Vrijheidsspecial '75 jaar vrijheid' - Stichting Herdenken Bevrijding Bergh

Page 1

Vrijheidsspecial

75 jaar Vrijheid BERGH 1, 3, 4 en 5 april 2020 1


COLOFON

Bronvermelding: • The Final Push • Boekje Gemeente Bergh na de Tweede Wereldoorlog ( 1970 ) • Aangeleverde teksten en foto’s van de Heemkundekring Bergh • Teksten uit “ Old Ni-js ”, lijfblad van de Heemkundekring Bergh • Boek “Martelaren van ’s-Heerenberg” • Berghapedia • Foto’s Tonnie Overgoor • Archief IJsbrand Nijhof Oplage: • 8000 • Uitgeverij: Romeo Delta • Vormgeving/Dtp: Chris Nijhof • Verspreidingsgebied: voormalige gemeente Bergh Het komende evenement “75 jaar Vrijheid Bergh” op 3, 4 en 5 april a.s. en de uitgifte van dit magazine, is alleen maar mogelijk dankzij vrijwilligers en sponsoren. Zonder hen zou het onmogelijk zijn een dergelijk groot evenement te realiseren. Het bestuur van de Stichting Herdenken Bevrijding Bergh is onze vrijwilligers en sponsoren dan ook zeer erkentelijk. Een speciaal woord van dank gaat daarbij uit naar onze hoofdsponsors Provincie Gelderland, Gemeente Montferland, Rabobank de Graafschap, Super COOP, AVDD, Euregio Rhein-Waal, Wunderland Kalkar & Messekalkar, Stichting Stadskern, Stichting Het Gasthuis Bergh en Stichting Berghs Belang. Zij hebben eraan bijgedragen dat dit evenement op deze schaal georganiseerd kan worden.

2

INHOUD

VOORZITTER STICHTING HERDENKEN BEVRIJDING BERGH 5 BURGEMEESTER VAN DE GEMEENTE MONTFERLAND 7 PROGRAMMA 75 JAAR VRIJHEID APRIL 2020 9 DE SLAG OM HET REICHSWALD BEGINT 10 TUSSEN TROMMELVUUR EN TOMMIES 12 BOMBARDEMENT OP EMMERIK 20 DE LAATSTE OORLOGSNACHT IN AZEWIJN 22 OPERATION PLUNDER 27 MAJOOR McTAGGART IN ’S-HEERENBERG 29 OPERATION FORRARD ON WEST 30 ONDERDUIKEN 31 ONZE CABINE 32 OORLOGSNIEUWS PER PAMFLET 33 DE BEVRIJDING 34 DE BEVRIJDING VAN DE LIEMERS 39 DE PATIËNTEN VAN HET NOODZIEKENHUIS 41 HET FUNCTIONEREN VAN HET NOODZIEKENHUIS 42 DE VOLTREFFER 45 COLLABORATIE 46 EVACUATIE 1944 50 EVACUÉS 52 DE JODENVERVOLGING 54 OMGEKOMEN JOODSE INGEZETENEN BERGH 57 DE OORLOGSSLACHTOFFERS VAN BERGH 58 CENSUUR 60 DISTRIBUTIEBONNEN 63 DE OORLOGSSLACHTOFFERS VAN BERGH 56 OORLOGSHERINNERINGEN 64 BEVRIJDINGS EN VREDESFEESTEN 77 KEEP THEM ROLLING 75 UIT HET DAGBOEK VAN DE PASTORIE 1942 79 TUSSEN LEVER EN NIER 80 DE MOEZEKÖTTEL 81 RADIOBERICHT 83


75 jaar Vrijheid BERGH

3


Dé perfecte beurslocatie voor Nederlandse en Duitse ondernemers Beurscentrum Messe Kalkar maakt onderdeel uit van Wunderland Kalkar, net over de Duitse grens bij Nijmegen en Arnhem. Op deze unieke, energieke locatie worden kleine en grote grensoverschrijdende beurzen georganiseerd. Als organisator vindt u er alles wat u nodig heeft. Of u nu een beurs, event, vergadering, congres of bedrijfsfeest wilt organiseren. Wat uw wensen ook zijn, samen met ons professionele team bereikt u uw zakelijke doeleinden.

20.000 m² buitenterrein 9.000 m² indoor hallen 1.000 bedden 435 hotelkamers 20 vergaderzalen

Hotel & Restaurant

Muziekevents & Parties

Kernie’s Familiepark

Beurzen & Events

www.wunderlandkalkar.eu 4


VOORWOORD Voorzitter Stichting herdenken bevrijding Bergh In April 2020 herdenken we het beëindigen van de Tweede Wereldoorlog, 75 jaar geleden. We staan stil bij de vrijheid die is bevochten door mensen die daarvoor grote offers hebben gebracht. We vieren dat we sinds 1945 weer in vrijheid leven, in het besef dat we samen verantwoordelijk zijn om vrijheid door te geven aan nieuwe generaties. Nadat de viering van onze bevrijding vele jaren in het teken heeft gestaan van WO II, gaat het nu steeds meer over de vrijheid die we nu genieten. De bevrijding betekende het herstel van onze vrije en open democratische rechtsstaat. De rechten en vrijheden die daaruit voortkomen, zijn echter niet vrijblijvend. Ze scheppen voor iedereen een verantwoordelijkheid voor het behoud en het versterken ervan.

Henk Groote

Zodat de verschrikkingen van toen -onderdrukking, terreur, systematische schending van mensenrechten, en uitsluiting en vervolging van Joden, Roma en Sinti, homosexuelen etc- nooit meer kunnen gebeuren. In januari 2020 hebben we ook stilgestaan bij de verschrikkingen van de Holocaust voor de Joodse families die destijds zijn weggevoerd. Tijdens de Maand van de vrijheid - van 1 april t/m 5 mei 2020 - wordt op tal van manieren de vrijheid gevierd. In het kader van 75 jaar vrijheid organiseren wij een evenement op 1, 3, 4 en 5 april 2020 omdat we deze vrijheid willen vieren. Wij starten op 1 april met een video teleconference met de burgemeesters van Doetinchem, Oude IJsselstreek, en Montferland in ’s-Heerenberg, der Bürgermeister van Rees in Rees en in Kleef de Honorair Consul der Niederlanden en de Nederlandse Consul Generaal. Daarnaast willen wij vooral de vrijheid vieren met evenementen in de binnenstad, een paradropping en een rondrit met oude militaire voertuigen door alle kernen van Montferland en ook door o.a. Emmerich in Duitsland. Ook hebben we in samenwerking met Welcom en de Heemkundekring Bergh lessen over vrijheid gegeven en hebben kinderen kunstwerken over vrijheid gemaakt die in een tijdelijk museum zijn te bewonderen. Naast het vieren van de Vrijheid in 2020, herdenken we natuurlijk op 4 mei alle slachtoffers van de Tweede Wereldoorlog en oorlogssituaties en vredesmissies nadien. Het bestuur van de Stichting Herdenken Bevrijding Bergh wil u een gevarieerd programma aanbieden en wij hopen u graag te verwelkomen op 3, 4 of 5 april 2020.

5


Maatschappelijk betrokken en een warm hart voor goede doelen Ken je ons Coรถperatiefonds al? Met het Coรถperatiefonds steunt Rabobank Graafschap activiteiten en projecten die het welzijn van de regio versterken. Dat doen we door activiteiten op algemeen maatschappelijk terrein, sociaal, economisch of cultureel gebied te steunen. Kijk voor meer informatie op: www.rabobank.nl/lokale-bank/graafschap/sponsoring

Supporter van Achterhoekse sport en cultuur. Zรณ dichtbij. Rabobank Graafschap. 6


VOORWOORD Burgemeester van de gemeente Montferland Dit jaar herdenken we het beëindigen van de Tweede Wereldoorlog, 75 jaar geleden. We vieren dat we sindsdien weer in vrijheid leven, in het besef dat we samen verantwoordelijk zijn om vrijheid door te geven.

Alleen in vrijheid komt de menselijke waardigheid tot volle wasdom. Daarom is het belangrijk dat het licht van de vrijheid blijft schijnen. Recente internationale gebeurtenissen herinneren ons er aan dat vrede, veiligheid en vrijheid kwetsbaar zijn. Het is belangrijk onze verworven vrijheid te beschermen en deze over te dragen op onze kinderen. Stichting Herdenken Bevrijding Bergh levert daar een belangrijke bijdrage aan, die zeer wordt gewaardeerd. Ook in Montferland herdenken en vieren we in 2020 dat we 75 jaar na de Tweede Wereldoorlog samen in vrijheid leven, samen met onze buren aan de Duitse grens en samen in een verenigd Europa. En we beseffen dat de oorlog aan Nederlandse en aan Duitse zijde heeft veel leed veroorzaakt, ook aan het einde. Het bombardement in oktober 1944 op Emmerik en het niet aflatende granaatvuur van de geallieerden op Duitse stellingen hebben enorme impact gehad op inwoners aan beide kanten van de grens. Nog in de laatste uren voor de bevrijding kwamen inwoners van Montferland om het leven. Tijdens de laatste grote gevechtsoperaties in de Tweede Wereldoorlog hebben tienduizenden Nederlanders een goed heenkomen gezocht in de Achterhoek en Liemers. Voor veel op drift geraakten was het toen net gerestaureerde Kasteel Huis Bergh in ‘s-Heerenberg in najaar 1944 en begin 1945 een eerste plek van opvang; “een veilig en behoorlijk onderkomen”, zoals kasteelheer Jan van Heek meldt in zijn dagboek. Eerder, begin 1943 had hij als forse bedragen beschikbaar gesteld, om daarmee joodse onderduikers te steunen. De focus ligt niet alleen op het verleden, maar juist ook op het heden en de toekomst. Nu het aantal ooggetuigen van toen gestaag slinkt, is het aan huidige en nieuwe generaties om lessen te trekken uit het verleden. Beseffen dat vrede en vrijheid niet vanzelfsprekend zijn. Verbanden leggen tussen toen en nu. Oorlog herdenken en vrijheid vieren. Dat maakt aan beide kanten van onze grens verschillende herinneringen en emoties los. Door dit te begrijpen en te aanvaarden leggen wij een stevige basis voor verdraagzaamheid. Verdraagzaamheid is een belangrijke bouwsteen voor vrede en vrijheid. Ik wil mijn waardering uitdrukken voor al die mensen die zich vanaf afgelopen zomer in vrijwel alle kernen met bezieling en passie inzetten om stuk voor stuk bijzondere activiteiten en evenementen in het kader van 75 jaar vrijheid te organiseren. Daarmee houden we in Montferland de herinnering levend voor toekomstige generaties en vieren we de vrijheid. Ik hoop dat velen mijn waardering zullen delen voor het veelzijdige, meerdaagse programma dat Stichting Herdenken Bevrijding Bergh heeft georganiseerd. Peter de Baat

Burgemeester gemeente Montferland

Burgemeester Peter de Baat van de gemeente Montferland

7


BESTUUR Stichting Herdenken Bevrijding Bergh

Henk Groote Voorzittter Remy Geers Secretaris Elbert van Westerop Penningmeester Arjan Zweers: Cultureel adviseur Leon Westerhof: Commercieel adviseur.

STICHTING HERDENKEN BEVRIJDING BERGH STAAT SAMEN MET U STIL BIJ DE VRIJHEID VAN NU Omdat Vrijheid niet bij de landsgrenzen stopt, organiseert de Stichting 1 april 2020 een Video Tele Conference, waarbij de burgemeesters van de gemeentes Montferland, Doetinchem en Oude IJselstreek worden uitgenodigd om vanuit het Ni-je Raethuys te ’s-Heerenberg samen met de burgemeester van Emmerich en de honorair consul Nederland – Duitsland vanuit Kleve aan te geven wat 75 jaar Vrijheid voor hen betekent.

8

Ook op de basisscholen in de Gemeente Montferland wordt stil gestaan bij het thema “75 Jaar Vrijheid” Door diverse gastlessen te geven, proberen wij de jeugd ook te laten zien, dat “Vrijheid” niet zo vanzelf sprekend is. Tevens krijgen de kinderen de gelegenheid op school, om samen werkstukken te maken omtrent het thema “Vrijheid”.

Op vrijdagavond 3 april om 19:45 uur wordt samen met de burgemeester de tentoonstelling geopend in het voormalige Rabobankgebouw. Op zaterdag 4 en zondag 5 april is de tentoonstelling geopend van 10:00 – 17:00 uur.


PROGRAMMA 75 Jaar Vrijheid april 2020 WOENSDAG 1 APRIL:

16:00 uur: Opening viering 75 jaar Vrijheid in het ‘t Neije Raethuys te ’s-Heerenberg door middel van een video teleconference. Hier geven de burgemeesters van Montferland, Oude IJsselstreek en Doetinchem vanuit “ ‘t Neije Raethuys” te ‘s-Heerenberg samen met de Bürgermeister van Rees, de Nederlandse Honorair Consul en de Consul Generaal vanuit Kleve aan wat 75 jaar Vrijheid betekent voor onze regio. Voor geïnteresseerden te volgen in café “de Gracht”.

VRIJDAG 3 APRIL:

19:45 uur: Opening door burgemeester Peter de Baat en Honorairkonsul der Niederlanden Freddy Heinzel in de tent op de Bleek. Aansluitend opening kinderkunstmuseum in het voormalige Rabobankgebouw. Het kinder - kunstmuseum is vrijdagavond open tot 21:00 uur. Zaterdag 4 en zondag 5 april open van 10:00 - 17:00 uur.

Locatie: Tent De Bleek 20.00 uur:

Koor For Joy Stokkum

20.30 uur:

De Diksie Krekkers

21.00 uur:

Popkoor 4You uit Gendringen

21.30 uur:

De Diksie Krekkers

22.00 uur:

M Brass

ZONDAG 5 APRIL:

Locatie: Tent op het Stadsplein

10:00 uur : Vlaghijsen 10.30 – 11.00 uur: Grenslandorkest; Liberty Concert deel 1 11:00 uur: Paradropping Locatie Stokkum 11.00 – 11.30 uur: Koor Berghs Vocaal uit ‘s-Heerenberg 11.30 – 12.00 uur: Grenslandorkest: Liberty Concert deel 2 12.00 uur: Vendelhulde vendeliers ’s-Heerenberg, Stokkum en Lengel

22.30 uur: Afsluiting door beide bands en koren.

Toertocht oude militaire voertuigen: route Achterhoek / Duitsland

23.30 uur:

vertrek rond 10.30 uur, vanuit Stokkum.

Sluiting

ZATERDAG 4 APRIL:

10:00 uur:

Vlaghijsen

Toertocht oude militaire voertuigen: route Montferland / Achterhoek vertrek rond 10.30 uur, vanuit Stokkum. 10:30 uur – 16:00 uur: Re-enactment in de binnenstad. 10:30 uur – 17:00 uur: Stadsplein: Militaria Market Rond 13:00 uur, rond 14.00 uur en rond 15.00 uur; Paradropping Locatie Peeskesweg / Oude Eltenseweg Stokkum

Locatie: Tent op de Bleek 15.30 - 17.30 uur: Harmonie Crescendo ’s-Heerenberg 19.30 – 20.30 uur: Restart 20.45 - 21.45 uur: Recover

12:00 – 16:00 uur: Re-enactment weiland aan de Bleek 11:00 uur – 16:30 uur: Stadsplein: Militaria Market 12:30 – 15:00 uur: De 48th Highlanders of Holland Pipes and Drums 13.00 – 15.30 uur: Koor Eternal Singers uit

‘s-Heerenberg (in koepel op Stadsplein)

16.30 – 18.00 uur: Harmonie Volharding Stokkum met een Liberty Concert 18.00 uur: Afsluiting evenement met het Wilhelmus.

Bezoek ook onze website i.v.m. eventuele actuele veranderingen.

www.stichtingherdenkenbevrijdingbergh.nl

22.00 – 23.30 uur: Bad Habit 24.00 uur:

Sluiting

9


DE SLAG OM HET REICHSWALD BEGINT 8 februari 1945 operatie Veritable Op 7 december 1944 overlegt het geallieerd opperbevel in Maastricht over het nieuwe offensief van Montgomery om de Duitsers uit het gebied tussen de Maas en de Rijn te verdrijven. Dat moet gebeuren door de Canadezen onder generaal Crerar en het Britse XXX-Corps onder Brian Horrocks. In het gebied rond Nijmegen wordt een formidabele troepenmacht samengetrokken.

10

De operatie krijgt de naam Veritable en staat gepland voor begin januari als de bevroren grond een goede bodem is voor de geallieerde tanks. Het Duitse Ardennenoffensief van 16 december gooit roet in het eten. Veritable, ook bekend als het Rijnlandoffensief, start uiteindelijk op 8 februari 1945. Voor het offensief is in de regio Nijmegen een BritsCanadese strijdmacht van zo’n 500-duizend man samengetrokken die Duitsland in moet trekken. Het is de enige plaats waar ze kunnen doorstoten naar de Rijn, zonder een rivier te moeten oversteken. Via een smalle corridor gaat het in eerste instantie richting Reichswald waar de Britten fel strijd leveren. Verder naar het zuiden staat een grote Amerikaanse legermacht klaar om de Duitsers in de tang te nemen, de zogeheten operatie Grenade. Maar direct na de start van het offensief bij Nijmegen blazen de Duitsers een aantal dammen in de Roer op, waardoor die voor de Amerikanen een onoverbrugbare barrière wordt. Op 23 februari is het peil in de Roer zo ver gezakt dat de Amerikanen kunnen oversteken en eindelijk de Duitse troepen in het Rijnland kunnen insluiten en vernietigen. 290.000 Duitsers gaan in krijgsgevangenschap.


INGESLOTEN De Duitse troepen in Limburg die nu zitten ingesloten, geven zich over. Op 3 maart staan de Amerikanen bij Neuss aan de Rijn; de laatste barrière voordat de Duitse laagvlakte open ligt. Nu moet de Rijn worden overgestoken. Dat gebeurt bij Wesel waar op 23 maart een nieuw geallieerd offensief van start gaat In een grote gecombineerde actie steken de Amerikanen de Rijn over en worden aan de overkant 17.000 Amerikaanse en Britse parachutisten gedropt in wat de grootste eendaagse luchtlandingsoperatie van de Tweede Wereldoorlog wordt. In het zuiden, intussen, hebben de Amerikanen bij Remagen al een opmerkelijk succes geboekt en bij toeval de Ludendorff-spoorbrug over de Rijn in handen gekregen. Binnen 24 uur staan 8000 GI’s aan de overkant van de Rijn. De Duitsers doen alle mogelijke pogingen de oeververbinding te vernietigen. Maar tegen die tijd dat de brug, verzwakt door alle pogingen om deze op te blazen, op 17 maart van ellende in elkaar stort, hebben de Amerikanen inmiddels een sterk bruggenhoofd gevestigd. Bovendien heeft de genie naast de brug een Bailey-brug gelegd.

Klaar om Duitsland binnen te trekken

Reichswald. Britse tanks in het Reichswald

Op 27 en 28 maart steken de Canadezen bij Emmerik de Rijn over en daarmee staat de hele geallieerde strijdmacht aan de oostkant van de Rijn. Daar krijgen de Canadezen de opdracht naar het noorden af te buigen: Nederland weer in.

Reichswald..Britse tanks maken zich klaar om naar het Reichswald te gaan

11


TUSSEN TROMMELVUUR EN TOMMIES Hier een gedeelte van het oorlogsdagboek van Theet Geurts, 25 september 1944 - 2 april 1945. Van 25 september 1944 tot 2 april 1945 hield Theet Geurts uit Stokkum een dagboek bij. Hij woonde destijds met zijn vrouw Dina Messing en kinderen in het huis rechts van het Gildegebouw in Stokkum. In het dagelijks leven was hij directeur van het Arbeidsbureau in ’s-Heerenberg. In zijn dagboek heeft Geurts met grote precisie bijgehouden wat er iedere dag gebeurd is, zowel privé als beroepsmatig. Naarmate het front dichterbij komt, gepaard gaand met een duidelijke verheviging van het oorlogsgeweld, komen privé en beroep echter steeds meer in elkaars verlengde te liggen. Als het grondgebied van de gemeente Bergh op 1 april 1945 bevrijd wordt door het Canadese leger, zijn de vreugde en de opluchting dan ook groot.

VAN NORMANDIË TOT DE RIJN OP 6 JUNI 1944 landden Amerikaanse, Britse en Canadese troepen op de stranden van Normandië. De langverwachte bevrijding van West Europa was begonnen. Na enige maanden van intense gevechten braken de geallieerde legers in augustus 1944 bij Falaise de laatste Duitse weerstand in het gebied ten zuiden van de Seine. Het grootste deel van de Duitse troepen was vernietigd of krijgsgevangen gemaakt. Slechts een klein gedeelte van deze Duitse troepen kon ontsnappen naar het noorden. Hieronder bevonden zich ook de restanten van het 2e SS-pantserkorps, de 9e SS-pantserdivisie Hohenstaufen en de 10e SS-pantserdivisie Frundsberg. Deze restanten van de gevreesde WaffenSS zouden enkele weken later, bij de slag om Arnhem, de geallieerde aanval op de Arnhemse Rijnbrug definitief doen mislukken. Na de bevrijding van Parijs, eind augustus, werd begin september de BelgischNederlandse rijksgrens bereikt en de haven van Antwerpen ingenomen. Door de snelle opmars raakten de geallieerde aanvoerlijnen overbelast, waardoor de haastige geallieerde operaties stokten. Begin september stond het geallieerde opperbevel voor een dilemma: tegelijkertijd oprukken via een breed front van Antwerpen tot de Zwitserse grens, of een korte, gerichte aanval op een smal gedeelte van het front. Opperbevelhebber Dwight D. Eisenhower voelde meer voor de eerste mogelijkheid, zijn direct ondergeschikte, de Britse veldmaarschalk Bernard Law Montgomery was een vurig voorstander voor de tweede optie. Na een lange week van debat kreeg Montgomery zijn zin. Het geallieerde opperbevel stemde in om via operatie Market Garden de bruggen over het Wilhelminakanaal, de Zuid Willemsvaart, de Maasbrug bij Grave, de Waalbrug bij Nijmegen en de Rijnbrug bij Arnhem in een snelle aanval met luchtlandingstroepen, gevold door een landleger, in te nemen. Door een combinatie van verkeerde inschattingen, slechte onderlinge communicatie, foute aannames en pure pech lukte het de geallieerden uiteindelijk niet om ook de Rijnbrug bij Arnhem in te nemen. Terwijl Nederland ten zuiden van de grote rivieren de bevrijding al kon vieren, kreeg West-Nederland te maken met de Hongerwinter, waarbij meer dan 20.000 mensen omkwamen van honger, kou en ontberingen. De Rijn vormde een grote barrière voor een nieuw geallieerd offensief. Het Duitse leger kreeg nu bovendien extra tijd om zich in het gebied ten noorden van de Rijn in te graven. Het front zat gedurende die koude winter van 1944 op 1945 potdicht. Alsof dat alles nog niet genoeg was, kregen de Amerikanen ook nog nieuwe zorgen erbij toen Duitse troepen in december 1944 probeerden om een doorbraak te forceren richting Antwerpen, het zogenaamde Ardennenoffensief. Aangezien alle beschikbare militaire middelen nodig waren om deze Duitse aanval terug te dringen, kon er van eventuele andere grote geallieerde offensieven helemaal geen sprake zijn.

12


25 SEPTEMBER 1944: ”Vandaag kunnen wij nog telefoneeren met Doetinchem en Silvolde. Namiddags kreeg ik bezoek van de Duitse Fachberater Kunzel uit Arnhem, met nog twee andere heeren, die ons meedeelden dat alle mannelijke personen van 17 tot 50 jaar zich diezelfden middag nog moesten meldenvoor arbeidsinzet bij de Organisatie Todt (O.T.) ((De Organisation Todt, genoemd naar de oprichter ervan, dr. Fritz Todt, was de organisatie die in het Derde Rijk verantwoordelijk was voor de aanleg van autosnelwegen, bunkers en versterkingen, vooral m.b.v. dwangarbeiders, EZ)) Alle arbeiders moesten zich vervoegen op de Zeddamscheweg. Wie niet zo gauw bereikbaar was, moest zich dan morgenvroeg maar melden bij de SS in Zevenaar. Even daarna ging er een auto met een groote luidspreker er op door alle plaatsen van de gemeente om dat bij de inwoners bekend te maken. Hierbij werd medegedeeld dat den anderen dag de SD (Sicherheits Dienst) zou komen controleren wie zich niet gemeld had. Deze zouden dan worden doodgeschoten en hun huis in brand worden gestoken. Hiervan uitgesloten waren alleen bakkers, slagers, melkventers en melkvaarders, echter geen boeren of landbouwers. Welk een consternatie overal in de gemeente. Er zijn dien middag nog verschillende arbeiders naar de Zeddamseweg gegaan, maar daar was niemand te vinden en keerden deze ook maar weer naar huis terug. Niemand wist hoe het nu verder zou verlopen. Dus morgenvroeg allen maar naar Zevenaar. Er zijn vandaag hevige luchtgevechten boven onze omgeving, dat is al dagen lang zoo aan de gang. Als zwaluwen vliegen ze door en over elkander, als razende maar vuren. De kogels vliegen wijd en zijd verspreid. Blijf dus maar uit de buurt, want het is levensgevaarlijk. Het kanongebulder is vandaag niet van de lucht geweest, doch nog al ver verwijderd.” 5 OKTOBER 1944: ”Er zijn vannacht veel troepen in Stokkum aangekomen, allemaal jongens van de Arbeitsdienst, jongens van 16 tot 19 jaar. Toen ik vanmorgen buiten kwam, was de keukenwagen al druk aan het eten koken voor de tent ((de Gildezaal in Stokkum, EZ)) de jongen die daarmee bezig was vertelde mij dat ze uit de Betuwe waren gekomen, dat ze aldaar door de Engelschen waren overvallen, dat ze daar al verbitterd hadden moeten vechten, en dat er al veel jongens waren gesneuveld. Ze waren erg vol over de Engelsche en Amerikaansche tanks, dat daar niet tegen te vechten viel. De Hauptman kwam bij ons voor inkwartiering en nam de slaapkamer boven de keuken maar in beslag. Zware zwermen bommenwerpers trekken geregeld over. Enkele groepen in de richting van Wesel en een groep in de richting Kleef. Er vallen ook geregeld zware bommen. Ze moesten eens weten dat er in de tent ongeveer 200 jongens van de RAD ((Reichs Arbeits Dienst, EZ)) liggen, dan was ons huis ook niet meer veilig.”

7 OKTOBER 1944: ”Zaterdag.Vanmorgen begint de dag al met zwaar kanongebulder en beschieting uit de lucht. Op de bosch in de buurt van Wolkenland wordt ook druk uit de lucht geschoten, waarop? De hele dag is er zwaar bombardement en kanongebulder in de richting Arnhem. Alles staat te schudden en de ruiten rammelen er bijna uit. Het is gelijk aan trommelvuur. Men kan de oren wel dicht stoppen, want men krijgt er hoofdpijn van. Dat er nog geen ruiten stuk geslagen zijn is niet te begrijpen. Vanmiddag vanaf twee uur werd Emmerik zo zwaar gebombardeerd, als wij nog nooit hebben gezien of meegemaakt. Zelfs de politieke leiders uit Berlijn die thuis waren, verklaren zoiets in Berlijn nog niet meegemaakt te hebben. En dat wil heel wat zeggen. Onafgebroken komen de zwermen bommenwerpers aangevlogen in formaties van ongeveer 60, met onder iedere groep wel de aanvoerder, want die vliegt alleen veel lager, en gaan van voren naar achter en van achter naar voren onder de formaties. Van het afweervuur trekken ze zich niets aan. De vliegtuigen zijn niet hoger dan 100 meter. Men kan hier duidelijk zien dat ze boven de Molen draaien in de richting Emmerik en dat ze daar de bommen laten vallen. Men kan ze met hele rijen langs de lucht zien vallen. Als de ene formatie weg is begint de andere weer. Het is een verschrikkelijk lawaai en gesuis in de lucht. Alles schudt op zijn grondvesten. De luchtdruk is vaak zo hevig, dat men bij huis als het ware nog achteruit gedrukt wordt. Dat geen ruiten springen mag wel als een wonder beschouwd worden. De dampkolom die vanuit Emmerik opstijgt is zo geweldig, daar kan het zwaarste onweer nog niet bij vergeleken worden. De zon verduisterd achter de rookzuil. Steeds door vallen de zware bommen. Een paar zware bommenwerpers worden afgeschoten en ziet men als een vuurzuil naar beneden storten. Men schat het aantal bommenwerpers op minstens duizend. Na Emmerik hebben ze Kleve ook zo zwaar gebombardeerd. Om circa 3 uur was alles gebeurd en was alles weer stil geworden. Maar welk een gezicht in de richting Emmerik. Dit is gewoonweg niet te beschrijven. 9 OKTOBER 1944: ”Door ’s-Heerenberg is vannacht veel oorlogstuig gekomen. Vooral zware pantsers waardoor de straten veel stuk waren gereden. Enkele stoepen en ijzeren hekken hadden het af moeten leggen. De arbeiders komen allen uit Emmerich terug en vragen wat ze nu beginnen moeten, omdat bijna alle fabrieken zijn verwoest en zij nu geen werk meer hebben.(….)Namiddags ben ik zelf ook nog eens gaan kijken naar het Arbeitsamt en Schragman.(….) Toen gingen wij rechtaan over puin en balken. In de richting van de Karstrasse. Een straat was niet te bekennen. Het eerst zag ik in de hoek van de straat een oude man in blauwe kiel dood in een hoek in elkaar gehurkt zitten,

13


verder lag een Arbeitsdienstman voorover op straat de armen uitgestrekt het lichaam van boven ontbloot en voorzien van verschillende brandwonden, enkele meters verder lag waarschijnlijk aan de lijken te zien, een vader, moeder met hun kind al gedeeltelijk verbrand. Alles een verschrikkelijk aangezicht. Met groepen arbeiders waren ze er al bezig de straten op te ruimen van puin en vuil en de lijken die overal nog zichtbaar waren. Overal brandden de huizen nog en er was een vuile stank.” 20 OKTOBER 1944: ”Vanmiddag is ’s-Heerenberg vol vluchtelingen, die van Limburg uit hier langs Emmerik over de grens komen. Wat een ellende en wat een gezicht als men die menschen ziet, verschrikkelijk. Deze moeten echter nog verder trekken en niet in ’s-Heerenberg blijven.” 19 DECEMBER 1944: ”Geen wijziging in de toestand. De Haagsche arbeiders die in Elten aan de O.T. werken en aldaar in lagers moeten verblijven, komen met groepen in Stokkum langs de deuren om brood te vragen, omdat ze niet half genoeg te eten krijgen. Ze hebben ook verder aan alles gebrek. Hebben geen kleding of schoeisel aan, geen sokken, niet geschoren, enz. Treurige toestanden. Wij hadden er gisteren 5 in huis zitten te eten, en er kwamen nog steeds nieuwe aan, doch die gingen dan maar naar een ander huis vragen.(….) In Stokkum wordt veel voor die mensen gedaan, niet alleen met eten, maar ook met onder- en bovenkleding, sokken, schoenen, enz. Maar het aantal is te groot. De weg loopt vaak zoo vol, alsof de kerk uitgaat. Doch dat kunnen de Stokkummers op den duur ook niet volhouden, hier is toch alles ook distributie, evenals op andere plaatsen. Maar als men de ellende ziet, geeft men toch maar weer.” 25 DECEMBER 1944, EERSTE KERSTDAG: ”Zeer hard gevroren. Namiddags om 2 uur werd den geheelen bosch gebombardeerd door Jabo’s ((Duitse afkorting voor Jagdbomber, EZ)) met raketbommen. Het is een angstaanjagend gezicht. Wolken damp trekken overal op, en telkens duiken ze er opnieuw overheen en schieten ook met de boordwapens, zouden ze vermoeden dat er nog opslagplaatsen van munitie zitten? Hier en daar brand het wel, maar overigens niet bijzonder.” 26 DECEMBER 1944, TWEEDE KERSTDAG: ”Omstreeks 10 uur, juist toen de menschen naar de Hoogmis gingen, werd de bosch opnieuw aangevallen en gebombardeerd en gemitrailleerd. De machines komen van hieruit aanvallen, de kerkgangers kruipen hier langs de weg in de sloten, zoo dichtbij is alles. Den heelen bosch is een dampkolom. Wolkenland wordt hierbij ook van de plaats gepoetst, zoodat er niets mee van over blijft. De machines waren niet hoger dan 50 meter boven ons huis, en kon men de bommen zien vallen en het vuur uit de mitrailleurs zien schieten. De patroonhulzen vallen hier alom. Het is erg angstig en levensgevaarlijk. Op den bosch is niets te zien wegens de dikken mist en

14

alleen rook. Er zouden hierbij ook Duitsche soldaten gedood zijn, maar daar ziet men niets van. Vandaag zijn de jongens voor het eerst naar Lengel om te schaatsen.” 28 DECEMBER 1944: ”Er komen geregeld V1’s overvliegen. ((De V1, afkorting van Vergeltungwaffe 1, was een Duitse onbemande vliegende bom met een straalmotor, EZ)) Men kan ze van verre al kennen, ze maken zoo’n knorrend geluid, goed te onderscheiden van vliegtuigen. Zulke korte harde knallen van raketten. Er gaan er ook verschillende in de richting van Duitschland, of zouden daar al geallieerde troepen zitten. De wegen zijn overal even glad.” NIEUWE GEALLIEERDE OPERATIES: VERITABLE EN GRENADE In de nacht van 8 februari 1945 begon het Canadese Eerste Leger, onderdeel van de Britse 21e legergroep o.l.v. Montgomery operatie Veritable. Het doel hiervan was om vanuit het gebied rond Groesbeek de gehele linkeroever van de Rijn tot aan de lijn Venlo-Xanten te zuiveren van Duitse troepen. Tegelijkertijd zou het Amerikaanse Negende Leger vanaf de Ruhr ten zuiden van Roermond in noordoostelijke richting aanvallen. Het einddoel van deze operatie was het bereiken van de Rijn bij Duisburg en Düsseldorf. Het Duitse leger was intussen geen schim meer van de gewelddadige oorlogsmachine die het ooit geweest was. De Wehrmacht had in vijf jaar oorlog voeren inmiddels meer dan 4 miljoen manschappen verloren. Hitler was daarom meer en meer genoodzaakt om iedereen die dat maar enigszins kon, mee te laten vechten. Deze nieuwe lichtingen omvatten ook jonge jongens van de Hitler Jugend en de Reichs Arbeids Dienst en oudere mannen, georganiseerd in de Volkssturm. Ter vergelijking: op het West-Europese oorlogstoneel hadden de geallieerden in reguliere troepen een overwicht van 4 tot 1. Bovendien bezaten de geallieerden driemaal zoveel artillerie, driemaal zoveel vliegtuigen en maar liefs tienmaal zoveel tanks. Hierbij moet nog opgemerkt worden dat veel Duitse vliegtuigen en tanks wegens brandstofgebrek niet of slechts gedeeltelijk in actie konden komen. In de praktijk bleek dat de geallieerden een volledig luchtoverwicht hadden. Het moreel onder de Duitse troepen was inmiddels ook zwaar aangeslagen, al was het als Duitse soldaat of burger onverstandig in het openbaar te twijfelen aan een Duitse eindoverwinning. Alleen de soldaten van de Hitler Jugend en de WaffenSS bleven in het algemeen nog fanatiek daarin geloven. Deze legeronderdelen waren in het algemeen niet alleen beter gemotiveerd, ze waren ook beter bewapend, georganiseerd en bevoorraad. 12 FEBRUARI 1945: ”(….) Dit waren pantser-SS. De grootste pantsers stonden hier overal op de wegen en werden in de schuren bij Scheers en Menting en elders


ondergereden. In het geheel zouden minstens 30 van zulke pantsers in Stokkum ondergebracht moeten worden. Wat moet dat worden. Zouden die zich hier verdedigen moeten, zooals in de Betuwe. Het front schijnt dus al heel dichtbij te komen. Het gebulder der kanonnen wordt steeds erger, en men ziet overdag de granaten inslaan in de richting Elten en over den Hulzenberg. Vanavond regent het ontzettend.” 15 FEBRUARI 1945: ”Vannacht een angstige nacht gehad. Er zijn weer veel granaten in Stokkum ingeslagen. In de boerderij van Meijer, bij P. van Uhm in de tent, bij W. Peters in huis, bij H.C. Derksen, enz, enz. Tusschen ons en Zweers zijn ook nog twee granaten gevallen, echter zonder schade aan te richten. Een granaat is bij J. Soeter in de aardappelkuil geslagen, de boom erbij aan stukken en het huis erg beschadigd. In ’s-Heerenberg ziet het er nog veel erger uit. In de meeste huizen langs de straten zit geen ruit meer in. Veel huizen zijn gedeeltelijk in elkaar geschoten. Bij Geven het paard in de stal kapot, bij Egging vier koeien kapot in de stal en het halve dak van de boerderij. Er is bijna geen huis dat nog ruiten heeft, of zonder granaatsplinters is.” 16 FEBRUARI 1945: ”(…) Dit trommelvuur duurde tot laat in den avond. Wij hadden er hoofdpijn van gekregen. Dat aanhoudende gedreun en geknal en rumoer is nier vol te houden.” OPERATIE PLUNDER WORDT VOORBEREID Omdat de Duitsers her en der dammen en dijken hadden doorgestoken, duurden de operaties Veritable en Grenade twee weken langer dan gepland. Ondertussen hadden de Duitsers alle Rijnbruggen opgeblazen, uiteraard om de geallieerde opmars zoveel mogelijk te vertragen. De Ludendorffbrug bij Remagen werd op 7 maart 1945 echter slechts gedeeltelijk vernield, een buitenkans voor de aanstormende Amerikanen. Snel dirigeerden zij al hun beschikbare troepen naar deze brug en binnen enkele dagen waren tienduizenden infanteristen en duizenden voertuigen daar de Rijn overgestoken. Het feit dat de Duitsers verzuimd hadden de brug volledig te vernietigen, betekende een geweldige meevaller voor de geallieerde opmars. Het Duitse plan om de Rijn te gebruiken als een onneembaar natuurlijk obstakel werd er grotendeels door teniet gedaan. Ter hoogte van Kleef en Goch hadden de Canadezen en de Britten begin maart 1945 de hele linkeroever van de Rijn definitief gezuiverd van Duitse troepen. Nu zou ook de 21e Legergroep, bestaande uit het Canadese Eerste Leger, het Britse Tweede Leger en het Amerikaanse Negende Leger, de oversteek moeten wagen. Montgomery bepaalde dat dit zou moeten gebeuren in het gebied tussen Rees en Wezel. Deze operatie en de daarop volgende aanvallen op Emmerik, Elten en verder richting ’s-Heerenberg, de Oude IJsselstreek en Doetinchem zouden de codenaam Plunder meekrijgen.

In totaal zouden 1,25 miljoen manschappen, 70.000 voertuigen en 300.000 ton goederen de Rijn moeten oversteken. Om de opbouw van deze gigantische legermacht te camoufleren gebruikten de Britten speciale rookmachines die de gehele regio dagenlang in een dikte mist konden zetten. Emmerik werd aangewezen als de plek waar de geallieerde legers voldoende pontonbruggen over de Rijn zouden aanleggen om zo van een constante stroom van manschappen en materieel verzekerd te zijn. Montgomery wilde ten koste van alles voorkomen dat latere operaties in Duitsland vertraagd zouden worden door een haperende aanvoer. Om de operaties aan de andere Rijnoever voldoende te kunnen ondersteunen werden er in de regio van Kleef tot Xanten 2000 stukken geschut van diverse kalibers klaargezet, met daarbij bijna een miljoen granaten. Een krachtig geallieerd luchtoffensief bombardeerde voorafgaand aan de operatie wekenlang Duitse vliegvelden, havens, wegen en spoorlijnen in een groot gebied, om zo de aanvoer van troepen, wapens en voorraden op voorhand zoveel mogelijk te voorkomen. 27 FEBRUARI 1945: ”Toen ik vanmorgen naar kantoor ging, stond op het land van Harmsen voor B. Jansen overal afweergeschut opgesteld, en waren en werden in het land overal stellingen in de grond gemaakt. Op het kruispunt van de Kruisweg stonden 4 zware kanonnen opgesteld in alle richtingen, de eene loop naar het noorden, zoo een naar het zuiden, westen en oosten. Wat een kanonnen, zoo hebben wij ze nog niet gezien. Gedeeltelijk waren ze al ingegraven, maar de soldaten waren nog druk bezig er wallen van zand omheen te maken. Ook waren ze druk bezig ze van boven te camoufleeren. De rijweg naar ’s-Heerenberg was ook afgezet en verboden, over het voetpad kon men nog wel naar ’s-Heerenberg.” 10 MAART 1945: ”Er komen al meer en meer soldaten in Stokkum en van alle soorten. Er werd van voormiddag veel en hard geschoten. Er staat ook geschut bij Polman in den bosch. Op de molen bij Düffels stonden wel 10 Duitsche officieren met verrekijkers het front te bezichtigen in de richting Kleef. Vandaar geven ze dan in alle richtingen het commando “vuur” aan de batterijen, waarna men de salvo’s hoort losbranden. Overdag is echter meestal de grensstrook van Emmerik tot Kleef met een kunstmatige nevel bedekt tot groote hoogte, zodat er niets te bespeuren valt. Die mist trekt tot in Stokkum door en geeft zoo’n eigenaardig gekriebel in de keel. Doch het is niet hinderlijk of gevaarlijk. Als men daar boven bij de molen staat, heeft men een prachtig gezicht op die nevelbanken.” 11 MAART 1945: ”Vanmiddag ben ik opnieuw naar het noodziekenhuis geweest, en aldaar tegen de zusters gezegd dat ze maar iemand zouden sturen om bij ons op te knappen, voor dat zij naar huis toe mochten. Van Rijswijk was toen echter al bij kapper Teeling ondergebracht.

15


In zijn plaats zal nu een zekere Broersma uit Rotterdam bij ons komen, zoo gauw deze zoover is dat hij uit bed mag. Hij ziet er nu echt nog miserabel uit. Niets dan botten en daarover vel. Het is een verschrikkelijk gezicht, al die uitgemergelde mensen daar in rijen bedden te zien liggen, of enkele te zien staan. Kleeren hebben ze bijna niet meer. Er zijn enkele bij die alleen maar een deken hebben omgeslagen, anders hebben ze niets. Hun eigen kleeren die ze uit het kamp ((bedoeld wordt kamp Rees, EZ)) hebben meegebracht zijn vernietigd wegens ongedierte en ziekte. Het zijn nog precies geraamten. Het dik van de benen is bij enkelen niet dikker als mijn pols. Het liefste hebben ze nog wat tabak om te roken, want aan eten hebben ze nu niets geen gebrek. Trouwens, ze mogen ook nog niet alles en zooveel hebben als ze zelf willen, dat kunnen ze niet verdragen, daarom krijgen ze alles afgepast.” OVER DE RIJN EN VERDER Op de avond van 23 maart 1945, rond 20.00 uur, verwoestten 200 bommenwerpers de stad Wezel. Tegelijkertijd begon operatie Widgeon, de langverwachte oversteek van de Rijn van de 21e Legergroep. Britse en Canadese Kangaroos en Buffaloes, kleine stormboten die dankzij rupsbanden ook op land konden rijden, zetten soldaten over en onderhielden een veerdienst die dagen duurde. De Amerikanen gebruikten hun eigen amfibievoertuigen, DUKW’s genaamd. Drijvende pontons en vlotten zetten tanks, kanonnen en andere zware voertuigen over. Pas de volgende morgen verstomde het geallieerde spervuur. Daarop landden er duizenden parachutisten en honderden zweefvliegtuigen, gevuld met soldaten, behorend tot de Amerikaanse 17e en Britse 6e Airbornedivisies. Deze luchtlandingsoperatie had de codenaam Varsity meegekregen. 24 MAART 1945: ”Zeer onrustig vannacht. Vandaag niet naar kantoor gegaan. Vanmorgen werd de boerderij van Scheers in brand geschoten door Jabo’s, die uit de lucht doken op drie Duitsche soldaten welke op de fiets van Snijders op ons huis aan fietsten. De kogels kwamen door de richting terecht in de boerderij, die met stroo gedekt dan ook spoedig in lichte laaie stond. De boerderij brandde tot de grond toe af, waarbij 7 of 8 stuks jongvee omkwamen. De inboedel werd voor het grootste gedeelte gered door Duitse soldaten die bovenmenselijk hebben gewerkt om alles eruit te slepen. Als zij dit niet gedaan hadden was er niet veel terechtgekomen. Zij hadden juist bijeenkomst in de tent, zodat ze allen tegelijk precent waren. De drie soldaten waarop geschoten werd, is er een zwaar en een licht gewond, de andere viel in de sloot en kwam met de schrik vrij. De zwaargewonde is naderhand overleden. Namiddags hebben ze bommen gegooid uit Jabo’s op ’s-Heerenberg, waarbij de Societeit afbrandde, het huis van Helmink totaal verwoest werd, en de boerderij van Dorus te Boekhorst in de asch werd gelegd. Hierbij zijn ook enkele dooden gevallen. J. Peters, Coen Wassink

16

en nog meer. Op het huis van W. Smid in Lengel kwam ook een voltreffer. Het huis totaal verwoest, terwijl de vrouw en de eenige dochter om het leven kwamen. Men kan echter van huis niet weg om eens te gaan kijken, want het granaatvuur en het schieten uit de vliegtuigen blijft maar aldoor aanhouden. Op alles wat zich op de weg bevind wordt geschoten, zelfs op wielrijders. Het is tenminste levensgevaarlijk om zich nu op de weg te begeven. De kogels vliegen overal in het rond. ’s Avonds werd het wat rustiger.” 26 MAART 1945: ”Vannacht iets rustiger geslapen. Alleen verderaf wat trommelvuur te hooren.(…) Hier wordt verteld dat P. Jansen Hzn. Vandaag in Azewijn ook door granaatscherven is getroffen en is overleden. Als hij begraven wordt, kunnen ouders en broers of zusters niet eens naar de begrafenis gaan. Het is levensgevaarlijk zich thans op de weg te begeven. E. van Uum komt ons de dood aanzeggen van een het meisje van Kroesen , die bij overbrenging van het ziekenhuis Terborg naar Harreveld, ook door granaatscherven is gedood. De ongelukken volgen nu elkander op, doch de toestand wordt ook elk ogenblik erger. ’s Avonds om 8 uur moesten wij alweer de kelder in. Om 6 uur kwam nog een hevig maar kort onweder opzetten, waarna het lang en hard heeft geregend. Toen 10 uur ’s avonds, toen we al lang in de kelder zaten kregen we weer een hevig trommelvuur te verduren, het was zoo erg, dat we tegen elkander zeiden, nu blijft er zeker van Stokkum niets meer over. Hier lag al een paar dagen een brood voor tante Anna in ’s-Heerenberg, doch niemand waagde het naar ’s-Heerenberg te brengen wegens het gevaar. Dientje was er ook al mee op stap geweest, doch de granaten hadden haar weer teruggedreven. Toen heb ik het gauw gedaan per fiets, want zij had groot gebrek aan brood, doch onderweg heb ik ook angst genoeg gehad. De granaten gierden door de lucht en de Jabo’s scheerden overal door de lucht, doch ik wilde niet teruggaan, om dan uitgelachen te worden. Toen ik het brood goed had overgebracht en naar huis ging, wilde een Duitse soldaat, juist op het kruispunt bij Garage van Marle, mij de fiets nog afnemen. Hier kreeg hij echter geen kans voor. Hij had er al eenige fietsen bij een boom staan. Overigens kwam men niemand onderweg tegen. Alle menschen hielden zich maar binnenshuis. Toen ik thuis kwam was ik echter blij dat dit achter de rug was.” 28 MAART 1945: ”(….) Uit de richting Rees hoort men duidelijk de kanonnen blaffen en de machinegeweren ratelen. Hoever het front nu precies is, weet echter niemand, dat onzekere is het ergste. Vandaag heb ik tweemaal nog geprobeerd om in de tuin te spitten, want de aardappelen moeten er toch op tijd in, maar ik moest telkens weer naar huis wegens de granaten. Onafgebroken kon men ze overal zien vallen en hooren fluiten, ook in de buurt.


Ook in ’s-Heerenberg vielen weer veel granaten. Namiddags vanaf drie uur kregen ze boven Emmerik en Huthum een helsch trommelvuur te verduren, met overal shrapnels in de lucht. Dat zijn allemaal precies zwarte poppen in de lucht, die kan men goed zien, precies en groote groep zware kraaien. Het zij een soort granaten die in de lucht ontploffen en een regen van kogels rondom verspreiden. Het is alles een hel als men dat alles zoo hoort en ziet, en hoe lang nog, en wat zullen we nog meer moeten beleven. Later zijn wij weer de kelder ingegaan. Om 8 uur ’s avonds begon opnieuw een hevig trommelvuur los te barsten boven Emmerik en Huthum. Dat heeft aangehouden tot den volgenden morgen 6 uur. In de nanacht zouden ze Eltenberg ook onder trommelvuur genomen hebben. Dit alles is zeker de voorbereiding voor de groote aanval en de bestorming.” 30 MAART 1945: ”Vannacht is er niet veel geslapen. Het was zoo’n hels lawaai of de wereld verging, al hebben we dat ook nog niet meegemaakt. We dachten toch allemaal dat we niet meer levend uit de kelder zouden komen. De gezichten werden tenminste nu eens ernstiger. Gelachen werd er niet meer. Onafgebroken donderen de kanonnen en gieren de granaten door de lucht. De inslagen zij zoo dicht bij of ze naast en om het huis vallen, de eene slag nog harder dan de andere. De scherven hoort men op de ijzeren platen vallen die op de kelderluiken liggen. De kelder kan men nog voelen schudden. Zoo hebben wij de nacht doorgebracht en om half zeven zijn we maar naar boven gekropen. Ons eerste gang was naar buiten om te zien wat er nog van Stokkum over was, en dat viel buitengewoon mee. Als er zooveel bommen waren gevallen, zou er niet zooveel van Stokkum over zijn. Om 9 uur ben ik met Lowie maar weer begonnen om het dak dicht te maken, pannen te verhangen, de ramen dicht te hangen met planken en stukken balatum. Dit laatste hebben we maar van de slaapkamer getrokken, omdat dit toch niet kon blijven liggen en ook allemaal aan stukken was geslagen. Onder het werken moesten we nog telkens naar de kelder vluchten, als de granaten of de kogels te erg dichtbij kwamen. Op straat ziet men dan ook niemand meer. Stokkum lijkt wel een doodenstad en uitgestorven. Een enkeling die het nog waagt op straat te komen, is daartoe gedwongen, omdat hij dan brood moet halen, en men zonder brood niet in de kelder kan leven. Enkele Duitsche soldaten, die nog langskomen, kijken zoo angstig om zich heen als maar kan, zijn zeker al bang dat hier en daar een Tommie te voorschijn zal komen. Was het maar zoo! Den Eltenberg wordt onophoudelijk door 6 bommenwerpers gebombardeerd. Allemaal groepjes van 6 bommenwerpers. Boven Stokkum kan men zien dat ze de bommen los laten, en in schuine richting op de Eltenberg neerkomen, doch dan duurt het nog wel een minuut eer men het gedonder der inslagen hoort. Als die formatie haar werk heeft verricht, komt

weer een formatie van 6 bommenwerpers hetzelfde werk doen, en zoo gaat dat steeds door. Zoo moet van den Eltenberg toch niet veel overblijven. De kerktoren is echter nog altijd zichtbaar. De Jabo’s zijn met hele troepen in de lucht, ze duiken overal en dan hoort men maar schieten en raketbommen vallen. Vooral dat schieten met die zware mitrailleurs is gevaarlijk, die kogels vliegen naar alle kanten. (…) Men hoort nu niet alleen meer machinegeweren, men hoort nu ook duidelijk in de richting van Emmerik de gewone geweren schieten en de kogels fluiten, wel en bewijs dat het front al dichter en dichter bij komt. Maar met dit alles wordt het leven hier steeds onaangenamer en gevaarlijker. Wij leven nu zoo ongeveer als mollen onder de grond, die bij gelegenheid een luchtje scheppen.” 31 MAART 1945: ”Vannacht heb ik goed geslapen tot 2 uur. Toen ik zeide dat het rustig was geweest, werd ik hardop uitgelachen. Ze zeiden dat het nog erger was geweest dan anders. Overdag was er veel schieten met tanks en machinegeweren, maar ook met gewone geweren, men hoort steeds het getik-tak, en de kogels vliegen hier in het rond. Men kan ze horen fluiten. Er wordt in Emmerik, Huthum en Borghees hard gevochten. Ze zeggen dat de tanks van de Canadezen al aan de Linthorst te zien zijn geweest, doch niet verder konden komen, omdat de brug aldaar ook in de lucht is gevlogen. Namiddags begonnen de tanks vanaf Borghees hevig te schieten op Stokkum. Het huis van wed. Garben, van Harmsen in de Linthorsterstraat en van G. Bod, staan gelijk in de brand. Wie deze in brand geschoten heeft is niet bekend, de eene zegt door de Canadeezen, een ander zegt dat de Duitschers het gedaan hebben, die bij Tinus Sluiter in huis zitten en daar vanuit het schuurtje vanmiddag als razende geschoten hadden. Te redden is er niet veel, want niemand durft op straat te komen. Vanuit ons huis konden wij zien dat het huis van Bod aan het branden was, doch dat er niemand was om te helpen. De vrouw liep alleen om het huis heen. Even later zagen wij dat de vrouw naar van Uum ging om hulp te halen. Toen van Uum er heen ging, kwamen zij even later met een handkar vol beddengoed en ander huisraad langs ons huis in de richting naar boer Meijer. De kogels vliegen in het rond, terwijl de shrapnels overal in de buurt ontploffen, zoodat het levensgevaarlijk is om buiten te komen, toch willen de menschen nog redden wat er te redden is. De beide andere huizen kunnen wij wel zien branden, maar verder weten wij er niets van. ’s Middags hebben wij in de kelder gegeten. Zoo tusschendoor gingen wij dan naar boven kijken om te zien wat zich buiten afspeelde en of men nog geen Tommie’s zag, want je voelde dat het front al dichter en dichter bij kwam. Het schijnt nu ook zeker te zijn dat de tanks aan de Linthorst zijn geweest. Als de brug daar niet stuk was geweest, waren de Canadeezen misschien

17


al hier in Stokkum geweest. Vandaag is de zoon van J. Ophuizen ook nog door granaatscherven getroffen en aan de gevolgen overleden. Het blijft een wonder dat er niet meer slachtoffers vallen, bij al dat schieten.” OPERATIE PLUNDER SUCCESVOL AFGESLOTEN. Op 27 maart was het meeste Duitse verzet in het gebied tussen Rees en Wezel gebroken. Het Amerikaanse Negende Leger zette zijn opmars voort richting Paderborn, het Britse Tweede Leger stootte door richting Coesfeld en Münster. Het Canadese Eerste Leger zette tot Emmerik vrijwel ongehinderd zijn opmars stroomafwaarts voort. Op Paaszondag, 1 april, werden de ruïnes van Emmerik, na zware Duitse tegenstand, ingenomen en begonnen de Canadezen er een brug te bouwen. De bevrijding van het Nederland van boven de grote rivieren kon nu beginnen. 1 APRIL 1945: ”Eerste Paasdag. Vannacht zijn nog veel granaten gevallen. Van de geallieerden is echter nog geen spoor te bekennen, alhoewel men goed de tanks kan horen ratelen in de richting Borghees. We gaan nog wel eens om den hoek van het huis kijken, of er in Stokkum nog wat te zien is, maar het is uitgestorven. Bij Bernard hebben ze vannacht nog granaten in de schuur gekregen. Bij Toon Messing een voltreffer tegen het huis. Ook bij Toon te Boekhorst in huis. Bij G. L. Jansen, W. Kuster, Kregel, bij Bertus Hakfoort, bij Willie Kuster, alle huizen zwaar beschadigd of geheel vernield. Van morgen is het erg stil, men hoort geen schieten meer. Zouden ze ook rekening houden met de 1e Paasdag. Naar de kerk (die bij Krebber in de kelder wordt gehouden) durft niemand te gaan, omdat alles onzeker is. Het is niet eens bekend of er een H. Mis gelezen zal worden. Alles wacht in spanning wat er nu verder zal gebeuren na al het schieten der voorgaande dagen. In huis hebben we gezamenlijk de H. Mis gebeden met de familie Toon Messing. Deze familie is dag en nacht bij ons, en durft niet meer naar huis toe. Overdag wordt in de haast naar huis gegaan, om het vee te voeren, maar dan ook gauw weer terug naar de kelder. Het bleef zoo rustig tot zeker half twaalf, toen kwam een zekere Dorus ter Horst uit ’s-Heerenberg langs ons huis. Deze vroeg ons toen, of wij nog in de kelder zaten, dat is niet meer noodig, want de Tommiie’s zijn al in ’s-Heerenberg. Ik vroeg hem toen of hij ze al gezien had. Neen, zegt hij, maar het is toch waar. Ik zeg als je ze zelf niet gezien heb, dan geloof ik er ook niets van, want er is ons al zooveel wijs gemaakt. Toen we nog even verder praten, kwam de vrouw van Jan Welling met de dochter vanaf ’s-Heerenberg fietsen met groote oranjestrikken op. Die vertelde ons toen dat de Tommie’s met de tanks al bij haar langs het huis stonden en dat ze er zelfs met gesproken had. In ’s-Heerenberg was al volop feest, de menschen verdrogen zich om de Tommie’s. Daarna kwamen steeds meer bevestigde berichten en ging het als een loopend vuurtje door

18

Stokkum. Binnen een half uur tijds waren alle menschen in Stokkum op straat, ze kwamen als paddestoelen uit de grond gekropen. In langen tijd waren niet zoveel menschen in Stokkum bij elkaar gezien. Allemaal waren ze al getooid met oranje of rood, wit, blauw. Alhoewel geen Duitsche soldaten meer in de buurt waren, hadden we toch nog ook geen andere soldaten gezien. ’s Morgens om circa 9 uur kwamen nog enkele Duitsche soldaten langs ons huis, die de weg vroegen naar Voorthuizen. Dit zijn dan ook de laatste geweest. De jongens en Dientje waren al met oranje op naar ’s-Heerenberg vertrokken om de Tommie’s te gaan zien. Tegen ruim twaalf uur kwamen de eerste gevechtswagentjes uit de richting Klaphek Stokkum binnenrijden, alles in oorlogsuitrusting, de machinegeweren voorop de wagens en naar alle richtingen rond ziende, of hier of daar zich ook nog Duitsche soldaten verstopt hadden. Op den hoek bij Jan Berendsen werd gestopt, er stond toen een rij tot voorbij Reumer. Eerst werd geïnformeerd of er nog soldaten zaten en of er ook mijnen waren gelegd. Niemand kon ze echter verstaan, toen moest Lowie en een meisje van Krebber komen om met haar te praten, die konden Engelsch verstaan. Toen bleek dat alles veilig was, begonnen de soldaten met chocolade en sigaretten uit te deelen aan de bevolking. Het was net of er kermis was, alles zong en danste van vreugde. Zelfs oude vrouwen liepen nog met een sigaret aan te rooken. Het middag eten zal op verschillende plaatsen wel vergeten of aangebrand zijn. Na een half uur gingen ze in de richting van Derksen-Motz rondrijden. Nadien kwamen al meer legerauto’s binnen rijden. ’s Avonds stond Stokkum al pakkend vol auto’s van alle soorten. De weilanden werden vol auto’s gereden en overal in de huizen werden manschappen ingekwartierd. Honderden legerauto’s waren er in Stokkum. Bij de tent hadden ze een koe geslacht en in de tent werd er maar gekookt en gebraden. Eten was er in overvloed, en menig bewoner van Stokkum kreeg dien dag wat mee uit de legervoorraad. Wij aten namiddag ook voor het eerst in langen tijd weer echt wittenbrood. Het smaakte als koek. We hadden van de soldaten een half brood gekregen. Wij kregen 7 man in huis ingekwartierd. Achter op de Deel werd gekookt en gebraden. Wij hebben met verwondering naar dat koken staan kijken en hoe ze die kookgelegenheid in elkaar zetten. Wij kregen ook nog enkele busjes met allerlei soorten eetwaren. Ze smaakten uitstekend. De jongens hadden den heelen dag feest en waren nergens te vinden, die moesten alles bekijken. Rond ons huis stond het vol auto’s, tot in de bloembedden stonden ze. Voor, naast en achter de tent. Van Uum zijn weide, de weide van Jan Berendsen, van Herm. Scheers, van Gerrit Bod, stonden allemaal pakkend vol auto’s. Achter in Stokkum zij we niet eens geweest.


De jongens en ook Dientje hadden volop feest en konden niet genoeg te zien krijgen, ze waren den heelen dag op sjouw. Als men ze nodig had waren ze nergens te vinden. Bij de soldaten die bij ons ingekwartierd waren, was ook nog een Hollandse jongen uit Tiel die ook tot het Engelsche leger behoorde en vanuit Limburg en Brabant meegevochten had. Deze diende tevens voor ons als tolk bij de andere soldaten zoodat wij ons daarmee ook verstaanbaar konden maken. Hendrik Gerritsen kwam ons ook nog feliciteeren met de bevrijding, die had al goed van de vrijheid geproefd en was erg gezellig. Zoo verliep dan de eerste dag van de bevrijding, die door ons nooit vergeten zal worden.”

Zo is dan onze bevrijding gekomen, van het ondragelijke juk, waaronder wij nu ongeveer 5 jaren gezucht hebben. Vooral de laatste weken waren ontzettend met al die granaten, vliegmachines, kanonnen, en dat verschrikkelijke trommelvuur. Wie dat niet heeft meegemaakt, kan zich daarvan geen denkbeeld maken, hoe men circa 7 weken doorbrengt tusschen het vuur van de Engelschen en dat der Duitsche artillerie. Dat daarbij zoo weinig slachtoffers zijn gevallen, kunnen we alleen aan God dank zeggen, die Stokkum toch wel voor het ergste bewaard heeft. De vlaggen wapperen nog overal, en overal klinkt weer Oranje boven, Oranje boven. Leve Wilhelmien.

2 APRIL 1945: ”2e Paasdag. Vandaag was er dan sinds drie weken weer een H. Mis in de kerk. Het tochtte nog wel erg door de kapotgeschoten ramen en een groot gat boven in de gevel, overigens was in de kerk niet veel beschadigd. De pastoor heeft er echter rekening mee gehouden en de Mis maar niet te lang gemaakt. Vandaag kregen we ook nog twee tolken ingekwartierd, een Duitsche en een Hollandsche. De laatste was een jongen uit Oisterwijk. De andere was een Engelschman, die alleen goed Duitsch kon spreken en verstaan, maar geen Nederlands. Onafgebroken komen rijen auto’s aangereden en vertrekken er. Dit is de zoogenaamde aanvoer achter het front, want de oorlog is voor ons nu wel afgeloopen, doch verderop wordt nog doorgevochten, het grootste gedeelte van ons land is nog bezet, en dat moet ook nog bevrijd worden. Zoo iets groots heeft Stokkum vanaf zijn bestaan niet meegemaakt. En wat een materiaal en oorlogstuig. Als men de weg of de straat over wil steken, moet men wel drie kwartier tot een uur wachten, voor men over kan steken, zooveel auto’s en oorlogstuig moet geregeld passeeren. In de tent is een bataljon van de militaire politie ingekwartierd. Die moeten zorgen voor het verkeer en doen ook dienst als verkeerspolitie, ook in Stokkum. Ze eten er goed van, want ze hebben juist een koe geslacht, ze zeiden dat dit nog een Duitsche was, die ze onderweg nog hadden meegenomen. Er wordt vandaag in Stokkum een levendige handel gedreven in zeep, textielwaren, radio’s, motorfietsen, enz., enz. Het liefst ruilen ze maar voor eieren, of zilvergeld. Op ons papiergeld hebben ze het niet erg gesteld. Lowie heeft ook nog een radio gekocht. Verder moet hij voor iedereen die eieren te missen had, deze bij de soldaten voor zeep ruilen. Voor 3 eieren kreeg hij een dubbelstuk goede sunlightzeep. ’s Avonds was de hele kist met zeep leeggeruild. Omdat Lowie goed met hen praten kon, kwamen ze maar bij Lowie met de eieren, en dan moest die maar weer op sjouw. Er waren verschillende gezinnen, die de Paaseieren hebben opgeofferd voor zeep. In andere deelen van Stokkum, was het precies hetzelfde, doch daar had men geen tijd voor om te kijken, men had bij huis genoeg te zien, en er was geregeld afwisseling.

Fam Geurts: Staande van links naar rechts: Wim Geurts, geb. 8 sept 1923. Dina Geurts, geb. 19 mei 1925. Lodewijk Geurts, geb. 22 febr 1927. Zittend: Theet Geurts, geb. 17 aug 1893 en Dina Messing, geb. 13 aug 1896.

19


BOMBARDEMENT OP EMMERIK Hoeveel dagen en nachten heeft de bevolking van Bergh, maar vooral van ’s-Heerenberg, in angst verkeerd, wanneer de geallieerde vliegtuigen in grootte getale boven hun hoofden ronkten. Vooral, na de door de Engelse zender aangekondigde tegenmaatregelen, voor de aanvallen op Britse steden.

Alle industriesteden en West-Duitsland, te beginnen bij Emmerik, zouden een beurt krijgen. Het waren niet alleen de Duitsers, maar ook de ’s-Heerenbergenaren, die dikwijls zuchtten: “ Wat zal er van ons terecht komen?” Maar ’t ging lange tijd goed. Vliegtuigen gingen en kwamen, maar het doel was steeds en altijd weer het Ruhrgebied en de grote fabriekscentra meer in het midden van Duitsland. Toch waren de inwoners van Emmerik niet geheel gerust, want hun stad had toch al aanmerkelijk geleden. Dat begon al in de eerste oorlogsweek en mei 1940, toen ’s nachts bommen vielen, nabij het Ziekenhuis en in de Königstrasse, waar zeven woningen vernield werden. Er viel één dode te betreuren. Wij ’s-Heerenbergenaren, die praktisch weinig van de uitwerking van de bommen afwisten, bemerkten toen reeds wat een luchtoorlog betekende. Deze aanval is de aanleiding geweest, dat iedereen zijn kelder grondig nakeek, zo nodig versterkte en alle voorzorgsmaatregelen trof. Want wat betekent de afstand Emmerik -’s-Heerenberg hemelsbreed? Immers slechts 3 à 4 km. Tot 1 April 1942 heeft Emmerik toen geen noemenswaardige schade meer geleden. Op deze datum verscheen echter ’s morgens 7 uur boven de stad een vliegtuig en wierp zijn bommenlast op de Brink, waar één huis beschadigd werd. Ook het Sociëteitsgebouw moest het ontgelden. Natuurlijk waren er ook nu weer mensenlevens te betreuren. 14 Juni 1944, ’s morgens 7 uur: de oliefabriek van Noury & v.d. Lande kreeg een aanval te verduren. Een groot gedeelte van de fabriek werd radicaal vernield en een veertigtal arbeiders, onder wie ook enigen uit Bergh, vonden hier de dood. 28 September 1944 weer een aanval op Emmerik. Vooral ’t Leegmeer moest het nu ontgelden. Voltreffers werden geplaatst op de petroleumraffinaderij de Gasoline en de papierfabriek. Het aantal slachtoffers werd groter. 7 Oktober 1944, half twee: de grote aanval op Emmerik, Hüthum en Kleef.

Reeser Strasse 30 maart 1945

Steinstrasse Emmerich na het bombardement 1944

20

Een motorgeronk, zoals we nog nooit overdag gehoord hadden, deed ons opspringen en naar buiten snellen. 700 laagvliegende bommenwerpers cirkelden even rond en toen wisten we het heel snel: Emmerik werd genomen. En goed genomen. Bij duizenden vielen de bommen uit de vliegtuigen. In een zeer korte tijd was heel Emmerich verduisterd door de rook, die uit bijna alle woningen opsteeg. Er waren veel fosforbommen gebruikt. Geen wonder, dat op die manier van Emmerik, maar ook van Kleef, waar een soortgelijke aanval op hetzelfde tijdstip plaatsvond, weinig overbleef. 40 Minuten heeft deze hel geduurd. Toen kwamen wij uit onze kelders, waarvan de muren hadden geschud als het doek van een tent op een winderige dag bij het kamperen. ’s-Heerenberg had niets meegekregen. Geen enkel toestel had zich vergist, alhoewel ze over ons heen vlogen. Spoedig zagen we hartverscheurende toneeltjes, want velen van de ’s-Heerenbergse grensgangers waren nog niet thuis. Hoe zou het met hen zijn gegaan? Hoeveel inwoners van onze gemeente zouden niet een familielid te betreuren krijgen? Na een half uur kwamen de eersten, die aan de dood ontsnapt waren, de grens over. De meesten werden door hun familieleden met open armen ontvangen. Door oververmoeidheid en de doorgestane angsten, waren ze allen doodop. Spoedig waren


Reeser Strasse 30 maart 1945

ze omringd door groepen belangstellenden, die steeds maar meer wilden weten van hun eigen vaders, zoons en broers, die nog niet terug waren. Ze waren op de meest onbegrijpelijke wijze uit kelders en andere schuilplaatsen tevoorschijn voorschijn gekomen. Wat ’s-Heerenberg betreft, is dit keer het aantal slachtoffers niet groot geweest. Had het bombardement één of twee uur eerder plaatsgevonden, dan was ’s-Heerenberg en de rest van de gemeente ook in rouw gedompeld geweest. Een groot aantal arbeiders had dan nog in de fabrieken gewerkt. Nu bleef het beperkt tot Wilhelmus Litjes en Johannes Vink uit ’s-Heerenberg.

Van Emmerik bleef zo goed als niets over. Mensen, die vele jaren daar woonden en werkten, hebben zich de eerste dagen tussen de puinhopen meermalen afgevraagd: “Waar sta ik nu? Hoe moet ik mijn huis, mijn fabriek terug vinden?” Dagenlang heeft de stad gebrand. Reizigers, die vele verwoeste steden in Duitsland bezochten, kwamen tot het oordeel: Emmerik is het zwaarst geteisterd. De stad bestaat niet meer. Over het aantal doden is men het nu, na de oorlog, nog steeds niet eens. Men schat het op 4 à 5 duizend.

Haven Emmerich na een granaatvuur aanval. 30.maart 1945

21


DE LAATSTE OORLOGSNACHT IN AZEWIJN Henk Egbers uit Azewijn heeft enkele maanden na de bevrijding van Azewijn een opstel geschreven over de laatste oorlogsnacht die hij daar meemaakte. Hij was toen zeventien jaar en zat in de derde klas van het kleinseminarie in Apeldoorn. De derde en vierde klas waren toen echter gehuisvest in het parochiehuis in Heino, omdat tijdens de oorlog de Duitsers het gebouw in Apeldoorn in bezit hadden genomen en na de bevrijding de geallieerden hetzelfde hadden gedaan. Het opstel is kort na de gebeurtenissen geschreven en geeft daarom een betrouwbaar beeld van de bevrijdingsnacht.

Het onderstaande is een transcriptie van het opstel, inclusief de overbodige komma’s. Een enkele aanvulling of toelichting die Henk Egbers later heeft gegeven, is cursief in het oorspronkelijke opstel ingevoegd. HET OPSTEL. De laatste nacht van onze “Lijdens-bevrijdingsweek”. Paasnacht 1945-met zijn bekroning. Hiiiiii --------------------------pang ------------------------------pang ---------------Goddank, het blijft stil. Een zucht van verlichting gaat door de kelder. De gedrukte stemming in de dompe schuilplaats klaart op. Voorzichtig klauteren we de trap op naar buiten. ‘t Is stil. De gangklok tikt alsof er niets gebeurd is. “Zou het nu dan ook eens werkelijk stil blijven?” Voetje voor voetje gaan we naar de deel. “Gelukkig, de beesten staan allen nog ongedeerd op hun plaats.” Met hun stomme koppen kijken ze ons vragend aan. “Wat denken jullie ervan?” Buiten hangt een zware nevel. Ze is kunstmatig, zoals we die de laatste weken elke dag hadden. Als de moffen nog hier waren, zouden ze hun gasmasker wel opgezet hebben. Vanmiddag kletsten hun zware bespijkerde [schoenen] nog over de stenen vloer; liepen ze nog gehelmd met pantserfausten en kogels om de nek door het huis. Vijf meter van me af sloeg hun laatste paard, door granaatscherven getroffen, stuiptrekken tegen de grond, maar ze namen de beste, die op stal stond, de trouwe Fit, ervoor. Het was “Krieg” zeiden ze, toen vertrokken ze. Nu waren ze er niet meer. Dat meenden we tenminste!! De granaat had beide voorbenen van het paard weggeslagen. Het dier kwam op de achterbenen de deel op en ging op de voederbak van de koeien hangen. Een van de Oekraïners heeft hem een genadeschot gegeven, waarna het vlees van het paard gekookt werd in een emmer waaruit het eerder haver had gevreten. Alles is stil, doodstil. Negen schrille slagen op een stuk rail, rollen de toren uit. Met vragende blikken zien we elkander aan, het is of niemand zijn mond durft te openen, in deze geheimzinnige stilte. Hier en daar gluurt een sterretje tussen de drukkende neveldamp door. “GELUKKIG, ZE TREKT WEG.” Trrrrrrrrrrrr ……… in de verte begint een mitrailleur te vuren, dan … een donderende slag … nog één … nog één …….! Verschrikt lopen we een eindje terug. Met een snelle regelmaat volgen de schoten elkander; op meerdere plaatsen, zowel van de kant der Duitsers als van de Engelsen breekt de vuurhel los. Het zijn ‘s-Heerenberg, Zeddam en de Berghse bossen, die onder de brakende vuurmonden liggen. Onwillekeurig moet ik aan huis denken. “Wat zou er met hun gebeuren? Hoe zouden ze het maken?”

Verkenningsvoertuig bij de slag om de Torenmolen Zeddam 1 april 1945

22

“Kameraden, warten Sie; Ziegelei”, buldert een moffenstem door de duisternis. Een fiets piept verder. Nu weten we genoeg. “Ze” zijn nog ± één km van hier.


Onze schrik van zoeven wordt door een kleine hoop overstemt. Steeds trommelt het vuur door. Aan de hemel, wordt een prachtig vuurwerk vertoond, zoals we op geen koninginnefeest ooit zagen. Met een kwistige hand worden de bontgekleurde vuursnippers, tegen de donkere lucht uitgestrooid. “WAT IS DAT?” Donkere gedaanten sluipen daar over de weg. Nog al ….. steeds meer! Ze komen van de kerk af. Het zijn moffen. Voor ons huis springen ze als katten in de stellingen. “Wat zouden die van plan zijn?” “Kijk eens, bij de kerk staan lichtkogels”, fluistert iemand. Waar zou…… “Wat?” zien we het goed of dromen we? Néé, het is waarheid; de toren brandt! Het zijn geen lichtkogels! Een opgewonden stemming maakt zich van ons meester. De galmgaten laten een rode gloed door; de eerste vlammetjes likken aan het houtwerk van de galmgaten en kruipen langzaam naar boven. “Brand! Brand!!” Snel waarschuwen we de anderen die in de kelder zijn. De kanonnen vuren nog steeds met een hels tempo door. In een oogwenk brandt de gehele spits. Kilometers, in de omtrek is het fel verlicht door de laaiende fakkel. Een regen van vonken en brandende stukken komt nu door de lucht naar beneden gevlogen. “Daar vat het rieten dak van Theunissen ook vlam.” Met moeite heb ik wat zandzakken voor het kelderluik van buurman “de smid” weggewerkt. Klop - Klop - Klop. “Hé, kom er eens uit, de Kerk brandt.” “Er zijn mensen nodig, misschien kan er nog geholpen worden.” “Kijk eens”, de Lange en Messing ook al, en daar “Het Hof” ook.” De boer holt naar Messing, waar ze nog rustig in de kelder zitten en niets van de brand merken. Verschrikt komen ze naar boven. Ook Evert van “Het Hof”, die er inmiddels uit getrommeld is, komt geheel verward, bij Messing helpen, terwijl zijn eigen boerderij in brand staat. Alles is in de war, maar spoedig herstellen ze zich. In één wip zit Theed van “de Kapel” op de nok van het rieten dak. Er wordt gepompt, gesjouwd met water, geroepen en geschreeuwd. Emmers water plonsen in de sissende en sputterende vlammen. Ze willen de vlammen meester worden. Daar komen de beesten los …………Met ons drieën rennen we er naar toe. “Daar op de vijfsprong moeten ze de wei maar in.” Verschrikt door de vlammen, stuiven ze, in dichte drommen tegen elkaar in. Met grote knuppels slaan we erop los. We moeten oppassen dat we niet onderste boven gelopen worden, door de wild geworden beesten. Daar komen de paarden aan gegaloppeerd. Schuimbekkend, steigeren ze tussen de beesten door. hiiiiii… hiiii, pang!! …… pang!!! “Ook dat nog!” Het wordt een paniek, nu de granaten er nog bij komen. Vijftien meter van ons af, wordt het zand door een granaat de lucht in gesmeten. We werpen ons op de grond, maar moeten weer opstaan, omdat we anders door de beesten vertrapt worden. De granaten huilen door. Daar verlies ik m’n klomp ook nog. Waar is

hij….. Ik zie niets, dan maar zonder. Ik hink verder. De vuurzee is steeds groter geworden. De Kerk zelf heeft nu ook vlam gevat! Bij Theunissen brandt de boerderij met de las volop. Zevenentwintig beesten bevinden zich nog in de vlammen. De wilgen staan als brandende flambouwen langs de weg. Bij de Lange en Messing zijn ze het vuur gelukkig meester geworden. Het Hof staat in lichter laaie; aan blussen valt niet meer te denken. Op de Pastorie beginnen de kozijnen te schroeien. “Zou het goed gaan?” De meeste vonken vliegen er overheen. Met grote inspanning hijssen Pater Gommers en Pater Cornielje de matras met de zieke Pastoor door het kelderluik naar buiten. Met hun zware last rennen ze naar het dichtstbijzijnde huis, dat niet onder de vonken ligt. hiii … pang! Weer beginnen de Tommy’s te vuren. “Doorlopen!” Ze hebben den hulpelozen pastoor bij zich en dáárom lopen ze dóór de vonken- en granaatregen verder. Nauwelijks is de pastoor de kelder binnengedragen of de granaten versplinteren de balken, slaan de pannen en ruiten bijna van het huis. Maar … de pastoor is gered en verder hollen de beide paters het vuur in om te redden wat er nog te redden valt. De wind draait zich iets. “Gelukkig, van het dorp af, maar … jonge, jonge, dat gaat mis. Nu krijgen wij de vonken!” Een dof gekraak; een vlaag als het suizen van de wind, en de fiere spits is er niet meer. Metershoog spatten de vonkensterren de lucht in. Een volle laag komt er op onze las terecht. “Water! Water!” … enkele vonken zijn er op het stroo gevallen. Ook door het dak, waar tientallen pannen door granaatscherven stukgeslagen zijn, vinden ze hun weg. Bij het licht van de brandende kerk piept de pomp, op de deel, onafgebroken. De ene - na de andere emmer golft vol.

23


Krachtige armen smijten de emmers tegen het stroo leeg. “Een, twee, hup!” Langzaam rolt de zelfbinder naar buiten. Ook de andere machines en karren worden veiligheidshalve naar buiten getrokken. Alle zeven deuren worden opengegooid, ladder worden klaargezet, messen gegrepen om de koetouwen te kunnen lossnijden. Nu maar afwachten, hoe het afloopt. De moffen liggen nog steeds in de stellingen. Hun grauwe koppen en geweerlopen steken over de rand van de loopgraaf heen. Nu brandt de sacristie. Theunissen is één vuurzee. Het Hof is bijna uitgebrand. … Het is half twee; gelukkig is het vuur aanmerkelijk verminderd. “We hebben het gered”, zegt de boer. “Laten we nu maar wat gaan rusten.” Jan (een knecht van Giesen) en Kobus (Kobus Brusse, een evacué uit Gendt’) zouden, voor alle zekerheid, tot half vier wacht houden, dan zouden Piet (een knecht van Giesen) en ik aflossen.

In de kelder is geen plaats meer. Ik ga maar achter de muur in de gang liggen. Aan slapen is geen denken. De harde stenen vloer is veel te koud en het knetterende granaatvuur houdt maar niet op. De deuren en ramen rammelen onafgebroken; glas valt in scherven en pannen rollen van de daken. Flauwtjes wordt de witte gangmuur, door de bijna uitgebrande kerk, verlicht. Eindelijk is het half vier. De beide anderen zijn blij dat we hen komen aflossen; ze hebben er genoeg van. We gaan op een beetje stro liggen, dicht tegen de koebak aan. We rillen op het natte stro. Door de openstaande deuren zien we de roodgloeiende puinhopen liggen. Gebukt sluipen de moffen over de velden. “De beesten”, zegt m’n buurman. Even is het stil, maar dan schieten de granaatvuurpijlen van de moffen weer knetterend de lucht in. De Tommy’s aan de andere kant antwoorden met een nog heviger tempo. Nog steeds liggen ‘s-Heerenberg en Zeddam onder een verschrikkelijk trommelvuur. Weer branden vuren aan de hemel; frontverlichtingsschijnwerpers werpen er hun felle stralen overheen. Angstig drukken we ons dicht tegen de koebak aan, als de granaten dicht over ons heen fluiten. De pannen kletteren in scherven naast ons neer. De warme asem van de beesten blaast, in ons gezicht. De nacht duurt lang! Eindelijk tegen zes uur wordt het vuren buiten wat kalmer, totdat het om ± kwart over zes doodstil wordt. We zien elkander eens aan. “Zou het nu stil blijven?” Snel beginnen we met de beesten te voeren. Nu kunnen we het nog. Gelukkig blijft het stil. Nieuwsgierig steken we onze hoofden, buiten de deur. Twee eigenaardige vliegtuigjes op “hoge poten” ronken door de lucht. Niemand durft zich nog op straat te laten zien. Het lijkt wel of de wereld uitgestorven is. Triest staan daar de smeulende en zwartgeblakerde kerkmuren; de resten van afgebrande boerderijen rondom een afgestompte kerktoren. Een gedacht gaat door m’n hoofd, “de goede week, de lijdensweek is afgelopen; het is Pasen, vandaag. Zou het nu ook voor ons Pasen zijn? Gisteren op Paaszaterdagmorgen heb ik in de gang, van een paar tafels een altaartje opgeslagen. Kapelaan Heijne, die bij ons uit Emmerik geëvacueerd is, wilde er met Pasen de H. Mis opdragen. Als het tenminste rustig was. Met ons tweeën, Kobus en ik, zijn we gisteren naar de Kerk gehold, toen de artillerie even stil was. Onze harten holden mee. De Kerk was het doel van de Engelse artillerie, vanwege de Duitse uitkijkpost in de toren. Ze had reeds 12 voltreffer gehad. We wisten het!

Tijdelijk oorlogsgraf bij Tolhuis Zeddam 1 april 1945

24

Over de omlaaggestorte gewelven, over de puin van het ineengeschoten altaar zijn we naar het zijaltaar gestapt, om de altaarsteen te krijgen.


Even later hotste het wagentje met kelk en misgewaden weer achter ons aan, naar huis. En nu ….. nu staat hij daar. “Alleluja, Christus surrexit” bidt de Priester aan het eenvoudig altaartje. Er rondom liggen een 50 mannen en vrouwen, uit de buurt geknield, en danken God, dat hij hun tot nu toe gespaard heeft. Na het Evangelie, spreekt de kapelaan, een paar treffende woordjes in het dialect. Toen was het waarlijk Pasen. Zo’n treffende, eenvoudige plechtigheid had ik nog nooit meegemaakt. Na de H. Mis komt iemand het huis binnengestormd. “Ze zijn er!” Ik ren naar buiten en … ja, hoor, daar ginds zie ik verschillende mensen om een Tommy heen staan. Ik ernaartoe. Als ik bij het groepje gekomen ben, draait hij zich om. Verbluft zien we elkaar aan. Hij geeft me een hand en zegt: “Dag Henk” Ik wist niet wat ik zag. Het was een plaatsgenoot, dien ik goed kende. Hij vertelt me, dat ‘s-Heerenberg nu ook wel bevrijd was. Er was vannacht hard gevochten. Hij was 500 m van z’n huis geweest, maar had er niet kunnen komen. Dat was m’n eerste kennismaking met een Tommy! ‘s Middags, na het eten, spring ik meteen op de fiets, en trap in volle vaart op huis aan. Overal om me heen, zijn de weilanden bezaaid met granaattrechters. Ook in de straat zitten ze; vooral op de kruispunten. Hier en daar fiets ik voorbij kapot geschoten huizen. Hoe dichter ik bij huis kom, hoe meer huizen er vernield zijn.

Zeddam 1 april 1945 bij fabriek Th. Pas

“Gelukkig, de kerk staat er nog”, wel kan ik daarin door de toren heen kijken. Bij de grens, rollen de pantsers en auto’s, met donderend geraas, over de nieuwe driedubbele brug, ‘s-Heerenbergs straten binnen. Overal staan de mensen en kinderen, tussen de kapot geschoten en vernielde huizen, de Canadezen toe te juichen. Geen huis is er, dat niet getroffen is. Toen ik thuis kwam, wachtte me een nieuwe verrassing. Daar lag het huis. Het leek wel rijp voor afbraak. Vijf voltreffers had het gehad. De muren zaten vol gaten, kozijnen en deuren waren vernield, stukken muur weggeslagen, goten kapot, de helft van de pannen was van het dak af en de rest lag er als een dronken stel op.

Canadese bekendmaking aan de weg van ’s-Heerenberg naar Zeddam. ( Dit is Holland; je mag verbroederen; je moet niet plunderen.)

25


Coop altijd dichtbij • • • • • • •

online boodschappen ophalen & bezorgen gratis parkeren OV oplaadpunt postzegels slijterij bloemen & planten zelfscan

Coop ‘s-Heerenberg Plantsoensingel Midden 2

26


OPERATION PLUNDER 23 - 29 maart 1945 Bij “Operation Plunder” worden op 23 maart 1945 tussen Rees en Duisburg 29 divisies ingezet, gezamenlijk maar liefst een miljoen manschappen. Doel is het Ruhrgebied, het industriële hart van Nazi - Duitsland. Met een doorbraak langs de Rijn en een uitbraak vanuit het Amerikaanse bruggenhoofd bij Remagen in het zuiden, kunnen de Duitse troepen daar omsingeld worden. Voorafgaand aan de oversteek bestookt de artillerie vanaf 18:00 uur met 4.000 kanonnen vier uur lang Duitse stellingen aan de overkant van de Rijn, terwijl Britse bommenwerpers Wesel die nacht voor de zoveelste keer bombarderen. Als eerste steekt de 51st Hihgland Division om 21:00 uur bij Rees de rivier over. Om 02:00 uur die nacht landt de 15th Scottisch Division tussen Rees en Wesel. Op rechts landt de Britse 1st Commando Brigade, die de stad Wesel inneemt. Hoewel de Schotten eerst weinig tegenstand ondervinden, lopen ze al snel tegen fanatiek verzet van Duitse stellingen aan. Ze krijgen zelfs te maken met een tegenaanval van tanks.

De 30th US Infantry Division landt ten zuiden van Wesel. De lokale verdediging is echter door bombardementen en de artilleriebarrage volledig gebroken. Aansluitend steekt ook de 79th US Infantry Division bij Dinslaken de rivier de Rijn over, met een minimum aan slachtoffers. De Amerikanen weten zelfs al een brug te realiseren op de avond van 24 maart 1945 Tegenover de Geallieerden staat het 1. Fallschirm Armee ( Heeresgruppe H ), onder commando van General Alfred Schlemm. Hoewel dit Armee door de geallieerden als een van de geduchtste tegenstanders werd beschouwd, heeft de eenheid grote verliezen geleden bij de strijd rond het Reichswald. Als ze op 24 maart dan ook nog met Amerikaanse en Britse para’s in het gebied te maken krijgen, wordt de druk te groot. General Schlemm trekt zijn troepen terug op Hamburg en Bremen. Daardoor ontstaat echter een gevaarlijk gat in de verdediging tussen zijn eenheid en het 15. Armee in het Ruhrgebied. Als bij de terugtocht General Schlemm gewond raakt, neemt General Blumentritt het commando over het 1. Fallschirm Armee op zich. Met Generaloberst Blaskowitz van Heeresgruppe H concludeert hij dat de strijd hier verloren is. Er zitten gaten in het Duitse front. Er zijn nauwelijks reserves om de gaten op te vullen. De artillerie is verzwakt. Er is een beperkt aantal tanks en totaal geen Luftwaffe. Ze besluiten zelfs om de weinige reserves niet in te zetten om de verliezen te beperken. Hoewel Blumentritt strikte orders had van OKW om door te vechten en zijn posities te behouden, besluit hij om zijn troepen op 1 april 1945 terug te trekken achter het Dordmund-Eemskanaal in het Teutoburger Wald. Dit voorkwam echter niet, dat in de eerste week van “Operation Plunder” 30.000 Duitse soldaten krijgsgevangen zijn gemaakt ten noorden van de rivier de Ruhr.

27


MISSION: ZERO EMISSION

Ruil nu uw huidige brandstoftruck in voor een krachtige en vooral schone elektrische vorkheftruck van STILL. U profiteert niet alleen van veel voordeel maar draagt ook uw steentje bij aan en beter milieu. Innovatieve elektrischie vorkheftrucks van STILL, krachtig, efficiĂŤnt en zuinig. Wilt u meer weten? Neem dan contact op met (078) 684 52 00 of kijk op www.still.nl. STILL Intern Transport B.V. Nijverheidsweg 5 3341 LJ Hendrik-Ido-Ambacht Telefoon: 078 684 52 00 www.still.nl first in intralogistics

Een solide verbinding 28


MAJOOR McTAGGART IN ’S-HEERENBERG De Canadese majoor Allan Kerr McTaggart was de commandant van de D-compagnie van het 1e bataljon van de Highland Light Infantry of Canada, de geallieerde legereenheid die in de nacht van 31 maart op 1 april 1945 ‘s-Heerenberg heeft bevrijd. McTaggarts compagnie bereikte op 31 maart rond acht uur ‘s avonds het Patersklooster. De Duitsers daar boden nog weerstand, waarbij twaalf Canadezen gewond raakten. Eén Canadees werd door eigen vuur gedood toen hij door een raam van het klooster naar buiten klom en door andere Canadezen voor een vluchtende Duitser werd aangezien. Nadat de stad in de loop van de nacht in bezit was genomen, is McTaggart een paar uur gaan slapen in “het notarishuis”. Dit vertelt Goderd van Heek in het dagboek dat hij van 7 februari tot en met 9 april 1945 heeft bijgehouden.

Hij geeft geen nadere aanduiding van het notarishuis, maar aangezien de ontmoeting plaatsvond op de Emmerikseweg, kan het Villa Elsa zijn geweest. Een andere mogelijkheid is de woning van notaris Knot. Op de ochtend van de bevrijding, nog voor het ontbijt, was Goderd van Heek samen met zijn vader en rentmeester Gerrit Vriezen de stad ingelopen, waar zij de Canadese soldaten naar hun “commander” vroegen. Die lag dus te slapen, maar over drie kwartier zouden ze hem kunnen spreken. Inderdaad, toen zij op de afgesproken tijd terugkwamen, zagen ze hoe McTaggart orders stond uit te delen om de Duitsers die hier en daar nog in de stad zaten, te overmeesteren. Zo maakte McTaggart kennis met hem Van Heek, die hem uitnodigde naar Huis Bergh te komen. Korte tijd later meldde hij zich daar met een aantal van zijn manschappen, en kreeg er niet alleen echte koffie, maar ook onderdak voor de nacht aangeboden. Dat heeft hij dankbaar geaccepteerd. In de huiskamer van Huis Bergh vertelde hij over de inname van het Patersklooster de avond tevoren, en aan de hand van een kaart liet hij zien hoever de verovering van Duitsland was gevorderd. Van Heek en zijn huisgenoten luisterden met aandacht, want door het uitvallen van de elektriciteit hadden ze al weken geen radioberichten meer gehoord. ‘s Avonds werd nog een borrel gedronken met brigadegeneraal J.M. Rockingham en luitenant – kolonel P.W. Strickland. Rockingham was sinds 8 augustus 1944 commandant van de 9th Canadian Infantry Brigade, de brigade waarvan naast de Highland Light Infantry of Canada ook de Stormont, Dundas and Glengarry Highlanders, de North Nova Scotia Highlanders en ondersteunende eenheden deel uitmaakten. Strickland was sinds 9 oktober 1944 commandant van de Highland Light Infantry of Canada. Goderd van Heek duidt hem in zijn dagboek aan als “kolonel Stackland”. De 9th Canadian Infantry Brigade vormde met de “7th” en de 8th Infantry Brigade de 3rd Canadian Infantry Division. Deze divisie rukte nu van Emmerik via ‘s-Heerenberg op in noordelijke richting. Slechts drie van de enkele tientallen compagniescommandanten van deze divisie zouden de oorlog ongeschonden doorkomen. McTaggert was een van die drie; alle andere compagniescommandanten sneuvelden of raakten gewond.

Het embleem van de Highland Light Infantry of Canada

Na de borrel sliep McTaggart als een roos in het bed dat in het kasteel voor hem was opgemaakt. De volgende dag moest zijn compagnie een groep Duitse krijgsgevangenen afmarcheren. De bedoeling was dat ‘s middags te doen, maar het gebeurde uiteindelijk pas ‘s avonds. Toen ook, in de avond van 2 april, vertrok majoor McTaggart met zijn compagnie uit ‘s-Heerenberg. Nog op die 2e april of kort daarna heeft McTaggart met de Zeddamse schoolhoofden Verbeek en Helmes gesproken. Zij kwamen bij hem in verband met de dood van Nol van Schriek, die in de bevrijdingsnacht was omgekomen bij een granaatinslag. Nu moest hij begraven worden, maar de wegen stonden overal vol met Canadese legervoertuigen. De begrafenisstoet kon daardoor niet in Zeddam komen, zodat Verbeek en Helmes hem vroegen of de weg tussen de boerderij Rademakersgoed in Vinkwijk en de kerk in Zeddam kon worden vrijgemaakt. Daar heeft McTaggart voor gezorgd.

29


OPERATION FORRARD ON WEST Als Rees is veroverd door de 51 st Highland Division, steekt op 24 maart 1945 de 3rd Canadian Infantry Division de Rijn over.

De opdracht is om Emmerik te veroveren en ten noordwesten daarvan de heuvels bij HochElten. Hierdoor kunnen Engineers bij Emmerik een zware baileybrug bouwen als belangrijke aanvoerroute voor de troepen aan het front. De 2nd Canadian Infantry Division trekt rechts daarvan op en moet Doetinchem veroveren. Tegenover de Canadezen staat het 1. Fallschirm Armee van Generaal Schlemm. Hoewel zijn manschappen zware verliezen hebben geleden bij de operaties “Plunder” en “Varsity”, weet hij zo’n 150 artilleriestukken en een groot aantal zware en middel zware kanonnen te redden. Het merendeel plaatst hij op de heuvels van Hoch-Elten ten noordwesten van Emmerik. Bovendien zet hij daar de nog steeds gevaarlijke 15. Panzergrenadier Division in met de 116. Panzer Division. Als Bienen en Millingen zijn veroverd, trekt Schlemm de 15. Panzergrenadier Division terug op Emmerik, waar hij ook nog versterking krijgt van de uit het westen teruggetrokken 346. Infanterie Division. De Duitsers verschansen zich in huizen en overal zijn wegen door roadblocks geblokkeerd. Het kost de Royal Winnipeg Rifles en het Regina Rifle Regiment dagen, maar op Goede Vrijdag 30 maart 1945 is Emmerik volledig in Canadese handen. Meteen de volgende dag valt de 3rd Canadian Infantry Division vanuit het zuiden en oosten de heuvels bij Hoch-Elten aan. Na een dag en een nacht van verbeten gevechten weten ze, tegen het ochtendgloren, de heuveltop te bereiken. Canadese Engeniers kunnen zo op 1 april beginnen met de bouw van een baileybrug bij Emmerik.

Witte Paters 37 • 7041 SR ’s-HEERENBERG Telefoon: 06 - 51 322 584 www.uwparketteur.nl

30


ONDERDUIKEN Naarmate het de Duitsers aan het front slechter ging, werd hun houding in de bezette gebieden bruter; zo moesten de Nederlandse militairen weer in krijgsgevangenschap; er werd voor jonge Nederlanders een arbeidsdienst ingevoerd; Nederlandse burgers werden gedwongen in Duitsland te gaan werken en in de kustgebieden werden steden en dorpen gedwongen geëvacueerd. Vele goede vaderlanders, die weigerden zich aan de Duitsers te onderwerpen, doken onder.

Ook geallieerde piloten, die zich uit hun neerstortend vliegtuig hadden weten te redden, vonden een veilige schuilplaats op het platteland. De illegaliteit te Zeddam en Azewijn zorgde voor burgerkleren en een veilig tehuis, ondanks het feit, dat met het helpen van geallieerden de doodstraf werd geriskeerd. Als voorbeeld van een moedig en menslievend hulpbetoon zij hier vermeld de familie Garben uit Azewijn. Zij namen twee zoons en een dochter van de heer B. J. Straus uit ‘s-Heerenberg op, maar daarnaast was het een gaan en komen van geallieerde piloten. Om het internationale gezelschap compleet te maken: op hun boerderij waren op een gegeven moment een Rus, een Italiaan en een Duitse soldaat ( die er genoeg van had ) ondergedoken. Dit werd zonder enige ophef gedaan, omdat - zoals “Joep” zei - het hun plicht was elkaar te helpen.

Geallieerde piloten

De familie Garben, staande voor hun boerderij, waar tientallen onderduikers een veilige schuilplaats vonden.

31


Sara Betty Straus, na de oorlog vertrokken naar Los Angelos, heeft over die onderduikperiode het volgende gedicht gemaakt.

ONZE CABINE Onze cabine, twee meter bij één tien is een unicum om te zien. Hij biedt plaats aan drie personen .Je kunt er in slapen; als het moet, ook in wonen. Het dak en drie muren bestaan uit stro. Heel kunstig verborgen zit ergens de po. Een luikje zit aan de vierde der muren, daar kunnen we fijn door naar buiten turen. Het luikje geeft tevens lucht en wat licht en soms een manestraal op ons gezicht. Ied’ren avond nu, wanneer de zon is gedaald, wordt er door ons een ladder gehaald. Eén klimt naar boven, maakt alles gereed, daarna zij we verdwenen voor je het weet. Van beneden klinkt dan een stem tot ons door: “Buy boven?”, roept Joep. “Ja” klinkt het in koor. De laatste verbinding met beneden wordt verbroken en zijn we boven “ondergedoken”. Als drie kleine kleuters heel braaf en net, liggen we naast elkaar in bed; maar wil de één zich soms gaan keren, moeten de anderen méé laveren. Dat gaat soms hard, dat gaat soms ruw, van d’ een krijg je een klap, van d’ ander een duw. En zoals U wel wilt snappen krijgen ook hier de neutralen de klappen. Soms, het is werkelijk ongehoord, worden wij door de ratten gestoord. Zij komen aan met veel gedraaf, maar Harry grijpt een ijzeren staaf en port in ‘t stro met veel kabaal. Van schrik gaan de ratten aan de haal. Toch slapen wij ondanks alle zorgen, van ‘s avonds vroeg tot aan de morgen. Komt Joep en opent weer de deur, begint voor ons de dagelijkse sleur van spinnen, breien én goed eten, zodat je bijna de oorlog zou vergeten. We moesten ons echter schikken en houden nog steeds moed. Blijven op God vertrouwen; ééns komt het toch weer goed. Daarom tot besluit de innige bede: “Moge er spoedig komen, een langdurige vrede!”

Azewijn, Pasen 1944

32


OORLOGSNIEUWS PER PAMFLET Oorlogsnieuws per pamflet.

De opdracht is om Emmerich te veroveren en ten noordwesten daarvan de heuvels bij Hoch-Elten. Hierdoor kunnen Engineers bij Emmerich een zware baileybrug bouwen als belangrijke aanvoerroute voor de troepen aan het front. De 2nd Canadian Infantry Division trekt rechts daarvan op en moet Doetinchem veroveren. Tegenover de Canadezen staat het 1. Fallschirm Armee Van Generaal Schlemm. Hoewel zijn manschappen zware verliezen hebben geleden bij de operaties “Plunder” en “Varsity”, weet hij zo’n 150 artilleriestukken en een groot deel aantal zware en middel zware kanonnen te redden. Het merendeel plaatst hij op de heuvels van Hoch-Elten ten noordwesten van Emmerich. Bovendien zet hij daar de nog steeds gevaarlijke 15. Panzergrenadier Division in met de 116. Panzer Division. Als Bienen en Millingen zijn veroverd, trekt Schlemm de 15. Panzergrenadier Division terug op Emmerich, waar hij ook nog versterking krijgt van de uit het westen teruggetrokken 346. Infanterie Division. De Duitsers verschansen zich in huizen en overal zijn wegen door roadblocks geblokkeerd. Het kost de Royal Winnipeg Rifles en het Regina Rifle Regiment dagen, maar op Goede Vrijdag 30 maart 1945 is Emmerich volledig in Canadese handen. Meteen de volgende dag valt de 3rd Canadian Infantry Division vanuit het zuiden en oosten de heuvels bij Hoch-Elten aan. Na een dag en een nacht van verbeten gevechten weten ze, tegen het ochtendgloren, de heuveltop te bereiken. Canadese Engeniers kunnen zo op 1 april beginnen met de bouw van een baileybrug bij Emmerich.

33


DE BEVRIJDING ’s-Heerenberg 1 april 1945 In de Goede Week 1945 bereikte het artilleriebombardement van de geallieerden op deze gemeente zijn hoogtepunt. Iedereen voelde: nu gaat het komen. De Canadezen, die Kleef reeds hadden veroverd, wilden een brug over de Rijn slaan, zodat hun troepen zich bij die uit Rees konden voegen.

De eerste tanks rollen ’s-Heerenberg binnen, Emmerikseweg, 1 april 1945.

Het oprukken van de geallieerden door ‘s-Heerenberg, 1 april 1945.

34

Het was dus zaak Emmerich, de Eltenberg en de gemeente Bergh te veroveren, zodat een brug niet door de vijand kon worden vernield. Goede Vrijdag was een angstige dag: het leek of de wereld verging. De artillerie, welke in Kleef stond opgesteld, concentreerde zich op de Eltenberg, de Bergherbossen en ‘s-Heerenberg; later werd het vuur naar het noorden verlegd, zodat ook Zeddam en Beek in de vuurconcentratie kwamen te liggen. Op Paaszaterdag werd de Eltenberg bestormd en het Bergherbos omsingeld. Op Paasmorgen rond half negen rukten de Canadezen, gesteund door Engelse tanks, op naar ‘s-Heerenberg en Beek. Beide colonnes moesten weer samen komen in Kilder. De Duitsers hadden de nacht tevoren zich reeds teruggetrokken en enkele versperringen aangebracht, die het Sherbrooken Fusilier Regiment, onder leiding van Colonel F. J. Jenner, weinig moeite opleverden. De eerste compagnie Canadezen, die ’s-Heerenberg binnenrukte, stond onder commando van Major Norman Welsh


Rustpauze van de geallieerde tanks in de Hofstraat te ’s-Heerenberg. 1 april 1945

35


De bevrijders van het andere deel van de gemeente waren Canadese Hooglanders, onder leiding van captain Mac Faggert. Binnen enkele uren waren Beek, Zeddam, Kilder, Azewijn, Stokkum, Braamt en Wijnbergen bevrijd. Overal werden de bevrijders met enthousiasme begroet. Bergh was weer vrij. De nationale driekleur, die 5 jaar lang verborgen was gehouden, werd tevoorschijn gehaald en wapperde weer in de Berghse straten.

1 april 1945 ’s-Heerenberg. De inderhaast door de Duitsers aangebrachte versperring in de Oudste Poortstraat wordt door de bull-dozers verwijderd.

36


Sherman tank

Geallieerde tanks trekken door Beek Engelse tanks voor de Munt in ’s-Heerenberg.

37


www.avdd.com 0314-820359

Onderdeel van The Wiendels Group www.twg.nu

38


DE BEVRIJDING VAN DE LIEMERS Op 6 juni 1944 landden Amerikaanse, Britse en Canadese troepen op de stranden van Normandië. De langverwachte bevrijding van West-Europa was begonnen. Drie maanden later koos het geallieerde opperbevel voor een korte, gerichte aanval op een smal gedeelte van het front. Door een combinatie van verkeerde inschattingen, slechte onderlinge communicatie, foute aannames en pure pech lukte het de geallieerden toen niet om de Rijnbrug bij Arnhem in te nemen. De oorlog liet zich nog een lange winter voortslepen en de Liemers werd frontgebied.

OPERATIE VERITABLE Tot aan februari 1945 zat het front op slot. De Duitsers hadden her en der in de Betuwe, de Liemers, de Ooypolder en het Duitse Nederrijngebied dijken doorgestoken, waardoor grote delen van deze gebieden onder water kwamen te staan. In de nacht van 8 februari 1945 begon het Canadese Eerste Leger, onderdeel van de Britse 21e legergroep o.l.v. Montgomery, operatie Veritable. Het doel hiervan was om vanuit het gebied rond Groesbeek de gehele linkeroever van de Rijn tot aan de lijn Venlo-Xanten te zuiveren van Duitse troepen. Tegelijkertijd zou het Amerikaanse Negende Leger vanaf de Ruhr ten zuiden van Roermond in noordoostelijke richting aanvallen. Het einddoel van deze operatie was het bereiken van de Rijn bij Duisburg en Düsseldorf.

OPERATIE PLUNDER Ter hoogte van Kleef en Goch was begin maart 1945 de hele linkeroever van de Rijn definitief gezuiverd van Duitse troepen. Nu zou ook de 21e Legergroep, bestaande uit het Canadese Eerste Leger, het Britse Tweede Leger en het Amerikaanse Negende Leger, de oversteek moeten wagen. Montgomery bepaalde dat dit zou moeten gebeuren in het gebied tussen Rees en Wesel. Deze operatie en de daarop volgende aanvallen op Emmerik, Elten en verder richting ’s-Heerenberg, Zevenaar en Didam, de Oude IJsselstreek en Doetinchem zouden de codenaam Plunder meekrijgen. In totaal zouden 1,25 miljoen manschappen, 70.000 voertuigen en 300.000 ton goederen de Rijn moeten oversteken. MANSCHAPPEN EN MATERIEEL Emmerik werd aangewezen als de plek waar de geallieerde legers voldoende pontonbruggen over de Rijn zouden aanleggen om zo van een constante stroom van manschappen en materieel verzekerd te zijn. Om de operaties aan de andere Rijnoever voldoende te kunnen ondersteunen werden er in de regio van Kleef tot Xanten 2000 stukken geschut van diverse kalibers klaargezet, met daarbij bijna een miljoen granaten. Het gehele gebied aan de rechter Rijnoever, dus het Gelders Eiland, de Eltenberg, Bergh, Emmerik en de Oude IJsselstreek, lag daarop wekenlang onder zwaar granaatvuur. Een krachtig geallieerd luchtoffensief bombardeerde voorafgaand aan de operatie wekenlang Duitse vliegvelden, havens, wegen en spoorlijnen in een groot gebied, om zo de aanvoer van troepen, wapens en voorraden op voorhand zoveel mogelijk te voorkomen. OVERSTEEK VAN DE RIJN Op de avond van 23 maart 1945, rond 20.00 uur, verwoestten 200 bommenwerpers de stad Wesel. Tegelijkertijd begon operatie Widgeon, de langverwachte oversteek van de Rijn van de 21e Legergroep. Kleine stormboten die dankzij rupsbanden ook op land konden rijden, zetten soldaten over en onderhielden een veerdienst die dagen duurde. Drijvende pontons en vlotten zetten tanks, kanonnen en andere zware voertuigen over. Pas de volgende morgen verstomde het geallieerde spervuur. Daarop landden er in de buurt van Hamminkeln duizenden parachutisten en honderden zweefvliegtuigen, gevuld met soldaten, behorend tot de Amerikaanse 17e en Britse 6e Airbornedivisies. Deze luchtlandingsoperatie had de codenaam Varsity meegekregen. Het Canadese Eerste Leger zette tot Emmerik vrijwel ongehinderd zijn opmars stroomafwaarts voort. Op 31 maart werden de ruïnes van Emmerik, na zware Duitse tegenstand, ingenomen en begonnen de Canadezen er met het bouwen van bruggen. 5 MEI Toen de Duitse tegenstand in de regio van Emmerik, Elten en Bergh op 1 april 1945 definitief gebroken was, kon het geallieerde offensief snel voortgang maken. In die eerste april dagen werd de Liemers vanuit het zuidoosten bevrijd. Op slechts enkele plaatsen, zoals in Zutphen, bij het Twentekanaal en in de omgeving van Groningen wisten de Duitsers nog enige weerstand te bieden. Nog weken bleef het Canadese oorlogsmaterieel door de Liemers stromen, richting het noorden. Operatie Plunder was succesvol verlopen. Op 5 mei 1945 tekende generaal Blaskowitz, onder het toeziend oog van onder anderen prins Bernhard, in hotel De Wereld in Wageningen de overgave van alle resterende Duitse troepen in Nederland. Voor Nederland was de Tweede Wereldoorlog voorbij.

39


BROEKHUIS OOST.

UW OFFICIËLE BMW i DEALER IN DE REGIO.

ACB wenst u een fijne dag

Voor alle zaken omtrent elektrisch rijden bent u bij Broekhuis Oost Doetinchem aan het juiste adres. Als officieel BMW i dealer hebben we volledig elektrische en plug-in hybride modellen. Met de PHEV modellen beschikt u over zowel een elektromotor als verbrandingsmotor. Hiermee rijdt u de meeste kilometers binnen de regio volledig elektrisch en profiteert u ook van het grote bereik van de verbrandingsmotor.

KOM GERUST LANGS EN STAP IN EEN DUURZAME BMW.

www.acb-transportbanden.nl

BROEKHUIS OOST DOETINCHEM.

Uw leverancier voor transportbanden en toebehoren

ACB advertentie A6 fijne dag 20200171.indd 1

Doetinchem Innovatieweg 12 7007 CD Doetinchem

(T) 0314 - 32 63 51 broekhuisoost.nl

Officiële BMW dealer

13-02-2020 16:16

Zeker in kamperen

KIES

UW KLEUR

U WILT ZEKERHEID, KWALITEIT EN GARANTIE? Met enthousiasme, oog voor detail en jarenlange ervaring kan Marcel Jacobs Schilderwerken u vakmanschap garanderen. I www.marceljacobsschilderwerken.nl M info@marceljacobsschilderwerken.nl T 06 - 10 41 50 45

De Waard Brandstore Molenweg 12 - 8181 BJ - Heerde T: 0578 - 694 888 - dewaardtenten.nl

40


DE PATIËNTEN VAN HET NOODZIEKENHUIS De eerste patiënten kwamen van Kamp Rees. Door alle ontberingen daar waren ze erg ziek en verzwakt. Allemaal zaten ze onder de luizen en hadden grote ontstoken wonden, vooral op hun benen en rug. Bijna allemaal hadden ze diarree. Daarnaast hadden ze vaak nog een andere ziekte, zoals longontsteking, pleuritis, tyfus of dysenterie. Wie een van deze laatste twee ziekten had, werd na zonsondergang (als de geallieerde jachtvliegtuigen uit de lucht waren) met paard en wagen naar het evacuatieziekenhuis in Harreveld gebracht. Dat was beter uitgerust dan het noodziekenhuis in ‘s-Heerenberg.

Als eerste werd geprobeerd de patiënten van hun luizen te ontdoen. Dat is nooit goed gelukt, want ook de artsen zelf werden ermee besmet en raakten pas na de oorlog hun laatste luizen kwijt. Een probleem was dat de patiënten niet direct bij binnenkomst ontluisd konden worden. Dat kon alleen als er warm water was in het badhuis, en dat was er alleen als er hout was om de warmwaterinstallatie te stoken. Dat hout nu moest uit het Bergherbos komen, en om daar mogen te kappen, had Jan van Heek toestemming van de Duitsers nodig – om in zijn eigen bos te mogen kappen. Maar zodra er hout was, werden die nieuwe patiënten van top tot teen geschoren en schoongeboend. Daarna verhuisden ze naar de zaal (de refters van het klooster fungeerden als ziekenzalen) met “schone” patiënten. Schone staat tussen aanhalingstekens, omdat niemand echt luizenvrij was. Na de ontluizing begon het herstel, dat vooral bewerkstelligd moest worden door een schoon bed, rust en eten. Iedereen hoopte dan dat de diarree gauw zou overgaan, want het was nogal wat om tientallen van zulke patiënten te hebben, maar geen werkende riolering. De po’s moesten van lieverlee geleegd worden in een teil, die op zijn beurt ‘s avonds (als er geen beschietingen waren) door de verpleegkundigen werd geleegd in een van de schuttersputjes die de Duitsers nog in de tuin van het klooster gegraven hadden. Wie genezen was, werd met een ontslagbrief naar huis gestuurd. De ex-dwangarbeiders waren daarmee veelal aan hun lot overgelaten, want de meesten waren toch nog te zwak om de reis naar huis te ondernemen. Er was in die tijd geen enkele vorm van openbaar vervoer, en ook ander vervoer was moeilijk te vinden, zodat gaan lopen vaak als enige overbleef. Veel mannen bleven daarom ergens in de buurt hangen. Toen Bergh vanaf 13 februari onder granaatvuur van de geallieerden kwam te liggen, werden er ook gewonde burgers binnengebracht. Vanwege het gevaar van granaatinslagen, werd het noodziekenhuis toen verplaatst naar de kelders van het klooster. De paters stelden deze kelders ook open als schuilkelder voor de burgers van ‘s-Heerenberg. Er was daar plaats voor wel duizend mensen; wekenlang kwamen zij ‘s avonds binnen en gingen overdag, als het tenminste veilig leek, weer naar huis. Ondertussen had zich ook een chirurg gemeld, zodat er in de kelders een eenvoudige operatiekamer ingericht kon worden. De aanwezige burgers maakten zelfs een kraamafdeling noodzakelijk.

41


HET FUNCTIONEREN VAN HET NOODZIEKENHUIS De oproep voor noodhulp aan de bevolking van Bergh in De Graafschapbode van 6 februari 1945. Een soortgelijke oproep was de zondag tevoren in de kerken van Bergh voorgelezen.

Op vrijdag 2 februari kwamen de eerste 48 zieken aan in het Patersklooster. Er zouden er nog velen volgen. Voor de verzorging van deze patiënten was in het begin zo goed als niets voorhanden. Zó onverwacht moest een noodziekenhuis opgezet worden. De bevolking van Bergh werd daarom via nevenstaande oproep gevraagd al wat zij kon missen, te geven. De oproep was ondertekend door de NSB burgemeester Pinkster, de Duitse HauptmanWendt, die korte tijd Ortskommandant was (– pastoor Horsthuis en de huisartsen Kok en Dael.) De bevolking liet zich van zijn beste kant zien. Een ander probleem was geschoold medisch personeel te vinden. De Witte Paters en veel inwoners van Bergh, zoals Jan van Heek jr. en zijn zus Anneke, Wim Kupers en vele anderen hebben als vrijwilligers geholpen waar en wanneer ze konden. Ook de huisartsen Kok en Dael deden wat ze konden, maar zij hadden ook hun gewone werk nog. Het was dan ook een uitkomst dat de internist Sjoerd Hiddema bereid was de medische leiding van het noodziekenhuis op zich te nemen. Hij was assistent-geneesheer van het Algemene Ziekenhuis in Zutphen en werd op 2 februari eervol ontslagen om de taak in ‘s-Heerenberg op zich te kunnen nemen. Een van zijn coassistenten, Gerard van der Waa kwam met hem mee. Van der Waa studeerde nog in Utrecht, maar omdat de Nederlandse universiteiten sinds 1943 stillagen, was hij samen met een studiegenoot naar het Zutphense ziekenhuis gekomen. Zij konden daar, min of meer clandestien, als coassistenten goed werk doen. Rond Hiddema en Van der Waa vormde zich al gauw een medische staf van personen die toevallig voorhanden bleken. Daar was Peter van de Pas, een 27-jarige verpleger uit Eindhoven, die niet naar huis kon omdat de frontlijn hem de weg versperde. Verder meldden zich vier diaconessen uit het ziekenhuis Bronovo in Den Haag, die al enige tijd in de Achterhoek werkzaam waren, vier nonnen van een Duitse congregatie uit een klooster bij Heelsum en twee verpleegsters uit het Academisch Ziekenhuis in Utrecht. Ook de Zusters Franciscanessen hielpen mee. Zij verpleegden een aantal patiënten in het Theresiaziekenhuis, maar hun mogelijkheden waren beperkt, omdat hun gebouw al oorlogsschade had opgelopen. Al met al werd het een mengelmoes van mensen die in grote saamhorigheid het werk deed dat gedaan moest worden. Op het hoogtepunt bestond de staf uit zo’n negentig mensen. De zorg die patiënten geboden kon worden, was vooral een schoon bed, rust en eten. De artsen en verpleegkundigen hadden hun medische kennis, maar medicijnen waren er in die tijd nog nauwelijks. Op zich waren de Nederlandse ziekenhuizen ook in de oorlog wel goed bevoorraad, maar de noodziekenhuizen moesten alles bij elkaar bedelen – wat in ‘s-Heereberg redelijk lukte. Eenvoudig laboratoriumonderzoek kon ook gedaan worden, zoals bloedonderzoek. Af en toe werd er een bloedtransfusie uitgevoerd, waarbij een van de personeelsleden als donor optrad. DE PATIËNTEN VAN HET NOODZIEKENHUIS De eerste patiënten kwamen van Kamp Rees. Door alle ontberingen daar waren ze erg ziek en verzwakt. Allemaal zaten ze onder de luizen en hadden grote ontstoken wonden, vooral op hun benen en rug. Bijna allemaal hadden ze diarree. Daarnaast hadden ze vaak nog een andere ziekte, zoals longontsteking, pleuritis, tyfus of dysenterie. Wie een van deze laatste twee ziekten had, werd na zonsondergang (als de

42


geallieerde jachtvliegtuigen uit de lucht waren) met paard en wagen naar het evacuatieziekenhuis in Harreveld gebracht. Dat was beter uitgerust dan het noodziekenhuis in ‘s-Heerenberg. Als eerste werd geprobeerd de patiënten van hun luizen te ontdoen. Dat is nooit goed gelukt, want ook de artsen zelf werden ermee besmet en raakten pas na de oorlog hun laatste luizen kwijt. Een probleem was dat de patiënten niet direct bij binnenkomst ontluisd konden worden. Dat kon alleen als er warm water was in het badhuis, en dat was er alleen als er hout was om de warmwaterinstallatie te stoken. Dat hout nu moest uit het Bergherbos komen, en om daar mogen te kappen, had Jan van Heek toestemming van de Duitsers nodig – om in zijn eigen bos te mogen kappen. Maar zodra er hout was, werden die nieuwe patiënten van top tot teen geschoren en schoongeboend. Daarna verhuisden ze naar de zaal (de refters van het klooster fungeerden als ziekenzalen) met “schone” patiënten. Schone staat tussen aanhalingstekens, omdat niemand echt luizenvrij was.

Uit De Graafschapbode van 26 juni 1945

Na de ontluizing begon het herstel, dat vooral bewerkstelligd moest worden door een schoon bed, rust en eten. Iedereen hoopte dan dat de diarree gauw zou overgaan, want het was nogal wat om tientallen van zulke patiënten te hebben, maar geen werkende riolering. De po’s moesten van lieverlee geleegd worden in een teil, die op zijn beurt ‘s avonds (als er geen beschietingen waren) door de verpleegkundigen werd geleegd in een van de schuttersputjes die de Duitsers nog in de tuin van het klooster gegraven hadden. Wie genezen was, werd met een ontslagbrief naar huis gestuurd. De ex-dwangarbeiders waren daarmee veelal aan hun lot overgelaten, want de meeste waren toch nog te zwak om de reis naar huis te ondernemen. Er was in die tijd geen enkele vorm van openbaar vervoer, en ook ander vervoer was moeilijk te vinden, zodat gaan lopen vaak als enige overbleef. Veel mannen bleven daarom ergens in de buurt hangen. Toen Bergh vanaf 13 februari onder granaatvuur van de geallieerden kwam te liggen, werden er ook gewonde burgers binnengebracht. Vanwege het gevaar van granaatinslagen, werd het noodziekenhuis toen verplaatst naar de kelders van het klooster. De paters stelden deze kelders ook open als schuilkelder voor de burgers van ‘s-Heerenberg. Er was daar plaats voor wel duizend mensen; wekenlang kwamen zij ‘s avonds binnen en gingen overdag, als het tenminste veilig leek, weer naar huis. Ondertussen had zich ook een chirurg gemeld, zodat er in de kelders een eenvoudige operatiekamer ingericht kon worden. De aanwezige burgers maakten zelfs een kraamafdeling noodzakelijk.

De hotels in Zeddam bijvoorbeeld waren allemaal beschadigd. Gelukkig waren de Duitsers ook uit Huis Bergh vertrokken, zodat daar een paar zalen leegstonden. Met toestemming van Jan van Heek (senior of junior?) en hulp van de Canadezen werd het noodziekenhuis in één dag naar Huis Bergh verplaatst. Daar heeft het nog tot 18 juni 1945 gefunctioneerd.

DE BEVRIJDING Toen kwam op 1 april de bevrijding. Al in de avond van 31 maart waren er Canadese soldaten in het noodziekenhuis, dat pal aan de grens stond. De volgende dag hebben personeel en misschien ook wel patiënten aan de voorkant van het klooster staan kijken hoe het Canadese 2e Leger Nederland introk. ‘s Avonds was er op de binnenplaats aan de achterkant van het klooster een groot feest, waar zelfs de nonnen met de Canadezen dansten. Daags daarna werd er toch nog een domper op de feestvreugde gezet door een Canadese officier die het klooster kwam vorderen. Het noodziekenhuis moest plaatsmaken voor een Canadees veldhospitaal. Met hulp van de Canadezen werd toen de omgeving afgezocht naar een gebouw dat het noodziekenhuis zou kunnen huisvesten, maar er werd niets geschikts gevonden.

Het Rode Kruis heeft de Witte Paters na de oorlog een plaquette geschonken, die nog steeds in de entreehal van het Patersklooster te zien is. De tekst luidt: Ter herinnering aan de liefderijke verzorging van zieken, gewonden en van huis verdrevenen gedurende de oorlogswinter 1944-1945 HET NEDERLANDSCHE ROODE KRUIS

43


Helemaal Achterhoek!

MIJN Magazine is een Achterhoeks magazine dat maandelijks huis-aan-huis wordt verspreid. Dit medium is al jaren diep geworteld in de Achterhoek dat het inmiddels niet meer weg te denken is. Interviews met bekende en minder bekende Achterhoekers en spraakmakende rubrieken geven MIJN Magazine een geheel eigen identiteit waarmee het zowel jong en oud aan zich weet te binden. Voor velen is de herkenning reden waarom MIJN Magazine zo gewaardeerd wordt.

Werenfriedstraat 1 7136 LZ Zieuwent

www.mijnmagazine.nl info@mijnmagazine.nl 0544 35 22 35

MAGAZINE

1945-2020

Molenpoortstraat 31 | 7041 BE | 's-Heerenberg 0315 - 843793 | info@tieckenvhpmanager.nl

44


DE VOLTREFFER Periodiek voor personeel en begunstigers van het voormalig NOODZIEKENHUIS te ‘s-HEERENBERG

Na de opheffing van het noodziekenhuis werd De Voltreffer opgericht, een “periodiek voor personeel en begunstigers van het voormalig noodziekenhuis te ‘s-Heerenberg”. Het doel van dit blad was het contact tussen de voormalige vrijwilligers te bewaren.

Van De Voltreffer is bij de Heemkundekring één aflevering bekend. Hoewel het niet genummerd is, lijkt het de tweede aflevering te zijn. Het is rond 1 december 1945 verschenen, want er staat een kort verslag in van een afscheidsbijeenkomst in het Patersklooster op 24 november, maar ook een aankondiging voor een reünie op 15 en 16 december 1945 in Utrecht. Onduidelijk is of er meer Voltreffers zijn verschenen. Hoewel de bijdragen goede wil tonen, lijkt het erop dat veel voormalige vrijwilligers in de tijd van de wederopbouw te veel opgeslokt werden door hun nieuwe werkkring om het blad een levenskans te geven. De bijdragen aan de tweede aflevering zijn vooral terugblikken, verslagen van ontmoetingen na de bevrijding en berichten over nieuwe werkkringen. Ook is er een verslag van de Bevrijdingsfeesten in ‘s-Heerenberg. Het interessants voor de lezer in de 21e eeuw is een verslag van “zuster Fietje” van de reis die zij van 19 juni tot 14 juli 1945 door het noorden van Duitsland had gemaakt. Zij was een van de vier diaconessen uit het ziekenhuis Bronovo in Den Haag, zodat haar reisgezellen een of meer van de andere drie diaconessen zullen zijn geweest. Zij hebben in Duitse ziekenhuizen gezocht naar achtergebleven Nederlanders, zodat zij deze patiënten konden helpen bij hun repatriëring. Op 22 juni waren zij in Hildesheim, niet ver van Hannover, waar zij kapelaan Hegge aantroffen. Hij deelde een ziekenkamer met twee predikanten, van wie er een diezelfde middag overleed. Dit greep niet alleen kapelaan Hegge en de andere predikant, maar ook zuster Fietje en haar reisgenoten zeer aan. Helaas overleed een week later ook de andere predikant. Zuster Fietje noemt in haar verslag, gedateerd in Den Haag op 9 september 1945, de namen van de twee predikanten. Cornelis Pieter Boodt, geboren op 25 mei 1903 in Rotterdam, was degene die op 22 juni overleed. De andere predikant was Johannes Versteegt, geboren op 10 oktober 1889 te Katwijk.

45


COLLABORATIE Direct na de Tweede Wereldoorlog werd er in Nederland begonnen met het oppakken van personen die met de Duitsers hadden gecollaboreerd. (samenwerking met de vijand). Deze gevangenen kwamen in interneringskampen terecht. In Stokkum is het Gildegebouw St. Oswaldus van 5 mei tot 2 juni 1945 een interneringskamp geweest.

ACHTERGROND In de Tweede Wereldoorlog bestond in Nederland het grootste deel van de landverraders uit aanhangers van de Nationaal-Socialistische Beweging (NSB). Vooral gehaat werden degenen die Joden hadden verraden of die voedsel in beslag namen, zoals NSB’ers die werkten voor de Nederlandse Landwacht en daardoor politiebevoegdheid bezaten. Hoewel de Duitsers voor Mussert en zijn NSB geen grote rol zagen weggelegd, werden zij wel op een aantal belangrijke posten aangesteld als burgemeesters, politiechefs, directeuren van instituten en dagbladredacteuren. In de oorlog was er al een duidelijke boodschap door koningin Wilhelmina afgegeven. Tijdens een radiorede vanuit Londen op 10 mei 1941 stelde de koningin al dat “voor landverraders in het bevrijde Nederland geen plaats meer kon zijn”. In het najaar van 1944 werd alleen Zuid-Nederland bevrijd. Door een Duitse overwinning in de slag om Arnhem moest Noord-Nederland tot april en mei 1945 wachten en daardoor de Hongerwinter meemaken. Met Pasen 1945 is het grootste gedeelte van de Achterhoek bevrijd. In de nacht van 31 maart op 1 april vonden er nog heftige gevechten plaats in onder andere de gemeentes Bergh en Doetinchem, maar op Paasmorgen rolden de Canadese tanks door grote delen van de Achterhoek en was de bevrijding een feit. Uiteindelijk capituleerden de Duitse troepen in Nederland op 5 mei 1945.

Gepantserd voertuig van het Canadese leger, gebruikt als contactwagen in Zeddam, 4 april 1945.

Direct na de bevrijding ontstond er een chaotische toestand, waarbij in een korte tijd veel NSB’ers en andere “Duitsgezinden” werden opgepakt. De arrestaties zouden in eerste instantie door de politie uitgevoerd worden, maar volgens velen had de politie zich onbetrouwbaar getoond en moest zij eerst gezuiverd worden. Daardoor kwam die bevoegdheid bij het Militair Gezag te liggen. Het Militair Gezag werd geholpen door voormalige leden van het verzet, die deel uitmaakten van de Nederlandse Binnenlandse Strijdkrachten. Bij deze arrestaties was het vaak nog niet duidelijk of de arrestanten wel daadwerkelijk ergens schuldig aan waren. Desondanks zijn velen van hen toch geïnterneerd geweest. In de verschillende interneringskampen was de toestand, zeker vlak na de oorlog, zeer slecht. ORGANISATIE EN DE KAMPEN Op 4 april 1945 nam het Militair Gezag het bestuur van het bevrijde deel van onze regio over. De Achterhoek en de Liemers kwamen onder bestuur van het Militair Commissariaat Doetinchem, dat negentien gemeenten bevatte, namelijk: Aalten, Angerlo, Bergh, Didam, Dinxperlo, Doetinchem, Doesburg, Duiven, Gendringen, Herwen en Aerdt, HoogKeppel, Lichtenvoorde, Pannerden, Wehl, Westervoort, Winterswijk, Wisch, Zelhem en Zevenaar. De leiding over het Militair Commissariaat Doetinchem kwam in handen van Majoor K.L.F. Kerssemakers. Wat betekende dit voor de inwoners van Bergh?

Burgemeester Nederveen, Gemeente Bergh.

46

In de eerste maanden na de bevrijding had in principe elke gemeente een eigen “bewaringskamp”. Deze kampen werden bewaakt door de plaatselijke Binnenlandse Strijdkrachten (BS) en later door de Politieke Opsporingsdienst (POD); zij verrichtte ook de arrestaties. De kleinere bewaringskampen waren vaak gebouwen die er niet op ingericht waren om mensen gevangen te houden. In Gendringen werden bijvoorbeeld de collaborateurs opgesloten in de christelijke school en de evangelische school, waarvan er één voor mannen bedoeld was en de andere voor


het staat vast dat er personeelsleden zijn geschorst en ontslagen door de kampcommandant. Bewijzen van buitensporig geweld in de kampen zijn niet gevonden. Daarnaast zijn er wel veel klachten te vinden over de vriendelijke behandeling die de gevangenen in “De Kruisberg” en “Vosseveld” zouden hebben gekregen. In meerdere brieven aan de kampcommandant worden klachten geuit over de lichte behandeling van de gevangenen, wat tot ergernis leidt onder de plaatselijke bevolking. De Gemeenschap van Oud Illegale Werkers schrijft bijvoorbeeld: “Er bereiken ons vanuit het publiek klachten over de “minzame” wijze waarop sommige bewakers met de gevangenen, tot in de cellen toe, omgaan en over de al te vriendelijke behandeling, die de gevangenen in vele gevallen te deel valt”.

vrouwen. In Stokkum heeft het gildegebouw St. Oswaldus dienst gedaan als bewaringskamp. Van deze kleinere bewaringskampen is nauwelijks of geen archiefmateriaal beschikbaar gebleven. Naast de “bewaringskampen” waren er “interneringskampen”. Deze waren bedoeld om mensen voor een langere periode in op te sluiten. Het grootste interneringskamp in de Achterhoek was “De Kruisberg” in Doetinchem. Dit kamp was van oorsprong een opvoedingsgesticht voor jongens, maar tijdens de oorlog was het gevorderd door de Duitsers. In Winterswijk werden na de bevrijding NSB”ers opgesloten in het gebouw “Openbare Lesszaal”. Maar deze ruimte werd al snel te klein en toen is besloten om het voormalige NAD-kamp te gebruiken als interneringskamp onder de naam Kamp Vosseveld. Mensen die in Bergh gevangen waren genomen, kwamen meestal in De Kruisberg terecht. GEWELD IN DE KAMPEN In de literatuur over interneringskampen in Nederland is het heersende beeld ontstaan dat gevangenen in de kampen jarenlang doelbewust werden uitgehongerd en geslagen door de Nederlandse overheid. Dit beeld blijkt voor “De Kruisberg” in Doetinchem niet helemaal te kloppen. Ten eerste moet worden gezegd dat de situatie in “De Kruisberg” niet ideaal is geweest. Het had net als de rest van Nederland te maken met grote schaarste net na de oorlog. Er waren tekorten aan voedsel en er was te weinig materiaal om alle gevangenen een behoorlijk onderkomen te geven. Terwijl er in “De Kruisberg” plaats was voor 220 personen werden er toch 1200 personen in het kamp opgesloten. Het was verwaarloosd in de oorlog en er waren veel te weinig barakken. Maar in “De Kruisberg” werden bewakers wel degelijk gestraft. Het blijft vaak wel onduidelijk waarvoor de bewakers werden gestraft, maar

De Kruisbergaffaire. Artikel over de situatie in interneringskamp De Kruisberg.

47


In veel kranten werden destijds artikelen geplaatst, waarin verslag werd gedaan over mishandelingen die in andere kampen in Nederland plaatsvonden. Maar De Waarheid schrijft op 27 juni 1945 een artikel met als titel “De Kruisberg-affaire”: Wij hebben de laatste tijd heel wat over het interneringskamp “De Kruisberg” te Doetinchem gehoord en al zou maar de helft waar zijn van wat men er ons van verteld heeft, dan lijkt het toch nog meer op een vakantie-oord, dan op een Interneringskamp.(…) Als zaken op de Kruisberg echter niet anders aangepakt worden, zijn we weldra zover, dat het een waar genoegen zal zijn om geïnterneerd te worden”. Dat de communistische partijkrant hier heeft overdreven om de overheid in een kwaad daglicht te stellen, is goed denkbaar. En dat een interneringskamp, welke dan ook, geen vakantieoord is geweest, moge duidelijk zijn. Maar er zijn meer vermeldingen over de lichte behandeling van de gevangenen dan dat er verhalen zijn over mishandelingen door bewakingspersoneel.

GEWELD BUITEN DE KAMPEN Heeft er dan helemaal geen fysiek geweld plaatsgevonden tegen collaborateurs in onze regio? Jawel, maar het geweld gebeurde buiten de kampen. Met name in de beginperiode, tijdens het oppakken van NSB-leden en meisjes die met Duitsers waren geweest, werd geweld niet geschuwd. Enkele voorbeelden daarvan zijn te vinden in het boek “De achterkant van Montferlands vrijheid” van Gerhard Pas. Een actieve landwachter is bijvoorbeeld tijdens zijn arrestatie door een plaatselijke BS’er doodgeschoten. De verhalen over hoe dit is gebeurd, zijn echter divers, maar dat verandert niets aan de uitkomst. Ook de behandeling van de nog aanwezige Duitse soldaten is gewelddadig geweest. Zo zouden er Duitsers vast zijn gehouden in een winkel in Zeddam. Daar moesten zij achter de toonbank staan en werden zij bespuugd en geslagen. Tevens het kaalknippen van meisjes en vrouwen die relaties hadden gehad met Duitsers, was in deze regio onderdeel van de bevrijding. Zo zijn op het Stadsplein in ’s-Heerenberg, waar nu restaurant Smouzen zit, meisjes kaalgeschoren en vernederd. Het waren ook vooral de publiekelijke bekende NSB’ers die te maken kregen met fysiek geweld. Dat waren degenen die – volgens de plaatselijke bevolking – hen het ‘leed hadden aangericht tijdens de bezetting. In Zeddam is na de bevrijding NSB-burgemeester Auke Pinkster door het dorp gejaagd. Hij was geboeid en had een koetouw om zijn nek. Daarbij werd hij geschopt, geslagen en bespuugd. Ook werd hij bekogeld met stenen en kastanjes waar de stekels nog aan zaten. Dit voorbeeld van de mishandeling van een NSB-burgemeester is niet uniek voor onze regio. Een soort gelijke mishandeling kwam voor in Putten, waar de NSBburgemeester en NSB-groepsleider werden mishandeld door de bevolking vanwege hun rol in de razzia. DE GEVANGENEN In de meeste literatuur is vaak enkel benadrukt dat in Nederland landverraders willekeurig werden mishandeld en dat de bevolking geen rekening hield met in welke mate iemand had gecollaboreerd. Dit blijkt voor de regio Bergh niet geval. In de dunbevolkte regio kenden de mensen elkaar goed. Ze waren redelijk op de hoogte van wie er had gecollaboreerd en in welke mate dat was gebeurd. Geweld vond zowel binnen als buiten de kampen plaats tegen bekende personen, zoals burgemeesters en landwachters, ofwel de “zware” gevallen. De “lichte” gevallen waren echter in de Achterhoekse kampen in de meerderheid en daarom was er in die kampen minder geweld. De invloed vanuit de gevangenen was afhankelijk van of zij “licht” of “zwaar” hadden gecollaboreerd. De plaatselijke bevolking reageerde niet op alle NSB’ers hetzelfde. Van de meeste NSB’ers hadden ze bijvoorbeeld niet veel last gehad, ook al vertrouwde men ze niet. Het waren maar boeren geweest die dachten dat ze het economisch beter kregen. Deze “licht” gevallen werden in die tijd vaak aangeduid als “brood-NSB’ers”. Een agent van de POD Doetinchem gaf bijvoorbeeld aan dat hij in Doetinchem geen zware gevallen, maar vooral brood-NSB’ers was tegen gekomen.

Affiche van de Nederlandse Strijdkrachten omtrent het arresteren en kaalknippen van vrouwen, Doetinchem, 4 april 1945.

48

Dat de mensen elkaar goed kenden en niet iedere NSB’er gelijk veroordeelden, blijkt uit brieven die aan het Militair Gezag in Doetinchem werden geschreven. In de brief legt de schrijver uit dat een metselaar uit ’s-Heerenberg lid was geweest van de NSB, maar dat hij zich nooit als zodanig gedragen had. Hij had juist zijn lidmaatschap gebruikt om


mensen te helpen bij het onderduiken, het luisteren naar verboden radiozenders en bij het waarschuwen van mensen voor razzia’s of huiszoekingen. De brief werd door veertien inwoners uit ’s-Heerenberg en Zeddam ondertekend. Daarnaast werden er nog vier losse brieven bijgevoegd waarin mensen de eerste brief ondersteunden. Dat zoveel mensen hun handtekening durfden te zetten om te pleiten voor de vrijlating van een NSB’er, laat zien dat men zich er wel degelijk bewust van was wat iemand had gedaan. De chaotische periode waarin er ook veel onschuldige NSB’ers werden opgesloten, was soms ook het resultaat van persoonlijke vetes. Deze werden echter niet klakkeloos overgenomen, maar eerst door de plaatselijke POD onderzocht. Een Joodse inwoner van ’s-Heerenberg, die door onder te duiken de oorlog had overleefd, kwam na de oorlog met verschillende namen en beschuldigingen bij de POD van ’s-Heerenberg. De beschuldigingen gingen over personen waarvan hij van mening was dat ze nog onterecht vrij waren en over gedetineerden die te veel vrijheid zouden hebben. Ook over burgemeester Nederveen had hij geklaagd, maar daarover oordeelde de POD: “ Het reageren door de ingezetene der gemeente Bergh over het beleid van Burgemeester Nederveen, hoe kan het anders, berust vaak op ondeskundigheid”. GRENSREGIO Dat de gemeente Bergh een grensregio is, had gevolgen voor de omgang met collaborateurs na de Tweede Wereldoorlog. Er waren in de regio veel werkcontracten tussen Nederland en Duitsland. Al voor

de oorlog werkten veel Berghenaren in Emmerikse fabrieken en bij boeren over de grens. Dit maakte het voor de POD ’s-Heerenberg niet makkelijk om te bepalen wie er tijdens de bezetting “strafbaar” was geweest. Dit voorzag burgemeester Nederveen van Bergh al voor de bevrijding. Daarom schreef hij een brief aan het Militair Gezag, zodat zij “nauwkeuriger” op de hoogte waren van de situatie in Bergh. “(…) er waren daar bij mijn vertrek ca. 1100 grensloopers, arbeiders, die in het grensgebied werken en dagelijks heen en weer gaan, (…), ze werkten voor een groot gedeelte in echte oorlogsindustriën ( Breitenstein en de Emmericher machinefabriek)”. Hij geeft daarnaast nog aan dat ook in Gendringen en Ulft veel mensen in Duitsland werken en dat de situatie vergelijkbaar is. BEWAKING De bewakers van de bewarings-en interneringskampen waren afkomstig uit plaatsen waar ook de gevangenen vandaan kwamen. Zij waren bekenden van de mensen die zij moesten bewaken en waren op de hoogte van de mate waarin men had gecollaboreerd. Zij werden door het Militair Gezag ook geacht te weten wie er “fout” was geweest, aangezien de leden van de plaatselijke Politieke Opsporingsdiensten en de Zuiveringscommissie daar vandaan kwamen. De mate waarin geweld plaatsvond in kampen was afhankelijk van de relatie tussen de gevangenen en het personeel. Dit is ook voor de gemeente Bergh het geval geweest. Dit weten we, omdat het hoofd van de POD-afdeling uit Bergh een lijst moest maken van de personen die dienst hadden gedaan als bewakers in Stokkum. In de periode van 5 mei tot 2 juni 1945 waren er twintig man van de hulppolitie ingezet las bewaking. Al deze personen kwamen uit dorpen in de gemeente Bergh, zoals ’s-Heerenberg, Zeddam, Stokkum, Lengel en Beek. Het is aannemelijk dat de gevangenen en de bewakers elkaar kenden.

49


EVACUATIE 1944 Oorlogsherinnering van Harry Roelofsen, als klein jongetje, geboren in Gendt in de Betuwe. Voor ’s-Heerenberg beter bekend als drogisterij Roelofsen.

Evacuatie van het gebied tussen Nijmegen, Arnhem, de Overbetuwe, na de mislukte Operatie Market Garden. Het doel van Market Garden was om de Nederlandse bruggen over de Maas, Waal en Rijn te veroveren en daarna snel door te stoten naar Berlijn. Deze operatie mislukte. Nijmegen werd bevrijd, maar de brug bij Arnhem werd niet veroverd en de opmars liep vast in de Betuwe. Het rivierengebied tussen Waal en Nederrijn werd frontgebied. Hoewel Nederland bezet was door de Duitsers, was het eind augustus 1944 vrij rustig in de Overbetuwe. De opmars van de geallieerden werd gestopt door de mislukte Operatie Market Garden, die van 17 september tot en met 26 september duurde. Hierna werd het snel grimmiger. De slag om Arnhem was voor de geallieerden en ons land een enorme dreun. De brug in Nijmegen bleef wel in handen van de geallieerden. In Gendt, mijn geboorteplaats, zaten veel Duitsers. Ze hadden een goede camouflage onder de fruitbomen, dus ook op onze boerderij “De Geer” in het buurtschap Flieren. De geallieerde militairen, voornamelijk Engelsen, schoten vanuit Nijmegen en Bemmel op alles wat maar op een vijandelijk doel leek. Maandag 18 september werden er op onze boerderij door de Duitsers een zestal kanonnen geplaatst. Een half uur later vuurden ze op de Brücke von Nimwegen.

Vernielde Waalbrug bij Nijmegen in mei 1940. De Waalbrug bij Nijmegen werd op 10 mei 1940 opgeblazen vlak voordat Duitse troepen de brug konden bereiken

50

Vrijdag 6 oktober 1944 werd een droevige dag met veel beschietingen door de Britten vanuit de regio Nijmegen. De bezetters sommeerden de bewoners te vertrekken. De koeien, de varkens en de kippen, alle dieren werden achtergelaten en vrijwel zeker door de Duitsers gestolen en opgegeten. Met paard en wagen, volgepakt met kleding en huisraad, vertrokken de families richting Achterhoek. Onderweg naar het


Pannerdense pontveer werden we beschoten. Hierbij kwam mijn zus van 4 jaar en een neef van 22 jaar om het leven. Nadat we met de pont over de Rijn waren overgestoken, gingen we op weg naar Angerlo. We vonden onderdak bij de familie Roelofsen, een neef van mijn vader. Zeven maanden hebben we bij deze familie ingewoond. De hele Achterhoek zat in die tijd vol met evacuees. In 1945 was het aantal inwoners van de gemeente Bergh ( ’s-Heerenberg, Stokkum, Beek Loerbeek, Kilder, Zeddam, Lengel en Azewijn ) meer dan verdubbeld. Van het verblijf in Angerlo kan ik me alleen nog herinneren dat de jongens van een brandstoftank van een neergestorte bommenwerper een roeiboot hadden gemaakt en op de IJssel roeiden. Deze jongens waren later de oprichters van het transportbedrijf Rotra in Doesburg.

Het Marshalplan, genoemd naar de toenmalige minister van buitenlandse zaken van de V.S., was gericht op o.a. economische herbouw. Van de totale 12,4 miljard Amerikaanse dollar, ging 1,5 miljard dollar naar West Duitsland. Bij de bevrijding van Nederland in 1944 zijn ongeveer 50.000 geallieerde militairen gesneuveld.

Ook weet ik nog dat een NSB’er na de bevrijding, hij stonde de haag te knippen, werd afgevoerd op een oude legertruck. NSB’ers waren foute Nederlanders. Zo werden vrouwen, die met een Duitse soldaat in bed hadden gelegen, als straf kaalgeschoren. In september 1943 waren meer dan 100.000 Nederlanders lid van de NSB, vaak brood-NSB’ers. Op 22 april bevrijden de Britten, de Tommy’s onder leiding van generaal Montgommery in het kader van Operatie Destroyer, de Overbetuwe. Na de bevrijding zij we teruggegaan naar Gendt. De meeste boerderijen en huizen waren door de bombardementen met de grond gelijk gemaakt. Met de restanten van de varkensschuur werd een noodwoning gemaakt. Enkele jaren later werd, mede dankzij de Marshalhulp, een nieuwe boerderij gebouwd.

51


EVACUÉS Na de geslaagde landing in Normandië in juni 1944 openden de geallieerde legers een geweldig offensief op alle Duitse linies. Half augustus 1944 werd Parijs veroverd en begin september 1944 rukten zij België binnen.

Op 5 september - nu bekend als Dolle Dinsdag - leek het erop dat de Canadezen en Engelsen geheel Nederland zouden bevrijden. In Den Haag waren al mensen samen gestroomd om de geallieerden enthousiast te ontvangen. Deze hoop bleek ijdel en niemand kon vermoeden dat nu voor het westen van het land de ergste periode van de oorlog begon ( hongerwinter ). De geallieerden bezetten in september en oktober 1944 de provincies beneden de grote rivieren, zodat de frontlinie dwars door Nederland kwam te liggen. De Duitsers gelastten in oktober 1944 de evacuatie van de gemeenten die onmiddellijk aan hun kant van de rivieren lagen. In de koude dagen van oktober 1944 kwamen de inwoners uit Groesbeek, Millingen, Leuth, Kekerdom en Doornenburg via Kleef in ‘s-Heerenberg aan. Wat zij aan bezittingen hadden kunnen meenemen, werd meegevoerd. In de regel was dit niet veel, want velen waren te voet gekomen. Vrouwen, kinderen, bejaarden waren totaal uitgeput toen ze in ‘s-Heerenberg aankwamen. Het bureau Afvoer Burgerbevolking stond voor een onmogelijke opgave, doch met veel improvisatie en medewerking van de gehele bevolking konden de stakkers goed ontvangen worden. Iedereen spande zich in om hun getroffen landgenoten te helpen. De bedoeling was, dat de evacués door zouden trekken naar het Noorden van het land, doch velen namen de kans waar om in Bergh te blijven, ondanks de dreigementen van de S.S. Naar schatting hebben zich ruim 1500 evacués hier verborgen gehouden. Een tweede stroom vluchtelingen volgde in januari en februari 1945, toen de bewoners van Noord Limburg uit hun huizen werden verdreven. Dagenlang trokken droevige stoeten door de gemeente. De Duitsers hadden van vele vluchtelingen fietsen, karren en ander rijdend materiaal afgenomen, zodat zij zonder have of goed hier aankwamen. In het klooster en in het Kasteel Bergh te ‘s-Heerenberg en in het St. Gerardus Majellagesticht te Zeddam werden inderhaast opvangcentra ingericht.

Op hun doortocht naar de Noordelijke Provinciën ontvingen honderden evacués uit de omgeving van Groesbeek en Noord-Limburg voedsel en onderdak op Huis Bergh.

52


Aan het eind van de oorlog was het aantal inwoners van de gemeente bijna verdubbeld. Op alle boerderijen in Azewijn, Vethuizen, Braamt, Stokkum, Wijnbergen, Kilder en Beek hoorde men de meest uiteenlopende dialecten spreken. Nu nog herinneren zich velen de gemeente Bergh als een gastvrij toevluchtsoord. De scheiding van Nederland bracht nog een ander leed met zich mee. Verschillende inwoners waren in september 1944 in Noord - Brabant, Limburg en in het bevrijde deel van Gelderland. Briefwisseling tussen het bevrijde en het bezette gebied kon niet meer plaatshebben. Verbindingen waren er niet. Ook duurde het even voordat die verbindingen na de bevrijding waren hersteld. De enige mogelijkheid was om via de krant oproepen te plaatsen en mededelingen te doen omtrent elkaars welstand. Met het mislukken van operatie Market Garden (17-25 september 1944) liep de geallieerde opmars vast. Gedurende de hele daarop volgende winter liep er een frontlinie dwars door Nederland, die begon ten oosten en noorden van Nijmegen die langs de grote rivieren naar het westen liep. Nog tijdens Market Garden gelastten de Duitsers de evacuatie van de gemeenten die aan hun kant van de frontlijn grensden. Gezien de bijzondere omstandigheden was dit een, volgens het internationale volkenrecht, legitieme maatregel. Later kwamen daar wat verder gelegen gemeenten bij. Aldus kwamen inwoners van het Rijk van Nijmegen, de Overbetuwe en de Liemers naar ‘s-Heerenberg, De meesten kwamen te voet en hadden dus niet veel kunnen meenemen. Het Bureau Afvoer Burgerbevolking lukte het om met hulp van de bevolking van Bergh de evacués her en der onderdak te geven. De bedoeling was dat zij verder naar het noorden zouden trekken, maar ondanks dreigementen van de SS zijn velen ( naar schatting zo’n 1500 personen ) in Bergh gebleven. De Kilderse pastoor Van Weerdenburg vermeldde in zijn oorlogsverslag de aankomst van ongeveer 338 personen uit Gendt, Kekerdom, Groesbeek, Mill, Leuth, Pannerden en Duiven die in de parochie ondergebracht werden. Pater Cornielje kwam in februari 1945 als evacué van Lobith naar Azewijn.

De Oost - Gelderlander, die in mei 1945 weer verscheen, was voor de helft gevuld met zulke advertenties. Het leek of het ene deel van Nederland het andere deel zocht. Omtrent het lot van vele burgers, die in Duitsland in fabrieken moest werken, bestond onzekerheid. Eerst na maanden keerde het normale leven weer terug.

53


DE JODENVERVOLGING Tijdens de oorlogsjaren zijn de Joodse burgers in Bergh beestachtig behandeld. De kleine Joodse gemeente te ‘s-Heerenberg telde rond 1940 een zeventigtal leden. Hierbij hadden zich enkele Joodse families uit Duitsland gevoegd, die door de Nazimaatregelen gedwongen waren hun vaderland te ontvluchten.

De Joodse gemeenschap had een eigen synagoge aan het Kattenburg, die in 1871, met steun van enkele ‘s-Heerenbergse katholieke ingezetenen, was vernieuwd. Elke zaterdag (sabbath) werden er diensten gehouden, die meestal werden geleid door een vooraanstaand Joods ingezetene, de laatste tijd door B.J. Straus. Overigens waren de Joden volkomen in de leefgemeenschap geïntegreerd. In het plaatselijk, maatschappelijk - en verenigingsleven vervulden zij een belangrijke rol. De bekende gymnastiekvereniging Thabor telde in haar gelederen een aantal goede Joodse turners, terwijl de heer B.J. Straus een actief bestuurslid van die vereniging was. Na de capitulatie van Nederland schenen de Duitsers aanvankelijk geen bijzondere maatregelen tegen de Joodse gemeenschap van zin te hebben, waardoor de onder hen ontstane onrust verflauwde. Helaas bleek het aanvankelijk optimisme ongegrond te zijn. Het begon heel voorzichtig: Joodse ambtenaren werden uit hun functie ontheven. Op de persoonsbewijzen van Joden werd een speciaal kenteken aangebracht. Joodse leerlingen mochten geen “arische” school meer bezoeken. Joden mochten zonder speciale toestemming geen gebruik meer maken van openbare middelen van vervoer (tram, bus, trein). Zij mochten geen openbare uitvoeringen meer bijwonen. Niet meer aan sportwedstrijden deelnemen, niet meer in parken en plantsoenen komen, geen restaurants en café’s bezoeken, niet meer verhuizen enz, enz. Dagelijks werden nieuwe verboden afgekondigd die hun vrijheid beknotten en hun leven ondraaglijker maakten. Tegen overtreding werden waanzinnig hoge straffen vastgesteld.

Een persoonsbewijs met de aanduiding “J”

54


In de gemeente Bergh werden de maatregelen aanvankelijk niet zo zwaar gevoeld, omdat de Joodse burgers meer als geboren en getogen inwoners werden beschouwd en hun Jood-zijn als een niet ter zake bijkomstigheid werd ervaren. Zo kon het b.v. gebeuren dat een katholieke slager een Joodse slager behulpzaam was bij het ritueel slachten, hetgeen voor beiden een groot risico meebracht en dat in 1941 Harry Straus meevoetbalde in een wedstrijd tussen ambtenaren en bakkers. Tot 1942 leefden de Joden betrekkelijk ongestoord in Bergh. De last die zij ondervonden, bestond slechts uit enkele scheldpartijen door de N.S.B.’ers. Dit werd anders toen de Duitse maatregelen werden verscherpt. De bezittingen van de Joden werden verbeurd verklaard en deportatie naar werkkampen dreigde. Op alle mogelijke manieren trachtte de vertegenwoordiger van de Joodse Raad te ‘s-Heerenberg het onheil van deportatie af te wenden, daarbij geholpen door enkele gemeente - ambtenaren en politiemensen. Omdat Joodse landbouwers vrijgesteld waren van deportatie, werden verschillende persoonsbewijzen vervalst en bij de invulling van het beroep op die bewijzen het woord landbouwer geplaatst, hoewel zij dit niet waren. Afstammingsverklaringen werden zodanig uitgelegd, dat vol - Joden slechts half Joden waren. Al deze bemoeienissen mochten echter niet baten.

De Davidsster, welke de Joden op last van de Duitsers zichtbaar moesten dragen.

Vrij plotseling, in begin 1943, werden ‘s nachts de Joodse gezinnen gevangen genomen en weggevoerd naar Westerbork. Enkele van hen wisten aan hun gevangenneming te ontkomen door tijdig onder te duiken. Het zijn de enige Joodse burgers uit Bergh, die de oorlog hebben overleefd. De weggevoerde Joden zijn allen in Duitse concentratiekampen omgekomen. Na de oorlog is bekend geworden, welke martelgang zij hebben moeten ondergaan. En waarom? Hadden zij iets misdaan? Neen, zij werden gehoond en gemarteld, omdat zij van een andere religie en zogenaamd van een ander ras zouden zijn. Thans bestaat er in Bergh geen Joodse gemeenschap meer. De synagoge is weg, haar inventaris is geroofd en slechts de Joodse begraafplaats aan de Zeddamseweg te ‘s-Heerenberg herinnert ons nog aan die goede lieden, die eens in ons midden leefden en slachtoffer werden van een teutoons waandenkbeeld. De Joodse begraafplaats aan de Zeddamseweg te ‘s-Heerenberg.

55


IJssalon Macellaio Dé ijssalon van ‘s-Heerenberg waar we al het ijs echt zelf maken! Ook voor koffie, gebak, bonbons, sandwiches en andere lekkernijen moet je bij ons zijn. Kom langs en wees welkom.

Je vindt ons op het Stadsplein 6a te ‘s-Heerenberg. www.macellaio.nl

148,5mm

105mm

sinds 2007

56


OMGEKOMEN JOODSE INGEZETENEN UIT DE

GEMEENTE BERGH NAAM:

GEB. DAT.

OVERLEDEN

ADRES IN ‘43

BLOEMENDAAL, DAVID

30-12-1871

14 MEI ‘43 TE SOBIBOR

KLINKERSTRAAT 46

BLOEMENDAAL-RUHR, JOHANNA

25-07-1877

14 MEI ‘42 TE SOBIDOR

KLINKERSTRAAT 46

BLOEMENDAAL, ROIDI JOZEF

01-09-1912

09 JULI ‘43 TE SOBIDOR

KLINKERSTRAAR 25

MIETJE.

07-11-1914

09 JULI ‘ 43 TE SOBIDOR

KLINKERSTRAAT 25

COHEN, SIMON

07-12-1891

11 JUNI ‘43 TE SOBIDOR

MARKTSTRAAT 31

COHEN-DE LEEUW, ROOSJEN

11-11-1900

09 JULI ‘43 TE SOBIDOR

MARKTSTRAAT 31

COHEN, JENNY

24-04-1927

09 JULI ‘43 TE SOBIDOR

MARKTSTRAAT 31

COHEN, GEERTRUIDA

07-08-1928

09 JULI ‘43 TE SOBIDOR

MARKTSTRAAT 31

COHEN, ISAAK JULIUS

15-06-1930

09 JULI ‘43 TE SOBIDOR

MARKTSTRAAT 31

JACOBS, JOSEPH

22-11-1905

31 MRT ‘43 TE POLEN

KELLENSTRAAT 2

JACOBS-ROSENBERG, HERMINA

08-04-1908

02 JULI ‘43 TE SOBIDOR

KELLENSTRAAT 2

JACOBS, SARA EVELINA

07-10-1940

02 JULI ‘43 TE SOBIDOR

KELLENSTRAAT 2

KAMP, ABRAHAM

17-04-1877

23 JULI ‘43 TE SOBIDOR

KELLENSTRAAT 27

KAMP-CAHN, ROSALIE

16-05-1879

23 JULI ‘43 TE SOBIDOR

KELLENSTRAAT 27

KAMP. HERTA

16-10-1912

25 JAN ‘43 TE OSWISCIN

KELLENSTRAAT 27

STRAUS, BENJAMIN JOSEPH

22-01-1881

26 FEBR ‘43 TE AUSCHWITZ

KELLENSTRAAT 11

STRAUS-LEVITA, HEDWIG

06-07-1882

26 FEBR ‘43 TE AUSCHWITZ

KELLENSTRAAT 11

STRAUS, LEOPOLD

01-12-1883

14 MEI ‘43 TE SOBIDOR

KELLENSTRAAT 9

STRAUS-JACOBS, LEA

06-09-1888

14 MEI ‘43 TE SOBIDOR

KELLENSTRAAT 9

STRAUS, MEIJER

13-07-1920

09 JULI ‘43 TE SOBIDOR

KELLENSTRAAT 9

STRAUS, SALLIE

24-11-1924

31 MRT ‘44 TE POLEN

KELLENSTRAAT 9

STRAUS, BENNO

07-12-1926

14 MEI ‘43 TE SOBIDOR

KELLENSTRAAT 9

STRAUS, JOSEPH

10-12-1918

28 FEBR ‘43 TE AUSCHWITZ

KELLENSTRAAT 9

BLOEMENDAAL-GOUDKETTING,

Gedenksteen op een massagraf in een Duits concentratiekamp.

57


DE OORLOGSSLACHTOFFERS VAN BERGH NAAM:

PLAATS:

OMGEKOMEN:

TH. OVERBEEK

‘S-HEERENBERG

10-05-1940

‘S-HEERENBERG

C. HOGEWEG

ARNHEM

10-05-1940

BEEK

L. SPAN

‘S-HEERENBERG

10-05-1940

GREBBEBERG

G.W. ELTING

‘S-HEERENBERG

11-05-1940

GREBBEBERG

W.A. HERMSEN

LENGEL

11-05-1940

GREBBEBERG

W.H BERNTSEN

BEEK

13-05-1940

GREBBEBERG

JOS VAN HAL

ZEDDAM

18-05-1940

KASSEL

M VAN ROOIJEN

‘S-HEERENBERG

16-06-1942

DACHAU

J. GALAMA

‘S-HEERENBERG

20-06-1942

DACHAU

B.J. REULING

STOKKUM

15-02-1943

RIGA

J.H. REULING

STOKKUM

17-03-1943

TINUS

ANT. S. KOENDERS

BRAAMT

19-05-1943

NIEHEIM

RUD. I. WIENDELS

ZEDDAM

14-01-1944

EMMERICH

TH.L. WISSINK

ZEDDAM

13-05-1944

REES

B.E. BISSELING

STOKKUM

14-06-1944

EMMERICH

F.J. KEURENTJES

ZEDDAM

14-07-1944

LAUENBURG

ALPH. P.M. OTTEN

AZEWIJN

17-07-1944

EMMERICH

ANT. C.A. VERMAAS

‘S-HEERENBERG

26-08-1944

EMMERICH

J. MIJNEN

KILDER

02-10-1944

DIDAM

H. THUIS

KILDER

02-10-1944

DIDAM

W.P. LITJES

‘S-HEERENBERG

07-10-1944

EMMERICH

J.H.M. VINK

‘S-HEERENBERG

07-10-1944

EMMERICH

ALB. EVERS

BEEK

24-10-1944

BRANDENBURG

J. HENDRICKSEN

BEEK

28-10-1944

LOO

J.W. JANSEN

ZEDDAM

29-10-1944

ZEDDAM

B.A. BERENDSEN

‘S-HEERENBERG

27-11-1944

DUISBURG

M.A. GERRITSEN-AALDERING

BEEK

06-12-1944

BEEK

ZEDDAM

15-12-1944

NEUENGAMME

ZEDDAM

11-01-1945

NEUENGAMME

W. MOORMAN

BEEK

22-01-1945

DOKKUM

L.A. JANSEN

‘S-HEERENBERG

06-02-1945

EMMERICH

G.J.A. MAAS

BEEK

16-02-1945

REES

MARIA J. THUS

BEEK

22-02-1945

NIJMEGEN

ANNA BORKUS

WIJNBERGEN

22-02-1945

NIJMEGEN

J. GIEZEN

BEEK

12-03-1945

BEEK

W. GIEZEN

BEEK

12-03-1945

BEEK

B. GIEZEN

BEEK

12-03-1945

BEEK

TH. M SCHULTE

‘S-HEERENBERG

18-03-1945

SAARLAND

L.H. KREBBER

STOKKUM

20-03-1945

HÜTHUM

A.W. TE BOEKHORST

STOKKUM

20-03-1945

HÜTHUM

C. WASSING

‘S-HEERENBERG

24-03-1945

‘S-HEERENBERG

A.E.J. PAS   D.H. ETTEMA

58


NAAM:

PLAATS:

OMGEKOMEN:

H. BISSELINK

ZEDDAM

24-03-1945

ZEDDAM

B.L. KINNAER

‘S-HEERENBERG

24-03-1945

BERGH

J.W.A. PETERS

‘S-HEERENBERG

24-03-1945

BERGH

P.A. JANSEN

AZEWIJN

24-03-1945

DOETINCHEM

J.A.M. HÖVEL

‘S-HEERENBERG

24-03-1945

‘S-HEERENBERG

L. VAN KEMPEN

STOKKUM

25-03-1945

STOKKUM

WILHELMINA R. KROESSEN

STOKKUM

25-03-1945

TERBORG

TH. SMIT-DE REUS

LENGEL

25-03-1945

‘S-HEERENBERG

THEODORA W. SMIT

LENGEL

25-03-1945

‘S-HEERENBERG

E.R. HEITING-WEENINK

BEEK

26-03-1945

WEHL

MARIA HAZENBRINK

BEEK

26-03-1945

BEEK

MARIA A. LUCASSEN

KILDER

26-03-1945

DOETINCHEM

H. OPHUIZEN

‘S-HEERENBERG

31-03-1945

‘S-HEERENBERG

ARN. VAN SCHRIEK

ZEDDAM

31-03-1945

ZEDDAM

J.B. DELLEMAN

LENGEL

31-03-1945

NIJMEGEN

H. DIJKMAN-KLARENAAR

‘S-HEERENBERG

01-04-1945

‘S-HEERENBERG

H. SPRONK

KILDER

01-04-1945

KILDER

L.J. GERRITSEN

‘S-HEERENBERG

16-04-1945

ENGELSDORFF

A. ROORDING

‘S-HEERENBERG

10-05-1945

BERGH

G.A. BOD

BEEK

VERMIST

J. VAN BERGEN

ZEDDAM

THAILAND

ZR. MARG. JANSEN

LENGEL

SOLOKAMP

TH. B.M. BERNDZEN

‘S-HEERENBERG

VERMIST

JOH. A TH. VERMAAS

‘S-HEERENBERG

VERMIST

WILHELMINA G. JANSEN C.J. VAN DEN BERG

‘S-HEERENBERG

NED. INDIË

FAM. E. TH. V.D. HEIJDEN

‘S-HEERENBERG

H. TH. BONGERS

‘S-HEERENBERG

W. A. DERKSEN

‘S-HEERENBERG

SOERABAYA NI

NED. INDIË NED. INDIË

Oorlogsmonument Lengel

59


CENSUUR Eén van de eerste maatregelen, die de bezetters namen, was de instelling van de censuur. Alle berichten via radio en pers werden gecontroleerd. Van een onpartijdige berichtgeving was geen sprake meer. Kranten, die niet precies volgens de Duitse propaganda richtlijnen publiceerden, werden een verschijningsverbod opgelegd. Door de geallieerde luchtmacht werden boven Duitsland en de bezette gebieden regelmatig pamfletten uitgeworpen, die door de onderdrukte bevolking gretig gelezen werden. Zij bevatten naast informatie over de oorlogstoestand ook aanwijzingen voor de bezette gebieden. Het verlies van het recht van vrijheid van woord en geschrift was voor vele Nederlanders een onverteerbare zaak. Zij weigerden zich door Goebbels’ aanhangers te laten muilkorven en al spoedig verschenen er illegale kranten: eerst met de hand geschreven, daarna gestencild en later in grote oplagen gedrukt. Tegen drukken en verspreiden van illegale bladen werd meedogenloos opgetreden. Enkele bekende ondergrondse bladen waren: Het Parool, Trouw, Vrij Nederland en De Waarheid. Het nieuwsmedium bij uitstek was de radio (er was nog geen televisie!). Geen wonder dat de Duitsers zich allereerst van de omroep meester maakten. Elke dag bralden de overwinningsberichten via “Sondermeldungen” door de ether. Slechts weinig Nederlanders luisterden ernaar en stemden af op de “Engelse zender”. De uitzendingen van Radio Oranje hadden een grote luisterdichtheid. Een verbod om naar andere dan Duitse zenders te luisteren werd in de wind geslagen. Daarom besloten de bezetters het luisteren naar de B.B.C. onmogelijk te maken door radiotoestellen in beslag te nemen. De inlevering van radiotoestellen in Bergh werd een mislukking. Slechts oude, overjarige toestellen werden ingeleverd en de goede radio’s werden verstopt.

60

Een door de R.A.F. boven Nederland uitgeworpen pamflet, gevonden in Azewijn.

De gehele oorlog door klonk de stem van Radio Oranje. Zelfs op zolder van het gemeentehuis werd naarstig naar de Engelse zender geluisterd. De vrijheid van woord en geschrift heeft aan twee priesters uit ‘s-Heerenberg het leven gekost. Op 5 augustus 1941 werd vanaf alle preekstoelen in de katholieke kerken in Nederland een herderlijk schrijven van het Episcopaat voorgelezen, waarin scherp werd geprotesteerd tegen de schandelijke wijze waarop de Duitsers de Nederlandse rechten met de voeten traden. Dit moedig protest van de bisschoppen werd door de parochiegeestelijkheid zó belangrijk geacht, dat zij besloten het te vermenigvuldigen en te verspreiden onder de parochianen, zodat zij het thuis nog eens rustig konden nalezen.


Men bedenke hierbij, dat het vóór de oorlog gewoonte was, dat alle herderlijke brieven in extenso in de katholieke bladen werden afgedrukt. Aangezien er geen Roomse pers meer was, verboden door de Duitsers, was het niet meer dan normaal dat dit geschrift huis aan huis verspreid werd. De Duitsers waren hierover zo verbolgen, dat zij, zonder enige vorm van proces, pastoor Galama en de kapelaans van Rooijen en Hegge gevangen namen. Zij werden als misdadigers opgesloten in het Huis van Bewaring te Arnhem. De aanklacht luidde: “een vijandelijke brief verspreid en het volk vijandig te opzichte van de Duitsers beïnvloed”. Verweer voor een rechtbank was niet mogelijk. Kapelaan Hegge verbleef tot aan het einde van de oorlog in concentratiekampen; eerst in Amersfoort, daarna te Vught en tenslotte in Belsen waar hij op 15 april 1945 door de geallieerden werd bevrijd. Kapelaan van Rooijen werd via het kamp Oraniënburg naar het beruchte kamp Dachau getransporteerd, waar hij in 1942 als gevolg van uitputting en uithongering stierf. Pastoor Galama tenslotte werd rechtstreeks van Arnhem naar Dachau gebracht, waar hij, na een heroïsch gedragen lijdensweg, een week na de dood van kapelaan van Rooijen werd vermoord. De herinnering aan beide martelaren wordt levendig gehouden door een gebrandschilderd raam in de r.k. Pancratius kerk te ‘s-Heerenberg, hun afbeeldingen op het oorlogsmonument en de naar hen vernoemde straten.

Het oorlogsmonument “De Goede Herder” te ‘s-Heerenberg

Het gebrandschilderde raam in de r.k. Pancratius kerk te ‘s-Heerenberg

61


Stadtweide 17 46446 Emmerich am Rhein Tel. +49 2822 - 977750 Fax. +49 2822 - 4201 sales@bekker-logistik.com

www.bekker-logistik.com

62


DISTRIBUTIEBONNEN In de Tweede Wereldoorlog waren veel levensmiddelen en andere eerste levensbehoeften zo schaars dat ze door de overheid gerantsoeneerd werden. Dit was tijdens de Eerste Wereldoorlog overigens ook het geval.

Al voor de Duitse inval in mei 1940 was een aantal levensmiddelen “op de bon�, zoals dat heette. Deze levensmiddelen waren alleen nog maar te krijgen bij inlevering van distributiebonnen. Op 11 oktober 1939 werd suiker als eerste product door de Nederlandse overheid gerantsoeneerd. Tijdens de Duitse bezetting volgden nog vele andere voedingsmiddelen en andere levensbehoeften. Het systeem van distributiebonnen werkte aan de hand van distributiestamkaarten, die alle Nederlanders kregen. Deze kaarten waren persoonlijk, zodat men op vertoon van die kaart een bepaald aantal bonnen kreeg voor een bepaalde hoeveelheid van een bepaald levensmiddel of ander product. Wanneer die bonnen ingeleverd konden worden, werd in de kranten bekend gemaakt. De distributiebonnen waren geen vervanging voor geld, want men moest nog steeds voor de producten betalen. De Duitsers hebben de distributiestamkaarten die de Nederlandse overheid al voor de oorlog had uitgegeven, vervangen door de zogenaamde Tweede Distributiestamkaart. Met deze maatregel wilden zij de onderduikers afsnijden van voedselvoorziening. Iedereen moest de nieuwe stamkaart persoonlijk komen afhalen, en dat was natuurlijk moeilijk voor wie ondergedoken zat. Veel Nederlandse ambtenaren hebben echter gefraudeerd bij het uitreiken van de nieuwe stamkaarten, zodat er uiteindelijk meer Tweede Distributiestamkaarten in omloop waren dan er Nederlanders waren. Bovendien werden distributiekantoren, waar distributiebonnen opgeslagen lagen, regelmatig overvallen door het verzet. Verschillende producten zijn nog tot enkele jaren na de oorlog op de bon geweest.

63


OORLOGSHERINNERINGEN JOEP VENES Op 10 mei 1940 rukten de Duitsers via de Gendringseweg, ‘s-Heerenberg en Netterden op in de richting van ons dorp. In het begin dachten we nog dat het Nederlandse soldaten waren. De militairen die door ons dorp trokken, werden door sommigen van onze dorpsbewoners vriendelijk begroet. Zo gebeurde dit ook met Jan Garritsen, die trouwens nog maar één arm had, als gevolg van een ongeluk. Via de Gendringseweg trokken ze richting Klein-Azewijn. De schoolkinderen hebben daar destijds weinig van meegekregen, omdat het nog te vroeg was. De Duitsers ondervonden weinig tegenstand onderweg. De mensen wisten domweg niet wat er aan de hand was. Als ze hadden gezien, wat ik voor de oorlog had gezien, toen ik eens in Kevelaer was, dan hadden ze het wellicht geweten. De oorlog kondigde zich toen al aan. In de straten zagen wij de Hitlerjugend marcheren.

De N.S.B.ers hadden klaarblijkelijk al een hoop voorwerk verricht, want de Duitsers wisten ons land op vrij eenvoudige wijze binnen enkele dagen onder de voet te lopen. Maar de zender, die hier in Azewijn in de voormalige kleuterschool verborgen was, kregen ze niet te pakken. De Nederlandse soldaten hadden die zender al lang in de Laak gegooid. In de jaren zeventig, toen ik nog wethouder was, heb ik aan de toenmalige burgemeester van Bremen het voorstel gedaan, om de Laak eens goed schoon te laten maken. Het was een droge zomer en het leek een geschikt tijdstip om dit eens te laten doen. Ik heb toen nog een stille hoop gehad, dat ze de zender terug zouden vinden. Dit gebeurde echter niet. Voordat loonwerker Soeter met deze werkzaamheden begon, heb ik nog wel een kaarsje opgestoken in de kerk, omdat ik als de dood was, dat er zich nog granaten of ander explosief materiaal in de Laak bevond. Alles ging echter goed, zodat ik ook nog een kaarsje uit dankbaarheid kon laten branden. INKWARTIERING Later kregen we pas inkwartiering in ons dorp, dat in die tijd 75 gezinnen telde met een totaal aantal inwoners van 700. Van deze Wehrmachtsoldaten hebben we in ons dorp relatief weinig last gehad. Deze mensen waren vaak zelf ook helemaal niet blij met de oorlog en hoopten zo snel mogelijk weer terug te kunnen keren naar hun eigen land. Ook de kinderen hadden er eigenlijk geen last van. Van de overvliegende bommenwerpers hebben ze in het begin wellicht wel wakker gelegen, maar later sliepen ze gewoon door het monotone gebrom heen. De Duitsers die ingekwartierd waren vreesden, dat het gehele Ruhrgebied van de landkaart zou worden weggevaagd. Wij jongeren keken vaak gefascineerd naar de luchtgevechten die zich aan de nachtelijke hemel voltrokken. Bij Clé Berntsen was er een zogenaamde “Schreibstube” ingericht. Ik herinner me nog dat ik me daar bij de Duitsers moest melden en dat ik meester Hondtong meenam, die immers veel beter Duits sprak dan ik. Toen we binnen kwamen snauwden de Duitsers: “Wer ist dieser Kerl?”. Wat ik zo goed mogelijk uitlegde. Ze eisten voor de ingekwartierde soldaten “ein Rind und Bettzeug für 15 leute” voor de inkwartiering van hun officieren. Ook eisten ze een aantal “mantelpotten” (grote stenen potten van een meter bij een meter ) om op drie plaatsen in het dorp de was mee te koken. In Azewijn was er in die tijd een crisiscomité opgericht. Zelf zat ik toen bij de voedselvoorziening. Zo moest ik eens een varken gaan opeisen voor de Duitsers bij de familie Kock in Wijnbergen. Fons te Wiel moest hiervan een briefje maken, zodat het varken werd afgeschreven en Kock zijn geld kreeg. Doordat ik tussen twee vuren inzat, kon ik nog wel eens iets voor onze eigen mensen regelen. Zo vroegen de Duitsers ook om veren bedden, die we ze snel bezorgden. DE BEVRIJDING NADERT Ook moest er vaak hout gehaald worden op karren, in opdracht van de Duitsers. Toen de Tommies deze karren echter met de regelmaat van de klok begonnen te beschieten, heb ik daar op de Schreibstube over geklaagd. Eerst zonder resultaat, maar toen de geschiedenis zich herhaalde klonk het Duitse bevel: “Heute wird nicht mehr gefahren”. Het houttransport vond voortaan ‘s nachts plaats. Het hout was nodig voor de aanleg van loopgraven. Later tegen het einde van de bezetting

64


werd de situatie hachelijker. Toen de knecht van bakker Berntsen, Piet Janssen uit Stokkum, buiten aan het harken was, werd hij getroffen door een kettingbom. Ook Gusta Alofs kreeg een scherf in haar long, zij overleefde echter het ongeluk. Wij moesten ‘s nachts naar het ziekenhuis in Doetinchem. De gewonden moesten verzorgd worden. Te Dorsthorst de veldwachter ging met mij mee. Ik herinner me nog goed dat het in het ziekenhuis een chaos van jewelste was. Je kon de operatiekamers zo maar oplopen en het was er besmeurd met bloed. Piet Jansen was toen al overleden. Toen we terug gingen naar Azewijn werden we aan de Vethuizenseweg door de Duitsers aangehouden met de vraag wat we daar moesten. Toen we uitlegden dat we naar het ziekenhuis waren geweest, mochten we er door. Ik weet nog als de dag van gisteren, dat het volle maan was en een mooie heldere nacht. Toen we in Azewijn aankwamen hebben we bij de bakker nog roggebrood gegeten. De mensen uit Azewijn leden geen gebrek. Er was voldoende brood te verkrijgen en doordat er vaak clandestien werd geslacht was er ook regelmatig een stukje vlees of spek. Het werd wel schaarser toen de Organisation Todt (O.T.) mensen uit de Betuwe te werk stelde om loopgraven te graven. Ik herinner me nog, dat we net een varken hadden geslacht (het hing net aan de haak) en dat er mensen van de NSKK (Nationalsozialistisches Kraftfahrkorps) langskwamen. Ik heb toen het varken in een “koedek” gerold en in de wortelenkuil verstopt. ‘s Middags heb ik het varken in stukken gesneden en op de fiets naar verschillende adressen gebracht. De Azemse bevolking trachtte zo goed mogelijk te zorgen voor de evacués. De familie Jolink was zo’n gezin. Zelf had het gezin een flink aantal kinderen, daar kwamen dan nog eens de evacués bij. Deze kinderen werden verdeeld “over de buurt” omdat er anders niet genoeg ruimte zou zijn.

Joep Venes

Pastoor Büter hebben we meerdere malen moeten vragen om wat minder anti-Duits te preken. We waren bang, dat met hem hetzelfde zou gebeuren als in ‘s-Heerenberg met Galama en Van Rooyen was gebeurd. Hij trok er zich niet al te veel van aan. Toch kragen we regelmatig bezoek van een NSB-verklikker in de kerk, die moest controleren wat onze pastoor zei in zijn preek. Toen de Duitsers op het einde van de oorlog voorvoelden, dat het gedaan was met hun heerschappij, staken ze de kerk in brand. Toen de kerk brandde was het een grote vuurtoren. Ook de kleuterschool stond in brand. De pastorie hebben we kunnen redden. De mensen klommen op het dak om het vuur, afkomstig van de brandende toren, dat op hun boerderijen terecht kwam, te doven. Bij Lies Jolink in Vethuizen achtten de vertrekkende Duitsers het nodig om de complete voorraad aan weckflessen stuk te gooien. Ondertussen zaten de varkens bij Hooyman aan het spek van hun eigen soortgenoten te eten. De Tommies waren op dat moment al in Etten, maar ook in Netterden, zodat de Duitsers het behoorlijk benauwd kregen. De ruiten van de school werden kapotgeschoten op de plaats waar zich nu de gymzaal bevindt. Vaak was ik met veldwachter Te Dorsthorst op pad om her en der hand- en spandiensten te verrichten. Alle problemen waren zo goed als opgelost, toen de veldwachter vlak voor de bevrijding zijn horloge kwijtraakte. We zijn nog lang bezig geweest het klokje terug te vinden, maar tevergeefs. Toch is dit schijnbare detail me altijd bijgebleven.

De Tommies trokken over de Dam ons dorp binnen bij de bevrijding. Op andere plaatsen lagen vaak nog mijnen, zodat dat veel te gevaarlijk was. Kort daarop begonnen de bevrijdingsfeesten en iedereen was in een uitgelaten stemming en het culturele leven werd weer nieuw leven ingeblazen. De Tweede Wereldoorlog was afgelopen!

65


OORLOGSHERINNERINGEN WIM KUPERS DE INVAL Een dag of drie-vier voor de Duitse inval kregen we in de gaten dat er wat aan de hand was. We mochten niet meer naar Emmerik, Duitse soldaten aan de grens opgesteld. Op 10 mei vroeg in de morgen een hoop lawaai. Vliegtuigen in de lucht. Het was vooral de cavalerie (paardenvolk) en soldaten te voet die hier de grens overkwamen. Het eerste werd Overbeek doodgeschoten, maar later bleken ook nog twee soldaten van grenswacht doodgeschoten te zijn. Die lagen in een schuttersput achter Marie van de Peer naast de weg naar de wal. Deze grenswachters lagen ingekwartierd in de zaal bij Schuurman en in het Hajenius-huis (grote witte huis tegenover Witte). Daar zat ook de staf. Naast deze twee doden zijn er ook nog een stel krijgsgevangen genomen. De Duitsers trokken door alle straten en kwamen ook bij ons voorbij. Wij woonden toen in het huis waar later (Vreuls) Van Halteren heeft gewoond, nu heet dat Op den Brand. Mijn moeder was Duitse en kreeg al ruzie met een Duitse soldaat: “Wat motte jullie hier?” De Duitser antwoordde dat hij ons kwam bevrijden. Van een officier hoorde ik later inderdaad dat ze ingeprent hadden gekregen dat de Nederlanders bevrijd moesten worden van de Oranjes. Mijn moeder zei: “Doet-at maor aan de andere kant van de geut. Een paar dagen lang trokken de Duitsers door ‘s-Heerenberg. Later ook allerlei voertuigen. Na het bombardement op Rotterdam werd het wat rustiger. Het eten uit Azewijn

We vonden het thuis niet fijn dat ze er waren. Met elf kinderen werd ‘t natuurlijk niet gemakkelijker. We waren niet bang. We konden hout sprokkelen in de bossen en later gingen we zelfs, samen met de vader van Jopie (Fannie) Pennards die een ‘hitje’ had, hele bomen uit het bos halen. In een keer konden we er drie tegelijk meenemen. Eentje voor Pennards en twee voor ons. We hadden al snel onze vaste adressen in Azewijn waar we eten konden krijgen. Melk, eieren of graan dat we zelf maalden en brood van bakten. Op de Meilandsedijk, aan het eind net voor de afslag naar Lengel, stonden ze vaak te controleren. Vooral NSB’ers. We moesten ook een keer onze melk afgeven. Zij gooiden het dan zogenaamd weg, maar achter de heg stond een melkbus waar ze het indeden om later zelf mee naar huis te nemen. Toen we dat in de gaten hadden slopen we op een keer in het donker zelf achter de heg en hebben eerst onze eigen melk eruit genomen en de rest uitgeschut en in plaats van de melk een koeienflats er ingegooid. Later toen ze mij op straat tegenkwamen spraken ze mij er nog over aan, maar ik wist natuurlijk van niets. Het maakte natuurlijk wel dat we steeds meer een hekel kregen aan dit soort NSB’ers. Fanatiekelingen als Koeleman, Demming, Wassing of die van Heinink werden met de nek aangekeken en niet voor vol genomen. Koeleman en Demming kwamen een keer bij ons aan huis en vorderden een aantal kamers voor NSB’ers uit Nijmegen. Mijn vader riep: “Maak an da-j wegkomp, ik heb zelf elf blage en de neudige evacués, stelletje smeerlappe”. WERKEN VOOR DE DUITSERS Ik was een jaar of 14 toen de oorlog begon. Vanaf dat ik 16 was, in 1942, moest ik in Duitsland gaan werken als dakdekker. Later kreeg mijn ‘baas’ steeds meer werk en moest ik ook naar Düsseldorf. Ik moest me melden bij Geurts in het Hajeniushuis. Daar zat het meldbureau waar ook bijvoorbeeld Oswald Dieker werkte. Ik moest naar Bücher in Emmerik. Van 16 tot 18 jaar mocht je alleen maar in het grensgebied te werk worden gesteld. Vanaf 18 ook verder Duitsland in. Ze waren blij dat ze mensen konden krijgen. Iedere dag moesten we, een hele ploeg alleen maar Nederlanders, onder anderen ook Frits Ebbing die was metselaar, kapotte daken repareren in de buurt van Emmerik. We hadden weinig met Duitsers te maken. Naast de jongeren waren dat voornamelijk mensen waaraan ze in de oorlog zelf niet veel hadden. Ook moesten we een keer alle seinhuisjes aan het spoor van een nieuw dak voorzien. Eerst moesten er op het bestaande dak allemaal grote stenen en keien worden gelegd en daaroverheen kwam dan een nieuwe laag mastiek. Zo waren de mensen in de seinhuisjes wat meer beschermd tegen luchtaanvallen. Niet echt gedacht om onder te duiken. Daarmee bracht je ook je eigen ouders en familie in gevaar. Een keer was ik ziek en had ik me niet afgemeld. Meteen stond de baas op de stoep met politie. Moest me meteen weer melden wanneer ik beter was.

Wim Kupers uit ‘s-Heerenberg

66

We werden in die tijd ook ingezet voor zogenaamde mietenwacht. Overal op de velden in de omgeving van ‘s-Heerenberg bij Stokkum, Zeddam of Lengel stonden stromijten. Die moesten in de gaten worden gehouden zodat de boeren niet illegaal konden gaan dorsen. We hebben wel eens boeren geholpen een hele mijt af te breken om het stro te dorsen. Als ze klaar waren werd de mijt weer op dezelfde plaats neergezet, want de Duitsers hadden alle mijten precies in kaart gebracht en zouden het


merken wanneer er een op een andere plaats zou komen te staan. Soms moesten we bij de boeren thuis controleren. Dan werd de stroom afgesloten door de kabels van de hoogspanningsdraden af te halen. Eerst moest er worden geteld hoeveel zakken zaad de boeren hadden. We kwamen nooit verder dan drie. De boeren sloten zelf de stroom wel weer aan en konden weer dorsen. Toen ik 18 was moest ik ook verder Duitsland in. Drie dagen heb ik in Düsseldorf gewerkt toen had ik ‘t al wel bekeken. Geen nacht kon ik slapen. Er waren voortdurend bombardementen en we moesten steeds in de schuilkelders. Ik kreeg de kans om met een vrachtauto van Van Gülpen, van de koffiebranderij uit Emmerik, mee te rijden. Dat heb ik gedaan en heb de fiets in Emmerik bij de baas opgehaald en naar huis gefietst. Ik heb me veertien dagen krank gemeld en daarna kwam hij vragen of ik terug wilde komen. Ik mocht in Emmerik en omgeving blijven. Daar heb ik gewerkt tot een week na het bombardement van Emmerik. Waar nu nog de (voormalige) Germania staat daar was ook het kantoor van Bücher. Het was op een zaterdagmiddag tegen een uur of twee. We moesten werken tot een uur. We hadden wat gerepareerd net buiten Emmerik en waren met de handkar op weg naar Emmerik. Opeens een massa vliegtuigen. Ik zei tegen Frits Ebbing: “Da geet verkeerd”. Onderwijl ging het luchtalarm. We hebben de kar laten staan en op een oude fiets, die daar toevallig langs de kant van de weg stond, zijn we richting Elten gefietst. In de buurt van de steenfabriek Terwindt/Arntz zat een grote duiker onder de weg, gemaakt als afvoer van het overtollige water van de Rijn. Daar zat het al vol met mensen, die daar in de buurt woonden en arbeiders van de Germania, die daar altijd schuilden bij luchtaanvallen. Ik heb daar wel zitten beven. BIJ DE LUCHTBESCHERMING Op een avond net voor Kerstmis 1944 ging ik weer een keer stiekem naar huis. Via de bossen langs de boshoek (nu M.v.R. terrein) liep ik naar huis. Het laatste stuk is het even oppassen. Thuisgezeten zegt mijn vader “Kom toch ook bi-j ons in het noodziekenhuus warke.” Hij en mijn broer werkten daar al. Mijn vader is daar bij de technische dienst, de verwarming verzorgen, waarvoor bomen uit de bossen moesten worden gehaald. Er werd gezorgd voor papieren via de Ortskommandant in het Van Esserenhuis en tussen kerst en nieuwjaar kreeg ik een spoedcursus EHBO van dokter Dael en wijkzuster Antoinella. We waren met vijftien man o. a. de vader van Krul van de Kemp, de vader van kapper Wissenburg (mijn schoonvader), Toon Reyers, Gerrit Körmeling en Te Boekhorst uit Zeddam. Het was een cursus van vier avonden in de Theresia-Stichting en het proefexamen werd afgenomen door dokter Kok. Toen dat afgesloten was kregen we een band om van de Luchtbescherming (voorloper van de latere B.B.) en konden we beginnen met ons werk.

In het noodziekenhuis is het ellende, niets dan ellende. Hoewel de mensen die binnen worden gebracht werden gedesinfecteerd barstte het er van de vlooien en de luizen. We waren manusjes van alles in het noodziekenhuis en draaiden vooral nachtdiensten. Als er wat gebeurde in de omgeving moesten wij er op af. We hadden een paard met kar, waarop wat stro was gelegd, als ambulance. Zo hebben we de familie Smid in Den Aam opgehaald, nadat daar bommen op het huis terecht zijn gekomen. Ook hebben we Metz en Theetje Derksen opgehaald die allebei een hand waren kwijtgeraakt en Bennie Bosch op de Stokkumseweg is op een kar door familie naar het klooster gereden. Na het bombardement op ‘s-Heerenberg, een week voor de bevrijding waarbij onder andere de Soos, de huizen van Te Boekhorst, Helmink en Roordink in de Kellenstraat kapot worden geschoten, moesten we er ook op af . In het huis van Roording kwamen de vader en moeder en een schoonzus om het leven en Doortje, de dochter (later de vrouw van Joep Joling) raakte zwaar gewond. Al met al duurde het misschien maar tien minuten. Het waren de Geallieerden en waarom ze dat deden is onduidelijk (net als het bombardement op Doetinchem bijvoorbeeld). Er schijnt doorgegeven te zijn dat er een konvooi Duitsers in de stad stond. Dhr. Beltman (de ontvanger van de belasting die ook in het klooster zat) zei hier in het ziekenhuis, toen wij erop af wilde gaan, dat we even moesten wachten totdat het bombardement was afgelopen. Toen het stil was zijn we meteen vertrokken. Later hebben we ook nog eens een keer vier uur gedaan over het begraven van een aantal slachtoffers. Een ‘ooievaar’, een verkenningsvliegtuig had ons opgemerkt en moet gedacht hebben dat we een Duits konvooi waren of zoiets. We hebben twee en een half uur in de grafkelder onder de ‘Calvarieberg’ gezeten om te schuilen. In minder ernstige gevallen konden de mensen in het klooster wel worden geholpen. Het Theresia-ziekenhuis werkte eigenlijk nauwelijks meer, omdat dat te veel beschadiging had opgelopen. Onder in de kelders van het klooster was een schamele operatiekamer ingericht, waar door dr. Daal, Hiddema en een ondergedoken arts in noodgevallen geopereerd kon worden. Zwaardere gevallen werden vaak naar Harreveld gebracht (waar nu inrichting voor jongeren zit), zoals bijvoorbeeld Bennie Bosch. Moesten wij ook vaak doen. Op 7 februari 1945 sloegen er vier granaten in ons huis en moesten we eruit. We werden ondergebracht in de boerderij bij het klooster. Op dezelfde dag werd onder andere ook het huis van Thuis (later Rabobank) verwoest en kreeg de boerderij van Geven ook wat mee. Een paard is toen ook nog verongelukt.

67


NAAR DE SCHUILKELDER Op een dag, het was de vrijdag voor de zaterdag dat de Soos en andere gebouwen in ‘s-Heerenberg werden verwoest, zaten we allemaal aan tafel in de boerderij van het klooster aan het middagmaal. Opeens viel er een granaat, een blindganger, dwars door het dak, plafond, onze tafel en de vloer. Hij ontplofte niet. Anders was in een keer de hele familie Kupers verdwenen geweest. Wij zijn meteen het huis uitgerend. Het eten was wel weg, maar echt honger hadden we ook niet meer. Later hebben Duitse militairen de granaat eruit gehaald en laten ontploffen achter het zwembad. Toen kregen we een paar kamers in het klooster zelf, aan de achterkant boven de toenmalige keuken. Alleen om te wonen, slapen deden we, net als zoveel ‘s-Heerenbergenaren, in de kelders. Iedere avond als het duister begon te worden kwamen de mensen naar het klooster toe. De meesten hadden hun vaste plaats in de kelders. Meestal waren er zo’n 1000 tot 1500 mensen. Ben Sak, mijn vader en meester Schoevaars hadden de leiding daarover. Die deelden iedereen in. Allemaal kwamen ze binnen door die ingang aan de achterkant van het klooster. Daar was een grote ijzeren deur. We hadden er een muur ter bescherming omheen gebouwd. Altijd zat er iemand bij die deur op wacht. ‘s-Morgens gingen de meesten weer naar huis om te zien wat er nog stond. Anderen die niks meer hadden konden in het klooster blijven. In de kelders van Huis Bergh ging het ongeveer hetzelfde. Er woonden nogal wat joden in de Kellenstraat. Straus, Rosenberg enz. Die werden zo op een keer allemaal opgepakt. We wisten wel dat ze naar kampen werden gebracht, maar niet dat het zo erg was. We hadden al wat verhalen gehoord van gevluchte joden uit Berlijn, die in het huis van Jan Lat (later Karnebeek) aan de andere kant van boerderij Geven zaten. Die hadden ook al een tijdje in een kamp gezeten maar waren daaruit gevlucht en naar hier gekomen. Ook die zijn toen opgepakt.

Tijdens de laatste paar maanden van de oorlog kregen we ook steeds meer te maken met evacué’s. Die kwamen uit frontgebieden of het niemandsland en trokken over Rees hier naar toe. Overal in ‘s-Heerenberg en omgeving werden ze ondergebracht, totdat ze een dag of wat later verder trokken. Dat werd geregeld vanuit de Maria-school, achter de Theresia-stichting. Dan werd alles op de tramwagons geladen, nadat de Duitsers alles doorzocht hadden aan bruikbare spullen. Een keer waren wij de Duitsers voor en ‘vonden’ we vier zakken gesneden tabak. Goede tabak. Eén zak hebben we laten staan en de andere drie hebben we ingepikt voordat de Duitsers ze konden innemen. Met roken hielden we ons staande. Als we niks anders hadden, haalden we zelfs boerenkoolplanten van ons landje (waar nu de Mariaschool staat hadden wij een moestuin) en legden die in de oven te drogen om wat in de pijp te kunnen stoppen. Na het bombardement op Arnhem werd onze winkel een opslagplaats van allerlei spullen die de Geallieerden boven Arnhem en omgeving hadden afgeworpen en wat door de Duitsers was ingepikt. Een Duitse luitenant sliep bij ons op zolder en ‘s nachts haakten wij de deur uit de hengsels en pikten ons een aantal sloffen sigaretten. Voor eigen gebruik, maar ook om mee te ruilen. Voor twee sigaretten konden we bij bakker Gunsing één brood krijgen. Toen het front steeds dichterbij kwam moesten wij vanuit het noodziekenhuis, samen met o.a. de vader van Bernard Dijkman en boeren uit Azewijn, met zes karren een ziekenhuis in Siebengewald leeghalen. Drie dagen zijn we onderweg geweest, helemaal over Rees. Daar kwamen we ‘s nachts al de Canadezen tegen. We kregen sigaretten. In de buurt van Groessen, dat toen ook al in een soort niemandsland lag heb ik samen met Gerrit Ebbing nog eens een dode koe opgehaald. Op een kar hebben we haar meegenomen en hier verder afgeslacht. Vanuit het noodziekenhuis moesten we eens meehelpen bomen uit het bos te halen voor de barricaden zoals bijvoorbeeld op de Emmerikseweg. We hebben het gepresteerd om een hele dag erover te doen om één enkele boom vanuit de Plantage tot bij Kok voor de deur te krijgen. De volgende dag hoefden we niet meer terug te komen. DE BEVRIJDING Ja en dan de bevrijding. Op Witte Donderdag vonden er de gevechten om de Eltenberg plaats. Vanaf de zolder van het klooster hebben we met een man of vier dat allemaal kunnen volgen. Beltman zei dat het niet lang meer zou duren totdat de Geallieerden hier zouden zijn.

Stolpersteine Kellenstraat / Molenstraat

68

Zaterdagochtend ben ik nog met de kruiwagen naar bakkerij Gunsing geweest om brood op te halen. Zij bakten voor het noodhospitaal. Vies, klef brood, maar we hadden tenminste wat te eten. De vader van Jopie Pennards zit


daar op de hoek en vraagt: “Hoe is ut an de grens?” “Binne 24 uur bunt ze d’r”, zei ik. We konden vanuit het klooster allerlei troepenbewegingen gadeslaan aan de rand van de bossen van de Speelberg. Ik heb met hem om een pakje sigaretten gewed dat we zondag bevrijd zouden worden. Heeft hij me ook netjes achteraf gegeven, toen bleek dat ik gelijk had gehad.

De zoon van burgemeester Nederveen, Frans, zat bij het Militair Gezag. In overleg met de paters werden er vrijwilligers gevraagd die de Canadezen wilden helpen. Ik heb me daar ook voor opgegeven. Bij de grens stond een vrachtwagen met uniformen en schoeisel. Voor het eerst sinds jaren droeg ik weer eens schoenen. We kregen een rood-wit-blauwe band om.

‘s Middags besloten we de Rode Kruisvlag uit een van de dakramen van het klooster te steken. Zo’n hele dikke paal met aan de top een oranje dop. Toen we die nog maar net naar buiten hadden gestoken, werd er meteen geschoten. Hiddema zei: “Doorduwen. Buigen of barsten. “ Toen de Rode Kruisvlag buiten hing was het schieten afgelopen. Ook bij het over de gangen lopen, aan de Emmerikse kant, moesten we gebukt onder de ramen door kruipen, anders hadden we kans geraakt te worden door kogels.

Toen het licht begon te worden zijn we met een jeep van de Canadezen door ‘s-Heerenberg en omgeving gereden om alle lijken op te halen van Duitse soldaten. In het Goor lagen er alleen al een stuk of 6. In de boerderij (waar nu supermarkt de Boer inzit) zaten in een hooiberg nog twee duitsers met een groot machinegeweer. Die hebben zeker nog doorgevochten tot een uur of 9/half 10 ‘s-ochtends. De Canadezen hebben daar een gepantserde vlammenwerper op afgestuurd en toen was het snel gebeurd. In ‘t Goor vonden we een Duitse soldaat, rechtop staande tegen een heg, met z’n geweer nog in de hand. Hij had precies een kogel door z’n voorhoofd, net onder de helm, gekregen. Die nacht zijn er trouwens nog wel meer ‘gesneuveld’, maar dan door de drank die de Canadezen hadden rondgedeeld.

Aan die kant waren ook loopgraven aangelegd door de Duitsers, net voor waar nu het tuincentrum is. Daar zaten nog een man of dertig. De meesten hadden er al best de balen van. We hadden er ook nog eens een dertig in de kelder van het klooster verstopt. Meer konden we er niet hebben, omdat alles vol lag en we ook niet wisten hoe de andere Duitsers er op zouden reageren en natuurlijk de ‘s-Heerenbergers. Ik zag uit een raam hoe een kapitein bij die loopgraven tegen die andere soldaten stond te schreeuwen en hoe er plotseling een soldaat op hem afkwam en de kapitein zo in z’n nek doodschoot. Meteen pakten de soldaten hun spullen en verdwenen ‘s-Heerenberg in. Zaterdagavond zat ik bij de grote ijzeren deur van de kelders. Ik denk dat het tegen een uur of negen, halftien was toen er op de deur werd gebonkt. Ik deed open en voor de deur stond een grote neger. Ik schrok me dood. Van pater Wouters hadden we geleerd altijd te zeggen: “I’m a Dutchman.” Maar hij wist dat hij in Nederland was. Meteen komen er al meer Canadezen aanlopen en uit de kelder kwam een pater die Engels sprak. Andere Canadezen liepen al om het klooster heen. Eén Canadees is nog doodgeschoten. Die was binnendoor gegaan en kroop aan de kant van de boomgaard (nu parkeerplaats) door een raam naar buiten. Andere Canadezen, die al op de Plantsoensingel stonden, zagen hem aan voor een vluchtende Duitser en schoten hem dood. Vroeg in de ochtend kwam het bericht dat de moeder van bakker Dijkman zwaargewond in hun kelder lag. Er was voor het kelderraam een granaat ontploft. Twee Canadezen gingen met ons mee, want we konden nog niet zomaar over straat lopen. We moesten door de barricaden die op de Emmerikseweg waren opgeworpen heen manoeuvreren en onder aan de Grintweg zagen we twee Duitse militairen brood zitten te eten. Toen die ons zagen schrokken ze zich rot en maakten zo snel mogelijk dat ze wegkwamen, alles achterlatend. Later is vrouw Dijkman aan de verwondingen overleden.

Over de Wetering was een Bailybrug gelegd en vandaaruit hadden de Canadezen zich weer verspreid langs de Wetering, richting Lengel (Zwarte Brug) Azewijn en Stokkum (Linthorst). Op eerste Paasdag trokken er constant troepen door ‘s-Heerenberg. Op tweede Paasdag werd het noodziekenhuis in het klooster ontruimd en werden deze mensen naar Huis Bergh gebracht. In het klooster hebben toen de Canadezen een hospitaal ingericht. IN BEVRIJD ‘S-HEERENBERG Ja en toen kwam ook de ‘ondergrondse’ naar boven. Er zijn hier nog wel NSB’ers opgepakt. Die hebben in de Marechausseekazerne vastgezeten of in het gildehuis in Stokkum, zoals ‘Gabbeltje’, een groentevrouw onder aan de Grintweg die met Duitse soldaten had verkeerd. Die moesten dan bijvoorbeeld het gras tussen de tegels weghalen of aaltputten leeghalen. De meeste mensen hier vonden dat maar grote flauwekul, Ze zagen ook wel dat heel veel zogenaamde ondergrondsen in de oorlog zelf schijthazen waren geweest en nu de grote man wilden spelen. (Latere?) Politieman Huls vroeg aan mij, het was nog oorlog en we zaten in kelder van het klooster, of ik voor hem melk wilde gaan halen bij Dorus te Boekhorst. Zijn vrouw had net in de kelder hun kind gebaard. Het was niet zo pluis buiten en dus levensgevaarlijk. Ik vroeg hem waarom hij zelf niet ging, maar hij zei: “Ik heb na de bevrijding nog en belangrijke taak te vervullen.” Bleek later dat hij bij de ondergrondse had gezeten, tenminste aan zijn oranje band te zien. Koeleman had aan de Plantsoensingel een tuin en daar stonden allemaal narcissen. Iemand is op ‘t idee gekomen om die af te plukken en aan de Canadezen te geven. Toen ze daarmee bezig waren kwam hij zelf eraan en was erg kwaad. Ze hebben hem toen ook maar meteen opgepakt.

69


Industriestraat 7, 7041 GD ’s-Heerenberg Telnr: +31314674020 info@sundaycopacking.com Oude Terborgseweg 261 - 7004 GZ Doetinchem Tel. 0314 - 323 825 - info@rozeboomautomaterialen.nl www.rozeboomautomaterialen.nl

De Copacker voor bijna alles! Machinaal / vol automatisch: • Sleeven • Krimpen • Ijzerwaren • Tray’s • etiketteren Handmatig: • Displaybouw • Ompakwerk

ULENPASWEG 2F6 7041GB ’S-HEERENBERG

Wij zijn: ○ ISO gecertificeerd ○ AGP Vergunning

Copacking and Logistic Services

AIR & OCEAN - WAREHOUSING - TRANSPORT

WE DELIVER W W W. MA I N F R E I G H T. N L 70


Een tijdje later werd vanuit Nijmegen in de Papaver het Commissariaat Noodvoorzieningen gevestigd. Die regelde alles wat opbouw betrof en gaven bijvoorbeeld aan wat opgeknapt of afgebroken moest worden, wie waar kon gaan wonen enz. Gerrit Körmeling was daar chef-kok. Mijn vader werkte daar ook voor. Daar heb ik gemeld dat er in het bos bij Emmerik een grote opslagplaats met materialen lag. Met een vrachtauto van de G.T.W. hebben we spullen opgehaald. Aan ons huis was ook nog een heleboel kapot en dus had ik een aantal pannen georganiseerd. Ik zei tegen m’n ‘baas’, een Limburger die met de Canadezen was meegekomen om hier het Militaire Gezag te vertegenwoordigen: “Ik kom een paar dagen niet, want ik moet thuis pannen hangen.” Maar dat ging niet door. Ik kreeg meteen een vrachtwagen om de pannen in Emmerik op te halen en een stel soldaten om de pannen thuis af te hangen. Met een dag was het gebeurd. Komt een paar dagen later wel een hoge piet van het Commissariaat - die er zelf natuurlijk beter van had willen worden - aan huis waar al die pannen zijn gebleven. Ik weet natuurlijk van niks (hij stond er zelf onder): “We hebben alles bij de Papaver neergelegd.” Sommige mensen van dat commissariaat controleerden trouwens streng. Ik weet nog dat we een varken hadden in een schuur op dat landje waar we ook onze moestuin hadden. Dat werd door iemand aangegeven. Wij snel dat varken naar huis gehaald en in de kelder onder de werkplaats gestopt. Daar hebben we hem nog een paar dagen gehad en toen hebben we hem geslacht. Even later kwam Polman uit Stokkum de vleesbonnen al ophalen, want we hadden zelf vlees. Daarnaast was er nog de C.C.D. (Centrale Controle Dienst) die met name de boeren controleerden. Dat vonden die niet zo fijn, want die wilden er zelf liever beter van worden. De Canadezen zijn ongeveer drie maanden hier gebleven en toen kwamen de Engelsen. Maar die hadden een ander systeem en waren ‘kniepers’. Daar kon je niet mee werken. Ik werkte toen inmiddels ook voor de C.C.D. en heb bijna anderhalf jaar lang regenpijpen en mastieken daken moeten repareren.

onthuld. Samen met Henkie Vet Vink (z’n vader, Heintje Vet, was NSB’er maar Henkie niet) hebben we nog een grap uitgehaald. Henkie had net een varken geslacht. Wij de tepels er afgehaald, in de chocola gedompeld en ‘s avonds met het buurtfeest netjes op tafel gezet. Op iedere tafel een schaaltje. Meester Schoevaars was de eerste. Ja. de bevrijding was wel een opluchting. Ik heb het waarschijnlijk toch op een andere manier meegemaakt omdat ik bij de militairen zat. We hadden van alles weer genoeg, want met wat ik kreeg van de Canadezen kon ik de hele familie onderhouden. In het voorjaar van 1946 kreeg ik een briefje dat ik me moest melden in Doetinchem voor de keuring. Ik moest als soldaat naar Indië. Daar ben ik geweest van mei 1946 tot 1950. Toen ik terugkwam uit Indië moest ik op het gemeentehuis komen en werd mij een onderscheiding opgespeld voor mijn verdiensten als lid van de dienst Luchtbescherming tijdens de Tweede Wereldoorlog. Toen hoorde ik ook pas voor het eerst wat ik nooit heb geweten. We moesten iedere week naar Doesburg. Daar zat een apotheker die de medicijnen verzorgde voor het noodziekenhuis. Op een witte fiets met rood kruis erop fietste ik naar Doesburg. Ik had dan altijd een doosje met recepten bij me. Dat bleken niet alleen recepten te zijn geweest, maar daarbij hebben ook altijd geheime gegevens gezeten voor de ondergrondse. Ik ben nooit aangehouden, behalve een keer in Wehl. Daar heb ik een half uur vastgezeten. Maar we hadden papieren van de Ortskommandant en van de SS. Zo heb ik dus zonder het zelf te weten meegeholpen in het verzet. Kupers noemt bij de inval twee gesneuvelde grenswachters. Bij het 22e Grensbataljon zijn inderdaad twee doden gevallen, waarvan één bij Beek (G.J. Hogeweg, zie aldaar) en één bij Didam, dus niet op Berghs grondgebied. Laatst genoemde was J.T. van Kekem, geboren op 12 januari 1920 te Tienhoven. Van Kekem is op 10 mei 1940 begraven op de NH begraafplaats in Didam en op 9 november 1977 herbegraven op het Militair Ereveld Grebbeberg in Rhenen, rij 10, graf 22.

In mei is er de eerste bevrijdingsoptocht georganiseerd. Daar moet je je niet teveel van voorstellen. Er was bijna niets om iets fatsoenlijks van te maken. Wij van het noodziekenhuis hadden ook een wagen gemaakt. Hulske Inasen had een wagen waarop een concentratiekamp was uitgebeeld. Hij is daarbij nog bijna verongelukt, want hij had zich een touw om de hals gedaan en is toen door de knieën gezakt. Iedere buurt had zijn eigen bevrijdingsfeest. Wij van de Kellenstraat en Gasthuisplein vierden het bij Ophuizen. Bertus Derksen, de schilder, had een vlaggemast gemaakt in rood, wit en blauw en had erop geschilderd: Wel gebogen, niet gebarsten! Dat is toen nog als monument

71


OORLOGSHERINNERINGEN THEET TIGGELOVEND Theodorus Martinus Tiggelovend werd op 13 december 1923 geboren aan de Krommestraat in Klein Azewijn als zoon van Arnoldus Johannes Tiggelovend en Gerharda Johanna Rikken. Op 23 september 2013 vertelde Theet in een interview over zijn oorlogsherinneringen. Het onderstaande verhaal is op basis van dit interview gemaakt.

NEERSTORTEN AMERIKAANSE BOMMENWERPER Op 4 januari 1944 stortte bij Vinkwijk een Amerikaanse bommenwerper neer. Het was prachtig weer; fris en heel helder met een mooie blauwe hemel. Theet was die dag bezig bij een bietenkuil. De bieten waren al eerder ingekuild, maar hij hield in die kuil van allerlei verborgen dat hij niet graag kwijt wilde, bijvoorbeeld koolzaadolie die hij zelf perste met een molentje van Bergia. Op een gegeven moment zag Theet op geringe hoogte een bommenwerper rondcirkelen. Hij schatte de hoogte op “drie kerktorens”. Langzaam draaide het toestel, groot en glimmend, een stuk of vier rondjes boven zijn hoofd. Het hing helemaal scheef en de buitenste motor van de rechtervleugel (vanaf de grond gezien) stond in brand. De vleugel met de brandende motor stak omhoog. Een van de vliegeniers stond op die vleugel en probeerde de brand in de motor te blussen. Het leek erop dat hij zijn parachute al had omgedaan. Interviewer Gerhard Pas heeft dit als jongen van acht ook gezien. Hij heeft zelfs twee mannen op de vleugel zien staan. Hij heeft ook kunnen zien dat ze met een band aan het vliegtuig vastzaten. Plotseling sprongen de bemanningsleden uit het vliegtuig. De meesten landden aan hun parachute bij Limbeek in de Lange Wei, maar de laatste kwam vlak bij Theet aan de grond. Het vliegtuig zelf stortte neer bij Thuis aan de Terborgseweg. Bij Limbeek stond een afweergeschut, waarmee nog op het vliegtuig geschoten is zonder het te raken. De Duitsers hadden het vliegtuigwrak al gauw afgegrendeld. Later hebben ze het gedeelte dat boven de grond uitstak, gesloopt. De man die bij Theet landde, had een soort zwemvest bij zich. Hij legde het neer en wees ernaar. Daarna liep hij naar de wei bij Limbeek, waar zijn kameraden waren neergekomen. Op het zwemvest stond de naam Freewald. Naar later bleek, heette geen van de bemanningsleden zo, maar er zijn natuurlijk allerlei redenen waarom een militair een uitrustingsstuk van een ander bij zich kan hebben. Theet heeft het zwemvest mee naar huis genomen. Later heeft een neef van hem – die inmiddels overleden is – het meegenomen. RIJDEN VOOR DE DUITSERS In de oorlog heeft Theet de naam van zijn vader gebruikt, de landbouwer Arnoldus Tiggelovend. Zij hadden een melkrit, wat inhield dat ze twee of drie keer per week de melk bij de boeren gingen ophalen. Op die dagen hoefden ze nooit voor de Duitsers te rijden, maar voor de overige dagen kreeg vader Tiggelovend weleens een oproep om met paard en wagen voor de Duitsers te rijden. Dan ging Theet in zijn vaders naam. Zo is hij onder meer naar Arnhem geweest om kolen of andere spullen te halen. Hout halen in het bos kwam ook voor, maar dat heeft hij weinig gedaan. Ook heeft hij moeten helpen bij de aanleg van wegen als daar paard en wagen bij nodig waren. De slakken die daarbij gebruikt werden, bracht de Gelderse Tram van de ovens in Terborg. Theet had tijd zat en deed alles, net als de anderen die moesten helpen, “geleidelijk” aan. Kort voor de bevrijding moest hij met een buurman naar Zevenaar om munitie te halen die naar een grote Duitse bunker tussen Eltenberg en

72


Stokkum gebracht moest worden. Aan een Duitse soldaat die daar met een kinderwagen met spullen liep, vroeg Theets buurman: “Gehen Sie auf Urlaub?” Maar Theet en z’n buurman mochten van de Duitsers niet praten, want, zo zeiden ze, dat konden de Tommies afluisteren en zo bepalen waar ze zaten. Even later, toen ze bezig waren de munitie de bunker in te dragen, vlogen de eerste granaten over hen heen in de richting van ‘s-Heerenberg en Stokkum. Zolang ze floten was er volgens de Duitsers geen gevaar, maar als ze blobberblubber gingen, was het beter snel op de grond te gaan liggen. Bij Dijkhuizen stond een Duits kanon om raketten mee af te schieten. Het behoorde tot de Einheit Becker. Deze eenheid had Theet een papier gegeven, waarop stond dat hij met zijn twee paarden te allen tijde beschikbaar moest zijn voor de Einheit Becker. Na afloop van elke rit kreeg hij altijd meteen contant uitbetaald door een Duitse soldaat die gewoon Jansen heette. Hij kwam van ergens vlak over de Limburgse grens en sprak goed Nederlands.

Theodorus Martinus Tiggelovend

Toen op een gegeven moment het Bergherbos onder spervuur lag, moest dat kanon naar het Stroombroek verplaatst worden. Bij Dijkhuizen stonden acht paarden in de schuur, maar die waren zo bang voor dat kanon dat ze al heel lang niet buiten waren geweest. Dus klopte de Einheit Becker weer bij Theet aan. Tijdens de rit met het kanon vlogen de kogels hem om de oren. Toen hij klaar was, zei de Duitse soldaat Jansen dat het de laatste keer was dat ze hem nodig hadden gehad. Theet heeft soldaat Jansen daarop gevraagd of hij dat papier mocht houden. Jansen zei dat hij daar eerst toestemming voor moest vragen, maar na een tijdje kwam hij het papier inderdaad aan Theet terugbrengen. Jansen is daarna vertrokken, hoewel Theet hem gevraagd heeft te blijven. Ze hebben elkaar nooit weergezien. Helaas heeft Theet het niet bewaard. Op dat papier stond dus dat zijn twee paarden in beslag waren genomen door de Einheit Becker, en dat heeft Theets leven misschien wel gered. Het was namelijk zo dat hij korte tijd later aan tafel zijn boterham zat te eten, toen er SS’ers binnenkwamen. “Sie müssen sofort Landminen fahren”, zeiden ze. Theet vroeg: “Sind Sie von der Einheit Becker?”, waarop hij zijn papier liet zien. Hij hoefde toen niet te gaan. Had hij wel moeten gaan, dan was hij in dezelfde groep terechtgekomen als Arnold van Schriek, die met een wagen vol mijnen en granaten een voltreffer heeft gehad. Daarbij is hij samen met drie escorterende Duitse militairen om het leven gekomen. DE BEVRIJDING In de weken voor de bevrijding lag ‘s-Heerenberg in de frontlinie. Heitkamp van het hotel is toen bij Theet gekomen met de vraag of hij voor honderd gulden zijn dure piano naar een bepaald adres in Terborg in veiligheid wilde brengen. Theet stemde in op voorwaarde dat hij ook nog een fles jenever kreeg. Vervolgens was het wachten op mistig weer, want de geallieerden waren heer en meester in de lucht en hun jachtvliegtuigen schoten op alles wat bewoog. Dat wachten duurde maar kort, want de geallieerde troepen ten zuiden van de Rijn maakten kunstmatige mist om hun voorbereidingen voor de oversteek van die rivier te camoufleren. Die mist dreef tot in Bergh. Heitkamp had echter de pech dat zijn huis de oorlog onbeschadigd heeft doorstaan, terwijl

73


het Terborgse huis waar zijn piano stond, werd vernield. Maar dat is gebeurd nadat Theet zijn honderd gulden en jenever al had gekregen. Kort voor de bevrijding waren er, behalve de beschietingen, ook andere aanwijzingen dat de geallieerden dichterbij kwamen. Toen Theet van de hierboven genoemde laatste rit voor de Einheit Becker naar Stroombroek terugkwam, zag hij verborgen in de hoge heggen rond de wei van Tervoert mensen staan roken. Hij vond dat maar vreemd, maar later heeft hij gehoord dat dat verkenners van de Canadezen zijn geweest. Verder was er een Duitse soldaat die met een stuk geschut van Etten naar Zeddam heen en neer reed en daarbij om de zo veel tijd stopte om een paar raketten af te schieten. Bij de steenfabriek waren toen al stoottroepen, die zijn positie doorgeseind hebben. Meteen daarna hadden ze hem al te pakken.

Volgens Gerhard Pas kan dit verhaal kan wel kloppen, want in Zeddam gebeurde dat ook. Een pantserwagen reed van de molen aan de Bovendorpsstraat naar het Majella en Limbeek en vuurde dan met tussenpozen in de richting van Emmerik. Dit moest de indruk wekken dat er behoorlijk weerstand verwacht kon worden. Bij de bevrijding van Bergh ‘s morgens op 1 april 1945 was er nog één Duitse soldaat bij de boerderij van Tiggelovend; een jongen van misschien veertien jaar. Hij lag drijfnat achter de schuur. Toen mensen van de Ondergrondse hem kwamen ophalen, begon hij te huilen en om zijn Mama te roepen. Voor de Ondergrondse hem meenam, heeft hij bij Theet nog goed te eten gehad. Op de vraag van de Ondergrondse waar zijn geweer was, antwoordde hij dat die in het water lag. Misschien dat hij daarom zelf ook zo nat was. Toen de soldaat met de Ondergrondse vertrok, gaf hij zijn helm aan Theet. Te laat bedacht Theet zich, dat hij hem om zijn naam had moeten vragen. Hij heeft hem nooit weer gezien. Zijn helm gebruikt hij echter nog elke dag als hij de kippen voert, zoals uit bijgaande foto’s blijkt. In de buurt van Theets boerderij liggen nog Duitse karabijnen en ander oorlogsmateriaal in de grond begraven, maar niemand heeft die ooit terug kunnen vinden. Ze liggen niet op het erf maar ergens in het weiland. NA DE OORLOG Na de oorlog nam Theet rijles. De mensen in de buurt snapten daar niks van, want ze dachten dat Theet zich toch nooit een auto zou kunnen veroorloven. Maar het geval wilde, dat Gerrit Dieker een andere auto kocht. Theet kon toen de oude auto overnemen, een klein Fordje. Zo had hij een paar dagen nadat hij zijn rijbewijs had gehaald, ook al een auto bij huis staan. Misschien dachten de mensen wel dat hij die betaald had met het geld dat hij had verdiend met zijn ritten voor de Duitsers. Theet heeft zelf gelukkig nooit oorlogshandelingen hoeven te verrichten. Dichter dan als lid van de Schutterij Wilhelmina is hij daar nooit bij gekomen. Hij maakte 35 jaar lang deel uit van het bestuur en is daarvoor onderscheiden. Toen hij in december 2013 zijn negentigste verjaardag vierde, had hij ook Duitsers uitgenodigd, maar er wel bij gezegd, dat ze dan niet met zoveel moesten komen als in mei 1940!

Verwoeste kerk Azewijn

74


KEEP THEM ROLLING 2015

75


Evenement wordt mede mogelijk gemaakt door

Franke

Grandcafé De Snor

Stadsplein 2 - 7041 JA ‘s-Heerenberg Tel. 0314-667131

GROOT ASSORTIMENT MONTFERLANDSE STREEKLIKEUREN

Azewijn | 0314 - 65 12 60

www.poelierkock.nl

Stadsplein 3 - 7041 JA ‘s-Heerenberg Tel. 0314-667352

76

Azewijn | 0314 - 65 12 60

Oude Doetinchemseweg 13A 7041 DA ‘s-Heerenberg - hubo.nl

Heinie Bosch


BEVRIJDINGS EN VREDESFEESTEN ’s-Heerenberg 24-25-26-27 Augustus

77


®

T H E T O TA L L I N K

Voor: Personal Trainingen STEEL Small Group Trainingen EFFICIENCY Pads Trainingen

TTL group ®

Bredesteeg 4 7041 GV ‘s-Heerenberg Tel: +31 (0)314 - 66 49 00 www.ttlgroup.nl

info@björgreessinkpersonaltraining.com 06-23331486

ONDERHOUD EN REPARATIE VAN ALLE MERKEN AUTO’S, MOTOREN, BEDRIJFSWAGENS, 45KM-AUTO’S, campers EN SCOOTERS

* APK * UITLATEN * AUTOBANDEN * TREKHAKEN RAYMOND ONDERHOUD EN REPARA TIETIE EN REPARA *ONDERHOUD MOTORBANDEN * AIRCO VAN ALLE MERKEN AUTO’S, AUTO EN MOTOR GARAGE

VAN ALLE MERKEN AUTO’S,

APK € 30,-

ULENPASWEG 2E2 MOTOREN, BEDRIJFSWAGENS, MOTOREN, BEDRIJFSWAGENS, tEL.: 0314 643227 45KM-AUTO’S, campers 45KM-AUTO’S, campers Incl. BTW mOB.: 06 13006196 EN SCOOTERS EN SCOOTERS * APK * UITLATEN AUTO EN MOTOR GARAGE * AUTOBANDEN * TREKHAKEN * APK * UITLA TEN RAYMOND TO EN MOTOR GARAGE * MOTORBANDEN * AIRCO

RAYMOND

* AUTOBANDEN * TREKHAKEN APKIncl. € 30,* MOTORBANDEN * AIRCO BTW

ULENPASWEG 2E2 tEL.: 0314 643227 mOB.: 06 13006196

LENPASWEG 2E2 EL.: 0314 643227 OB.: 06 13006196

APK € 30,Incl. BTW

Hotel de Lantscroon , Ook uw ‘Groene’ Hotel Molenstraat 12 7041AE ’s-Heerenberg 0314664157 www.hoteldelantscroon.nl

78


UIT HET DAGBOEK VAN DE PASTORIE 1942 Pastoor Galama en kapelaan van Rooijen overleden Op 26 juni 1942 werd pater Wouters bij de Gestapo in Arnhem ontboden. Daar vernam hij dat beide geestelijken in Dachau overleden waren. Een agent van de Gestapo dicteerde hem de tekst van het overlijdenstelegram.

Pastoor Galama Kapelaan van Rooijen

Pfarrer Galama ist am 20 Juni, 11 Uhr 37 an Atemlähmung bei Schlaganfall verstorben. Die Leiche ist eingeäschert. Sterbeurkunde ist beim Standesamt Dachau anzufordern. Kaplan van Rooijen ist am 16. Juni, 9 Uhr an Versagen von Herz und Kreislauf bei Darmkatarrh gestorben. Sterbeurkunde ist unter Beifügung von 60 Pfennig, jede weitere Urkundepro 30 Pfennig, beim Standesamt Dachau anzufordern. Pater Wouters ontving de overlijdensberichten met een stempel van Dachau. Op zondag 28 juni werd het bericht over het overlijden in de St. Pancratiuskerk voorgelezen. WE LEZEN VERDER IN HET DAGBOEK VAN DE PASTORIE: 28 juni: Een ijzige zondag. Pater Wouters beklimt de preekstoel om ’t martelaren-nieuws aan de parochianen mee te delen. Het woord is er uit. ’t Is alsof de muren der Kerk in elkaar schuiven. Een waar gejammer, een lange snikrilling stijgt op uit de dichtbezette banken. Nu weten de mensen het. Hun trouwe goede herder en hun ijverige kapelaan, zijn voor hen gestorven in een vreemd land, verbrand. Ze schreien. De vorige dag is pastoor Galama uit Deurningen op de pastorie gekomen. Meneer van Heek, de Dominee en vele anderen komen condoleren. ’s-Avonds gebeden voor de overledenen. De mensen staan tot op straat. Sinds de Kerkwijding is ’t niet zo druk geweest. Der kermis valt in ’t water, doch de burgemeester liet hem doorgaan. 29 juni: Gebeden voor de overledenen. De kerk is tot de uiterste hoeken bezet. 30 juni: Plechtige uitvaart van pastoor Galama en kapelaan van Rooijen. De kerk is overvol. 100 H.H. Geestelijken zijn present. Zelden zal een mens iets zo ontroerends meemaken.

MARTELAREN VAN ’S-HEERENBERG In de twee bovenste vakken wordt “vrijheid” weergegeven.

Kapelaan Reinier Hegge deelde, na zijn bevrijding, deze prent uit aan zijn familie en vrienden. Op de achterkant van dit plaatje liet hij drukken:

De vrijheid wordt gesymboliseerd door de kerk van ’s-Heerenberg met zwaluw en rechts het kasteel Huis Bergh.

Mijn dank voor Uw medeleven voor Uw medeleven, gebed en stoffelijke steun in deze moeilijke jaren 1941-1945.

In de twee onderste vakken wordt “gevangenschap” weergegeven.

Aan de linkerzijde wordt de afrastering van het kamp afgebeeld en rechts de cel waarin een gevangene met vermagerde handen in gebed zijn handen uitstrekt en opheft naar het huis van God. Het raam met de spijlen stelt een celraam voor. De zon straalt haar licht naar binnen en tekent de spijlen tot een kruis. Het kruis van de Heer geeft de gevangene moed en kracht.

R.H.F. Hegge kapelaan ‘s-Heerenberg

Nevenstaande tekening werd in juni 1943 in het kamp Vught gemaakt en vervolgens het kamp uitgesmokkeld. Op de tekening stond oorspronkelijk de kerk van Vught afgebeeld en het bos rondom het kamp. Dit is hier vervangen door de kerk en het kasteel van ’s-Heerenberg.

79


TUSSEN LEVER EN NIER Mimi Seegers-Klarenaar uit ’s-Heerenberg was op 10 juli 2013 voor controle bij de uroloog. Wat zij daar te horen kreeg, zette haar ertoe aan te vertellen wat zij als klein meisje aan het eind van de Tweede Wereldoorlog had meegemaakt.

In maart 1945 (ik was toen vijf jaar) moest ik met mijn moeder vlees brengen, (slagerij Klarenaar), naar het Gerardus Majelle-klooster in Zeddam over de Drieheuvelenweg. Terwijl we de laatste heuvel afliepen kwam er een granaataanval van de Duitsers. We werden beiden geraakt. Mijn moeder werd dwars door een voet geschoten en zij viel voorover met haar gezicht in het fijne grind (er was toen nog geen asfalt natuurlijk). Moeder had haar hele gezicht vol kleine steentjes. Er waren ook nog twee mannen bij ons in de buurt en die droegen ons naar de toenmalige veranda van “het Tolhuis” in Zeddam. De twee mannen (een heette er Bouwman) waren zo bang dat ze op hun buik voor een grote kast gingen liggen. Ons hadden ze op stoelen gezet tegen de binnenmuur aan. Op een gegeven moment vond mijn moeder dat ik er zo witjes uitzag. Ik vertelde haar toen dat ik zoˈn pijn in mijn rug had. Ze tilde mijn jas op en zag tot haar grote schrik dat ik helemaal onder het bloed zat. Ze hadden mij rakelings langs de longen geraakt met een granaat en aan mijn rechterbovenbeen had ik een grote wond met een stuk granaat erin. Mijn moeder is in ˈs-Heerenberg naar het toenmalige ziekenhuis (St. Theresia Stichting) gebracht en men heeft mij naar het ziekenhuis in Doetinchem gebracht. Hoe ik daar gekomen ben weet ik niet meer, omdat ik toen het bewustzijn ben verloren. Daar heb ik toen enkele weken gelegen en bij elke hoorbare luchtaanval vloog ik het bed uit en ging naast de deur staan. Dat mocht natuurlijk niet en toen heeft men mij vastgebonden. Ik zou toen ook een ernstige nierbloeding hebben gehad en mijn ouders vreesden voor mijn leven! Ik ben opgehaald uit het ziekenhuis met een door mijn vader gehuurd koetsje met koetsier. Mijn vader en onze toenmalige dienstbode (Diny Koops) zaten bij mij in het koetsje, omdat ik vreselijk bang was en trilde als een rietje. Ook mijn vader en Diny waren vreselijk bang. De luchtaanvallen hielden maar niet op. Daardoor moest de koetsier zijn weg in het donker zien te vinden. Dat ik één granaatscherf in mijn lichaam had wist ik, maar toen ik op 10 juli 2013 voor controle bij de uroloog kwam (ik had nierbekkenontsteking en nierstenen en die moesten eruit) ontdekte hij nog een granaatscherf. Netjes ingekapseld, tussen de lever en de nier, zodat hij er nog steeds in zit. Misschien heb ik nog wel meer oorlogssouvenirs, maar omdat er nog geen röntgenfoto’s van mijn hele lijf zijn gemaakt, weet ik dat niet.

80


DE MOEZEKÖTTEL Een stuk oorlogsgeschiedenis van Megchelen De Moezeköttel is een gerestaureerde en authentiek ingerichte noodwoning, die in enkele jaren tijd is uitgegroeid tot een begrip, met zelfs internationale allure.

Het kleine (misschien wel het kleinste) openluchtmuseum staat in het buitengebied van Megchelen en geeft een beeld van de situatie, waarin veel inwoners verkeerden direct na de tweede wereldoorlog. Van 1945 tot 1967 bood de woning, met slechts één slaapkamer, onderdak aan 3 verschillende families, waaronder een gezin met 3 kinderen.

De voor dit doel toegevoegde karloods, doet dienst als bezoekersruimte en infocentrum, waar men desgewenst consumpties kan nuttigen en waar goede sanitaire voorzieningen zijn. De Moezeköttel is tegenwoordig een gewilde pleisterplaats voor fietsers en wandelaars. Er zijn 4 grensoverschrijdende fiets- en wandelroutes ontwikkeld, verkrijgbaar in onze cadeaushop of te downloaden. Groepen kunnen op afspraak worden rondgeleid. Met het educatieve karakter maakt het project ook onderdeel uit van de Liberation Route. Bovendien zijn er lesprogramma’s ontwikkeld, bestemd voor het onderwijs in Nederland, zowel als in Duitsland. Kortom: De Moezeköttel vormt een levendig geheel, met een nostalgisch karakter, waar men graag naar toe komt.

81


Cool, origineel en persoonlijk Relatiegeschenken van SeeYou Pastoor van Sonsbeeckstraat 3 | 7039 AG Stokkum | 0314 - 700 585 | www.seeyou-media.com

TERRASOVERKAPPINGEN GLAZEN SCHUIFWANDEN

WWW.BYENHOF.NL

82

ROLLUIKEN ZONWERING

GARAGEDEUREN

Camping De Slangenbult is een gezellige familie de voet van de Hulzenberg, die met zijn 82,4 me ste ‘toppen’ van het Bergherbos is. Camping De Slangenbult is een gezellige familiecamping aan te danken aan de ha De naam heeftgelegen de camping de voet van de Hulzenberg, die met zijn 82,4 meter een van de hoog- hazelwormen werde veelvuldig voorkomen.Deze ste ‘toppen’ van het Bergherbos is. gezien voor slangen. Naast de zeldzame hazelw De naam heeft de camping te danken aan de hazelwormen die hier hagedis hier thuis. veelvuldig voorkomen.Deze hazelwormen werden vroeger vaak aan-stad ‘s-Heerenberg, be De gezellige historische gezien voor slangen. Naast de zeldzame hazelworm is ook de zandmooiste kastelen van Nederland; kasteel Huis B hagedis hier thuis. van de camping gelegen. Door zijn unieke liggin De gezellige historische stad ‘s-Heerenberg,perfect bekend om eenvoor van fietsde en wandeltochten en startpunt mooiste kastelen van Nederland; kasteel Huis Bergh, slechts land doen is een must.2,5 km van de camping gelegen. Door zijn unieke ligging is de camping een perfect startpunt voor fiets- en wandeltochten en is een dagje Duitsland doen een must. Camping De Slangenbult

Camping De Slangenbult Familie Wijnands St. Isidorusstraat 12, 7039 CW Stokkum T. +31 314 662798 E. info@deslangenbult.nl I. www.deslangenbult.nl

Familie Wijnands St. Isidorusstraat 12, 7039 CW Stokkum T. +31 314 662798 E. info@deslangenbult.nl I. www.deslangenbult.nl


RADIOBERICHT

83


Vri-jheid Waorum marcheer gi-j nog, olde man Met op ow uniform getungel as aandenke aan moed Waorum marcheer gi-j nog, veteraan En loop-ie jaorluks egals met in de zwiegende stoet Waorum he-j ‘n droevige glans in ow oge Wat lut ow niet meer los Waorum kiek-ie geboage naor de grond A-j de muzieknötte heurt van The Last Post Za’k ow ’s efkes uutlegge, mien kleine jong Waorum ik mien medajjes en vlegskes heb opgespeld Za’k ow ook ’s uut de duuk doen, mien lieve jong Waorum ik mot huule um ied’re umgekomme held ’s Nachs komme duk weer die beelde As in ‘n nachmerrie trug in mien kop Al die kammereû-j die eûrlie lève gave Al die ontroosbare olders, die nog altied wachte op... Parachutestof leit as ‘n grafkleed eûver al die helde ID-plaatjes eûveral verspreid, diep in ‘t zand ‘n Toekomsdroom den in één klap niet meer telde De helme op de grave; dat beeld geet nooit meer aan de kant Mien jong, gi-j vraog mien waorum ik hier paradeer Um alles wa’k mien eiges kan herinnere, al raak-ie d’r nooit aan gewend Buute al die verloare gegaone talente, ik zeg ‘t nog maor ‘n keer Haggi-j de waarde van onze vri-jheid nooit gekend

Bron: Joop Boxtart Bewerking: Hans Geers

84


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.