Grasland Praktijkgids voor bodemmanagement op melkveebedrijven
Inhoud 1 De bodem als basis
4
2 Bodemtype en grasland
8
10 12 14 16 17 18 19
Zandgronden Zavel- en Kleigronden Veen Grasproductie en bodemkwaliteit Onbemest grasland Bemesting corrigeert bodemkwaliteit Grasproductie en bodembenutting
3 Organische stof
20
4 Bodemchemie
30
Streefwaarde organischestofgehalten Afbraak organische stof managen
Effect bodemchemie op gewas Veegezondheid Bovengrondse signalen Ondergrondse signalen Bodemanalyse Kuilanalyse Bemesting Bekalken
5 Waterhuishouding
Waterhuishouding per bodemtype Bovengrondse signalen Ondergrondse signalen Oppervlakte ontwatering Waterleverend vermogen verhogen Drainage Waterinfiltratie Beregening
22 26
32 33 34 35 36 38 40 41
42 44 46 48 50 52 54 56 57
6 Beworteling
58
7 Bodemstructuur
72
8 Bodemleven
82
9 Maatregelen
98
Diepte beworteling Intensiteit beworteling Activiteit van wortels Bodemtoestand Soorten grassen en klavers Graslandmanagement
Verdichting en structuurbederf Bovengrondse signalen Ondergrondse signalen Opbouw en herstel bodemstructuur Voorkomen van verdichting Voorkomen van verdichting
Bovengrondse signalen Ondergrondse signalen Aantallen wormen Leefomstandigheden Bescherming van bodemleven Voedselvoorziening
Leeftijd grasland verhogen Landgebruik met gras- en bouwland Ontwatering, drainage en beregening Bekalken binnen streeftraject Grasklaver Andere grassoorten en kruiden Voorkomen verdichting Bemestingswijze en organische mestsoorten Weiden en maaien Verdichting en verslemping opheffen Graslandvernieuwing, egalisatie en grondbewerking
Bodemcheck voor grasland
62 64 65 66 68 70
73 74 75 78 79 80
88 89 92 94 95 96
99 100 101 102 103 104 105 106 107 108 109
110
De bodem als basis
1 De bodem als basis
Geen leesboek
De zes pijlers van bodemkwaliteit
Bodemsignalen onder grasland is geen leesboek, maar een praktijkboek gekenmerkt door het gebruik van veel foto’s en illustraties. Het geeft stapsgewijs aan hoe de bodem te beoordelen en welke maatregelen te nemen. Het begint met het bodemtype waar je op boert als vertrekpunt. De beoordeling van de huidige grasproductie en bodembenutting is de eerste stap om te weten wat je gaat verbeteren. Daarna volgt dit praktijkboek de zes pijlers van bodemkwaliteit; organische stof, bodemchemie, waterhuishouding, beworteling, bodemstructuur en bodemleven.
De pijlers van bodemkwaliteit bepalen de indeling van dit boek. Na een korte introductie per pijler, leer je hoe je het kunt beoordelen, wat dit betekent, gevolgd door concrete maatregelen. Dus kijken, denken en doen. Signalen aan de bodem en het gras(land) in de bedrijfsvoering staan centraal.
Bodemkwaliteit betekent werken aan • Organische stof (hoofdstuk 3) • Bodemchemie (hoofdstuk 4) • Waterhuishouding (hoofdstuk 5) • Beworteling (hoofdstuk 6) • Bodemstructuur (hoofdstuk 7) • Bodemleven (hoofdstuk 8)
as+bewo rtelin
r
g
or
ch
str u
n is
ct
ga
uu
gew
bode m
of e st
Binnen de melkveehouderij is de bodemkwaliteit belangrijk voor een goede ruwvoerproduktie als basis voor gezonde melk.
4
Bodemsignalen Grasland
en em lev bodemchemie
De zes pijlers van bodemkwaliteit kunnen niet los van elkaar worden gezien maar hangen allemaal met elkaar samen. Gras met zijn beworteling heeft hier een centrale rol in.
Produktie en andere diensten ‘Bodemkwaliteit’ is een veelgebruikte term. Voor de landbouw betekent bodemkwaliteit: 'het vermogen van de grond om op langere termijn, voldoende water, lucht en nutriënten te leveren voor een goede gewasproductie bij lage belasting van het milieu'. Binnen het melkveebedrijf is de bodemkwaliteit belangrijk voor een goede ruwvoerproductie als basis voor de melkproductie. Daarnaast is de bodem onder grasland belangrijk voor maatschappelijke diensten als schoon en voldoende (drink)water, het vastleggen van CO2 in organische stof en voor het behoud van biodiversiteit (o.a. weidevogels).
bo d
g
n
productie of kVEM-opbrengst per ha.
di ou
het organischestofgehalte van je grond, laat staan de gras-
sh
fers van een koe tot twee cijfers achter de komma, maar niet
Grasland is een belangrijk onderdeel van het Nederlandse landschap en is naast productie ook belangrijk voor maatschappelijke diensten, waaronder behoud van biodiversiteit zoals weidevogels.
hu i
€ 55.000 per ha. Als veehouder weet je vaak de productiecij-
De grondprijzen blijven stijgen. Om grond betaalbaar te houden voor de melkveehouderij is een goed rendement van het land noodzakelijk. Gezien de steeds aanscherpende mestwetgeving moet dit rendement gehaald worden bij lagere bemestingsniveaus van organische mest en kunstmest. Samen met extremen van droogte en natheid door klimaatverandering stelt dit steeds hogere eisen aan de bodemkwaliteit. Door meer inzicht in en begrip van bodemkwaliteit, kun je de bodembenutting op het melkveebedrijf verbeteren.
water
Een koe kost gemiddeld € 1500, grasland kost gemiddeld
Bodem is ook belangrijk om water vast te houden en wateroverlast te voorkomen.
1. De bodem als basis
5
De bodem als basis
De bodem als basis
Kijk-denk-doe
Signalen opvangen
Speciale aandachtspunten
Als het gaat om de pijlers kun je de volgorde van kijkendenken-doen volgen. Maar ook in de dagelijkse praktijk gebruik je dit. In het dagelijkse management ben je immers continu aan het beoordelen van wat je ziet en daar planmatig op te reageren. De actie volgt dus altijd uit een beoordeling. Naast de beoordeling is het heel belangrijk te snappen waarom je iets doet. Basiskennis van deze onderwerpen is daarom een vereiste.
Tijdens de dagelijkse werkzaamheden neem je heel veel waar in het land. Daarnaast voer je bewust controles uit of laat je monsters nemen. Als je heel bewust het land in gaat om de bodem te beoordelen, kun je veel bewuster signalen opvangen, doordat het je volle aandacht heeft.
Let extra op de speciale aandachtspunten. Deze punten moet je niet alleen in de gaten houden, omdat problemen hier het eerst optreden en je er dan mogelijk snel bij moet zijn. Zwakke punten hebben ook een signaalfunctie: juist omdat problemen hier het eerst optreden kun je nog maatregelen nemen om dit op andere momenten en/of plaatsen te voorkomen waar de problemen nog niet aan de oppervlakte komen.
Als rode draad gaan we daarom steeds uit van de drie basisvragen die je jezelf steeds heel bewust moet stellen: 1. Wat neem ik waar? 2. Hoe komt dit? 3. Wat moet ik doen?
Gestructureerd kijken Gestructureerd kijken wil zeggen dat je echt de tijd neemt om te zoeken naar signalen. Gestructureerd kijken doe je zo: 1. Kijk zonder ander werk te doen. 2. Sta op gezette momenten ook stil in het land en loop of werk niet de hele tijd door. 3. Kijk naar het gras en de bodem. Naar het algemene beeld, maar ook naar details en vandaaruit weer terug naar het geheel. Graaf ook een kuil en beoordeel de kluit. 4. Kijk naar gemiddelden en naar uitersten. 5. Kijk naar het begin, het midden en het eind van het perceel, blijf niet bij het hek staan. 6. Kijk op verschillende momenten en onder verschillende omstandigheden. 7. Identificeer risicomomenten, risicopercelen en risicoplaatsen.
Risicopercelen
Cruijf: Je gaat het pas zien als je het doorhebt
Het ene perceel is het andere niet. Op minder goede percelen zal een fikse regenbui eerder tot problemen leiden dan op goede percelen. Als je weet welke percelen deze extra aandacht verdienen, kom je niet voor verrassingen te staan.
De perceelstoegang is altijd een risocoplaats voor vertrapping.
Risicoplaatsen Binnen een perceel heb je ook altijd punten waar je extra op moet letten. Slootkanten, greppels, perceelsranden en perceelstoegang, om maar een aantal zaken te noemen.
Risicomomenten Er zijn ook specifieke momenten te noemen die een risico met zich mee dragen. Heftige regenval, bewerking met zware machines, inzaaien, bemesten etc. Dit zijn moment dat je extra moet opletten. Niet alleen om dat je daarmee problemen kunt voorkomen, maar subtiele signalen worden op deze momenten ook veel zichtbaarder.
Onverwachte zaken Soms valt je tijdens het werken opeens iets op, zonder dat je er gestructureerd naar keek. Het is dan goed dat je alert bent gebleven. Onderneem gelijk actie of registreer dit direct, zodat je er eventueel later actie op kunt ondernemen.
Let op risicomomenten. Een perceel grasland opnieuw bol leggen doe je voor minimaal de komende 20 jaar. Graaf van te voren enkele profielkuilen om te zien hoe dik de humusrijke laag is om goede beslissingen te kunnen nemen.
Onbegrepen zaken Soms neem je iets waar dat je niet meteen begrijpt. Dat hoeft niet meteen gevolgen te hebben. Als het wel gevolgen heeft, of als je iets vaker ziet terugkomen, ga dan op zoek naar mogelijke verklaringen. Je leert van fouten, maar ook heel veel door te analyseren hoe goede situaties tot stand zijn gekomen, dus wat de succesfactoren zijn.
Steek je kop niet in het zand, maar graaf eens een kuil en kijk wat je daar aan kunt zien.
6
Deze grond uit de Wieringermeer heeft een laag organischestofgehalte. De bodem is goed doorwortelbaar door een zorgvuldig bodembeheer. Deze grond is wel zeer kwetsbaar. Dat bleek toen dit gras onder te natte omstandigheden werd gescheurd en wateroverlast optrad.
Beoordeel aan de kuil en de kluit de bewortelingsdiepte, de bewortelingsintensiteit, de bodemstructuur en het bodemleven.
Bodemsignalen Grasland
1. De bodem als basis
7
Achtergronden bodemtype
2 Bodemtype en grasland
Bodemkaart van Nederland Met bijna 1 miljoen hectare grasland is gras verreweg het meest voorkomende gewas in Nederland. Gras komt op bijna alle bodemtypen in Nederland voor. Op zavelgronden, minder zware kleigronden en veenkoloniale zandgronden overheerst echter de akkerbouw.
Tip Mijn bodemtype Het bodemtype waarop jouw percelen liggen kun je achterhalen via boerenbunder.nl of maps.bodemdata.nl.
Benaming grondsoorten
Een vrachtwagen grond is nog geen bodem. Naast organi-
Profiel en afzetting classificatie
Heideontginningsgronden-hoog
Haar-, laarpodzol, gooreerd
-laag
Veldpodzol
sche stof en bodemchemie zijn waterhuishouding, bewor-
Veenkoloniale gronden
Veldpodzol
teling, bodemstructuur en bodemleven substantiële onder-
Beekdalgrond
Beekeerdgronden
delen van de bodem. Voor de productie en benutting van
Oude akkers
Enkeerdgrond
Duinzandgrond
Duinvaaggrond
gras is het bodemtype belangrijk voor onder andere vochtlevering, nutriënten en draagkracht. De opbouw van een bodem kan niet los worden gezien van haar geschiedenis en gaat soms terug tot de ijstijd. Een deel wordt bepaald door de landbouwhistorie (soms een historie van 1000 jaar) en plantengroei. De plantengroei bepaalt de kwaliteit van de bodem sterk. Planten kunnen niet zonder een bodem om te groeien, maar de planten beïnvloeden op hun beurt de ontwikkeling van de bodem. Gras is een buitengewoon goed gewas om de bodem mee op te bouwen en te onderhouden. Het heeft een intensief wortelstelsel, een hoge aanvoer van organisch stof via gewasresten en wortels, en levert voeding en bescherming aan het bodemleven. Hiermee is goed graslandmanagement de belangrijkste maatregel om de bodem te verbeteren.
8
Landschappelijke classificatie
Kalkrijke zavel en lichte klei
Poldervaaggrond
Zware kalkloze klei
Poldervaaggrond, kom-, knipklei
Rivierkleigrond
Ooivaaggrond
Hoge kalkloze klei en löss
Brikgronden
Veen
Veengronden
Bij het uitgraven voor bouwwerkzaamheden worden op deze zandgrond de oude ploegsporen zichtbaar die bij de ontginning van heide zijn gemaakt.
Belangrijkste knelpunten van grasland op verschillende bodemsoorten Zes pijlers Organische stof
Bodemsignalen Grasland
Bodemstructuur Bodemleven
Veengrond
Hoofdstuk
Te laag
Te veel afbraak
3
Te laag
Fosfaatfixatie
Fosfaatfixatie
4
Af- en ontwatering
Te nat of te droog
5
Verdichting
Draagkracht
7
Te veel activiteit
8
Te ondiep
Beworteling
Het zwart kleuren van zandgrond is het effect van organische stof, ingebracht door planten.
Kleigrond
Te laag Te droog of te nat
Bodemchemie Waterhuishouding
Zandgrond
Verdichting op 10-30 cm Te weinig en ondiep
2. Bodemtype en grasland
6
9
Achtergronden bodemtype
Zandgronden
Zand is ontstaan door verwering van gesteentes. Bij zand is van de mineralen in deze gesteentes weinig overgebleven. Hierdoor levert zandgrond van nature weinig voedingsstoffen, houdt weinig water vast en is vaak te verdicht om beworteling mogelijk te maken. Hiermee kan zand van nature maar heel beperkt plantengroei ondersteunen. Dat wordt anders als er organische stof in het zand zit. Opbouw van organische stof is dus belangrijk voor zandgrond, naast tegengaan van verdichting en diepte van beworteling.
Achtergronden bodemtype
Heideontginningsgronden
Beekdalgronden
Oude akkers
Heideontginningsgronden of podzolgronden worden ook wel jonge ontginningsgronden genoemd. In tegenstelling tot wat het woord ‘jong’ doet vermoeden zijn dit oude verweerde gronden. Door inspoeling van zure zwarte humus ontstaat een harde inspoelingslaag van organische stof, de zogenaamde koffielaag. Na de ontgininng van o.a. heide, zijn podzolgronden vaak wat dieper geploegd waardoor de inspoelingslaag verdween. Het zijn dan officieel geen podzolgronden meer maar gooreerdgronden. De eigenschappen - zwarte humus en een verdichte ondergrond - zijn overeenkomstig met podzolgronden.
Beekdalgronden of beekeerdgronden zijn zandgronden die vaak langs beken lagen. Ze zijn ontstaan door ontginning van elzenbroekbos. De bodem heeft twee lagen: een door organische stof gekleurde donkere bovengrond, met een scherpe overgang naar een gele organischestofarme ondergrond. De ondergrond heeft vaak bruine roestvlekken omdat deze gronden ijzer bevatten en de waterstand fluctueert.
Oude akkers of enkeerdgronden waren vroeger de percelen waar de akkers lagen. Afhankelijk van de streek worden die enken, engen, essen of bolle akkers genoemd. Door eeuwenlange ophoping van mest met plaggen is een dikke donkere organischestofhoudende laag ontstaan van 50 cm tot soms ruim een meter dik. Globaal bedroeg die ophoping circa 1 mm per jaar. Een grond met 80 cm zwarte grond is dus al ongeveer 800 jaar bebouwd.
Enkeerdgrond worden ook wel esgrond of bolle akkers genoemd. Heideontginningsgronden Beekdalgrond Oude akkers
Ontstaan in de ijstijd Noord-, Oost- en Zuid-Nederland bestaat voor een groot deel uit dekzand. Dat is tussen 10.000-70.000 jaar geleden door de wind afgezet. Het zand is als een deken van enkele meters dik over het landschap afgezet en was tamelijk homogeen van samenstelling. Door hoogteverschillen zijn in de tijd uit dit dekzand verschillende bodemtypen ontstaan. De belangrijkste: podzolgronden, beekeerdgronden en enkeerdgronden.
10
De roodbruine inspoelingslaag van deze podzolgrond of jonge ontginingsgrond is hard en moeilijk doordringbaar voor wortels.
Bodemsignalen Grasland
Beekeerdgronden hebben een goed doorwortelbare ondergrond. Door het vele ijzer (oranje/rode roestvlekken) kan fosfaatfixatie optreden.
2. Bodemtype en grasland
De plaggen gemengd met mest uit schaapskooien staan aan de basis van de vorming van enkeerdgronden
11
Achtergronden bdemtype
Zavel- en kleigronden
Zavel- en kleigronden krijgen hun eigenschappen door de aanwezigheid van de kleiplaatjes. Deze zijn zeer klein en kunnen alleen bij bijna stilstaand water bezinken. Meestal is er een vegetatie nodig om stilstaand water te krijgen. Langs de Maas is uit het zure maaswater kalkloze klei afgezet. Elders is de afzetting meestal kalkrijk, maar soms kan tijdens de afzetting al ontkalking optreden. Bij zeeklei kan zelfs een zeer zure klei ontstaan of een klei waarbij veel magnesium aan de klei is gebonden. Klei die ontstaan is in een wadden-, schorren- of slikkengebied, en langs oeverwallen van rivieren bevat meestal weinig organische stof. Klei die in een vegetatie is bezonken, in de kommen van het rivierkleigebied en buiten de invloed van de branding in het zeekleigebied kan veel organische stof bevatten. In west Nederland is de klei soms op veen afgezet. Is het kleidek dunner dan 40 cm dan heet het geen klei-, maar veengrond.
Achtergronden bodemtype
Kalkrijke zavel- en lichtere kleigronden
Zure en zwaardere kleigronden
Knipklei
De kalkrijke gronden worden naar beneden meestal zandiger, het gehalte aan klei neemt af. De kalkrijkdom stimuleert de afbraak van organische stof waardoor het organischestofgehalte vaak relatief laag is. De laag onder de bouwvoor tot ruim een meter is vaak poreus. Dit komt doordat de klei tussen planten is afgezet, die poriĂŤn achterlieten.
De zwaardere kleigronden zijn in het algemeen kalkarm. De grondwaterstanden zijn over het algemeen hoog. Klei bindt het water sterk en een zware kleigrond heeft daarom minder beschikbaar water dan een zavelgrond. Beregenen in een droge zomer kan nodig zijn. Bij droogte in het groeiseizoen treedt scheurvorming op. De minder goede beluchting van zware gronden en bescherming van organische stof door klei leidt tot minder afbraak en dus hogere organischestofgehalten.
Bij in brak zeewater afgezette gronden kan door een te hoge magnesiumbezetting van de kleiplaatjes een zeer sterk verdichte klei ontstaan. Deze klei heet knip- of knikklei. Omdat magnesiumionen zich omringen met watermoleculen zwelt deze grond door water op. Onder droge omstandigheden in de zomer ontstaan juist grote scheuren en kunnen brokken grond in de scheuren vallen. Als dit weer nat wordt en opzwelt verdicht deze grond zichzelf.
Het lichter (minder klei en meer zand) worden van een kalkrijke kleigrond naar beneden is ideaal voor een snelle opstijging van water in het groeiseizoen (capillaire werking).
De afwezigheid van kalk in combinatie met het hoge kleigehalte maakt zware kleigronden gevoelig voor verdichting.
Een knipklei kan sterk verdichten onder invloed van water. Door een goede oppervlakkige afwatering door het land bol te leggen met greppels, kan deze verdichting voorkomen worden en kan ook op knipklei de beworteling de diepte in.
Kalkrijke zavel en lichte klei Zware kalkloze klei Rivierkleigrond
Door de verschillen in afzetting zijn er grofweg drie verschillende zavel- en kleigronden ontstaan: 1. Kalkrijke zavel- en lichtere kleigronden die ook zeer geschikt zijn voor akkerbouw en groenteteelt. 2. Zure en zwaardere kleigronden, zoals komklei, waar naast gras, ook maĂŻs en enkele akkerbouwgewassen worden afgewisseld. 3. Zure en magnesiumrijke zware klei of te wel knipklei, waar alleen gras geteeld wordt en de teelt van maĂŻs en akkerbouwgewassen niet meer mogelijk is.
12
Bodemsignalen Grasland
2. Bodemtype en grasland
13
Achtergronden bdemtype
Achtergronden bodemtype
Veen
Veengronden zijn ontstaan in situaties waar het te nat is voor een voldoende vertering van voornamelijk plantenresten. Een veengrond is een grond waarbij van de bovenste 80 cm ten minste 40 cm uit organischestofrijk materiaal bestaat. Voor het gebruik is deze indeling ook van belang. Bij meer dan 40 cm klei op veen, officieel kleigrond, kunnen naast gras ook maïs en akkerbouwgewassen geteeld worden.
Veen
Veraarding van veen
Organischestofkwaliteit
Draagkracht
Globaal zijn bij veengronden drie lagen van veraarding te onderscheiden: 1. Een bovenlaag die zwart is (verweerd), bij knijpen van een kluit met de hand voelt deze kluit stevig aan (gerijpt) en er zijn geen resten, zoals bladeren of stengels, van het oorspronkelijke veen meer te zien. Het bodemleven heeft de veenresten gehomogeniseerd (veraard). 2. Wat dieper is een tweede laag zowel bruin als zwart. Veen is zelf bruin, maar bij contact met lucht verweert het en dat is te herkennen aan de zwarte kleur. Deze laag is met moeite tussen de vingers door te knijpen (ten dele gerijpt) en er zijn al wat resten van de oorspronkelijke veenplanten te zien (ten dele veraard). In de zomer kunnen in deze laag scheuren optreden. In deze scheuren kan materiaal van de bovengrond vallen en in de winter gaat alles door het vocht weer zwellen en zijn de scheuren door het materiaal van de bovengrond eigenlijk te klein en perst de grond zichzelf wat dicht. Dit is te zien aan het glimmende oppervlak van de kluiten. 3. Nog weer dieper is de kleur bruin, glijdt het materiaal zeer makkelijk bij knijpen tussen de vingers door en zijn zeer duidelijk de oorspronkelijk plantenresten te herkennen.
Veenmosveen heeft een hoger koolstofgehalte dan bosveen en zeggeveen. De graslandproductie is bij lage bemesting hoger bij een relatief laag koolstofgehalte, in het geval van een wat rijker veen dus. De veensoort is belangrijk, maar doordat veengronden in het algemeen al eeuwen in gebruik zijn, zijn de verschillen tussen de verschillende soorten veen wat afgevlakt. Het gebruik van toemaak heeft hierin een belangrijke rol gespeeld. Toemaak was een mengsel van stalmest, bagger en soms stadsafval en heeft invloed gehad op de organischestofkwaliteit.
Puur veen heeft een lage draagkracht. Berijden door machines en vertrapping door het vee is negatief voor de bodemkwaliteit en de grasproductie. Klei, aangevoerd bij overstroming met rivier- of zeewater verlaagt de draagkracht. Bezanding is een oude maatregel om de draagkracht te verbeteren.
In het noordelijk veengebied met zand in de ondergrond zijn een aantal percelen bezand door geel zand uit de ondergrond omhoog te draaien. Het heeft gezorgd voor verschraling van het veen, maar ook voor draagkracht. Stadsafval werd vroeger met bootjes vanuit de stad naar de percelen gebracht. Het stadafval werd gemengd met bagger en stalmest tot het zogenaamde toemaak. Op percelen waar veel toemaak is opgebracht kom je vaak ook oude afvalresten tegen zoals pijpenkopjes en potscherven.
Irreversibele indroging
Soorten veen in het westen en noorden van Nederland
14
Bosveen
Zeggeveen
Veenmosveen
Ontstaan uit elzenbroekbossen onder invloed van rivieren, C-N-verhouding ca. 20, bevat klei. Er kan ook een kleidek aanwezig zijn.
Ontstaan verder van de rivier en zee af, C-N-verhouding ca. 30, zit wat betreft eigenschappen tussen bosveen en veenmosveen in.
Ontstaan achter de duinen zonder invloed van rivier of zee. Regenwater is de enige waterbron, C-Nverhouding ca. 50, arm, geen klei.
Bodemsignalen Grasland
Ongerijpt veen kan gemakkelijk door de vingers worden geknepen. Gerijpt veen in het geheel niet.
2. Bodemtype en grasland
Na uitdroging nemen sommige veensoorten moeilijk weer vocht op en worden in de winter ook niet vochtig. Dit heeft te maken met een soort van ‘watervaste lijm’ die wordt gevormd. Dit kan worden veroorzaakt door een lage pH in combinatie met een hoog ijzergehalte. Dit werd vroeger opgelost door gebruik van toemaak. Andere oplossingen zijn bekalken voor activeren bodemleven, en onderwaterdrainage om uitdroging te voorkomen.
15
www.louisbolk.nl
uu
ct
of e st
www.roodbont.nl
or
ch
en em lev bo d
n
g
bodemchemie Inzicht in hoe deze hoofdonderdelen met elkaar samenhangen en hoe je ze kunt verbeteren. Onmisbaar bij een optimaal beheer van je grasland.
ISBN 978-90-8740-243-3
9 789087 402433
g
n is
di ou
Coen ter Berg heeft een zelfstandig advies- en onderzoeksbureau in de agrarische sector. Coen participeert in diverse onderzoeken, communicatie- en demonstratieprojecten en heeft werkrelaties met particuliere landbouwers van alle grondgebonden teelten, landbouwtoeleveringsbedrijven, handelsorganisaties, provincies en LTO. Verder is hij actief in scholing door het geven van bodemkundecursussen in de agrarische sector.
r
sh
Bodemsignalen Grasland is bedoeld voor Nederlandse melkveehouders en alle andere agrarische professionals (medewerkers, adviseurs, docenten, studenten, etc.) die te maken hebben of krijgen met bodembeheer en grasland.
as+bewo rtelin
hu i
Wil je als veehouder je graslandproductie op peil houden, dan moet je problemen in de bodemkwaliteit tijdig signaleren en gerichte actie ondernemen. Goed ontwikkelde graswortels zorgen voor bodemverbetering en dat leidt weer tot een betere grasgroei. Het vliegwiel achter deze cyclus moet optimaal draaien. Iedere veehouder weet dat pensverzuring slecht is voor pensflora en rantsoenbenutting. Zo is de zuurgraad van de bodem ook van invloed op de activiteit van het bodemleven en de bodembenutting.
gew
ga
In de kringloop op een melkveebedrijf vind je de grote invloed van de bodembenutting van nutriënten terug. Mede door de strengere gebruiksnormen voor bemesting worden verschillen in bodemkwaliteit tussen percelen en bedrijven steeds zichtbaarder in de grasproductie. Iedereen herkent wel het gele gras op plaatsen waar met het kilveren de bovengrond is verschraald. En wat betekent de rode ijzerverkleuring in de sloot voor de beschikbaarheid van fosfaat?
water
Jan Bokhorst is ruim 30 jaar bij het Louis Bolk Instituut werkzaam geweest. Hij is bodemkundige met een speciale interesse voor het landschap. Zijn onderzoekswerk richt zich op het stimuleren van vruchtbare bodems voor het verbouwen van kwaliteitsproducten in samenspraak en samenwerking met de boeren. Het benutten van de natuurlijke mogelijkheden van de bodem en verwondering over de diversiteit die daar uit voortkomt, zijn zijn drijfveren.
De grasproductie van eigen land is sterk bepalend voor het bedrijfsrendement. Grond is het duurste productiemiddel op het bedrijf. Maar wat weet je ervan? Vaak ken je de productiecijfers van een koe tot 2 cijfers achter de komma, maar weet je ook het organisch stofgehalte van je grasland?
Binnen de melkveehouderij is de bodemkwaliteit belangrijk voor een goede ruwvoerproductie als basis voor gezonde melk. Met Bodemsignalen Grasland krijg je als veehouder inzicht in deze zes hoofdonderdelen van bodemkwaliteit:
Praktijkgids voor bodemmanagement op melkveebedrijven
Bert Philipsen is projectleider duurzame melkveehouderij en inhoudsdeskundige op het gebied van bodem, grasland, voedergewassen en beweiding. Innovatie, kennisontwikkeling en kennisoverdracht gaan voor hem daarbij hand in hand. Samenwerken voor en aan een grondgebonden gewenste en gewaardeerde melkveehouderij voor de toekomst.
“Steek je kop niet in het zand, maar kijk wel vaker onder de graszode”
Praktijkgids voor bodemmanagement op melkveebedrijven
str u
Nick van Eekeren is onderzoeker duurzame veehouderij en agrobiodiversiteit. Zijn onderzoek richt zich onder andere op de relatie tussen bodemkwaliteit onder grasland en grasproductie, waterkwantiteit, waterkwaliteit, klimaatmitigatie, klimaatadaptatie en biodiversiteit. Hij probeert een brug te slaan tussen wetenschappelijk onderzoek, praktijkgericht onderzoek en het handelingsperspectief van de melkveehouder.
Grasland
bode m
Praktijkgids voor bodemmanagement op melkveebedrijven
Over de auteurs
Bodemsignalen Grasland
Grasland
Grasland Praktijkgids voor
bodemmanagement op melkveebedrijven