Het Grote Boek van Sinterklaas

Page 1

Het

GrotevanBoek Sinterklaas


Hoofdstuk 1

Waar is iedereen? “Waar ben ik?�, mompelt Stijn. Verdwaasd kijkt hij om zich heen. Hij is net wakker geworden en ligt op een koude, harde tegelvloer, met een postzak over zich heen als deken. Zijn kleren heeft hij nog aan, zelfs zijn blauwe winterjas en zijn witte sneakers.

2


3


Om hem heen is het een rommeltje op de vloer. Pepernoten, snoepgoed, postkarren, opengemaakte enveloppen en lege dozen. Stijn kijkt naar de lege balie in de kamer. ‘Postpiet’, staat er op het bord dat erboven hangt. Buiten is het donker, ziet hij door het smalle raampje in de kamer. ­Alleen de volle maan geeft licht. Stijn, hij is in september acht jaar geworden, wrijft de slaap uit zijn ogen, gaapt en rekt zich uit. Stukje voor stukje komen zijn herinneringen t­ erug. Hij weet nog dat hij met zijn papa en mama en zijn twee jaar jongere broertje Tom in de rij stond om het kasteel te bezoeken en af en toe een high-five of boks uitdeelde aan een Zwarte Piet. En dat hij, nadat ze naar binnen mochten, in het ­grote kasteel was. Hij keek zijn ogen uit in de verschillende kamers. Práchtig vond hij het! Dat was gisteren, vrijdagavond 4 december; de dag vóór de verjaardag van de Sint. Maar wat was hij moe van de hele week school. En hij had die middag ook nog een kinderfeestje. Urenlang hebben ze gesprongen en zijn ze van glijbanen af gegaan in een overdekt speelparadijs. Daarna gingen ze nog eten op de pannenkoekenboot in het kanaal. Het was een superdag, maar Stijn was hélemaal gesloopt. “Ik moet in slaap gevallen zijn in de Postkamer van Het ­Kasteel van Sinterklaas”, zegt hij tegen zichzelf. Maar waar is iedereen? Sinterklaas? De Z ­ warte Pieten? Stijns papa en mama? Tom? En al die

4


­andere mensen die hier rondliepen? Misschien zijn ze doorgelopen naar een andere kamer, bedenkt hij. Stijn loopt de Postkamer uit en de gang op. Wat is het stil! Geen geklets, geen voetstappen, geen stemmen in de ­verte. Zelfs geen huilende peuters - al vindt Stijn dat laatste niet zo erg. Het lijkt wel of hij alleen is. Maar… hoe kan dat dan? Voordat hij in slaap viel, was het nog zo druk dat je voetje voor voetje moest lopen. En hoe lang heeft hij nu eigenlijk geslapen? Tien minuten? Een half uurtje? Niet langer dan een uur, toch? Hoe laat is het eigenlijk? Wanneer Stijn op zijn horloge kijkt, geloof hij zijn ogen niet: het is drie uur ‘s nachts. En de datum: zaterdag 5 december. “Mooie boel”, zegt Stijn. “Ik heb zeven uur geslapen. Mijn ouders moeten me vergeten zijn. Nu zit ik op de verjaardag van Sinterklaas in het kasteel!” Stijn denkt even na over die laatste zin. “Wát? Ik zit op de verjaardag van Sinterklaas vast in het kasteel. Yes!”, roept hij dolenthousiast. “Dat is pas een mooie plek om het te vieren!” Pakjesavonden thuis vindt hij leuk, maar zeg nou eerlijk: hoe vaak heb je de kans om op 5 december in Het Kasteel van Sinterklaas te zijn? In elk geval niet vaker dan één keer per jaar, had hij snel berekend. Er is alleen één probleem: zijn ouders. Die komen Stijn vast en zeker ­zoeken als ze ontdekken dat hij niet thuis is. Maar dat lost hij later wel op. In een groot kasteel kan hij zich vast makkelijk verborgen houden. Nu eerst nog maar een paar uurtjes slapen. Het is tenslotte nog vroeg en de dag duurt nog lang. Stijn gaat weer liggen en trekt de warme postzak over zich heen. Al snel valt hij in een diepe, droomloze slaap.

5


6


Hoofdstuk 2

Zaterdagmorgen Een paar uur later branden de lampen al vroeg in het huis waar Stijn woont. Er staat een politieauto voor de deur geparkeerd. “Ik snap er niets van”, vertelt moeder Yvonne snikkend tegen de agent in haar huiskamer. Ze zit op de bank en heeft haar nachtjapon nog aan. De tranen staan in haar ogen. “We waren met ons gezin naar Het Kasteel van Sinterklaas gegaan. Mijn man Jan, onze zoontjes Stijn en Tom, en ik. We moeten Stijn vergeten zijn toen we weer naar huis gingen. We waren ook zó moe van de hele week hard werken.”

7


Vader Jan kijkt treurig en knikt. “Vanmorgen vroeg wilde ik hem een kus geven voordat ik naar mijn werk in de bakkerij van de Torro-supermarkt ging. Toen zag ik dat hij niet in zijn bed lag. Hij is deze weken wel vaker vroeg wakker, om te kijken of er iets in zijn schoen zit. Maar toen ik hem niet beneden zag en ook zijn schoenen nergens kon vinden, heb ik het alarmnummer gebeld”, zegt vader tegen de agent, die zijn verhaal noteert. Nadat hij de politie had gebeld, belde vader Jan meteen naar zijn werk om te zeggen dat hij niet kwam werken. “Onze Stijn is weg en ik moet hem zoeken”, vertelde hij zijn baas. Gelukkig reageerde de baas van papa Jan begripvol. “Als we iets voor je kunnen doen, moet je het zeggen. En als je de komende tijd af en toe een dagje wilt thuiswerken, is dat natuurlijk geen probleem. Als bakker kan dat prima, als je tenminste zorgt dat je je meel regelmatig checkt!” Ook moeder Yvonne belde haar werk om zich af te melden. Ze werkt bij de Zebra in het centrum van Helmond; een c ­ hique kledingzaak voor mensen met smaak. Dat had achteraf niet gehoeven, want moeder Yvonne werkt nooit op zaterdag. Zó in de war was ze door de plotse­linge verdwijning van haar oudste zoontje.

8


En broertje Tom van zes? Die had ook niks gemerkt. Hij was zo moe van een week school en alle indrukken in het kasteel, dat zijn vader hem naar de auto moest dragen. Op de achterbank was hij meteen in slaap gevallen. Anders had hij zeker gemerkt dat zijn grote broer niet naast hem zat. Van alle gezinsleden is Tom als enige kalm onder de afwezigheid van zijn broer. Nu kan hij tenminste gewoon de tv-programma’s kijken die hij wil zien, zonder dat Stijn zeurt dat het kinderachtig is. Normaal mag Tom op zaterdagochtend maar een half uurtje tv kijken, maar vandaag heeft hij geluk. Zijn ouders zijn zo druk met telefoontjes plegen en praten met de politieagent, dat ze totaal niet merken dat Tom al een uur naar stoere tekenfilms aan het kijken is. De politieagent stelt moeder Yvonne en vader Jan voor om samen naar het kasteel in Helmond te gaan. Daar is Stijn voor het laatst gezien, dus grote kans dat hij daar is. “Doe snel jullie kleren aan, dan vertrekken we.” Vijf minuten later zitten ze in de auto. Tom glundert. Hij vindt het wel stoer, in een politieauto zitten. “Mag de sirene ook aan?”, vraagt hij de agent. “Nou, vooruit dan.” Taatúú taatúú, klinkt het. En alle auto’s gaan aan de kant. Tom vindt het prachtig. Tot nog toe is de verdwijning van zijn broer helemaal niet zo vervelend.

9


Hoofdstuk 3

Verborgen Wanneer Stijn opnieuw wakker wordt, schijnt de laagstaande decemberzon uitbundig door de ramen. Het is net negen uur ’s morgens geweest. En als het opnieuw tot hem doordringt waar hij is, lacht hij in zijn vuistje. “Gaaf man, het is de verjaardag van Sinterklaas en ik zit gewoon in het kasteel.”

10


11


Bovendien is er vandaag niemand die hem voor de voeten loopt. Het ­kasteel is vandaag namelijk niet geopend voor het publiek. Sinterklaas en zijn Pieten hebben vanavond geen tijd om honderden mensen te ­ontvangen. Ze hebben op pakjesavond wel iets belangrijkers te doen. Stijn haalt zijn neus op. Snif snif, wat ruikt daar zo heerlijk? Vanuit de deuropening komt de geur van versgebakken pepernoten en speculaas hem tegemoet. Dat komt mooi uit, want ik heb honger als een beer na een winterslaap van een jaar, denkt Stijn. Hij wil naar de bakkerij lopen voor een pepernotenontbijt, maar dan hoort hij stemmen van Pieten die in de bakkerij aan het werk zijn. “Bakkerspiet, zijn deze peper­ noten g ­ lutenvrij?”, hoort hij een Piet vragen. Stijn schrikt en stopt met lopen. Als die Pieten mij zien, zetten ze me vast het kasteel uit, bedenkt hij zich. Want ik denk niet dat ze zitten te wachten op een logee die ze niet hebben uitgenodigd. Misschien moet ik mijn ontbijt maar even uitstellen en mezelf ­v­erborgen houden. Die Pieten blijven vast niet de hele dag in de keuken. Stijn besluit om de rest van het kasteel te gaan bekijken. Aan alle rumoer in de bakkerij te horen, zijn er daar wel honderd Pieten zich met het recept van de pepernoten aan het bemoeien, dus de kans dat hij in een andere kamer een Piet tegenkomt, is niet zo groot.

12


Als Stijn in de Postkamer aankomt, zijn er daar inderdaad geen Z ­ warte Pieten te bekennen. Maar hij hoort wel iets anders: dat iemand een sleutel in het slot van de kasteelpoort steekt. Daarna gaat de deur open. En dan: stemmen. Hij herkent ze meteen. Het zijn papa en mama, samen met broertje Tom en een politieagent. Ze komen me halen, denkt Stijn. Maar dat gaat mooi niet gebeuren. Niet vandaag, in ieder geval! “In de Postkamer hebben we onze Stijn voor het laatst gezien”, zegt Yvonne tegen de politieman. “Misschien moeten we daar dan maar eens gaan kijken”, is het antwoord van de s­ limme agent. Stijn hoort voetstappen dichter­ bij k ­ omen. Hij moet zich snel verstoppen, voordat ze hem ontdekken. Maar waar? Ah, ­natuurlijk! De postzak waar hij ­af­gelopen nacht onder sliep, ligt er nog. Die is groot genoeg om in te kruipen. Stijn duikt in de zak, beweegt zich niet en houdt zijn adem in. Hij is net op tijd. Hij hoort zijn ouders, broertje en de agent vlak langs hem af lopen, maar ze hebben niet in de gaten dat Stijn zich verbergt. “Hmmm, hier is hij niet”, zegt vader Jan, met teleur­ stelling in zijn stem. “Dan moeten we verder zoeken.”

13


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.