december 2015
Pamflet Ruimte voor smart industry
pamflet ruimte voor smart industry
2
december 2015
introductie
pamflet ruimte voor smart industry In de industrie en logistiek zorgen verdere digitalisering en internationalisering voor een nieuwe dynamiek. Je zou zelfs kunnen zeggen dat we aan het begin staan van een hele nieuwe economie. Producten, productieprocessen, productieketens en businessmodellen veranderen. Deze ontwikkelingen staan niet op zichzelf. Ze zullen ook bijdragen aan een veranderende vraag naar ruimte voor de industrie en logistiek. Een snelle transitie naar smart industry en logistics wordt gezien als een grote kans voor de Nederlandse economie om concurrerend te blijven en nog concurrerender te worden. “Door de technologische vernieuwing en digitalisering van de industrie (Smart Industry) te versnellen, vergroten we de concurrentiekracht van de Nederlandse industrie die cruciaal is voor toekomstige welvaart en welzijn in Nederland,” aldus de Actieagenda Smart Industry. Hetzelfde geldt voor de topsector logistiek, de sector die de meeste toegevoegde waarde voor de nationale economie realiseert. Tegelijkertijd is het huidige productielandschap in grote mate verouderd. Modernisering van het productielandschap staat al langer op de agenda, maar wordt met de transitie in de industrie en logistiek des te urgenter. Er liggen kansen voor de Nederlandse economie om concurrerend te blijven en nog concurrerender te worden. Dan moet er echter wel de ruimte zijn – ook letterlijk – om de kansen die er zijn te verzilveren. Dit pamflet vraagt aandacht voor de nieuwe dynamiek, wat dit betekent voor de ruimtevraag, welke kansen en opgaven er zijn voor het bestaande productielandschap in ons land en hoe daar op gehandeld kan worden.
3
pamflet ruimte voor smart industry
punten voor de ruimtelijke agenda Op de volgende bladzijden wordt uitvoerig ingegaan op de nieuwe dynamiek, de veranderingen in de ruimtevraag, het huidige productielandschap, het eigenaarschap en de ruimtelijke agenda. De punten van deze ruimtelijke agenda voor het moderniseren van het Nederlands productielandschap zijn: 1. Versterk samenwerking overheid, markt en andere belanghebbenden 2. Denk vraaggestuurd 3. Krijg de lokale, regionale, economische dynamiek in beeld 4. Regionale strategie - maak keuzes; segmenteer en prioriteer 5. Ontwikkel innovatiemilieus 6. Stem af tussen clusters/innovatiemilieus 7. Aandacht voor topgebieden 8. Benut kansen ontwikkeling internationaal transportnetwerk 9. Nieuwe locaties? Benoem en bespreek dilemma’s 10. Benut ruimte in wijken en binnensteden voor productie en logistiek 11. Zorg voor toekomstruimte voor productie en logistiek in stedelijk gebied 12. Planologische mogelijkheden en beperkingen 13. Lokale strategieÍn voor modernisering en (her)ontwikkeling gebieden 14. Investeer regionaal 15. Nationaal programma modernisering productielandschap
4
december 2015
nieuwe dynamiek
nieuwe dynamiek
Digitalisering en internationalisering hebben in de afgelopen decennia gezorgd voor grote veranderingen in industrie en logistiek. En dat zullen ze blijven doen. Technologische innovaties die elkaar steeds sneller opvolgen, maken zelfs dat je zou kunnen zeggen dat we aan het begin staan van een hele nieuwe economie. Producten, businessmodellen, productieketens en productieprocessen veranderen.
A) Nieuwe producten Bulkproducten en klantspecifieke producten: Producten worden steeds meer afgestemd op de vraag. Aan de ene kant blijft er vraag naar standaard bulkproducten, zoals voedsel en kleding die zo goedkoop mogelijk worden geproduceerd. Aan de andere kant worden producten steeds klantspecifieker, zowel in de business to consumer markt als in de business to business markt; van speciaalbieren tot auto’s tot bouwmaterialen en verpakkingsrobots. Zowel bij goedkope bulkproducten als bij klantspecifieke producten is de levensduur korter geworden door toenemende productinnovatie en modegevoeligheid. Product als platform: Klantspecifieke producten zijn soms luxeproducten, die in beperkte oplage worden geproduceerd. Personalisatie van producten wordt tevens
gerealiseerd door producten op te bouwen uit verschillende standaardmodules. Bij assemblage worden de producten klantspecifiek gemaakt. En ook later kunnen modules worden toegevoegd of vervangen. Daarnaast wordt steeds vaker software geĂŻntegreerd in fysieke producten, waarmee producten op de vraag kunnen worden afgestemd. Niet alleen bij levering van het product, maar ook op een later moment. Het product wordt zo meer en meer een platform. Vervaging producent en consument: Producent en consument komen steeds dichter bij elkaar. Soms vervaagt daarbij het onderscheid tussen consument en producent. De consument stelt zelf het product samen en laat het vervolgens produceren. De opkomst van 3D-printers maakt zelfs dat de productiecapaciteit steeds meer direct toegankelijk wordt voor de consument. Tevens leidt groeiende toegankelijkheid van productiecapaciteit, in bijvoorbeeld fablabs of open innovatiecentra, ertoe dat ook kleinere producenten makkelijker tot de markt toetreden.
B) Nieuwe businessmodellen Van product naar dienst: Door de kortere levensduur, de modulaire opbouw en integratie van ICT in producten is het voor zowel afnemer als producent steeds aantrekkelijker om niet langer een product te leveren, maar een dienst. Zo levert de producent van verpakkingsrobots bijvoorbeeld geen robots, maar de dienst van het verpakken. Producten die niet meer voldoende functioneren, worden op locatie gerepareerd of gaan retour naar de producent, waar ze worden gerepareerd, geoptimaliseerd of gerecycled tot nieuwe producten. Er is directer contact tussen producent en afnemer.
5
pamflet ruimte voor smart industry
Slimmere, circulaire, businessmodellen: Innovatie en digitalisering hebben de productieketen en businessmodellen steeds slimmer gemaakt. Ketens worden zo efficiĂŤnt mogelijk ingericht om zoveel mogelijk toegevoegde waarde te realiseren. Dat kan door systeemoptimalisatie, maar ook door reststromen slim te benutten. Dankzij goede planning en verwerking van alle restproducten van melk krijgen Nederlandse melkboeren de hoogste prijs voor een liter melk ter wereld, terwijl we in Nederland ook het minst betalen voor een pak melk in de supermarkt. Het gebruik van reststromen zien we met een groeiende circulaire economie steeds vaker. Restwarmte die als energiebron wordt gebruikt, bouwmaterialen die herbruikt worden. Voor het benutten van reststromen loont het voor bedrijven om dicht bij elkaar en dicht bij de afnemers van hun producten te zitten.
C) Productieketen in beweging Begin en eind productieketen belangrijker: In de productieketen heeft de afgelopen decennia een verschuiving plaatsgevonden in de toegevoegde waarde over de verschillende schakels. De toegevoegde waarde aan het begin van de keten (productontwikkeling en branding) en aan het eind van de keten (marketing, verkoop en aftersales) is gegroeid terwijl die bij de productie is afgenomen. Dit wordt ook wel verbeeld met de smiling curve. Het loont voor een bedrijf (en voor de nationale economie) om vooral te focussen op het begin en het eind van de keten. Potentie in de industrie: Wat dit betreft heeft de industrie voor de langere termijn veel potentie voor de nationale economie. Het is een sector waar innovatie een grote rol speelt en het heeft een hoge (groeiende) servicecomponent. De toegevoegde waarde is dus hoog. In de nationale economie is de maakindustrie een belangrijke sector naast de agrofood en chemische industrie. Verdere fragmentatie: De daadwerkelijke productie wordt door bedrijven steeds vaker overgelaten aan derden (outsourcing) en de productie vindt daar plaats waar dat het goedkoopst is, veelal in lagelonenlanden (offshoring). Dat laatste geldt met name voor producten en onderdelen die in bulk worden geproduceerd. Autofabrikant BMW ontwerpt nieuwe modellen en ontwikkelt software, de auto zelf wordt door een derde partij gebouwd. DAF maakt vergeleken met 15 jaar geleden twaalf maal zoveel vrachtwagens terwijl het aantal fabrieken, werknemers en werkkapitaal niet gegroeid is. Het accent is verschoven van productie naar assemblage van onderdelen die elders worden geproduceerd. Bedrijven
6
specialiseren zich steeds meer in een specifiek deel van de productieketen en het productieproces dan in de productieketen en het productieproces als geheel. Meer productie in eigen land: Door automatisering kan de productie van sommige producten echter zo weinig arbeidskracht vergen dat er geen voordeel meer behaald wordt met het organiseren van de productie in lagelonenlanden. Het kan zelfs voordeliger worden daar te produceren waar de producten ook worden afgenomen. Ook voor producten die erg modegevoelig zijn, die een korte levensduur kennen door snel opeenvolgende innovaties of door gewenste interactie tussen producent en afnemer kan productie dicht bij de afzetmarkt gewenst zijn. Daarnaast zorgt technologische innovatie ervoor dat het steeds makkelijker wordt om producent te worden. Online marktplaatsen en de 3D-printer maken dat het productiekapitaal niet meer alleen in de handen van enkele grote partijen ligt, maar dat ook kleinere producenten de markt kunnen betreden en afnemers kunnen vinden. Die markt kan internationaal zijn, maar juist ook heel lokaal. Daarbij is de groeiende waardering voor ambachtelijke en/of duurzame luxeproducten een stimulans voor lokale productie. Productie in eigen land lijkt daarmee weer beloftevol te worden.
reshoring ∂ Steeds meer bedrijven halen productie terug uit lagelonenlanden of denken hier over na. Andere bedrijven kiezen er bewust voor om hun productie in Nederland te houden en juist nĂet te verplaatsen naar het buitenland. Het terughalen van de productie is in de VS al langer een trend. Maar ook in andere landen in West-Europa halen steeds meer bedrijven hun productie terug. Deze trend heet reshoring. Reshoring is een nieuwe trend die bestaat naast offshoring (het verplaatsen van productie naar lagelonenlanden). Belangrijke reden voor reshoring zijn veranderingen in de markt: steeds meer klanten vragen om hoge kwaliteit, maatwerk en korte levertijden. (bron: GO Smart Industry, Kamer van Koophandel, april 2015) Een voorbeeld van reshoring de productie van scheerapparaten door Philips. Deze worden niet meer in China gemaakt, maar weer in Drachten. Hoewel veel gesproken wordt van een toenemende trend, is dit nog niet onomstotelijk vastgesteld. (bron: Kamerbrief visie reshoring, augustus 2014)
december 2015
Grotere rol logistiek: Doordat de productieketen fragmenteert en globaliseert, is er een grote rol weggelegd voor logistiek. Goede logistiek wint ook aan belang doordat de vraagkant van productie, de consument, centraal is komen te staan. Producenten hebben dankzij ITsystemen veel beter inzicht in de markt en de vraag naar producten en willen hun productie daarop afstemmen. In plaats van produceren om voorraden op peil te houden, produceren ze nu zo veel als mogelijk op bestelling. Ook bedrijven die vervolgens onderdelen assembleren tot een nieuw product, groothandels, winkels en restaurants willen zo efficiënt mogelijk inkopen op de vraag. Producten moeten just in time bij de afnemer – bedrijf en consument – geleverd worden. Met deze ontwikkeling groeit het belang van efficiënte internationale transportnetwerken voor de grotere afstanden, maar ook efficiënte last mile logistiek voor de levering aan de consument. De distributie van goederen in de stad zal kleinschaliger en frequenter worden. De nieuwe economie vraagt een slimme logistiek. Bestaande schakels verdwijnen: Door fragmentatie van de keten komen er meer schakels in de productieketen, tegelijkertijd worden door de ontwikkelingen van afgelopen tijd schakels overgeslagen. Grote supermarktketens kopen groenten en fruit niet langer in bij de veiling, maar rechtstreeks bij de producent. En waar het eigenaarschap van producten wordt ingeruild voor het afnemen van diensten groeit het directe contact tussen producent en afnemer en verdwijnen de tussenpersonen.
D) Productieproces in beweging Verweving productie en logistiek: In de productieketen wordt ook het productieproces zelf opgeknipt en raken productie en logistiek steeds meer met elkaar verweven. De assemblage van onderdelen tot klantspecifieke producten vindt bijvoorbeeld vaak elders plaats dan de productie van de onderdelen waaruit het product bestaat. Namelijk op de plek vanwaar het product binnen een voor het betreffende product acceptabel tijdsbestek geleverd kan worden aan de afnemer. Voorbeelden van dit soort postponed manufacturing zijn assemblage van auto’s en computers, maar ook de bereiding van maaltijdsalades en het voorzien van producten van verpakkingen in de taal van de afzetmarkt. In distributiecentra op strategische plekken in transportnetwerken wordt dit soort assemblage steeds vaker onderdeel van de activiteiten.
nieuwe dynamiek
de vraag op te vangen. Grootschalige productie vindt elders plaats. In het geval van extra vraag wordt lokaal, dicht op de markt, bij geproduceerd. Tot slot zorgen e-commerce en producten die met onderhoudsservice verkocht worden of als dienst geleverd worden ervoor dat producten ook weer retour komen. Deze moeten worden ontvangen, behandeld en wellicht gerepareerd. De activiteiten in logistieke distributiecentra beginnen te lijken op activiteiten die ook worden uitgevoerd bij productieprocessen en vragen daarom arbeidskrachten met vergelijkbare operationele kennis en inzicht. Verweving productie en R&D: Technologische innovaties volgen elkaar in rap tempo op. Steeds geavanceerder materialen worden ontwikkeld, 3D-printtechnologie wordt in een groeiend aantal domeinen toegepast en automatisering en robotisering zullen er in de hele economie voor zorgen dat een groot deel van de huidige banen verdwijnt. Combinaties van nieuwe technologieën leiden weer tot nieuwe toepassingen en nieuwe innovaties. Om concurrerend te blijven is continue innovatie van producten en productieprocessen nodig. Dat maakt dat het belang van onderzoek en ontwikkeling groeit. Nieuwe toepassingen moeten snel kunnen worden getest en geoptimaliseerd en bij succes in productie genomen kunnen worden. Productie en R&D raken meer verweven. Nabijheid van kennis en productie kan hier zodoende een faciliterende rol bij spelen. Groeiend belang hoger opgeleiden: De automatisering van productieprocessen, slimme logistiek en ook de verweving van productie met logistiek en R&D maken dat de vraag naar hoger opgeleide arbeidskrachten groeit. Daarmee loont het voor bedrijven om dicht bij (of in) de grotere stad te zitten. Daar is immers het aandeel hogeropgeleiden het grootst. Tegelijkertijd biedt de grotere stad ook meer kansen voor het aantrekken van goed personeel voor activiteiten die minder complex zijn. Duurzamere en schonere productieprocessen: Zoals al genoemd in de toelichting op nieuwe businessmodellen worden door de groei van een circulaire benadering van productie steeds vaker reststromen ingezet in productieprocessen. Ook zorgt technologische innovatie ervoor dat het productieproces in veel gevallen veel schoner en met minder overlast kan worden uitgevoerd dan voorheen.
Ook realiseren bedrijven op strategische plekken in transportnetwerken productiecapaciteit om pieken in
7
pamflet ruimte voor smart industry
ruimtevraag
De verdere digitalisering in de maakindustrie en logistiek zorgt naast veranderende productieprocessen, productieketens en businessmodellen ook voor een veranderende vraag naar ruimte. In deze paragraaf wordt uiteengezet op welke manier de vraag naar ruimte voor productie en logistiek verandert. Meer diversiteit in vraag: De vraagkant van bedrijfsvastgoed is altijd divers geweest. Het beperkte aanbod van vastgoed dat aansluit op die diversiteit is een van de redenen waarom de markt van bedrijfsvastgoed zoveel eigenaar-gebruikers kent. Om te voldoen aan de eigen ruimtebehoefte kan je maar beter je eigen gebouw realiseren. In de ontwikkelingen van de afgelopen jaren en trends naar de toekomst zal de vraag nog diverser worden. Daarbij kan grofweg onderscheid gemaakt worden tussen de volgende verschillende typen bedrijvigheid: bedrijven met een accent op logistieke dienstverlening, productiebedrijven met een sterke R&D-component, kleinschalige productiebedrijven voor de lokale markt en creatieve productiebedrijven. Meer vraag naar compactere productiefaciliteiten: Voor veel productiebedrijven geldt dat ze minder ruimte nodig hebben voor productie. Aan de ene kant omdat een deel van de productie elders plaatsvindt en zij slechts de laatste schakel in het productieproces voor hun rekening nemen. Aan de andere kant door meer on demand productie waardoor minder grote voorraden worden aangelegd. En tot slot door modernisering van productieapparatuur en productielijnen. Denk bijvoorbeeld aan de toepassing van robots of 3D-printers. Dit
8
kan er op termijn toe leiden dat het voor bedrijven zelfs voordeliger wordt om productie geheel decentraal te organiseren, op meerdere plekken dicht op de afzetmarkt. En wellicht wordt de productiefaciliteit dan gedeeld met andere bedrijven. Bovendien wordt het met de opkomst van 3D-printers makkelijker om producent te worden. In de markt stappen wordt laagdrempeliger en er zullen meer kleine producenten komen. Dit alles leidt tot meer vraag naar kleinere productiefaciliteiten dan voorheen gebruikelijk was. Meer vraag naar flexibel en generiek vastgoed: Innovatie in productielijnen en logistieke sorteersystemen en toegenomen dynamiek in de prestatie van bedrijven zorgen voor vraag naar flexibel en generiek vastgoed. Vastgoed dat ontworpen is op specifieke machines en productielijnen en sorteersystemen is snel verouderd, omdat het minder kan minder inspelen op aanpassingen. Vastgoed dat meer flexibel en generiek is, betekent soms grotere productiehallen met ruimte voor uitbreiding van productielijnen wanneer gewenst. Ook kan modulaire en remontabele bouw flexibiliteit geven. Zowel aan de vraag- als aanbodzijde van bedrijfsvastgoed is meer behoefte aan flexibel en generiek vastgoed. De vraagzijde heeft behoefte aan ruimte die makkelijk in kan spelen op de dynamiek van het bedrijf. De aanbodzijde waakt voor het realiseren van productiefaciliteiten die snel verouderd zijn en moeilijk nieuwe huurders vinden. In de markt voor bedrijfsvastgoed komen deze vraag en aanbod vooralsnog vaak samen in dezelfde partij. De eigenaar-gebruiker ontwikkelt zelf. Meer vraag naar flexibiliteit in de huurmarkt van bedrijfsvastgoed: In de ruimtevraag voor productie en logistiek is sprake van een groeiende behoefte aan flexibiliteit. Bedrijven die een product ontwikkelen dat succesvol is, willen snel kunnen beschikken over meer ruimte voor productie. Door de kortere levenscyclus
december 2015
ruimtevraag
groot, groter, grootst Op het Prisma Bedrijvenpark in Bleiswijk is in 2010 het AMB Distribution Center gerealiseerd. Het gebouw heeft een omvang van ruim 40.000 vierkante meter b.v.o. Een kleine ontwikkeling vergeleken bij het distributiecentrum van Wehkamp in Zwolle dat in september 2015 is geopend. Dat heeft een oppervlak van 53.000 vierkante meter en is daarmee momenteel het grootste geautomatiseerde e-commerce distributiecentrum ter wereld.
AMB Distribution Center Bleiswijk (foto: Facemepls, via Flickr)
van producten kan het echter zo zijn dat de vraag naar het succesvolle product drie jaar later weer veel kleiner is. De vraag van een dergelijk bedrijf past niet bij een praktijk waarbij productieruimten worden verhuurd met contracten van 20 jaar en waarbij de bouw van een productiefaciliteit pas start bij het afsluiten van een dergelijk lange termijn huurcontract. Meer vraag naar grote kavels voor nationale en Europese distributiecentra: Terwijl de ruimtevraag van veel productiebedrijven kleiner wordt, groeit de ruimtevraag van bedrijven actief in distributie. Bedrijven actief in logistiek over langere afstanden realiseren steeds grotere distributiecentra en de vraag naar grote kavels neemt dan ook toe. Momenteel gaat het bij meer dan een kwart van de vraag naar logistieke kavels over kavels groter dan 5 hectare. Daarbij is ook vraag naar kavels van 8, 10 , 15 en zelfs 20 hectare (Stec, 2015). Door automatisering van logistieke processen is veel productiviteitsvoordeel te halen, maar de investeringen daarin verdienen bedrijven alleen terug met voldoende schaalgrootte. Logistieke activiteiten worden dus geconcentreerd en de distributiecentra worden steeds groter. Het gaat hierbij om bedrijven die actief zijn als logistieke dienstverleners (zoals DHL of Kuehne+Nagel), e-commerce-bedrijven (bijvoorbeeld Wehkamp of Bol. com), maar ook grote bedrijven die hun eigen logistiek organiseren (zoals Action of Nike). Locaties die aantrekkelijk zijn voor deze logistieke bedrijven zijn gelegen aan internationale transportcorridors. Meer vraag naar ruimte voor lokale distributiecentra: Bundeling van goederenstromen vindt ook plaats op een kleiner schaalniveau, in de buurt van de stad. Vanaf daar kan binnen een kort tijdsbestek relatief voorspelbare distributie over de stedelijke regio georganiseerd worden. Op die manier kunnen kleinere en frequentere leveringen worden gerealiseerd, voor bijvoorbeeld de
bevoorrading van winkels en bouwplaatsen of bezorging van online aankopen. Ook kunnen andere vervoersmodaliteiten worden ingezet, zoals elektrische voertuigen, cargobikes en boten. Verdere groei van e-commerce, vereenvoudiging van samenwerking van afnemers door IT-systemen en ook duurzaamheidsambities van steden zullen een impuls geven aan de vraag naar stedelijke distributiecentra. Daar komt bij dat momenteel slechts 10 procent van de logistiek wordt uitbesteed aan logistieke dienstverleners. Dit zal de komende jaren toenemen door de kostenbesparing en service die zij leveren. Smart industry en logistics vragen geavanceerde infrastructuur: Bereikbaarheid van productielocaties en logistieke distributiecentra is ook in de toekomst een van de belangrijkste aspecten van de ruimtevraag. Met de opkomst van verdere integratie van technologie in productie- en logistieke processen groeit daarnaast het belang van een geavanceerde infrastructuur op het gebied van energie en data. Wat betreft dat laatste heeft Nederland goede kaarten in handen aangezien Nederland een hoogwaardige digitale infrastructuur heeft en aantrekkelijk is als vestigingsplaats voor datacenters. Voor smart industry en logistics bedrijven loont het om dicht op knooppunten in de digitale hoofdinfrastructuur te zitten. Ze kunnen daarmee profiteren van de beste internetsnelheden. Met toegenomen automatisering van productieprocessen zal de energiebehoefte van bedrijven toenemen. Zodoende zijn betrouwbare en goedkope bronnen van energie van belang in de locatiekeuze van bedrijven. Gebieden met een slimme duurzame energievoorziening hebben op langere termijn veel potentie. Een voorbeeld is een gebied waar restwarmte van warmteproducerende bedrijven tevens wordt gebruikt door overige bedrijven in het gebied, zoals de Warmterotonde in Zuid-Holland Invloed van ontwikkeling synchromodaal trans-Europees Transportnetwerk: Sinds 2013 wordt gewerkt
9
pamflet ruimte voor smart industry
aan de realisatie van het trans-Europese transportnetwerk TEN-T waarbij wordt ingezet op de realisatie van negen hoofdcorridors die optimaal functioneren. Zo wordt op die corridors synchromodaal vervoer mogelijk gemaakt. Door flexibiliteit in transportmodaliteiten is het mogelijk om op basis van real time data te kiezen voor het moment en de modaliteit die voor het betreffende transport het meest voordelig is. Het totale netwerk moet in 2030 klaar zijn. Het groeiend belang van efficiënte logistiek in internationale productieketens maakt dat locaties aan het trans-Europese Transportnetwerk zeer aantrekkelijk zijn voor bedrijven die in die internationale productieketens actief zijn. Drie van de hoofdcorridors lopen door Nederland. De regio’s die daaraan liggen, hebben een goede uitgangspositie. Dat zijn voornamelijk de regio’s rondom Rotterdam, Amsterdam, Breda, Nijmegen en Venlo. De uitbreiding van de capaciteit van de Rotterdamse haven met de tweede Maasvlakte biedt bovendien kansen voor nieuwe bedrijvigheid langs de transportcorridors in het binnenland. Een groot deel van de containers die momenteel in de haven worden gelost, wordt namelijk in Nederland afgehandeld. De bedrijven voor wie deze locaties interessant zijn, variëren van logistieke dienstverleners tot multinationals die het laatste deel van het productieproces dicht bij de afzetmarkt organiseren. Voorkeur voor stedelijke omgeving: De waardering van een stedelijke omgeving als vestigingsplaats voor bedrijven groeit. Dat komt voor een groot deel door het toenemende belang van hoogopgeleid personeel. In steden is het aandeel hoogopgeleiden over het algemeen
groter en is bovendien de arbeidsmarkt groter. Het loont om dichtbij of in een grotere stad te zitten. Tegelijkertijd groeit het belang van een aantrekkelijke werkomgeving voor het aantrekken van personeel. Een omgeving met stedelijke voorzieningen wordt beter gewaardeerd dan een monofunctionele werklocatie. Productiebedrijven die weinig ruimte vergen en weinig overlastgevend zijn, zitten bij voorkeur in een dynamische stedelijke omgeving. Te denken valt aan creatieve bedrijvigheid of producenten van lifestyle producten. Ook bij bedrijven die meer ruimte vergen, maar die niet zo makkelijk met stedelijke functies als wonen gemengd kunnen worden of die de voorkeur geven aan een campuslocatie groeit de behoefte aan een omgeving met diverse voorzieningen als horeca, sportfaciliteiten of kinderopvang. Verdere innovatie in productieprocessen kan ertoe bijdragen dat bedrijven nog minder ruimte nodig hebben en productieprocessen schoner en stiller worden. Waar productie de afgelopen eeuw steeds verder de stad uit werd gedreven, kan door technologische innovatie productie weer meer verweven raken met de stad. Meer behoefte aan clustering: De fragmentatie van productieketens en specialisatie van bedrijven maken clustering van bedrijven aantrekkelijk. Fysieke nabijheid van toeleveranciers en afnemers kan bijdragen aan goede afstemming en snelle productontwikkeling. Ook het gebruik van reststromen van de een als grondstoffen voor de ander werkt clustering in de hand. Iets wat met een groeiende circulaire benadering van businessmodellen versterkt zal worden. Het toenemend belang van
Tesla opende in september 2015 een tweede fabriek in Tilburg. Vanuit Tilburg worden de auto’s naar de rest van Europa gedistribueerd. (foto: Teslafabriek, Fremont California, Maurizio Pesce, via Flickr)
10
december 2015
ruimtevraag
Urban factory van Wittenstein in Fellbach, Duitsland (foto: Wittenstein)
innovatie in producten en productieprocessen maakt het voor bedrijven ook interessant om in de directe nabijheid te zitten van onderzoeksinstellingen en andere bedrijven met kennis en vaardigheden in dezelfde en vooral ook aanvullende disciplines. Innovatiemilieus kennen een local buzz en global pipelines. Innovatie wordt gerealiseerd door lokale interactie tussen bedrijven en onderzoeksinstellingen en doordat de spelers in het lokale netwerk goede internationale connecties hebben. Het belang van regionale gespecialiseerde clusters groeit voor bedrijven en onderzoeksinstellingen om zich internationaal te profileren. Padafhankelijkheid van clusters: Het lokale ecosysteem van kennis en vaardigheden in een regio is van groot belang voor de inhoudelijke focus en de potentie van een cluster. Van oudsher zijn stedelijke regio’s gespecialiseerd in een bepaald type bedrijvigheid. Een cluster dat daarop voortbouwt is aantrekkelijker voor bedrijven om zich te vestigen dan een cluster dat vanuit het niets wordt opgebouwd. Padafhankelijkheid speelt een grote rol in een lokale economie, al kan het accent wel verschuiven.
urban factory wittenstein Voor 12 miljoen euro werd in het Duitse Fellbach een geluidsarme, emissie-arme productiefaciliteit neergezet, vlak naast de woonwijk Lise-Meitner-Strasse. Volgens Wittenstein hebben urban factories de toekomst, omdat het voor werknemers prettig is vlakbij de fabriek te wonen en voor het milieu beter is als werknemers niet dagelijks uren in de auto naar hun werk hoeven te rijden. In die stedelijke omgeving is weinig ruimte beschikbaar, zijn geluidshinder en vervuiling onwenselijk en moet spaarzaam worden omgegaan met energie en grondstoffen om de belasting van het milieu en de bevolking te minimaliseren. De nieuwe fabriek laat zien wat er met het industriĂŤle internet allemaal mogelijk is om het productieproces intelligenter te maken en daarmee productiever, flexibeler en meer gericht op individuele behoeften van consumenten.
Verschillende vormen van clustering: Of bedrijven in een cluster behoefte hebben aan een vestiging op een gespecialiseerde campus of niet hangt af van het type bedrijvigheid. Creatieve bedrijvigheid gedijt vaak beter in een dynamische stedelijke omgeving. De fysieke cluste-
11
pamflet ruimte voor smart industry
padafhankelijkheid: pivot park, oss
Het Pivot Park in Oss (foto: Pivot Park)
ring van bedrijven vraagt niet meteen een campus of duidelijk afgebakend gebied. Bedrijven zijn eerder verspreid over een bepaald stedelijk gebied gevestigd. PotentiĂŤle samenwerkingspartners weten elkaar wel te vinden. High tech bedrijvigheid, waar vaak gebruik gemaakt wordt van hoogwaardige onderzoeks- en productiefaciliteiten, gedijt daarentegen juist vaak beter op een campus of duidelijk afgebakend gebied. Faciliteiten kunnen gedeeld worden en de compactheid van het gebied faciliteert samenwerking en ontmoeting ook waar die minder snel actief wordt opgezocht. Netwerken van locaties: Binnen een regionaal cluster is ook vaak sprake van een netwerk aan locaties waartussen interactie plaatsvindt. De verschillende locaties hebben hun eigen accent of bieden ruimte aan start-ups of juist aan groter gegroeide bedrijven. Tot slot zijn er ook bedrijven die hun activiteiten op relatief korte afstand opknippen. Ze hebben een vestiging in de grote stad waar met name de dienstverlenende activiteiten van de productieketen plaatsvinden (ontwikkeling en marketing). Daar kunnen ze hoogopgeleid en gekwalificeerd personeel vinden en is de relatie met hun (internationale) handelspartners makkelijker te onderhouden. De productie vindt plaats op een locatie op acceptabele afstand, die juist voor productie optimaal is. De afstand tussen locaties kan daarbij variĂŤren. Soms zijn het locaties binnen een cluster, soms locaties in verschillende regionale clusters.
12
Toen MSD een deel van zijn activiteiten verplaatste van Oss naar het buitenland, werden de gebouwen en aanwezige infrastructuur opengesteld voor start-ups in de life sciences sector. Zo hoeven beginnende bedrijven niet te investeren in kostbare testruimtes. Door de nabijheid van andere start-ups in dezelfde sector kunnen bovendien gemakkelijker samenwerkingsverbanden ontstaan. Ook was er door de historische vestiging van MSD reeds veel life sciences kennis in het gebied aanwezig. Veel mensen die zijn ontslagen bij de reorganisatie hebben vervolgens een eigen bedrijfje opgericht. Bovendien maakt de nabijheid van de Radboud Universiteit Nijmegen, de TU Eindhoven en de Wageningen Universiteit de plek geschikt voor ondernemerschap in de life sciences.
december 2015
huidigproductielandschap
huidig productielandschap
Sinds begin vorige eeuw is productie en logistiek langzaamaan verplaatst naar formele werklocaties aan de randen van wijken en de randen van de stad.
verouderde terreinen met weinig perspectief. De laatste zijn vaak gelegen in gebieden waar niet alleen beperkte vraag is naar bedrijfsruimte, maar waar ook de verdere vastgoedmarkt ontspannen is. De potentie van deze terreinen om getransformeerd te worden tot bijvoorbeeld woongebieden is beperkt.
Rond de 30 procent van de totale werkgelegenheid is momenteel gevestigd op een bedrijventerrein en ruim 60 procent van de werkgelegenheid in industrie en logistiek is gevestigd op een formeel bedrijventerrein met meerdere vestigingen (PBL, 2012). Beperkt zijn er nog productielocaties in het stedelijk weefsel en dan gaat het voornamelijk over kleine bedrijven tot 10 werknemers; bakkers, kleine garages, ateliers van kunstenaars.
De modernisering van het huidige productielandschap, zowel het toekomstbestendig maken van terreinen met potentie als het leefbaar houden en waar mogelijk ‘opruimen’ van terreinen met weinig perspectief, vergt grote investeringen en goede samenwerking. Een passende strategie hiervoor is nog niet gevonden. De aanpak van verouderde bedrijventerreinen die in 2008 met de Taskforce (her)ontwikkeling bedrijventerreinen is ingezet, is inmiddels gestagneerd. Tegelijkertijd is er vraag naar modern bedrijfsvastgoed die moeilijk te accommoderen is op bestaande bedrijventerreinen. Het gaat daarbij met name om vraag naar grote kavels voor state-of-the-art distributiecentra (Stec, 2015).
Momenteel is ongeveer 30 procent van de bedrijventerreinen in Nederland verouderd. Officieel staat hiervan 8 tot 10 procent leeg, maar in werkelijkheid is de leegstand twee keer zo hoog. Deels leegstaande panden worden immers niet meegerekend (Financieel Dagblad, 28 februari 2015). Eind 2014 stond 13,2 miljoen vierkante meter bedrijfspand te koop of te huur in Nederland en over 2014 werd 3,3 miljoen m2 verkocht of verhuurd. Ter vergelijking, in de kantorenmarkt is dat 8,66 miljoen en 805.000 m2. Sommige bedrijventerreinen lenen zich voor revitalisatie tot moderne werklandschappen. Op het terrein is sprake van economische dynamiek met potentie en de locatie van het terrein is gunstig (goed ontsloten en in een gebied dat aangemerkt kan worden als regionale economische hotspot). Andere bedrijventerreinen aan de rand van de stad of wijk kunnen goed dienst blijven doen als vestigingsplaats van lokale servicebedrijven als loodgieters en autogarages. Deze terreinen kunnen soms ook interessant zijn voor logistieke hubs vanwaar last mile logistiek wordt gecoĂśrdineerd. Er zijn echter ook veel
Opvallend is dat er, ondanks de aandacht die er al langere tijd voor bedrijventerreinen is, weinig inzicht is in de markt voor bedrijventerreinen. Gegevens zijn veelal beperkt tot vierkante meters bestaand, uitgegeven en gepland terrein en richten zich vooral op de aanbodzijde. In het Convenant Bedrijventerreinen, de nationale leidraad voor het werken aan bedrijventerreinen van 2010 tot 2020, is op zeer grofmazige wijze de totale behoefte aan uitbreidingsruimte per provincie geraamd. Wel is er onderzoek verricht naar meer kwalitatieve aspecten van de markt, bijvoorbeeld naar wat bedrijven en ontwikkelaars in algemene zin beweegt in de markt voor bedrijventerreinen. Daarnaast is er ook weinig inzicht in het aanbod van en de vraag naar bedrijfsvastgoed buiten bedrijventerreinen.
13
pamflet ruimte voor smart industry
eigenaarschap
In de loop der jaren zijn regionale ecosystemen gegroeid van betrokkenen bij werklocaties. Allereerst gemeenten en de bedrijven gevestigd in een bepaald gebied. Vaak zijn de bedrijven zelf eigenaar van het vastgoed op bedrijventerreinen. Slechts 27 procent van de bedrijven huurt de productiefaciliteit en daarvan huurt slechts 8 procent van een institutionele belegger – en dan gaat het vooral om logistiek bedrijfsvastgoed. In totaal wordt slechts 2 procent van het bedrijfsvastgoed verhuurd door institutionele beleggers (Krabben e.a., 2015). In sommige gevallen kennen werklocaties een organisatie die verantwoordelijk is voor parkmanagement en ontwikkeling van het gebied. Bij bedrijfscampussen is hier bijvoorbeeld sprake van. Vaak zijn op campussen ook kennisinstellingen gevestigd. Op regionaal schaalniveau neemt de provincie een rol op zich als coördinator van regionale ruimtelijke-economische ontwikkeling en hoeder van goede ruimtelijke ordening. In veel provincies zijn daarnaast regionale ontwikkelingsmaatschappijen (ROM) actief. Momenteel zijn er vijf ROM’s. In allen is het Rijk via het ministerie van Economische Zaken grootaandeelhouder, naast de provincies. De ROM’s zetten in op het verbinden van bedrijven en (buitenlandse) investeerders, samenwerkingen tussen bedrijven en instellingen om innovatie te bevorderen, participeren zelf als investeerder in bedrijven en zijn in de meeste gevallen ook actief in de revitalisatie en ontwikkeling van bedrijventerreinen. Ze functioneren zodanig soms als uitvoeringsorganisatie van de provincie. Daarnaast hebben verschillende stadsregio’s een economic board – of vergelijkbare samenwerking – waarin
14
lokale overheid samenwerkt met het bedrijfsleven en lokale kennisinstellingen. Formeel zijn de stadsregio’s (de WGR+-regio’s) als overheidslaag opgeheven, maar de oude samenwerkingsverbanden zijn vaak gecontinueerd of vervangen door een metropoolregio-organisatie. Op dit schaalniveau zijn in het verleden visies opgesteld voor regionale programmering van kantoren en bedrijventerreinen. Op nationaal niveau spelen de ministeries van Economische Zaken en Infrastructuur en Milieu een hoofdrol. Tot slot heeft werkgeversorganisatie VNO-NCW naast een landelijke organisatie vijf regionale afdelingen, net als MKB-Nederland.
Triple helix Er is veel geloof in de slagkracht van triple helix-samenwerking om regionale economische kansen te benutten. Overheid, bedrijfsleven en kennisinstellingen die gezamenlijk de koers definiëren en investeren in economische ontwikkeling. Op regionale schaal zijn economic boards hierbij instrumenteel aangezien deze partijen hier veelal in vertegenwoordigd zijn. In triple helix-samenwerking wordt veel belang gehecht aan lokale captains of industry. Grote bedrijven met een sterke binding aan de regio die vanuit hun eigen belang goed in het vizier hebben wat voor het versterken van de concurrentiepositie belangrijk is en daar ook mede in willen investeren. De belangen van deze bedrijven overlappen veelal ook met die van andere bedrijven in de regio. Tevens kunnen captains of industry ook bereid zijn te investeren in zaken die slechts indirect bijdragen aan hun belangen.
december 2015
eigenaarschap
healthy ageing business coöperatief u.a., groningen
beleggers als de ondernemers moeten nadrukkelijker een rol krijgen bij de (her-) ontwikkeling en het beheer van bedrijventerreinen.
∂ Kennisintensieve Lifesciences mkb-bedrijven in NoordNederland vormen sinds vorig jaar een coöperatie. Deze is vanuit de Healthy Ageing Campus in Groningen ontstaan, maar omspant inmiddels 20 partijen in de regio en nog eens 65 partijen zijn aan de coöperatie gelieerd. Het versnipperde mkb is vaak een lastige gesprekspartner, omdat zij maar beperkt georganiseerd is. Door de coöperatie is het makkelijker om samen te werken met de overheid en kennisinstellingen in triple helix-verband.
In 2010 is een Roadmap naar verzakelijking van de bedrijventerreinmarkt opgesteld door het ministerie van Infrastructuur en Milieu en een pilot gestart met de verzakelijking. Evaluatie van de pilots laten zien dat de verzakelijking een proces is van lange adem. Na drie jaar zijn er weinig concrete resultaten, mede beïnvloed door het economisch tij. Tegelijkertijd komt publiek-private samenwerking in met name beheer steeds meer van de grond en wordt regionale afstemming steeds succesvoller in praktijk gebracht. Volgens beleggers is dat een belangrijke voorwaarde voor verzakelijking. Pas als er evenwicht is tussen vraag en aanbod, worden bedrijventerreinen een interessanter product en pas dan zullen marktpartijen echt toetreden tot deze markt.
Een ontwikkeling die de potentie van dergelijke samenwerking kan ondermijnen is dat steeds meer bedrijven in handen komen van buitenlandse eigenaren, die wellicht minder betrokken zijn bij de lokale gemeenschap en lokale economische ontwikkeling. Daarnaast groeit het aantal kleine bedrijven tot 50 werknemers sterk, terwijl het aantal midden- en grote bedrijven afneemt (CBS, 2015). Samenwerking met het mkb is in de ontwikkeling van triple helix-samenwerkingen een aandachtspunt. Temeer omdat mkb-bedrijven veel innovatiekracht worden toegedicht – dit gaat overigens alleen op voor de snelgroeiende mkb-bedrijven (WRR, 2013). Een andere ontwikkeling is dat gekeken moet worden naar een bredere lokale coalitie dan triple helix-samenwerkingen. Als het gaat om sociale innovatie worden als andere partners maatschappelijke organisaties, burgers en de creatieve sector vaak genoemd. In de meer economische benadering worden ook startende ondernemers en investeerders nodig geacht als partners om innovatieve ecosystemen te realiseren.
Verzakelijking
Voor de toekomst wordt blijvend waarde gehecht aan verzakelijking van de bedrijventerreinenmarkt. Wel worden vraagtekens gezet bij de interpretatie van wat verzakelijking nu inhoudt en wordt weinig geloof gehecht aan een one-size-fits-all benadering. Het verzakelijkingsdenken en daaraan gelieerd beleid zou opnieuw gepositioneerd en bestemd moeten worden waarbij het denken in strikt publieke en private sferen los wordt gelaten. Tegelijkertijd dient de route bottom-up te worden bepaald en kan in geleidelijke stappen een bijdrage worden geleverd aan het bereiken van de ultieme eindbestemming: het oplossen van de problematiek van bedrijventerreinen (Krabben e.a., 2015).
beleggersperspectief ∂ “Een marktconforme bediening van de industriële vastgoedmarkt vraagt om nieuwe regionaal georiënteerde samenwerkingsverbanden tussen de overheid en de private sector die zich toeleggen op de (her)ontwikkelopgave van bedrijfsvastgoed.” (citaat uit “Beleggers en bedrijventerreinen. Statement van beleggers bijeenkomst Van Nelle Fabriek 1 juli 2008”, Den Haag, 3 maart 2009.)
Sinds 2008 is met de Taskforce Herstructurering Bedrijventerreinen (THB, ook we ‘de commissie Noordanus’) expliciete aandacht gekomen voor problematiek rondom bedrijventerreinen. Het geleidelijk gegroeide overaanbod leidde tot verouderde bedrijventerreinen en verrommeling van het landschap. Een belangrijke aanbeveling van de THB was dat er verzakelijking nodig was in de benadering van bedrijventerreinen – naast aanbeveling van een meer collectieve aanpak en regionale afstemming in de (her)ontwikkeling van bedrijventerreinen. Zowel private vastgoedpartijen als ontwikkelaars en
15
pamflet ruimte voor smart industry
ruimtelijke agenda
Zoals gezegd wordt een snelle transitie naar smart industry en logistics gezien als een grote kans voor de Nederlandse economie om concurrerend te blijven en nog concurrerender te worden. Hierboven zijn de veranderingen in de ruimtevraag voor productie en logistiek benoemd en is ingegaan op het huidige productielandschap en het eigenaarschap bij het werken aan een modern productielandschap. Op basis van verschillende gesprekken en literatuur liggen voor de modernisering van het huidige productielandschap de volgende opgaven voor: Versterk samenwerking overheid, markt en andere belanghebbenden: Slagvaardig ruimtelijk-economisch beleid voor de modernisering van het productielandschap kan niet zonder goede samenwerking tussen overheid en markt en waar relevant ook met andere belanghebbenden als kennisinstellingen. Dit geldt voor elk schaalniveau: werkgebied, gemeente, regio, provincie en Rijk. Aandacht moet daarbij uitgaan naar het betrekken van partijen die soms nog weinig betrokken zijn, zoals het mkb en buitenlandse bedrijven. Op het schaalniveau van het werkgebied kan het belang van samenwerking met eindgebruikers (zittende en potentiele) en daarmee het belang van het ontwikkelen van actor-netwerk-relaties niet overschat worden.
16
De samenwerking met diverse actoren kan een belangrijke bijdrage leveren aan het adaptief vermogen van een regio. Triple helix-samenwerking (overheid, bedrijfsleven en onderwijsinstellingen) wordt daarbij geroemd. Deze vorm van samenwerking vraagt een procesmatig andere manier van het ruimtelijk ordenen en inrichten van het productielandschap. Denk vraaggestuurd: Bij het denken over bedrijventerreinen en kantoren wordt veelal uitgegaan van het huidige aanbod en ligt de focus vooral op het aantal vierkante meters en hectares dat beschikbaar is of dat gevraagd wordt. De huidige ontwikkelingen in de economie maken duidelijk dat er veel meer sprake is van segmentering in de vraag naar bedrijfsvastgoed. Voor de modernisering van het productielandschap is meer aandacht voor de verscheidenheid in de vraag nodig. Om vervolgens te kijken op welke manier de vraag het best geaccommodeerd kan worden in het huidige landschap en wat daarvoor nodig is. Krijg de lokale, regionale, economische dynamiek in beeld: Om te werken aan het toekomstbestendig maken van het productielandschap is de opgave allereerst om op lokaal schaalniveau goed in beeld te krijgen wat de huidige dynamiek in het productielandschap is. Met lokaal wordt hier regionaal bedoeld, economische dynamiek trekt zich weinig aan van gemeentegrenzen. Wat is het profiel en de potentie van de economische dynamiek in de regio? Hoe verhoudt de regio zich tot andere regio’s? Hoe functioneren bestaande werklocaties en welke potentie hebben ze voor welke segmenten op de langere termijn? Welke vraag naar vastgoed voor productie en logistiek is er in welk segment? Welke verbeteringen zijn waar gewenst? Voor het verkrijgen van een goed beeld is lokale samenwerking nodig tussen gemeenten onderling, tussen gemeenten en bedrijfsleven en kennisinstellingen en tussen gemeenten en provincie. In grensgebieden kan
december 2015
de regio aan de andere kant van de grens niet buiten beschouwing blijven. Regionale strategie - maak keuzes; segmenteer en prioriteer: Er is nog steeds sprake van een markt van bedrijfsvastgoed die niet in evenwicht is. Van schaarste is weinig sprake. Bij het ontbreken van schaarste is het van belang om te excelleren in kwaliteit. Door de regionale economische dynamiek te spiegelen aan het aanbod van werklocaties kan inzichtelijk gemaakt worden welke locaties potentie hebben voor een bepaald segment en/ of type vraag en welke minder. Op basis daarvan kunnen keuzes worden gemaakt om bij bepaalde gebieden actief in te zetten op modernisering en profilering. Tegelijkertijd kan daarbij ook prioriteit gegeven worden aan het transformeren van minder kansrijke locaties. Ontwikkel innovatiemilieus: Verschillende locaties in Nederland zijn aan te merken als innovatiemilieu. Het zijn gebieden met een bijzondere economische dynamiek, waar werkgelegenheid en productiviteit groeien. De gebieden kenmerken zich door specialisatie en clustering van bedrijven en de aanwezigheid of directe nabijheid van een kennisinstelling. In het streven naar het vergroten van de concurrentiekracht van Nederland is het van belang dat innovatiemilieus zich verder kunnen ontwikkelen. Veel innovatiemilieus die momenteel in diverse onderzoeken worden aangemerkt als innovatiemilieus van nationaal belang hebben een sterke component in maakindustrie en logistiek. In algemene zin zijn maatregelen om de ontwikkeling van innovatiemilieus te versterken: het blijven investeren in de kwaliteit van locaties en satellietlocaties van het innovatiemilieu, het verbeteren van de first/last mile bereikbaarheid van de locaties en onderlinge verbindingen tussen een locatie en haar satellietlocaties en goede ontsluiting, het versterken van interactie in de werkmilieus en functiemenging op de vervoersknooppunten, inzet op energietransitie en geavanceerde data-infrastructuur op de werkgebieden en een goed leef- en woonklimaat in de omgeving. Verdere maatregelen daarnaast zijn het gezamenlijke (inter) nationaal profileren van de innovatiemilieus en inzetten op het aantrekken internationaal talent en investeren in R&D die relevant is voor de innovatiemilieus. Kernelementen van succesvolle innovatiemilieus zijn local buzz en global pipelines, entrepreneurial dynamism, urbanity, branding en governance (Buck, 2015; PBL en RUIMTEVOLK, 2015). Stem af tussen clusters/innovatiemilieus: Op verschillende plekken in het land is sprake van clustering van bedrijven met een specifieke specialisatie, in sommige gevallen kunnen deze aangemerkt worden als innovatiemilieu. In het internationale speelveld met hevige concurrentie is het van belang dat in Nederland – met
ruimtelijke agenda
lokale economie in beeld, metropoolregio rotterdam den haag In de Metropoolregio Rotterdam Den Haag zijn ze in het kader van de Roadmap Next Economy (een traject onder leiding van de bekende econoom Jeremy Rifkin) begonnen met het eigen economische DNA in beeld te brengen. Per cluster wordt de lokale en internationale bedrijvigheid in de regio in kaart gebracht. Daarvoor worden diverse databronnen van zowel de overheid als particuliere organisaties gebruikt en wordt gesproken met verschillende belanghebbenden in het veld. In deze exercitie is expliciet aandacht voor innovatieve bedrijven, wereldmarktleiders en vestigingen van hoofdkantoren en voor kennisinstituten, scholen en universiteiten en bedrijven die aan R&D doen. Marije ten Kate en Hans Scheepmaker van de gemeente Rotterdam: “Met de kaarten krijg je een gevoel van hoe de lokale economie in elkaar zit. Welke clusters vooral lokaal zijn, en welke juist internationaal. Je kan vervolgens goed zien waar er dynamiek is en waar er zaken ontbreken. Met deze kennis kan je vervolgens het gesprek aangaan met andere belanghebbenden. Inzichtelijk krijgen hoe de uitwisseling plaatsvindt, waar de interactie is, waar de innovatie is en waar aan gewerkt kan worden. Tegelijkertijd merken we ook dat internationale bedrijven als Unilever heel geïnteresseerd zijn in dit overzicht van lokale bedrijvigheid. Dit faciliteert dus ook kruisbestuiving.”
oog voor de economische dynamiek over de grens en kansen voor internationale clustervorming – afstemming plaatsvindt tussen de verschillende clusters en innovatiemilieus. Beter dan een versnippering van onderzoek, productontwikkeling en productie binnen een bepaalde specialisatie over verschillende locaties, is het inzetten op complementariteit en het zoveel als mogelijk benutten van clustervoordelen.
17
pamflet ruimte voor smart industry
bedrijventerreinen in beeld, provincie gelderland De provincie Gelderland heeft een analyse gemaakt van alle kansrijke bedrijventerreinen in de provincie. Daarbij is gekeken naar de regionale economische dynamiek, het huidige functioneren van de werklocaties en hun potentie voor de toekomst. Samen met de gemeenten kijkt ze vervolgens waar zij behoefte aan hebben. Gemeenten registreren bovendien permanent hun voorraad en uitgifte van de terreinen. Via een online applicatie kunnen potentiële huurders kijken waar in Gelderland een geschikte locatie beschikbaar is voor het bedrijf.
Bedrijventerrein Munnikenland aan de Afgedamde Maas bij Poederoijen, gemeente Zaltbommel, Gelderland. (Door: Vincent van Zeijst, via Flickr)
Aandacht voor topgebieden: Voor investeringen in kansrijke bedrijvigheid waarmee Nederland internationaal competitief kan zijn en de internationale profilering op deze bedrijvigheid is het nodig om keuzes te maken. Voorheen werd dit gedaan op basis van topsectoren, daarbovenop moet gekozen worden voor topgebieden. In deze gebieden is de innovatiekracht tastbaar, waardoor de gebieden een belangrijk instrument zijn in de internationale profilering. Benut kansen ontwikkeling internationaal transportnetwerk: De ontwikkeling van het trans-Europese transportnetwerk TEN-T versterkt de positie van diverse Nederlandse regio’s in het internationale logistieke netwerk. Drie van de hoofdcorridors van TEN-T lopen door Nederland. De regio’s die daaraan liggen hebben een goede uitgangspositie. Dat zijn voornamelijk de regio’s rondom Rotterdam, Amsterdam, Breda, Nijmegen en Venlo. De uitbreiding van de capaciteit van de Rotterdamse haven met de tweede Maasvlakte biedt bovendien kansen voor nieuwe bedrijvigheid langs de transportcorridors in het binnenland. Nieuwe locaties? Benoem en bespreek dilemma’s: Waar het huidige productielandschap niet aansluit bij de vraag, of te forse investeringen nodig zijn om die aansluiting te vinden, ligt het dilemma voor of de overheid ruimte moet bieden aan de ontwikkeling van nieuwe productielocaties terwijl in de nabijheid bedrijfsvastgoed beschikbaar is. Bij de ontwikkeling van nieuwe productielocaties kan het gaan over een nieuw bedrijventerrein, of forse uitbreiding van bestaande terreinen. Het niet meebewegen met de marktvraag kan ertoe leiden dat kansen voor de lokale economie onbenut blijven. Bedrijven kunnen hun geluk elders zoeken. Tegelijkertijd kan wel meebewegen ertoe leiden dat (andere) bestaande
18
locaties door leegstand (verder) verloederen, waardoor het terrein minder aantrekkelijk wordt voor nieuwe en reeds gevestigde bedrijven. Uiteindelijk kan zo’n terrein zelfs in een neerwaartse spiraal terechtkomen. Maar het wel meebewegen kan ook een belangrijke bijdrage leveren aan een regionaal cluster van bedrijven en clustervoordelen die van regionale en zelfs internationale betekenis zijn. De ladder duurzame verstedelijking (SER-ladder) biedt in potentie een gedegen basis om regionaal afspraken te maken over programmering en herstructurering van bedrijventerreinen. Goed inzicht in regionale vraag – in specifieke vraagprofielen en verschillende typen bedrijvigheid – en aanbod ontbreekt echter waardoor van doordachte toepassing van de SER-ladder vooralsnog weinig sprake is. Benut ruimte in wijken en binnensteden voor productie en logistiek: Niet alleen bedrijventerreinen kunnen productie en logistiek huisvesten. Ook panden en plekken elders in de stad kunnen kansen bieden. In binnensteden of op andere plekken kunnen leegstaande kantoren benut worden voor kleinschalige en creatieve productie. Een oud postkantoor kan een logistieke hub voor internetwinkelen worden. De nieuwe bedrijvigheid kan een impuls geven aan een gebied. Soms is er concrete vraag naar ruimte en staan bestemmingsplannen of het beleid van pandeigenaren het benutten van ruimte in de weg. In realiteit valt het vooralsnog echter vaak nog wel mee met de vraag naar ruimte voor productie en logistiek of is de vraag er met name in het goedkope segment. Ook is ondanks eerder stimulerend overheidsbeleid voor het behouden van economische dynamiek in stedelijke wijken de afgelopen jaren in die wijken sprake geweest van meer vertrek dan vestiging van bedrijven. Iets wat volgens onderzoekers mede verklaard kan worden uit de
december 2015
ruimtelijke agenda
industriepark kleefse waard, arnhem Industriepark Kleefse Waard geeft op een bijzondere manier vorm aan de transformatie van oude industrie naar nieuwe technologische ontwikkeling. Daarbij wordt industrieel vastgoed getransformeerd naar bedrijfsruimte vanuit de vraag van de klanten, dus vraaggestuurd en vanuit de lokale behoefte. Met de transformatie wordt ook de overgang naar een nieuwe, duurzamere economie ingezet. De energie wordt ter plekke opgewekt in de vorm van zonne-energie & biomassavergisting en de bedrijven op het park zijn allemaal met clean technology bezig. Bij de transformatie van het industriĂŤle erfgoed werd bovendien geprobeerd het energielabel zo veel mogelijk te verbeteren. In 2015 was het park de winnaar van de Gouden Piramide, Rijksprijs voor goed opdrachtgeverschap.
Industriepark Kleefse Waard, Arnhem (foto: IPKW)
transformatie van binnenstedelijke bedrijventerreinen tot woongebieden (PBL, 2010). Zorg voor toekomstruimte voor productie en logistiek in stedelijk gebied: Onzeker is hoe de vraag naar ruimte voor productie en logistiek zich verder ontwikkelt. De trends wijzen op meer vraag naar stedelijke productielocaties en meer vraag naar ruimte voor logistiek, zowel in de vorm van grote nationale en Europese distributiecentra als lokale logistieke hubs aan de randen van en in de stad. Het lijkt wijs om in de ontwikkeling van gebieden rekening te houden met een mogelijke toekomstige vraag naar dergelijke ruimte. Dat betekent onder andere dat in gebieden waar de vastgoedmarkt niet ontspannen is en veel vraag naar woningen bestaat, bijvoorbeeld in enkele grote steden in ons land, gewaakt moet worden voor realisatie van monofunctioneel vastgoed en monofunctionele gebieden. Zo is er een tendens om oude bedrijventerreinen te transformeren naar woongebieden. Daarbij wordt vaak weinig ruimte gelaten voor bedrijvigheid in de vorm van productie en logistiek. Ook kan voor de toekomst ruimte gereserveerd worden door flexibiliteit te realiseren. Bijvoorbeeld in de vorm van vastgoed dat voor meerdere doeleinden te gebruiken is, maar ook door bepaalde locaties een meer tijdelijke invulling te geven.
Planologische mogelijkheden en beperkingen: De groeiende voorkeur voor een stedelijke omgeving als vestigingsplaats voor bedrijven maakt dat in de ontwikkeling van aantrekkelijke werkmilieus gestreefd wordt naar functiemenging. Soms gaat het om functiemenging in beperkte mate; een gebied dat overduidelijk een werkfunctie heeft maar met enkele stedelijke voorzieningen als horeca, kinderopvang en sportscholen. Om bij te dragen aan meer levendigheid in het gebied en goede voorzieningen voor buitenlandse zakenpartners zijn ook wel woningen en hotels gewenst in een gebied. Bij herontwikkeling van (delen) van bedrijventerreinen is daarnaast vaak sprake van verdichting en uitbreiding het aantal vierkante meters kantoor of bedrijfspand. Ook bestaande stedelijke gebieden als binnensteden of woonwijken kunnen aantrekkelijk zijn als vestigingsplek voor productiebedrijven en bedrijven actief in stedelijke distributie. Al deze ontwikkelingen stuiten regelmatig op planologische beperkingen. Planjuridisch zijn er veel mogelijkheden geschept om flexibel om te gaan met functiemenging. Zo kunnen lokale overheden globale bestemmingsplannen opstellen voor een gebied en zijn er diverse ontheffingsmogelijkheden. Echter, in praktijk
19
pamflet ruimte voor smart industry
is er vaak weerstand tegen globaal bestemmen en het ruimte geven aan bepaalde functies in een gebied; weerstand vanuit de samenleving, maar ook van provinciale overheden. Ruimte geven aan winkelruimte en horeca buiten de binnenstad ligt gevoelig, omdat binnensteden vaak met leegstand te kampen hebben door de transitie die door e-commerce plaatsvindt in de detailhandel. Meer vierkante meters kantoren en bedrijfspanden of nieuwe woningen stuit op verzet als er sprake is van een ontspannen vastgoedmarkt. Dit geldt met name voor kantoor- en bedrijfsruimte. Tot slot kan het planjuridisch mogelijk maken van bedrijfsbestemmingen in binnensteden of woongebieden stuiten op weerstand wegens de grofmazige systematiek van milieuzonering en bedrijfscategorieën die bij bestemmingsplannen gehanteerd wordt. Flexibel omgaan met milieuruimte kan hierbij een oplossingsrichting zijn. Lokale strategieën voor modernisering en (her) ontwikkeling gebieden: Een one-size-fits-all oplossing is er niet in de modernisering en (her)ontwikkeling van bedrijventerreinen. Een bottom-up benadering is ook op het gebied van werklocaties een beloftevolle strategie. Op basis van de regionale behoefte en lokale dynamiek en belangen kan invulling gegeven worden aan de (her) ontwikkeling van een gebied. Verzakelijking blijft daarbij een belangrijke benaderingswijze, waarbij dit in ieder geval betekent dat een gebied op meer zakelijke wijze, met meer inzicht in de werking van de markt, benaderd wordt. Bij verzakelijking zijn er ook meerdere smaken en is geen sprake van slechts één recept; de verhouding markt en overheid kan variëren. Ook zijn er diverse instrumenten die een rol kunnen spelen in een lokale strategie en samenwerking. Zo zijn er alleen al verschillende smaken van parkmanagement en zijn er ook diverse manieren denkbaar om herontwikkeling te financieren; van financiële verevening tot gebiedsfonds tot sale-andlease-back-constructies. Investeer regionaal: Slagvaardigheid van een regionale strategie voor modernisering van het productielandschap wordt sterk vergroot als ook investeringsmiddelen op het regionale niveau worden gebundeld. Dit gebeurt in praktijk al veelvuldig in regionale investeringsfondsen en via regionale ontwikkelingsmaatschappijen, maar kan tegelijkertijd versterkt worden. Tevens kan een directe investering van een gemeente in een werklocatie in een aangrenzende gemeente ook bijdragen aan de eigen economische ontwikkeling. Dergelijke directe investeringen over de gemeentegrens vragen een verandering van mind-set. Nationaal programma modernisering productielandschap: De snelle veranderingen in economische dynamiek, de veranderende ruimtevraag en de blijvende
20
opgave van het aanpakken van verouderde bedrijventerreinen, doen in het veld de roep om een opvolger van de Taskforce (her)ontwikkelingen bedrijventerreinen groeien. Een nationaal programma dat, doordrongen van de opgaven om het productielandschap te moderniseren, actief is in het delen en ontwikkelen van best practices, investeert in sleutelprojecten van nationaal belang en ook een bijdrage levert aan het ‘opruimen’ van werkgebieden zonder perspectief. Een nationaal programma dat kan bijdragen aan internationale verbindingen met andere industriële regio’s, dat de opgave ook in de Europese arena kan agenderen en dat kan helpen Europese middelen voor de modernisering van het productielandschap beschikbaar te maken.
december 2015
ruimtelijke agenda
Gebruikte bronnen: Buck Consultants International (2015), Ruimtelijk-economische ontwikkelingsstrategie (REOS): naar een concreet handelingsperspectief, Nijmegen. PBL (2008), Werkgelegenheidsgroei op bedrijventerreinen, Den Haag. PBL (2010), Bedrijvigheid en leefbaarheid in stedelijke woonwijken, Den Haag. PBL (2012), Bedrijven en terreinen: de voorspelling van het werkgelegenheidsaandeel op bedrijventerreinen, Den Haag. PBL en RUIMTEVOLK (2015), Kernelementen van succesvolle innovatiemilieus, www.innovatiemilieus.nl. Financieel Dagblad (2015), ‘Laat bedrijven zelf pionieren op hun terrein’, 28 februari 2015 (geraadpleegd 14-12-2015). Stec (2015), Logistiek in beeld. Krabben, E., e.a. (2015), De markt voor bedrijventerreinen, 2015, Platform31: Den Haag. CBS (2015), CBS: Steeds meer ondernemers in Nederland, persbericht: 15 april 2015. WRR (2013), Naar een lerende economie, Amsterdam.
Dit concept-pamflet is opgesteld in het kader van het Jaar van de Ruimte en naar aanleiding van gesprekken met diverse bij het onderwerp betrokken professionals. Van ruimtelijk adviseur tot logistiek expert, onderzoeker, filosoof, belegger in een werklocatie, Rijks-, provincie-, gemeenteambtenaar en bestuurder. Redactie: RUIMTEVOLK, Judith Lekkerkerker en Andrea Wagemans. December 2015
21
pamflet ruimte voor smart industry