
architectuurbeleid
Rijksgebouwendienst werkt al 90 jaar voor het concern Rijk
Namens het Rijk is de Rijksgebouwendienst al bijna negentig jaar de opdrachtgever die de bouwsector aanstuurt. Die sector kenmerkt zich van oudsher door stroeve verhoudingen tussen opdrachtgevers en opdrachtnemers. Jägers: “Wij zien de bouw en vastgoedbedrijven vooral als partners en niet als de vijand.” Nieuwe werkvor-
Westraven, gezien vanuit het zuidoosten, volgens Peter Jägers het best gelukte complex sinds jaren omdat aantoont dat je van een afgeschreven toren iets nieuws en duurzaams kunt maken
men, zoals publiek-private samenwerking (PPS), zorgen voor nieuwe verhoudingen. Jägers concludeert dat de samenwerking door de nieuwe aanbestedingen en geïntegreerde contracten beter verloopt: “De resultaten van de nieuwe contractsvormen zijn hoopvol. We blijven binnen budget, leveren op tijd en de kwaliteit is goed. Voorbeelden als de PPS voor de renovatie het ministerie van Financiën helpen ons daarbij.” Ministers
Maar in hoeverre is die kennis van de bouw belangrijk? Volgens Jägers is het vooral belangrijk dat een minister gevoel heeft voor uitvoeringsorganisaties. “In de hectiek van de dag zijn de ministers vooral op de beleidsonderwerpen georiënteerd. De dynamiek daarvan is volstrekt anders dan die van een uitvoeringsorganisatie als de Rijksgebouwendienst. Wij zijn met projecten bezig met soms een doorlooptijd van tien jaar. Als uitvoeringsorganisatie wil je zo’n vaak overbelaste bewindspersoon niet lastig vallen met details. Anderzijds moet je er wel weer voor zorgen dat een minister goed geïnformeerd is, want hij wordt soms ook weer aangesproken op die details. Dat vraagt om een subtiel evenwicht. Bij elke minister moet je kijken waar die zich comfortabel bij voelt. En waarover en hoe hij of zij het liefst geïnformeerd wil worden. Dat is bij iedereen anders.” Jägers kent minister Donner nog vanuit zijn tijd bij Justitie. “Ik
weet dat dit een minister is die absoluut open staat voor wat er bij zo’n uitvoeringsorganisatie gebeurt. Hij is zeer breed geïnteresseerd.” Wat vindt Jägers eigenlijk zelf het mooiste gebouw? Hij vindt die vraag moeilijk te beantwoorden. “Ik heb een brede
smaak. En wat je mooi vindt, is ook afhankelijk van de fase in je leven en met wie je bent. Zo vond ik de Duomo in Siena afgelopen zomer ineens adembenemend, terwijl ik die toch al verschillende keren gezien heb. Ik was er met mijn kinderen en die waren er voor het eerst. Hun bewondering sloeg kennelijk op mij
over.” Als mooiste Rijksgebouw in deze periode noemt hij uiteindelijk toch Westraven. “Dat is van een uitgewoond pand waarvan iedereen vond dat het gesloopt had kunnen worden, veranderd in een prachtig duurzaam pand dat iedereen aanspreekt. Een mooi voorbeeld van waar je als organisatie voor staat.”
29
Jägers heeft in zijn tijd als directeurgeneraal van de Rijksgebouwendienst in korte tijd veel ministers meegemaakt. Helpt het nou als zo’n minister kennis heeft van de bouw? “Dat is altijd wel makkelijk”, antwoordt hij. Maar zijn ervaring is ook dat ministers de portefeuille van de Rijksgebouwendienst altijd erg interessant vinden. “Het is ook de mooiste portfolio die je je kunt voorstellen natuurlijk: monumenten, spraakmakende kantoorgebouwen, dat fascineert iedereen en het is leuk in formele zin ‘eigenaar’ van bijvoorbeeld paleis Soestdijk te zijn.”
smaakmakers
Tekst: jaco boer Fotografie: janine schrijver
smaak makers
Hoogleraar duurzaam bouwen Anke van Hal architectuurbeleid
Duurzaamheid wordt de nieuwe norm
30
stedenbouw
Sommige architecten halen hun inspiratie vooral uit de kunsten en dromen ervan om een nieuwe vormentaal te ontwikkelen. Anderen proberen een gebouw te ontwerpen dat helemaal is toegesneden op de wensen van de gebruiker. Anke van Hal is meer een exponent van de laatste groep ontwerpers. Ze is geïntrigeerd door het effect dat gebouwen op mensen kunnen hebben. Als bouwkundestudent gaf ze bijna de brui aan haar studie, omdat het in het eerste jaar alleen maar over zichtlijnen, vogelperspectieven en het ontsluiten van ruimten ging. “Ik miste het verhaal over de mens in al die mooie plaatjes.” Pas na een project over energiezuinige plattegronden van duurzaamheidsdocent Kees Duijvesteijn, kwam de begeestering voor het vak. Ze stortte zich op ecologisch bouwen en ging nog tijdens haar studie als onderzoeker bij het adviesbureau van Duijvestein werken. Het onderwerp was haar niet vreemd. In de tijd dat de Club van Rome het
Ze was betrokken bij de opzet van één van de eerste ecologische woonwijken van Nederland. Als hoofdredacteur van het tijdschrift Duurzaam Bouwen bracht ze milieuvriendelijke architectuur onder de aandacht van een breed publiek. Samen met innovatieve bouwers zoekt hoogleraar duurzaam bouwen Anke van Hal nu naar mogelijkheden voor een grootschalige aanpak van energieslurpende flatwoningen. “Als de omslag naar duurzaamheid nu niet plaatsvindt, gebeurt het nooit.”
einde van de olie- en gasvoorraden voorspelde, werkte haar vader in Rotterdam bij het gemeentelijk energiebedrijf. “Aan de keukentafel werd driftig gediscussieerd over energiebesparing. Evenals mijn vader werd ik gegrepen door het onderwerp.” Inmiddels zijn er meer dan twintig jaar verstreken na haar afstuderen, maar haar passie voor duurzame architectuur is nog ongebroken. In de afgelopen decennia was ze bij veel bijzondere bouwprojecten betrokken, die het milieuvriendelijk bouwen op het netvlies bracht van ontwikkelaars en consumenten. Zo stond ze in Delft aan de basis van de bouw van Ecodus, één van de eerste
ecologische woonwijken in Nederland. Later werkte ze als adviseur bij milieutechnisch ontwerpbureau BOOM ook mee aan de veelgeprezen ecowijk op het terrein van de voormalige Gemeente Waterleidingen in Amsterdam-West. Als hoofdredacteur van een eigen tijdschrift over duurzaam bouwen bestookte ze de bouwwereld daarnaast tien jaar lang met verhalen en reportages over geslaagde energiezuinige kantoren en woningen. Met open dagen en een halfjaarlijkse uitgave voor consumenten probeerde ze ook bewoners voor het thema te interesseren. Haar zoektocht naar succesvolle verleidingsstrategieën leidde in 2000
uiteindelijk tot een proefschrift aan de TU Delft, waar ze in 2007 aan de faculteit Bouwkunde werd benoemd tot praktijkhoogleraar Sustainable Housing Transformation. Slechts twee maanden later volgde nog een aanstelling als hoogleraar Sustainable Building and Development bij het Center for Sustainability van de Business Universiteit Nyenrode. In 2009 schaarde het dagblad Trouw Anke van Hal onder de honderd meest invloedrijke personen op het gebied van duurzaamheid. Zachte factoren
In al die jaren dat Van Hal zich inzette om duurzaam bouwen bij ontwikkelaars en woningkopers geaccepteerd te krijgen, heeft ze wel ingezien
Duurzaam Wallisblok Anke van Hal heeft in de afgelopen twintig jaar veel bijzondere projecten rond duurzaam bouwen langs zien komen. Maar de renovatie van het Wallisblok in de Rotterdamse achterstandswijk Spangen weerspiegelt in haar ogen erg goed de actuele opgave. “Geen enkele ontwikkelaar zag het zitten om het uitgewoonde huizenblok te renoveren of te vervangen door nieuwbouw. De gemeente besloot daarom op advies van een architect de huizen gratis weg te geven aan gemotiveerde starters die de woningen voor eigen rekening moesten opknappen. Daarbij werd aan hoge duurzaamheidseisen voldaan. Door dat initiatief is er niet alleen een bijzonder duurzaam huizenblok ontstaan, maar is de buurt er omheen enorm opgebloeid. Ik vind het een prachtig voorbeeld van anders denken en mensen in het bouwproces centraal stellen. Omdat het er ook nog eens goed uitziet, staat het als één van de weinige bestaande woningprojecten in het Jaarboek van de Architectuur.”
dat het onderwerp pas beklijft als mensen er direct voordeel van hebben. “Je kunt wel lijstjes met milieumaatregelen opstellen, maar als mensen iets doen omdat het moet en niet omdat ze het echt willen, verdwijnen deze bij de eerste de beste financiële tegenslag weer van tafel. Personen die er ook een eigen belang in zien, gaan juist op zoek naar creatieve oplossingen voor het financieringsprobleem.” In de ogen van Van Hal wordt duurzaam bouwen ook nog te veel verkocht met technische en economische argumenten. De menselijke kant van het verhaal is een ondergeschoven kindje. “In mijn promotieonderzoek merkte ik al dat zachte factoren veel belangrijker zijn bij het stimuleren van duurzaam bouwen. Het maakt bijvoorbeeld veel uit wie de boodschap brengt dat je zuinig met energie moet omgaan. Een energiebedrijf dat geld verdient met de verkoop van extra stroom en tegelijkertijd energiebesparing predikt, is voor veel consumenten ongeloofwaardig. We hadden in die jaren beter van het Big Brother-huis een duurzame woning kunnen maken. Dan had half Nederland er nu mee vol gestaan.” Open huizen dagen
In 2001 en 2002 werkte Van Hal een tijdje in Boston. Daar zag ze hoe duurzaam gebouwde woningen op
een pragmatische manier aan de man werden gebracht. “In Amerika werden slimme marketingtechnieken gebruikt bij de verkoop van duurzame woningen. In Nederland werd dat toen nog ‘vies’ gevonden. Vanuit die optiek wordt een warmtepomp met vloer- en wandverwarming ook een oplossing voor het probleem dat radiatoren aan de muur je inrichtingsvrijheid beperken. Je hebt ook minder stof in je huis en in de zomer kan er koel water door het huis worden gepompt.” Van Hal zag in de VS ook dat veel mensen graag op open dagen een kijkje gaan nemen in duurzame woningen en met de bewoners over hun ervaringen praten. “In Nederland hebben we dat ook een tijdje gedaan, maar met het stopzetten van het tijdschrift over duurzaam bouwen verviel ook de daaraan gekoppelde ‘woonestafette’. Wat mij betreft beginnen we meteen weer met die open huizen dagen want het werkt heel goed. Laten we eerlijk zijn: uiteindelijk maakt het niet uit waarom mensen zonnepanelen op hun dak gaan leggen of hun gevel isoleren. Als ze het maar doen.” Het gebrek aan urgentie dat veel mensen voelen bij een onderwerp als energiebesparing is in de ogen van Van Hal wel een grote hindernis voor de grootschalige omschakeling naar duurzame woningbouw.
smaakmakers
“Iedereen ziet wel het nut in van energiezuinige woningen, maar het levert persoonlijk nog te weinig op. In de praktijk blijken mensen die een duurzame woning hebben gekocht, in de eerste plaats mooi en betaalbaar te willen wonen. Dat het milieu er beter van wordt, is mooi meegenomen. Vraag maar eens aan mensen wat ze zo leuk vinden aan een duurzame wijk. Vaak krijg je dan te horen dat er zoveel vlinders rondvliegen, de kinderen er veilig kunnen spelen of de mensen zo leuk met elkaar omgaan. De aaibaarheidsfactor van een duurzaam huis telt erg zwaar.”
32
stedenbouw
architectuurbeleid
‘Business opportunity’
Waar veel consumenten nog aarzelen over het nut en de noodzaak van duurzaam bouwen, is het bedrijfsleven volgens Van Hal al een stap verder. In haar werk voor het Center for Sustainability van Universiteit Nyenrode merkt ze hoe steeds meer ondernemers in duurzaamheid een nieuwe ‘business opportunity’ zien. “Ze zien het niet
langer als iets dat wel weer overwaait. De film van Al Gore en de warme zomers die daarop volgden, hebben daar zeker aan bijgedragen. Dat geldt ook voor de aangescherpte eisen van opdrachtgevers in binnen- en buitenland en de dreigende schaarste aan materialen. Ondernemers beseften in toenemende mate hoe afhankelijk ze zijn.” De economische crisis helpt volgens Van Hal ook een handje mee om de woning- en kantoorbouwers overstag te laten gaan. Oude verdienmodellen blijken niet meer te werken. Bovendien verandert de bouwopgave ingrijpend door demografische trends als krimp en vergrijzing en de verschuiving naar renovatie en binnenstedelijke herontwikkeling. “Je moet als bouwbedrijf je kop wel erg in het zand steken, als je denkt dat alles weer zal worden als vroeger.” Van Hal ziet ook in de architectuur steeds meer bureaus de nieuwe uitdagingen oppakken en zich met duurzame ontwerpen profileren “Op de TU
Delft lopen nog wel veel studenten rond die ervan dromen om een tweede Koolhaas te worden. Als ze dan horen dat de grootste opgave in de komende jaren in het verduurzamen van de bestaande voorraad ligt, schrikken ze zich rot.” De grootste uitdaging waar de bouwsector op duurzaamheidsgebied voor staat, is het vinden van een gestandaardiseerde manier om grote aantallen woningen in korte tijd energiezuiniger te maken. “In de jaren zestig zijn er veel dezelfde flats neergezet die niet meer aan de eisen van nu - ook op energetisch gebied - voldoen. Als we die op een slimme manier kunnen aanpakken, kunnen we tempo maken. Standaardoplossingen zijn ook nodig om de kosten van de renovaties laag te houden. Woningcorporaties hebben immers weinig mogelijkheden om via huurverhogingen hun investeringen terug te verdienen. Ontwikkelaars vrezen ook dat woningkopers de extra kosten van een duurzame woning niet willen betalen.
Daarom proberen we in het project Slim en Snel met uitrolbare technieken clusters van 400 woningen tegelijk aan te pakken. Dat is niet gemakkelijk. Bedrijven moeten bijvoorbeeld bereid zijn om hun kennis en ervaring intensief met elkaar te delen. Dat vraagt een cultuuromslag die enkele jaren geleden ondenkbaar was. Toch zie ik in de bouw op allerlei niveaus mensen veranderen. Ze beseffen dat de opgave te complex is geworden om het in hun eentje te doen.“ Klimaatsceptici
Natuurlijk ziet Van Hal ook dat een deel van de bedrijven liever vanaf de zijkant toekijken en aan duurzaamheid niet meer doen dan wettelijk verplicht is. Met het aantreden van het kabinet-Rutte worden deze klimaatsceptici op hun wenken bediend. De klimaatambities en subsidies voor duurzame energievoorzieningen worden teruggeschroefd. “Aan het einde van de jaren negentig hebben we al eens zo’n periode van teruggang gehad met een nieuwe staatssecretaris - Johan Remkes - die zei dat duurzaamheid niet hoefde als de markt er niet om vroeg. Uiteindelijk is het onderwerp een tijdje later met volle kracht op de politieke en maatschappelijke agenda teruggekeerd. De druk vanuit Europa wordt ook steeds groter. Kijk maar naar de energielabels. Je kunt erop wachten dat Brussel dadelijk een bepaald energieniveau verplicht stelt bij de verkoop van bestaande en nieuwe gebouwen. Dan kun je je daar als bouwbedrijf maar beter op voorbereiden. Uiteindelijk zal duurzaam bouwen de norm in de sector worden. En dat kan sneller gebeuren dan sommigen denken. Alles staat nu ter discussie in de bouwwereld: onze financiële regelingen, onze businessmodellen, onze manier van werken. Dat biedt dus ruimte voor verandering. Als de omslag naar duurzaamheid nu niet plaatsvindt, gebeurt het nooit.”
Links: Binnentuinen van het Wallisblok in Spangen. Een goed voorbeeld van duurzaam herbestemmen.
andere smaken Tekst: anka van voorthuysen Fotografie: levien willemse (portret)
museum
Entreegebouw van Koen van Velsen maakt ‘museum’ compleet
Een opwarmer voor Paleis Het Loo
Koen van Velsen, architect van het nieuwe toegangsgebouw voor Paleis Het Loo. p. 34-35: Impressies van het toegangs-gebouw en zijn omgeving. Bij de totstandkoming van deze SMAAK was het gebouw nog niet fotowaardig.
Met de toevoeging van een volwaardig entreegebouw wordt Paleis Het Loo echt een museum, vindt architect Koen van Velsen. Het heeft weliswaar al ruim 25 jaar als zodanig gefunctioneerd, dit ontvangstgebouw maakt die functie ook daadwerkelijk compleet. Een relatief bescheiden en eigentijds vormgegeven element binnen de bestaande
configuratie, dat de klassieke monumenten niet naar de kroon steekt. De bestaande gebouwen krijgen zijns inziens nu de positie die ze horen te hebben, de natuurlijke ‘rangorde’ klopt: ‘Toen ik hier zelf voor het eerst kwam, ging al mijn aandacht naar de stallen. Pas na een hele tijd ontdekte ik het paleis.’ Dat overkomt meer mensen, weet
33
Paleis Het Loo heeft half april een nieuw entreegebouw. Zodat de ruim 300.000 bezoekers per jaar ‘vorstelijk’ kunnen worden ontvangen. Het voordeel van het entree gebouw van architect Koen van Velsen: het publiek krijgt meteen contact met het paleis. En daar gaat het tenslotte om.
Cor van Aggelen van de Rijksgebouwendienst. ‘Het schijnt dat er weleens mensen zijn die na een bezoek aan het stallencomplex weer omdraaien: die verkeren in de veronderstelling dat ze alles hebben gezien.’ Het nieuwe entreegebouw zal dat vanaf nu voorkomen. Door de ligging, op de kop van de as die naar het belangrijkste gebouw leidt, het paleis, wordt de hiërarchie van de bestaande gebouwen direct duidelijk, verwacht de architect. ‘Als bezoeker word je bijna automatisch naar het paleis geleid. Dat zie je als je binnen bent, in de verte al liggen.’ Het entreegebouw zorgt ervoor dat bezoekers tussen het parkeren van de auto en het binnenlopen van het echte paleis, letterlijk en figuurlijk worden ‘opgewarmd’ voor een bezoek aan het paleis zelf. Het is één van de onderdelen die deel uitmaakt van wat in eigentijdse museale vocabulaire de ‘experience’ Paleis Het Loo zou kunnen heten. Dat proces is nog niet voltooid: het neerzetten van de auto op een kalige stenen vlakte, zoals nu nog moet, zal in fases veranderen in het achterlaten van de auto op ‘een open plek in het bos’. Het deels herinrichten van het park rondom het entreegebouw en langs de wandel-as naar het paleis hoort ook bij de metamorfose, en staat voor de komende maanden op de planning.
34
In de kou
Maar fase 1, de bouw en inrichting van een smaakvol voorportaal voor een bezoek aan het paleis, is zo goed als afgerond. De tijd dat bezoekers soms in regen en kou onoverdekt in de rij moesten wachten om een kaartje te kopen, is voorbij. Het entreegebouw biedt bezoekers een voorproefje van wat hen te wachten staat: er draait continu een introductiefilm over paleis en omgeving, waarvan iedereen op z’n minst een glimp zal opvangen. Bezoekers ervaren de omringende natuur door een enorm raam in één van de wanden en komen via een moderne versie van het fenomeen basse-cour bijna automatisch op de wandel-as die via een indrukwekkende beukenallee, langs grote rodondendrons,
naar Paleis Het Loo voert. Ooit was dit paleis ‘het huis van oma’ voor de Oranjes: de plek waar koningin Wilhelmina woonde. Nog steeds komt de Koninklijke Familie er graag en regelmatig. In de kapel werden de afgelopen jaren verschillende Oranjebaby’s gedoopt, de kroonprins vierde er zijn veertigste verjaardag. Maar sinds 1984, na een uitgebreide restauratie van tuinen en gebouwen, is Het Loo ook een publiekstrekker van formaat. Zeker de laatste tien jaar komen er twee keer zoveel bezoekers als de verwachting was bij de openstelling van het paleis. Vorig jaar kochten ruim 320.000 bezoekers een entreebewijs voor Paleis Het Loo,
dat daarmee op de achtste plaats staat van de meest bezochte Nederlandse musea, en zich qua populariteit tussen het Spoorwegmuseum en het Boymans van Beuningen in bevindt. Het tentoonstellingsaanbod met exposities als ‘de bruiden van het Loo’en ‘kerst op het Loo’ blijkt een schot in de roos. Houten kiosk
Maar sommige voorzieningen waren niet berekend op dat succes, zoals de entree. Het kassagebouwtje dat ir. J.B. Baron van Asbeck in 1984 ontwierp was een soort houten kiosk. ‘Sympathiek’, omschrijft Koen van Velsen, maar het voldeed absoluut niet meer. Niet aan de
geldende arbo-eisen voor het personeel, maar ook niet aan de verwachtingen van het publiek en de eisen die je als museumorganisatie stelt aan het ontvangen van gasten. Het nieuwe entreegebouw kan bezoekers wel in stijl ontvangen: het is groot genoeg om de passagiers van een touringcar droog en warm te verwelkomen. De kassa’s zijn hier ‘balies’, er zijn toiletten, een winkeltje, en een aangrenzende filmzaal met een tribune, die in open verbinding staat met de entree. Door dat auditorium niet als aparte afgescheiden ruimte te ontwerpen, is het entreegebouw eigenlijk in omvang verdubbeld. Onzichtbaar voor de bezoekers – en niet
Voorplein
zowel binnen als buiten voor een intrigerend licht-schaduwspel moeten zorgen en zo, als een soort gordijn, een zachte overgang zullen vormen naar de natuur rondom het gebouw. ‘Zoals in eigenlijk al mijn werk gaat het hier ook weer over verbindingen, de overgang tussen binnen en buiten, dat is hier het thema.’
Het idee om een hekwerk te gebruiken haalde hij ook uit de directe omgeving, zegt de architect. Het is een eigentijdse pendant van de smeedijzeren sierhekken die overal rondom Het Loo te vinden zijn. Golvende, groenig gemoffelde aluminium verticale linten die bij zon
Het entreegebouw is sober qua kleurstelling en diversiteit van materialen. Voornamelijk glas en natuursteen, graniet. ‘Het moet een prettige ruimte zijn. Maar ook dienstbaar aan alles wat je aan omringende natuur kunt ervaren, en waar je naartoe gaat.’ Tot in detail
technisch perfect verwerkt en afgewerkt. ‘Misschien niet eenvoudig voor een aannemer, maar ik ben op dat vlak streng’, verklaart de architect. ‘De uitvoering moet ten dienste staan van het idee.’ Hij omschrijft het als één van de prettigste opdrachten tot nu toe in zijn carrière: ‘Dat komt vooral door de samenwerking. Met de Rijksgebouwendienst, het Loo, de tuindienst, het adviesbureau, de aannemer: alles wordt goed besproken, er is respect voor elkaar en iedereen doet echt z’n best om het zo mooi mogelijk te maken. Dat maakt dit werk erg de moeite waard.’
monumenten
architectuur
Bij het ontwerp van dit entree gebouw heeft hij zich laten inspireren door de typologie van de bestaande gebouwen op het paleisterrein, zegt Koen van Velsen. Die hebben allemaal een basse-cour, een voorplein, een soort ‘omarmde voorruimte’. Dat voorplein heeft het nieuwe entreegebouw nu ook, en daarmee verdubbelt hij de oppervlakte van
het entreegebouw eigenlijk nóg een keer. Het voorplein vormt door het bijzonder vormgegeven hekwerk een overgangszone tussen binnen en buiten. Een plek om op elkaar te wachten, te genieten van het bronzen beeld van koningin Wilhelmina – de laatste bewoonster van dit paleis – en al vooruit te blikken naar de wandeling.
museum
toegankelijk voor publiek – bevindt zich ook nog een ondergronds textieldepot van 450 vierkante meter. Ook die voorziening hoort bij een volwaardig museum. ‘Een ondergrondse schatkist’, in de woorden van de architect.
35
Bij de architect gaat het altijd om verbindingen
36
mens moment & monument
monumenten
kunst fotoreportage
foto reportage Tekst: jaap huisman fotografie: corné bastiaansen
Verlustigen aan een lustoord
Het entreegebouw is ook nood zakelijk vanwege de toeloop van de bezoekers: het paleis met zijn formele tuinen is een belangrijke publiekstrekker sinds het in 1984 is opengesteld na een grondige restauratie. Daarna is het park met zijn fonteinen en hagen ook per segment gereconstrueerd en gerestaureerd. In het paleis zelf wordt de geschiedenis van de Oranjes belicht van wie verschillende leden er hebben gewoond. De eerste was uiteraard koning-stadhouder Willem III die er met zijn echtgenote Mary II woonde aan het eind van de 17e eeuw. In zijn geest zijn paleisvertrekken en –tuinen gereconstrueerd. Dat monumenten geen dode historische relikwieën hoeven te zijn, bewijzen de foto’s van Corné Bastiaansen op deze en volgende pagina’s. Sterker, zelfs monumenten tot leven brengen en in leven houden is een belangrijk streven van de Rijksgebouwendienst. De fotograaf ‘betrapte’ het publiek op één van de laatste dagen van de herfstvakantie, toen een milde zon op het roodbruine gebladerte viel, toen park en tuin er nog gestoffeerd uitzagen voordat de sneeuwlagen ze zouden bedekken.
37
Paleis Het Loo
Als in de loop van april een nieuw entreegebouw opengaat, beschikt museum Paleis Het Loo in Apeldoorn over een ‘officiele’ toegang waar het publiek zich even kan ophouden voordat ze de tuinen en de zalen intrekken. Architect van dit gebouw is Koen van Velsen wiens ontwerp enkele jaren geleden uit een competitie met vier andere gerenommeerde architecten werd verkozen.
40 monumenten
kunst fotoreportage
serie
Moriko Kira verandert wonen in een beleving van licht en ruimte
kunst
Jonge, veelbelovende architecten die in de eerste fase van hun carrière aan de slag gingen bij de Rijksgebouwendienst. Inmiddels zijn zij uitgevlogen. Waar kwamen zij terecht en hoe heeft hun beroepservaring bij de rijksoverheid hen gevormd? Deel 1: Moriko Kira.
Hoe kun je leven tussen die blinde muren? architectuur
In Nederland leerde ze de architectuur in de context van cultuur en omgeving plaatsen. Bij de Rijksgebouwendienst leerde ze verbouwen, net als het belang van goed procesmanagement. Haar Japanse roots brachten haar de liefde voor ruimte en vrijheid. Bij Moriko Kira komen deze aspecten nu samen in haar meest recente project: een wooncomplex aan het water in IJburg.
een leven na de rgd deel 1 – moriko kira
42
Tekst: sander grip fotografie: Eran Oppenheimer
Ze is 23 als ze naar Nederland komt via een uitwisselingsprogramma van de Masteropleiding architectuur aan de universiteit van Tokyo. Het is 1989 en Rem Koolhaas geeft les aan de TU Delft. Voor de Japanse Moriko Kira is het een uitgelezen kans zich te laven aan de kennis en het vakmanschap van de befaamde
Nederlander. Het is een bijzondere tijd voor de Japanse. De uitwisseling vormt haar eigen visie op het vak: architectuur staat voor haar in de context van cultuur en omgeving. ‘Een groot verschil tussen Nederland en Japan’, stelt de tengere dame in haar sobere kantoor. De luchtafvoer hangt met roestvrijstalen pinnen aan het plafond; op de witte muren zijn twee mans-hoge foto’s van voor haar bureau toonaangevende projecten bevestigd. Met een meisjesachtige, ietwat verlegen glimlach legt ze uit: ‘In Nederland Is architectuur integraal onderdeel van het concretiseren van de stedenbouwkundige visie op de omgeving. Dat idee van stedenbouwkundig
design ontbreekt in Japan volledig.’ Prix de Rome
Voor de afronding van haar studie keert Kira terug naar Tokyo, maar Nederland behoudt haar aantrekkingskracht. Zo erg dat ze in 1992 terugkeert en voor Ben van Berkel gaat werken. Ze kent de dan net voor zichzelf begonnen Van Berkel uit zijn tijd bij Koolhaas. Aan de tekentafel maakt ze voorlopige ontwerpen voor een keur aan projecten en in 1995 wint ze bij de Prix de Rome de basisprijs architectuur. Voor Kira is deze erkenning het laatste argument om voor zichzelf te beginnen. ‘Mijn werk bij Van Berkel
Moriko Kira bij haar ‘berg’ op Ijburg
gasthoofdredacteur van een Japans architectuurtijdschrift en curator van de tentoonstelling Totalscape in het NAi over 400 jaar betrekkingen tussen Nederland en Japan. Overheidslessen
De tengere Japanse ervaart de Rijksgebouwendienst als een geweldige start. ‘Je werkt aan bijzondere projecten die nationaal in de belangstelling staan. Zo doe je ervaring op en heb je grote projecten op je naam staan. Voor elke beginnende architect is dat van levens belang in de rest van zijn of haar carrière.’ Zeker onder het huidige economische gesternte een taak die de overheid moet voortzetten, is ze van mening. Misschien klinkt het gek, maar het Catshuis is niet haar grootste leerschool. De voormalige woning van Jacob Cats, thans de residentie van de minister-president, doet ze af als ‘vooral van belang voor de nationale psyche. Fysiek is er niets historisch aan het pand. De ruimten zijn wel gebaseerd op zeventiendeeeuwse structuren, maar alles is opgetrokken in moderne materialen.’
nieuwe interieur te ontwerpen. Hierover verschijnt een artikel in De Architect. En dat artikel wordt gelezen door Wytze Patijn, op dat moment Rijksbouwmeester. Hij komt tot de conclusie dat de Rijksgebouwendienst iemand als Kira nodig heeft. Een
contract voor drie jaar krijgt ze, waarna een drukke periode aanbreekt. Ze werkt aan de renovatie van het Catshuis, krijgt de verbouwing van het Sieboldhuis in Leiden op haar bordje en mag tekenen aan de nieuwbouw voor de directie Noordzee van Rijkswaterstaat. Daarnaast houdt ze haar eigen bureau, is
Oude en nieuwe elementen met elkaar vermengen is een aspect van de architectuur dat ze bij de Rijksgebouwendienst leert. ‘Bij nieuwbouw heb je alles in eigen hand. In
43
was interessant maar onbevredigend. Ik tekende de hele dag voorlopige ontwerpen maar ik realiseerde nooit iets.’ Dat maakt voor zichzelf beginnen overigens extra lastig, want ze heeft geen mooi portfolio om mee te pronken. Maar ze heeft geluk, krijgt de opdracht om voor restaurant Tagawa in Brussel het
Dan het Sieboldhuis: ‘Een monument uit de zeventiende eeuw waarin de bouwgeschiedenis in verschillende lagen zichtbaar is. Natuurlijk had ik wel een persoonlijke band met dit project omdat hier een museum kwam met objecten die de arts Philipp Von Siebold verzameld had tijdens zijn verblijf op de Nederlandse handelspost in Nagasaki. Maar ik had tot dan toe alleen nieuwbouw gedaan; hier mocht ik een geheel eigen nieuwe laag aanbrengen in een bestaand gebouw.’
een historisch pand moet je leren omgaan met wat er is en eenheid vinden met dat wat je zelf inbrengt. Wat je doet is onderdeel van een groter geheel.’ De renovatie van het Sieboldhuis versterkt haar visie op architectuur als discipline die zijn nut haalt uit de context met cultuur en omgeving. ‘Gebouw, functie en plek zijn één. Zeker in dichtbebouwde Nederlandse steden hangt alles met alles samen. Een bijzondere ervaring voor iemand uit een metropool waar niets ouder is dan dertig jaar’, verzucht ze. Een hardere les leert Kira tijdens het ontwerpen van de nieuwbouw voor de directie Noordzee van Rijkswater-
staat. In dit project typeert zij zichzelf als naïef ontwerper die zich onbewust is van de rolverdeling tussen opdrachtgever, opdrachtnemer en eindgebruiker. ‘Het draait in dat soort gevallen om uitmuntend procesmanagement. Wie heeft welke zeggenschap, waar vindt besluitvorming plaats en met wiens gevoelens en wensen moet je rekening houden? Op welk moment kun je iets wel zeggen en wanneer niet? Wat de eindgebruiker vertelde kwam niet voldoende overeen met wat de opdrachtgever wilde.’ Omdat ze te veel naar de eindgebruiker luistert, vervalt de opdracht uiteindelijk naar VMX architects. Kira lijkt met lege handen achter te blijven, maar zo ziet ze dat zelf niet:
‘Ik heb nog dagelijks profijt van de harde les die ik hier geleerd heb.’
en zuchtte: hoe kun je leven tussen die blinde muren?’
Samensmelting
Het duurt lang voordat Kira dit beeld kan rechtzetten. Dit beeld van de typische Hollandse pijpenlades. Als AMVEST woningen en NOVA projectontwikkeling zich melden voor de bouw van een woningbouwcomplex op IJburg ziet Kira eindelijk kans de afkeurende woorden van haar oma te pareren.
Na drie jaar Rijksgebouwendienst vindt ze het wel genoeg. Kira richt zich weer op haar eigen bureau. Ze pakt wederom nieuwbouw op, maar ook verbouwingen gaan een vast onderdeel van haar portefeuille vormen. ‘Een overblijfsel van mijn tijd bij de Rijksgebouwendienst’, geeft ze toe. ‘Zelf vind ik de remonstrantse kerk in Groningen mijn meest geslaagde voorbeeld; hier hebben we een oude kerk zo verbouwd dat het tevens een kantoor geworden is.’ Eén van de manshoge foto’s in de studio toont de kerk: de barokke gevel is met een ovalen bijgebouw van melkglas en blank hout verbonden. Harmonieus in al hun afwijkendheid. Waarin Kira zichzelf gespecialiseerd heeft na haar vertrek bij de overheidsdienst is collectief particulier opdrachtgeverschap. Maar dan wel van het compromisloze soort: ‘Compromissen leiden tot slechte architectuur.’ De Linie in Groningen – de tweede manshoge foto in haar studio – is een voorbeeld van wat Kira vermag. Achttien huizen als blokkendozen met intern vernuftige verdraaiingen zodat alle zijden uitkijken op de buitenruimte. Maximaal open en verbonden met de omgeving, zonder in te breken in de persoonlijke levenssfeer. Maar de ultieme samensmelting van haar eigen culturele achtergrond met alles wat ze in de architectuur geleerd heeft, is te vinden in de Amsterdamse nieuwbouwwijk IJburg. Dit is de eerste keer dat ze met Japanse principes heeft kunnen bouwen in Nederland. Ze begint haar verhaal over IJburg met een anekdote over haar oma. Ze studeerde in Delft en woonde in Amsterdam; boven een coffeeshop in een steegje waar je de huizen aan beide kanten kon aanraken als je de armen wijd uitsteekt. De etage zelf was drie meter breed en had alleen aan de kant van het nauwe steegje ramen. ‘Mijn oma stapte binnen, keek rond
Ze laat zich inspireren door haar eigen project in het Japanse Manazuru waar ze in 2002 voor tien bejaarden een wooncomplex ontwierp. De groepszorgwoning ligt op een helling en heeft uitzicht op zee. Alle bewoners hebben de beschikking over ruime privévertrekken terwijl er ook intieme gemeenschappelijke ruimten zijn. Het is typisch Japans om zo sterk het contact tussen binnen en buiten te zoeken terwijl een sfeer van intimiteit gewaarborgd is. Zo zijn licht en ruimte gecombineerd tot een enerverende woonbeleving. In IJburg vertaalt ze dit concept naar een grote bouwmassa die een berg symboliseert. Het is een berg waarin de woningen brede balkons hebben als openingen naar de omgeving. Een water doorsnijdt het plangebied en aan de andere zijde zijn losse villa’s op en naast elkaar gezet. De woningen hebben aan minimaal drie zijden grote raampartijen zodat overal contact is met de omgeving. De omgeving is een collectieve buitenruimte die als een scheepsdek met houten plankieren bedekt is. Ze is intiem doordat de woningen deze ruimte omsluiten en zo afzonderen van de overige bebouwing. De Japanse intimiteit en openheid gecombineerd met strakke Hollandse architectuur op de vierkante centimeter. ‘Ik heb een collectief beeld gecreëerd op een plek waar iedereen de vrijheid heeft te doen wat hemzelf belieft.’ Het is Kira ultiem in haar element.
Dirk Sijmons
Tekst: rolf de boer Fotografie: joep jacobs en robert oerlemans
smaakmakers
smaak makers
Klimaatverandering is geen doem maar doen
Patrick Geddes is zijn held. De Schotse geograaf die in 1892, terwijl hij vanuit de Outlook Tower, een toren van de universiteit, natuurwetten in het landschap rond Edinburgh bestudeerde en ook The Evolution of Sex schreef, tot het besef kwam dat stedenbouwkundige planning en landschapsontwikkeling niet los van elkaar gezien konden worden. Conurbation noemde hij die verbondenheid tussen stad en regio. Voor Geddes was er helemaal geen aandacht voor wat er zich buiten die stad bevond en dat dat een relatie zou kunnen hebben met die stad. “De stad interesseert mij ook als een landschappelijk fenomeen. Je kunt het omdraaien. De verstedelijking is
zo langzamerhand een landschaparchitectonisch probleem geworden. Ook de Nederlandse stad is onvoorstelbaar gegroeid, een 250-voud van de oppervlakte in 1850. Je moet daar niet alleen naar kijken met de ogen van de klassieke stedenbouw.” Amsterdammer Dirk Sijmons is landschapsarchitect, hoogleraar environmental design aan de TU in Delft en aanjager van Aquade, een tienjarige manifestatie en festival voor openluchtcultuur dat de maakbaarheid van het landschap viert. “We willen de mooiste, de meest interessante of excellente waterbouwkundige projecten die te maken hebben met klimaatverandering liefdevol volgen en knetterende
feesten geven bij de oplevering”, zegt Sijmons. Opknapbeurt
heid’, het vestigingsklimaat verbeteren. “En het mooie is dat die drie binnen Aquade aan elkaar te koppelen zijn”, zegt Sijmons.
Zijn hypothese is dat de ruimtelijke ordening in de delta Holland op dit moment weer hogere doelen voor het grijpen heeft, zoals in het verleden de ruimtelijke ontwikkeling in dienst stond van volkshuisvesting en de moderniserende landbouw nooit voor de voeten werd gelopen. Die hogere doelen zijn nu het land klimaatbestendig maken, het toeristisch product Holland een opknapbeurt geven en in de strijd met andere Europese stedenregio’s voor hoofdkantoren en researchcentra, ‘het stofgoud voor werkgelegen-
Aquade is begonnen als een Belvedere-poging - cultuur uiten in planologie - om de Romeinse rijksgrens, de Limes, in de planologie weer zichtbaar te maken. Hij deed dat met bureau de Lijn en stedenbouwkundig bureau MUST. “Maar die Romeinen, dat was heel ver weg en het mooiste dat je erover kon maken was in 2005 al door MUST gemaakt: de Limes Atlas. We wilden betekenis geven aan de planologie met wat er nu aan de hand is. Nu is dat klimaatverandering. Het
45
Een fascinatie voor de publieke zaak. Dat is de drijfveer van landschapsarchitect en hoogleraar environmental design Dirk Sijmons. Op persoonlijke titel startte hij het Aquade-project: een feestelijk waterbouwkundig en planologisch antwoord op de gevolgen van klimaatverandering. Sijmons: “We zijn de jongens van De Witt. We konden het en we kunnen het nog steeds.”
46
Limes-project is toen omgezet naar het Aquade-festival. In het begin ging dat over op een leuke manier werken aan projecten die met klimaatverandering te maken hebben. Eerst ook duurzame energie en CO2-opslag, maar het laatste jaar hebben we voluit ingezet op de waterprojecten. We hebben dat gedaan door voorgenomen investeringen in waterbouwkundige projecten een kwart slag te draaien, met de toverstaf van het festival aan te raken en een multiplier voor investeringen te creëren. Aquade is geïnspireerd op de Internationale Bau Ausstellung (IBA). Een Duitse traditie die in 1927 begon
met de Weissenhofsiedlung in Frankfurt als voorbeeld voor het nieuwe bouwen. Het idee achter IBA is dat je ideeën het best kan overbrengen door ze ook echt te bouwen, zodat je ze kunt zien en aanraken. “De IBA die ons geïnspireerd heeft, is de IBA Emscher Park in het Ruhrgebied omdat het hier ook ging om imagoverbetering. Het Ruhrgebied werd door iedereen van buitenaf gezien als de smeerpijp van Duitsland vol met werkloze mensen en dat beeld hebben ze toch maar helemaal weten om te draaien. Ze zijn niet voor niets nu Culturele Hoofdstad van Europa. Wij zijn een lichte versie van de IBA.”
Afsluitdijk
Vanaf 2012 wordt er ieder jaar een opgeleverd project in het zonnetje gezet. Hij noemt de zandmotor voor de Zuid-Hollandse kust in 2012, een nieuwe rivierdijk bij Lent bij Nijmegen in 2015 en een kustzone bij de Afsluitdijk in 2019. “Deze projecten gaan wij cultureel ontzettend vertroetelen. Aquade is waterplanning en ruimtelijke ordening in feesttenue. Het is een nieuwe manier om ruimtelijke ordening te bedrijven. We vieren niet alleen feest, we koppelen ook kunst aan projecten en we hebben Michelinroutes uitgestippeld langs oude en nieuwe waterbouwwerken waarmee we buitenlandse gasten
het hele waterbouwverhaal vertellen.” Met Schiphol is hij in gesprek om de 43,7 miljoen reizigers per jaar die op -6 NAP zijn geland het Nederlandse waterverhaal te vertellen. “Het doel is laten zien dat klimaatverandering geen doem is maar doen. Optimisme! Dat azijnpisserige moet er af. We zijn de Jongens van De Witt, we hadden het in de hand en we zullen het ook in de hand houden. Want dat is belangrijk voor investeringen in delta’s. Het is eigenlijk gewoon pure economie. Straal uit dat je, van al die veertig delta’s in de wereld, waar in het jaar 2100 zo’n beetje een derde van de wereldbevolking leeft, de risico’s het best in de hand hebt, laat zien dat
smaakmakers investeringen veilig zijn bij ons.” Aquade zit heel dicht op het deltaprogramma van de deltacommissaris. “Het gaat ook om kustverdediging en rivierprojecten. Het is een serieuze business. Die culturele component linken we aan de waterprojecten, zodat het geen technisch verhaal blijft. We willen belangstelling opwekken en mooiere projecten maken en met die mooiere projecten
reclame in het buitenland maken. We roepen altijd dat we de beste waterbouwers ter wereld zijn, maar het laatste bijzondere dat we gemaakt hebben is de Maeslant kering. Twintig jaar hebben we niets nieuws laten zien. Naam en faam blijven nog heel lang nagloeien en onze waterbouwers doen in het buitenland veel, maar het is natuurlijk ook belangrijk om hier in Nederland weer eens wat te laten zien.” Kustlinie
Hij illustreert de werking van de zandmotor bij de Maasvlakte op zijn laptop. Een bouwen-met-de-natuurding noemt hij het. “Als je een
overmaat aan zand voor de kust in zee legt, dan denk je dat spoelt weg, maar een groot deel, ongeveer 85%, zal zich aan de kust hechten. Dat gaat drie stappen voorwaarts, twee stappen terug en heel langzaam. Je kunt met een paar schepen zwakke plekken in de kustlinie in drie weken vullen, maar de bonus die je krijgt als je de zandmotor gebruikt, die daar 20 jaar over doet, zijn natuurgebieden met een hoge ecologische waarde, zoals de Kwade Hoek op Goeree”, zegt Sijmons die met zijn bureau H+N+S Landschapsarchitecten ook bezig is met landscaping van de Maasvlakte. Nog een bonus van de zandmotor is het landschap – de enorme berg zand – die zorgt voor
een mooie entree voor mammoettankers die de Rotterdamse havens binnenvaren. Er zit ook een foto tussen van een waterscooter van collega-hoogleraar Marcel Stive die studenten gebruiken voor onderzoek naar de morfologie van de onderwaterbodem. Ze kijken hoe ze deze ondergrond zo kunnen modelleren dat verderop in Scheveningen de ideale surfgolf kan ontstaan. “Natuurtechniek is civiel techniek voor gevorderden geworden. Dat vinden ze in het buitenland interessant. Dat wij dingen aan elkaar koppelen en verder ontwerpen. Onze waterbouwkennis is nog steeds goed, alhoewel projecten in China misschien wel spectaculairder zijn,
47
Links: Sluis Hansweert Boven: Lorentzsluizen Afsluitdijk. De Afsluitdijk, als meesterwerk van ‘natte infrastructuur’ is toe aan vertroeteling.
smaakmakers
Bestrijdingsmiddelen
48
maar we zijn heel creatief geworden in dingen aan elkaar koppelen.” Natuur, daar is in Nederland toch niks natuurlijks meer aan? “Daarom ontwikkelen we het ook. Je kunt de natuur niet naar believen uit of aan zetten. Natuur is er altijd. De meeste natuur in Nederland is domweg het antwoord van de natuur op wat wij mensen doen. De Maasvlakte en de Voordelta behoren tot de allerbelangrijkste natuurgebieden in Noordwest Europa aan het worden, vanwege diversiteit van plantjes en dieren. We zijn in Nederland geneigd om ons kleiner voor te doen dan we zijn, maar Nederland heeft onvoorstelbare potentie. Toen ik in de jaren zeventig bij de ambtelijke natuur bescherming zat, werden we gebeld door biologen van de Rijksdienst voor de IJsselmeerpolder: ‘Je moet eens komen kijken wat hier gebeurt.’ Er was het industriegebied Lage Vaart 2 dat om zuinigheidsredenen nog niet was leeggepompt. Het gebied, dat we nu kennen als de Oostvaardersplassen, was een
kommoeras geworden met alle dieren en planten die daar bij horen. Ze lieten zien dat de grauwe gans daar terug was. Laatste broedgeval 1865. En er zaten er honderden. Een paar jaar later waren het er duizenden. De zeearend, de vliegende deur, is er ook weer terug. Je ziet dat de natuur als een soort kraakbeweging razendsnel toeslaat. Wat is natuur nog in Nederland? Ja, hallo, als je dit nog kunt doen! Als wij de voorwaarden bieden dan krijgen we dit antwoord. Dat was een trendbreuk in het denken over de natuur in de jaren zeventig. Onze verarmende natuur zat toen vastgeklonken aan het snel veranderende agrarische cultuurlandschap. Zuchtend en steunend maakten we rapporten over welke soorten planten en dieren nu weer uit ons land verdwenen waren. Dat zat vast aan de ontwikkeling van de landbouw. Bij de gratie van een paar weidebloemen die boeren lieten staan. In de dynamische kustzones hoef je het ook maar even anders te doen en is het meteen raak.”
Groene vingers? “Ik heb wel belangstelling voor de groene wereld. Maar ik durf niet te zeggen dat bij alles wat ik aanraak het chlorofyl begint te glimmen van plezier. Toen ik bouwkunde studeerde, in 1969, kwam de eerste milieugolf opzetten. Ik las toen Silent Spring van Rachel Carson over de gevolgen van bestrijdingsmiddelen voor de gezondheid en het milieu. In dat boek fluiten de vogels op een dag niet meer en dan blijkt dat ze door pesticiden zijn uitgeroeid. Ik raakte zo gefascineerd door die hele milieugolf en de hernieuwde aandacht voor de natuur en de omgeving dat ik, met een paar medestudenten, een eigen studieprogramma heb gemaakt. Dat kon toen nog, het was de tijd van de democratisering. Op vijf verschillende universiteiten heb ik vakken uitgekozen. Later is die fascinatie voor het milieu een fascinatie voor het landschap geworden. Nee, niet neutraal, maar vanuit een geëngageerdheid om via ruimtelijke oplossingen bij te dragen aan maatschappelijke problemen. Ik was ook heel lang ambtenaar. Na mijn studie begon ik als planoloog op het ministerie. Opgeleid in Delft werd ik daar in de gangen vaak nageroepen: hé ingenieur, maak m’n fiets effe! Ik was later bij Staatsbosbeheer hoofd van de afdeling Landschapsarchitectuur en weer later rijksadviseur voor het Landschap. Ik heb altijd een soort fascinatie voor de publieke zaak gehad en gehouden. Het is een drijfveer. Vroeger speelden ontwerpers bij de overheid daar een heel belangrijke rol in. Dat is intussen afgebouwd. De overheid bepaalde vroeger hoe alles eruit zag, nu zijn het opdrachtgevers.” Bidboek
Het is geen jongensdroomverhaal maar een verhaal dat in de steigers staat. Het bidboek ligt klaar om aangeboden te worden aan de minister. 64 Pagina’s getiteld ‘De Oproep’. Een oproep aan ‘alle beroepsmatig betrokkenen’, bij de rijksoverheid en het bedrijfsleven,
maar ook de burger en ook kinderen, zeg maar gewoon een oproep aan heel Nederland om bij te dragen aan excellente klimaatprojecten zoals ze genoemd staan op www.aquade.net. “We zijn de eerste trap van deze raket. Het bidboek is er en de professionalisering van zowel het bestuur als het bureau hebben we tot nu toe zelf gedaan, op persoonlijke titel. Robert Broesi, Wilma Kempinga, Guido Wallagh en JelkeJan de With zijn net als ikzelf vrijwilligers. Het bureau moet er nu daadwerkelijk komen want er is werk aan de winkel. De rol van de overheid is vrij belangrijk, maar het gaat er uiteindelijk om dat we via de projecten zelf het spel op de wagen krijgen. Waarvoor we wel direct naar de overheid kijken en ook naar het bedrijfsleven is de financiering van de bureauorganisatie van Aquade. De mensen die het moeten gaan doen.” Is het economisch tij geen spelbreker? “Helemaal niet! Wij blijven optimistisch want wij denken dat dit een geweldig goed idee is. Zelfs als allerlei initiatieven de sloepen moeten strijken, denken wij dat we voor Aquade de handen op elkaar krijgen.” En als het klimaat niet echt verandert? “We leven in een reusachtige prothese die ons in staat stelt om onder de zeespiegel te werken en te wonen. Die prothese heeft periodiek onderhoud nodig. Je zou Aquade ook aan periodieke onderhoudsprojecten kunnen koppelen. Het is de vraag of je alles aan het klimaat op moet hangen. Maar waterbouw is op scherp gezet door de klimaatverandering. Het is een karwei waar we als Nederland de komende honderden jaren nog mee bezig zullen zijn. Nu die klimaatverandering is ingezet, horen we over tien jaar niet uit enorme luidsprekers: ‘Nederlanders, dit was een oefening, ik laat de temperatuur nu weer zakken!’ Je kan er sceptisch tegenover staan, maar ik denk dat de consensus in wetenschapsland er is dat klimaatverandering is ingezet. En wij zitten in Nederland nu eenmaal in de situatie dat het heel erg link is om te gokken dat het wel mee zal vallen.”
Na de zomer vertrekt Liesbeth van der Pol als Rijksbouwmeester. Ze blikt terug op Prachtig Compact NL, op het RGD monumentenprogramma, op scholenbouw, op ‘NL wordt anders’ en op veel meer. ‘Er is enorm hard gewerkt, met veel resultaat.’ ‘Rijksbouwmeester zijn is een prachtbaan, waar komen zoveel inspirerende projecten en interessante ontwerpen langs?’
smaakmakers architectuurbeleid
smaak makers
Tekst: jaap huisman Fotografie: bert nienhuis (portret)
49
Er is veel bereikt, alleen het debat is achtergebleven
stedenbouw
Liesbeth van der Pol in haar laatste jaar als Rijskbouwmeester
50
stedenbouw
monumenten
architectuur
Ik had voor jonge experimenteerders meer willen betekenen
architectuurbeleid
kunst
smaakmakers onderwerp
‘Waar ik me wel zorgen over maak is de zorg voor de ruimte en het architectuurbeleid in de breedte. Dat mag niet tussen het wal en het schip raken. Gelukkig zie ik dat de Secretaris-Generaal van het Ministerie van BZK Roos van Erp en minister Donner het bouw- en woningbeleid actief oppakken. Ik hoop niet dat er aan de stoelpoten van het college wordt gezaagd omdat het relatief jong is. Dat zou vreselijk jammer zijn omdat we op allerlei ontwerpopgaven van het Rijk een integrale benadering hebben met een club deskundigen. De functie van Rijksbouwmeester staat
onderwerp
Prachtig Compact NL is misschien wel haar grootste wapenfeit, een vervolg op de verrommeling die haar voorganger Mels Crouwel aankaartte. Een Rijksbouwmeester hoort, zegt ze, voor de troepen uit te lopen door onderwerpen op de agenda te zetten die later gemeengoed worden. Compact binnenstedelijk bouwen is zo’n onderwerp waarvan zij ziet, samen met haar collega adviseurs van het CRA, dat dit door gemeenten, corporaties en ontwikkelaars wordt opgepakt. ‘Ons advies was om te stoppen met verdere uitbreidingen in het landelijk gebied. Stop, ho, nu niet verder. Ga meer voor de kwaliteit in de steden en dorpen. Er mag dan een crisis zijn ontstaan met een stagnerende woningmarkt, die markt is wel veranderd van een vraag- naar een kwaliteitsmarkt. We zullen in de vorm van plattegronden, tuintjes, balkons en andere buitenruimtes een nieuwe typologie moeten laten zien. Gezinnen met kinderen willen ook graag in de stad wonen, mits dat soort woningen er ook zijn.’ De huidige woningmarkt kent tal van tekortkomingen in haar visie. Van der Pol deelt de stelling van onder andere scheidend directeur van Vesteda, Huub Smeets, dat de crisis moet worden uitgebuit door sterker op de vraag in te spelen. Gezinnen kiezen voor de stad omdat er voorzieningen zijn en omdat ze ervoor passen dagelijks in de file te staan. Maar dan moeten er voor hen wel royalere woningen zijn dan nu gebouwd worden. ‘De architect is door de opdrachtgever gemangeld waardoor hij driekamerwoninkjes van 85 vierkante meter met een Frans balkon ging ontwerpen. Opdrachtgevers verweten de architect vervolgens dat ze dat uitgevoerd hebben. Dan denk ik: opdrachtgever, jij was er zelf bij, jij riep op tot verschraling, want het verkocht toch wel. Zelfs de eenvoudigste hut met een minimaal balkonnetje kon hij slijten.’ Ze stoort zich aan de opdrachtgevers die voor een
kunst
Troepen
dubbeltje op de eerste rang wilden zitten de afgelopen jaren, en de architecten die zich daartegen onvoldoende hebben verzet. Dat de architecten enorm hebben ingeboet, is daarom deels eigen schuld. Haar conclusie is dat de bloeiperiode van het Dutch Design uit de jaren negentig is weggeëbd. Hoewel die in de discipline van het interieur en de meubelindustrie het afgelopen decennium juist succesvol is geweest, heeft de architectuur er niet genoeg van geprofiteerd. ‘Architectuur is naar mijn oordeel niet sprankelend genoeg, grote kille dozen. Ze missen een knipoog naar de ornamentiek en het detail zoals we dat in het design wel kennen.’ Zelf probeerde ze enkele jaren geleden de hegemonie van het modernisme te doorbreken met romantisch getinte woningen – met veranda’s en schuine kappen – aan een plas in Den Bosch. Ze had gedacht dat zo’n project het debat zou aanwakkeren. Dat was zelfs haar bedoeling. Maar het debat is uitgebleven met uitzondering van het Inntel Hotel in Zaandam. ‘Dat gaf aanleiding tot pro- en contra argumentatie. Ik vraag me af hoe lang lollig lollig kan zijn. Is lolligheid een ingrediënt van architectuur? Ik denk wel dat ornamentiek een diepe wens van de stadsbewoners is. Er is een verlangen naar historie en verhalende details. De doorsnee architect haalt daar zijn neus voor op. Het is do well, do not. Het modernisme is doorgeslagen, nog steeds, terwijl je ook een mooie latei kunt maken en de draagstructuur kunt benadrukken.’
architectuurbeleid
als een huis. Die functie is na 200 jaar niet meer weg te denken.’
Links: overkapte binnentuin van het ministerie Financiën en de nieuwe entree, volgens Van der Pol een van de geslaagdste projecten van de afgelopen jaren. Boven: de torens van de Dienst Uitvoering Onderwijs afgezet tegen de oude torens die na de oplevering zullen worden gesloopt.
Uitzondering
DUO-groep in Groningen en het gerenoveerde ministerie van Financien, zijn allemaal voorbeelden van hoogstaande architectuur. De Rijksgebouwendienst mag daar trots op zijn.’
Van der Pol noemt de Rijksgebouwendienst een positieve uitzondering in het Nederlandse ontwerpklimaat. Voordat ze aantrad als Rijksbouwmeester had ze zich niet gerealiseerd dat de Rijksgebouwendienst zulke hoogwaardige architectuur bedreef, terwijl de uitgaven niet wezenlijk verschillen van andere partijen. Het valt haar op hoe de Rijksgebouwendienst aanvoerder is bij de kwaliteitsarchitectuur. ‘De Kromhoutkazerne in Utrecht, de
Een zelfde zorgvuldigheid wordt ook aan de dag gelegd bij het Koninklijk Paleis op de Dam. De winst die daar is behaald, is dat alle partijen in de Monumentenzorg nu op een lijn zitten en een visie uitdragen. ‘Het is aan de burger niet uit te leggen dat die organisaties verschillende talen spreken. We hebben de reinigingstechnieken besproken, gekozen voor de veiligste en meest beschermende. Het heeft de architectuur van het
51
Met nog een half jaar te gaan als Rijksbouwmeester, kan ze terugkijken op een hectische 2,5 jaar waarin er, zegt ze, veel is tot stand gebracht. Een jaar eraan toevoegen heeft ze niet overwogen, het is genoeg geweest. Het Europees aanbesteden, de Wet op de architectentitel die door de Tweede en Eerste Kamer is geloodst, het monumentenprogramma, de manifestatie ‘NL wordt anders’, het Wijkenproject waarin we het ontwerp centraal hebben gesteld en als laatste klap: de presentatie van Prachtig Compact NL. ‘Samen met het Atelier Rijksbouwmeester en het College van Rijksadviseurs hebben we er keihard aan gewerkt’, herhaald ze meerdere malen. Geen wonder dat ze tegen haar fysieke grenzen opliep, omdat er intussen ook nog eens een bouwcrisis uitbrak die zijn weerslag had op het architectenbureau DOK, waar zij deel van uitmaakt. En tenslotte de veranderingen die plaatsvonden met het aantreden van het nieuwe kabinet. Van der Pol moest daaraan wennen. ‘Vorig jaar zomer had ik nog een fel pleidooi gevoerd voor een centraal departement van Ruimte. Ik vond de overgang daarom moeilijk, laat ik daar eerlijk over zijn. Het was echt even slikken. Dat neemt niet weg dat er nu ook nieuwe kansen ontstaan. En laten we niet vergeten dat het College van Rijksadviseurs met zijn onderwerpen al verdeeld was over vier verschillende ministeries. Dat is niet veranderd.’
52
stedenbouw
architectuur
architectuurbeleid
onderwerp smaakmakers
condities ook objecten zou moeten aankopen. Zo ontstaat er een collectie monumenten van het rijk. Daar moet je regie en onderhoud op richten. Wat voor historische tuinen hebben we en wat missen we nog?’ Wat zeker hangt is de toekomst voor Paleis Soestdijk, een object dat Van der Pol voor haar Rijksbouwmeesterschap onvoldoende kende. Ze heeft daar met veel plezier aan gewerkt en vindt het jammer dat in haar ambtsperiode de discussie over een definitieve bestemming nog niet is afgerond.
paleis weer tot leven gebracht. Je hebt nu vanuit de Raadhuisstraat prachtig zicht op de reliëfs.’ Dat het torentje nu niet is meegenomen, so be it. Het geld is gewoon op. Maar de noodzaak om het torentje te restaureren is aanwezig en kan natuurlijk niet lang op zich laten wachten. Ik ga ervan uit dat dit bij de volgende reguliere onderhoudsbeurt wordt aangepakt. We hebben gekozen voor de schoonheid van de buitenkant en de noodzaak van de restauratie. Die noodzaak laat alleen een jaar of vier op zich wachten.’ Lachend: ‘Ik ben desondanks gezegend met een paar schitterende projecten. Behalve het Paleis op de Dam werk ik aan het Jachthuis St. Hubertus, het Trippenhuis dat nu een uitbreiding over-
weegt en de Hoge Raad. Ik heb de mooiste monumenten op mijn lijst.’ Rijksbouwmeester zijn, zegt ze, is een prachtbaan. ‘Je wordt geconfronteerd met zulk prachtig werkarsenaal. Alleen al de paleizen die je meekrijgt met hun tuinen, schitterend.’ Aankopen
Het monumentenprogramma, waar het Paleis onder valt, is nog niet afgerond. ‘Nu komt aan de orde of we niet een rijksbrede monumentenportefeuille zouden moeten samenstellen en beheren. De afgelopen jaren hebben we vooral gesproken over het afstoten van monumenten, terwijl ik me kan voorstellen dat je onder bepaalde
Een groot zorgenkind is wat haar betreft ‘dbfmo’, en de vraag hoe je binnen deze nieuwe innovatieve aanbestedingsmethode architectonische kwaliteit kunt vasthouden. ‘Wat ik nu zie is dat dbfmo uitsluitend de grote gevestigde bureaus trekt, en dat jonge experimenteerders geen kans krijgen. Als ik me ergens zorgen over maak, is dat er voor jonge bureaus te weinig werk is. Bij de aanbesteding van de Hoge Raad zaten alleen kanjers in de zaal. De experimenteerders komen niet aan de bak. Ik had gehoopt voor hen meer te betekenen, want ze zijn keihard nodig. Zij waren in de jaren tachtig en negentig degenen die de voorzetten hebben gedaan voor Dutch Design. Het enige wat ik kon doen was onderzoekslabs opzetten, dat voor velen werk heeft opgeleverd. Dat moest ook wel. Ik was en ben bang voor een lost generation.’ Prachtwijken
Samen met toenmalig minister Vogelaar, nam ik het initiatief om in zeven wijken met ontwerpteams aan de slag te gaan. Daarvan zijn er nu vijf voltooid. ‘Je ziet dat een goed ontwerp met een goede dialoog en participatie effect kan hebben. Met minister Donner is afgesproken dat we de resultaten evalueren. Hopelijk kan het project een vervolg krijgen.’ Vrijwel meteen na haar aantreden belandde de entree van het Nieuwe Rijksmuseum op haar bord. Even leek het erop dat er alsnog gekozen zou worden voor een monumentale entree naar de binnenhoven. Zij had dat graag gezien. ‘Ik vind dat een
museum als het Rijksmuseum gebaat is met een royale welkomsentree. Ik vond het jammer dat dit niet gerealiseerd kon worden, te meer omdat we al veel bereikt hadden met de fietsersbond, het stadsdeel, de verenigingen en de omwonenden. Maar ja, op de balans van het Rijksmuseum was het een ons te veel. We konden ons niets meer permitteren.’ Hard gewerkt, veel gebeurd, maar waar het aan ontbroken heeft, zegt ze, is een stevig architectonisch debat over de opgaven van nu en de toekomst. ‘Ik had me voorgenomen om een aantal debatten te organiseren. Maar de veelheid aan onderwerpen en de bouwcrisis hebben roet in het eten gegooid. Hier ligt een mooie taak voor de nieuwe Rijksbouwmeester. Er wordt wel gesproken over de woningmarkt, de bouwstop, herbestemming, het onderzoek is losgebarsten, maar wat ik mis is de diepgaande studie waar architectuur over zou moeten gaan; waar liggen de toekomstige opgaven, waar is het engagement? We zijn op achterstand geraakt. Als ik mijn toespraak van tweeëneenhalf jaar geleden er op nasla, dan zie ik dat het meeste wat ik beloofd en geroepen heb, heb ingevuld. Alleen in het architectuurdebat had ik meer willen betekenen.’ Ze denkt ook te weten waarom. De waan van de dag was zo groot in de jaren negentig en de eerste jaren van de 21e eeuw. ‘We waren zo gewend in de gehaastheid van het maken en het uit de grond stampen van het ene na het andere product, waarbij we kwaliteit en het debat daarover hebben laten lopen. Daarom kan deze crisis ook wel helpen om het noodzakelijk debat daarover te voeren.’
Zwolse zoutloods geĂŻnspireerd op lokale boerderijen
onderwerp architectuur
andere smaken
architectuurbeleid
kunst
Nieuw wegstation kent lange voorgeschiedenis
53
Rijkswaterstaat realiseerde onlangs een nieuw wegstation aan de A28 bij Zwolle. De Rijksgebouwendienst tekende voor het ontwerp en het projectmanagement. Een opvallend, helder en functioneel plan, maar met een complex ontwerpen vergunningsproces.
stedenbouw
monumenten
Tekst: RenĂŠ Erven Fotografie: Robert Oerlemans
architectuur
nieuwbouw
p. 55 Zoutloods: Op foto’s links en rechts impressies van interieur, laadstation en bevoorrading van het wegstation Zwolle.
Het is er een komen en gaan van vrachtwagens. Strooiunits en sneeuwploegen worden aan- en afgekoppeld, schoongespoten, staan er geparkeerd of wachten op een onderhoudsbeurt. Het nieuwe wegstation van Rijkswaterstaat in Zwolle functioneert niet alleen als servicepunt voor strooiwagens die onder andere de A28 als werkterrein hebben maar ook voor de opslag van strooizout. Ruim 2500 ton kan er worden opgeslagen. Alles onder een flauw hellend dak van circa 40 meter in de breedte en ruim 80 meter in de lengte. Ter grootte van een klein voetbalveld. Het steunpunt heeft ook nog een kantoorfunctie, op de kop van het gebouw, met zo’n 35 werkplekken.
54
Het is niet de eerste ‘zoutloods’ die de afdeling Advies & Architecten van de Rijksgebouwendienst voor Rijkswaterstaat ontwierp. Al eerder tekende de architect, Winfried van Zeeland, het ontwerp voor een vergelijkbaar steunpunt in AndelstZetten aan de A15. In beide gevallen bestaat het concept uit het maken van een groot dak waaronder alle functies zijn gegroepeerd. Dit biedt de gebruiker nu en in de toekomst maximale flexibiliteit en is, aldus Van Zeeland: ‘in architectonische zin een eenvoudige manier om een helder en krachtig statement te maken.’
Als inspiratie voor dit wegstation dienden de boerderijen zoals die in de omgeving van Zwolle te vinden zijn. De dakkap van deze boeren hoeves volgt de contouren van de onderliggende functies. Zo plooit het vaak rieten dak op de plek van een hoge schuurdeur organisch omhoog en omlaag. Het dak van het weg-
station in Zwolle plooit zich eveneens om de ‘onderliggende’ functies. Bij de inrit voor de vrachtwagens krult het als het ware omhoog en weer omlaag. Ook plooit het dak op punten open voor lichtinval en ventilatie. Het dak bestaat uit een constructie van gelamineerde houten spanten waarop witte Eternit
golfplaten zijn aangebracht. De wandafwerking is voor een groot gedeelte van platen polycarbonaat, een transparante kunststof. Van Zeeland: ‘Straks, als de begroeiing wat meer wortel geschoten heeft, lijkt het dak een zwevend element boven een glooiend groen landschap.’
‘Dit project had nummer 30.05.265’, vertelt Frans de Witte die namens de Rijksgebouwendienst als projectmanager betrokken was, ‘Die 05 verraadt dat we er al in 2005 mee begonnen zijn.’ In dat jaar werd besloten om drie oude, bestaande steunpunten en het districtkantoor
van RWS, dat moest wijken voor een nieuwe weg, te verplaatsen naar de huidige locatie. ‘Een optimalisatie binnen de vastgoedportefeuille’, noemt Rob Bruins, projectleider vanuit Rijkswaterstaat, het. De Witte: ‘Er bleken veel randvoorwaarden op de nieuwe projectlocatie te rusten, waar we bij de verdere
planvorming rekening mee moesten houden. Er bevond zich een hogedrukgasleiding, het perceel was grotendeels beplant met bos en er was een dijklichaam met cultuurhistorische waarde. Ook groeide er de bijzondere, en beschermde, kievitsbloem. Bovendien stond er een oude haag van een verdwenen
landhuis en stelde het waterschap eisen met betrekking tot water buffering in het gebied. Zo bleef er maar weinig ruimte over.’ Er bleken tal van procedures noodzakelijk, zoals: een wijziging in het bestemmingsplan, een tweetal keurontheffingen van het water-
55
Procedures
nieuwbouw architectuur
schap, een ontheffing van de flora- en faunawet, een kapvergunning voor een deel van het bos, een aantal aanlegvergunningen en een vergunning voor de nieuwe inrit. Daardoorheen speelde er een discussie tussen de gemeente en de provincie, die het oneens waren over het belang van natuur versus een goede ontsluiting van het terrein. De Witte: ‘Dit alles zorgde er voor dat we heel intensief hebben samengewerkt met Rijkswaterstaat richting gemeente en provincie’.
56
Landschappelijk plan
Belangrijk onderdeel van het succes was het landschappelijk ontwerp. Met een multidisciplinair team, waaronder een landschapsarchitect, een civieltechnicus en een bioloog, werden de randvoorwaarden in kaart gebracht. Yoran van Boheemen van Feddes Olthof Landschapsarchitecten vertelt over de inbreng van het bureau: ‘Wat ons bij het landschapsontwerp voor ogen stond, was om de leesbaarheid van het terrein, zijn geschiedenis, om die helder te
houden. Tegelijkertijd moet je niet bang zijn om daar iets aan toe te voegen of te verwijderen. En dat hebben we ook gedaan. Zo is het oude dijkje er nog, maar we hebben er wat grond aan toegevoegd. Ook hebben we zorgvuldig gekeken hoe om te gaan met de bestaande bomen en de beschermde bloem.’ Herbeplanting
De Witte: ‘Er zijn moeilijke keuzes gemaakt. Voor een gedeelte van het bosperceel is en kapvergunning aangevraagd. De omvangrijke plicht tot herbeplanting hebben we deels afgekocht waarmee de gemeente Zwolle op een andere plaats weer nieuwe bomen heeft aangeplant. Verder hebben we samen met een bioloog gekeken naar de beschermde kievitsbloem. Hiervoor is een compensatieplan gemaakt. We hebben het bloemetje verplaatst naar een kansrijke omgeving op het terrein en uitgezet in het nieuw aangelegde plas-grasland.‘ De Witte is erg enthousiast over het project. Niet alleen de architectuur
van het gebouw, maar vooral het landschappelijk ontwerp spreekt hem enorm aan, ‘We zijn bij de Rijksgebouwendienst vooral bezig met gebouwen, maar de omgeving en het landschap maken daar integraal deel van uit. In dit project is naast het programma van Rijkswaterstaat een bijna onmogelijke hoeveelheid
randvoorwaarden en eisen van de vergunningverleners verwerkt tot een heel natuurlijk en logisch plan. In een dichtbevolkt land als Nederland worden die aspecten steeds belangrijker en vergen een creatieve aanpak en intensieve aansturing van het vergunningtraject.’
Tekst: marianne schijf Fotografie: simone van es
andere smaken
Het moet een beetje ‘wringen’, net zoals de motieven van de scheepvaart van vroeger wringen. Geld, nieuwsgierigheid, politieke overheersing? Het spanningsveld tussen politiek en kunst, tussen kunst en architectuur geeft het project voor Coley een extra dimensie. Waar de handel vroeger gepaard ging met politieke motieven, heeft nu ook het gebruiken van de oude stenen uit voor malige koloniën een politieke lading gekregen. De gebouwen die ermee gebouwd zijn, maken deel uit van hún cultuur. Het kostte veel moeite om stenen los te krijgen, erkent Coley. De stenen worden nu behandeld als kunstobjecten en op basis van een lange termijnlening ter beschikking gesteld.
Het is deze cyclus die Coley in zijn kunstproject nabootst. De 6500 zestiende eeuwse stenen die hij verzamelde, stuurde hij per schip op reis langs Singapore, Australië, Rotterdam, Suriname, Sint Eustatius
en weer terug naar Rotterdam. Na een lange reis van acht maanden hebben de stenen nu een ‘mooi verhaal’ te vertellen, aldus Coley. ‘Je moet me vertrouwen dat dit romantische verhaal klopt’, lacht Coley, maar de reis van de stenen is wel degelijk vastgelegd in documenten en op film.
Alle ‘bereisde’ stenen worden verwerkt in een ongeveer twee meter hoge muur die voor een deel van de bestaande muren van de centrale Noordhal wordt opgetrokken. Dat het kunstwerk het zicht naar buiten en een toegangsdeur van de hal blokkeert past bij de spanning van het werk, zegt Coley.
Met de bijzondere stenen in het nog ongetitelde kunstwerk van Coley krijgt de geschiedenis van het Scheepvaartmuseum een ‘extra laag’. Het Scheepvaartmuseum is naar verwachting op 2 oktober weer open voor het publiek na een intensieve restauratie van ruim drie jaar. Dan is ook het kunstwerk in de Noordhal voor iedereen zichtbaar.
Stenen met een verhaal: Nathan Coley metselt een historisch muurtje in het Scheepvaartmuseum
57
Onderbroken door boor- en timmergeluiden van de bouwvakkers in het nog lege museum vertelde Coley op 2 februari 2011 het verhaal achter de stenen die straks in een muur in de Noordhal van het Scheepvaart museum worden gemetseld. De kunstenaar, eerder op de shortlist voor de Turner Prize, werd geïntrigeerd door de routes die de schepen van de Oost- en West Indische Compagnie in de 16e eeuw aflegden om handelswaar uit den vreemde te halen. De schepen die leeg vertrokken, voerden voor de veiligheid stenen mee als ballast. ‘Die stenen werden van bouwmateriaal tot ballast; in de landen van bestemming werden ze achtergelaten, ingeruild voor kruiden, koffie en thee. En daar werden ze weer bouwmaterialen.’
museum
Stenen met een verhaal
kunst
De Britse kunstenaar Nathan Coley maakt voor het gerestaureerde Scheepvaartmuseum in Amsterdam een kunstwerk dat ‘een echo’ moet worden van de geschiedenis van het gebouw.
onderwerp smaakmakers architectuurbeleid architectuur stedenbouw
58
smaak makers BNA-voorzitter Bjarne Mastenbroek:
Tekst: egbert koster Fotografie: bert nienhuis
Architecten moeten het initatief gaan nemen Boven links: Ontmoeting met Elco Brinkman (Bouwend Nederland) en Fred Schoorl, directeur van de BNA (midden). Boven rechts: Mastenbroek in het kantoor in de BNA aan de Jollemanhof Amsterdam.
De reden voor Mastenbroek om zich met zijn architectenbureau SeARCH aan te sluiten bij de BNA en zich verkiesbaar te stellen als voorzitter is de benarde positie waar de beroepsgroep in is beland. ‘Ik maak mij zorgen over de stand der dingen in de architectuur. We zitten nu in een tijdsgewricht waarin je als architect heel goed beslagen ten ijs moet komen om de totale chaos in het bouwproces adequaat het hoofd te kunnen bieden. Dan bedoel ik de versnippering van ontwerpopdrachten, de vechtcultuur over rendement en de onmogelijke aansprakelijkheden die architecten krijgen opgedrongen. Veel BNA-leden zijn terecht bezorgd dat ze steeds beperktere ontwerpopdrachten krijgen. Dat ze steeds meer naar het pijpen van grote ontwikkelaars en aannemers moeten dansen en nog amper ruimte krijgen om echt iets goeds te realiseren.’ Er wordt, aldus Mastenbroek, weliswaar meer goede architectuur gemaakt dan vroeger maar dat neemt niet weg dat de kwaliteit van
Vuist
Voordat hij voorzitter van de BNA werd ventileerde Bjarne Mastenbroek regelmatig zijn persoonlijke mening over actuele ontwikkelingen in het vakgebied op de opiniepagina’s van de landelijke dagbladen.
Als voorzitter probeert hij zoveel mogelijk debat binnen de BNA los te krijgen. ‘Om de positie van de beroepsgroep sterker te maken vind ik dat architecten veel meer met één stem moeten praten. Zodat wij als beroepsvereniging dan een veel sterkere vuist kunnen maken, bijvoorbeeld over de voorwaarden in ontwerpcontracten. Zodat architecten niet langer wordt gevraagd afstand te doen van hun auteursrecht bij het aanvaarden van een opdracht. En er in contracten een clausule wordt opgenomen voor het geval een planontwikkeling opeens wordt stopgezet, zodat je als architect niet direct wordt gedwongen om een groot deel van je personeel naar huis te sturen. Iets wat je in deze crisis keer op keer ziet gebeuren. Ook moet de aansprakelijkheid van architecten veel beter worden geregeld. In de huidige situatie wordt de architect vaak aansprakelijk gesteld als er ergens in de planning of uitvoering iets fout gaat, ook als hij helemaal niet betrokken was bij de contractvor-
Een half jaar geleden werd architect Bjarne Mastenbroek gekozen tot voorzitter van de Beroepsverniging Nederlandse architecten (BNA). De huidige conjuncturele crisis in de archituur en bouw – afgelopen jaar verloor veertig procent van de Nederlandse architecten zijn baan – wil hij aangrijpen voor een structurele verbetering van de rol en positie van de architect in het ontwerp- en bouwproces. Om dit te bereiken moeten architecten, aldus Mastenbroek, als beroepsgroep zelf het initiatief nemen voor veranderingen en zoveel mogelijk ‘met één mond spreken’.
ming en aanbesteding. Dat kan natuurlijk niet. Want hoe kan je iemand aansprakelijk stellen voor iets waar hij geen zeggenschap en controle over heeft? Dat zijn dingen waar architecten momenteel veel last van hebben.’
woning willen bouwen zullen bijvoorbeeld in de meeste gevallen beter uit zijn bij een klein bureau dan bij een bureau van vijftig man waar de uurtarieven nu eenmaal hoger liggen dan bij 1 en 2-pitters.’ Relevant
Zakelijkheid en ondernemerschap
Om de positie van architecten te verbeteren moeten zij volgens Mastenbroek strategisch inspelen op de opkomst van gemeenschappelijke ontwerpplatforms, zoals het BIM-model, waarbij alle betrokken adviseurs en uitvoerende partijen op hetzelfde tekensysteem werken. ‘Bij dat soort platforms moet je zorgen dat je als architect ‘in control’ bent door de regie in handen te nemen. Niet op de klassieke manier van de bouwmeester die alles zelf doet, maar door als architect zelf alle voor het ontwerp benodigde adviseurs in te huren en aan te sturen. Dat wil zeggen de ‘total engineering’ van een project voor je rekening nemen. Het voordeel daarvan is dat als je met vier partijen iets maakt er aanmerkelijk minder afstemmingsfouten worden gemaakt dan met twaalf partijen. Maar om zo te kunnen werken, moet je als architect wel meer expertise in huis hebben. Of de benodigde expertise die je zelf niet hebt bij anderen inhuren. Zo’n nieuwe, bredere rol moet je als architect natuurlijk wel duidelijk naar de buitenwereld communiceren. Vergelijk het met de medische sector. Iedereen begrijpt dat een chirurg iets anders doet dan een logopodist of huisarts. Maar veel mensen begrijpen niet dat architecten heel verschillende rollen hebben. Je hebt architecten die zich heel goed voelen in de rol van ontwerper en het tekenwerk zoveel mogelijk uitbesteden. Terwijl een architect als Koen van Velsen vermoedelijk juist heel ongelukkig zou worden als hij de uitwerking en detaillering van zijn ontwerpen aan een tekenbureau zou moeten uitbesteden. Opdrachtgevers zouden zich hier veel meer bewust van moeten zijn als zij een architect kiezen. Particuliere opdrachtgevers die een eigen
Mastenbroek constateert dat architecten in het buitenland beter zijn georganiseerd dan in Nederland en bijvoorbeeld bij Europese aanbestedingen veel beter het initatief naar zich toe weten te trekken. ‘In Oostenrijk en Duitsland huren opdrachtgevers vaak een architectenbureau in voor het organiseren van een Europese aanbesteding. Omdat deze architecten weten wat relevant en realistisch is en wat niet, kunnen zij allerlei onzin uit het programma van eisen filteren voordat vijf architecten wordt gevraagd om hun visie op een project te geven. Bij ons worden Europese aanbestedingen vaak door bouwmanagementbureaus georganiseerd en zie je dat budget, tijd en architectonische ambities totaal niet op elkaar aansluiten. Als hun opdrachtgever daar om vraagt, maken die de planning net zo makkelijk drie maanden korter. Een architect zegt dat zoiets niet kan maar de Excel-sheets van bouwmanagementbureaus zijn rekbaar en geduldig. Dat is iets waar wij in de praktijk heel vaak tegenaan lopen. Maar als architect krijg je het wel over de schutting geworpen en moet je verklaren dat je er aan gaat voldoen. En als het een beetje tegenzit mag je ook gelijk je auteursrecht afstaan en de opdrachtgever vrijwaren van aansprakelijkheden. Als architecten moeten we onszelf dwingen veel kritischer te kijken naar merites van een opdracht en als die voor ons onacceptabel zijn ook ‘nee’ durven te zeggen. Europese aanbestedingen zijn gebaseerd op het idee dat het zoeken van een specifiek type architect niet zou mogen omdat de selectie objectief zou moeten zijn. Maar een architectenselectie is per definitie subjectief. Je moet die subjectiviteit alleen goed omschrijven. Daar moet je eerlijk en open in zijn. Het is toch prima als een gemeentelijke
59
de mainstream zwaar onder druk staat. ‘Terwijl de samenleving waar wij nu in leven juist vraagt om een hoge kwaliteit van leven. Niet om architectuur die uitsluitend is gebaseerd op de ideeën van makelaars en ontwikkelaars over wat de markt wil. We moeten de bouwopgave veel wetenschappelijker gaan benaderen. Onderzoeken waar werkelijk behoefte aan is, wat het beste is voor een dichtbevolkt land als Nederland en hoe kan worden geanticipeerd op onontkoombare ontwikkelingen als krimp, vergrijzing, de mobiliteits- en fijnstofproblematiek en andere milieuproblemen. Dus niet alleen kijken naar individuele woonwensen maar zoeken naar de kwalitatief beste oplossing voor het totale ‘construct’.’
onderwerp smaakmakers kunst architectuurbeleid architectuur monumenten
selectiecommissie concludeert dat er in een specifieke situatie behoefte is aan een heel verstild, abstract stadskantoor. Zeg dat dan gewoon, want dan kunnen Alberts & Van Huut en Frank Gehry thuisblijven. Dat is voor alle partijen fijner. Of als er binnen historische context juist behoefte is aan een aangepast plan met contrast tussen oud en nieuw en een knipoog naar de geschiedenis, dan ga je langs bij andere architecten. Prima. Maar wat je nu ziet zijn enorme omtrekkende bewegingen waarbij dat allemaal niet gezegd mag worden. Met als gevolg dat twintig architecten voor niets een ongelooflijke hoeveelheid werk zitten te verrichten. Ik ben het er faliekant mee oneens dat we aanbestedingen op die manier insteken om de drogreden dat de markt het zo wil. Architecten moeten er echter voor waken om zich onder druk van Europese aanbestedingen te specialiseren in één categorie gebouwen, zoals bijvoorbeeld scholen of kantoren. Zo’n specialisatie maakt een bureau kwetsbaar voor conjuncturele veranderingen, of investeringsstromen die opeens opdrogen. Zakelijk blijkt het veel verstandiger om een zo groot mogelijk diversificatie in de opdrachtenportefeuille aan te brengen. Architectenbureaus die hun vleugels in het buitenland hebben uitgeslagen hebben nu een veel uitgebalanceerdere orderportefeuille dan bureaus die in Nederland zijn gebleven. Bij de BNA zetten we zwaar in op de ontwikkeling van dat soort zakelijkheid en praktisch ondernemerschap bij architecten. Begin niet met schetsen maar met een accountant - dat geldt niet alleen voor de groentenboer en de Hakkenbar maar ook voor architecten.’
60
stedenbouw
Architect als initatiefnemer
Het aanbesteden van bouwprojecten op basis van dfbmo-contracten, zoals de Rijksgebouwendienst dat tegenwoordig bij omvangrijke bouwwerken doet, is in de ogen van Mastenbroek niet per definitie beter of slechter dan zoals het vroeger ging. ‘Het is een typisch Nederlands fenomeen dat het denken over hoe
iets het beste kan worden georganiseerd, permanent verandert. Elke vijf à tien jaar gaat alles weer op de schop. Kijk naar het onderwijs. Maar het maakt in principe niet uit hoe je iets doet als je het maar goed doet! Er is dus niets tegen dfbmo als je het maar goed doet. Dat betekent dat je de positie van de architect daar heel anders in moet borgen dan alleen als ontwerper. Maar dat gebeurt niet. Bij het nut van dfbmo-contracten met een looptijd van 25 jaar voor een detentiegebouw of een defensieterrein kan ik me iets voorstellen. Maar laatst zag ik een dfbmo-contract voor een museum voorbijkomen. Dat vind ik onzinnig. Je kunt immers niet voorzien hoe het gebruik van een museum, waar het denken over museale concepten continu in beweging is, in de loop van 25 jaar verandert. Dan loop je met open ogen in een fuik waar je voor elke wijziging dik moet gaan betalen. Sinds twintig jaar wordt alleen nog maar langs lijnen van geld gedacht maar blijken projecten alleen maar ontzettend duur te worden. Neem de Noordzuid-lijn. Als je ziet hoe ze zo’n project opzetten om het zo goedkoop mogelijk te houden is het voorspelbaar dat het juist heel duur gaat worden. Doordat de risico’s bij de gemeente liggen is het voor de aannemer helemaal niet rendabel om de beste, meest betrouwbare oplossing te kiezen. Want als hij een goedkope oplossing neemt en het gaat goed kan hij de winst in zijn zak steken. En als het met zijn goedkope oplossing misgaat kan hij bij de gemeente aankloppen voor geld om het probleem op te lossen. Onze buitenlandse collega’s snappen niet dat je op deze manier denkt over het realiseren van een bouwproject. Een Zwitser gaat geen woning bouwen als hij niet voldoende budget heeft om het goed te doen. Dan bouwt hij niet. En als hij eenmaal gaat bouwen kost het meer maar heeft hij er meer plezier van en woont er ook veel langer.’ Verdichting
De hoge kwaliteit van leven in onze huidige samenleving vraagt volgens Mastenbroek niet om goedkoper
‘Het maakt in principe niet uit hoe je iets doet als je het maar goed doet! bouwen maar om beter bouwen. Dat wil zeggen gebouwen die meer rekening houden met het open landschap, de milieuproblematiek, duurzaamheid en de aankomende vergrijzing. ‘Je ziet dat nieuwe uitleggebieden die de afgelopen twintig jaar zijn gerealiseerd enorme mobiliteitsproblemen met zich meebrengen. Daarom kunnen we veel beter meer gaan investeren in stedelijke verdichting en hergebruik van gebouwen. Het blijkt dat kwaliteitsimpulsen in postindustriële gebieden enorm gewaardeerd worden. De herontwikkeling van de voormalige havengebieden in Amsterdam en Rotterdam heeft hippe nieuwe wijken opgeleverd die ook op lange termijn succesvol zullen blijven. De corporaties roepen in koor dat ze de standaardhuizen die ze al jaren bouwen wegens de crisis goedkoper moeten gaan bouwen. Hou toch op. We moeten een heel ander type huizen gaan bouwen, waar echt vraag naar is. Ik durf te wedden dat als je een goed huis maakt, super energiezuinig, met een prachtige
buitenruimte die niet per se op de begane grond hoeft te liggen en daar een heel ander financieel model op los laat, dat elk gezin dat nu - bij gebrek aan alternatief - de stad uit wordt gedrukt graag in de stad zal blijven wonen. Dat vereist wel dat je de kosten van de aanleg van infrastructuur bij nieuwe uitlegwijken in de polder niet langer afwentelt op de samenleving maar rechtstreeks doorberekent in de grondprijzen. Dan wordt bouwen buiten de stad opeens veel duurder dan in de bestaande stad. Om het aantal bezwaarprocedures bij binnenstedelijk bouwen te beperken moet de wet- en regelgeving zodanig veranderd worden dat alleen nog door direct belanghebbenden bezwaar tegen bouwplannen kan worden aangetekend. Iedereen begrijpt dat als je door een bouwproject geen zon meer in je tuin krijgt, je recht hebt op een planschaderegeling. Daar wordt in het buiten-land niet paniekerig over gedaan. Dat is een kwestie van uitrekenen wat de waardedaling is. Dan kan de benadeelde kiezen of hij gaat verhuizen
Particulier opdrachtgeverschap
In de huidige situatie zitten bestemmingsplannen als een soort krimpfolies om de bestaande bebouwing waardoor er slechts met grote moeite iets kan veranderen. Als je de stagnatie in de bouw wilt vlot trekken moet je zorgen dat gemeenten plannen kunnen maken waarvan de invulling flexibel blijft. Plus een gezonde concurrentie creëren tussen projectontwikkelaars, corporaties en particulieren. In particulier opdrachtgeverschap zit een enorme potentie. Dus zorg dat particulier opdrachtgeverschap en collectief particulier
opdrachtgeverschap serieus genomen gaan worden door gemeenten. Dan zul je zien dat ook de corporaties en ontwikkelaars bewonerswensen werkelijk serieus zullen gaan nemen. Mensen zijn echt niet dom, die realiseren zich heel goed wat goed of slecht is voor de toekomstwaarde van hun woning. Grootschalige nieuwbouw moet natuurlijk mogelijk blijven. Denk aan hoogwaardige woontorens in het centrum van Rotterdam, dat is een heel mooie vorm van verdichting. Ook in Amsterdam zou bijvoorbeeld aan de IJ-oevers best wat meer hoogbouw mogen komen. Of een groot aantal kleinschalige verdichtingsprojecten die bij elkaar toch een
forse impact op stadsdelen als Amsterdam-Noord of Sloterdijk zouden kunnen hebben. In Sloterdijk en het kantorendeel van Zuidoost zou je door het aanpakken van al die leegstaande kantoren een veel betere menging van werken en wonen kunnen realiseren. Als het je lukt om al die doorgaande wegen zonder trottoirs in Zuidoost om te turnen in voetgangersvriendelijke gebieden met een grote diversiteit aan functies en veel minder asfalt, krijg je een stadsdeel dat heel interessant kan worden. Met tal van voorzieningen waar elke stedeling iets aan heeft op loopafstand. Zoals een schitterend intercity-station, het Ajax-voetbalstadion, de
Heineken Music Hall, een theatercomplex en een Ikea. Nu gemeenten geen stedebouwkundige diensten op volle sterkte meer hebben en de conceptgroepen bij ontwikkelaars worden wegbezuinigd, zijn deze gebieden natuurlijk een prachtige voedingsbodem voor architectenbureaus met nieuwe ideeën.’ Als het niet gaat lukken om dit soort bottom up ge-lanceerde initatieven van de grond te krijgen ziet Mastenbroek het somber in voor de architectuur en bouw in Nederland. ‘Dan vrees ik dat ons land de komende tien à vijftien jaar volledig op slot gaat. Dat moeten we tegen elke prijs zien te vermijden.’
61
of het geld voor iets anders wil gebruiken.’
onderwerp smaakmakers
Wegbereider van democratische architectuur
smaak makers
Architect Bjarne Hammer
62
stedenbouw
architectuur
Tekst: ben maandag Fotografie: xxxx
Architectuur moet een visie op de toekomst hebben
Het Deense bureau schmidt hammer lassen ontwerpt het Internationaal Strafhof op het terrein van de Alexanderkazerne in Den Haag. Waar heeft Bjarne Hammer zijn inspiratie vandaan gehaald en hoe kijkt hij aan tegen de Nederlandse bouw- en architectuurpraktijk?
Voor Bjarne Hammer, architect bij het Deense bureau schmidt hammer lassen, is architectuur meer dan een driedimensionale omsluiting van ruimte. Er komt veel meer bij kijken. ‘Architectuur doet een beroep op álle zintuigen. Het verenigt de waarnemingen van alle zintuigen in zich,’ zegt hij. Die overtuiging maakte hij zich al op jonge leeftijd eigen. ‘Mijn vader was timmerman. Zijn werk heeft me van jongs af aan gefascineerd. De manier waarop hij met hout bezig was, driedimensionale dingen maakte, dat wilde ik ook. Ook bij mijn vaders werk bleef het niet tot drie dimensies beperkt. Ik kon het verse timmerhout voelen,
ik kon het ruiken. Dat heeft een blijvende indruk op me gemaakt.’ Bjarne Hammer werd in 1955 geboren in een kleine plaats bij Aarhus, waar zijn vader een timmermanswerkplaats had. Als jongen was hij daar dikwijls te vinden. Omdat hij de geur van het timmerhout aangenaam vond, maar ook om toe te kijken hoe zijn vader met hout, zaag en hamer in de weer was en hij uit het niets voorwerpen zag ontstaan. En natuurlijk, meer dan eens assisteerde hij zijn vader, wanneer dat nodig was. ‘Ik heb mijn vader dikwijls geholpen in zijn atelier. Daar is het besef ontstaan dat je dingen kunt
Twee architectuuropleidingen volgde hij, in Aarhus en in Kopenhagen. De grote Scandinavische architecten zoals Sverre Fehn (Noorwegen), Aalto (Finland) en Utzon (Denemarken) waren zijn voorbeelden. ‘Iedere architect heeft mensen die hij als zijn voorbeelden, zijn helden beschouwt,’ zegt Bjarne Hammer. ‘Voor mij waren het deze drie architecten die meesters waren in de driedimensionale vormgeving. Ze zijn nog steeds mijn grote voorbeelden. Ze hebben over de gehele wereld werk nagelaten. Het is vooral dat driedimensionale aspect waarin ze goed waren. Hun werk heeft een enorme sculpturale kracht.’ Bjarne Hammer vraagt zich hardop af of de architectuur van vandaag de dag nog wel tot zulke overrompelende creaties in staat is. ‘Er is zoveel veranderd. Het werk van de moderne architect is veel gecompliceerder geworden. De drie architecten die ik noemde, werkten in een heel andere
tijd. Tegenwoordig zijn de omstandigheden veel ingewikkelder, de wereld, inclusief de politiek. Dat heeft gevolgen voor de architectuur.’ Inspiratie
Op zich hoeft dat voor de architect geen belemmering te zijn, meent Bjarne Hammer: ‘De informatiestroom is de afgelopen jaren enorm toegenomen. De wereld is daardoor ook kleiner geworden, afstanden zijn korter. Dat betekent dat je daaruit als architect meer inspiratie kunt putten. De situatie is niet meer te vergelijken met hoe die drie architecten zo’n vijftig of meer jaar geleden werkten. Ik vind dat je als architect van nu een visie op de toekomst moet hebben. Dat vind ik heel belangrijk. Als architect ben je tenslotte bezig om iets te creëren wat niet eerder bestond. Ik bedoel: je moet dingen mogelijk maken die er nu nog niet zijn en daarbij moet je gebruik maken van de fundamenten van nu.’ ‘Dat mag gecompliceerd zijn, het is ook inspirerend,’ benadrukt
Hammer. ‘Het vereist dat je eerst uitgebreid onderzoek moet doen en analyses moet verrichten, voordat je ergens aan wilt beginnen. Je kunt als architect alleen maar met een voorstel voor een ontwerp komen, wanneer je uitermate goed geïnformeerd bent, wanneer je je heel grondig in de opgave hebt verdiept. Ik ben ervan overtuigd dat de beste manier om aan je informatie te komen bestaat uit de dialoog. Dat is ook de manier waarop ons bureau werkt. Wanneer we aan een opgave beginnen, dan beginnen we telkens weer met een schone lei. Wij praktiseren niet een vorm van lokale architectuur die we overal neerzetten, nee, onze methode is om eerst goed te luisteren, voordat we ook maar iets doen. Dat is wat wij “democratische architectuur” noemen.’ Slappe tijd
Morten Schmidt, Bjarne Hammer en John Lassen werkten in de jaren tachtig bij een Deens architecten bureau en hadden gedrieën het onbevredigende gevoel dat ze in hun
werk niet precies tot uitdrukking konden brengen wat hen dreef en wat voor hen belangrijk was. ‘Het was toen een wat slappe tijd in de architectuur,’ zegt Hammer. ‘We hadden de indruk dat vrijwel alles wat er werd gebouwd op elkaar leek. Alles was hetzelfde. Wij wilden juist de grenzen verleggen, kijken wat er verder mogelijk was.’ Ze staken de koppen bij elkaar en besloten zelf een bureau op te richten. In de naam van het nieuwe bureau verenigden ze in 1986 bij de oprichting hun achter namen: schmidt hammer lassen. In het bureau werkten ze hun opvatting van ‘democratische architectuur’ verder uit. Bjarne Hammer: ‘Het is veel interessanter om architectuur te ontwerpen die geheel en al om de mensen draait die ervan gebruik moeten maken. In dialoog kun je dingen voor elkaar krijgen die een beroep doen op transparantie, op wat mensen zelf willen en op wat ze voor verwachtingen hebben. Je kunt hun grenzen verkennen en hen zelf onderdeel laten worden van het
63
maken, dat je iets kunt voelen dat om je heen is.’
onderwerp smaakmakers
project en het ontstaan daarvan. Democratische architectuur gaat er om de omstandigheden zo te organiseren dat mensen zich daar goed en prettig bij voelen. Dat betekent dat mensen het centrum zijn van ons werk. Vanuit dat centrum beginnen we aan elk project.’ Het was in het begin niet eenvoudig een voet aan de grond te krijgen. ‘We deden aan verschillende competities mee,’ herinnert Bjarne Hammer zich. ‘Maar we eindigden steeds als nummer twee of drie.’ Met het cultureel centrum van Groenland in de plaats Nuuk was het eindelijk raak. ‘Dat was de eerste competitie die we wonnen. Een cultureel centrum voor een kleine gemeenschap. Op Groenland leven niet erg veel mensen. Maar we hebben daar de democratische architectuur voor het eerst kunnen introduceren.’
64
stedenbouw
architectuur
Kracht
Het gebouw kreeg voor de bevolking een enorme betekenis. Bjarne Hammer: ‘De mensen zijn er heel tevreden mee. Het centrum symboliseert de kracht van de mensen die rond de poolcirkel wonen. Het stemt overeen met de cultuur van de Inuit. Het gebouw, met zijn multifunctionele muziekzaal, de lobby, een ruimte voor voorstellingen en een kunstacademie, bindt hen samen. Zulke voorzieningen hadden zij tot nog toe nooit gehad. Eindelijk konden zij iets van zichzelf laten zien. Het droeg er bovendien aan bij dat zij zichzelf als één natie gingen zien. En voor ons was dit het bewijs dat we met onze architectuur iets konden veranderen.’ Dat maakte het cultureel centrum een mijlpaal in de geschiedenis van het bureau. ‘Het bewees ook dat het doen van gedegen onderzoek en het maken van grondige analyses voorafgaand aan het ontwerpproces een heel belangrijk element vormen om je werk als architect goed te kunnen doen,’ constateert Hammer. ‘Het heeft ons geleerd dat dit de juiste methode is om te werken en in te kunnen spelen op nieuwe situaties. Dat werkt tegelijk heel inspirerend,
omdat je elke nieuwe opdracht met open vizier tegemoet kunt treden.’ Betere maatschappij
De architect kan het zich niet permitteren achterover te gaan zitten en telkens hetzelfde kunstje te vertonen, vindt Bjarne Hammer. ‘Twee jaar geleden deed zich de economische recessie voor, die grote gevolgen heeft gehad voor de architectuur. Het ging tot die tijd allemaal zo snel en gemakkelijk, dat eigenlijk niemand meer begreep waar het bij architectuur nu precies over ging. Het ging eigenlijk alleen nog om façades. Het heeft ertoe geleid dat de architectuur zich opnieuw moet uitvinden. Door de recessie is er niet veel werk meer en kunnen we daarover eens goed nadenken. Dat kan wellicht leiden tot betere architectuur en tot een betere maatschappij. Architectuur moet een wezenlijk onderdeel zijn van een samenleving die voortdurend in beweging en ontwikkeling is, daarvan ben ik overtuigd.’ Zelfreflectie is daarmee voor Bjarne Hammer een van de sleutelwoorden voor de naaste toekomst van de architectuur. Zelfreflectie, maar ook duurzaamheid. ‘Elk project moet duurzame oplossingen bieden,’ zegt de architect. ‘Niet alleen op het gebied van ecologie en milieu, maar ook op het gebied van sociale duurzaamheid. Ik zal niet zeggen dat dat het allerbelangrijkste punt voor de toekomst is, want het doen van zulke uitspraken is moeilijk. Maar zeker met het oog op de toenemende globalisering is sociale duurzaamheid wel een vereiste.’ Een voorbeeld: schmidt hammer lassen heeft enkele projecten in China. ‘Daar werken we aan een aantal uitbreidingen van bestaande steden,’ legt Hammer uit. ‘Wij proberen die uitbreidingen op een Scandinavische manier tot stand te brengen, met oog voor duurzaamheid, licht en ruimte en sociale verantwoordelijkheid.’ De versmelting van Chinese en Scandinavische uitgangspunten moet zo aan een structurele duurzaamheid bijdragen. In 2009 werd schmidt hammer lassen uitverkoren om het ontwerp
te leveren voor het Internationaal Strafhof, International Criminal Court (ICC), in Den Haag. Het bureau was in de architectenselectie die daaraan vooraf ging nog op de tweede plaats geëindigd, na het ontwerp van het Duitse bureau Ingenhoven Architekten. Maar tijdens de inspannende fase in het selectieproces waarin met de architecten van drie overgebleven ontwerpen over de haalbaarheid van hun plannen werd onderhandeld, bleek het winnende ontwerp uiteindelijk te duur en had schmidt hammer lassen zijn ontwerp zo ingenieus aangepast dat het ICC hiermee aan de slag wilde. Uitdaging
Bjarne Hammer beschouwt het als een grote eer dat zijn bureau het ontwerp mag leveren voor deze prestigieuze internationale organi satie. ‘Er doen inmiddels ongeveer 114 landen aan het ICC mee, dat betekent zoveel mensen met zoveel verschillende achtergronden dat het een enorme uitdaging is om een succesvol ontwerp te maken. Ook hier was ons uitgangspunt weer de democratische architectuur. Wat wij wilden was een project dat trans parant zou zijn, zonder hekken en barrières die het tot een angstaan jagend instituut zouden maken. Wij hebben dat gedaan door de veiligheid, waaraan hoge eisen worden gesteld, geheel en al in het project te integreren. De wereldgemeenschap moet kunnen zien wat hier gebeurt en moet zich in het gebouw gerepresenteerd voelen.’ Bij het verder uitwerken van het ontwerp en in de fases die daaraan al voorafgingen heeft het gebouw volop te maken met instanties die in Denemarken niet bestaan: de Rijksgebouwendienst en het verschijnsel van een rijksbouwmeester. Het is Bjarne Hammer goed bevallen. ‘De Rijksgebouwendienst vind ik een fantastische instelling. Ik zie het als een dienst die ons steun heeft gegeven en ons heeft begeleid in een goed ontwerpproces, allerminst als een complicerende factor. Ook een rijksbouwmeester, die zich sterk maakt
voor goede architectuur, vind ik een belangrijke factor in het geheel.’ Nederland verschilt daarin van Denemarken, constateert Hammer: ‘In Denemarken hebben we vaak met stedelijke of regionale instanties te maken. Dat maakt het vaak moeilijk, omdat die van plaats tot plaats van elkaar kunnen verschillen. Die Nederlandse instellingen als Rijksgebouwendienst en rijksbouwmeester getuigen van respect voor architectuur. Wanneer je dat respect op nationaal niveau gestalte weet te geven, dan vind ik dat knap. In Denemarken hebben wij niet iemand die je met de Nederlandse rijksbouwmeester kunt vergelijken. Er is een minister van Cultuur. Die gaat over architectuur, maar ook over kunst, toneel, enzovoort. Architectuur is maar één van de onderdelen waarmee hij zich bemoeit. Maar verder zie ik meer overeenkomsten tussen onze beide landen dan verschillen. We zijn erg gelijk, in denken, in doen en in het stellen van prioriteiten. We hebben een goede relatie met elkaar, hebben beide goede architecten en we kijken met respect naar elkaar. Daarin komt gelukkig voorlopig geen verandering.’
kunst
percentageregeling
Aanvankelijk was kunst in rijksgebouwen aarden nagelvast gebonden en verbonden aan de architectuur, tegenwoordig komen steeds vaker installaties en losse sculpturen voor. Fotografie is ook gewild. In 60 jaar tijd is er een imposante collectie aangelegd van kunstwerken in opdracht van de Rijksgebouwendienst die, anders dan in musea, voor iedereen openbaar en waarneembaar is. Andere landen zijn geneigd het voorbeeld te volgen. Een evaluatie van de jarige percentageregeling.
Bank plus kleed Tejo Remy in de Raad van de Kinderbescherming
Kunst in rijksgebouwen moet je kunnen uitleggen andere smaken
Tekst: ilse van rijn Fotografie: oa. levien willemse
Percentageregeling bestaat zestig jaar Kunst rijksgebouwen: ‘Tapekunst’ in Hoogeveen
het als taak van de overheid kunst en kunstenaars een kans te geven. Maar wat rest van zijn visie vandaag? Wat heeft de percentageregeling eigenlijk opgeleverd? En hoe ziet de toekomst eruit? Wandel je door de gebouwen die Friedhoff als architect ontwierp, dan tref je een grote hoeveelheid kunst aan. Deze is vaak van uitzonderlijke kwaliteit en, karakteristiek voor de periode, meestal geïntegreerd in de architectuur. De adembenemende plafondschildering die M.C. Escher ontwierp voor de kamer van de secretaris-generaal in het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit vormt hiervan het
65
De percentageregeling beeldende kunst is jarig! De bepaling die stelt dat een percentage van de bouw, verbouw of renovatie van een rijksgebouw aan beeldende kunst moet worden besteed bestaat 60 jaar. Gezien het naoorlogse gebrek aan materiaal en financiële middelen is het ontstaan van de percentage regeling in 1951 op zichzelf al bijzonder te noemen. Kunst is een manier om je te profileren, ze kan een dienst representeren, zo betoogde Gijsbert Friedhoff, rijksbouwmeester van 1947 tot 1957, die het voortouw voor de regeling nam. Beeldende kunst toont het beschavingspeil van een samenleving, aldus Friedhoff. Bovendien formuleerde hij
percentageregeling
Links: Lian Gillich in Zoetermeer Rechtsboven: Tuinaanleg in Vught Daaronder: Kunstbokjes van P.I. p.67: T-shirtproject van Marlene Dumas
66
kunst
onder meer samengesteld uit de architect van het gebouw en de werknemers van de instelling die erin gevestigd is. Immers zij selecteert uiteindelijk de kunstenaar en geeft haar fiat aan het ontwerp.
beroemdste voorbeeld. Sindsdien heeft de kunst in rijksgebouwen zich geleidelijk letterlijk ontworsteld aan de architectonische constructie, zoals blijkt uit een betonplastiek van Carel Visser (TU, Delft, 1966). Schilderijen, als de geometrische werken van Ger Dekker (Rijkspolitie, Heiloo, 1988), of litho’s, gelijk die van Klaas Gubbels (Gewestelijk Arbeidsbureau, Harderwijk, 1986) duiken op in de kunstcollectie die het rijk sinds het ontstaan van de percentageregeling heeft opgebouwd, zo constateert Annemarieke Leendertz, collectiemanager beeldende kunst. Later winnen foto’s aan terrein. Denk aan de fotowerken van Diana Blok en Willem Diepraam (Peniten tiaire Inrichting ‘De Dordtse Poorten’, Dordrecht, 1994). Alsmede films en ‘mixed media’ installaties, zoals het multimediale werk van Jeroen Doorenweerd (Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen, Den Haag, 2004). Wandschilderingen blijven favoriet: van ruimtevaart van Eppo Doeve (Ministerie van Verkeer en Waterstaat, Den Haag,
1959) via de schildering van Woody van Amen (Koninklijke Bibliotheek, Den Haag, 1985) naar het werk van Katharina Grosse (Kinderbescherming, Lelystad, 2003). Vissen
Toch heeft kunst in rijksgebouwen over de gehele lijn aan autonomie gewonnen. Vooral inhoudelijk. Waar de vissen in de schildering van Escher nog eenduidig verwezen naar de nering van veel Nederlanders destijds, daar is de symbolische waarde van een kunsttoepassing vandaag vrijer te interpreteren, stelt Hans van den Ban, coördinerend adviseur beeldende kunst bij de Rijksgebouwendienst. Zo verschaft een gigantisch beeld als The New Seismo (2009) van Johan Tahon in het vernieuwde ministerie van Financiën een unieke identiteit aan een verder misschien anonieme werkplek. Of kunst helpt je de weg te vinden in of naar een groot kantoor, zoals geldt voor de lichtsculptuur De Schommel (2004) die Titia Ex realiseerde om de moeilijk vindbare ingang van de
Centrale Raad van Beroep te onderscheiden. Maar, vervolgt Van den Ban, kunst is in de eerste plaats bedoeld om van te genieten. Het stelt je in staat dieper in de werkelijkheid door te dringen en het leven te beschouwen vanuit een ruimer, minder alledaags perspectief. Een rijksgebouw is méér dan een bedrijf dat regels opstelt en controleert. Het staat voor een groter geheel. Dat, nu, wordt juist zichtbaar in de kunst. Ornament
De geleidelijke verschuiving van beeldende kunst als een bijna vanzelfsprekend ornament ván en ín een rijksgebouw naar de autonomie van het kunstwerk, maakt dat kunst vandaag niet altijd eenvoudig te begrijpen is. Het prikkelt ons om langer bij iets stil te staan dan we gewend zijn. Maar reflectie vereist geduld: het duurt soms even voordat een kunstwerk ‘landt’. Wat voor kunst in musea minder geldt, is voor kunst in rijksgebouwen een voorwaarde: je moet een kunstwerk kunnen uitleggen. Aan de kunstcommissie,
Maar je moet een kunstwerk ook blijvend kunnen uitleggen, enkele jaren nadat het project is opgeleverd, zo bemerkte Leendertz tijdens een inventarisatie van de rijkscollectie, die in 2009 werd voltooid. De commissieleden die betrokken waren bij de realisatie van een kunstproject, blijken vaak na enkele jaren bij de betreffende instantie vertrokken. In veel organisaties is men bij gevolg niet op de hoogte van de kunst die in huis hangt of staat. De consequentie hiervan is dat ooit ergens een witkwast over een wandschildering is gehaald, elders mikte men achteloos foto’s opgerold onder een trap. Vrijpartijen
Het pijnlijkste dat Leendertz aantrof, was een onherstelbaar vernielde installatie van Martin van Riebeek. Het kunstwerk stond op de luchtplaats van een jeugdgevangenis, waarvoor het speciaal was ontworpen. Maar door zijn grootte fungeerde het als ideale schuilplaats voor de vrijpartijen van de jonge delinquenten, ontdekte de directie. Met veel geweld is toen het kunstwerk, dat ‘hufterproof’ was gemaakt, verwijderd. In deze en andere vergelijkbare gevallen moet eigenlijk samen met de Rijksgebouwendienst, eigenaar van het kunstwerk, en de kunstenaar naar een oplossing worden gezocht. Zodra echter het verhaal achter een kunstwerk goed wordt verteld, springt men er bijna als vanzelf met meer zorg en respect mee om, concludeerde Leendertz na deze en méér
Vertrouwen
Natuurlijk kent de huidige percen tageregeling ook haar beperkingen. Deze zijn meestens van praktische aard. Zo is het voor een beeldend kunstenaar niet altijd eenvoudig zich niet op een fysieke ruimte, maar enkel op een bouwtekening te kunnen baseren wanneer een gebouw nog niet is gerealiseerd. Maar, legt Van den Ban uit, de Rijksgebouwendienst is een goede opdrachtgever aan iemand, een persoon. Anders dan elders gewoon is, schrijft ze geen competities uit waarin middels schetsontwerpen met elkaar gestreden wordt om de eerste prijs: realisatie. Is door een kunstcommissie eenmaal het vertrouwen uitgesproken in een kunstenaar, dan leidt dit in de meeste gevallen tot uitzonderlijke kunst. Van den Ban noemt als voorbeeld één van zijn favoriete projecten van de afgelopen tien jaar, de recent gerealiseerde sportdomes van Willem van der Sluis (detentieboten, Zaandam). Maar ook de installatie die Ronald van der Meijs momenteel realiseert in de wintertuin van Europol in Den Haag. En het project met de Amerikaanse kunstenaar Spencer Finch: ‘ongekend voor Nederlandse begrippen’. We willen graag de beste kunst van de wereld tonen, zo onderstreept Van den Ban. Of: kunst kan ‘ignite our capacity of wonder’, in de woorden van Finch.
Textiel
Lang is de Rijksgebouwendienst zich amper bewust geweest van de omvang en bijzondere kwaliteit van haar collectie, zo mag duidelijk zijn. Een beleid over de omgang ermee, de verdeling van de verantwoordelijkheden jegens de kunstwerken, zoals het onderhoud en de restauratie ervan, bestond nauwelijks of niet. De Rijksgebouwendienst is geen museum, van oudsher ingericht op conservatie. De kunstwerken in bezit van de Rijksgebouwendienst bevinden zich in klimatologische omstandigheden die niet toegesneden zijn op het behoud van het werk. Hierdoor moest, bijvoorbeeld, in overleg met de kunstenaar, onlangs een ‘ontoonbaar’ geworden installatie van Fransje Killaars in het Haagse Paleis van Justitie gedeeltelijk worden verwijderd. De wandsculptuur bestond uit stroken fel gekleurd textiel. De tinten waren door de lichtinval verschoten, het doek was zelfs vergaan. De bijbehorende banken konden echter opnieuw worden bekleed, waardoor ze binnen deze context een nieuwe betekenis krijgen. Inmiddels heeft de Rijksgebouwendienst een Handboek samengesteld, waarin veel afspraken omtrent de verschillende verantwoordelijkheden bij de totstand koming en de nazorg van een kunstwerk zijn vastgelegd. Ondanks deze ontwikkelingen moet het bewustzijn van de rijkscollectie intern en extern nog altijd worden vergroot, menen Leendertz en Van den Ban. De mogelijkheden die de uitzonderlijke verzameling kunstwerken tot stand gekomen door de percentageregeling biedt, moeten worden geëxploreerd. Kan en wil de Rijksgebouwendienst bijvoorbeeld nauwer samenwerken met musea? Kunnen vervolgopdrachten worden toegekend, zoals aan Rob Birza, die in 2006 een uitzonderlijk project tot stand bracht in het Walterboscomplex? Dat wenst Van den Ban. En wat te doen met de zogenaamde weeskinderen, kunstwerken waarvoor geen plek meer is en waarvoor het rijk wél een verantwoordelijkheid
heeft? Is het mogelijk een ‘adoptiepark’ in te richten, zodat deze kunstwerken langere tijd voor een breder publiek zichtbaar zijn? Zo luidt Leendertz’ ‘droomscenario’. Ze zou ook graag ‘open dagen’ organiseren, zodat eveneens de ‘nagelvaste’ kunstwerken algemeen toegankelijk worden. Leendertz stelt voor dat ze, in samenwerking met de VVV, wandelroutes langs de kunstwerken uitzet; deze zouden van de website van de Rijksgebouwendienst kunnen worden gedownload.
overheidsdiensten interessant. Binnen de Rijksgebouwendienst zélf is ze van onschatbare waarde om de vaak extreem complexe bouwprocessen waarin de overheid, en dus ook de kunstadviseur, een marktpartij is in goed banen te leiden. In andere landen is men nu aan het onderzoeken óf en hoé een regeling vergelijkbaar met de Nederlandse percentageregeling kan worden opgezet. In Polen, Schotland en Finland, onder andere, is de Nederlandse kennis gewenst.
Rijkdom
Hoewel kunst niet altijd gemakkelijk verstaanbaar is, is ze, wanneer ze in rijksgebouwen is gerealiseerd, in tegenstelling tot kunst in musea en galeries, wél direct en voor iedereen waarneembaar. Immers de percentageregeling is er voor het publiek. Het streven is dan ook de kunsttoepassingen te realiseren in de publiek toegankelijke gebieden van een rijksgebouw, benadrukt nogmaals Van den Ban. Een feestje ter ere van de percentageregeling is dus het enige dat ontbreekt. Zodat we er weer aan herinnerd worden dat de regeling er is, wat ze mogelijk heeft gemaakt en in de toekomst vermag.
En dan is er het boek dat dit jaar verschijnt. Erin worden zes decennia kunst in rijksgebouwen belicht. De publicatie zal bijdragen tot het besef van de rijkdom en reikwijdte van de rijkscollectie. En van de Rijksgebouwendienst als ‘hoeder’ van wat inmiddels als cultureel erfgoed kan worden beschouwd. Immers in het kader van de percentageregeling zijn sinds 1951, schat Leendertz, zo’n 2.500 opdrachten verstrekt. Wat nu, naast het beheer van de collectie, eveneens van belang is, is dat de expertise die de Rijksgebouwendienst als opdrachtgever in de afgelopen zestig jaar heeft opgebouwd behouden blijft en opnieuw en op innovatieve wijze wordt ingezet, op nationaal alsmede op internationaal niveau. Deze kennis is voor andere binnenlandse
67
incidenten. Want een instelling kan trots zijn op een kunstwerk. Van den Ban herinnert aan het tijdelijke kunstwerk, de enorme lauwerkrans van Anne Jan de Rapper die in 2010 de gevel sierde van het Amsterdamse Trippenhuis waar de Koninklijke Nederlandse Academie der Wetenschappen (KNAW) gehuisvest is. Het was een gift van de Rijksgebouwendienst ter gelegenheid van het 200-jarige jubileum van de KNAW. En trots kunnen inmiddels niet alleen de afzonderlijke rijks instellingen, maar kan ook de Rijksgebouwendienst zijn: op haar collectie en op haar staat als grootste opdrachtgever op het gebied van beeldende kunst in Nederland. En misschien wel ter wereld.
onderwerp smaakmakers
smaak makers
architectuur
Tekst: ben maandag Fotografie: levien willemse
Rechts: Joop van der Leeuw van Dura Vermeer voor het drijvend paviljoen in de Rijnhaven, rechts het paviljoen in de haven als etalage van klimaat- en watertechnologie. p.70-71: links: Proefproject in Lombardijen: van grond tot mond. Rechts: De tuinwijk Vreeburg.
68
stedenbouw
Joop van der Leeuw
Architectuur is een belangrijke factor in het verbeteren van de stad
Bouwbedrijf Dura werd in 1855 opgericht in Katendrecht. Rotterdamser dan Dura Vermeer kan een bedrijf niet zijn. De huidige directeur Joop van der Leeuw wil als idealist de tuinsteden, ooit de woonoorden van de havenarbeiders, verbeteren. Nieuwste project is ‘Van grond tot mond’, dat de producten uit de volkstuinen rechtstreeks levert aan winkels en consumenten. ‘Ik ben ervan overtuigd dat Rotterdam de mooiste stad van Nederland is maar ook de armste.’
doen. Het is mijn overtuiging dat het ook goed is om dat te doen. Natuurlijk, het gaat gepaard met een grenzeloos optimisme, maar dat moet je ook weer niet overdrijven. Ik mág die grenzen opzoeken. Dat spanningsveld brengt mij ver.’ Hij praat er soms wat aarzelend over en is geneigd zijn eigen werk onmiddellijk te relativeren. Toch staat vast dat Joop van der Leeuw als bouwer met een Rotterdamse achtergrond wegen inslaat die zijn collega’s in vergelijkbare posities niet snel zouden kiezen. ‘Het komt ook omdat we in een stad en regio werken waar nooit iets lang hetzelfde is. Dit is de meest dynamische regio van het land. Dan is het zaak om goed op te letten wat er precies gebeurt en daarop meteen in te spelen.’ Hij noemt een voorbeeld: de aaneenschakeling van tuinsteden die vlak na de oorlog in RotterdamZuid werden gebouwd voor de werknemers in de haven. Mensen waren er gelukkig, maar na slechts enkele decennia zijn ze veranderd in achterstandsgebieden. Beest
Aan het begin van de vorige eeuw sloeg een aantal Rotterdamse ondernemers de handen ineen om iets te doen aan de erbarmelijke woonomstandigheden in de stad. Het was tijd voor iets nieuws. Ze legden gezamenlijk de basis voor het tuindorp Vreewijk, een rustige wijk met een dorps karakter in het nog
jonge stadsdeel Rotterdam-Zuid. Wanneer hun werknemers beter gehuisvest zouden zijn, zou het met hun bedrijven ook beter gaan, redeneerden de ondernemers. Na een eeuw is Vreewijk nog steeds een geliefde woonwijk. De uitgangspunten van toen zijn nog altijd de sterke punten van het tuindorp nu: de grote
hoeveelheid groen, de dorpse allure temidden van het hectische ritme van een drukke havenstad. Het is niet zozeer de aantrekkelijkheid van Vreewijk, maar wel het sociale ondernemerschap dat eraan ten grondslag lag, waarvan Joop van der Leeuw een twinkeling in zijn ogen krijgt. ‘Het Rotterdamse bedrijfsleven mobiliseren en verleiden om mee te denken hoe het ondernemerschap van die bedrijven kan meetellen voor Rotterdam-Zuid of voor de stad als geheel. Dat is wat me energie geeft en waaruit ik energie put,’ zegt de huidige directievoorzitter van Dura Vermeer Bouw Rotterdam. ‘Ik krijg hier de kans om dat te
‘Maar serieus: ik denk dat veel meer mensen dan we beseffen er precies zo over denken,’ stelt hij vast. De kunst is alleen ze bij elkaar te zetten en de krachten te bundelen. ‘Zoals hier in Rotterdam in het begin van de vorige eeuw gebeurde door een Van der Mandele, een Van der Leeuw.’ Met de laatste doelt hij op de toenmalige energieke directeur van Van Nelle, overigens geen
69
Bouwer van verbindingen voor de stad
Van der Leeuw: ‘Je ziet het afgelopen jaar dat de haven opklimt uit het dal en inmiddels op het niveau zit van voor de crisis. Er zit weer groei in de haven. Nu gaat het erom die groei ook ten goede te laten komen van de mensen die op dit moment in de tuinsteden wonen. Hoe kunnen zij van die groei profiteren? Wanneer we het laten gebeuren dat die groei volledig aan hen voorbij gaat, dan kan ik mij daarbij niet neerleggen. Dan komt het beest in mij los,’ zegt hij. En onmiddellijk is daar een alles relativerende glimlach.
onderwerp smaakmakers architectuur stedenbouw
70
familie van Joop van der Leeuw. ‘Die sleurden er in die tijd alles en iedereen bij om iets gedaan te krijgen. Daar lijkt het bij mij ook wel op: je maakt een netwerk en zorgt dat iedereen mee gaat doen.’ Op de vraag waar die maatschappelijke bewogenheid precies vandaan komt, staart Joop van der Leeuw enige tijd naar het plafond van zijn kamer. ‘Het is een combinatie,’ zegt hij uiteindelijk. ‘Die maatschappelijke betrokkenheid heeft altijd in de wortels van het bedrijf gezeten.’ Het bouwbedrijf Dura begon in 1855 in Katendrecht, is nooit uit Rotterdam weggeweest en heeft altijd een innige band met de stad onderhouden. In 1998, toen schaalvergroting in de bouw hoogtij vierde, fuseerde Dura met het uit Hoofddorp afkomstige bedrijf Vermeer, waardoor een omvangrijk, landelijk opererend bouw-en infrabedrijf ontstond. Het bedrijf, waar Van der Leeuw in 1970 als aankomend tekenaar kwam werken, heeft hem gedurende de veertig jaar
dat hij er inmiddels actief is alle kansen geboden: ‘Ik heb veel zelf mogen uitzoeken en ontdekken. Dat werkt stimulerend, want wanneer je iets zelf ontdekt, ga je het vaak ook zelf doen. Dat zorgt weer voor enthousiasme om verder te gaan.’ Vonk
Het gaat ook om het hebben van de juiste interesses. ‘Ik was altijd geïnteresseerd in geschiedenis,’ zegt Van der Leeuw. ‘Later spitste dat zich toe op de geschiedenis van de bouwkunst. Daar is toen een vonk overgesprongen. Wanneer je er belangstelling voor hebt, kun je leren om anders naar architectuur te kijken. Dat heb ik gedaan. Ik ben ervan overtuigd dat Rotterdam de mooiste stad is van Nederland, maar tegelijk ook de armste. Uiteindelijk kom je er ook achter dat wanneer je gebouwen maakt, sommige daarvan later meer waard blijken te zijn en andere minder.’ Het inzicht leerde hem dat architectuur een belangrijke factor is in het verbeteren van de stad. Van der
Leeuw: ‘De architectonisch beste gebouwen blijken vaak ook de meeste waardestijging te hebben. Daaruit kun je afleiden dat je met architectuur waarde kunt creëren. Wanneer je mensen dingen geeft die na verloop van tijd meer waard worden, zijn ze ook sneller bereid zich daarbij betrokken te voelen en in hun eigen groei te investeren. Bouwen en architectuur dichterbij elkaar brengen, dat levert meerwaarde op. Het leek alsof die twee altijd met de ruggen tegenover elkaar stonden. Dat past niet meer in deze tijd. Samenwerken is nodig, partijen samen brengen, zodat die samenwerking écht gestalte krijgt.’ Waardecreatie in de stad is één van de belangrijkste doelstellingen die Joop van der Leeuw voor ogen heeft. Daarom richt Dura Vermeer Bouw Rotterdam zich de laatste jaren op vier ‘focusgebieden’, waarin de maatschappelijke betrokkenheid van het bedrijf gericht tot uitdrukking kan komen. Het gaat dan om educatie en ontwikkeling, zorg en
welzijn, economie en werkgelegenheid en duurzaamheid en milieu. Van der Leeuw: ‘Voor al die focusgebieden geldt dat het zaak is om groepen bij elkaar te krijgen, waarvan de krachten bij elkaar opgeteld meer voor de stad tot stand kunnen brengen dan elk afzonderlijk.’ Drijvend paviljoen
Op het gebied van duurzaamheid en milieu heeft het bedrijf het opvallende, drijvende paviljoen in de Rijnhaven gebouwd, waarin Rotterdam zijn ambities etaleert als het gaat om klimaat-, delta- en watertechnologie. Het tentoonstellingspaviljoen stijgt en daalt met de waterspiegel van de Nieuwe Maas, omdat het op het water drijft. Het is een voorbeeld van hoe er de komende tijd op het water is te bouwen. ‘Creëren van waarde in vastgoed is en blijft in Rotterdam moeilijk,’ constateert Van der Leeuw. ‘Op het water zijn de mogelijkheden daartoe groter dan op het land, zeker in deze stad. Wanneer we in staat zijn de kosten in bedwang te
anderhalf jaar korter leven dan mensen in de rest van Nederland.
Het paviljoen is onderdeel van het Rotterdam Climate Initiative. Samenwerking is er met opleidingsinstituten als de Hogeschool Rotterdam en het Albeda College. In het paviljoen zijn duurzame materialen en technieken verwerkt, zoals koeling en verwarming door zonne-energie en oppervlaktewater, zuivering van toiletwater en een uiterst lichte, maar sterke transparante folie die is gebruikt om de koepels te bekleden. Rotterdam is van plan in de naaste toekomst complete stadswijken op het water te bouwen. Dura Vermeer is daar al enige tijd druk mee doende. Het heeft een plan ontwikkeld voor waterwoningen in de Rotterdamse Nassauhaven, in Dordrecht zijn waterwoningen in ontwikkeling in het plan Stadswerven. De eerste woningen op het water heeft het bedrijf enkele jaren terug in Maasbommel tot stand gebracht.
Moestuin
Ook op het gebied van zorg en welzijn is Dura Vermeer Bouw Rotterdam actief. Het bedrijf is samen met woningcorporatie Com·wonen, zorgverlener Aafje, het Albeda College en de GGD initiatiefnemer van Partners for Healthy Cities. Dat samenwerkingsverband wil de gezondheid verbeteren van de Rotterdammers, die, zo is uit onderzoek gebleken, gemiddeld
Het initiatief heeft inmiddels geleid tot een proefproject in de wijk Lombardijen in Rotterdam-Zuid: ‘Van grond tot mond’. Een braakliggend stuk grond is daar afgelopen jaar door omwonenden getransformeerd tot een moestuin, die het karakter van een volkstuin verre overstijgt. Het project is bedrijfs matig opgezet, de groenten en fruit die worden geoogst moeten als producten verkocht kunnen worden in de wijk. Ook moet verdere bedrijvigheid ontstaan, zoals een maaltijd- en cateringservice of een restaurant. Doel is dat de wijkbewoners zich meer bewust worden van wat ze dagelijks aan voedsel tot zich nemen, gezonder gaan eten en tegelijk de lokale economie een impuls geven. ‘We zijn op zoek gegaan naar een speciale aanpak, een formule waarmee je partijen bij elkaar kunt brengen en die gericht is op maximaal effect,’ zei Van der Leeuw indertijd over het project. ‘Met zo’n formule willen we een kanteling bereiken en nieuwe initiatieven ontplooien om de gezondheid van de bewoners te verbeteren. Als we de stad van de harde werkers willen zijn, dan moeten dat ook uitstralen, met fysiek en geestelijk gezonde mensen. Daarom moeten we uit
onze ivoren torens komen en enthousiasme kweken om dingen anders te doen.’ Op het gebied van educatie en ontwikkeling biedt Dura Vermeer Bouw Rotterdam stageplaatsen. Van der Leeuw: ‘De Stichting Dura Vermeer Leerwerkplaatsen is er op uit om samen met de gemeentelijke diensten kansarme jongeren een kans te bieden in het leer- en arbeidsproces. Per jaar zijn er veertig stageplaatsen op onze bouwplaatsen waar de jongeren direct met de bouwpraktijk in aanraking kunnen komen en hun vooruitzichten kunnen verbeteren.’ Mijnstreek
Joop van der Leeuw is ook betrokken bij ‘IkZitopZuid’. In IkZitopZuid hebben verschillende bedrijven zich verenigd om Rotterdam-Zuid, dat volgens het in 2009 gepresenteerde manifest de “mijnstreek van de Randstad” dreigt te worden, een impuls van werkgelegenheid en oplevende economie te geven. ‘Juist met IkZitopZuid willen we Rotterdam-Zuid maximaal laten profiteren van het economische herstel van de haven,’ zegt Van der Leeuw. ‘Dat is veel moeilijker dan vroeger, omdat het werk in de haven tegenwoordig veel minder arbeidsplaatsen vergt dan in het verleden het geval was. Maar er ligt ook een kans: Rotterdam is een stad met een jonge bevolking.’
De grote bedrijven die in Rotterdam zijn gehuisvest, zijn de stad iets verschuldigd, vindt Van der Leeuw. ‘Er is de laatste tijd weinig particulier initiatief meer in de stad. Dat is vreemd in een stad als Rotterdam met zoveel bedrijvigheid en zo’n internationaal karakter. Kennelijk zijn de verbindingen tussen bedrijven en de stad, die vroeger vanzelfsprekend waren, in de loop der jaren verbroken. Hoe krijg je het voor elkaar dat de lokale manager van zo’n bedrijf veel meer betrokken wordt bij de wijk en de stad? Er ligt toch een grote maatschappelijke verantwoordelijkheid bij de bedrijven die het geld in deze stad verdienen. Daarom willen we het Rotterdamse bedrijfsleven mobiliseren om mee te denken, zodat ze iets kunnen betekenen voor Zuid. In het herstel van de haven ligt een kans die we niet mogen missen.’ Nieuwe impulsen zoeken, over muren heen kijken en grenzen verleggen, dat is wat Joop van der Leeuw bezielt. ‘Zakelijk hebben we in deze stad nieuwe impulsen hard nodig. Je ziet dat mensen die de grote bedrijven leiden steeds meer bereid zijn om alles uit hun netwerk te halen om iets voor de stad te doen. Daarvan moeten we gebruik maken. Dat voor elkaar te krijgen geeft mij energie.’
71
houden, dan kunnen we echt tot waardecreatie op het water komen.’
onderwerp smaakmakers
smaak makers Jacques Kwak Tekst: Agnes Koerts, Derk van der Laan Fotografie: simone van es
Werknemers willen elkaar toch in de ogen kijken
Max Euwenplein, vroeger gevangenis
72
stedenbouw
architectuur
veel gevallen liggen ze op een mooie locatie. Soms is het helemaal geen doorsnee aanbod, zoals rechtbanken en gevangenissen. Centraal en goed bereikbaar. Veel van die plekken kunnen beter worden benut, er is vraag. We zien al dat we in Nederland niet veel extra ruimte meer nodig hebben om te voorzien in woon- en werkruimte. De verschuiving naar stadslocaties is nu aan de orde, het zogenaamd goedkoop bouwen in het buitengebied raakt uit de gratie. Zogenaamd goedkoop daar, ja: per pand misschien, maar de opgetelde kosten qua ontsluiting en infrastructuur van aansnijden in de wei zijn veel hoger dan ontwikkeling in bestaande bebouwing.’ ‘De rijksoverheid en de Rijksgebouwendienst moeten zelf alvast beginnen aan de herbestemming van leegkomende gebouwen. De tijd nemen om ze op de markt te zetten, een nieuwe bestemming voorbereiden’, zegt Jacques Kwak, een van Nederlands meest ervaren bedrijfsmakelaars. ‘De Rijksgebouwendienst
kan zelf een deel van de herontwikkeling in gang zetten. Een team vormen met een stedenbouwer, een architect, anderen. Laat ik wijzen naar het voorbeeld van Rudy Stroinks TCN: op een creatieve manier een ontwikkeling aanpakken’. Kwak ziet ook de zonzij van dreigende leegstand van Rijksgebouwen. ‘In
Jacques Kwak is senior partner bij Boer Hartog Hooft (BHH), kantoor pal naast de Zuidas in AmsterdamBuitenveldert. Met een jaaromzet van € 7 miljoen in 2009 is het één van de grootste Nederlandse makelaars voor bedrijfsonroerend goed. Na 117 jaar zelfstandigheid werd BHH eind 2010 voor 51 procent
overgenomen door het Canadese Colliers International, wat deel uitmaakt van het aan Nasdaq genoteerde vastgoedbedrijf First Service. Colliers is in grootte de tweede bedrijfsmakelaar ter wereld, na CB Richard Ellis Group. De naam Boer Hartog Hooft verdween na deze overname. Kwak staat bekend om zijn brede oriëntatie. In de jaren negentig was hij bijvoorbeeld lid van de Werkgroep Toekomstige Ontwikkelingen in de Bouwnijverheid van VROM, een denktank die vooral oog had voor een strikter grondbeleid en beperking van ruimtegebruik, ook uit economisch oogpunt. ‘Demografisch is allang voorspelbaar dat je te maken krijgt met krimp. Toch blijven we te veel bouwen van de verkeerde soort. En niet flexibel, anders zou je meer gebouwen ook voor andere doelen kunnen gebruiken’. Noordsingel
Vooral bij de sluitingsplannen van sommige gevangenissen gaan zijn ogen glimmen. Bijvoorbeeld de
Jacques Kwak ‘Er is kans herbestemming’
Leegstand is verontrustend maar niet zorgelijk volgens makelaar Kwak
De rijksoverheid krijgt de komende jaren meer en meer te maken met leegkomende eigendommen: panden, kantoorgebouwen, terreinen. Bezuinigingen en inkrimpende departementen, fuserende en decentraliserende diensten, sluiting van voorzieningen wijzen onontkoombaar in de richting van nieuwe bestemmingen of slopen. Hoe daar zonder kleerscheuren doorheen te komen? Advies van de ervaren makelaar in bedrijfspanden: ‘Timing, voorbereiding is alles’.
De gemeente maakte met veel samenspraak voor beide locaties een herbestemming, hoewel later gebouw Havenstraat weer retour moest naar het rijk, omdat Dienst Justitiële Inrichtingen het toch nodig had. ‘Die oude gevangenissen en huizen van bewaring zijn volstrekt geen punt. Ze liggen prachtig in het stedelijk gebied. Als het zou gaan om steden als Haarlem of Breda of Rotterdam zie ik geen enkel probleem. Leeuwarden zou wel eens lastiger kunnen zijn.’ Een aantal rijksgebouwen staat op hele goede locaties, waar geld te
verdienen valt: ‘Om de commerciële kansen van een gebied te weten, kijk je naar de hoeveelheid mensen per hectare’, zegt Kwak. ‘Hoe meer mensen, hoe meer mogelijkheden. Voorwaarde is wel dat je ze in beweging kunt krijgen, dat ze passant worden. Dan geven ze geld uit, en helemaal wanneer er een overstapmachine is, zoals een openbaar vervoerknooppunt’. Het maaiveld, de begane grond aantrekkelijk maken is belangrijk, zegt de makelaar. ‘Eventueel speelt een eerste etage ook een rol, de tweede etage kun je vanaf de begane grond op zich wel zien, maar meestal neem je niet waar wat er gebeurt’. Huren
In tijden als deze blijkt het beleid van de Rijksgebouwendienst om veel te huren gezond te zijn, is zijn inschatting. Ook nieuwe rijksgebouwen zijn vaak in huur van de grote beleggers. Maar waar het rijk eigendommen heeft, zit het toch ook in een voordelige positie ten opzichte van een commercieel bedrijf.
‘Veel eigenaars worden momenteel achter de broek gezeten door de bank. Omdat ze geen cashflow hebben. Het rijk kan altijd naar zijn begroting wijzen. De vastgoedbeheerders van het rijk zouden een planning moeten maken voor de komende tien jaar. Overzien wat er vrijkomt, er adviseurs en ontwikkelaars opzetten en pas daarna de markt op moeten gaan. Eventueel bij inschrijving verkopen, maar zeker niet alles tegelijkertijd, en heel goed getimed.’ Als huurder blijft een overheid voor vastgoedeigenaren een aantrekkelijke partij. Beleggers zijn minder terughoudend om panden aan te kopen wanneer ze weten dat de
huurder voor tien jaar lang een goudgerande debiteur is: bij steeds minder bedrijven zijn ze daar zeker van en overheden zijn voor hen dus betrouwbaarder. Dramatisch wil Kwak de leegstand niet noemen. ‘Per saldo zijn er niet te veel of te weinig vierkante meters. Ik zie kansen voor herbestemmingsteams, die weten dat de komende tijd de vraag groot is naar voorzieningen voor andere sectoren. Kijk naar zorg, zowel de ziekenhuizen, verpleeghuizen als de verzorging. En naar onderwijs’. Van belang is natuurlijk de kwaliteit: hoe versleten is dat gebouw?
73
Noordsingel in Rotterdam. Hij brengt in herinnering dat de gemeente Amsterdam in een grijs verleden twee gevangenissen te leen kreeg van het rijk. Hij was in die stad toen hoofd Grondzaken onder wethouder Schaefer. Eén huis van bewaring aan de Havenstraat, bij het voormalige Haarlemmermeer-station en één aan het Kleine Gartmanplantsoen, bij het Leidseplein.
onderwerp smaakmakers
Links: Luchtbrug in het Arenagebied, Rechts: beelden van de getransformeerde gevangenis bij het Kleine Gartmanplantsoen Amsterdam en Amstel III, het gebied met de grootste leegstand in Nederland.
‘De bouw van bedrijfspanden voor een vooraf niet bekende gebruiker dateert in Nederland van na de Tweede Wereldoorlog. Pas zestig jaar! Daarvoor bouwde een bedrijf - vaak was het een bank - voor zichzelf, als het daaraan toe was. Maar in de afgelopen decennia heeft menige gemeente zijn plannen aangevuld met een strook kantoren. Die dingen werden voor vijf tot tien jaar verhuurd, dat ging zo door, en nu blijft de belegger te vaak met de gebakken peren zitten.’
74
stedenbouw
architectuur
Een kwalitatief oordeel velt hij ook: ‘In deze jaren zie je dat we niet gewend zijn te bouwen voor vele doelen in een levenscyclus van een gebouw. En het kan wél. Kijk eens naar de grachtenhuizen in Amsterdam, ze staan al eeuwen en ze hebben in die tijd zeker twintig keer een andere functie gekregen. Ze horen tot de meest begeerde gebouwen.’ Stoppen met bouwen dan maar ? ‘Dat is geen oplossing. Nieuwbouw zorgt voor doorstroming, voor renovatie van achtergelaten gebouwen. Vervanging en modernisering blijven teveel uit als nieuwbouw stagneert’.
‘Wanneer er een publieksfunctie in heeft gezeten, is het snel uitgewoond. Zo’n pand is van iedereen en dus eigenlijk van niemand. En daar is het risico van slijtage groter dan bij een gewoon kantoorgebruik’. Kwak trekt een parallel met de woningmarkt. ‘De vraag naar woonruimte blijft. Nog steeds is de be-
hoefte groot. Er is veel gebouwd, onder andere in Vinex-wijken, waarover ik mijn twijfels heb. Toch is er onvoldoende nagedacht over de toekomst. Waarom is het toch zo moeilijk in het beleid naar de lange termijn te kijken, terwijl regeren vooruitzien is en we beschikken over alle mogelijke demografische en
andere gegevens? Waarom bouwen we steeds hetzelfde als je weet dat de bevolking verandert qua samenstelling, dat het aantal mensen krimpt?’ Gebruiker
Voor bedrijfsgebouwen en kantoren kent Kwak wel een betere verklaring.
Eén van de gebieden met de meest uitgestrekte stroken leegstaande kantoren ligt in Amsterdam tussen de Arena en het AMC, geflankeerd door de A2 en de spoorlijn Amsterdam-Utrecht. 100.000 vierkante meter vloeroppervlak staat leeg, 30 procent van het totaal. De gemeente Amsterdam heeft er een Projectbureau voor op poten gezet, dat oplossingen zoekt. Bestemmingsplan vrij maken, vestiging van studenten, starters en ateliers op de plinten, met keukens en eetgelegenheden?
onderwerp kunst oppervlakte. Hoewel mijn oude baas Jan Schaefer zei: “Zonder risico is er geen leven mogelijk, althans geen leuk leven”.’ Terughoudendheid
Gaat de kantorenmarkt terug naar de periode voor de Tweede Wereldoorlog? Jacques Kwak is pertinent: ‘Nee. Wij willen de huisvesting niet meer op de eigen balans hebben, wij leasen een auto, we huren een kantoor. Ja, ook wij makelaars: wij huren deze verdiepingen al bijna 40 jaar, op twee jaar na omdat het pand toen grondig werd verbouwd. Je bespeurt overal in de markt, zeker bij beleggers een behoorlijke terughoudendheid, heel anders dan tien of vijf
jaar geleden. Geschrokken is men wel. Maar of er geleerd is van het verleden? De Tilburgsche Hypotheekbank ging failliet, ongeveer 25 jaar geleden: te hoge hypotheken genomen. Het faillissement is nog steeds niet helemaal afgewikkeld. Wat leerden we? Helemaal niks! De markt gedraagt zich niet rationeel. En kijkt ook weinig in de toekomst’. We vragen of de aantallen vierkante meters werkruimte fors zullen dalen en er dus onnoemelijk meer kantoorruimte leegkomt nu thuiswerken wordt bepleit en mensen geen eigen bureau op kantoor meer hebben. Kwak zet er een kanttekening bij. ‘Ik zie het thuiswerken zeker niet in alle sectoren gebeuren, al is er in sommige
branches veel uitvoerend werk dat niet op een vaste werkplek hoeft te worden gedaan. Dergelijke veranderingen komen heel erg langzaam tot stand’. ‘Het idee van thuiswerken wordt al twintig jaar besproken, je hebt thuis en buiten kantoor nu wel veel meer toegang tot informatie dan destijds. Maar het sociale contact, inhoudelijk elkaar in de ogen kijken: is er nog wat op te lossen, doorvragen; dat alles is toch anders dan wanneer je telefoneert of mailt. Ik zie een drastische verandering in kantoorbezetting nog niet zo snel gebeuren’.
75
Kwak: ‘Er is daar onder druk van de gemeente in de jaren 80 enorm gebouwd zonder dat er zicht was op huurders. Mixen met wonen is lastig, de gebouwen staan niet – zoals hier in Buitenveldert - als schermen langs huizen om de geluidhinder af te remmen. Ook toen de Arena kwam, ging het daar weer goed en nu is het ingezakt. Het gebied Amstel III is een voorbeeld van “hier gaat het het laatst goed en het eerst fout”. Verandering ligt moeilijk, met de ingewikkelde Nederlandse regels over veiligheid en overheidsverantwoordelijkheid. Je kunt op heel kleine schaal wel vrije zones creëren, bedoeld voor andersoortige bestemmingen, maar niet op zo’n
fotoreportage
Slot Loevestein foto reportage Tekst: jaap huisman fotografie: janine schrijver
76
In januari nog omspoelde het hoge water van Maas en Waal het slot Loevestein bij Woudrichem. Het ligt dan ook op een waterrijk knooppunt in het hart van het rivierengebied. Vanuit Gorinchem konden belangstellenden per schip over de ondergelopen uiterwaarden varen en het slot waarnemen, als een overwinnend baken tussen het
Al bijna zeven eeuwen intact rivierwater, verstopt achter muur en aarden wal. Op de toegangsweg stond eind januari nog zoveel water dat het slot voor het publiek niet bereikbaar was. Begrijpelijk dat dit geïsoleerd gelegen complex eeuwen dienst heeft gedaan als staatsgevangenis. Comfortabel moet dat niet zijn
geweest, tussen die dikke muren, onder de hoge plafonds, in onverwarmde vertrekken. Alleen in enkele hoofdvertrekken brandde het vuur in een haard. Dat isolement heeft een voordeel gehad: het gebouw is ongeschonden door de eeuwen heen gekomen, en het omliggende riviergebied is ongerept. Een stukje wilde natuur.
Loevestein, gebouwd in 1361, is een monument van de vaderlandse geschiedenis zoals er weinig zijn in Nederland. Door zijn strategische ligging is het zowel ‘een poort’ naar westelijk Nederland, dat potentiële vijanden vanuit het zuiden en oosten in het vizier had. In die zin is het een militair bolwerk pur sang. Nu het al een eeuw lang zijn functie als gevangenis heeft verloren, bewaart het in de vertrekken herinneringen aan de (beroemde) gevangenen die er gezeten hebben. Criminelen waren dat niet, politieke tegenstanders daarentegen wel. Rechtsgeleerde Hugo de Groot sprak onmiskenbaar het meest tot de verbeelding. Tegenwoordig is Loevestein een must voor schoolklassen die in de modern ingericht expositiezalen kennis kunnen nemen van de geschiedenis. Sinds de aanleg van een steiger is het slot beter bereikbaar dan ooit. Dat het slot leeft, bewijzen de foto’s van Janine Schrijver die in november in beeld bracht welke fascinatie Loevestein nog steeds heeft op de Nederlander van nu.
Kinderen kunnen zich verkleden en zo in de middeleeuwen wanen als ridders of jonkvrouwen in het Slot Loevestein. p.78-79: het slot bestaat uit verschillende onderdelen: in de lage huisjes rondom de gracht zaten ooit de gevangenbewaarders, nu de souvenirwinkels en de receptie.
77
78 fotoreportage
79
80 fotoreportage
81
onderwerp smaakmakers
Tekst: Bettine Hilbrands Fotografie: roelof pot
smaak makers
82
architectuur
architectuurbeleid
Hans Leeflang
Een nieuwe generatie gaat vanzelf ‘nieuw werken’ Pleidooi voor meer toegankelijke en open ministeries
Voor Hans Leeflang is het Nieuwe Werken niet nieuw meer. Zijn directie Strategie, Kennis en Innovatie van het ministerie van Infrastructuur en Milieu werkt al twee jaar flex. Hij geeft het goede voorbeeld, zeggen anderen. Zelf denkt hij dat het Nieuwe Werken met de volgende generaties vanzelf wordt ingevoerd. Wat heeft dat volgens hem voor gevolgen voor onze rijksgebouwen?
kennisinstituten en bedrijven. En we houden ons bezig met de lange termijn. Daarvoor is het nodig dat we uit die oude patronen komen.” De menselijke maat is bij het Nieuwe Werken cruciaal, vindt Leeflang. “Je moet zoeken naar de schaal waarop je flexwerken invoert. Mensen moeten zich kunnen identificeren met de groep, daarom zijn directies, projectteams of afdelingen van maximaal tien medewerkers optimaal.” Collega’s van andere directies zien hem als een voorloper in het Nieuwe Werken. Sommigen vinden het ook vreemd dat hij als directeur geen eigen werkplek heeft. “Maar”, zegt hij, “als directie die over innovatie gaat, moet je ook wel op een innovatieve manier werken. “Practice what you preach.”
Een zitje met kleurige designstoeltjes in een kamer aan het einde van de gang. Dat is de plek waar de acht medewerkers van de directie Strategie, Kennis en Informatie – die op het secretariaat na allemaal flexwerken – vergaderen of zich kunnen terugtrekken. Deze atypische setting nodigt uit tot een ander gesprek dan
aan een vergadertafel. “Creatiever, persoonlijker en intiemer,” vindt directeur Hans Leeflang. “Papier is minder belangrijk. Je kijkt elkaar in de ogen.” Het Nieuwe Werken
Het Nieuwe Werken – zelf bepalen waar, wanneer, hoe, waarmee en
met wie je werkt – past bij de filosofie van Leeflang en bij de manier van werken van zijn kleine team. Twee jaar geleden, toen de directie werd opgezet, begonnen ze al met flexwerken. Leeflang: “We opereren sterk als team. Onze opdracht is verbinden. Zowel intern als met andere departementen,
Het ligt voor de hand dat het Nieuwe Werken ook eisen stelt aan de huisvesting. Het klassieke kantoorconcept, waarin iedereen een vaste werkplek heeft in een kamer aan een lange gang, is hiervoor nu eenmaal ongeschikt. Volgens Leeflang zijn er twee belangrijke maatschappelijke ontwikkelingen die maken dat je anders met de bestaande werk vormen en dus ook met de huisvesting in overheidsgebouwen moet omgaan. “We kijken tegenwoordig
83
De basis van het Nieuw Werken is het vertrouwen dat medewerkers wordt geboden. Dat brengt een andere manier van leidinggeven met zich mee. “Het gaat niet om waar of hoe je werkt, maar om de resultaten”, zegt Leeflang. “Verbondenheid is van wezenlijk belang, persoonlijke contacten zijn voor een leidinggevende de basis om los te kunnen laten. In het begin is dat een investering. Maar het werpt wel vruchten af. Je ziet nu al dat iedereen elkaar veel makkelijker opzoekt.” Een werkplek moet passen bij de opdracht en de activiteiten van een team, vindt hij. “Soms moet iemand in stilte kunnen werken en soms moet je juist heel erg samen optrekken. Dat is ook afhankelijk van het individu. De één heeft meer behoefte aan rust, aan groen om zich heen of aan thuis werken dan een ander.”
onderwerp smaakmakers
LEF future center, ondergebracht bij het kantoor Westraven van Rijkswaterstaat in Utrecht, is een van de weinige zichtbare plekken waar het Nieuwe Werken in praktijk kan worden gebracht. Er zijn verschillende ruimtes waarin deelnemers aan sessies in een bepaalde sfeer worden gebracht, zoals een huiskamer met een haardvuur, een sportveld of zelfs een oerwoud.
84
minder vanuit de bureaucratie naar de samenleving, maar meer andersom: vanuit de samenleving naar de bureaucratie. Van binnen naar buiten dus. En de verhouding tussen leidinggevenden en medewerkers verandert. Die wordt horizontaler, platter. Dat zie je ook in het bedrijfsleven: minder hiërarchisch. Ik moest daar zelf ook aan wennen.” Leeflang verwijst in dit verband naar het begrip ‘communicatieve zelfsturing’ van de cultuurfilosoof Arnold Cornelis. Deze voorziet dat mensen in de 21e eeuw steeds meer zelf de verantwoordelijk nemen om de gelijkvormigheid en uniformiteit te doorbreken die tot meer van
hetzelfde leidt. Daardoor komt er ruimte voor vernieuwing en creativiteit. Volgens Cornelis komt een mens pas tot bloei als hij zijn eigen weg mag gaan. Als hij zich niet door wekkers, bazen of instanties laat betuttelen, maar zichzelf stuurt. Leeflang: “Jongeren hebben van nature al veel meer zelfsturing. Zij zijn veel communicatiever. Het Nieuwe Werken wordt vanzelf ingevoerd als de jongere generatie het overneemt.” Apenrotsen
De huisvesting in rijksgebouwen moet volgens Leeflang worden aangepast aan deze ontwikkelingen. Bij het ontwerpen van gebouwen
kun je bijvoorbeeld veel meer rekening houden met afzonderlijke individuen. “Je moet een differentiatie in werkplekken aanbrengen, aansluitend op de verschillen die nu eenmaal tussen mensen bestaan. En je moet ruimte bieden zodat mensen alleen kunnen zijn als ze dat willen, maar ook met anderen samen kunnen werken. Ontmoetingsplekken zijn daarbij belangrijk. Bij het ministerie van Infrastructuur en Milieu hebben we bijvoorbeeld een lounge waar mensen graag hun afspraken maken en hun bezoekers ontvangen.” Volgens hem is er geen kostbare verbouwing nodig om de kantoren
Professionele facilitatoren begeleiden de sessies. Deze sferen zijn gebaseerd op wetenschappelijke inzichten op het gebied van psychologie en neurologie. Ruimtes en zelfs vloeren kunnen worden aangepast, alles met het doel deelnemers op andere gedachten te kunnen brengen om ongedachte oplossingen te vinden.
geschikt te maken voor het Nieuwe Werken. Het is een kwestie van creativiteit, een andere inrichting en een ander gebruik. “Bijvoorbeeld met ander meubilair, door ergens een wandje weg te halen of door medewerkers planten mee te laten nemen. Dat kost niets.” Leeflang vindt onze rijksgebouwen veel te afgesloten. “Daar moet je goed naar kijken, want ze hebben een publieke functie. De roep om meer zelfsturing en meer openheid vraagt om andere gebouwen. Geen apenrotsen, maar panden die open in de samenleving staan.” Bij nieuwe gebouwen is de architectuur van belang. Leeflang: “In Manhattan in
expertise. Er is nog een wereld te winnen.” Wat hij wel goede voorbeelden vindt, zijn brainstormcentra, zoals het LEF Future Centre van Rijkswaterstaat in Utrecht. Daar kunnen medewerkers van Rijkswaterstaat tijdens workshops leren out of the box te denken en doorbraken te forceren die tot concrete resultaten leiden. Leeflang: “Dat komt omdat zo’n centrum anders is ingericht. Het is veel meer op de beleving gericht.” Thuis
Om écht tijd- of plaatsonafhankelijk te kunnen werken, moeten de faciliteiten en de ICT op orde zijn. Leeflang: “Geen gedoe met verlofkaarten, mobieltjes, pasjes of toegang tot internet. Het moet allemaal state of the art zijn. Bij ons ministerie van Infrastructuur en Milieu experimenteren we nu met
sociale media als Yammer, Linkedin en Twitter.” Maar over het algemeen zijn de Haagse ministeries hier nog niet erg van doordrongen, merkt Leeflang: “Ik heb nog niet veel mensen gezien die het voorbeeld volgen van bedrijven zoals IBM en Pentascope. Daar vinden collega’s elkaar, via kenniskaarten, op
85
New York hebben ze onder de wolkenkrabbers een plint door de stad opengewerkt met voorzieningen zoals winkels, galeries en restaurants. Dat is heel publieksvriendelijk, heel menselijk. Mensen zijn nou eenmaal sociale wezens, ze willen elkaar kunnen ontmoeten. Niet alleen via internet, maar ook fysiek.”
Het Nieuwe Werken houdt meer in dan flexwerken en een modern zitje. Leeflang werkt en woont in Den Haag. Zelf zit hij dus niet met laptop en blackberry in de trein. Maar hij ziet wel mogelijkheden in thuis – of op een andere plek – werken. “De meerwaarde van ons type werk zit in reflectie en daarvoor moet je de ruis eruit halen. Je hebt een zekere rust nodig. Andere werkvormen horen daarbij.” Zijn directie experimenteert ook met gerichte werkbezoeken en met écht andere werkplekken. Zo hebben ze een keer bij Leeflang in de tuin gezeten. “Om te kijken wat het qua werk met je doet als je in een andere omgeving zit. Je moet goed voorbereid zijn. Wat kun je wel en niet doen op zo’n dag? Er waren wel wat opstartproblemen. Ik ben echt een digibeet, maar de rest van de groep compenseert dat prima. Ze gingen meteen kijken waar het draadloos internet zat. Ik wist niet dat dat beschermd was, maar ze hebben het gehackt en binnen de kortste keren hadden we weer contact met de rest van de wereld.” En om zich ook op hun flexplek op hun gemak te voelen, hebben zijn medewerkers elkaar gevraagd hun lievelingsfoto mee te nemen. “Die hebben we uitvergroot en op de werkplek opgehangen. Zo hebben we het wat persoonlijker gemaakt. Iedereen voelt zich hier thuis.”
Tekst: Carien Overdijk Fotografie: roelof pot
rijksarchieven deel 6
onderwerp serie kunst
Brabants Historisch Informatie Centrum werkt digitaal en decentraal
Brabants Historisch Informatiecentrum in het kort Ontstaan uit: fusie (2005) van het Rijksarchief Noord-Brabant en de
streekarchieven Brabant Noordoost en Langs Aa en Dommel
architectuur
Gevestigd in: de citadel (1642) in het centrum van ’s Hertogenbosch. Het
oorspronkelijke ontwerp van deze vesting, later aangevuld met diverse bouwwerken, wordt toegeschreven aan Pieter Hendrikszoon van Bilderbeek. De huidige vorm ontstond tussen 1983 en 1986 uit restauraties, sloop en wederopbouw (architectenbureau Ahrens-Kleijer-Baller). In het stadhuis van Grave (Erik van Egeraat, 2007, gemeente-eigendom) heeft het BHIC een nevenvestiging. In de openbare bibliotheek van Veghel is bovendien een klein bezoekerscentrum ingericht met lokale historische informatie. Oppervlak: 10.000 vierkante meter in de citadel Locatie depots: twaalf ruimtes in het hoofdgebouw van de Bossche citadel, verdeeld over een laag ondergronds en een laag bovengronds. Daarnaast heeft de vestiging in Grave een depot.
monumenten
Omvang collectie: 30 kilometer Depotcapaciteit: 32,5 kilometer in de citadel, 5,5 kilometer in Grave Oudste stuk: brief (1202) van abt Wiricus van Floreffe, met daarin de
verklaring dat een echtpaar de abdij dertig Keulse marken heeft betaald voor een stuk grond, onder beding dat hen tot hun dood de helft van het vruchtgebruik toekomt. Bijzondere schat: Het ‘Bossch Strick Grefier’, een uitvoerige registratie
86
van alle lenen van de hertog van Brabant gedurende een eeuw, vanaf het begin van de 16e eeuw.
Modern archief in overmaats erfgoed
De citadel van Den Bosch ligt op een steenworp van het stadscentrum. Je loopt een stukje langs de oude haven, je kruist de Zuid-Willemsvaart en luttele meters verder sta je voor metershoge wallen. Binnen deze verschansing liggen de rijksarchieven van de provincie NoordBrabant opgeborgen, evenals de archieven van achttien Brabantse gemeenten en twee waterschappen. Op een sneeuwwitte winterdag ligt het complex er wat verlaten bij. Op het wandelpad langs het fort laat een man zijn hond uit, uit de verte klinkt gejoel van kinderen die op sleetjes de aarden wal afroetsjen. Maar wie zich via een toegangspoort naar het carrévormige hoofdgebouw begeeft, ervaart een bijna gewijde stilte. Binnen opent zich, achter de entreehal, een magistrale ruimte. Op de voormalige binnenplaats staat een reusachtige houten ‘tafelconstructie.’ Verbindende glaspanelen tussen het ‘tafeldak’ en de oude bakstenen muren geven een fraaie lichtinval.
Dit artikel maakt deel uit van een serie over provinciaal gevestigde archieven in rijksmonumenten of uitzonderlijke gebouwen van de Rgd. In het volgende nummer van SMAAK: het Utrechts Archief
Ook hier, in het hart van het gebouw, overheerst de rust. Studieplekken genoeg, maar geen volk. ‘Bezoekers?’ reageert directeur René Bastiaanse desgevraagd. ‘Die krijgen we vooral op onze site. Het afgelopen jaar zorgden 125.000 individuen voor 780.000 site-bezoeken. Hier tref je hooguit een onderzoeker die stukken nodig heeft uit het depot.’ De ironie wil dat juist dit archief, het Brabants Historisch Informatiecentrum, met zijn ruim bemeten kantoren, zalen, bijgebouwen en buitenruimte, steeds minder oppervlak vraagt. ‘Onze website is belangrijker dan deze gebouwen’, legt Bastiaanse uit. ‘We trokken hier toch al geen passanten. De Bosschenaren hebben een stadsarchief in het centrum, en het is ons helaas niet gelukt om daarmee samen te gaan. En de streekbewoners wier archieven wij hier beheren, komen niet naar de citadel, dat is te ver. Wij bedienen ze digitaal en lokaal. Ze komen namelijk wel massaal naar de avonden die we organiseren in dorpshuizen of
87
Links: Leeszaal in de overkapte binnenhof Rechtsboven: ondergrond ontmoet bovengrond in Den Bosch
serie
88
monumenten
architectuur
andere zaaltjes in de streek.’ Aan cursussen, lezingen of exposities doet dit centrum ook niet meer. ‘Er kwamen nauwelijks mensen op af’, vertelt de directeur. ‘En we vinden het ook nogal patroniserend om zelf selecties te maken uit de collectie. We kunnen onze maatschappelijke taak beter vervullen door Brabanders actief te betrekken bij de opbouw van de collectie. Ze zijn vooral geïnteresseerd in de laatste honderd jaar, en daarover weten ze meer dan wij.’ Binding met het publiek
Natuurlijk beheert het BHIC conform de wet zijn eeuwenoude leen- en bevolkingsregisters, zijn rechts archieven en andere deelcollecties, maar ‘binding van mensen’ acht Bastiaanse zijn hoofdopdracht. ‘Mensen willen ergens bij horen, daar komt ook dat genealogisch onderzoek vandaan. Die behoefte faciliteren wij primair met onze site. We vragen mensen om hun verhalen en herinneringen, en vooral ook om
beeld en geluid. Ze leveren dat in overstelpende hoeveelheden. Wij maken het toegankelijk, en de respons is vervolgens enorm. Zowel op onze lokale avonden als op de site-fora gaan mensen in discussie en doen ze allerlei ontdekkingen. Over hun voorouders, hun oude school, hun dorp, noem maar op. We experimenteren ook steeds met nieuwe invalshoeken. Zo is er nu een populaire zoekingang naar criminele voorouders. En we bouwen aan een interactieve waterkaart, met details over molens, bruggen, sluizen.’ Het voorname onderkomen in Den Bosch is dus niet essentieel meer voor het BHIC? ‘Je zou ons op een industrieterrein kunnen zetten’, knikt Bastiaanse. ‘Maar dan moet dit fysieke erfgoed wel een passende nieuwe functie krijgen. De citadel is ook zelf immers een belangrijk stuk geschiedenis. Nadat Den Bosch in de zeventiende eeuw op de Spanjaarden was terugveroverd, zat de Republiek met het probleem dat de meeste Bosschenaren katholiek waren en daarom Spaansgezind
een kelderverdieping. Mét daglicht, dat binnenvalt via verlaagde halve cirkels in de aangrenzende tuin. In het gerestaureerde wachtgebouw is het restauratieatelier van het archief ondergebracht. Het kruithuisje is ingericht als horecaruimte en wordt incidenteel verhuurd. Bij de toegangspoort is een fietsenstalling ingericht. Escher
Het hoofdgebouw is imposant, beaamt Bastiaanse. ‘Het is ook prachtig terughoudend gerestaureerd, met al dat hout.’ De centrale hal geeft doorzicht naar alle kanten, en het symmetrisch gelede trappenhuis, dat naar de kelder leidt, is onder sommige hoeken van een Escherachtige schoonheid. De kelder zelf profiteert vorm technisch van de oorspronkelijke fundamenten. Onder de brede, pas bij de restauratie blootgelegde booggewelven zijn onder meer een kantine (die deze winter wordt teruggebracht tot een kleiner café met zelfbedieningsautomaten) en twee vergaderzalen ingepast. Nog in 2008 werden de vergaderzalen, vernoemd naar historische royalty, gerenoveerd, vertelt BHIC-onderzoeker Rien Wols, die fotograaf en verslaggever rondleidt. ‘De Frederik Hendrikzaal was ontzettend grijs, daar hebben we een vrolijk oranje voor teruggekregen. En de Willem en Mariezaal kreeg onder andere nieuwe gordijnen en een nieuw folie op de scheidingswand. Ontwerper Harrie van Helmond gebruikte daar de afbeelding van een 15e eeuws manuscript voor.’
bleven. Deze citadel was ook bedoeld om de burgers in het gareel te houden, met een vrij schootsveld naar de stad. De bewoners noemden hem spottend de papenbril.’ Het huidige hoofdgebouw dateert van 1789. Het dient eeuwenlang als kazerne en militaire gevangenis. Pas
in 1962 vertrekt defensie en treedt verval in. Als het complex vele jaren later tenslotte bestemd wordt voor het provinciale rijksarchief, blijkt een ingrijpende renovatie noodzakelijk. Bureau Ahrens-Kleijer-Baller krijgt in 1980 de opdracht voor een grondig herstel en herontwerp. De verzakte bastions en wallen worden opnieuw
opgebouwd en de bijgebouwen (een toegangspoort, een wachtgebouw en een kruithuisje) worden gerestaureerd. Een groot deel van het zwaar vervallen hoofdgebouw ondergaat sloop, en alleen het centrale carré wordt daarna herbouwd. En uitgebreid. Het krijgt niet alleen een overdekte binnenplaats, maar ook
Op de begane grond is een grove houten brug, die het trapgat in het midden overspant, een merkwaardige blikvanger. ‘Die is niet van Ahrens, maar van een renovatie uit 1998, toen de centrale hal opnieuw werd ingericht met een balie en werkeilanden’, vertelt Wols. ‘De interieurontwerper wilde per se die brug toevoegen. Maar bijna niemand gebruikt hem, hij is te steil.’ Grijnzend: ‘Toen het onding er stond, bleken de holle dragers een rare echo te veroorzaken. Een week lang
serie heeft iemand er via een trechtertje zand in zitten strooien om ze stil te krijgen.’
90
monumenten
architectuur
Kerfstok
Tijd voor een blik in de depots. Op de weg erheen etaleren vitrines bewijsstukken van spraakmakende rechtszaken: een kerfstok, een revolver, een beursje met muntjes. Ook zijn er foto’s. Van een knokploeg die in 1944 een overval pleegde om distributiebonnen te bemachtigen, en van keurige heren met bolhoeden: vermomde dieven. Eenmaal in de geklimatiseerde bewaarplaats komen verrassingen tevoorschijn. Zo blijkt het Bossch Strick Grefier (zie kadertekst) een loodzwaar in leer gebonden boek met centimetersdikke metalen knoppen op het omslag. Als het boek lag opengeslagen, kon geknoeid vocht er onderdoor stromen. We zien een reusachtige brief met dito zegel, waarin koning Willem I in 1828 een zekere Barend van Lockhorst een adellijke titel verleent. Een wapen met wolven zet het document kracht bij. Een eenvoudige tekening, een paar laden verderop, ontroert. Het plaatje geeft een vogelvluchtperspectief op landerijen, heggen en een boerderij, netjes ingekleurd en via nummertjes voorzien van een handgeschreven toelichting in de kantlijn. ‘Een gerechtelijk bewijsstuk uit de tijd dat
er nog geen camera’s waren’, legt Rien Wols uit. ‘Het geschil ging over een omgezaagde boom. Kijk, hier ligt-ie.’ Het minuscule stammetje heeft zowaar ook een nummer, verwijzend naar ‘de gevelde Eijck in quaestie.’ Buiten leggen lage winterse zonnestralen de vestingwallen en gebouwen in een zachte
gloed. Gelukkig weten de Bosschenaren dit bijzondere terrein bij speciale gelegenheden wél te vinden. Het BHIC verwelkomt stadse evenementen en werkt graag mee aan monumentendagen en andere cultuurfestijnen. Zo haalt de citadel dan soms toch opeens duizenden bezoekers in één week.
smaakmakers architectuurbeleid architectuur Impressies van de Binckhorst in Den Haag op deze en volgende pagina’s
smaak makers Tekst: Olof Koekebakker Fotografie: Marleen Sleeuwits
Crisis vraagt om intelligent laveren in de stedenbouw 91
Onvoorspelbaarheid kan een stad verrijken
smaakmakers architectuurbeleid architectuur
92
De crisis biedt ook kansen bij de gebiedsontwikkeling: i n plaats van grote operaties in keer kunnen stedenbouwkundigen meer chirurgisch te werk gaan en de koers verleggen als dat nodig is. Dat is de mening van Floris (ex-OMA) Alkemade die onder meer betrokken was bij het Stadshart van Almere. Veel grote gebieden zijn nog niet af, zegt Joost Schrijnen, directeur van het Programmabureau Zuidwestelijke Delta en deeltijdhoogleraar stedenbouwkundig ontwerpen aan de TU Delft. Beiden geven als voorbeeld de Binckhorst in Den Haag, strategisch gelegen, dat zich goed leent voor ‘guerrillastedenbouw’. Foto’s op deze en volgende pagina’s geven een indruk van de veelzijdige bedrijvigheid in dit gebied. Door de malaise in de bouw dreigen ook grote projecten waarin stukken stad integraal tot ontwikkeling worden gebracht flink te stagneren. Vanaf het begin van de jaren negentig hebben zulke projecten voor gebiedsontwikkeling het aanzien van onze steden ingrijpend veranderd. Voorbeelden zijn er te over: Céramique in Maastricht, de Kop van Zuid in Rotterdam, het Oostelijk Havengebied in Amsterdam, het Paleiskwartier in Den Bosch en de Resident in Den Haag. Maar naar het zich laat aanzien loopt de hausse van stedelijke vernieuwing nu ten einde. Zo heeft Amsterdam afgelopen najaar laten weten dat de herstructurering in de Westelijke Tuinsteden goeddeels wordt stilgelegd. De stedenbouwkundigen die bij gebiedsontwikkeling de regie voeren zijn hierdoor gedwongen zich opnieuw op hun positie te oriënteren. Twee van hen, Joost Schrijnen en Floris Alkemade, krijgen de vraag voorgelegd welke toekomst zij voor gebiedsontwikkeling zien wegge-
legd. Schrijnen was onder meer directeur stedenbouw bij de dienst Stedenbouw en Volkshuisvesting in Rotterdam, projectdirecteur voor de Structuurvisie 2030 van Almere en directeur Ruimte en Mobiliteit bij de provincie Zuid-Holland. Tegenwoordig is hij directeur van het Programmabureau Zuidwestelijke Delta en deeltijdhoogleraar stedenbouwkundig ontwerpen aan de TU Delft. Floris Alkemade werkte bijna twintig jaar bij het Office for Metropolitan Architecture (OMA) van Rem Koolhaas - vanaf 2001 als partner. In 2008 begon hij voor zichzelf, onder de naam FAA (Floris Alkemade Architect). Bij OMA had hij het voortouw bij spraakmakende projecten als Euralille en het nieuwe stadshart van Almere. Als zelfstandig ontwerper werkt hij nu naast zijn architectuurprojecten aan plannen voor gebiedsontwikkelingen in Den Haag (de Binckhorst), Gent (Oude Dokken), Parijs (Saclay) en Lille (Euralille Chaude Riviere) (een vervolgopdracht voor Euralille).
Daarnaast is hij gasthoogleraar aan de universiteit van Gent. Zeilboot
Beiden erkennen dat de gebiedsontwikkeling flink door de crisis in de bouw is getroffen. Maar volgens Schrijnen is van stilstand nog geen sprake. “De bloeitijd is voorbij, maar er zit nog veel in de pijplijn. Er is nog altijd een ongelooflijke productie. Het werk rond zo ongeveer alle grote stations gaat gewoon door – al zullen die in hun programma misschien vertraging oplopen. Ook de Kop van Zuid is nog lang niet af, net als het Oosterdokseiland in Amsterdam.” De crisis biedt bovendien nieuwe kansen. Alkemade: “We worden
gedwongen om heel anders over gebiedsontwikkeling na te denken. In plaats van gebieden in één keer diepgaand te herstructureren, zal het veel meer gaan in de richting van een reeks kleinere operaties, waarmee je uiteindelijk ook een plan kunt opbouwen. In een studie over krimpende steden werd een sterke economie vergeleken met een motorboot waarin we zelf kunnen bepalen welke kant we op varen. Tegenwoordig bevinden we ons in een zeilboot, waarbij we moeten afwachten hoe de wind staat. Maar als je er op een intelligente manier mee omgaat, kun je met die zeilboot ook tegen de wind in varen.”
“Een van de strategieën die ik vanuit die logica voor de Binckhorst heb voorgesteld is dat we de programma’s die hinder veroorzaken niet meer per definitie gaan uitplaatsen, maar dat we hinderzones juist aangrijpen om gebieden met meer vrijheid tot stand te brengen. Dat biedt ruimte aan programma’s die elders niet terecht kunnen, maar die net zo goed bij de stad horen. Als de stad niet meer overal aan dezelfde
“Tegelijk laten Bink36, het Schieblock en de woningen in Almere zien dat er ook een soort bevrijding is waarvan ik hoop dat die aanhoudt. Wel moeten we oppassen dat we bij gebiedsontwikkeling niet blijven steken op een te klein schaalniveau. Dan ontbreekt de samenhang, of komt de infrastructuur niet van de grond. Het is niet erg om een ontwikkeling in kleinere onderdelen te faseren, maar zorg dan wel voor dat je daarmee de verdere toekomst
architectuurbeleid
Als voorbeeld noemt Alkemade de Binckhorst in Den Haag. “We moeten daar nu opereren vanuit een positie met veel minder macht en middelen. In plaats van een totale herstructurering reageren we nu veel preciezer in een context van nog maar gedeeltelijk gestuurde ontwikkelingen. Je zou het een soort guerrillastedenbouw kunnen noemen: met weinig middelen toch uiterst effectief zijn. Juist voor een gebied als de Binckhorst is dat interessant. Er was daar altijd al een soort Jacobse & Van Es habitat met een rijk scala aan kleine particuliere initiatieven, waar een sturende stad nooit nadrukkelijk aanwezig is geweest. Eigenlijk komt het er dus op neer dat we het aanpakken op de manier waarop de Binckhorst altijd al heeft gewerkt: kansen grijpen zodra ze zich voordoen. Bij een dergelijke vorm van gebiedsontwikkeling bouw je een groot plan op vanuit kleinschalige pixels. Daar komt bij dat de partijen veel gelijkwaardiger zijn geworden in vergelijking met een paar jaar geleden, toen de gemeente nog zo veel sturende invloed had dat ze de regels van het schaakspel zelf konden opstellen. Nu is er minder controle en dus wordt er meer een beroep gedaan op improvisatie waardoor een grotere dynamiek ontstaat.”
Ook Joost Schrijnen verwijst naar de Binckhorst, meer in het bijzonder naar het voormalige KPN-gebouw Bink36, dat in bezit is genomen door ondernemers in de creatieve sector. “Bink36 is een heel interessant initiatief om de winkel tijdens te verbouwing open te houden. Net als het Schieblock in Rotterdam. Als zulke gebouwen van de sloop worden gered, komt er ineens van alles op gang. Het opmerkelijke is dat het niet meer alleen de ontwikkelaars zijn die zaken in de markt zetten. De gebruikers – in dit geval is dat de creatieve sector – bepalen hun eigen markt. Je ziet het ook in de woningbouw. Net als elders wordt in Almere veel minder gebouwd; maar wat wel blijft lopen is de particuliere woningbouw. Door dat mogelijk te maken heeft [wethouder] Adri Duivesteijn de werkelijke vraag naar woningen zichtbaar gemaakt.” Schrijnen: “Vanaf de wederopbouw waren zowel de overheid als het bedrijfsleven gedwongen tot grootschaligheid. Ik nam er ook aan deel en ik moet eerlijk zeggen dat ik ervan heb genoten. Nu daar een einde aan is gekomen is er de pijnlijke vraag wie de verliezen voor zijn rekening moet nemen. Zolang de woningcorporaties hun geld niet loskrijgen en de marktpartijen met enorme verliezen zitten, blijft er sprake van een blokkade. Ik denk wel eens: als we al die verliezen in één keer konden afkopen, dan zouden we weer flink vooruit kunnen.”
architectuur
Sloop
smaakmakers
condities hoeft te voldoen, kun je ook veel ruigere stukken stad maken.”
93
Pagina 92 boven: Overslagbedrijven en onder: kantoren tussen woningen Links: Logistiek en distributie
smaakmakers
niet blokkeert,” aldus Schrijnen. Alkemade ervaart bij de Binckhorst aan den lijve dat, ook bij een kleinschaliger aanpak, grote ingrepen soms moeilijk kunnen worden gemist: “Ons plan berust ook op de aanleg van nieuwe infrastructuur. In de milieueffectrapportage zijn bijvoorbeeld aannames gedaan over de minimale gebouwhoogte die nodig is om het geluid af te schermen. Als dat niet doorgaat zit je wel met een probleem.”
94
architectuur
architectuurbeleid
Bewijskracht
Wat betekenen de gewijzigde omstandigheden voor de rol van de ontwerper? Alkemade: “Die moet zijn eigen plan niet meer als een vaststaand gegeven beschouwen, maar als het startpunt van een ontwikkeling die voortdurend ook door niet te controleren invloeden bepaald wordt. Het is een onzekere route, maar ook een heel interessante. Dat is een verschil met de architectuur, waar je doorgaans veel meer controle hebt. Goed beschouwd heeft de essentie van stedenbouw altijd voor een groot gedeelte gelegen in het intelligent omgaan met zaken die je juist niet kunt controleren. Binnen bepaalde kaders kan onvoorspelbaarheid een stad enorm verrijken. Een uitstekende remedie tegen de voortdurende neiging om onze steden veel te veel te polijsten.”
buitenkant vrijstaande oranje roltrappen geplaatst die 24 meter de hoogte ingaan. Een relatief kleine ingreep die desondanks de identiteit van een industriegebied van 100 ha ingrijpend verandert. Het is een vorm van stedenbouwkundige acupunctuur.” Om plannen voor gebiedsontwikkeling in de loop van het proces overeind te houden, kun je ze volgens Alkemade ook zo inrichten dat, als er eenmaal een begin mee is gemaakt, partijen niet zomaar meer kunnen uitstappen: “Dat hebben we in Lille geleerd. Volgens onze opdrachtgevers waren we onder meer geselecteerd omdat in ons plan alles door en over elkaar zat. Dat is lastig, maar het betekent ook dat niemand eruit kan stappen zonder de anderen onevenredig veel nadeel te berokkenen. Doordat daardoor iedereen iedereen controleert, krijg je per saldo een heel stabiele situatie. De Fransen noemen het la dynamique d’enfer – de dynamiek van de hel. Een stabiele vorm van samenwerking, gebaseerd op wantrouwen. Zonder dat we ons daarvan erg bewust waren hebben we met het gebogen maaiveld in het stadshart van Almere eigenlijk hetzelfde gedaan. Maar misschien zijn zulke plannen alleen haalbaar in tijden van veel ambities en mogelijkheden.” Atelier
Ook met beperkte middelen kan een slimme ontwerper er iets bijzonders van maken. Alkemade: “In crisistijd missen zelfs vanzelfsprekende stedenbouwkundige ingrepen vaak voldoende bewijskracht om er extra geld voor te reserveren. Dat geldt zeker voor het openbaar domein. Je wordt voortdurend gedwongen te onderzoeken wat er zonder grote budgetten mogelijk is. De Zeche Zollverein in Essen [een voormalige kolenmijn die sinds 2001 op de Unesco Werelderfgoedlijst staat] hebben we enerzijds vakkundig gerestaureerd, maar om zijn nieuwe betekenis te signaleren hebben we er ook een aantal elementen aan toegevoegd die nadrukkelijk nieuw zijn. We hebben bijvoorbeeld aan de
Volgens Joost Schrijnen bewijst zijn huidige functie dat de expertise van de stedenbouwkundige niet kan worden gemist. “Om leiding te geven aan de planontwikkeling voor de zuidwestelijke delta hebben ze niet iemand gevraagd die alles van water weet, maar een stedenbouwer. Die is namelijk in staat om verschillende sectoren in een plan en een strategie met elkaar te verbinden. Zoals ik vaker heb gedaan – het is een beetje mijn handelsmerk geworden – heb ik een atelier opgericht voor ontwerpend onderzoek. Dat is iets heel anders dan het maken van plannetjes. Bij ontwerpend onderzoek wordt het ontwerp ingezet om de verbindende krachten nader te exploreren.”
“In mijn oratie ben ik nog verder gegaan. Het was misschien brutaal, maar ik geloof er echt in: je creëert niet alleen een opgave, het gaat bijna zo ver dat je ook de opdrachtgever ‘ontwerpt’. Door het ontwerpend onderzoek plaats je die opdrachtgever namelijk in een bepaalde positie. Je moet in zo’n geval alleen niet zeggen dat je het beste plan van de wereld hebt, maar: we hebben verschillende mogelijkheden verkend, zullen we het daar eens over hebben? Waarop die opdrachtgever dan zegt: dat is interessant, dat brengt me op andere gedachten. Ontwerpend onderzoek is een intellectuele vaardigheid waarbij ontwerpen en tekenen cruciaal zijn. En dan maakt het niet meer uit of ik zulk werk in de delta doe of in de stad.” Alkemade is niet erg te spreken over de manier waarop overheden op de stagnatie in de bouw reageren. “Ik heb het idee dat men bang is geworden om het initiatief naar zich toe te trekken. De overheid vindt dat nu de marktpartijen aan zet zijn. Dat terwijl ontwikkelaars juist nu meer behoefte hebben dan ooit aan duidelijke kaders waarbinnen ze kunnen opereren. Door die terugtredende overheid ontbreekt nu zowel de reflectie over de grote schaal alsook over de lange termijn. Tegelijkertijd zijn gemeenten zo bevangen door het crisisgevoel dat ze geneigd zijn dan maar helemaal niets meer te ondernemen.” Het lijkt paradoxaal. Aan de ene kant het bestaande keurslijf van regels waaraan niet valt te ontkomen. Aan de andere kant een overheid die onvoldoende sturing geeft. Alkemade: “Je kunt ook sturing geven door gebieden aan te wijzen waar regels zich niet op beperkingen maar juist op nieuwe vrijheden richten. Juist daar kunnen gemeenten een belangrijke rol spelen. Zo hebben we destijds in Lille slechts van een beperkt aantal gebouwen precies beschreven hoe we ze wilden hebben. Voor de beeldbepalende torens hebben we alleen een globale enveloppe aangegeven; vervolgens
werden de architecten aangemoedigd om zich daar uit te bevrijden. In het masterplan voor het stadshart van Almere werd aan de architecten nadrukkelijk gevraagd om aan te geven wat ze vanuit hun specifieke gebouw geredeneerd aan het masterplan veranderd wilden zien. Op die manier kun je door middel van de intelligentie van de verschillende architecten het stedenbouwkundige plan verrijken.” Rijksgebouwendienst
Ook het rijk zou zich volgens Alkemade actiever mogen opstellen. “Ik werk nu veel in Frankrijk. Daar worden juist nu operaties met een nationaal belang opgetuigd. De intelligentie schuilt erin dat het rijk het op zich neemt om grootschalige ontwikkelingen mogelijk te maken. Sterke visies op nationale schaal die in staat zijn de marktpartijen voldoende vertrouwen te bieden voor de toekomst. Met onze polders en de Deltawerken hebben ook wij een overtuigende traditie, maar op de een of andere manier is die durf verdwenen.” Joost Schrijnen deelt Alkemades opvatting dat nu meer dan ooit een actieve overheid wordt verlangd. “Juist in deze tijd moet je als overheid de richting aangeven. De Rijksgebouwendienst is dan een partij die voorbeelden kan stellen. De reorganisatie van de overheid levert namelijk nieuwe kansen op. Wie weet wat voor interessante gevolgen het samenvoegen van ministeries kan hebben? Maak van de gelegenheid gebruik om het gebouw van VROM, dat een probleem heeft met zijn plinten, nu eens goed aan te pakken. En als het ministerie van Verkeer en Waterstaat vrijkomt, kan daar dan geen woongebouw van worden gemaakt? Zo zou de Rijksgebouwendienst kunnen stimuleren dat het huidige vastgoed van het rijk in een herontwerp wordt gebruikt voor andere programma’s in de stad. Werkelijk, in dit vak zijn er nog steeds kansen.”
smaakmakers
Tekst: Anka van Voorthuijsen Fotografie: marcel kentin
De tussentijd geeft je speelruimte
Ze heeft wat met leegstaande gebouwen, altijd gehad, zegt Willemijn de Boer. En het hoeven heus geen monumentale beauty’s te zijn, ook een doorsnee kantoorpand uit de jaren zestig heeft haar oprechte interesse. Zoals dit voormalige AXA-gebouw aan de Korte Voorhout 20 in Den Haag, waar we elkaar spreken. Het wordt over een paar jaar gesloopt, dan komt er op deze locatie nieuwbouw voor de Hoge Raad. ANNA heeft het tot die tijd in beheer. ‘Zo’n gebouw heeft potentie, je voelt dat er van alles is gebeurd, en dat er van alles kan. Als je er voor het eerst doorheen loopt is er altijd wel een gek hoekje waar nog een map staat. Het stelt niks voor, maar ik voel me dan net een kind op ontdekkingsreis.’
Creatievelingen
Juist het tijdelijke beheer heeft haar passie, zegt ze. ‘Alles beter dan dat zo’n pand een rotte kies wordt in de
ANNA beheert op dit moment vijf panden in Den Haag, in totaal 15.000 vierkante meter. Variërend van een oud winkelpandje tot een voormalig
architectuurbeleid
stad.’ De tussentijd, de transitiefase, juist die periode vindt ze interessant. ‘Dat is ook een grijs gebied qua regelgeving: dan kan er nog wel wat. Bij definitieve herbestemming moeten de puntjes al veel meer op de i. In de tussentijd hoef je niet aan de strengste normen te voldoen, zeker als het niet om wonen gaat, zoals bij ons. Dan is er nog wat rek.’ Maar ze merkt dat de regels de afgelopen jaren zijn aangescherpt, zeker waar het de brandveiligheid betreft. Er moet over het algemeen veel gebeuren aan brandmeldinstallaties, noodverlichting en compartimentering. Willemijn de Boer: ‘Zeker bij grote panden loopt het geschikt maken voor een tijdelijke bestemming ook al in de papieren. Maar het is natuurlijk ook zo: hoe groter een pand, hoe meer het opvalt als het niet meer wordt gebruikt en verloedert. En dit (Korte Voorhout 20, red.) staat bij de entree van Den Haag en het duurt nog wel even voor er gesloopt gaat worden. Dan ben ik echt blij met een eigenaar als de Rijksgebouwendienst. Zij nemen hun verantwoordelijkheid en zorgen voor budget om te investeren in de veiligheid van zo’n pand.’
architectuur
Willemijn de Boer (33 jaar), directeur van ANNA Vastgoed en Cultuur komt aanrijden in een gele Renault Kangoo. Ze is gekleed in een t-shirt en ruim vest. Schoenen: zonder hak. Voelt ze zich weleens een vreemde eend in de bijt van de vastgoedwereld? ‘Voor de Provada heb ik drie nette outfitjes gekocht. Je voelt je in zo’n omgeving vol mannen in pak zelf toch ook meer op je gemak in nette broek-blouse-jasje.’
95
smaak makers
De Boer (ANNA) ontfermt zich over lege panden
smaakmakers architectuurbeleid architectuur
96
overheidskantoor, met duizenden vierkante meters bruto vloeroppervlakte. In elk pand zijn een aantal creatievelingen gehuisvest met hun eigen bedrijfjes, variërend van conservatoriumstudenten tot theatergroepen en architecten. Er is permanent een wachtlijst van geïnteresseerden. In principe heeft elk ANNA-pand ook een publieke functie zoals bijvoorbeeld een filmzaaltje of een galerie: ‘Wij kunnen het gebouw zelf, en de omgeving, een creatieve boost geven.’ Ze loopt nog wel tegen wat vooroordelen aan in het wereldje: ‘Bij gebruik door kunstenaars en cultuurorganisaties denken veel vastgoedeigenaren nog altijd dan hun pand er dan slechter
uit komt te zien. Ik kan ze laten zien dat het niet zo is.’ Bovendien: ‘De markt beseft: dit gaan we niet redden met een bordje ‘te huur’op het raam. Een paar jaar geleden was de eerste vraag: wat levert het me op als ik het door jou laat beheren. Dat is nu al anders.’ Zelf woonde ze jarenlang anti-kraak, onder meer via leegstandsbeheerder Ad-Hoc. ‘Ik heb aan Het Plein gewoond. Zit je in het raamkozijn van je kamer met plafonds van zes meter hoog, zie je aan de overkant de Tweede Kamer. Fantastisch.’ In de loop der jaren ontstond de overtuiging dat al die vierkante meters leeg vloeroppervlak behalve voor wonen,
voor méér gebruikt zouden moeten kunnen worden. Willemijn de Boer: ‘Maar het werd juist, vooral onder druk van veiligheidseisen, steeds moeilijker om publieksactiviteiten in zo’n pand op poten te krijgen.’ Na een studie kunst- en cultuurwetenschappen aan de Erasmusuniversiteit in Rotterdam viel het kwartje: ‘Ik heb een grote voorliefde voor creativiteit, maar ben ook een ondernemer. Ik houd van organiseren en aansturen, en van vastgoed. Ik heb allerlei praktische vaardigheden die bij veel kunstenaars ontbreken. Dus ik kon twee dingen verbinden die elkaar zelf niet zo makkelijk zouden vinden.’
Expansie
Nu ‘doet’ ze sinds vier jaar dus in vastgoed. Voorlopig alleen nog in Den Haag – maar de expansie lijkt een kwestie van tijd. ‘Er komen allerlei vliegvelden en legerbases vrij, dat lijkt me fantastisch.’ Ze noemde haar bedrijf naar het eerste pand dat ze vier jaar geleden in beheer kreeg, aan de Haagse Anna Paulownastaat. Ooit gebouwd voor fotobedrijf Kodak, daarna hield de Rijksvoorlichtingsdienst er jaren kantoor, in de toekomst wordt het de zetel van de Franse ambassade. Anna Paulowna zelf hield bovendien erg van kunst, dus dat was wel een goede ‘match’, vindt ze. Aanvankelijk presenteerde ze zich als ‘Stichting
Het ‘verdienmodel’ dat ze heeft neergezet bestaat eruit dat zij
Kunstenaars en creatieve bedrijfjes hebben hun intrek genomen in het voormalige AXA-kantoor te Den Haag. Het deert hen niet dat de lift het niet doet en de heugafelttegels loslaten. (onder) informele club in het AXA-gebouw.
voor vastgoedeigenaren het tijdelijk beheer regelt van leegstaande panden. De ruimtes geeft ze in gebruik aan derden uit de creatieve sector, waarmee ze een achterban creërt die, zo is het idee, ook ‘business-to-business’ wat aan elkaar heeft. De gebruikers kunnen wellicht een publieke functie creëeren in het bedrijfspand, of er op enige manier aan bijdragen, al is het maar als publiek. Seventies
De wekelijkse ‘eat, meet &greet’ op de derde verdieping van Anna Paulownastraat 76 is een goed voorbeeld van zo’n geslaagde publieke functie. In een sfeervolle, in seventies-stijl ingerichte ruimte zit een ‘pop-up’ restaurant, waar elke woensdag een wekelijks wisselend driegangenmenu wordt geserveerd. Alle tafels, stoelen, tafelkleden en bestekjes verschillen van elkaar, want het zijn bijna allemaal krijgertjes. Toch is het een prettige, leuk vormgegeven ruimte waar wekelijks een wisselende groep mensen
binnen valt: soms gebruikers van ANNA, vaak ook totaal onbekenden die ‘viavia’van dit fenomeen hebben gehoord. Ook zijn er semi-besloten bijeenkomsten: zo komen de deelnemers aan de maandelijkse protesten van de Stichting Japanse Ereschulden hier altijd even lunchen. Het enorme pand aan de Anna Paulownastraat is verder gevuld met veel kleine bedrijfjes: variërend van een maquette-atelier tot kunstenaars en theatermakers. Ze betalen een bruikleenvergoeding (variabel, vanaf €100 per maand) afhankelijk van de oppervakte die ze gebruiken. Daarnaast kunnen ‘externen’ ruimtes huren voor overleg. Die flexibele ad-hoc verhuur voor ‘brainstorm-sessies’ is een snel groeiende markt, merkt ze. Ook in het nieuwste ANNA-pand, Korte Voorhout 20 (in ANNA-jargon ANNA@KV20 gedoopt), zitten een aantal grotere en kleinere ruimtes die vanaf de start in trek bleken als vergaderzaal voor allerlei groepen en bedrijven. Willemijn: ‘Voorheen
trokken we uitsluitend allerlei kunstprojecten aan die geld kósten, nu verdienen we eraan. Wij regelen de catering, het personeel, richten een zaal in en bedrijven vinden het grappig. Het is echt iets anders dan een officieel vergadercentrum en ook goedkoper.’ Maar ze is geen ‘zalenverhuurder’, benadrukt Willemijn, en ze concurreert beslist niet met de markt voor privéfeestjes. Een huurder moet het doen met het materiaal dat er is, en kan niet van alles gaan eisen. Recycling
En wat er is, dat bestaat vooral uit wat ze gratis kan krijgen, zo blijkt. ‘Ik recycle zo veel mogelijk.’ Want ook een basic-inrichting loopt bij zulke oppervlaktes al snel in de papieren. ‘Het is leuk om te kijken wat zo’n slooppand te bieden heeft, waar je nog iets mee kan. De luchtbehandelingsinstallatie moest eruit: van de buizen hebben we een barmeubel laten maken en een katheder.’ De honderden stoelen die verspreid over de verdiepingen staan in vergaderzalen en kamers, zijn afkomstig uit een ander slooppand: ‘De eigenaar moest het leeg opleveren: wij wilden ze wel komen halen, gaat snel en het kost hem niets.’ De vloertegels waren over na een voorstelling van een theatergroep, die ze weer had gekregen van een grote kantoorinrichter. Een paar stagiaires legden de tegels in verrassende patronen op de vloer. ‘Die groothandel heb ik daarna gebeld, dat we nog wel meer wilden hebben. Ze schijnen weleens mis-orders te hebben, hebben ze ineens 40 kasten te veel: ze zouden aan me denken.’ Refunc, een interieurarchitectuurbureau dat van ‘garbage’ weer bruikbare objecten maakt, stalt objecten in de ANNA-panden. ‘Hoeven zij geen opslagruimte te huren, en ik kan het goed gebruiken.’ Af en toe investeert ze in mobiele zaken als beamers en serviesgoed, of een leuk retro-behangetje, waardoor rondom de bar aan de Korte Voorhout nu een prettige ruimte is ontstaan. Korte Voorhout 20 is van buiten beslist niet sexy, en van binnen evenmin. Doorsnee jaren zestig-
97
ANNA Vastgoed en Cultuur’. Willemijn: ‘Ik weet niet meer waarom ik er een stichting van had gemaakt maar dat werkte niet.’ Net zoals de naam ‘Arti-Kraak’ die ze ook een tijdje gebruikte. ‘Vastgoedeigenaren snapten dat niet, die hadden daar niet de goede associaties bij.’ ANNA is beter, vindt ze. ‘Het is een leuke, warme naam die past bij de identiteit van gastvrij en open die ik in onze panden nastreef.’ De professionalisering schrijdt voort: ANNA heeft inmiddels een duidelijke huisstijl, een logo, en zelfs al banieren.
smaakmakers
architectuur met een interieur vol verlaagde plafonds en brede gangen. Qua omvang mega: 7000 vierkante meter over vier verdiepingen. De laatste jaren werd het gedeeltelijk anti-kraak gebruikt. Willemijn de Boer: ‘Dat betekent dat er jaren geen aandacht was voor ‘onderhoud-plus’, zoals ik het noem. De buiten-luxaflex werkt niet meer. Het centrale lichtbedieningspaneel in de hal is kapot. Er is jaren geen glazenwasser langs geweest.’ Maar het heeft wél een parkeergarage en ligt vlakbij Den Haag CS: dat maakt het interessant.
98
architectuur
architectuurbeleid
Troep
Als tijdelijk beheerder weet ze inmiddels wat ze bij een eerste bezoek aan zal treffen: overal ligt een béétje troep ‘en als je dat in zo’n groot pand bij elkaar veegt, is dat dus gigantisch veel rommel.’ Gezien de oppervlakte kost het veel geld om zelfs de basis enigszins op orde te krijgen. ‘Mist er ergens een paneeltje, denk je oké. Maar als je al die paneeltjes op gaat tellen, is een
onderhoudsman zo een week bezig. Net zoals de lampjes op de wc: hier en daar is er één kapot. Maar er zijn hier acht wc’s per etage. De lampen op de wc’s kunnen niet uit vanwege dat kapotte centrale schakelpaneel in de hal. Eén keer glazenwassen kost bijna €1000. Je loopt tegen veel praktische en technische dingetjes aan die samen veel geld kosten.’ In het pand aan de Korte Voorhout is de lift kapot. ‘Reparatie gaat een eigenaar natuurlijk niet voor je betalen.’ Eigenlijk is een lift een luxe voorziening, maar als je een expositieruimte op de vierde etage wilt maken, als je bedrijven binnen wilt hebben die ook bezoekers kunnen ontvangen, als je een houtbedrijf met zwaar materiaal en gereedschap binnen je pand wilt, en het pand optimaal wilt gebruiken, dan is het bijna noodzaak. ‘Dus gaan we sparen.’ De Boer: ‘Eigenaren willen steeds minder betalen voor leegstandsbeheer, dat betekent dat je soms de nutsvoorzieningen ook zelf voor je rekening moet nemen. Dat is nauwelijks te doen, maar als je
het niet doet, gaan gebruikers zelf met elektrische en oliekacheltjes lopen stoken: dat wil je als beheerder in verband met de brandveiligheid natuurlijk helemaal niet.’ Ook in dit geval is ze blij met de Rijksgebouwendienst als opdrachtgever: het rijk betaalt de stookkosten nog even door. Beamers
Ook al gaat het bij ANNA om tijdelijk beheer, als je dat goed wilt doen, is investeren noodzakelijk. ‘We hebben beamers gekocht’. Er zijn plannen om een geluiddichte oefenruimte als een box-in-box constructie in het pand te bouwen. ‘Daar is veel behoefte aan. We hebben een groepje mensen dat zo’n ruimte nodig heeft, en ‘m ook wil bouwen. Dan is het interessant als wij de materiaalkosten dekken.’ De Boer: ‘Tijdelijk herbestemmen was lang iets wat je alleen maar deed om de boel niet te laten verpauperen, het mocht vooral niks kosten. Nu komt er langzaam een discussie
op gang over wat tijdelijke herbestemming kan betekenen. Maar de transitiefase wordt nog niet bewust ingezet. Juist in die transitiefase kun je dingen uitproberen voor definitief hergebruik, je kunt iets betekenen. Dat helpt om erover na te denken wat er daarna kan komen. Je kunt zorgen dat de discussies over de toekomst van een plek, ook daadwerkelijk dáár plaats vinden. Dat mensen al feeling met zo’n plek krijgen waar iets gaat gebeuren, zo’n plek een ziel geven, dat wil ik. Ik probeer echt iets te maken van de tussentijd.’
Pagina 96: beeld links: IAMFRESH en Patswerk; beeld rechts: Maquette atelier Onder: Paars bureau: Five spices
smaak makers
Herbestemming is een maatschappelijk vraagstuk
smaakmakers
Frank Strolenberg leidt nationaal programma met grote urgentie:
Tekst: Anka van Voorthuijsen Fotografie: michiel van nieuwkerk
Frank Strolenberg was tien jaar lang dé man achter het programma Belvedere, en droeg er zo aan bij dat cultuurhistorie tegenwoordig serieus meetelt in de ruimtelijke ordening. ‘Nu was de vraag: wil je datzelfde kunstje nog een keer doen, maar dan rondom herbestemming?’ Hij zei ja. In zijn Linkedin-profiel schrijft hij: ‘Houd ervan om thema’s die maatschappelijke meerwaarde hebben, betekenis te geven. Wil verbindingen leggen tussen hoofd (visie, strategie), hart (betekenis, gevoel) en handen (organisatie, uitvoering).’ Het komt allemaal samen in dit onderwerp. Het is een opsomming die tot de verbeelding spreekt: elke dag komt
er één boerderij in Nederland leeg te staan. Elke week sluiten er twee kerken. Elke maand verdwijnt er een klooster. Binnenkort alle postkantoren. Veel gevangenissen en kazernes. Inmiddels staat er meer dan 7 miljoen vierkante meter kantoorruimte ongebruikt, er zijn 40.000 lege verdiepingen boven winkels. Dat zijn indrukwekkende – en verontrustende – cijfers. Ze staan in de brochure van het Nationaal Programma Herbestemming. Maar het gaat eigenlijk om iets heel anders, vindt programmamanager Frank Strolenberg (1967). Hij groeide zelf op in Kerkrade, in zo’n typische jaren vijftig wijk: mét katholiek kerkgebouw, uiteraard.
99
Elke week sluiten er twee kerken. Gevangenissen zijn in de (uit)verkoop. Het Nationaal Programma Herbestemming is buitengewoon actueel en op het lijf geschreven van Frank Strolenberg die eerst Belvédère heeft opgezet. Een team van vliegende brigades moet gemeenten en eigenaren voorstellen aan de hand doen. ‘Ik ben een man van doen.’ Het uur U is aangebroken; want leegstaande gebouwen kosten ook energie. Op deze en volgende pagina’s beelden van het Hembrugterrein in Zaandam dat op een nieuwe bestemming wacht, en Trouw Amsterdam dat floreert als club en restaurant.
smaakmakers
voor eigenaren die er niet uitkomen. We zorgen dat er specialisten zijn op bijvoorbeeld financiën, ontwerp of op proces. Op alle gebieden waarop je problemen tegen kunt komen.’ En hoe gaat dat werken in de praktijk, wie mag die vliegende brigade inschakelen, wat kost het en wie betaalt dat? ‘Dat moeten we nog bekijken. We gaan gewoon beginnen. Ik houd van dóen, wil niet te lang praten.’ Honderd jaar ervaring
100
In juni presenteerde hij een ‘H-team’ met klinkende namen waaronder Duco Stadig, Jean Baptise Benraad, Rudy Stroink, Marinke Steenhuis: ‘Samen goed voor meer dan 100 jaar aan ervaring op het gebied van herbestemming’, volgens Strolenberg, maar: ‘Zelfs zij spreken elkaar soms tegen, en weten niet alles. We hebben het met z’n allen in Nederland ongelofelijk complex gemaakt.’ Onmogelijke opgave dus? ‘Nee, maar er zijn veel misverstanden. Vaak wordt te snel geroepen dat iets niet kan, dat klopt niet. Daar willen we met De kerk werd onlangs gesloopt, er zou een Aldi komen. ‘Dat gaat door de crisis niet door. Nu is er dus een enorme lege vlakte, het hart is uit de wijk gesloopt, je ziet de boel verloederen. Wil je dat als samenleving? Herbestemmen is een maatschappelijk vraagstuk. Het gaat om authenticiteit, identiteit, vertrouwdheid, eigenheid. Wat willen we bewaren voor het nageslacht?’ Het is een vraagstuk dat eigenlijk nog het minst van al op het bordje van de rijksoverheid thuishoort, beaamt hij. ‘Het gaat om vastgoed van gemeenten, woningcorporaties, burgers, projectontwikkelaars. Maar het is zo’n grote en belangrijke opgave, die ook verankerd is in de architectuurnota en de modernisering van de monumentenwet, dat we er als Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed mee aan de slag willen. Dit vraagt echt om interdisciplinair werken en denken, en dat gebeurt nog niet voldoende. Het onderwerp móet op de agenda. Dus hebben we het als rijksoverheid opgepakt en we gaan het op een offensieve manier
aanpakken. Ooit was het herbestemmen van leegstaande gebouwen en monumenten een soort hobby’tje van een aantal mensen. Nu is het een groot maatschappelijk vraagstuk.’ Het Nationaal Programma Herbestemming heeft een voorlopige looptijd van vier jaar, maar dat is zeker niet voldoende, weet hij nu al. Wat heeft dit eerste jaar, dat hij zelf omschrijft als de warming-up fase, concreet opgeleverd? Er is een website (www.herbestemming.nu), een kennisplatform met nieuwbrieven, best practices, en een digitale kennisbank. ‘Het woord herbestemming was nog geen lemma in de diverse bibliotheken, dat gaan we nu dus virtueel invoeren: door alle boeken te beschrijven bij de rijksdienst, het NAI, de TU Delft die over herbestemming gaan en uitstijgen boven de casuïstiek.’ Daarnaast worden zogenoemde vliegende brigades in het leven geroepen die als een soort wegenwacht bij herbestemming kunnen optreden. ‘Voor gemeenten die vast lopen,
Een groot internationaal voorbeeld op het terrein van herbestemmen is het Ruhrgebied in Duitsland. Overblijfselen van de voormalige zware industrie zijn inmiddels een economisch en toeristisch succes. ‘Met bussen vol komt iedereen er vanuit heel Europa kijken. Maar het Ruhrgebied vraagt om meer dan alleen het creëren van iconen.’ In Nederland zijn we ook erg goed in ‘het creeëren van nieuwe kwaliteit in oude gebouwen’, benadrukt Strolenberg. ‘Vanuit het Ruhrgebied komen ze nu ook bij ons kijken.’ Zie het Westergasfabriekterrein in Amsterdam, de Dominicanerkerk in Maastricht, waar Selexyz zit. ‘In Nederland kennen we veel vrijheid in de omgang met monumentale gebouwen. Soms handhaven we de structuur en vervangen we de ‘huid’ van een gebouw, zoals bij de Meelfabriek in Leiden of, zoals bij Rijkswaterstaat in Utrecht, handhaven we het casco en vervangen we de binnenkant.’ Het gaat bij elk gebouw steeds weer om maatwerk. Zelf vindt hij de voormalige DRU-fabrieken in de gemeente Oude IJsselstreek een fraai voorbeeld van geslaagde herbestemming. DRU was ooit groot in onder meer (oranje) braadpannen, badkuipen en kachels. Het voormalige industrieterrein en de gebouwen krijgen de komende jaren een nieuwe bestemming, een deel is alweer gevuld. ‘Met een bioscoop en een theater, maar ook een muziekschool, er komen (zorg)woningen, een restaurant. Allemaal functies die de economische draagkracht versterken en passen in die gemeente. Maatwerk, dat gaat overigens verder dan alleen de buitenkant, het gaat ook om exploitatie en beheer, om het neerzetten van een duurzame economische huishouding. Het kijken naar die totale samenhang, daar zijn we in Nederland goed in.’
zo’n H-team mee helpen.’ Waar hij vooral mee bezig is geweest: draagvlak creëren. Strolenberg: ‘Dat gaat heel goed bij dit onderwerp. Ik merk veel enthousiasme, mensen hebben er wat mee en willen investeren: geld, menskracht, expertise. Er is al een indrukwekkende lijst gesprekspartners, variërend van de VNG tot woningcorporaties, bouwers, ontwerpers en universiteiten die mee willen doen. Iedereen moet er wat mee en wil er ook wat mee. De support is echt groot, een enorm verschil met wat ik tien jaar geleden bij Belvedere meemaakte.’ Herbestemming raakt mensen, omdat het gaat om gebouwen met uitstraling, en niet alleen fysiek. ‘Het gaat om gebouwen die al een leven geleefd hebben en een verhaal te vertellen hebben. Bijna iedereen vindt dat prachtig.’ En dat enthousiasme is er op alle niveaus: of het nu om een rijksmonument gaat, of een dorpskerk. ‘Ik woon zelf vlakbij het RIVMterrein in Bilthoven. Het RIVM wil verhuizen, en gelijk is er een enthousiaste groep buurtbewoners die mee wil denken over de toekomst van dat terrein en de gebouwen die er staan.’
Je kunt veel retoriek op het probleem van de leegstand loslaten: er komen steeds meer ‘rotte kiezen’ in de stad, het ‘Uur U’ is aangebroken, de wereld staat in brand, allemaal wáár, vindt Strolenberg. ‘Het geld is op, de crisis duurt nog wel even. We moeten het doen met de bestaande voorraad. Je moet echt ómdenken. Het gaat niet alleen maar om uitsluitend cultureel waardevolle gebouwen, boerderijen, kerken of panden met het etiket ‘monument’. Dat is in dit tijdsgewricht nauwelijks nog relevant. De hoeveelheid is enorm. In Arnhem komen dit jaar elf kerken leeg. Elf, alleen al in Arnhem! Wat móet je daarmee? Je kunt er geheid een paar herbestemmen, maar de rest? Slopen, leeg laten staan?’ De overheid is de aangewezen partij om een voortrekkersrol te vervullen, vindt Strolenberg. Maar hoe? Belasting op leegstand? Hij is geen fan van beboeten en handhaven. ‘In België is bijvoorbeeld sprake van een
101
Omdenken
leegstandstax. We hebben ernaar laten kijken. Er is in die regeling uiteraard een democratische bezwaarmogelijkheid en dus ontstaat er discussie over wat leegstand is. 90 procent van de bezwaren wordt vervolgens in het gelijk gesteld. Dat schiet dus niet op. Wij willen het anders aanpakken.’ Maar hoe dan wél, als je eigenaren niet wilt of kunt verplichten? ‘We kunnen randvoorwaarden scheppen. Naar stimuleringsmaatregelen kijken, aan fondsvorming gaan doen. Ook al ben je als overheid geen eigenaar, je bent wel de toneelmeester. Je moet zorgen dat het licht brandt en dat de gordijntjes open gaan. Een klimaat scheppen waarin je het herontwikkelen van bestaande gebouwen uitlokt. Geen nieuwe wetten en regelgeving, maar binnen de bestaande kaders kijken wat er kan. Het gaat om het creëren van waarde. En gebouwen hebben tijd nodig. Zelfs voor de Wibautstraat in Amsterdam bestaat nu enthousiasme.’
102
Brandveiligheid
Maar het valt ook niet mee. ‘Door rampen als in Volendam en Enschede hebben we de brandveiligheidseisen steeds meer opgeschroefd. Dat willen we ook als samenleving. Maar de andere kant van dezelfde medaille is dat we het daardoor moeilijker hebben gemaakt om panden her te bestemmen. We
stellen als rijksoverheid eisen aan de toegankelijkheid voor gehandicapten, we hebben een bouwbesluit, geluidhinderwetgeving, fijnstofnormen: daar moet je allemaal wat mee als je wilt herbestemmen. Het is een enorm parcours met veel hindernissen, waar we mensen doorheen willen loodsen. De ruimtelijke ordeningwetgeving in Nederland is uitermate complex omdat we een risicoloze samen leving nastreven.’ Wiens ‘schuld’ die leegstand is, doet er niet zoveel toe, vindt hij. Huurders wilden tot voor kort glanzende nieuwbouw, gemeenten wilden geld verdienen aan grond, vastgoedeigenaren wilden expansie, de overheid maakte het allemaal mogelijk. ‘Er is dan ook niet één partij die voor de enorme leegstand verantwoordelijk is. Als er genoeg geld is, neem je andere beslissingen dan in tijden van crises. Dat is niet dom, dat is de cultuur die er was.’ Ook bij het Rijk zelf. Zo komt binnenkort justitiële jeugdinrichting De Doggershoek in Den Helder leeg: er zijn nieuwe inzichten over de hulp die criminele jongeren nodig hebben, en daarvoor is nieuwbouw in aantocht, 40 kilometer verderop. Strolenberg: ‘Het oude complex had goed omgebouwd kunnen worden voor die nieuwe aanpak. Maar daar is niet voor gekozen.’ Hetzelfde bij het CBS-kantoor in Heerlen. ‘In de boeken was het oude gebouw een
paar jaar geleden afgeschreven: dus tijd voor nieuwbouw want geld was het probleem blijkbaar niet. Nu staat er nieuwbouw pal naast het oude gebouw en zit de gemeente Heerlen met dat oude CBS-gebouw in z’n maag.’ Neem het Hembrugterrein in Amsterdam. De grond is er vervuild vanwege de vroegere munitie productie. Er staan tientallen monumentale panden te verkrotten, op acht minuten varen van CS. Frank Strolenberg: ‘Dat soort dingen doen we, ook als rijksoverheid. Er blijkt een groot verschil tussen de overheid als eigenaar/ontwikkelaar en de overheid als beleidsmaker. Die twee staan soms haaks op elkaar.’
die optiek maatschappelijk interessant en waardevol.’ Het begrip winstmaximalisatie moet voorlopig even uit het vocabulaire worden geschrapt, vindt hij. ‘Dat gaat alleen over geld. In de hele maatschappij gaat het ook over andere dingen dan over boekhoudkundige waarden. Over duurzaamheid, sociaal maatschappelijke relevantie. Daar moeten we ook naar kijken. Streven naar optimalisatie van effecten in brede zin in plaats van naar maximalisatie van gelden die er niet of nauwelijks nog zijn.’
Stoken
‘Nu moet het anders. Dit is echt een totaal nieuwe tijd. Natuurlijk is afboeken pijnlijk, zeker in deze tijd. Maar al die gebouwen kosten leeg ook enorm veel geld en leveren niets op. Je moet ze toch blijven stoken om ze vorstvrij te houden, je moet het onderhoud bijhouden, dat kost opgeteld miljoenen op de Rijks begroting.’ Het is bovendien een maatschappelijke kwestie: ‘Al die lege winkelstraten waar niemand boven de winkels woont, dat wordt als onherbergzaam en onveilig gevoeld. Dat leidt dan weer tot de roep om meer blauw op straat, maar je zou ook kunnen zorgen dat er weer mensen boven die winkels wonen. Herbestemmen is ook vanuit
Het Nationaal Programma Herbestemming wil betrokkenheid en inzet bundelen om de komende jaren de praktijk van herbestemming te bevorderen, kennis en innovatie te verspreiden en het onderwerp overal goed op de agenda te zetten. In 2011 en 2013 zijn er internationale Biënnales rondom het onderwerp.
In dit jubileumnummer van Smaak worden drie kunstwerken die de afgelopen jaren onder de percentage regeling tot stand zijn gekomen uitgelicht. Alle drie de werken belichamen de progressieve voorbeeldfunctie die de percentageregeling wil vervullen. Kunst die impact heeft en beklijft.
kunstregeling
Een shortlist van geslaagde kunst bij rijksgebouwen Kunstenaars die werken onder de percentageregeling beeldende kunst bij rijksgebouwen hebben een zware artistieke dobber. Ze moeten niet zomaar een fantastisch werk maken; ook de juiste chemie tussen gebouw, kunst en gebruiker is uiterst essentieel voor een geslaagd werk. Tegelijkertijd moet het spookcliché van kunst als de decoratieve kers op de architectonische taart voor alles vermeden worden. Jip en Jannekekunst is uit den boze. De kunstadviseurs van de percentageregeling zien het liefst vernieuwende kunst die op het scherpst van de snede opereert en buiten de gebaande paden treedt. Werk dat de kijker in het beste geval simpelweg van de sokken blaast. Of
zoals Hans van den Ban, kunstcoördinator van het atelier Rijksbouwmeester het eerder in Smaak verwoordde: “Anders, met een hoofdletter A, dat is wat we willen.” Speciaal voor het jubileumnummer van SMAAK stelden de kunstadviseurs van het atelier Rijksbouwmeester een shortlist samen van spraakmakende en smaakmakende kunstwerken die de afgelopen vijf jaar uit de percentageregeling voortvloeiden. Elk werk belichaamt het gewilde Anders op eigen eigenzinnige wijze. Rob Birza’s grootschalige kunsttoepassingen voor het Walterbos-complex in Apeldoorn leverde een droomhuwelijk tussen
103
andere smaken
Tekst: Xandra de Jongh Fotografie: Archief Rgd
kunst
Geen Jip en Jannekekunst of decoratieve kers
kunst
kunstregeling
De A van Anders, daar gaat het om
kunst en architectuur op. De tekstuele lichtkunst van de Amerikaanse kunstenaar Sam Durant voor het Openbaar Ministerie in Arnhem deed een discussie oplaaien over het herkenbare wezen van de kunst. En de jonge ontwerper Willem van der Sluis wist met zijn innovatieve ontwerp van een recreatiekoepel voor asielzoekers een positieve draai te geven aan een maatschappelijk gevoelige opdracht.
104
Ideaal Gesamtkunstwerk
Voor verplichte eindgarnituur hoef je niet bij Rob Birza aan te kloppen, op safe spelen is niets voor deze kunstenaar. Multikunstenaar Birza experimenteert liever, waarvan zijn
grootschalige bijdrage aan het Walterboscomplex, het hoofdkantoor van de Belastingdienst in Apeldoorn getuigt. Het in 2007 opgeleverde renovatie en nieuwbouwproject van het 110 duizend vierkante meter tellende kantorencomplex is een van de grootste Nederlandse bouwprojecten waar architectuur en kunst vanaf het begin samen hebben opgetrokken. Birza voorzag het nieuwe plintgebouw van Neutelings Riedijk zowel binnen als buiten van een aantal uiteenlopende kunsttoepassingen. Buiten springt onmiddellijk een stripachtig draakje in het oog, dat duizendvoudig in de roestvrijstalen beplating van een aantal opbouwen
is gestanst. Het draakje, een lichtvoetige verwijzing naar zijn traditionele rol als schatbewaarder, heeft op sommige plaatsen gezelschap van een reeks aluminium maskers die een kruising zijn tussen archa誰sche en futuristische koppen. De maskers gaan een directe relatie aan met de architectuur van de opbouwen die doet denken aan Inca-tempels.
gebrachte tekeningen in OostIndische inkt verwijzen net als de bovengrondse maskers naar oude culturen. Ook de enorme wandtapijten met een patroon van gedigitaliseerde, uitvergrote verfklodders, die de binnenkant van de lichtkokers bekleden maken onderdeel uit van de ondergrondse microkosmos van Rob Birza.
Ondergronds zet deze complementaire, haast vanzelfsprekende, relatie tussen kunst en architectuur zich voort. Op de betonnen wafelstructuur van de massieve binnenmuren bracht Birza een repeterend patroon van fantasiefossielen aan. De op enkele plaatsen op de muren aan-
Kunsthistorische breuk
Bijzonder is de schaal van het project, niet alleen in vierkante meters, maar ook de grote diversiteit in beeldtaal en techniek van de kunsttoepassingen. Een kolfje naar de hand van de kameleontische Birza, maar ook dankzij het bijzon-
pag. 103-104: Sportdomes van Willem van der Sluis Links en rechts: Draakjes van Rob Birza op de gevel van het Walterbos-complex pag. 106: Bewerkte leuzen van Sam Durant voor het OM Arnhem (foto Jaap de Ruig).
eindresultaat is een exemplarisch Gesamtkunstwerk waarbij de kunst tegelijk geïntegreerd en prominent in de architectuur aanwezig is. Een droomhuwelijk tussen kunst en architectuur dat bovendien een heldere kunsthistorische breuk laat zien met het oude modernistische adagium waarin het ornament in architectuur als een misdaad (aldus Adolf Loos) werd beschouwd. In dit rijksgebouw in Apeldoorn wordt het ornament in de architectuur duidelijk opnieuw geliefkoosd. Imago issues
Issues rond het imago van de organisatie is iets waar kunstenaars met de percentageregeling vaak
Tegelijkertijd was de kunstcommissie juist in de ban geraakt van de kritische kunst van Sam Durant. De Amerikaanse kunstenaar staat onder meer bekend om het gebruik van lichtbakken en zijn affiniteit met objecten die een historische, maatschappelijke, politieke of kunsthistorische dimensie bezitten. In het geval van zijn werk in Arnhem is de oorspronkelijke context van de tekstregel ‘No Lie Can Live Forever’ - evenals de teksten ‘Justice’ en Tell It Like It Is’ die zich in het gebouw bevinden - te vinden in de betogingen voor gelijke rechten zoals die
vanaf het midden van de vorige eeuw in de Verenigde Staten plaatsvonden. De tekstregels die Durant gebruikt zijn afkomstig van protestborden uit die tijd, maar zijn door hun algemene betekenis niet per se gebonden aan die periode. ‘No Lie Can Live Forever’ is in feite een universele tekstregel, dat in het Nederlandse ‘Al is de leugen nog zo snel, de waarheid achterhaalt haar wel’ een spreekwoordelijke equivalent vindt. Reflectie
Het achterliggende idee van de keuze van de kunstcommissie voor de handgeschreven tekstregels van Durant was dat ze onder meer zouden aanzetten tot reflectie over de idee van rechtvaardigheid en hoe deze zich verhoudt tot de context waarin de toeschouwer zich bevindt. ‘No Lie Can Live Forever’ riep voor het Openbaar Ministerie kennelijk een ongewenste reflectie op. De algemene stemming onder het personeel was dat de organisatie zich niet met een dergelijke uitspraak moest adverteren. De meerderheid in de kunstcommissie (waarin ook personeel zitting heeft) was echter van mening dat de discussie en vragen die het werk zou oproepen interessanter was dan het ontlopen ervan. De lichtbak van Durant kreeg groen licht. Maar het werk in Arnhem raakte in die zin door de discussie besmet, dat nieuwe opdrachtgevers nog steeds naar ‘die lichtbak in Arnhem’ verwijzen als hét voorbeeld van kunst dat ze absoluut niet willen binnen hun organisatie. Na plaatsing van het werk onderstreepte de tekstregel ‘No Lie Can Live Forever’ op onverwachte wijze
105
dere streven van het architectenbureau Neutelings Riedijk om de kunst te laten samensmelten met de architectuur. De angst van veel architecten voor ongewenste ruis in hun gebouw - of dit nu gordijnen of kunst is - is het bureau vreemd. Integendeel: Neutelings Riedijk reserveert met zichtbare passie een belangrijke rol voor kunst in hun architectuur. Zie daarvoor ook het door hun ontworpen Instituut voor Beeld en Geluid met de inmiddels karakteristieke glasplatengevel van Jaap Drupsteen. De samenwerking tussen Birza en Neutelings Riedijk vond niet alleen tijdens de conceptfase plaats maar gedurende het hele proces. Het
tegenaan lopen. De gebruiker wil geen (politieke) misverstanden, geen kunst die tot controverse kan leiden. Het tekent de discussie rond het omstreden werk dat de Amerikaanse kunstenaar Sam Durant voor het Openbaar Ministerie (OM) in Arnhem maakte. Op de gevel van het gebouw valt sinds 2006 ‘No Lie Can Live Forever’ te lezen. De 12 meter lange lichtbak met de op een gele achtergrond handgeschreven tekstregel hangt schuin boven het naambord van het OM. Voor passanten zijn beiden borden in dezelfde oogopslag zichtbaar. Bij het OM ontstond dan ook de vrees dat het passerende publiek ‘No Lie Can Live Forever’ zou opvatten als een reclameslogan van de organisatie en niet als een kunstwerk. Een reclameslogan bovendien, die niet per definitie de visie van het Openbaar Ministerie weerspiegelt. Door het plaatsen van de twee tekstborden in hetzelfde gezichtskader kan die gevolgtrekking wel gemaakt worden, zo luidde de bezwaren. Het was duidelijk dat de organisatie zich iets anders had voorgesteld bij ‘een lichtkunstwerk dat het gebouw letterlijk en figuurlijk een andere uitstraling zou geven.’
kunstregeling
innovatief en duurzaam ontwerp met behoud van de vereiste functies. De ontwerper stond voor de lastige opgave een ruimte te creëren voor iemand die daar in essentie niet wilde zijn. Van der Sluis probeerde in zijn ontwerp dan ook zo veel mogelijk associaties aan gevangenschap te vermijden. Geen tralies, geen vierkante muren, geen kooigevoel.
kunst
Compassievolle innovatie
zijn betekenis. De leverancier van de lichtbak bleek het contract niet te zijn nagekomen. Afgesproken was dat led-verlichting zou worden gebruikt met een sterke lichtopbrengst, in plaats daarvan werd goedkopere Tl-buisverlichting met een relatief lage lichtopbrengst voor de lichtbakken gebruikt. In 2008 verliet de omstreden tekstregel tijdelijk de gevel om in een nieuwe lichtbak letterlijk nog feller zijn rentree te maken.
106
Maatschappelijke controverse
In sommige gevallen hebben organisaties al op voorhand te kampen met zware imago issues. Denk aan maatschappelijk controversiële zaken als het asielzoekersbeleid. Het ministerie van Justitie is verantwoordelijk is voor de opvang van uitgeprocedeerde asielzoekers in afwachting van hun uitzetting. Met name de laatste 10 jaar zag het ministerie zich genoodzaakt om in korte tijd met relatief weinig middelen dergelijke opvang te creëren. Vanwege de hoge nood
wordt zelfs uitgeweken naar zogeheten tijdelijke bajesboten, die vanwege de beperkte ruimte als fenomeen op zich al maatschappelijk omstreden zijn. Kortom: niet echt een situatie waarin je automatisch aan (geld en ruimte voor) kunst denkt. Het ministerie diende dan ook een verzoek in voor ontheffing van de percentageregeling bij de bouw van twee detentieboten in Zaandam. De kunstadviseurs dienden echter een verzoek in bij de toenmalige rijksbouwmeester Mels Crouwel om dit niet te honoreren. De situatie bood volgens hen juist perspectief voor een bijzondere opdracht. Ontwerper Willem van der Sluis werd gevraagd om een demontabele en verplaatsbare sport- en luchtplaats bij de detentieboten te ontwerpen. Door ruimtegebrek op de boten zelf moest het recreëren op de kade plaatsvinden. Bestaande sportkooien zijn niet alleen duur maar ook onaangenaam om te zien. De vraag aan Van der Sluis was een
Het resultaat zijn twee haast klassieke koepelconstructie die gegeven de context een bijzonder ruimtelijke ervaring creëren. Een belangrijke rol hierin speelt het fijnmazige patroon van het hekwerk, dat van beneden naar boven toe steeds opener is uitgewerkt. Zonder de functionele eisen aan het ontwerp - ontsnappen moet vanzelfsprekend geen optie zijn - uit het oog te verliezen weet Van der Sluis echter op een innovatieve manier de gebruiker - de gevangene, en niet zoals gebruikelijker de bewaking - centraal te zetten. Waar de doorsnee buitenruimte in gevangenissen slechts een blik naar boven gunt, stelt dit ontwerp de gevangenen in staat om veel meer van de buitenwereld te ervaren. Tegelijkertijd waarborgt het fijnmazige patroon in het hekwerk op grondniveau de privacy van de gedetineerden tegen al te nieuwsgierige blikken van buitenaf. Willem Van der Sluis kwam, zo zou je kunnen stellen, tot een compassievolle innovatie. Zijn ontwerp maakt in elk geval een mentale ontsnapping voor de asielzoekers mogelijk. Zoals de wijze waarop het licht op een zonnige dag zich door de hekwerk aftekent als het zonlicht dat door het bladerdak van een bos piekt. Of de wijze waarop de ‘sportdomes’, zoals Van der Sluis ze zelf noemt, ‘s avonds in lichtbakens veranderen, als een oplichtende diamant te midden van de schrijnende situatie van de uitgeprocedeerde asielzoekers. Het ontwerp waarin Van der Sluis op bijzondere wijze inspeelt op een actuele - maatschappelijk gevoelige - situatie, bleek een succesnummer.
Zijn sportkoepel kreeg aandacht in belangrijke internationale tijdschriften als Wallpaper en ontving een design prijs. In 2008 werd Van der Sluis opnieuw gevraagd een sportdome te leveren, deze keer voor gevangenis de Schie in Rotterdam. Hoe uitlopend deze drie besproken werken ook zijn, wat hen verbindt is dat ze als kunst beklijven. Niet omdat ze als kunstwerk precies zo zijn zoals we het ons vooraf hadden voorgesteld, of dat het werk zich al bij de eerste aanblik liet doorgronden. Maar omdat het werken zijn die ons - mettertijd - juist iets nieuws laten zien. Ons in staat stellen de zaak vanuit een ander perspectief te ervaren. Of dat nu gaat om de architectuur van een gebouw, het wezenlijke kenmerk van een organisatie of de mensen die zich tot dit alles verhouden.
smaakmakers
smaak makers
‘DBFMO’. ‘DBM’. ‘Prestatiecontract’. Voor de één zijn het kreten, de ander beluistert als muziek de veelbelovende namen voor contractvormen. De Rijksgebouwendienst werkt stap voor stap aan nieuwe vormen van opdrachtgeverschap. Dat betekent: contracten met opdrachtnemers die veel meer zichzelf gaan controleren en opdrachtgevers die vooral geleverd werk toetsen. Een kijkje achter de schermen van een grote vernieuwingsbeweging, die de afgelopen jaren in gang is gezet.
Achter de letters DBFMO gaat een succesverhaal schuil: het gebouw van het ministerie van Financiën in Den Haag was één van de eerste projecten waarin opdrachtgever Rijksgebouwendienst werkte met contracten die reiken van het ontwerp tot en met onderhoud en langdurig exploiteren.
Dat is alweer bijna een verhaal uit de recente geschiedenis. Het begon in 2003 met het besluit van toenmalig minister van Financiën, Zalm, om een nieuwe bouwpraktijk te gaan beoefenen: een publiek-private samenwerking (PPS) voor renovatie van zijn eigen kantoorruimtes aan de Korte Voorhout. De PPS-pilot
bereikte een feestelijk hoogtepunt bij de opening van het gebouw door koningin Beatrix in maart 2009. Maar eigenlijk zou dat een markering van een ‘tussenstop’ moeten heten. Want het contract loopt nog 25 jaar door met ‘M’ en ‘O’: onderhoud en exploitatie, waartoe het private bouwconsortium Safire zich heeft verplicht. De Rijksgebouwendienst heeft intussen al veel meer ervaringen opgedaan met PPS-achtige contracten, in diverse vormen. Bijvoorbeeld het gebouw van de Belastingdienst in Doetinchem en het pand in Groningen dat is gebouwd voor de Belastingdienst en de Duo-groep. Lessen worden meegenomen van en naar elders. Het werken met geïntegreerde contracten vereist niet alleen bij opdrachtgevers extra specialisatie, maar ook bij marktpartijen. Expertisecentrum Aanbesteden
Bij de Rijksgebouwendienst heeft Ralph Oduber het overzicht. Hij
werkt bij het Expertisecentrum Aanbesteden van de directie Projecten als adviseur marktanalyse en inkoopbeleid. ‘De Rijksgebouwendienst is de koploper in Nederland op het gebied van utiliteitsbouw. We delen kennis met andere grote overheidsopdrachtgevers als ProRail en Rijkswaterstaat. Wij drieën zijn de meer beeldbepalende organisaties op nationaal niveau. Kennis delen gebeurt onder meer in het Opdrachtgeversforum in de Bouw, waar deelnemers eigen instrumenten voor elkaar beschikbaar stellen. Daarin zitten naast de Rijksgebouwendienst ook Rijkswaterstaat, ProRail, enkele andere overheden en woningcorporaties’. ‘Wij delen onze kennis verder in de door ons gezamenlijk opgerichte Rijksprojectenacademie. Daar leren onze beste project- en procesmanagers wat er elders gebeurt, hoe de markt ervoor staat, de nieuwste theorieën. We halen kennis uit het buitenland. Er bestaat een netwerk van nationale huisvestingsorganisaties, met uiteenlopende leden. Dat
architectuur
Overheid en markt: it takes two to tango
107
Tekst: Agnes Koerts en Derk van der Laan Fotografie: sake elzinga
architectuurbeleid
Nieuw contractvormen dagen Rijk en commerciële partijen uit
smaakmakers
netwerk reikt van Zweden tot aan Japan. Deze internationale contacten leiden tot excursies over en weer. Om een voorbeeld te noemen: onze Deense zusterorganisatie de Danish Palaces and Property Agency kwam onlangs een paar dagen bij ons rondkijken om te zien hoe wij het opdrachtgeverschap eigentijds invullen. Kennis stroomt ook via netwerken zoals Vernieuwing Bouw, waarin we samenwerken met onze opdrachtnemers, of noem het marktpartijen. Ook advies- en ingenieursbureaus brengen kennis binnen’.
108
architectuur
architectuurbeleid
Schoonmaakbedrijf
Bekend is dat bij de grote aannemers intussen gespecialiseerde afdelingen draaien voor de geïntegreerde contracten. Maar deze groten hoeven niet altijd de hoofdopdrachtnemer te zijn. Oduber noemt een voorbeeld van het gunnen van een DBFMO contract aan een buiten de traditionele doorsnee vallende partij. Het betreft het in aanbouw zijnde kantoorgebouw van de Belastingdienst in Doetinchem: ‘De hoofdaannemer is een aanbieder van integrale facilitaire diensten. Ooit een schoonmaakbedrijf, heeft hij intussen veel meer disciplines in zijn groep. Het bijzondere van dat bedrijf is, dat het is blijven kijken naar een gebouw vanuit de exploitatie. Zo’n consortium ziet de bouw zelf eigenlijk meer als een noodzakelijkheid, nodig om daarna vijftien jaar lang huisvesting te kunnen verzorgen, met alles erop en eraan. Hun kwaliteitskeuzes tonen zij in kamers en gangen zonder plinten, een goede logistiek voor het afval, een gestroomlijnde catering en innovatieve oplossingen voor de beveiliging. Dat zijn vernieuwingen die wij met deze contractmogelijkheid al in de ontwerpfase binnenhalen. Je ziet: hoe meer wij als opdrachtgever terugtreden, hoe meer ruimte de opdrachtnemer krijgt om zijn expertise neer te zetten. Hoe meer wij doen op dit punt door onze nek uit te steken, hoe sneller de markt zich aanpast.’
Bestek
Oduber noemt het kortweg “ouderwets” om een bestek te maken en op basis daarvan een reeks uitvoerders aan het werk te zetten. ‘Je moet zorgvuldig nadenken over welke eisen je stelt aan huisvesting. Dat vertaal je naar een vraagspecificatie met alleen de grote lijnen. De
verantwoordelijkheid ligt vervolgens daar waar risico’s het beste beheerst kunnen worden. Je kunt de verantwoordelijkheid voor kwaliteitskeuzes in goede zakelijkheid overdragen. Marktpartijen moeten ons overtuigen dat zij de beloofde kwaliteit kunnen leveren, en aan het eind van de rit ook blijken te hebben geleverd’.
Niet dat de markt al feilloos aanvoelt wat de bedoeling is, erkent Oduber. ‘Dat is zo, de markt is nog niet klaar om een grote hoeveelheid geïntegreerde contracten aan te kunnen. Regelmatig stellen aannemers nog de vraag: ‘Moeten wij voortaan ons zelf gaan controleren?’ ‘Ja’, zegt de opdrachtgever dan: ‘We hebben dat
Gebundelde inkoop Op deze en vorige pagina’s het hoofdkantoor van Dienst Uitvoering Onderwijs en de Belastingdienst in Groningen dat in de loop van 2011 zal worden geopend
en dat kwaliteitsniveau besteld en we verwachten simpelweg een dergelijk resultaat. Hoe jullie het doen, doe je het’.’ De Rijksgebouwendienst zet steeds meer in op prestatiecontracten voor beheer en onderhoud. In plaats van opdrachtnemers te verplichten tot
Past Performance Prestatiemeten
De Rijksgebouwendienst werkt aan standaardisering van Design & Build (and Maintain) contracten. Op dit moment lopen er vijftien projecten volgens deze methode, die in potentie goed is voor tientallen toepassingen per jaar. Volgens Ralph Oduber zal bij projecten van meer dan 1,5 miljoen euro altijd worden bekeken of DB(M) geschikt is. Toepassingsmogelijkheden ziet Oduber zeker bij renovaties, uitbreidingen, aanbouwen en kleinschalige nieuwbouw. ‘Daar kan zo’n Design & Build contract eenvoudig voor worden gebruikt’.
Eén van de vondsten die sinds begin 2011 wordt benut, is het in kaart brengen van de geleverde prestaties van opdrachtnemers. Het systeem
Een andere wereld van mogelijk heden biedt zogenaamde horizontale toepassing van de nieuwe
inspanning eist de dienst nu technische prestaties. Daarbij is het aan de opdrachtnemers om die resultaten te behalen, ongeacht de inspanning die zij ervoor doen. Oduber licht toe: ‘Je stelt als eis dat de verwarmingsinstallatie het gebouw op een temperatuur van 20 graden houdt, en dat daarbij zich maximaal X storingen per jaar mogen voordoen. Op die prestatie wordt de opdrachtnemer afgerekend.’
soorten contracten. ‘Een DBFMO richt zich in feite op een betere huisvestingsketen voor één gebouw of complex, dus vanaf het ontwerp en de materialenkeuze tot en met het langdurig onderhoud en de exploitatie. Dat kun je “verticaal” of “ketenintegratie”noemen. Maar ook kun je kiezen voor gebundelde inkoop van identieke onderdelen, bestemd voor vele gebouwen, of meerdere complexen. Per gelijke, horizontale, positie in het bouwen beheerproces vraag je leveranties uit die je van te voren in een raamovereenkomst bent overeen gekomen. Een inbouwpakket dat voor elke kantoorruimte nodig is bijvoorbeeld, geschikt voor een groot aantal rijksgebouwen met verschillende functies. Pakketten met wanden, deuren, plafonds, ventilatiesystemen’. Inkoop
Ralph Oduber vertelt over de groeiende ervaring met het ontwikkelen van dergelijke contracten. Daarbij vinden hij en zijn collega’s steeds beter aansluiting bij andere contractvormen, met de juiste invalshoek en scope. Bij elkaar houdt de Rijksgebouwendienst zich nu bezig met elf DBFMO contracten, zo’n vijftien DB(M) projecten, rond de dertig prestatiecontracten en zijn er pilots voor maincontracting. Die zijn of komen op de markt, de aantallen zullen naar verwachting aanzienlijk toenemen. Oduber: ‘Uiteindelijk moeten er diverse contractvormen klaarliggen om uiteenlopende inkoopsituaties te faciliteren, voor elke vraag of behoefte. Het kan gaan om een nieuwbouwproject, om onderhoud, maar ook om een BOEI-inspectie, de geïntegreerde inspectie die onder andere kijkt naar alle aspecten van brandveiligheid, onderhoud en energie. Of FCIB, het functioneel controleren, inregelen en beproeven van installaties’.
109
heet Past Performance Prestatiemeten, en het is eigenlijk eenvoudig een rapportcijfer geven over geleverd werk. ProRail werkt al met een eigen versie, specifiek voor hun markt, en nu gaat de Rijksgebouwendienst met een vertaling daarvan aan de slag. Ook Rijkswaterstaat gaat ermee werken. Oduber: ‘Past Performance Prestatiemeten is een meer objectieve vorm van beoordeling. Het komt in de plaats van het, tot nu toe gebruikelijke, onderbuikgevoel dat betrokkenen hebben bij een belangrijke vraag: verliep een bouwproject nu succesvol of niet? Er spelen vier criteria bij beoordeling: planmatig werken, deskundigheid en kwaliteit, het cluster samenwerkingcommunicatie-organisatie en tot slot veiligheid en milieu. Dat oordeel telt mee bij de kans op volgende uitnodigingen. Zouden opdrachtnemers niet als spiegel kunnen dienen en toetsen of ze tevreden zijn over de opdracht gevers? ‘Ja, dat zou goed zijn’, veert Oduber enthousiast op: ‘Sterker nog, de uitnodiging ligt er! Toen wij de methode van Past Performance Prestatiemeten ontwikkelden, en daarbij opdrachtnemers betrokken, zeiden we: wanneer jullie een methode aanbevelen om ons als opdrachtgevers te kunnen beoordelen, dan graag! Ik zou het toejuichen wanneer tweezijdigheid ontstaat’.
serie
De komende maanden woont schrijfster Mariët Meester met haar man weer in Veenhuizen, en wel in de oude pastorie. Hier doet ze inspiratie op voor haar nieuwe roman. Stof genoeg in ‘het gevangenisdorp’ van Nederland, waar een opgroeiend kind zich niet afvroeg of het bijzonder was tussen de gesticht bewoners te leven.
nieuwe serie Tekst: mariët meester Fotografie: Jaap de Ruig
110
Mariet Meester op haar omafiets voor de oude pastorie van Veenhuizen.
Onze woonkamer kijkt uit op een enorme kerk die in 1892 / 1893 is gebouwd. In de tijd dat Veenhuizen werd bevolkt door ‘verpleegden’, zoals de gestichtbewoners werden genoemd, was kerkgang namelijk verplicht. De kerk telde acht- à negenhonderd zitplaatsen, na een verbouwing in 1965 werden het er tweehonderdzestig. Vlakbij heeft eerst een andere katholieke kerk uit 1826 gestaan, die volgens bepaalde bronnen is verbouwd tot het pand waarin ik ben opgegroeid, de school met het huis er aan vast. Tussendoor schijnt het ook nog een cellen gebouw te zijn geweest voor disciplinair gestrafte verpleegden. De toenmalige pastoor was daar zeer
architectuur
verbolgen over, hij vreesde dat er in zijn voormalige kerk werd gevloekt, dat er onzedelijke handelingen werden verricht. Helemaal precies weet ik het allemaal nog niet, maar daarom ben ik hier juist, om dit soort zaken uit te zoeken. Verder ben ik van plan om vanuit de pastorie met allerlei mensen te gaan praten, veel rond te fietsen en na te denken over de toekomstige roman. Voor de komende afleveringen van smaak zal ik telkens één aspect van Veenhuizen beschrijven.
monumenten
Ik bedacht dat ik een roman zou willen schrijven waarin het huidige Veenhuizen wordt verbonden met de twintigste-eeuwse geschiedenis van het dorp. Een fictief verhaal, dat zich afspeelt in een historisch verantwoorde context. Daar zou ik eerst materiaal voor moeten gaan verzamelen. Maar waar? In Veen huizen zelf natuurlijk. Bij mijn inmiddels tachtigjarige ouders intrekken dan maar? Dat leek me niet verstandig. In plaats daarvan zou ik contact kunnen opnemen met het Ontwikkelingsbureau, waarin de Rijksgebouwendienst voor de helft participeert, naast de Provincie Drenthe en de gemeente Noordenveld. Veenhuizen telt honderd tweeëntwintig rijksmonumenten, het Ontwikkelingsbureau houdt zich bezig met het zoeken naar passende bestemmingen. Ik wist dat de rooms-katholieke pastorie leegstond, dat de pastoor, een vriend van mijn ouders, was overleden. Zelf woonden wij vroeger naast de pastorie, in een wit huis dat vastzat aan de school waarvan mijn vader hoofd was. De pastorie was nog groter, nog monumentaler. Zou ik soms... Kon ik misschien toestemming krijgen om... Dan zou ik voor een afgebakende periode in...
Ik schrijf deze woorden in de pastorie. Ik heb het Ontwikkelingsbureau inderdaad benaderd en kreeg te maken met de portefeuille manager van de Rijksgebouwendienst, Krijn Troost. Ik mocht langskomen en tekende uiteindelijk een ‘Vastgoedbeschermingsovereenkomst met het Rijksvastgoed- en ontwikkelingsbedrijf’ ofwel een anti-kraak contract. Samen met mijn man heb ik het prachtige pand nu in bezit genomen. Wij hebben tien kamers tot onze beschikking. Eerst vond ik het verdrietig om de geest van de pastoor te moeten verdrijven, ik kon dat pas accepteren nadat ik een foto van hem had neergezet met een Mariabeeldje ernaast.
stedenbouw
Pas nadat ik naar Amsterdam was verhuisd en al drie boeken had gepubliceerd, waaronder twee romans, kreeg ik in de gaten dat mijn jeugd – tja, nogal apart was. Ik moest er eerst afstand van nemen om er objectief naar te kunnen kijken. In 1997 publiceerde ik een roman over een meisje van twaalf dat in de jaren zestig en zeventig van de twintigste eeuw opgroeide in het gevangenisdorp. Later volgde een roman die zich deels in Veenhuizen, deels in Amsterdam afspeelt. En toch had ik het gevoel dat ik de ‘echte’ volwassen roman over dit onderwerp nog niet had geschreven. Er zijn inmiddels meer boeken over Veenhuizen gepubliceerd, die vooral de periode beslaan waarin het dorp draaide om de gestichten voor armoedzaaiers en dronkenlappen. Zelf ben ik vooral geïnteresseerd in de periode daarna, die ik deels heb meegemaakt, de periode waarin de
gestichten gevangenissen waren geworden en de hele beroepsbevolking voor Justitie werkte.
111
Jarenlang vond ik het heel gewoon dat ik in Veenhuizen was opgegroeid. Mijn ouders bleven er wonen, dat hielp niet echt mee om het bijzonder te gaan vinden. Mannen die ‘s nachts in de gevangenis verblijven en overdag rond je huis zwerven om bladeren te harken? Op zondag in de kerk aan de overkant van het gangpad diezelfde mannen zien zitten? Met de boevenbus naar school, alle vaders in uniform: zo was het leven bij ons nu eenmaal.
architectuurbeleid
kunst
Een vastgoedbeschermingsovereenkomst
Jaaroverzicht 2010
onderwerp kunst architectuurbeleid architectuur monumenten stedenbouw
112
SMAAK–45 Verschuivingen
SMAAK–46 Internationaal
– Leiden centrum biodiversiteit – Dok op de Zuidas mogelijk – Bezoekcijfers Paleis op de Dam – Resultaten Experiment – Studie naar IJmeerverbinding – Prijs voor Oostvaarderskliniek – Nicolaas Matsier: Comenius-mausoleum – Binnenstedelijk bouwen – Interview Roel Bekker – Deel 1 Rijksarchieven: Leeuwarden – Onderzoekslab voor jong talent – De verandering van de A2 – Inspectie rijksgebouwen – Bertus Mulder en het Rietveldpaviljoen – Onder de onderdoorgang Rijksmuseum – Franse ambassade in Kodakgebouw – PPS-constructie Defensiemuseum – Achtergronden centrum biodiversiteit – Bomen redding voor fort Naarden – Shanghai 2010: paviljoen bijna klaar – Nasmaak: Wite de Savornin Lohman, Soestdijk
– ICN fuseert met RCE – Onderzoekslabs gaan verder – Bouw Zwolse rechtbank begonnen – Provada 2010 – Nieuwe site Rijksgebouwendienst – Kompas Light verbetert aanbestedingen – Nicolaas Matsier: gevangenis Scheveningen – Deens bureau bouwt Internationaal Strafhof – Achtergronden van beveiliging – Duurzame stad is autoluw en compact – Erasmus MC voorbeeld duurzaam renoveren – Libanon Tribunaal in AIVD-gebouw – Shanghai 2010: paviljoen is echt klaar – Grafische kunst Kasper Andreasen in Letterkundig Museum – M van Koolhaas krijgt kans – Restauratie rechtbank Haarlem – Kunst Spencer Finch in rechtbank Haarlem – Interview Joop van Oosten (BAM) – Slangtafel Remco Bruggink in gevangenissen – Onderzoek landgoed Soestdijk – Longstay Zeeland – The making of Nationaal Historisch Museum – Deel 2 Rijksarchieven: Zeeland – Ziekenbarak museum Volkenkunde – Nasmaak: Jan van Gils, Tweede Kamer
jaaroverzicht 2010
SMAAK–48 Toekomst voor verleden
SMAAK–49 De onthulling
– Openbaar Ministerie Zutphen naar Arnhem – Prijs jaarverslag Rgd – Rechtbank Amsterdam verhuist – Gouden Piramide: herbestemming – Cepezed ontwerpt Tilburgs knooppunt – Noordsingel in de verkoop – Architectuurbiënnale Venetië – Mauritshuis krijgt verbinding met De Witte – Ook tuinen en parken zijn monumenten – Laatste blik in noodzetel Zwolle – Gesprek met Wim Pijbes Rijksmuseum – Interview: Ole Bouman NAI – PPS wordt steeds meer maatwerk – Shanghai 2010: paviljoen in gebruik – Deel 3 Rijksarchieven: Limburg – Verhuizing VROM gepland – Askon Eden haalt herinneringen op – Studie naar compactere bedrijventerreinen – Leidse musea delen depot – Wat is organisatiegericht huisvesten? – Beelden Caspar Berger bij Belastingdienst Utrecht – Flexibel kantoor Rijkswaterstaat Arnhem – Verschillende visies op Haags cultuurforum – Kunst Esther Tielemans Belastingdienst Rotterdam – Nasmaak: Gert Brouwer en Anneke Dijkstra, Bredero
– Defensiemuseum wordt pps-project – Restauratie grafmonument Tromp – Nieuw Naturalis op komst – Bouwput Zwolse rechtbank – Schildering Antoine Plateau ontdekt in WillemV – Nicolaas Matsier: het graf van Tromp – Restauratieonderzoek Jachthuis Sint Hubertus – Deel 4 Rijksarchieven: Zwolle – Herbouw Rietveldpaviljoen is puzzel – Noordsingel te koop – met rechtbank – Soestdijk beperkt open vanaf 2011 – Ruïne Bredero klimaatbestendig – Overkapping Scheepvaartmuseum – Gesprek Hans van Heeswijk over Mauritshuis – Gevelrestauratie Paleis op de Dam – Hek Jan van der Ploeg bij Financiën – Shanghai 2010: Toekomst paviljoen – Dienst Verkeer en Scheepvaart: Nieuwe Werken – Interview Jan Dronkers, DG Rijkswaterstaat – Het kleine station – Drie visies op Cultuurforum gekozen – Nasmaak: Menno Ipenburg, arts Veenhuizen
– Neutelings Riedijk Architecten ontwerpen Cultuurforum – Wytze Patijn stadsbouwmeester Delft – Workshop atelier Rijksbouwmeester over beveiliging – BNA Kubus naar Neutelings Riedijk – Aanbesteding IJ-dock – Peter Jägers over overheveling Rijksgebouwendienst naar BZK – Nicolaas Matsier: Douanehuis Coevorden – Kromhoutkazerne: landschap en architectuur ineen – Gevel Paleis op de Dam voor een deel schoon – Vuurtoren Goedereede – Kunstenaars in Blokhuispoortgevangenis – Interview: Ed Nijpels – Reuvenshuis vergadercentrum in Leiden – Deel 5 Rijksarchieven: Haarlem – Waardering roerende en onroerende goederen – Marmer grafmonument Tromp aangetast – Maallust Veenhuizen – Vernieuwing in de bouw via contracten – Ton Idsinga houdt op met Gouden Piramide – De specialisten van ICN – Shanghai 2010 is voorbij – Wervelkolom van Paul Vendel bij Belastingdienst Doetinchem – Nasmaak: Taco Keulen, Doggershoek
113
SMAAK–47 Het onzichtbare
boeken en expo kunst
expo en boeken
114
stedenbouw
monumenten
architectuur
architectuurbeleid
jaarboek landschapsarchictuur en stedenbouw in nederland 2010
andere smaken Tekst: jaap huisman & marcel van heck
Wanneer het over het Jaarboek gaat, denkt de overgrote meerderheid van de ontwerpers waarschijnlijk meteen aan het Jaarboek Architectuur in Nederland: het overzichtswerk waar de vakgemeenschap ieder jaar weer reikhalzend naar uitkijkt. Maar ‘het vak’ kent nog een Jaarboek. Het komt uit de stal van het tijdschrift De Blauwe Kamer en heet het Jaarboek voor de landschapsarchitectuur en stedenbouw in Nederland. Dat dit jaarboek wat minder bekend is, is op zich niet zo vreemd. Het handelt immers over disciplines die wat abstracter zijn waardoor de doelgroep automatisch ook verkleint. Daarnaast verschijnt het gewoonweg minder vaak. Waar landschap en stedenbouw over het algemeen wat tragere disciplines zijn, bundelt het jaarboek van landschap en stedenbouw de oogst van een aantal jaren. Daarbij ‘deed’ de vorige aflevering de jaren 2003-2007 en behandelt het recent verschenen nummer plannen of projecten die zijn ontwikkeld en/of uitgevoerd in
de periode 2008–2009. Het boek telt vijfentwintig projecten en drie foto-essays. Het is een interessant naslagwerk met scherpe thematische keuzes. Energie, water, afval, de zeespiegelstijging: een voor een actuele thema’s die het werk van landschappers en stedenbouwers nu en de komende jaren zullen (gaan) bepalen. Opmerkelijk is dat het niet blijft bij gerealiseerde plannen alleen. Zo deelt de redactie een terechte pluim uit aan de structuurvisie van Almere waar wethouder Adri Duivesteijn erin is geslaagd een overtuigend verhaal neer te leggen. Vooral de gerichte inzet van het ontwerp verdient respect en bewondering. Opvallend is ook de hoge kwaliteit van de fotografie. De ene prachtige foto volgt op de ander. Daarbij leven de foto’s ook. Het zijn geen anonieme plaatjes; gestileerde foto’s zonder mensen. Nee, deze ruimten en landschappen zijn in gebruik. De mensen springen eruit. En dat is een bijzonder goede en verfrissende keuze binnen een discipline die nog wel eens blijft hangen in mooie plaatjes waar gebruik en menselijke aanwezigheid angstvalling uit wordt geweerd. Kortom: een mooie en goede toevoeging op ‘dat andere jaarboek’ Eenmaal naast elkaar gelegd, laten beide Jaarboeken overigens ook goed zien hoe de verschillende disciplines elkaar in de ontwerppraktijk genaderd zijn, zeker waar het de stedenbouw betreft. Welbeschouwd en ingegeven door de veelgehoorde verzwakte positie van de stedenbouw is dit immers het veld waar tegenwoordig zowel architecten als landschappers actief zijn. Daardoor
kan het ook gebeuren dat we in beide jaarboeken projecten aantreffen die zonder probleem ook in ‘dat andere jaarboek’ kunnen staan. Neem bijvoorbeeld de nieuwe museumingang van de Hermitage in Amsterdam en de mooie herbestemming van een voormalig klooster annex schoolgebouw in Heemstede. Dat roept wel een vraag op over het profiel van beide Jaarboeken. Want wanneer kom je in de een en wanneer in de ander? Is het logisch of is het luxe? En wat is, zeker wat betreft de stedenbouw, het onderscheidende profiel van beide overzichtswerken? Kan alles niet in een Jaarboek? Het Jaarboek van het ontwerp? Of moeten we gewoon constateren dat we ons in Nederland twee van dergelijke overzichtswerken kunnen permitteren: een voor de architectuur en een voor het landschap en een de stedenbouw. Tot slot nog aandacht voor een belofte. Immers, afgelopen keer beloofde ik u een recensie van Nieuwe Energie: Nederland na het fossiele tijdperk, geschreven door oud zakenvrouw van het jaar Anne-Marie Rakhorst. Destijds sneuvelde het voor een hip bookazine over de stad en nu was bijna het jaarboek er met alle regels vandoor gegaan. Desondanks nog een paar zinnen voor dit boekje. Niet omdat het hemelbestormend goed is – daarvoor kent het te veel beperkingen – maar omdat AnneMarie Rakhorst erin geslaagd is een boek te schrijven dat duurzaamheid definitief lostrekt uit het circuit van sandalen, geitewollensokken en natuurwinkels. Rakhorst, zelf ook verre van een geitewollensok, brengt duurzaamheid op een trendy manier in verband met de actualiteit en
nasmaak
Foto op achterkant SMAAK
>>
Tekst: marianne schijf Fotografie: simone van es
actuele stromingen in het ontwerp. Bovendien laat ze diverse deskundigen aan het woord die goede voorstellen doen voor een duurzamer bestaan. Daarmee is het een klein maar makkelijk en zeker ook prettig leesbaar naslagwerk geworden. Manco is wel dat duurzaamheid erg sectoraal als vertrekpunt wordt genomen. Een integrale kijk op de materie ontbreekt. En dat is jammer, want met trendy alleen komen we er niet. Landschapsarchitectuur en stedenbouw in Nederland 2010 25 toonaangevende projecten Redactie: Jelte Boeijenga (hoofd-redacteur), Martine Bakker, Mark Hendriks Foto-essays: Ralph Kämena, Dieuwertje Komen, Dorothée Meyer Selectie: Hilde Blank (voorzitter), Inez Boogaarts, Noël van Dooren, Karin Laglas, Jeroen de Willigen ISBN: 978-90-75271-45-4 Prijs: € 39,90 Uitgeverij Blauwdruk www.uitgeverijblauwdruk.nl januari 2011 Anne-Marie Rakhorst, Nieuwe Energie: Nederland na het fossiele tijdperk Prijs: € 29,95 ISBN: 978-90-5594-769-0 Uitgegever: Scriptum Books augustus 2010
Willem Bijleveld
directeur Scheepvaartmuseum Directeur Willem Bijleveld van het gerestaureerde Scheepvaartmuseum in Amstrekijkt uit naar de opening in september. ‘Een museum moet in het hier en nu staan.’ ‘We naderen het eind van de restauratie, maar dat is voor ons natuurlijk het begin. Begin oktober ontvangen we de eerste bezoekers. De openingsfestiviteiten duren een week en starten eind september. Het mooie van deze restauratie is dat er een 21e eeuws museum in een 17e eeuws gebouw komt. We willen de inrichting heel anders aanpakken. Vroeger was de chronologie leidend; je kwam binnen en doorliep 25 museumzalen met museumobjecten. Die opzet hebben we nu verlaten. Als bezoeker kun je straks direct kiezen voor de tentoonstelling of belevenis van jouw voorkeur. Zo kun je een zeereis beleven of je kunt naar een tijdelijke tentoonstelling. Via de Oosthal kom je bij de vaste collectie voor liefhebbers van maritieme geschiedenis. Onze 250.000 objecten en schilderijen vertellen hun eigen verhaal. Wat ik zou kiezen als liefhebber? Een planetarium uit 1750. Het slingeruurwerk in de prachtige houten kast stuurt het model van ons planetenstelsel aan. Alles klopt precies. Omdat ons publiek voor een groot deel bestaat uit gezinnen met kinderen hebben we grote tentoonstellingen ingericht voor verschillende leeftijden. Basisschoolkinderen kunnen kennismaken met de walvisvaart. Er ligt een walviskop waar je in kan lopen. Voor oudere kinderen zijn er gefilmde figuren uit de Gouden Eeuw. Zo vertelt Amimba uit Suriname hoe verschrikkelijk ze het in Nederland vindt. Haar meesteres wil haar terug sturen….Voor studenten uit het voortgezet onderwijs is er een nieuw thema: de techniek van de haven. Een modern bezoekerscentrum van de haven was er nog niet in Amsterdam. Ik vind dat een museum in het hier en nu moet staan.
In het museum kun je vanuit de centrale binnenplaats alle kanten uit. Voor alle doelgroepen is er iets te beleven en dat is uniek. Er is geen ander museum dat zo doelgericht met doelgroepen bezig is. Op maat. Ik heb goede hoop dat ons bezoekersaantal zal stijgen tot 300.000 en zelfs tot 400.000 per jaar. We hopen ook dat mensen wat langer zullen blijven; er is veel aandacht besteed aan het restaurant, de garderobe en alle zaken om de exposities heen. Mensen besteden daar 40 percentage van hun tijd aan in een museum, wist je dat? De overdekte binnenplaats wordt straks gebruikt voor evenementen , diners en recepties. Ik ben in deze tijden van besparingen voorstander van de ondernemende aanpak. Vroeger was ik directeur van Madame Tussaud en het Omniversum, commerciële organisaties. Je wordt er gastgerichter van: je moet je gasten welkom heten en gasten moeten zich welkom weten.’ De restauratie had wel een lange aanloop. Te lang naar mijn smaak. We wilden meer dan we eerst mochten. We hadden een simpele restauratie kunnen doen, maar de Rijksgebouwendienst begreep wel dat we meer wilden. Schokkend in het proces vond ik dat je na de toestemming van alle rijksdiensten voor dit rijksmonument nog eens door de molen moet van de gemeente om een bouwvergunning te krijgen. Dat is zo dubbelop, een weeffout in onze monumentenzorg. Of ik nog zorgen heb? Nee. Het instellen van de klimaatinstallatie luister wel nauw. We hebben zes maanden om in te richten. In juni komen de museale objecten pas terug, eerst komen de decorstukken zoals de walviskop. Die kunnen wel tegen een stootje. Maar een schilderij of planetarium natuurlijk niet.’
smaak is een uitgave van: Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties Rijnstraat 8 | 2515 XP Den Haag | www.rgd.nl
los nummer € 5,-
© Rijksoverheid | Maart 2011 | Publicatie-nr. 0018