Varkenssignalen - Editie 2022

Page 1

ig ht pr o

te ct ed

E IEN RZ TIE H E D I 22 E 20

co p

yr

VARKENSSIGNALEN PRAKTIJKGIDS VOOR DIERGERICHT VARKENS HOUDEN


Co l o fo n

VARKENSSIGNALEN Uitgever Roodbont Publishers B.V. Auteurs Jan Hulsen Kees Scheepens Redactie editie 2022 Ton van Schie, Wim Vugteveen, Kees Scheepens Eindredactie Nicolette Scholten, Regelwerk

Roodbont Publishers B.V. Postbus 4103 7200 BC Zutphen Nederland T (0575) 54 56 88 E info@roodbont.nl I www.roodbontpublishers.com

te c

ISBN 978-90-8740-365-2 NUR 940

Varkenssignalen maakt deel uit van de serie Pig Signals®, samen met Zeugen, Biggen en Vleesvarkens.

co p

yr

ig ht pr o

Fotografie Omslagfoto: Mijntje Vugteveen (b) en Henk Riswick (o) Fotografie: Jan Hulsen En verder: Depositphotos: Baxter (8); Jonny_Slav (8), JakubMrocek (32), PantherMediaSeller (53), budabar (60), Xalanx (96); Dreamstime: Dmitry Kalinovsky (44), Tenrook (111); Elanco (91); Esaote-Pie Medical (44); Henk Riswick (6, 7, 8, 10, 12, 13, 14, 18, 25, 31, 37, 46, 52, 58, 59, 62, 65, 70, 72, 74, 84, 88, 96, 108, 110, 112, 113, 116); Janneke Janssens (111); Janssen Animal Health (34); John van der Wielen (105, 109, 110, 112, 114, 116, 117); Kees Scheepens (16); Manon Houben (109, 114, 115, 116); Marcel Berendsen (4, 62, 73, 78, 83, 90, 116); Mark Roozen (24, 93, 115); Marrit van Engen (9, 36, 38, 39, 40, 41, 43, 49, 50, 56, 57, 58, 60, 61, 70, 71, 72, 75, 76, 77, 78, 80, 90, 94, 117); Michiel van Mil (29); MS Schippers (113); Netwerk ‘Vitaal uier’ (68, 69); Netwerken Verantwoorde Veehouderij (67); Snuitgeverij (32); Topigs (61)

te d

© Roodbont Publishers B.V., 2022

Illustraties Dick Rietveld, Erik de Bruin, Mogumash, Trudy Michels

Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd en/of openbaar worden gemaakt door middel van druk, fotokopie of op welke andere wijze dan ook, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.

Auteurs en uitgever hebben de inhoud van deze uitgave met grote zorgvuldigheid en naar beste weten samengesteld. Auteurs en uitgever aanvaarden evenwel geen aansprakelijkheid voor schade, van welke aard dan ook, die het gevolg is van handelingen en/of beslissingen die gebaseerd zijn op bedoelde informatie. De uitgever heeft geprobeerd de rechthebbenden van het beeldmateriaal te achterhalen. Wanneer een bron onvermeld is gebleven, kunnen rechthebbenden contact opnemen met de uitgever.

Vormgeving Erik de Bruin, Varwig Design Kijk voor meer informatie op www.pigsignals.com Met dank aan: Henk Altena, Piet Dirven, Martin Fockedey, Hinnerk Kraneburg, Arno van de Laar, Jan-Paul Langens, Leo van Leengoed, Arie van Nes, Roy Nieuwenhuis, John Nijhoff, Mark Roozen, Marrina Schuttert, Han Smits, Hans Spoolder, Proefacccomodatie De Tolakker, honderden veehouders, vele dierenartsen, bedrijfsadviseurs en voervoorlichters.


I n h o u d so pgave

1. Inleiding

4

4. Drachtige zeugen en gelten 46

7. Gespeende biggen

Bewust kijken

4

Doel van de drachtigezeugenstal

46

Ingrijpende verandering

85

Kijken en denken

6

Aandachts- en signaaldieren

47

De eerste dag

86

Denken en doen

7

Voeren doe je met je ogen

48

Voeropname

87

Risico’s

8

Activiteitspieken

49

Voer en water

88

Gezondheid

50

Rust

89

Ruimte

89

2. Het varken

10

Varkensgedrag

10

Ruimtegebruik in groepshuisvesting

5. In de kraamstal: de zeug

52

Biggen controleren

90

Agressie

53

Ziektes

91

Alles klaar om te werpen en

14

84

Test uw kennis van ziektes

92

54

Luchtwegaandoeningen

93

Naderende geboorte

55

Gezond of ongezond?

94

17

Controle bij afbiggen

56

Verspreiding van ziektes

95

Varkens verplaatsen

18

Doodgeboren of doodgegaan?

57

Hanteren

19

De eerste dag

58

8. Vleesvarkens

96

15

Rondkijken

16

Stressvrij drijven

te zogen?

Het proces in de kraamstal

Varkenssignalen herkennen is het varken kennen

te ct ed

Horen, zien, ruiken, praten

controleren

20

Procesmanagement

97

59

Het huis op orde

98

22

Beoordelen van voeropname

60

Rust, zoekgedrag en agressie

100

Infectiedruk en weerstand

24

Signalen van voldoende melk

61

Zoekgedrag

101

Signalen van onvoldoende melk

61

Agressie

101

De omgeving in orde

62

Preventie van zoekgedrag

102

Ziektes

63

Ingrijpen als varkens bijten

103

Verzadiging

104

64

Warm-koudgedrag

105

Selectie van zeugen en gelten

66

Zieke varkens vroeg en

De zeugenklauwencheck

67

De uiercheck

68

Effectief reageren

107

Stappenplan voor klinisch onderzoek

25

Intramusculaire injecties

26

Niet-levensvatbare dieren

28

Bedwelmen en doden

30

De Varkenssignalendiamant

31 32

Geslachtsorganen

33

Tien controlepunten voor zeugen in de kraamstal

yr

3. Drachtig worden

ig ht pr o

Het bouwplan

effectief behandelen

106

34

6. In de kraamstal: de big

70

9. Biosecurity

108

35

Belang van biest

71

Externe biosecurity

109

Wanneer insemineren?

36

Te warm, te koud?

72

Vectoren

111

Stimulatie door de beer

37

Het zuigproces

75

Ongedierte beheersen

112

Een beer doe je niet na!

38

Controlepunten voor biggen

76

Geen insleep bij aanvoer van

Hoe insemineren?

39

Geen ziekte, goede start

78

Verbetering noodzakelijk

79

Geen insleep bij afleveren

113

40

Diarree bij biggen

80

Afvoer mest

114

42

Staarten couperen

81

Afvoer van kadavers

114

Verdoofd castreren

82

Interne biosecurity

115

Voorbereiding op spenen

83

Reiniging en desinfectie

117

Trefwoorden

118

Veel en gezond

co p

Conditie vaststellen

Tien ingrediënten van een ideale dekstal Bevruchting Tips voor succesvolle inseminatie

43

Wel of niet drachtig?

44

Risicogroep: gelten

45

dieren

113


ig ht pr o

te ct ed

1. Inleiding

Misschien kun je al heel goed varkens observeren. Maar

Bewust kijken

begrijp je ook wat je ziet en kun je ernaar handelen?

Meer zien ontstaat als je voortdurend vragen stelt: 1. KIJK: Wát zie ik? Beschrijf objectief en volledig wat je ziet. Iemand die het niet heeft gezien, moet exact weten wat jij zag. 2. DENK: Hoe komt dit? Ga op zoek naar oorzaken van dingen die je ziet. 3. DOE: Wat betekent dit? Is dit goed nieuws of moet ik in actie komen? Trek pas nu conclusies en oordeel: goed of niet goed.

Het leren begrijpen van de signalen die varkens afge-

yr

ven helpt je om bedrijfsblindheid te voorkomen en de

bedrijfsvoering te optimaliseren. Je gaat meer zien door

co p

beter te kijken, hier vervolgens over na te denken en op basis daarvan actie te ondernemen. Dat is de kern van het Signalenconcept.

Wat maakt dat je méér ziet? En hoe handel je daar vervolgens naar? Dat heeft alles te maken met ‘weten, willen en kunnen’. Ten eerste moet je over de juiste basiskennis beschikken om dingen te kunnen begrijpen en plaatsen (weten). Daarnaast moet je gemotiveerd zijn om dingen aan te pakken die beter kunnen (willen). Als laatste moet je ook in de gelegenheid zijn om die zaken uit te voeren: heb je er de tijd voor, beschik je over de juiste vaardigheden of bedrijfsmiddelen (kunnen)? Als je kritisch bent en openstaat voor de mening van anderen, kun je grote stappen zetten in verbeteren en optimaliseren. Met het varken als leidraad. 4

Varkenssignalen leert je om kritisch te blijven kijken. En geeft je de kennis en de achtergronden om wat je ziet te interpreteren. Bewust kijken, kritisch alle vragen beantwoorden en regelmatig de antwoorden controleren vormen het medicijn tegen bedrijfsblindheid. Bedrijfsblindheid ontstaat als je denkt dat zoals het bij jou op het bedrijf gaat de norm is.

Var k e nssign a le n


Gericht en onbevangen

yr

ig ht pr o

Een doordachte aanpak en goede gewoontes maken dat controles het hoogste rendement opleveren. Een slimme hokinrichting, praktische looproutes en de juiste hulpmid-

Controleronde

Zorg voor kwaliteit

delen maken het verschil tussen wel doen en niet doen. Neem tijd voor controles en plan ze: ze vallen onder werk dat nú moet. Hokken schoonspuiten is belangrijk, maar de twee controlerondes langs de vleesvarkens zijn belangrijker. Neem een pauze van tien minuten om even in de kraamstal te kijken. Bekijk alle varkens op vaste momenten: met notitieblok op zak, logisch geplaatste notitieborden, attentielijsten en checklists. En zorg voor een goede overdracht van ervaringen. Goede varkenshouders hebben hun hulpmiddelen altijd binnen handbereik en zorgen dat het werk zonder hinder gedaan kan worden. Zo moet je drinknippels ongehinderd kunnen controleren en vervangen. Verloshulpmiddelen horen bij de kraamzeugen te staan. Is alles altijd schoon, gevuld en werkend? Want wie is bereid halsbrekende toeren uit te halen om een inlaatklap bij te stellen?

te ct ed

Tijdens het kijken loop je gericht controlepunten na. Dit zijn waarnemingen waarvan je weet dat ze bepaalde informatie verschaffen. Staan alle varkens bijvoorbeeld direct op als je onrust veroorzaakt of blijven sommige zitten of liggen? En: hoe is de mest van de hoogdrachtige zeugen? Hiernaast houd je je ogen open voor alle zaken die in het oog springen. Je kijkt dan onbevangen, zodat je ook dingen ziet waar je eigenlijk niet naar op zoek bent. Door ervaring en leren neemt het aantal controlepunten toe. Maar het blijft belangrijk het onbevangen kijken niet te verwaarlozen. Kijk als een vreemdeling, kijk als een kind. Om goed te zien moet je je gedachten vrij hebben. Dit betekent dat je controleren niet combineert met andere werkzaamheden. Het is werk op zich.

Werkronde

co p

Veel licht maakt dat je alles goed kunt zien. Bovendien zorgt het voor een prettige werkomgeving. 200 lux is hierbij het minimum.

Een buitenstaander ziet dingen die je zelf niet meer ziet. Denk aan een dierenarts, adviseur, collega of medewerker. Hij kan helpen met vragen te beantwoorden, zoals: wat is goed, wat is normaal, en klopt het wat ik denk? Wissel af en toe van rol, waarbij de een uitlegt en de ander vragen stelt, en andersom.

1 . I nle i di n g

Loop een controleronde eens andersom, dus helemaal in een andere volgorde dan dat je de werkronde loopt. Doe hierbij niets anders dan kijken en denken.

5


ig ht pr o

te ct ed

2. Het varken

Kennis van varkenseigenschappen helpt om onnodige problemen, stress en fouten te vermijden. Denk aan

yr

zaken als: rangorde, hoe oriënteert het varken zich, en de natuurlijke reacties op verstorende factoren. Een

co p

kalme, vriendelijke omgang met varkens zorgt voor rust en hogere productie. Het mooie daarbij is dat rustig werken noodzakelijk is voor een goede kwaliteit van werken.

Varkensgedrag Varkens verliezen in de stal niet hun behoefte om hun natuurlijke gedrag uit te oefenen. Als varkenshouder speel je hierop in om stress te voorkomen. Varkens houden wordt ook minder geforceerd als je dicht bij het natuurlijke gedrag van het dier blijft. In de natuur vormen de zeugen familiegroepen van twee tot vier zeugen met hun onvolwassen biggen. De grootte van groep en gebied hangt af van het voedselaanbod. Leefgebieden kunnen elkaar overlappen. Centraal in het gebied bevindt zich een nest, waar de hele groep rust. De zwijnen mesten op speciale plaatsen, maar nooit in het

10

nest of in het foerageergebied. Via looppaden (ritten) doorkruist de groep het gebied. Ook op de ritten wordt gemest en geürineerd. De groepsleden stemmen hun gedrag op elkaar af: er wordt tegelijkertijd gegeten, gerust en gezoogd. Binnen een groep heerst een rechtlijnige rangorde, evenals binnen een toom. Groepen mengen niet, nieuwe dieren worden niet toegelaten. Gelten vormen nieuwe groepen als ze 7-8 maanden oud zijn, met elkaar of met hun moeder. Ook beren verlaten op deze leeftijd de groep. Eerst leven ze samen met twee tot drie beren en later alleen. Alleen in de paartijd komen beren bij een groep. Ze leven in de gebieden van zeugengroepen en laten via geursporen merken dat ze beschikbaar zijn.

Var k e nssign a le n


Rusten

Eten en drinken

Exploratiegedrag

ig ht pr o

Als het aan het varken lag, zou het het liefst onbeperkt eten en drinken. Naast rusten, eten dieren ook graag samen met de andere varkens. Er moeten daarom ook voldoende eetplaatsen zijn. Op de voerplaats kan het varken ongestoord eten. Hier is het belangrijk dat de dieren elkaar niet kunnen bevreten oftewel voer van elkaar afpakken.

te ct ed

Varkens liggen het grootste deel van de tijd. Liefst in een rustige omgeving in gezelschap van soortgenoten. Er moet dus voldoende veilige ligruimte zijn, zodat alle dieren tegelijkertijd kunnen liggen. De ligruimte is gescheiden van andere ruimtes in de stal waar wordt gegeten of gespeeld. De rustplaats biedt een comfortabele ligplek. Zacht en vrij van onprettige klimaatsinvloeden, niet te warm, niet te koud, geen tocht, geen verstoringen door andere varkens. In de natuur liggen de rustplaatsen diep verscholen in laag struikgewas. Daarnaast moet de ondergrond voldoende grip bieden om rustig te kunnen liggen en opstaan.

co p

yr

Varkens verkennen hun omgeving en gebruiken hiervoor hun wroetschijf. In de natuur doen ze dit om de foerageren, maar ook om hun leefomgeving in kaart te brengen. Als een varken dit gedrag niet kan uitoefenen kan zijn drang om te exploreren zich richten op hokgenoten, wat kan leiden tot bijten (staart, oren) of stereotiep gedrag, zoals stangbijten. Dit kun je voorkomen door voldoende verrijkend afleidingsmateriaal aan te bieden.

Zonder wroeten geen varken. Het dier moet en zal wroeten. Het zwijn eet door de snuit heen en weer te bewegen en het voer met onderlip, tanden en tong op te scheppen. In wat mindere mate eet het tamme varken op dezelfde wijze en heeft het ook behoefte om te wroeten.

2 . H et v a r k e n

Deze zeugen hebben hun rustplaatsen tegen de zijmuren. In het midden is de mestplaats. Er liggen zeugen dicht bij of in de mestplaats. Dit is een aanwijzing dat de ruimte te klein is voor het aantal zeugen.

11


Mestplaats Het varken is een zindelijk dier. Het houdt de eigen ligplaats en eetplaats schoon als dat mogelijk is. Creëer daarom een aparte ruimte in de stal waar ze kunnen mesten en urineren. Ook hierbij geldt: ze doen het graag samen, dus zorg voor voldoende ruimte. De mestplaats stelt een varken in staat ongestoord en op een veilige manier zijn behoefte te doen. De mestgeur zet het dier hiertoe aan. Mestplaatsen liggen minstens vijf en maximaal vijftien meter van vreetplaatsen af. En zo ver mogelijk van de rustplaats.

Zelfverzorging

ig ht pr o

De looppaden zijn herkenbaar en geschikt als looppaden. Dit betekent dat er genoeg ruimte is tussen een ligplaats en een vreetplaats en een mestplaats. En het betekent dat het varken veilig moet kunnen lopen: met voldoende grip en zonder gevaar van harde vloerdelen waarop het zijn klauwen beschadigt. Maar ook dat de dieren elkaar makkelijk kunnen passeren.

te ct ed

Loopruimte

co p

yr

De huid van het varken is, in vergelijking met die van andere diersoorten, relatief kaal. Het varken wil zich beschermen tegen jeuk, irritatie en huidbeschadigingen. Dit doet het varken door zich te krabben, schuren, rollen en door het nemen van een modderbad als dat mogelijk is. Om zich te kunnen krabben moet het dier op drie poten kunnen staan. Dit vereist een vloer met voldoende grip.

Varkenstoilet

Varkens zijn van nature zindelijke dieren zijn, ze urineren en mesten op een vaste plek. Je kunt dit gedrag gebruiken om een specifieke plek in de stal in te richten als toilet. Er zijn verschillende systemen beschikbaar die ervoor kunnen zorgen dat de mest en urine van varkens vervolgens apart worden opgevangen, waardoor ammoniakvorming vermindert. Zo wordt er geëxperimenteerd met het geven van een snoepje aan varkens zodra ze op de gewenste plek hebben geürineerd (het intelligente varkenstoilet van Kees Scheepens). De urine wordt gedetecteerd waarna automatisch het snoepje wordt gegeven.

12

Deze borstel geeft een varken de mogelijkheid om zijn huid te verzorgen en maakt het rustig. In de natuur zou het hiertoe tegen bomen of struiken schuren.

Var k e nssign a le n


Sociaal gedrag Varkens hebben een sterke hiërarchie. In de natuur ontstaan familiegroepen van verschillende generaties. Volwassen beren horen niet tot de familiegroep, maar leven solitair. De familiegroepen vormen een stabiele eenheid. Ook in de houderij kun je groepen het beste niet te veel mengen. Dit voorkomt agressie en onrust, omdat dan niet steeds de rangorde opnieuw bepaald hoeft te worden.

te c

ig ht pr o

Als de zeug en de beer paren hebben ze veel ruimte nodig om om elkaar heen te draaien. In de varkenshouderij wordt meestal niet gepaard, maar ook jonge beren vertonen al seksueel gedrag. Ze bespringen elkaar, wat kan leiden tot verwondingen. Ook zeugen kunnen onrust veroorzaken als ze berig zijn en dan groepsgenoten lastigvallen. Er moet daarom ruimte zijn zodat dieren die lastig worden gevallen kunnen weglopen of zich kunnen verbergen. In de varkenshouderij staan berige zeugen in de regel overigens vaak wel vast.

te d

Seksueel gedrag

Nestbouwgedrag en maternaal gedrag

co p

yr

Een aantal dagen voor het werpen krijgt de zeug de behoefte om een nest te bouwen. In strohokken kun je dit ook waarnemen. Kort nadat de biggen geboren zijn zuigen ze vrijwel continu bij de zeug. Na een paar uur worden dit op elkaar volgende zoogbeurten. Deze worden afgebouwd naarmate de biggen ouder worden. In het kraamhok moet de zeug comfortabel op haar zij kunnen liggen en ze moet verbaal contact kunnen maken met de biggen.

De oude zeug wijst de gelt op haar plaats onderin de rangorde. De zeug maakt zich groot en kijkt neer (hooggedrag). De gelt maakt zich klein en ontwijkt de zeug (laaggedrag).

2 . H et v a r k e n

De zeug moet goed contact kunnen maken met de biggen in de kraamstal.

13


ig ht pr o

te ct ed

3. Drachtig worden

Dat ze jaarrond biggen kan produceren, maakte het varken zeer geschikt voor de veehouderij. Nog steeds is de

yr

biggenproductie een belangrijke bepaler van de resultaten van een zeugenbedrijf. De basis wordt gelegd in de

de verzorger.

co p

dekstal en hangt sterk samen met het vakmanschap van

Vakmanschap en voortplanting gaan samen. Om het beste inseminatiemoment vast te stellen, moet je goed naar de zeugen kijken. De resultaten van de inseminatie hangen vervolgens weer af van de vaardigheid van de inseminator. Maar het resultaat van het vakmanschap in de dekstal staat onder invloed van andere factoren, zoals de kwaliteit van de kraamperiode. En managementkeuzes spelen een belangrijke rol: de zeugenlijn, het gebruik van een zoekbeer, zeugenselectie, de berenlijn, en de bewaring en verwerking van sperma.

De natuur In de natuur vindt de paring meestal plaats eind december, zodat de biggen begin lente geboren worden. Een rondzwervende beer dekt de zeug en vertrekt weer. Dekking door meerdere beren kan leiden tot een toom biggen met verschillende vaders. De voortplantingscyclus van zwijnen is seizoensgebonden, maar hangt ook samen met het voedselaanbod. De herfst brengt eikels, een rijk en zeer geliefd voedsel. In rijke jaren brengen zeugen twee worpen per jaar voort.

32

Var k e nssign a le n


Geslachtsorganen Kennis van de bouw en functie van de geslachtsorganen is noodzakelijk voor een goed begrip van dekking, eisprong 11 en bevruchting.

7

10

6 5

De beer Het voorhuidzakje van een beer bevat een mengsel van urine, sperma en afgestorven huidcellen. De geur van dit materiaal draagt bij aan de seksuele uitstraling van de beer. Het uitschachten van de penis vindt plaats door een combinatie van zwelling en uitstrekken van de S-bocht.

Voorhuid, schacht (preputium)

2

Voorhuidzakje

3

Penis

4

S-bocht

5

Cowperse-klier

6

Prostaat

8

te ct ed

1

9

2

1

Zaadblazen

8

Zaadbal (testikel)

9

Bijbal (epididymis)

10

Urineblaas

11

Nier

De zeug

ig ht pr o

7

4

3

yr

Na dekking/inseminatie trekt de baarmoeder samen. Zo wordt het sperma naar de eileider gemasseerd, waar de bevruchting plaatsvindt. Het grote spermavolume maakt dit proces mogelijk. Bij guste zeugen is de afstand van de baarmoederhals tot de eileider 0,6 tot 1,0 meter, met uitschieters naar 1,5 meter. De embryo’s verdelen zich gelijkelijk over de baarmoeder. Ze steken daarbij eventueel over van de ene hoorn naar de andere.

4

co p

2

3 1

Schede (vagina)

2

Baarmoederhals (cervix)

3

Eileider (oviduct)

4

Eierstokken (ovarium)

5

Blaas

6

Baarmoederhoorn

7

Baarmoederlichaam (uterus)

1

5

6 7

3 . Dr a c h t i g wo rde n

33


Veel en gezond Zo veel mogelijk gezonde biggen spenen tegen zo weinig mogelijk inspanning en kosten. Daar gaat het de vermeerderaar in belangrijke mate om. Vanuit het varken gezien zijn twee kernwoorden van belang: veel en gezond. Maar veel is zeker niet zaligmakend. De geboren biggen moeten ook levenskrachtig zijn. Ze moeten veel biest opnemen en sterk aan hun leven beginnen. Want wat is beter: een worp van twaalf vitale biggen, of een van veertien biggen met vier zwakgeborenen? En wat te doen als er meer biggen dan zeugenspenen zijn?

De gezondheid en levenskracht van de biggen hangt af van diverse factoren. Denk aan de ziektedruk op het bedrijf en aan de genetica van zeug, beer en biggen. Ook spelen vele managementaspecten een rol, zoals voeding van de zeug, inseminatie, huisvesting en rust. Het woord ‘gezond’ staat hier voor een zeug die lichamelijk in staat is vijftien gezonde biggen te werpen én ze allemaal goed te voeden tot spenen. Zij heeft geen infecties en ziektes onder de leden die dit in de weg kunnen staan. En geen wonden of aandoeningen.

Veel eicellen

Veel biggen

ig ht pr o

Het aantal eicellen dat vrijkomt bij de eisprong, neemt toe tot de vierde/vijfde dracht. Bij de achtste dracht daalt het aantal levendgeboren biggen en stijgt het aantal doodgeboren dieren. Bij sterk vermagerde zeugen komen minder eicellen vrij. In de praktijk zijn dit met name de eersteworps.

te ct ed

Veel!

co p

yr

De geschatte erfelijkheidsgraad van worpgrootte bedraagt 17 procent. Dit betekent dat met fokkerij relatief veel kan worden bereikt. Maar het betekent ook dat het management 83 procent van de verschillen in aantal geboren biggen veroorzaakt. Inteelt leidt tot een daling van de worpgrootte. Heterosis door kruising van niet-verwante lijnen vergroot de worpgrootte en de vitaliteit van de biggen.

Veel sperma De penis eindigt in een kurkentrekkerachtige punt. Hiermee zet het orgaan zich vast in de baarmoederhals (cervix), zodat het sperma zo veel mogelijk richting baarmoeder loopt en niet terugvloeit in de schede. Eén zaadlozing geeft 150 tot 250 ml sperma. Dit komt in een rustige stroom vrij, in verschillende fracties. De laatste fractie bevat gelei-achtige proppen, die helpen de cervix af te sluiten.

34

Var k e nssign a le n


Conditie vaststellen na het spenen ook erg belangrijk voor een goede kwaliteit eicellen bij de eisprong. Flushvoer/dekstalvoer bevat dan voldoende koolhydraten met snel afbreekbare suikers en langzaam afbreekbaar zetmeel. In flushvoer zitten vaak extra vitamine (A, E, B12, foliumzuur) en mineralen (kobalt en chroom) wat de zeug helpt bij het herstel na de zoogperiode en bij de ontwikkeling van de follikels en baarmoeder.

De conditie van zeugen bij spenen vormt een uitstekend ijkpunt voor voeding en vruchtbaarheid. De juiste conditie is een doel en een controlepunt. De conditie voorspelt het gemak waarmee een zeug in de kraamstal haar biggen grootbrengt. Bovendien zullen zeugen die in de kraamstal te veel vermagerd zijn, minder goed berig worden en minder levendgeboren biggen brengen. Omdat de follikels na het spenen nog flink moeten groeien is een goede voeding

Op het oog

2

3

4

5

ig ht pr o

Spekdikte meten

1

yr

Conditiescore (BCS)

te ct ed

Mensen met geoefende ogen kunnen uitstekend de conditie van zeugen inschatten, als zij zichzelf regelmatig ‘ijken’ met een spekdiktemeting. Dit is wel heel belangrijk, want bij een beoordeling ‘op het oog’ kan het nog ontzettend misgaan. Met de hand op de heupbenen en de ruggengraat kun je de dikte van het spek voelen. De optimale conditiescore is een BCS (Body Condition Score) van 3.

co p

Een spekdiktemeting geeft betrouwbare informatie over de conditie van een zeug. Meet altijd op exact dezelfde plaats op het lichaam en plaats de sonde loodrecht op het dier, met nauwelijks druk op de huid. De normwaarden verschillen tussen zeugenlijnen. Het ideaal is echter vaak circa 18 mm spek als de zeug de kraamstal ingaat. In de kraamperiode mag ze vervolgens maximaal 5 mm spek verliezen. Gelten bij inseminatie: streef naar 13 mm. Het alleen wegen van zeugen wordt ook vaak gedaan.

De meting vindt plaats ter hoogte van de laatste rib.

3 . Dr a c h t i g wo rde n

Plaatsbepaling ten opzichte van de ruggenwervels. De scan-gelvlekken liggen 5,5 cm links en rechts van de ruggengraat.

Zet de sonde loodrecht op de huid om meetfouten te voorkomen en neem het gemiddelde van de twee meetpunten. 9 mm betekent een te magere zeug.

35


ig ht pr o

te ct ed

6. In de kraamstal: de big

Voor de zeug is de geboorte het eindpunt van het proces van bevruchting en dracht, wat overgaat in het zogen.

yr

Voor de big is het een begin van het leven, vanuit de

uitdagingen.

co p

beschermende baarmoeder in een wereld vol nieuwe

Biggen worden geboren achter de zeug in een relatief koude omgeving. De huid is nat en de biggen verliezen hierdoor veel warmte. Er zijn weinig reserves in de vorm van vet en glycogeen en geen zogenoemd bruin vet zoals baby’s hebben. De reserves zijn maximaal voldoende voor één dag. Daarom moet de big zo snel mogelijk biest opnemen om dit om te zetten in warmte. Biggen zijn de eerste dagen erg gevoelig voor temperatuur. De beste omgevingstemperatuur is 32 tot 35°C. Maak een microklimaat voor de biggen: een lamp is lekker warm, maar pasgeboren biggen houden meer van schemerdonker en mijden daarom soms het licht van de warmtelamp. Neem voor de zekerheid een rode lamp. Het liggedrag van de biggen laat zien of ze oké zijn!

70

Kleine biggen verliezen veel warmte door hun relatief grote huidoppervlak. Biggen van 2 kg kunnen het in de kou 1,75 keer langer volhouden dan biggen van 1 kg. Zorg dat de biggen warm blijven door een lamp op te hangen die voldoende warmte geeft, vloerverwarming, een strobed en/of een overdekt biggennest. Wentel de biggen in droogpoeder. Leg biggen die in een hoekje van het hok liggen en hierdoor afkoelen, in het biggennest.

Var k e nssign a le n


Belang van biest

Te weinig weerstand

Bouwstoffen Energie Afweerstoffen

te ct ed

Biest is een levensvoorwaarde. De pasgeboren big bezit geen afweerstoffen van zichtzelf. Energie heeft-ie onder meer nodig om zich warm te houden. Het eiwit levert bouwstoffen en afweerstoffen.

ig ht pr o

Voor de toom biggen maakt de zeug een vaste hoeveelheid biest met daarin de afweerstoffen (antilichamen). Hoe meer biggen in een toom, hoe minder afweerstoffen dus per big beschikbaar zijn. Tijdens het werpen wordt de biest vrijgegeven. En de concentratie afweerstoffen daalt direct al snel. Biggen die later geboren worden moeten dus meer drinken om voldoende afweerstoffen binnen te krijgen. Splits de toom zo nodig in twee groepen. Merk de eerstgeboren biggen en sluit ze, nadat ze hun buik vol hebben gedronken, achter een schotje om de laatstgeboren biggen extra te laten drinken. Biggen van gelten zijn extra gevoelig; het afweersysteem van gelten is nog niet volledig ontwikkeld en ze zijn nog niet met alle kiemen die op het bedrijf aanwezig zijn in aanraking geweest. Hiernaast scheiden gelten zelf ook meer kiemen uit dan een volwassen zeug, waardoor de biggen meer risico lopen op besmetting. Meng daarom de biggen van gelten niet en vaccineer de gelten voor een zo goed mogelijke afweer.

Het niveau van afweerstoffen in de biest is afhankelijk van het aantal en de soort kiemen waarmee de zeug in contact is geweest, de reactie hierop en het tijdstip waarop. Oudere zeugen hebben daardoor vaak meer afweerstoffen in de biest dan gelten. Vaccinaties tegen bijvoorbeeld circo of een griepinfectie kunnen een hogere concentratie afweerstoffen tegen die specifieke kiemen in de biest geven.

co p

yr

Heeft de big te weinig afweerstoffen? Ligt dit aan de boer, de big of de zeug? • Zeug heeft te weinig biest gegeven (kwantiteit). • Zeug heeft te weinig afweerstoffen in de biest (kwaliteit). • Big heeft te weinig en/of te laat gedronken.

KIJK - DENK - DOE Wat vertelt deze magere big? Kromme rug, kop omlaag, ingevallen flanken en een dun achterlijf. Deze big heeft te weinig biest binnengekregen. De kans is groot dat hij ziek wordt. Er zijn weinig anti-infectiestoffen aanwezig in de darm en weinig afweerstoffen in het bloed. Een kiem kan hierdoor makkelijk groeien in de darm en de big infecteren. Daarnaast zullen de darmen zich minder goed ontwikkelen, omdat groeifactoren uit de biest ontbreken. Ten slotte krijgt de big de noodzakelijke voedingsstoffen niet binnen en zal de big verhongeren, afkoelen en sterven.

6 . I n d e k r a a ms t a l : de bi g

71


ig ht pr o

te ct ed

9. Biosecurity

De basis van veel ziektes zijn ziektekiemen. Die houd je

Extern (voorkomen van insleep)

dan is het zaak de ziektedruk terug te dringen en verdere

• •

yr

dus het beste buiten de deur. En als er ziektekiemen zijn,

verspreiding binnen het bedrijf te voorkomen. Dit vatten

Biosecurity delen we op in externe biosecurity: ziektes buiten het bedrijf houden. En interne biosecurity: verspreiding binnen het bedrijf voorkomen. Controleer regelmatig of alle maatregelen kloppen en of je mogelijk nieuwe maatregelen moet nemen. Zorg voor duidelijke protocollen voor personeel hoe om te gaan met biosecurity gedurende de dagelijkse werkzaamheden.

co p

we samen onder de term biosecurity.

Intern (voorkomen van versleep) • • • • • •

108

Goede scheiding tussen vuile weg en schone weg. Hygiënesluis waar iedereen zich doucht en omkleedt om insleep van ziektes te voorkomen. Gekoelde kadaveropslag zo ver mogelijk van het bedrijf af. Goede ongediertebestrijding.

Eigen kleding voor de vleesvarkensafdeling (op een gesloten bedrijf ). Handen wassen tussen iedere afdeling (20 seconden wassen of handschoenen dragen). Schoeisel wisselen of schoonmaken per afdeling. Materialen per afdeling (door bijvoorbeeld kleurcodering). Van jong naar oud werken. Een afdeling met zieke dieren altijd als laatste controleren.

Var k e nssign a le n


Externe biosecurity Alles buiten het bedrijf beschouwen we als mogelijke bron van besmetting en valt daarom onder de vuile zone. Binnen het bedrijf is de schone zone. Toch zullen er zaken van buiten naar binnen moeten komen, maar vermijd toegang tot het bedrijf zo veel mogelijk. Schoon en vuil heeft in deze context weinig te maken met iets dat wel of niet is schoongemaakt. Om het heel duidelijk te stellen: mest van de varkens is in principe ‘schoon’ en voer dat wordt aangevoerd moet je zien als potentieel ‘vuil’. Vandaar dat we liever spreken van ‘wit’ en ‘zwart’ gebied om verwarring te voorkomen.

Mestopslag

Afvoer vleesvarken Kadaver koeling

Mestafvoer

Vrije aanvoer luch

Stallen = Witte gedeelte (schoon)

Vrije aanvoer luch

te ct ed

Hek

1 1

1

ig ht pr o

Aanvoer voer

Kadaverophaalplaats

Vrije aanvoer luch

Hygiëne sluis

Aanvoer Materiaal Personen biggen

Silo's

P

2

3

4

Openbare weg = Zwarte gedeelte (vuil)

Oprit A: -afvoer van mest, kadavers -aanvoer van voer

Oprit B: -Aanvoer van biggen, materiaal en personen

2 1

co p

yr

Eén centrale losplaats voor voeders op het zwarte bedrijfsgedeelte, búiten het hekwerk.

Hier worden kadavers aan de weg opgehaald, vanuit een gekoelde opslag. Het bedrijf is verder afgeschermd met hekken.

9 . B io s e c u r i t y

3 1

Sluit je bedrijfsterrein af met een slagboom of een hek en laat iedere chauffeur zich eerst melden. Hang je telefoonnummer bij de poort.

4 1

Materialen worden niet rechtstreeks het bedrijf op gebracht, maar vanaf de buitenzijde in een UV-kast of een aparte ruimte geplaatst. Na de UV-behandeling of een wachttijd kun je de materialen van binnenuit pakken.

109


VARKENSSIGNALEN PRAKTIJKGIDS VOOR DIERGERICHT VARKENS HOUDEN

‘De juiste dingen goed doen én op het juiste moment, d aar gaat het o m bij su ccesvo l varken s h o u den .’

te ct ed

Varkens geven voortdurend informatie over hun gezondheid, hun welbevinden en hun productie. Het is de kunst deze signalen op te pikken en te gebruiken om uw management dagelijks te verbeteren. Dat komt ten goede aan de varkens en daarmee ook aan uw bedrijfsresultaat.

ig ht pr o

Waarom mest een zeug in de ligplaats? Hoe komt die big aan zijn droge hoest? En wordt agressie bij de vleesvarkens veroorzaakt door rangorde-strijd of is er sprake van tocht? Diergericht varkens houden betekent zorgvuldig werken. Een fout die gisteren is gemaakt, kan morgen leiden tot problemen. Zet dagelijks uw zintuigen op scherp en doe geen aannames. Wat zie ik? Wat betekent dit? En wat kan ik vervolgens doen?

co p

yr

Met de kennis uit Varkenssignalen leert u sub-optimale situaties te herkennen en ernaar te handelen. Maar het begint met willen: of de kennis uit Varkenssignalen ook ten goede komt aan úw varkens, bepaalt u dus grotendeels zelf!

ISBN 978-90-8740-365-2

www.roodbontpublishers.com

9 789087 403652


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.