2 minute read

hart mens

Next Article
De invloed van

De invloed van

TEKST: FRANS SPAKMAN

LAND: NEDERLAND

Advertisement

BEELD: TRIUMPH, ROBERT DELAUNAY

RUBRIEK: HART

Het mysterievolle zingen van het onbegrensde hart is een bijzondere stemming. Het staat in ons wezen te dringen, het wil dat wij als het ware meezingen. We kunnen dat dringen ondergaan, niet zozeer meevoelen, als wel werkelijk voelen. Dat is het begin, en dan kunnen we spontaan ruimte geven aan die onbegrensdheid. Dat kan het veelbelovende begin zijn van het pad.

Hart/

AAl snel willen we richting geven en de route bepalen en dat kan ten koste gaan van de ruimte die het onbegrensde hart juist nodig heeft, waardoor weer veel ‘uit zicht’ kan raken. De vraag die zich dan kan voordoen is: bestaat dat pad omdat wij dat zo willen en zo projecteren, of is er een begaanbare menselijke route van binnenuit, die ons een verloren eenheid weer kan doen beseffen en ‘terugwinnen’?

Vaak wordt dat pad als een bruiloftsgang in ons voorgesteld, denk aan het hoofdwerk van de rozenkruisers, De Alchemische Bruiloft van Christiaan Rozenkruis. Rudolf Steiner heeft de noodzaak van die bruiloftsgang herleid tot de merkwaardige keuze die de oorspronkelijke mens destijds heeft gemaakt: ‘Toen de oorspronkelijke, onversplitste, tweeslachtelijke, eeuwiglevende oermens Adam Kadmon in het paradijs in zonde verviel en verwerd tot Adam en Eva, die buiten het paradijs degenereerden tot enkelgeslachtelijke, sterfelijke en zich voortplantende wezens, toen vertegenwoordigden hun eerste zonen, Kaïn en Abel, óók op psychisch gebied het enkelgeslachtelijke element. Met alle gevolgen van dien. Kaïn werd de stamvader van een psychisch-mannelijk aangelegd, toekomstgericht en koninklijk mensheidsdeel, neigend tot zelfautoriteit en bewerking van de aarde door eigen kracht en technisch vernuft. Abel was voorbestemd om de stamvader te worden van een psychisch-vrouwelijk aangelegd mensheidsdeel, op het verleden gericht en priesterlijk, neigend tot godsbinding en tot leven van wat de aarde onbewerkt schenkt.’

(Die Tempellegende und die Goldene Legende, R. Steiner, Dornach 1979, blz. 58 e.v.)

Het gaat er bij de bruiloft om weer zélf koning-priester te worden, dus de mannelijke en de vrouwelijke krachten in ons met een gouden bruilofstkleed ‘aan te kleden’. Een van de rozenkruisliederen zingt daarover als een lichtend feest: ‘Feest van ’t nieuwe zieleleven, vrij van alle mensenleed, zal ik koning-priester wezen in het gouden bruiloftskleed.’

Het psychisch-mannelijke, de mannelijke zielepotentie van het koninklijke, heeft zich dan elektromagnetisch verenigd met het psychisch-vrouwelijke van de priester, een zieleproces. Wij zijn dan als koning-priester een menselijke eenheid, een androgyne zelfstandigheid. Die androgyne mens komt overeen met de Adam-Kadmon, de oorsponkelijke, onversplitste, dubbelgeslachtelijke oermens.

Is dat geen tour de force? Is dat geen onmogelijk werkstuk, gelet op de vele valkuilen en tegenstrevende wereldse krachten? Er zijn immers in de diepste stof weinig werkelijk koning-priesterlijke zielen bekend en het is bovendien de vraag of en hoe zij zich bekend zouden maken. Welke hulp hebben we daarbij, om dit innerlijk bouwwerk op te richten?

Natuurlijk de kracht van ons onbegrensde hart, die overeenkomt met de onvoorwaardelijke liefde, die kosmisch en interkosmisch aanwezig is als een vader-moederveld. Maar ook het ervaringsmateriaal van de liefde tussen man en vrouw kan zeer dienstig zijn: door de omgekeerd evenredige polarisatie van de energielichamen is in samenspel eenheid, zij het tijdelijk, voelbaar. Stoffelijk, etherisch, astraal en mentaal kunnen de energiestromen van vrouw en man vanuit hun telkens elkaar aanvullende werkingen die eenheid vormen.

Het is in deze tijd van normvervaging en genderonzekerheid belangrijk om op de ervaringsmogelijkheid van een liefdevolle uitwisseling van man en vrouw als partners te blijven wijzen. Dat wil zeggen dat met die mogelijkheid de grensovergang bereikt kan worden om het proces naar een androgyne zijnstoestand te bevorderen.

Daar heeft de Russische filosoof Solovjov ook nadrukkelijk op gewezen in zijn boek Over de liefde. Hij geeft daarin aan dat de realisatie van de liefde als hoogste trap tot het eigenlijke leven van de mensheid niet slechts ín, maar ook dóór de mens moet geschieden. Dat was eind negentiende eeuw en nu zijn we inmiddels aangeland in de stormen van overgang naar het Aquariustijdperk. Waarbij juist de mogelijkheid naar de wording van of terugkeer naar de androgynie extra impulsen krijgt! Juist omdat die energie niet mannelijk óf vrouwelijk is, maar ontdaan van eenzijdige geslachtelijke dynamiek. Daarbij

This article is from: