RUIMTEVOLK Jaarboek 2012: Nieuw eigenaarschap in de ruimtelijke ordening

Page 1

# grootheidswaanzin

RUIMTEVOLK JAARBOEK 2012

# luchtkastelen

woningmarkt

Nieuw eigenaarschap in de ruimtelijke ordening

# experiment

# de vrijdenker # stedelijke vernieuwing en transformatie

# gras zaaien

# WikiCity # krimp # projectencarrousel

# ZZH’ers # de ontwerper

# nieuwe rollen # sturing

# de overheid

# stapelbare kweekruimtes



RUIMTEVOLK JAARBOEK 2012 - Nieuw eigenaarschap in de ruimtelijke ordening


COLOFON Samenstelling Judith Lekkerkerker Sjors de Vries Tekstredactie Christine van Eerd Elly van der Klauw Hanneke Luitwieler Simone Pekelsma Grafisch ontwerp Accu grafisch ontwerpers, Linda Swaap Karina Dimitriu grafisch ontwerp Foto-essays Pim Geerts: pagina 61-68 Masha Bakker-Matijevic: pagina 125-132 Ivo de Bruijn: pagina 173-180

COPYRIGHT Fotografie Ivo de Bruijn: pagina 10, 37 en 88 Judith Lekkerkerker: pagina 31 en 121 Masha Bakker-Matijevic: pagina 69 Sjors de Vries: pagina 13, 14, 16, 18, 20, 93, 96, 117 en 149 Tess Broekmans: pagina 74 Druk Lecturis, Eindhoven Oplage 3500 exemplaren

Postbus 196 6800 AD Arnhem info@ruimtevolk.nl www.ruimtevolk.nl ISBN 978-90-819612-0-2 November 2012

Het auteursrecht van artikelen in deze publicatie berust bij RUIMTEVOLK ­ en de auteurs. Hierbij geldt het Creative Commons-principe: naamsvermelding, niet commercieel en gelijk delen. Het (her)gebruiken van artikelen, teksten en foto’s uit deze publicatie is toegestaan onder de volgende voorwaarden. De tekst mag niet zonder toestemming worden gewijzigd of ingekort. Citeren of kopiëren van delen van de tekst is toegestaan, maar alleen als duidelijk wordt gemaakt dat het om een citaat uit een groter geheel gaat en onder naam- en bronvermelding. De tekst mag gepubliceerd worden onder voorwaarde van duidelijke vermelding van de volledige naam van de auteur en bron (RUIMTEVOLK jaarboek 2012). De tekst mag niet commercieel worden gebruikt, aan derden worden doorverkocht of in licentie worden gegeven zonder toestemming van RUIMTEVOLK en de auteur. Publicaties die alleen door betaling toegankelijk zijn (abonnementen op tijdschriften, betaalde toegang op websites, etc.) worden in principe beschouwd als commercieel en behoeven dus altijd toestemming vooraf. Het auteursrecht van de afbeeldingen in dit jaarboek berust bij de personen die in deze uitgave vermeld zijn. Deze rechten zijn niet vrijgegeven onder voorwaarden zoals voor de teksten geldt. Toestemming voor gebruik moet steeds gevraagd worden aan de rechthebbende of aan de RUIMTEVOLK-redactie.


RUIMTEVOLK JAARBOEK 2012 Nieuw eigenaarschap in de ruimtelijke ordening


DE EIGENAREN De overheid: 21, 25, 28, 32, 35, 37, 43, 45, 48, 51, 58, 69, 74, 77, 81, 84, 89, 93, 98, 101, 107, 114, 117, 121, 133, 136, 139, 142, 146, 149, 157, 160, 164, 167, 169 De markt: 21, 25, 28, 32, 35, 37, 45, 51, 58, 69, 74, 77, 81, 89, 93, 98, 104, 107, 114, 133, 136, 139, 146, 149, 154, 157, 164 De burger: 25, 28, 37, 43, 48, 69, 81, 84, 89, 93, 98, 101, 104, 111, 114, 121, 133, 136, 139, 142, 149 , 164, 169 De ontwerper: 37, 51, 74, 77, 84, 89, 93, 98, 104, 146, 149, 164 De politicus: 43, 48, 69, 74, 84, 107, 146, 149 De vrijdenker: 21, 25, 69, 74, 93, 101, 104, 107, 114, 117, 139, 142, 154, 157, 167 THEMA'S Nieuwe rollen: 37, 58, 69, 77, 81, 93, 101, 114, 117, 136, 149, 154 De wijk: 28, 35, 37, 43, 48, 69, 84, 98, 136, 139, 142, 149 De stad(sregio): 32, 37, 48, 101, 109, 111, 114, 149, 164, 167, 169 Het dorp/platteland: 101, 109, 111, 121, 146, 169 Gebiedsontwikkeling: 21, 32, 37, 45, 51, 58, 77, 81, 98, 104, 149, 154, 157 Stedelijke vernieuwing en transformatie: 32, 37, 43, 51, 81, 89, 98, 136, 139, 142, 149, 154 Woningmarkt: 45, 51, 84, 89, 98, 104, 107, 109, 111, 133, 149, 154 Krimp: 45, 111, 117, 121, 154, 169 Economie en crisis: 28, 45, 48, 58, 77, 81, 107, 117, 160, 167 Energie en duurzaamheid: 28, 35, 98, 146, 157, 164, 167 Landbouw en landschap: 28, 146, 157, 160, 167 Stedelijkheid: 28, 51, 81, 101, 109, 136, 164 Sociaal-economische thema's: 25, 37, 43, 48, 69, 136, 139, 142, 164, 167 Sturing: 21, 37, 77, 84, 89, 93, 114, 149, 164, 167, 169

4


INHOUD

7 OVER RUIMTEVOLK

69

9 NIEUW EIGENAARSCHAP Judith Lekkerkerker en Sjors de Vries 13 RUIMTEVOLK IN BEELD

‘DE REVOLUTIE VAN BURGERKRACHT GAAT OVER INSTITUTIES’ Interview met Jos van der Lans Door Judith Lekkerkerker

74 MEEKAKELEN OVER WIPKIPPEN Anouk Eigenraam

21 OP ZOEK NAAR DE NIEUWE RUIMTELIJKE ORDENING Jeroen Niemans

77 VAN GROOTHEIDSWAANZIN NAAR HOTELMANAGEMENT Interview met Rudy Stroink Door Maaike Schravesande en Erik Groenenboom

25 DE BELOFTE VAN DE GEORGANISEERDE VRIJHEID Freek Liebrand

81 CROWDFUNDING BIEDT KANSEN VOOR DE STAD Tim van der Laar

28 TUSSENTIJD BIEDT RUIMTE VOOR INNOVATIE Iris Schutten

84 BEWONERSWELSTAND: DRAAGVLAK DOOR WELBEGREPEN EIGENBELANG Flip ten Cate

32 SLOW URBANISM ALS ANTWOORD OP DE CRISIS Jurgen Hoogendoorn en Herman Swen

89 WERKEN AAN EEN ECHTE ZELFBOUWCULTUUR Maaike Schravesande

35 AFSCHEID VAN GEBIEDSONTWIKKELING Dries Drogendijk

93

37 LEREN VAN HOT CITIES BERLIJN, KOPENHAGEN EN LONDEN Mailwisseling van Joost Beunderman, Johannes Schotanus en Vincent Kompier Door Judith Lekkerkerker

VAN EXPERIMENTELE SPEELTUIN NAAR EIGENTIJDS PLATFORM Rondetafelgesprek met (oud-)redacteuren van RUIMTEVOLK Door Simone Pekelsma

98 BOUWEN AAN EEN WIJK MET EEN ZIEL Bram Klouwen en Roeland Kreeft

43 VAN EMPOWERMENT NAAR PLICHT Freek Liebrand en Sophie Pauwels

01 IS WIKI HET ANTWOORD? 1 Judith Lekkerkerker

45 DE NIEUWE SCHAARSTE Erik Timmer 48 DE GROTE UITSORTERING Errik Buursink

04 HET FAILLIET VAN DE WOONCONSUMENT 1 Vincent Kompier 07 WONINGMARKT ZOEKT VRIJDENKERS 1 Pieter Buisman

51 HET KANTOOR IS DOOD. LANG LEVE DE STAD! Reimar von Meding

09 STEDEN WAAR BIJNA NIEMAND 1 WIL WONEN Venhoop

58 VAN GRONDEXPLOITANT NAAR BONDGENOOT Geert Kooistra en Petra Maas

11 TERUG NAAR ‘ONS’ DORP 1 Daniël Depenbrock

61 NIEUW EIGENAARSCHAP DOOR DE LENS VAN PIM GEERTS

14 DE STAD IS POLYGAAM 1 Emilie Vlieger

5


RUIMTEVOLK JAARBOEK 2012

NIEUW EIGENAARSCHAP IN DE RUIMTELIJKE ORDENING

17 EEN SLUIPROUTE NAAR DE ACHTERKANT 1 Hans Venhuizen 121 ENGAGEMENT ALS ANTWOORD OP KRIMP Bas Breman

1 73 NIEUW EIGENAARSCHAP DOOR DE LENS VAN IVO DE BRUIJN 81 HOE BOUW IK EEN BLOG? 1 1 82 BLOGGERS VAN RUIMTEVOLK

25 NIEUW EIGENAARSCHAP DOOR DE LENS 1 VAN MASHA BAKKER-MATIJEVIC

183 OVER DE MAKERS

33 STEEDS MEER ‘FLEXWONERS’ 1 Fred van der Molen 36 STEDELIJKE VERNIEUWING ALS 1 BIJVANGST Olof van de Wal 39 NIEUW RUIMTELIJK DENKEN 1 Rini Biemans 42 WET VAN DE INSPIRERENDE 1 ACHTERSTAND Martien Kromwijk 46 LANDSCHAPPEN TE KUST EN TE KEUR 1 Paul Roncken en Martin Woestenburg 49 'WE ZIJN BEZIG MET EEN 1 CONSTANTE KNOKPARTIJ' Interview met Adri Duivesteijn Door Judith Lekkerkerker 54 WENNEN AAN DE NIEUWE 1 WERKELIJKHEID Marieke Seip en Marco Hormann 57 NIEUWE ECONOMISCHE DRAGERS VOOR 1 DE NATIONALE LANDSCHAPPEN Pieter Veen 60 AFREKENEN MET LANDSCHAPPELIJKE 1 KWALITEIT Marie Baartmans en Marijn Struik 64 SMART CITIES 1 Roy van Dalm 1 67 RELIËFRIJK NEDERLAND? Peter Pelzer en Michiel van Meeteren 70 DE VERGETEN BAND TUSSEN 1 STAD EN PLATTELAND Koen Elzerman en Michiel van Meeteren

6


OVER RUIMTEVOLK

RUIMTEVOLK is een onafhankelijk cross­mediaal kennisplatform voor ruimtelijke vraagstukken. Sinds 2007 biedt RUIMTEVOLK een open en onaf­ hankelijk podium voor inspirerende beschouwingen over ruimtelijke vraagstukken en de kwaliteit van de leefomgeving. Het gaat daarbij om integrale ­thema’s met betrekking tot wonen, werken en leven in steden, dorpen en op het platteland. RUIMTEVOLK signaleert, prikkelt en agendeert. RUIMTE­VOLK gelooft in een vernieuw(en)de ­ruimtelijke ordening en de kracht van kennisdeling en kennisnetwerken. Online en offline. RUIMTEVOLK organiseert het ruimtelijk ­debat bij voorkeur aan de ‘randen van het vakgebied’. Naast planologen, steden­­bouw­kundigen, architecten, woningmarktdeskundigen en ingenieurs maken bijvoorbeeld ook sociologen, historici, filosofen, 7


RUIMTEVOLK JAARBOEK 2012

NIEUW EIGENAARSCHAP IN DE RUIMTELIJKE ORDENING

geografen, e ­ conomen en kunstenaars deel uit van­ het unieke netwerk­met vele duizenden participan­ ten. Deze ­professionals hebben één ding gemeen: ­vanuit hun rol, kennis en achtergrond leveren ­­ zij een bijdrage aan ruimte­lijke opgaven en het integrale debat dat daarbij hoort. Omdat het duurzaam vormgeven van ­ruimte­­lijke ontwikkelingen mensenwerk is, staat naast de ­inhoud bij RUIMTEVOLK ook het ­indi­vidu centraal. Professionals en organisaties kunnen via het platform eenvoudig contacten leggen, kennis uitwisselen en nieuwe netwerken ­vormen.

8


NIEUW EIGENAARSCHAP

_JUDITH LEKKERKERKER EN SJORS DE VRIES

NIEUW EIGENAARSCHAP

JUDITH LEKKERKERKER

Hoofdredacteur SJORS DE VRIES

Hoofdredacteur en uitgever

Deze zomer werd een commercial van de Triodos Bank vele malen gedeeld op sociale media. De centrale boodschap daarin: klein is het nieuwe groot. We leven in een wereld waarin we steeds meer weten en waarin we steeds meer met elkaar verbonden zijn. Als grote organisaties en instituties even afhaken, ontstaat ruimte voor kleine initiatieven die bij elkaar opgeteld een grote beweging teweeg kunnen brengen. Een beweging die de economie eerlijker, menselijker, groener en innovatiever maakt. De macht is niet meer aan groot, de macht is aan klein. Dit beeld is ook te projecteren op de ontwikkeling van onze leef­om­ge­ ving; onze buurten, onze dorpen, onze steden, ons landschap, ons­land. Waar traditionele partijen als overheid, ontwikkelaars en woning­cor­ po­raties vanwege de economische crisis op de rem trappen, ontstaat ruimte voor initiatieven van anderen. Denk aan tijdelijk gebruik van braakliggende grond of leegstaande gebouwen, stadslandbouw, bewo­ nersbedrijven, buurtinitiatieven voor energiebesparing, kluswoningen of zelf- en samenbouw van woningen. Waren dit soort initiatieven voorheen uitzonderingen op de regel, nu zijn dit de drijvers van de ontwikkeling van onze leefomgeving. Ze zorgen voor verduurzaming van de leefom­geving, aanpak van leegstand, differentiatie van de woningvoorraad, verbetering van de leefbaarheid, et cetera. Andere belanghebbenden zijn een rol gaan spelen in de ontwikkeling van gebieden, een nieuw eigenaarschap manifesteert zich.

MOGELIJKHEIDSZIN Het nieuwe eigenaarschap vult niet alleen het gat dat is ontstaan door terugtrekkende bewegingen van traditionele partijen in de ontwik­ke­­ling­van onze ruimte. Het betekent ook iets voor de wijze waarop 9


10


NIEUW EIGENAARSCHAP

_JUDITH LEKKERKERKER EN SJORS DE VRIES

opgaven worden aangepakt. Veelal richten initiatieven zich helemaal niet op opgaven als verbeteren van de leefbaarheid, diffe­rentiatie van de woningvoorraad, aanpak van leegstand of winstmaximalisatie, maar ondernemen belanghebbenden actie vanuit een ‘mogelijkheidszin’. Een mogelijkheidszin die wordt gevoed door de eigen belangen, de eigen drijfveren en die is gebaseerd op een directe betrokkenheid. Vanuit deze mogelijkheidszin leveren initiatieven een verrassende bijdrage aan ruimtelijke opgaven. Initiatieven van deze direct belanghebbenden hebben een andere aard dan voorheen. Ze gaan veel meer over het creëren van een prettige­di­ recte leefomgeving en duurzame oplossingen, omdat dat in het eigen belang is. Ze vragen innovatief ondernemerschap, omdat realisatie van ideeën door deze andere belanghebbenden creatieve oplossingen en nieuwe businessmodellen vergt. Het gaat vaker om een gezamenlijk verkennen van kansen buiten de geijkte en ingesleten paden. Boven­ dien dragen ze bij aan de gewenste diversiteit. Zowel in functioneel opzicht – een grotere mix van functies of verscheidenheid binnen eenzelfde functie als bijvoorbeeld wonen – als in ruimtelijk opzicht: minder van hetzelfde.

NIEUWE KWALITEIT De initiatieven van nu zijn niet alleen de showcases van een nieuwe werkelijkheid en uitingen van nieuw eigenaarschap, maar dragen ook bij aan een nieuwe kwaliteit in ruimtelijke ontwikkeling. Het is boven­ dien een extra stap in de gewenste decentralisatie van verantwoorde­ lijkheden voor de ruimtelijke ordening. De ontwikkeling die met de Nota Ruimte ‘formeel’ is ingezet, namelijk dat overheden zich meer moeten opstellen als partner van ondernemende mensen en bedrijven, is daarmee onverwacht in een stroomversnelling geraakt. Ook ontwik­ kelende en investerende partijen worden geconfronteerd met deze nieuwe werkelijkheid en zoeken naar manieren om hun veranderde rol in te vullen. In de ruimtelijke planvorming is meer aandacht voor initiatieven ‘van onderop’. In het kielzog van deze ontwikkelingen komt het ruimtelijk debat weer tot leven en mengen de nieuwe eigenaren en gebruikers zich steeds vaker in lokale ruimtelijke vraagstukken. Daarmee is een eind gekomen­ aan de paradoxale situatie van de afgelopen jaren dat de discussie in­de vakwereld over decentralisatie en lokaal maatwerk theoretisch van aard was en vrijwel uitsluitend op een hoog en abstract niveau werd g­ evoerd. Partijen vinden elkaar weer vaker op inhoud, project of locatie in het vakdebat. Als participant in een complexe maatschappij. Waar de vak­ wereld de kritiek uit het VPRO-programma ‘Landroof ’ nog van zich af liet glijden, kon de opvolger ‘De Slag om Nederland’ zich meteen na de uitzending verheugen op discussies op de werkvloer, via sociale media en in vakliteratuur.

11


RUIMTEVOLK JAARBOEK 2012

NIEUW EIGENAARSCHAP IN DE RUIMTELIJKE ORDENING

PERSPECTIEVEN De ruimtelijke inrichting van onze steden en dorpen en het debat daarover kent vanaf nu vele eigenaren. Dat boort nieuwe krachten en creativiteit aan, maar creëert ook nieuwe financiële mogelijkheden. En er komt nieuwe energie vrij, omdat burgers en ondernemers zich in toenemende mate verantwoordelijk voelen voor en betrokken zijn bij ontwikkelingen in hun stad of dorp. Dat is een ongekende bron van nieuwe perspectieven. En deze zijn ook hard nodig, omdat tegelijkertijd het spel van ruimte bieden aan ontwikkeling en zorg dragen voor een duurzame samenle­ ving steeds complexer wordt. Het speelveld van ruimtelijke ordening kent niet alleen meer spelers, maar ook meer variabelen. Ook zal niet iedereen in staat zijn actief een plek op te eisen of zich aan te sluiten bij initiatiefnemers. Niet iedereen maakt actief deel uit van sociale en professionele netwerken en heeft kennis binnen handbereik. Wat betekent dit voor de samenleving en voor de kloof tussen de haves en de have nots? Wat betekenen deze ontwikkelingen voor de ruimtelijke organisatie en voor de regie? Welke regie? Op welk schaalniveau? En wie is de regisseur? Het is dit eigenaarschap, deze nieuwe realiteit en kwaliteit waarover veel bloggers vanuit verschillende invalshoeken de afgelopen jaren op­ RUIMTEVOLK hebben geschreven. Het is een thema dat de komen­ de tijd ook veelvuldig zal worden verkend in het ruimtelijk debat, bijvoorbeeld op de eerste editie van RUIMTEVOLK Expeditie op ­ 29 november 2012. Genoeg aanleiding dus om dit thema als onder­ werp te nemen voor het eerste RUIMTEVOLK jaarboek. Met het jaarlijks uitgeven van een gedrukte verzameling van blogs en­nieuwe artikelen willen wij naast de inhoud op onze website – de altijd toegankelijke bron van inspiratie en discussie – tevens een deel van de bijdragen van onze auteurs vastleggen in een fysiek naslagwerk. Op deze manier kunnen we de kennis en inspiratie van het platform nog beter fixeren en etaleren en willen we u ook de mogelijkheid bieden kennis te nemen van de interessante beschouwingen van onze auteurs zonder dat u per se naar een scherm hoeft te staren. Dat doet u vast al genoeg. Voor ons is dit bovendien onderdeel van onze ambitie om in de toekomst een boeiende kruisbestuiving te arrangeren tussen online content, gedrukte media, bijeenkomsten en verkenningen. Want dat blijft nodig. De wereld van de ruimtelijke ordening snakt in deze tijden van nieuwe verhoudingen en grote maatschappelijke uitdagingen naar innovatie, inspiratie en uitwisseling van kennis en ideeën. Wij dagen u daarom uit om uw steentje bij te dragen aan een nieuw elan in het ruimtelijk debat. ‘De ruimtelijke ordening is dood. Leve de ruimtelijke ordening!’

12


RUIMTEVOLK IN BEELD

Inspiratiedag ‘Weg van de Randstad’, maart 2009.

13


RUIMTEVOLK JAARBOEK 2012

NIEUW EIGENAARSCHAP IN DE RUIMTELIJKE ORDENING

Studiereis ‘Leren krimpen in Duitsland’, oktober 2010.

14


RUIMTEVOLK IN BEELD

15


RUIMTEVOLK JAARBOEK 2012

NIEUW EIGENAARSCHAP IN DE RUIMTELIJKE ORDENING

Studiereis ‘Leren krimpen in Duitsland’, oktober 2010.

16


RUIMTEVOLK IN BEELD

17


RUIMTEVOLK JAARBOEK 2012

NIEUW EIGENAARSCHAP IN DE RUIMTELIJKE ORDENING

Bijeenkomst ‘De creatieveling als lijdend voorwerp’, september 2010.

18


RUIMTEVOLK IN BEELD

19


RUIMTEVOLK JAARBOEK 2012

NIEUW EIGENAARSCHAP IN DE RUIMTELIJKE ORDENING

Excursie ‘Tijdelijkheid in crisistijd’, juli 2009.

20


OP ZOEK NAAR DE NIEUWE RUIMTELIJKE ORDENING

Misschien staren­ we bij onze ­zoektocht naar de Nieuwe Ruimtelijke Ordening wel te veel naar onze ­ eigen navel.

_JEROEN NIEMANS

_POSTED ON 18/01/2011

OP ZOEK NAAR DE NIEUWE RUIMTELIJKE ORDENING

# Wieringerrandmeer

Ruimtelijke ordenaars kijken graag vooruit. De blik is gericht op de toekomst. Maar die toekomst is onzekerder dan ooit. Ondertussen staan we stil en kijken verdwaasd om ons heen. Zou het niet mooi zijn als we een wenkend perspectief kunnen bieden? Goede voorbeelden verzamelen die ons de weg wijzen. Maar waar vinden we die projecten die ons een inkijkje geven in de nieuwe praktijk? JEROEN NIEMANS Platform 31 Jeroen Niemans is sinds 2010 projectleider voor kennis- en netwerkprojecten in ruimte en wonen bij Platform31 (voorheen Nirov). Daarnaast schrijft hij geregeld artikelen en publicaties die voortkomen uit zijn werk en zijn fascinatie voor de wereld om hem heen. In zijn werk zoekt Jeroen altijd naar de verbinding met de dagelijkse praktijk van professio­ nals en probeert hij verrassende en inspirerende verbindigen te leggen. Jeroen studeerde Planologie aan de Universiteit Utrecht. Hij is sinds 2007 actief voor RUIMTEVOLK waar hij tevens bestuurslid is geweest. jhlhniemans@hotmail.com www.platform31.nl @jhlhniemans

De crisis, kunt u het woord nog horen? Tweeënhalf jaar na de val ­ van­Lehman Brothers regeert de crisis nog steeds in de wereld. De eerste reactie op de crisis was: stilzitten en wachten tot het over gaat. In­mid­­­dels is het besef doorgedrongen dat het niet meer zal worden als voor de crisis. We willen wel verder maar weten niet hoe dat nu moet; ruimtelijke ordening na de crisis. In de NRC van 5 november 2010 stelt Peter van Rooy dat het afbla­zen­­ van het Wieringerrandmeer later een keerpunt in de ruimte­lijke orde­ning zal blijken. Fred Schoorl twittert in reactie daarop dat hij het ­oneens is met Van Rooy en dat we dat keerpunt al eerder hebben­ bereikt. Het maakt niet eens zo veel uit of en wanneer we exact een keer­punt hebben bereikt. Maar stel dát we een keerpunt in de ruimtelijke ordening hebben bereikt, welke kant moeten we dan nu op? Die zoek­tocht is moeizaam.

HOE VERDER? Misschien staren we bij deze zoektocht wel te veel naar onze eigen navel. Tijdens de afgelopen maanden kwamen ruimtelijke ordenaars regelmatig in groten getale bij elkaar om die nieuwe weg te duiden.

21


RUIMTEVOLK JAARBOEK 2012

NIEUW EIGENAARSCHAP IN DE RUIMTELIJKE ORDENING

Op 13 oktober 2010 was op INADEC de centrale vraag hoe we van­woorden naar daden komen in een nieuwe markt met nieuwe middelen. Tijdens dit internationale gebiedsontwikkelingscongres zei topambtenaar Chris Kuijpers van het kersverse ministerie van Infrastructuur en Milieu dat ‘pappen en nathouden geen perspectief meer biedt voor herstel’. Organisator Jan-Willem Wesselink schrijft in het verslag van het congres dat ‘de waarom-vraag gelukkig weer volop werd gesteld’. Herbezinning is wel goed, maar antwoorden en alterna­tieven komen tijdens de dag niet echt uit de verf. ‘Waarom-­ vragen horen bij de crisis’, volgens Wesselink, maar zonder antwoorden komen we geen helaas stap vooruit. # Nieuwe Idealen

Een dag later stond het BNSP-congres in het teken van Stedenbouw Na de Crises. Kernwoorden waren ontplanning en veranderkunde. Ook hier hoorde je vaak: het moet anders. Maar hoe dan? Een maand later stond tijdens de Nirov Dag van de Ruimte de zoektocht naar Nieuwe Idealen centraal. Ook hier weer de vraag: hoe verder? Geurt van Randeraat kwam een heel eind met zijn inspirerende verhaal en kwam zelfs met een concreet voorbeeld van de nieuwe manier van ruimtelijke plannenmakerij: de RDM-campus in Rotterdam. Maar is dat de icoon die iedereen zal laten inzien dat het anders kan en moet?

# ontplanning

NIEUWE IDEEËN Waar vinden we de goede voorbeeldprojecten? Natuurlijk is de lange looptijd van ruimtelijke projecten hier een bottleneck. Alles wat we nu aan het bouwen zijn is minimaal vijf-zes jaar geleden bedacht. En dat loopt nu allemaal vast omdat de wereld is veranderd. Of zoals Van Randeraat het stelt: ‘Ze zijn gebaseerd op een oud paradigma.’ We zijn nog onvoldoende in staat om onszelf weer vlot te trekken. Van Randeraat zegt ook dat ‘in tijden van verandering nieuwe ideeën nodig zijn om een nieuw gedeeld verlangen te creëren.’ Een oproep dus voor nieuwe ideeën. Maar expliciet geen oproep ­tot revolutie. Ook Friso de Zeeuw stelt in zijn column op www.gebiedsontwikkeling.nu dat de revolutie niet komt. ‘Geen revolutie, wel een gezonde, ontnuchterende wind’, dat is wat we volgens De Zeeuw nodig hebben. Ik hou me vast aan de gedachte dat overal dezelfde bouwstenen voorbij komen van de ruimtelijke ordening van de toekomst. Overal hoor je dezelfde termen. De Zeeuw, Van Randeraat, maar bijvoorbeeld ook Hugo Priemus sprak tijdens zijn bijdrage op de Dag van de Ruimte over flexibiliteit, kleinschaligheid, bottom-up, zelforganisatie, organische ontwikkeling en tijdelijkheid. Stuk voor stuk geen nieuwe begrippen, geen revolutionaire nieuwe aanpak maar voortbouwen op bestaande begrippen. Zijn dit, vrij naar Het Nieuwe Werken, de contouren van de Nieuwe Ruimtelijke Ordening? Zoals hierboven al geconstateerd smachten we naar aansprekende en succesvolle voorbeeldprojecten die bovenstaande elementen verenigen # voorbeeldprojecten

22


OP ZOEK NAAR DE NIEUWE RUIMTELIJKE ORDENING

_JEROEN NIEMANS

_POSTED ON 18/01/2011

ALLES WAT WE NU BOUWEN IS NOG GEBASEERD OP EEN OUD PARADIGMA

23


RUIMTEVOLK JAARBOEK 2012

NIEUW EIGENAARSCHAP IN DE RUIMTELIJKE ORDENING

In tijden van verandering zijn nieuwe ideeën nodig­ om een nieuw gedeeld verlangen te creëren

en zo kunnen dienen als iconen voor de Nieuwe Ruimtelijke Ordening. Wellicht kunnen we die hier op RUIMTEVOLK verzamelen. De ­levendige discussie over slow urbanism in ZaanIJ (zie verder pagina 32) kan de eerste in de rij zijn. Ik kan niet een-twee-drie een rijtje opnoemen, maar geheel passend in het tijdsbeeld is dat ook niet zo erg. Op twitter vang je dan de vraag in 140 tekens en gebruik je de populaire hashtag #durftevragen. Dus; @jhlhniemans; wie helpt bij de zoektocht naar de iconen van de nieuwe ruimtelijke ordening? #durftevragen.

24


DE BELOFTE VAN DE GEORGANISEERDE VRIJHEID

Hans Boutellier herkent wel degelijk een sociale orde in een schijnbaar onbegrensde wereld.

_FREEK LIEBRAND

_POSTED ON 28/06/2011

DE BELOFTE VAN DE GEORGANISEERDE VRIJHEID

# improvisatiemaatschappij

FREEK LIEBRAND Início Freek Liebrand studeerde Stads­geo­ grafie en European Urban Cultures en is adviseur stedelijke vernieuwing bij Início, een adviesbureau voor ruimtelijke en sociale ontwikkeling en beheer. Vanuit Início heeft Freek veel ervaring met wijkont­wik­keling­ en bewonersparticipatie, ondermeer door detacheringen als projectleider of beleidsmedewerker, via onderzoeksopdrachten en in de uitvoering van projecten. fliebrand@inicio.nl www.inicio.nl @freekliebrand

Hans Boutellier, directeur van het Verwey-Jonker Instituut en bijzonder hoogleraar Veiligheid en burgerschap aan de VU in Amsterdam, schreef onlangs het boek ‘De improvisatiemaatschappij’. Hierin biedt hij een constructieve visie op de schijnbare chaos waarin wij leven. Boutellier beschrijft onder andere drie ‘ordeningsprogramma’s’ die orde moeten scheppen,­ maar daar slechts deels in slagen. Hij concludeert dat de samenleving het best te begrijpen is als ‘improvisatiemaatschappij’. Freek Liebrand las het boek en sprak met hem. Kunt u het boek kort toelichten? ‘Dit boek is voor mij wat voor een kunstenaar ‘zijn vrije werk’ is; tussen alle projecten door een grotere gedachte ontwikkelen. Het is een studie naar sociale orde. We leven in een tijd die door velen als chaotisch wordt ervaren en dat is begrijpelijk. In sociaal-normatieve zin zitten we in een relatief ongeleide en ongestructureerde situatie. Vroeger leefden we in een verzuilde samenleving, het is niet duidelijk wat daarvoor in de plaats is gekomen. Het boek is een poging orde te ontdekken in wat op complexiteit lijkt zonder richting.’ Andere auteurs beschreven al die wanorde en chaos. Dit boek biedt juist een constructieve visie. Is dat een bewuste keus? ‘Ja. Wat mij tegenstaat in sommige boeken over de samenleving is een onverschillige houding. Een berusting in het idee dat wanorde en chaos noodzakelijk zijn. Dat is volgens mij een onhoudbaar en onaantrekkelijk perspectief. Ik geloof er niet in en ben op zoek gegaan naar een ordening. Die denk ik te hebben gevonden in de metafoor van de improvisatie.’

25


RUIMTEVOLK JAARBOEK 2012

# free jazz

# actief burgerschap

NIEUW EIGENAARSCHAP IN DE RUIMTELIJKE ORDENING

Het kernprincipe van improvisatie is afstemming. Op anderen, op de omgeving. Geslaagde improvisatie staat ook in een traditie. Free jazz bijvoorbeeld is onmogelijk als kunstvorm zonder te breken met traditie. Zo is het op z’n minst toch interessant als commentaar daarop. Ik ben­tot de overtuiging gekomen dat het begrip nog veel beter is dan ik dacht. Het belang van goede beheersing van je positie-rollenspel, en dus ook je kennis en vaardigheden. Iemand die op de piano speelt, moet niet op de trompet gaan toeteren. Improvisatie van iemand die zijn instrument niet goed beheerst, is niet om aan te horen.’ Eén van de ordeningsprogramma’s die u omschrijft is dat rondom ‘actief burgerschap’. U concludeert dat zulke pogingen vaak teleurstelling opleveren en daarom heeft u het over ‘tegendemocratie’. Kunt u dat toelichten? ‘Het denken over participatie is vaak heel erg instrumenteel. Dat veronderstelt dat burgers zich als vanzelfsprekend voegen naar de doelen en de richting die door de overheid worden uitgezet. Dat is vaak niet zo, en misschien moet je dat helemaal niet zo zien. Dynamiek in de samenleving kan ook goed betekenen dat men zich juist verzet. De uitdaging is productieve vormen te vinden om invulling te geven aan de stem van het volk, zonder dat die instrumenteel wordt ingezet. Heb meer oog voor de dynamiek die er is onder de burgers zelf en probeer daar aansluiting bij te vinden.’ Hebben instituties nu een identiteitscrisis? ‘Enorm, ik zie veel geworstel in de praktijk. Het antwoord zit in het (her)ontdekken van je bestaansrecht. Wat is de kernfunctie van onze praktijk? Als je alles afpelt van wat in het onderwijs gaande is, dan is­ de kernfunctie overdracht: van kennis, vaardigheden, waarden, normen, levenservaring van de ene generatie op de andere. Daar kan je enigszins over twisten, maar dat is uiteindelijk min of meer de kern. Van daaruit kun je je rol bepalen in het samenspel met andere partijen. Dat kan alleen zolang je primair je kernfunctie vervult. Corporaties lijken vaak een beetje de weg kwijt geraakt. Hun kernfunctie is iets als het bieden van betaalbare huisvesting in een leefbare woonomgeving. Van daaruit kan je redeneren wat je daar voor nodig hebt. Het zijn nu professionele vastgoedorganisaties geworden. Dan ben je kwijt waar je vandaan komt. Het is als met politieagenten die gaan voetballen met probleemjongeren of kantoortjes openen op scholen. Dat is de pianist die op de trompet gaat toeteren.’ Het terugvallen op kernfuncties heeft toch een gevoel van conservatisme.Waar het boek voor sommige mensen mogelijk leest als ‘ga maar free jazz spelen’, zit er toch een bepaalde conservatieve trek in. Schoenmaker blijf bij je leest. Klopt dat? ‘Persoonlijk denk ik dat dit nodig is vanuit de notie van continuïteit om bepaalde organisaties overeind te houden. Een andere metafoor die ik vaak gebruik, is die van het voetbalveld. Op het veiligheidsveld staat het strafrechtelijk systeem, justitie, in de goal. De hele samen-

# corporaties

26


DE BELOFTE VAN DE GEORGANISEERDE VRIJHEID

_FREEK LIEBRAND

_POSTED ON 28/06/2011

leving staat naar de keeper te loeren om een veilige samenleving te garanderen. Dat is hetzelfde als naar een chirurg kijken om de samen­ leving gezond te maken. Idioot dus. Juist om voorin goed spel te spelen, op het niveau van sociale relaties tussen burgers, moet je van achteruit goed georganiseerd zijn. Je moet steeds analyseren waar de bal ligt en daar het arrangement maken. Om criminele jongeren aan te pakken moet je dus geen buurtbarbecue voor bewoners organiseren.’

# spontane stad

# ruimtelijke ordening

# vertrouwen

Hoe verhoudt dit boek zich tot de ruimtelijke ordening als ­ordeningsprogramma? Zijn er dingen die planologen kunnen leren van dit boek? ‘Het idee van de spontane stad spreekt me wel aan. Maar ik leg wel heel nadrukkelijk de relatie met structuur daarin. Dus de ordenaars moeten ruimte geven aan de spontaniteit, maar dat doen ze eigenlijk door de voorwaarden daarvoor te organiseren. Het faciliteren van die spontaniteit, daar zit een rol voor de ruimtelijke ordening. Helemaal vrijgeven, daar geloof ik niet in. Dat is die poging tot free jazz die niks wordt. Je vertegenwoordigt als professional een traditie die je niet zomaar weg moet gooien.’ Biedt improvisatie voldoende houvast voor actie? Wat gaan we morgen anders doen? ‘Het boek lost niks op. Ik denk wel dat we een andere sociale voorstelling nodig hebben over hoe de samenleving in elkaar zit en functioneert. Op grond waarvan het perspectief verandert van wat je aan het doen bent. Wat ik vaak merk, is dat men zich door die complexiteit zonder­ richting ontzettend kan laten verlammen. Als je je realiseert dat je eigenlijk heel goed in staat bent om je eigen improvisaties te maken, je eigen arrangementen te creëren zonder dat je verantwoordelijk bent­ voor de rest, en in het vertrouwen dat die rest zich op die zelfde manier ook organiseert, krijg je een veel ontspannener beeld. Dat kan je veel energie geven en om te doen wat je kan, gegeven de scope van je ­mogelijkheden. Zonder dat je hoeft te wachten op de grote ideeën of de grote leider die je vertelt hoe het moet.’

27


RUIMTEVOLK JAARBOEK 2012

Naast monumen­ tenstatus zou een ‘tussentijdstatus’ ingesteld moeten worden, zodat het mogelijk wordt in de tussentijd met andere verdienmodellen, planprocessen en regelgeving t­ e werken.

NIEUW EIGENAARSCHAP IN DE RUIMTELIJKE ORDENING

TUSSENTIJD BIEDT RUIMTE VOOR INNOVATIE

Lege ruimtes, een niets in afwachting van iets, al dan niet dicht­getimmerd of omheind. Door de recessie bevindt zich een groeiend deel van de gebouwde omgeving in een ‘staat van tussentijd’. Oude functies zijn er verdwenen, en definitieve nieuwe functies zijn nog niet in zicht. Pas recentelijk is men in de planvorming rekening gaan houden met de mogelijkheden die deze periode van transformatie ook biedt. IRIS SCHUTTEN Studio Iris Schutten Iris Schutten werkt aan de inno­vatieve transformatie van de gebouwde omgeving middels onderzoek, experimenten, ontwerp en publicaties. Haar werkterrein beslaat de wijk, de openbare ruimte en het gebouw. Herbestemming, ontwikkelend beheer en zelforganisatie staan daarbij centraal. Terugkerende thema’s zijn de ongeziene stad, duurzaamheid en tussentijd. Iris was onder andere betrokken bij de oprichting van het kennisplatform Tussentijd in Ontwikkeling. info@irisschutten.net www.irisschutten.net # Kondratieff

Onder het credo think big, act small leent de tussentijd zich uitstekend voor het proefondervindelijk uitvinden van nieuwe mogelijkheden. Leegstaande gebouwen worden tijdelijk verhuurd aan creatieve onder­nemers in de hoop dat zij het gebied op de kaart zetten en zo de gebiedsontwikkeling een positieve impuls geven. Naast dit bewust en top-down inzetten van creatieven duiken er ook meer autonome, zelfgeorganiseerde projecten op waar creativiteit, innovatie en ­onder­nemerschap elkaar vinden en versterken. Zoals Ester van de­Wiel tijdens de bijeenkomst van het landelijk kennisplatform ‘Tussentijd in Ontwikkeling’ (d.d. 14 april 2011) stelt: ‘biedt het benutten van tussentijd kansen om programma’s te realiseren die nu geen plek hebben in stedelijk gebied. Ze kunnen­in tijdelijke vorm getest worden onder het motto ‘alles wat werkt blijft, alles wat niet werkt verdwijnt’.’ Waar sommigen nog geloven dat het ooit wel weer goed komt met ­de bouwproductie en dat we straks op de oude, grote voet verder kunnen, menen anderen dat we op een totaal nieuwe manier zullen­ moeten gaan werken omdat met de huidige crisis ook de tijden voor­goed veranderd zijn. Econoom Kondratieff heeft laten zien dat crises volgen op maatschappelijke omwentelingen zoals de industriële revolutie, de komst van stoommachines en spoorwegen, de toepassing van staal en elektriciteit, het tijdperk van de olie en de auto en het 28


TUSSENTIJD BIEDT RUIMTE VOOR INNOVATIE

_IRIS SCHUTTEN

_POSTED ON 25/11/2011

informatietijdperk. Wat deze crises gemeen hebben, is dat de wereld ná de recessie er compleet anders uitziet dan ervoor; met andere werkvormen, organisatievormen, ruimtelijke ordening en dientengevolge ook andere spelers aan het roer. Kortom, culturele, maatschappelijke en economische problemen bieden mogelijkheden de stad opnieuw ­ te doordenken. # voedsel

# stapelbare kweekruimtes

# tussentijdmentaliteit

# controledrang

KWEEKKANTOREN In een deel van de huidige tussentijdprojecten neemt voedsel een belangrijke plaats in. Zo is door Ester van de Wiel onder de noemer Eetbaar Landschap de broedplaats Rioolgemaal Moerenburg in Tilburg veranderd in een plek waar samen met andere kunstenaars, lokale bewoners, ondernemers en scholen nieuwe tools zijn ontwikkeld voor braakliggend terrein. Maar ook gebouwen lenen zich voor voedselproductie; de Groenten uit Amsterdam is een initiatief dat met behulp van nieuwe technieken voedsel in leegstaande kantoren wil gaan kweken. Daarvoor wordt gebruikgemaakt van ‘plant production units’ waarbij zonlicht en aarde worden vervangen door rode en blauwe led-verlichting, substraten en steenwol. Hierdoor verdrievoudigt de productie ten opzichte van standaardkassen, is kweek niet meer grondgebonden en dus stapelbaar en wordt minder water en energie verbruikt. Philip van Traa hoopt binnenkort de eerste kantoorkwekerij te beginnen. ‘In stapelbare kweekruimtes kunnen groenten, fruit en kruiden worden verbouwd. Deze kunnen vervolgens lokaal worden verkocht wat enorm veel energie scheelt die normaliter in transport gaat zitten – een Nederlandse maaltijd legt nu 30.000 kilometer af voordat hij op ons bord ligt. Zodoende kan er tegelijkertijd een slag worden gemaakt in de verduurzaming van de voedselvoorziening en tot een invulling voor de leegstand worden gekomen’ (Jasper Karman in www.parool.nl, d.d. 4 mei 2011). Een idee dat een enorme vermindering van het ruimtegebruik van de tuinbouw betekent en daarmee van grote invloed zou kunnen zijn op de ruimtelijke ordening van Nederland.

TIJD ALS KWALITEIT Het kennisplatform Tussentijd in Ontwikkeling pleit voor meer tussen­ tijdmentaliteit in de stedelijke ontwikkeling: ‘Wanneer tijd als kwaliteit­ kan worden gezien binnen een ruimtelijk ontwikkelingsproces, dan biedt dat mogelijkheden voor andere, meer flexibele vormen van ontwikkelen’ (Kris Oosting in het verslag ‘Tussentijd in Ontwikkeling’, Den Haag, april 2014). Door de bouwcrisis zoeken ook gemeentes tegenwoordig de oplossing voor tot stilstand gekomen bouwprojecten in organische gebiedsontwikkeling. De met de mond beleden openheid voor initia­tief van onderaf blijkt echter maar al te vaak te stranden in controle­drang bij wethouders, regeldrang bij ambtenaren en valse verhuurhoop bij eigenaren.

29


RUIMTEVOLK JAARBOEK 2012

NIEUW EIGENAARSCHAP IN DE RUIMTELIJKE ORDENING

De met de mond beleden openheid voor initiatief strandt maar al te vaak in controledrang # maatschappelijke waardecreatie

Naast de monumentenstatus zou daarom ook een tussentijdstatus ­ingesteld moeten worden, zodat het mogelijk wordt in de tussentijd­ met andere verdienmodellen, planprocessen en regelgeving te werken. Leegstand en tussentijd veranderen dan van probleem in opportunity, en het beheer van de tussentijd wordt het ontwikkelend beheren van­ de tussentijd. Om dit te bewerkstelligen liggen er zowel bij de ­gemeen­­tes, corporaties, ontwikkelaars en vastgoedeigenaren als bij de creatieve en maakindustrie uitdagingen. Bijvoorbeeld door minder gericht te zijn op regelgeving en procedures en meer te kijken naar de inhoud en zingeving erachter; door binnen economische beslismodellen maatschappelijke waardecreatie mee te nemen als weegfactor en in ­­de planning meer ruimte te laten en vertrouwen te hebben in het onverwachte. Buiten de stedenbouw en architectuur is men al steeds meer bezig met de upcycling van bestaande producten. Design en mode richten zich steeds vaker op het inventief hergebruiken van afgedankte producten en materialen. Nu de stad nog! # regelgeving

30


‘Homegrown’, straatkunst van Karma op de Prinsengracht in Amsterdam (www.karmastreetart.com)

31


RUIMTEVOLK JAARBOEK 2012

In ZaanIJ ‘gist’ het. Gebiedsontwikke­ ling kent daar geen eindbeeld en geen (eind)planning.

NIEUW EIGENAARSCHAP IN DE RUIMTELIJKE ORDENING

SLOW URBANISM ALS ANTWOORD OP DE CRISIS

# fata morgana’s

JURGEN HOOGENDOORN Ontwikkelingsbedrijf Gemeente Amsterdam Jurgen Hoogendoorn is socioloog en planoloog. Hij is bedenker en mede-grondlegger van het Amsterdamse Broedplaatsenbeleid en mede-bedenker van het ZaanIJconcept (stapsgewijze langzame gebiedsontwikkeling). Jurgen is geïnteresseerd in tegenen subculturen, krimp, Berlijn en stadslandbouw en is onder het motto ‘tijdelijk is het nieuwe permanent en experiment is de structurele vorm’ op zoek naar perspectieven achter de huidige systeemreset en de transitie van verdien- naar waardemodellen. j.hoogendoorn@oga.amsterdam.nl www.amsterdam.nl/oga @ jrgnhoogendoorn # craftsmanship

Door de crisis is de grootschalige blauwdrukplanning met mooi ingekleurde fata morgana’s voltooid verleden tijd. Bestaande verdienmodellen zijn in elkaar geklapt, zowel vraag als aanbod blijft uit. De diepere oorzaak ligt echter in het failliet van het oude ‘maakbaarheidsideaal’ dat uitging van de gedachte dat Nederland zich vanaf de tekentafel liet ontwer­pen. Deze rauwe werkelijkheid begint ook in de vakwereld door te dringen. ­ De vraag is hoe nu verder? De gebiedsontwikkeling van ZaanIJ levert een aantal interessante denkrichtingen voor een mogelijk antwoord hierop. Lenny Vulperhorst hield eind 2009 op de Amsterdam School of Real­ Estate een lezing onder de titel ‘Blindeman of coproducent’. Het komende decennium moet volgens Vulperhorst benut worden om van de bouw- en vastgoedsector een zelfstandige bedrijfstak te maken, die­niet langer stuurt op krediet, maar inventief consumenten en gebruikers opzoekt en creatief samenwerkt in coproducties en allianties. Daarbij komt het aan op versimpeling en zoeken naar een schaalniveau dat de anonimiteit tussen klant en producent opheft. De klant moet weer centraal staan, keuzevrijheid hebben en betrokken worden bij het proces (slow development). In een seminar voor de Rotterdamse opleiding ‘Master of City Development’ (MCD) brak socioloog Saskia Sassen onlangs een lans voor bouwen waarbij lokale producenten gespecialiseerde kennis, ervaring en craftsmanship nodig hebben. Belangrijke thema’s daarbij zijn: voedsel (Urban Farming), energie (nieuwe collectieven van lokale energieproducenten), creativiteit, authenticiteit (industrieel erfgoed) en identiteit (openbare ruimte).

32


SLOW URBANISM ALS ANTWOORD OP DE CRISIS

_JURGEN HOOGENDOORN EN HERMAN SWEN

_POSTED ON 12/01/2011

Maar dit levert nog geen pasklare oplossingen op. Bovendien, nieuw is het ook niet, aldus Sassen: ‘Door hun lange tradities en plurifor­mi­ teit, waarin de stedelijke elite een constante machtstrijd voert met­de ondernemende sociale onderlaag van een stad, kunnen heden­daagse steden het best getypeerd worden als plekken die altijd ‘incompleet’ zijn. Daar waar die machtstrijd aanwezig is, laten steden een enorm uithoudingsvermogen zien. Dit zijn de steden die zichzelf opnieuw hebben uitgevonden.’ HERMAN SWEN Gemeente Zaanstad Herman Swen is antropoloog en bestuurskundige en heeft daarnaast bijna de Master Strategic Urban Studies afgemaakt. Hij heeft elf jaar in Latijns-Amerika gewerkt via SNV. Daarna bij de gemeente Zaanstad in verschillende functies. Herman is mateloos geïnteresseerd in wat er in en tussen steden gebeurt en is samen met Jurgen Hoogendoorn en collega Sandra Tax bedenker van ZaanIJ. h.swen@zaanstad.nl www.zaanstad.nl

In Nederland zijn al langer bewegingen tegen de gangbare doctrines. Was het niet de kraakbeweging die begon met het kraken van huizen (en daarmee destijds cityvorming dwarsboomde) en die vervolgens steeds grotere gebouwen (pakhuizen langs het IJ, het NDSM-terrein) aan het ‘ontwikkelen’ was en nog steeds aan het ontwikkelen is?

SLOW URBANISM 
 Het gebied ZaanIJ loopt vanaf Westknollendam in het noorden van Zaanstad tot aan het Zeeburgereiland in Amsterdam. Het gebied is een aantrekkelijke plek om te werken en wonen, iets dat steeds meer hand in hand gaat. Vele (creatieve) bedrijven zoals Vanilia, MTV, VNU, IDtv, Jumbo(spellen) hebben zich gevestigd in of nabij het industrieel erf­­goed. Projecties spreken van ruimte voor mogelijk meer dan veertig­duizend woningen en twintigduizend nieuwe arbeidsplaatsen in ZaanIJ de komende decennia. Authenticiteit en identiteit zijn zowel in de steden als de ommelanden voorhanden.

# kraakbeweging

# industrieel erfgoed

Hoe de ontwikkeling van het gebied verder gaat uitpakken, is niet ­duidelijk. Er is geen eindbeeld en geen (eind)planning. Maar dat is niet erg wanneer er sprake is van slow urbanism en open source gebiedsontwikkeling. Open source gebiedsontwikkeling is een (nog) alternatieve benadering bij complexe projecten op het gebied van ruimtelijke orde­ning, stedelijke ontwikkeling en infrastructuur. De inbreng van gebruikers (bewoners), experts en bedrijven is daarbij vanaf het begin medebepalend voor de planvorming, exploitatie en beheer. De aanpak is bedoeld om kwalitatieve doelen centraal te stellen en haalbaarder te maken.

# identiteit

# open source

Van essentieel belang is dat de ontwikkeling van ZaanIJ zich in feite ­ al aan het voltrekken is, voordat het is begonnen. Het is een dynamisch gebied dat zich altijd ontwikkeld heeft. Hier wordt niet bedacht hoe een gebied zich zal ontwikkelen en op een bepaald moment is ­ (uit-)ontwikkeld. Hier is een ontwikkeling gaande die door de betrokken overheden ‘slechts’ ondersteund, gestimuleerd dan wel afgeremd wordt. En die dus nooit af of compleet zal zijn.

33


RUIMTEVOLK JAARBOEK 2012

NIEUW EIGENAARSCHAP IN DE RUIMTELIJKE ORDENING

De uitdaging voor de over­heid is niet het ontwerpen van nieuwe stedelijkheid, maar het kanaliseren, begeleiden en stimuleren van de stedelijkheid # ‘slimme’ bijdragen

# learning by doing

RUIMTELIJKE EXPERIMENTEN
 De uitdaging voor de overheid is niet het ontwerpen van nieuwe stedelijkheid, maar het kanaliseren, begeleiden en stimuleren van de stedelijkheid die vanuit Amsterdam en Zaandam ruimte zoekt. Geen grootschalige investeringen maar wel ‘slimme’ bijdragen om de transformatie en de ontwikkeling van het gebied te ondersteunen. Voor de betrokken overheden is het zaak oplossingen te bedenken hoe ze moeten omgaan met milieubeperkingen, invulling kunnen geven aan duurzaamheid, en een evenwicht kunnen zoeken tussen haven­ activiteiten en stedelijke ontwikkeling. De potentie van ZaanIJ wordt niet alleen door journalisten erkend. Een aantal lokale jonge ondernemers, schrijvers, ontwerpers, (landschaps)architecten, en een paar vooruitstrevende ambtenaren hebben onder de naam ‘Ondertussen’ het initiatief genomen om tijdelijk ruimtelijke experimenten te starten in het gebied. Inspiratie hebben de initiatiefnemers gehaald uit onder andere Berlijn. Er ligt bijvoor­ beeld een voorstel om een schiereiland in de Zaan tijdelijk in te richten. Gebiedsontwikkeling nieuwe stijl is zo vooral een kwestie van doen en stap voor stap uitproberen (learning by doing). In ZaanIJ ‘gist’ het. Hopelijk gaat het op nog meer plekken in Nederland gisten.

34


AFSCHEID VAN GEBIEDSONTWIKKELING

Nieuwe ruimtelijke ontwikkelings­ vor­men kondigen het einde van de traditionele gebieds­ ontwikkeling aan.

_DRIES DROGENDIJK

_POSTED ON 09/01/2012

AFSCHEID VAN GEBIEDS­ ONTWIKKELING

Je kon de afgelopen jaren geen vakblad openslaan of het ging over gebiedsontwikkeling. De integrale ontwikkeling van ­omvangrijke gebieden door publieke en private partijen, werd in het vorige decennium gezien als dé methode voor ruimtelijke ontwikkeling. Aangewakkerd door de crisis, kan gebiedsontwik­keling volgens het boekje langzamerhand ­worden bijgezet in het museum van vakjargon. DRIES DROGENDIJK PMB Gemeente Amsterdam Dries Drogendijk is planoloog en bestuurskundige. Na een aantal jaren als consultant te hebben gewerkt, werkt hij sinds 2001 voor de stad Amsterdam. Eerst bij de ­Bestuursdienst en sinds 2009 bij het ProjectManagementBureau. Dries werkt aan projecten om de stad in beweging te houden; ­momenteel aan de unieke opgave om een start te maken met IJburg2. ddrogendijk@pmb.amsterdam.nl www.amsterdam.nl/pmb www.driesdrogendijk.nl @driesdrogendijk

Integrale gebiedsvisies worden nog volop gemaakt. Een visie hebben kost immers geen geld. Zodra er echter met euro’s gewapperd moet worden voor ontwikkeling, valt het stil. Integrale gebiedsontwikkeling is uit de mode. Bij gebrek aan investeringskapitaal moet namelijk alles wijken voor de cashflow. Een systeem waarbij het geld eerst verdiend moet worden voor het mag worden uitgegeven, laat geen ruimte voor grote gebiedsontwikkelingen. Ruimtelijke belangen die geld kosten in plaats van geld opleveren, trekken al helemaal aan het kortste eind. Zo is de mislukte klimaattop in Durban het zoveelste bewijs dat milieu ‘uit’ is. Zeker nu de grote winstmakers van gebiedsontwikkeling ­– kantoren en dure woningen – uit de gratie zijn geraakt, is er nauwelijks ruimte voor opgaven waar geld bij moet worden gelegd. De voorzichtige liefde van de jaren ’90 tussen publieke en private ­partijen is enigszins bekoeld. Wie heeft het nog over gezamenlijke ­ontwikkelingsmaatschappijen? Veel te risicovol. Het adagium van deze tijd is eerder ‘schoenmaker houd je bij de leest’. Het is niet dat de twee bloedgroepen niet samenwerken. Integendeel. Maar de nadruk ligt sterker op de publiekrechtelijke taken van de overheid en de invulling door marktpartijen.

35


RUIMTEVOLK JAARBOEK 2012

# postzegelplannen

NIEUW EIGENAARSCHAP IN DE RUIMTELIJKE ORDENING

POSTZEGELONTWIKKELING Gebieden van enige omvang die in één keer worden ontwikkeld, zijn al helemaal niet meer van deze tijd. Uit het oogpunt van overzichte­ lijk­heid, fasering, risico’s, verkoop en financiering is de schaal van ­ontwikkeling drastisch verkleind. Voor de financiering van postzegelplannen gaat de bank nog wel open. Investeringen op het niveau van hele stadswijken in één keer zijn bijna onmogelijk. Op zich is er natuurlijk niets mis met postzegels. Een aantal post­zegel­ plannen naast elkaar of gefaseerd in de tijd kan leiden tot interessante ruimtelijke ontwikkelingen. Maar het heeft weinig meer ­ te maken met gebiedsontwikkeling.

# schaalverkleining

THEMAONTWIKKELING Ruimtelijke ontwikkeling staat niet stil, ook al gaat dit niet meer op de schaal van gebiedsontwikkeling. Naast schaalverkleining door postzegelplannen is er nog een andere trend zichtbaar: themaontwikkeling. Steeds vaker maken de aloude ruimtelijke functies van de plankaart (wonen, werken,­verkeer, bedrijven, et cetera) plaats voor het ruimtelijk faciliteren van bijzondere doelgroepen en thema’s. Neem bijvoorbeeld studentenwoningen. Iedere zichzelf respecterende studentenstad heeft het vergroten van het aanbod studentenwoningen naar zich toe getrokken. Het resulteerde in een convenant tussen minister Donner, ­gemeenten, onderwijsinstellingen en de vastgoedsector om de ­komende jaren 16.000 studentenwoningen te bouwen. Hoewel het een belachelijk laag aantal is in vergelijking met de honderdduizenden studenten die jaarlijks op zoek zijn naar woonruimte, toont het convenant de aandacht voor het bouwen voor bijzondere doelgroepen.

# energie

ENERGIE Een ander voorbeeld van een thema dat in de spotlight van plannen­ makers staat, is energie. De tijd dat energiebedrijven vooral oog ­hadden voor het stopcontact en de afname door de consument is voorbij. De afgelopen jaren is de aandacht – niet in de laatste plaats door de druk van de consument – verschoven naar de voorkant van het proces: de opwekking van de energie zelf. Energiebedrijven en ruimtelijke ontwikkelaars vinden elkaar nu in de opgaven van deze tijd. Zo heeft de discussie over kolencentrales, zonnepanelen en windenergie een sterke ruimtelijke dimensie. Het thema energie is een drager van nieuwe ruimtelijke ontwikkeling. Zie bijvoorbeeld de Eemshaven waar de ene na de andere energiecentrale verschijnt. Nichemarkten van een paar jaar geleden zijn de dragers van ruimtelijke ontwikkelingen van deze tijd. Zolang de crisis doorijlt en er geen kapitaal is voor grootschalige projecten, zijn de hedendaagse thema’s de motor van nieuwe ruimtelijke ontwikkeling.

# nichemarkten

36


Leren van Hot Cities Berlijn, Kopenhagen en Londen mailwisseling tussen Joost Beunderman, Johannes Schotanus en Vincent Kompier door judith Lekkerkerker

37


RUIMTEVOLK JAARBOEK 2012

NIEUW EIGENAARSCHAP IN DE RUIMTELIJKE ORDENING

>VK: datum: woensdag 29 aug 2012  17:23 Berlijn staat momenteel terecht in de spotlights­ als het gaat om bottom-up initiatieven. Die ini­tia­tieven laten zien dat stadsbewoners wel degelijk betrokken willen worden bij hoe hun stad eruit ziet. Niet vanuit consumptieve over­wegingen,­maar omdat zij de stad als hun eigendom beschouwen. De stad heeft daarin een lange ­traditie, met Kreuzberg als voedingsbodem. Mijn medeplanologen hebben vanaf de jaren 60 met grootschalige plannen de bewoner van de stad doen vervreemden. ‘Wij weten wat goed voor u is’, was de houding. Berlijn is te radicaal om zoiets te laten slagen, met als gevolg een halve volksopstand tegen deze aanpak. De doe-het-zelftraditie zit Berlijners derhalve in de stadsgenen en wordt langzamerhand onderkend door de gemeentelijke planners. Overigens speelt de grootte van de stad een bepalende rol. Geen geld, wel ruimte. Er is hier zo veel ruimte en dat is een unique selling point van Berlijn dat ik voorlopig niet zie verdwijnen. Geen geld bete­ kent overigens ook weinig controle, waardoor duizend bloemen kunnen bloeien.

In Nederland zijn we druk ­ met de crisis. Het moet anders. Maar hoe, dat zijn we hier nog­ volop aan het uitvinden. Tege­ lijkertijd wordt veel verwezen­ naar andere Europese steden­ ter inspiratie hoe het ook ­anders kan. Denk aan de­ ­practice of urban pioneers in Berlijn, de development trusts in Londen en de coolest green city in Europe: Kopenhagen. RUIMTEVOLK is benieuwd wat er in deze steden nu zo anders gaat, en wat stedelijke professionals­ in Nederland hiervan kunnen leren. Een mail­ wisseling met onze lokale correspondenten Vincent Kompier (Berlijn), Joost Beunderman (Londen) en Johannes Schotanus (Kopenhagen). > Rv: woensdag 29 aug 2012  08:44 Herkennen jullie je in de stempels die wij op jullie steden plakken? En kan je wat meer vertellen over hoe jullie die dynamiek zien?

> JB: datum: donderdag 30 aug 2012  15:42 Het is niet verwonderlijk dat Engeland en Londen nu als inspiratiebron gebruikt worden. De grote rol van een min of meer onafhankelijke derde sector - bestaande uit lang gevestigde bewonersorganisaties zoals Development Trusts en Coops en uit nieuwe sociale ondernemingen en speciaal opgerichte tussenvormen zoals Community Interest Companies - levert soms prachtige projecten op die noch overheid noch markt kunnen creëren. Ik denk dat er uit de praktijk van Engelse lokale coöperaties en trusts dan ook veel te leren valt. Maar laten we dat vooral doen op een kritische manier en niet te gauw ons gelijk uit Engeland halen.

> JS: woensdag 29 aug  15:19 In vergelijking met andere landen is Denemarken erg wendbaar. Het is een klein en homogeen land, met een sociaal-democratische traditie, waar vrij gemakkelijk nieuwe richtingen kunnen worden ingeslagen. Veelal van bovenaf gestuurd en met een groot draagvlak. Een gevolg hiervan is dat Kopenhagen een stad is met weinig extremen. De kloof tussen arm en rijk is niet erg groot en er zijn geen sterke subculturen of onderstro­min­­­­gen, zoals ik me die voorstel te vinden in Londen en Berlijn. Wat de coolest green city in Europe betreft: er is veel beleid (en geld) voor duurzaamheid beschikbaar. Tegelijkertijd leven mensen relatief dicht op de natuur, met parken, stranden dichtbij de stad en in hun zomerhuizen.­Gecombineerd met de Deense voorliefde voor design, maakt dat dat er veel interessante ontwikkelingen zijn.

De spanning tussen ‘meer burgerinitiatief’ enerzijds en bezuinigingen en een terugtrekkende overheid anderzijds is er heel scherp aanwezig. De vele burgerinitiatieven en wat wij de civic economy noemen zijn intrinsiek goede ontwik­ ke­lingen, maar moeten geen vijgenblad worden voor kaalslag in de publieke voorzieningen. Ook 38


LEREN VAN HOT CITIES BERLIJN, KOPENHAGEN EN LONDEN

_JOOST BEUNDERMAN, JOHANNES SCHOTANUS EN VINCENT KOMPIER

zij hebben sterk te lijden onder bezuinigingen en er waren altijd ook al trusts die niet zo veel bereiken. Bij het Engelse big society-debat zie je verder dat veel meer verandering en nieuwe inspanning van burgers wordt verwacht dan van bedrijven, en ook dat is dubieus. Kortom, kritisch enthousiasme geboden. Ten tweede heeft het geen zin om naar Engelse voorbeelden te kijken zonder te begrijpen waar die vandaan komen: uit de gammele Engelse verzorgingsstaat die dat soort zelforganisatie vaak bitter nodig maakte, maar ook uit de stellingname van de toen nog jonge Tony Blair in 1997, die sociale ondernemers een plaats gaf in zijn eerste speech als premier en uit het beleid dat de daarop volgende jaren werd gevoerd om de infrastructuur van die derde sector op te bouwen.

in de stad. Niet met Sinti of Roma, maar met mensen die niet in een doorsnee-woning willen wonen. Ze zijn bijna volledig zelfvoorzienend, hebben dus ook geen aansluiting op stroom of gas. Dergelijke en andere groepen worden in Berlijn niet ‘gemarginaliseerd’ en aan de rand van de stad geparkeerd, maar maken deel uit van het dagelijkse Berlijnse leven.

> Rv: datum: donderdag 03 nov 2012  09:03 Het jaarthema van RUIMTEVOLK is ‘Nieuw eigenaarschap in de ruimtelijke ordening’. ­Vincent gaf aan dat Berlijners de stad al langer als eigendom beschouwen. Hoe zit dat in Londen en in Kopenhagen? Johannes heeft het over sterke subculturen of onderstromingen. Is het in de subculturen of onderstromingen waar dat eigenaarschap zich (uitsluitend) manifesteert?

Al vanaf de jaren 70 zie je lokale actiegroepen, initiatieven en sociale ondernemingen ontstaan uit zowel de middenklasse als de working class. In veel gevallen gaat het dwars door etnische scheidslijnen heen. Er waren overal problemen, en daarmee overal ‘probleemeigenaren’, waaruit nieuw eigenaarschap voortkwam. Daarbij zijn ze,­ typisch Brits, vaak vrij pragmatisch en onderne­ mend in plaats van ideologisch of protestgericht; ze doen wat ze denken dat nodig is om vooruitgang te boeken voor hun wijk, buurt of groep.

> JB: datum: donderdag 30 aug 2012  15:42 Groot-Brittannië is al heel lang een sociale en culturele lappendeken met veel ruimte voor initiatiefrijke individuen en groepen om eigen ideeën vorm te geven. Deze praktijk is wijdverbreid en niet toe te schrijven aan een bepaalde subcultuur of onderstroming. Ook zijn er net zo veel prachtige initiatieven te vinden op het platteland en de Schotse heuvels als in typische kosmopolitische steden.

>VK: datum: donderdag 30 aug 2012  09:57 Het begrip van eigenaarschap is niet overal ­gelijk verdeeld over de stad. De Hausbesetzerscene (krakers) is de belangrijkste en invloedrijkste groep. Zij hebben het voor elkaar gekregen dat oude panden zijn blijven staan en zijn erg actief in de Genossenschaften, vergelijkbaar met een coöperatie als bestuursvorm. Overigens zijn het vooral de Wahlberliner (mensen die vanuit andere steden/landen naar Berlijn komen) die in Berlijn hun wensen en dromen komen waarmaken. De ruimte, het prijsniveau, de vrijheid en tolerantie maakt dat zij hun ding kunnen doen, dat soms beklijft en soms een eenmalige opleving is. Opvallend vind ik ook de vele buurt- en wijkfeesten het gehele jaar door, die het buurtgevoel (ruimtelijk) versterken. Daarnaast liggen er diverse gelegaliseerde woonwagenkampen

Wat je wel ziet is dat succesvolle voorbeelden vaak voortkomen uit de combinatie van zwakkere groepen en mensen met veel contacten en ideeën, sociaal kapitaal dus. Vaak zijn het buitenstaanders of, zoals ook in Berlijn, ­nieuwkomers die de boel in beweging brengen. > JS: datum: vrijdag 31 aug 2012  08:41 Ook al zijn Denen over het algemeen erg betrokken bij debatten over ruimtelijke orde­ning, de ontwikkeling en financiering van publieke ruimte wordt grotendeels nog steeds gezien als een taak van lokale overheden. ­Dit heeft deels te maken met de hoge belastingen waardoor veel wordt verwacht van overheden. Daarnaast is Denemarken behoorlijk gereguleerd, wat tot gevolg heeft dat overheden goed kunnen sturen, uitwassen 39


RUIMTEVOLK JAARBOEK 2012

NIEUW EIGENAARSCHAP IN DE RUIMTELIJKE ORDENING

kunnen voorkomen e­ n een hoge standaard kunnen nastreven. ­Tegelijkertijd betekent dit ook dat er meer controle is, waardoor het moeilijker is om je ruimte spontaan toe te eigenen, temeer daar ruimte vrij schaars is.

­­ ndernemers. In beide gevallen heeft de o gemeente op de achtergrond slim meegewerkt door verbindingen te leggen, ruimte te helpen zoeken et cetera. Een ander goed voorbeeld is het DIY Streets pilot-project in Haringey, een formule van de stichting Sustrans, waarbij bewoners geholpen worden om zelf de lokale verkeerssituatie aan te pakken door allerlei kleine acupunctuur-interventies.

Het is echter niet zo dat deze overheidsbemoeienis gebeurt zonder inspraak. Een voorbeeld hiervan is het meatpacking district, Kødbyen, waar leegstand begon te ontstaan. De gemeente wilde geen volledige gentrificatie en heeft vervolgens beleid ontwikkeld waarbij een menging van functies vooropstaat, van galeries en bars tot horecagroothandels. Hier komt de sociaal-democratische geschiedenis goed van pas: veel van dit soort gebieden zijn door de gemeente opgekocht en zijn dus niet aan de markt overgelaten.

In al deze gevallen gaat het meer om de gemeente die zich open opstelt en risicovermijdende instincten onderdrukt dan dat ze zelf de leiding neemt. Veel jonge gemeenteambtenaren weten het spel goed te spelen en krijgen hun – vaak veel behoedzamere – gemeenteraadsleden mee om risico te nemen. > JS: zaterdag 1 september 2012  14:03 Er zijn naar mijn weten relatief weinig bottomup groene initiatieven in Kopenhagen, er wordt veel van de overheid verwacht in die zin. Wel is het zo dat mensen initiatieven of ideeën aandragen, zoals het opnieuw blootleggen van een beek bij de Åboulevard, een belangrijke verkeersader door de stad. Vaak gaat de gemeente serieus op deze ideeën in en neemt deze dus vervolgens over.

Tegelijkertijd is er een lange collectivistische traditie in Denemarken, met van oudsher veel kleinschalige woningcoöperaties (tien tot, in uitzonderlijke gevallen, vierhonderd appar­te­­menten) vergelijkbaar met de Berlijnse ­Genossenschaften, of de coops in New York. Deze houden zich vooral bezig met gemeenschappelijke binnenhoven, en in een paar uitzonderlijke gevallen ook met de ontwikkeling van een hele straat, zoals bijvoorbeeld Jægersborggade. Op dit ­moment probeert ook Christiania zichzelf opnieuw uit te vinden, na een lange periode waarin ze behoudend zijn geweest in hun oorspronkelijk progressieve uitgangspunten. Dit gebeurt overigens ook met (financiële) hulp ­ van over­heden, maar zelf georganiseerd.

Daarnaast zijn er particuliere fondsen die regelmatig met grote bedragen bijdragen aan groene projecten, zoals bruggen voor langzaam verkeer die hele delen van de stad veel beter ontsluiten voor fietsers. > VK: datum: maandag 03 sep 2012  11:16 Een mooi voorbeeld van hoe de lokale overheid de bottom-up cultuur omarmt is het in 2008 gesloten vliegveld Tempelhof. Prompt kreeg Berlijn er 365 hectare leegte bij. De gemeente heeft een overlappend planningsproces opgesteld waarbij tijdelijke en toekomstige functies op elkaar inspelen. Een oproep voor tijdelijk gebruik van het Tempelhofer Feld leverde meer dan honderd ideeën op. Deze zijn gethematiseerd en gelinkt naar toekomstig gebruik. Delen van het Tempelhofer Feld worden in de toekomst gebruikt voor woningbouw, de Landesbibliotheek en kantoren­ en bedrijven. De thema’s voor het tijdelijk

> rV: datum: vrijdag 31 aug 2012  11:55 Hoe zien jullie dat het stadsbestuur van Berlijn, Londen, Kopenhagen (of de nationale overheid) invloed heeft op of omgaat met ideeën en initiatieven van stadsbewoners? > JB: datum: maandag 03 sep 2012  13:37 Het zijn vooral de London Boroughs, vergelijk­ baar met gemeenten, die een rol spelen. Zij zijn veelal erg actief in faciliteren, deels uit nood geboren wegens bezuinigingen. In het Compendium for the Civic Economy noemen we bijvoorbeeld het ‘eco-theater’ Arcola en het Brixton Village Project opgestart door sociale­ 40


LEREN VAN HOT CITIES BERLIJN, KOPENHAGEN EN LONDEN

_JOOST BEUNDERMAN, JOHANNES SCHOTANUS EN VINCENT KOMPIER

gebruik hadden direct met dit toekomstplan te maken. Het openstellen van het terrein heeft tot acceptatie door de Berlijners geleid; Tempelhof is de ideale barbecue/skate/vlieger/hardloop/ tuinier/uitwaaiplek van Berlijn geworden.

> VK: datum: maandag 03 sep 2012  18:50 Ik ben het met Joost eens dat in Nederland veel kan, dat moet gezegd. Die nieuwsgierigheid - soms op het brutale af - van de Nederlander is wat dat betreft heel goed en helpt het vak ­verder. En de crisis biedt kansen, daar ben ik zeker van overtuigd. Al was het maar omdat mensen plannen en posities moeten overdenken. Wat mij in Nederland opvalt, is dat de klepel nu wel weer erg de andere kant opslaat: van top-down overheidsgestuurd lijkt nu iedereen bottom-up zelf ruimtelijk te moeten ordenen (hoor ik daar een verkapte bezuiniging?). Die klepelreactie roept bij anderen, terecht, weerstand op, zodat het langzamerhand meer over de positie van de klepel gaat dan over de inhoud en wat er zou moeten veranderen. Ik zie duidelijk een kloof ontstaan tussen diegenen die willen veranderen en diegenen die denken dat het wel weer overwaait.

> RV: datum: maandag 03 sep 2012  07:32 Het is crisis en mede daardoor veranderen er ook in Nederland dingen als het gaat om stedelijke ontwikkeling. Hoe zien jullie de dynamiek die er is in Nederlandse steden? > JB: datum: maandag 03 sep 2012  18:27 Een aantal dingen valt me op. Ten eerste dat de crisis misschien pas vrij laat echt gevolgen begon te hebben in Nederland (zeker in vergelijking met het Verenigd Koninkrijk) maar dat de mensen die ik spreek, zowel professionals als ­allerlei initiatiefrijke individuen buiten bestaande verbanden, nu echt doordrongen zijn van de urgentie om nieuwe manieren van werken te vinden en uit te testen. Er is een dorst naar ­kennis, knowhow, ervaringen, voorbeelden. Ten tweede is het gewoon schitterend om te zien dat er in Nederland al heel veel gebeurt qua experimenten. Als relatieve buitenstaander heb ik gigantisch veel geleerd van de projecten waarbij ik betrokken ben geweest, zoals de werksessies organische gebiedsontwikkeling van Nirov, Planbureau voor de Leefomgeving en Urhahn Urban Design, de inventarisaties van bottom-up initiatieven van het Stimuleringsfonds voor Architectuur, en bijvoorbeeld ook van de vele initiatieven genoemd in de Community Lovers Guides en de Van der Leeuwprijs. Het lijkt alsof de interactie tussen bottom-up en top-down in Nederland vaak opener en flexibeler is dan in het Verenigd Koninkrijk, er is heel veel ruimte voor experiment. Dat zeggen Britten ook als ze naar Nederland kijken: er kan zo veel daar, niets is te gek, van alles moois valt te regelen ook als het formeel gezien eigenlijk niet zou ­mogen. En de leerbereidheid van (mensen binnen) grote instituties lijkt heel aanzienlijk, dus dat geeft ook hoop. Het gras is altijd groener aan de overkant natuurlijk, maar laten we niet over het hoofd zien dat Nederlandse initiatiefnemers en voortrekkers­ ook heel veel van elkaar kunnen leren. 41

Laatstgenoemden zijn de langzittende mensen op belangrijke posities met veel ervaring. Maar in tijden van crisis is ervaring de grootste belemmering. In die zin ben ik pessimistischer dan Joost. Hoewel ik inmiddels hordes professionelen door Berlijn gejaagd heb, die allen enthousiast terug naar Nederland keren. Of (en hoe) dat beklijft, is mij niet altijd duidelijk. > RV: datum: dinsdag 04 sep 2012  07:54 Wat zou je uit je ervaringen in eigen stad/land mee willen geven aan bestuurders in Nederland? > JS: datum: woensdag 05 sep 2012  22:05 Zoals ik al eerder schreef, is er een enorm draag­ vlak en interesse in Kopenhagen en Denemarken voor architectuur, stedenbouw en design. De standaard is hoog, en dat verwachten mensen ook. Wat ik aan bestuurders zou willen meegeven is dat het (blijven) simuleren van architectuur en stedenbouw uiteindelijk draagvlak creëert voor goede architectuur en stedenbouw. Ook en misschien wel juist in bottom-up initiatieven. > VK: datum: woensdag 05 sep 2012  03:31 Cultuurverschillen daargelaten denk ik dat het mogelijk is om Nederlanders bij te brengen dat er veel meer vanuit burgers zelf kan worden


RUIMTEVOLK JAARBOEK 2012

NIEUW EIGENAARSCHAP IN DE RUIMTELIJKE ORDENING

geregeld. Dat bedoel ik niet vanuit een liberaal, vrijemarktfetisjistisch geloof; integendeel. Maar het ‘wij weten wat goed voor u is’ mag wel een tandje minder. Nu het ruimtelijke-ordeningsbeleid in Nederland is verworden tot louter economisch topsectorenbeleid en concurrentie tussen steden het enige doel is, lijkt het me van belang dat de overheid er juist voor zorgt dat duizend bloemen kunnen bloeien. Eerder regisseur dan schoolmeester, eerder doorgeefluik dan gesloten loket. Dat zal ongetwijfeld tot meer ruimtelijke variatie leiden en in die zin wellicht ook tot meer diversiteit en misschien ongelijkheid. Maar die drang tot samenhang mag ook wel wat minder, zowel in architectuur als in stedenbouw, zonder dat dit meteen tot verrommeling zal leiden. Stel functie boven vorm. Onderschat het particulier initiatief - in welke vorm dan ook - niet, geef er ruimte aan en hou tegelijkertijd de hoofdlijnen strak in de gaten.

Ten derde: opstartfinanciering blijkt heel vaak belangrijk, om de ‘ontdekkingsfase’ waar nieuwe initiatieven in terecht komen mogelijk te maken. Let wel, dit gaat vaak om relatief kleine bedragen (zeker in vergelijking met de miljoenen die we de afgelopen decennia uitgaven aan de ruimtelijke ordening) maar ze stellen initiatiefnemers in staat om bijvoorbeeld expertise en peer2peer-advies te vinden. Als laatste: meer en meer wordt duidelijk, in het Verenigd Koninkrijk net zozeer als in Nederland, dat de scheiding tussen community development,­ economic development en physical regeneration heel diep is geweest, met grote gevolgen. Silodenken, andere talen spreken, bepaalde dingen wel of niet als kans (h)erkennen, organisatorische cultuur et cetera hebben deze velden uit elkaar gedreven en dat is niet goed geweest voor onze steden. Breng ze weer dichter bij elkaar; de mensen, de kennisuitwisseling en reflectie, de ideeënvorming. Zonder dat een manier van denken gaat domineren ten koste van de ander. De meest veerkrachtige (en leukste) stad is een stad die empathisch is: die kan invoelen wat de mogelijkheden en wensen en aspiraties en dromen zijn die haar inwoners ter tafel brengen, en daar dan iets mee kan doen. En bij die empathische stad past geen hokjesgeest.

> JB: datum: woensdag 05 sep 2012  23:39 Ik denk dat het voor bestuurders zaak is om snel heel praktisch te worden. Wie brood ziet in (en mooie woorden besteedt aan) nieuwe vormen van bewonersinitiatief, wijkondernemingen, nieuwe coöperaties et cetera, heeft ook de plicht om zich af te vragen wat er nou structureel voor­nodig is om de gezonde grond hiervoor te blijven creëren. Dat wil wat mij betreft zeggen: ten eerste vooral veel kennis nemen van de ‘doeners’, de praktijkervaringen van de nieuwe burgerondernemers echt goed proberen te bevatten en die openheid en flexibiliteit dan ook echt toepassen waar initiatiefnemers aangeven dat beleidsmakers een rol kunnen of hebben te spelen. Kritisch enthousiasme dus, met ruimte voor zowel succesverhalen als problematische gevallen (want zelforganisatie levert ook veel nieuwe vragen op).

Joost Beunderman woont sinds 2003 in Londen. Hij studeerde er aan de London School of Economics om er vervolgens te blijven. Momenteel werkt hij met zijn bureau 00:/ op het snijvlak van ontwerp en beleid en is hij associate het Nederlandse Urhahn Urban Design. joost@researchnet00.net | www.research00.net | @joostbeunderman Johannes Schotanus verhuisde in 2006 naar Kopenhagen. Daar richtte hij samen met zijn compagnon (Jonas Labbé) LASC Studio op, van waaruit hij werkt aan een breed spectrum van meubel­design tot kleine stedenbouwkundige projecten. schotanus@lascstudio.com | www.lascstudio.com

Ten tweede: het duizend bloemen laten bloeien waar Vincent het over heeft, heeft ook te maken met het bieden van de juiste infrastructuur. Dat kan regelgeving zijn maar ook het slim vormgeven van experimenten en proefprojecten. Immers, in tijden van verandering moeten we allemaal weer op ontdekkingstocht.

Vincent Kompier woont sinds 2008 in Berlijn waar hij sinds 1994 minimaal een keer per jaar kwam. Hij ging mee met zijn partner en heeft vervolgens zijn eigen niche gevonden die tussen architectuur en stedenbouw in ligt en die gaat over het dagelijks functioneren van de stad. mail@vincentkompier.de | www.vincentkompier.de | @vinberlin

42


VAN EMPOWERMENT NAAR PLICHT

_FREEK LIEBRAND EN SOPHIE PAUWELS

Van empowerment naar plicht freek liebrand en sophie pauwels

Nog niet zo lang geleden streefden wij in Nederland­ naar sociale stijging en ­empowerment van bewoners. Tegenwoordig wordt juist de verantwoordelijkheid van burgers voor de publieke zaak benadrukt. Maar de overheid en corporaties hebben te hoog gespannen verwachtingen van het overlaten aan burgers.

bewoners in de plaats is gekomen voor de passieve, consumerende houding in de tijd dat de welzijnsorganisatie de dienst uitmaakte. Een ander succesverhaal is die van Stadslab Leiden, een netwerk van zo’n vierhonderd betrokken, veelal hoogopgeleide en creatieve Leidenaren die in hun vrije tijd geen tv kijken, maar hun ­professionele expertise inzetten voor het bedenken en organiseren van nieuwe ideeën en projecten voor hun stad. Soms blijven het plannen, m ­ aar regelmatig worden de ideeën van Stadslab werkelijkheid of vinden ze hun weg naar beleidsdocumenten.

Lantaarnpalen adopteren Niet overal slaagt de zoektocht naar burgerkracht. Bewoners uit Amsterdam-Noord keken raar op toen er stickers op de prullenbakken verschenen met het verzoek de prullenbak voortaan zelf te legen. Anders verdwijnen de ­circa 120 prullenbakken. Maar niet alleen prullen­ bakken zoeken een adoptieouder. Gemeente Buren haalt vijfhonderd van de negenhonderd lantaarnpalen in het buitengebied van de begroting. Bewoners kunnen voor ruim honderd euro een paal laten branden of een paal gratis op hun erf plaatsen en alle verdere kosten voor hun rekening nemen.

Professionals zijn hard op zoek naar burgerkracht en maatschappelijk initiatief. De gemiddelde bewoner zit hier niet zo mee. Bewoners vinden zichzelf actief genoeg of nemen een abonne­ ment op de sportschool. Hoeveel bewoners vragen zich hardop af: ‘Heb ik burgerkracht?’. Zo nu en dan dient zich een succesverhaal aan. Een bekend voorbeeld is buurthuis De Nieuwe Juffer in Utrecht. De Nieuwe Juffer wordt niet alleen volledig door bewoners gerund, maar functioneert zelfs beter dan voorheen. Dit komt doordat een ondernemende houding bij 43


RUIMTEVOLK JAARBOEK 2012

NIEUW EIGENAARSCHAP IN DE RUIMTELIJKE ORDENING

Dit zijn interessante verschuivingen in de taakverdeling tussen overheid en burgers. Soms met succes en soms de plank volledig misslaand. Het is nog zoeken naar de juiste condities waarin het eigenaarschap dat voorheen tot de overheid ­behoorde succesvol kan worden overgedragen aan bewoners. Een buurthuis runnen kan je lust en je leven zijn, maar een prullenbak verschonen­ levert een stuk minder voldoening op. Bovendien mobiliseert het adoptieplan weinig collectieve energie, enige verbijstering en verontwaardiging daargelaten.

bindt bestaande activiteiten beter met elkaar en creëert een gezamenlijke verantwoordelijkheid voor de leefbaarheid.

Eindverantwoordelijk Samenwerkingsverbanden tussen overheid en burgers zullen horizontaler worden. Lokale partnerschappen waarbij betrokkenen vanuit gelijkwaardigheid samenwerken aan het realiseren van een gemeenschappelijk doel. Burgers kunnen hier actief aan meedoen in de rol van bewoner, ondernemer, professional of vrijwilliger. Door dit samenspel is meer mogelijk en ontstaat er een gedeeld eigenaarschap. De overheid is enkel eindverantwoordelijk. Ze hoeft het dus niet altijd zelf te doen. Wel heeft zij de taak om richting te geven en het maatschappelijk initiatief te faciliteren. Daar waar het de directe leefwereld van bewoners betreft - de leefbaarheid en de woonomgeving - daar moeten de wensen en initiatieven van bewoners centraal staan.

Actief burgerschap komt vanuit een intrinsieke motivatie om iets voor jezelf - of een groep - voor elkaar te krijgen of om iets voor een ander te betekenen. Vaak zorgt een concrete aanleiding ervoor dat een slapende betrokkenheid wordt geactiveerd. Dit kan een negatieve aanleiding hebben, zoals het verdwijnen van een buurthuis of lantaarnpaal, maar de energie die daarmee aangewakkerd wordt komt vanuit de mensen zelf. Mensen verenigen zich en vinden elkaar in het realiseren van een gedeeld doel. Top-down is het erg lastig om deze energie aan te spreken, zeker als het een negatieve aanleiding heeft. Het collectief eergevoel dat bewoners beweegt om hun straat netjes schoon te maken, ontbreekt als de gemeente bewoners vraagt het voortaan lekker zelf te doen. Zelfbeheer als bezuinigingsopgave is dan ook haast gedoemd te mislukken. Er zijn slimmere of meer ludieke acties nodig om bewoners voor zelfbeheer te mobiliseren. Acties die onuitgesproken wensen en behoeften van bewoners aanspreken en deze zorgvuldig ondersteunen tot succesvolle initiatieven. Niet alle burgerkracht wordt als zodanig door professionals herkend. Er zijn talloze georganiseerde groepen bewoners in de wijk die zich actief inzetten voor hun school, studenten­ vereniging of sportclub. Dergelijke netwerken kunnen slim worden geactiveerd om een bredere relevantie te hebben voor hun wijk of buurt. Zo zijn er voorbeelden waarbij sportverenigingen alleen subsidie krijgen als zij ook een betekenis­volle wijkfunctie vervullen. Denk aan een voetbalkantine die op woensdagavond tevens als jongerencentrum fungeert. Dit ver-

Freek Liebrand Início

Sophie Pauwels Início

Freek Liebrand studeerde Stadsgeografie en European Urban Cultures en is adviseur stedelijke vernieuwing bij Início, een adviesbureau voor ruimtelijke en sociale ontwikkeling en beheer. Hij heeft veel ervaring met wijkontwikkeling en bewoners­participatie.

Sophie Pauwels is werkzaam bij Início, adviesbureau voor ruimte­lijke en sociale ontwikkeling en beheer. Ze is een stadsanalist met opgestroopte mouwen.

fliebrand@inicio.nl www.inicio.nl @freekliebrand

44

spauwels@inicio.nl www.inicio.nl


DE NIEUWE SCHAARSTE

_ERIK TIMMER

Programma­schaar­ste leidt ertoe dat ruimtelijke ontwikkelingen structureel onrendabel worden. Toch is er reden voor optimisme.

_POSTED ON 20/06/2012

DE NIEUWE SCHAARSTE

# gras zaaien

Je werkt al tijden aan een plan dat op geen enkele manier rond te krijgen is. En vervolgens ligt het dilemma op tafel: óf je levert onaanvaardbaar veel in op kwaliteit, óf er moet onverantwoord veel geld bij. Maar als je eerlijk bent, is het nog maar de vraag of het wel of-of is. Op dat moment roept er iemand, half serieus: ‘Weet je wat nog het allergoedkoopste is? Stoppen en gras zaaien.’ ERIK TIMMER Lefier StadGroningen Erik Timmer is sociaal geograaf. ­ Na tien jaar bij de lokale overheid als beleidsadviseur te hebben gewerkt (eerst ruimtelijke ontwik­ keling, daarna wonen), maakte hij in 2009 de overstap naar Lefier, een maatschappelijk bewogen en ambitieuze wooncorporatie. Hij werkt daar als procesmanager maatschappij­en markt bij het woonbedrijf StadGroningen. e.timmer@lefier.nl www.lefier.nl @erikrtimmer

Waar we een paar jaar geleden gelachen en weer doorgewerkt zouden hebben, komen we nu steeds vaker op het punt dat er daadwerkelijk gras gezaaid wordt. In mijn eigen gemeente, Groningen, zijn grote delen van de geplande woonwijk Meerstad uit de exploitatie gehaald. Vorige maand nog sneuvelde de tweede fase van een ambitieus bedrij­ venterrein, Westpoort. Het is verleidelijk om dergelijke ontwikkelingen op te hangen aan de economische crisis. En misschien is het nog wel verleidelijker om te denken: ‘Hallo, in Groningen heb je krimp, geen wonder dat er dan geen grond meer verkocht wordt.’ Maar dat is niet terecht, al is het maar omdat de stad Groningen hele­ maal niet krimpt. De afgelopen vijftien jaar is Groningen met 20.000 inwoners gegroeid, en de komende vijftien jaar komt er volgens het CBS nog zo’n aantal inwoners bij. En toch is het beeld ook hier: ­leegstand, braakligging en plannen die niet van de grond komen.

PROGRAMMASCHAARSTE Hier is dus wat anders aan de hand. Iets wat gek genoeg nog nergens benoemd is, maar wel een bepalende factor aan het worden is in de ruimtelijke ontwikkeling: programmaschaarste. Programmaschaarste is ontzettend ingrijpend, het zet de manier waarop we ontwikkelen in 45


RUIMTEVOLK JAARBOEK 2012

NIEUW EIGENAARSCHAP IN DE RUIMTELIJKE ORDENING

Nederland op zijn kop. Om dat te begrijpen is het nodig om te kijken naar de basis van ons economisch handelen. Schaarste is daarin een kernbegrip: jij produceert iets dat schaars is. Anderen die dat niet hebben, zijn bereid jou voor dat schaarse goed een bedrag te betalen dat hoger ligt dan de kosten die jij hebt gemaakt om het te maken. Deze ‘plus’ is voor jou als producent. In de ruimtelijke ontwikkeling is grond altijd het schaarse goed ­geweest. Mensen waren bereid ruimhartig te betalen voor een plekje om te wonen of te werken, en die opbrengsten waren ruim voldoende om de bouwkosten te compenseren. In snelgroeiende economieën zie je dit nog steeds. Daar komt het tot uiting in dichtbevolkte flatwijken die allemaal vol zitten, ondanks de schrale kwaliteit. Het stadsland­ schap wordt dan letterlijk een grafiek van de ruimtedruk. In Nederland is dat anders. Hier is de grond niet langer schaars. Dat is te merken in alle sectoren (detailhandel, kantoren, accommodaties), maar ik zal me hier richten op wonen en bevolkingsontwikkeling. # ruimtedruk

# krimp # rendabele grondexploitatie

# grondschaarste

WONEN Of er nu sprake is van krimp of niet, overal gaat de groei van de ­bevolking veel minder hard dan we gewend zijn. Dat betekent dat jaar in jaar uit het aantal startende huishoudens afneemt. Deze stroom was in het verleden ruim voldoende om elke gemeente zijn eigen uitbrei­ dings­wijken te laten bouwen, nu is dat niet meer zo. Het tempo waarin het aantal huishoudens toeneemt, sluit niet meer aan bij het minimaal noodzakelijke bouwtempo waar een rendabele grondexploitatie om vraagt. Daar komt nog iets bij: het steeds hoger worden van de gemiddelde leeftijd. We praten hier meestal over in termen van vergrijzing en vertalen dat al snel in een behoefte aan nieuwe woningen. Terwijl een ander effect veel sterker gevoeld wordt: hoe ouder mensen worden, hoe minder ze verhuizen. Verhuist onder de twintigers ongeveer de helft van het aantal huishoudens binnen twee jaar, onder vijftigers en zestigers daalt dit naar 5 tot10 procent. Als je dan weet dat de laatste twintig jaar het aantal twintigers met 500.000 is afgenomen en het aantal vijftigers en zestigers is toegenomen met 1,3 miljoen, krijg je opeens een heel ander perspectief op de stilstand in de woningmarkt. Ook politieke besluitvorming speelt mee. De wil om stedelijke groei ­ te reguleren en zo landschap en natuur te beschermen heeft vanaf ­ de jaren 70 een grote rol gespeeld in het schaars houden van bouw­ grond. Sinds het eerste kabinet Balkenende is dat beleid echter van tafel. En hoewel in theorie provincies hier sturend op hadden moeten treden, leidde het in de praktijk tot een explosie van planvorming. Precies die plannen die nu sneuvelen.

46


DE NIEUWE SCHAARSTE

_ERIK TIMMER

_POSTED ON 20/06/2012

DE ‘PLUS’ Willen we begrijpen hoe programmaschaarste werkt, dan moeten we terug naar de economie: wie datgene heeft wat schaars is, incasseert de ‘plus’ (het verschil tussen productiekosten en de betaalde prijs). Als grond schaars is, gaat die plus naar de ontwikkelaar. Maar als de grond niet langer schaars is, gaat de plus naar de gebruiker die met zijn woning of bedrijf het nu schaarse programma levert. De gebrui­ ker rekent een prijs af die niet langer voldoende is om de grond- en productiekosten te dekken. Het is dan voor de producent, inderdaad, goedkoper om gras te zaaien. Feitelijk wordt hier al naar gehandeld.­ Een goed voorbeeld is de nutteloze verhuizing van KPMG van ­Amstel­veen naar Abcoude, uit De slag om Nederland. # programmaschaarste

Programmaschaarste leidt er dus toe dat ruimtelijke ontwikkeling­ structureel onrendabel wordt. Dat is nogal een constatering. ­Gemeentefinanciën, corporatiebegrotingen, de hele projectontwik­ kelingsbranche, allemaal zijn ze opgebouwd rondom het idee dat je­met ruimtelijke ontwikkeling geld kunt verdienen. Als het besef doordringt dat dit voorgoed voorbij is (en niet even een paar jaartjes omdat de economie krimpt), staat ons nog een flinke systeemcrisis ­ te wachten. Geen florissant vooruitzicht dus. En toch is er reden voor optimisme. Want het vooruitzicht dat er met ruimtelijke ontwikkeling geen droog brood te verdienen valt, gaat leiden tot een complete verschuiving in het krachtenveld, en in het menstype dat in ons vakgebied actief is. Wie only in it for the money is, zal eieren voor zijn geld kiezen en zich op andere sectoren gaan richten. Het is wachten op de eerste projectontwikkelaar die de bakens verzet richting de thuiszorgsector. Over blijven dan die mensen en organisaties die vanuit creativiteit en engagement willen werken aan mooie dorpen, steden en landschappen. Noem me naïef, maar per­ soonlijk vind ik dat een prachtig perspectief.

# structureel onrendabel

# engagement

47


RUIMTEVOLK JAARBOEK 2012

Het segregatiespook waart door Nederland. Ondanks dat het tegengaan van ruimtelijke segregatie een zaak van nationaal belang is, kijkt het Rijk vooralsnog toe.

NIEUW EIGENAARSCHAP IN DE RUIMTELIJKE ORDENING

DE GROTE UITSORTERING

De overheid trekt zich terug uit de ruimtelijke sector. Het Rijk ziet, behalve op het gebied van mobiliteit, nauwelijks nog een taak voor zichzelf weggelegd. Op provinciaal en gemeentelijk niveau is zelfsturing tegenwoordig het adagium. Intussen gaat de strijd om de ruimte gewoon door. Deze wordt niet meer gevoerd met investeringsgeld, maar is nu een worsteling tussen de winnaars en verliezers in de postindustriële, gemondialiseerde economie. ERRIK BUURSINK Dienst Ruimtelijke Ordening, Gemeente Amsterdam Errik Buursink studeerde Geschiedenis en Erfgoedstudies aan de UvA. In 2010 studeerde hij cum laude af. Sinds 2007 is hij als planoloog en beleidsadviseur werkzaam bij de Dienst Ruimtelijke Ordening van de Gemeente Amster­ dam. Hij publiceert regelmatig over ruimtelijke vraagstukken. In 2012 won hij de de essayprijsvraag met als thema ‘Van wie is de stad?’ van de KHMW en NRC Handelsblad. errik.buursink@gmail.com www.amsterdam.nl/dro @errikb

# arbeidsparticipatiegraad

Geen enkel aan de planning gelieerd thema staat de laatste jaren zo in de belangstelling als de economie. De financiële crisis en de weinig florissante toekomstverwachting voor de euro heeft het geloof in onze bestaanszekerheid ernstig geschaad. We twijfelen zelfs aan ons econo­ misch bestaansrecht. Wat heeft Europa, Nederland, de Randstad of het KAN-gebied nog voor toegevoegde waarde in de eeuw van Azië? Deze zomer gaf ik bij familie een lange uiteenzetting over de opkomst van de creatieve kenniseconomie. Toen ik eindelijk mijn mond hield, zei mijn schoonvader: ‘Maar we máken hier niets meer.’ Tja. Voor wie economische kracht associeert met stampende fabrieken en kraanige menschen in vuile overals, lijkt het alsof Nederland al lange tijd op de pof leeft. En deels klopt dat ook. In mijn geboortestad Enschede, eens het grootste textielproductiecentrum van het Europese vasteland, wordt nagenoeg niets tastbaars geproduceerd. De arbeidsparticipatie­ graad ligt er op een schamele 60 procent en dan werkt ook nog eens een derde van de beroepsbevolking in de publieke sector, vooral in de zorg en het onderwijs. Enschede is geen stad die haar eigen broek ophoudt. De helft van de gemeentebegroting gaat er op aan sociale lasten.

48


DE GROTE UITSORTERING

_ERRIK BUURSINK

# maakindustrie

# middenklasse

# suburbs # opleidingsniveau # inkomensongelijkheid

_POSTED ON 01/03/2012

UITSORTERING Steden die het verlies van industriebanen niet wisten te compenseren, hebben het in de hele westerse wereld moeilijk. Maar ook in succes­ volle steden zijn er gaten in de arbeidsmarkt gevallen als gevolg van het ver­trek van de maakindustrie naar Azië. De hoogwaardige en creatieve dienstensector die in de grote steden bloeit, schept bovendien naast specialistische banen vooral een grote vraag naar laagwaardige diensten. Helaas dringen schoonmakers, bordenwassers en baggage­ handlers niet snel door tot de middenklasse. De arbeidsmarkt pola­ riseert. In dit licht is het opvallend dat de inkomensongelijkheid in­ Nederland tot nu toe nauwelijks toeneemt. Dat is prettig en in veel westerse landen echt anders, denk aan Groot-Brittannië en de VS.­ Wat we wel zien is dat de ruimtelijke uitsortering van groepen mensen, die in de VS al enige jaren terug werd gesignaleerd, ook hier manifest wordt. Die uitsortering geschiedt niet zozeer naar inkomen als wel naar opleidingsniveau. En dat is voor de ruimtelijke ordening toch ingrijpend. Hoogopge­ leid en creatief verzamelt zich in de kern van de grote steden en in de mooiste suburbane milieus: het Gooi, de Binnenduinrand, de Veluwezoom. Middelbaar opgeleid is vanaf 1970 en masse richting minder idyllisch gelegen suburbs getrokken: Almere, Purmerend, Hellevoetsluis, Duiven, Zoetermeer. De laagopgeleiden wonen vaak nog in de minder gewilde delen van de grote steden, maar steeds vaker ook in suburbane milieus uit de jaren 70 en 80, waarvan de po­ pulariteit duidelijk tanende is. Maar daar blijft het niet bij. Hoe meer ik lees over de ontwikkeling van economische sectoren en de werk­ gelegenheid, hoe meer ik ervan overtuigd raak dat ook Nederland met een grotere inkomensongelijkheid te maken gaat krijgen. Voor mijn geestesoog doemt een beeld op van een land dat splijt, waar­door kansen en inkomens ongelijk verdeeld zijn.

# consumentengeluk

GELUKSMACHINE Het lijkt erop dat er in de toekomst voor hoogwaardige dienstver­ leners en veel creatieve bedrijven nog volop werk zal zijn. Ook in de zorg, het onderwijs en horeca is nog altijd vraag naar mensen. Maar in de kenniseconomie wordt alleen de cognitieve bovenklasse werkelijk goed betaald. Lager en middelbaar opgeleiden hoeven niet werkloos thuis te zitten, maar het consumentengeluk dat in de 20e eeuw voor iedereen bereikbaar werd, zal aan een kleinere groep voorbehouden zijn. De staat fungeert nu als geluksmachine door rijkdom te spreiden en iedereen een waardig bestaan te bieden. Die waardigheid staat voor veel mensen gelijk aan de mogelijkheid mee te doen in het weergaloze koopfeest, dat onze woonkamers heeft herschapen in toonzalen vol consumentenelektronica. Wordt mensen deze waardigheid ontnomen of ontzegd, dan ligt sociale onrust op de loer. Dat deze geluksmachine steeds lastiger te financieren is, staat buiten kijf.

49


RUIMTEVOLK JAARBOEK 2012

NIEUW EIGENAARSCHAP IN DE RUIMTELIJKE ORDENING

De onrust is deels al af te lezen aan de verkiezingsuitslagen in ons land. De lagere middenklasse stemt niet voor niets conservatief, PVV of SP, terwijl de cognitieve en creatieve elite in de grote steden en de rijke suburbs vol vertrouwen liberaal kiest, D66-, GroenLinks of VVD. Als de VS ons voorland zijn, staat ons een verdere uitholling van het politieke midden te wachten. Vreemd genoeg denken juist D66 en GroenLinks als redelijk alternatief dit gat te kunnen vullen, terwijl ze een hoogopgeleid uiterste van de bevolking vertegenwoordigen. Als gevolg van de hierboven geschetste ruimtelijke uitsortering kan er lan­ delijk tweespalt ontstaan over beleidsonderwerpen die de ruimtelijke sector raken: sociale woningbouw versus subsidiëring van het eigen woningbezit, fiets en stadsvervoer versus auto en trein, tegengaan­­ van immigratie door kansarmen versus een open arbeidsmarkt voor kennismigranten, sociale zekerheid versus economische flexibiliteit.

# verkiezingsuitslagen

# nationale verbondenheid

ELITAIR Ruimtelijke segregatie leidt tot verminderde tolerantie voor elkaars levenswijze en overtuigingen. Daarbij is etniciteit van steeds minder groot belang, maar opleidingsniveau des te meer. Ik hou van Holland staat lijnrecht tegenover het Holland Festival. Ons land werd tot in de jaren 80 bijeengehouden door de maatschappelijke zuilen die de sociaal-economische lagen verticaal doorregen. Nu functioneert onze democratie alleen nog dankzij een sentiment van nationale verbon­ denheid. Als dat verdampt kunnen stad en land wel eens verder uit elkaar drijven dan we nu voor mogelijk houden. Het tegengaan van ruimtelijke segregatie is daarmee een zaak van nationaal belang. Allerlei vormen van zelfsturing in stadsontwikkeling en planologie worden nu opgevoerd als universele stoplap. Behalve dat bovenregio­ nale problemen er niet mee kunnen worden opgelost, betreffen het in essentie elitaire verhalen over zelfredzame burgers, waarmee het hoe dan ook wel goed komt. Ze zijn geen antwoord op de planningsopga­ ven die uit de balkanisering van ons land voortvloeien.

# tolerantie # balkanisering

50


HET KANTOOR IS DOOD. LANG LEVE DE STAD!

De focus moet niet liggen op de transformatie van het kantoorgebouw, maar op de revitalisering van het hele kantoorgebied.

_REIMAR VON MEDING

_POSTED ON 17/01/2012

HET KANTOOR IS DOOD. LANG LEVE DE STAD!

Veel kantoren staan leeg. Verbouwen tot woningen voor studenten of tot zorgwoningen voor ouderen lijkt logisch, want deze doelgroepen hebben veel extra woningen nodig. Maar in de praktijk komt van de transformatie van kantoor- naar woongebouw weinig terecht. Zo’n transformatie is namelijk technisch ingewikkeld en kostbaar. En bovendien: wie wil er nou wonen op een kantoorpark? REIMAR VON MEDING KAW architecten en adviseurs Reimar von Meding werkt als architect aan de revitalisering van de Europese stad. Hij ontwerpt voor en met bewoners. Zijn specialiteit is sociale woningbouw van hoge kwaliteit tegen lage kosten. Reimar heeft aan de TU Delft architectuur en stedenbouw gestudeerd, bij MUST Amsterdam gewerkt aan de kaarten voor de Vijfde Nota en werkt sinds 2001 als architect bij KAW. Hij geeft leiding aan het bureau in Rotterdam. r.v.meding@kaw.nl www.kaw.nl @reimarvonmeding

# transformatie

Lege kantoren en een tekort aan woningen zijn twee verschillende problemen, die elk om eigen oplossingen vragen. Oplossingen die beide kansen creëren voor de stad.

FLEXIBEL Kantoren verbouwen tot woningen voor jongeren of senioren. Het klinkt logisch. Want het programma van een zorggroep past in een vrij indeelbare kantoorvloer. En voor studenten kan een open plattegrond met kolommen worden veranderd in kleine units met wanden ertussen. Een nieuwe gevel kan het gebouw een passende uitstraling geven. Het lijkt eenvoudig, dus waarom gebeurt het dan niet? De transformatie blijkt in de praktijk niet zo eenvoudig. Een herbe­ stemming moet je betrekkelijk snel kunnen uitvoeren. De noodzake­ lijke aanpassingen moeten ook in verhouding staan tot het effect dat ermee bereikt wordt. Die verhouding is nu veel te scheef. De gevel is toevallig het meest dure onderdeel van een gebouw. Zomaar vervangen voor een ‘leuke uitstraling’ kan niet.

51


RUIMTEVOLK JAARBOEK 2012

NIEUW EIGENAARSCHAP IN DE RUIMTELIJKE ORDENING

In de jaren 70 kon ­niemand het zich nog ­voorstellen, maar nu profiteert de Europese stad van prachtige, herontwikkelde industrie­gebieden # woonconsument

Daarnaast horen bij een woonfunctie ook buitenruimtes. Balkons achteraf aan een oud kantoorcomplex ophangen, brengt technische risico’s met zich mee. Praktisch gezien is serieuze en duurzame ­herbestemming van kantoren te duur, complex en risicovol.

# kantoorgebouwen

WIE WIL HIER WONEN? De meest wezenlijke vraag is dan nog niet eens gesteld: wie wil hier eigenlijk wonen? Kun je studenten en ouderen zomaar in oude kan­ toren stoppen? De emancipatie van de woonconsument gaat door. Zelfs als deze consument al in een verzorgingshuis zit. Het is niet voor niets dat zelfs zorgaanbieders zich grote zorgen maken over de toekomst van hun huidige instituten. Weinig zorggebouwen halen de afschrijvingstermijnen waarvoor ze ooit gebouwd zijn. Niet omdat ze technisch verouderd zijn, maar omdat ze niet meer voldoen aan de manier waarop mensen willen wonen. Wat verwachten we dan van kantoorgebouwen? Het zijn vaak wezen­ loze gebouwen, omgeven door grote parkeerterreinen in een omgeving waar je niet dood gevonden wilt worden. Het is daarom trekken aan een dood paard om de behoefte aan extra woonruimte voor bepaalde groepen te koppelen aan leegstand van kantoren. Het zijn twee ver­ schillende problemen die elk om een eigen aanpak vragen.

VEROUDERDE WOONGEBOUWEN Om op korte termijn te kunnen voorzien in extra studenten- of zorg­woningen is het veel eenvoudiger om je te richten op de grote voorraad verouderde woongebouwen in Nederland. De naam zegt het ­namelijk al: woongebouwen zijn stedenbouwkundig en architecto­ # dood paard

52


HET KANTOOR IS DOOD. LANG LEVE DE STAD!

_REIMAR VON MEDING

_POSTED ON 17/01/2012

nisch gemaakt om in te wonen. Hierdoor zijn ze ook veel eenvoudiger geschikt te maken voor specifieke woonvormen. Bovendien zijn nieuwe bewoners precies wat oude wijken nodig hebben. Bestaande buurten vitaal houden, dat is altijd beter dan mensen verplaatsen naar een kantoorpark. # woongebouwen

# banken en beleggers

# havengebieden

# systeemplafond

# veroveringen

MODEGEVOELIG Het leegstaande kantoorvastgoed is vooral een gigantisch probleem voor banken en beleggers. Kantoren zijn zogenaamd flexibel. Maar als je er goed naar kijkt, is het heel specifiek en modegevoelig vastgoed. Om de tien jaar komt er een nieuw concept, waardoor het voorgaande meteen het onderspit delft. Daarom staat er ook zoveel leeg; er wordt steeds weer bijgebouwd, en het nieuwste is het beste. Dat had mis­ schien anders gekund, maar nu het zover is gekomen moeten we op zoek gaan naar oplossingen. Die komen in beeld als we onze blik verruimen en we niet het kantoorgebouw, maar het kantoorgebied als uitgangspunt nemen.

STEDENBOUWKUNDIGE RESERVERINGEN Kantoorparken zijn stuk voor stuk stedenbouwkundige reserveringen. Ze liggen binnen de bebouwde kom en op strategisch interessante plekken. Plekken om terug te veroveren voor de meest belangrijke functie die de stad kent: wonen. Om dit te bereiken is een visie nodig, die het niveau van het huidige vastgoed overstijgt. De situatie is best vergelijkbaar met de aftakeling van grote industrieterreinen en haven­gebieden in de directe nabijheid van de steden. In de jaren 70 kon niemand het zich nog voorstellen, maar nu profiteert de Europese stad van prachtige, herontwikkelde industriegebieden. In die tijd trok het vergankelijke van de oude industrieterreinen een nieuwe cultuur aan. Nu geloven we bij het zien van een kantoorpark net zo weinig in de toekomstwaarde als men dat toen dacht van oude havenloodsen. Kan het systeemplafond van de kantoren het equivalent worden van de roestige buizen van een oude staaloven? Al die kubieke meters leegstaand vastgoed vormen in ieder geval prachtige plekken voor het stedelijke experiment. Experimenten organiseer je niet, die moet je laten gebeuren. Het voordeel van de oude industrieterreinen was dat ze groot en onover­ zichtelijk waren. Het werden vrijplaatsen en die werden veroverd. Leegstaande kantoorparken worden daarentegen streng bewaakt, omdat beleggers denken dat het netjes moet blijven voor het geval ­ het ooit allemaal weer goed komt. In het kader van het langetermijn­ perspectief kun je zulke gedachten beter loslaten. Dan krijg je de onverwachte veroveringen die nodig zijn. Misschien komt er een groep seniorenkrakers die de zorg niet meer kan betalen. Of grijpt het RUIMTEVOLK zijn kans en brengt alle beschouwingen over ­orga­nische stedenbouw direct en ter plekke in de praktijk? 53


RUIMTEVOLK JAARBOEK 2012

# seniorenkrakers

# sloop

NIEUW EIGENAARSCHAP IN DE RUIMTELIJKE ORDENING

SLOPEN KAN ALTIJD NOG Als je de lege kantoorgebieden de tijd en het onverwachte niet wilt gunnen, rest er maar één ding: sloop. Ook dan is de opgave om deze gebieden te transformeren complex en ingewikkeld door de meest uiteenlopende belangen en eigendomssituaties. Maar uiteindelijk staat zelfs bij volledige sloop de benodigde inzet veel meer in verhouding tot de effecten die het nieuwe kan opleveren voor de kwaliteit van onze leefomgeving.

Reactie gepost door

ERRIK BUURSINK In Amsterdam Zuidoost zijn al een paar veelbelovende initiatieven. Amstel III als echte stadswijk zou natuurlijk fantastisch zijn. Er is echter wel een belangrijk verschil tussen de kantoorparken en de haven- en industriegebieden die zo mooi herontwikkeld zijn: de ligging. De havengebieden van Amsterdam lagen direct tegen de binnenstad en liftten ook mee op de terugkeer van economie en mensen. De stad met zijn voorzieningen was altijd dichtbij en dat maakte die havenloodsen mede zo aantrekkelijk. Voor Amstel III geldt dat er wel een metro rijdt, maar dat na middernacht een fietstocht van vier kilometer naar de stad weinig aantrekkelijk is. In veel andere kantoorparken is het niet anders. En dan werkt ook nog het esthetisch en functioneel weinig aantrekkelijke interieur en exterieur van de kantoren nog tegen. Kunstenaars konden in de oude industriegebouwen hun gang gaan. Ze waren immers gebouwd voor zwaar en vuil werk. Dat is in leegstaande kantoren met hun systeemplafonds­ en hoogpolig tapijt wel anders. En dan al dat spiegelglas en die lullige heggetjes rondom lege parkeerplaatsen. Da’s net even anders dan de stelconplaten en ouwe muren van de haven. Hoe dan ook. Niet transformeren is geen optie. Maar vanzelf zal het niet gaan.

Reactie gepost door

VICTORIEN KONINGSBERGER Allereerst Reimar, erg goed stuk. Ook ik ben van mening dat we ons moeten focussen op het kantoorgebied, in plaats van individuele kantoorgebouwen. En inderdaad wordt er in Amsterdam al gedacht over de herontwikkeling van het kantoorgebied Amstel III als geheel. Bij deze strategie wordt het imago van het gebied ook meegenomen. Onmisbaar. Want belangrijk vind ik dat we de ligging van kantoorgebieden, in of zeer nabij een grote stad, niet als probleem moeten zien. Integendeel, deze gebieden mogen van geluk spreken! Dat een Amstel III op fietsafstand van het centrum van onze hoofdstad ligt is toch uniek? Dat doet een kantoorgebied ergens in een Nederlandse krimpregio toch minder goed, vrees ik.

# Amstel III

Steden als Amsterdam hebben de kantoorgebieden nodig, de stad dijt ­immers uit. De ruimte die kantoorgebieden ons biedt moeten we aangrijpen, alleen - zoals je al aangaf Reimar - moeten de eigenaren wel meehelpen om ‘ons stedelingen’ het gebied te laten veroveren. En dát wordt nog een flinke opgave.

# imago # monofunctionele gebieden

Reactie gepost door

VINCENT KOMPIER Dat dergelijke gebieden zijn ontstaan, daar is niets meer aan te doen. Belangrijk is om niet meer, nee: nooit meer monofunctionele gebieden van dergelijke grootte te maken. Dat wordt minder veroorzaakt door de naweeën van de CIAM-gedachte; eerder door gemeentelijk grond- en uitgiftebeleid gecombineerd met de neiging om alle risico te mijden.

54


HET KANTOOR IS DOOD. LANG LEVE DE STAD!

_REIMAR VON MEDING

_POSTED ON 17/01/2012

AL DIE KUBIEKE METERS LEEGSTAAND VASTGOED VOR足 MEN PRACHTIGE PLEKKEN VOOR HET STEDELIJKE EXPERIMENT 55


RUIMTEVOLK JAARBOEK 2012

NIEUW EIGENAARSCHAP IN DE RUIMTELIJKE ORDENING

Reactie gepost door

# studentenwoningen Reactie gepost door

Reactie gepost door

# duurzame kantoren

Reactie gepost door

MILK Probleem is dat veel investeerders geen afstand willen doen van de waarde en/of hun pand. Veel investeerders willen niet afwaarderen en verkopen omdat dit een afschrijving teweeg zal brengen. Raar spelletje, klopt niet maar zo gaat het schijnbaar wel in de praktijk.

LOTHAR VAN DER ZWAN Ik heb samen met een potentiële opdrachtgever onderzocht of het HC gebouw in Rijswijk getransformeerd kon worden naar een commerciële plint met daarboven studentenwoningen. Naast de ingewikkelde technische zaken als hier genoemd was het heikele punt de huidige eigenaar van het­leegstaande pand. Het probleem dat Milk beschrijft was een niet te nemen hindernis. Kortom we willen wel maar kunnen soms niet. Laten we niet opgeven en zoals het stuk beschrijft meer (of ook) richten op oude woongebouwen.

PETER PAUL WITSEN Mooi optimistisch stuk. Ik vraag me alleen af of het enorme volume aan leegstand niet veel te groot is voor zo’n organisch proces. Wat te denken van de monofunctionele kantoorparken in plaatsen als Veenendaal, Nieuwe­gein, Zaltbommel? Laatst wandelde ik in Houten van het station naar een kantoor dat nog wel in gebruik is – het aantal te huur staande panden onderweg was gigantisch. Zelfs na sloop is het niet eenvoudig daar een vervangend programma te realiseren. Die afwaardering zal wel komen, dat kan niet anders, en die zal flink pijn gaan doen, niet alleen bij banken maar ook bij kleine particuliere beleggers en gepensioneerden. De beste oplossing is misschien om door te gaan met het bouwen van nieuwe, mooie, duurzame kantoren, onder één voorwaarde: voor elke vierkante meter nieuw kantoor moet er elders in de regio een vierkante meter kansloos kantoor ordentelijk worden gesloopt en opgeruimd.

PEPIJN VERPAALEN Ik denk dat niemand twijfelt aan het nut en de noodzaak om op gebieds­ niveau aan de gang te gaan. Ook is op dit schaalniveau een aantal experi­menten zoals Amstel III aan de gang. Het laatste is met groot ambtelijk geweld en dus weinig van de nieuwe bottom-up ontwikkelingen. Het is vaak echter een probleem in het kwadraat om op dit schaalniveau eigenaren en financiers op één lijn te krijgen. Wij hebben de kantorenleegstand onderzocht door alleen te praten met financiers, banken, beleggers, ontwikkelaars, makelaars en gemeenten. ­Al deze partijen zitten met verschillende problemen die op het schaalniveau van een gebied tot een (te) complex probleem leiden. De nu pandgewijze aanpak is dan ook logisch; het is de meest eenvoudige, en dan al moeilijke, aanpak. De betrokken organisaties ervaren op dit moment de urgentie (nog)­ niet om te gaan transformeren en de vraag is of zij organisatorisch ingespeeld zijn op de nieuwe uitdagingen. Aan het laatste wordt door velen getwijfeld. Maar ik deel natuurlijk je conclusie. Op gebiedsniveau plannen maken, maar wel op gebouwniveau een uitrolstrategie maken.

Reactie gepost door

VALENTIJN MUIT Als het zover komt zal de charme inderdaad niet komen van oude buizen. Ook niet van systeemplafonnetjes, maar van de (belachelijk) ruime opzet van de gebieden. Verwijder wat verharding en je kunt groente telen, beesten houden, vijvers graven of een prachtige tuin maken. In het beste geval krijg je een mooi parkachtig landschap waarin de lelijke kantoorgebouwen door begroeiing voor of tegen de gevel aan het zicht onttrokken worden. Mocht het zover komen dan willen ontwikkelaars in zulke gebieden in groeiregio’s wel weer mooie woongebouwen neerzetten.

56


HET KANTOOR IS DOOD. LANG LEVE DE STAD!

# gebiedsaanpak

_REIMAR VON MEDING

Reactie gepost door

_POSTED ON 17/01/2012

MARISKA LOUMAN Reimar, helemaal eens dat het gaat om een gebiedsaanpak. En inderdaad, misschien zijn de leegstaande kantoorlocaties niet dé woonlocaties van de toekomst. Maar wat let ons om opnieuw na te denken over werken op deze locaties? Werken in de traditionele vorm is voor dit type locaties dan niet langer kansrijk, maar we kunnen toch wel andere werkconcepten bedenken die hier kunnen opbloeien? Concepten die verder gaan dan sec het gebouw en die uitgaan van een nieuwe betekenis voor het gebied? Want met de broedplaats, het bedrijfverzamelgebouw, een Seats2meet hebben we lang niet het hele kleurenpalet aan werken te pakken. Zouden jullie stiekem ook niet veel liever willen werken in de prikkelende omgeving van een attractiepark, met je laptop in de klei van stadslandbouwgrond of op een laissez-faire werkterrein waar gewoon alles mag en niets hoeft?

# attractiepark

De werkconsument staat in tegenstelling tot de woonconsument nog maar in zijn kinderschoenen en maakt zo langzamerhand kenbaar wat hij wil. ‘Het nieuwe werken’ zoals we nu veel zien, is nog maar het topje van de ijsberg.

# werkconsument

Maar nu? Wie of welk collectief heeft het lef om met het experiment de grijze middenmoot van werklocaties te ontstijgen? Ik kan me voorstellen dat meerdere vastgoedeigenaren samen best een beetje pijn willen lijden door een behapbare investering te doen in een slimme, strategisch uitgekozen speldenprik. En hiermee kunnen ze zomaar zelf de weg openen naar een werkklimaat met nieuwe betekenis. Een win-win situatie voor iedereen, lonend op de langere termijn. Nieuwe prikkels, nieuwe economie, meer keuze in werklocaties en een stad met wat meer kleur.

Reactie gepost door

REIMAR VON MEDING Mensen, dank voor de inspirerende reacties. Als je de essentie haalt uit alles wat jullie schrijven, hebben jullie uit mijn beschouwing een aanpak gemaakt! Mijn ultieme droom om verder te komen!

# droom

57


RUIMTEVOLK JAARBOEK 2012

Laat de gemeente zich ontdoen van haar oneigenlijke rol als ontwikkelaar en meer opereren als partner van de lokale samenleving.

NIEUW EIGENAARSCHAP IN DE RUIMTELIJKE ORDENING

VAN GROND­ EXPLOITANT NAAR BONDGENOOT # grondpolitiek

Gemeenten zouden er goed aan doen hun actieve grondbeleid af te bouwen. Door grondexploitatie geregeerde planontwikkeling moet plaats maken voor nieuwe ontwikkelingsvormen en financieringsconstructies. Daar wordt volop over nagedacht en mee geëxperimenteerd, maar de nieuwe verhoudingen en verantwoordelijkheden zijn nog lang niet uitgekristalliseerd.

GEERT KOOISTRA Planosfeer Strategisch planoloog en procesregisseur Geert Kooistra is planoloog dankzij de UvA. Hij combineert ervaringen uit projectregie in gebiedsontwikke­ ling met strategisch planologisch adviseurschap in zijn werk als zelfstandig professional. Geert helpt zoeken naar kansen die zich voordoen en naar manieren om nieuwe partijen en particuliere ini­ tiatieven te omarmen in ruimtelijke ontwikkeling. geert@planosfeer.nl www.planosfeer.nl @planosfeer

# impasse

De wereld van ruimtelijke ontwikkeling en vastgoed is enorm ­veran­derd en nog volop in transitie. Partijen moeten zoeken of zijn al zoekende naar nieuwe, gepaste rollen en verantwoordelijkheden. Vooral voor de voorheen zo actief participerende of initiërende overheid is de verandering groot. Gemeenten haalden geld op met gebiedsontwikke­ling en uitgifte van grond daarin. Daartoe werd actieve grondpolitiek­bedreven: strategisch aankopen van grond in de wetenschap dat realisatie van plannen deze in waarde zou doen vermeerderen.

ONHAALBAAR De perspectieven uit de tijd dat de grond werd aangekocht lijken voor langere termijn, zo niet definitief, onhaalbaar. Gemeente, grond­eige­ naar en vaak ook ontwikkelaar, zitten alleen nog wel vast in onderlinge afspraken rond (gedateerde) masterplannen voor gebiedsontwikkeling. De ontstane impasse raakt gemeenten meer dan de andere partijen. Zij vertegenwoordigt immers de maatschappij en de behoeften die daar leven. Veel gemeenten zitten behoorlijk in hun maag met (rente­ lasten op) braakliggend terrein en inkomstenderving door stilliggende locatieontwikkeling. De maatschappelijke verontwaardiging over de praktijken van grootschalige gebiedsontwikkeling en grondspeculatie blijkt uit de media-aandacht als in ‘De Slag Om Nederland’. 58


VAN GRONDEXPLOITANT NAAR BONDGENOOT

PETRA MAAS Planosfeer Stedenbouwkundig adviseur Petra Maas is strategisch visualist en plancondensator in ruimtelijke ontwikkeling. Zij helpt in alle fasen van het planproces om ideeën, ambities, kansen en belangen te vertalen naar concrete oplos­ singen en producten. Vanuit haar achtergrond als stedenbouwkundig ontwerper en tekenaar legt Petra graag verbinding tussen inhoude­ lijke en conceptuele elementen van ruimtelijke planvorming. petramaas@hotmail.com www.planosfeer.nl

_GEERT KOOISTRA EN PETRA MAAS

_POSTED ON 01/06/2012

NIEUWE SPELERS De inwoners van de steden willen op zijn minst gebruik kunnen maken van de gaten in de stad en staan, als consument, ook niet meer zo te springen om het aanbodgedreven bouwprogramma uit de oude masterplannen. Het programma moet steeds meer van onderop komen. Daarmee verschijnen nieuwe partijen, onderhandelingspart­ ners en financiers in de arena van de ruimtelijke ontwikkeling: de consument zelf, met soms vruchtbare ideeën en verrassende onder­ nemingszin, of andere private partijen. ‘De Slag om Nederland’ liet laatst al een paar onwaarschijnlijke nieuwe spelers in de stedelijke ontwikkeling aan het woord, zoals Ikea en Siemens. Rond financie­ ringsstromen ontstaan ook progressieve alternatieven, zoals het opkomende crowdfunding. Namens het Bredase architectuurcentrum, GebouwF, doet Planos­ feer mee aan een onderzoek van het Stimuleringsfonds naar spontane stadsontwikkeling en innovatieve ontwikkelingsvormen. Initiatieven van onderop zoals zelfrealisatie in collectief particulier opdrachtgever­ schap, (tijdelijke) (her)bestemming van braakliggende grond en her­ gebruik van leegstaand vastgoed, blijven incidenteel en marginaal of lopen stuk op lange proceduretijden en regelgeving. Nieuwe partijen in een diverser spelersveld betekent dat een heel nieuw spel gespeeld moet worden. De klassieke partijen in ontwikkeling (gemeente, corpo­ ratie en ontwikkelaar), moeten daarin een nieuwe rol aannemen.

# collectief particulier opdrachtgeverschap

# gezamenlijke planontwikkeling

# stilliggende masterplannen

GEMEENTE ALS PARTNER Gemeenten kunnen de nieuwe spelers, veelal voortkomend uit de ­samenleving die zij vertegenwoordigen, helpen hun doelen te realise­ ren binnen de kaders van het beleid. Dit betekent helpen zoeken naar geschikte locaties om veelbelovende initiatieven te ontwikkelen, helpen identificeren van kansrijke combinaties van functies, enzovoort. Soms zal de gemeente in zo’n ontwikkeling het voortouw nemen, maar steeds vaker zal ze niet meer zijn dan een van de spelers aan tafel. Ze moet in gezamenlijke planontwikkeling proberen haar maatschappe­ lijk programma en ambities een plek te geven en te financieren. Met de hulp van de gemeente kunnen sommige initiatieven bovendien veel meer bereiken en relevantere bijdragen leveren aan de stad en haar gemeenschap. Veel meer dan nu het geval is in de ruimtelijke ontwikkeling, zal de gemeente een partner zijn van de lokale samenleving. Het kan dan niet meer zo zijn dat particulier initiatief en alternatieve plannen worden gezien als concurrentie voor de gemeentelijke (woning)programmering en daarmee als bedreiging voor stilliggende masterplannen. Alternatieve plannen die het publieke belang vertegenwoordigen, kunnen eventueel zelfs onteigening rechtvaardigen als daarmee de impasse doorbroken kan worden. Door kansrijke concepten en 59


RUIMTEVOLK JAARBOEK 2012

NIEUW EIGENAARSCHAP IN DE RUIMTELIJKE ORDENING

De strijd tegen het verlies aan inkomsten door uitgebleven gebiedsontwikkelingen is voor de gemeente én haar inwoners van wezenlijk belang # nieuwe balans

­ ntwikkelingen te herkennen en te creëren, kan een nieuwe balans o worden gezocht in maatschappelijke kosten en baten (uit ruimtelijke ontwikkeling). De strijd tegen het verlies aan inkomsten door uitge­ bleven gebiedsontwikkelingen is voor de gemeente én haar inwoners van wezenlijk belang. Laat de gemeente zich ontdoen van haar oneigenlijke rol als ontwikke­ laar en definitief aan de kant gaan staan van de (initiatiefnemers uit de) samenleving en deze hierbij helpen waar ze kan. De maatschappij, dat zijn wij!

# oneigenlijke rol

60


NIEUW EIGENAARSCHAP DOOR DE LENS VAN PIM GEERTS

Moestuin op braakliggende grond in Veenendaal-Oost.

61


RUIMTEVOLK JAARBOEK 2012

NIEUW EIGENAARSCHAP IN DE RUIMTELIJKE ORDENING

Moestuin op braakliggende grond in Veenendaal-Oost.

62


NIEUW EIGENAARSCHAP DOOR DE LENS VAN PIM GEERTS

63


RUIMTEVOLK JAARBOEK 2012

NIEUW EIGENAARSCHAP IN DE RUIMTELIJKE ORDENING

Skatepark Amsterdam in het voormalige NDSM-complex.

64


NIEUW EIGENAARSCHAP DOOR DE LENS VAN PIM GEERTS

65


RUIMTEVOLK JAARBOEK 2012

NIEUW EIGENAARSCHAP IN DE RUIMTELIJKE ORDENING

Skatepark Amsterdam in het voormalige NDSM-complex.

66


NIEUW EIGENAARSCHAP DOOR DE LENS VAN PIM GEERTS

67


RUIMTEVOLK JAARBOEK 2012

NIEUW EIGENAARSCHAP IN DE RUIMTELIJKE ORDENING

Skatepark Amsterdam in het voormalige NDSM-complex.

68


‘De revolutie van burgerkracht gaat over instituties’ interview met jos van der lans door Judith Lekkerkerker

69


RUIMTEVOLK JAARBOEK 2012

NIEUW EIGENAARSCHAP IN DE RUIMTELIJKE ORDENING

Jos van der Lans (1954) is cul­tuurpsycholoog en zelfstandig journalist en publicist. Van 1999 tot 2007 was hij Eerste Kamerlid voor GroenLinks en in 2010-2011 voorzitter van de Visitatiecommissie Wijkenaanpak.

vorming in handen van het sociale netwerk rondom het kind. Het oplossend vermogen van het kind en het eigen sociale netwerk is de basis voor een proces van verandering. Instanties helpen het netwerk te mobiliseren en stellen zich dienstbaar op aan dat netwerk. Mensen in het netwerk sturen als het ware de professional aan. Ze zijn dus niet langer alleen eigenaar van het probleem en afhankelijk van de oplossing die instanties leveren, nee ze zijn eigenaar van het probleem én van de oplossing. Die omslag is eigenlijk een metafoor voor de omslag waar onze hele verzorgingsstaat naar op zoek is en ik denk ook voor het denken over stedelijke ontwikkeling.

Van der Lans schreef verschillende essays, artikelen, columns en boeken over sociale vraagstukken en de relatie burger-overheid, waaronder recent de boeken ‘Burgerkracht’ (met Nico de Boer) en ‘Loslaten, vertrouwen, verbinden’. De relatie burger-overheid staat al lange tijd­ centraal in uw werk. Wat is volgens u de oor­ sprong van het nieuwe eigenaarschap dat zich, ook in de ruimtelijke ontwikkeling, steeds meer manifesteert? Ik zie deze beweging voornamelijk als een corri­ gerende beweging. In de afgelopen decennia heeft er onder de vleugels van professionalisering en specialisering een enorme institutio­ nalisering plaatsgevonden. Dat heeft geleid tot een geweldige bureaucratie, een omslachtige­ wereld en trage organen. Gemeentelijke ­ambte­naren die zich jarenlang met problemen bezighouden zonder ook maar enige vooruitgang te boeken en professionals die steeds verder zijn afgedreven van de leefwereld van mensen. Het is ongelooflijk hoe wij in Nederland van een tame­lijk eenvoudige oplossing een buitengewoon complex probleem kunnen maken. We knippen problemen in stukjes, we trekken het uit elkaar, we maken er institutionele pakketjes van en niemand weet nog wat er gebeurt.

U bent een kind van de democratiseringsbewe­ ging van de jaren 60 en 70. Valt de ontwikkeling van nu te vergelijken met wat er toen gebeurde? De democratiseringsbeweging in de jaren 60 en 70 ging net als nu over meer zeggenschap van burgers maar was in essentie heel anders. De beweging van die jaren pleitte voor inspraak, ze verzette zich tegen autoriteiten die als technocratische regenten hun instituties bestierden. Maar het was ook een eruptie van een nieuwe geldingsdrang van een nieuw soort professional dat in de maak was. Dat zie je zeker in de steden gebeuren, waarin jonge academici, studenten, architecten de stadsvernieuwing gingen domineren en daarin bewoners meenamen. Inspraak was een label, er werd gezegd: ‘We doen het voor de mensen waar het om gaat.’ Maar de facto ging het om een nieuwe professionele elite, met eigen idealen, die zich afzette tegen de bestaande orde om eigen praktijken te ontwikkelen en posities in te nemen en die daarmee voor zichzelf ook werk maakte. Cynisch gezegd was het ook een soort werkgelegenheidsproject voor een nieuwe generatie die in een nieuwe culturele context begon aan de bouw van een

Dat systeem loopt vast en je ziet overal pogingen om daaraan te ontsnappen. In de jeugdzorg zie je dat bijvoorbeeld met de opkomst van de Eigen Kracht-conferenties. Was de besluitvorming voor de behandeling van problemen met kinderen altijd in handen van jeugdzorginstellingen, bij Eigen Kracht-conferenties komt die besluit-

De beweging die we ‘nieuw eigenaarschap’ noemen zie ik voornamelijk als een corrigerende beweging 70


DE REVOLUTIE VAN BURGERKRACHT GAAT OVER INSTITUTIES

_JUDITH LEKKERKERKER

moderne verzorgingsstaat vol met collectieve voorzieningen en richting ging geven aan de nieuwe vormgeving van de stad.

Er is een groeiend inzicht dat mensen eigenlijk veel meer in hun mars hebben dan we tot nu toe mogelijk maakten

De jaren 60 en 70 waren vooral een wisseling van de wacht. De beweging van nu gaat een stap verder. Het is een verschuiving van de macht; een verschuiving van instituties en professionals naar burgers en verbanden van burgers. U bent voorzitter geweest van de Visitatiecommissie Wijkenaanpak. Wat betekent de huidige focus op meer zelforganisatie volgens u voor het werken aan wijken? Vanaf eind jaren 80, begin jaren 90, werd fysieke vernieuwing verbreed met aandacht voor sociale vernieuwing en werd de aanpak van wijken geba­ seerd op drie pijlers: de economische, de ­fysieke en de sociale pijler. Sindsdien zijn er voortdurend­ pogingen ondernomen om bewoners te mobili­se­­ ren, door leuke projecten te verzinnen en aller­ hande ontmoetingen te organiseren. Het ging om ‘de bewoners’, maar uiteindelijk zetten de instituties toch de toon. Tot de dag van vandaag zijn wijkaanpakken vooral een samenspel tussen mensen die in een bepaald gebied object van zorg en vernieuwing zijn en instituties die daar plannen over maken.

Een ander voorbeeld. Laatst had ik een discussie met een woningcorporatie die voor de opgave stond een oude volksbuurt aan te pakken. De woningen in die wijk verkeren in slechte staat. Alles werd uitgerekend, renovatie was te duur, sloop was de meest realistische optie, maar dat had een probleem: dat was het laatste wat de bewoners wilden. Meestal ontstaat er dan een patstelling waarin de corporatie na verloop van tijd wint, omdat een institutie altijd de langste­ adem heeft. Maar deze corporatie ging bij zich­ zelf te rade. Ze zagen dat veel bewoners al zelf in hun woning hadden geïnvesteerd en dat het een handige wijk was, met veel aannemers. Ze bedachten: ‘Renovatie is niet betaalbaar als wij dat als institutie doen, met alle arbeidsuren en proceskosten erbij. Maar wat als wij het niet voor hen doen, maar samen met hen? Wat als we zouden zeggen: kunnen jullie niet heel veel zelf doen als wij jullie meer mogelijkheden geven, bijvoorbeeld in de vorm van woninggebonden budgetten?’ Als je die optiek toelaat krijg je een heel ander verhaal. Een veel onzekerder verhaal ook en de bezwarenindustrie van de verzorgings­staat valt dan over je heen. Denk dan aan de belastingdienst die zich zorgen maakt of er niet zwart gewerkt wordt. Toch is de corporatie nu hele kleine stapjes in die richting aan het zetten.

Die aanpak staat nu onder druk, simpelweg omdat door de economische crisis, de stagnatie op de woningmarkt en het pluk-de-corporatiesbeleid de pot geld is opgedroogd. Daardoor openen zich nieuwe perspectieven waarbij het niet langer vanzelfsprekend is dat de oplossingen die binnen professionele institutionele kaders bedacht zijn, per definitie de beste zijn. Er is een groeiend inzicht dat mensen eigenlijk veel meer in hun mars hebben dan we tot nu toe mogelijk maakten. Waarom zouden mensen eigenlijk niet zelf een buurthuis kunnen runnen of de bibliotheek openhouden? Als je daarin verandering wilt brengen, zal je mensen eigenaar moeten maken van die verantwoordelijkheden en macht moeten geven. Dat is een heel andere manier van ordenen, met nieuwe besluitvormingsmodellen en eigendomsverhoudingen. De Eigen Krachtcon­­ferenties in de jeugdzorg zijn hiervan een mooi voorbeeld.

Ik denk dat dit een goede ontwikkeling is. Natuurlijk is dit makkelijker gezegd dan gedaan. De institutionele werkelijkheid is weerbarstig. En niet alleen dat: veel bewoners klagen liever dan dat ze verantwoordelijkheid krijgen. Ze zijn natuurlijk jarenlang in een soort consumenten­ modus neergezet. Maar het belangrijkste is dat professionals het lef hebben om uit hun insti­tu­ ties te komen en dat ze op een veel gelijk­waar­ 71


RUIMTEVOLK JAARBOEK 2012

NIEUW EIGENAARSCHAP IN DE RUIMTELIJKE ORDENING

di­ger en horizontaler manier met bewoners om­gaan en afstappen van het idee dat zij per definitie de oplossing hebben. De revolutie van burgerkracht gaat dus eigenlijk helemaal niet over burgers, maar over instituties en profes­sio­nals.

een bijdrage aan willen gaan leveren. Dat kan je bereiken als mensen zich die voorzieningen meer kunnen toe-eigenen, in figuurlijke en letterlijke zin. Er wordt veel gesproken over actief burgerschap, een moreel beroep op mensen om verantwoordelijkheid te nemen voor de ander, voor de gemeenschap, voor de collectieve of publieke zaak. De discussie over burgerkracht gaat niet over edelmoedigheid, maar over echte samenwerking, over coöperatievorming, over echte verantwoordelijkheid nemen, dat is wat met eigenaarschap wordt bedoeld. Denk bijvoorbeeld aan het volgende: het tussen de oren van mensen krijgen van ‘duurzaamheid’ – een net zo abstract begrip als ‘publieke zaak’ –­ lukt het best als mensen hun eigen energie gaan opwekken. Dan worden ze zich veel meer bewust van hun energieverbruik. In plaats van een buurthuis gerund door een grote welzijnsorganisatie die ergens ver weg zit en medewerkers parachuteert op basis van prestatiecontracten met de lokale overheid kan je kiezen voor een buurthuis dat wat rommeliger gerund wordt door mensen zelf, op voorwaarde dat ze bij­ voorbeeld ook wat voor Marokkaanse jongeren organiseren.

Er zijn mensen die erop wijzen dat een samenleving met meer zelforganisatie zal leiden tot een verdere tweedeling in de maatschappij, tussen de haves en de have nots. Zal de nadruk op zelforganisatie in uw ogen bijdragen aan meer segregatie? We moeten niet doen alsof we nu in een paradijs zitten dat wordt aangetast door deze nieuwe denkbeelden. Onze samenleving is momenteel al meer gesegregeerd dan ooit! Veel achterstandswijken zijn in principe hele homogene wijken als je kijkt naar sociaaleconomische kenmerken. En multiculturele wijken, zoals de Indische Buurt in Amsterdam, lijken gemengd, maar alle netwerken in die wijk lopen volkomen langs elkaar heen. Segregatie is erg als het leidt tot gated communities, als groepen zich afschermen door de angst voor de ander. Dat is ondenkbaar en onduldbaar. Maar het is onzin om de discussie over meer burgerkracht en zelforganisatie meteen weg te zetten als een riskante stap omdat dat tot segregatie leidt. Je kunt met evenveel recht zeggen dat het stimuleren van zelforganisatie juist mensen sterker maakt, meer mogelijkheden biedt om bij andere netwerken aan te sluiten en bijgevolg emanciperend werkt.

Tot slot leert de ervaring met de Eigen Krachtconferenties dat zelfs mensen in een kwetsbare positie, die niet de opleiding hebben, er toch in slagen om met elkaar de regie te nemen in het proces van verandering. Zij kunnen kleine dingetjes doen, daarin ondersteund door professionals. Wat dat betreft ben ik positief. De mens is in principe een sociaal wezen, iedereen leeft in een netwerk.

Wel heb je gelijk als je met de vraag bedoelt dat je niet moet overdrijven. Niet alles kan door burgers zelf worden gedaan. Zelforganisatie is niet het panacee voor alle kwalen. Je moet het zien in de context van een onvermijdelijke verandering in de vormgeving van onze verzorgingsstaat die door de economische crisis wordt aangejaagd. In een zoektocht naar andere arrangementen is dit type eigenaarschap een kans die zich voordoet.

De ervaring leert dat zelfs mensen in een kwetsbare positie, die niet de opleiding hebben, er toch in slagen om met elkaar de regie te nemen in het proces van verandering

De opgave is om de publieke voorzieningen van de verzorgingsstaat weer betekenisvol te laten zijn voor mensen opdat mensen daar ook zelf 72


DE REVOLUTIE VAN BURGERKRACHT GAAT OVER INSTITUTIES

_JUDITH LEKKERKERKER

Stel, de economie trekt volgend jaar weer aan. Is de verleiding dan niet heel groot voor instituties om zich niet aan te passen aan de trend van nieuw eigenaarschap maar gewoon weer terug te vallen in oude patronen? Ik denk het niet. De noodzaak tot andere manieren van organiseren van onze verzorgingsstaat is een economische noodzaak. In veel vormen van dienstverlening in de publieke sector zijn de transactiekosten, de kosten van een contact met een burger, ontzettend hoog, omdat alle kosten van de instituties erin worden doorberekend, dus ook alle managementlagen, de topsalarissen, de mooie gebouwen, de lease-auto’s, noem maar op. Als je die dienstverlening anders organiseert, in platte organisaties, samen met burgers dan kan je eigenlijk heel makkelijk met die zware oude instituties concurreren. Je bent goedkoper, kleinschaliger en werkt dichter bij burgers. Buurtzorg Nederland dat thuiszorg lokaal en kleinschalig organiseert is daarvan een mooi voorbeeld. Dat zijn bewegingen die doorgaan. Hoe de economie ook aantrekt, we zullen niet meer op dezelfde manier onze portemonnee kunnen blijven trekken.

Je kunt het nieuwe eigenaar­ schap zien als een verdere emancipatie van de indivi­ dualisering maar dan met het besef dat je anderen ­nodig hebt om je eigen belang beter te behartigen zorgverzekering kiezen, maar de keuze die we hebben, is dat vrijheid? Je kunt het nieuwe eigenaarschap zien als een verdere emancipatie van de individualisering maar dan met het besef dat je anderen nodig hebt om je eigen belang beter te behartigen. Met anderen kan je bijvoorbeeld je eigen verzekering (denk aan de broodfondsen) of energiemaatschappij (denk aan Amsterdam Energie) opzetten op een manier die meer recht doet aan je eigen situatie en eigen waarden. De overheid moet nu intelligentie tonen door te zeggen: wij gaan die nieuwe collectiviteiten op slimme manieren faciliteren.

Maar ik denk dat de economie nog wel een tijd in depressie blijft. En dat versterkt mijn opvatting dat de huidige institutionele orde niet voldoende legitimiteit heeft om te zeggen dat we nog wel tien jaar op dezelfde voet verder kunnen gaan. We zijn toe aan een nieuwe, meer op gezamen­ lijkheid, samenwerking en eigenaarschap gerichte vorm van organiseren van de stad, van de verzorgingsstaat. Er zal een lokalisering plaatsvinden. Lijnen worden weer kort. Het is in historisch opzicht ook een logische ontwikkeling. De grote maalstroom van de geschiedenis laat een beweging zien waarin burgers van machteloze onderdanen, van knechten, van heersers en regenten, zich ontwikkelen naar burgers die steeds meer greep krijgen op hun levens en bestaansvoorwaarden. De jaren 60 en 70 waren daarin een belangrijke doorbraak. We hebben meer vrijheid dan ooit, maar tegelijkertijd is die onafhankelijkheid door de verregaande institutionalisering van de afgelopen decennia aan slijtage onderhevig geraakt. Het is een consumentenvrijheid. We kunnen onze eigen 73


Meekakelen over wipkippen Er bestaat nog steeds een kloof tussen de visie van beleidsmakers en die van 足 de burger anouk eigenraam

74


MEEKAKELEN OVER WIPKIPPEN

_ANOUK EIGENRAAM

De ruimtelijke ordening is ­in korte tijd stevig gedemocrati­ seerd. De mening van de ­burger is centraal komen te staan. Maar tussen de visie van beleidsmakers en de wensen van buurtbewoners bestaat nog steeds een hele kloof.

overtuigd van de noodzaak tot participatie dat buurtbewoners bijkans aan de oren het lokale buurthuis in gesleept worden om daar tijdens de inspraakavond te ‘interacteren’ met de plaatselijke wethouder over de op handen zijnde plaatsing van wipkippen op het dorpsplein. Het kan verkeren. Van een centralistische bevels­structuur is de ruimtelijke ordening ineens een vehikel met de trekken van een Poolse landdag. Is daarmee het mes niet bot geworden? De idee achter die zo vurig gewenste participatie is dat bouwen, herontwikkeling en stadsvernieuwing niet meer zonder inspraak van de burger kan. Het is de droom dat een ­fiasco als het vermaledijde Schouwburgplein in Rotter­ dam nooit meer gebeurt als de burger maar wordt ‘meegenomen’ in de besluitvorming. Een mooi ideaal, dat moet gezegd, maar werkt het ook? Is bewonerspartici­patie niet verworden tot een soort Haarlemmer­olie waarmee weerstand tegen bepaalde plannen zachtjes wordt weggemasseerd, een panacee om onvrede te maskeren en dat enkel dient om draagvlak te creëren voor impopulaire maatregelen? Hoe vaak straalt zo’n bestuurder niet uit dat hij een verplicht nummer zit uit te voeren op de bühne? En belangrijker: hoe vaak hebben inwoners en beleidsmakers het over hetzelfde?

Het is natuurlijk vloeken in de kerk, maar ik vind een van de zegeningen van de crisis dat er even wat minder gebouwd wordt in dit land. Even afgezien van de vervelende gevolgen voor wie afgelopen tijd slachtoffer werd van de economische malaise, vind ik het bijzonder aangenaam dat op meerdere plekken de boel even stilligt. Nederland leek het afgelopen decennium één grote bouwput. Alle grote stations stonden bijna permanent in de steigers; voor de treinreiziger een crime. Op elk denkbaar strookje groen verrees een nieuwbouwwijk en luxe kantoortorens schoten als paddenstoelen uit de grond, ook als­ onduidelijk was of er wel klandizie voor zou zijn. Die ongebreidelde bouwzucht lijkt mij een logisch neveneffect van het beleid om de ruimtelijke ordening over te laten aan de regio en de provincie. Althans, dat was de bedoeling. Maar als je de stroom aan artikelen op RUIMTEVOLK van de afgelopen vijf jaar overziet, kan je niet anders dan concluderen dat gemeenten zich die ruimtelijke ordening bijna volledig hebben toegeëigend.

In projectvoorstellen is ­ het tegenwoordig bewoners­ participatie voor en na

Haarlemmerolie

Hangjongeren

En daar blijft het niet bij. Net zoals de burger sinds de opkomst van Fortuyn en andere popu­ listische partijen de afgelopen tien jaar in de politiek steeds belangrijker is geworden, staat ook in de ruimtelijke ordening de mening van ‘­ de burger’ sinds enkele jaren centraal. Gemeenten grijpen en masse naar een middel als bewoners­ participatie. In projectvoorstellen is het tegen­woordig bewonersparticipatie voor en na. Inspraak moet en zal. De lokale overheid is zo

Als er iets opvalt aan de vele verhalen op RUIMTEVOLK is het wel de nog immer aanwezige kloof tussen de visie van beleidsmakers en de wensen van wijk- en buurtbewoners. Stedenbouw kundigen en beleidsmakers schetsen in wijk­ ontwikke­lingsplannen prachtige vergezichten. Projectontwikkelaars spiegelen in glossy prospectussen een levendige stad voor. Archi­tecten imponeren met kunstig gemaakte maquettes. Iedere burgemeester vindt dat z’n gemeenten 75


RUIMTEVOLK JAARBOEK 2012

NIEUW EIGENAARSCHAP IN DE RUIMTELIJKE ORDENING

een ‘creatieve’ of ‘krachtige’ stad moet worden. Maar weten ze zelf wel wat dat precies inhoudt?

In mijn eigen wijk is recent een prachtig plein aangelegd, vast bedoeld als een eyecatcher van de buurt. Een van de lokale ondernemers met een restaurant vertelde me dat ze door de gemeente gelokt was om zich aan het plein te vestigen met de belofte dat het plein een nieuwe hotspot zou worden. Het zag er allemaal ongetwijfeld heel mooi uit op het plaatje in het herontwikkelingsplan. Maar twee jaar later kan de onderneemster amper het hoofd boven water houden door gebrek aan klandizie. Het plein een paar honderd meter verderop, waar al een heel populaire kroeg zit, een delicatessenzaak, een goed restaurant en een leuk koffietentje, blijft de meeste klanten trekken.

Hoezeer beleidsmakers ook proberen om dichter bij de burger te komen; ze spreken niet dezelfde taal Hoezeer beleidsmakers ook proberen om dichter bij de burger te komen; ze spreken niet dezelfde taal. Stedenbouwkundigen en beleidsmakers praten over ‘programmaschaarste, groeicom­ plotten, krimpdenken, de buurt ruimtelijk herprogrammeren, krimpfeiten, interdependenties, participatieve stedelijke ontwikkeling, het optimaliseren van een wijk, vitaal opdrachtgeverschap, de organische groei van de stad’; om maar wat termen te noemen. Vanwaar toch altijd dat verbloemende en verhullende taalgebruik, vraag ik mij af. Denken ze nu echt dat de burger erom maalt of ‘het sociaal fysiek mentale veld’ in zijn straat is ontwikkeld? Of hoe het zit met de ‘omgevingskwaliteit’? En of de stad wel ‘in verbinding staat met haar vitale functies’? Nee, de burger wil gewoon prettig wonen in een nette straat, die schoon, heel en veilig is. Waar het openbaar vervoer goed bereikbaar is en waar vol doende voorzieningen zijn met voor elk wat wils.

Was dat vooraf te voorzien? Misschien niet. Of wel. Misschien had een simpel buurtonderzoekje kunnen uitwijzen dat twee hotspots naast het vlakbij gelegen Oosterpark een beetje te veel was voor een kleine wijk met een nogal gemengde buurt, waarvan de bewoners vooral in het lokale koffiehuis hangen. Wat politici op

Vraag nu eens echt waar wel, maar vooral ook waar geen behoefte aan is nationaal niveau ontberen aan visie, hebben beleidsmakers en politici op lokaal niveau te veel, denk ik wel eens. Wellicht wordt het tijd dat ze stoppen met ons de wortel voor te houden dat we met participatie invloed uit kunnen oefenen op wat er in onze straten, wijken, buurten en steden wordt gebouwd. Vraag nu eens echt waar wel, maar vooral ook waar geen behoefte aan is voordat jullie op de tekentafel van alles verzinnen. En dankzij de crisis, nu noodgedwongen de boel even on hold staat, hebben jullie daar mooi de gelegenheid voor.

Hotspots Het grappige is bovendien dat de werkelijkheid zich doorgaans maar moeilijk laat dwingen in bouwtekeningen, bestemmingsplannen en goedbedoelde initiatieven. Zo zette de gemeente Helmond vorig najaar de hangplek in Mierlo-Hout op Marktplaats te koop. Helmond had ergens voor dertigduizend euro een muur met afdak geplaatst waar de jongeren konden rondhangen. De gemeente hoopte ongetwijfeld op die manier de overlast die ze veroorzaken te kanaliseren en te concentreren. Maar de jongeren bleven gewoon samenkomen waar ze wilden en dat was niet bij die muur.

76


VAN GROOTHEIDSWAANZIN NAAR HOTELMANAGEMENT

Interview met Rudy Stroink naar aanleiding van zijn vertrek bij TCN.

_MAAIKE SCHRAVESANDE EN ERIK GROENENBOOM _POSTED ON 02/02/2011

VAN GROOTHEIDSWAANZIN NAAR HOTELMANAGEMENT # architect

MAAIKE SCHRAVESANDE Urbannerdam Maaike Schravesande werkt als adviseur/projectleider bij Urbannerdam aan projecten op het gebied van particulier opdrachtgeverschap, klushuizen en herontwikkeling (organische ontwikkelstrategieën, bijzonder vastgoed). Na haar studie Sociale Geografie & Planologie, werkte ze bij projectontwikkelaar TCN - vaak aan herontwikkeling van maatschappelijk vastgoed - en een klein jaar als projectleider bij Middenin. m.schravesande@urbannerdam.nl www.urbannerdam maaikeindestad.blogspot.nl @maaikeschraves

# projectontwikkelaar

Sinds de oprichting van TCN in 1993 profileerde Rudy Stroink zich als smaakmaker in de Nederlandse vastgoedmarkt. TCN stond bekend als tegendraads en creatief, om de product­ge­ richte aanpak en haar roemruchte voorman Rudy Stroink vaak vergezeld door een ondeugende Jack Russel. Naar aanlei­ding van zijn afscheid bij TCN een interview met Stroink over zijn tijd bij TCN en het nieuwe ontwikkelen. ‘Vastgoed en project­ ontwikkeling is een vak geweest voor luie mensen. Maar ook de jonge generatie stelt me nog teleur.’ Als Rudy Stroink over doortrapte projectontwikkelaars praat, zegt hij erbij ‘hoor wie het zegt’. Terugkijkend spaart hij zichzelf niet. ‘Ik heb fouten gemaakt. Ik ben verleid.’ Maar praat hij over de toekomst dan hoor je de stelligheid en het idealisme waar hij de laatste jaren zo populair mee is geworden. En die populariteit wil hij gebruiken om bestuurlijke veranderingen te brengen in Nederland. ‘We staan aan de vooravond van een enorme verschuiving. Ik wil wel een katalysator in dat proces zijn.’ We wilden dit interview beginnen bij zijn eerste stappen als architect, of als projectontwikkelaar, in de jaren 80. Of bij zijn afscheid als CEO van TCN in december 2010. Maar nee, het interview en dus ook het verhaal over Rudy Stroink begint op 1 december 2007. Niet toevallig ook het startpunt van het boek dat hij aan het schrijven is. ‘Ik wilde schrijven over de toekomst van projectontwikkeling, aan de hand van ‘Rudy’s toolbox’, maar dat vond ik al snel te belerend. Nu zoom ik in op de afgelopen drie jaar. Op 1 december 2007 werd ik gebeld. Een investeerder trok een bedrag van 60 miljoen euro terug. Ik baalde. Maar achteraf bezien was het geen idee voor TCN. Ik heb me 77


RUIMTEVOLK JAARBOEK 2012

NIEUW EIGENAARSCHAP IN DE RUIMTELIJKE ORDENING

in de loop der jaren laten verleiden projecten te doen die niet in onze visie pasten en meer geld zou dit alleen maar erger hebben gemaakt.’ Stroink erkent dat de vastgoedwereld een geld-gedreven wereld is, maar zegt dat geld nooit zijn grootste drijfveer was mee te gaan in dit soort projecten. ‘Je wordt verleid. Blinde ambitie. Als – bij wijze van spreken – de wethouder van Utrecht jou belt of je Hoog Catharijne wil ontwikkelen, is het heel moeilijk om nee te zeggen.’ ERIK GROENENBOOM Funup Erik Groenenboom richt zich met zijn bureau met name op bottom-up gebiedsontwikkeling en ‘fun’ en beweging in stilgevallen projecten. Ook organiseert hij ‘flexivals’ en andere zakelijke bijeenkomsten, bijvoorbeeld over ontwikkelingen in de ondergrond. Daarvoor werkte Erik onder de vlag van ‘Jonge Honden’ aan verschillende projecten, zoals de Zuidas in Amsterdam. erik@funup.nl www.funup.nl @erikgroenenboom

# blinde ambitie

# mismatch

# overheidsingrijpen # dealer

‘IF YOU BUILT IT, THEY WILL COME’ Rudy haalt een uitspraak aan uit een film uit 1989, Field of dreams. In de film speelt Kevin Kostner een boer op het platteland van Iowa. Terwijl hij op een dag door zijn graanvelden loopt, hoort hij een stem fluisteren: ‘If you built it, they will come’; waarop hij een visioen heeft van een honkbalveld. Hij kapt zijn graan, legt een veld aan en op een goede avond komen (geesten van) beroemde honkballers op het veld oefenen. ‘Deze fantoomgedachte geldt eigenlijk ook voor de vastgoedwereld. Heel lang kon je bouwen wat je wilde, in de gedachte dat de gebruiker vanzelf wel kwam. Er is te weinig gekeken naar hoe groot de doelgroep en hun behoefte nu echt is.’ Stroink hekelt deze manier van denken. De demografische groeispurt in steden van de afgelopen anderhalve eeuw is tot een einde gekomen, concludeert Rudy. ‘Schaarste was een reden om te bouwen, maar er is geen schaarste meer. Nieuwigheid kan een aanleiding zijn, maar voor elk nieuw project laat je nu iets anders achter. Kijk naar de grote steden. Amsterdam bouwt een Zuidas. Waar komen alle mensen van­ daan die daar gaan wonen, werken en recreëren? De tijd van groei is voorbij, dus je haalt mensen altijd ergens weg. Uit de binnenstad? Haarlem, Hilversum? Dan zadel je ze daar toch met een probleem op? Als overheid kan je niet op meerdere paarden wedden.’

EIGENAAR VAN DE STAD Een dag voor ons gesprek met Stroink, kwam vastgoedadviseur DTZ Zadelhof met het rapport ‘Van veel te veel’, dat groot nieuws werd. Van de huidige voorraad kantoorruimte van 47 miljoen m² staat 13,9 procent leeg. Bovendien wordt de behoefte aan kantoorruimte door flexwerken alleen nog maar minder. Er is een structurele mismatch tussen vraag en aanbod, zo was er te lezen. ‘Ze zijn er eindelijk achter’, aldus Stroink. ‘Maar hun aanbevelingen deel ik niet.’ Waar DTZ duidelijk pleit voor overheidsingrijpen en bouwstops, wil Rudy juist niet dat de overheid nu ingrijpt. ‘De overheid heeft voor het grootste deel van het probleem gezorgd, met haar grootstedelijke projecten. En wij (de projectontwikkelaars) waren jarenlang de dealer van de publieke junkie. Het is juist nu dé tijd voor ontwikkelaars. Bouwstop is een fout idee. Er moet wel wat blijven gebeuren anders krabbelen we nooit uit de misère. Dat het fundamenteel anders moet, dat is een

78

# junkie


VAN GROOTHEIDSWAANZIN NAAR HOTELMANAGEMENT

_MAAIKE SCHRAVESANDE EN ERIK GROENENBOOM _POSTED ON 02/02/2011

gegeven. Niet meer (nieuw)bouwen voor groei, maar voor verbetering van de kwaliteit: herontwikkelen, herpositioneren.’ # eigenaar

We maken uit Stroink’s woorden op dat hij een nieuwe rolverdeling tussen overheid en markt voorspelt. Om dit handen en voeten te geven, vragen we hem waarom er eigenlijk nooit parkplannen (publieke ruimte) worden gerealiseerd door marktpartijen. ‘De overheid voelde zich voortdurend geroepen de maker van de stad te zijn. De overheid moet ophouden projectontwikkelaar te zijn en het belang van de stad inzien, want een park verhoogt de waarde van de stad. De waarde­ vermeerderende invloed van een park zou je inzichtelijk moeten maken en terugrekenen op het omliggend vastgoed. Dan zie je dat het voor marktpartijen hartstikke interessant kan zijn. In mijn film ‘Koop een stad’ heb ik getoond dat particulieren prima eigenaar kunnen zijn van een stad. En met particulieren hebben we de bebouwing van vliegveld Soesterberg tegengehouden. Dat is en blijft nu groen en wordt zelfs beter. Al met al een enorme waardevermeerdering voor de huizen in de omgeving.’

BEGRIJPEN VAN EEN STAD We vragen Stroink door over de rol van de overheid bij stadsontwikkeling in de komende tijd. ‘De overheid is als het Byzantijnse rijk. Het restant van het Romeinse rijk, die dachten dat ze de wereld overheer­ sten, vol rituelen en grootheidswaanzin. In de komende decennia bepaalt de gemeenschap wat er ontwikkeld wordt, niet de ambtenaar noch de ontwikkelaar. Bovendien kunnen we met veel minder regels toe, omdat er sprake is van een op informatie en transparantie gedreven samenleving.’

# Byzantijnse rijk

# grootheidswaanzin

Dat roept de vraag op waarom hijzelf eigenlijk projectontwikkelaar is geworden. ‘Begin jaren 80 richtte ik een ontwerpbureau op: Villa Nova. Ik werkte aan allerlei plannen en ontwerpen, maar had geen enkele invloed op het wel of niet uitvoeren ervan. Dagenlang zat ik achter de tekentafel. Maar het gros van wat je bedenkt en ontwerpt gaat niet door. Ik wilde het zelf doen. Hard werken, maar niet zinloos.’ Nieuwsgierig naar de toekomst van onze eigen professies, vragen we Stroink: welke mensen met welke mentaliteit heeft de ruimtelijke sector nodig?

# jonge generatie

‘Vastgoed en projectontwikkeling is een vak geweest voor luie mensen. Het was te makkelijk geld verdienen. Maar ook de jonge generatie ontwikkelaars stelt me nog steeds wel teleur. Ook die hebben voor het vak gekozen om verkeerde redenen, namelijk de uitgangspunten van de ‘oude tijd’, die zijn ook lui. De veranderde opgave vraagt om echte ondernemers. Misschien wel mensen uit andere disciplines: een ICTer of hotelmanager. Een ICT-er is gewend in netwerken te denken en werken. Iedere ICT-er begrijpt een stukje van het systeem, maar ze 79


RUIMTEVOLK JAARBOEK 2012

NIEUW EIGENAARSCHAP IN DE RUIMTELIJKE ORDENING

In de komende decennia ­bepaalt de gemeenschap ­ wat er ontwikkeld wordt, niet de ambtenaar noch de ontwikkelaar

# hotelmanager

hebben elkaar nodig om het geheel te overzien en de grotere problemen op te lossen. En een hotelmanager is gewend zijn zaak iedere dag weer met kleine aanpassingen sfeervol en aantrekkelijk te maken voor zijn gasten. Met kleine aanpassingen verbetert hij zijn product.’ En architecten? ‘Architecten van nu zitten in een shock. Want het maakbaarheidsgeloof is failliet. Een Delftenaar (TU Delft) kijkt naar de wereld met de bedoeling deze te veranderen. Terwijl je de wereld eerst moet begrijpen. Een wereld die ophoudt met groeien, moet je veel meer kennen.’

# planologen

En planologen? Ook planologen leren nog altijd dat de wereld ­maakbaar is. ‘De nieuwe uitgangspunten worden: de maakbare samenleving bestaat niet, de gemeenschap bepaalt en minder regels. Helaas veranderen de studies (nog) niet mee.’ Dat het fundamenteel anders moet, beschouwt Rudy Stroink als een gegeven. Het nieuwe ontwikkelen is een kwestie van het begrijpen van de stad en er dan iets aan toevoegen. ‘Sommigen zeggen de laatste tijd juist steeds meer: het wordt weer zoals het was. Dat is niet goed. Denk maar gewoon: het wordt nooit meer zoals het was.’

80


CROWDFUNDING BIEDT KANSEN VOOR DE STAD

Steeds vaker beïnvloedt de crowd de wijze waarop steden zich ontwikkelen. Zes succesvolle voorbeelden.

_TIM VAN DER LAAR

_POSTED ON 26/03/2012

CROWDFUNDING BIEDT KANSEN VOOR DE STAD

# crowdfunding

Crowdfunding is in Nederland sterk in opkomst. In 2011 zijn meer dan tachtig Nederlandse projecten van start gegaan, die mede zijn gefinancierd door crowdfunding. Traditioneel wordt het meeste geld opgehaald voor kunstprojecten en de publi­ catie van boeken. Nieuw is dat de crowd ook steeds vaker de fysieke openbare ruimte van steden vormgeeft.

TIM VAN DER LAAR Gemeente Amsterdam Tim van de Laar heeft Technische Planologie gestudeerd in Groningen en Berlijn. Na een 3-jarig traineeship bij Jelmer werkt hij nu bij IBA, het ingenieursbureau van de gemeente Amsterdam aan het ZuidasDok, een gezamenlijk project van het Rijk en de gemeente. Zijn interesse ligt bij complexe en innovatieve infrastructuurprojecten in de stedelijke omgeving. timvandelaar@gmail.com www.stedenbouwen.nl @Timvdlaar

Crowdfunding is een manier om startkapitaal voor projecten te verwerven, waarbij vele investeerders een klein bedrag investeren in een doel waarbij zij zich betrokken voelen. Deze groep van investeerders – de crowd – doneert vaak uit charitatieve overwegingen een bedrag zonder er direct iets voor terug te verlangen. In andere gevallen is er sprake van sponsoring en krijgt de investeerder een niet-financiële vergoeding, zoals bijvoorbeeld bij de Luchtsingel in Rotterdam, waar de naam van investeerders op de planken van de brug wordt gedrukt. Ten slotte bestaan ook er ook varianten waarbij de investeerders meedelen in de winst van het project. Hoewel het principe van het verzamelen van investeerders en sponsoren niet nieuw is, kon crowdfunding pas ontstaan met de opkomst van internet. Het web blijkt zeer geschikt om een groot publiek te bereiken en te activeren om in een project te investeren. Er bestaan verschillende online crowdfundingplatforms waarop ondernemers hun project en het benodigde bedrag kunnen presenteren. Het project gaat van start zodra voldoende investeerders zijn gevonden. Aanvankelijk werd crowdfunding met name gebruikt om geld voor films, boeken en kunstprojecten in te zamelen, maar de laatste jaren zijn er steeds meer projecten die zich richten op de fysieke openbare­ ruimte van de stad. Het initiatief tot deze projecten wordt vaak 81


RUIMTEVOLK JAARBOEK 2012

NIEUW EIGENAARSCHAP IN DE RUIMTELIJKE ORDENING

­genomen door bewoners die mogelijkheden zien om hun omgeving ­­ te verbeteren. Dit proces voltrekt zich vaak buiten de overheid om. # e-participatie # social media

# succesvolle voorbeelden

# media-aandacht # stadsinitiatief

Crowdfunding past perfect in een trend van een terugtredende overheid en assertieve bewoners die hun eigen woonomgeving vormgeven. Waar overheidsgestuurde projecten vaak nog worstelen met e-participatie en social media, is crowdfunding de ultieme vorm van participatie. Investeerders kunnen het project van begin tot eind via de website blijven volgen en de projecten kunnen daardoor rekenen op een groot draagvlak. Dankzij de link met social media is crowdfunding een bekend concept in een innovatief jasje, dat met name jonge stedelingen aanspreekt.

VOORBEELDEN Hieronder volgen zes succesvolle voorbeelden van crowdfunding in de openbare ruimte van de stad. Wat we van deze voorbeelden kunnen leren is dat crowdfunding strategisch ingezet kan worden voor het binnenhalen van externe fondsen. Een mooi voorbeeld is High Line Park, waar de initiatiefnemers geld inzamelden voor het doen van een haalbaarheidsonderzoek, dat het gemeentebestuur er uiteindelijk toe overhaalde om in het High Line Park te investeren. Ook bij de Luchtsingel wordt media-aandacht gebruikt om stedelijke subsidie­ via het Stadsinitiatief binnen te halen. Wat uit deze voorbeelden echter ook blijkt, is dat ambities niet te hoog gesteld moeten worden. Ondanks veel media-aandacht voor bijvoorbeeld de Luchtsingel in Rotterdam, is van de gewenste 440.000 euro na een half jaar nog maar 7 procent ingezameld. De Luchtsingel, Rotterdam De Luchtsingel is een houten voetgangersbrug van 350 meter die Rotterdam Central District verbindt met de Hofbogen. Initiatief­ nemer ‘I make Rotterdam’ probeert met de brug de kwaliteit op straatniveau in het gebied te verbeteren. Afhankelijk van het geld dat wordt ingezameld kost het project 80.000 tot 440.000 euro. Je kunt meehelpen door planken te kopen waarop je naam wordt geprint, varierend van 25 tot 1250 euro. Vechtclub XL, Utrecht In Vechtclub XL worden diverse typen ruimtes met specifieke faciliteiten gerealiseerd om een professionele werkomgeving voor verschillende creatieve beroepen te creëren. Het complex omvat twee panden: een bunker en een groot magazijn. Het initiatief komt van Stortplaats van dromen, een ontwerp- en bouwbedrijf dat ook verantwoordelijk is voor de verbouwing en exploitatie. Binnen drie maanden is via de website CrowdAboutNow de benodigde 65.000 euro aan investeringen binnengehaald, voldoende voor de eerste fase van de verbouwing.

82


CROWDFUNDING BIEDT KANSEN VOOR DE STAD

# bibliotheekmedewerkers

# kunstwerken

_TIM VAN DER LAAR

_POSTED ON 26/03/2012

The Uni Project, New York The Uni Project is een mobiele bibliotheek in New York. Het project is gericht op het transformeren van beschikbare stedelijke ruimte in een openbare leeszaal. The Uni Project is gestart door een groep bibliotheekmedewerkers en leraren, met de overtuiging dat boeken voor iedereen toegankelijk moeten zijn. De bouw van de Uni kostte 25.000 dollar. Op 11 september 2011 was de Uni voor het eerst in gebruik op de New Amsterdam Market in Lower Manhattan. Tegenwoordig verschijnt de Uni elke week op een andere locatie in de stad. Times Square to Art Square, New York Times Square to art Square wil Times Square voor één dag omtoveren­ tot een openbaar museum door alle reclame te vervangen door digitale kunstwerken. De Nederlandse initiatiefnemer Justus Bruns probeert met het project een beweging te mobiliseren van miljoenen mensen die van kunst houden of willen laten zien waartoe de huidige internet­ generatie in staat is. Via Kickstarter is 10.000 dollar ingezameld, voldoende om het project te realiseren. In 2012 wordt Times Square getransformeerd tot Art Square. Intersection Repair, Portland Intersection Repair, een initiatief van City Repar, vergroot de sociale samenhang in buurten in Portland door kruisingen om te vormen tot publieke verzamelplaatsen voor de buurt. Placemaking wordt in de praktijk gebracht door het plaatsen van bankjes en lokale informatie­ borden en het maken van straatschilderingen, die laten zien dat deze plek bewoond, bekend en geliefd is door zijn inwoners. City Repair werd in 1996 in Portland opgericht door betrokken bewoners en wordt volledig ondersteund door donaties van vrienden van City Repair. Voor het repareren van een kruispunt biedt de organisatie gratis onder­ steuning, de buurtbewoners betalen zelf de verf en materialen. In Portland zijn inmiddels tientallen kruisingen onder handen genomen. High Line Park, New York De High Line is een 2,2 km lang spoorwegviaduct langs de westzijde van Manhattan. De lijn wordt sinds de jaren 80 niet meer gebruikt. In 1999 stelde een groep buurtbewoners, de Friends of the High Line, voor om het viaduct om te vormen tot een park. Via crowdfunding haalden ze genoeg geld binnen om een haalbaarheidsstudie uit te voeren, waaruit bleek dat de investering ruimschoots gecompenseerd zou worden door de waardevermeerdering van het omliggende gebied. De eerste twee delen zijn gerealiseerd voor 196 miljoen dollar, waarvan 152 miljoen dollar is betaald door de stad en 44 miljoen dollar door de Friends of the High Line. Twee delen van de High Line zijn inmiddels omgevormd tot een park.

# placemaking # park

83


RUIMTEVOLK JAARBOEK 2012

Particuliere welstandszorg biedt kansen om de burger beter te verbinden met het collectieve belang van het beheer van omgevingskwaliteit.

# bewonerswelstand

NIEUW EIGENAARSCHAP IN DE RUIMTELIJKE ORDENING

BEWONERSWELSTAND: DRAAGVLAK DOOR WELBEGREPEN EIGENBELANG Overal in Nederland nemen groepen bewoners en ondernemers het heft in eigen hand. Particulieren bouwen niet alleen hun eigen huis, ze bouwen hele gemeenschappen, inclusief stads­ boerderij, school en energiebedrijf. Belangrijke signalen in een tijd van terugtredende overheden en bezuinigingen. Kunnen particulieren ook de zorg voor welstandskwaliteit op zich nemen door middel van ‘bewonerswelstand’?

FLIP TEN CATE Federatie Welstand Flip ten Cate werkt al geruime tijd bij de Federatie Welstand, de landelijke vereniging van onafhankelijke adviseurs aan overheden op het gebied van ruimtelijke kwaliteit. Daarvoor was hij werkzaam in de Amsterdamse stadsvernieuwing, projectgroepen Jordaan, Nieuwmarkt en Oostelijk Havengebied en als (freelance) journalist, onder andere bij Binnenlands Bestuur. Flip heeft belangstelling voor culturele en sociale vraagstukken binnen het openbaar bestuur. ftc@fw.nl www.fw.nl

# protest

Toen de Eindhovense wethouder Fiers vorig jaar voorstelde om de welstandszorg geheel af te schaffen, stak er in de lichtstad een storm van protest op. Van de 400 inspraakreacties was 95 procent negatief. Binnenkort zal de Eindhovense gemeenteraad naar verwachting een voorstel bespreken waarin sommige cultuurhistorische gebieden nog wel onder welstandszorg vallen, maar ‘gewone’ woonwijken welstandsvrij worden verklaard. Juist de buurtverenigingen in dat soort wijken hebben tegen de afschaffing van welstandszorg geprotesteerd. Dat protest is begrijpelijk, want hoe ergerlijk een negatief welstandsadvies ook mag zijn als het om je eigen bouwplan gaat, het overgrote deel van de bevolking vindt dat de gemeente een taak heeft in het bewaken van de kwaliteit van de gebouwde omgeving. Niet omdat men de overheid zo aardig vindt, maar uit welbegrepen eigenbelang.­ Bewoners houden van de wijk waar ze zich thuis voelen, maar minstens zo belangrijk is het waardebehoud van hun bezit. Iedere makelaar bevestigt dat drie dingen de prijs en de verkoopbaarheid van een woning of kantoor bepalen: locatie, locatie, locatie. Meer kwaliteit van woning en woonomgeving, betekent een hogere prijs. Zonder welstandszorg komt die kwaliteit in het geding.

# welbegrepen eigenbelang

84


BEWONERSWELSTAND: DRAAGVLAK DOOR WELBEGREPEN EIGENBELANG

# omgevingskwaliteit

_FLIP TEN CATE

_POSTED ON 13/04/2012

PUBLIEK BELANG Natuurlijk, iedereen bouwt een pand met toekomstwaarde, ook zonder dat een commissie over de schouder meekijkt. Toch leidt de optelsom van al die individuele kwaliteit niet per definitie tot gemeenschappe­ lijke kwaliteit, en de welstandszorg is juist daarvoor bedoeld. En ook­in het verbouwen van bestaande gebouwen gaat veel mis, door armoedig­ materiaalgebruik of een winkelpui die vloekt met de bestaande architectuur. Voorbeelden van zulke missers kent iedereen, maar de grotere ellende die door goede welstandszorg is voorkomen blijft onzichtbaar. Het buurtprotest tegen de afschaffing van de welstandszorg in Eindhoven verwoordt dit publieke belang. Het biedt een unieke gelegenheid om te experimenteren met zelforganisatie in het beheer van de omge­ vingskwaliteit. Zou het mogelijk zijn om welstandszorg in handen van­de wijk zelf te leggen? Kan het publieke belang ook zonder de gemeente georganiseerd worden?

# publieke belang

Er zijn voorbeelden in binnen- en buitenland van zulke particuliere welstandszorg. In park Rozendaal in Leusden waken de bewoners al enige decennia over de welstandseisen. Duidelijker voorbeelden zijn er in de VS. Zo leggen de bewoners van Celebration (Florida) ­elkaar in contracten vergaande eisen op ten aanzien van kleuren, materialen, schuren, schuttingen en zelfs de hoogte van het gras – dit alles to serve the community and to protect the value of the property.

BEWONERSWELSTAND Bewonerswelstand zou prima aansluiten bij de recente trend van zelforganisatie in de woon- en leefomgeving. Guerrilla gardeners, bijvoorbeeld, schoffelen saaie perkjes om tot stedelijke volkstuintjes. In Almere bouwen bewoners op grote schaal hun eigen huis. In Culem­ borg staat een eco-woonwijk waar bewoners hun eigen energiebedrijf­ hebben, hun eigen boomgaard, een wijkboerderij en zelfs een eigen ongesubsidieerd schooltje. En een ontwikkelingsmaatschappij van dorpsbewoners leidt de groei van Hoenderloo in de gewenste banen. Dit zijn allemaal activiteiten van mensen die niet langer willen wachten op de initiatieven van de overheid. Op een on-Nederlandse manier bouwen ze aan hun eigen gemeenschap, en ze hebben er vooral veel lol in. # experiment

De vraag is hoe de zelfbewuste wijktrots van de bewoners in Eindhoven te combineren valt met het plezier van deze zelforganiseerders. Hier ligt een unieke gelegenheid voor een experiment met particuliere welstandszorg.

GEDEELDE VISIE Bewonerswelstand begint met een gedeelde visie van de bewoners op de kwaliteiten van de wijk. Het is niet genoeg om vast te stellen 85


RUIMTEVOLK JAARBOEK 2012

NIEUW EIGENAARSCHAP IN DE RUIMTELIJKE ORDENING

Bewonerswelstand sluit prima aan bij de ­recente trend ­van zelforganisatie in de woon- en leefomgeving

# draagvlak

# particuliere bouwinitiatieven

# buurtbudget

dat de wijk ‘aantrekkelijk’ is, het gaat om de vraag wát de wijk nu zo aantrekke­lijk maakt. Zit het ‘m in de groene stoffering, de baksteenarchitectuur, de sociale interactie? Een inventarisatie door bewoners brengt veel kennis op tafel die nergens anders te vinden is. Omdat burgers (tijdens excursies) steevast streng blijken te oordelen over verbouwingen is het voor het draagvlak cruciaal dat de visie op de bestaande kwaliteiten inderdaad door de wijkbewoners gedeeld wordt, en dat ze gezamenlijk verantwoordelijkheid willen dragen voor het ­behoud ervan. Dat stelt dus enige voorwaarden aan het type wijk waarin met bewonerswelstand wordt geëxperimenteerd. Dan volgt de keuze voor een strategie om de gewaardeerde kwalitei­ten te behouden. Met een buurtbudget kunnen verbeteringen in groen­­be­ heer, speeltuin of straatverlichting gerealiseerd worden. Ingrijpender wensen kunnen door gezamenlijke buurtactie politiek geagendeerd worden. Maar hoe moet een buurtvereniging omgaan met particuliere bouwinitiatieven? Aanvankelijk zal het formuleren van de visie zoveel elan samenbrengen, dat iedereen z’n best doet om verbouwingen te­ laten aansluiten op de visie. Bewoners zullen elkaar stimuleren, natuurlijk. Maar wat gebeurt er bij conflicten over de vraag hoe bepalend de bewonersvisie is voor de bewoners?

EXTERNE AUTORITEIT Anders dan bij een Vereniging van Eigenaren in een appartementencomplex hebben buurtverenigingen vooralsnog geen juridisch middel om hun afspraken op te leggen aan een individu. De wet bepaalt immers dat een bouwplan dat voldoet aan de formele regels (bestem­mingsplan, bouwbesluit, welstandscriteria), niet geweigerd kan worden. Maar stel dat uit het experiment blijkt dat afdwingen met 86


BEWONERSWELSTAND: DRAAGVLAK DOOR WELBEGREPEN EIGENBELANG

_FLIP TEN CATE

_POSTED ON 13/04/2012

privaatrechtelijke middelen wel mogelijk is, wie bepaalt dan of een specifiek (ver)bouwplan in strijd is met de buurtvisie? Dat bewoners zelf de bouwplannen van hun buren gaan beoordelen, lijkt me een garantie voor een steen door het keukenraam – zeker in buurten waar de sociale verhoudingen gespannen zijn. Het is niet voor niets dat de overheid, als neutrale hoeder van het algemeen belang, de afgelopen honderd jaar die toetsende rol heeft gespeeld.

# externe autoriteit

In een wijk met bewonerswelstand zouden de bewoners dus zelf een externe autoriteit kunnen inschakelen om te bepalen of buurman Jan zich wel aan de wijkafspraken houdt. Zo’n autoriteit is trouwens ook verstandig, omdat het nog een hele kunst is om te beoordelen of het bouwplan van de buren de wijkkwaliteit aantast of juist verhoogt. Je moet dan een tweedimensionale bouwtekening mentaal vertalen in een driedimensionaal beeld en dat bovendien in de context plaatsen­ – dat vergt ervaring en architectuurkennis.

# bewonersvisie

WET Indien het buurtcontract toch niet het middel is om de afspraken na te leven, dan moet het langs publiekrechtelijke weg. Dat wil zeggen: dan zou de gemeente de bewonersvisie moeten overnemen en formeel moeten vaststellen als onderdeel van de welstandsnota, waardoor het een toetsingskader wordt voor bouwplannen. En de door bewoners aangezochte deskundigen moeten benoemen als lid van de welstandscommissie: dat eist de wet namelijk. Ik hoor u denken, zo kom je uit bij de situatie die nu ook al bestaat: een welstandsnota, een externe adviescommissie en een toets aan de gezamenlijk geformuleerde kwaliteitseisen. Dat klopt, maar bij bewonerswelstand gaat het om zelforganisatie, waarin de medewerking van de overheid wordt gevraagd. Dat is precies andersom als de situatie waarin de overheid de spelregels bepaalt, en bewoners het gevoel ­hebben dat zij er als ‘onderdanen’ maar naar te handelen hebben.

# welstandsnota

87


88


WERKEN AAN EEN ECHTE ZELFBOUWCULTUUR

Zelfbouw, doe-het­zelf, CPO, we ­hebben er de mond van vol. Toch wordt de behoefte aan keuzevrijheid van de woonconsument lang niet altijd ­serieus genomen.

_MAAIKE SCHRAVESANDE

_POSTED ON 06/04/2012

WERKEN AAN EEN ECHTE ZELFBOUWCULTUUR # particuliere zelfbouwer

Zelfbouw wordt vaak gepresenteerd als het tovermiddel tegen crisis en als oplossing voor de vastgelopen woningmarkt. Debat­ ten, congressen, rapporten, buitelen over het onderwerp. Grote gemeenten bieden tegen elkaar op: 500 kavels in Den Haag, 1000 kavels in Amsterdam, hele wijken in Almere. Toch staat de zelfbouwer nog mondjesmaat op. Of lijkt dat maar zo?

MAAIKE SCHRAVESANDE Urbannerdam Maaike Schravesande werkt als adviseur/projectleider bij Urbannerdam aan projecten op het gebied van particulier opdrachtgeverschap, klushuizen en herontwikkeling (organische ontwikkelstrategieën, bijzonder vastgoed). Na haar studie Sociale Geografie & Planologie, werkte ze bij projectontwikkelaar TCN - vaak aan herontwikkeling van maatschappelijk vastgoed - en een klein jaar als projectleider bij Middenin. m.schravesande@urbannerdam.nl www.urbannerdam maaikeindestad.blogspot.nl @maaikeschraves

# architect # catalogusbouwer

Het mes snijdt aan twee kanten. De particuliere zelfbouwer is er wel, maar moet nog aan het idee wennen. Aan de andere kant wordt de zelfbouwer door de ontwikkelsector nog niet bepaald als volwaardige partij beschouwd. In de praktijk komen we maar al te vaak onaantrekkelijke en/of onduidelijke aanbiedingen tegen van grond of gebouw voor zelfbouwers.

EEN NACHT IJS Een Belg wordt geboren met een baksteen in de maag. Zelf je huis bouwen is daar de normaalste zaak van de wereld. In Nederland is de grote meerderheid onbekend met de mogelijkheid. Het imago heerst dat zelfbouw alleen is weggelegd voor de rich & famous. Terwijl de Nederlandse particulier wel degelijk keuzevrijheid waardeert bij aankoop van een woning. Recent onderzoek van DBMI, Nirov en Nieuwbouw Nederland bevestigt dit beeld. Het gros van de consumenten wil graag veel keuzevrijheid. Van de geïnterviewden ziet 50 procent een cascowoning (zelf afbouwen) of zelfbouw (individueel) wel zitten. Ongeveer 30 procent wil een gezamenlijke aanpak om eigen huizen te bouwen (CPO). Alleen niet iedereen wil per se particulier opdrachtgever zijn. Genoeg particulieren kijken liever in een sexy blaadje met schetsontwerpen van architect of catalogusbouwer. En laten hun eigen huis bouwen met hulp van anderen. 89


RUIMTEVOLK JAARBOEK 2012

NIEUW EIGENAARSCHAP IN DE RUIMTELIJKE ORDENING

Het zelfbouwen moet nog onderdeel van onze cultuur worden. En dat duurt even. Uit het eerder genoemde onderzoek blijkt dat, waar in Nederland in het verleden meer zelf werd gebouwd, er nu meer vraag is naar kavels. De Randstad heeft weinig zelfbouw gekend en heeft dus minder vraag. Brabanders zijn net Belgen, dus die bouwen wel zélf. Hier is dus ook meer vraag naar kavels. ‘De wensen van de woonconsument lijken zich aan te passen aan de realiteit’, aldus de onderzoekers.

# ontwikkelaars # afdankplekken

De zelfbouwer moet dus wennen en dat duurt even. Evengoed moet de ontwikkelsector de zelfbouwer als volwaardige partij gaan bezien en behandelen. Dit laat nu nogal eens te wensen over. Zo kopt Het Parool op 4 februari vernietigend: ‘Zelfbouwblok Houthaven dreigt fiasco te worden’. Ondanks de grootse campagne in de winter van 2011-12 hebben zich vooralsnog geen kopers gemeld. Helemaal geen vraag naar zelfbouw in Amsterdam dus, meent Het Parool. De projectdirecteur wijt het aan de strengere financieringseisen van banken. Maar een geduldig lezer leert al snel dat locatie ‘Blok 0’ een afdankertje is, waar ontwikkelaars geen geld meer voor (over) hadden. Bovendien moet het nieuwe appartementengebouw straks functioneren als geluidswal naar de havens. Tja…dat trekt volle zalen. Het Amsterdamse Blok 0 blijkt een dankbaar voorbeeld, behalve de afdankplek hanteert de gemeente een wel erg commerciële verkoopprocedure. Geïnteresseerden moeten zich eerst verenigen, plan maken, kostenraming bepalen en een bod doen. In alle onzekerheid dat deze hele voorinvestering voor niks is geweest, omdat een andere kopersgroep uiteindelijk hoger biedt. Je neemt als particulier nogal een risico bij zo’n procedure. Inmiddels schrijft Het Parool enthousiaster. Een consortium van vijf architectenbureaus heeft elf deelnemers bij elkaar voor een eerste kavel in Blok 0. Daarmee is de eerste zelfbouwgroep, van de twintig gewenste groepen georganiseerd.

# vrijheid

WALK THE TALK # vertrouwen Dus beste gemeenten, corporaties en grondeigenaren, doe wat je zegt. Als je zelfbouw als kans ziet, neem de particuliere zelfbouwer dan ook echt serieus als een volwaardige partij. Niet alleen de afdankplekken beschikbaar stellen, maar ook de pareltjes. Aangepaste verkoopprocedures met een lager risicoprofiel voor de particuliere koper. Probeer je er niet te veel mee te bemoeien. Het is veel belangrijker dat de ‘harde gegevens’ (kosten, randvoorwaarden, proces) duidelijk zijn, dan een of ander creatief concept wat je hebt uitgewerkt. Heb vertrouwen en geef particulieren de vrijheid om zelf hun plan te bepalen. Ze maken heus kwaliteit, waarschijnlijk meer dan je zelf had kunnen bedenken. Probeer het als gemeente of corporatie voor een keer niet eerst zelf uit te denken. Dat werkt niet met deze manier van ontwikkelen. Je moet weten wat je niet wil, dat is belangrijk. Stel transparante randvoor90


WERKEN AAN EEN ECHTE ZELFBOUWCULTUUR

_MAAIKE SCHRAVESANDE

_POSTED ON 06/04/2012

ZELFBOUW IS EEN KANS VOOR ONZE ECONOMIE EN VASTZITTENDE WONINGMARKT

91


RUIMTEVOLK JAARBOEK 2012

NIEUW EIGENAARSCHAP IN DE RUIMTELIJKE ORDENING

waarden, omschrijf een duidelijke procesaanpak en vraag haalbare grondprijzen. Breng je eigen rol terug tot het noodzakelijke. Jij faciliteert en controleert.

# haalbare grondprijzen # economie

Denk aan de succesvolle beleggingsbank Alex, dochter van Binck Bank. Binck richtte een aantal jaar geleden Alex op om particulieren aan het beleggen te krijgen. Ze omschrijven zichzelf als volgt: ‘Vanaf het begin gaf Alex de Nederlandse particuliere belegger de mogelijkheden die professionele beleggers ook hadden. Zo was Alex de eerste in Nederland waar iedere belegger via internet kon beleggen, bovendien tegen een fractie van de prijs van grootbanken. Onze missie: vermogensgroei voor iedereen mogelijk maken, met begrijpelijke producten zonder kleine lettertjes.’ Zie je de parallellen? Zelfbouw voor iedereen mogelijk maken… Particuliere bouwers de mogelijkheden bieden die professionele bouwers ook hebben… Het is een kans voor onze economie en vastzittende woningmarkt. Meer zelfbouw leidt tot nieuwe (particuliere) geldstromen, meer lokale werkgelegenheid (kleinere aannemers), aantrekkelijke fijnmazige stedenbouw. Bovendien bouwt een particuliere zelfbouwer tegen kostprijs, dus makkelijker te financieren in de huidige tijd van aangescherpte financieringsregels. # werkgelegenheid

FACILITEREN Als ik enigszins indruk op je heb gemaakt met mijn artikel, stap je morgen je kantoor binnen en zie je de zelfbouwer als serieuze volwaardige partij. Je staat open voor zijn of haar ideeën. Je kunt loslaten en vertrouwen hebben. Je faciliteert met haalbare grondprijzen en een duidelijk eerlijk (verkoop)proces. En je controleert op vooraf gestelde transparante randvoorwaarden. Moet je eens opletten hoe de zelfbouw zachtjes aan terrein gaat winnen. Of probeer zelf eens een kavel of klushuis. Deze zomer voeg, ook ik, de daad bij het woord en start met mijn zelfbouw en klushuis in Rotterdam. Een statig pand, straks met speelse niveauverschillen, gecombineerde vide-loopbrug-boekenkast en badkuip met uitzicht over de stad. Ik ben om.

# kavel # klushuis

92


Van experimen足 tele speeltuin naar eigentijds platform Rondetafelgesprek met (oud)redacteuren van RUIMTEVOLK simone pekelsma

Redactievergadering, juli 2009.

93


RUIMTEVOLK JAARBOEK 2012

NIEUW EIGENAARSCHAP IN DE RUIMTELIJKE ORDENING

Het begon met een statement op een A4’tje en een groepje jonge en bevlogen professio­ nals. Allemaal waren ze het over één ding eens: de ruimte­ lijke ordening – het vakgebied waar ze zo van hielden – was ingeslapen. Daar moest weer nieuw leven ingeblazen worden. Samen besloten ze een positief kritisch platform op te richten.

­ eanticipeerd.’ De oud-hoofdredacteur ziet dit g als een positieve ontwikkeling. ‘Ontmoetingen­ tussen verschillende partijen zijn cruciaal geworden. De ruimtelijke ordening heeft nu veel meer behoefte aan tweerichtingsverkeer, aan open source kennisontwikkeling.’ Initiatiefnemer Sjors de Vries vult aan: ‘Daarnaast heeft de afgelopen vijf jaar het inzicht wortel geschoten dat niet het eindbeeld, het concept, de spreadsheets en de planinstrumenten het succes van een beleid of project bepalen, maar veel meer de kennis en competenties van de mensen die daaraan werken. Ruimtelijke ordening is mensenwerk. Dat hebben we met het platform ook altijd willen uitstralen. Wij bieden graag een podium aan constructief kritische vakprofessionals.’

Het resultaat was RUIMTEVOLK. Een levendige community die al snel uitgroeide tot een begrip in de vakwereld. Eind augustus kwamen zeven (oud-)redacteuren van het eerste uur bij elkaar in de Amsterdamse Tolhuistuin. Met een weids uitzicht over het IJ­bespraken ze de ontwikkelin­ gen binnen het platform en de veranderingen binnen de ruimtelijke ordening die ze door de jaren heen tegenkwamen.

Het interessante is dat veel van de ideeën van de bloggers volgens de (oud-)redacteuren helemaal niet nieuw zijn, maar dat het eerder lijkt alsof de jaren zeventig-mentaliteit weer langzaam terugkomt. ‘Mensen met een verhaal en boodschap worden nu ineens gezien als inspirators en voorlopers’, stelt Freek Liebrand. ‘Duurzaamheid is geen geitenwollensokken-begrip meer, maar wordt steeds vaker ingezet als oplossing voor ruimtelijke vraagstukken. Ik heb de indruk dat grote maatschappelijke vraagstukken weer vaker worden opgepakt in de ruimtelijke ordening.’

‘RUIMTEVOLK was een speeltuin, een groot experiment voor professionals die iets wilden’, zegt oud-redacteur Jeroen Niemans. ‘Het A4’tje met de missie van RUIMTEVOLK dat we toen opstelden, is nog steeds actueel. We hadden ideeën en wilden de verzuiling van de ruimtelijke ordening doorbreken, maar voelden ons uitgesloten van de gevestigde orde.’

Nieuwe rollen ‘De positie en rollen van partijen veranderen hevig’, vindt conceptontwikkelaar Marius Heijn. ‘Niemand kijkt meer op van een ontwikkelende architect of gemeenten die hun burgers medeverantwoordelijk maken voor de leefbaarheid in een wijk.’ Heijn stelt zich daarom regelmatig de vraag of door kleinschalige ontwikkelingen en trends zoals zelfbouw de rol van de grote ontwikkelaar in de toekomst zal verdwijnen. ‘Waarschijnlijk zal het zo’n vaart niet lopen. Het blijft natuurlijk moeilijk om 60.000 woningen per jaar in samenspraak met bewoners te realiseren. Dat hoeft ook niet: niet iedereen wil zijn eigen huis ontwerpen. Het gaat erom dat het werkelijk vraaggestuurd is. Dat past bij deze tijd.’

De veranderende wereld Wiebe de Ridder vervolgt: ‘Sinds de oprichting van RUIMTEVOLK in 2007 is de wereld veranderd en is de behoefte aan nieuwe perspectieven, frisse ideeën en inspirerende professionals gegroeid. Geen partij of project vaart meer op de automatische piloot. Tegelijkertijd zitten veel oude netwerken op een dood spoor en zoeken partijen elkaar op andere manieren vaker op. En meer op de inhoud. Op deze ontwikkeling­ heeft RUIMTEVOLK op een eigen wijze 94


VAN EXPERIMENTELE SPEELTUIN NAAR EIGENTIJDS PLATFORM

_SIMONE PEKELSMA

‘De positie en rollen van professionals veranderen ook op een andere manier, er is sprake van een soort herwaardering’, signaleert hoofdredacteur Judith Lekkerkerker. ‘Soms in positieve zin, soms in negatieve zin. Werd een stadssocioloog een aantal jaar geleden nog wazig aangekeken door ruimtelijke professionals, nu speelt deze een zeer belangrijke rol in stedelijke vernieuwing.­ En waar een architect - tot op de dag van vandaag - gevraagd wordt een visie te geven op de toekomst van een stad, zal het niet verassend zijn als dat over tien jaar een zeldzaamheid is. Veel beroepen moeten zich opnieuw uitvinden om in de herwaardering niet het onderspit te delven. Deze discussie mag wat mij betreft best wat vaker en intensiever op RUIMTEVOLK worden gevoerd.’

Ambitieus De redacteuren herinneren zich tot slot de eerste bijeenkomsten die ze onder de vlag van RUIMTE­ VOLK organiseerden. Stella Blom: ‘We waren ontzettend ambitieus. Elke activiteit moest een­ goed en verrassend programma bieden en mocht tegelijk het liefst niet meer dan een paar euro entree kosten. Inclusief hapjes en drankjes. In de organisatie van die activiteiten is heel wat energie gaan zitten. Veel redacteuren hadden na een aantal keer de kar trekken hun portie dan ook wel gehad.’ Sjors de Vries: ‘Mede daardoor hadden we in een bepaalde periode een groot verloop in het team. Door het stevige inhoudelijke en organisatorische fundament dat we in al die jaren stapsgewijs onder het platform hadden gelegd, konden we op dat moment gelukkig ook­vrij soepel een overstap maken naar een ander organisatiemodel. Sinds 2011 werken we met een kleiner kernteam en lukt het beter om gerichter aan onze doelen te werken.’

Multidisciplinair Volgens de RUIMTEVOLK-redacteuren is de ruimtelijke ordening steeds meer een multidisciplinair vakgebied geworden. Zo’n diverse insteek is volgens hen ook essentieel voor de ontwikkeling en succesvolle realisatie van projecten. De redactie en de bloggers (inmiddels meer dan 150) zijn altijd al een afspiegeling ­geweest van hun multidisciplinair ideaal. ­Historici, sociologen, landschapsarchitecten, stedenbouwkundigen, architecten, sociaalgeografen, kunstenaars, planologen, maar ook ondernemers, locatiemarketeers en cultuurjournalisten; allemaal maken ze deel uit van ­ het netwerk.

Jeroen Niemans ziet een grote uitdaging voor de komende jaren. ‘RUIMTEVOLK bestaat bij de gratie van de unieke combinatie van onafhankelijkheid, ongedwongenheid, openheid, kleinschaligheid en laagdrempeligheid. Door ­­ de sterke groei van het platform ligt altijd het gevaar van verwaarlozing van deze kernwaarden op de loer. Er ligt een uitdaging om die romantiek van de eerste jaren vast te houden.’

‘Elke week ontvangen we zo’n vijf artikelen, vaak van hoge inhoudelijke kwaliteit’, zegt Judith Lekkerkerker. ‘Het is mooi om te zien hoe de deelnemers aan het platform er samen voor zorgen dat die inhoudelijke kwaliteit zo hoog is.’ Freek Liebrand: ‘Als redactie hebben we altijd elke inzending begeleid tot een goed blog. Op die manier hebben we het platform ook laagdrempelig gehouden, en krijgt iedereen de kans om zijn of haar visie te delen met een geïnteresseerde groep lezers.’

AANWEZIGE (OUD-)REDACTEUREN VAN RUIMTEVOLK Freek Liebrand | adviseur stedelijke vernieuwing bij Inicio Jeroen Niemans | projectleider bij Platform31 Marius Heijn | conceptontwikkelaar bij ERA Contour Stella Blom | beleidsonderzoeker bij DSP-groep Wiebe de Ridder | marketing- en communicatie­adviseur bij SBR Judith Lekkerkerker | hoofdredacteur RUIMTEVOLK Sjors de Vries | initiator en uitgever RUIMTEVOLK

95


Bijeenkomst ‘De creatieveling als lijdend voorwerp’, september 2010.

96


97


RUIMTEVOLK JAARBOEK 2012

NIEUW EIGENAARSCHAP IN DE RUIMTELIJKE ORDENING

Bouwen aan een wijk met een ziel bram klouwen en roeland kreeft

‘Cities have the capability of providing something for everybody, only because, and only when, they are created by everybody’ Jane Jacobs, The Death and Life of Great American Cities

Politici en belangenbehar­tigers zijn druk bezig de ­gordiaanse knoop van het rijks-woon­beleid te ontwarren in de hoop de ­woningmarkt weer vlot te trek­ ken. Ondertussen voltrekt zich een belangrijke ontwikkeling buiten het politiek-juridische steekspel: de woonconsument is wakker geschrokken.

afgenomen. Particulier opdrachtgeverschap (al dan niet collectief) wint aan populariteit, maar is geen panacee. Wat stedenbouwers en stadsplanners moeten leren is woonwijken tot stand te brengen die kunnen uitgroeien tot vitale organismen. De wijk van de toekomst is een wijk met een ziel. Nederland heeft decennia lang een zeer dynamische woningmarkt gehad. Nederlanders begonnen hun wooncarrière in een goedkope woning. Na een paar jaar inkomensgroei verkochten ze die en verhuisden ze naar een grotere, en zo door. Aan die praktijk is met de crisis een einde gekomen. De ‘wakkere’ woonconsument kiest niet voor een ‘instapwoning’ als hij die niet binnen een aantal jaar met winst kan verkopen. Het uitstellen van de koop van het eerste huis wordt gestimuleerd door het vergroten van de markthuursector en strengere hypotheekeisen. Het is waarschijnlijk dat de woningmarkt na de crisis veel minder dynamisch zal zijn dan ervoor.

De consument ziet dat de prijs van veel woningen in geen enkele verhouding staat tot hun kwaliteit en dat het niet vanzelfsprekend is dat iedere woning na een paar jaar weer met winst kan worden verkocht. Dit blijft niet zonder gevolgen. De afzet van nieuwbouwwoningen is dramatisch 98


BOUWEN AAN EEN WIJK MET EEN ZIEL

_BRAM KLOUWEN EN ROELAND KREEFT

In een statische woningmarkt kopen woonconsumenten geen woning als beleggingsobject, maar voor het woongenot en om er lang in te wonen. De kwaliteit van zowel de woning als de woonomgeving wordt daarmee van veel groter belang.

een nieuwbouwwoning in de directe nabijheid van een café, een winkel of een werkplaats. Dus wordt gekozen voor functiescheiding. Wie kijkt hoe deze wijken zich na oplevering ontwikkelen, ziet echter dat de aantrekkelijkheid en daarmee

In de gebiedsontwikkeling heeft kwaliteit de afgelopen decennia een ondergeschikte rol gespeeld. Het ging om snelle productie en het maximeren van grondwaarden. Veel van de nieuwbouw die voor het komende decennium is gepland, is nog altijd op deze leest geschoeid. Ook gebiedsontwikkelaars realiseren zich dat het voor veel geplande woningen zeer twijfelachtig is of ze ooit zullen worden gebouwd. In hun zoektocht naar mogelijkheden om projecten te versnellen, vestigen veel gemeenten hun hoop op particuliere bouwers en zelfbouwcollectieven. Als ontwikkelaars niet de huizen kunnen bou­wen die de woonconsument vraagt, moet die zijn eigen huis maar ontwerpen, lijkt de gedachte. Deze gedachte is te simpel; woonconsumenten zijn niet alleen geïnteresseerd in een mooie woning (hoe belangrijk die ook is), maar zoeken bovenal een woonomgeving waarmee ze zich kunnen identificeren. En juist daarin schieten veel nieuwbouwwijken tekort.

Invloed van burgers in de ontwerpfase leidt niet noodzakelijkerwijs tot mooie of goed functionerende wijken. Belangrijker is dat burgers na de bouw hun stempel op hun wijk kunnen blijven drukken de waarde van de wijk als geheel ver achterblijft bij multifunctionele stadswijken. Op dit moment wordt de laatste hand gelegd aan de sloop van de eerste lichting naoorlogse woningbouw. Binnenkort zal de herstructurering van de ‘bloemkoolwijken’ op de agenda komen. Dat is een treurige realiteit. Het streven zou moeten zijn om wijken te realiseren die niet na een halve eeuw ‘op’ zijn, maar die gewild blijven omdat zij kunnen mee-ontwikkelen met de wensen en leefgewoonten van hun bewoners.

Telkens weer functiescheiding In dit licht leggen de monofunctionele naoorlogse ‘tekentafelwijken’ het in populariteit en­waardeontwikkeling stelselmatig af tegen multifunctionele en organisch gegroeide (vooroorlogse) stadswijken. Toch wordt bij nieuwbouwwijken telkens voor een monofunctionele opbouw gekozen. Mensen kopen niet graag

De uitgifte van vrije kavels en het opheffen van welstandseisen is daarvoor niet voldoende. Invloed van burgers in de ontwerpfase leidt niet noodzakelijkerwijs tot mooie of goed functio­ nerende wijken. Belangrijker is dat burgers na de bouw hun stempel op hun wijk kunnen blijven drukken, de ontwikkeling van de wijk kunnen bijsturen, panden kunnen verbouwen en van functie kunnen laten veranderen, de openbare ruimte kunnen herinrichten of herbestemmen. Niet alleen de eerste generatie bewoners wil invloed op de ontwikkeling van zijn wijk, maar ook de tweede, derde en vierde. Stedenbouw ‘nieuwe stijl’ is dus niet ‘de burger de baas’, maar vraagt juist een stevige sturing van procesbegeleidende planologen, stedenbouwkundigen en

In een statische woningmarkt kopen woonconsumenten geen woning als beleggingsobject, maar voor het woongenot en om er lang in te wonen 99


RUIMTEVOLK JAARBOEK 2012

NIEUW EIGENAARSCHAP IN DE RUIMTELIJKE ORDENING

architecten: ruim baan voor de creativiteit van bewoners, maar binnen een (zowel ruimtelijke als juridische) structuur die aanpassing en ontwikkeling faciliteert.

De opgave is ook nieuwbouwwijken te gaan zien als organismen die mee kunnen groeien en ontwikkelen met hun bewoners Duurzame kwaliteit De nieuwe realiteit op de woningmarkt vraagt meer van stadsplanners en stedenbouwkundigen dan het bieden van invloed aan burgers op het ontwerp van hun woning. Vooral de duurzame (toekomstbestendige) kwaliteit van de wijk zal in de toekomst een doorslaggevend argument gaan vormen voor burgers bij de aankoop van een huis. Daarvoor is een nieuwe aanpak nodig in de totstandkoming van nieuwbouwwijken. De opgave is ook nieuwbouwwijken te gaan zien­ als organismen die (vanaf de oplevering van de eerste woning) mee kunnen groeien en ontwik­­kelen met hun bewoners. De inbreng van stadsplanners, architecten en stedenbouwkundigen moet zich richten op het scheppen van de voorwaarden hiervoor. Bijvoorbeeld door het creëren van een ruimtelijke structuur die een zo groot mogelijke diversiteit van functies mogelijk maakt en het ontwerpen van hoogwaardige gebouwen die gebruikers (zelf!) naar eigen inzicht kunnen aanpassen aan het gebruik dat zij ervan maken. De overheid zou zich moeten inspannen voor een juridische structuur die bewoners van de wijk vrijheid geeft om de wijk te vormen, aan te passen, er te wonen, werken en te ondernemen en die NIMBY-gedrag zo min mogelijk faciliteert.

Bram Klouwen Companen

Roeland Kreeft Companen

Bram Klouwen is directeur van Companen. Hij begeleidt gemeenten en woningcorporaties bij het bepalen van hun visie: op de woningmarkt en op hun eigen rol daarin. De focus in de afgelopen jaren lag bij vraagstukken rond bevolkingskrimp, herprogrammering van woningbouwplannen en het vastleggen van nieuwe rollen van woningcorporaties en ­(samenwerkende) gemeenten in de veranderende samenleving.

Roeland Kreeft is senior-adviseur. Hij adviseert gemeenten over beleid en strategie op het­ brede terrein van het wonen. Roeland was voorheen wet­hou­­der Ruimtelijke Ordening en Grondzaken in de gemeente Arnhem. Zijn kennis en ervaring zet hij in bij de advisering van gemeenten over (nieuwe strategieën voor) gebiedsontwikkeling.

klouwen@companen.nl www.companen.nl @bklouwen

Zo ontstaan duurzame wijken, wijken met een ­levenscyclus langer dan een halve eeuw, kortom: wijken met een ziel.

100

kreeft@companen.nl www.companen.nl @roelandkreeft


IS WIKI HET ANTWOORD?

_JUDITH LEKKERKERKER

Op zoek naar het echt anders hande­ len in ruimtelijke ontwikkeling

_09/12/2011

IS WIKI HET ANTWOORD?

# initiatieven

Je wordt ermee doodgegooid. In ruimtelijke ontwikkeling moeten we veranderen in ons denken en in ons handelen. ­ De ruimtelijke ordening zit in een existentiële crisis, de ­ruimtelijke ordenaar – de planoloog, stedenbouwer, et cetera – ook. Ondertussen broeit het; ik zie steeds meer boeiende voorbeelden van hoe dingen anders kunnen.

JUDITH LEKKERKERKER CO-URB / RUIMTEVOLK Judith Lekkerkerker wordt gedreven door het fenomeen ‘stad’ en de mensen die de stad vormen. Vanuit haar eigen bureau CO-URB werkt zij als onderzoeker, adviseur en procesbegeleider aan stedelijke vraagstukken waarbij lokale partijen, als bewoners en ondernemers, steevast een prominente rol spelen. Dit doet zij onder andere in samenwerking met Urhahn Urban Design. Bij RUIMTEVOLK bouwt zij als hoofdredacteur mee aan een inspirerend podium voor ruimtelijk debat en schrijft zij ook zelf af een toe opiniestukken. judith@ruimtevolk.nl www.co-urb.nl @jlekkerkerker

# doorbijten

Deze initiatieven komen echter veelal niet vanuit het ruimtelijke ordening-volk zelf. Zij zijn vooral druk met navelstaren en elkaar de schuld geven dat er niets verandert. Het zijn de kunstenaars, de permacultuur-specialisten, die in de bres springen. Tegelijkertijd staan de eerste mastodonten op. Zij verkondigen dat de crisis straks weer voorbij is en dat we dan gewoon op de oude voet verder kunnen. Even doorbijten. Daar word je niet vro­lijk van. Laatst zag ik echter weer wat licht aan het eind van de tunnel.

WIKICITY Dat licht werd aangestoken door Zef Hemel. Hij vertelde over WikicitY als de manier om te werken aan duurzame steden en daarmee aan het verkleinen van onze ecologische voetafdruk. Met traditionele planning lukt het ons niet onze leefomgeving te verduurzamen. We schieten er geen moer mee op. Sterker nog, onze wereld wordt alleen maar onleefbaarder. Het moet anders. ‘Planning’, zegt Hemel, ‘is in essentie voor 80 procent communicatie. Het gaat over hoe we omgaan met elkaar, hoe we samenwerken, en hoe we samen bouwen aan onze leefomgeving. De overige 20 procent is wetgeving, regulering, geld, ontwerp.’

# WikicitY

101


RUIMTEVOLK JAARBOEK 2012

NIEUW EIGENAARSCHAP IN DE RUIMTELIJKE ORDENING

WikicitY is radicale democratie in de ruimtelijke ontwik­ keling # energie # democratie

# verbinden

# activeren

Als we planning willen veranderen, zouden we onze manier van ­communiceren eens tegen het licht moeten houden. In de wereld van ruimtelijke ordening communiceren we momenteel met elkaar op basis van ons systeem van representatieve democratie; een systeem stammend uit de klassieke oudheid. De maatschappij is echter veranderd. Dankzij de uitvinding van allerlei hulpmiddelen zit er steeds meer kracht en energie in het volk; eigenlijk schuilt in ieder van ons een Steve Jobs. Het concept the wisdom of crowds van James Surowiecki gaat over het benutten van die kracht en energie. Een groep individuen is slimmer dan een klein groepje experts. Dat is ook de grondgedachte van Wikipedia. Hemel vertaalt, met WikicitY, Wikipedia naar de praktijk van stadsontwikkeling. WikicitY is radicale democratie in de ruimtelijke ontwikkeling.

MODERN POLDEREN Met WikicitY wordt het planproces opengegooid. Iedereen mag meedoen. De regisseur van het proces zorgt voor inspiratie, biedt platforms voor mensen om hun verhalen te delen en geeft anderen het podium. De drie ingrediënten van de nieuwe aanpak: inspireren, verbinden, activeren. Daarnaast gelden de voorwaarden voor een slimme groep van Surowiecki: diversiteit aan meningen, je mening onbeïnvloed kunnen uiten, decentralisatie (inzet van lokale denkkracht en specialismen) en tenslotte een methode om bijdragen te aggregeren, te bundelen en­ te filteren. De Nederlandse traditie van polderen is eigenlijk al een oeroude vorm van deze aanpak. Dat gezegd, hebben wij dus een vruchtbare voedingsbodem voor deze nieuwe manier van planning.

# polderen

102


IS WIKI HET ANTWOORD?

_JUDITH LEKKERKERKER

_09/12/2011

Het was niet per se deze theoretische verhandeling in het verhaal van Hemel die mij aan het denken zette en het licht aan het eind van de tunnel deed ontbranden. Het was het voorbeeld waarmee Hemel het nieuwe planproces verbeeldde. De totstandkoming van de structuurvisie van Amsterdam was WikicitY in praktijk. In de aanloop naar­het­ opstellen van de structuurvisie hield Hemel zelf zo’n 70 keer dezelfde lezing over de toekomst van Amsterdam: ‘Bestemming AMS’. De reac­ ties uit het publiek van in totaal een paar duizend toehoorders­verwerkte hij steeds in zijn verhaal. Daarnaast organiseerde de gemeente met Vrijstaat Amsterdam een proces waar duizenden inwoners, belangstel­ lenden en andere belanghebbenden hun inbreng konden geven. Digitaal en in fysieke bijeenkomsten. De gemeente gaf verschillende groepen een platform om hun ideeën te uiten. Zelfs dak- en thuislozen kregen een podium. De gemeente kanaliseerde al deze inbreng naar een lopend verhaal, de Structuurvisie Amsterdam 2040.

# Bestemming AMS

# Vrijstaat

DE KADERS MEEBEPALEN In essentie werd hiermee dus een planjuridisch instrument op een andere manier vormgegeven. De starre kaders van het ruimtelijk speelveld werden bepaald door de massa en een lokale overheid initieerde dat en handelde daarmee dus anders dan voorheen. Dat geeft nieuwe perspectieven en hoop. Wat kan er gebeuren als we andere planjuridische kaders op deze manier gaan vormgeven? Als we met z’n allen afspraken maken over hoe we een bepaald gebied willen (laten) ontwikkelen? Als we een wiki-bestemmingsplan maken? Dat het kan bewijst een voorbeeld uit Denemarken. In een kleine Deense plattelandsgemeente heeft een groep jonge idealisten die een duurzame buurt wilden, bij gebrek aan capaciteit bij de gemeente, zelf een bestemmingsplan gemaakt en is in twee jaar tijd de woongemeenschap Fri og Fro gerealiseerd. De diversiteit aan meningen in dit laatste voorbeeld is misschien een beetje summier, maar het laat wel zien dat bestemmingsplannen ook buiten de kamers van het stadhuis gemaakt kunnen worden. Ik daag lokale overheden uit: wie komt als eerste met een wiki-bestemmingsplan?

103


RUIMTEVOLK JAARBOEK 2012

De woonconsument heeft weinig tot niets te kiezen, behalve de bad­ kamertegels, een designkeuken of een hip architecto­ nisch vormgegeven geveltje.

NIEUW EIGENAARSCHAP IN DE RUIMTELIJKE ORDENING

HET FAILLIET VAN DE WOONCONSU­ MENT; LEVE DE WOONPROSUMER!

# leefstijlonderzoeken

Ach, die arme Nederlandse woonconsument. Hij wilde wonen. Maar hij kon niet. Hij is failliet. Niet door de kredietcrisis, niet door het gebrek aan woningen maar door zijn eigen passieve gedrag. Het wordt tijd dat de woonconsument uit zijn luie stoel opstaat en actief meewerkt aan de productie van aantrekkelijke woningen.

VINCENT KOMPIER Textoer Vincent Kompier houdt zich bezig met ruimte. In Nederland en in Duitsland, waar hij de Berlijnse ruimtelijke ordening en stedelijke ontwikkeling met een scherpe blik volgt. Vanuit zijn planologische achtergrond kan hij rekenen noch tekenen, maar door zijn ervaring bij overheid en particuliere bedrijven kent hij alle kanten van de ruimtezweep. mail@vincentkompier.de www.vincentkompier.de @vinberlin

# individueel # groep

Het is een terugkerende sketch in de Britse comedyserie Little Britain; de dikke, verwende, in een rolstoel zittende Andy en zijn overbezorgde vriend Lou. Iedere keer als Lou probeert om Andy op al zijn wenken te bedienen – en even niet kijkt – doet Andy precies waar hij zelf zin in heeft. Sketches die grote overeenkomst vertonen met het gedrag van de Nederlandse woonconsument. Aan de aanbodkant wordt vertwijfeld getracht de woonconsument in kaart te brengen. Waarden- en leefstijlonderzoeken worden uit de kast getrokken, Mentalitymaps opgesteld, Soulife uitgevoerd, er wordt leefconceptgericht ontwikkeld, een Brand Strategy Research losgelaten­of een Community Concept uit de hoed getoverd. Interessant en trendy klinkende Engelse termen want de lifestyle-benadering heeft een verkoop-, PR- en marketingachtergrond. Dat zou al een reden moeten zijn om de wenkbrauwen bij de woonconsument te doen fronsen. Maar nee, hij slikt alles voor zoete cheesecake.

MASSAAL INDIVIDUEEL Want de Sober Filosoferenden, de Spiritueel Altruïsten, de Stille Luxegenieters, de Ruimdenkers en de Gemaksgeoriënteerden weten niet beter. De woonconsument wil individueel zijn én met de groep meedoen. En dat wil iedereen. Het is trendy om jezelf te zijn en dat 104


HET FAILLIET VAN DE WOONCONSUMENT; LEVE DE WOONPROSUMER!

# welstandspolitie

_VINCENT KOMPIER

_POSTED ON 06/12/2010

ook in je woning tot uitdrukking te brengen. Zoals in de film Life of Brian van Monty Python uit 1979 waar Brian het volk toeschreeuwt: ‘You are all individuals!’, waarop het volk en masse terug schreeuwt: ‘YES! WE ARE ALL INDIVIDUALS!’ Woonconsumenten zijn conformisten verkleed als non-conformisten. Degenen die niet weten wat ze willen, hebben een groot probleem. Omgekeerd: wee degene die écht doet waar hij zin in heeft en zijn huis paars met okergele kozijnen verft. Die krijgt meteen de welstandspolitie aan de deur. Want als het om wonen gaat dienen we massaal individueel in de pas te lopen. Het grote probleem is dat de huizenkoper (kent u dat woord nog?) door de aanbodzijde van overheid, corporaties en ontwikkelaars is opgehipt tot woonconsument. Daardoor lijkt het alsof deze wat te vertellen heeft. Feit is dat de potentiële koper/huurder door gebruik van het woord woonconsument is gereduceerd tot een eenzijdig afnemer van het ‘product wonen’ dat door anderen voor hem (en vooral zonder hem) is bedacht. Want er valt weinig tot niets te kiezen, behalve de badkamertegels, een designkeuken of een hip architecto­ nisch vormgegeven geveltje. Nog griezeliger wordt het als ontwikke­ laars ‘consumentgericht’ gaan ontwikkelen. Wat meteen de vraag oproept wat zij al die jaren daarvóór hebben gedaan.

# eenzijdig afnemer

# consumentgericht

EEN KLEIPOP Eigenlijk kan die arme woonconsument er ook niks aan doen. Hij is een product van de aanbodzijde; een kleipop, gekneed door de markt. Jarenlange naoorlogse overheidsbemoeienis (tot de dievenklauw aan toe: Politiekeurmerk!) heeft tot passieve, mopperende, zeurende, klagende en jammerende, woonconsumenten geleid. Niemand heeft het juiste recept voor individueel wonen; ondanks de meer dan vijftien verschillende woonpornobladen die het wonen glibberend presenteren. Van VT Wonen, via Seasons en Eigen Huis en Interieur langs 101 Woonideeën tot aan More than Classic; met een oplage tussen de 30 en 180.000 per titel worden zij gretig geconsumeerd. Zo wordt het individu verteld hoe hij dezelfde unieke woonstijl kan bereiken die iedereen erop na moet houden. Geen enkel blad vertelt echter de kunst van het wonen; er wordt alleen geshowd hoe jouw individuele stijl eruit moet zien om leuk voor de dag te komen. Wonen is leven, wonen is niet consumeren. Wonen dient van twee kanten te komen. Wonen is een werkwoord, voor zowel de aanbieder als de toekomstige bewoner. Dat betekent dat alle ‘lifementalitystrategycommunityconcepts’ in de prullenbak kunnen en de toekomstige bewoner meer aan zet moet komen. En dat is lastig. Want daar zit niemand op te wachten. De producenten niet, want vervelende klanten: nee, dat is niet de bedoeling. Gemeenten ook niet, want mondige burgers: dat vertraagt de bouw alleen maar. Want we moeten voort, ­en snel een beetje!

105


RUIMTEVOLK JAARBOEK 2012

NIEUW EIGENAARSCHAP IN DE RUIMTELIJKE ORDENING

De verwende, luie woonconsu­­ ment – ooit treffend beschre­ ven door Gerard Reve met: ‘Groots en meeslepend wil ik leven. Maar met behoud van maandsalaris’, – heeft zijn tijd gehad # rouwverwerking

# zelfbeschikking

WOONPROSUMER De verwende, luie woonconsument – ooit treffend beschreven door Gerard Reve met: ‘Groots en meeslepend wil ik leven. Maar met ­behoud van maandsalaris’, – heeft zijn tijd gehad. Gelukkig is er nu een crisis die overheid en markt dwingt om zich te bezinnen. Veel partijen zitten echter in de verschillende fasen van rouwverwerking: ontkenning – protest en boosheid – onderhandelen en vechten ­– depressie –­en uiteindelijk: aanvaarding (met dank aan Elisabeth Kübler-Ross) maar zullen er toch aan moeten: weg met die woonconsument; hoera voor de bewoner. Noem ‘m desnoods ‘woon­ prosumer’: de woonconsument die mede bijdraagt aan de productie van zijn woning en woonomgeving. Die woonprosumer wordt treffend beschreven in ‘Wonen in Ruimte en Tijd’; een scherp rapport van de VROM-Raad. Daarin wordt gesteld dat de drang naar meer zelfbeschikking, al enkele decennia in gang, in de nabije toekomst zeker niet zal afnemen. Er is behoefte aan nieuwe producten als antwoord op een nieuwe vraag, met meer ruimte voor eigen initiatieven. Onze buurlanden laten dit al zien: daar waar een aanbod- in een vragersmarkt is veranderd, is de woonconsument als sneeuw voor de zon ­verdwenen en geëmancipeerd tot volwaardig partner in het ­ontwikkelen van woningen. Met macht over het aanbod, omdat hij zelf meedenkt en meebeslist. Hierbij de oproep aan alle potentiële huurders en kopers van woningen om advertenties, verkoopfolders en glossy magazines met het woord ‘woonconsument’ deze winter op te stoken in de individuele designopen haard. Zodat de ex-woonconsument nog even kan nagenieten van de warmte van zijn eigen failliet.

# ex-woonconsument

106


WONINGMARKT ZOEKT VRIJDENKERS

Het op peil houden van de waarde van woningen én het besteedbaar inko­ men, is de sleutel voor een succes­ volle hervorming van de woningmarkt

_PIETER BUISMAN

_POSTED ON 15/02/2012

WONINGMARKT ZOEKT VRIJ­DENKERS

# hervorming # Den Haag

Het is de hoogste tijd voor een integrale hervorming van de woningmarkt: voor de Grote Brutering. Door steeds te blijven vasthouden aan de hypotheekrenteaftrek heeft ‘Den Haag’ eerder onrust veroorzaakt dan vertrouwen. Als we niets doen stort de zaak vroeg of laat vanzelf in. Dan hebben we een puinhoop en zijn we letterlijk nog verder van huis.

PIETER BUISMAN Royal HaskoningDHV

Pieter Buisman is strategisch adviseur stedelijke ontwikkeling.­ Hij is vooral werkzaam als projecten procesmanager in de stedelijke­ vernieuwing en stedelijke uitleg­ in opdracht van gemeenten, corpo­raties, ontwikkelaars en samenwerkingsverbanden tussen deze partijen. Vanuit zijn betrokkenheid met de praktijk neemt hij deel aan het debat over de hervorming van de woningmarkt en heeft daarover diverse artikelen en blogs gepubliceerd. pieter.buisman@rhdhv.com www.rhdhv.com @pieterbuisman

Men had er beter aan gedaan de discussie tien jaar geleden te beginnen en op rationele in plaats van emotionele wijze te voeren. Niet alleen ‘Den Haag’ is dat verwijtbaar, maar ook de hele sector van banken, consumentenorganisaties, bouwers en corporaties die zich steeds ­tegen hervorming heeft verzet. Gelukkig gaat langzamerhand iedereen om, al dan niet met tegenzin.

GEEN PANIEK Het grootste gevaar is nu dat de discussie in de paniek van de bezuinigingen dreigt te komen. Dat kan leiden tot halfslachtige compromissen, en uitruil met andere dossiers die niets met de woningmarkt te maken hebben. Dan rest ons een bouwval of iets anders krakkemikkigs. Het is dus zaak het hoofd koel te houden en gezamenlijk aan de integrale hervorming van de woningmarkt te werken. Het belangrijkste is daarbij allereerst het belang van de consument te borgen, met andere woorden: zorg ervoor dat op het moment van de overgang naar een nieuw stelsel de waarde van woningen en het besteedbaar inkomen op peil blijven. Met die garantie kan de hervorming ook ineens worden doorgevoerd. # Grote Brutering

107


RUIMTEVOLK JAARBOEK 2012

NIEUW EIGENAARSCHAP IN DE RUIMTELIJKE ORDENING

Door in de sociale huur marktconforme huren te rekenen wordt het onderscheid tussen markt en sociale sector opgeheven en zijn we de dis足 cussies over staatssteun kwijt # hypotheekrenteaftrek # keuze

# flexibiliteit

# marktconforme huren

HUUR EN KOOP Hoe? Schaf hypotheekrenteaftrek, overdrachtsbelasting, eigenwoning足 forfait en aflossingsvrije hypotheken af. Met een aanvullende verlaging足 van de inkomstenbelasting blijft de koopkracht van eigenaar/koper gehandhaafd en daarmee de waarde van zijn woning. Verlaging van de inkomstenbelasting geldt ook voor huurders. Zonder dat zij hun overige bestedingen hoeven bij te stellen, kunnen zij dus meer huur betalen. Huurwoningen leveren daardoor meer rendement en de waarde van de huurwoning komt op hetzelfde niveau als dat van de koopwoning. Huur en koop blijken dan voor consument, producent en exploitant uitwisselbaar. Dat geeft meer keuze en flexibiliteit. Door ook in de sociale huur marktconforme huren te rekenen, wordt niet alleen duidelijk wat wonen werkelijk kost, maar wordt ook het onderscheid tussen markt en sociale sector opgeheven en zijn we de discussies over staatssteun en dergelijke kwijt. Met een stevig vangnet in de vorm van huurtoeslag krijgt daardoor ook de smalle beurs meer mogelijkheden. Resultaat is een transparante en flexibele woningmarkt. Daar worden we allemaal beter van. Geen bezuiniging dus, maar een足 hervorming waardoor de hele sector effectiever kan opereren en ruimte ontstaat voor nieuwe arrangementen, nieuwe rollen en nieuwe spelers. De discussie wordt nog leuker als we daarop onze creativiteit gaan botvieren. Wie pakt het op?

# nieuwe arrangementen

108


STEDEN WAAR BIJNA NIEMAND WIL WONEN

Willen we echt ­massaal een ­ ap­par­tement in een stedelijke omgeving?

_VENHOOP

_POSTED ON 30/09/2010

STEDEN WAAR BIJNA ­NIEMAND WIL WONEN

# puntdak # dorp

Het ideaal van het grootste deel van Nederland: een huis met een puntdak in een dorp met een Hema. Ja, zo simpel is het. Er is echter een probleem: we willen het verkeerde! Wat we namelijk echt zouden moeten willen is een appartement in een zeer stedelijke omgeving.

VENHOOP Blogger Venhoop loopt verbaasd rond in de wereld van de ruimtelijke ordening en heeft daarover tussen 2009 en 2011 op een geheel eigen wijze op RUIMTEVOLK bericht.

Onze grote wijze broer CPB schetst dan ook vier toekomstscenario’s en ziet die toekomst vooral in steden. In de steden moet je zijn. Daar doet zich de ware vaart der volkeren voor. De kreten zijn ‘technologische ontwikkeling’, ‘hoogwaardig cluster van bedrijven en werknemers’, ‘kennis en innovatie’ en ‘een wereldwijd netwerk van verbindingen’. Die CPB-blinkende-taal laat je in eerste instantie denken dat dit wel erg modern is allemaal. Maar als je voorbij die taal de inhoud induikt, dan kom je toch wel wat eenzijdige jaren 80 gedachten tegen. Het lijkt wel alsof er in de CPB-wereld nog geen internet is, geen telefoon, mail, msn, sms, facebook en twitter? Want…om te kunnen­ werken moeten we opeens in elkaars fysieke nabijheid zijn. Hoe ouderwets is dat? Dacht ik dat we het er in deze 21e eeuw net over eens zijn dat het niet veel meer uitmaakt waar je woont omdat iedereen met elkaar via vele wegen in contact is, worden we opeens weer gepusht in steden, hutje mutje op elkaar.

# CPB

Iets anders wat opvalt is dat er weinig wordt ingegaan op echte mensen. Mensen die natuurlijk een leuke baan willen maar vooral ook prettig­ willen wonen. Mensen uit de 21e eeuw die vooral balans zoeken. ­‘Balans’ ook zo’n woord dat je niet in de CPB-wereld vindt. Hele normale, moderne mensen. Niet de categorie die de hele wereld rondreist 109


RUIMTEVOLK JAARBOEK 2012

# Hema # stad

NIEUW EIGENAARSCHAP IN DE RUIMTELIJKE ORDENING

van de ene 80-urige topbaan naar de andere. Dus niet die groep van 500 mensen in Nederland, maar die andere 16 miljoen. Mensen die naast die prettige baan dus goed willen wonen, met ruimte, rust, weinig overlast… inderdaad in dat huisje met een puntdak in een dorp met een Hema. Het is aan dat soort dorpen (en kleine stadjes) waaraan de steden juist hun midden- en hogere klasse hebben verloren. Omdat steden de wens van deze mensen niet konden waarmaken. En dat is steden niet kwalijk te nemen, de wens in namelijk om in een dorp te wonen en niet in een stad. Natuurlijk, dat geldt niet voor jongeren. Die komen het avontuur van de stad opsnuiven, maar… zijn ook geen blijvertjes. Dus, CPB, vooral heel hard werken aan de Talent Towns, Cosmopolitan Centres, Egalitarian Ecologies en Metropolitan Markets (echt waar, zo heten ze, dat verzin ik niet, dat zou ik niet eens kunnen verzinnen). Nogmaals, vooral heel hard werken aan die nieuwe steden maar uh…..maak ze niet te groot….want bijna niemand wil er wonen.

# Talent Towns # Cosmopolitan Centres # Egalitarian Ecologies

# Metropolitan Markets

110


TERUG NAAR ‘ONS’ DORP

Betekent de her­ ontdekking van het dorpse wonen definitief de gena­ deslag voor grote stedelijke uitbrei­ dingslocaties?

_DANIËL DEPENBROCK

_POSTED ON 22/09/2011

TERUG NAAR ‘ONS’ DORP # rustig # ruim

# groen

# uitbreidingslocaties

Tot mijn eigen verbazing woon ik, als stadskind, sinds een jaar in een dorp. Rustig, ruim en groen. Maar wel met een intensieve band met de stad. Dorps wonen en stads leven is te combineren. Betekent dit de genadeslag voor de kiloknallers van het wonen: de stedelijke uitbreidingslocaties? Krijgt wonen in dorpen een revival? Of probeer ik alleen mijn eigen woonkeuze te verklaren?

DANIËL DEPENBROCK KAW architecten en adviseurs Daniël Depenbrock is adviseur en houdt zich bezig met de ­woningmarkt en de leefbaarheid van steden, wijken en dorpen. d.depenbrock@kaw.nl www.kaw.nl

# revival

# stad

Nederlandse steden zijn sinds pakweg twee decennia terug van weggeweest. Wapenfeiten: cultuur, sfeer, voorzieningen maar ook een flink aanbod van mooie, nieuwe (koop)woningen. Daarmee weten de steden ook felbegeerde gezinnen en welgestelden aan zich te binden. De opkomst van internet leidde bovendien niet tot the end of space maar juist tot meer echte ontmoeting, in parken, kantoren, cafés, broedplaatsen. Dat gaat nu eenmaal het beste op een plek met veel mensen. De stad om te wonen en te leven. En toch zie ik scheuren in die populariteit ontstaan.

LOKAAL EN ZELFVOORZIENEND We zien steeds duidelijker tekenen van een structurele verandering: grootschaligheid raakt uit de gratie. Steeds meer mensen vragen om kleinschaligheid, een persoonlijke benadering, betrouwbaarheid­ en veiligheid, soms met de geur van vroeger. De reclamewereld is hier een mooie graadmeter voor; grote bedrijven wringen zich in bochten om klein over te komen. Maar het is meer dan alleen het oproepen van een sfeer; de onderstroom is echt. Zelfs de discounter biedt biologische producten, kinderen leren weer een vak in plaats van competenties, de vleessector kwam zowaar tot overeenstemming om vanaf 2020 ‘duurzaam’ te produceren. En dichterbij huis: eigen groente verbouwen is een kleine hype, regio’s voeren een eigen munt 111


RUIMTEVOLK JAARBOEK 2012

NIEUW EIGENAARSCHAP IN DE RUIMTELIJKE ORDENING

in, mensen wekken op kleine schaal hun eigen energie op. Kortom: kleinschaliger, lokaler en zelfvoorzienender.

# kleinschaliger # zelfvoorzienender

VLEES NOCH VIS Met name de stedelijke uitleglocaties passen totaal niet bij de trend van kleinschaligheid. Uit woonmilieustudies blijkt steevast dat mensen óf hoogstedelijk willen wonen óf ‘dorps’, ‘recreatief’ en ‘ruim’. Voor de mensen die groen en ruim willen wonen, creëren we grote uitbreidingswijken aan de rand van de stad met een waterig ‘dorps’ of ‘recreatief’ sausje, ruime woningen op een te krappe kavel aan het onvermijdelijke ‘makelaarswater’. Vinex is dan wel voorbij, maar grootschalig monomaan uitbreiden aan stadsranden doen we nog steeds. Zulke locaties zijn vlees noch vis, of anders in elk geval een kiloknaller. Niet dorps, niet recreatief, niet stedelijk, niet kleinschalig. Nu op de woningmarkt de druk behoorlijk van de ketel is, zien we dat dit soort locaties het moeilijk krijgen.

# krimp

# woondorpen # revival

Al deze ontwikkelingen in aanmerking genomen, hebben dorpen goede papieren. Kleinschalige locaties, een lokaal netwerk van betrokken bewoners en ondernemers, ruimte in én om het huis en een gezonde omgeving helpen om zelfvoorzienender te worden. Het is bovendien steeds gemakkelijker om de stad te beleven zonder er te wonen. Thuiswinkelen via internet voorziet in bijna alle praktische behoeften, ook van mensen op het platteland. Thuiswerken wint aan acceptatie. Het bezoeken van de stad, voor ontmoeting, overleg, sfeer of funshoppen is vervolgens een vrije keuze.

KLEINSCHALIGER Krimp is een heel lokaal fenomeen. Ook in krimpgebieden zijn er dorpen die groeien of in elk geval stabiel blijven. Hun succes schuilt naar mijn idee in een combinatie van kenmerken: goed ontsloten, een mooie omgeving, een karakteristieke woningvoorraad, een goed imago en een sterk sociaal leven, maar niet per se voorzieningen. Uit onderzoek in Noordoost Nederland blijkt juist dat mensen in echte woondorpen beter te spreken zijn over het voorzieningenniveau dan mensen in voorzieningendorpen. De gemeente Hoogeveen besloot onlangs om niet meer grootschalig uit te breiden, alleen nog ‘in te breiden’ in de stad en daarnaast kleinschalige locaties aan te bieden in de dorpen. De markt bepaalt vervolgens in welk tempo ontwikkelingen tot stand komen. Dat lijkt mij een perfecte keuze, die mensen de ruimte biedt om te kiezen voor stads of juist écht rustig en ruim wonen nabij die stad. En we hoeven­ de compacte stadsgedachte niet helemaal overboord te gooien. Laten we ‘m consequenter maken: stads wonen doe je in de stad, niet grootschalig en eentonig langs de randen. En ruim wonen doe je in de dorpen of op het platteland. # keuze

112


TERUG NAAR ‘ONS’ DORP

_DANIËL DEPENBROCK DEPENBROEK

_POSTED ON 22/09/2011

STEDELIJKE AL DIE KUBIEKE METERS UITLEGLOCATIES LEEGSTAAND PASSEN NIET VASTGOED BIJ DE TREND VOR­ MENKLEINVAN PRACHTIGE PLEKKEN VOOR SCHALIGHEID HET STEDELIJKE EXPERIMENT 113


RUIMTEVOLK JAARBOEK 2012

De relatie van de stad met haar gebruikers is inniger dan het innen en betalen van belastinggeld.

NIEUW EIGENAARSCHAP IN DE RUIMTELIJKE ORDENING

DE STAD IS POLYGAAM

# belevingseconomie

# verbondenheid

Niemand durft Eindhoven PSV of lichtfestival GLOW af te nemen. Zij zijn van de stad en andersom is Eindhoven ook van PSV en GLOW. De stad deelt haar voorzieningen en organisaties als vanzelfsprekend met haar bewoners en bezoekers. Wie ontvangt, dient echter ook te geven, want de stad is polygaam.

EMILIE VLIEGER Vlieger projecten Emilie Vlieger is locatiemarketeer voor (semi-)leegstaande panden en gebieden. Zij vertaalt ontwikkelingen in de samenleving naar toekomstige veranderingen in onze omgeving. Met een voorliefde voor architectuur en stedenbouw verdiept zij zich in de wensen van (potentiële) gebruikers en de kansen in de markt. emilie@vliegerprojecten.nl www.vliegerprojecten.nl @EmilieVlieger

# belastinggeld

# bezit

Bewoners en bezoekers schenken de stad hun geld, talent, tijd en ­aandacht. Maar niet alle mensen blijken zo vanzelfsprekend vrijgevig als de stad. Men verzon gemeentelijke belastingen om de stad gezamen­ lijk terug te geven wat ze verdiende. Maar voelen wij nog compassie voor de stad bij het betalen van belastinggeld? Of zouden wij ons belastinggeld op een andere, creatievere manier kunnen betalen, die de verbondenheid tussen ons en de stad juist versterkt?

BEZIT Voorheen waren het de grote bedrijven, zoals Philips in Eindhoven, die in het bezit waren van de stad. Andersom bezaten zij de stad. Niet alleen door de fabrieken en woonwijken die zij bouwden, maar ook door de werkgelegenheid die zij boden en de bewoners die zij hiermee aantrokken. Dit bleef zo totdat de economie veranderde van de industriële maakeconomie naar de creatieve belevingseconomie. Grote bedrijven zijn door de verschuiving van de economie en de opkomst van het internet niet meer gebonden aan één plek. Philips verplaatste haar hoofdkantoor dan ook naar Amsterdam. Het bedrijf liet wel een stempel achter in de stad. Dankzij Philips is Eindhoven een lichtstad en een designstad en zowel het lichtfestival GLOW als de designweek zijn erg populair. Juist op plekken zoals het voormalig bedrijventerrein van Philips: Strijp-S. Deze plek is omgevormd tot broedplaats en

114


DE STAD IS POLYGAAM

_EMILIE VLIEGER

_POSTED ON 22/08/2012

ontwikkelt zich naar een nieuw stadsdeel. Organisaties uit de creatieve economie nemen langzaamaan het bezit van de grote bedrijven over. Het individu, de bewoner of bezoeker van de stad, kan binnen de creatieve economie tijdelijk een deel van de stad bezitten door een bijdrage te leveren als toeschouwer of als deelnemer. Wie veel van zijn stad wil bezitten moet dus veel doen en bijwonen. Hoe meer je investeert, hoe meer je verdient. Onze activiteiten worden bepaald door werk, studie, interesses en hobby’s. Omdat dit voor iedereen verschillend is, heeft iedereen zijn of haar eigen parcours door de stad. Het parcours van het individu is ook divers, want niet alleen de stad, ook haar bewoners en bezoekers zijn polygaam.

# wederkerigheid

GLOBALE EN LOKALE WEDERKERIGHEID Maar hoe onderhoud je een dergelijke polygame relatie? De stad stelt zich ondergeschikt aan de mens en haar ruimte is voor eenieder die deze claimt. De gemeente heeft de regie over haar genomen en is opgestaan als bemiddelingsbureau tussen mens en stad. Zij bezit de stad niet, maar regeert haar. Sommige plekken zijn aangesteld om vrij te gebruiken; de zogenaamde openbare ruimte. Zij is van en voor iedereen. Om deze plekken, die zo veelvuldig gebruikt worden,­te ­onderhouden heeft de regeerder ‘gemeentelijke belastingen’ opgesteld. Een geldbedrag dat iedereen betaalt, opdat we iets terug kunnen geven aan de stad die wij zo intens gebruiken. In het boek Voor wat hoort wat (2011) van Patrick Janssens (burgemeester van Antwerpen) spreekt Frank Vandenbroucke (Vlaamse politicus) over de anonimiteit van de ‘gesystematiseerde wederkerigheid’: het belastingstelsel. Doordat wij, belastingbetalers, niet weten waar ons geld heen gaat, krijgen wij argwaan. We worden bang: wordt ons geld wel juist besteed? Frank Vandenbroucke pleit voor meer zichtbaarheid van deze wederkerigheid. Dit vertaalde hij naar de uitkering. Wanneer je een uitkering ontvangt moet je bijvoorbeeld bereid zijn om te werken binnen het sociale systeem.

ZELFORGANISATIE Ik zou dit graag nog iets verder de stad in trekken. Wat nu als over vijftig procent van ons belastinggeld gekozen kan worden of het in geld of in diensten betaald wordt? De vijftig procent die sowieso betaald wordt is dan voor globale investeringen. Ik schets u mijn utopie: iedereen in de wereld heeft recht op ziekenhuiszorg, water, veiligheid, elektriciteit, internet, infrastructuur en natuur. Dit zijn de basisvoorzieningen. Daartegenover staat dat de overige vijftig procent in geld óf in werktijd kan worden betaald aan openbare voorzieningen en plekken. Lokale veiligheid, de productie van eten, kennis en cultuur en het onderhoud van de omgeving. Deze lokale diensten worden dan # lokale diensten

115


RUIMTEVOLK JAARBOEK 2012

NIEUW EIGENAARSCHAP IN DE RUIMTELIJKE ORDENING

door de inwoners van de stad zelf ingevuld. De inwoners bezitten de openbare voorzieningen en plekken gezamenlijk. De stad is hierdoor van iedereen die eraan bijdraagt. Dergelijke lokale systemen bestaan, maar komen nog niet massaal van de grond. Er is ook geen noodzaak om onszelf te organiseren voor deze taken; het wordt immers al voor ons gedaan. Misschien niet heel goed, maar weten wij beter? Dat het beter kan bewijst onder andere de ‘Tuinman in de wijk’. Dit is een initiatief uit Rotterdam dat is opgezet door een huisarts en zijn vrouw. Hun doel was om fysieke en psychische­klachten die ontstaan door eenzaamheid en te weinig ­beweging te voorkomen door te zorgen voor meer interactie in de wijk. Na enige tijd bleek hun aanpak erg goed te werken. Daarbij bespaarden zij stadswerken geld en inmiddels zijn ze zo hard gegroeid dat zij een opleiding voor Tuinmannen (m/v) aanbieden.

# lokale systemen

# mankracht en geld # eigen draagvlak

PROFESSIONELE BURGER De structuur voor een zelforganiserende samenleving, een samenleving waarin de stad zichtbaar in het bezit is van wie haar iets geeft, ligt er al. We noemen het misschien liefdadigheid, maar tuinmannen leveren niet alleen een sterkere samenleving op, het initiatief bespaart de gemeente ook nog eens geld. Het systeem erachter lijkt alleen ongrijpbaar waardoor het eng is om onze samenleving structureel te organiseren via actieve bewoners. De geïnstitutionaliseerde overheid waarbinnen afdelingen opgedeeld zijn in subafdelingen en subafdelingen gemanaged worden door enkele ambtenaren, met erg veel macht, is hierbij niet meer nodig. De gemeentelijke belastingen die hier van­ boven naar beneden doorstromen en door het stromen alleen al vermageren, zijn evenmin nodig. Wat nodig is, is mankracht, heldere communicatie en goed coördinatorschap. Waarom houden overheden krampachtig grip op alle afdelingen met subafdelingen? Waarom laten zij organisaties zoals de Tuinman in de Wijk niet als zwaartepunten liggen in het geheel? Laat culturele orga­ nisaties, tuinmannen, universiteiten en sportverenigingen een netwerk zijn dat het roer over neemt. Geef hen mankracht en geld in ruil voor de diensten die zij teruggeven aan de openbare voorzieningen en plekken in de stad. Dit netwerk van voorzieningen creëert lokaal een eigen draagvlak. Burgers bewegen zich op hun eigen parcours tussen de voorzieningen en geven hun geld en tijd uit bij deze organisaties, middelen die via de voorzieningen teruggegeven kunnen worden aan de stad. Geen ambtenaar op afstand, maar actieve burgers ter plekke. Burgers die een relatie hebben met de stad. De stad is binnen de creatieve economie in het bezit van eenieder die een wederkerige relatie heeft met haar. De stad is een netwerk met heel veel relaties, met heel veel verschillende burgers en organisaties op heel veel verschillende plekken tegelijk. De stad is polygaam. En terecht. 116


Een sluiproute­ naar de achter­kant Column ter gelegenheid van de RUIMTEVOLK-inspiratiedag ‘Weg van de Randstad 2040’ Hans Venhuizen

117


RUIMTEVOLK JAARBOEK 2012

NIEUW EIGENAARSCHAP IN DE RUIMTELIJKE ORDENING

Planologen zijn de reisgidsen door het besluitvormingslandschap van de toekomst. Zij kunnen schakelen tussen het werkelijke en het onwerkelijke landschap en stappen soepel over van tienbaansautosnelwegen naar het slappe koord. Zo ontwerpen ze gaandeweg de broodnodige sluiproutes naar de wijd open achterkanten. ‘De planologie zit in een crisis’, vertelde me laatst iemand van de BNSP. Nu hou ik me niet alleen met ruimtelijke ordening bezig, maar ook met kunst. En kunst is bij uitstek een tak van sport die zichzelf voortdurend in een crisis praat, om daaruit dan vervolgens weer schitterend te kunnen herrijzen. Maar de planologie staat om een dergelijk prima donna gedrag niet bekend, veel te ‘bodenständig’ zoals de Duitsers zeggen. Een crisis vraagt om oplossingen, nieuwe richtingen en nieuw elan. RUIMTEVOLK orga­ niseerde een dag om op zoek te gaan naar dat nieuwe elan. Een dag die begon in een van de planologische wapenfeiten van de laatste twin­ tig jaar, een transferium. Voor wie het niet weet, transferia zijn verzonnen nieuwe knooppunten die buitengewoon praktisch zijn wanneer ze functioneren. Het transferium waar ik werd verwacht, Barneveld Noord, ligt bijna letterlijk midden op de hei. Het overstappen van de auto op het andere vervoer, ‘sinn und zweck’ van een transferium, verloopt waarschijnlijk gesmeerd wanneer je van de verwachte kant aankomt. Ik bleek echter van een onverwachte kant te komen en hoewel ik trouw de borden volgde, kwam ik pardoes aan de achterkant van dit briljante planologische speerpunt terecht. Een achterkant die helaas geen transferiale toegang bood.

Waarschijnlijk had ik dat probleem kunnen voor­ komen met een tomtom in mijn auto. Ik behoor echter tot de krimpende groep van tomtom­ weigeraars. En zie met zorgelijke blik overal om mij heen de handicaps van de tomtomgeneratie groeien. Bijna dagelijks hoor je van autogebrui­ kers die trouw de instructies van de warme stem in de auto volgen en als gevolg daarvan gaan spookrijden, hun auto in de heg parkeren, of niet meer bestaande afritten van de snelweg proberen te nemen. Het is wachten op de eerste rechtzaak van een tomtomist tegen de staat, die niet kijkend maar luisterend zijn auto een total loss heeft bezorgd. Om deze rechtszaken te voorkomen zie je bij grote snelwegverbou­ wingen al de waarschuwingen om toch echt, en wel onmiddellijk, de tomtom uit te schakelen. Je gaat ervan verlangen naar een total tomtom loss.

Zinderend maar zinloos De buschauffeur die het RUIMTEVOLK ver­ voerde vertrouwde ook op zijn tomtom. Van Barneveld op weg naar de eerste attractie Radio Kootwijk, overtuigde de bustomtom de chauffeur van de vele mogelijkheden om over de Veluwe te rijden. Misschien stond het ding nog ingesteld op de fiets als vervoermiddel, was de geselecteerde stem gespecialiseerd in sluiprou­ tes of was de keuze voor het karakter van de route ‘avontuurlijk’. Maar na de nodige omzwer­ vingen reed de bus zich hopeloos klem op de Radioweg in Kootwijk. Bijna goed, maar toch nog een aantal voor een bus onneembare zand­ verstuivingen van Radio Kootwijk verwijderd. In Radio Kootwijk doemde uiteindelijk een gro­ teske betonnen burcht op de hei op. Zinderend maar zinloos, en dat al vrijwel meteen na haar oplevering in 1923. De Kathedraal, zoals het gebouw in de volksmond wordt genoemd, dankt zijn omvang en zijn plek aan de nogal bewer­ kelijke langegolftechniek waarmee het contact met onze voormalige overzeese gebiedsdelen onderhield. Maar kort na haar oplevering bleek de techniek al weer hopeloos achterhaald en kon hetzelfde contact vanuit veel kleinere gebouwen worden onderhouden. Godzijdank was Radio Kootwijk toen al gebouwd en kon

118


EEN SLUIPROUTE NAAR DE ACHTERKANT

_HANS VENHUIZEN

daarmee toetreden tot de eervolle categorie waartoe ook de Eiffeltoren en de Hollandse Waterlinie behoren: fascinerende maar zinloze bouwwerken. In de forten van de Waterlinie ble­ ven ze nog decennia lang wapens poetsen, waar ze dat vanwege de vochtigheid misschien beter niet hadden kunnen doen. Van Radio Kootwijk bleven ze nog decennia lang zenden, terwijl ze dat vanwege de droogte van de grond misschien beter ergens anders hadden kunnen doen, vocht geleidt de zendstralen namelijk veel beter.

Zuid-Limburg waar de gewenste samenwerking tussen de voetbalclubs Roda JC en Fortuna SC in korte tijd heeft geleid tot een spoor van bestuur­ dersbedreigingen, autowrakken en ingegooide ramen.

Monumentale ambities Als je schijnbaar logische plannen die snel achter­­ haald raken grotesk genoeg aanpakt, maak je monumenten. Ik zie het dan ook als een monu­ mentale geruststelling dat de overspannen ambities van nu bij realisatie al weer hopeloos achterhaald zullen zijn. De blijvende kwaliteit is de groteskheid waarmee we die ambities hebben vervolgd. Misschien schuilen er ook wel fraaie monumenten in de morgen waarschijnlijk al weer achterhaalde ambities van nu. Waar planners net zoals politici normaal gespro­ ken graag en voortdurend spreken over groei en uitbreiding, was de dag met RUIMTEVOLK doordesemd met het besef van crisis en krimp. Verschuilt zich daarachter misschien nog een groteske potentie, vroeg ik me af. Maar krimp is op zijn zachtst gezegd niet erg sexy. Daarom zullen krimpende regio’s elkaar tot de laatste snik presenteren als groeiend en bij voortduring opwindende groeiplannen voor de publiciteit en vervolgens de bureaula produceren. Maar juist achter de krimp houdt zich een nieuwe regionale­ identiteit schuil. Regio’s moeten dan ook hele­ maal niet gaan samenwerken teneinde toch nog te kunnen groeien, zoals aan RUIMTEVOLK werd gesuggereerd, regio’s moeten zich juist versterkt te vuur en te zwaard gaan bestrijden. In de competitie schuilt de innovatie en regio­ nale profilering. Je moet er toch niet aan denken dat Ajax en Feyenoord gaan samenwerken, dan haal je de bodem onder de regionale kwaliteit uit. Laat die regio toch zijn eigen identiteit. Kijk maar naar

Planologie van de toekomst We maken van de krimp het eerste regionale slagveld. In een nieuw televisieprogramma gaat de kop van Noord-Holland de strijd aan met Zeeuws-Vlaanderen, Zuid-Limburg en OostGroningen. Strijdend om de Grootste Krimp Bokaal tuimelen bestuurders over elkaar heen om te bewijzen hoevéél ze krimpen. Onder het motto ‘Steeds meer ruimte’ laten ze vooral de kwaliteiten daarvan zien en de groei en rijkdom die niet meer alleen aan de hand van econo­ mische of demografische statistieken in beeld wordt gebracht. In deze strijd is de planologie het vak van de toekomst, de plek waar alles samenkomt en waar de gedefunctionaliseerde samenleving gestalte krijgt. Inleider Jelle Rijpma gaf er al een mooie illustratie van. Het klooster in zijn Brabantse dorp, voorheen een plaats van bezin­ ning, retraite en devotie, had nu zijn poorten geopend voor de verzorging van mensen met een bijzondere uitdaging, vroeger ook wel gehandi­ capten genoemd. De familie van deze bijzonder uitgedaagden mag met woningen aanleunen tegen het klooster. En ook voor bezinning-light is gezorgd. In de tot terras getunede kloostertuin verkopen de kloosterlingen aan uitrustende recreanten een naar eeuwenoud recept gebrou­ wen ‘biertje van de Heer’.

Krimpregio’s moeten ­helemaal niet gaan samenwerken, maar elkaar juist te vuur en te zwaard gaan bestrijden. In de competitie schuilt de innovatie en regionale profilering

119


RUIMTEVOLK JAARBOEK 2012

NIEUW EIGENAARSCHAP IN DE RUIMTELIJKE ORDENING

De nieuwe planoloog doet niet meer alleen aan statistische demografisch studies of survey in het veld, maar aan bewustwording, aan awareness

De planologen zijn de reisgidsen door dit besluitvormingslandschap van de toekomst. Zij kunnen schakelen tussen het werkelijke en het onwerkelijke landschap en stappen soepel over van tienbaansautosnelwegen naar het slappe koord. Zo ontwerpen ze gaandeweg de broodnodige sluiproutes naar de wijd open achterkanten.

Achterkamertjes

Hans Venhuizen sprak deze column uit op 6 maart 2009, ter afsluiting van de inspiratiedag ‘Weg van de Randstad’.

Dit is het slagveld van de planoloog: economie, demografie, infrastructuur, toerisme, cultuur­ historie, woningbouw, noem het maar op, het speelt een rol. Maar wie voert de regie?, vroeg RUIMTEVOLK zich hardop af. Jelle Rijpma maakte duidelijk wat de nieuwe planoloog doet. Die doet niet meer alleen aan statistische demografische studies of survey in het veld, de nieuwe planoloog doet aan bewustwording, aan awareness. Zijn werkplek is al lang niet meer beperkt tot het echte landschap of zelfs de plankaart, het werkveld van de nieuwe plano­ loog bevindt zich vooral ‘tussen de oren’. Daar kunnen de fouten worden voorkomen die de, zeg maar, traditionele, planvorming nog altijd maakt. Daarin is het namelijk lang gewoonte geweest om het huis van de planvorming gesloten te houden en de resultaten pas aan de ‘achterkant’ publiek te maken. Met als gevolg dat aan de achterkant de mensen naar voren ko­ men die aan de voorkant niet zijn gehoord. Deze ‘voorkant-buitengeslotenen’ gooien vervol­ gens de achterkant voor jaren op slot. Als je je voorkant zorgvuldig openzet dan kom je er aan de achterkant veel beter uit. Tussen deze vooren achterkant bevinden zich de voorkamers en de achterkamertjes en daar regeert het polder­ model. Wanneer alle partijen in de voorkamer moeten samenwerken overheerst echter het strategische gedrag terwijl juist de anonimiteit en ongedwongenheid van de achterkamertjes tot goede overeenkomsten kan leiden. Dus wanneer regio’s moeten colla­boreren, dan doen ze dat het beste in het informele domein van de achterkamertjes en komen zo tot sauna-samen­ werkingen, karaoke-convenanten en misschien later zelfs tot wellness-wetten.

120


Engagement als antwoord op krimp De lessen van de RUIMTEVOLK studiereis ‘Leren krimpen in Duitsland’ bas breman

121


RUIMTEVOLK JAARBOEK 2012

NIEUW EIGENAARSCHAP IN DE RUIMTELIJKE ORDENING

‘Es braucht einige Verrückten’, zo vertelt onze gids Alexander terwijl hij ons door de straten van een buitenwijk van Halle leidt. Indrukwekkend om te zien hoe zich hier sinds enkele jaren herstel begint af te tekenen. Ook deze wijk, deze hele regio eigenlijk, is hard getroffen door de krimp.

individuen een groot verschil kan maken. Zo zijn­ze hier 3 – 4 jaar geleden met vier mensen begonnen om te proberen het verval een halt toe te roepen. In eerste instantie met allerlei­ sympathieke, kleinschalige initiatieven.­Muur­ schilderingen, concerten, een buurtkroeg, een­straatfestival, guerilla gardening en een succesvol initiatief van stadslandbouw om braakliggende terreinen opnieuw in te richten en bewoners te mobiliseren. In het begin tegen de klippen op. Denk maar niet dat de buurt meteen stond te springen van enthousiasme. Integen­ deel, ze hebben meerdere malen hun kop gesto­ ten en nul op het rekest gekregen. Maar toch, doorzettingsvermogen heeft ertoe geleid dat mensen uit de buurt uiteindelijk toch mee gingen doen. Stukje bij beetje trad er een verandering in. ‘Das Bild der Leuten hat sich geändert’. Mensen begonnen zich ertegenaan te bemoeien, zelf ook actief te worden. Soms ook te protesteren, maar ook dat is een vorm van engagement. Het betekent dat het ze iets uitmaakt, en dan komen ze in beweging, aldus Alexander.

Sinds Die Wende trokken honderdduizenden weg uit Oost-Duitsland met op vele plekken leeggelopen en vervallen buurten als gevolg. Het is een patroon dat we de afgelopen dagen op verschillende plekken in Duitsland steeds weer hebben gezien. Berlijn, Dessau, Halle. Volgens de prognoses is de krimp in Duitsland nog lang niet ten einde, integendeel, op het zuiden van het land na (Beieren) krimpt het tegenwoordig bijna overal. Volgens het Berliner Institut (Maart, 2011) moet de echte verandering nog komen. De gemiddelde leeftijd is door de vergrijzing flink aan het stijgen en er worden steeds minder kinderen geboren. Mede omdat er kostbare tijd verloren is gegaan met het ontkennen van de krimp gaat het inmiddels, net als bij klimaatverandering, misschien wel meer om adaptatiestrategieën dan om mitigatie. De situatie is op de meeste plekken (nog) niet te vergelijken met die in Nederland maar toch kunnen we er wel veel van leren. Juist ook om te voorkomen dat het in Nederland dezelfde vormen aanneemt. Het is nog niet zo lang geleden dat krimp in Duitsland met veel scepsis en kritisch benaderd werd. Dat stadium is het inmiddels wel voorbij.

Kleine initiatieven Wat onze gids ons duidelijk maakt op zijn rond­ lei­ding door Halle is dat kleine initiatieven­en het doorzettingsvermogen van enkele ‘verrückte’

Ook niet onbelangrijk, doordat er geleidelijk aan weer meer leven op straat komt, en de buurt stukje bij beetje opknapt, wordt de buurt ook weer aantrekkelijker voor studenten. Voorheen hadden die het meestal na een of twee maanden wel gezien. Nu blijven ze, en dragen zelf ook bij aan de activiteiten in de wijk. Recentelijk heeft een Belgische ondernemer een aantal van de panden gekocht die op de nominatie stonden om gesloopt te worden. Dit nadat de wijk volop in het nieuws kwam bij een twee weken durend straatfestival. Nu staan de panden op het punt te worden gerenoveerd. Het lijkt alsof ze in deze wijk de negatieve spiraal die vaak gepaard gaat met krimp hebben weten om te buigen.

Engagement Het sleutelwoord lijkt ook hier ‘engagement’. Betrokken burgers die zelf ook bereid zijn om met hun eigen leefomgeving aan de slag te gaan. Dit is heel herkenbaar. Al eerder op deze studiereis zagen we voorbeelden van dit soort initiatieven die echt een verschil kunnen maken en voor nieuwe dynamiek kunnen zorgen. In

122


ENGAGEMENT ALS ANTWOORD OP KRIMP

_BAS BREMAN

Kleine initiatieven en het doorzettingsvermogen van enkele ‘verrückte’ individuen kunnen een groot verschil maken

rapport van het Berlin Institut ‘Die demogra­ fische Lage der Nation. Was freiwilliges Engage­ment für die Regionen leistet’ (maart 2011). Dit instituut stelt dat: ‘…. wenn der Staat nicht mehr alles kann, was er einst vorgab zu können, wer springt dan in die Lücke? Die Zivil­ gesellschaft, die engagierten Burger, die Freiwil­ ligen aus Stadt und Land sollen es nun richten. Sie sind nicht mehr nur die nette Begleiterschei­ nung von gestern, die sich am Dienstagabend bei den Rotarien trifft, für die Restaurierung einer alten Kirche spendet und an Weihnachten den Basar für die Notleidenden der Welt veran­ staltet. Sie soll jetzt zu einer tragenden Säule sozialstaatlicher Strukturen werden’.

Berlijn bijvoorbeeld., waar de mobiele, tijdelijke, ‘nomadische’ tuinen in de Prinzessinengarten bruisen van het leven, en het schoolvoorbeeld van een multiculturele samenleving zijn (waar­ om kleeft er tegenwoordig toch vaak zo’n nare smaak aan d ­ at begrip?). Maar ook in Dessau,­ waar de afgelopen tien jaar in het kader van de IBA overal in de stad kleine stukjes grond zijn uitgegeven op de massaal vrijkomende grond. Burgers kunnen hier vervolgens zelf mee aan de slag met bijvoorbeeld kruiden, bloemen of een BMX-baan. Ook is er een apothekerstuin e­ n wordt er geëxperimenteerd met energiegewas­ sen. Der Spiegel schreef hier vorig jaar een mooi artikel over.

PlaNOlogie

Ik herken het ook uit Portugal waar ik tussen 2003 en 2006 onderzoek heb gedaan naar de leegloop van het platteland. Ook daar waren het vaak gedreven individuen met een ‘cabeca dura’ die het verschil maakten in de marginale gebieden. Heel vaak nieuwkomers trouwens, die met frisse energie, nieuw kapitaal (economisch, sociaal en cultureel) en doorzettingsvermogen aan de slag gaan. Soms ook tegen beter weten in. Ook in Nederland zie je de voorbeelden. Waarom blijft het ene dorp vitaal en leefbaar en het andere niet? Kijk maar eens goed, vaak zijn het ook hier enkele individuen met een drive die het verschil maken. Zoals bijvoorbeeld die ondernemer van Support & Co. Die ik sprak in de uitzending van Rondom10 en die het wel lukt om in kleine dorpskernen waar de leefbaarheid onder druk staat met succes supermarkten draaiende te houden. In Duitsland is er momenteel volop belangstel­ ling voor het hoe en wat van dit engagement, zoals ook blijkt uit de ondertitel van een recent

Deze nadruk op de rol en de inzet van het indi­ vidu, en de kleinschalige, stapsgewijze en bijna organische wijze waarop in Dessau, Halle of Ber­ lijn met krimp wordt omgegaan, staan natuurlijk lijnrecht tegenover de wijze waarop deze steden in de jaren 60 – 80 gegroeid zijn. De eerste dag van onze studiereis leidt ons onder andere langs Berlin-Hellersdorf waar in de jaren 70 en 80 in een relatief klein tijdsbestek 100.000 woningen uit de grond zijn gestampt. Het merendeel in de vorm van de beroemde, en weinig duurzame, Plattenbau. Het contrast tussen de groei en krimp van dit soort wijken mag misschien extreem zijn, het is ergens ook wel illustratief. Voor het omgaan met krimp lijken geen blauwdrukken te bestaan, geen grootschalige of uniforme oplossingen. PlaNOlogie is de term die valt tijdens onze reis. Het lijkt wel of krimp niet of nauwelijks te plannen valt, of er nagenoeg geen logica is in de oplossingen. Het meest opvallend tijdens het bezoek aan Duitsland zijn steeds weer de con­ trasten tussen regio’s, wijken of zelfs straten. Er lijkt soms geen peil op te trekken. De ene wijk is hip, de andere ligt te verpauperen. De ene straat bruist, de ander is doodstil. Op de ene plek staan de huizen er vervallen bij, op de andere staan ze in de steigers. Een deel van de verklaring hier­ voor zit hem in de verwevenheid van particulier woningbezit en dat van woningcorporaties.

123


RUIMTEVOLK JAARBOEK 2012

NIEUW EIGENAARSCHAP IN DE RUIMTELIJKE ORDENING

Impulsprojecten

Het is trial & error.We denken niet meer in grote plannen maar we beginnen gewoon Trial & error Frau Bruckner van de IBA in Dessau vertelt hoe ze in eerste instantie een grootschalig plan / ontwerp voor de vrijkomende ruimte in de stad hadden waarbij ze een groot park midden door de stad hadden gepland. Toen ze na veel duwen en trekken eindelijk zo ver waren dat ze op een enkele plek konden beginnen met slopen, bleken sommige van de particuliere eigenaren er om­ heen hele andere plannen te hebben. In de hoop dat hun woningen wél het verschil konden maken begonnen ze hun eigen pand opeens grondig te renoveren. ‘Wishful thinking’ waarschijnlijk, maar in ieder geval ook een streep door de reke­ ning van de planologen en het stadspark.

In het Nirov-rapport met Lessen uit Duitsland wordt gesproken over zogenaamde ruimtelijke en niet-ruimtelijke ‘impulsprojecten’. Dit zijn projecten die veelal kleinschalig zijn en een kortere termijn bestrijken. Deze impulsprojec­ ten bieden de broodnodige flexibiliteit in het ontwikkelingsconcept zodat steeds tussentijds ingespeeld kan worden op nieuwe ontwikkelin­ gen. En ook in dit rapport worden ‘geëngageerde sleutelpersonen’ genoemd als cruciale voor­ waarde voor de aanpak van krimp. Het Berliner Institut heeft het over nog een vorm van infrastructuur, namelijk die infrastructuur die burgerlijk engagement mogelijk maakt en versterkt. Het lijkt me dat we dáár in Nederland in ieder geval ook mee moeten beginnen. Om burgers te betrekken, en aan te spreken op het verschil dat ze zelf kunnen maken.

De huidige strategie van ‘uitgifte’ van kleine stukjes grond aan geëngageerde burgers is weer het andere uiterste. De uitkomst is ongewis. Dat is eigenlijk ook de hoofdboodschap die Frau Brückner ons meegeeft. Krimp in Dessau is een onvoorspelbaar proces. Het vraagt om een com­ pleet andere manier van denken. Er zijn geen zekerheden, er is geen vooropgezet plan. Het ­­ is trial & error. ‘We denken niet meer in g ­ rote plannen maar we beginnen gewoon...’. Dat ze daarbij nog voor allerlei raadsels en ver­rassingen zullen komen te staan, blijkt wel uit een haast terloopse opmerking over de infra­struc­tuur. Het is één ding om huizen te slopen, men buigt zich nu over de rest van de infrastruc­tuur. Op sommige plaatsen zijn wegen al vervan­gen door fietspaden. Maar wat te doen met bijvoorbeeld riolering en waterleidingen? De eerste reactie van de beheerders is om de lasten per inwoner gewoon te verhogen, maar dat is nou juist niet wat je wilt in een krimpregio. Hoe ze dit dan wel kunnen oplossen is nog onduidelijk.

124


NIEUW EIGENAARSCHAP DOOR DE LENS VAN MASHA BAKKER-MATIJEVIC

Van oud wachtershuis naar woning. Culturele Enclave Buitenplaats Koningsweg Arnhem, ontwerp van NEXIT Architecten.

125


RUIMTEVOLK JAARBOEK 2012

NIEUW EIGENAARSCHAP IN DE RUIMTELIJKE ORDENING

Roof Garden Arnhem: tijdelijk open park op het dak van parkeergarage Langstraat, zomer 2012. Initiatief van As We Speak en Belhamels.

126


NIEUW EIGENAARSCHAP DOOR DE LENS VAN MASHA BAKKER-MATIJEVIC

127


RUIMTEVOLK JAARBOEK 2012

NIEUW EIGENAARSCHAP IN DE RUIMTELIJKE ORDENING

T-HUIS eten & drinken: gebouw voormalig Centraal Station Arnhem, nu sociale onderneming in Park Presikhaaf. Begeleid door K3 architectuur en stedenbouw.

128


NIEUW EIGENAARSCHAP DOOR DE LENS VAN MASHA BAKKER-MATIJEVIC

129


RUIMTEVOLK JAARBOEK 2012

NIEUW EIGENAARSCHAP IN DE RUIMTELIJKE ORDENING

Future City Festival: festival over de stad van de toekomst, in Arnhem, oktober 2012. Georganiseerd naar aanleiding van het Energetic City 2050 Project.

130


NIEUW EIGENAARSCHAP DOOR DE LENS VAN MASHA BAKKER-MATIJEVIC

131


RUIMTEVOLK JAARBOEK 2012

NIEUW EIGENAARSCHAP IN DE RUIMTELIJKE ORDENING

Bartok Park: een invulling van langdurig ‘tijdelijk’ niet ingevulde stedelijke ruimte in Centrum Arnhem. Initiatief van Het Transitieteam en Buro Harro.

132


STEEDS MEER ‘FLEXWONERS’

Net als flexwerkers hebben huurders zonder vast contract minder rechten. Toch zijn ze blij met de kansen. En het zorgt voor dynamiek in de stad.

_FRED VAN DER MOLEN

POSTED ON_21/12/2011

STEEDS MEER ‘FLEXWONERS’

# huurbescherming

# corporatiesector

Reguliere huurders worden nog beter beschermd dan vaste arbeidskrachten. En dus verzinnen de bazen in de woning­ sector, de verhuurders, ook zakelijke arrangementen die beter anticiperen op tijdelijke en onvoorziene omstandigheden. Al die regelingen hebben gemeen dat ze de heilige huurbescher­ ming omzeilen. De flexwoner is er ondertussen blij mee, tot hij of zij weer moet verkassen. FRED VAN DER MOLEN NUL20 Fred van der Molen is hoofdredacteur van NUL20 - tijdschrift voor woonbeleid en stedelijke ontwikkeling in de regio Amsterdam. Daarnaast is hij actief als onderzoeker, bladenmaker en schrijver in twee zeer verschillende vakgebieden: wonen/stedelijke ontwikkeling en informatietechnologie. Vanaf september 2012 is hij gastheer van de talkshow Pakhuis NUL20 in Pakhuis de Zwijger in Amsterdam. fvdmolen@xs4all.nl www.nul20.nl

# woningmutaties

# verhuisdynamiek

Van acht jaar wachten op een sociale huurwoning kijkt men in de regio Amsterdam niet vreemd meer op. De gemiddelde inschrijfduur van starters steeg in 2010 naar 7,9 jaar. De mutatiecijfers dalen kwartaal na kwartaal. Waarschijnlijk krijgen in 2011 minder dan 7.500 sociale huurwoningen in Amsterdam een nieuwe huurder, weer 1.300 minder dan in 2010. De mutatiegraad zakt daarmee onder de 4 procent. Met andere woorden: de stagnatie is compleet. Of toch niet? Als we kijken naar álle verhuringen, inclusief tijdelijke verhuur, gebruiksovereenkomsten, campuscontracten, vrije sector en onzelfstandige eenheden, dan komt alleen de corporatiesector al op het dubbele aantal mutaties. De tijdelijke verhuur is namelijk fors gegroeid, waardoor het totale aantal woningmutaties in de corporatiesector zelfs iets is toegenomen de laatste jaren. Dat is een heel ander beeld. Tellen we daar de mutaties in de particuliere huur- en koopsector bij op, dan komt de totale mutatiegraad in Amsterdam in 2010 volgens de Amsterdamse dienst O+S op bijna 18 procent. Dat cijfer spoort beter met de enorme verhuisdynamiek en de forse bevolkingstoename de laatste jaren. In 2010 verhuisden bijna 60.000 mensen naar Amsterdam; netto kreeg de hoofdstad er 13.000 bewoners bij. Dat zijn veelal jongeren die naar de hoofdstad komen voor 133


RUIMTEVOLK JAARBOEK 2012

NIEUW EIGENAARSCHAP IN DE RUIMTELIJKE ORDENING

Zelfstandigen Zonder Huurbescherming (ZZH’ers) vormen een dynamische wolk rond de kern van goedbeschermde reguliere huurders en huiseigenaren werk of opleiding. Ze vinden onderdak in de particuliere huursector, in studentenwoningen, als kraakwacht, in onderhuur of via een tijdelijk huurcontract. Bovendien loopt het gemiddelde aantal bewoners per woning voor het eerst in zestig jaar weer op. # ZZH’ers

ZZH’ERS In de woonsector lijkt zich een vergelijkbare ontwikkeling voor te doen als eerder op de arbeidsmarkt. Daar is de afgelopen twintig jaar sluipenderwijs een enorm reservoir aan flexibele arbeidskrachten ontstaan van professionals die via uitzendbureaus, tijdelijke contracten of als ZZP’ers worden ingehuurd. In de woonsector is in schaarstegebieden een even bont palet aan tijdelijke woonvormen aan het ontstaan. Deze ZZH’ers (Zelfstandigen Zonder Huurbescherming) vormen een dynamische wolk rond de kern van goedbeschermde reguliere huurders en huiseigenaren. Van gebruiksovereenkomsten (antikraak), via tijdelijke verhuur en campuscontracten tot jongerencontracten. # dynamische wolk

# tijdelijke verhuurarrangementen # leegstand

Bij eigenaren bestaat een enorme behoefte aan tijdelijke verhuurarrangementen: van particulieren die hun huis niet kunnen verkopen, van bewoners die tijdelijk naar het buitenland gaan, van corporaties­die sloop- en renovatieprogramma’s vanwege de crisis hebben uitgesteld, van beleggers die kampen met leegstaande kantoren. Met vertraging volgt de wet- en regelgever deze behoefte; druppelsgewijs nemen de mogelijkheden toe. Het alternatief is namelijk meestal leegstand. Voorlopig sluitstuk van deze ontwikkeling lijkt binnenkort een aanvulling op de Wet kraken en leegstand die tijdelijke verhuur van tien jaar

134


STEEDS MEER ‘FLEXWONERS’

_FRED VAN DER MOLEN

POSTED ON_21/12/2011

mogelijk maakt als kantoren daardoor een maatschappelijke bestemming – zoals wonen – krijgen.

# huurdersorganisaties

# campuscontracten

FLEXCONSTRUCTIES Leegstandbeheerders groeien als kool dankzij de overcapaciteit aan kantoorruimte. Maar ook in de corporatiesector neemt het aantal tijdelijke huurcontracten een vlucht, in Amsterdam bijvoorbeeld van 1.127 in 2008 naar 1.731 in 2010. In navolging van campuscontracten zijn er nu ook al jongerencontracten, waarbij jongeren met voorrang­een kleine woning krijgen aangeboden, maar die weer moeten verlaten voordat ze 27 worden. Voor woningcorporaties zijn de nieuwe tijdelijke huurarrangementen een uitkomst. Weliswaar komt een deel van de tijdelijke woonvormen, zoals de campus-, jongeren- en short stay-contracten, voort uit expliciet beleid voor doelgroepen. Maar de grote groei van andere tijdelijke huurarran­ gementen is vooral een gevolg van de recessie. Corporaties zitten in hun maag met tal van complexen waarvan sloop- of renovatieplannen noodgedwongen zijn uitgesteld. Dankzij de tijdelijke contracten kunnen deze woningen worden verhuurd, zonder dat bewoners reguliere huurrechten krijgen. De nieuwe bewoners bouwen ondertussen inschrijfduur op, terwijl ze relatief goedkoop wonen. Dat lijkt voor iedereen een win-winsituatie, al leidt het soms tot ongemakkelijke ­taferelen, waarbij de ene tijdelijke bewoner om juridische redenen voor de ander wordt ingeruild. Al die nieuwe tijdelijke huurders hebben net als flexwerkers veel minder rechten. Huurdersorganisaties reageren daardoor even argwanend als vakbewegingen op deze nieuwlichterij. Maar de flexwoner zelf maalt er niet of minder om. Die is blij niet aan te hoeven schuiven in een eindeloze rij wachtenden. Ook steden als Amsterdam zijn blij met deze flexconstructies, die leegstand tegengaan en die zelfs in slechte tijden zorgen voor dynamiek in de stad.

# flexwoner

135


RUIMTEVOLK JAARBOEK 2012

De stedelijke vernieuwing van de toekomst gaat over ruimte geven aan initiatiefnemers om voorstellen te doen en te realiseren.

NIEUW EIGENAARSCHAP IN DE RUIMTELIJKE ORDENING

STEDELIJKE ­VERNIEUWING ALS BIJVANGST

Van alle bedrijven die je midden in een stad zou willen hebben hoort een autosloopbedrijf tot de minst waarschijnlijke. Zo’n bedrijf neemt veel ruimte in, veroorzaakt nogal wat overlast, is slecht voor het milieu en dan hebben we het maar niet over het ‘volk’ dat het aantrekt. Kortom, dat soort bedrijven heeft een slechte pers en hoort niet in een woonwijk. Zou je denken.

OLOF VAN DE WAL Platform 31 Olof van de Wal was van 2007 tot en met 2012 directeur van KEI kenniscentrum stedelijke vernieuwing en is nu lid van het managementteam van Platform 31. Daarvoor was hij onder meer curator bij het NAi en mede-oprichter en trekker van Platform GRAS, het architectuurcentrum van Groningen dat zich nadrukkelijk met de stedelijke vernieuwing in die stad bemoeit. olof.vandewal@platform31.nl www.platform31.nl

# autosloopbedrijf

SLOOP IN DE STAD En dan is er opeens een ondernemer in de Haagse wijk Transvaal. Jongste telg van een familiebedrijf dat al generaties lang auto’s demonteert. Een bedrijf dat, zoals dat gaat, zijn beste tijd gehad heeft. En deze ondernemer vraagt zich af hoe hij verder moet. Moet hij een plek buiten de stad zoeken, waar hij ongestoord kan groeien en zich niet druk hoeft te maken over wat zijn omgeving van hem vindt – of blijft hij? Wat hij doet, is interessant: hij laat een onderzoek uitvoeren­ naar de meest duurzame oplossing. En die is: in de stad blijven. ­Complete auto’s de stad uitrijden en dan ontmantelen is op veel fronten minder duurzaam dan de auto’s in de stad te ontmantelen en de verzamelde onderdelen in containers de stad uit te rijden. Het scheelt in het bijzonder veel overlastgevende en vervuilende ritten van vrachtwagens in de stad. Hij besluit te blijven. Vervolgens realiseert deze ondernemer zich dat hij werknemers nodig heeft, die geschoold zijn in een duurzame manier van werken. Dus maakt hij van zijn bedrijf een expertisecentrum en zoekt hij coalities met opleidingen: inmiddels biedt hij voor leerlingen van zeven scholen in Den Haag een stageplek.

136


STEDELIJKE VERNIEUWING ALS BIJVANGST

# stedelijke vernieuwing

_OLOF VAN DE WAL

_POSTED ON 03/04/2012

MIDDELMAAT Wat we hier zien is volgens mij de toekomst van de stedelijke vernieuwing. Het zou, in alle stilte, wel eens een voorbeeld kunnen zijn van de belangrijkste innovatie op dit gebied. Pauline Meurs, die als lid van de WRR nadenkt over innovatie, hoorde ik op een bijeenkomst zeggen dat wij in Nederland niet kunnen innoveren, wij reorganiseren slechts. En dat is ook het gevoel dat mij wel eens bekruipt als ik terugblik op ruim veertig jaar sleutelen aan de stad, van stadsvernieuwing tot stedelijke vernieuwing. We hebben veel bereikt, uiteraard, er is veel veranderd, maar we hebben vooral veel gereorganiseerd. Dat maakt dit voorbeeld van de autosloper als wijkontwikkelaar zo interessant; de stedelijke vernieuwing was niet zijn doel, en de reorganisatie ervan nog minder. Stedelijke vernieuwing was slechts de bijvangst van een initiatief om kansen in de directe omgeving maximaal te benutten.

# innovatie

# wijkontwikkelaar # denktank

De vraag die ik bij KEI regelmatig tegenkom – we zijn niet voor niets­ een kenniscentrum stedelijke vernieuwing – is: ‘Hoe moet dat straks, stedelijk vernieuwen zonder subsidies?’ We hebben er zelfs een denktank voor ingericht. Zoals het hoort hebben wij van die denktank direct te horen gekregen dat deze vraag niet relevant is. Waar het echt om gaat is de vraag hoe initiatieven om kansen te verzilveren in buurten, wijken, steden, dorpen zelfs, de ruimte krijgen. Stedelijke vernieuwing heeft zich sinds de late jaren negentig gericht op het vitaal maken van wijken en steden, en heeft daar een onderliggende opdracht in meegekregen om het gemiddelde te bereiken (in veiligheid, leefbaarheid, participatie et cetera). Hoe kan de middelmaat, zo vroeg de denktank zich af, een maatstaf voor vitaliteit zijn? # middelmaat

INITIATIEFNEMERS Stedelijke vernieuwing tot nu toe paste in een traditie van maken. Van stad maken, vooral, met een stevige planning om dat te ondersteunen. Die vernieuwing heeft veel te danken aan rijkssubsidie: het ISV als aanjager voor investeringen. Maar zij heeft vooral veel baat gehad bij de groei die Nederland sinds de Tweede Wereldoorlog heeft doorgemaakt: van de economie, van de levensstandaard en van de bevolking. Inmiddels is duidelijk dat die groei niet meer vanzelfsprekend is. Per regio en binnen regio’s zijn groei, stabilisatie en krimp in verschillende mate te vinden. En daarmee is ook stad máken niet meer vanzelfsprekend. Het gaat nu over stad zíjn. En het zou wel eens zo kunnen zijn dat degenen die zijn getraind in het maken van de stad tegen de grenzen van hun talenten aanlopen; als stedelijke vernieuwing bijvangst wordt, waar zijn zij dan goed in?

# krimp

Vernieuwen zal anders moeten. Grote programma’s waarin hele wijken integraal aangepakt worden, zullen plaats moeten maken voor een strategie waarin verschillende initiatiefnemers de ruimte krijgen om voorstellen te doen en te realiseren: stedelijke vernieuwing op uitnodiging. Iedere partij met een belang wordt uitgenodigd, uitgedaagd 137


RUIMTEVOLK JAARBOEK 2012

NIEUW EIGENAARSCHAP IN DE RUIMTELIJKE ORDENING

Van stadsvernieuwing tot 足stedelijke vernieuwing. We hebben veel bereikt, uiteraard, er is veel veranderd, maar w 足 e hebben vooral veel gereorganiseerd zelfs, om een voorstel te doen, niet het minst de bewoners en ondernemers die er wonen en werken. Daarvoor zal veel moeten veranderen. Het belangrijkste is, dat er een klimaat zal moeten komen waarin het vanzelfsprekend is dat deze initiatieven opkomen, een klimaat dat uitnodigt.

# klimaat

# initiatieven

We mogen van de overheid verwachten dat zij de middelen die ze nog heeft strategisch inzet. Niet meer een politiek van verdelende rechtvaardigheid voeren, en ook niet meer de gemiddelden als wenkend perspectief benoemen, maar scherp kiezen op wat de meeste waarde oplevert. En vooral mogen we van ze verwachten dat ze een klimaat garandeert waarin een voortdurende uitnodiging tot het nemen van initiatieven gedaan wordt. Aldus de denktank. En dan kan er soms ook een partycrasher zijn, zoals die autosloper, die zichzelf uitnodigt en daarmee veel meer bereikt dan menigeen voor mogelijk hield. Stedelijke vernieuwing is dood, leve de stedelijke vernieuwing!

# strategisch

138


NIEUW RUIMTELIJK DENKEN

Op wijkniveau is een nieuwe ruimtelijke ordening nodig, die dichter ligt bij de (menselijke) natuur.

_RINI BIEMANS

_POSTED ON 28/09/2011

NIEUW RUIMTELIJK DENKEN # goede leefomgeving

# fysiek

RINI BIEMANS Creatief Beheer Een dokter, die kunstenaar wordt en vervolgens stadsontwikkelaar. Dat is in een notendop de carrière van Rini Biemans. In 2002 is hij zijn Creatief Beheer praktijk gestart met een schop en een goed idee. Het bureau voert in vijf Rotter­ damse wijken vergroenings- en leefbaarheidsprojecten uit, waarbij de beheer- en onderhoudspraktijk zo wordt omgevormd dat bewoners via participatie hun eigen wijk kunnen vergroenen en verbeteren. Zijn missie : ‘een stedenbouw, waarbij mensen centraal staan’.

rini@antennerotterdam.nl www. antennerotterdam.nl @rinibiemans

Een goede leefomgeving is opgebouwd uit verschillende ruim­ ten: fysiek, sociaal en mentaal. Deze ruimten zijn in de stad van de vorige eeuw meer en meer gescheiden ontwikkeld en beheerd. Dit heeft geleid tot een verschraling van vooral de directe sociale ruimte van mensen in steden. Een integrale­aan­ pak leidt tot herstel van deze cruciale ruimte voor leefbaarheid van wijken. Om dit te realiseren moet zowel de huidige beheer-­ en onderhoudpraktijk als het sociale werk op een andere manier worden georganiseerd. In de beleving van de mens is de scheiding tussen fysiek (de stenen), sociaal (de interactie tussen mensen) en mentaal (de individuele ont­wikkelingsruimte) niet aanwezig. Bij de mens komen alle ruimten­ samen en vanuit de mens ontstaan nieuwe invullingen voor die ruimte. Een goede leefomgeving in een wijk is noodzakelijk voor alle mensen,­ maar cruciaal voor kinderen, zwakkeren en ouderen; deze zijn in hogere mate afhankelijk van hun directe omgeving voor hun ontwikkeling en gezondheid.

HET GELD IS OP Om een goede leefomgeving te realiseren, is de afgelopen jaren flink geïnvesteerd in wijkontwikkeling. Maar een fysieke herstructurering en sociale hulpverlening zonder een integrale ontwikkeling van de totale leefomgeving van mensen is niet effectief gebleken. Al het geld, de vernieuwing en de speciale aanpakken hebben niet het verwachte effect gehad. En nu is het geld op.

# sociaal # mentaal

Een patstelling? Nee: juist nu het geld op is, ontstaan er kansen. De oplossing ligt in het herstellen van de verbinding van de uit elkaar 139


RUIMTEVOLK JAARBOEK 2012

# zelfhelend vermogen

NIEUW EIGENAARSCHAP IN DE RUIMTELIJKE ORDENING

gegroeide ruimten in onze directe leefomgeving (wijkniveau). Dat is mogelijk door het herinrichten van de beheer- en onderhoudspraktijk en door deze praktijk te koppelen aan de sociale sector. Hierdoor neemt het zelforganiserend en zelfhelend vermogen van mensen toe. Op wijkniveau is een nieuwe ruimtelijke ordening nodig, die feitelijk totaal omgekeerd is van wat we kennen, maar die dichter ligt bij onze menselijke natuur en de natuur in het algemeen. Er is veel geld te verdienen en sociale duurzaamheid te winnen in een praktijk, waarbij de mensen zelf energie steken in de ruimte waarin zij leven, en daarvan energie krijgen. # wijkniveau

# menselijke natuur # sociale duurzaamheid

# dagelijks beheer # waarderecreatie

# kostenbesparing

# decentraal zelforganiserend systeem

SAMENHANG CREËREN Een aanpak waarbij de mentale, fysieke en sociale ruimte integraal worden ontwikkeld, kan alleen decentraal, organisch en op wijkniveau worden opgezet. Het dagelijks beheer en onderhoud is hierbij het eerste aangrijpingspunt. Vanuit deze optiek bestaat de stad in de eerste plaats uit mensen en hun interactie met elkaar en hun omgeving en pas daarna uit stenen, plannen en herinneringen. Beheer en onderhoud zijn dan geen kostenpost meer maar een investeringspunt. De ontwikkeling van de sociale ruimte in samenhang met de fysieke en de mentale ruimte leidt tot waardecreatie én kostenbesparing door de versterkte veerkracht van de gemeenschap. Door de verbinding op lokaal niveau (dicht bij de mens) terug te brengen tussen de fysieke, sociale en mentale ruimte, wordt ruimtelijke ordening een organisch proces. En dat vergt een organische planning en sturing, via een interactief groeimodel dat uitgaat van wederkerigheid en stuurt op samenwerking. Momenteel werkt Creatief Beheer in vijf Rotterdamse wijken aan zo’n ordeningssysteem. Centraal hierin staat de sociale wijkwerf, een fysieke plek (of plekken) als centrum voor de wijkontwikkeling.

WIJK ALS SPEL De essentie is transitie te realiseren van een centraal (efficiënt geacht) gestuurd systeem naar een decentraal zelforganiserend systeem. Om hierin als overheid toch te kunnen sturen, regels te stellen en te handhaven, is een ‘spelsysteem’ ontwikkeld. Daarbij is het centrale doel: door samenwerking en koppeling zo veel mogelijk effect sorteren. Cruciaal hierbij is een financieel beleid dat werkt met een flexibel jaarlijks ontwikkelbudget, waarmee processen binnen de wijk kunnen worden heringericht. Dit budget wordt beheerd door een onafhankelijke middenpartij. Deze stuurt op samenwerking van betrokken partijen, waaronder bewoners, koppelt doelstellingen en maakt daardoor met gelijkblijvend budget veel meer mogelijk. De middenpartij bouwt in drie tot vijf jaar een duurzame praktijk op die met lagere kosten een wijk effectief verbetert. Misschien levert 140


NIEUW RUIMTELIJK DENKEN

_RINI BIEMANS

_POSTED ON 28/09/2012

het op zeker moment zelfs geld op voor de gemeenschap en voor de individuele bewoners die door hun inzet waarde genereren. De wijk wordt, door de betrokken medewerking van de bewoners in samenwerking met de lokale instanties en binnen de kaders van de overheid, een zelforganiserende onderneming.

HOOP EN VERTROUWEN CREËREN Deze nieuwe manier van ontwikkelen zet alles wat eerder is opgebouwd (ingemetseld) op losse schroeven. De ontstane onzekerheden leveren in eerste instantie vaak onrust op. Daarom is het belangrijk vanaf het begin regelmatig concrete successen te boeken. Deze bevor­deren het draagvlak en maken volgende stappen mogelijk. De schijnbaar kleine stapjes in het begin maken de grote stappen op termijn mogelijk. Dit kan alleen als er een voedingsbodem is die geleidelijk ­­in omvang toe­ neemt. De menselijke interactie is gekoppeld aan de ­fysieke (beheer en onderhoud) en de mentale ruimte (onderwijs). Met andere woorden: ieder jaar wordt de buitenruimte mooier en groener, het onderwijs beter en werken de mensen beter samen in en aan een ­prettige wijk.

# voedingsbodem

# menselijke interactie

# sociale innovatie

Iedere wijk is anders en daardoor zijn successen uit het ene project niet zomaar te kopiëren. Overal ontstaan andere oplossingen en samenwerkingsverbanden. Maar in alle wijken waar wij de aanpak in de praktijk brengen, zien wij na aanvankelijke scepsis een toenemend draagvlak, steeds meer participanten en grotere effectiviteit. Mensen worden er blij van en raken geïnspireerd, zowel bewoners als professionals. Het is niet voor niets dat juist nu de tijd rijp is voor een dergelijke integrale aanpak in de directe leefomgeving van mensen. Op alle niveaus wordt gezocht naar nieuwe wegen. Investeren in een groene veilige buitenruimte die samen met bewoners wordt ontwikkeld en beheerd, is de manier om steden leefbaarder en duurzamer te maken voor de huidige en volgende generaties. Sociale innovatie is in feite het enige juiste antwoord op de huidige crisis en is ook juist mogelijk door dezelfde crisis. Leefbare prettige wijken zijn de kurken waarop een stad drijft.

# buitenruimte

141


RUIMTEVOLK JAARBOEK 2012

Niet langer een projectencarrousel, geen pamperende hulp, maar de eigen kracht van bewo­ners in de wijk centraal stellen

NIEUW EIGENAARSCHAP IN DE RUIMTELIJKE ORDENING

WET VAN DE ­INSPIRERENDE ACHTERSTAND # projectencarrousel

# pamperende hulp

Het is nooit eerder gedaan. Maar zelfondernemerschap centraal stellen in een wijk kan leiden tot een metamorfose. Niet langer een projectencarrousel, geen pamperende hulp of de zachte kant van leefbaarheid, maar zelf ondernemen in coöperatieve bedrijfjes, met blijvende contacten en een eigen rendement.

MARTIEN KROMWIJK Ambassadeur sociale ­duurzaamheid Martien Kromwijk is geboren en opgetogen als boerenzoon in het Groene Hart en opgeleid als econoom. Na een start als journalist en enkele posities bij de overheid in de volkshuisvesting is hij bij Woonbron gaan werken, ondermeer als bestuursvoorzitter. Thans is Martien ambassadeur sociale duurzaamheid om eigen kracht van mensen en de kracht van communities centraal te stellen in diverse sectoren zoals onderwijs, verslavingszorg, werkvoorziening, reclassering en jeugdzorg. mkromwijk@planet.nl

# coöperatieve bedrijfjes

# buurtwinkels

Stel je eens voor dat we in een buurt die dat heel erg verdient de ‘wet van de inspirerende achterstand’ zouden toepassen. Doe je ogen dicht en wandel in gedachte eens door de wijk die je daarvoor het meest in aanmerking vindt komen, bijvoorbeeld door Kanaleneiland, door Slotervaart of door het Oude Noorden. Buurten die meestal in het nieuws komen om wat de bewoners daar niet voor elkaar krijgen, hoe bewoners overlast veroorzaken of dat ervaren en zich daar weer tegen afzetten.

WAVE Stel je eens voor dat we daar de wave tot stand kunnen brengen, een flow in dat gebied. Gebruikmakend van de eigen kracht die heel veel bewoners wél hebben en de ondernemingszin die ze vanuit hun culturele achtergrond dichtbij hebben, starten er in dit gebied eigen bewonerscoöperaties (jawel, zoals er vroeger ook coöperatieve banken en voedselproducenten waren). De bewoners produceren zo energie vanaf hun daken in hun eigen energy saving company en zijn goed af. Ze starten in hun tuinen en parken, op hun balkons en daken hun eigen coöperatieve stadslandbouwbedrijf met producten die via hun eigen buurtwinkels verspreid worden. En ze starten een eigen coöperatief uitzendbureau, zodat ze zelf verdienen aan hun arbeid waarmee­

142


WET VAN DE INSPIRERENDE ACHTERSTAND

# ondernemerschap

_MARTIEN KROMWIJK

_POSTED ON 08/03/2012

hun woningen en omgeving worden onderhouden. De gekozen thema’s komen overeen met de inzet op duurzaamheid die Ashok Bhalotra kiest met zijn denktank FEWS for More (food, energy, water and shelters). Dit brengt duurzaamheid heel wat dichterbij. En niet alleen de ecologische duurzaamheid, maar ook sociale duurzaamheid. De eigen kracht van mensen en de communities waarin ze leven weer meer centraal stellen. Het is een grote sprong die gemaakt moet worden. Want voor sommigen in die communities is zelfmanagement al een hele opgave. En juist in die buurten wordt soms gestreefd naar zelforganisatie. De lat wordt met deze droom nóg wat hoger gelegd: bij zelfondernemerschap. Maar het kan, met wat empathische steun bij de start en wat slimme coaching die gearriveerde professionals uit de buurt kunnen geven aan deze frisse coöperatieve ondernemingen.

VOORSPRONG Het brengt de wijk waar dit plaatsvindt ineens heel anders in het nieuws. Niet meer als losers, niet meer als achterstandswijk, maar als een wijk waar ineens door de wet van de inspirerende achterstand een voorsprong is genomen. Wat een trots levert dit op voor de bewoners, naast de materiële voordelen vanuit het eigen ondernemerschap behaald, door de eigen coöperatie. Het leuke is ook een omdraaiing in het denken. De verzorgingsstaat werkt in dit geval niet meer voor deze bewoners, maar deze bewoners staan zélf midden in het arrangement dat door en met hen gemaakt wordt. Dat zal in de komende jaren op veel meer plaatsen uitgevonden moeten worden. Want de oude verzorgingsstaat heeft z’n langste tijd gehad: we hebben niet meer het geld (noodzakelijke bezuinigingen) en niet meer de mensen (krimpende arbeidsmarkt) om voor iedereen die het niet redt een hele verzorger in te zetten. Bovendien haalden we al niet genoeg resultaten (denk aan voortwoekerende problemen rond jeugdzorg, beroepsopleidingen en integratie). Dus de hoogste tijd om het over een andere boeg te gooien. # verzorgingsstaat # doelgroepontkenning

Reactie gepost door

KLAAS MULDER Een bewoner noemde dit denken ooit eens ‘doelgroepontkenning’. Iedereen kletst elkaar maar na dat bewoners zo gepamperd worden terwijl ze zoveel zelf zouden kunnen. De enigen die in Nederland gepamperd worden zijn mensen die veel zelf kunnen doen: automobilisten (nieuw asfalt, geen tol), kunstliefhebbers (subsidie op de opera, musical moet je zelf betalen), bestuurders (secretaresse, chauffeur). Voor mensen met problemen is er geen fulltime verzorging. In het Intensieve traject in de reclassering heb je eens per week een gesprekje van twintig minuten met een gehaaste tekstverlener (want voor hulp moet je daar niet zijn). In probleemwijken wonen mensen met problemen. Die help je niet door ‘de lat nog wat hoger te leggen’. Met hogere latten laten alleen bestuurders zien hoe lang ze zijn (of willen zijn). Waarom plaatsen jullie dit, dit is toch al 30 jaar oud nieuws? Flower power-flauwekul. Met de beste bedoelingen, maar wie help je daar mee?

143


RUIMTEVOLK JAARBOEK 2012

NIEUW EIGENAARSCHAP IN DE RUIMTELIJKE ORDENING

Het wordt tijd dat professionals een professioneel resultaat gaan neerzetten met mensen die dat zelf maar zeer ten dele kunnen. Dat is helaas niet vernieuwend, want dat proberen professionals al. Maar dus moet het beter, niet minder. Dingen doen die helpen, daarover moet het gaan. Loslaten doe je maar in je eigen buurt, daar wonen mensen die daar blij van worden. # informele economie # sociale verzorging

Reactie gepost door

Reactie gepost door

MAAIKE SCHRAVESANDE Leuk artikel. Het lijkt een pleidooi voor meer informele economie in de stad. Stadslandbouw, ritselbureau’s en marktkraamwinkels. Met als uitgangspunt eigen initiatief en (groeps-)zelfredzaamheid in plaats van top-down ruimtelijke ordening en sociale verzorging. Dan vraag ik mij af, hebben we hier in Nederland niet verschrikkelijk veel te veel wetten en regels om bovengeschetst beeld te laten ontstaan? Bestemmingen, bouwhoogtes, gebruiksvergunningen, horecavergunningen, arbowetten, werkgeversverzekeringen en ga zo maar door, belemmeren deze wet van inspirerende achterstand, ben ik bang. Kunnen we daar niet wat aan doen?

BEP ‘Niet langer een projectencarrousel, geen pamperende hulp, maar stel de eigen kracht van bewoners in de wijk centraal’. Een prachtige en veelbelo­ vende kop boven een verrassend artikel van de heer Kromwijk. Maar het artikel heeft veel weg van het bekendste liedje van Nederland: ‘Dromen zijn bedrog’. En waarom zijn de dromen van Kromwijk bedrog? Coöperatieve uitzendbureaus en stadslandbouwbedrijven in achterstandswijken? Georganiseerd door de bewoners zelf? Leuk verzonnen, maar volgens mij niet haalbaar! Waarom niet? Mensen wonen over het algemeen niet voor hun lol in een achterstandswijk. Ze hebben een laag inkomen en zijn nu eenmaal aangewezen op een goedkope sociale huurwoning. Als mensen inventief zijn, een betere baan krijgen en zichzelf weten te organiseren gaan ze verder met hun (woon-) carrière. Dat betekent in veel gevallen verhuizen naar een betere wijk. De braindrain op wijkniveau zeg maar! Weg organiserend vermogen!

# achterstandswijk

Coöperatieve uitzendbureaus en stadslandbouwbedrijven? Bij wie huurt u­liever personeel? Bij Randstad of bij uitzendbureau Bos en Lommer? Ik weet het antwoord al. Stadslandbouwbedrijven? Ik heb gister drie koeien proberen te plaatsen op mijn balkon drie hoog achter, maar het paste gewoonweg niet! Een wavewijk? Dat moet een tsunami aan ideeën opleveren! Maar laten we wel realistisch blijven. # organiserend vermogen Wat is dan, mijns inziens, de oplossing voor de achterstandswijk? • Meer sociale huurwoningen verkopen, zodat de wijk levens­krachtiger wordt. • Stel de eigen kracht van bewoners in de wijk centraal! (Herkent u hem?) Onderzoek wat mensen kunnen en willen en anticipeer daar op. • Begeleid mensen naar een baan. • Zet in op extra goed onderwijs (meer geld naar scholen in achterstandswijken). • Bied mensen veiligheid!

# onderwijs

Reactie gepost door

MARK VERHIJDE Martien Kromwijk’s artikel raakt een gevoelige snaar voor mij. Samen met veel mensen die toch gedreven worden door idealen in de samenleving zie ik zo’n krachtwijk - in de juiste zin van het woord - ooit wel eens ontstaan. Sterker nog, buiten Nederland barst het van dergelijke gezamenlijke ­initiatieven. Maar gaan mensen het gewoon zelf kunnen doen, met ­zelforganisaties of cooperaties? Ik denk van niet, om drie redenen: • Als persoon zelf sociaal de wijk uitstijgen - verhuizen - weegt zwaarder dan als collectief aan de slag met wonen en leven in de wijk.

144


WET VAN DE INSPIRERENDE ACHTERSTAND

_MARTIEN KROMWIJK

_POSTED ON 08/03/2012

• Verbetering op grond van financieel-economische motieven - meer salaris, beter en schoner werk, meer kans op banen, zelfs meer status - weegt zwaarder dan commitment aan een (betaalde) baan in de achterstandswijk. • De macht van professionals (om het even welke organisatie, werker of manager/bestuurder) weegt veel zwaarder dan de macht van individuen of collectieven in de wijk.

# macht van profesionals

Waar de eerste twee redenen vooral iets zeggen over individuele afwegingen om bij te dragen aan eigen investeringen in de buurt of wijk, is de derde reden doorslaggevend. We zitten de mensen gewoon in de weg. Niet voor niets vinden de ‘wave’-achtige activiteiten als stadslandbouw plaats in sloppenwijken. Ook in de leeggelopen buurten van Detroit. Maar niet in de Kolenkitbuurt Amsterdam, voor zover ik weet.

Reactie gepost door

De echte uitdaging zit in het genereren van de kracht die nodig is om buurtbewoners tot (vergaande) actie te bewegen (zelforganisatie). Het is ook niet niks zo je eigen bedrijfje te beginnen. Je hebt hier wel steun en vertrouwen voor nodig. De vraag is waar die kracht vandaan moet komen. Als dit vanuit de communities zelf moet, en kan, dan was het al gebeurd. Wellicht dat de stedelijke overheden voorwaardenscheppend hier in kunnen zijn. In ieder geval door (mogelijke) drempels weg te nemen. Ik zie hier een grote klus voor actief opbouwwerk in (zo mogelijk te starten vanuit het welzijnwerk).

# stadslandbouw

# Transition Towns

RIKKO FRANSEN Martien Kromwijk poneert een zeer uitdagende gedachte. Communities (buurten/wijken) vinden kracht tot zelf-ondernemerschap. Hier zit wel wat gelijkenis met een beweging als Transition Towns alwaar ook de inwoners proactief het initiatief nemen in zowel duurzame energie als duurzame voedselteelt in de eigen directe leefomgeving.

Reactie gepost door

FRED LENTZ Kern van de zaak is dat je de kracht in de buurt een kans geeft en dus niet laat vertrekken. Nu zijn ‘dankzij’ de crisis veel talentvolle ZZP’ers (dus ondernemende mensen) zonder werk. Zij kennen hun buurt. Hoe halen we die uit een (mogelijke) dip?

145


RUIMTEVOLK JAARBOEK 2012

De discussie over de Hedwigepolder is een aanfluiting in het licht van de rijke Nederlandse traditie in het vormgeven van landschappen. Integrale landschapsontwikkeling biedt ongekende mogelijkheden.

NIEUW EIGENAARSCHAP IN DE RUIMTELIJKE ORDENING

LANDSCHAPPEN TE KUST EN TE KEUR # Hedwigepolder

# landbouw

De discussie rond de Hedwigepolder draait om de vraag of ­ die polder natuur of landbouw moet zijn. Dat is een belediging voor ons intellect en de Nederlandse traditie van landschaps­ bouw. De Wageningen Universiteit nodigt staatssecretaris Bleker uit om te komen praten over ‘landschapsmachines’ die natuur, landbouw, erfgoed, zorg, voedselproductie, recreatie en economie combineren. PAUL RONCKEN Wageningen Universiteit/Volle Hoop Reiziger Na zijn opleiding landschaps­ architectuur aan de Wageningen Universiteit (1991-1996) heeft Paul Roncken zich laten beïnvloeden door de relatie tussen vorm en inhoud. Naast ontwerper met ervaring bij meerdere ontwerpbureaus is hij bachelor coördinator en onderzoeker bij de leerstoelgroep landschapsarchitectuur in Wageningen. Onder de naam Volle Hoop Reiziger ontwikkelt hij - met een steeds wisselende groep professionals - praktijk­ gerichte voorbeelden van kunst in de openbare ruimte. info@paulroncken.nl www.wur.nl www.paulroncken.nl

# natuur # nationale vindingrijkheid

Staatssecretaris Bleker krijgt tot eind februari om de Europese Commissie te overtuigen dat het landbouwgebied in de Hedwigepolder geen natuur hoeft te worden. Het is het zoveelste hoofdstuk in de soap over de keuze tussen landbouw en natuur. Vreemd is dat het hierbij helemaal niet gaat om de vraag wat Nederlanders (en Vlamin­gen) nu eigenlijk hebben aan het al dan niet ontpolderen van de landbouwpolders.

ZWART-WIT De kwestie rondom de Hedwigepolder komt voort uit een streng verdrag, waarin economisch gebruik van een waternetwerk moet worden gecompenseerd met eerlijke natuurontwikkeling. Hierachter zit een zwart-witdenken dat ons intellect niet serieus neemt. Er lijken goede argumenten te zijn voor compensatie, maar evengoed zijn er redenen om goede landbouwgrond niet op te geven. De politieke discussie over landbouw of natuur is een aanfluiting in het licht van de indrukwekkende traditie van Nederlanders in het vormgeven van landschappen met alles wat we nodig hebben: ziektepreventie, voedselproductie, biotoopontwikkeling en toegankelijkheid voor de mens. We doen onze nationale vindingrijkheid tekort door het 146


LANDSCHAPPEN TE KUST EN TE KEUR

_PAUL RONCKEN EN MARTIN WOESTENBURG

_POSTED ON 22/02/2012

ontkennen van win-winsituaties waarin we via natuurontwikkeling goede landbouwproducten en gezond makende landschapsbeleving mogelijk maken. # recreatie

MARTIN WOESTENBURG Zelfstandig landschapsjournalist Martin Woestenburg noemt zichzelf landschapsjournalist en schrijver, maar is tegelijkertijd organisator. In die hoedanigheid beweegt hij zich in de wereld van wetenschap en beleid. Alles wat Martin doet gaat over landschap. Of het gaat om het schrijven van artikelen of boeken over actuele kwesties in de architectuur, de ecologie, de landbouw, de cultuurhistorie, de planologie, het waterbeheer, het platteland, de kunst, de fotografie, de wetenschap of de stedenbouw. martin@woestenburg.nl www.woestenburg.nl @martinwoest

# landschapsmachines # landschapsontwikkeling

# nieuwe coöperaties

LANDSCHAPSMACHINES Aan de Wageningen Universiteit zijn studenten al jaren met al hun jeugdig enthousiasme bezig om deze nieuwe landschapsontwikkelin­gen uit te werken. In de levende landschappen van Zeeland kunnen­slimme ecologische inzichten zodanig worden toegepast, dat ze eerlijke visproductie en zoute landbouwgewassen opleveren in een landschap dat robuuster is dan zeebestendige dijken. MSc-studenten Landschapsarchitectuur van Wageningen Universiteit, Sophia Molpheta en Karim van Wonderen, ontwierpen een polder waarin op grote schaal visteelt word gecombineerd met natuur en recreatie, een multifunctioneel landschap. Zulke zogenaamde landschapsmachines, die op dit moment op papier worden ontwikkeld, zijn toe aan grootschalige testen. Precies zoals op dit moment gebeurt met de Zandmotor voor de kust tussen Ter Heijde en Kijkduin. Een ander voorbeeld is de recente discussie in Trouw rond het plan Marker Wadden van Natuurmonumenten, waarvoor de Postcodeloterij miljoenen euro’s overheeft. Ook daar is meer mogelijk dan alleen natuurontwikkeling.

NIET OF-OF MAAR VIA-VIA Er is landschapsontwikkeling mogelijk die menselijke geraffineerdheid benut om via de natuur landbouwproducten te verkrijgen en via de combinatie landschapsbeleving te creëren. Het is als een eenvoudige formule waar niet of-of wordt berekend maar via-via. Er zijn twee alternatieven denkbaar om tegelijkertijd het verdrag niet te schaden en de landschapsontwikkeling optimaal uit te voeren. Studenten van de Wageningen Universiteit hebben hiervoor al studies gedaan. Een eerste optie is het combineren van bestaande of nieuwe landbouw-­ en visserijbedrijven in nieuwe coöperaties. Deze coöperaties kunnen, beter dan afzonderlijke boerenbedrijven, het beheer en onderhoud doen op de schaal van volledige kustlandschappen. Deze nieuwe agrarische bedrijvigheid kan een samenwerking zijn tussen viskwekers die het zoute water benutten voor visteelt met veetelers en schapenhouders die begrazing van dijken en polders combineren met vleesproductie. Zo wordt landbouw natuurbeheer en vice versa.

STEVIGE STRUCTUUR Denken op de schaal van volledige kustlandschappen zorgt ervoor dat je niet verstrikt raakt in een welles-nietesspelletje over één polder. Het 147


RUIMTEVOLK JAARBOEK 2012

NIEUW EIGENAARSCHAP IN DE RUIMTELIJKE ORDENING

Denken op de schaal van volledige kustlandschappen zorgt ervoor dat je niet verstrikt raakt in een wellesnietesspelletje over een polder

# getijdebeweging

# efficiënte kringloop

zorgt dat je het Nederlandse (en Vlaamse) erfgoed behoudt en tegelijkertijd zo’n stevige structuur geeft dat dit de komende vijftig jaar behouden blijft. Landschappelijk erfgoed is per definitie aan grote landschapsstructuren verbonden. Hetzelfde geldt voor een goed en robuust natuurbeheer. Het tweede alternatief is het terugbrengen van de getijdebeweging in de Hedwigepolder. De getijdewerking geeft een dynamiek die zeer constant is, als een machinale beweging die zich voorspelbaar gedraagt. Viskwekerijen kunnen deze getijdebeweging gebruiken. En ook het verwerken van vervuild water is mogelijk door aanwezigheid van zoet, zout en brak water. Kennis van biologie, ecologie en techno­ logie maakt van deze natuurlijke dynamiek een efficiënte kringloop waar voedselproductie of vuilverwerking een logische plaats krijgt.

INTEGRALE LANDSCHAPSONTWIKKELING Ook hier geeft de natuur ons iets dat in een goed landschapsontwerp meerdere gewenste gevolgen heeft. Het geheel oogt als een dynamisch en interessant natuurgebied maar levert met zekerheid een landbouwproductiviteit op die wij als welvarende gemeenschap nodig hebben. Staatssecretaris Henk Bleker moet bij zijn goedgezinde landbouwuniversiteit op bezoek om zich te laten bijpraten over de stand van zaken in integrale landschapsontwikkeling. Dan zijn er geen keuzes nodig waarbij altijd iemand verliest, maar volgen daden die enthou­siast maken. # landschapsontwerp

148


‘We zijn bezig met een constante knokpartij’ Over de permanente zoektocht van een wethouder naar meer zeggenschap voor burgers. Interview met Adri Duivesteijn door Judith Lekkerkerker

149


RUIMTEVOLK JAARBOEK 2012

NIEUW EIGENAARSCHAP IN DE RUIMTELIJKE ORDENING

Adri Duivesteijn is sinds jaar en dag pleitbezorger van meer invloed van burgers op de ­ontwikkeling van de eigen woon- en leefomgeving, sinds 2006 in hoedanigheid als ­wethouder in Almere. Judith Lekkerkerker sprak met hem over zijn drijfveren,­over de permanente zoektocht naar meer zeggen­schap voor burgers in stedelijke ontwikke­ling en wat daaruit te leren valt.

ik toen: ‘Stadsvernieuwing is een proces van samenlevingsopbouw’. Dat was in die tijd heel ongewoon, stadsvernieuwing was een technisch proces waarbij oude woningen moesten worden vervangen door nieuwe waarin dan hogere inkomens een plek kregen. Ik heb zelf nooit geloofd in de gedachte dat het beter gaat met een wijk als je nieuwe mensen in de wijk brengt. Je moet een wijk in de kern gezond krijgen, met de mensen die in de wijk wonen proberen de omstandigheden zo te maken dat de wijk aantrekkelijk is voor mensen van buitenaf.

U maakt zich al lange tijd hard voor meer invloed van burgers in de ontwikkeling van de eigen leefomgeving. Kunt u vertellen wat invloed heeft gehad op de vorming van uw ideeën? Ik ben opgegroeid in de Haagse Schilderswijk, in een tijd waarin democratisering een centrale rol speelde. Ik was lid van de jongerenactiegroep Schilderswijk waarmee we pleitten voor meer zelfbeschikkingsrecht en meer invloed op onze eigen woon- en leefomgeving. Deze democra­ tiseringsbeweging heeft een bepaalde tijd een hoogconjunctuur gehad, waarna veel van mijn generatiegenoten zijn overgegaan op de orde van de dag. Zij accepteerden dat bepaalde idealen niet direct haalbaar leken te zijn, of dat economische processen dominanter schenen. Bijvoorbeeld de economische wetmatigheden die het wonen bepalen. Ik heb me daar nooit mee geïdentificeerd. Ik zie wel dat er economische wetmatigheden zijn. Maar het idee van de samenleving en het idee dat je zelf invloed hebt op je eigen woning en woonomgeving is voor mij altijd een fundamenteel uitgangspunt gebleven. Dat heb ik in de jaren 80, toen ik wethouder in Den Haag was, ingevuld door ‘bouwen voor de buurt’ en betaalbaarheid centraal te stellen en te werken aan wat je community-vorming kan noemen. In de Nota Stadsvernieuwing schreef

De focus op particulier opdrachtgeverschap heeft zijn oorsprong in de eindtentoonstelling ‘De verborgen opgave. Thuis in de stad.’ die ik in 1994 maakte bij mijn vertrek als directeur van het Nederlands Architectuurinstituut (NAi). In die tijd hadden architecten alleen maar aandacht voor glitter en glamour, grote publieke gebouwen en kantoorkolossen, niet voor zoiets gewoons als de woningbouwopgave. Met een tentoonstelling over wonen in zelfbouwwijken over de hele wereld wilden we de aandacht vestigen op deze opgave. Ik heb toen vijf steden bezocht waar architecten en stedenbouwers samen met bewoners de wijken maken. Ik ging me realiseren, toen ik door die wijken liep, dat het niet zozeer architecten en stedenbouwers zijn die zorgen dat er kwaliteit komt, maar dat die wordt gerealiseerd door de energie van de mensen zelf. Iedere woning is anders, de wijken kennen een spectaculaire diversiteit en de architectuur heeft intrinsiek een grote rijkdom. Tot die tijd dacht ik dat het werken aan woonwijken een klus was die je met corporaties moest oppakken. Tijdens mijn reis kwam ik tot het inzicht dat de energie van mensen de motor is. Een mooi voorbeeld daarvan bezocht ik in Santos, een oude organisch gegroeide stadswijk in São Paulo. Natuurlijk waren de omstandigheden minimaal, de wijk was met de handen gemaakt en kwalitatieve voorzieningen ontbraken, maar de wijk had een ongekende kwaliteit en van de bewoners ging een enorme energie uit. Letterlijk en figuurlijk waren ze met elkaar bezig de wereld te veroveren.

150


‘WE ZIJN BEZIG MET EEN CONSTANTE KNOKPARTIJ’

_JUDITH LEKKERKERKER

Na het NAi ging u naar Den Haag als Tweede Kamerlid. In die hoedanigheid begon u zich hard te maken voor particulier opdrachtgeverschap. Hoe ging dat? En wie waren voor u medestanders? Toen ik in 1994 in de Kamer kwam, was de bruteringsoperatie net begonnen.1 En met de komst van de bruteringsoperatie is bewoners­ participa­tie eigenlijk verdwenen. Projecten als ‘centraal­wonen’, wooncomplexen met gedeelde voorzie­ningen, waren in het nieuwe stelsel, met de risico’s die daarmee gepaard gingen, geen vanzelfsprekendheid meer. Corporaties zijn vanaf toen gewone marktpartijen geworden. Er waren dus niet zoveel medestanders voor mijn ideeën. Particulier opdrachtgeverschap was ‘witte schimmel’, er werd badinerend over gedaan. Heel lang is er geen support geweest voor de andere gedachte, gaandeweg groeide dat. Nadat in 1998 een motie van mijn hand was aangenomen, werd in 2000 in de nota ‘Mensen, wensen, wonen’ het streven opgenomen naar een aandeel van eenderde particulier opdrachtgeverschap in nieuwbouw vanaf 2005. Deze politieke support was een eerste doorbraak. Maar mentale support van de professionals, de mensen die institutioneel werkzaam zijn in de wereld van ruimtelijke ordening, was er nog lang niet. Nog steeds is de heersende gedachte dat je stedelijke ontwikkeling niet aan mensen moet overlaten. Bijna elke professional heeft van nature de neiging om invloed uit te oefenen op degene die investeert. Hele generaties zijn opgevoed in orde en netheid en hebben een soort perverse ordenings- en detaileringsdrang. Niemand kan met z’n handen van een plan af­blijven. Of het nou ontwikkelaars zijn, of ambtenaren van de dienst ruimtelijke ordening of iemand van de dienst vergunningen. En het­zelfde geldt voor mij: als ik een plan zie, heb ook ik de neiging om daar invloed op uit te oefenen. Iedereen is opgegroeid met het idee ‘ik moet me er ook mee bemoeien.’ 1 De privatisering van Nederlandse woningcorporaties, die in 1995 werd doorgevoerd.

Ik ging me realiseren dat het niet zozeer architecten­ en stedenbouwers zijn die ­zorgen dat er kwaliteit komt, maar dat die wordt gerealiseerd door de energie van de mensen zelf In deze jaren was Jacqueline Tellinga een hele belangrijke medestander. Zij is vanuit het NAi en met haar publicaties ‘Heilige huisjes; bewoners als opdrachtgevers’ en ‘Burgerlijke Stedenbouw’­een autonome kracht op datzelfde terrein geweest. Carel Weeber is voor mij altijd een inspiratiebron, ook al heeft hij mij verteld dat hij het concept ‘Het Wilde Wonen’ weer heeft ontleend aan ‘De verborgen opgave, Thuis in de stad.’ Voor hem was die tentoonstelling een soort eyeopener: ‘Wat zijn we nu allemaal aan het doen?’ Sinds u wethouder bent in Almere hebt u de zoektocht naar meer invloed van burgers in de ontwikkeling van hun woon- en leefomgeving in praktijk kunnen voortzetten. Hoe ziet u die zoektocht? Wat we aan het doen zijn, is het verschuiven van grenzen waarbij het werk dat vandaag de overheid nog doet langzamerhand wordt overgedragen aan individuele burgers en aan groepen burgers. We maken onze onderlegger zo dat we dat kunnen faciliteren. Bij particulier opdrachtgeverschap hebben we het­systeem zo gemaakt dat de invloed van het ambtelijk apparaat is geminimaliseerd en de flexibiliteit vergroot. Mensen kopen een kavel met een simpel kavelpaspoort en kunnen meteen aan de slag. In het kavelpaspoort is een discretionaire bevoegdheid opgenomen. Het college kan van het paspoort afwijken als naar de aard en bedoeling wordt gewerkt. Hiermee is de ambtenaar ook niet meer gehouden om heel

151


RUIMTEVOLK JAARBOEK 2012

NIEUW EIGENAARSCHAP IN DE RUIMTELIJKE ORDENING

rigide te zeggen ‘maar dit is de regel’. Zo hebben we heel veel processen zo gestroomlijnd dat de klassieke rol van de ambtenaar is teruggebracht naar faciliterend aan het initiatief. Ook hebben­ we afgelopen januari van het Rijk, voor een periode van vijf jaar, vrijstelling gekregen op het toetsen van zelfbouwaanvragen op bouwregels uit het Bouwbesluit die gaan over het gebruik en comfort van de woning. Het is een permanente zoektocht naar de verandering van je attitude als overheid.

zich voor lange tijd aan de stad te verbinden en ook zorg dragen voor het beheer van straten, wijken, de stad. Bij Nobelhorst in Almere Hout en de Kustzone in Almere Poort hebben we verantwoordelijkheden voor een groot gedeel­te overgedragen aan respectievelijk Ymere en­ Amvest. Het zijn twee heel verschillende ontwikkelingen. De Kustzone is voornamelijk een commerciële ontwikkeling, maar wel met een langdurige betrokkenheid van een belegger.­ Nobelhorst is als ‘wijk van initiatieven’ veel meer community-gedreven. In beide gevallen is sprake van een samenwerking waarbij de plannen niet in het stadhuis worden gemaakt, maar voor 100 procent door Amvest en Ymere zelf.

Nog steeds is de heersende gedachte dat je stedelijke ontwikkeling niet aan ­mensen moet overlaten Bij het plan Oosterwold, één van de gebiedsontwikkelingen in het kader van Almere 2.0, ­radicaliseren we dit. We verleggen opnieuw onze grenzen. In Oosterwold zetten we, nog meer dan bij zelfbouw het geval is, in op organische ontwikkeling en nodigen initiatiefnemers uit het gebied zelf in te richten als woon- en­ ­werkomgeving. Wel worden ze ook zelf verantwoordelijk voor de aanleg van waterwegen, straten en dreven, riolering en straatverlichting. Voor dat plan heeft Winy Maas mijn ideeën vertaald naar praktische methoden voor kaveluitgifte. Daar is hij extreem creatief in. In het plan voor de Floriade zien we precies hetzelfde proces. Wij zetten daarbij steeds verder in op het verplaatsen van het initiatief. Binnen een ruimtelijke structuur, een soort kansenkaart, moeten anderen kunnen acteren. De ruimtelijke structuur moet dat kunnen absorberen, accommoderen. Parallel vindt ook een verschuiving van overheid naar institutionele partijen plaats. Belangrijke kanttekening daarbij is dat we expliciet kiezen voor partijen die blijven, die niet vertrekken na oplevering, de zogenaamde ‘hit and run’. Nee, we zoeken naar samenwerking met partijen zoals beleggers en corporaties, die bereid zijn

Deze andere vormen van ruimtelijke ontwikkeling vergen een totale cultuuromslag in denken en doen. In praktijk is dat een permanente knokpartij. Het grootste risico bij dit soort projecten is dat je iemand als projectdirecteur aanstelt die in het oude systeem is opgegroeid en daarvan geen afstand kan nemen. Ziet u dat de zoektocht zoals deze plaatsvindt in Almere vruchten afwerpt buiten Almere en welke invloed denkt u dat de economische crisis daarin heeft? We zijn zeker een inspiratie voor andere gemeentes als het gaat om particulier opdrachtgeverschap. Er komen ontzettend veel mensen kijken naar onze aanpak en het mooie is dat we nu ook in de stad kunnen laten zien wat onze eigen inspiratiebronnen zijn. In het Homeruskwartier, de Noorderplassen, Overgooi, is de diversiteit in woningen en architectuur sensationeel. Ook op een manier die we helemaal niet voorzien hebben. Je voorziet dat mensen een standaardwoning neerzetten of een geromantiseerd idee van architectuur hebben of cataloguswoningen, maar zelfs de cataloguswoningen zijn interessanter dan alle rijtjeswoningen die door projectontwikkelaars of corporaties zijn neergezet. En er zitten huizen tussen die zo spectaculair zijn dat ze zo in het jaarboek voor architectuur kunnen.

152


‘WE ZIJN BEZIG MET EEN CONSTANTE KNOKPARTIJ’

_JUDITH LEKKERKERKER

Deze andere vormen van ruimtelijke ontwikkeling vergen een totale cultuuromslag in denken en doen. In praktijk is dat een permanente knokpartij Tegelijkertijd zie je dat particulier opdrachtgeverschap voor veel gemeentes nog heel ver van ze af staat. Den Haag heeft weliswaar grote stappen gezet, maar dan wel met Jacqueline Tellinga. Zij heeft letterlijk het programma van hier naar daar vertaald. Je ziet dat Amsterdam een aantal eerste stappen zet. Maar een van de belangrijkste redenen van de groeiende aandacht van gemeentes komt voort uit de crisis en het vastlopen van het woningbouwsysteem. De gedachte van organisch groeien wordt vaak als alternatieve weg gezien; gedwongen door de omstandigheden en dus vanuit een negatieve invalshoek. Op zich prima, maar ik zou het prettig vinden als mensen dat ook vanuit een eigen overtuiging zouden doen. Ik snak naar een cultuuromslag waarbij ruimtelijke ordening wordt vormgegeven vanuit de krachten die in de samenleving zelf aanwezig zijn en niet als commercieel gedreven proces dat door institu­ tionele partijen gedomineerd moet worden. Ik ben hoopvol. Als de crisis nog veel langer duurt, is er geen andere weg. De crisis zorgt vanzelf voor schaalverkleining en koppeling van ontwikkeling aan echte opdrachtgevers. Bovendien zijn we zo langzamerhand aangekomen bij een bevolking die in staat is zelfstandig te handelen. Dat is anders dan in de tijd toen ik begon, toen was het hele idee van democratisering en participatie nog geen algemeen gegeven. We leven in een fantastische tijd. Nu eist iedereen met een grote bek zijn recht op.

153


RUIMTEVOLK JAARBOEK 2012

NIEUW EIGENAARSCHAP IN DE RUIMTELIJKE ORDENING

Wennen aan de nieuwe werkelijkheid

Marieke Seip en marco hormann

In 2008 veranderde ons werkveld, hoewel het een paar jaar duurde voordat we dat doorhadden. De crisis sloeg toe. Dachten we in het begin nog: ‘het waait wel weer over’, ­inmiddels weten we dat het een structurele verandering teweeg heeft gebracht in de ruimtelijke ordening. Ongeveer tegelijk met de economische crisis manifesteerde zich krimp. Eerst leefde nog het idee dat krimp een gevolg was van een iets minder florissante situatie. Anno 2012 is op veel plekken echter wel doorgedrongen dat krimp in principe los staat van de economische recessie. Beide hebben geleid tot grote verandering van ons werkveld; structureel én fundamenteel. De structurele wijziging uit zich vooral in de vastgoedmarkt. De woningmarkt zit op slot. De veronderstelling is dat de woningmarkt weer in beweging komt als de economische vooruitzichten enigszins verbeteren en er duidelijkheid is

over de hypotheekrenteaftrek. Maar de nieuwe woningmarkt zal wel sterk gestuurd zijn door de vragers en niet meer door het aanbod. Ook andere onderdelen van de vastgoedmarkt maken een structurele verandering door. De vraag naar kantoren, bedrijfs- en detailhandels­locaties is weggezakt en zal, is toch langzaam maar zeker de veronderstelling, niet meer makkelijk herstellen. Maar liefst 7,6 miljoen vierkante meter kantoorvloer staat leeg. En voor bedrijventerreinen geldt: geen business, geen ruimtevraag. Er wordt verondersteld dat bij het aantrekken van de economie die vraag weer zal toenemen; maar waarschijnlijk niet naar het niveau van voor 2008. De detailhandel was ook zonder economische recessie in lastiger vaarwater terechtgekomen. In krimpgebieden valt de vraag weg. Webshops en de focus op efficiency leiden overal in Neder­ land tot een enorme groei van het thuiswinkelen. Wat betekent dat voor binnensteden en andere winkelgebieden? Niet dat we daar nooit meer naar toe gaan. Het verblijven en verpozen wordt belangrijker. De belevingswaarde van die gebieden wordt bepalend voor het succes. Bepaalde winkelgebieden krijgen het heel zwaar. Daar komt de economische crisis en de voortgaande schaalvergroting in de detailhandel nog eens 154


WENNEN AAN DE NIEUWE WERKELIJKHEID

_MARIEKE SEIP EN MARCO HORMANN

overheen. Conclusie: de vastgoedmarkt, met name de markt voor kantoren en detailhandel, ­ is structureel veranderd.

Als je doet wat je altijd deed, krijg je nu niks. Geen ontwikkeling komt dan tot stand. Wel is er grote kans op onbegrip tussen partijen en op patstellingen. Als gemeenten blijven uitgaan van hun programma’s van eisen en de beoogde stedenbouwkundige kwaliteit, melden corporaties en ontwikkelaars dat dit niet realiseerbaar (lees financierbaar) is. En als het gesprek dan verhardt, wordt er al snel met contractuele afspraken en mogelijke schadeclaims gedreigd. Kostbare uren gaan zitten in het inschatten van juridische risico’s en daarbij behorende politieke afwegingen.

Einde traditioneel verdienmodel Alleen de veranderde vraag leidt niet automatisch tot een paradigmaverschuiving. Maar door de grote verandering in de vraag naar vastgoed verdween het traditionele verdienmodel dat altijd onder gebieds- en projectontwikkeling lag. Dit leidt tot een fundamentele wijziging in ons werkveld. Door het (al dan niet tijdelijk) wegvallen van vraag naar woningen, kantoren, winkels en bedrijfslocaties komen grote gebiedsontwikkelingen moeilijker tot stand. We konden met elkaar (gemeente, corporaties, ontwikkelaars en bedrijven) mooie dingen doen, omdat de zaken die geld kosten (goede openbare ruimte, betaalbare woningen, onrendabele investeringen) gefinancierd werden met de plus, die uit de grond en/of het vastgoed kwam. Dat ‘samen leuke dingen doen’ betekende in veel gevallen dat de overheid veel eisen stelde en dat de noodzaak tot innovatieve oplossingen niet dringend was. De vraag was zo groot dat vrijwel elk product verkoopbaar was. Die (financiële) plus is nu of veel minder groot of niet eens aanwezig. Hoe financier je dan de totale beoogde kwaliteit en bouw je de gebouwen waar Nederland ook op lange termijn bij gebaat is? Het antwoord daarop is volop in ontwikkeling. Iedereen is zich ervan bewust dat die antwoorden er moeten komen. Maar nog niet iedereen beseft hoeveel dat vraagt van álle betrokken partijen. Het vraagt een totaal andere manier van denken, werken en commu­ niceren. De stelling ‘Als je doet wat je altijd deed, krijg je wat je altijd kreeg’, gaat niet meer op.

De stelling ‘Als je doet wat je altijd deed, krijg je wat je altijd kreeg’, gaat niet meer op. Als je doet wat je altijd deed, krijg je nu niks

Koers bepalen De ruimtelijke ordening in Nederland zal zich steeds sterker gaan richten op herontwikkeling in plaats van ontwikkeling. Revitaliseren, herbestemmen en veranderend ruimtegebruik wordt leidend. In krimpgebieden is het wegnemen van bestaand vastgoed zelfs aan de orde; de omgekeerde werkelijkheid van groei waarop we altijd gericht waren. Een werkelijkheid waaraan we moeten wennen. Want groei verkoopt lekker, zowel voor ontwikkelaars als voor bestuurders. En groei is relatief makkelijk te managen in een project. Je gaat van A via B naar Z en zie daar: resultaat bereikt. Nu moeten we van A naar...?­ Per vraagstuk moet de koers weer worden bepaald. En dat vraagt om een andere mindset. We moeten met elkaar deels het wiel opnieuw uitvinden. Dat betekent loslaten van gebruikelijke werkmethodes. En dat in een tijd waarin de ambtenaren worden gestuurd op het uitsluiten van risico’s, geen bestuurder meer aan kan komen met nog meer risico’s en onduidelijkheid en de ontwikkelaars alleen met de bouw starten als het project aan de voorkant is dicht gerekend. Deze enorme uitdaging vraagt meer dan ooit om begrip voor elkaars positie. En om van daaruit heel open en transparant te zoeken naar mogelijkheden, het ontwikkelen van nieuwe vormen. Het nieuwe eigenaarschap van de ruimtelijke ordening betekent dat we allemaal eigenaar zijn geworden. Maar hoe krijg je dan koers in een project en hoe organiseer je besluitvorming? Het leiden van een project is een andere tak

155


RUIMTEVOLK JAARBOEK 2012

NIEUW EIGENAARSCHAP IN DE RUIMTELIJKE ORDENING

van sport geworden. Het vraagt om anders denken. Meer out of the box en meer gericht op resultaat dan op instrument. Om anders werken. Meer proces- dan projectaanpak en (nog) meer partijen: samen uitdenken en samen ontwikkelen. En anders communiceren: het proces samen doorlopen met allerlei partijen, van gemeenteraadslid, corporatiedirecteur en ontwikkelaar tot bewoner, gebruiker, vrager.

Het besef van urgentie en de noodzaak tot ander gedrag begint langzaam door te dringen. Pas daarna kan de broodnodige cultuuromslag werkelijkheid worden. Maar hoe lastig dit ook is; haast is geboden!

Een trekker is meer dan voorheen van belang voor het succes van ruimtelijke ontwikkelingen. Alle opties moeten worden verkend en op hun merites beoordeeld. Dat vergt veel inbreng van vakspecialisten, wat samen weer tot werkbare formules moet leiden. Sturing op inhoud dus. Openheid, creativiteit, strategisch inzicht, verschillende beïnvloedings- en communicatiestijlen, lef en betrokkenheid zijn dan belangrijke competenties.

Het leiden van een project is een andere tak van sport geworden. Het vraagt anders denken, anders werken, anders communiceren Maar naast goede aansturing moeten we ons met zijn allen ervan bewust zijn dat de context anders is. Oplossingen worden gevonden als alle betrokken partijen samen de zoektocht naar nieuwe mogelijkheden doorlopen. Kwaliteit van de betrokkenen is dan cruciaal. Deze vertegen­ woordigers zijn enorm gebaat bij een eigen opdrachtgever die de nieuwe werkelijkheid erkent en vanuit dat inzicht haar eigen handelen verandert. Belangrijk is ook de vraag welke partij zich geroepen voelt om als regisseur op te treden. Iedereen trekt zich terug op de kerntaak. Het wiel opnieuw uitvinden beschouwt geen van de partijen als een kerntaak. Daarmee ontstaat het risico dat iedereen op elkaar wacht en het van de ander verwacht.

Marieke Seip Weusthuis & Partners

Marco Hormann Weusthuis & Partners

Marieke Seip is planoloog en doet project- en programma­ management in het landelijk en stedelijk gebied, steeds vaker in de stedelijke vernieuwing en samenwerking tussen gemeente en corporaties. Tussen al deze inhoud heeft Marieke zich in de loop der jaren steeds meer onderlegd in ‘de mens’ achter de projectleider en dus persoonlijk leiderschap. Van daaruit coacht en begeleidt ze nu ook projectleiders.

Marco Hormann is directeur en senior procesmanager bij Weust­ huis & Partners. Hij heeft veel ­ervaring met de ­projectleiding van­ grootschalige, binnenstede­ lijke herontwikkelingsprojecten en vastgoed­ontwikkeling. Marco doet dit voor de overheid met oog voor de belangen van private partijen en de mensen in de projecten.

m.seip@weusthuis.nl www.weusthuis.nl

156

m.hormann@weusthuis.nl www.weusthuis.nl


NIEUWE ECONOMISCHE DRAGERS VOOR DE NATIONALE LANDSCHAPPEN

Nu het geld en de planologische bescherming van het Rijk wegvallen, wordt naarstig ge­ zocht naar nieuwe financieringsbron­ nen. Dit heeft al interessante resul­ taten opgeleverd.

# Nationale Landschappen # gebiedsfondsen

PIETER VEEN Vista landschapsarchitectuur en stedenbouw Als landschapsarchitect bij Vista houdt Pieter Veen zich bezig met regionale visies en integrale inrichtingsplannen, maar ook met het ontwerp van een stal of een informatiebord. Pieter vindt het interessant om vorm te geven aan maatschappelijke veranderingen, die voortdurend nieuwe eisen stellen aan de inrichting en het beheer van het landschap. pveen@vista.nl www.vista.nl

_PIETER VEEN

_POSTED ON 09/05/2012

NIEUWE ECONOMISCHE DRAGERS VOOR DE NATIONALE LANDSCHAPPEN

# decentralisatie

Met de decentralisatie van het natuur- en landschapsbeleid heeft de Tweede Kamer de verantwoordelijkheid voor de Natio­ nale Landschappen geheel bij de provincies neergelegd. Maar het bijbehorende budget wordt niet overgedragen. Dat wordt volledig geschrapt. Het Rijk wil graag dat burgers en onder­ nemers meer worden betrokken bij het beheer van ‘hun’ landschap. Maar hoe organiseer je dat? En kunnen zo de unieke kwaliteiten van de Nationale Landschappen werkelijk worden veiliggesteld? Automobilisten kennen ongetwijfeld de bruine ANWB-borden langs de snelweg. De Nationale Landschappen zijn toeristische topattracties en iconen van Nederland. Denk aan het Groene Hart, het Rivierengebied, de Veluwe, de Achterhoek, het Limburgse Heuvelland en de Friese Wouden. Sinds het Rijk de Nationale Landschappen in de Nota Ruimte aanwees, is er veel gebeurd om deze gebieden te promoten en de ‘kernkwaliteiten’ te versterken. De provincies hebben de Nationale Landschappen opgenomen in hun omgevingsplannen en uitvoeringsprogramma’s. Historische landschapselementen zijn hersteld, wandelen fietspaden aangelegd en bezoekerscentra en informatiepunten ingericht. Er zijn nieuwe samenwerkingsverbanden ontstaan van partijen die het landschap een warm hart toedragen.

# streekrekeningen

# landschapsveilingen

FINANCIERINGSBRONNEN Nu het geld en de planologische bescherming van het Rijk wegvallen,­­ beraden de provincies zich op de toekomst van de Nationale Land­ schap­pen. Er wordt naarstig gezocht naar nieuwe financieringsbronnen en uitvoeringsinstrumenten, zoals gebiedsfondsen, streekrekeningen, landschapsveilingen en uitzichtgaranties. Dit heeft al interessante

# uitzichtgaranties

157


RUIMTEVOLK JAARBOEK 2012

# nieuwe economische dragers

NIEUW EIGENAARSCHAP IN DE RUIMTELIJKE ORDENING

resultaten opgeleverd. Op de streekrekening van het Nationaal Landschap Groene Woud staat ruim 40 miljoen euro. Van de renteopbrengst komt jaarlijks bijna 300.000 euro beschikbaar voor groene projecten. Het landschapsfonds Via Natura van de gemeenten­Groesbeek, Millingen aan de Rijn en Ubbergen in Nationaal Landschap Gelderse Poort financiert groenblauwe (of ecosysteem-)diensten door particulieren, middels langjarige contracten. Rijk, provincie Gelderland, gemeenten en waterschap hebben bij de start elk ongeveer 1 miljoen euro ingelegd. De private inbreng bestaat uit 1,6 miljoen euro van de Postcodeloterij, donaties en opbrengsten van landschapsveilingen en de streekrekening.

NIEUWE ECONOMISCHE DRAGERS Het is nog wel de vraag of dergelijke fondsen een duurzame oplossing bieden. Het gaat vooralsnog om bescheiden bedragen en de inkomsten blijven voor een deel afhankelijk van subsidies of liefdadigheid. Minstens zo interessant is daarom de zoektocht naar nieuwe economische dragers voor het landschap. Op zich is er weinig discussie over de economische waarde van een mooi landschap. Er zijn inmiddels voldoende onderzoeken die aantonen dat de Nationale Landschappen een forse omzet genereren in de vrijetijdssector en een positief effect hebben op het internationale vestigingsklimaat. Het gaat meer om de vraag: hoe stimuleer je private investeringen in de kwaliteit van het landschap? Uit de evaluatie van het Nationale Landschappenbeleid die het Rijk in 2010 liet uitvoeren, bleek dat de marktpartijen het op dit punt nog laten afweten. Niet zo vreemd als je bedenkt dat door de strenge regelgeving en alle bureaucratie, particuliere initiatieven in het landschap eerder ontmoedigd, dan gestimuleerd worden. # maatschappelijk verantwoord ondernemen

DUURZAME INITIATIEVEN Wat dat betreft biedt het wegvallen van de planologische restricties van het Rijk (‘geen grootschalige ontwikkelingen’ en ‘alleen bouwen voor de eigen bevolkingsgroei’) nieuwe kansen. Veel bedrijven hebben duurzaamheid en maatschappelijk verantwoord ondernemen tegenwoordig hoog in het vaandel staan. Bierbrouwerij Heineken onderzoekt bijvoorbeeld de haalbaarheid van een klimaatneutrale brouwerij in Zoeterwoude, gelegen in Nationaal Landschap Groene Hart. Door lokaal geproduceerd biogas te gebruiken in het eigen productieproces kan Heineken een actieve bijdrage leveren aan de toekomst van de melkveehouderij en daarmee aan de instandhouding van het landschap. Juist dit soort koppelingen tussen economisch nut en beheer van het landschap bieden nieuwe investeringsperspectieven. En houden het landschap levend. Als daarvoor biovergistingsinstallaties nodig zijn, moeten deze uiteraard zorgvuldig worden ingepast, maar niet bij voorbaat afgewezen omdat ze de openheid zouden verstoren.

158


NIEUWE ECONOMISCHE DRAGERS VOOR DE NATIONALE LANDSCHAPPEN

# parkmanagement

# slow regions

_PIETER VEEN

_POSTED ON 09/05/2012

AMBASSADEURS VAN HET LANDSCHAP Het IVN organiseert cursussen om recreatie-ondernemers in Natio­ nale Landschappen op te leiden tot ‘ambassadeurs van het landschap’. Idee is dat goed gastheerschap helpt om toeristisch bezoek te stimuleren. De cursussen ondersteunen ondernemers om meer samen te werken en gezamenlijke arrangementen aan te bieden. Een volgende stap kan zijn dat ondernemers zelf het beheer van het landschap op zich gaan nemen. Bijvoorbeeld via een systeem van ‘parkmanagement’, zoals dat op bedrijventerreinen wordt toegepast. In de landbouwsector is dit al gangbare praktijk. Vele Nationale Landschappen hebben agrarische natuurverenigingen van samenwerkende boeren. Deze zouden wel eens een belangrijke rol kunnen gaan spelen bij de herverdeling van de Europese landbouwsubsidies.

SLOW REGIONS Ook burgers verenigen zich en nemen verantwoordelijkheid voor het beheer van het landschap. In diverse steden zijn bijvoorbeeld voedselcoöperaties opgericht. Deze kopen gezamenlijk landbouwproducten in van biologisch werkende agrariërs uit de omgeving. Zo kan de omschakeling naar een meer streekeigen en duurzame landbouw worden gestimuleerd en wordt de band tussen de stedeling en het omliggende platteland versterkt. Voor de Nationale Landschappen is dit een aantrekkelijk perspectief: vanwege het bijzondere cultuurlandschap is schaalvergroting of intensivering van de landbouw vaak niet goed mogelijk. Diverse Nationale Landschappen zoals de IJsseldelta en het Limburgse Heuvelland zijn al bezig een eigen lijn van streekproducten te ontwikkelen en zich te profileren als de slow regions van Nederland. (Hoeksche Chips zie www.ambachtelijkechips.nl, streekbier IJsseldelta zie www.ijsseldeltabier.nl) # streekproducten

ROL OVERHEID Vooralsnog zijn de genoemde ontwikkelingen te lokaal en te kleinschalig om een volwaardig alternatief te zijn voor het wegvallen van publieke financiering en regelgeving. Als het gaat om de algemene belangen van biodiversiteit, cultureel erfgoed en landschappelijke diversiteit blijft er een rol weggelegd voor de overheid, al was het maar om te voldoen aan onze internationale verplichtingen. Ondertussen gaan de Nationale Landschappen gewoon op eigen kracht verder met het zoeken naar nieuwe financieringsbronnen en investeringsperspectieven.

159


RUIMTEVOLK JAARBOEK 2012

In de herijking van de EHS dreigen ‘ruilgronden’ kind van de rekening te worden. Er liggen echter kansen voor nieuwe, maatschap­ pelijke en flexibele ontwikkelingen.

NIEUW EIGENAARSCHAP IN DE RUIMTELIJKE ORDENING

AFREKENEN MET LANDSCHAPPELIJKE KWALITEIT

# Ecologische Hoofdstructuur

# impact

Het is crisis en in alle hoeken en gaten van ons land wordt gezocht naar geld. Ook de maatschappelijke taak van de overheid om natuur te onderhouden staat steeds meer onder druk. De Ecologische Hoofdstructuur gaat op de schop en wordt herijkt. Dit heeft een grote impact op de natuurontwikkeling in Nederland en daar wordt momenteel dan ook veel onderzoek naar gedaan. De problematiek van de ruilgronden lijkt echter onderbelicht te blijven. MARIE BAARTMANS Happyland Collective Marie Baartmans is initiator van Happyland Collective, waar jonge ontwerpers een open podium creëren en waar vragen over ruimtelijke planning onafhankelijk gesteld kunnen worden. Happyland Collective gaat uit van een do-it-yourself mentaliteit.

De Ecologische Hoofdstructuur (EHS) was de afgelopen twintig jaar de ruggengraat van het Nederlandse natuurbeleid. Om het geheel van natuurkerngebieden en verbindingszones van de EHS tot stand te brengen, werden gronden binnen en buiten de begrenzing van de EHS aangekocht. De aangekochte gronden binnen de EHS werden omgevormd tot natuur en de gronden buiten de EHS dienden als ruilgronden om met grondbezitters binnen de EHS op langere termijn van grond te kunnen ruilen.

www.happylandcollective.com info@happylandcollective.com

# natuurontwikkeling # ruilgronden

RUILGRONDEN VERLIEZEN BETEKENIS Sinds 2010 is de visie van de overheid op natuur in Nederland drastisch aan het veranderen. De overheid wil meer verantwoordelijkheid voor de realisatie van de EHS bij de provincies leggen en bezuinigt tegelijkertijd op het budget voor natuurontwikkeling. De invloed van de herijking op de ruilgronden – ook wel ‘BBL Bezit Buiten Begrenzing EHS’ genoemd – is dat zij niet meer voor ruil zullen worden ingezet maar op de vrije markt moeten worden verkocht om de afronding van de herijkte EHS te kunnen financieren.

160


AFREKENEN MET LANDSCHAPPELIJKE KWALITEIT

_MARIE BAARTMANS EN MARIJN STRUIK

_POSTED ON 09/04/2012

De ruilgronden verliezen dus hun oorspronkelijke ruilfunctie en worden enkel nog als kapitaal ingezet. Ze zijn nu slechts een restproduct dat inkomsten op moet gaan brengen voor een snelle afronding van het project.

MARIJN STRUIK Happyland Collective Marijn Struik is initiator van Happyland Collective, waar jonge ontwerpers een open podium creëren en waar vragen over ruimtelijke planning onafhankelijk gesteld kunnen worden. Happyland Collective gaat uit van een do-it-yourself mentaliteit. Daarvoor was Marijn onder andere werkzaam bij Delva Landscape architects, Juurlink [+] Geluk en ZUS. Happylandcollective@gmail.com www.happylandcollective.com @marijn_struik

# marktconforme waarde

# vrije markt

# bureaucratisch verkoopproces

VERKOOP Het Rijk wil de ruilgronden vóór 2018 verkocht hebben, een klus waar de Dienst Landelijk Gebied verantwoordelijk voor is. De totale oppervlakte van door de overheid aangekochte ruilgronden bedraagt 22.367 hectare (Dienst Landelijk Gebied, 2011). Dat is gelijk aan een vijfhonderd meter brede strook grond van Utrecht tot Parijs of ruim 44.000 voetbalvelden. De ruilgronden liggen als een planmatige witte schimmel over heel Nederland verspreid en hebben de afgelopen jaren, in afwachting van een ruil, een tijdelijke functie gekregen via pachtcontracten of gebruiksovereenkomsten met agrariërs of natuurbeheerorganisaties. Hiermee werd het beheer van de gronden gewaarborgd en bleven de beheerkosten beperkt. De komende zes jaar moeten deze ruilgronden ongeveer 230 miljoen euro op gaan brengen. Om dit te halen moeten de gronden een marktconforme waarde opbrengen. Dat lijkt in tegenspraak met een aantal maatschappelijke doelen die men ook zegt na te streven.

GEEN EERSTE KEUS Volgens het Ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Inno­ vatiemoeten ‘partijen uit de streek’ de kans krijgen de ruilgronden te kopen. In de hoop dat deze partijen bereid zijn maatschappelijke doelen te realiseren en het landschappelijke karakter en de ruimtelijke kwaliteit te waarborgen. Het standpunt van wenselijke verkoop aan partijen uit de streek wordt echter tegengesproken door de verkoper. Dienst Landelijk Gebied zal de ruilgronden in de verkoopprocedure in principe niet als eerste keuze aan de huidige gebruikers aanbieden. De overheidsinstantie DLG zegt zelfs verplicht te zijn om de gronden op de vrije markt te verkopen. Hiermee komt de eerste problematiek ten aanzien van de ruilgronden in beeld. Zouden de huidige gebruikers en partijen uit de omgeving niet de eerste keus moeten krijgen om de gronden aan te kopen? Hierdoor zouden de meeste gronden hun huidige karakter kunnen behouden. Ook zou door deze eerste extra stap DLG een groot deel van de gronden al op relatief laagdrempelige wijze verkocht kunnen worden. De principiële verkoop van de gronden in de vrije markt is een duur en ingewikkeld bureaucratisch verkoopproces. Na die eerste keus kunnen de overgebleven gronden altijd nog op de vrije markt verkocht. De markt zal ook niet gedurende de komende zes jaar verzadigd raken. 161


RUIMTEVOLK JAARBOEK 2012

NIEUW EIGENAARSCHAP IN DE RUIMTELIJKE ORDENING

Niemand streeft naar vervlakking en versnippering van ons landschap, maar voor ruilgronden dreigt dit ­ te gebeuren

# ruimtelijke kwaliteit

RUIMTELIJKE KWALITEIT De woorden ‘ruimtelijke kwaliteit’ nemen tegenwoordig een prominente plek in bij het schrijven en maken van beleid. Op verschillende bestuursniveaus maakt men zich zorgen over de versnippering van het landschap en het verlies van ruimtelijke kwaliteit in onze leefomgeving. Het gedrag ten opzichte van deze fenomenen is echter eigenaardig. Niemand streeft naar vervlakking en versnippering van ons landschap, maar toch gebeurt het. Voor de ruilgronden dreigt dit ook. De ruilgronden zijn momenteel in bezit van Dienst Landelijk Gebied. Met de financiële taakstelling in het achterhoofd zullen zij de gronden aan de hoogste bieder verkopen, zonder naar locatie, karakteristieken en het huidige gebruik of de belangen en aspiraties van de koper te kijken. Na verkoop ligt regie op de ontwikkeling van de gronden bij de gemeenten. Zij kunnen in principe met bestemmingswijzigingen instemmen. Dit kan natuurlijk voor elke andere hectare in Nederland maar het gaat hier echter wel om 22.367 hectare met specifieke kwaliteit, die geclusterd op de markt gebracht wordt.

# vervlakking

# versnippering

REGIE De rijksoverheid gaat ervan uit dat gemeenten en provincies het landschappelijke karakter van de verkochte ruilgronden willen behouden. Maar ook het Rijk spreekt zichzelf tegen en stelt dat ‘een gewijzigde bestemming kan worden gerealiseerd en dat de grond dan naar verwachting in waarde zou kunnen stijgen. Daarom zal aan de verkopen een meerwaardeclausule worden verbonden’. Het gebrek aan regie op het waarborgen van landschappelijke en ruimtelijke kwaliteit en de latente prikkel tot bestemmingswijziging 162


AFREKENEN MET LANDSCHAPPELIJKE KWALITEIT

# landschappelijke kwaliteit

# onderzoek

# gemeenschappelijke gronden

_MARIE BAARTMANS EN MARIJN STRUIK

_POSTED ON 09/04/2012

(dat levert alle partijen immers meer op) bij het verkoopproces is een tweede probleem rond de ruilgronden. Dit kan wederom bijdragen­ aan het verlies van het karakter van de ruilgronden, en aan een versnippering van het landschap. In de verschuiving van verantwoordelijkheid van DLG naar gemeenten zou een vorm van regie moeten worden ingezet om de landschappelijke kwaliteit te waarborgen.

MAATSCHAPPELIJK BELANG In de huidige discussie over de herijking van het natuurbeleid is deze problematiek van de ruilgronden tot nu toe onderbelicht gebleven, terwijl deze problemen kunnen leiden tot minder landschappelijke­ kwaliteit. Happyland Collective wil dit met onderzoek de ruil­gronden inzichtelijk maken voor een breder publiek en aandacht creëren voor de actuele ontwikkelingen. Hierbij heeft Happyland Collectieve ook het idee dat de ruilgronden een hoger doel zouden kunnen dienen. Het economische tij heeft het landschap altijd al vorm gegeven. In de huidige crisis is besloten de ruilgronden te verkopen en deze kunnen hierbij eventueel van bestemming veranderen. Dit gegeven is niet negatief. Het biedt kansen voor nieuwe en flexibele ontwikkelingen. Kunnen deze gronden niet weer een maatschappelijk belang dienen? Ze zijn per slot van rekening met gemeenschapsgelden verworven. De huidige economische situatie en decentralisatie brengen de essentie van ‘gemeenschappelijke gronden’ weer terug. Vooral op de grens van het tussenland, op de overgang van stad naar landschap, liggen kansen voor een dergelijke benadering. Dit zijn vragen waar Happyland Collective in verder onderzoek en aan de hand van kennisbijeenkomsten een antwoord op wil gegeven. Happyland Collective nodigt lezers van RUIMTEVOLK uit om hieraan een bijdrage te leveren!

BRONNEN • NRC Handelsblad, 2011. Bleker en provincies na jaar akkoord over bezuinigingen natuurbeleid. 21-09-2011 • Dienst Landelijk Gebied, 2011. Nulmeting op Kaart 2011 • Bleker H., 2011. Grondnota 01-06-2011

163


RUIMTEVOLK JAARBOEK 2012

In Smart Cities draait alles om masterplanning, top-down ontwik­ keling, toezicht en controle. Toch bieden ze mogelijk oplossingen voor grootstedelijke problemen.

NIEUW EIGENAARSCHAP IN DE RUIMTELIJKE ORDENING

SMART CITIES

# Futuristische oorden # China # Zuid-Korea # state of the art technologie

# duurzaamheid

# elektronische diensten

ROY VAN DALM Hogeschool van Arnhem en Nijmegen (HAN) Roy van Dalm doceert stedelijke en regionale ontwikkeling, innovatie en citybranding aan de Faculteit Economie en Management en aan de Masteropleiding Management en Innovatie van de Hogeschool van Arnhem en Nijmegen. Bij de HAN adviseert hij gemeenten, woningcorporaties en cultuurinstellingen over beleid. Roy is al ruim 2­ 5 jaar werkzaam als journalist en is mede-initiator van de serie Slimme Steden: 80 profielen van creatieve Europese steden. In de­periode 2004-2007 was hij verbonden aan Richard Florida’s Creativity Group. roy.van.dalm@inter.nl.net www.royvandalm.com www.han.nl @royvandalm

# vervoer

Op veel plekken in de wereld wordt driftig gebouwd aan ­zoge­naamde Smart Cities. Futuristische oorden als Songdo in Zuid-Korea of Wuxi in China zijn steden met state of the art technologie die duurzaamheid koppelen aan elektronische diensten op het gebied van vervoer, onderwijs of gezond­heids­ zorg. Dat klinkt fantastisch. Immers, met het merendeel van de wereldbevolking als stedeling en meer groei in het voor­­uit­ zicht, kun je niet zonder slimme oplossingen. Maar schaduw­ zijden heeft de Smart City ook. Los van de astronomische investeringen die ermee gemoeid zijn, vragen criticasters zich af hoe het zit met de werkelijke vrijheid van de inwoners. In december van het vorig jaar publiceerde het Amerikaanse magazine­ Fast Company een Top 10 van de smartest cities ter wereld. De lijst­ indrukwekkend noemen is een understatement. Op één staat ’s werelds duurste, privaat ontwikkelde stad – Songdo in Zuid-Korea. Kosten voor ontwikkeling: al 35 miljard dollar. De belangrijkste marktpartij is Cisco dat Songdo, gelegen nabij de Zuid-Koreaanse stad Incheon, wil uitbouwen tot haar vlaggenschip op het gebied van connectedness. Zo zullen alleen al duizenden huishoudens uitgerust worden met slimme tweeweg schermen. Het hoofd van Cisco’s Smart Cities Initiative schijnt ooit gezegd te hebben dat zijn ideaalbeeld is om ‘een IP camera te hebben boven elke gebouweningang in Dubai’. Slim betekent in dit geval dus toezicht op straatniveau. Voor dit soort initiatieven hoef je nog niet eens in de Arabische Emiraten (Masdar op 5), China (Wuxi of ‘klein Shanghai’op 6), India (Lavasa op 2) of Rusland (Technopolis Skolkovo op 4) te zijn. In Portugal, in de buurt van Porto is PlanIT Valley (nr. 3 met stip) gepland,

# onderwijs # gezondheidszorg

164


SMART CITIES

_ROY VAN DALM

_POSTED ON 13/11/2011

een stad voor 150.000 inwoners en de eerste stad die ontworpen is als software. PlanIT krijgt, alsof het een nieuw computersysteem betreft, zijn eigen urban operating system.

# top-down # toezicht

# spontane orde

BIG BROTHER VERSUS JANE JACOBS De opgevoerde Smart Cities zijn totaal nieuwe steden die gemaakt worden voor mensen en niet door mensen. En daar zit de kritiek. We zien hier de maakbare wereld door de ogen van instituties en staten, van steenrijke elites en invloedrijke multinationals als Cisco, Intel, IBM en Siemens. In de Smart City draait alles om masterplanning, top-down ontwikkeling, toezicht en controle. Is dit een visie op de stad vanuit het perspectief van extreme risico beheersing? Komen we hier in het domein van Orwell’s 1984, Huxley’s Brave New World of films als Minority Report? Dit is toch wat anders dan de manier waarop Jane Jacobs de slimheid van de stad zag, namelijk als de interactie van duizend kleine dingen op straatniveau. Als de ‘spontane orde van onderop’ in plaats van de opgelegde orde van bovenaf. Aan de andere kant claimen deze Smart Cities oplossingen voor nijpende en onbeheersbaar ogende grootstedelijke problemen als goed en schoon openbaar vervoer en verkeerscongesties, milieuvervuiling en energieverbruik. En ze creëren de nodige werkgelegenheid. Allemaal steekhoudende argumenten waar leiders en staatshoofden gevoelig voor zijn. Zo is Technopolis Skolkovo het persoonlijke speeltje van de Russische president Medvedev en is Nano City (nr. 10) in India de persoonlijke droom van de oprichter van Hotmail, Sabeer Bhatia.

SPACE VERSUS PLACE Je mag je ook afvragen wie er in de Smart City gaan wonen. Wat PlanIT Valley betreft is dat duidelijk – dat zijn de werknemers van de partnerbedrijven in het megaproject. Wonen straks de hoogopgeleiden in hun eigen veilige, slimme stad en de rest daarbuiten? Het thema Smart Cities lokte verwoede discussies uit op het Picnic 2011 festival in Amsterdam. Daar wierpen met name Adam Greenfield (van ontwerpbureau Urbanscale) en Ajit Jaokar (uitgeverij Futuretext) zich op als kritische tegengasgevers. Greenfield betoogde dat het merendeel van de mensheid eenvoudigweg niet woont of gaat wonen in Smart Cities. ‘De Smart City heeft geen karakter, geen rommelige geschiedenis. Wij mensen houden van de rommeligheid van steden. Dat zijn places waar we een emotionele binding mee hebben. Smart Cities zijn geen places, maar spaces. Ik vraag me af of de initiatiefnemers wel houden van hun stad.’ Jaokar stelde zich de vraag of onze gewone steden dan dom zijn als je Smart Cities zo nodig slim wilt noemen. Bovendien heeft hij grote moeite

165


RUIMTEVOLK JAARBOEK 2012

NIEUW EIGENAARSCHAP IN DE RUIMTELIJKE ORDENING

Smart Cities claimen oplos­singen voor nijpende en onbeheersbaar ogende grootstedelijke problemen als goed en schoon openbaar vervoer en verkeerscongesties met deze corporate steden. ‘Steden zijn complexe ecosystemen en complexe ecosystemen kunnen geen business model hebben. Het gaat erom dat je de mensen in de stad in staat stelt om slimmer met de stad om te gaan.’ # complexe ecosystemen

De Smart City gaat er komen, ongetwijfeld. De hamvraag is echter ­ of het antwoord op de grote uitdagingen van onze eeuw gevormd zal worden door moderne tech-versies van stedelijke utopieën. Van Le Corbusier’s nog relatief milde Radiant City via de geplande arbeiders­ paradijzen van Stalin, zoals Eisenhüttenstadt in de voormalige DDR (nu een van de snelst krimpende steden in Duitsland) tot Germania, het megalomane model voor de wederopbouw van Berlijn dat Albert Speer voor Hitler ontwierp. Dan is het huidige, rommelige Berlijn toch wat aantrekkelijker.

# business model

166


RELIËFRIJK NEDERLAND?

Hypes vinden vrij kritiekloos hun weg in de ruimtelijke ordening.

_PETER PELZER EN MICHIEL VAN MEETEREN

_POSTED ON 07/10/2011

RELIËFRIJK NEDERLAND? # hypes

# Communicatie # topsectorenbeleid # Energy Valley # Food Valley # Seed Valley

Communicatie is sinds enkele jaren hét toverwoord in de ruimtelijke ordening. Maar weten we eigenlijk nog wel waar we mee bezig zijn? Of nemen hypes het over van nuchtere analyse?

PETER PELZER Universiteit Utrecht / AGORA Peter Pelzer is aan het Department Sociale Geografie en Planologie van de Universiteit Utrecht onderzoeker naar de rol van geo-informatietechnologie in planvorming. Zijn project is onderdeel van het onderzoeksproject Duurzame Bereikbaarheid Randstad. Daarnaast is hij hoofdredacteur van AGORA, magazine voor sociaalruimtelijke vraagstukken. In het verleden heeft hij onderzoek gedaan naar fietsen en creatieve steden aan de Universiteit van Amsterdam en was hij werkzaam voor de Fietsersbond. p.pelzer@uu.nl www.agora-magazine.nl @p_pelzer

# Medical Valley # Media Valley

Nederland is ontegenzeggelijk zo plat als een dubbeltje. Een blik op­ regionale én nationale beleidsinitiatieven doet echter een fraai glooiend heuvellandschap vermoeden. In navolging van die eeuwig aangehaalde vallei nabij San Francisco lijkt Nederland inmiddels ook bezaaid met deze brandpunten van economische groei. Gestuwd door Verhagen’s topsectorenbeleid neemt het reliëf in Nederland snel toe. Zo is het Gronings laagland omgedoopt tot Energy Valley dat het Slochterense Gasunie complex en een aantal geplande kolencentrales in de Eemshaven omvat, en loopt Food Valley van de varkensflats in de Peel via de landbouwuniversiteit Wageningen naar de kippenfabrie­ken rondom Barneveld. Het gebied rond Enkhuizen verkoos de weinig West-Fries aandoende naam Seed Valley om hun zaadveredelingsbranche op de kaart te zetten. Dit gebied grenst aan Medical Valley, dat de nieuwe naam is voor de duinen waar de Pettense kerncentrale­ op staat. Tot slot is Metal Valley in Drunen anders dan u zou denken­ toch geen popfestival en komt het Hilversumse avondjournaal tegen­ woordig uit Media Valley. Geen van deze plekken zal ooit iets worden dat vergelijkbaar is met Silicon Valley, maar toch kiezen ze allemaal voor een dergelijk uitgekauwd anglicisme.

HYPES Valleien zijn de nieuwste loot aan de Nederlandse Hypeboom, maar als fenomeen bepaald geen nieuw verschijnsel. Kent u ze nog? Clusters, de creatieve klasse, het e-milieu en de corridor. Allen vol bombarie­ 167

# Clusters


RUIMTEVOLK JAARBOEK 2012

MICHIEL VAN MEETEREN Student / Universiteit Gent Michiel van Meeteren is economisch geograaf en socioloog. Op de Universiteit Gent is hij bezig met de rol van stedelijke systemen op economische ontwikkeling. Ook is Michiel geïnteresseerd in de financiële sector, het kritisch aanschouwen van het begrip ­‘kenniseconomie’ en de vertaling van wetenschap in beleid. michiel.vanmeeteren@ugent.be

# de creatieve klasse

# e-milieu

# corridor

NIEUW EIGENAARSCHAP IN DE RUIMTELIJKE ORDENING

gepresenteerd, maar binnen vijf jaar alweer vervangen door de volgende trappelende kandidaat. Dit is niet zo wonderlijk, een hype is in feite een narratief dat overdreven veel aandacht krijgt, maar niet gestoeld is op realistische verwachtingen. Hoewel onderzoeksinstituten als het Centraal Planbureau (CPB) en het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL) politici hier regelmatig fijntjes op wijzen, vinden hypes hun weg vrij kritiekloos door het polderlandschap. Zoals Wil Zonneveld van de TU Delft recent in een bijdrage in AGORA aantoont, fungeren hypes als kokers; doordat taal, beelden en handelingen allemaal in een bepaalde richting wijzen is het bijna onmogelijk buiten het frame te stappen. Bovendien is er in bepaalde gevallen sprake van wat Ewald Engelen ‘lulkoek’ noemt; veel hypes bevatten geen eenduidige waarheidsclaim waardoor het bijkans onmogelijk wordt ze op hun empirische merites te beoordelen. Daardoor zijn ze volgens Engelen zeer bruikbaar om de behoeften van specifieke belanghebbenden te verkopen als algemeen belang.

WENS EN GEDACHTE Ondanks deze moeilijkheden is het juist in de ruimtelijke ordening van belang eens stil te staan en te kijken wat er nu eigenlijk in de polderklei gebeurt. De kantorenmarkt is het schoolvoorbeeld van een sector waar wensdenken en luchtkastelen het hebben overgenomen van nuchtere analyse en empirie. Ondanks een evident overaanbod blijven gemeenten maar bouwen onder druk van de moeilijk uitroeibare hype van interstedelijke competitie. Een zo mogelijk nog emblematischer voorbeeld is de theorie van de creatieve klasse, groot gemaakt door Richard Florida. Het idee is simpel: zorg voor voldoende goede restaurants, fietspaden en theaters, en creatievelingen zullen massaal naar je stad komen. Dit leidt weer tot economische groei en innovatie; naast het genieten van al die voorzieningen zitten creatievelingen natuurlijk ook niet stil. Er is weinig twijfel meer over het feit dat grote, diverse steden de beste kaarten hebben om economisch te groeien. De waarom-vraag is echter verre van beantwoord. Naast Florida’s idee van een creatieve klasse zijn er nog tal van andere verklaringen, zoals bijvoorbeeld schaalvoordelen en transportkosten. In de beleidswereld werden deze oorzaak-gevolgvragen ten tijde van de Florida-hype lang niet altijd gesteld. Er is maar één persoon die de creatieve klasse theorie ooit vol overtuiging empirisch bewezen heeft: Richard Florida zelf.

EMPIRIE Het PBL heeft in diverse studies vrijwel alle ruimtelijke hypes in de afgelopen tien jaar onderzocht. De resultaten zijn spraakmakend, zo niet zorgwekkend. Kenniscorridors spelen slechts een beperkte rol in Nederland, er is geen duidelijke samenhang tussen clusters (of in hedendaags jargon: valleien) en economische groei, en de Randstad 168


RELIËFRIJK NEDERLAND?

_PETER PELZER EN MICHIEL VAN MEETEREN

_POSTED ON 07/10/2011

bestaat niet. Deze bevindingen hebben slechts in beperkte mate hun weg gevonden naar de beleidspraktijk. Onwelgevallig, dus in veel gevallen rijp voor het vierkanten archief. Uit een ander RPB-rapport blijkt dat die ruimtelijke concepten vooral een doel hebben in de ‘interne communicatie’: het op de kaart zetten van gebieden om mee te kunnen delen in het grote verdelingsspel van de schaarse rijksgelden.

# nationale sleutelprojecten

# door hypes gedreven

# luchtkastelen

Minstens zo zorgwekkend is dat de statistiekvoorziening in Nederland alsmaar verder wordt uitgekleed. De ‘administratieve lastenverlichting’ die telkens weer aan het bedrijfsleven beloofd wordt, betekent zelden of nooit dat de belastingdienst een brief minder stuurt. Fatsoenlijke bedrijfsenquêtes worden al jaren niet meer afgenomen. Over bijvoorbeeld forensenstromen, cruciale informatie voor het plannen van ruimtelijke ontwikkeling, is op lokaal niveau nauwelijks betrouwbare informatie beschikbaar. Analoog aan het inrichten van het polderlandschap vol niet bestaande valleien hebben we kennis over wat er daadwerkelijk gebeurt stelselmatig afgebroken.

NAAR EEN NUCHTERE PLANOLOGIE Met de Nota Ruimte (2006) en Pieken in de Delta (2004) heeft de rijksoverheid ervoor gekozen zich grotendeels terug te trekken van nationaal gestuurde ruimtelijke ordening. Een beleidstrend die in de recente Ontwerp Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte bestendigd wordt. Er is alleen rijksgeld beschikbaar voor ‘nationale sleutelprojecten’ en ‘pieken’. Het ruimtelijk herverdelen van welvaart naar die gebieden waar het relatief inefficiënt is, is taboe. Over de gevolgen op lange termijn aangaande sociaalruimtelijke ongelijkheid kunnen we discussiëren. Echter, het gebrek aan goede objectieve informatie en de neiging de rapporten – bij tegenvallend resultaat – te negeren zorgt ervoor dat we helemaal niet meer objectief vaststellen waar een euro rijksgeld écht het best besteed is. Dit heeft geleid tot een door hypes gedreven ruimtelijke ordening die de legitimiteit van zowel professie als wetenschap op lange termijn aantast. De bovenstaande voorbeelden van valleien zijn wellicht wat flauw, maar daarom niet minder exemplarisch; lokale samenwerkingsverbanden hebben toch echt zelf verzonnen dat dit de manier is om mee te gaan in de vaart der volkeren. En natuurlijk kan een samenbindend narratief partijen verenigen en ruimtelijke processen in gang zetten. Sterker nog, communicatie is een sleutel tot succesvolle planologie. Een sleutel die alleen dusdanig ver is doorgeschoten, dat het slot een beetje zoek is. Communiceren zonder inhoud heeft geen zin. In luchtkastelen kun je niet wonen.

169


RUIMTEVOLK JAARBOEK 2012

Het platteland krijgt de opdracht om zelfvoorzienend te worden. De vraag is niet alleen of dit rechtvaardig is, maar ook of steden­ daarmee niet weg­ lopen voor hun ver­ antwoordelijkheid.

NIEUW EIGENAARSCHAP IN DE RUIMTELIJKE ORDENING

DE VERGETEN BAND TUSSEN STAD EN PLATTELAND

# platteland

# geldstromen

Het beeld van het platteland wordt gekenmerkt en vertroebeld door een gebrek aan nuance. Eerder lazen we al op RUIMTE­ VOLK dat het platteland, nu de geldstromen opdrogen, wordt aangesproken op zelfredzaamheid. Dit is niet alleen een onrea­ listische, maar bovendien ook een zeer onrechtvaardige gang van zaken.

KOEN ELZERMAN Elzerman Urban Advice / AGORA Koen Elzerman is sociaal geograaf en planoloog en afgestudeerd op krimp in Parkstad Limburg. Hij volgde het ‘Maakbaarheid in de grote stad’ programma en bedacht de Kast van Noord; een mobiele weggeefwinkel in AmsterdamNoord. Koen werkte voor denk- en actietank Partizan Publik aan projecten in onder andere Amsterdam, Detroit en de Eemsdelta en is momenteel redacteur van AGORA. koenelzerman@gmail.com www.agora-magazine.nl/ www.urbanadvice.tk/ @koenelzerman

# consumptieruimte # decorstuk

Volgens de meest recente prognoses van het CBS zal de groei van Nederland de komende decennia voornamelijk plaatsvinden in de 31 grote steden. De randen van het land krijgen in toenemende mate te maken met bevolkingsdaling, vooral in kleine vergrijzende kernen. Jongeren en hoger opgeleiden trekken, op zoek naar werk, steeds vaker weg uit de landelijke regio’s. Het klassieke roltrapmodel treedt weer in werking: opgroeien in Stadskanaal, studeren in Groningen en werken in Amsterdam. In de toekomst wordt de stad steeds stedelijker en het platteland steeds landelijker, zo stelt demograaf Jan Latten.

CONSUMPTIERUIMTE Het platteland wordt, ironisch genoeg analoog aan de oude binnensteden van Nederland, een ‘consumptieruimte’; waarin het landschap als mooi decorstuk dient om onze consumptie-ervaringen in de ‘beleveniseconomie’ zin te geven. De vraag is echter of dit de panacee is voor al het platteland. Zo heilloos als het is voor Heerlen om met ­Amsterdam te concurreren voor de ‘stedelijke belevenis’, zo ondoenlijk is dit ook voor veel platteland. Mooi dat de Hondsrug een functie heeft voor het ‘Drenthenieren’, vijftig kilometer verderop blijft het leeg in de Veenkoloniën. Het grotendeels mislukken van Blauwestad

170


DE VERGETEN BAND TUSSEN STAD EN PLATTELAND

_ KOEN ELZERMAN EN MICHIEL VAN MEETEREN

_POSTED ON 13/02/2012

laat zien dat de markt van ‘platteland als consumptieruimte’ simpelweg te klein is om voor het gehele Nederlandse platteland als oplossing voor de naderende krimp te dienen.

MICHIEL VAN MEETEREN Student / Universiteit Gent Michiel van Meeteren is economisch geograaf en socioloog. Op de Universiteit Gent is hij bezig met de rol van stedelijke systemen bij economische ontwikkeling. Ook is Michiel geïnteresseerd in de financiële sector, het kritisch aanschouwen van het begrip ­‘kenniseconomie’ en de vertaling van wetenschap in beleid.

ZELFVOORZIENEND In het op RUIMTEVOLK verschenen stuk ‘Terug naar een zelfvoorzienend platteland?’ (geplaatst op 16 december 2011), geeft Elly van der Klauw een heldere schets van wat men vaststelde tijdens de bijeenkomsten ‘Platteland van de toekomst’ en het ‘4e Plattelands­par­ lement’. De geldstromen houden op en de overheid trekt zich terug: tijd om zelf de handen uit de mouwen te steken. Krimpregio’s moeten in toenemende mate aan zelfsturing­gaan doen en het is aan de burgers om hun dorpen leefbaar te houden door initiatief te nemen in hun eigen woonomgeving. Aan deze conclu­sie zitten echter ook een paar onderbelichte aspecten die, in het denken over de moderne stad-landrelaties, een nieuw licht kunnen werpen op de toekomstige ontwikkeling van het platteland.

michiel.vanmeeteren@ugent.be # krimpregio’s # zelfsturing

# moderne stad-relaties

# rechtvaardigheidsvraag

ONRECHTVAARDIG Al circa tien jaar, sinds de Nota’s Ruimte en Pieken in de Delta, geeft het Rijk voorrang aan investeringen in de meest rendabele gebieden, voornamelijk stedelijke centra. Hier is uit macro-economisch pers­ pectief veel voor te zeggen: je investeert je euro waar hij het meeste oplevert. Het platteland profiteert hier maar matig van en raakt steeds meer op zichzelf aangewezen. De noodzaak van een zelfvoorzienend platteland is dus een logisch gevolg van het consequent op de stad ­gerichte beleid. Nederland is een van de meest gecentraliseerde landen ter wereld waar het belastingheffing betreft: iedereen betaalt dus mee aan de investeringen in de steden. Als de winsten die in de stad geboekt worden niet terugvloeien naar het platteland ontstaat een rechtvaardigheidsvraag. De electorale kaart van Nederland is inmiddels een spiegelbeeld van de economische. Waar het economisch slecht gaat, stemt men populistisch. Deze regionaal politiek-economische dimensie van de Nederlandse onvrede speelt een veel te kleine rol in discussies rondom zowel het platteland als de precaire staat van de Nederlandse politiek. De vraag is dus niet alleen of sociaaleconomische ongelijkheid rechtvaardig is, maar ook hoe lang de landelijke gebieden dit accepteren. ­Is het niet ook de verantwoordelijkheid van steden om de buitenruimte mooi en leefbaar te houden? Het platteland is toch juist voor de stedeling van essentieel belang in termen van rust, ruimte, voedsel- en energieproductie?

# onvrede # sociaaleconische ongelijkheid

171


RUIMTEVOLK JAARBOEK 2012

# basisscholen

# harmonie

NIEUW EIGENAARSCHAP IN DE RUIMTELIJKE ORDENING

TAART Terecht merkt Van der Klauw op dat voorkomen moet worden dat dorpen, in een fase van krimpontkenning, voor hun eigen geluk gaan in de regionale politiek en ruimtelijke ordening. In het verleden is al veel te vaak bewezen dat concurrentie tussen dorpen niet de juiste wijze is om te reageren op bevolkingsdaling. De nationale boodschap het zelf te doen is hiermee tegenstrijdig. De regionaal te verdelen taart wordt steeds kleiner, zowel in relatie tot de nationale geldstromen als tot het verlies aan sociaal, cultureel en economisch kapitaal dat gepaard gaat met de bevolkingsdaling. In het decembernummer van Agora (2011), over de toekomst van het Nederlandse platteland, valt onder andere te lezen hoe lokale politici worstelen met dit dilemma. Hun lokale achterban zit niet te wachten op slechtnieuwsberichten als ‘sorry, de basisschool van dit dorp kunnen we helaas niet in stand houden’ of ‘deze huizen komen in aanmerking voor sloop’. Met het oog op herverkiezing geven veel lokale politici liever een onrealistische voorstelling van zaken dan dat ze impopulaire beslissingen nemen. Maar juist wanneer het platteland geconfronteerd wordt met afnemende middelen zullen dergelijke kwesties steeds vaker de kop opsteken. Dit is een groot obstakel in de oproep voor een zelfvoorzienend platteland. De regionale samenwerking die dit vereist, is in veel gebieden immers nog lang niet in de gewenste staat van harmonie. Misschien moeten we daarom juist groter gaan denken. Zowel de stad als het platteland is van ons allemaal, en we betalen ook allemaal belasting om beide mooi en leefbaar te houden. In een gemondialiseerde wereld betoogt niemand dat Nederland zelfvoorzienend zou moeten zijn. Een pleidooi voor autarkie in een open economie als de Nederlandse zou immers tot een forse welvaartsdaling leiden. Laten we dat dan ook niet doen voor de kwetsbaardere delen van Nederland, maar in plaats daarvan nadenken over hoe we de taart – bij voorkeur op een duurzame manier – zo groot mogelijk maken, zonder te vergeten om die vervolgens eerlijk te verdelen.

# welvaartsdaling

# kwetsbaardere delen

172


NIEUW EIGENAARSCHAP DOOR DE LENS VAN IVO DE BRUIJN

Sweets, Amsterdam. Architectenbureau Space & Matter transformeren leegstaande brugwachtershuisjes tot hotelkamer.

173


RUIMTEVOLK JAARBOEK 2012

NIEUW EIGENAARSCHAP IN DE RUIMTELIJKE ORDENING

Homeruskwartier, Almere-Poort: Jan bouwt samen met zijn vrouw een eigen huis.

174


NIEUW EIGENAARSCHAP DOOR DE LENS VAN IVO DE BRUIJN

175


RUIMTEVOLK JAARBOEK 2012

NIEUW EIGENAARSCHAP IN DE RUIMTELIJKE ORDENING

176


NIEUW EIGENAARSCHAP DOOR DE LENS VAN IVO DE BRUIJN

Zuidpark, Amsterdam: De tuin op het voormalig V&D-gebouw bevoorraadt de kantines voor alle inpandige bedrijven.

177


RUIMTEVOLK JAARBOEK 2012

NIEUW EIGENAARSCHAP IN DE RUIMTELIJKE ORDENING

Noorderpark, Amsterdam-Noord: De Noorderparkbar is een initiatief van architectenbureau SLA en ontwerpbureau Overtreders-W.

178


NIEUW EIGENAARSCHAP DOOR DE LENS VAN IVO DE BRUIJN

179


RUIMTEVOLK JAARBOEK 2012

NIEUW EIGENAARSCHAP IN DE RUIMTELIJKE ORDENING

Delftseplein, Rotterdam: kantoorpanden die gebruikt worden door creatieve ondernemers.

180


HOE BOUW IK EEN BLOG?

HOE BOUW IK EEN BLOG? 1 Kies een onderwerp dat je bezighoudt. 2 Start vanuit de ambitie om de vakwereld te ­inspireren of uit te dagen. 3 Onderbouw je verhaal, liefst ook met voorbeelden. 4 Wees helder. Spreek de taal van jouw ­ doelgroep, maar vermijd zo veel mogelijk ­ dure woorden en jargon. 5 Geef adviezen en tips. 6 Schrijf persoonlijk en informeel. 7 Houd het kort: maximaal zo’n 1.000 woorden. 8 Raadpleeg onze schrijfwijzer, lever bij voorkeur eerst een outline in en schakel eventueel de hulp in van de redactie (redactie@ruimtevolk.nl). 9 Doe mee aan de discussie. 10 Ga voor meer informatie naar: www.ruimtevolk.nl/ruimtevolk/insturen-blog

181


BLOGGERS VAN RUIMTEVOLK Ad van der Stok Adam Hofland Amy Eaglestone AndrĂŠ SchaminĂŠe Anne Hemker Anouk Eigenraam Arjan Raatgever Barbera van den Berg Barend Wind Bart Cosijn Bas Breman Bastian Jansen Berry Prins Brechtje van Boxmeer Charlotte Post Christine van Eerd Coen De Rijk Daniel Depenbrock Donica Buisman Dries Drogendijk Ellen Mannens Elly van der Klauw Emilie Vlieger Engeli Kummeling Erik Groenenboom Erik Timmer Errik Buursink Esther Juurlink Evert Verhagen Ferry van Kann Fleur de Weerd Flip ten Cate Floor Tinga Flora Nycolaas Florian Eckardt Fred van der Molen Freek Liebrand Friso de Zeeuw Geert Kooistra Hans Venhuizen Harry Gerritsen Heidi Linck Herman Swen Hilco van der Wal Iris Schutten Iris Vliegenberg Jan Custers Jan Oosterman Jan Dirk de Boer Jeroen Niemans Jeroen Saris John Bardoel

Joost Roeterdink Joost van den Hoek Judith Lekkerkerker Jurgen Hoogendoorn Kees Fes Klaas Mulder Koen Elzerman Koen Hollander Leon Groenemeijer Linda Peeters Ljubo Georgiev Maaike Schravesande Maarten Georgius Marc Nolden Marco Redeman Marie Baartmans Marije Raap Marijn Struik Mariska van Meijeren Marius Heijn Marjolein Brouwer Martien Kromwijk Martijn-Willem Oosting Martin van der Maas Martin Woestenburg Matthijs Uyterlinde Matthijs Zaadnoordijk Maurice Hermans Maurits de Hoog Melchert Reudink Merel Heijke Michiel van Iersel Michiel van Meeteren Milan Bergh Nick van den Bichelaer Nico Nieboer Nico Tillie Olof van de Wal Paul de Bruijn Paul Roncken Paul van Soomeren Paulette Verbist Pepijn van Wijmen Peter Pelzer Peter Snoeren Petra Maas Piet Renooy Pieter Buisman Pieter Hoexum Pieter Maessen Pieter Veen Reimar von Meding

Reinier de Jong Remco Deelstra Rini Biemans Robbert Arkenbout Robin Houterman Rogier Claassen Roland Oude Ophuis Ron Buiting Roy van Dalm Silke de Wilde Simone Hubers Simone Pekelsma Sjoerd Radstake Sjoerd Zeelenberg Sjors de Vries Sonja van der Sar Sousan Tam Stella Blom Suzan Mannens Suzanne Witteman Teun van den Ende Theo Dohle Thomas Straatemeier Tijs Maassen Tim de Bruin Tim Strikers Tim van de Laar Tjirk van der Ziel Venhoop Vincent Gruis Vincent Kompier Wessel Simons Wiebe de Ridder Wigger Verschoor Willem ten Voorde Wout Smits Wouter Veldhuis Zef Hemel

182


OVER DE MAKERS Judith Lekkerkerker (1979) wordt gedreven door het fenomeen ‘stad’ en de mensen die de stad vormen. Vanuit haar eigen bureau CO-URB werkt zij als onderzoeker, adviseur en procesbegeleider aan stedelijke vraagstukken waarbij lokale partijen, zoals bewoners en ondernemers, steevast een prominente rol spelen. Dit doet zij onder andere in samenwerking met Urhahn Urban Design. Bij RUIMTEVOLK bouwt zij als hoofdredacteur mee aan een inspirerend podium voor ruimtelijk debat en schrijft zij ook zelf af een toe opiniestukken.

Pim Geerts (1980) jaagt niet op mooie plaatjes, maar op verhalende beelden. Hij houdt zich bezig met reportages, straat- en portretfotografie. Zijn werk kenmerkt zich door een scherpe observatie en een vaak ironische blik. pim.geerts@gmail.com | www.beeldopbouw.com Ivo de Bruijn (1981) is, na een aantal omzwervingen zoals een studie geografie en werk als communicatieadviseur, sinds kort zelfstandig fotograaf. Favoriete onderwerp? Mensen, unieke locaties en alles er tussenin.

judith@ruimtevolk.nl | www.co-urb.nl | @jlekkerkerker ivo81mm@hotmail.com | www.81mm.nl Sjors de Vries (1976) werkt als sociaal geograaf en planoloog dagelijks vanuit zijn eigen bureau BSDV aan complexe projecten op het snijvlak van stedelijke vernieuwing, gebiedsontwikkeling, wonen en ruimtelijk programmeren. Daarnaast is hij initiatiefnemer, hoofdredacteur en uitgever van RUIMTEVOLK.

Masha Bakker-Matijevic (1981) werkt als freelance fotografe aan uiteen­ lopende opdrachten en aan haar vrije werk. Documentaire-, reportage-, lifestyle-, reis- en productfotografie zijn onder andere haar onderwerpen. In haar werk heeft ze oog voor concept, historisch perspectief en het v­ ertellen van een mooi verhaal.

sjors@ruimtevolk.nl | www.bsdv.nl | @sjorsdevries info@mashamatijevic.com | www.by.mashamatijevic.com Christine van Eerd (1964) studeerde sociaal-economische geschiedenis in Amsterdam. Vanaf 2003 heeft zij haar eigen tekstbureau. Ze schrijft onder andere over het brede gebied van volkshuisvesting, stedelijke vernieuwing en ruimtelijke ontwikkeling, maar maakt ook graag uitstapjes naar andere thema’s. tekst@christinevaneerd.nl | www.christinevaneerd.nl | @cvetekst Elly van der Klauw (1958) heeft een adviesbureau op het gebied van ruimte en communicatie. Onder de naam ‘Krimp en Ruimte’ houdt ze zich bezig met demografische veranderingen op het platteland. Op communicatiegebied heeft ze haar sporen verdiend als journalist en redacteur. Ze werkte onder andere voor NOS, Wereldomroep en een educatieve uitgeverij. ellyvanderklauw@gmail.com | www.ellyvanderklauw.nl | @ellyvanderklauw Hanneke Luitwieler (1964) is van huis uit taalkundige, maar al jaren actief als tekstschrijver en redacteur. De laatste jaren als zzp-er met als specialisaties volkshuisvesting en gebieds- en conceptontwikkeling. hanneke.luitwieler@hetnet.nl Simone Pekelsma (1984) is stadssocioloog met een Europese inslag. Ze studeerde, woonde en werkte in Maastricht, Brussel, Tilburg, Manchester, Helsinki en Istanbul, en is nu weer neergestreken in haar geboortestad Leiden. Simone bekijkt stedelijke opgaven graag met een frisse - doch kritische - blik en hoopt op die manier bij te dragen aan de ontwikkeling van vernieuwende toekomstideeën voor zowel Nederlandse als buitenlandse steden. simonepekelsma@gmail.com | www.simonepekelsma.com | @simonepekelsma

183


Het RUIMTEVOLK Jaarboek 2012 is mede mogelijk gemaakt met steun van RUIMTEVOLK partners:

Onderzoek, advies en procesbegeleiding in de wereld van het wonen. www.companen.nl | info@companen.nl | @companen

Adviesbureau voor ruimtelijke en sociale ontwikkeling en beheer. www.inicio.nl | info@inicio.nl | @Inicio_bv

Adviesbureau gespecialiseerd in het management van complexe ruimtelijke ontwikkelingen. www.weusthuis.nl | info@weusthuis.nl

184



# tussentijdmentaliteit # ontplanning

# gebiedsontwikkeling

Adri Duivesteijn Anouk Eigenraam Bas Breman Bram Klouwen DaniĂŤl Depenbrock Dries Drogendijk Emilie Vlieger Erik Groenenboom Erik Timmer Errik Buursink Flip ten Cate Fred van der Molen Freek Liebrand Geert Kooistra Hans Venhuizen Herman Swen Iris Schutten Ivo de Bruijn Jeroen Niemans Joost Beunderman Johannes Schotanus Jos van der Lans Judith Lekkerkerker Jurgen Hoogendoorn Koen Elzerman Maaike Schravesande Marco Hormann Marie Baartmans

Marieke Seip Marijn Struik Marius Heijn Martien Kromwijk Martin Woestenburg Masha Bakker-Matijevic Michiel van Meeteren Olof van de Wal Paul Roncken Peter Pelzer Petra Maas Pieter Buisman Pieter Veen Pim Geerts Reimar von Meding Rini Biemans Roeland Kreeft Roy van Dalm Rudy Stroink Simone Pekelsma Sjors de Vries Sophie Pauwels Stella Blom Tim van der Laar Venhoop Vincent Kompier Wiebe de Ridder

# open source

# afdankplekken

# de politicus

# de burger

# Grote Brutering

# economie en crisis

# flexwoners

# Talent Towns

# de markt

# dynamische wolk

# geldstromen

ISBN 978-90-819612-0-2


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.