w
w THEMA: WERKELIJKHEID, DEEL 1 w KUNST: EEN OVERWELDIGENDE HELDERHEID w TIJDGEEST: HERHALING OF VRIJHEID w ESSAY: GRIP KRIJGEN OP DE WERKELIJKHEID
JAARGANG 2 p 2021 p 2
WWW.LOGON.MEDIA International Editorial Board Europa Italië: Eva Cristina Casciello, Duitsland: Lisa-Maria Worch, Gunter Friedrich, Nederland: Peter Huijs, Ruud Pellikaan, Polen: Wiesia Modrzejewska, Zuid-Amerika Colombia: Diana Orrego, Brazilië: Adele Abdalla, Afrika: Jacques Etoundi Ateba, Frankrijk: Myriam La Bruyere, Australie: Joseph Murray Redactie Nederlandse editie Eric Op ‘t Eynde, Peter Huijs, Anneke Munnik, Dick van Niekerk, Frans Spakman, Anneke Stokman, Ansfrida Vreeburg Vormgeving Studio Ivar Hamelink Redactie-adres LOGON Bakenessergracht 5 NL-2011 JS HAARLEM e-mail: info@rozekruispers.com website: www.rozekruispers.com België Lectorium Rosicrucianum v.z.w Lindenlei 12, B-9000 Gent e-mail: secr.lectoriumrosicrucianum@skynet.be website: www.rozenkruis.be Abonnementsprijs Nederland: Per jaar € 30,– Losse nummers: € 7,95 Proefabonnement (2 nummers): € 10,– Andere landen: per jaar € 40,– Abonnementenadministratie Stichting Rozekruis Pers, Bakenessergracht 5, NL-2011 JS Haarlem IBAN: NL11ABNA0560177593. BIC: ABNANL2A Nieuwe abonnementen kunnen op elk gewenst tijdstip ingaan
De werkelijkheid Voor de werkelijkheid ga ik graag opzij. Ik kan er niet bij; ik ben te klein, hij is te groot voor mij. Hier kom ik te kort. Ik citeer hier graag Roek Lips, Trouwjournalist, onlangs in een interview met Edy Korthals Altes, inmiddels 97 jaar. Hoe deze éminence grise het formuleert; het kan niet beter worden gezegd… ‘Wij mensen leven permanent in een wonder.’ – Dat is de ene, heerlijke werkelijkheid. ‘Als je alleen al denkt aan de geboorte van de mens, hoe leven tot stand komt… Wetenschappelijk kunnen we dat steeds beter uitleggen en toch blijft het een wonder dat dit levensbeginsel er ís. Het wonder van onze natuur mogen we nooit ondergeschikt maken aan onze geniale uitvindingen. Nooit. Maar wij hebben de neiging om ons te gedragen als Pluizer in het boek De kleine Johannes van Frederik van E eden. Op het moment dat Johannes gehoord heeft van een boek waarin het geheim van de wereld beschreven staat, met het antwoord op alle vragen, en daarnaar op zoek gaat, komt hij Pluizer tegen. Die lacht hem uit om zijn zoektocht en zegt dat het boek niet bestaat. Volgens hem is de enige manier om het geheim van dingen te ontdekken ze zelf te onderzoeken en alleen uit te gaan van wat je zelf kunt analyseren. Om duidelijk te maken wat hij bedoelt, pakt hij een vlinder, trekt de vleugels uit elkaar en confronteert Johannes met een miserabel hoopje drab en draadjes. Hij zegt: ‘Dit is nou jouw vlinder’.’ Tot zover Edy Korthals Altes. – Dat is een andere, gruwelijke werkelijkheid. Geen van beide realiteiten valt te ontkennen, lijkt me. Zonder het wonder is er slechts as, drab en draadjes. Geldt dat niet ook voor mij, sta ik niet ook in een dubbele werkelijkheid? Ik denk aan de uitspraak ‘gnothi seauton’, ken uzelf; en ik begrijp dat dit vast is wat wordt bedoeld. Ken uzelf! Een waarachtig mens vat het: diezelfde dubbele werkelijkheid is in jezelf. Dank, mijnheer Korthals Altes, door u ontving ik een glimp van de werkelijke aard van de schepping: Een geheel, de waarheid van de hele creatie. Peter Huijs Voor het interview ga naar: https://www.trouw.nl/religie-filosofie/oud-diplomaat-edy-korthals-altes-we-hebben-mensen-nodigdie-nee-zeggen-omdat-ze-vrij-zijn~bee26c82/
1
Inhoud
w De werkelijkheid van zingeving Anneke Stokman
4
w Van droom naar werkelijkheid Anneke Munnik
10
w Een overweldigende helderheid Ankie Hettema
16
w Wall of Taps Winnie Geurtsen
24
w Twee romantische gedichten Gert Terlouw
26
w Herhaling of vrijheid – op weg naar bewuste
aandacht
31
Ansfrieda Vreeburg w Over sterven aan de rand van de tijd Peri Schmelzer en Isabel Lehnen
2
34
w Grip krijgen op ‘de werkelijkheid’? Frans Spakman
42
w Abstract of concreet Eric op ’t Eynde
52
w De diepte die tot de hoogte voert Ankie Hettema
56
w Werkelijkheid – gedachten van de filosoof en
bewustzijnsonderzoeker Jochen Kirchhoff
60
In gesprek met Gunter Friedrich
u Column IJdelheid – Winnie Geurtsen Filosofie bij rampspoed [4] – Dick van Niekerk u Boeken Verweven leven – Merlin Sheldrake – door Marijke Kaniok Kronieken van Thomas Covenant – Stephen Donaldson – door Anneke Munnik
9 23 68
3
De werkelijkheid van 4
w TEKST: ANNEKE STOKMAN w LAND:
NEDERLAND
w BEELD: JULIA NONI TRUNK ARCHIVE w RUBRIEK: TIJDGEEST
Als er één woord is dat rondzoemt onder psychologen en psychiaters die mensen bijstaan waar het niet goed mee gaat, is het zingeving. Ook bij artsen, filosofen, coaches, leraren, begeleiders van jongeren, trainers in bewustwording enzovoort, staat dit begrip centraal. En dan met name: gebrek aan zingeving. Dat is de trieste werkelijkheid die ten grondslag ligt aan vele vormen van depressie, burn-out, gevoelens van hopeloosheid die zo verlammend werken en hand over hand toenemen en met miljoenen pillen bestreden worden.
/
Tijdgeest
ZINGEVING 5
De huidige crisis in de wereld versterkt dit gebrek aan zingeving tot een punt dat men het wel onder ogen moet zien, er niet meer voor weg kan lopen. Zingeving kwam voor de crisis meestal neer op ‘waar heb ik zin in’, en daar dan achteraan gaan. Nu dat niet meer kan, moeten we een laag dieper. Wat geeft mijn leven zin als ik belemmerd word te doen waar ik zin in heb, en letterlijk bij mezelf moet blijven? Wat is dat zelf? Je komt met deze vraag niet verder als je in de materialistische levenslaag blijft hangen. Dan zie je voor je wat de mens doet met de materie, wat er nog over is van Mosul en Aleppo, van het Amazoneregenwoud, de ijsbergen, de gletsjers enzovoort, en word daar maar eens niet depressief van. De stoffelijke werkelijkheid wordt door menselijke activiteiten zwaar beschadigd en aangetast. Zingeving is ver weg. Kom kom, niet zo somber, overal zijn geïnspireerde wereldbewoners toch
6
bezig geweld en vernietiging een halt toe te roepen, respectievelijk weer op te bouwen, de medemens bewust te maken en zich om hem te bekommeren. Die mensen hebben geen tijd om zich met gebrek aan zingeving bezig te houden, die géven zin aan hun leven, op het materiële vlak. Ja, zegt de nuchterling, die storten zich op het dweilen met de kraan open, en inderdaad, gedweild moet er blijven worden. De mens is voor zijn bestaan afhankelijk van de materie, van de natuur die het leven blijft geven als wij die natuur daarvoor de kans blijven geven. Zingeving genoeg. Maar toch… zie de eerste alinea van dit artikel. De filosoof/psycholoog Lawrence Jacobs formuleert het ongeveer zo (samenvatting van YouTube-interview): sinds de oude geloofssystemen niet meer werken, is de mens continu aan het wegrennen van existentiële angst. Sinds Nietzsches ‘God is dood’ is er leegte in het individu. Naarmate mensen meer verwijderd raken van hun oude waardesysteem houden ze krampachtig vast aan een nieuw waardesysteem, een nieuw geloof om de leegte in te vullen: geld, wetenschap, de farmaceutische industrie. Werk, geld verdienen, steeds meer van zichzelf verwijderd raken totdat het overlevingsmechanisme breekt: burn-out. Maar op een diepere laag is het onderliggende bewustzijn opgebrand. Dáár moet je naar kijken, je niet blindstaren op de symptomen. Het is tijd voor een paradigma-switch: het wereldbeeld waarbij het probleem buiten ons ligt, slaat om naar het besef: we zijn één geheel. Het toelaten van de existentiële leegte geeft een trauma. Daar kun je doorheenbreken en van binnenuit naar je waarden als mens gaan zoeken. Achter de angst ligt de vrijheid! Niet langer de ene na de andere afleidingspleister plakken op de innerlijke wond, maar beseffen dat we ons in een grote transitie bevinden naar de bron van geluk, de fundamentele inspiratie in ons. Tot zover Lawrence Jacobs.
zelfrealisatie. Maar de hier afgebeelde piramide heeft iets bijzonders: er staat met de punt naar beneden nog een piramide, genaamd zingeving. De twee punten raken elkaar net niet, maar er wordt hier wel de indruk gewekt dat zingeving ‘van boven’ komt. Het lijkt of het iets is wat aan de mens kan worden geschonken van bovenaf, dus niet iets dat de mens zelf om zich heen kan gaan zoeken in de materiële wereld, zoals erkenning, waardering, sociaal contact en veiligheid. Het is, zoals in het plaatje uitgedrukt, iets wat voorbijgaat aan al die aardse behoeften; het lijkt een gave van de ziel, die met de mens verbonden kan worden die daarvoor ontvankelijk is. Die omgekeerde piramide doet denken aan de krater uit de tekst van Hermes Trismegistus, het goddelijke mengvat dat, met de krachten des geestes gevuld, omlaag gezonden wordt om de mens aan te sporen zich daarin onder te dompelen, de mens die weet tot welk doel hij geschapen is. Weten tot welk doel je geschapen bent, dat is zingeving ervaren.
Achter de angst ligt de vrijheid! Als je googelt op zingeving, kom je onder andere bij de piramide van Maslow – als enkelvoudige piramide is dit schema goed bekend – om aan te geven in welke volgorde aan de menselijke behoeften voldaan moet worden om een volgende stap te kunnen zetten. Je ziet van beneden naar boven: lichamelijke behoeften, behoefte aan veiligheid en zekerheid, behoefte aan sociaal contact, erkenning en waardering en bovenaan:
Nog even terug naar Jacobs: het toelaten van de existentiële leegte geeft een trauma. Daar kun je doorheenbreken en van binnenuit naar je waarden als mens gaan zoeken. Beseffen dat we ons in een grote transitie bevinden naar de bron van geluk, de fundamentele inspiratie in ons. Wat is dan die innerlijke waarde als mens? Dit is de essentiële vraag; daar ligt kennelijk het begin van de grote transitie. Zelfkennis zou al een heel stuk helpen. Wat is mijn ego, wat zijn mijn angsten, wat is mijn ziel, hoe werken mijn verlangens, wat is mijn bestaansgrond? De volgende grote hulp is inzicht in de grootsheid van de menselijke mogelijk-
7
Zolang die onwetendheid bij ons blijft, kunnen wij onszelf niet kennen heden. Als we een stap hoger zetten, in het gebied voorafgaand aan de vorming van de materie, gaan we begrijpen dat iedere gedachte, ieder gevoel een schepping is, die je aan de wereld toevoegt. Als je dit beeld tot je door laat dringen, kan dat een enorme eyeopener zijn, want wat is de mensheid aan het scheppen, wat is de mens tegenover je op dit moment aan het scheppen en wat zou jij willen scheppen? Wat voor wereld streef je na? Er komt een heimwee opzetten, een vage herinnering aan een leven dat veel ruimer was, dat vol ziel was, vol licht en vreugde, een oneindige harmonie. Je ziel, ja, de bezieling die je doet leven, die wil je voeden, anders blijft ze braak liggen en lijd je verder aan de leegte. Je kunt de ziel voeden met zuivere gedachten, met schoonheid, met de hemel die in je aanwezig is, met de wijsheid van alle eeuwen, maar vooral – en dat is het belangrijkste, het bevrijdende – met liefde voor de medemens. Met zelfvergeten dienen, om het op een ouderwetse manier te zeggen. Dan krijgt het ik geen kans, verlies je je ik in dienstbaar zijn aan de medemens en bouw je aan een licht- en troostplek in jezelf en daardoor in de wereld. Dat is een licht dat door de medemens gevonden kan worden. En dat dweilen dan? Ja, dat hoort er ook bij, alleen: daar hoort ook bewustwording bij. De aarde is de oefenschool voor ons mensen, het is niet de uiteindelijke bestemming. Als dat je uitgangspunt is, dan kun je de niet-materiële
8
hulp in de vorm van het scheppen van een lichtveld centraal stellen. Uit liefde voor de medemens – en dan ook voor íedere medemens, niet één uitgezonderd – weet je dan wat je te doen staat. Elke veroordeling kun je in gedachten onmiddellijk neutraliseren; steeds kun je het midden zoeken, de zuivere idee van waaruit het menselijk bestaan is geschapen. Dat geeft zin aan je leven, dan doortrekt de zuurdesem van de liefde je leven, dan beleef je en geef je innerlijke vreugde en vrede door, als een atmosfeer die je om je heen kunt spreiden. Marsilio Ficino, de renaissancefilosoof, zegt in een van zijn brieven: ‘Wat valt er dus te doen om weer op krachten te komen en weer waakzaam te worden? We zullen ons leven onmiddellijk moeten omdraaien in tegenovergestelde richting. Wat we van het vele hebben geleerd, moeten we afleren, want door wat we geleerd hebben, hebben we ook geleerd onszelf steeds te miskennen. Wat we niet geleerd hebben, zullen we moeten leren want zolang die onwetendheid bij ons blijft, kunnen wij onszelf niet kennen. (…) Voor zover we schoon zijn geworden, zullen we vrede hebben; voor zover we vrede hebben, zullen we stralen. En wanneer we eenmaal ontwaken uit onze dromen zullen we eindelijk weer op weg gaan, stralend in onze eigen ware schoonheid.’ Ziehier de grootsheid van de menselijke mogelijkheden. Die erkennen, daarnaar handelen, dat is zingeving, als een genade van boven gegeven.
Zie ook: Peter Huijs, Volmaakt Licht, essays over de wetenschap van de ziel. De Morgenster 2006 Brieven van Marsilio Ficino, Rozekruis Pers Haarlem 1996
w COLUMN: WINNIE GEURTSEN w LAND:
NEDERLAND
w RUBRIEK: COLUMN
IJdelheid
E
én selfie is niet genoeg, er worden er minstens tien gemaakt, in diverse poses. Het meisje ziet er schitterend uit, als een plaatje, perfect. Eerst heeft ze nog even haar make-up gecheckt, een beetje mascara erbij, lippen nog wat bijgewerkt. Haar kleren ziet eruit alsof ze rechtstreeks uit de ateliers van Gucci komen. Misschien heeft ze ze wel zelf ontworpen en gemaakt. Zo kan ze gezien worden, deze foto gaat meteen op haar Instagram-account. Er is iets vreemds met mode en make-up. Goed, het is belangrijk om erbij te horen en gezien te worden, die behoefte is menselijk. Door de geschiedenis van de mensheid heen zien we dat er in elke cultuurperiode aandacht was en is voor het uiterlijk, zowel bij mannen als bij vrouwen. En hoe groter de rijkdom, hoe meer tijd en aandacht er aan het uiterlijk wordt besteed. Door de confectie-industrie werd betaalbare kleding bereikbaar voor steeds grotere groepen mensen. Ook de cosmetische industrie zorgde in toenemende mate voor betaalbare producten. Film en televisie leverden idolen waaraan vooral jonge mensen zich konden spiegelen. Glossy modebladen stonden model voor de vrouwelijke buitenkant: het liefst zo glossy mogelijk. Gevolg is vaak dat jonge meisjes zich dermate onzeker voelen over zichzelf, dat de juiste kleding en een perfect ‘opgeverfd’ gezicht van levensbelang worden. Ze zullen nóóit ‘naakt’ (=onopgemaakt) de straat opgaan, of zich voor de telefooncamera aan vriendinnen vertonen. Alleen een goed uiterlijk geeft zelfvertrouwen. Denk aan films waarin een meisje al haar kleren uit de kast rukt en vervolgens in wanhoop uitroept: ik heb niets om aan te trekken! Onzekerheid. Mode is afkomstig uit het Latijn, van het woord
‘modus’, dat manier betekent, maar ook maatstaf, en maat houden. Als je kijkt naar de enorme verspilling van kleding en van grondstoffen daarvoor, kun je niet zeggen dat we maat weten te houden. Maar mode dient ook om op te vallen. In de ‘protest’-jaren zestig van de vorige eeuw gingen sociaal denkende jongeren massaal denim dragen omdat dat de kleding van de fabrieksarbeiders was, om zich met deze unieke leefwijze af te zetten tegen dracht en gedragingen van de oudere generaties. Dat leidde uiteindelijk tot een nieuwe uniformiteit, zonder enige uniciteit: de spijkerbroek is het meest gedragen kledingstuk. Kunnen we hierin misschien een aanwijzing zien dat we ondanks alle nagestreefde uniciteit toch allemaal behoren tot een en dezelfde groep, namelijk die van het erbij willen horen? Als mode gebruikt wordt om op te vallen, speelt ijdelheid een dominante rol. IJdel, denk aan het Engelse idle, betekent in het Middelnederlands leeg, nietig. Maar… heeft die lege buitenkant ook een binnenkant? Ik zie dit ‘idle’ als een aanwijzing: zolang ik op m’n uiterlijk gericht ben, ben ik werkelijk leeg, nietig en onbetekenend. Draai ik de zaak om, dan kan onzekerheid plaatsmaken voor de innerlijke zekerheid dat ik inderdaad uniek ben, als mens. En ik ontdek dat ik er ben om in geaccepteerde, bewust verwerkelijkte leegheid, in de stilte van mijn hart, een kracht te genereren die mijn bewustzijn amper kan bevatten. Kracht en liefde, een universele liefdekracht, die er maar op wacht om mee gewerkt te worden. En het maakt niet meer uit hoe ik eruitzie, nou ja, bijna niet, want ik word omkleed met een werkelijk nieuw gewaad. Geweven uit licht, met de draad der onvergankelijkheid, naar de mode van de Onuitsprekelijke Ene.
EEN GEWAAD VAN UNIVERSELE LIEFDE
9
Van droom naar
10
w TEKST: ANNEKE MUNNIK w LAND:
NEDERLAND
w BEELD: GEOMETREES.ANDROID JONES w RUBRIEK: TIJDGEEST
werkelijkheid Stel je voor: je loopt door een rustige straat. Het is lekker weer en je kijkt ontspannen om je heen en denkt aan niets bijzonders. Plotseling wordt je van binnenuit een vraag gesteld: wanneer word je nu eens wakker? Huh, denk je, wat was dat nou? Maar ja, daar kom je niet achter. Het was geen stem met geluid en toch was het alsof je werd toegesproken door een goede bekende. Je hebt niets om vast te stellen dat het gebeurd is, maar het laat je niet meer los. Hoezo, vraag je je af, moet ik wakker worden; ik sliep toch niet? Toch is de wereld niet meer zoals voorheen, want je kijkt anders naar dingen. De routine is er helemaal uit; je gaat vragend door het leven.
/
Tijdgeest
11
E
Een dergelijke ervaring is wel degelijk mogelijk. Het lijkt op wat Jim Carey als Truman in de film ‘The Truman Show’ overkomt: hij leidt gewoon zijn leven en opeens valt er een lamp uit de lucht. Er is daar boven niets te zien, en toch valt er een lamp uit de lucht. Vanaf dat moment ziet Truman opeens dat steeds dezelfde mensen hetzelfde soort dingen tegen hem zeggen, dat de wereld om hem heen een toneelstuk blijkt te zijn en dat hij uit zijn rol is gevallen. Alles wat hem tot nu toe beviel, bevalt hem nu helemaal niet meer en hij wil eruit. Nog een voorbeeld: er is een Duitse documentaire over een jongen van een jaar of zeventien, die op een dag op het strand wordt gevonden met totaal geheugenverlies. Zijn vrienden maakten de documentaire. De jongen was vlak bij zijn huis en iedereen herkende hem, maar hijzelf niet. Hij keek met nieuwe ogen naar de zee en zei: ‘Wat een energie!’ Omdat zijn vrienden en familie, zijn klasgenoten en buren hem goed kenden, spraken ze hem aan zoals hij was, althans, zoals hij was geweest. Maar hij was totaal anders. Hij hield niet van de dingen die hij eerst altijd heerlijk vond: met zijn vrienden naar het café. Hij had een totaal andere smaak en vond zichzelf dus helemaal opnieuw uit. Hij kon prima denken, maar alles was nieuw. Hij had geen handicaps aan de gebeurtenis overgehouden. Een nieuwe mens, maar wie was hij daarvoor dan geweest? Wat was zijn ‘vorige’ leven: een droom? Volgens Don Miguel Ruiz, een Tolteek wiens familie, naar zijn zeggen, de oude Tolteekse wijsheid heeft bewaard voor
12
deze tijd, is dat inderdaad het geval. In zijn boek De vier inzichten zegt hij het zo: ‘Mensen dromen aldoor. Maar voordat we werden geboren hadden de mensen vóór ons al één grote, als het ware voor iedereen geldende, droom gecreëerd, die we de droom van de samenleving of de droom van de planeet zullen noemen. De droom van de planeet is de collectieve droom van miljarden kleinere, persoonlijke dromen die tezamen de droom van een gezin, de droom van een gemeenschap, de droom van een stad, de droom van een land en, ten slotte, de droom van de hele mensheid creëren. De droom van de planeet omvat alle regels van de samenleving, haar overtuigingen, haar wetten, haar religies, haar verschillende culturen en zijnswijzen, haar regeringen, scholen, maatschappelijke evenementen en feestdagen. We worden geboren met het vermogen te leren dromen en de mensen die eerder dan wij zijn geboren, leren ons te dromen overeenkomstig de droom van de samenleving.’ Zodra we beginnen te ontwaken, kunnen we echter zélf kiezen hoe wij verder gaan. Wij kunnen zo totaal veranderen, dat we werkelijk nieuw zijn. Is het dan nog steeds een droom? Misschien wel. Een groep inheemse volkeren in Maleisië, de Senoi (‘het droomvolk’), werd in de jaren zeventig opeens wereldberoemd, vooral in Amerika. Dromen hebben een belangrijke plaats in hun leven. Ze worden altijd positief uitgelegd. Als een kind daar bijvoorbeeld droomt dat hij achterna wordt gezeten door een tijger (wat aldaar een reëel
Het ware wezen van de mens zal veel dromen ‘leven’ voordat alle aanzichten sterk en standvastig staan gevaar is), vertellen de ouderen hem dat hij niet bang hoeft te zijn voor de tijger en dat hij hem de volgende nacht in zijn droom moet overwinnen met een stok of een speer. Als hij niet sterk genoeg is, moet hij een vriend te hulp roepen. Droomt hij van een brand, dan hoort hij dat je een brand met water kunt blussen. De Senoi vallen verder op doordat ze erg evenwichtig en haast nooit agressief zijn. Psychologen sprongen erbovenop en begonnen mensen te leren om ‘lucide’ te dromen en om hun dromen te veranderen. Zoals het meestal gaat met ontdekte natuurlijke eigenschappen van andere volkeren, werd er een methode van gemaakt en groeide die uit tot allerlei pogingen tot droombeheersing die ver af stonden van het origineel van de Senoi. Mensen gingen vliegen in hun droom, en al hun eigen wensen projecteren. Lucide leren dromen werd een sport waarbij je ook ’s nachts je eigen begeerten op allerlei manieren kunt bevredigen. De vraag is daarbij ernstig of met al die manipulatie niet totaal voorbij wordt gegaan aan de functie van de nacht en aan de functie van de droom. Je angsten overwinnen is nog wel iets anders dan pleziertochtjes maken met medeneming van je dagbewustzijn, terwijl de nacht bij uitstek het domein hoort te zijn van de ziel. ‘De slaap van het lichaam is de nuchterheid van de ziel,’ zegt Hermes Trismegistus tegen zijn leerling. Ook met droomuitleg kun je alle kanten uit: je kunt gaan zoeken naar de betekenis van symbolen, terwijl misschien die symbolen op de achtergrond van het bewustzijn een
heel andere werking zouden hebben als je ze met rust liet. Er zijn indrukwekkende dromen, waarvan je bij het ontwaken beseft dat ze iets heel bijzonders voor je in petto hebben, al weet je werkelijk niet wat ze betekenen. Vele jaren later kan zo’n betekenis opeens duidelijk worden, juist als je niet zelf een uitleg gaat bedenken omdat je het wílt weten. Natuurlijk is het de vraag: als je ‘wakker’ bent geworden, ben je dan echt wakker, of bestaat er daarboven weer een ander niveau van wakker zijn, en misschien daarboven weer en daarboven weer? Dat zou best kunnen, maar het zou zinloos zijn om een dergelijke opgang te trachten te forceren, want zoals een baby een peuter wordt en een peuter een kleuter, bestaat er een natuurlijke groei, ook van het bewustzijn. Wie daarmee knoeit, zakt alleen maar in een nog diepere droom weg. De schrijfster Elisabeth Haich droomde als kind dat ze de dochter was van een farao en dat haar oom hogepriester was. Ze wilde priesteres worden en in haar boek Inwijding beschrijft ze een toets die ze moest ondergaan, liggend in een sarcofaag, waarbij er beelden voor haar bewustzijn verschenen. Ze gaf toe aan de verleiding van een man en wat er als gevolg daarvan gebeurde, was dat ze dat echt moest léven. Zo kun je je voorstellen dat we werkelijk op aarde zijn om te leren al die verleidingen te weerstaan en te gaan leven zoals we in het diepst van ons hart willen zijn: priesters en priesteressen van het Licht, koning-priesters en koninginpriesteressen. Nu zijn er ontzettend veel
13
Fragmenten uit hoofdstuk 1, De vier inzichten, Don Miguel Ruiz: Aanpassing en de droom van de planeet We worden geboren met het vermogen te leren dromen en de mensen die eerder dan wij zijn geboren, leren ons te dromen overeenkomstig de droom van de samenleving. Die ‘collectieve droom’ heeft zoveel regels, dat we al direct vanaf de geboorte van een nieuw mensenkind de aandacht van dat kind ‘strikken’ om het deze regels in te prenten. De collectieve droom gebruikt pappa en mamma, de school en de religie om ons te leren hoe we dienen te dromen. Aandacht is het vermogen dat we hebben om dingen te onderscheiden en om ons te richten op uitsluitend datgene wat we willen zien. We kunnen miljoenen dingen tegelijkertijd waarnemen, maar met behulp van onze aandacht kunnen we alles wat we echt willen zien op de voorgrond van onze geest houden. De volwassenen vingen onze aandacht en prentten door middel van herhaling informatie in onze geest. Op die wijze hebben we alles wat we weten geleerd. Door onze aandacht te benutten, hebben we ons een hele realiteit, een hele droom eigen gemaakt. We hebben geleerd hoe we ons in de samenleving moeten gedragen: wat we dienen te geloven en wat niet; wat aanvaardbaar is en wat niet aanvaardbaar is; wat goed is en wat slecht; wat mooi is en wat lelijk; wat juist is en wat verkeerd. Al die kennis, al die regels en opvattingen over hoe we ons hebben te gedragen in de wereld – dat alles was er al toen we werden geboren. (…) De droom die van buitenaf komt, de collectieve droom, eist onze aandacht op en leert ons wat we moeten geloven. (…) Jij hebt niet zelf de keuze gemaakt Nederlands te spreken. Je hebt niet zelf je geloof en je morele waardepatroon gekozen – die lagen al bij je geboorte voor je vast. We hebben nooit de gelegenheid gehad te kiezen wat we wel en wat we niet wilden geloven. Zelfs waar het de kleinste van al die afspraken betreft, hebben we nooit zelf gekozen, niet eens onze eigen naam. Als kind hadden we niet de kans onze eigen overtuigingen te kiezen, maar stemden we in met de informatie die ons via andere mensen werd overgedragen en die afkomstig was van de droom van de planeet. (…) Zodra we ermee instemmen geloven we erin, en dat noemen we vertrouwen. Vertrouwen hebben, betekent onvoorwaardelijk geloven. Dat is de manier waarop we als kind leren. Kinderen geloven alles wat volwassenen zeggen. We zijn het met hen eens en ons vertrouwen is zó sterk, dat het systeem van overtuigingen onze hele levensdroom beheerst. (…) Dit proces van indoctrinatie noem ik het temmen van de mens. (…) De collectieve droom leert ons hoe we als mens in het leven moeten staan. (…) Al onze normale werkelijke neigingen gaan teloor in dat aanpassingsproces. (…) Het indoctrinatieproces is zo krachtig, dat we op een bepaald punt in ons leven niemand meer nodig hebben om ons te temmen. We hebben vader en moeder, de school en de kerk daarvoor niet meer nodig – zó goed zijn we afgericht, dat we onszelf temmen. We zijn zelfgetemde dieren. (…) Ieder van ons wordt geboren met een zekere mate aan persoonlijke kracht die we elke dag opnieuw opbouwen. Helaas verspillen we veel van die persoonlijke kracht met het creëren en instandhouden van al die afspraken en zogenaamde inzichten. We hebben nog net genoeg kracht om iedere dag te overleven, maar de meeste kracht wordt gebruikt om ons te gedragen overeenkomstig de afspraken en inzichten die ons gevangen houden in de droom van de planeet. Maar hoe kunnen we de hele droom van ons leven veranderen, als we niet eens de kracht hebben zelfs maar de geringste afspraak, het geringste inzicht te wijzigen? Telkens als je een afspraak verbreekt, een inzicht verandert, komt alle energie die in het creëren en instandhouden daarvan was gaan zitten bij je terug. Als je deze vier nieuwe inzichten aanneemt, zullen die voldoende persoonlijke kracht creëren om het hele oude systeem van afspraken en inzichten te doorbreken.
14
Een tekst van Valentinus uit Het Evangelie der Waarheid Zolang onwetendheid hen vervulde met angst en verwarring en hen twijfelend, verward en verdeeld achterliet, werden zij achtervolgd door vele illusies en lege waandenkbeelden, alsof zij in een diepe slaap verzonken waren ten prooi aan nare dromen. Of zij vluchten ergens heen, of ze missen de kracht om vooruit te komen als ze anderen willen achtervolgen, of zij zijn betrokken bij gewelddadigheden, geven klappen of krijgen klappen, of zij storten van grote hoogte omlaag, of zij vliegen omhoog, de lucht in, terwijl zij niet eens vleugels hebben. Dan weer lijkt het alsof iemand hen probeert te doden, terwijl er niemand is die hen nazit, of dat zij zelf hun dierbaren vermoorden, want zij zijn bevlekt met bloed. Tot het moment dat zij, die dit alles meemaken, ontwaken. Dan zien zij, die al deze verwarringen hebben meegemaakt, plotseling: niets. Want het was niets, het waren slechts wanen. Zo wierpen zij de onwetendheid van zich af, zoals zij de slaap van zich afschudden waaraan zij niet meer hechten, evenmin als zij deze visioenen beschouwen als werkelijkheid. Maar zij laten hen achter zich als een droom in de nacht. De kennis van de Vader beschouwen zij als het morgenlicht. Zo heeft ieder gehandeld alsof hij sliep gedurende de tijd dat hij onwetend was, en zo staat hij weer op alsof hij ontwaakt. Vreugde voor de mens die zichzelf hervindt en ontwaakt!
verleidingen en ‘het vlees’ is vaak zwak. Dat maakt het voorstelbaar dat het ware wezen van een mens vele dromen ‘moet leven’ voordat alle aanzichten sterk en standvastig staan. Maar we hoeven het niet alleen te doen. Alle ontwaakten, van welk niveau dan ook, helpen de slapers en de dromers met inzicht, als zij ervoor openstaan. En met kracht. Met kracht die sterker is dan de verleiding maar die je alleen krijgt als je erom vraagt en die op de achtergrond raakt als je er geen gebruik van maakt. Dat is iets heel anders dan je persoonlijkheid trachten te verbeteren, of je positie, of gelukkiger te worden, hoewel dat laatste een natuurlijk gevolg is van elke gezette stap op die werkelijk heilzame levensweg. Heilzaam, niet alleen voor degene die gaat, maar voor alles en iedereen waar hij langs komt. Zij worden geraakt door de uitstraling van het licht dat in zulk een mens kan wonen. Hoe verder hij komt, door naar zijn inzichten te leven, hoe krachtiger de uitstraling. En zoals de zon eigenlijk niet die bol is die we in de verte kunnen zien met een speciaal brilletje op, maar een kern van licht die ook ons
raakt, waar wij dus ín zijn, zo gaat de uitstraling van een verlicht mens verder en verder, oneindig ver, om iedereen te verlichten van wie het hart zelfs maar op een kiertje openstaat. Voor de dromer is de droom op dat moment werkelijk. En dat waarvan hij zich bewust is, daarnaar kan hij handelen. Dan nadert hij het ontwaken en… kan hij alleen maar weer hetzelfde doen: steeds trachten juist te handelen, naar de inzichten die hij heeft. Dát is groeien, en dat is werkelijkheid. Aanzet tot een nieuwe droom
Om te gaan leven volgens de vier inzichten heb je een sterke wil nodig, maar je zult verbaasd staan over de transformatie die ze in je leven teweeg zullen brengen. Je zult het drama van de hel voor je ogen zien verdwijnen. In plaats van te leven in een helledroom zul je een nieuwe droom creëren – jouw persoonlijke hemelse droom.
15
Een overweldigende
helderheid
16
w TEKST: ANKIE HETTEMA w LAND:
NEDERLAND
w BEELD: KATHERINE WOLKOFF w RUBRIEK: KUNST
De krant vangt mijn aandacht door de kop: ‘Zoeken naar het universele’. Het artikel gaat over de Amerikaanse dichter Louise Glück. Afgelopen oktober 2020 ontving zij de Nobelprijs voor Literatuur, het hoogste literaire eerbetoon ter wereld. Het Nobelcomité roemt haar werk: ‘Een onmiskenbare poëtische stem die met strenge schoonheid het individuele bestaan universeel maakt’.
17
L
Louise, op 22 april 1943 geboren, groeide op in Long Island, New York. Haar moeder was van Russisch-Joodse origine, haar grootouders van vaderskant waren naar de Verenigde Staten geëmigreerde Hongaarse Joden. Als adjunct-hoogleraar en ‘Rosencrantz Writer in Residence’ is zij verbonden aan de Yale-universiteit. De twee gedichten bij het krantartikel spreken een taal waar ik meer van wil weten. Louise Glück geldt al lang als een van de meest interessante dichters van de Verenigde Staten maar in Nederland is nog nooit een bundel van haar verschenen en werd slechts, in literaire tijdschriften, een handvol gedichten vertaald, onder andere door voormalig Volkskrant-criticus Erik Menkveld. Even denk ik haar te mailen. Dat blijkt niet eenvoudig. Zelfs bij de toekenning van de Nobelprijs Literatuur, iets wat ze nooit in haar leven dacht mee te maken, blijft de dichter bescheiden en weigert ze de schijnwerpers, fotosessies en interviews: “I have a strong aversion to doing interviews and have done very few in my now rather long life. So I must decline this, though I am grateful for the interest.”1 En Erik Menkveld schreef haar indertijd een fictieve brief.2 Ik waag het me over te geven aan haar gedichten, wat ze mij zeggen en vertellen willen. Mag ik haar een dichter noemen die zich bepaalt bij de kern van leven? Zij geeft woorden aan eenzaamheid, vergankelijkheid, wanhoop, dood en verlies, soms op emotionele, en dan weer op directe, heldere en zelfs luchtige toon. Zij koestert hoop, vindt kracht om ondanks alles te blijven door-
18
gaan en altijd weer op te staan. Subtiel maar toegankelijk staat zij stil bij grote levensvragen. Ik vraag me af wie de ‘ik’ is in haar gedichten, wie ‘mijn’ en ‘jouw’, en ‘jullie’. ‘Mijn grootste vreugde/ is het geluid van jouw stem/ als die me roept zelfs in wanhoop’, begint het door Menkveld vertaalde gedicht ‘Avondrood’. ‘En ik antwoord aanhoudend/…/ Mijn tederheid/ zou je duidelijk moeten zijn/ in de koelte van de zomeravond/ en in de woorden die uitgroeien/ tot je eigen antwoord.’ De dichtbundel ‘De wilde Iris’ schrijft zij vanuit het perspectief en in de taal van bloemen. Zo laat zij ‘de rode klaproos’ vertellen: ‘Ik heb/ een Heer in de hemel/ die de zon heet, en ik open/ voor hem, laat hem zien/ het vuur van mijn eigen hart, vuur/ zoals zijn aanwezigheid/ Wat anders zou zo’n glorie kunnen zijn/ dan een hart? (…), om dan plotseling aan het eind mensen de vraag voor te leggen: ‘Stonden jullie mensen/ je zelf toe een keer te openen/ om daarna nooit meer open te gaan?’ Haar gedichten lijken onderling een soort innerlijk gesprek te voeren. Verrassend is ‘de wilde iris’, waarin de iris van zichzelf zegt bewustzijn te hebben. Het gedicht ademt de sfeer van de herfst, een tijd van afscheid, verdriet, maar ook van blijdschap, de lente, van nieuw leven. Zij beschrijft haar ‘dood’ in de donkere aarde, de winter. Het onder de grond terechtkomen om daar eenzaam te vergaan, vol angst, niet in staat tot spreken. En hoe zij na de wanhoop weer hoop krijgt, over het licht dat weer terug komt, het einde van het lijden. De
Louise Glücks gedichten lijken onderling een innerlijk gesprek te voeren
19
Ik heb jullie lang genoeg gadegeslagen, ik kan tegen jullie spreken zoals ik wil – ik heb mij onderworpen aan jullie voorkeuren, geduldig de dingen waar jullie van houden beschouwd, uitsluitend door middel daarvan gesproken, in details van aarde, wat jullie het liefste hebben, ranken blauwe clematis, licht van vroege avond – nooit hebben jullie een stem als de mijne willen aanvaarden, koud als jullie bedrijvig benoemde objecten jullie laten, ook al staan jullie monden klein en rond van ontzag – en al die tijd onderwierp ik mij aan jullie beperking, in de waan dat jullie hem vroeg of laat van je af zouden werpen, in de waan dat materie van jullie staren verzadigd zou raken – obstakel van de clematis die blauwe bloemen schildert op het serreraam – ik kan niet doorgaan mezelf tot beelden te beperken vanwege jullie vermeende recht mijn bedoelingen te betwisten: ik ben inmiddels bereid jullie te overweldigen met helderheid. Vertaling Erik Menkveld
20
verrijzenis in de lente, het openbreken van de aarde als een deur die opengaat, voor een ontluikende bloem in het licht. De iris keert terug uit de andere wereld en wat vergeten was, vindt weer een stem. Zij ontdekt het zielelicht in het hart, dat altijd uit de vergetelheid terugkeert ‘uit het hart van mijn leven spoot een grote fontein, diepblauwe...’, om stem te vinden, om zich uit te drukken. ’Ik zeg jullie ik kon weer spreken!’ Het komt mij over als losgerukt uit de vergetelheid wil zij ons, mensen ‘die de overgang uit de andere wereld niet herinneren’, bemoedigen. Er is geen dood! Door de seizoenen heen stroomt een eeuwigdurend voortgaand leven! In de krant lees ik dat familie een groot thema vormt in het dichtwerk van Louise Glück. Het gaat dan over de verhoudingen tussen ouders en kinderen, tussen kinderen van dezelfde ouders, waaraan we een vanzelfsprekende warmte toedichten. Maar Louise toont de scherpe randen, de onzekere schaduwkant. Het is alsof zij, de familieleden, beurtelings aan het woord zijn. Verwijtend horen we het menselijke in de gedichten ‘Metten’ vragen: ‘Wat heb je met mijn hart, dat je het keer op keer moet breken?’ Eerlijk is de constatering: ‘Ik kan niet liefhebben wat ik niet bevatten kan’. Halverwege lijkt het gedicht over te gaan in een aanklacht tegen het hogere: ‘Jij onthult/ feitelijk niets: lijk je op een meidoorn/ altijd op dezelfde plek/ of ben je meer het vingerhoedskruid, onvoorspelbaar/ Je moet toch begrijpen/ dat wij er niets mee kunnen, deze stilte die opwekt tot geloven/ dat jij alles moet zijn/. vingerhoedskruid en meidoorn/ de kwetsbare roos en het taaie madeliefje/ wij kunnen slechts denken dat jij onmogelijk zou kunnen bestaan’. En verdriet klinkt door: ‘Onder de lichte druk van mijn moeders hart’, droomde ik al ‘het eerste wezen te zijn dat nooit zou sterven’.
De wilde iris ‘Aan het eind van mijn lijden was een poort. Hoort: wat jullie dood noemen herinner ik mij. Geluiden, boven me, schurende dennentakken. Daarna niets. De zwakke zon fladderde over de droge grond. Het is vreselijk te overleven als bewustzijn begraven in de donkere aarde. Toen was het voorbij: dat wat jullie vrezen, bezield te zijn en niet in staat tot spreken, eindigde abrupt, de stugge aarde gaf een beetje mee. En wat ik hield voor vogels schoot lage heesters in. Jullie die je de overgang
Het gesprek zet zich in het innerlijk voort. In de gedichten ‘Afnemende wind’ en ‘Heldere ochtend’ klinkt de goddelijke stem door: ‘Toen ik jullie maakte, hield ik van jullie/ Nu heb ik medelijden met jullie/ Ik gaf jullie alles wat jullie nodig hadden/ Bed van aarde, dek van blauwe lucht/…/ Jullie zielen hadden al lang immens moeten zijn/ niet wat ze bleven/ kleine kletsende dingen – ‘ ‘Ik heb jullie lang genoeg gadegeslagen/ ik kan tegen jullie spreken zoals ik wil – nooit hebben jullie een stem/ als de mijne willen aanvaarden’. Het zegt zich wel degelijk te onthullen en te tonen ‘in details van aarde’, in ranken blauwe clematis, licht van vroege avond, ja in avondlicht en de zwoele zomerwind. De tedere aanwezigheid en verbondenheid zou toch duidelijk kunnen zijn. Maar ‘mijn verdriet, dat ik je niet kan antwoorden in een spraak’3 zoals jullie zouden willen. Jullie aanvaarden niet mijn stem. En even denk ik: Ja, die kleine,
uit de andere wereld niet herinneren ik zeg jullie ik kon weer spreken: wat er ook terugkeert uit vergetelheid keert terug om stem te vinden: uit het hart van mijn leven spoot een grote fontein, diepblauwe schaduwen op een azuren zee. Vertaling Erik Menkveld
kletsende dingen, dat zijn wij, die blijven hangen in het alleen menselijke, in alleen ‘de aardse details’, in de tegenstrijdigheden, de cirkel van oorzaak en gevolg. De drie stemmen in de gedichten doen mij denken aan het begin van de film ‘Disobedience’. Een oude rabbi opent al wankelend met woorden uit de Thora: In den beginne …. schiep Hasjem drie soorten wezens:
21
...Mijn verdriet, dat ik je niet kan antwoorden in een spraak zoals jullie zouden willen. Jullie aanvaarden niet mijn stem... de engelen, de beesten en de mens. De engelen schiep Hasjem uit zijn pure woord. Zij hebben geen neiging, geen wil tot het kwaad. Zij zullen niet afwijken van Zijn schepping. De beesten laten zich leiden door hun instincten. Daarmee volgen ook zij de wil van hun Maker.
lijke of niet. Een last, zoals filosoof Sartre zegt: ‘De mens is gedoemd tot vrijheid’. Maar ook een belanghebbend recht. Durf je dat recht op te eisen, die zinderende angstaanjagende vrijheid, dan snap je ook waarom ze schrijft: ‘Wat jullie ook hoopten/ jullie gaan jezelf niet vinden in de tuin/ tussen de groeiende planten/ jullie levens zijn geen kringloop als die van hen/ jullie levens zijn een vogelvlucht’.4 De mens, machtig, almachtig in zijn opgang in goddelijk leven. ‘Ik ben inmiddels bereid jullie te overweldigen met helderheid’.5
Literatuur: Raster nr. 107 Poëzie, gedichten uit ‘De wilde Iris’ van Louise Glück, vertaling Erik Menkveld ‘De rode klaproos’ vertaling van Robin Kerkhof, internet Hoogachtend, Erik Menkveld, brief aan Louise Glück.
In de Thora staat dat Hasjem zes dagen had om deze wezens te creëren. Vlak voor zonsondergang nam Hasjem een handje aarde en schiep de mens: man en vrouw. De mens slechts bijzaak? Of moest het de kroon op Zijn werk worden? Dus wat is het voor iets?
NRC Handelsblad 9 oktober 2020 Tijdschrift van de Orde van de Prince ( genootschap voor de behartiging van de belangen van de Nederlandse taal en cultuur): internet. Noten: 1: Colette Demil, Groots in bescheidenheid, tijdschrift van de Orde van de Prince
De mens, een wezen met de macht ongehoorzaam te zijn. Wij zijn de enige wezens met een vrije wil, man en vrouw. Wij staan nabij de helderheid van de engelen en de lusten van de beesten. Hasjem gaf ons de keuze. Een recht en een last. Wij kiezen wat voor ingewikkeld leven we willen leiden. , Drie soorten wezens: de engel, het beest en de mens. Staan wij nabij de helderheid van het geestelijke? Of nabij de lusten van het aardse? De mens heeft macht ontvangen, vrijheid van keuze: ‘gehoor’ te geven aan het godde-
22
2: Hoogachtend, Erik Menkveld, brief aan Louise Glück. 3: Avondrood, Louise Glück, vertaling: Erik Menkveld 4: Afnemende wind, Louise Glück, vertaling: Erik Menkveld 5: Heldere ochtend, Louise Glück, vertaling: Erik Menkveld
w COLUMN: DICK VAN NIEKERK w LAND:
NEDERLAND
w RUBRIEK: COLUMN
Filosofie bij rampspoed [4]
V
oorouderschap en immuniteit
Dokter Salk was al jaren bezig met de ontwikkeling van een veilig poliovaccin, toen hij van nabij werd geconfronteerd met massale kinderverlamming in zijn ziekenhuis in Pittsburgh. Een van zijn medewerkers schreef dat het voor Salk bijna onmogelijk was om het ziekenhuis ‘s avonds te verlaten. ‘Voor hij bij de uitgang was, moest hij langs tientallen huilende en soms misvormde kinderen. Je moest wel heel wreed zijn om daaraan voorbij te gaan.’ Ouders kwamen in tranen op hem toegelopen: ‘Alstublieft dokter Salk, red ons kind!’ Salk had zich van kinds af aan voorbereid op dergelijke levensreddende vragen. Iedere dag bad hij dat hij iets goeds zou mogen doen voor de mensheid. Dat gedrag van de ‘kleine Jezus’ – zoals zijn broers hem noemden – sloot naadloos aan op de moraal van de ma’asim tovim – de goede daden die binnen het jodendom bepalend zijn voor iemands identiteit. Voor Salk en veel geestverwante collega’s was het probleem van het kwaad daarom ook geen theologisch raadsel, maar een gebiedende aanzet om tot een daad over te gaan die menselijk leed zou voorkomen of verzachten. Salk presenteerde zijn vaccin in 1955 onder hoongelach van de reguliere wetenschap, die het op allerlei futiele gronden afwees. Hij moest het maar op eigen risico toepassen op zijn patiënten, was de sceptische reactie. Salk bracht de moed op om door te zetten. ‘Ik kan je verzekeren dat ik drie weken niet sliep nadat ik een kind had ingeënt,’ zei hij later over deze periode. Maar het vaccin werkte doeltreffend en zou duurzaam heilzaam worden voor miljoenen kinderen in de wereld. Jonas Salk werd bejubeld als wonderdoener, niet enkel om zijn uitvinding maar ook om zijn vermogen om uiting te geven aan een onverwoestbaar optimisme dat mensen door de heftigste beproevingen kan brengen: ‘Ik heb dromen gehad en nachtmerries en ik heb mijn nachtmerries overwonnen door mijn dromen!’
Salk heeft nooit patent willen aanvragen voor zijn uitvinding, die hij om niet ter beschikking stelde aan wereld en mensheid. In plaats van roem verwerven op korte termijn wilde hij vooral toekomstige generaties dienen. Het paste in zijn levensfilosofie om een goede ‘voorouder’ te willen zijn, een fraaie, door hemzelf bedachte term. ‘Als we goede voorouders willen zijn, moeten we toekomstige generaties laten zien hoe wij omgingen met een tijd van grote veranderingen en tegenspoed,’ stelde hij, ‘en hoe we van een crisis gebruikmaakten om krachtiger te worden.’ Ook wij, in het nu, zouden goede voorouders zijn als we het geloof in de mensheid behouden en de schatten waar we gebruik van mogen en mochten maken ongeschonden dan wel verrijkt doorgeven aan de toekomstige generaties. Terugblikkend op zijn carrière nam Salk enigszins afstand van de medischfarmacologische aanpak die hij als arts had gehad. Het was zijn vaste overtuiging geworden dat alleen een holistische benadering – zoals van de bioloog, de filosoof en de arts samen – de kwalen kan verlichten waaraan de mensen lijden. Zo’n aanpak maakt volgens hem ongebreideld energie vrij voor menselijke bloei. Jonas Salk: ‘Dit genezingswerk kan alleen worden gedaan door voorouders die geïnspireerd zijn door de ‘goddelijke vonk’. Dat is een vonk die een grote vlam van begrip doet ontbranden, en die grote kracht vrijmaakt om het leven te veranderen in een richting waar ieder mens al lang op hoopt.’ Deze ontredderde wereld én de wereld van morgen zitten dringend verlegen om ‘voorouders’ als Jonas Salk. Mensen die er voor uitkomen te leven onder inspiratie van die ‘goddelijke vonk’ en daardoor mondiaal aan verbondenheid en breed onderling begrip kunnen bijdragen. Mensen die zodoende meer teweegbrengen dan welk vaccin ook!
‘ALSTUBLIEFT DOKTER SALK, RED ONS KIND!’
23
Wall of taps Je zou er gemakkelijk voorbij lopen als je niet goed oplet. Het pad loopt langzaam omhoog, met links een stroompje, eerst nog op vrijwel gelijke hoogte maar geleidelijk steeds meer in de diepte. Dan, je was er al haast voorbij, in een soort nis aan de rechterkant, bijna verstopt onder uitbundig groeiende varens, zie je het werk Wall of taps.
/
Kunst
24
w TEKST: WINNIE GEURTSEN w LAND:
NEDERLAND
w BEELD: WINNIE GEURTSEN w RUBRIEK: KUNST
H Zoals het water stroomt, zo stroomt het levende licht. ‘Ik, de hoogste en vurigste kracht heb levensvonken uitgezonden. Ik omvat alle werkelijkheid. Met mijn vleugels draag ik de reis van de aarde door het heelal, met wijsheid heb ik het recht gevestigd. (…) Ik, de hoogste en vurigste kracht, heb iedere vonk van leven uitgezonden en ik straal geen vernietiging uit (…) Ik, het vurige leven van het goddelijk ZIJN, straal over de schoonheid van het land, ik word gezien in het water (…) Zoals het water stroomt, zo leeft het levende licht. Hildegard van Bingen
Het bestaat uit een brede bak met daarboven een wand met verschillende ouderwetse kranen. Het werk is grotendeels uitgevoerd in rood koper, de kranen van messing. De kranen bevinden zich elk in een groepje concentrische cirkels, zoals die ontstaan wanneer een druppel een wateroppervlak raakt. Elke kraan heeft een druppel water ontvangen en kan vervolgens op zijn beurt een stroom water genereren. Al dat water komt bij elkaar om samen verder te stromen. Inspiratie is een wonderlijk gegeven, ze raakt wie ervoor openstaat. Deze kunstenaar heeft iets vormgegeven dat lijkt los te staan van de tijd, zelfs los van ruimte, al is het natuurlijk niet mogelijk om een fysiek kunstwerk los van de tijdruimtelijkheid vorm te geven. Maar afgezien van de vraag of dit werk bewust of onbewust zo tot stand is gekomen, we staan hier voor een uiting van iets dat ons allen, zonder uitzondering gegeven is. Zeer kernachtig en daarmee zo raak. De alom aanwezige stroom van inspiratie heeft een open en onbevangen hart geraakt om uiting te geven aan een universele waarheid. Een solide uitvoering van een gegeven, doorzichtig als een stromend bergbeekje. In al zijn eenvoud spreekt het tot de toeschouwer van een waarheid, helder als kristal. Voor iedereen is de druppel gelijk maar ieder die die druppel bewust ontvangt, kan op eigen, unieke wijze mee gaan werken om de stroom water door te geven. Als wij ons kunnen en durven
openstellen voor wat ons in ons kernwezen wil aanraken en om onze bewuste medewerking vraagt, namelijk de universele liefdekracht, kunnen wij als een doorvoerkanaal worden voor die liefde. Die kan dan zonder ophouden stromen naar ieder ander, ongeacht wat onze relatie tot die ander is. Dan wordt wat op het oog gescheiden is, weer tot een eenheid die ver boven het dag-nachtbewustzijn uitstijgt, tot waarachtige eenheid. Wat een zegen zou het voor ons allen zijn als wij de onbevangenheid zouden hebben om ons voor die liefdevolle stroom van levengevend water open te stellen. Dan kunnen we ontdekken dat die vonk in ons hart zich geleidelijk aan opent tot een poort naar een heel nieuw levensveld, en dat die vonk een aanrakingspunt en een bronwel blijkt te zijn voor een steeds sterkere stroom van leven gevende energie, die ons perspectief meer en meer verruimen gaat. Dan blijkt de diepe bron in ons hart ons te willen transformeren tot doorvoerkanaal voor een immense stroom van rijkdom die ieder mens wil aanraken en verrijken. Onvoorstelbare rijkdom wordt dan niet slechts perfectie als individueel bezit maar blijkt bestemd voor iedereen die haar wil zoeken, vinden en aanboren, en mede-delen. Dan kan iedereen ervaren dat in het heden geldt ‘Komt tot de bron der eeuwige volheid’. Michael Johnson, Wall of taps, Tremenheere Sculpture Gardens, Penzance, Cornwall, UK
25
Twee romantische gedichten
26
w TEKST: GERT TERLOUW w LAND:
NEDERLAND
w BEELD: CASPAR DAVID FRIEDRICH w RUBRIEK: LEVEND HEDEN
Het lezen van goede poëzie kan verrijkend zijn voor hart en ziel en wie zich in het bijzonder gaat verdiepen in gedichten die door componisten van naam op muziek zijn gezet, kan echte pareltjes ontdekken. Twee voorbeelden daarvan kunnen een mooi begin en einde van onze dag bieden.
/
Levend heden
Joseph, Freiherr von Eichendorff
Eichendorff (1788-1857) stamde uit een verarmd adellijk geslacht en er was geen familiekapitaal meer om van te leven. Hij verdiende zijn brood met eenvoudig ambtenarenwerk. Hij werd vooral bekend door zijn boek Aus dem Leben eines Taugenichts uit 1826. Om aan de grauwe werkelijkheid van alledag te ontsnappen, schreef Eichendorff romantische gedichten die vaak de natuur en soms het geloof tot onderwerp hebben. Hij zocht naar middelen om zijn geloof zo zuiver mogelijk tot uitdrukking te brengen. Dan kon hij soms boven zichzelf uitstijgen en tot prachtige verzen komen, zeker als die ook nog eens ondersteund worden door een componist die ze op muziek zet. Het gedicht ‘Morgengebet’ is door Felix Mendelssohn-Bartholdy heel mooi tot een vierstemmig koorlied gemaakt.
27
De tekst is als volgt:
Hier volgt een Nederlandse vertaling:
Morgengebet
Morgengebed
O wunderbares tiefes Schweigen, Wie einsam ist’s noch auf der Welt! Die Wälder nur sich leise neigen, Als ging’ der Herr durch’s stille Feld.
O diep en wonderbaarlijk zwijgen, Hoe eenzaam is het overal! De wouden die zich zachtjes neigen Alsof de heer voorbijging in ‘t stille veld.
Ich fühle mich wie neugeschaffen, Wo ist die Sorge und die Not? Was gestern noch mich wollt’ erschlaffen, Dess schäm’ ich mich im Morgenrot.
Ik voel mij als opnieuw ontwaakte. Waar zijn de zorgen en de nood? Wat gist’ren mij nog kracht’loos maakte maakt mij beschaamd in ‘t morgenrood.
Die Welt mit ihrem Gram und Glücke, Will ich, ein Pilger, froh bereit Betreten nur als eine Brücke Zu dir, Herr, über’m Strom der Zeit.
De wereld met haar vreugd en wrevel wil ik, als pelgrim, gans bereid betreden enkel als een brug nog tot u, heer, over stroom van tijd.
Hij, zij, die de stilte diep in zichzelf zoekt, zal vervuld worden met het goddelijke, met bovenaards licht en kracht. Hij wordt daardoor een opnieuw geborene die met nieuwe krachten geladen wordt. Zo een wedergeborene is een pelgrim geworden, die anderen voorgaat en hij leeft alleen nog maar uit de wens in dienstbaarheid en liefde anderen van dienst te zijn, als brug tussen het hier en het nieuwe leven. Hier wordt, heel in het kort, de kern van de weg in een gnostieke geestesschool tot uitdrukking gebracht. Van dit koorwerk van Mendelssohn vind je op YouTube fraaie uitvoeringen, bijvoorbeeld door het Kammerchor Stuttgart. Schenk dan vooral aandacht aan het derde couplet. Daar gebruikt Mendelssohn op een bepaald punt andere harmonieën, alsof hij wil zeggen: let op, hier gebeurt iets bijzonders! Daar, in dat derde couplet, vindt namelijk de omslag plaats tussen het innerlijke werk en het uiterlijke werk – ten dienste van wereld en mensheid.
28
Het ‘grote loslaten’ is een hoofdthema in Hesses werk en leven
Herman Hesse. Erinnerung an Frankfurt. Door Ottilie Roederstein, 1909
Hermann Hesse
Het gedicht ‘Beim Schlafengehen’ is van Hermann Hesse, in 1877 geboren in het Zuid-Duitse Calw. Uit al zijn werk blijkt hoe hij een zoeker was naar waarheid. In zijn boek Reis naar het Morgenland beschrijft hij hoe de mens die naar het hogere streeft, dit pas kan bereiken zodra hij ophoudt met streven. Het ‘grote loslaten’ is een hoofdthema in Hesses werk en leven. Dit komt ook in zijn gedicht ‘Beim Schlafengehen’ tot uitdrukking:
In het Nederlands vertaald:
Beim Schlafengehen
Bij het slapengaan
Nun der Tag mich müd gemacht, soll mein sehnliches Verlangen freundlich die gestirnte Nacht wie ein müdes Kind empfangen. Hände, laßt von allem Tun, Stirn, vergiß du alles Denken, alle meine Sinne nun wollen sich in Schlummer senken. Und die Seele unbewacht will in freien Flügen schweben, um im Zauberkreis der Nacht tief und tausendfach zu leben.
Moe van ‘t lange zonnelicht Wil mijn vurigste verlangen Liefdevol de sterrennacht Als vermoeid klein kind ontvangen. Handen, blijf maar op je plaats, Hoofd, vergeet nu alle denken; Al mijn zinnen op het laatst Willen nu in slaap verzinken. En de ziel wil zonder stuur Nu op vrije wieken zweven, Om in ‘t nacht’lijk toveruur Diep en duizendmaal te leven.
29
We ontdekken drie lagen: • de slaap van het lichaam; • de dood van het lichaam; • de ikversterving.
Literatuur J. van Rijckenborgh, De Egyptische Oergnosis en haar roep in het Eeuwige Nu, deel I, Terde hoofdstukken 11 t/m 18
30
Zo op het eerste gezicht gaat dit gedicht over het slapen gaan, waarbij door het loslaten van alle aardse activiteiten de ziel haar eigen gebied betreden kan. Het zal velen bekend zijn dat slapen meer is dan een tijdelijke inactiviteit van handelen en denken. In de mysteriescholen van alle tijden geldt bovendien dat de manier waarop men zich in de slaap begeeft, bepalend is voor wat er met het zich ontwikkelende zielewezen gebeurt. J. van Rijckenborgh schrijft in zijn boek De Egyptische Oergnosis uitvoerig hierover. Een klein citaat uit hoofdstuk 17: ‘Ieder zielgeboren mens dient, ook na volbrachte dagtaak, zijn leven volkomen in de sfeer der ziel te plaatsen, en dus voor het slapengaan niet te verwijlen bij de aspecten van de dialectiek. Op deze wijze wordt de slaap des lichaams de nuchterheid van de ziel. Wie zielgericht gaat slapen, maakt de ziel bewust, maakt haar wakker. De vibratie, de gerichtheid, van het astrale zelf bij het slapen gaan, is bepalend voor het gehele nachtelijke leven en voor het daarop volgende dagleven.’ Wie dus, volgens de woorden van Hermann Hesse, op de juiste wijze af kan zien van alle doen en denken, kan ‘in ‘t nachtelijk toveruur diep en duizendmaal te leven’. Ook de school van het Gouden Rozenkruis biedt met haar gnostiek-astrale veld daartoe de gelegenheid. Wij weten ten tweede dat de dood van ons stoffelijk lichaam maar één stap verder is dan de slaap. In de Griekse mythologie zijn Hypnos en Thanatos, slaap en dood, broers van elkaar. Zij zijn elkaar zeer verwant. De dood is geen tijdelijke, maar een definitieve scheiding van onze lagere en hogere lichamen en als zodanig niet principieel, maar gradueel verschillend van de
slaap. En als dat uur gekomen is, spoort Hermann Hesse ons als het ware aan om voorgoed af te zien van alle denken, willen en handelen, om ervan af te zien om ons op welke manier dan ook nog in de stof te willen uitdrukken, opdat de zielereis naar het vaderland definitief kan beginnen en tot het goede einde kan komen. Dan is er ten derde het dagelijkse sterven naar het ik van de zoekende mens, binnen een gnostieke geestesschool. We spreken dan over het pad van transfiguratie; we kunnen ook spreken van een ‘alchemisch sterven’. Deze alchemische dood kunnen we zien als het hoogste doel in het leven van een leerling-transfigurist. ‘Wie zijn leven zal willen verliezen om mijnentwil, zal het hogere leven vinden,’ zegt Jezus, die de Christus bracht. Of, zoals Catharose de Petri schrijft in Het Levende Woord: ‘Datgene wat uit de Gnosis opwaakt, kan zich slechts openbaren wanneer alles wat was van te voren gekruisigd, gestorven en begraven is en onmogelijk weer levend gemaakt kan worden.’ En door deze weg stil, en in zelfovergave, te bewandelen, kunnen wij, nog voor de stoffelijke dood, ‘diep en duizendvoudig leven’! Wat wil dat zeggen? Dat is een leven – let op het getal duizend – in de eenheid en in drievoudige verbondenheid met de eeuwigheid. Het gedicht is in 1948 wondermooi op muziek gezet voor sopraan en orkest door Richard Strauss, als onderdeel van de ‘Vier letzte Lieder’. Strauss was toen zelf oud en aan het eind van zijn leven. Deze laatromantische ‘Vier letzte Lieder’ stralen een gevoel van kalmte en acceptatie uit. De stem van de sopraan wordt op serene wijze begeleid door een groot orkest. Via de YouTube kun je, bijvoorbeeld gezongen door Jessye Norman, een mooie uitvoering horen van deze liederen. Het besproken gedicht wordt als derde van de cyclus gezongen.
w TEKST: ANSFRIDA VREEBURG w LAND:
NEDERLAND
w BEELD: CHRIS VEENEMAN w RUBRIEK: TIJDGEEST
Herhaling of vrijheid? 31
Op weg naar bewuste aandacht
Je staat ‘s ochtends op en neemt een douche. Duurt die 15 minuten of 5, is die warm of douche je ijskoud af? Je ontbijt, wel of niet, gezond of vluchtig, met of zonder het laatste nieuws? Er wordt je iets gevraagd, je kijkt omhoog om je gedachten te ordenen… snapt je gesprekspartner dat gebaar of denkt ze wel twee keer na voordat ze je nog een keer iets vraagt?
/
Tijdgeest
32
A
Allemaal vertrouwde handelingen, dingen die je gedurende je leven zo bent gaan doen zoals je ze doet, bewuste keuze of automatisme waar je je misschien niet eens bewust van bent. Treffend verwoord in een tekst uit de Talmoed die je vast wel eens in een vorm hebt gelezen: Sla acht op je gedachten: ze worden woorden Sla acht op je woorden: ze worden daden. Sla acht op je daden: ze worden gewoonten. Sla acht op je gewoonten: ze worden een houding. Sla acht op je houding: het wordt je bestemming. Maar wat zou dat? Gewoonten stellen ons in staat om terugkerende handelingen gemakkelijk uit te voeren. Zo kun je twintig kilometer in je auto hebben gereden, op de snelweg bijvoorbeeld, zonder je bewust te zijn geweest waar je reed en hoeveel auto’s je hebt ingehaald. Dit zorgt er natuurlijk voor dat je efficiënt gebruikmaakt van je aandacht, dat je prikkels niet meer bewust hoeft te verwerken en daardoor dat ene moeilijke probleem kunt overdenken. Niet zoveel mis mee dus, dit leven op de automatische piloot zorgt dat je je kunt richten op wat je écht belangrijk vindt. Maar toch, het tweede deel van het gedicht voelt minder positief. Want hier staat centraal dat mijn gewoonte mijn bestemming wordt. En wil ik dat wel? Hoe zit het met de gewoonte om me razendsnel een oordeel te vormen van iemand die ik tegenkom, op basis van de gekste dingen? En in hoeverre is mijn gewoonte om te lachen naar een ieder die mij tegemoet loopt wel zo waarachtig? Is het niet meer een gewoonte, die, als ik een dag moe ben, ineens voelt als een houding die ik me aanmeet, als een
masker? Een vriendelijk masker, maar niet mezelf, ongelofelijk vermoeiend. En wat zegt het over mijn bestemming? Wat is wáár, wat is werkelijk aan mijn gedachten, mijn gewoonten, mijn bestemming? Mij hiervan bewust worden kan een schok betekenen. Hoe zit het met de macht der gewoonte, wát woont er allemaal in ons wezen? En hebben we daar ooit wel bewust voor gekozen? In deze tijd is ons dagelijkse leven voor bijna iedereen flink opgeschud. Wat normaal was, werkt nu anders. Gewoonten zijn veranderd, een ander ritme, voor velen dichtbij huis. De weken lijken zich aaneen te rijgen, met nieuwe gewoonten, als een modern kloosterleven. En in dit moderne kloosterleven gun ik eigenlijk iedereen zich bewust te worden van de kracht van en macht der gewoonten. De kracht van een goede gewoonte, zoals bewust en met aandacht in het moment zijn, en aan het eind van een dag deze nog een keer beleven, zodat je die ook echt los kunt laten. De kracht van gewoontes waardoor je niet elk moment opnieuw een keuze hoeft te maken, niet hoeft na te denken, en je daardoor op iets anders kunt richten. Om het wezenlijke te overdenken. De macht van gewoontes, als het geen bewuste keus (meer) betreft, terwijl het gedrag eigenlijk niet (meer) past bij de werkelijkheid waar jij naar streeft. En je weet: je daden worden je gewoonten, die worden je houding, en deze je bestemming. En hoe prachtig is dan de oorsprong van ‘ergens acht op slaan’. Het genootschap Onze Taal beschrijft dat het woord terug te voeren is op de oermoeder van de Germaanse talen. De grondbetekenis van ‘acht’ was ‘werking van het denkvermogen’, terwijl het later de betekenissen ‘gedachte’ en ‘aandacht’ kreeg, en in positieve zin te maken heeft met oplettendheid en opmerkzaamheid. Ik wens ons allen toe dat we deze tijd gebruiken om aandacht te hebben voor wat we denken, voor welke woorden we gebruiken, voor onze gewoonten. Dat we gewaarworden wat ons allen beweegt. Waarschijnlijk herkennen we dan in de ander een verlangen naar een nieuwe richting, weg uit de verstikkende gewoonten, uit de tegenstellingen, terug naar waarheid, vrijheid, liefde.
33
34
w TEKST: PERI SCHMELZER, ISABEL LEHNEN w LAND:
DUITSLAND
w BEELD: TOILE 3. CHARLOTTE LALANDES w RUBRIEK: GEEST EN ZIEL
Over sterven aan de rand van de tijd Wat is dit nu voor een titel? Nou, eigenlijk heel gewoon, want zo is het precies: sterven gebeurt inderdaad aan de rand van de tijd. Bij het stervensproces breekt er iets in in het verloop van de tijd zoals we die tot nu toe kenden; het is een ander vlak van zijn en worden. En het is iets onbekends. Dat veroorzaakt bij de mens wel de meeste angst, dat er iets is wat hij niet kent en ook niet kan controleren.
/
Geest en ziel
W
Weerstand bieden heeft geen zin: het eindigt ermee dat we opgeven, móeten opgeven. Maar we kunnen ons ook óvergeven aan het stervensproces, en daar is vertrouwen voor nodig. Dit lijkt een paradox, maar toch ligt hier de sleutel. Want we ervaren al tijdens ons leven telkens weer dat iets tot een eind
komt, levensomstandigheden, relaties… Dan laten we los – vrijwillig of gedwongen – en het leven gaat verder. Misschien geeft het in het begin nog een vreemd gevoel maar: we leven verder. Dat geldt voor het uiterlijke evenzo als voor ons innerlijk. We vernieuwen onszelf, laten oude denk- en gedragspa-
35
tronen los, laten overleefde emotionele patronen achter ons. Zij sterven – maar wij leven verder. En terwijl we leren dat we door stervensprocessen kunnen groeien, groeit ook ons vertrouwen in het leven – want het leert ons hoe te sterven. Rainer Maria Rilke: ‘O Heer, geef ieder zijn eigen dood. Het sterven dat voortkomt uit het leven waarin hij liefde kende, zin en nood. Want wij zijn slechts de schaal en het blad… De grote dood, die ieder in zich heeft, dat is de vrucht waar alles om draait.’ O Herr, gib jedem seinen eignen Tod. Das Sterben, das aus jenem Leben geht, darin er Liebe hatte, Sinn und Not. Denn wir sind nur die Schale und das Blatt. Der grosse Tod, den jeder in sich hat, das ist die Frucht, um die sich alles dreht. ‘De dood is altijd een van de problemen, misschien het grootste probleem in het menselijke leven geweest’, zegt Krishnamurti in Vrijheid van weten. ‘Niet de liefde, niet de angst, niet relaties maar deze vraag, dit geheim, dit gevoel van tot een einde gaan, maakt de mens sinds oeroude tijden onrustig. Sterven is iets in de toekomst, iets waar we bang voor zijn, wat we niet willen. En toch is het er altijd. Hetzij door een ongeluk, door ziekte of hoge ouderdom – het is er altijd. Of we jong zijn of oud, gebrekkig of vol levensvreugde, het is er altijd. De meesten van ons zijn bang voor het sterven, want we weten niet wat het betekent te leven. We begrijpen niet wat het betekent om te leven en daarom weten we niet wat het is om te sterven. Zolang we angst hebben voor het leven, zullen we angst hebben voor de dood. Een mens die geen angst heeft voor het leven, heeft geen angst voor de absolute onzekerheid, want in zijn innerlijk, in zijn ziel, begrijpt hij dat er geen zekerheid bestaat. En als er geen zekerheid
36
bestaat, dan bestaat er alleen maar een onophoudelijke beweging, en dan zijn leven en dood hetzelfde. Om uit te vinden wat er gebeurt als je sterft, moet je sterven. Dat is serieus bedoeld. Je moet sterven – niet fysiek, maar psychisch, innerlijk: sterven ten opzichte van de dingen die je bent gaan liefhebben en de dingen die je verbitterd hebben. Als je sterft ten opzichte van een genoegen, klein of heel groot, op een heel natuurlijke manier, zonder enige dwang of strijd, dan zul je weten wat het betekent te sterven. Sterven betekent dat ons verstand volkomen vrij is van zichzelf, vrij van alle dagelijkse verlangens, genoegens en angsten. De dood is een vernieuwing, een plotselinge verandering waardoor het denken werkelijk niet meer functioneert, want het denken behoort tot het oude. De dood betekent dat er iets volkomen nieuws verschijnt. De dood betekent vrijheid van dat wat we kennen – en pas dan zul je leven.’ Reflectie Peri Schmelzer
‘Om uit te vinden wat er gebeurt als we sterven, moet je sterven.’ Hoe is dat mogelijk? De mens wil toch léven, al onze zintuigen zijn toch gericht op het leven? Welnu, in ons wezen zelf zijn er krachten die – of we willen of niet – stervensprocessen aansturen, en ons daarin binnenvoeren en ons daarbij begeleiden. De horoscoop van een mens laat deze krachten zien. Hij beschrijft in symbolische taal zowel de persoonlijkheidsstructuur die de mens in zijn leven ter beschikking staat, als de opgaven waar hij voor gesteld wordt. En in deze symbolische afbeelding van de levensweg zijn er twee planeten die staan voor stervens- en wordingsprocessen: Saturnus en Pluto. Allereerst Saturnus: hij is de hoeder van de drempel, Magere Hein, de oogster van de dood. Hij houdt de zandloper van onze levensduur in zijn hand. Hem
De dood betekent vrijheid van dat wat we kennen – en pas dan zul je leven
37
De poorten van Saturnus gaan we door zolang we leven en elke keer hebben we de ervaring dat het leven daarna verder gaat komen we tegen als we – aan de rand van de tijd – de fysieke dood sterven. Maar ook tijdens het leven is hij een strenge heer en een groot leermeester. Hij confronteert ons met de resultaten van ons handelen, eist van ons om structuren te onderzoeken, en de moed om oude en beperkende structuren los te laten. Zij sterven en met hen ook een deel van ons, een oude vorm van ons zelf. Deze poorten van Saturnus gaan we door zolang we leven en elke keer hebben we de ervaring dat het leven daarna verder gaat. Pluto is van een andere aard: hij is – net als Saturnus – een heer des doods, maar zijn kwaliteit is wezenlijk anders. Hij is als een aardbeving, is aanstichter van een transformatie die de mens op zijn grondvesten doet schudden. In tegenstelling tot Saturnus, die over een langere periode heen de beslissing aan ons overlaat of we loslaten wat onze groei belemmert, of we bereid zijn te sterven, is er bij Pluto niet langer de mogelijkheid van een keuze. Als Pluto op het toneel verschijnt, dan kunnen wij niets tegenover zijn kracht. Pluto transformeert uit de diepte en eist onze overgave, een onvoorwaardelijk ‘ja’ tegen de schokken en transformaties waar hij ons wezen aan onderwerpt. Zijn we daartoe bereid, dan kunnen we in de loop van het proces herkennen waar dat alles voor dient. En we begrijpen het nieuwe
38
dat uit ons wezen tevoorschijn komt, het nieuwe, waarvan we eerst geen vermoeden hadden dat dat kon bestaan. Zo zijn beide, Saturnus en Pluto, verloskundigen bij de processen van ‘het dagelijks sterven’, zoals de apostel Paulus het uitdrukt. De lessen van Saturnus leren ons bewust alles los te laten – dus te sterven ten opzichte van alles wat we op onze weg als hinderlijk ervaren. De lessen van Pluto leren we als we ‘ja’ zeggen en vertrouwen hebben in een stervensproces, een proces van transformatie, waarvan we niet weten waar het ons heen leidt. Mevlana Jelalu’ddin Rumi denkt over het sterven. Ik kwam al stervend los van het mineralenrijk en werd tot plant, En van het plantenrijk maakte ik mij los en nam een dierlijke gedaante aan. Ik stierf af van het dierenrijk en werd een mens. Dus waarom het verdwijnen van de vorm door de dood te vrezen? De volgende keer zal ik sterven En vleugels en veren voortbrengen als engelen en Daarna nog hoger opstijgen als engel – Wat onvoorstelbaar is Dat zal ik zijn. Stervensprocessen gedurende het leven - reflectie van Isabel Lehnen
De voorstelling is wijd verbreid dat we gedurende een bepaalde tijd leven en daarna treedt de dood in. Maar goed beschouwd zijn we nauwelijks geboren – en we beginnen al te sterven! Op het lichamelijke vlak, in onze cellen, treden voortdurend stervens- en vernieuwingsprocessen op. Bij de meeste mensen komen daar in de loop van hun leven nog psychische factoren bij: talrijke teleurstellingen, verliezen en beschadigingen nestelen zich diep in onze psyche, zorgen ervoor dat we innerlijk hard en onbuigzaam worden, zodat we herhaaldelijk veranderingen die aan de orde zijn en
belangrijke, ja heilzame transformatieprocessen afwijzen. Bijkomstigheden en obsessies, het vastklampen aan materiële dingen, aan intermenselijke verhoudingen, aan gewoonten en patronen, laten velen al lang voor hun fysieke dood innerlijk verstarren, wegkwijnen – sterven op zielsniveau. Therapeuten die werken met zwaar getraumatiseerde mensen verklaren dat deze niet meer aan het leven kunnen deelnemen, dat ze zich innerlijk dood voelen. Maar ook anderen, die minder hard getroffen zijn door het noodlot, verliezen in de loop der jaren de innerlijke dynamiek, de levensmoed, de drang naar verandering en vernieuwing. Misschien geloven we zelfs ons op die manier te beschermen tegen dood en vergankelijkheid – onze vergankelijkheid. Omgekeerd, als we ons openstellen voor het gegeven van onze sterfelijkheid en
ons kunnen inleven in de genade van onze stervensprocessen, ervaren we de ongelooflijk transformerende kracht ervan. We betreden nieuwe ruimten. Worden nieuw geboren. Zo begrijp ik de woorden van Krishnamurti: ‘De dood betekent vrijheid van dat wat we kennen – en pas dan leef je.’ Paulus zegt: ‘Ik sterf dagelijks.’ Het onbekende komt naar ons toe als we het in ons leven uitnodigen. Dan wordt het water des levens over ons uitgegoten, dat ons reinigt, heelt, en van de grond af verandert. ‘O dood, onze verborgen vriend en leidsman van goede gelegenheden, als je eraan denkt het hek te openen, aarzel dan niet om ons dit van tevoren te laten weten; want wij horen niet tot degenen die terugschrikken voor het doordringende knarsen van het ijzer.’ (Sri Aurobindo) Dood zijn.
39
Pluto transformeert uit de diepte en eist onze overgave, een onvoorwaardelijk ‘ja’
In deze afbeelding van Pluto, gemaakt door NASA’s New Horizons-ruimtevaartuig, vertegenwoordigen verschillende kleuren verschillende samenstellingen van oppervlakte-ijs, waardoor een verrassend actief lichaam wordt onthuld. (Afbeelding: NASA/ Johns Hopkins University Applied Physics Laboratory/ Southwest Research Institute)
40
Kun je dat, dood zijn? Of kun je alleen maar sterven – en dan is het afgelopen? Is er bewustzijn onafhankelijk van de hersenen? Heeft het bewustzijn onze hersenen nodig als werktuig? Eben Alexander werd ziek door een bacteriële infectie aan de hersenen en raakte binnen 24 uur zeven dagen lang in coma. Gedurende deze tijd was zijn neocortex buiten werking: ‘Het deel van mijn hersenen dat … verantwoordelijk was voor de opbouw van de wereld waarin ik leefde en mij bewoog, en voor het feit dat ik de ruwe gegevens die via mijn zintuigen binnenkwamen tot een zinvol universum kon samenstellen, dit deel van mijn hersens was aan het eind. Mijn hersens hebben niet alleen ontoereikend gewerkt, ze hebben helemaal niet gewerkt.’ En zo maakte hij ‘kennis met een realiteit van een bewustzijnswereld die existeerde, volledig vrij van de beperkingen van mijn fysieke hersenen.’ Na zeven dagen kwam hij uit het coma en deze zeven dagen hebben zijn begrip van de wereld, van het leven, van het
universum, veranderd. In het boek Blick in der Ewigheit heeft hij zijn ervaringen beschreven. Hij zegt: ‘Dit weten nu door te geven, voelt ongeveer zo aan als was ik een chimpansee die een paar dagen lang mens geworden is, om alle wonderen van het menselijke weten te ervaren, en die dan terugkeert naar zijn chimpanseevrienden om te proberen hun duidelijk te maken hoe het was om meerdere talen te spreken, diverse rekenmethoden te beheersen en iets te weten over de enorme afmetingen van het universum.’ Dat wat hij beleefd heeft, heeft niet alleen zijn begrip van bewustzijn veranderd. Zijn begrijpen van de wereld, van de realiteit, van ons zijn als mens, heeft een diepe verandering ondergaan. Men bespeurt de indringendheid waarmee hij aan ons duidelijk zou willen maken dat we vertrouwen kunnen hebben – in het leven en in de dood. Want, zo werd hem steeds opnieuw verzekerd: ‘Je wordt geliefd en gewaardeerd. Je hebt niets te vrezen. Je kunt niets fout doen.’ ‘God, het Aum, heeft begrip voor onze menselijke situatie… want het weet, wat wij vergeten hebben en verstaat wat een verschrikkelijke last het is ook maar één ogenblik zonder die herinnering aan het goddelijke te leven.’ ‘We hebben het contact met het diepste mysterie in het centrum van onze existentie verloren:
ons bewustzijn.’ ‘Ons leven hier beneden mag ons als onbelangrijk voorkomen (…) maar het is belangrijk, want hier is het onze opgave naar het goddelijke toe te groeien (…) en dit groeien wordt (…) nauwkeurig gadegeslagen.’ ‘Het fysieke universum is niets in vergelijking met het spirituele gebied waaruit het is voortgekomen, het rijk van het bewustzijn. (…) Dit andere, veel geweldiger universum is niet ver weg (…) het existeert eenvoudigweg op een andere frequentie. (…) gelijk trekt gelijk aan. U moet zich openen om zich te identificeren met het deel van het universum dat u reeds bezit, maar waarvan u zich misschien niet bewust bent.’ ‘De onvoorwaardelijke liefde en acceptatie die ik op mijn reis ondervond, is de belangrijkste ontdekking die ik ooit heb gedaan of zal doen. Beschouwingen over de levensreis – reflectie van Isabel Lehnen
Volgens een mythische overlevering uit het oude Egypte stelde de sfinx de bezoeker drie vragen die hij moet beantwoorden voordat hij doorgelaten wordt: Waar kom je vandaan? Waarom ben je hier? Waar ga je heen? Maar wat kunnen wij, sterfelijke mensen, met ons begrensde bewustzijn wérkelijk weten over oorsprong, zin en doel van onze levensreis? Moeten we geloof schenken aan willekeurige goeroes en dogma’s? Bestaat er een krachtige innerlijke visie die onze schreden leidt, ook op donkere en onzekere delen van de weg? Wijsheidsleren uit het Verre Oosten en ook het vroege christendom spreken erover dat de mens niet alleen maar één aardse existentie beleeft. In een hele rij wederbelichamingen kan hij de ervaringsoogst uit elk aardeleven meenemen naar het volgende. Waarom? Om ‘oude schulden uit te boeten’, om nalatigheden en fouten uit vroegere levens teniet te doen (en misschien andere, nieuwe
fouten te maken)? Om over vele incarnaties heen steeds meer weten te verzamelen of zijn wezen te verfijnen en te ‘perfectioneren’? Om steeds opnieuw geboren te worden en te sterven – steeds weer het oplossen van al het persoonlijke te ondergaan? Is er in mij iets wat mij ertoe brengt om zulke vragen te stellen? Een weten dat tijdloos is en misschien zelfs alle kennis en ervaringen van de collectieve mensheid door de tijden heen overstijgt? Op Oudegyptische stèles kunnen we zien hoe Anubis en Thot het hart van een gestorvene wegen. Kan een mens na het beëindigen van zijn aardebestaan iets laten zien wat – uit een hoger, geestelijk standpunt – eeuwigheidswaarde heeft? De wijsheidsleringen van de gnostici en rozenkruisers spreken van een eeuwig principe dat – vooreerst latent – in de mens werkzaam is, een geestvonk of een ‘roos des harten’. Die bevat de herinnering aan een goddelijke afkomst, aan de oeroude belofte dat er een weg is uit de eindeloze kringloop van geboorte, dood en wederbelichaming. Door een geheimzinnig proces van transfiguratie kan het zielewezen van de grond af aan veranderen, zodat zich voor hem – zoals in Jacobs droom op het schilderij van William Blake – het opstijgen tot een lichtende, goddelijke wereld opent. Angst – de vrees voor de dood – verhindert vrijheid. Als we de sfinx vol vertrouwen naderen en het antwoord op zijn vragen overgeven aan de diepe wijsheidsbron in ons, kunnen we met vreugdevol vertrouwen in het hart voorbijtrekken aan de behoeder van de drempel. En we kunnen – als onze tijd gekomen is – als Paulus jubelen: ‘Dood, waar is uw prikkel? De dood wordt verslonden in de overwinning!’
41
Grip krijgen op ‘de
42
w TEKST: FRANS SPAKMAN w LAND:
NEDERLAND
w BEELD: IMPRESSIONISM DOOR HANGMOON w RUBRIEK: ESSAY
werkelijkheid’? I ride my bike to nowhere land, With feet and head to sight the grand. Where colors thrive in distant stars, To where I go in stroke of far. The roads in shatter and so am I, I’ll chart my course to sail and fly. Of eyes that gaze that swirl of thread, Like compass guide the world I lead.
Cedric Scotch
43
Evenals ‘waarheid’ is ‘werkelijkheid’ een begrip waarmee we proberen de ‘echte’, nuchtere realiteit onder ogen te zien en – soms – naar onze hand te zetten. Dat kan wellicht idealen of edele doelen dienen, zoals gelukzaligheid, verlichting en onuitwisbare kennis. In de loop van de tijd zijn er allerlei ‘methodes’ ontwikkeld om deze idealen te verwezenlijken en als het ware zo grip op de werkelijkheid te krijgen. In dit artikel wordt ingegaan op vier recente benaderingen van de werkelijkheid: a. De axiomatische methode, ofwel het vertrek vanuit onloochenbare grondstellingen. b. De dialectische methode, die uitgaat van terug kerende beweging van tegendelen. c. De verhalende of ‘narratieve’ methode. d. De enduristische ‘methode’, eigenlijk geen methode, maar een post-narratieve benadering. In werkelijkheid kunnen deze methoden door elkaar heen lopen en elkaar versterken en het mooiste voorbeeld daarvan is wellicht De Alchemische Bruiloft van Christiaan Rozenkruis.
S
/
Essay
Samenvatting
De benadering van de werkelijkheid of pure natuur was aan het begin van de zeventiende eeuw verbonden met ‘de onloochenbare grondstellingen’ van rozenkruisers, een werkwijze vanuit axioma’s, een axiomatische ‘methode’. Ook Spinoza, in diezelfde eeuw, bediende zich van de axiomatische benadering in zijn hoofdwerk de Ethica, en vóór hem volgde Euclides die methode bijvoorbeeld al. Dialectiek
De axiomatische, wiskundige methode leek z’n begrenzingen te hebben voor het begripsvermogen van de massamens (De Dijn, De andere Spinoza) toen eind achttiende eeuw, begin negentiende eeuw de werkelijkheid in haar dialectische hoedanigheid werd ervaren: de werkelijkheid bleek volledig aan dialectiek ondergeschikt te zijn en daardoor leek de dialectiek zelfs de werkelijkheid te ZIJN. Een filosoof als Hegel leek op deze dialectische benadering van de werkelijkheid – de dialectische methode – dol te draaien. Logisch, want de begrenzing van de dialectiek leek ab-
44
soluut te zijn, dat wil zeggen onontkoombaar. Heel lang bleef daardoor de dialectische methode heersend en er werden ideologieën op gegrondvest en systemen op gebouwd. Het verhaal centraal
In de twintigste eeuw groeide evenwel het besef dat de essentie van de werkelijkheid noch met de axiomatische, noch met de dialectische methode kon worden benaderd, laat staan bereikt of bewust geworden. Het inzicht werd steeds sterker dat een ‘goed’ verhaal veel dichter de werkelijkheid kon benaderen, zoals we de roman al heel lang zijn gaan waarderen. In een goed verhaal kun je ‘wonen’ werd er gezegd. Dit wordt wel de narratieve benadering van de werkelijkheid genoemd en deze is momenteel razend populair in wetenschap, kunst en godsdienst. Naar een enduristische leefwijze
Tegelijkertijd met die populariteit begonnen sommigen ook in te zien dat elk narratief document ego-gebonden is, de ervaring van de werkelijkheid die eruit opbloeit, vertelt een persoonlijk verhaal dat niet vrij is van subjectieve bindingen. De film ‘The Matrix’ maakt die bindingen wel zeer expliciet, zij heersen op een intense wijze over de gehele menselijke levensgolf, tenzij… Tenzij we uit het verhaal durven te stappen, de ego-gebondenheid durven los te laten en onze autonome en goddelijke kern (weer) de ruimte durven laten innemen. Dat zou je de enduristische methode kunnen noemen: de benadering van de werkelijkheid die een proces in werking kan zetten waarbij vernieuwende en creatieve energie autonoom benut wordt, waarmee de noodzaak om grip te krijgen op die werkelijkheid komt te vervallen: Je staat er dan al middenin en de vreugde daarover is genoeg. *** De axiomatische methode vanuit de onloochenbare grondstellingen
Het zou toch geweldig zijn als je vaste basisprincipes hebt, van waaruit je je leven kunt leiden in spirituele zin, zodat je op geen enkele manier hoeft te twijfelen aan de waarheid en werkelijkheid van die principes, van die grondstellingen. Nog mooier zou het zijn als je die axioma’s kunt aanbieden aan je medemensen, zodat ook zij een zinvol leven kunnen leiden. Dat was dan ook de nobele opzet van rozenkruisers in het verhaal van de Fama Fraternitatis en bekend is dat dat aanbieden niet erg ontvankelijk is bevonden: vanwege positie, macht en aanzien werden deze schatten niet geaccepteerd. Kennis en wijsheid werden geselecteerd op onschadelijkheid voor de eigen positie in de wereld: kan het die positie ondermijnen, dan is accepteren van de grondstellingen van de rozenkruisers niet nodig of wenselijk. Integendeel, niet het onloochenbare van grondstellingen werd gewaardeerd en tot standaard gemaakt, maar het vermogen tot twijfelen! De mogelijkheid om te twijfelen werd als ultieme menselijke potentie gezien (Descartes) en als uitgangspunt voor mensontwikkeling in mentale zin beschouwd. Zo opende zich ‘de afgrond van de twijfel’ die de zelfstandigheid van het westerse denken lang zou begeleiden en die verlammend voor bevrijdend handelen kon werken. Maar niet bij Spinoza! Spinoza’s Ethica werkt óók vanuit grondstellingen
Vanuit heldere en plausibele axioma’s wist Spinoza zo’n vernuftig web van geldige
45
redeneringen op te bouwen, dat een juweel van wijsheden voor het volwassen menselijke bewustzijn stond te lichten in zijn Ethica. Zonder plek voor twijfel maar met ruimte voor de geest van de rede. Een rede die z’n basis in het zuivere verlangen van het hart heeft; een rede ook die ver uitsteeg boven de toen heersende primitieve godsbeelden en geloofsovertuigingen. Was het voor de rozenkruisers dat de heersende wetenschappelijke orde en macht de grondstellingen verwierpen, daar viel Spinoza te beurt dat strenge geloofsverkondigers zijn verheven grondstellingen als godslasterlijk afwezen. Spinoza’s redelijke ethiek bestaat uit het zich niet te laten leiden door passies, omdat deze niet op inzichten berusten maar louter reflecties zijn van invloeden van buitenaf. Zij maken ons onvrij. In de mate waarin we als redelijk denkende wezens onze gedachten produceren, zijn die gedachten ook vrij. Een redelijk denkend wezen is bij Spinoza iemand die vrij is van het streven naar geld, macht en aanzien. Naast de afwijzing door strenge dogmatische religieuzen, was het ook deze ‘eis’ van Spinoza, het afzien van streven naar rijkdom, macht en aanzien, die maatschappelijk niet geaccepteerd werd. Juist toen was er in de Republiek der Nederlanden veel waardering voor de uitbreiding van rijkdom, macht en aanzien. De ‘koopman’ én de ‘dominee’ waren het daarom niet eens met de strekking van de Ethica voor zover deze naar buiten kwam en gekend kon worden en verwierpen daarmee Spinoza’s verheven axiomatische benadering van de werkelijkheid. Eigenlijk is er niet zoveel veranderd in drie eeuwen, want ook nu verwerpen de koopman en de dominee ondanks de onmiskenbare filosofische waardering voor Spinoza nog steeds met overeenkomstige bezwaren de inhoud van Spinoza’s Ethica als leidraad voor de geest. De dialectische methode om de werkelijkheid te (be)naderen
Het niet-bestendig zijn van de werkelijkheid was voor de Griekse filosoof Heracleitos reden om zijn beroemde oneliners te verkondigen: ‘Men kan niet twee keer in dezelfde rivier stappen’ en voorts: ‘Alles stroomt’ (Panta rhei). De Duitse filosoof Hegel herontdekte dit niet-bestendig zijn en altijd in beweging zijn als onderdeel van een zogenoemde dialectiek: these-antithese-synthese-nieuwe antisynthesewederom nieuwe synthese ad infinitum. Eenvoudig gezegd: alles verkeert in z’n tegendeel en elk deeltje is het kleinste onderdeel van z’n tegendeel (vgl. yin-yangsymbool). In de romantische dialectiekopvatting is het een spiralengang, als een oneindige dans in driekwartsmaat. Als je dat proces ziet, dan begrijp je de werkelijkheid. De vraag is wat je met dat begrip doet en of beschouwing voldoende is om tot verantwoord handelen te komen. Marx wilde het begrip van de dialectiek in een actief kader plaatsen, waarin dialectisch en historisch materialisme elkaar versterkten, met als doel de revolutionaire bevrijding van de arbeidersklasse. De systemen die door dit dialectisch materialisme politiek en maatschappelijk tot stand zijn gekomen, hebben de werkelijkheid evenwel meer geweld aangedaan dan verlichting gebracht aan welke bevrijde klasse dan ook. Grenzen van de dialectiek voor ons bewustzijn
Toch heeft de dialectische methode wetenschappelijk en cultureel een enorme vlucht genomen, omdat dialectiek in de tijdruimtelijke wereld in vrijwel elk van beide sectoren herkenbaar is. Veel culturen koesteren daarbij de gedachte van het bestaan van een eenheid der tegendelen, hoewel deze eenheid in de werkelijkheid niet duurzaam is terug te vinden. Is een ontheven zijn aan de dwang van de dialectiek wel denkbaar? Is het niet, zoals Jacob Boehme aangeeft, dat het hele universum in de beperkte tijdruimtelijke
46
© Alessio Pellicoro. Nocturnal Rome
Is het niet, zoals Jacob Boehme aangeeft, dat het hele universum in de beperkte tijdruimtelijke dimensie niet anders kan dan zich in tegenstellingen te openbaren? 47
dimensie niet anders kan dan zich dialectisch te openbaren? Zelfs in de ‘hogere’ velden van astraal leven? Doordrongen van de dialectische wetten in onze werkelijkheid, kwamen we ook tot de ontdekking dat we niet konden naderen tot onze eigen wezenskern door de methode toe te passen op ons denken, ons voelen en ons handelen. De context glipt al snel als los zand door de vingers. Grenzen van de (non-)fictie
Een dialectische context is met de stofsfeer verbonden, maar daaraan kan ons bewustzijn niet ontstijgen: We kunnen niet stijgen door ‘stofomklemming’, door onze oriëntatie op de materie vast te houden. We dienen inhoud te zoeken in de vrijere context waarin wel plaats is voor onze wezenskern in z’n niet-dialectische dimensie. Een verhaal waar onze ziel zich aan kan laven. Een verhaal dat ons ontroert en optrekt. Een verhaal bovendien dat houvast biedt aan ons bewustzijn. Alle constructies via de axiomatische en via de dialectische methode lijken fictief en eindig en lossen vroeg of laat op, houden geen stand. Maar een in deze tijdruimtelijke werkelijkheid relevant verhaal kan stimuleren, verbindend zijn, nadat de grote ideologische verhalen schipbreuk hebben geleden in de tijd. De narratieve werkelijkheid
Is het wel mogelijk om de werkelijkheid te ‘vertellen’? Is het wel mogelijk de grote allesomvattende werkelijkheid in al z’n dimensies in een verhaal te gieten dat aanspraak maakt op universele duiding, op cultuuroverstijgende betekenis? Het bestaan en vooral het voortleven van vele eeuwen overspannende mythen, sproken en sagen maakt duidelijk dat het goed mogelijk lijkt om een betekenisvol verhaal te vertellen, maar alleen als de auteur zich volledig openstelt voor wat zich door hem heen wil openbaren. Want zodra de werkelijkheid wordt verhaald, beschreven, verfilmd, begint het vormgeven en dat maakt van elk feit een beetje fictie. De letterlijke werkelijkheid vertellen lijkt onmogelijk. Dat betekent nog niet dat het verhaal niet klopt. Maar wel dat elk verhaal een constructie is, geen één-op-één weergave van de waarheid, zoals ook het eerste vers van Daodedjing ons vertelt: Dao dat gezegd kan worden is niet het eeuwig Dao; de naam die genoemd kan worden is niet de eeuwige naam. De grote vraag is of en wanneer een verhaal gaat leven, dat wil zeggen zich gaat verbinden met ons menselijk bestaan in voedende zin. En dat is toch afhankelijk van de verteller die zijn verhaal wel ergens aan moet ontlenen, aan zijn eigen ervaringen en herinneringen. Pas als we die gaan beschouwen en interpreteren, kan ons leven beginnen; pas wanneer we reflecteren, kan zingeving plaatsvinden. Het arsenaal aan doorleefde ervaringen en herinneringen kan als instrument dienen om het verhaal vorm te geven, mits de verteller zich niet mengt in de loop van het verhaal. Het kan heel verleidelijk zijn om zijspoortjes te bedenken en allerlei losse zinnen op te schrijven die hij erin wil hebben, maar een waarlijk geïnspireerd verhaal schrijft zichzelf, anders wordt het inderdaad een constructie. Als dat lukt, kan dat verhaal gaan leven, dat wil zeggen zich gaan verbinden met ons menselijk bestaan in voedende zin. De alchemische bruiloft van CRC
Zo is bijvoorbeeld De Alchemische Bruiloft van Christiaan Rozenkruis opgezet in weergaloze ambiguïteit en een grote rijkdom aan bewustzijnservaringen in meerdere dimensies van de werkelijkheid. Het is van belang het verhaal van CRC te herkennen in onze eigen bewustzijnsstaat, na te gaan waar we ‘wonen’ in dat verhaal,
48
Wat ben ik vol zwarigheid en eenkennigheid; als een zuigeling die nog moet leren glimlachen. Wat dool ik doelloos... waar we ‘leven’ in die ontdekkingsreis. Te ontdekken dat het verhaal fictie is en tóch resoneert in onze werkelijkheid. Er zijn meer voorbeelden van dergelijke verhalen, zoals de animatiefilm ‘The red Turtle’, waarin een schildpad echt verandert in een vrouw en weer terugverandert wanneer het leven van de hoofdpersoon is beëindigd. Maar ook de prenten van Escher, die vaak onmogelijke ruimtelijke beelden tóch werkelijkheid ‘maakt’. Steeds meer wordt duidelijk wat de kracht van verhalen kan zijn, vooral dat zij leven kunnen brengen in ons door geestelijke vervlakking geteisterde bestaan. Daarom ook die omarming van de narratieve benadering door kunst, religie en wetenschap. De zelfreferentie in ieder kunstwerk
Uit de wetenschapsfilosofie is bekend dat elke kunstuiting – dus ook het verhaal – iets vertelt over de kunstenaar, sterker nog een verwijzing vormt naar die kunstenaar. Elk verhaal zou daarmee een zelfverwijzing, een zelfreferentie zijn van de schrijver, ook wanneer het geen autobiografisch verhaal betreft. De schrijver kan zich bewust worden dat hij de dingen in de werkelijkheid zelf verzonnen heeft. Een Nederlandse schrijver merkte onlangs op: ‘Dingen verzinnen om de werkelijkheid te beschrijven is één ding. Maar de werkelijkheid beschrijven zonder dingen te verzinnen is er ook.’ Daarmee kan mogelijk een universeel kanaal geopend worden, dat appelleert aan de positieve inspiratie, wellicht vergelijkbaar met de muzen. Gnostieke krachten die zich kenbaar maken via de kunstenaar. Als een schrijver zich realiseert dat zijn zelf de werkelijkheid begrenst, als hij af en toe een glimp opvangt van de ‘grote’ werkelijkheid van het universele, van het heelal in alle dimensies, zal zijn bewustzijnsgang een toenemend besef laten zien van nietigheid. En bescheidenheid. Want het is een overweldigende ervaring. Zo spreekt Lao Zi in hoofdstuk 20 van de Daodejing: ‘… Wat ben ik vol zwarigheid en eenkennigheid als een zuigeling die nog moet leren glimlachen. Wat dool ik doelloos. De mensen hebben overdaad en ik ben iemand die iets verloren heeft. Ik ben een botterik, een domoor; en de mensen zijn zo verlicht en scherpzinnig. Hoe fris zijn zij en hoe loom ben ik. Ik ben vaag als de zee. Ik ben als drijfhout op de baren. De mensen weten, wat zij willen; en ik ben een rechte onbenul. Ik ben alleen! Ik ben gans anders dan de mensen, omdat mijn hart uitgaat naar de Moeder, die alles voedt!’ (vertaling E.J. Welz)
De moeder die voedt behoort tot een ‘hogere’ laag in de werkelijkheid, die rijkdom, macht en werelds aanzien van mensen niet (h)erkent en dat stemt de verteller nederig.
49
Laat de elektrische ether van Christus die via de uranusstraling in ons vrijkomt, op tijd z’n genadevolle werk doen Hoe meer hij gevoed wordt door de moeder, hoe groter zijn geestelijke krachten maar hoe groter zijn geestelijke gaven, des te groter zijn bescheidenheid. De verteller Lao Zi wilde volgens de overlevering niet zijn verhaal vertellen, maar heeft het uiteindelijk op verzoek van een leerling op schrift gesteld. Het verlangen volkomen anders te zijn dan anderen is niet een zich elitair afzetten tegen de gewone man, want die lijkt Lao Zi juist te prijzen. Dat verlangen heeft juist niets met de waarden van deze wereld te maken, je zou het een niet-zijn kunnen noemen in de bewustwording van aquariuswaarden, overeenkomend met het besef van Christiaan Rozenkruis dat het hoogste weten is niets te weten. Er zijn ook nu schrijvers die de narratieve benadering, het schrijven van een goed (verkopend) verhaal toch ook als een ijdele bezigheid beschouwen, omdat ze daarin niet loskomen van de kwalijke kanten van hun ego. Deze schrijvers zijn zich bewust van het tekortschieten van de narratieve ‘methode’ en verlangen tegelijkertijd de moeder te eren die ‘alles voedt’. Zij staan als het ware in een enduristische fase, waarbij ze zichzelf niet centraal stellen. De verdwijnende werkelijkheid
Al eeuwen geleden is de ontmythologisering van de fantasiewereld en de onttovering van wonderen begonnen. Spinoza heeft een belangrijke rol gespeeld in de ontmaskering van het geloof in wonderen en tegelijkertijd gewezen op de goddelijke natuur als een wonder van leven. Michael Ende heeft gewezen op de afkalving van de inspirerende en veelzeggende ‘andere’ werkelijkheid die aan het oplossen is: steeds meer van het ‘toverland’ verdwijnt. Paul Biegel heeft de ‘tover’ van de werkelijkheid toch weer weten terug te halen in zijn aanstekelijke jeugdboeken, die op een verrassende wijze het bijzondere van het wonder van leven verhalen. Deep fake
En de slinger van de feitelijke werkelijkheid slaat uit naar de technologisch te manipuleren beelden en geluiden daarin, het wordt deep fake genoemd, Het betekent dat het door verfijnde technieken mogelijk is geworden iemand alles te laten zeggen wat door de manipulator wordt beoogd. Het manipuleren van de werkelijkheid heeft daarmee een raffinement gekregen dat het bijkans onmogelijk maakt nog onderscheid te maken met wat echt is en wat niet. Want onze zintuigen missen, wanneer naar een scherm wordt gekeken, het vermogen de productie van de beelden na te gaan. Buiten de schermwereld kunnen holografische technieken al veel langer een fictieve of een vergane werkelijkheid creëren. Hoe behouden we een zuivere gerichtheid?
Je kunt je afvragen of dat allemaal erg is, als het bewustzijn toch door de fase van
50
maya dient te gaan, dat wil zeggen het besef dat de zintuiglijke waarneembare werkelijkheid niet echt is, niet echt kan zijn. Hoewel de verwarring toe kan nemen, is het wellicht mogelijk de gerichtheid op de essentie van het leven te vergroten, juist te midden van de vele fake facetten van deze tijd. Een gerichtheid die samen kan vallen met een collectief veld, met een geestelijk veld van een nieuwe werkelijkheid. Daarbij is het wel de vraag in hoeverre die gerichtheid zuiver kan blijven, dat wil zeggen hoe en of de afstemming op de innerlijke bron, die onze ziel met de ‘grote’ werkelijkheid kan verbinden, kan blijven plaatsvinden. Immers de werkelijkheid verdwijnt in de digitaliteit van onze schermgerichtheid en deze gaat onze ziel in afhankelijkheid daarvan steeds meer bepalen. Anno 2021 is voelbaar hoe de digitale wereld zich steeds meer uitstrekt over alle facetten van onze werkelijkheid en hoe de samenleving daar vrijwel geheel in meegaat: een smart grid zal steeds bepalender worden zodat the internet of things ons huishouden stuurt en op den duur ons bewustzijn richting kan geven. Is dat erg? Is dat niet vooral zeer praktisch en efficiënt? Het onbegrensde hart
We moeten de ontwikkelingskansen die zich door internet en kunstmatige intelligentie voor wereld en mensheid voordoen leren hanteren, maar daarbij niet de potentiële verlichting en het godenzoonschap dat in ons verzonken is uit het oog verliezen. Nu begint echte verlichting natuurlijk bij het hart en niet bij het brein, maar ons autonome brein heeft er wel een belangrijke rol in. We moeten het daarbij hebben van ‘het mysterievolle zingen’ van dat onbegrensde hart, het volledig ontplooide en ontvouwde hart dat in dienst van de monade z’n transmuterende straling verzorgt en het hoofd uiteindelijk kan aandoen voor de bruiloft. Een kunstmatig intelligent brein kan de uitnodiging voor de bruiloft niet beantwoorden want dat brein kan niet (meer) verlangen naar de ‘geliefde’. De moeder die alles voedt correspondeert met het onbegrensde hart, maar het kunstmatig intelligente brein beantwoordt die correspondentie niet, de brief van het hart kan niet ontvangen worden. De werkelijkheid verdwijnt steeds meer in digitaliteit en virtualiteit, die z’n voeding primair put uit elektriciteit. Elektriciteit die door menselijke handeling, geholpen door techniek, wordt opgewekt. De elektrische ether is de vernieuwer van het hart en wordt niet opgewekt door onze centrales en andere stoffelijke vormen van elektriciteitsvoorziening. De etherkracht voor het onbegrensde hart werkt op de Christusvibratie die ons kan voeden in onze zuivere (astrale) gerichtheid. Het is belangrijk die elektrische ether, die Christus via de uranusstraling in ons vrijmaakt, op tijd z’n genadevolle werk te laten doen, dat wil zeggen voordat het brein door de aardse elektromagnetische manipulaties onbruikbaar is geworden. De virtuele werkelijkheid trekt aan ons, probeert ons wezen via het hoofd geschikt te maken voor doeleinden van een kunstmatige nieuwe wereldorde. Laat ons verlangen daarentegen uitgaan naar de werkelijkheid van de moeder die alles voedt en die moeder eren!
51
Abstract
Formuleren we de titel als een vraag: wat is concreet, wat is abstract in ons leven als lerende en op de geest gerichte mens, als leerling? Een ontdekkend en lerend in het leven staande mens die gedreven zoekt naar de doorgang naar de grond van zijn bestaan, noemen we een leerling. Een groep van leerlingen die elkaar ondersteunen in hun zoektocht, noemen we een school. Soms heeft een school een meester. Voorbij de doorgang ligt het nieuwe leven, dat zich op een hoger trillingsniveau afspeelt, een leven uit de geest.
/
Filosofie
52
w TEKST: ERIC OP ’T EYNDE w LAND:
BELGIË
w BEELD: FRACTAAL w RUBRIEK: FILOSOFIE
of concreet
53
A
Abstract of concreet. Een van de woorddefinities bepaalt ‘concreet’ als zintuiglijk waarneembaar en ‘abstract’ als bovenzintuiglijk. Dezelfde tweedeling vind je terug in de etymologie van het woord werkelijkheid: werkelijk is waar je in de wereld om je heen aan kan werken, in tegenstelling geplaatst tot innerlijke beleving. Plato maakt in zijn overdenken onderscheid tussen twee werelden: de concrete, waarneembare wereld van alledag en de echte wereld van onveranderlijke abstracties, buiten tijd en ruimte. Twee werelden. De confrontatie tussen het eigen, jonge bewustzijn van de beginnende leerling en een wereldvisie, of een leer, of een school kan leiden tot een snel en extreem heen en weer slingeren tussen het herkennen van elementen van de zieleweg in het eigen leven, concreet, enerzijds, en het schijnbaar onbereikbaar ver verwijderd zijn van dat nieuwe leven anderzijds. De eigen ziel wordt afwisselend denkbeeldig geplaatst in de tastbare realiteit van het leven en dan weer ver weg in een punt op oneindig. De ziel wordt dan gezien als een realiteit waar wij, stervelingen, niets bewust van kunnen ervaren. Wordt dat laatste gezichtspunt een tijd lang vastgehouden, dan vormt zich de overtuiging: de nieuwe ziel is iets waar wij niets van kunnen ervaren en waaraan wij niets kunnen doen. De kandidaat blijft met lege handen achter in een tijdelijke stilstand. Aan het andere uiterste van de slingering denkt de leerling concrete manifestaties in zijn leven te ontdekken van zijn voortgaan op het pad en ziet hij de opdrachten heel dichtbij, tot in de materie. Wat hij weet en kan, zal al lerend op zijn weg worden ingezet. Ook in het werken in de arbeid van een school of in het omgaan met zijn meester. Vaak passioneel en temperamentvol. Tot hij op een muur botst in het leven of door een toespraak of een literatuurfragment
54
zijn ziel opnieuw op oneindig projecteert. Is dit verre projecteren een verticale beweging in de richting van wat hij zoekt? Zolang er beweging blijft, is het goed met de leerling en kan hij leren. Zijn bewustzijn evolueert en uit het contact met de intensieve leeromgeving ontwikkelt zich de nieuwe ziel. Problematisch wordt het als één van de uiterste standpunten wordt vastgehouden en verdedigd: er wordt een negatief niet-doen beleefd of er wordt gehandeld vanuit de volledige maakbaarheid van de eigen ziel door het actuele bewustzijn. Ken je als ervaring de onzekerheid die voortkomt uit de ongrijpbaarheid van de ziel, uit de ongrijpbaarheid van ‘een lerende mens te zijn’? Dit afgezet tegen een steeds sterker en dus concreet ervaren verlangen naar vernieuwing, naar de Mens, naar wat ons overstijgt. Er is de factor tijd. Tijd als in: de leeftijd van de individuele leerling. En tijd als in de leeftijd van de school, de leeromgeving. Als individu kwamen we mogelijk op jongere leeftijd en met jeugdig enthousiasme in contact met zo’n school, in de opbouwfase van ons aardse leven, dat ook de nodige tijd en energie opeist, die beide nog overvloedig, ja, vrijwel onbegrensd beschikbaar lijken te zijn. We leiden een actief maatschappelijk leven en we zetten ons ten volle in, ook in de organisatie van onze school. En we leren door de slingeringen van onze visie op de nieuwe ziel, in de voortdurend veranderende relatieve posities van ik en de ziel. Nu zijn we ouder; de maatschappij verwacht minder van ons. De nog beschikbare tijd en energie kunnen in de organisatie van de school worden ingezet. Want het nodige werk blijft en de jongere generaties hebben weinig tijd voor engagement na de wereldse verplichtingen, waardoor wij dan weer geen tijd vinden voor het misschien ooit in de toekomst verwachte meer abstracte leerlingschap.
Werken is per definitie concreet, verwant aan verwerkelijken. Geest is abstract Misschien kunnen we contemplatief worden, later? Slingerbewegingen tussen abstract en concreet in het gemoed van de leerling, die minder kunnen worden doordat er gewoon minder levensenergie, minder goede oude levensether beschikbaar is. De grote sprong in het leven is gemaakt en blijkt, achterom kijkend, minder ver dan verhoopt en ook niet helemaal in de goede richting. Die ervaring levert dan een karmische levensles op voor een volgende leercyclus. De slingeringen kunnen ook minder worden door inzicht en levenshouding en door het open komen van de nieuwe ziel, in heel concreet leerling zijn, in het verwerkelijken. We hebben geleerd van het onvermijdelijke en het vermijdbare beweeg in ons eigen innerlijk, waardoor daar ondanks alles een stille ruimte is ontstaan. En in die ruimte iets volkomen nieuws. Dat nieuwe maakt het mogelijk dat we, ondanks alles, een in de groep van lerende mensen groeiende ‘innige vriendschap’ kunnen ervaren. Een vriendschap van de ziel, als de som van de liefde – dat is abstract – en de kracht – dat is concreet – van God. Misschien is de beweging in het gemoed van de leerling inmiddels gekanteld: geen slingeringen meer tussen een abstracte visie en concreet handelen, die zich beide afspelen in het horizontale vlak van onze werkelijkheid, maar nu een zich daadwerkelijk verheffen in de verticaliteit van geestinstroming. Dat is dan geen projectie meer. Werken is per definitie concreet, verwant aan verwerkelijken. Geest is abstract. De geest brengt ons het Godsplan, de idee waar het met mens en wereld naartoe moet. Tussen plan
en werken zal een vertaalslag moeten plaatsvinden. Werken gebeurt zowel naar binnen als naar buiten gericht, afwisselend. Ook innerlijk werken kan heel concreet zijn, magisch, dat is verwerkelijkend. Naar binnen gerichte magie is zelf-verwerkelijkend. Op basis van ons ene bewustzijn zullen we dan handelen, concrete daden stellen en in de nooit liegende materie een reflectie waarnemen van het resultaat van ons handelen. Om daarvan te kunnen leren. Karl von Eckartshausen schrijft: ‘Zoals de zon alles zichtbaar en werkelijk maakt in de zintuiglijke wereld, zo maakt de Christus alles herkenbaar en werkelijk in de wereld van de geest. Zoals de zintuigelijke mens alles ziet in het licht van de zon, zo ziet de geestelijke mens alles in het licht van de geest. Dit schouwen is wijsheid – de dingen zijn er waarheden.’ Het hoofd van een mens bevat de hersenen. In het hoofd zijn ook de poorten gelegen van de zintuigen: ogen, oren, mond en neus en een deel van de huid. De voornaamste basisfunctie van de hersenen is navigeren, op basis van een innerlijke kaart van de werkelijkheid, voortdurend geactualiseerd door de input van de zintuigen. Zo kunnen we ons lichaam bewegen door deze onze werkelijkheid heen. Geestinstroming wijzigt het hoofd en verandert de waarneming, hertekent de innerlijke kaart, geeft op die manier toegang tot een andere werkelijkheid. Het gaan van onze levensweg door deze werkelijkheid doet ons volkomen nieuwe wegen ontdekken.
55
De diepte die tot de hoogte voert
56
w TEKST: ANKIE HETTEMA w LAND:
NEDERLAND
w BEELD: ANKIE HETTEMA w RUBRIEK: KUNST
Het enorme kolossale kunstwerk van staal dat voor me staat in museum Voorlinden in Wassenaar weegt maar liefst 216 ton en is vier meter hoog. De brochure vertelt dat deze sculptuur uit zes rechtopstaande gewelfde stalen platen bestaat. Drie platen vormen één spiraal. Al wandelend kun je door twee in elkaar gedraaide spiralen lopen. ‘Open Ended’ zou op een labyrint lijken en het toch niet zijn. Mijn nieuwsgierigheid is gewekt.
57
H
Het kunstwerk, loodzwaar, oogt ondanks de vele tonnen, gewichtloos. Alsof de platen zonder moeite zijn neergezet. Het eigenlijk onbuigzame materiaal doet onbegrijpelijk licht en elegant aan. Het is alsof de stalen platen zo flexibel als 150 grams papier in de handen van de kunstenaar golvend gevormd zijn. De gracieuze lijnen aan de voorkant doen denken aan de neus van een schip, maar hier kan ik binnengaan. Links en rechts rijzen de hoge wanden op van cortenstaal. Tussen deze beide vormt zich een smal pad. Ik loop en kijk omhoog. Het licht van boven begeleidt me. Eén wand helt wat over me heen; ik voel me in het kunstwerk opgenomen. Het is een duizelingwekkende ervaring. Geen rechte lijnen meer, de horizon is verdwenen. De smalle, scheve gangen en de welving in de wanden geven een andere ruimtebeleving. Tegelijkertijd, hoe wonderlijk, ervaar ik een andere tijd, niet langer lineair. Nee, ik voel me meedraaien in de rondingen, gang na gang, cyclisch altijd voortgaand. Alleen het licht tussen die hoog opgetrokken ruimte biedt houvast. Het pad maakt een scherpe hoek. De klank van mijn voetstappen verandert. Dan sla ik nog een hoek om en bevind me plotseling in het midden, het hart van het kunstwerk. Het is er ruim en licht! Het heeft de vorm van een oog. Ik ben er aan de ene kant binnen gekomen, en zie dat ik er aan de andere kant uit kan! Nu begrijp ik de titel ‘Open Ended’. Er is geen eindpunt. Niemand hoeft vanuit het midden als bij een labyrint dezelfde weg terug te gaan. Het pad loopt door. De gedachte overvalt me dat dit een kunstwerk is met vele tegenstellingen. Het loodzware, dat gewichtloos aandoet. Het stalen fabrieksmatige, door mensen vervaardigd, tegenover de organische vormen van cirkels, ellipsen en
58
spiralen, het natuurlijke. Twee in elkaar gedraaide spiralen. Twee gangen: een naar het hart en een vanuit het hart. Holle en bolle wanden, liggend in elkaar en in het midden tegenover elkaar. Zij vormen daar samen het oog, de ene open, verlichte ruimte. ‘Het holle zal vol worden, het lege gevuld’. Zijn het woorden uit de Daodejing? En in het midden bevindt zich dan Dao’s spirituele essence. Het vertelt me van: ‘Alles ontvangen en alles wegschenken.’ Het is geen doolhof waarin je kunt verdwalen. Geen labyrint waarin je maar één kant op kunt. Het is een doorgang! Een bewegen van in elkaar op- en overgaan: Involutie en evolutie. Diepte en hoogte. Tijd en eeuwigheid. Tussen tegengestelden bevindt zich een levenspad, mijn leven! Gericht op het midden, het hart, de ziel, de geest. Ik weet niet waar de volgende bocht mij brengt, wanneer precies de uitgang nadert. Het pad wordt zo nauw, dat ik de wanden van dichtbij bekijk. De werking van de tijd geeft ze een corroderende huid, waarin ik de structuur van bloemen en zonnen zie. Voor me licht het pad op – de gang vangt meer licht – en dan stap ik, uit het kunstwerk, ‘het opene’ in: een groots, adembenemend veld van licht. Het ziet uit op een kleurrijke tuin. ‘Wanneer je de twee één maakt, wanneer je de binnenkant maakt als de buitenkant en de buitenkant als de binnenkant en het boven als het beneden, het uiterlijk als het innerlijk, dan zul je binnengaan in het koninkrijk en een zoon van de mensheid worden’.
Over de kunstenaar:
Richard Serra is een Amerikaanse metaalkunstenaar, geboren op 2 november 1938 in San Francisco. Hij werkt vaak met grote stalen platen die simpel van vorm zijn en waarvan de constructie ook misleidend simpel is. Het gaat Serra om de relatie tussen het kunstwerk en de omringende ruimte. Het maakt niet uit of zijn stalen platen een heuvellandschap, een museumzaal of een druk stadsplein doorklieven – de platen gaan een verhouding aan met hun omgeving.
Door hun precieze plaatsing veranderen zij de ruimtebeleving van de kijker. Zijn werk wordt wel met architectuur vergeleken en wordt gemaakt op scheepswerven. Een hecht team van ingenieurs, staalarbeiders en transporteurs werken eraan mee. Niet het eindresultaat, maar het maakproces is uitgangspunt voor Serra.Wanneer hij daarover spreekt, zegt hij niet ‘ik‘, maar altijd ‘we’.
Enkele andere werken zijn: Berlin Curves, 1986, Berlijn. King of New York, 2008, Museum of Modern Art, New York. Matter of Time, 2005 Guggenheim Museum, Bilbao. East-West/West-East, 2014 herkenningspunt in de woestijn, Qatar. In Nederland: One, 1988 Kröller-Müller Museum, Otterloo. Sea Level, 1989-1996, Zeewolde. Wassende bogen, 1980, Museum Boijmans Van Beuningen, Rotterdam. The hours of the day, 1990, Bonnefantenmuseum, Maastricht. Noot Thomas evangelie
59
Werkelijkheid gedachten van de filosoof en bewustzijns onderzoeker
60
w TEKST: GUNTER FRIEDRICH w LAND:
DUITSLAND
w BEELD: STOCKSNAP OP PIXABAY w RUBRIEK: TIJDGEEST
Jochen Kirchhoff ‘Er zijn veel aanwijzingen dat achter de ons bekende en vertrouwde fysiek-zintuiglijke wereld een tweede bestaansniveau schuilgaat. De fysiek-zintuiglijke wereld is louter op zich niet te begrijpen. Zij is alleen te begrijpen als je in aanmerking neemt dat er een meer omvattende werkelijkheid bestaat.
/
Tijdgeest
61
E
Er zijn heel wat indicaties dat er een tweede wereldlaag is achter de ons bekende en vertrouwde fysiek-zintuiglijke wereld. In die tweede bestaanslaag zie ik de eigenlijke werkelijkheid. Dat betekent niet dat de zintuiglijke wereld alleen maar een fantasmagorie (begoocheling) zou zijn, maar ze is op een bepaalde manier, zoals de filosoof Schelling het heeft geformuleerd, maar ‘half reëel’. Gevoelige mensen ervaren dat keer op keer. De fysiek-zintuiglijke wereld is op zichzelf niet begrijpelijk. Je kunt die wereld alleen begrijpen als je mede in aanmerking neemt dat er een meer omvattende werkelijkheid moet bestaan. Ook de fysiek-zintuiglijke wereld is werkelijk, is grijpbaar, kan vreugde of verdriet veroorzaken. Maar telkens weer komt het gevoel op dat er nog iets anders is. Ik noem dat Anderswelt. Mijn boek heeft als ondertitel: ‘Ruimte, tijd en zelf in veranderde bewustzijnstoestanden’. Er is een passage in Goethes Faust: Nun aber bricht aus jenen ewigen Gründen Ein Flammenübermass, wir stehn betroffen: Des Lebens Fackel wollten wir entzünden, Ein Feuermeer umschlingt uns, welch ein Feuer! (Maar nu breekt uit die eeuwige gronden een overmaat aan vlammen uit, wij staan daar als getroffen. De fakkel van het leven wilden we ontsteken, een vuurzee omringt ons, wat een vuur!) Dat is de beroemde passage waar Faust zich afwendt omdat het licht te sterk is.
62
Hij beleeft de zonsopgang in de bergen. Dan wordt het licht steeds sterker en ten slotte, als zijn ogen het niet meer kunnen verdragen, keert hij zich af en spreekt de woorden: ‘Laat de zon achter mij blijven!’ Faust erkent dat wij de andere, de hogere wereld niet direct kunnen ervaren. Even later ziet hij in een omlaag stromende bergbeek de regenboog en komt tot de erkenning: ‘In de kleurrijke afglans speelt ons leven zich af.’ Aan het einde van de Faust staat: al het vergankelijke is slechts een gelijkenis. Dat wijst erop dat er een tweede werkelijkheidslaag bestaat en dat deze ervaarbaar is. Het is duidelijk dat wij ons als mensheid door de eeuwen heen, al duizenden jaren, van haar afgewend hebben. Er zijn veel bewijzen, veel ervaringen met betrekking tot die hogere werkelijkheid. Zelf heb ik ook veel beleefd op dit gebied. Het is geen fantasie, het is sinds mijn negentiende jaar een basiservaring dat men in contact kan komen met de hogere werkelijkheid. We kunnen in onszelf schouwen, meditatief of in een gedachtemeditatie, en bij bepaalde lagen van ons wezen terechtkomen waar wij het gevoel hebben: dat ken ik, dat herinner ik mij, ja, dat ben ik in wezen. Deze andere werkelijkheid is niet eenvoudigweg een spiegelbeeld van onze fysiek-zintuiglijke wereld. Zij gaat voorbij aan de normale ruimte-tijdcoördinaten die wij kennen. Ik heb weliswaar het begrip Anderswelt gekozen, dat uit de Keltische mythologie stamt (in het Engels: Otherworld). Maar de Kelten hadden het begrip een andere betekenis gegeven. Voor hen was de Anderswelt min of meer een fijnstof-
Er zijn veel bewijzen, veel ervaringen met betrekking tot die hogere werkelijkheid
© STOCKSNAP OP PIXABAY
felijk duplicaat van onze wereld. De laag waarover ik het heb, is dieper verankerd. Om dat uit te drukken, kom je bij de grens van de taal. Voor de enkeling is de Anderswelt méér hij- of zijzelf dan de wereld hier. Ruimte is méér ruimte, tijd is méér tijd. Het zelf, de ruimte, de tijd, zijn dieper geworteld in de oergrond van de tijd, de ruimte, het zelf, in een sfeer van oorspronkelijkheid. En deze sfeer van oorspronkelijkheid
wordt beschermd. Je kunt er niet eenvoudigweg binnengaan, alsof je een reis onderneemt. Er zijn bepaalde voorwaarden voor nodig. Er is altijd een geheime deur naar Anderswelt, maar je moet aan bepaalde voorwaarden voldoen om haar te openen en de daar geldige kennis op te doen. Het heeft te maken met meditatie, met een bepaalde manier van denken en met authenticiteit. Bewustzijn is een basiskwaliteit in de
63
Nee, het bewustzijn dat we hier kennen, wordt opgelost. Wat verder gaat, is iets anders, iets groters
wereld. Alles is uiteindelijk bewustzijn. Naar mijn overtuiging leven we in een bewustzijnswereld. Het aanwezig zijn van bewustzijn is dat, waar je niet de hand op kunt leggen als we spreken, denken, voelen, als we zijn. Je kunt zeggen: we zijn een werkend principe van de wereldziel, in haar liggen onze gemeenschappelijke wortels. Daaruit wordt het bewustzijn afgeleid en daarom kunnen we elkaar ook begrijpen.
64
Op een bepaalde manier is Anderswelt albewustzijn, op een bepaalde manier ook de wereldziel, ruimte, levende ruimte waarbinnen de scheiding door afstanden en onbereikbaarheid is opgeheven, dat wil zeggen: hier is ook daar, en daar is ook hier. Het is een andere soort ruimtelijkheid, die voorbijgaat aan het fysiek-zintuiglijke, het perspectivische waarnemen. De verte kan daar de nabijheid zijn. Het begrip ruimte
betekent in Anderswelt een verbondenheid door bewustzijn. In de hogere werkelijkheid zijn we als individuen in bepaald opzicht van elkaar gescheiden. We zwemmen niet alleen maar in de zee van het albewustzijn, maar zijn als individuen specifieke existenties. Door het ik – en dat benadruk ik steeds weer – door het ik als zodanig hebben we ook een toegang tot Anderswelt. Het ik is een groot goed. Ik maak onderscheid tussen het kleine ik en het ‘grote Ik’. Er is het normale ik, het ego. Twee ikken staan tegenover elkaar en komen in conflict. Maar het ik in diepste zin, begrepen als het ‘grote Ik’, is de eigenlijke essentie van de enkeling. Het is dat wat de reïncarnatie mogelijk maakt. Reïncarnatie betekent niet dat de mens, zoals hij zich hier als ik presenteert, gewoon verder gaat, door de dood heen. Nee, het bewustzijn dat we hier kennen, wordt opgelost. Wat verder gaat, is iets anders, iets groters, sterkers, iets dat meer doorstroomd wordt door de wereldziel, en dat is het ‘grote Ik’. En dit Ik is het ook dat zich herinnert. Je kunt het ook het ware Zelf van de mens noemen, maar in mijn boek Die Anderswelt heb ik getracht een taal te gebruiken die niet de gebruikelijke spirituele of esoterische taal is. Ik heb heel bewust voor veel dingen andere begrippen gebruikt. Daarom heb ik het woord hoger zelf of ware zelf niet gebruikt. In plaats daarvan spreek ik over de kosmische anthropos. Met kosmisch bedoel ik geestelijk-kosmisch. Dat is een begrip dat uiteindelijk ook het hogere zelf bedoelt. Ik wilde de ingesleten begrippen vermijden. Het kleine ik heeft geen toegang tot Anderswelt. De individualiteit van de mens heeft om zo te zeggen een vergankelijk en een onvergankelijk deel. Het onvergankelijke deel heeft toegang tot het goddelijke. Van ik tot ‘Ik’ is een bewustzijnsweg. Wij zijn bewustzijnswezens, wij doorlopen verschillende incarnaties en daarbij
rijpen wij. Wel is er een oorsprong-impuls, waarin alles al op de een of andere manier aanwezig is. In mijn boeken heb ik het woord archeteleologisch gebruikt. Arche betekent oorsprong en telos doel. Het woord moet uitdrukken dat oorsprong en doel van de onsterfelijke mens van het begin af aan met elkaar verbonden zijn. Daardoor wordt het ook mogelijk dat wij ons onze oorsprong herinneren. Die is in zeker opzicht altijd mede aanwezig. Dat wil niet zeggen dat ons leven op een van tevoren vastgelegde manier verloopt, maar het ware zelf of de kosmische anthropos is onze oeressentie, dat zijn wij in wezen, daarin wortelen wij, dat bepaalt uiteindelijk onze waarde. Men kan deze kosmische anthropos ook verraden. Men kan hem door krankzinnige daden en uitgangspunten miskennen. Dat veroorzaakt dan een karmische boemerangwerking. Dus: hoe is de toegang? Wij bevinden ons op een lange weg, over vele incarnaties heen, een weg die niet eenvoudig is. De toegang is dan een zich herinneren van de eigen essentie. Men herinnert zich zichzelf. Plato noemde dat anamnesis. Over het algemeen hebben wij onze oorsprong vergeten, zij is vermorst. Veel mensen hebben er geen toegang toe. En ze hebben misschien ook niemand die hen helpt of hun aanwijzingen geeft. Het is dus moeilijk. Het is een weg die niet eenvoudig uit de hemel valt. Je kunt een enkele ervaring doormaken, er kunnen zich plotselinge openingen voordoen, een deur kan zich voor momenten openen, maar dat is niet genoeg. Er is een weg nodig en hulpposten. De dood als zijnskwaliteit
Vaak heeft men, ook in gewone omstandigheden, het gevoel: er is nog iets anders. Zeer veel mensen hebben dat. Maar dan? Er is een tweepoligheid. Men kan zeggen: er is de incarnatiepool en de excarnatiepool. Beide zijn in ons.
65
Dat wil zeggen: wij zijn altijd ook al een keer gestorven. Wij zijn gelijktijdig altijd ook daar waar wij na de dood zullen zijn. De dood is steeds aanwezig, niet als afschrikwekkend spook, maar als een eigen zijnskwaliteit. In zoverre kunnen wij ons ook de dood herinneren. Wij kennen hem, omdat wij uiteindelijk in de diepte ook de dood zijn, in deze diep spirituele zin: niet in de vorm van een afschrikwekkend spook, waardoor wij vernietigd worden. Want dat worden we helemaal niet. Veel mensen verlangen naar de zee, of ze kijken ’s nachts naar de sterrenhemel, of ze gaan eenvoudigweg in de zon zitten. Waarom doen ze dat? De zee is de ervaring van wijdheid; de zon bevat het licht. In de natuurfilosofie die ik geschreven heb, kun je zien dat ik het licht anders zie dan de natuurwetenschap. Het licht op zich, het licht als zodanig is al een Anderswelt-fenomeen. Vanuit onszelf weten we al dat er een buitenkant is van de dingen en dat er volgens de logica ook nog een binnenkant van de dingen moet zijn. Alle dingen hebben een binnen. In de Anderswelt gaat het om het innerlijke. Als een mens graag naar de sterrenhemel kijkt – als dat nog kan in deze tijd van vervuiling van de atmosfeer – dan ligt daarin ook iets dat hem diep raakt. Het beschouwen van de sterrenhemel is een diepe ervaring die zegt: hier is nog iets anders dan wat fysica en astrofysica ons willen presenteren. Hier is iets wat ons elementair aangrijpt. Wij bespeuren dat wij op een of andere manier in deze kosmische eenheid thuis zijn. Men kan het vermoeden krijgen: hier ben ik op mijn plek, hier ben ik eigenlijk thuis. Dat bedoel ik met het geestelijk-kosmische. De zichtbare sterrenhemel is een symbool, een weerklank van iets wat daarachter staat. Het zijn niet eenvoudigweg gloeiende gasballen die daar bewegen. Een diep, in ons geworteld gevoel kan ons iets beters leren. Net als bij de regenboog. Altijd weer heb ik er op reis naar
66
gekeken. Als iemand zegt: daar is een regenboog, dan rennen de mensen die kant op met hun fototoestel. Zij vermoeden dat in deze regenboog meer verborgen is, dat het een symbool is voor een diep gebeuren. Iets dergelijks is ook aan zee het geval. Alleen al de horizon van de zee heeft een heel eigen magie, die men zich bewust kan worden. De zee is in bepaald opzicht in de mens zelf. Iets soortgelijks geldt voor de bergen. Daar bespeur je iets van hoe groot de mens eigenlijk is. Dat heeft met ruimte te maken. Ik kan me een zeer intensieve ervaring herinneren toen ik twintig was. Het was in de Dolomieten; het was een schokkende ervaring. Ze had ook te maken met de sterrenhemel en een opening. Het was een beslissende ervaring in mijn leven. Het gebeurde ‘s nachts. Ik voelde de hele volgende dag nog dat ik veel groter ben dan mijn fysiek-zintuigelijke gestalte. Ik bezat een eindeloze wijdheid. En ook het landschap om mij heen leek me plotseling helemaal niet meer zo groot. Ik ervoer mijzelf niet meer als de kleine mens in het geweldige Dolomieten-gebergte, bijna had ik het gevoel dat het omgekeerd was. Dat heeft niets te maken met jezelf opblazen, met grootheidswaanzin. Het was een basiservaring, hoe groot de mens in waarheid is en wat eigenlijk zijn waarde uitmaakt. Waarom is er überhaupt een fysieke wereld met de kenmerken ervan, en waarom duiken wij daarin op? Ik zou willen zeggen: omdat er in kosmische systemen altijd weer een fundamentele neergang is geweest. Die neergang kan zo ver gaan dat het iemand dwingt om de doorgang naar de onderste rijken te nemen, om zich van daaruit weer terug te ontwikkelen tot mens. In het tweede deel van Goethes Faust komt een pregnante tekst voor, waarin tot uitdrukking wordt gebracht hoe de mens weer opnieuw moet beginnen. Het gaat om de homunculus. Hij werpt zich in zee, in de oerzee om zo te zeggen en begint
weer van voren af aan. Een neergang is altijd mogelijk. En altijd behoudt de mens de mogelijkheid zich weer naar boven te ontwikkelen. Steeds is er een proeftijd. Het is dus niet zo dat het niet uitmaakt wat we doen. De kosmische anthropos, als hij werkelijk als zodanig verstaan wordt, kan niet neerstorten. Het is een potentieel in de mens, een mogelijkheid. De boeddhisten zouden zeggen, hij verzinnebeeldt het boeddha-schap dat een ieder is ingeschapen. Iedereen is potentieel de boeddha, maar deze mogelijkheid is nog niet verwerkelijkt. Alleen als men metterdaad tot een kosmische anthropos geworden is, als men de boeddha-trede heeft bereikt, is er geen neergang meer. Maar tot die tijd is het mogelijk. Mens-zijn wil zeggen, zich in de proef te bevinden, in een kosmische verantwoordelijkheid, die verschillend is al naar gelang het kosmische niveau waarop men leeft. En hierbij kan men falen. En hoe is daarbij de verhouding tot de natuur? Daarover heb ik een boek geschreven, Die Erlösung der Natur (de bevrijding van de natuur). Op een bepaalde manier kan de mens de natuur ook verlossen. De lagere rijken, de dieren en planten wachten daarop. JOCHEN KIRCHHOFF natuurfilosoof en bewonderaar van Giordano Bruno
Jochen Kirchhoff (Torgau Saksen, 1944) is een Duits natuurfilosoof en bewustzijnsonderzoeker. Hij had nauwe contacten met de bekende DDR-dissident Rudolf Bahro op wiens aandringen hij elf jaar (1991-2002) natuurfilosofie doceerde op de bekende Humboldt Universiteit in Berlijn. Kirchhoffs waardering en bewondering voor de dominicaanse ‘ketter’ Giordano Bruno (1548-1600) – wiens leven op de brandstapel eindigde – lopen als een rode draad door zijn werk heen. Bruno’s leven was één grote poging om het grenzeloze heelal (macrokosmos) en de mens daarin (microkosmos of minutum mundum) als één levend organisme te beschrijven. In 1980 verzorgde Kirchhoff al een monografie over Bruno. In 2007 deed hij een poging om Bruno’s wereld-
Het woord ‘verlossen’ is natuurlijk een moeilijk begrip, dat ben ik mij bewust. In ieder geval kan de mens zegenrijk inwerken op de lagere rijken. Hij kan daarmee ook bepaalde demonische tendensen die zich in deze rijken voordoen, oplossen. De crisis die je nu in de natuur waarneemt heeft zeker te maken met de actuele crisis van het menselijke bewustzijn. We leven in een fundamentele crisis, in een extreme situatie. De corona-crisis hangt daarmee samen. Het gaat uiteindelijk om de basisvraag van ons bestaan: wat is eigenlijk de mens? En daar worden velen door geraakt. We bevinden ons heden in een zeer beslissende situatie op deze planeet. Pathetisch uitgedrukt spreekt de natuur tot ons: ‘Jij, mens, zou het kunnen presteren, je zou het moeten presteren. Waarom doe je niets?’ Ja, de mens wordt opgeroepen tot een nieuwe zienswijze. Maar dat zou hij eerst moeten begrijpen, en dat is moeilijk. Want de mechanistische natuurwetenschap heeft het bewustzijn van de meeste mensen gebonden aan de buitenzijde der dingen. Om de zieleweg te herkennen, moeten bij velen geweldige hindernissen overwonnen worden.’
model toe te passen op de huidige kosmologie in zijn boek Räume Dimensionen Weltmodelle Impulse für eine andere Naturwissenschaft. Zeer actueel zijn momenteel zijn opvattingen over deep ecology, die hij heeft neergelegd in zijn boek Was die Erde will – Mensch, Kosmos, Tiefenökologie uit 1998. Deep ecology is een natuurfilosofie die een leven in harmonie met de natuur nastreeft. Leidende gedachte daarbij is de vereniging van denken, gevoel, spiritualiteit en handelen. De mens dient zich vooral bewust te zijn van zijn rol als bewaarder, eerder dan als vernietiger van de natuur. Kirchhoff heeft ook monografieën over de filosoof Schelling en over Copernicus op zijn naam staan. Andere titels: Die Anderswelt – Eine Annäherung an die Wirklichkeit (2002) en Die Erlösung der Natur - Impulse für ein kosmisches Menschenbild (2004).
67
Verweven leven De verborgen wereld van schimmels Merlin Sheldrake
schimmelsoorten niet op naam gebracht. Hoe meer we over schimmels te weten komen, des te duidelijker de dingen worden.’
Een prachtige ontdekkingsreis door een meestal ongeziene wereld, bevolkt door ragfijne draden, de schimmels, die heel ons leven op aarde en van onszelf ‘besturen’.
‘Schimmels zetten vastgeroeste ideeën op losse schroeven. Hun leven en gedrag zijn verbazingwekkend. Ze voeren ons naar de rand van allerlei vragen. Dit boek is voortgekomen uit mijn ervaringen met het turen over enkele van die randen. Omdat ik de schimmelwereld heb verkend, ben ik anders gaan aankijken tegen veel van wat ik wist. Evolutie, ecosystemen, individualiteit, intelligentie, leven: niets is wat ik dacht dat het was.’
Enkele citaten uit dit boek inspireren je misschien om er meer van te willen weten. Het is wetenschappelijk onderbouwd, maar de fascinatie die ervan uitgaat en de inzichten die door het lezen opkomen, zijn buitengewoon boeiend, mede door de eigen ervaring van de schrijver, die hij opdeed bij al zijn onderzoeken. ‘Schimmels zijn overal, maar je ziet ze gemakkelijk over het hoofd. Ze zitten in je en zijn overal om je heen. Ze houden jou en alles waarvan je afhankelijk bent gaande. Op het moment waarop je deze woorden leest, veranderen schimmels de manier waarop het leven zich voltrekt, zoals ze dat al langer dan een miljard jaar doen. Ze eten gesteenten, brengen de bodem voort, verteren milieuverontreinigende stoffen, voeden én doden planten, kunnen in de ruimte leven, veroorzaken visioenen, produceren voedsel en medicijnen, manipuleren het gedrag van dieren en beïnvloeden de samenstelling van de atmosfeer. Schimmels zijn een sleutel om de aarde waarop we leven te begrijpen, en ook de manieren waarop we denken, voelen en ons gedragen. Toch speelt hun leven zich grotendeels buiten ons blikveld af en is meer dan negentig procent van alle
68
Onderzoekers achten het waarschijnlijk dat zeer verschillende schimmels met elektrische signalen berichten tussen de verschillende delen van zichzelf heen en weer kunnen sturen: berichten over ‘voedselbronnen’, verwondingen, plaatselijke omstandigheden binnen in de schimmel en de aanwezigheid van andere entiteiten eromheen (…) Als schimmels inderdaad elektriciteit gebruiken om signalen door een netwerk te sturen, moeten we mycelium dan niet op z’n minst beschouwen als een hersenachtig fenomeen?’
‘Een myceliumnetwerk is een kaart van de recente geschiedenis van een schimmel en herinnert ons eraan dat elke levensvorm in feite een proces is, en geen ding. De ‘jij’ van vijf jaar geleden bestond uit ander materiaal dan de ‘jij’ van nu. De natuur is een gebeuren zonder einde (…) Wanneer we een organisme zien, of het nu een schimmel is of een dennenboom, zien we één enkel moment in zijn continue ontwikkeling.’
‘Duizenden jaren lang bestond er in veel traditionele landbouwpraktijken aandacht voor een gezonde bodem, en daarmee impliciet voor de relaties met schimmels. Maar in de loop van de twintigste eeuw heeft onze verwaarlozing van de bodem ons in de problemen gebracht (…) Verstoor je de ecologie van je darmbacteriën, dan heeft je gezondheid daaronder te lijden; van steeds meer ziekten is bekend dat ze optreden omdat we proberen van ‘ziektekiemen’ af te komen.’
‘Schimmels brengen hun leven door in een lawine van zintuiglijke informatie (…) De meeste schimmels zijn gevoelig voor licht, (voor de richting, de intensiteit en de kleur), temperatuur, vocht, voedingsstoffen, gifstoffen en elektrische velden en kunnen erop reageren (…) Hoe komen stromen zintuiglijke informatie dan bij elkaar in een myceliumnetwerk? Hoe koppelen organismen die geen hersenen hebben waarneming aan actie?
‘Veel organismen maken contact met elkaar. Als je een kaart zou maken waarop staat wie contact heeft met wie, dan krijg je een reusachtig netwerk. Maar schimmelnetwerken zijn fysieke verbindingen tussen planten. Het is een verschil tussen twintig kennissen hebben en twintig kennissen met wie je een spijsverteringsstelsel deelt. Die gedeelde of gemeenschappelijke mycorrhizanetwerken belichamen het basisprincipe van de ecologie: dat organismen relaties met elkaar aangaan (…)
w TEKST: REDACTIE w LAND:
NEDERLAND
w RUBRIEK: BOEKEN
SCHIMMELS ZETTEN VASTGEROESTE IDEEËN OP LOSSE SCHROEVEN Schimmels zijn veteranen in het doorstaan van ecologische verstoringen. Dat ze in tijden van catastrofale veranderingen blijven doorzetten en het ze ook nog eens voor de wind gaat is een van hun kenmerkende eigenschappen. Ze zijn inventief, flexibel en coöperatief. Zijn er, nu een groot deel van het leven op aarde door de dadendrang van de mens wordt bedreigd, manieren waarop we met schimmels kunnen optrekken om ons aan te passen?’ ‘Het is niet verwonderlijk dat de rotzooi die mensen maken vanuit schimmelperspectief kansen biedt. Schimmels hebben alle grote uitsterfgolven overleefd, die stuk voor stuk tussen vijfenzeventig en vijfennegentig procent van alle soorten op aarde wegvaagden. Sommige schimmels ging het zelfs voor de wind in die rampzalige tijden. Na de zogeheten krijt-tertiair-massa-extinctie, waaraan de verdwijning van dinosaurussen en de massale, wereldwijde sterfte van bossen wordt toegeschreven, ontstond er een overvloed aan paddenstoelen doordat er meer dan genoeg hout te verteren viel. Radiotrofe
schimmels – die de energie van radioactieve deeltjes benutten – doen het uitstekend in de overblijfselen van Tsjernobyl en zijn slechts de jongste personages in het verhaal over schimmels en de nucleaire aspiraties van de mens.’ ‘De transformationele macht van gist wordt al heel lang voorgesteld als een goddelijke energie, een geest of een god. Hoe zou ze daar ook aan hebben kunnen ontkomen? Alcohol en beneveling behoren tot de oudste vormen van magie. Een onzichtbare macht tovert fruit om in wijn, graan in bier en nectar in mede. Die vloeistoffen veranderen onze geestestoestand en zijn in uiteenlopende gedaanten verweven met de cultuur: in rituele vieringen, in het bestuur, als middel om voor arbeid te betalen.’ ‘Schimmels kunnen paddenstoelen maken, maar daarvoor moeten ze eerst iets ongedaan maken: schimmels scheppen werelden en maken ze weer ongedaan.’ Marijke Kaniok
De vloek van heer Veil. Boek 1 van de Kronieken van Thomas Covenant, de Ongelovige Stephen Donaldson
Lars was twaalf toen hij van zijn lerares – schijnbaar zonder aanleiding – drie dikke boeken kreeg. Het waren niet bepaald kinderboeken, integendeel, het was een diepzinnige trilogie die niet gemakkelijk te lezen was; een
hoop volwassenen zouden zo’n boek misschien al snel in een hoek werpen. Lars zelf was niet verbaasd vanwege dit geschenk, alleen blij. Hij las naast jeugdboeken al lang allerlei volwassen literatuur met opmerkelijke onderwerpen. De bibliotheekmedewerkster deed daar altijd moeilijk over en probeerde hem richting jeugdboeken te krijgen. Thuisgekomen begon Lars meteen in boek 1 en stopte niet meer tot hij het uit had. Diep onder de indruk, raadde hij zijn moeder aan om het ook te lezen. Dat bleef hij doen, ook na boek 2 en boek 3, zeggende dat het echt een heel belangrijk boek was en dat ze het moest lezen. Maar zijn moeder voelde er niets voor. Ze bekeek het wel: De kronieken van Thomas Covenant, de Ongelovige. De schrijver was Stephen Donaldson. Dat eerste deel, waar Lars zo door gefascineerd was, heette De vloek van Heer Veil. De titel trok haar niet, de voorplaat niet (te duister) en de korte beschrijving op de achterkant ook niet, al wekte die wel een heel klein spiertje van interesse – niet genoeg om erin te beginnen. Twee en een half jaar later lag boek 1 opeens in het zicht. Ze pakte het op en begon te lezen. Zo gulzig als Lars het ooit had gelezen, zo was zij nu ook. Het was een fantasyverhaal, maar totaal anders dan alle andere. Het ging over een man die lepra had en bovendien niet bepaald geslaagd was in het leven, qua werk, huwelijksleven en zijn gevoel voor eigenwaarde. Geheel buiten zijn wil, ont-
69
waakt hij opeens in een totaal vreemde wereld en moet daar zien om te gaan met de verwachtingen die de bewoners van hem hebben. Zij kijken naar hem als de langverwachte, een soort messias. Ze had inmiddels door dat het boek bij het uitkomen in 1977 zeer enthousiast was ontvangen en zelfs bekroond. Haar, en haar omgeving was het boek echter geheel onbekend. Dat ongewone in het boek, dat niets had van de gebruikelijke queeste, al kon die nog zo mooi en diepzinnig beschreven zijn, trok haar enorm. Maar, dacht ze, dat zegt eigenlijk helemaal niets over de buitengewone kwaliteit van dit boek. Het was heel mooi, poëtisch geschreven, en spannend, verrassend, maar dat zijn wel meer boeken. Het was de innerlijkheid van dit boek, een andere omschrijving zou ze niet weten, die haar meesleepte. Het was de indruk dat er diep in haar iets ging leven en dat er verschuivingen plaatsvonden, alleen door het lezen van dit boek. Ze begreep zeker niet alles, maar daaronder bewoog een soort stroom van geruststelling, dat dat ook helemaal niet nodig was. Het was net een brief aan haar hart, waar haar hoofd geen behoefte aan had. Haar vertrouwen in het leven kwam als een golf omhoog, terwijl de hoofdpersoon van het boek zich door uiterst moeilijke situaties heen sleepte. Hij was niet bepaald een goed mens en ook niet machtig of zo, hij was geen stuntelaar maar een onvolmaakte heilige, al klinkt dat onmogelijk. Alle ellende die hem overkwam, waar hij maar al te vaak niet erg handig op reageerde,
70
ALS IK IN DAT BOEK HEB ZITTEN LEZEN, KAN IEMAND DIE LANGSKOMT ZO MAAR EEN KNAL KRIJGEN kwam hem ten goede. Wezens die hem aanvielen, afschuwelijke fouten die hij beging, schuld en schaamte… werkelijk alles werkte mee aan zijn groei, al merkte hij dat zelf niet. Heel diep in de man leefde zijn goede wil en alles reageerde daarop, met geweld of met liefde en trouw, vooral trouw. Hij bevond zich in een totaal onbekende wereld met onbekende wetten, en kon daar niets tegen doen. Als je een hobbit bent in hobbitland, dan weet je ongeveer hoe het werkt. Maar als je in een nieuwe wereld valt, dan weet je helemaal niets en daar moet je dan mee weten om te gaan. Wat is goed en kwaad daar? Wat leeft daar allemaal? Is het echt of niet? Vooral dat laatste, dacht ze, dat kun je je wel afvragen, maar net als in een droom heb je er gewoon maar mee te werken, want op dat moment is dat echt. Je moet door, net als in het ‘echte’ leven, je kunt er niet uit, ook al denken mensen van wel. Alles wat je ontloopt, ligt om de hoek op je te wachten. Trouwens, van dat ‘echte’ leven kon je je net zo goed afvragen of het wel echt was.
Toen ze ongeveer midden in boek 3 was en alles wat ze las, nog steeds klopte met iets binnenin haar, vond ze dat het boek maar op één manier kon eindigen; anders was het eigenlijk niets waard. En zo eindigde het verhaal, precies op die manier die zo totaal verschilde van het eind van andere boeken. De man overwon niet, maar er gebeurde iets anders… dat ging ze natuurlijk niemand vertellen. Anderen moesten het zelf maar ondergaan als ze wilden. Vanwege de diepe indruk die de boeken maakten, raadde zij ze anderen aan. Mensen van wie ze dacht dat ze het boeiend of interessant zouden vinden. Zo was er iemand in haar omgeving die op haar een uiterst evenwichtige, wijze indruk maakte. Hij toonde veel interesse maar na een poosje meldde hij: ‘Als ik in dat boek heb zitten lezen, kan iemand die langskomt zo maar een knal krijgen.’ Ze schrok enorm van deze reactie en begreep er niets van. Ze vroeg niet verder en leende het boek uit aan een buurvrouw met een grote interesse in fantasy en ook een zekere levenswijsheid. De vrouw riep na een poosje: ‘Die man doet altijd alles fout! Onuitstaanbaar!’ Nu was het tijd om er met Lars over te praten. Hoe was dit mogelijk, dat die mensen een totaal ander boek hadden zitten lezen dan zij? Hoe dacht Lars erover? Ze had een groot vertrouwen in zijn uitspraken want hij was als kind zeer wijs. Maar Lars verraste haar met een weer heel andere kijk op het boek. Hij zei, met zijn typerende volwassen taalgebruik: ‘Ik vond het een heel
bijzondere serie waarin het conflict van de antiheld van binnen nog heftiger woedde dan van buiten. Het was zowel boeiend als frustrerend. De uitgestoken hand die hij steeds ontvangt van allerlei kanten maar die hij meestal wegslaat, de heftige foute keuzes die hij consequent bleef maken en zijn innerlijke strijd woog tijdens het lezen af en toe wel zwaar op mijn schouders.’ Dat zware, dat had ze helemaal niet verwacht! Hij had er zo op aangedrongen dat zij het las…
Waren er dan helemaal geen mensen die op dezelfde manier door het boek geraakt werden? Was er dan niemand met wie ze daarover kon praten? Buiten Lars was er in ieder geval niemand die het een heel belangrijk werk vond, die trilogie. Wel vonden ze het ‘mooi’ of ‘goed’ of ‘spannend’, maar belangrijk niet. Dat was onbegrijpelijk voor haar en teleurstellend. Het deed haar zich afvragen, net als de hoofpersoon in die vreemde wereld, of dat wat ze zo geweldig vond
er wel echt in zat. Het bleef aan haar knagen tot ze een keer dacht dat als ze die onderstroom van vertrouwen niet zo sterk had gevoeld, ze het boek misschien wel eng had gevonden, of ook te zwaar, met al die beproevingen, drie dikke delen lang. Het zou ook kunnen dat die onderstroom er wel echt in zat en dat andere mensen zich daar misschien niet bewust van waren, zoals de ene mens ook hogere geluiden hoort dan een ander. Dat
71
Uit De vloek van heer Veil, boek 1 van
Hij was zo volledig door zijn vlucht uit de
de Kronieken van Thomas Covenant, de
waanzin in beslag genomen geweest, dat hij
Ongelovige
niet met de waanzin rekening gehouden had waar zij vlucht hem gebracht had.
Er kwam een uitdrukking van ergernis op
Hij moest doorgaan: zoveel had hij wel
Covenants gezicht; het ergerde hem dat hij
geleerd. Maar doorgaan stelde hem voor
niet aan het karwei had meegeholpen. Hij
hetzelfde ondoordringbare probleem.
bekeek zijn gewaad: het brokaat was stijf
Deelnemen en gek worden, of weigeren om
en zwart van het opgedroogde bloed. De
deel te nemen – en dan ook gek worden.
geschikte uitrusting voor een leproos, voor
Hij moest tot een besluit komen, een vaste
een verstotene, dacht hij.
grondslag vinden en daar niet van afwijken.
Hij wist dat het zo langzamerhand de hoog-
Hij kon het Land aanvaarden noch looche-
ste tijd geworden was om tot een besluit te
nen. Er moest een oplossing komen voor
komen. Hij moest vaststellen waar hij stond
zijn probleem. Zonder een oplossing zou hij
in zijn onmogelijke dilemma. Gehuld in die
net al Llaura in de val lopen en gedwongen
akelige begrafenissfeer en zwaar leunend
zijn Veil naar de pijpen te dansen en zo
op zijn staf, had hij het gevoel dat hij aan
zichzelf verliezen, terwijl hij juist probeerde
het eind van zijn uitwijkmogelijkheden geko-
te vermijden zichzelf te verliezen.
men was. Hij had de oefening van zijn over-
Mhoram keek op van het roeren in de pot
levingstechnieken uit het oog verloren, dacht
en zag de uitdrukking van ergernis en zor-
er niet meer aan zijn ring te verbergen, hij
gelijkheid op Covenants gezicht. Vriendelijk
was zijn stevige laarzen kwijt en hij had
vroeg de Heer: ‘Wat scheelt eraan, goede
bloed vergoten. Hij was het die Zwevende
vriend?’
Houtstelten de ondergang bezorgd had.
was geen bewijs dat die onderstroom in het boek aanwezig was, dat besefte ze ook. Maar haar geloof erin was er wel en dat stroomde mee in haar hele leven. Ze vergeleek het voor zichzelf met een boom. Als je aan de ene kant stond, zag je misschien een lage tak en een knoest op kniehoogte. Een eekhoorn die langs de stam naar boven rende. Iemand aan de andere kant van de boom zag misschien korstmossen, of elfenbankjes en twee knoesten, vlak boven elkaar, heel hoog. Iemand anders vond het misschien een sierlijke boom, met tere blaadjes. Toch was het dezelfde boom. Wie de boom zou lezen, met dezelfde innerlijke gerichtheid als zij de boeken had gelezen, zou misschien de oneindige diepte vinden die de schepper erin heeft gelegd. De boom is daar voor iedereen, ook voor degene die er achteloos aan voorbijgaat. En met een diepe zucht con-
72
cludeerde ze: het beste van zo’n boek is dat het er is, voor iedereen, ook voor wie het niet wil lezen. En toen was het Lars die haar erop attendeerde dat wat zij uit het boek haalde, anderen misschien al lang hadden gezien in die boom, of gehoord in muziek, of gewoon altijd al geweten.
Hemel en aarde in de wereld van het kind Dit boek laat zien hoe de schrijfster haar levensvisie bewust integreert in haar omgang met de klas, op een manier die het leven voor de kinderen tot een feest van leren maakt. En voor de lezer tot een feest van herkenning: zo kan het dus óók! Had ík dáár maar in de klas gezeten vroeger. Zij weet de essentie van wat leven is over te dragen aan de volgende generatie, het wonder dat het leven is met de kinderen te delen. Elk moment in de klas ligt die mogelijkheid open, laat de auteur zien, en kun je er gebruik van maken. Als je zelf bewust leeft, kun je kinderen ook bewust maken, spelenderwijs. ‘Voed en bescherm de lichtheid in het hart van het kind. Zie toe de open vrije geest te bewaren.’ ‘Kinderen geven: onkruidbloemen, schitterende
Na de eerste trilogie over Thomas Covenant
ogen, tekeningen, halfvergane herfstbladeren. Ik
schreef Donaldson nog een tweede reeks,
laat merken hoe fijn ik het vind dat allemaal te
een sterk vervolg, ook weer in drie delen. In
krijgen, in de hoop dat de blijdschap van het
2004 begon hij aan een vervolg daar weer op,
geven in hen bewaard blijft.’
waarvan tot nu toe twee van de geplande vier
Ankie Hettema was 33 jaar leraar op de basis-
delen zijn verschenen. In 1981 verscheen ook
school. Zij put voor dit boek uit de wijsheidsleer
nog een boek dat een nog niet eerder gepu-
van alle tijden, van Hermes Trismegistos en Lao
bliceerde episode bevat die past in de eerste
Tse tot het soefisme en het christendom, en
Kronieken: Guldenvuur. Donaldson schreef nog
verbindt de 3 geestwetten en de 4 natuurwet-
meer boeken, waaronder het tweedelige Mor-
ten die het leven bepalen, op een weergaloze
dant’s Nood, ook fantasy, en daarnaast enkele
manier met de onderwijspraktijk van alle dag.
detectives.
En dat wérkt!
PLAATSEN WAAR DE GEEST WAAIT De Sabarthez als spiegel van de mensheid In Antoine Gadal herkenden J. van Rijckenborgh en Catharose de Petri direct zijn geestelijke autoriteit en zijn kennis van de universele Gnosis. Gedrieën konden zij de Driebond van het Licht vanuit de keten van de Universele Broederschap in onze wereld bevestigen. Gadals eigen missie, de overdracht van de geestelijke erfenis van een voorgaande broederschap, zag hij in de avond van zijn leven gerealiseerd worden. Mr. Gadal stond zijn gehele leven op de bres voor de adeldom van de vrije geest, l’esprit libre. In zijn jeugd in Tarascon; in zijn prille volwassenheid als onderwijzer in de Noord-Franse streek van de Champagne; als officier in de Eerste Wereldoorlog; als archeoloog en speleoloog; en als lid van het Verzet in de Tweede Wereldoorlog. Voor hem was iedere mens gelijk en gelijkwaardig, iets dat hij in het leven keer op keer heeft bewezen. De neerslag van zijn exemplarisch leven, dat leest als een avonturenroman-van-de-vrije-geest, is in dit boek weergegeven. Deze biografie van een onderzoeker in zowel het meest concrete, de aarde en haar schatten, als in het meest subtiele, het ware denken, is een boek voor de Sabarthez en voor iedereen met een vrije geest. Na de laatste Ussat-conferentie in 2012 heeft het negen jaar van onderzoek en archiveren gevraagd om tot dit boek te komen. Voor het eerst krijgt het volledige leven van deze bijzondere mens uit de Sabarthez in zijn volle waarde en waardigheid een plaats. In de wereld – maar ook midden onder ons, leden en leerlingen van het Rozenkruis in de eenentwintigste eeuw. Het voorjaarssymposion van Stichting Rozenkruis op 19 juni 2021 staat in het teken van dit boek. Onder de titel ‘Plaatsen waar de Geest waait. Innerlijk christendom in hoopvolle tijden’ zullen het vrije denken en innerlijke stilte veel aandacht krijgen. Het boek verschijnt in meerdere talen. Tijdens een symposion in Tarascon, op 10, 11 en 12 september 2021 zullen deze gepresenteerd worden. Sprekers uit de Ariège zullen zowel de verschillende vakgebieden belichten waarop mr. Gadal bezig was, als zijn geestelijke diepgang.. De Rozekruis Pers
Plaatsen waar de Geest waait De Sabarthez als spiegel van de mensheid. Antoine Gadal 1877-1962. Leven, werk en overdracht van de kathaarse Gnosis. 316 bladzijden full colour € 35,-