Weidevogels zijn onderdeel van het Nederlandse landschap en goed beheer draagt bij tot hun behoud. En dit start met goede kennis. ‘Onbekend maakt onbemind’ heb ik vaak ontdekt. Veel boeren , burgers en andere buitenlui zoeken actief naar nesten van weidevogels, markeren ze en brengen ze in kaart. Zij zien alleen nesten en weidevogels. Het grootste deel van de broedcyclus blijft echter voor velen verborgen en juist dat is zo leuk om te observeren. Wat gebeurt er allemaal rond de nestkom? Waarom vind je sommige uitgekomen eieren wel terug en sommige niet? Waarom hangt er een alarmerende grutto boven je hoofd? In Weidevogels licht Astrid Kant een tipje van deze sluier op, de belangrijke maanden maart tot en met juni volgend. Ze zit al meer dan 20 jaar in haar schuilhutje met haar telelens, midden tussen de weidevogels en heeft het broedgedrag beschreven en in beeld vastgelegd. Het gaat de weidevogels in Nederland niet voor de wind. De populatie van bijna alle soorten gaat hard achteruit. Natuurlijk kunnen we dit tij keren en met kleine middelen in de landbouw een groot resultaat bereiken. Dit boek vertelt op een overzichtelijk wijze, stap voor stap het geheime broedgedrag van onze bijzondere weidevogels. Als dit duidelijker is, wordt bescherming ineens een stuk eenvoudiger. Voor boeren en duizenden vrijwilligers. Zelfs de kleinste inzet loont, laten we trots zijn op onze weidevogels.
www.roodbont.nl
Astrid Kant
Maart,
De tijd van aankomst en kennismaking Het is eindelijk zo ver. Na acht maanden van afwezigheid zijn de weidevogels weer terug. In maart raakt het luchtruim gevuld met buitelende kieviten. Hun jodelende roep vertelt dat het voorjaar in aantocht is. Na een lange, vaak natte winter zijn de Nederlandse uiterwaarden een favoriete plek voor steltlopers. Hun lange poten zijn bedoeld om ermee door ondiep water te lopen en de lange snavel kan diep de grond in om het voornaamste voedsel, regenwormen, te bemachtigen. In een plasdras kun je ze al eind februari aantreffen. Grutto’s die niet zo zuidelijk hebben overwinterd, zijn vaak als eerste in Nederland. De langeafstandstrekkers volgen dan spoedig. Maart is dan ook dÊ maand om honderden weidevogels in een plasdras of rivieruiterwaard te vinden. Luid kakelend wekken ze de indruk verheugd te zijn over hun terugkomst en ze kunnen dan ook niet wachten met de aanvang van de broedtijd. Maart is ook de maand om bij te tanken na de lange reis. Ook al is deze in etappes verlopen, de vetreserves moeten nodig worden aangevuld. Hoe je het ook wendt of keert, Nederland is weidevogelland nummer een. De natte polders zijn een uitstekende kraamkamer voor het toekomstige kroost van de vogels. De eileg zal voornamelijk in de maand april plaatsvinden. 8
WEIDEVOGELS
Maart: De tijd van aankomst en kennismaking
9
Maart,
De tijd van aankomst en kennismaking Het is eindelijk zo ver. Na acht maanden van afwezigheid zijn de weidevogels weer terug. In maart raakt het luchtruim gevuld met buitelende kieviten. Hun jodelende roep vertelt dat het voorjaar in aantocht is. Na een lange, vaak natte winter zijn de Nederlandse uiterwaarden een favoriete plek voor steltlopers. Hun lange poten zijn bedoeld om ermee door ondiep water te lopen en de lange snavel kan diep de grond in om het voornaamste voedsel, regenwormen, te bemachtigen. In een plasdras kun je ze al eind februari aantreffen. Grutto’s die niet zo zuidelijk hebben overwinterd, zijn vaak als eerste in Nederland. De langeafstandstrekkers volgen dan spoedig. Maart is dan ook dÊ maand om honderden weidevogels in een plasdras of rivieruiterwaard te vinden. Luid kakelend wekken ze de indruk verheugd te zijn over hun terugkomst en ze kunnen dan ook niet wachten met de aanvang van de broedtijd. Maart is ook de maand om bij te tanken na de lange reis. Ook al is deze in etappes verlopen, de vetreserves moeten nodig worden aangevuld. Hoe je het ook wendt of keert, Nederland is weidevogelland nummer een. De natte polders zijn een uitstekende kraamkamer voor het toekomstige kroost van de vogels. De eileg zal voornamelijk in de maand april plaatsvinden. 8
WEIDEVOGELS
Maart: De tijd van aankomst en kennismaking
9
Even voorstellen: onze weidevogels
D
e hoofdrolspelers in het weidevogelverhaal zijn kievit, grutto, tureluur en scholekster. Hun gedrag zal in dit boek een grote rol spelen. Wie dit gedrag beter begrijpt, kan de vogels ook beter beschermen.
De tureluur
De tureluur zou je een kleine grutto kunnen noemen, maar hij heeft oranje poten en een snavel met een zwarte punt.
Ook de tureluur gebruikt graag hoge polletjes om op de uitkijk te staan.
10
WEIDEVOGELS
Allereerst is er de kleine dappere tureluur, waarvan er zo’n 25.000 exemplaren in Nederland broeden. Dit lijkt veel, maar het is slechts een klein deel van de Europese populatie, die op 450.000 broedparen wordt geschat. Alleen al in Noorwegen broeden zo’n 80.000 tureluren en in het Europese deel van Rusland zijn aantallen van 100.000 exemplaren bekend. Wit-Rusland alleen heeft een populatie van 70.000 broedparen. Op IJsland broedt een unieke ondersoort en hiervan zijn maar liefst 140.000 broedparen bekend. De tureluur is dus zeker geen typisch Nederlandse vogel, zoals de grutto. De Engelse naam voor tureluur is ‘Redshank’, wat zoiets als rode onderbenen betekent. De naam geeft uitstekend aan dat zijn rode poten wel erg opvallend zijn, dat dit een uitstekend kenmerk voor de soort is. Zijn Latijnse naam is Tringa Totanus. Hij behoort dus tot de Tringa’s of ruiters, net als bijvoorbeeld de groenpootruiter en de zwarte ruiter die regelmatig op doortrek in Nederland voorkomen. De tureluur is de kleinste steltloper in de groene weilanden en hij weegt niet meer dan 120 gram. Beide geslachten zijn bruin gevlekt van kleur en hebben - zoals alle steltlopers - donkere bovendelen en lichte onderdelen. Het vlekkenpatroon aan de onderzijde is lichter dan aan de bovenzijde, dus meer dan de kleuren wit en bruin zijn er niet voor de veren gebruikt. De staartveren zijn smal bruinwit gestreept en spelen een belangrijke rol bij de balts. De handpennen zijn donkerbruin. De snavel van het vrouwtje zou 2 mm langer moeten zijn, wat in het veld natuurlijk niemand opvalt. De snavel is roodoranje en is zeker niet zo lang als die van de andere leden van de snippenfamilie maar er kan flink mee in de blubber geprikt worden. De tureluur is dus zeker buiten de broedtijd een wetlandvogeltje, met lange poten en een lange snavel. Tureluren eten ondiep verstopte regenwormen, insecten en slakjes, die laag uit de vegetatie worden gehaald of net onder het grondoppervlak.
Broedgebieden De broedgebieden liggen vooral in kruidenrijke graslanden en kwelders, met name in het westen van Nederland en in Friesland en Groningen. De rivieren-, wadden- en deltagebieden zijn favoriete tureluurgebieden. Na de broedtijd overwinteren veel tureluren langs de getijdenkusten van de Wadden en Zeeland, hoewel een groot aantal doortrekt naar Zuidwest-Europa of nog verder, naar West-Afrika. De soort is in aantal achteruitgegaan. Het beestje heeft erg geleden onder de modernisering van de Nederlandse landbouw. Toch blijkt die achteruitgang de laatste decennia wat mee te vallen. De vogels hebben zich beter weten te handhaven dan de grutto. De tureluur doet het namelijk goed in de weidevogelreservaten. Het ruige terrein biedt zijn nest een uitstekende beschutting. Vaak wordt het daar voor de grutto juist te ruig. Ook broedt de tureluur op wat meer zoute kwelders, die voor de landbouw niet zo populair waren.
Tuuuuut! Het geluid van de tureluur is nog wel het meest opvallende kenmerk: een nerveus tju-re-lur, vandaar zijn naam. Als het mannetje wakend en paniekerig op een paaltje staat, roep hij het kenmerkende ‘tuuuuut’ en nogmaals ‘tuuuut’. Daarom is zijn bijnaam weleens tuut.
Maart: De tijd van aankomst en kennismaking
11
Even voorstellen: onze weidevogels
D
e hoofdrolspelers in het weidevogelverhaal zijn kievit, grutto, tureluur en scholekster. Hun gedrag zal in dit boek een grote rol spelen. Wie dit gedrag beter begrijpt, kan de vogels ook beter beschermen.
De tureluur
De tureluur zou je een kleine grutto kunnen noemen, maar hij heeft oranje poten en een snavel met een zwarte punt.
Ook de tureluur gebruikt graag hoge polletjes om op de uitkijk te staan.
10
WEIDEVOGELS
Allereerst is er de kleine dappere tureluur, waarvan er zo’n 25.000 exemplaren in Nederland broeden. Dit lijkt veel, maar het is slechts een klein deel van de Europese populatie, die op 450.000 broedparen wordt geschat. Alleen al in Noorwegen broeden zo’n 80.000 tureluren en in het Europese deel van Rusland zijn aantallen van 100.000 exemplaren bekend. Wit-Rusland alleen heeft een populatie van 70.000 broedparen. Op IJsland broedt een unieke ondersoort en hiervan zijn maar liefst 140.000 broedparen bekend. De tureluur is dus zeker geen typisch Nederlandse vogel, zoals de grutto. De Engelse naam voor tureluur is ‘Redshank’, wat zoiets als rode onderbenen betekent. De naam geeft uitstekend aan dat zijn rode poten wel erg opvallend zijn, dat dit een uitstekend kenmerk voor de soort is. Zijn Latijnse naam is Tringa Totanus. Hij behoort dus tot de Tringa’s of ruiters, net als bijvoorbeeld de groenpootruiter en de zwarte ruiter die regelmatig op doortrek in Nederland voorkomen. De tureluur is de kleinste steltloper in de groene weilanden en hij weegt niet meer dan 120 gram. Beide geslachten zijn bruin gevlekt van kleur en hebben - zoals alle steltlopers - donkere bovendelen en lichte onderdelen. Het vlekkenpatroon aan de onderzijde is lichter dan aan de bovenzijde, dus meer dan de kleuren wit en bruin zijn er niet voor de veren gebruikt. De staartveren zijn smal bruinwit gestreept en spelen een belangrijke rol bij de balts. De handpennen zijn donkerbruin. De snavel van het vrouwtje zou 2 mm langer moeten zijn, wat in het veld natuurlijk niemand opvalt. De snavel is roodoranje en is zeker niet zo lang als die van de andere leden van de snippenfamilie maar er kan flink mee in de blubber geprikt worden. De tureluur is dus zeker buiten de broedtijd een wetlandvogeltje, met lange poten en een lange snavel. Tureluren eten ondiep verstopte regenwormen, insecten en slakjes, die laag uit de vegetatie worden gehaald of net onder het grondoppervlak.
Broedgebieden De broedgebieden liggen vooral in kruidenrijke graslanden en kwelders, met name in het westen van Nederland en in Friesland en Groningen. De rivieren-, wadden- en deltagebieden zijn favoriete tureluurgebieden. Na de broedtijd overwinteren veel tureluren langs de getijdenkusten van de Wadden en Zeeland, hoewel een groot aantal doortrekt naar Zuidwest-Europa of nog verder, naar West-Afrika. De soort is in aantal achteruitgegaan. Het beestje heeft erg geleden onder de modernisering van de Nederlandse landbouw. Toch blijkt die achteruitgang de laatste decennia wat mee te vallen. De vogels hebben zich beter weten te handhaven dan de grutto. De tureluur doet het namelijk goed in de weidevogelreservaten. Het ruige terrein biedt zijn nest een uitstekende beschutting. Vaak wordt het daar voor de grutto juist te ruig. Ook broedt de tureluur op wat meer zoute kwelders, die voor de landbouw niet zo populair waren.
Tuuuuut! Het geluid van de tureluur is nog wel het meest opvallende kenmerk: een nerveus tju-re-lur, vandaar zijn naam. Als het mannetje wakend en paniekerig op een paaltje staat, roep hij het kenmerkende ‘tuuuuut’ en nogmaals ‘tuuuut’. Daarom is zijn bijnaam weleens tuut.
Maart: De tijd van aankomst en kennismaking
11
Scholeksters houden van kaal en open terrein, het zijn luidruchtige vogels.
Toch zal zijn overleving tussen de intensieve landbouwbedrijven vooral te maken hebben met het feit dat de kuikens beter kunnen vertoeven in gemaaid gras. Vaak hoor je een boer vertellen dat hij tijdens het maaien enkele kuikens voor de trekker uit heeft zien lopen, die hij al dan niet in veiliger terrein heeft moeten brengen. In de meeste gevallen gaat het dan om tureluurkuikens. En natuurlijk heeft deze ontwikkeling ook met de weidevogelbeschermers zelf te maken. Door meer kennis, betere verrekijkers en meer inzet blijken er veel nesten gevonden te worden. Men had vroeger ook meer moeite om de nesten te vinden dan vandaag de dag en zag vele nesten over het hoofd. Veel weidevogelbeschermers, ook de boeren zelf, hebben er een sport van gemaakt om de kleine tureluurnesten op te sporen. De scholekster is eigenlijk een wadvogel, tegenwoordig zie je hem steeds meer in het binnenland.
De scholekster
Aangepaste snavel Vroeger kwam de scholekster alleen voor op het wad, op de zoute kwelders, waar hij leefde van schaal- en schelpdieren. Het grootste deel van de vogels broedt daar nog steeds. Een scholekster hakt met zijn snavel tegen de twee schaaldelen van de schelp en breekt die open, om zo de inhoud eruit te eten. De snavel moet dus bot en stomp zijn. Maar sinds vijftig jaar kom je de scholekster steeds vaker tegen in de Nederlandse weilanden. Daar leeft hij van bodemdieren, zoals de regenworm. De snavel is in die periode ontwikkeld tot een dunne scherpe prikker, om diep in de zachte aarde te kunnen steken en zo de wormen naar boven te halen. Een aanpassing aan het leven in de voedselrijke weilanden.
Scholekster: verschil tussen man en vrouw Op het eerste gezicht zien beide geslachten er hetzelfde uit. In de broedtijd heeft het mannetje echter een diepere zwarte kleur dan het vrouwtje. Het verenkleed van het vrouwtje is dan wat bruiner en wat valer. Over de snavel valt voor beide geslachten ook nog wel wat te zeggen. De snavelbasis, het deel het dichtst bij het gezicht, is bij het mannetje wat roder dan bij het vrouwtje. Deze verschillen zijn alleen te herkennen als je beide geslachten tegelijk kunt observeren, bijvoorbeeld tijdens de paring en dan alleen nog maar met een goede verrekijker of telescoop.
12
WEIDEVOGELS
Veel kleuren zijn er voor deze weidevogel niet gebruikt. Alleen zwart, wit en rood. De snavel is oranjerood, de poten zijn rozerood, de ogen hebben een rode iris en een oranjerode oogring. Het verenkleed van de scholekster heeft dus zwarte bovendelen en het hoofd is zwart. De zwarte vleugel heeft een witte vleugelstreep, die in de vlucht goed te zien is. De stuit is wit, evenals de onderdelen. Ook hieraan kun je zien waar de waterlijn bij wetlandvogels moet lopen. De meeste steltlopers, die gebouwd zijn om door ondiep water te lopen, hebben donkere –in dit geval zwarte – bovendelen en witte onderdelen. Een vliegende predator zal de vogels op het donkere wateroppervlak slechter zien. Kleine beestjes die onder water leven en een prooi zijn voor de steltlopers, kunnen tegen het spierwitte wateroppervlak hun aanvaller moeilijker zien als hij dezelfde kleur heeft als dit oppervlak. Al onze weidevogels zijn donker aan de bovenzijde en licht aan de onderzijde. Ook bij ooievaars en reigers is dit het geval. De naam van deze vogel is moeilijk te verklaren. ‘Ekster’ is natuurlijk duidelijk: dat verwijst naar het kleed van de eksters, die overigens ver van onze weidevogels afstaan. Het woord ‘schol’ is nog het beste te vertalen als ‘schel’, wat weer lijkt op het Engelse woord ‘shell’, wat naar zijn hoofdvoedsel verwijst, namelijk schelpdieren. Het geluid van de scholekster is onmiskenbaar, zijn aanhoudende ‘piet-piet’ of ‘tepiet-tepiet’ heeft hem waarschijnlijk de bijnaam Bonte Piet opgeleverd. De vogel weegt iets meer dan 500 gram en dat maakt hem tot een van de zwaarste weidevogels in ons land. Scholeksters kun je bij geen enkele groep indelen, ze behoren tot een unieke soort, met unieke eigenaardigheden. Ze broeden echter wel over de hele wereld, hoewel elke plek zijn eigen scholekster kent.
Amerika kent bijvoorbeeld de ‘Black Oystercatcher’. Die is helemaal pikzwart, met enkel een roodoranje oog. Nederland is het land waar bijna de meeste scholeksters voorkomen van heel Europa. Alleen in Engeland komen er net zoveel voor als in Nederland. Omdat Nederland een kleiner land is, is de dichtheid dus veel hoger. Dichtheden van 40 paar per 10 hectare zijn op het wad geen uitzondering. Ongeveer een derde deel van alle Europese scholeksters broedt in Nederland. Het aantal broedparen in Nederland ligt dan ook tussen 90.000 en 130.000. Scholeksters broeden graag op kale grond, die nog het meest op het wad lijkt. Het grootste deel van de broedparen van de scholekster in het boerenland broedt om die reden op maisakkers. Met de opkomst van de maisakkers zijn de scholeksters er in aantal op vooruitgegaan. Vaak zie je maar één of twee paar per akker. Ze hebben ruim zicht nodig en verdragen weinig concurrentie. Boeren weten dikwijls zelf ‘hun’ scholeksters te zitten. Het opvallende kleed is vaak al vanaf de trekker waar te nemen. Ze zijn zeer plaatstrouw, kunnen jaren achtereen op dezelfde akker broeden, jarenlang dezelfde partner hebben en ze kunnen ook heel oud worden. Hoewel ze pas na drie of vier jaar geslachtsrijp zijn, kunnen ze de twintig jaar wel passeren. Ze kunnen dus vele jaren voor nakomelingen proberen te zorgen.
Scholeksters zijn opvallende verschijningen, het zwartwitte verenkleed met zijn fel oranje wortelsnavel valt meteen op in het groene gras.
Maart: De tijd van aankomst en kennismaking
13
Scholeksters houden van kaal en open terrein, het zijn luidruchtige vogels.
Toch zal zijn overleving tussen de intensieve landbouwbedrijven vooral te maken hebben met het feit dat de kuikens beter kunnen vertoeven in gemaaid gras. Vaak hoor je een boer vertellen dat hij tijdens het maaien enkele kuikens voor de trekker uit heeft zien lopen, die hij al dan niet in veiliger terrein heeft moeten brengen. In de meeste gevallen gaat het dan om tureluurkuikens. En natuurlijk heeft deze ontwikkeling ook met de weidevogelbeschermers zelf te maken. Door meer kennis, betere verrekijkers en meer inzet blijken er veel nesten gevonden te worden. Men had vroeger ook meer moeite om de nesten te vinden dan vandaag de dag en zag vele nesten over het hoofd. Veel weidevogelbeschermers, ook de boeren zelf, hebben er een sport van gemaakt om de kleine tureluurnesten op te sporen. De scholekster is eigenlijk een wadvogel, tegenwoordig zie je hem steeds meer in het binnenland.
De scholekster
Aangepaste snavel Vroeger kwam de scholekster alleen voor op het wad, op de zoute kwelders, waar hij leefde van schaal- en schelpdieren. Het grootste deel van de vogels broedt daar nog steeds. Een scholekster hakt met zijn snavel tegen de twee schaaldelen van de schelp en breekt die open, om zo de inhoud eruit te eten. De snavel moet dus bot en stomp zijn. Maar sinds vijftig jaar kom je de scholekster steeds vaker tegen in de Nederlandse weilanden. Daar leeft hij van bodemdieren, zoals de regenworm. De snavel is in die periode ontwikkeld tot een dunne scherpe prikker, om diep in de zachte aarde te kunnen steken en zo de wormen naar boven te halen. Een aanpassing aan het leven in de voedselrijke weilanden.
Scholekster: verschil tussen man en vrouw Op het eerste gezicht zien beide geslachten er hetzelfde uit. In de broedtijd heeft het mannetje echter een diepere zwarte kleur dan het vrouwtje. Het verenkleed van het vrouwtje is dan wat bruiner en wat valer. Over de snavel valt voor beide geslachten ook nog wel wat te zeggen. De snavelbasis, het deel het dichtst bij het gezicht, is bij het mannetje wat roder dan bij het vrouwtje. Deze verschillen zijn alleen te herkennen als je beide geslachten tegelijk kunt observeren, bijvoorbeeld tijdens de paring en dan alleen nog maar met een goede verrekijker of telescoop.
12
WEIDEVOGELS
Veel kleuren zijn er voor deze weidevogel niet gebruikt. Alleen zwart, wit en rood. De snavel is oranjerood, de poten zijn rozerood, de ogen hebben een rode iris en een oranjerode oogring. Het verenkleed van de scholekster heeft dus zwarte bovendelen en het hoofd is zwart. De zwarte vleugel heeft een witte vleugelstreep, die in de vlucht goed te zien is. De stuit is wit, evenals de onderdelen. Ook hieraan kun je zien waar de waterlijn bij wetlandvogels moet lopen. De meeste steltlopers, die gebouwd zijn om door ondiep water te lopen, hebben donkere –in dit geval zwarte – bovendelen en witte onderdelen. Een vliegende predator zal de vogels op het donkere wateroppervlak slechter zien. Kleine beestjes die onder water leven en een prooi zijn voor de steltlopers, kunnen tegen het spierwitte wateroppervlak hun aanvaller moeilijker zien als hij dezelfde kleur heeft als dit oppervlak. Al onze weidevogels zijn donker aan de bovenzijde en licht aan de onderzijde. Ook bij ooievaars en reigers is dit het geval. De naam van deze vogel is moeilijk te verklaren. ‘Ekster’ is natuurlijk duidelijk: dat verwijst naar het kleed van de eksters, die overigens ver van onze weidevogels afstaan. Het woord ‘schol’ is nog het beste te vertalen als ‘schel’, wat weer lijkt op het Engelse woord ‘shell’, wat naar zijn hoofdvoedsel verwijst, namelijk schelpdieren. Het geluid van de scholekster is onmiskenbaar, zijn aanhoudende ‘piet-piet’ of ‘tepiet-tepiet’ heeft hem waarschijnlijk de bijnaam Bonte Piet opgeleverd. De vogel weegt iets meer dan 500 gram en dat maakt hem tot een van de zwaarste weidevogels in ons land. Scholeksters kun je bij geen enkele groep indelen, ze behoren tot een unieke soort, met unieke eigenaardigheden. Ze broeden echter wel over de hele wereld, hoewel elke plek zijn eigen scholekster kent.
Amerika kent bijvoorbeeld de ‘Black Oystercatcher’. Die is helemaal pikzwart, met enkel een roodoranje oog. Nederland is het land waar bijna de meeste scholeksters voorkomen van heel Europa. Alleen in Engeland komen er net zoveel voor als in Nederland. Omdat Nederland een kleiner land is, is de dichtheid dus veel hoger. Dichtheden van 40 paar per 10 hectare zijn op het wad geen uitzondering. Ongeveer een derde deel van alle Europese scholeksters broedt in Nederland. Het aantal broedparen in Nederland ligt dan ook tussen 90.000 en 130.000. Scholeksters broeden graag op kale grond, die nog het meest op het wad lijkt. Het grootste deel van de broedparen van de scholekster in het boerenland broedt om die reden op maisakkers. Met de opkomst van de maisakkers zijn de scholeksters er in aantal op vooruitgegaan. Vaak zie je maar één of twee paar per akker. Ze hebben ruim zicht nodig en verdragen weinig concurrentie. Boeren weten dikwijls zelf ‘hun’ scholeksters te zitten. Het opvallende kleed is vaak al vanaf de trekker waar te nemen. Ze zijn zeer plaatstrouw, kunnen jaren achtereen op dezelfde akker broeden, jarenlang dezelfde partner hebben en ze kunnen ook heel oud worden. Hoewel ze pas na drie of vier jaar geslachtsrijp zijn, kunnen ze de twintig jaar wel passeren. Ze kunnen dus vele jaren voor nakomelingen proberen te zorgen.
Scholeksters zijn opvallende verschijningen, het zwartwitte verenkleed met zijn fel oranje wortelsnavel valt meteen op in het groene gras.
Maart: De tijd van aankomst en kennismaking
13
Boven: De wangen van het vrouwtje is niet egaal wit, de keel is niet doorlopend zwart en de kuif is minder lang.
Net als scholeksters hebben kieviten lichte onderdelen en donkere bovendelen. De bovendelen zijn prachtig groen of zwart gekleurd. Het heeft met de lichtval te maken welke kleur ze krijgen, net als een olielaag die steeds weer een andere kleur kan aannemen. Je zou van een afstand kunnen zeggen dat ze van boven zwart zijn, maar wie goed kijkt herkent steeds meer kleuren in het verenkleed. De onderdelen zijn spierwit, de staart is zwart , de stuit is wit. Onder het achterlijf bevindt zich een mooie roodbruine vlek, die een belangrijke rol speelt bij het schijnnestelen. Het geluid van de kievit is lekker Nederlands: kiwiet-wietwiet, kiewiet. Zoals de meeste weidevogels is hij genoemd naar zijn geluid. In de tijd dat er nog nauwelijks iets bekend was over vogels en de boeren nog in het land molken, was het geluid vaak de enige vorm van herkenning. Op basis van dit geluid kreeg een bepaalde vogel dan een naam. De hele wereld kent kieviten, ‘Lapwings’ genaamd, maar de soort die Nederlanders kennen, de Vanellus Vanellus,
Links: Kievitmannen hebben in de broedtijd een doorlopende zwarte keel en een imposante kuif. Het zwart is ook intenser van kleur.
De kievit
Kievit: verschil tussen man en vrouw Het verschil tussen man en vrouw is subtiel. In de broedtijd hebben het mannetje en het vrouwtje een zwarte borst, alleen het vrouwtje heeft in de zwarte borst een witte gevlekte keel. Ook heeft zij meer wit rond de snavel en aan het voorhoofd, de witte vlek is dus over het voorhoofd naar de keel doorgetrokken. Bij het mannetje is alles zwart, vanaf de kruin tot aan de borst. Er is nog een duidelijk verschil, in de broedtijd heeft het mannetje een langere kuif dan het vrouwtje welk na de broedtijd weer verdwijnt.
14
WEIDEVOGELS
De kievit is een echte plevier. Alle plevieren hebben grote ogen, het zijn oogjagers. Ze herkennen torretjes , spinnetjes en de beweging van de regenwormen door ze met hun grote ogen goed gade te slaan. Plevieren lopen een paar stapjes en kijken dan goed naar de grond of ze iets zien bewegen. Ze trommelen met hun poten als het ware de regenwormen uit de grond, zoals een visser dat doet met zijn spade. Met dat grote oog blijken kieviten in de schemering en zeker met volle maan nog heel goed te kunnen zien. Daarom zijn het de kieviten die vaak nog laat op de velden te horen zijn. En ook in de vroege ochtend zijn ze al druk in de weer. Zelfs de kievitskuikens hebben al grote ogen en maken al dezelfde trappelbeweging als de ouders om insecten op de bodem te kunnen waarnemen. Een lange snavel hebben ze dus niet nodig, ze poeren er nauwelijks mee in de bodem, maar eten alles vanaf de grond. Waarschijnlijk is dat grote oog ook de reden dat tureluur en vaak ook grutto de nabijheid van de kievit opzoeken bij het vinden van een goede nestplek. De kievit ziet het gevaar al van ver aankomen, dus als je dicht bij zijn nest je eigen nest verstopt, zal hij je waarschuwen als het gevaar te dichtbij komt.
In de broedtijd heeft het vrouwtje een kortere kuif dan het mannetje. Na de broedtijd is het verschil verdwenen. (foto vrouwtjeskievit)
Maart: De tijd van aankomst en kennismaking
15
Boven: De wangen van het vrouwtje is niet egaal wit, de keel is niet doorlopend zwart en de kuif is minder lang.
Net als scholeksters hebben kieviten lichte onderdelen en donkere bovendelen. De bovendelen zijn prachtig groen of zwart gekleurd. Het heeft met de lichtval te maken welke kleur ze krijgen, net als een olielaag die steeds weer een andere kleur kan aannemen. Je zou van een afstand kunnen zeggen dat ze van boven zwart zijn, maar wie goed kijkt herkent steeds meer kleuren in het verenkleed. De onderdelen zijn spierwit, de staart is zwart , de stuit is wit. Onder het achterlijf bevindt zich een mooie roodbruine vlek, die een belangrijke rol speelt bij het schijnnestelen. Het geluid van de kievit is lekker Nederlands: kiwiet-wietwiet, kiewiet. Zoals de meeste weidevogels is hij genoemd naar zijn geluid. In de tijd dat er nog nauwelijks iets bekend was over vogels en de boeren nog in het land molken, was het geluid vaak de enige vorm van herkenning. Op basis van dit geluid kreeg een bepaalde vogel dan een naam. De hele wereld kent kieviten, ‘Lapwings’ genaamd, maar de soort die Nederlanders kennen, de Vanellus Vanellus,
Links: Kievitmannen hebben in de broedtijd een doorlopende zwarte keel en een imposante kuif. Het zwart is ook intenser van kleur.
De kievit
Kievit: verschil tussen man en vrouw Het verschil tussen man en vrouw is subtiel. In de broedtijd hebben het mannetje en het vrouwtje een zwarte borst, alleen het vrouwtje heeft in de zwarte borst een witte gevlekte keel. Ook heeft zij meer wit rond de snavel en aan het voorhoofd, de witte vlek is dus over het voorhoofd naar de keel doorgetrokken. Bij het mannetje is alles zwart, vanaf de kruin tot aan de borst. Er is nog een duidelijk verschil, in de broedtijd heeft het mannetje een langere kuif dan het vrouwtje welk na de broedtijd weer verdwijnt.
14
WEIDEVOGELS
De kievit is een echte plevier. Alle plevieren hebben grote ogen, het zijn oogjagers. Ze herkennen torretjes , spinnetjes en de beweging van de regenwormen door ze met hun grote ogen goed gade te slaan. Plevieren lopen een paar stapjes en kijken dan goed naar de grond of ze iets zien bewegen. Ze trommelen met hun poten als het ware de regenwormen uit de grond, zoals een visser dat doet met zijn spade. Met dat grote oog blijken kieviten in de schemering en zeker met volle maan nog heel goed te kunnen zien. Daarom zijn het de kieviten die vaak nog laat op de velden te horen zijn. En ook in de vroege ochtend zijn ze al druk in de weer. Zelfs de kievitskuikens hebben al grote ogen en maken al dezelfde trappelbeweging als de ouders om insecten op de bodem te kunnen waarnemen. Een lange snavel hebben ze dus niet nodig, ze poeren er nauwelijks mee in de bodem, maar eten alles vanaf de grond. Waarschijnlijk is dat grote oog ook de reden dat tureluur en vaak ook grutto de nabijheid van de kievit opzoeken bij het vinden van een goede nestplek. De kievit ziet het gevaar al van ver aankomen, dus als je dicht bij zijn nest je eigen nest verstopt, zal hij je waarschuwen als het gevaar te dichtbij komt.
In de broedtijd heeft het vrouwtje een kortere kuif dan het mannetje. Na de broedtijd is het verschil verdwenen. (foto vrouwtjeskievit)
Maart: De tijd van aankomst en kennismaking
15
Mei de tijd van kuikens De meeste weidevogels broeden rond de drie en een halve week voor de kuikens worden geboren. Goed getimed, want dan zijn er ook voldoende grote insecten voorradig om als voedsel voor de kuikens te dienen. En het gras is goed gegroeid, zodat de kuikens er dekking kunnen vinden. Hoewel de vroegste kievitkuikens al in de derde week van april geboren worden en de vroegste gruttokuikens al op Koninginnedag rondlopen, wordt het grootste deel van de kuikens in mei verwacht. Dit zijn de nestvlieders: kuikens die, als ze droog zijn, aan de wandel gaan, zelf hun voedsel moeten bemachtigen en hun warmtehuishouding op peil moeten houden. Voor de ouders breekt er een stressvolle tijd aan. Zij moeten elke belager op afstand houden, de kuikens naar voedselrijke gebieden leiden en ook zichzelf voeden. Na vier Ă vijf weken moet het kuiken al kunnen vliegen en zelfstandig zijn. Daarna wordt de familieband snel verbroken. Veel ouders lukt het in Nederland niet meer om kuikens groot te krijgen. Oorzaken zijn de intensivering van de landbouw en de hoge predatiedruk. Hulp om meer kuikens vliegvlug te krijgen is zeer welkom. Een goede populatie verlangt nou eenmaal nieuwe, sterke nakomelingen.
90
WEIDEVOGELS
Mei: De tijd van de kuikens
91
Mei de tijd van kuikens De meeste weidevogels broeden rond de drie en een halve week voor de kuikens worden geboren. Goed getimed, want dan zijn er ook voldoende grote insecten voorradig om als voedsel voor de kuikens te dienen. En het gras is goed gegroeid, zodat de kuikens er dekking kunnen vinden. Hoewel de vroegste kievitkuikens al in de derde week van april geboren worden en de vroegste gruttokuikens al op Koninginnedag rondlopen, wordt het grootste deel van de kuikens in mei verwacht. Dit zijn de nestvlieders: kuikens die, als ze droog zijn, aan de wandel gaan, zelf hun voedsel moeten bemachtigen en hun warmtehuishouding op peil moeten houden. Voor de ouders breekt er een stressvolle tijd aan. Zij moeten elke belager op afstand houden, de kuikens naar voedselrijke gebieden leiden en ook zichzelf voeden. Na vier Ă vijf weken moet het kuiken al kunnen vliegen en zelfstandig zijn. Daarna wordt de familieband snel verbroken. Veel ouders lukt het in Nederland niet meer om kuikens groot te krijgen. Oorzaken zijn de intensivering van de landbouw en de hoge predatiedruk. Hulp om meer kuikens vliegvlug te krijgen is zeer welkom. Een goede populatie verlangt nou eenmaal nieuwe, sterke nakomelingen.
90
WEIDEVOGELS
Mei: De tijd van de kuikens
91
De watersnip broedt nog in ons land
D
e watersnip is voor veel mensen een vaak geziene gast. Tot laat in april kunnen er nog watersnipjes voor je laarzen wegspringen als je door het weiland loopt. Het typische sniffende geluid zal bij velen wel bekend zijn. Je denkt dan vaak met een broedgeval te maken te hebben, maar niets blijkt minder waar te zijn. Het zijn snippen die Nederland nog even aandoen op weg naar het Noorden.
De watersnip is een onopvallende weidevogel die niet zo vaak meer voor komt in Nederland.
In Nederland zijn de meeste wegglippende watersnipjes doortrekkers op weg naar Scandinavische landen, Oost-Europa of zelfs SiberiĂŤ. Van de schamele duizend broedparen zijn de hoogste concentraties nog te vinden in Friesland, Noord-Holland en Noordwest-Overijssel. De bekendste plek waar je bij zonsopkomst en zonsondergang, nog baltsende watersnippen in de lucht kunt horen, zijn de veenweidengebieden in Noordwest-Overijssel. Het grappige tafereel is overigens ook zeker midden op de dag te zien. De watersnip is eigenlijk het meest bekende lid van de snippenfamilie. In al zijn eenvoud werd hij vroeger op het honderdguldenbiljet afgebeeld. De guldens bestaan niet meer, de broedparen watersnip ook al bijna niet meer. De vogel wordt, net als de andere leden van de familie, gekenmerkt door een bruin gestreept verenpak, minder oranje dan de grutto en duidelijker verticaal gestreept dan de tureluur. Met deze strepen en vlekken valt hij minder op in de lichtgekleurde moeras- en de zeggenvegetatie waar hij zich thuis voelt. De watersnip is nou typisch een vogel die we alleen in vochtige weilanden en veenweiden kunnen vinden. Kun je zelf met je laarzen niet door het weiland lopen, de watersnip voelt zich er prima thuis. Vandaar dat het drijvend laagveengebied in Noordwest-Overijssel nog een van de laatste bolwerken is voor deze soort.
Territorium verdedigen Een watersnipnest, moeilijk te vinden en schaars in Nederland.
114
WEIDEVOGELS
De mannetjes zijn natuurlijk ook druk met de verdediging van hun territorium en het imponeren van de vrouwtjes.
Ook bij de watersnip moeten kleine oorlogjes uitgevochten worden. De verdeling van de territoria en vrouwtjes: een strijd die steeds weer gestreden moet worden.
Soms wel twintig minuten lang kunnen de mannetjes imponeergedrag ten opzichte van elkaar vertonen. De vrouwtjes zullen vrolijk meevechten zoals je bij de grutto ook ziet, maar het is lastig om de vrouwtjes en de mannetjes uit elkaar te houden. De twee watersnippen staan rechtop tegenover elkaar, hun snavels in de aanslag. Na enkele tellen als aan de grond genageld te zijn blijven staan, proberen de vogels met hun snavels op elkaar in te hakken, daarbij achteruit wijkend en hoog opspringend. De staatveren spelen hierbij een grote rol, ze zijn mooi uitgespreid en kunnen heen en weer gewaaierd worden om nog meer indruk op de tegenstander te maken. Zo wordt steeds weer de positie van de vogels bepaald en ook tijdens het broeden kan het nodig zijn om even de strijd uit te vechten. Dan weten beide partijen weer wie er de baas is. De vogels kunnen hier vaste toernooiveldjes voor hebben, plaatsen die langere tijd voor dit gebeuren gebruikt kunnen
Hemelgeit Al in het vroege voorjaar kun je getuige zijn van een van de leukste gebeurtenissen van de weidevogelwereld: de balts van de watersnip. Zelfs tot later op de dag kan het mannetje zijn fraaie kunsten in de lucht vertonen. Hij maakt grote cirkelbewegingen rond het vrouwtje en dus ook rond zijn toekomstige nestplek, maakt steeds meer hoogte en duikt dan enkele tientallen meters omlaag, met het hoofd bijna verticaal naar beneden. Daarbij houdt hij zijn stijve buitenste staartveren haaks ten opzichte van zijn lichaam. Komt er door het snelle dalen lucht tussen deze veren, dan raken ze in trilling en wordt het grappige, karakteristieke gemekker geproduceerd. Het geluid lijkt op het mekkeren van een geit, vandaar ook bijnaam hemelgeitje.
Mei: De tijd van de kuikens
115
De watersnip broedt nog in ons land
D
e watersnip is voor veel mensen een vaak geziene gast. Tot laat in april kunnen er nog watersnipjes voor je laarzen wegspringen als je door het weiland loopt. Het typische sniffende geluid zal bij velen wel bekend zijn. Je denkt dan vaak met een broedgeval te maken te hebben, maar niets blijkt minder waar te zijn. Het zijn snippen die Nederland nog even aandoen op weg naar het Noorden.
De watersnip is een onopvallende weidevogel die niet zo vaak meer voor komt in Nederland.
In Nederland zijn de meeste wegglippende watersnipjes doortrekkers op weg naar Scandinavische landen, Oost-Europa of zelfs SiberiĂŤ. Van de schamele duizend broedparen zijn de hoogste concentraties nog te vinden in Friesland, Noord-Holland en Noordwest-Overijssel. De bekendste plek waar je bij zonsopkomst en zonsondergang, nog baltsende watersnippen in de lucht kunt horen, zijn de veenweidengebieden in Noordwest-Overijssel. Het grappige tafereel is overigens ook zeker midden op de dag te zien. De watersnip is eigenlijk het meest bekende lid van de snippenfamilie. In al zijn eenvoud werd hij vroeger op het honderdguldenbiljet afgebeeld. De guldens bestaan niet meer, de broedparen watersnip ook al bijna niet meer. De vogel wordt, net als de andere leden van de familie, gekenmerkt door een bruin gestreept verenpak, minder oranje dan de grutto en duidelijker verticaal gestreept dan de tureluur. Met deze strepen en vlekken valt hij minder op in de lichtgekleurde moeras- en de zeggenvegetatie waar hij zich thuis voelt. De watersnip is nou typisch een vogel die we alleen in vochtige weilanden en veenweiden kunnen vinden. Kun je zelf met je laarzen niet door het weiland lopen, de watersnip voelt zich er prima thuis. Vandaar dat het drijvend laagveengebied in Noordwest-Overijssel nog een van de laatste bolwerken is voor deze soort.
Territorium verdedigen Een watersnipnest, moeilijk te vinden en schaars in Nederland.
114
WEIDEVOGELS
De mannetjes zijn natuurlijk ook druk met de verdediging van hun territorium en het imponeren van de vrouwtjes.
Ook bij de watersnip moeten kleine oorlogjes uitgevochten worden. De verdeling van de territoria en vrouwtjes: een strijd die steeds weer gestreden moet worden.
Soms wel twintig minuten lang kunnen de mannetjes imponeergedrag ten opzichte van elkaar vertonen. De vrouwtjes zullen vrolijk meevechten zoals je bij de grutto ook ziet, maar het is lastig om de vrouwtjes en de mannetjes uit elkaar te houden. De twee watersnippen staan rechtop tegenover elkaar, hun snavels in de aanslag. Na enkele tellen als aan de grond genageld te zijn blijven staan, proberen de vogels met hun snavels op elkaar in te hakken, daarbij achteruit wijkend en hoog opspringend. De staatveren spelen hierbij een grote rol, ze zijn mooi uitgespreid en kunnen heen en weer gewaaierd worden om nog meer indruk op de tegenstander te maken. Zo wordt steeds weer de positie van de vogels bepaald en ook tijdens het broeden kan het nodig zijn om even de strijd uit te vechten. Dan weten beide partijen weer wie er de baas is. De vogels kunnen hier vaste toernooiveldjes voor hebben, plaatsen die langere tijd voor dit gebeuren gebruikt kunnen
Hemelgeit Al in het vroege voorjaar kun je getuige zijn van een van de leukste gebeurtenissen van de weidevogelwereld: de balts van de watersnip. Zelfs tot later op de dag kan het mannetje zijn fraaie kunsten in de lucht vertonen. Hij maakt grote cirkelbewegingen rond het vrouwtje en dus ook rond zijn toekomstige nestplek, maakt steeds meer hoogte en duikt dan enkele tientallen meters omlaag, met het hoofd bijna verticaal naar beneden. Daarbij houdt hij zijn stijve buitenste staartveren haaks ten opzichte van zijn lichaam. Komt er door het snelle dalen lucht tussen deze veren, dan raken ze in trilling en wordt het grappige, karakteristieke gemekker geproduceerd. Het geluid lijkt op het mekkeren van een geit, vandaar ook bijnaam hemelgeitje.
Mei: De tijd van de kuikens
115
Kuikens verstoppen zich in het hoge gras
Wanneer de oudervogel geen contact meer heeft met het kuiken, drukt hij zich. Dit gruttokuiken wacht tot de kust weer veilig is. Zo worden de meeste dan dood gemaaid.
Degene die het beste zijn kuikens kan wegleiden uit de gevarenzone zijn de ouders zelf. Deze gruttoman lokt zijn kuikens mee. Rechtoplopend en schreeuwend gaat hij voor de trekker uit en houdt contact met zijn kuikens. Let op, de kuikens zijn dan dicht bij.
J
onge kuikens gedragen zich bij dreigend gevaar anders dan oudere kuikens. Jongere dieren zullen in elkaar duiken en zo blijven zitten tot het gevaar geweken is. Ze kunnen dit soms uren volhouden. Oudere kuikens zetten het op een rennen, soms voor de maaier uit. De voorlichting over weidevogelbescherming bestond vroeger onder meer uit een eenvoudige zwartwit-tekening van een kleinschalige boer op een open trekker, die met
138
WEIDEVOGELS
lage snelheid, fluitend, zijn kleine weilandje maaide. Op de tekening was te zien hoe er links en rechts voor de trekker kuikens van grutto en tureluur rennend het gras in schoten om zo de trekker en de maaibalk te ontwijken. De boer had goed zicht en remde om de kuikens te sparen. Helaas berusten deze beelden niet op werkelijkheid. Als er ook maar iets van onraad is, al zijn het maar wandelaars die het hek van het weiland te dicht naderen, rennen de jonge kuikens niet weg. Ze verstoppen zich.
Nog een onjuistheid en meteen misschien wel de grootste is dat de tractoren tegenwoordig enorm groot kunnen zijn, afgesloten zijn waardoor er minder zicht is en met grote snelheid door het te maaien weiland razen. Deze twee achterhaalde misverstanden zijn waarschijnlijk wel de grootste reden voor de achteruitgang van de weidevogels gebleken. Meteen na het herkennen van het gevaar door de ouders, de kuikens zien niets in het hoge gras, wordt er alarm geslagen en zullen de twee ouders er alles aan doen om hun kuikens duidelijk te maken dat er gevaar is. Rechtop lopend door het gras, zodat je kunt blijven volgen wat er gaande is, vliegend met trillende vleugels en hangende poten, maak je indruk op de aanvaller en vooral ook op je kuikens. Het lange gras neemt al het zicht weg voor de kuikens. Ze zien zelfs geen horizon. Maar horen kunnen ze als de beste en ze zijn, hoe klein ook, gedreven in het herkennen van de verschillende geluiden van hun ouders. Als de vadervogel een alarmkreet slaakt, duiken ze in elkaar en blijven ze minuten, soms wel uren, doodstil met de borst tegen de grond gedrukt liggen. ’In frozen position’, zoals de Engelsen zeggen. Bij voorkeur tussen het lange gras, zodat ze vanuit de lucht niet opvallen. Als alles kaal is, drukken jonge kuikens zich
in een klein kuiltje. Helemaal plat, zodat ze er niet boven uitsteken. Zeker gruttokuikens zijn kampioen in het zich volledig verstoppen, zodat ze echt bijna niet terug te vinden zijn. Ga er dus vanuit dat, als er kuikens van jonger dan drie weken in het lange gras zitten, ze een zeer grote kans maken direct of indirect te sneuvelen door het maaien. Mochten oudere kuikens per ongeluk net naar het stukje rennen dat al gemaaid is, dan dreigen ze ten prooi te vallen aan de ooievaars en reigers die de onrust herkennen en zo een graantje meepikken: muizen, mollen, kikkers, insecten en doodgemaaide kuikens. Of het kuiken rent in paniek naar de volgende te maaien snede en zal daar dan alsnog sneuvelen. Realiseer je ook dat, wanneer vrijwilligers of de boer lang in het veld zijn, de kuikens zich gedeisd houden, geen tijd hebben om insecten te vinden en dat de ouders afgeleid worden zodat ze niet oplettend zijn om predatoren op afstand te houden. Je kunt dan een verzwakt kuiken krijgen dat ook nog eens gevaar loopt opgegeten te worden door bijvoorbeeld een reiger. Predatoren zijn goed in staat om omrust te ontdekken en maken dan gebruik van de stress. Ze lusten graag een gruttokuiken.
Mei: De tijd van de kuikens
139
Kuikens verstoppen zich in het hoge gras
Wanneer de oudervogel geen contact meer heeft met het kuiken, drukt hij zich. Dit gruttokuiken wacht tot de kust weer veilig is. Zo worden de meeste dan dood gemaaid.
Degene die het beste zijn kuikens kan wegleiden uit de gevarenzone zijn de ouders zelf. Deze gruttoman lokt zijn kuikens mee. Rechtoplopend en schreeuwend gaat hij voor de trekker uit en houdt contact met zijn kuikens. Let op, de kuikens zijn dan dicht bij.
J
onge kuikens gedragen zich bij dreigend gevaar anders dan oudere kuikens. Jongere dieren zullen in elkaar duiken en zo blijven zitten tot het gevaar geweken is. Ze kunnen dit soms uren volhouden. Oudere kuikens zetten het op een rennen, soms voor de maaier uit. De voorlichting over weidevogelbescherming bestond vroeger onder meer uit een eenvoudige zwartwit-tekening van een kleinschalige boer op een open trekker, die met
138
WEIDEVOGELS
lage snelheid, fluitend, zijn kleine weilandje maaide. Op de tekening was te zien hoe er links en rechts voor de trekker kuikens van grutto en tureluur rennend het gras in schoten om zo de trekker en de maaibalk te ontwijken. De boer had goed zicht en remde om de kuikens te sparen. Helaas berusten deze beelden niet op werkelijkheid. Als er ook maar iets van onraad is, al zijn het maar wandelaars die het hek van het weiland te dicht naderen, rennen de jonge kuikens niet weg. Ze verstoppen zich.
Nog een onjuistheid en meteen misschien wel de grootste is dat de tractoren tegenwoordig enorm groot kunnen zijn, afgesloten zijn waardoor er minder zicht is en met grote snelheid door het te maaien weiland razen. Deze twee achterhaalde misverstanden zijn waarschijnlijk wel de grootste reden voor de achteruitgang van de weidevogels gebleken. Meteen na het herkennen van het gevaar door de ouders, de kuikens zien niets in het hoge gras, wordt er alarm geslagen en zullen de twee ouders er alles aan doen om hun kuikens duidelijk te maken dat er gevaar is. Rechtop lopend door het gras, zodat je kunt blijven volgen wat er gaande is, vliegend met trillende vleugels en hangende poten, maak je indruk op de aanvaller en vooral ook op je kuikens. Het lange gras neemt al het zicht weg voor de kuikens. Ze zien zelfs geen horizon. Maar horen kunnen ze als de beste en ze zijn, hoe klein ook, gedreven in het herkennen van de verschillende geluiden van hun ouders. Als de vadervogel een alarmkreet slaakt, duiken ze in elkaar en blijven ze minuten, soms wel uren, doodstil met de borst tegen de grond gedrukt liggen. ’In frozen position’, zoals de Engelsen zeggen. Bij voorkeur tussen het lange gras, zodat ze vanuit de lucht niet opvallen. Als alles kaal is, drukken jonge kuikens zich
in een klein kuiltje. Helemaal plat, zodat ze er niet boven uitsteken. Zeker gruttokuikens zijn kampioen in het zich volledig verstoppen, zodat ze echt bijna niet terug te vinden zijn. Ga er dus vanuit dat, als er kuikens van jonger dan drie weken in het lange gras zitten, ze een zeer grote kans maken direct of indirect te sneuvelen door het maaien. Mochten oudere kuikens per ongeluk net naar het stukje rennen dat al gemaaid is, dan dreigen ze ten prooi te vallen aan de ooievaars en reigers die de onrust herkennen en zo een graantje meepikken: muizen, mollen, kikkers, insecten en doodgemaaide kuikens. Of het kuiken rent in paniek naar de volgende te maaien snede en zal daar dan alsnog sneuvelen. Realiseer je ook dat, wanneer vrijwilligers of de boer lang in het veld zijn, de kuikens zich gedeisd houden, geen tijd hebben om insecten te vinden en dat de ouders afgeleid worden zodat ze niet oplettend zijn om predatoren op afstand te houden. Je kunt dan een verzwakt kuiken krijgen dat ook nog eens gevaar loopt opgegeten te worden door bijvoorbeeld een reiger. Predatoren zijn goed in staat om omrust te ontdekken en maken dan gebruik van de stress. Ze lusten graag een gruttokuiken.
Mei: De tijd van de kuikens
139
Ook vanuit de lucht maakt deze tureluur contact met zijn kuikens, hij kan het kuiken wegleiden naar veilige oorden.
Jonge en oudere kuikens Heel jonge kuikens zijn nog traag en ze zijn opvallend getekend. Ook staan ze vaak nog wat wiebelig op de poten. Deze beestjes zullen zich bij het minste of geringste tegen de grond drukken om daar geruime tijd te wachten tot de kust weer veilig is. Niemand kan de kleintjes vanaf de trekker ontdekken. Oudere kuikens zijn sterker, hebben langere
Als het contact wegvalt, bijvoorbeeld door het geraas van de trekker, drukt dit tureluurkuiken zich. Gedurende lange tijd moeten ze zich dan stilhouden. Ondertussen hebben ze ook geen tijd om voedsel te bemachtigen.
140
WEIDEVOGELS
poten en een betere schutkleur, ze zijn immers niet zo warm getekend als de kleintjes. Als er gevaar dreigt en de ouders alarm slaan, kunnen oudere kuikens zich uit de voeten maken en zich langs een slootrandje of in een greppel verstoppen. Deze grote kuikens rennen soms over het trekkerspoor of over het gemaaide gras voor je uit, ze kunnen hier snel uit de voeten. Wees niet verbaasd als sommige vogelgezinnen ineens meerdere weilanden opgeschoven zijn. Bij langer durend gevaar leiden de oudervogels hun jongen naar veiliger oorden. Aangezien de kuikens ook goed kunnen zwemmen, vormt een sloot geen belemmering, mits de oever niet te steil is. Het is heel makkelijk te testen of er kuikens gesneuveld zijn door het maaien. Is er de volgende dag geen grutto of tureluur meer te ontdekken die alarm slaat boven je hoofd? Is het doodstil geworden in de wei? Dan heeft geen kuiken het overleefd. De ouders gaan nog vele uren door met schreeuwen en proberen contact te zoeken met hun kuikens, maar als ze uiteindelijk doorhebben dat die er niet meer zijn, vertrekken ze naar de grotere wetlands. Vele gruttoparen gaan al half mei onverrichter zake terug naar de overwinteringsgebieden. Half mei grutto’s tegenkomen in Spanje of Portugal is geen uitzondering. Ze zijn op weg naar WestAfrika om daar te overwinteren. Hun seizoen zit er al op, ze hebben geen kuikens grootgebracht.