De Achterzijde

Page 1

Asia Levina-Hait

de achterzijde


2

2


3

3


4

Inleiding. Ieder mens beleeft Kunst op zijn manier. De lezer van een literair werk zoekt een spiegeling van zichzelf. Muziek die vooral een brede binding met andere mensen schept wordt toch persoonlijk beleefd.Zo iets speelt zich af bij het bekijken van een schilderij. Hoe langer men kijkt, hoe persoonlijker een verhaal zich opbouwt rond het schilderij en hoe rijker de fantasie openbloeit. De Israëlische auteur Asia Levin-Hait, afkomstig uit Uzbekistan, heeft haar fantasieën neergepend die ze bij een aantal gekende schilderijen heeft beleefd. Asia Levin-Hait is schrijfster van talrijke boeken in het Russisch en is vooral bekend in Rusland en Israël alwaar ze lid is van de 4


5

schrijversbond. Het werk van Asia Levin-Hait werd uit het Russisch vertaald door de kunstenares Svetlana Tagirova uit Koksijde, die hierbij de hulp kreeg van Ronny Verlet en wijlen Marcel Steen, beiden uit Koksijde.

Svetlana Tagirova

Asia Levin-Hait

Copyright: Svetlana Tagirova en Asia Levin-Hait. 5


6

6


7

Inhoud. Pablo Picasso Kazimir Malevich Edgar Degas Henry Matisse Mark Shagall Henry de Toulouse-Lautrec Vrubel Michael Valentin Serov Sandro Botticelli Pablo Picasso Auguste Renoir Vasily Maximov Vasily Vereshchagin

De Absint liefhebber. Zwart Vierkant/ Dans klas. Fruit, bloemen, panno “Dans�. Wandklok met blauwe vleugel. Boven de stad. De Zwaan. De Demon. Sacha en Miky De geboorte van Venus Meisje op de bol. Dans in het dorp, dans in de stad. De tijd van toen. Poort van Tamerlan. 7


8

Pablo Picasso

De Absint liefhebber In de zwart-witte alsem steppen groeit een onuitroeibare en levenskrachtige plant met laag ingesneden bladeren, Alsem geheten. Bij het diep inademen van zijn bloemen kan men voor eventjes wegdromen naar ergens heen, en afwezig zijn tot –abscence. En een gevoel krijgen van zaligheid. Maar wanneer je een aftreksel met alcohol maakt, krijg je een drank – absintalsem. Absint. Mijn leven is zoet als alsem. Zo bitter als gal. Wat een gelach! Zoveel tranen! 8 Dat is het leven.


9

Absint in het glas Het glas op de tafel. Ik ben aan de tafel. Wij zijn samen zoals vroeger in het circus. De zoetheid van de overwinning. Op zichzelf . Op de tijd. De snelheid van het verlies. Alsem van scheiding. Trapese onder de koepel. De koepel zoals de hemel. Ups! En wij zijn samen. Hand in hand. Betrouwbaar. De Sprong ! In het Ijle ! De trede in de Lucht ! Jij bent op de juiste plaats. Alles is kalm. Ademtocht van publiek. Wij zijn in leven. Wij zijn samen. 9


10

- Absint !

Alstublief ! - Madame ! Het is zeer sterk madame. Misschien volstaat dit... - Wat zeg je me nou, jongen ! Ik hou van deze bitterheid. Ontneem het mij niet. Dames en heren ! Wij beginnen ! Maak u gereed. Ups ! Bij de sterren ! Voorbij de tafels, koffers, Voorbij de vodden en vuil ! Voorbij verdriet en tranen ! Ups ! Muziek ! Rustig blijven dames en heren ! Wij komen terug ! Wij zijn al hier. Maar hij is nog altijd in de vlucht. “ ik hou van je “ ! 10


11

Kijk ! Vernauw uw ogen zoals ik, en u ziet het meteen. Hij vliegt als een vogel en slaat zijn armen uit. En rondom schittert alles ! En hoor je hoe hij roept ? “ ik hou van je “ ! Het is over mij, dames en heren. “ Hou ! Wacht ! “ Voila. Ik wacht op – alsem geluk. Absint – vreugde. God’s boom –alsem. Nog een glas ! Dat doet deugd. Omvat jezelf zo sterk dat je niet meer kan ademen.

11


12

En star kijkend in de verte... Ah ! Zou ik in dit veld van witte alsem binnen komen; En er alle bloemen van herinneringen plukken. Op jullie gezondheid, madame, monsieur ! Een gecondenseerde lucht absorbeerde in zichzelf alle kleurengamma’s van onverhankelijke herinneringen en verwachting van het onvervulbare... Welke dag is het vandaag ?

In oktober 1915 werd absint in Frankrijk nadrukkelijk verboden voor verkoop.

12


13

Andere werken van Picasso:

13


14

Kazimir Malevich

Zwart Vierkant JA ZWART BEN IK en niet gestroomlijnd Scherp zijn mijn hoeken Ik ben een product uit bewondering en spot men veroordeelt mij verbaast mij en verslikkend van verrukking, brengt men mij naar de hemel... Rondom mij is alles wit, maar ik... Zwart ben ik! Vierkant. Daarmee is alles gezegd.

14


15

Daarmee is alles gezegd. Ik ben het concentraat van de Nacht en het toevluchtsoord van de Sterren! Ik ben de dichtheid van het Geheim en de kleur van de Smart! Ik ben de schaduw gehangen boven de Planeet en afgerond met gegraven Aarde. Over mij wordt gezegd: ik ben vrij van verbintenissen Geheimzinnig – prachtig! Onafhankelijk – en onweerstaanbaar... Zonder afwijking ben ik... Toen het meisje lang en aandachtig bekijkend

Zat plots op een groene tak en het onverwachte 15


16

voer een schok door mij heen. Hoe durft ze‌ Wat was haar bedoeling? Versieren? Waarom? Om te verlevendigen? Wie vroeg het haar? Het brengt me alleen maar in de war. Maar als ik van wie langsloopt een gedachte kan lospeuteren, dan ben ik niet zonder doel geboren. Ik ben kwadraat! Kwadraat niet een of ander kwadraat ‌ Ik ben er en ik zal er zijn 16


17

17


18

Edgar Degas 1834-1917

Dans Klas

18


19

Monsieur Valéry stond in het midden van de zaal en plaatste zijn benen uit elkaar in de tweede danspositie. Hij steunde op een lange stok die hem tijdens de repetitie diende als staf. Zijn hoofd achterovergegooid, monsterde hij met een blik de hele zaal die volstroomde met leerlingen. Valéry, Ms Valéry was verontwaardigd en probeerde alles op alles te zetten; alsof er iets gebeurd was. De meisjes dansen slecht. Ze horen niets van de muziek. “Batman” is te laag uitgevoerd. “Pas de chat” –ongehoord! En zonder “passion” wens ik niets te zeggen! Ook op dit moment luistert niemand naar hem. Alleen Jeanette staat als een beeld gereed in de derde positie. Mooi is dat. Ze doet alsof alles haar interesseert. Wel, hij zal zich ook voordoen alsof hij haar gelooft.

19


20

Valéry is moe. Veertig jaar herhaalt hij hetzelfde. “Hoger Batman! Spaar jezelf niet! Hoofd omhoog! Handen! Uw handen zijn vleugels”. Maar zij luisteren niet. Elke dag verandert Sofie de lenten. Momenteel is ze bezig met hetzelfde. Dan zwijgen we nog van de pijn in zijn hart wanneer hij haar handen ziet – ze zal het nooit verstaan. Valéry begint opnieuw te praten over de fouten van de huidige repetitie. Over het feit dat de tutu niet het belangrijkste is, maar wat eronder steekt. Hij bedoelde vanzelfsprekend de geest, de meisjes proesten het heimelijk uit van het lachen, maar het werd helemaal droevig. De techniek van de ballerina - vervolgt Ms Valéry, - dat zijn haar benen, maar de geest van de ballerina... - Haar handen! – vervolgden eendrachtig de meisjes in koor. 20


21

Dat hadden ze uit het hoofd geleerd. Ms. Valéry werd stil. - Het werd stil in de zaal. – Ik denk dat het tijd wordt om op te houden met de aanwezigheid van een kunstschilder tijdens onze dansoefeningen – besloot hij uit wraak: – Ik schaam mij voor jullie. Op de schilderijen van de heer Degas staan jullie zo buitengewoon afgebeeld. Nu eens “Blauwe dansers”, en dan weer “Rose”, daar. Sofie ziet er helemaal anders bezield uit, dan in leven op het podium. Sofie heeft eindelijk de band bij elkaar gekregen en begeesterd; - Nietwaar Edgar!, ‘t is te zeggen, heer Degas zei dat ik er op sta zoals ik in het leven ben. Ze boog het hoofd, verplaatste haar been en strekte de punten van tenen tot het uiterste. - Goed, - dacht Valéry, maar hardop zei hij: - Sofie! De benen zijn ons instrument en moeten met zorg gebruikt worden, maar niet omvormd worden tot een... pook. Sofie snikte in tranen. 21


22

Valéry heeft nog steeds in herinnering hoeveel verborgen bittere tranen hij heeft vergoten terwijl hij zijn Debut voorbereidde. Hij vloog over de scène als een jonge Faun, draaide grote pirouettes en voerde ondenkbare steunpassen. Maar toch bonkte madame Natalie met haar stok op de grond en schreeuwde : Valéry! Wat heeft u toch! Kan u eindelijk niet met uw benen maar met uw ziel opvliegen hoog boven alle realiteit? Hij herinnerde het zich goed, en zijn leven lang trachtte hij op te vliegen tegen deze of een andere realiteit. Het lukte hem niet altijd dit te krijgen. Mary heeft hem te vroeg verlaten, terwijl er nog steeds geen kinderen waren, daarom heeft hij alles wat hij in de loop der tijden in het hart bewaarde, doorgegeven aan zijn leerlingen.

22


23

En zo lijdt hij eronder als ze het niet willen aannemen. - Anne! Anne! Jochie ! Ze is jonger dan de andere, maar zo graag groter, wijzer en mooier. En voilâ, ze klimt op de vleugel en, o God, met zelfvergetelheid krabt ze haar ruggetje! En dit is dan alles, ... na dit zo uitgebreid gesprek over gratie! Bij de artiest de heer Degas werden ze allen doodstil en waren als belichaming van lucht, licht en droefheid, maar nu –voila, deze rug... En toch mooi gebogen, bijna zoals Ivette, dacht Valéry, maar zei dit hardop: denk je niet de Vleugel voor iets anders dient! Het meisje schrikte op, sprong naar beneden en zei zachtjes: “Ja, meneer. Ik had ongelijk”. Met verwondering merkte meneer Valéry op welke manier zij antwoordde. Alleen Ivette, met wie hij zoveel jaren samen had gestudeerd, en bloemen, en applaus had gedeeld, mocht op zulke manier antwoorden. 23


24

“Enfant terrible” – noemde men haar, of “Stralende Ivette” – ze was onthutsend, sterk getalenteerd. Het deed de adem stokken. Met haar sprongen en haar viertige fueté! Maar binnen in haar zat toch een duiveltje, ze was onvoorspelbaar. Voor elke opmerking werd het hoofd onveranderlijk gebogen, haar nogal lange wimpers trok ze omhoog en in engelen stem sprak ze: - Ja, meneer, ja, mevrouw. Ik had ongelijk. Bij het zien hoefde niemand iets tegen haar te zeggen. Zoals ze improviseerde op het podium, bracht ze eerwaardige balletmeesters tot verrukking. Er werd haar een bijzondere toekomst voorspeld. Haar naam werd met klemtoon uitgesproken. “O, Ivette!” Maar van haar hoorde je enkel: “Ja, meneer. Misschien had ik ongelijk.” En ze verdween. Ergens heen. Helemaal. In de klas zweefde een blauwe grijze atmosfeer, zoals op de doeken van meneer Degas. 24


25

Valéry slaakt een zucht. Plotseling bedenkt hij zich en richt zijn gedachten naar het meisje en met nog meer kieskeurigheid vraagt hij: “En nu, Anne, zegt u me even, wat voert u uit in de derde figuur?” “Do-zo-do” veranderde plots in “pas de chat” en u houdt de handen zo als een arabeske! Wie heeft u deze wansmakelijkheid bedacht? - Ik zelf, meneer. Valéry glimlachte. Zelf? Zo iets kon alleen Ivette bedenken – dacht hij hardop.

25


26

Henry Matisse

1869-1957

Fruit, bloemen, en een panno “Dans”.

Verzonken in gedachten stond een kom op de tafel en bemerkte een vaas vol bloemen. De kom was oud en al lang woonde zij in dit huis. Vandaag heeft men hem op de tafel gezet, gezien er teveel bloemen waren en die niet pasten in de vazen. Niet ver van de kom, ook hier op de tafel stond een doosje – kistje. Kom kende die nog uit zijn jonge tijd. Het stond alleen. Iedereen sliep in het huis. Alleen jongens op het wandtafereel glijden til in de rondedans door de eindeloze kring.

26


27

Alleen de jongens op het wandtafereel glijden stil in de rondedans door de eindeloze kring. Rusteloos, en zonder enige reden niet gekleed. Ze dansen zonder einde in de schijn van vlammen; ze hebbben geen koud in de winter en ook in de zomer was het niet te warm. Arme naakte wichtjes... – slaakte de vaas met een zucht. Ja, het spijt me voor de kinderen – sprak ze hierbij en nodigde de andere bewoners van de tafel tot een gesprek. Het kistje fronste haar gezicht en sloot zich nog meer op. De kom vat met niet groot enthousiasme de dialoog aan. - Waarom moeten wij dit thema naar voor brengen? Gekleden, niet gekleden... Hebben wij dan niets meer om over te praten? 27


28

- Jawel – akkoord. Dat hebben wij.; en ze wijst met een bloem op enige afstand in de verte het doosje aan. Ze zwijgt. Want ze heeft iets te verbergen. De bloemen giechelen geheimzinnig.. “ Ze heeft iets te verbergen”. Een of ander juweel dat flikkert en dat is alles. En ze zijn helemaal reukloos. De kom schikte zijn boeket en schommelde de bloemen verwijtend door elkaar. Jullie hebben hier niets te maken. Daarom bemoei u niet met zaken die niet nodig zijn. - Maar het is nodig! Nodig! Wij hebben belangstelling voor ritselende bloemen in de vaas en de vaas ondersteunt dit geritsel: - Waarom is alles open? Is alles over iedereen bekend? Ze zwijgt. Ze is gesloten. Waarom? 28


29

De bloemen in de kom – grote witte kamillen gelijkend op zonnebloemen, vertellen vertrouwelijk aan hun buren: Wij hebben gezien hoe de huismeesteres dit doosje in haar handen vast klemde. Ze streelde het doosje en drukte het aan haar hart. Daarom moet het iets kostbaar zijn. - Geld – zei de kom treurig. – Geld. - Mensen houden er veel van. En ook van kostbaarheden . De bloemen in devan kommensen – grote witte kamillen gelijkend op baaren zijn. - Weet je veel – zei een van de bloemen draait

verder.

- Geld –zei de kom treurig. – Geld.

- Jawel, ik weet veel - Stilte zei de kom. Hoe dan ook... Een jongen schreeuwt vrolijk en zet het op een lopen: “Wij zijn verschillend, verschillend! Zei je dat niet? De deur knarst zacht en alles rondom wordt doodstil. 29


30

Een vrouw komt geluidloos de kamer binnen gestapd. Ze komt aan de tafel. Ze schikt de bloemen in de vaas. Ze schuift de kom lichtjes aanrakend opzij; en houdt haar hand gestrekt naar het doosje. Het doosje opent zich. Op de bodem ervan liggen de brieven. De vrouw neemt ze en drukt ze aan haar borst. Niemand weet hoe lang dit duurt. De kom is in gedachten verzonken, de vaas kan haar ogen van haar niet afhouden, de bloemen laten hun hoofd lichtjes hangen. De jongens worden doodstil. Graag hadden ze de rondedans uitgevoerd, maar ze vrezen deze buitengewone stilte te verstoren. Zorgzaam legt de vrouw de brieven in het doosje, doet het dicht en streelt het met haar hand alsof ze afscheid wil nemen en ze gaat even geruisloos terug. De jongens op het schilderij met de handen ineengestrengeld, lonken naar elkaar en gaan vrolijk door met hun eindelose dans. 30


31

31


32

Mark Shagall

1887 -1985 Wandklok met blauwe vleugel. Boven de stad.

“Tientallen jaren van mijn omzwervingen in de hemel toonden mij de ware gebeurtenissen op aarde.� M.Shagall.

Boven de stad. Malka stond bij ’t venster en keek naar de hemel. Want doorgaans, was er niets meer te zien in de stad. Scheefgezakte huisjes, verzakte borderessen, geiten die om een of andere reden van het een naar het andere huiswaarts liepen. De hanen zitten op de schuttingen. Om een of andere reden waren ze hoogstaander dan de kippen in de stad. 32


33

Een klein kapsalon, vele uurwerkmakers. “Met welk doel zoveel uurwerkmakers?” – dacht Malka, terwijl ze naar de wolken keek. – De tijd die gewoon vliegt. Malka stelde zich het horloge voor met vleugel. Niet twee, maar met enkel één blauwe vleugel. Van de ene kant een slinger die de tijd voortstuwt, van de andere zijde een vleugel als van een echte vogel. Maar groot. De horloge is groot, en de tijd is ook niet klein. In haar dagdromen stelde ze zich voor dat het mogelijk is de lopende tijd vast te houden.

33


34

Malka hoorde niet hoe hij binnen kwam en riep stilletjes: - Maria! Ze draaide zich en slaakte een diepe zucht: - Mischenka! Zijn naam was Mischa, Moischele, Mischatje, Mischenka, Moelja; maar moeder noemde hem Moesiek en ondertussen voegde ze toe in het Idisch: “Mein lieve ingele met blauwe ogen”; vanwege het feit dat zijn ogen als de hemel waren, waarop Malka zo graag keek. Ze strekte haar handen uit, boog haar hoofd en haar mooie zwarte haren vielen op haar gezicht en bedekten een oog. Haar andere oog fonkelde van bovenaards licht. - Moischele mijne! Maar ik wacht op je en altijd denk ik hoe spijtig het is dat mensen geen vogels zijn. Waarom lopen wij op aarde en vliegen wij niet? En precies hier worden de woorden toegevoegd: - Ja zeker, je hebt gelijk. Het stikt hier op de aarde van de zorgen! Iedereen te eten geven, iedereen in bad stoppen – ze verzuchte en keerde terug naar het venster. 34


35

Moische keek naar haar en begreep dat op de ganse wereld zo mooi niemand kan zijn als zij. Haar naam was Maria, Miri, Malka, Moelja, maar moeder noemde haar Moesenka, mijn sterretje. Moische kon geen woord uitbrengen. Het scheen hem dat indien hij luid zou spreken, er dan zeker iets gaat gebeuren: gaat ze plots verdwijnen of wordt de bodem ingeslagen of barst het onweer los. Daarom staat hij roerloos. Er hing een soort stilte zodat men kon horen hoe de krekel tjirpt of ergens een viool speelde. Waarschijnlijk is het rabbi Josele. Speelt mooi. En staat ze aan de grond genageld. 35


36

Malka hoorde zijn adem en durfde niet bewegen. Het scheen dat, indien ze haar hoofd draait of hand opsteekt, er iets buitengewoon zal gebeuren. Gaat hij plots verdwijnen of wordt de bodem ingeslagen of barst het onweer los. En staat ze aan de grond genageld. Op dit moment mekkerde onder het venster Fenka, de geit van haar buur, en begon de geraniums op te eten, die zij slechts gisteren nog bewonderd hadden... Malka schrok op uit haar gedachten: “Pssst! Foei, Fenka!” – schreeuwde ze en op hetzelfde moment begreep ze, dat alles voorbij was. Malka keek achterom. Moische was nergens te bespeuren. - Moische, liefde! Dit wilde ik niet! Wees zo goed, a.u.b., toon je terug! –smeekte Malka. - Ik doe dit niet meer. Laat deze geit alle geraniums opeten! Waar ben je? 36


37

En hij verschijnt opnieuw. Het is precies zoals in een sprookje. Eerst als een spiegelbeeld, daarna op de vensterbank. Hij kon dat. Hij was er vroeger al geweest. - Wil je, ik toon je onze stad? Ons huis? Wil je? - Hoe is dat mogelijk? – verbaasde zich Malka. – Van deze plaats? Van op de vensterbank? Moische schudde met het hoofd: - Neen, een beetje hoger. Reik me jou hand Maria. Wij zijn samen! En, O God Almachtig, ze stijgen op van de vensterbank... - Kijk! Kijk! – zegt hij, terwijl hij hoogte wint en sterk haar hand vasthoudt, - daar ligt onze stad Liozno! Het licht viel vanuit de hoogte en belichtte zacht het plaatje.

37


38

- God Almachtig! –fluisterde Malka – hoe klein is ons huis. Daar loopt ons hondje, en de molen lijkt precies een speelgoedje te zijn... Het is een mirakel, dat je mij hebt meegenomen! Kijk, onze opa klimt, zoals gewoonlijk, op het dak en gaat gehurkt op de schoorsteen zitten en eet met volle teugen een knisperend worteltje. Toen vlogen ze boven de stad, boven de horlogemakerijen, boven de molen, de hanen en de geit Fenka. Ze vlogen en achter hen vloog de viool van Rebe Josele.

38


39

39


40

Henry de Toulouse-Lautrec

1864-1901

“ Stilte, heren ! Toulouse-Lautrec, de grote schilder is aangekomen.” Bruan. “ Red de oehoe “ – dit telegram zet alle prefecturen van Parijs in rep en roer. De woorden “ grand duc “ in het Frans betekenen zowel uil als Groothertog , en je schrijft deze woorden op dezelfde wijze. Er ontstaat paniek bij de politie. Wie moet gered worden? Welke groothertog? Naderhand kwam het aan het licht dat Groothertog Alfons zijn oehoe in zijn gesloten appartement in Parijs vergeten was. 40


41

Ook nu wandelde hij met een aalscholver aan een riem terwijl zij allen bleef zitten in het halfvolle kasteel bij een kop koffie met alle uiterlijke schijn verloren. Ogenschijnlijk, gewoon een vrouw met een hopeloze blik terwijl bij haar de beelden van haar leven voorbijvliegen Gravin Adèle, geboren burggravin de Lautrec, normal gezien de vrouw van haar neef graaf Alfonse de Toulouse; en echte moeder van artiest HenryMary-Raymond de Toulouse-Lautrec; of in kaart – Treklau zoals hij zelf had bedacht. Om zijn echte en waardige familie niet te besmeuren; “Trelau” ! De ouders waren tevreden…

41


42

Daar ergens in een toren van het kasteel Malpomé, badend in het groene lover en begroeid met klimop, liepen vijf nonnen geluidloos op en af die de gravin in dienst had genomen om te bidden voor de gezondheid van haar enige zoon, haar pijnen en haar zonden; voor haar “kleine schat” – zo noemden ze hem allemaal tijdens zijn kinderjaren. Hijzelf somde alles lispelend op en splitste de woorden: Tec-ni-ek van de waanzin.” De gravin zat zonder enige beweging stil voor een kopje thee terwijl ze luisterde naar zijn bruske lach soms lijkend op geweeklaag. Zijn ongedurigheid darenboven met een kruk; zijn verwezenlijking van alles wat hij aanpakte; “tech-ni-ek van het plezier” zoals hij zou zeggen. Ze durfde niet te bewegen uit vrees om de droombeelden van zijn kindertijd niet te verstoren, want onmiddellijk zouden andere in hun plaats komen: vallen, breuken oplopen en in het gips terechtkomen… 42


43

De gravin sloot haar ogen en onmiddelijk kwam voor haar een “klaagmuur” in zijn huis. Op deze muur werd altijd de bevroren groei van haar eersteling aangeduid. Kan men het haar verwijten dat ze al wat mogelijk en niet mogelijk is, gedaan heeft om hem uit de handen van het meedogenloze lot te trekken. Maar hatelijke “Montmartre” pakte hem af dag na dag, jaar na jaar. De gravin speurde de kamer met haar ogen af. Wat is het hier mooi maar eenzaam! Henri was meestal niet thuis. Niets hielp hem. Ze namen hem zijn vergoeding af, hij had geen woonplaats en at droog brood maar toch ging hij steeds koppig weer daar waar niemand wist dat hij een graaf was, nakomeling van de kruisvaarders, bezitter van kastelen en arealen. “Treklo” – de gravin glimlachte, toch heeft hij een zekere vruchtkiem van talent en als dit ontwikkeld wordt in de geode richting, kan er wel iets verkregen worden van deze penguïn. “ tech-ni-ek van de droom…”

43


44

De gravin zuchtte meewarig en nam met uitgestoken hand een kleine afdruk van het werk van haar zoon. Sommige mensen beweerden dat Henry “de koning van het plakkaat” is. Mijn God! Wat een raaskal! Een soort van danseres Jeanne Avril! Met opgetrokken benen, veelkleurig opgeheven rokken, en handen als harken. Op haar hoofd ofwel veren of een hutje… En deze noemt men de tekening van de “Koning!” Dit alles omrandt hij met met een edele contrabas, maar niets kon dit knoeiwerk redden. Zijn nieuwe bezieling kwam bij hem op als geen schande. Jawel ze heeft een triestig aangezicht, deze Jeanne, en als dit plakkaat, pardon, buiten beschouwing gelaten, merk je dat ze niet zeer vrolijk is en helemaal niet lijkt op de actrice. Zij waren zo talrijk! De gravin herinnerde zich hoe op zekere dag ze heimelijk haar zoon verwachtte in de koets en richtte haar aandacht op een jonge vrouw die buiten kwam uit de Moulin-Rouge. 44


45

Ze had een bepaalde geheime blik in haar figuur en een gezicht van een gevallen engel. De gravin hield haar blik op haar. Met smaak gekleed, zonder iets aanmatigend. Alles in zichzelf omvattend. Dit ondanks de verschrikkelijke aandacht van leeglopers en baliekluivers. Ze herkenden haar en zongen haar achterna. - Arme ziel- dacht op dit moment de gravin maar nu bij het bekijken van dit plakkaat, begreep ze volledig haar afschuwelijke wezen. Gravin Adèle herinnerde zich nog hoe haar kleine schatje ervan hield te herhalen: “Wat is het een wonderlijke bezigheid de schoonheid te ontdekken!” En hij ontdekte ze... Arm kind. Hij omringde zich steeds met goedgebouwde mannen en lichtzinnige vrouwen. En nooit wist iemand dat achter het uiterlijke sarcasme van haar jongen, een bittere onstilbare honger naar een gevoel van liefde verborg. Precies zoals bij haarzelf, bij gravin Adèle. “Tech-ni-ek van onbegrijpelijkheid.” 45


46

Maar zij begrijpt al zijn schilderijen. Af en toe kijkend naar deze, een gevoel overkomt haar alsof dit alles geen bespreking waard is. En als iemand haar vraagt wie haar lievelingsartiest is, antwoordde de gravin duidelijk: “ Om het even wie maar niet mijn zoon.” Maar zij hield van Henry tot in het waanzinnige. Zijn ellende en zijn pijn waren ook de hare. “Tech-ni-ek van lijden.” En één van zijn schilderijen werd om de een of andere reden onmiddellijk in het Louvre opgenomen. De schaamteloosheid van dit doek hoe dan ook, was bedekt door dat het gezicht van het meisje dat niet te zien was. Het meisje zat met haar rug gekeerd. Hulpeloos zich wegdraaiend van de artiest. Ze deed dit alsof ze zich schaamde voor alles. Voor de armzaligheid van de kamer met een wastafel, voor haar verdoemenis en vooral voor haar jeugd. De rug was werkelijk aandoenlijk. “Mireille, Mireille,” herhaalde Henry terwijl hij schilderde. 46


47

Eens, geloof ik bracht deze Mireille hem in de studio een bosje viooltjes. Hij was erg aangedaan. Zoiets had hij nog nooit ervaren. Ik ga achter uw rug zitten. Ik heb uw beeld uit het hoofd geleerd. Ik verkies dan ook dat u niet nar mij kijkt... Hij zei dat Mirelle weende. Arme jongen... “Tech-ni-ek van schrik.” Ja deze Mireille, zijn liefde, zijn droom, ze is voor hem geen jota waard volgens de gravin haar mening, ze heeft alles achtergelaten en is vertrokken naar Australië. En de schilderij in het Louvre. “Tech-ni-ek van de eenzaamheid.” Ondanks alles riep Henry: “ Het leven is bijna prachtig” en tekende, tekende... De gravin vond haar zoon net zo gehandicapt als hij zelf schilderde; alleen niet fysiek, maar geestelijk. En het verschrikkelijke van dit alles was, dat zijn vrienden en schilders in vervoering waren en hem aanbaden. Treurig en schaamtevol! 47


48

Ergens in de verte werden schoten gelost. De gravin stond snel op en liep naar het raam. Loodgrijze wolken bedekken de hemel. Het onweert maar er is nog geen regen. Naar het schijnt... De laatste dagen schijnt er wel altijd iets voor haar. In die nacht toen haar zoon Henry-Marie-Raymond de Toulouse-Lautrec stierf, was er een verschrikkelijke stortregen. Het bliksemde precies zoals bij zijn geboorte. De zoon sterft. In de kasteeltoren wordt geschoten. Het is haar echtgenoot, vader van Henry, graaf Alfons die jacht maakte op uilen. De gravin kwam terug bij de tafel, zette zich neer en hoorde hoe de regen kletterde tegen het raam. Op de begrafenis zette de graaf zich bij de koetsier op de bok en mende de paarden. Alle begeleiders moesten Toulouse-Lautrec achterhalen. Dit gevoel laat de gravin niet meer los. Er moet achterhaald worden. Achterhalen. 48


49

49


50

Mikhail Vrubel 1856=1910

De Zwaan. De Demon.

Het schuim van de zee komt aan. Vonkende wolken verschuiven. Plots veranderde daarna alles van aanzicht. Witte schuimkoppen bedekten de zee, ieder van hen was als een kroon van parelmoer. En plots ging ĂŠĂŠn van de kronen tot boven de blauwe golven, en vanuit het kruimelige parelmoer kwam het meisje tevoorschijn. Verrukkelijke Zwaan, met lichaamshouding van een Zarina. Ze had haar pluimen, die gloeiden met blauw schemerig geplons, nog niet afgestoten. 50


51

De Prinses ontwaart verbaasd alles rondom. Eerst keek ze in de verte van de zee om zich ervan te overtuigen dat haar broers die haar altijd bewaakten haar niet achtervolgden. Daarna richtte ze haar blik naar de bergen. Ginds, omhoog in de verte. Zij wist dat hij daar was. Diegene op wie zij dag en nacht wachtte, maar hij vertoonde zich niet. Hij wilde gewoon niemand zien. Noch mens, noch vogel, noch dier. Hij zat hoog op de rots, veilig beschut tegen ieder blik van levenden en hij liet door zijn vingers kostbare stenen glijden die daar overal in het rond lagen. Schitterende stenen die de zielen van diegenen bewaarden aan wie hij met zijn vleugels had geraakt. Er ontbrak één steen – Diamant. De trillende ziel van Zarina Tamara. Die was hem ontnomen tijdens het gevecht. De Engel heeft de steen mee, die eeuwig pijn en droefheid nalaat in zijn hart. Zijn knieên omknallend, zat hij starend in de verte, voortdurend aan Haar te denken over dit opkomende gevoel en zijn verlies. 51


52

Hij slaakte een smartelijke zucht en de echo weergalmde over de bergen, de rotsen, en raakte rollend aan de zee- recht tot voor de voeten van Zwaan Tsarina. De Tsarina wist dat het niet goed ging met hem, en voelde dat ze hem kon helpen in zijn dolle smart, zelfs ten koste van haar leven. Maar hij kwam niet tevoorschijn. Alhoewel ze elkaar nooit hadden gezien, hadden ze veel gemeenschappelijke kenmerken. Een Opperwezen, een eenzaamheid en een aardse schoonheid. De Tsarina wuifde met de hand, en de schepen geladen met geschenken voerden de zon tegemoet. Ze zwaaide met de andere hand en de kust kwam in bloei met wonderbaarlijke bloemen en was bedekt met zijden gras. Maar niemand ligt op dit gras en niemand verlustigt zich in het aanblik van de bloemen. Maar hij vertoonde zich niet. Hij had voor niets zin. 52


53

Kwaad zijn is vervelend, vreugde was absoluut nog niet in zicht, de dromen van vroeger geluk zijn voorbij, het geliefde beeld dat hem bijna tot het leven had teruggeroepen vervaagde. Zo leefden ze. Zij met haar gesluierde droom van een ontmoeting, Hij met zijn geheim in het hart. Eens hebben ze elkaar ontmoet. Op de tentoonstelling. Deze was door zijn Schepper georganiseerd. Er was veel volk. De zaal dreunde. Er ontstond een algehele stormloop, maar ze zagen niets of niemand, opgewonden door de wederzijdse blik naar elkaar. Ze knipoogde met haar wimpers en overwon haar schroom en vroeg geluidloos: “is het waar, wat men over jou vertelt?” Hij glimlachte omwille van haar eenvoud en knikte. Ze bloosde in een zonnestraal en ademde diep: “Ben jij de Demon?” Zijn blik vol van koude glans hypnotiseerde haar, en trillend met haar vleugels probeerde zij tot bij hem te komen, maar hoorde meteen: 53


54

“Sta stil! Niet aankomen! Je weet toch wat er kan gebeuren”, zei hij woordeloos. “Ik weet het,” antwoordde de Tsarina op dezelfde wijze. “Ik heb daar heel mijn leven op gewacht.” “Neen”, - knikte de Demon triestig met zijn hoofd. “Leef verder. Eeuwig.”

54


55

55


56

Valentin Serov 1865-1911.

Sascha en Miky

56


57

Toen ik nog klein was wist ik niet dat de zee zout bevatte, zei de oudere broer tegen de jongste. En nu? Nu weet ik het, ik heb het geproefd. Gezouten. Hoe hebben ze dat gemaakt? Er is veel zout nodig. Ik denk dat het vanzelf is ontstaan, zei de oudste broer turend om de verre kust te ontdekken. Ze stonden weer voor een hoge leuning. De dag was voorbij. De volwassenen wandelden langs de kade en de kinderen Miky en Sascha, zochten voor zich heel waardevolle dingen. “Ik denk�, zei altijd Sascha. Hij was al zeven jaar oud en dacht heel actief. Over alles. Over de zee, over de hemel, over vader en moeder, en gewoonweg over het leven. 57


58

Miky was jonger, bijna zes. Het leven was voor hem zeer interessant en graag had hij gewild dat alles alleen zo gebeurde zoals bij zijn broer. Daarom droegen ze altijd dezelfde kleding, hetzelfde kapsel, er werd voor hen zelfs hetzelfde schoensel gekocht. Miky onderwierp zich aan zijn broers gezag en luisterde naar hem zonder enig voorbehoud. Sacha was voor Micky de enige autoriteit, de hoogste liefhebber en hoofdrechter. Waar is ons vader? Vroeg Miky stil. Ik denk dat hij vandaag niet komt. En morgen? Drong het broertje aan. En morgen zal hij niet komen. Hij zal nooit meer bij ons zijn. Waarom? Weet ik niet, Ik heb gehoord hoe mama het zei. ‘Het is alles voorbij’. Wij blijven alleen over.’

58


59

Miky zwijgt rondkijkend en verbaasd. Waarom alleen? Kijk hoeveel mensen er om ons heen zijn! Hem wegwuivend antwoordde Sacha: ‘je bent nog klein en dat begrijp je niet.’ Voor deze woorden had Miky het meeste schrik en hij haatte die woorden. ‘Je bent nog klein’, het zijn heel beledigende woorden. Daarom stuurt men je weg om slapen, of begint men je te omarmen en allerlei domme dingen te zeggen. Zoals: ‘wat ben je knap Nicholenka!’ Men kan je nog het volgende zeggen: ‘je bent mijn poppetje, vogeltje!...’ Verschrikkelijk! Het is zelfs beter dat je je dat niet herinnert. Maar ze zijn volwassen toch... dat is te begrijpen. Maar hoe beledigend als Sacha ook.... Eventjes blijf Micky stil en mompelt. Ik ben niet klein. Ik heb mama zien wenen. Ze verborg zich en weende. Alleen weet ik niet waarom.

59


60

Ik denk, zei Sacha, dat zij niet wilt dat wij dit weten. Tante Tanja zei vandaag aan Dascha: ‘het doet haar pijn...’ – ik hoorde het. Miky schrok op: Is mama gevallen? Heeft ze zich bezeerd? Maar neen, wuifde Sacha weg. Haar ziel doet pijn. Hoe is het mogelijk? Wat zeg je me nu? Waar is die ziel? Schrikte Miky op. Dat weet ik niet, verzuchtte Sascha, Tante Tanja heeft dit alles gezegd. Ik denk dat de ziel iets is rondom ons. Het gebeurt dat rondom ons alles slecht is. Begrijp je? Miky knikte in ieder geval instemmend. Maar Sacha ging door met denken. Het is slecht als het regent en waait, en je niet naar buiten mag. Slecht, als men je niet laat spelen met de bal, en men zegt dat je keelpijn hebt. En je verplicht iets te doen wat je niet graag doet. En toch doe je het want ze willen het zo. 60


61

Stilletjes voegde Miky eraan toe: en het is ook slecht wanneer mensen rondom ons triestig zijn. En dat papa niet komt, Ja? Jawel, daarom doet de ziel van mama pijn. En ook een beetje van mij, zei Miky. ‘Kinderen! Jongens! Het is tijd om naar huis te gaan’ riep oma. Het was duidelijk, maar oma bleef verder roepen. ‘Kinderen! Het wordt fris! Wij wachten op jullie!’ En toe zei ze een beetje zachter; ‘zullen we thee met een gebakje...’ Ogenblikje, reageerde Sacha, wij blijven nog eventjes staan... Miky ondersteunde zijn broer: ogenblikje! Zodra de ziel vrolijk wordt, dan komen wij...

61


62

Sandro Botticelli

1445-1570

De geboorte van Venus.

62


63

God Almachtig! Wat is hier gisteren zo vroeg in de morgen gebeurd?! Iedereen rende als een gek rond op de bodem! De vader springt recht van zijn troon en zet zich terug neer. Hij stelt onophoudelijk weer dezelfde vragen: ‘ En hoe is het? Is het al voorbij?’ Niemand antwoordde, maar ging door met het lopen, rennen en draven in het rond zwaaiend met alle mogelijke ledematen. Vandaar stak er een storm op zodat zwemmen in zee gevaarlijk was. Een getij lang was de zee met al haar bewoners zittend. Het borrelend schuim van de zee componeerde alle mogelijke taferelen. Er komen vleugels, staarten en zelfs een slurf tevoorschijn. En plots een boom. Voor bloemen en sterren. Hij spreide zijn takken- handen en allen zagen daarin iets menselijks. Eindelijk verzamelden de visvroedvrouwen in een grote school en begonnen de formidabele schelp met schuim zachtjes opwaarts te duwen naar boven, naar de zon toe.

63


64

Iedereen wist dat het koesterende ‘zonnetje’, de verschijning zal bespoedigen van dit Wonder waar iedereen op wachtte. Op het strand staan velen te wachten. De Wind met zijn Trekgat vliegt van de ene plaats naar de andere en blaast het stof van gras en bomen. Alleman wacht. De nacht is voorbij. De sterren fonkelen zachtjes en maken plaats voor de eerste Zonnestralen. Plots onder, door niemand bekende, God weet van waar gekomen muziekklanken, gaat de schelp open, en een schittering van maagdelijke helderheid verschijnt. Zij. ‘De echte Venus!...’, fluisterden ze allen. ‘Ogen zoals de hemel!’ , zongen de vogels. ‘Als de zee...’ herhaalden de vissen. ‘Lippen als rozen’, ritselden de kruiden. ‘Neen, zoals de zonsondergang!’ fluisterde de Wind. 64


65

‘Toch niet – gloeide van afgunst het Trekgat, - het gelijkt meer op een zonsopgang’. ‘Welke hare – boeg zich de varen. Een beetje zoals het mijne. Cappillus Veneris. Je kan ermee thee maken’. ‘Ze zal onze Godin zijn!’, trilden rondom alle bloemen. De Wind dirigeerde dit koor: ‘Godin van Tuinen en Lente! Kantata!’. Het ongehoorde Wonder deed een paar stappen op de grond en zag de stomverbaasde ogen van iedereen rondom haar; verschool haar sprookjesachtige naaktheid met neervallende haren. ‘Ah! Moet je dat zien!’ verstikte zich de Wind. ‘Kijken! Ze is ook nog Venus Pudica!’. En hij keek verwijtend naar zijn Trekgat, die letterlijk boven hem hangende. Een waakzaam iemand in de omgeving stak de Godin een kleed toe. ‘Beschut je Venus. Het tocht hier.’ 65


66

De Schoonheid had verbaasd toegekeken en begreep niet wat ze van haar verlangden. Alles was zo natuurlijk en gemakkelijk. Ze had daar niets tegen op. Noem mij Venus, Aphrodite? – Alstublieft. Godin van Lente en Schoonheid? Ook goed. Het zij zo. Ze zag dat iedereen op de dag van haar geboorte iets zou willen zeggen en schenken. De zon, de Wind, de Bloemen, het Zeeschuim, ze stonden allemaal in de buurt om op de een of andere manier haar aan te raken. ‘Hier zijn mijn stralen, neem ze’, glimlachte de Zon, ‘en laat je ziel altijd zonnig zijn’. ‘ Ik wil dat jou tred altijd even licht als de mijne zou zijn’ suisde flemend de Wind. ‘En dat je nooit zou vallen’, voegde Trekgat er nog aan toe. ‘Laat je talent zich overal verspreiden’, fluisterende haar omhullende Wolken. ‘ En zo zullen in jou gedachten alleen gelijkgestemden zijn. 66


67

En niets gemeen en laaghartig’, gilde luid de bodem Vader. En hij stampte zo hard met zijn voet dat de golven verstoord steigerden. Maar gezien deze Schoonheid, beginnen ze zich langzaam te verspreiden aan haar voeten. Haar hoofd buigend, luisterde Venus zachtaardig en keek ingespannen naar Hem. Hij is het, haar geliefde Botticelli, haar Sandro Fillipepi. Terwijl hij haar creëerde en tekende, glimlachte hij altijd en praatte tussendoor. ‘Je bent mijn geliefde! Mijn “Morgenster”. Je bent mijn Godin van de Liefde!’ . Ze vertrouwde hem en wachtte hem op.

67


68

Pablo Picasso 1881 – 1973

Het meisje op de bol

Op goed geluk liep het meisje haar neus achterna. Gillend achtervolgden de jongens haar dichtbij. Ze voelde al de ademhaling van een van hen kortbij, en in totale wanhoop vloog ze boom op. Als aan de grond genageld blijven de jongens staan. Het hoofd in de nek geworpen zagen zij dat ze hoog op de tak zat. Wauw! Precies een kat! – sneerde een van hen. Ach! Ze is een gekkin – voegde een andere eraan toe. Hei! Val niet omlaag! Het meisje barste van lachen: - Aha! Heb je dit gezien? Wie durft tot bij mij komen? – zwaaiend met haar frêle handen en benen alsof het takjes waren waarop ze zat, lachte ze. Kijk eens aan circusartieste – zei iemand van de jongens. Nu kom je niet meer van de tak af. 68


69

Maar ik heb dat niet nodig! Ik blijf hier wonen. Nu ben ik een tak! Ze boog zich in een andere houding, strekte haar benen uit, sloeg haar armen en terwijl ze een er van ombuigde, werd ze als een verlenging van de boom. Onderaan verzamelde zich een groep mensen. Allen verschrikt en stomverbaasd omhoogkijkend. Het meisje lachte opnieuw en gelet op het verzamelde publiek, ging ze door met optreden. Ik ben een tak! – schreeuwde ze, - En nu… Ach… Ik ben afgebroken! en ze wierp zich naar beneden en bleef zweven met het hoofd omgekeerd. Het publiek viel omver. Het meisje boog zich en schreeuwende. “Ik vlieg!” – ze maakte een onvoorstelbare salto in de lucht en landde op een paar stappen van een geweldig knappe man die bij het andere publiek stond. Alle omstanders applaudisseerden. Het was het eerste applaus in haar leven. 69


70

Een geweldig sterke jongeman hief haar met een hand op van de aarde en gooide haar enkele keren omhoog en zette haar voorzichtig op de grond en zei stil: - je zal met mij werken. Hij vroeg niets, deed haar geen enkel voorstel en zij toonde geen belangstelling. Waar? Wanneer? Beiden hadden verstaan dat zij elkaar gevonden hadden. Het rondtrekkend circus waarin ze optraden verscheen in verschillende dorpjes, steden, af en toe werden voorstellingen gegeven op het binnenhof van het station. Er kwam steeds veel volk. De mensen klapten in de handen en gooiden geld in de hoed die het meisje na het nummer afnam van het hoofd van haar partner en zette het neer bij zijn voeten. Het meisje was als een fonkelende lichtstraal die haar verdrietige partner naar voor schoof. Tijdens het nummer verrichtte hij wonderen met haar.

70


71

Het meisje was als het ware nu eens een vogel en sprong van de ene hand op de andere, daarna was ze een hoepel en wond zich om hem, wat hem toeliet om haar te draaien, dan was ze een molen ronddraaiend op zijn hoofd, zwaaiend met handen en voeten. En telkens weer liet hij haar zakken op de grond en aaide haar voorzichtig. Dit bracht het meisje aan het lachen en ze fluisterde: “ik kan je niet aanraken”. Hij werd verlegen en zweeg. Het meisje had zo graag met hem gepraat. Jakomo! – vroeg ze smachtend, - kijk hoe mooi alles rondom is! Hij keek achterom en haalde de schouders zwijgend op. Wij maken toch mensen blij! – ze liet hem niet met rust. – Wat is er toch met je? Hij aaide haar op het hoofd en zat in zijn gewone houding starend naar een punt. 71


72

Ze wist van geen ophouden: Ik ken je stem nog niet! Zeg toch iets! Geen antwoord van hem verwachtend, springt ze op en als een voorbijsnellend briesje, vloog ze aan hem voorbij. Een flits later vliegt ze op een grote bol. Zich vooroverbuigend en haar armen uitslaand zoals alleen ze kon, stond ze ter plaatse genageld. En een paar minuten later kon ze het niet meer doorstaan en smeekte: - kijk toch! Zeg maar wie ben ik? Haar niet aankijkend antwoordde Jakomo: - je bent een takje.

72


73

73


74

Pierre Augustus RENOIR 1841-1919 Dans in het dorp. Dans in de stad.

74


75

Een klein orkestje bestaande uit accordeon, viool en tamboerijn speelde een uitnodigende quadrille zodat niemand ter plaatse kon blijven staan. Pam - paararam – pam, pam, pam, pam... Op de wijnvaten stonden glazen Beaujolais, Ze worden uitgedronken en opnieuw gevuld. Pam – pam – pam ra – ra – pam!

Pa-

Hoe plezierig was het haar in mijn armen te houden en te fluisteren dicht bij haar hoedje: - Katrien, mon ami, peux-je? Streng antwoordde ze zich nestelend in zijn armen: - Jean-Claude! wees niet zo opdringerig! Ik krijg geen adem… 75


76

- Wel, adem dan niet, ma chere! Laat ons buiten een luchtje scheppen… - En waar zijn we nu? – lachte ze hard en klopte met haar waaier. Roodharig, zacht als een vers luxe broodje, met blozende wangen, was ze bekoorlijk. Haar roze gordel en dezelfde handschoenen (ze heeft ze in Bordeaux gekocht), En haar jurk is als slagroom met aardbeien. Je zou haar opeten. - Katrien, als je me nu uw “ja” woord geeft, voel ik mij niet verantwoordelijk – fluisterde hij. - Heel sentimentele dans! Antwoordde Katrien buiten adem rakend. – Kijk hoe dat vrouwtje ons aanstaart. Ze gunt mij geen rust! Heb je je hoed verloren? 76


77

- Joost mag het weten! J’ai perdu mon Coeur! Deze nacht kom ik bij je… Laat je mij binnen komen? Pam – param – pam – pam… Ze raakte uit de kadans. - Mijn oma gaat niet vroeg slapen. En daarna… je komt en nadien? Pam – para – rara – ra – ra – ram – pam… - Geef ik je mijn erewoord, mon amie, ik had nooit iemand zo nodig als jij. Ok, word gek. Katrien! Wil je trouwen? Wanneer? Morgen. Of niet. Vandaag . Katrien werd vuurrood. – Ja maar ik heb geen trouwjurk… geen hoedje of schoenen… Param – pam – pam!

Param – pam – pam! 77


78

- Hoe kan dat nu? Geen probleem. Laat ons morgen gaan. - Tot morgen. Dan sterf ik. - Goed dan. Ik ga in de koffer van oma kijken. Daar is veel te vinden! Ik heb daar een jurk gezien… wit! Met prachtige motieven! Alles is geplooid en met een grote voile, die juist tot op de grond sleept… Kan je dat voorstellen? Param – param – param… - Ik zal op je wachten als oma in slaap valt. Maar ja, ik ken jullie mannen! Vandaag trouwen en morgen naar de stad wegtrekken. - Je wordt gek! - verslikte Jean zich. – Wie heb ik daar nodig? Zijn er in de stad zulke ‘oreilles’, zulke neusjes? En zulke ? - Jean-Claude, wees niet zo vervelend! - en ze gaf hem opnieuw een klap met haar waaier. - Van nacht zal ik op je wachten. Neen, morgen. Param – pam – pam – pam!... 78


79

- O! Katrien – gierde Jean-Claude. Haar rode hoedje en rode handschoenen vasthoudend, schoot ze in een lach; . Ik heb gezegd – morgen! Na middernacht wordt toch ‘morgen’. Param – pam – pam!... -Oh, ja! Ik kom aangevlogen! Ma chère! Mon amie! Pa-am – pam – pam! De muziek speelde zo uitnodigend en keer op keer zou je rond willen wervelen in de maalstroom met roodharige Katrien. Maar ze bleef in ‘t huis. In het dorp.

79


80

80


81

Haar stem, haar kleine vuistjes, en haar trappelende voetjes flikkerden voor de ogen van Jean, die onder een palmboom stond in deze gezellige stadszaal. En waarom wordt zoveel lawaai gemaakt en gestampt? Komen, - gaan. Toch niet voor altijd? Komen en gaan… Zijn frak zat te nauw, de kraag van het hemd was zo stijf dat het moeite kostte om het hoofd te draaien. En vooral – handschoenen! Hij zou ze willen uittrekken, verbergen in zijn zak en dan vrij uitblazen. Maar allen rondom hem waren ‘comme il faut’, en je was verplicht deze ellende door te staan. -Ik ben benieuwd, hoe lang moet ik onder deze palmboom blijven staan? Hij begreep dan niemand hem zou uitnodigen, indien hij dat zelf niet deed 81


82

Moest Katrien hier zijn’… dacht hij; maar joeg deze gedachte onmiddellijk weg. Ze kan niet op tegen deze jonge dames! Hij herinnerde zich haar rode hoedje dat ze nooit afnam, zelfs toe ze hadden … en hij barste uit in een lach. - Wat vindt u nu zo belachelijk aan mij? Vroeg beledigd de roodharige verleidster die naast hem stond. Jean-Claude verloor zijn spraakvermogen. - Hoe is dat mogelijk, Mademoiselle. Ik lach niet om jou, dat gaat niet over u… Dat wel zeggen.. niet om u… Pardon. Aimez-vous la musique? De jonge dame schikte haar handschoenen en sprak: - Maman is bezet, en ik ben verplicht haar hier op te wachten. Jean-Claude boog het hoofd en sprak flemend. - Het zal mij een eer zijn U gezelschap te houden en in Uw buurt te blijven. 82


83

- Die moeite kunt u besparen – glimlachte zijn gespreksgenoot en bracht de bloemen in haar haren in orde – het liefst gaan we dansen! Met grote moeite beheerste Jean zich om niet op te springen… Tot uw dienst, knikte hij met de hakken. - Katrien, stelde de jonge dame zich voor en bracht haar jurk in orde. - Heel aangenaam – zei Jean zachtjes. Hij had het moeilijk het hoofd te buigen gezien de stijve kraag. - Permettez-moi de Vous engager a cette dance. - Graag. Bekoorlijk legde ze de hand met de witte handschoenen op zijn schouder; met haar fijne beentjes gooide ze de sleep van haar luxueuze blauwachtige jurk terzijde; hij omsloot haar figuur en … Param - -param – param… 83


84

Een – twee – drie! Een – twee – drie!... - Ik heb u vroeger nooit gezien. Ben je al lang in Parijs? - Nog niet zolang. Ik kom van London. - Oh! London.

- Wat hebt u een schitterende naam, Katrien… Ze bloosde als een roos. Een gloed bedekte haar tedere gezichtje. - Jou naam is ook niet slecht. Jean- Cla-ud – langgerekt sprak ze dit uit. Mijn vorige vriend droeg ook dezelfde… en een nieuwe vraag verwachtende , vervolgde snel: - hij is vertrokken naar het dorp. Bij oma. - Oh! Dat is prachtig! Bij oma! Daar is verse buitenlucht. Maar hier krijg je die niet. Laat ons in de tuin gaan. - Welnee! Katrien wuifde snel met haar waaier. –Mama zei dat het daar vochtig is. 84


85

- En bovendien, ‘c’est déja tard’ – bijna nacht. Ik heb schrik… - Niet bang zijn, fluisterde Jean en hield haar waaier stil. Wat hinder dat nu dat het nacht is? Morgen wordt het weer ochtend! - Jawel. – ging Katrien akkoord. Kom bij ons morgen… Mama zal tevreden zijn! Ik zal voor u piano spelen. - Danst iedereen zo goed in London? - In uw buurt, - hij stikte in haar rode haren, sneeuwwitte nek, en haar taille en handschoenen

- Na u, ma chérie.] Een – twee – drie – een! Een – twee – drie – een! Param – param – param! Pam – pam! Pa – a- ram!... 85


86

Vasily Maximov 1844-1911

De tijd van toen.

86


87

‘ Voorzichtig Nikolenka! Luschka waar kijk je naar toe? Oh God, ga weg van het balkon! Nikolenka, liefje! Kom naar benenden! Oh God wie heeft dat balkon uitgevonden?’ Iedereen zat beneden aan de gedekte tafel; als een muur van bloemen rondom overheerlijke seringenstruiken. Het huis en de vleugel waren gevuld met heerlijke geuren die weggewaaid werden naar ergens in de verte en die terug keerden om de aanwezigen te omhullen. ‘ Wat zijn de seringen heden ten dage overweldigend’ zei Luschka terwijl ze de samovar op de tafel zette. Polinka en Serge schaterden het uit: ‘Wat zeg je nu toch, Luschka! Seringen zijn de tederheid zelve, maar je zegt – overweldigend.’ Serge keek naar Polinka die na de geboorte van een kleintje nog mooier was geworden. Polinka kon haar ogen niet afhouden van haar kleine baasje. Nikolenka streelde voorzichtig de puppy die ze amper aanraakte. 87


88

Het hondje kwispelde met zijn staartje en liep heen en weer van de ene kant naar de andere. En boven dit, al zinderend gevoel van rust, heersten de seringen. Flinke veelkleurige takken wuiven met smachtende blik, en kondigen het einde aan van de lente en het begin van de lang verwachte zomer. Glinsterende jaren waren voorbijgegaan. Nikola stond op het balkon te turen door een verrekijker. ‘ Nikolenka! Schatje! Opgelet! Wat heb je daar ontdekt? Een vijand? Dat komt nog, wacht maar, liefje. Kom naar beneden, hartje, Luscha! Heb je de reistas van je baas al klaargemaakt? Binnen kort vertrekt hij…’ De seringen zijn al uitgebloeid. De sfeer was bedrukt. ‘ Vandaag krijgen we onweer’ zei Luschka terwijl ze de samovar op de tafel zette. Polina Aleksandrovna keek hulpeloos in het rond. Het huis verlangde naar reparatie. 88


89

Sinds Serge en Nikolenka niet meer terugkwamen van die vervloekte oorlog, kwam Polina Alesandrovna het huis zelden uit. Op het balkon kwam ze nooit meer. Het dak begon te lekken en Luscka plaatste een waskuip onder het lek in de slaapkamer. De seringen bloeiden terug… Lukeria roept haar meesteres om te kijken, maar Polina zat zwijgend bij het venster en zag enkel de weg en de vleugel waar eertijds Nikolenka rustte. ‘ Wat duurt de herfst toch zo lang vandaag de dag ‘ zei Lukeria, terwijl ze de samovar op de tafel zette. ‘ Drink uw thee mevrouw, ik heb zoete broodjes gebakken .‘ Polina Aleksandrovna schudde verwijtend met het hoofd: ‘‘ Hoeveel Serge je ook heeft geleerd, zoete broodjes zijn wel lekker, echter niet streng. Streng kunnen zijn… ‘ 89


90

‘ Polinka bedekte haar gezicht met de handen en werd stil. Ze zwegen meestal. Alle twee. Uren lang… Daarna kwamen ze tot de conclusie dat ze hetzelfde dachten. ‘ Herinner je je nog? ‘ vroeg plots Polina Aleksandronovna. ‘ Ja zeker ‘, antwoordde Lukeria, ‘ na het eten kwam hij altijd op het balkon en floot. Het was grappig ‘. ‘ Luschka, weet je dat deze morgen… ‘. ‘ Weet ik, mevrouw. Een groot stuk van de muur is losgekomen . Gelukkig was daar niemand aanwezig …‘. ‘ Wat moeten wij doen? ‘. ‘ Niets toch, kijk er is genoeg plaats beneden. Wij gaan daar overwinteren en wanneer de seringen weer bloeien, zal er wel iets gebeuren.‘ De winter was hard. De winden gierden en bestuivden de seringen met sneeuw. ‘ De bloemen worden mooi. Groot…’ droomde Lukeria. ‘ . Ja, wel, streng ‘ ging Polinka Aleksandrovna glimlachend akkoord. ‘ Kijk, Groot… ‘. Droomde Lukeria. ‘ Ja, wel streng . 90


91

‘ Kijk, Luschka, je bent nu vrij. Je kan leven zoals je wilt. Ik houd je niet tegen.’ ‘ Hoe kunt u in vredesnaam zoiets zeggen? God zij met U! Wat zegt u nu toch! Dit is niet te aanvaarden… In dit huis blijven wonen is gevaarlijk. Het balkon is precies een stort, de muren zijn vochtig, en het dak zit vol lekken’. Polinka keek aandachtig naar de foto’s en de prenten die ze door de vingers liet glijden. Lukeria pakte alles weer in en bracht het over naar de vleugel die deel uitmaakte van de tuin. Die vleugel was niet groot, maar wel sterk, droog en warm. Je mocht zomaar naar buitenkomen op de hoge stoep en de tafel er bijzetten en koffie en thee drinken… De seringen groeiden er veilig achter. Toch wordt het moeilijk om te lopen. De benen doen erg pijn. Beiden zaten meestal op de hoge stoep. Lukeria legde een kussen onder de benen van Polenka; de oude hond lag ook hier, nadenkend over iets. 91


92

‘ Ik heb mijn derde sok afgemaakt ‘, bromde Lukeria met glinsterende breinaalden. ‘ Voor u Polinschka twee en eentje voor mij. Een been doet erg pijn. Het tweede is nog goed. Dank u God! ‘ Het was het einde van de lente. De seringen bloeiden als een regenboog. Lichtkleurig, donker, fel en geurig. De lucht tintelde van geluk dat zoiets mogelijk was. En zoals een dichter ooit zegde: ‘ Ik zeg toch niet dat hier een landvrouw woont. Ooit woonde ‘.

92


93

Andere werken van Vasily Maximov

93


94

Vasily Vereshchagin 1842-1904 Poort van Tamerlan Mausoleum.

94


95

Vandaag was het mausoleum gesloten. Ook gisteren en eergisteren. Het was enkel geopend op feestdagen. Maar de wachters stonden hier altijd. Ook gisteren en eergisteren… God zegene diegene die dit werk heeft bedacht! Iedereen bewondert hen: ‘ Ah! Welke mooie kostuums! Welke mooie laarzen! En tulbanden.. tulbanden… En wat een mooie toegangspoort. Almachtige God! Welke schoonheid!’. De hitte heeft alles in zandkleur getooid. Eerlijk gezegd, in deze kledij met zwaarden en pijlen is het niet gemakkelijk; de laarzen zitten krap en zijn warm, om nog maar te zwijgen van de mutsen; maar toch kan men alles verdragen. Wij hadden toch al meer gehad. God geve dat dit werk nooit eindige. Rachid aan de rechter kant, staat hier al zeer lang. Bij deze poort. Zijn college is er nieuw bijgekomen. Hij kijkt als een chaitan. Waarom? Waarschijnlijk krijgt hij van alles te horen en gelooft het. Maar je kan het hen niet vragen… toch wel… God beware hem. 95


96

Rachid keek in het rond. Er was niemand. Het was erg warm. Iedereen verborg zich, niemand klakte bewonderend met de tong: ‘Ah-tje-tje-tje!’ Welke kledij! Oh-tje-the-the! Welke poort!’ Voor de duizendste keer keek Rachid aandachtig naar het kantwerk van de poort dat volledig in harmonie was met het spinnenweb van zijn geheugen. Vader… Hij heeft dit uitgesneden. Elk rondje, elk blaadje, elke vogel, dier, elke afzonderlijke tak en overzeese bloemen… alles is door hem gebeiteld; hij holde de houtkrullen uit de hoekjes, trok zich even achteruit, monsterde aandachtig zijn werk, het hoofd terzijde gebogen en hij sneed… sneed… sneed… Het duurde lang, misschien een jaar. Vader hield ervan dat kleine Rachid urenlang gehurkt naar zijn werk keek. Het vizier zette hem aan tot spoed. Hij was niet tevreden met de langzame vooruitgang van het werk, maar vader (zijn naam was ook Rachid) kapte verder zwijgend ieder stukje uit van deze immense grote poort. En iedereen wachtte. 96


97

Uiteindelijk kwam zelfs Emir Tamerlan kijken. Met zijn handen streelde hij de poort en riep uit: ‘Bravo Rachid! Je bent een echte artiest!’ En in gedachten verzonken voegde hij eraan toe: ‘ Ik wil niet dat iemand nog over zo’n poort kan beschikken’. Dit gezegd zijnde vertrok de emir. Nooit meer zag vader nog de emir, noch de poort. Zeer waarschijnlijk was er iets aan de hand met zijn ogen. Hij zou nooit geen snijwerk meer verrichten. Maar de poort staat er nog steeds mooi bij. Er werd beweerd dat enkel in het paradijs een soortelijke poort kan bestaan. Daarom stond de poort vroeger aan de ingang van de Paradijstuin. Iedereen noemde ze zo, en Rachid de tweede kan het beamen. Hij werkte daar in zijn jonge jaren. Wat was dat een goede tijd! Hier rijpte alles het een na het andere en alles kwam onverwacht. Kersen als pruimen, pruimen als appels, appels als granaten, granaten als meloenen. 97


98

Terwijl Rachid verder opgroeide, belaadde men hem met grote manden vol fruit die hij naar de keuken van de emir sjouwde. Soms terwijl hij voorbij het Labihaus of badhuis liep, hoorde hij het klateren van gelach en gegil… Rachid vermoedde dat de vrouwen van de emir daar baadden. Men zegt dat zij talrijk waren, misschien wel met veertig. Oudere, jongere,… Hij telde ze niet… God beware! Men zegt… De manden waren zwaar, het zweet bedekte zijn ogen en het was onmogelijk te stoppen, alleen door neer te vallen. ‘Waarom heeft hij zoveel nodig? Fruit, vrouwen? dacht Rachid. Rachid hield van deze vroege ochtend wanneer het huis nog sliep. Hij klom heimelijk op de groene toren, en zat daar roerloos luisterend naar de stilte. Het was de schuiltoren van de emir van waaruit hij naar zijn vrouwen keek tijdens het baden. Bij het krieken van de morgen zat Rachid in de toren. De stilde zinderde en in zijn halve slaap hoorde Rachid ofwel gezang, of gebed, of gehuil… 98


99

Hij vleide zich tegen het kijkgat van de toren en zag daar een meisje vlakbij het water. De wind speelde door haar lange haren. Ze stond daar zonder bovenkleed, in haar onderhemd. Op het eerste gezicht was ze hooguit elf of twaalf jaar, misschien nog jonger. Ze leek van licht gemaakt. Ze strekte haar armen opwaarts en Rachid dacht een ‘kolibrie’. Ze strekte zich en haar schoonheid deed pijn aan zijn ogen. ‘Was zij ook een van zijn vrouwen? ‘ dacht Rachid en meteen daarna hoorde hij een schreeuw, licht geplets van water en zag het meisje ondergaan. In een oogwenk sprong Rachid terecht in het bad. Er was nergens een meisje te bekennen. Hij dook diep, bracht haar naar boven, boog haar handen heen en weer, drukte op haar fijne en frêle borst om haar op de een of andere wijze weer tot leven te brengen. Ze kreeg een hoestbui en opende haar ogen. Rachid verstijfde. Twee ogen als olijven keken hem verbijsterd aan. 99


100

Zuchtend beroerde ze hem met haar lippen: ‘Waarom? Wie ben je? Van het paleis?’ Hij bracht haar naar boven en hoorde haar zacht murmelen: ‘Geef me niet terug!’ De woorden bleven hem in de keel steken en meteen bemerkte hij dat er uit het huis mensen hard wegrenden. Ze schreeuwden iets en zwaaiden met stokken in de lucht. Het meisje beefde, of van de kou of van de schrik. Rachid die het meisje tegen zich aandrukte en haar voorhoofd aaide, probeerde te praten; ‘wees maar niet bang! Alles komt goed!’ Het antwoord klonk als een bezwering: ‘geef mij niet terug!... Ik kan niet meer…’. Hij werd omvergeworpen tegen de grond, een potige eunuch nam haar in zijn armen en droeg haar op een drafje binnenshuis. Rachid heeft verder niets opgemerkt. Men sloeg hem op het hoofd, boeide hem en sleurde hem ergens naartoe. Wat verder gebeurde, herinnerde hij zich vaag: slagen, martelingen, plattrappen, weer slagen… Rachid probeerde iets uit te leggen maar er werd niet naar hem geluisterd – slagen… 100


101

Plots hoorde hij een vraag; ‘en dan, wat heb je met haar gedaan, ellendeling? Praat!’ Zelfs de emir vroeg het hem. Hij moest antwoorden. ‘ Ik trok haar uit het water’ sprak Rachid met nadruk. ‘En ik bracht haar terug tot adem. Ze wilde niet…’. ‘Genoeg! Laat hem met rust. Hou op!’ zei Tamerlan. ‘Bravo jij bent een dappere kerel. Blijf leven! Als je maar je mond houdt’. Dit gezegd zijnde vertrok hij. Ze hebben toen zijn tong uitgetrokken. Sindsdien zijn vele jaren verlopen. Wat was daar allemaal niets gebeurd! Wat allemaal niet gedaan! Zie zo is hij hier nu bij het mausoleum. Tamerlan is gestorven -rust in vrede! Nu is de poort dicht bij hem. Niemand heeft zoiets. En zoals zijn vader het wou is Rachid bij hem. En iedereen is Godzijdank, er is iets voor onze herinneringen. Enkel de figuur op de linker kant wordt opnieuw boos. Waarom? Het blijft een raadsel. Met de ogen glimlachend, legde Rachid een hand op het hart en de andere reikte naar hem. De wachter stond stil en keek dof ergens heen. erenigd. Niets bijzonders…

101


102

102


103

103


104

De IsraĂŤlische schrijfster Asia Levin-Hait laat haar fantasieĂŤn los bij het bekijken van een reeks gekende schilderijen.

Vertaling uit het Russisch door Svetlana Tagirova.

104


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.