Van Onderop! Bottom-up-initiatieven in krimpgebieden

Page 1

van Onderop!

bottom-up-initiatieven in krimpgebieden | de oogst van een kennisprogramma | oktober 2014

16

Nieuw elan in krimp­regio’s

Initiatieven van bewoners en ondernemers geven regio’s nieuw perspectief, maar ook nieuwe uitdagingen. door sjors de vries en judith lekkerkerker Regio’s die te maken hebben met bevolkingsdaling staan voor een grote uitdaging om de kwaliteit van leven in de dorpen en steden op peil te houden. Krimp kan bijvoorbeeld grote invloed hebben op de leefbaarheid en op de bereikbaarheid en kwaliteit van voorzieningen. Bewoners en ondernemers in krimpregio’s voelen zich steeds vaker mede-eigenaar van deze opgaven. Dit heeft geleid tot talloze initiatieven en nieuwe samenwerkingsverbanden tussen overheid, instituties, burgers en ondernemers. Wat zijn dat voor initiatieven? Hoe kunnen we deze ontwikkeling duiden? Waar liggen de kansen? En waar de opgaven? De betrokkenheid van bewoners en ondernemers heeft in alle krimpregio’s geleid tot uiteenlopende initiatieven: van individuele of eenmalige initiatieven

4

ulrum, centrum van innoverend Nederland

tot lokale coöperaties en gemeenschappen die samen een visie en programma ontwikkelen. Veel initiatieven gaan over de fysieke leefomgeving, zoals herbestemming van gebouwen of inrichting en beheer van de openbare ruimte. Ze ontstaan vaak bij (dreigende) sluiting van voorzieningen: een school, zwembad, verzorgingshuis of ontmoetingsplek. Maar het gevoel van eigenaarschap kan zich ook vertalen in een brede samenwerking aan de toekomst van ‘ons dorp’, bijvoorbeeld door de buitenwereld te laten zien hoe fijn het is om er te wonen of door het dorp duurzamer te maken. Soms ontstijgen initiatieven het niveau van het eigen dorp. Zo hebben bewoners vanuit dertien dorpen rondom It Bûtenfjild in Friesland de handen ineen geslagen. In samenwerking met de dorpsbelangenverenigingen en in overleg Lees verder op pagina 2

7

modern naoberschap als motor van maatschappelijk innovatie

33 inspirerende bottom-up-initiatieven

Kennis & inspiratie De oogst van anderhalf jaar kennisprogramma ‘Bottom-up transformatie in krimpgebieden’, dat is wat we met deze krant presenteren. Een kennisprogramma dat draait om initiatieven van bewoners en ondernemers die daarmee bijdragen aan de leefbaarheid en het toekomstperspectief van de eigen leefomgeving. En dan specifiek om initiatieven in gebieden waar het inwoneraantal daalt, of dreigt te dalen, en de bevolking vergrijst. De gevolgen van deze veranderingen worden langzaam maar zeker zichtbaar in de dorpen en steden in deze gebieden. Winkels sluiten, scholen moeten samengaan, kerken en gemeenschapshuizen gaan dicht, woningen worden minder snel verkocht of verhuurd en er treedt steeds vaker leegstand op. Tegelijkertijd staan de kwaliteit van de openbare ruimte, het voorzieningenniveau en de leefbaarheid op veel plekken onder druk. Er ligt in deze regio’s dan ook een grote uitdaging om de sociale en fysieke kwaliteiten op peil te houden. Met het kennisprogramma zijn we een enorme hoeveelheid projecten van bewoners en ondernemers tegengekomen die in meer of mindere mate werken aan deze uitdaging. Deze projecten zijn een ware inspiratiebron voor andere initiatiefnemers, professionele partijen, overheden en politiek. Een selectie hiervan hebben we de afgelopen tijd geplaatst op een speciale website en via sociale media en andere platforms gedeeld. Op verschillende manieren zijn nieuwe verbindingen gelegd en initiatiefnemers, overheden, instituties, fondsen en marktpartijen aan elkaar gekoppeld. Tijdens drie Dorpenlabs brachten we bijvoorbeeld initiatiefnemers, lokaal betrokkenen, specialisten en ervaringsdeskundigen bijeen. Daar werden ervaringen gedeeld, vraagstukken geagendeerd, bewoners en ondernemers geadviseerd en nieuwe contacten gelegd. Daarnaast hebben we rondom het programma intensief gebouwd aan een kennisnetwerk en mensen en partijen met elkaar gelinkt. In deze publicatie vindt u inspirerende initiatieven, inzichten en verhalen van initiatiefnemers en andere betrokkenen. Hopelijk vormt dit weer inspiratie voor nieuwe initiatieven en samenwerkingen. Projectteam Bottom-up transformatie in krimpgebieden http://bottomup.ruimtevolk.nl


van onderop!

voorwoord

artikel

Beste lezer, De samenleving is krachtig en vitaal, zeker als je mensen maar de gelegenheid biedt om hun kracht en vitaliteit te ontplooien. Het is belangrijk dat bewoners, ondernemers en maatschappelijke organisaties de ruimte krijgen van de overheid om zichzelf te ontwikkelen. Ruimte om eigen ideeën en maatschappelijke vraagstukken zelf op te pakken. Burgers en bedrijven moeten daarnaast vanaf het begin op een actieve en uitnodigende manier betrokken worden bij het maken van plannen. In krimpregio’s kunnen de regionale economie en de toegankelijkheid van voorzieningen echter wel onder druk komen te staan. Ik vind het fantastisch om te zien dat er steeds meer mooie initiatieven ontstaan om creatief om te gaan met deze krimp. Zo hebben in de Brabantse gemeente Boekel lokale partijen de handen ineen geslagen om iets te doen aan de matige digitale bereikbaarheid. Ze legden het allereerste gemeentedekkend glasvezelnetwerk van Nederland aan. Het netwerk dient niet alleen bewoners uit de dorpskern maar ook de ondernemers op het bedrijventerrein, de lokale verenigingen én alle gebruikers in het buitengebied zijn aangesloten. Bezoekers kunnen op openbare plekken in het dorp gebruik maken van gratis en snel Wifi. Een mooi voorbeeld van de krachten bundelen om iets voor elkaar te krijgen. Ook in het Limburgse Boekend is een prachtig voorbeeld van creatief omgaan met de nieuwe werkelijkheid. Hier is een voormalige bakkerij omgebouwd tot een multifunctionele gebruiksruimte. Naast een bakkerij is het nu ook een chocolaterie én een lunchroom, maar je vindt in het pand ook een VVV, een bibliotheek, een copyshop, een digitale werkplaats en een creatief atelier. Allemaal onder één dak. Als je in kansen denkt is er veel mogelijk. En daarmee kunnen dagelijkse voorzieningen - in hernieuwde vormen - ook in kleine dorpen toegankelijk blijven. Het Rijk ondersteunt graag dit soort lokale initiatieven. Deze lokale initiatieven zijn voor mij een voorbeeld van wat je kunt bereiken als je met passie, gedrevenheid en volharding werkt aan het verbeteren van je eigen leefomgeving. Waar gewenst en mogelijk bieden we een helpende hand met het kennisprogramma ‘bottom-up transformatie in krimpgebieden’. Als landelijke wet- en ­regelgeving in de weg zit, bekijken we de mogelijkheden om daar iets aan te doen. Ook investeer ik in de organisatie van dialoogtafels, conferenties, masterclasses en leerkringen. Lokale initiatiefnemers kunnen er hun verschillende aanpakken met elkaar uitwisselen. En zo van elkaar leren en sneller vooruit komen. Melanie Schultz van Haegen, minister van Infrastructuur en Milieu

2

vervolg van pagina 1 met vele andere betrokken partijen hebben ze een dorpenvisie opgesteld, met als doel het landschap te versterken en voor nieuw werk en woongenot te zorgen. En de ambtenaren en bestuurders? Ook zij kregen een uitnodiging van de initiatiefnemers. In hun woorden: “Wij willen graag met u overleggen waar we als Wetterwâlden Bûtenfjild staan, wat er de komende tijd gebeuren gaat in It Bûtenfjild en welke rol u als bestuurder daar mogelijk bij kunt spelen.” werelden Dat burgers bestuurders uitnodigen om mee te denken over een dorpenvisie lijkt de omgekeerde wereld. Het illustreert de fascinerende zoektocht naar een nieuwe relatie tussen overheid en maatschappij die op dit moment welhaast in elke gemeente en regio wordt ondernomen. Deze zoektocht gaat over de nieuwe scheidslijn tussen verantwoordelijkheden en rollen van burgers, overheden of andere instanties en gaat vaak gepaard met een confrontatie tussen twee werelden: de formele en hiërarchische systeemwereld van de overheid en instituties en de informele en persoonlijke leefwereld van de initiatiefnemers. De aandacht en sympathie gaat doorgaans uit naar de energie en het perspectief van de leefwereld. Dat stelt ook onderzoeker Bas Breman in een artikel verderop in deze publicatie. Hij concludeert dat de menselijke maat en het spontane karakter van initiatieven de partijen uit de systeemwereld al snel in de verdediging dringen. Niet in de laatste plaats omdat de praktische leefwereld regelmatig op pijnlijke wijze blootlegt hoe traag en onlogisch de systeemwereld soms opereert. Toch zien we in de praktijk dat overheden en instituties zich de afgelopen jaren wel degelijk inspannen om aansluiting te vinden bij die leefwereld. De verschillen per dorp, gemeente en regio zijn echter groot: overal wordt op een eigen manier en in een eigen tempo gewerkt aan een nieuwe context. Maar ondanks die verschillen is er overal groeiende aandacht voor initiatief en betrokken-

De initiatieven illustreren dat het gevoel van ­eigenaarschap van krimpgerelateerde opgaven er niet alleen is bij de overheid en instituties, maar ook bij de mensen die er wonen, werken en leven. heid van inwoners. Menig burgerinitiatief, van bloembakkencommissies tot nieuwe coöperaties, wordt in beginsel met open armen ontvangen. En daarmee heeft de starre en vaak bekritiseerde systeemwereld al een hele stap gezet. algemeen belang Maar zoals gezegd zijn er grote verschillen. Gemeente De Marne gaat in Ulrum heel ver in het verleggen van eigenaarschap en verkent met haar bewoners, ondernemers en instituties continu nieuwe manieren van samenwerken. Ze biedt veel ruimte voor autonomie en zelforganisatie in de dorpen en staat daarbij verschillen tussen dorpen toe. Andere gemeenten worstelen daarmee. Zo kopte in mei vorig jaar een artikel in tijdschrift Binnenlands Bestuur ‘Vrijstaat Keppel’. Daar zeggen bewoners de gemeente niet meer nodig te hebben voor bijvoorbeeld de instandhouding van voorzieningen. De gemeente Bronckhorst vindt op haar beurt echter dat de initiatiefnemers op die manier voorbij gaan aan het algemeen belang in gemeente en regio.


van onderop!

Door de sympathie voor het burgerinitiatief wordt de vraag in hoeverre een initiatief het algemeen ­belang dient nog wel eens uit het oog verloren. begrip en respect te tonen voor de afwegingen en processen van de systeemwereld. In deze projecten beschouwen initiatiefnemers en andere partijen elkaar als serieuze partners met eigen en gedeelde belangen en hebben ze oog voor elkaars standpunten en ­posities. Andersom zijn initiatieven met een hoog ambitieof abstractieniveau kwetsbaarder. Bijvoorbeeld initiatieven die inspelen op grote opgaven en ingrijpende veranderingen in de dorpen en die vertrekken vanuit een holistische visie of een vage stip op de horizon (‘vitaal en leefbaar dorp’ of ‘de doorstroming op de woningmarkt bevorderen’). Het zijn bewonderenswaardige initiatieven met uiteenlopende uitdagingen, die vaak de aandacht weten te trekken van overheid, instituties en vakwereld doordat ze zich begeven op het traditionele domein van deze partijen. Maar in de praktijk woedt in deze projecten niet zelden op de achtergrond een strijd tussen ambitie en realisme en hebben initiatiefnemers veel moeite om de slag van plan naar realisatie te maken.

Illustratie: Monique Wijbrands

En daarmee stuiten we op een fenomeen waarmee overheden regelmatig worstelen rondom bottom-upinitiatieven. Hoogleraar Gert-Jan Hospers heeft met zijn boek Krimp! daarvoor de prachttermen ‘dorpisme’ en ‘kerktorenpolitiek’ geïntroduceerd. Ze staan voor het niet verder kijken dan de grenzen van het eigen dorp en het angstvallig vasthouden van bewoners en politici aan voorzieningen die dreigen te verdwijnen. Een doemscenario bij de aanpak van krimpgerelateerde opgaven, volgens Hospers. Ook Enno Zuidema schrijft in zijn stuk in deze krant dat lokale en regionale afspraken nodig zijn voor behoud van de leefbaarheid. We hebben zelfs gezien dat dorpisme een bedreiging kan vormen voor een goed initiatievenklimaat. Omdat de leefwereld op gespannen voet kan komen te staan met de systeemwereld, maar ook met leefwerelden van andere initiatiefnemers of gemeenschappen. Door de sympathie voor het burgerinitiatief wordt de vraag in hoeverre een initiatief het algemeen belang dient nog wel eens uit het oog verloren. Het is soms een ongemakkelijke kritische vraag in een proces met veel betrokkenheid en energie. Net als de vraag of de initiatiefnemers zelf überhaupt probleemeigenaar of de legitieme vertegenwoordigers van belanghebbenden zijn. Er zijn voorbeelden waarin ‘burgerinitiatieven’ om zakelijke redenen worden geïnitieerd of min of meer worden overgenomen door ‘derden’, zoals adviesbureaus en kleine zelfstandigen. Op zichzelf geen ongewenste ontwikkeling, integendeel, maar natuurlijk wel relevant voor de afweging van de overheid om actief te participeren in – of financiële steun (subsidie) te verlenen aan – een project met het label ‘burgerinitiatief voor het algemeen belang’. verschil durven maken Tegelijkertijd is de keuze van steeds meer overheden om verschillen toe te staan en lokale energie en ideeën op te zoeken ook begrijpelijk en verdedigbaar. Het is immers een uitgelezen mogelijkheid om concreet de gewenste brug te staan naar de leefwereld. De provincie Groningen is bijvoorbeeld geneigd de legitimiteit van haar handelen en keuzes te zoeken in de energie achter initiatieven. Zo kan het dat de provin-

cie voor een brede beweging in het dorp Ulrum relatief veel subsidie (1,5 miljoen euro) uittrekt (zie artikel op de volgende pagina), al dan niet indirect ten koste van andere initiatieven in de nabije omgeving. Ook in Denemarken stelt de overheid zich in krimpregio’s nadrukkelijk op als partner als er beweging en draagvlak is en concrete resultaten worden bereikt. Zelfs als dit betekent dat het in de ogen van de overheid niet altijd de meest gewenste plannen zijn. De overheid maakt keuzes op basis van aanwezige energie. Welke dorpen ‘overleven’ hangt daar dus in belangrijke mate af van de inwoners zelf. Welke weg een gemeente ook kiest, ze dient zich ervan bewust te zijn dat haar opstelling van invloed is op het aantal initiatieven. Want hoe meer ruimte er is voor initiatieven, des te vaker die lijken te worden genomen. Dat blijkt onder andere uit het afstudeeronderzoek van Bas Snoeker. Volgens hem is er in die bewustwording bij overheden nog een wereld te winnen. Maar weinig gemeenten hebben een visie op het ruimte bieden aan en omgaan met initiatieven uit de gemeenschap. Deze overheden belanden daardoor bij herhaling in complexe en langdurige afwegingsprocessen, waardoor de energie en belofte van een initiatief niet zelden in de kiem wordt gesmoord. succesvolle initiatieven Toch hebben we van de vele geslaagde initiatieven in krimpregio’s geleerd dat niet zozeer de opstelling en medewerking van de overheid, maar de scherpte en daadkracht van de initiatiefnemers zélf doorslaggevend is. Succesvolle initiatiefnemers hebben vanaf het allereerste moment een helder doel voor ogen en komen daardoor snel ter zake. Deze projecten kenmerken zich door een duidelijk profiel, breed draagvlak en een relatief snelle doorlooptijd van plan naar realisatie. En als dat laatste niet mogelijk is, omdat het project zo groot of complex is of de processen lang duren, dan zorgen ze wel voor tussentijdse kleine resultaten en successen. Deze initiatiefnemers beschikken over communicatieve vaardigheden en het vermogen om systeemen leefwereld dichter bij elkaar te brengen, ook door

nieuwe zakelijkheid Zoals gezegd bestaat er geen twijfel over de kansen en mogelijkheden die initiatieven van bewoners en ondernemers bieden voor de krimpregio’s. Het is niet voor niks dat initiatiefnemers en overheden elkaar steeds vaker opzoeken en nieuwe manieren van samenwerken verkennen. Er is wederzijdse interesse en waardering, en dat is een beloftevolle ontwikkeling. Echter voor de dorpen en regio’s die echt werk willen maken van een nieuw partnerschap tussen overheid, instituties, ondernemers en burgers bij de aanpak van krimpgerelateerde opgaven breekt er een volgende fase aan. Deze partijen zullen de slag moeten maken van een vrijblijvend naar een volwaardig partnerschap. Want als er één les getrokken kan worden uit al die honderden succesvolle en minder succesvolle initiatieven in krimpregio’s, is het wel dat de sleutel van het succes vaak zit in het professioneel en zakelijk handelen van alle betrokken partijen. De sympathie voor ‘het initiatief van de burger’ zou bij overheden en instituties deels omgebogen mogen worden in meer aandacht en waardering voor heldere en haalbare proposities en bereidheid van bewoners en ondernemers om zélf te investeren in hun dorp of wijk. (Sociaal) ondernemerschap verdient – ook vanuit het krimpperspectief – in die zin meer ruimte en aandacht. Initiatiefnemers moeten er op hun beurt voor waken slechts te handelen vanuit verzet tegen de realiteit of de systeemwereld. Want autonoom denken en handelen buiten de systeemwereld vergroot de kans dat een idee vroeg of laat smoort door onvoldoende steun en draagvlak, en dat de energie omslaat in frustratie. Paradoxaal genoeg kan verzet tegen de systeemwereld het lot van een initiatief juist in handen drijven van dezelfde systeemwereld. Voor een succesvolle samenwerking tussen overheden, maatschappelijke partijen, ondernemers en bewoners aan maatschappelijke en ruimtelijke opgaven in krimpgebieden is het van belang dat het ‘taboe’ op een professionele en zakelijke benadering van bottom-up-initiatieven wordt doorbroken. En dat het besef bij alle partijen doordringt dat naast ideeën en enthousiasme uiteindelijk ook daadkracht en investeringsbereidheid nodig zijn. Dat is de enige manier om daadwerkelijk de brug te slaan tussen leefwereld en systeemwereld. 3


van onderop!

initiatief

artikel

‘t zorghuus, ysselsteyn Dorpsgemeenschap realiseert verzorgingshuis voor ouderen Als dorpsbewoners aan het eind van hun leven dementeren en verzorging nodig hebben moeten ze door steeds grootschaliger georganiseerde zorg vaak het eigen vertrouwde dorp verlaten. Drie wijkverpleegkundigen uit het Limburgse dorp Ysselsteyn wilden hier aan iets doen. Ze besloten te onderzoeken of het mogelijk was deze groep in het dorp zelf op te vangen en te verzorgen. Uiteindelijk is met vereende krachten uit de dorpsgemeenschap een eigen zorgvoorziening gerealiseerd. Net als vele dorpen in krimp- en anticipeerregio’s heeft Ysselsteyn te maken met een vergrijzende en ontgroenende bevolking. De vergrijzing draagt er in Ysselsteyn aan bij dat de vraag naar verzorging zal groeien. Berekend werd dat er voldoende vraag vanuit het dorp zou zijn naar een kleinschalige zorgvoorziening voor dementerende ouderen. Met het plan voor een eigen verzorgingshuis gingen de drie initiatiefneemsters in 2007 allereerst praten met een lokale zorgorganisatie en woningcorporatie. Deze partijen lieten na lang overleg echter weten niet aan het plan mee te willen werken. Ondertussen was er al zoveel animo in het dorp, dat werd besloten om het verzorgingshuis dan maar zonder deze partijen te realiseren. Vanuit de in het dorp aanwezige expertise en persoonlijke netwerken werden teams op het gebied van financiering, zorg, bouw en communicatie samengesteld om de plannen uit te werken. Aanvullend kon met een startsubsidie van de gemeente en een kleine bijdrage van de woningcorporatie bouwtrajectbegeleiding en een zorgadviesbureau worden ingehuurd. Een lokale aannemer ontwikkelde de huisvesting voor het verzorgingshuis op een vrijgekomen locatie aan het dorpsplein en is nu de verhuurder voor Stichting ‘t Zorghuus. Voor de inrichting van het gebouw zijn verschillende financieringsbronnen gevonden. Van bijdragen van private fondsen tot slimme aanwending van bestaande provinciale bouwcompensatieregelingen tot sponsoracties door dorpsbewoners. Begin juni 2013 is ‘t Zorghuus officieel geopend. Er is plek voor 16 dementerende ouderen en 8 meervoudig gehandicapten. In het complex zijn ook twee gewone woningen voor zorgprofessionals en hun gezin gerealiseerd. Uiteindelijk zijn tot nu toe zo’n 150 vrijwilligers betrokken bij het initiatief. Het initiatief is uitgegroeid tot een professionele stichting, nog steeds gerund door een aantal vrijwilligers, met 20 fte in dienst en een omzet van anderhalf miljoen euro. Er werken in totaal vier professionele zorgverleners, andere betaalde krachten zijn vooral jongeren en wat oudere mensen uit het dorp. Veel ondersteunende taken, als boodschappen doen, de inrichting van de woonkamers, worden uitgevoerd door vrijwilligers. Het eigeninitiatief van de dorpsbewoners is volgens betrokkenen iets wat ‘in principe niet de rol van gewone burgers is’. Tegelijkertijd zou mét betrokkenheid van deze maatschappelijke instellingen de betrokkenheid van de gemeenschap bij het verzorgingshuis een stuk minder zijn. De maatschappelijke waarde van het initiatief, gerealiseerd zonder directe betrokkenheid maatschappelijke organisaties, is dan ook groot.

provincie limburg programma zorg, wonen initiatiefnemers stichting ‘t zorghuus overige betrokkenen stichting vrienden van ‘t zorghuus, vele bewoners, verenigingen en ondernemers in ysselsteyn, oranje fonds, gemeente venray, provincie limburg status operatief ruimtelijke aard nieuwbouw tijdelijk gebruik nee

4

Ulrum, centrum van innoverend Nederland In het Groningse dorp bereiden ‘bottom-up’ en ‘top-down’ de weg voor een nieuwe samenwerking. Om een antwoord te geven op de terugloop van de leefbaarheid in het dorp start Dorpsbelangen Ulrum in 2010 het Project 2034. Vier jaar later is dit initiatief uitgegroeid van actieve bewoners die werken aan een verzameling lokale korte­ termijnacties tot een brede samenwerking aan het perspectief op lange termijn voor het dorp. Ook wordt nu inhoud gegeven aan een structurele wijze waarop bewoners samen met overheid en woningcorporatie het dorp beheren. De kracht van de actieve bevolking vormt daarvoor de basis.

Het Groningse Ulrum, circa 1.500 inwoners, heeft de laatste jaren meer dan enig ander dorp in gemeente De Marne te maken gehad met het verlies van openbare functies. Een ontwikkeling die versterkt werd door de beslissing van de gemeente om – in de context van een krimpende bevolking – voorzieningen zo veel mogelijk te concentreren in het dorp Leens. Met Project 2034 bundelden de bewoners van Ulrum de krachten om een positieve draai te geven aan deze ontwikkeling. Ze realiseerden een park op de plek van een gesloopt pand. En het terrein van een vertrokken


van onderop!

initiatief sloop van het verzorgingshuis. Hoe zouden mensen toch prettig oud kunnen worden in het dorp? Hoe kunnen dorpsbewoners voor elkaar zorgen zodat mensen zo lang mogelijk in het dorp kunnen blijven wonen? In het voorjaar van 2013 startten bewoners het project DörpsZörg. Dertig vrijwilligers gingen met vragenlijsten langs de deuren. Op basis van de vragen die bewoners hadden over het toekomstbestendig maken van de eigen woning werden deskundigen betrokken om samen een plan te ontwikkelen. Via een lokale subsidieregeling kunnen bewoners een subsidiebijdrage van maximaal 40 procent van de kosten van de verbouwing van hun woning aanvragen. Tenminste, als de verbouwing wordt uitgevoerd via de recent opgerichte coöperatie van Ulrumse bedrijven. Ook wordt concreet gewerkt aan functieverandering. Een leegstaande winkel is verbouwd tot infocentrum. Dat is een plek waar iedereen terecht kan met vragen over (de toekomst van) Ulrum en een ontmoetingsplek voor de verschillende werkgroepen die in Ulrum actief zijn om het dorp toekomstbestendig te maken. Ook kunnen particulieren hier terecht voor informatie over woningverbetering, energie en duurzaamheid. Naast dit infocentrum werkt een groep bewoners aan de mogelijke realisatie van een hospice en samen met jongeren wordt gewerkt aan een kluswoningconcept. urgentie Bij het ene thema is er echter meer gevoel van urgentie dan het andere. Nog niet echt van de grond gekomen is de ambitie om een ruilconstructie op te zetten om slechte panden te kunnen slopen en naar behoefte nieuwe woningen terug te bouwen. Sommige mensen zien in dat de eigen woning op de langere termijn niet meer zo geschikt is, maar hebben toch nog niet de wens de woning te verlaten. De zoektocht gaat verder naar andere manieren om de lokale woningvoorraad te verbeteren.

Informatiecentrum Ulrum 2034 en Deel&Ulrum. Foto: Pim Geerts

hoveniersbedrijf werd door bewoners aangekocht en getransformeerd tot een speel- en ontmoetingsplaats. Maar de ambities reikten verder. Een van de initiatiefnemers van Project 2034 kwam in aanraking met het Zeeuwse project Krot of Kans. Ze nodigde Petra de Braal, drijvende kracht achter het Zeeuwse project, uit om in Ulrum te komen vertellen over haar manier van werken. Na een ontmoeting met enkele wethouders werd De Braal gevraagd om net als in Zeeland het gesprek aan te gaan met de diverse partijen die in Ulrum een rol spelen. deel& ulrum Aan de hand van themasessies met bewoners, woning­corporatie, gemeente en provincie werden enkele hoofdthema’s benoemd waar de partijen de komende jaren samen aan zouden willen werken. Dat waren functieverandering van leegstaande panden, het ‘opplussen’ (levensloopbestendig maken) van woningen en ruilverkaveling (het met een ruilconstructie mogelijk maken slechte woningen te slopen). Dit is uitgewerkt in een programma dat Deel& Ulrum is gaan heten. Onder meer voor dit programma heeft de provincie aan het dorp een subsidie toegezegd van 1,5 miljoen euro. Petra de Braal is als projectleider degene die de voortgang van dit programma bewaakt. En zij zorgt ervoor dat de abstracte thema’s landen in de praktijk door er met bewoners en andere betrokkenen op kavelniveau mee aan de slag te gaan. concreet Een voorbeeld daarvan is hoe het thema ‘opplussen’ is opgepakt. In het dorp waren zorgen ontstaan na de

samen beheren Het samenwerken aan de benoemde thema’s heeft nu geleid tot de wens nog verder te onderzoeken hoe bewoners, overheid en woningcorporatie een dorp samen kunnen beheren. Van groenonderhoud tot inspelen op de op termijn leegkomende woningen. Bij dit zoekproces staat de kracht van de bewoners centraal. Hoe ver kan de verantwoordelijkheid van het dorp reiken? Hoe maak je samen keuzes? De uitdaging is om in dit zoekproces niet alleen de direct bij het dorp betrokken professionals mee te krijgen – die werken allang met enthousiasme mee – maar ook de rest van de organisaties van die professionals: gemeente, provincie en woningcorporatie. Het werkt namelijk niet om de bestaande structuren van die organisaties te projecteren op de dorpsdynamiek. Dit nieuwe samenwerken vraagt een nieuwe manier van verslaglegging, beoordeling en communicatie. Een interessante zoektocht waar Ulrum de komende tijd mee verdergaat. verbinding Op de vraag of er altijd iemand van buiten nodig is als aanjager van deze dynamiek, antwoordt De Braal: “Dat hangt af van de dynamiek die er al is. Soms kan energie van buiten, een frisse blik en een onafhankelijke verbinder een grote bijdrage aan die dynamiek leveren.” In Ulrum hebben bewoners De Braal daarvoor gevraagd en natuurlijk voor haar manier van werken waarbij onder meer specialisten uit heel Nederland aan Ulrum gekoppeld worden. Architecten, deskundigen op het gebied van wonen en zorg, onderzoekers, studenten, etc.; ze worden uitgenodigd in Ulrum te komen logeren en concreet op onderwerpen mee te werken. Maar ze nemen de verhalen van Ulrum ook weer mee naar huis. En zo is Ulrum ineens het centrum van innoverend Nederland.

de leutfabriek in sas van gent Van fabriek, naar stadskantoor annex sporthal naar werkplaats van het lokale verenigingsleven Het voormalig stadskantoor en de oude sporthal van Sas van Gent staan al een tijdje leeg. Na de gemeentelijke fusie verhuisden alle ambtenaren naar Terneuzen en sporten doen Sassenaren nu in een net opgeleverd Multi Functioneel Centrum. Samen met een loods vormen het voormalig stadskantoor en de oude sporthal een complex dat ooit dienst deed als fabriek. Voor dit complex gloort, dankzij de inzet van een aantal ondernemende Sassenaren, nu een derde leven als De Leutfabriek. Sas van Gent is een bijzonder stadje. Op zo’n 3.600 inwoners telt het ruim 110 verenigingen. Gekscherend wordt ook wel eens gezegd dat Sas van Gent de meeste voorzitters per vierkante kilometer kent. Veel van deze verenigingen zijn carnavalsverenigingen. Ruim 300 mensen zijn een groot deel van het jaar bezig met het bouwen van carnavalswagens en andere creaties. Een paar van de verenigingen huurt nu ruimte in het voormalig fabriekscomplex. En dat is een succes. De hal is te klein voor de ruime belangstelling en er is zelfs een wachtlijst van clubs die er ook graag onderdak willen hebben. Ondernemer Jan Vinke vatte het plan voor De Leut­ fabriek. In het plan wordt het hele fabriekscomplex hergebruikt als bouwplaats voor carnavalsverenigingen, aangevuld met oefenruimtes voor bandjes en de harmonie. Hiermee kan het complex het hart worden van het carnavalsverenigingsleven in Sas van Gent. Voor een sluitende exploitatie worden ook enkele kantoorunits voor kleine of startende ondernemers gerealiseerd.

Hiermee kan het complex het hart worden van het carnavalsverenigingsleven in Sas van Gent. Een werkgroep heeft het idee uitgewerkt en het complex is april 2014 voor een symbolisch bedrag van ¤ 11,11 overgedragen aan een stichting die zorg draagt voor exploitatie en beheer. Voor renovatie heeft de stichting een kleine bruidsschat ontvangen. Naar verwachting is De Leutfabriek bij de start van het carnaval in 2015 in volle glorie te bewonderen. Het idee voor De Leutfabriek komt voort uit De Tafels van Sas: een netwerkaanpak geïnitieerd door de lokale woningcorporatie om een gesprekover leegstand op gang te brengen. Bij de eerste Tafel werd een aantal ambtenaren en sleutelpersonen uit de stad (veelal bestuursleden van één van de vele verenigingen) uitgenodigd. Deze mensen nodigden vervolgens weer mensen uit voor verdere Tafels van Sas. De gesprekken vonden altijd plaats in een lokaal café, zo was een verbinding met weer andere bewoners van Sas altijd snel gelegd. Volgens Jan Vinke hebben de tafels bij velen de ogen geopend, de basis gelegd voor nieuwe samenwerkingen en contact vergemakkelijkt tussen ambtenaren en betrokken en ondernemende Sassenaren.

provincie zeeland programma werkplaats, oefenruimte, kantoor initiatiefnemers bewoner/ondernemer jan vinke overige betrokkenen diverse verenigingen in sas van gent, gemeente terneuzen, stichting doen status initiatieffase ruimtelijke aard hergebruik / transformatie tijdelijk gebruik nee

5


van onderop!

Column

initiatief

De kracht van krimp

door safka overweel De tegenstelling van krimp is groei. Ik heb me altijd afgevraagd hoe het dan kan, dat juist in een aantal krimpgebieden bloeiende en bijzondere initiatieven ontstaan. Als er ergens creativiteit groeit, dan is het vaak dáár: in de leegte. Het zijn haast nooit voorspelbare plekken, maar gewone huiskamers, verlaten dorpshuizen, creatieve ontmoetingsplekken of werkplekken waar blijkbaar kansen liggen. Stichting DOEN ziet door het hele land innovatieve, verrassende samenwerkingsvormen waarbij bewoners, ondernemers en kunstenaars zich verenigen. Zo was ik laatst in Groningen waar van een oud dorpscafé een bijzondere nieuwe ontmoetingsplek is gemaakt. Voor mensen van verschillende achtergronden, van dichtbij en van ver weg: bij Wongema is iedereen welkom. Het is mooi om als landelijk fonds financieel te kunnen bijdragen aan dit soort initiatieven. Tegelijkertijd kunnen we natuurlijk niet alle gaten dichtlopen van de overheid. Juist daarom geven we de voorkeur aan ondernemende initiatiefnemers, zoals Wongema, die op creatieve wijze werken aan hun eigen inkomsten of andere verdienmodellen bedenken. Dat geldt ook voor lef. Want leegte en ruimte dagen ook uit tot experimenteren en een nieuwe, eigentijdse invulling. Een aantal bewoners van het dorp Valthermond bijvoorbeeld, schreven een businessplan voor de eigen exploitatie van het zwembad De Zwaoi, dat door bezuinigingen met sluiting werd bedreigd. Het huidige zwembad wordt nu uitgebreid tot een ontmoetingsplek voor nieuwe doelgroepen, zodat zoveel mogelijk bewoners er gebruik van kunnen maken. Een succesvolle, gedurfde onderneming waar we bij doen van houden. Veel bottom-up-initiatieven ontwikkelen zich in de Randstad of in de grote steden, maar de laatste jaren zie ik net zoveel vernieuwende en creatieve projecten tot stand komen in de krimpgebieden. Een verrassing?

In eerste instantie wel een beetje. Nu we met doen meer partners uit de krimpgebieden ondersteunen en leren kennen, zie ik echter steeds meer overeenkomsten. Een daarvan is dat leegte simpelweg ruimte biedt voor mogelijkheden. Het is duidelijk dat vrijplaatsen en broedplekken dáár ontstaan waar bewoners een actieve rol op zich nemen om de leefbaarheid op peil te houden, zowel in de stad als op het platteland. Dat is ook de focus van doen : innovatie, creativiteit en ondernemerschap. En we laten ons nog steeds graag verrassen! Dus heb je een idee, initiatief of inspiratie voor een nieuwe ontmoetingsplek? Neem dan eens contact met mij op via safka@ doen.nl. Je vindt meer informatie over Stichting doen op: www.doen.nl/nieuweontmoetingsplekken. Safka Overweel is programmamanager bij Stichting DOEN. safka@doen.nl

We kunnen niet alle gaten van de overheid dichtlopen. Juist ­daarom geven we de voorkeur aan ondernemende ­initiatiefnemers.

bs22, werkplaats voor waarmaken van ideeën In Groenlo bouwen bewoners via een buurthuis-nieuwe-stijl aan de toekomst In het Gelderse Groenlo is met het idee van één bewoner, Linda Commandeur, onder bewoners energie ontketend om samen te werken aan de toekomst van het stadje en van de Achterhoek. BS22, een winkelpand in de Beltrumsestraat in het centrum, is het kloppend hart ervan. Ze noemen het een werkplaats: je gaat hier zelf aan de slag met je ideeën. Linda’s idee is ‘modern naoberschap in uitvoering’. In het centrum van Groenlo is een winkelpand in de Beltrumsestraat omgebouwd tot open werkplaats alias buurthuis-nieuwe-stijl. Het pand is in eigendom van een particulier en stond al enige tijd leeg. Het Programma Stad Groenlo (een project van de gemeente Oost Gelre) huurt het pand en geeft het initiatief de mogelijkheid om iets in gang te zetten. De eigenaar van het pand is blij dat er reuring is in haar pand en in de stad. BS22 geeft ruimte aan modern naoberschap in uitvoering. Het is een plek waar plannen gesmeed en gepitched kunnen worden. Geen plaats om je klachten neer te leggen, maar om echt aan de slag te gaan met het verbeteren van je leefomgeving. Een idee mag hier ook echt een idee zijn. Zij vragen niet om uitgewerkte plannen, maar stellen vragen of geven tips, waardoor je idee een plan wordt. De meebouwers bij BS22 brengen je in contact met mensen en organisaties die jou verder kunnen helpen. Ze nemen niets van je over. Het is en blijft jouw idee, dat er alleen komt wanneer jij ermee verder gaat.

BS22 geeft ruimte aan modern naoberschap in uitvoering. Het is een plek waar plannen gesmeed en ­gepitched kunnen worden De website van BS22 is de virtuele plek waar hulp (kennis, kunde en materialen) voor de projecten wordt georganiseerd. De plannen worden er kort gepresenteerd, net als wat er nodig is om de plannen te realiseren. Met een klik op de knop kan je aangeven op welke manier jij wilt bijdragen. Digitale crowdfunding dus. De fysieke locatie geeft ruimte aan (spontane) ontmoeting en kan gebruikt worden als flexwerkplek. Ook vinden er regelmatig bijeenkomsten plaats die bijdragen aan leefbaarheid, vooruitgang, inspiratie en het leggen van nieuwe verbindingen. Deze sessies worden georganiseerd vanuit BS22 of door gebruikers van de locatie. De projecten die via BS22 worden opgezet verschillen van fysieke ingrepen tot sociale activiteiten. Fysieke projecten zijn, naast het realiseren van BS22 als echte plek om samen te komen: het aantrekkelijker maken van de stegen in de Groenlose binnenstad, het verfraaien van een onaantrekkelijke tunnelbak en het verwezenlijken van een aantrekkelijke toeirstische fietsroute langs de Slinge, van Beltrum tot aan Meddo.

provincie gelderland programma ontmoeten, verbinden, waarmaken, flexwerkplek, workshopruimte, bijeenkomsten initiatiefnemers ondernemer linda commandeur overige betrokkenen gemeente oost gelre, bewoners, stichting doen status operatief ruimtelijke aard hergebruik / Safka Overweel

6

transformatie tijdelijk gebruik nee


van onderop!

interview

Tanja Abbas (links) en Linda Commandeur (rechts). Foto: Lawrence Mooij

Verbondenheid met de plek en de mensen waarmee je samenleeft als drijfveer voor maatschappelijke ­innovatie.

Modern naoberschap als motor een gesprek met tanja abbas en linda commandeur

Al lang voordat het begrip participatie­samenleving in zwang raakte, kreeg deze een nieuwe impuls in het oosten van het land. En dat is niet zo vreemd. Dit deel van het land kent immers een lange traditie met het begrip naoberschap (burenhulp). De nieuwe bewonersinitiatieven worden in de Achterhoek ook wel eens geduid met ‘modern naoberschap’. De actieve en ondernemende Achterhoekers én moderne naobers Tanja Abbas en Linda Commandeur schreven er een boek over. Wat is modern naoberschap precies? Een nieuw netwerk van mensen, die wat willen doen voor hun directe leefomgeving, gedeeltelijk gebaseerd

op de kernwaarden van het ‘oude’ naoberschap. Binnen dit netwerk wil men elkaar helpen om aangenaam te wonen, werken en leven. Nieuwe communicatiemiddelen ondersteunen de verbindingen. Gedeelde verantwoordelijkheid, gelijkwaardigheid, wederzijds vertrouwen, talenteninzet en wederkerigheid zijn de nieuwe ongeschreven regels. Dat is toch gewoon burenhulp? Nou, het gaat verder dan dat. Het gaat over diepe verbondenheid met de plek en de mensen waarmee je samenleeft. Zoals boer Dieks Horsman treffend zegt in een korte documentaire van Leonard Kollen: “Een naober is meer dan je buur, een naober is je naoste.”

Of zoals voormalig wethouder van Oude IJsselstreek Wybe Rijnsaardt zegt: ”Gekoesterd naoberschap is meer dan een beetje barbecueën met de buren.” Je hebt meer voor elkaar over dan het uitlenen van een kopje suiker. Waarin verschilt het moderne naoberschap van de traditionele varianten? Het moderne naoberschap is niet een vervanging van het oude. Beide kunnen prima naast elkaar bestaan. Het oude hecht aan tradities, ongeschreven regels, die al generaties lang aan elkaar worden doorgegeven: “Het is gewoon zo, het is al jaren zo geweest en daarom is het nog steeds zo.” De moderne vorm is wel 7


van onderop!

interview Naoberschap Naoberschap is een ingeburgerd begrip in het noorden en oosten van Nederland en staat voor de ongeschreven verplichting om elkaar als naobers (buren) bij te staan in raad en daad als dat nodig is. Het is ontstaan in de buurschappen, de oudste samenlevingsvorm in Gelderland. Vroeger was die hulp pure noodzaak op de arme en slecht ontsloten zandgronden. Vroedvrouwen, dokters en begrafenisondernemers waren er bijvoorbeeld nauwelijks op het slecht bereikbare platteland.

gebaseerd op deze tradities, maar heeft zich aangepast aan de nieuwe tijd. Het heeft ook te maken met een generatieverschil en ook op het platteland is de wereld veranderd. Veel mensen werken inmiddels ‘buiten de deur’, het zijn tweeverdieners, de auto staat voor de deur, de wereld ligt aan je voeten met alle sociale media. Toch voelen de mensen die onderlinge verbondenheid, maar ze geven er een andere invulling aan dan toen men elkaar nog echt moest helpen. Juist omdat je bij elkaar in de buurt woont kun je elkaar snel vinden om iets van de grond te krijgen en elkaar te helpen. Daar hoeft niet per se iets tegenover te staan. De een kan dit, de ander dat, zo kun je op gelijkwaardige basis elkaar verder helpen. Jullie zien kansen om de aanwezige lokale krachten en gevoel van verbondenheid in te zetten voor opgaven die komen met een dalend bevolkingsaantal. Dat zijn in de regel ook vaak opgaven die de lokale gemeenschap alleen niet kan oplossen. Hoe verhoudt modern naoberschap zich tot een bredere lokale en regionale aanpak? Mensen merken steeds meer van de bevolkingsdaling. Je ziet dat dat aanzet tot nieuwe initiatieven, anders denken en handelen. Soms kan dat op lokaal niveau, zoals de aanpak van winkelleegstand of nieuwe zorginitiatieven waarbij mensen zo lang mogelijk in het dorp kunnen wonen. Soms is het beter om voor een regionale aanpak te kiezen, bijvoorbeeld bij het actieplan jeugdwerkloosheid of het aantrekken van hogeropgeleiden die starten op de arbeidersmarkt. Ook dit soort initiatieven kan op basis van de naoberschapsgedachte worden opgepakt. Een voordeel is dat de Achterhoek een geografisch afgebakend gebied is en inwoners zich Achterhoeker voelen. Hierdoor krijg je sneller iets van de grond. Kijk maar naar een evenement als de Zwarte Cross. Ook het Naoberkrediet, een particulier initiatief voor het verstrekken van krediet aan Achterhoekse MKB’ers, leunt sterk op dit saamhorigheidsgevoel.

Samenwerking van burgers en ondernemers met overheid en instituten, is dat eigenlijk nog naoberschap? Alleen als het op basis van gelijkwaardigheid gaat en wanneer het geen top-down-beweging is waarbij bewoners mee ‘moeten’ doen. In onze huidige samenleving kom je overheid en maatschappelijke organisaties tegen. Je kunt, en wilt, niet altijd om ze heen. Je kunt elkaar versterken wanneer je een gezamenlijke visie hebt, waarbij je van elkaar weet welke kant je op wilt en wat je daar individueel aan kunt bijdragen. Regelmatig wordt naoberschap gezien als een verkapte bezuiniging. Vooral politici nemen het woord makkelijk in de mond. Mensen prikken hier snel doorheen. Aan de andere kant snappen ze echt wel dat het allemaal niet meer zo kan als het was en denken ze graag mee over een oplossing, of ze komen hier zelf mee.

Mensen merken steeds meer van de bevolkings­ daling. Je ziet dat dat aanzet tot nieuwe initiatieven.

niet alleen geld verdienen, maar ook hun kennis en ervaring inzetten voor een hoger doel. Het is zo moeilijk om je expertise en energie niet in te zetten. Daarnaast denken mensen vaak dat wij iets doen vanuit de naoberschapsgedachte, terwijl dit gewoon ons werk is. Wij werken inderdaad vanuit deze traditie, maar dat betekent niet dat wij de hypotheek kunnen betalen met een wederdienst. Waar ligt volgens jullie de komende jaren de grootste uitdaging voor de Achterhoekse gemeenschappen? En waar voor de overheid en de instituties? Wanneer we gezamenlijk vooruit willen komen, kunnen we niet langer denken vanuit concurrentie en wantrouwen. Alleen door samen onze schouders onder verschillende vraagstukken te zetten, kunnen we de ontwikkelingen het hoofd bieden. Teruglopende leerlingenaantallen op scholen lossen we niet op door alleen naar de school in ons eigen dorp te kijken. Leegstand in winkelgebieden is niet in te vullen met het aantrekken van detaillisten uit onze buurgemeente. Deze vraagstukken zijn veel groter en kun je alleen het hoofd bieden door elkaar het licht in de ogen te gunnen. Door te denken en doen vanuit het belang voor de regio. En zo denken geldt niet alleen voor inwoners, maar ook voor politici, ambtenaren en ondernemers op lokaal, regionaal en landelijk niveau. Tanja Abbas (Barchem) is bestuurskundige, denker en doener voor de publieke zaak. Ze is een ervaren procesbegeleider, adviseur en trainer en is ook in te huren als dagvoorzitter en onafhankelijk gespreksleider.

In veel regio’s, waaronder ook zeker de Achterhoek, zie je een aantal supernaobers die zich niet alleen inzetten voor de buren, maar ook voor het dorp en de regio en daarin veel tijd investeren. Naoberschap en brood op de plank. Vrijwilligerswerk en boterham verdienen. Vertel eens. Ik denk dat dat op meerdere plekken in Nederland zo is. Je hebt mensen die iets willen veranderen in hun omgeving, die iets teweeg willen brengen. Zij willen

Tanja houdt van de interactie met groepen mensen en is inhoudelijk sterk op de thema’s participatie, interactief werken, demografische krimp en modern naoberschap. Linda Commandeur (Groenlo) is losmaker en verbinder bij veranderende omstandigheden. Ze helpt om nieuwe mogelijkheden en oplossingen te zien, zowel individueel als in groepen. Linda houdt graag een verhaal (met veel interactie) over de thema’s die raken aan modern naoberschap, waarmaken van je dromen, de netwerksamenleving en de deeleconomie.

initiatief zorgsuper woldendorp Supermarkt en dorpspunt blijven behouden door combinatie met zorg De supermarkt van Woldendorp sloot een aantal jaar geleden haar deuren. Op verzoek van Klankbordgroep Woldendorp deed Stichting DBF een haalbaarheidsonderzoek voor een nieuw leven voor het leegstaande pand. Ze kwamen in contact met Jaap en Pauline Bouma die het nabijgelegen Zorghotel Wilhelmina runnen. In het zorghotel werken ze met mensen met een beperking. Deze mensen hebben behoefte aan activiteiten, en daarvoor bood de nabije omgeving te weinig mogelijkheden. Zo ontstond al snel het idee van de zorgsuper. In de zorgsuper kunnen hun cliënten worden ingezet en werk doen dat waardevol is, zowel voor henzelf als voor het dorp. De gemeente Delfzijl wilde een dorpspunt ontwikkelen en sloot zich bij het initiatief aan. Daarop kocht Stichting DBF het pand aan. 8

In Woldendorp komen zo twee zaken bij elkaar. Het initiatief van Jaap en Pauline Bouma om de voormalige supermarkt een nieuw leven in te blazen en het initiatief van de gemeente Delfzijl om een dorpspunt te gaan ontwikkelen. Juist de gezamenlijkheid van deze twee initiatieven maakt het geheel sterker, zowel inhoudelijk als qua exploitatie. De nieuwe supermarkt draagt de naam ‘Bouma’s Troef’ en is samen met het dorpspunt begin 2011 geopend. Het dorpspunt waar de inwoners van Woldendorp terecht kunnen voor informatie, steun en ontmoeting op het gebied van wonen en welzijn. De winkel – waarin mensen met verstandelijke beperking werken – versterkt deze ontmoetingsplek in het dorp.

provincie groningen programma supermarkt, dorpspunt, dagbesteding initiatiefnemers bewoners overige betrokkenen ondernemers, gemeente delfzijl, stichting dbf status operatief ruimtelijke aard hergebruik / transformatie tijdelijk gebruik nee


van onderop!

Column

De bijsluiter van de participatie­samenleving Burgerinitiatieven leunen voor hun voort­ bestaan meer op publiek geld en aandacht dan Haagse wensdenkers hopen.

door martin van der maas Toen ik mij laatst bij een nieuwe collega voorstelde als wijkmanager, zei ze: “Interessant, die zijn belangrijker geworden.” Ze sloeg de spijker op de kop, maar soms vraag ik mij af of we daar blij mee moeten zijn. Wijkambtenaren worden opeens gezien als prima gereedschap om de participatiesamenleving mee in te regelen. Zij zijn bij uitstek geschikt om systeemverantwoordelijkheden over wankele bruggetjes naar de burgerwereld te brengen zonder dat er essentiële dingen over de reling vallen. Want dat is de belofte van het groeiende leger aan burgerkrachtadvocaten, waar onze Koning zich in z’n troonrede bij aansloot: een overheveling van taken naar de burger zonder kwaliteitsverlies voor de samenleving als geheel. Nee, zelfs met kwaliteitswinst, en dat met minder geld! Je gaat bijna denken waarom we dit niet veel eerder hebben bedacht. Welnu: omdat het te mooi is om waar te zijn.

kruimelwerk Veel burgerinitiatieven zijn goedbedoeld, maar ­kruimelwerk in de marge. Overheidje spelen blijkt bovendien in de praktijk niet zo gemakkelijk. Dat hebben mensen als Klaas Mulder, René Cuperus en Raul Lansink recentelijk overtuigend betoogd. Burger­ initiatieven leunen voor hun voortbestaan meer op publiek geld en aandacht dan Haagse wensdenkers hopen. In Den Helder hebben we sinds enige tijd enkele buurtbeheerbedrijven. Leveren ze kwaliteit? Ja, vaak wel. Genereren ze meer betrokkenheid in hun buurt? Dat zeker. Bovendien dwingen zij de gemeente ook nog eens tot een flexibeler werkhouding. So far so good, dus. Maar is het ook goedkoper? Nou, nee. Zonder startsubsidie zouden zij het niet hebben gered. Zij vragen nog steeds meer aandacht dan een reguliere aannemer. Zij ontvangen gemeentelijke beheergelden. En dan heb ik de uren die ik er als wijkmanager in heb gestoken nog niet eens meegerekend.

goedkoper Met sociale wijkteams is het al niet veel anders. Prima teams, maar goedkoper? Voorlopig niet. De begeleider van het sociale wijkteam in mijn wijk De Schooten heeft me al laten weten dat borging door de gemeente noodzakelijk zal zijn voor verdere ontwikkeling. En borging is meestal geen druk op de knop. Borging kost tijd, geld en aandacht. En dan al die andere dingen… Samen met bewoners een kindvriendelijke wijk creëren? Goed idee, maar mijn collega’s kreunen onder de hoeveelheid werk. Uitkeringsgerechtigden voor hun geld laten werken? Kan, maar onderschat de noodzakelijke begeleiding niet. De participatiesamenleving kost meer dan we denken. Ik ben ervan overtuigd dat het een betere samenleving kan worden. Met een betere overheid ook vooral, en een minder diepe kloof tussen overheid en burger. Maar ik raad het ministerie van Financiën af om de beoogde bezuinigingen al in te boeken. Doen ze dat toch (en dat doen ze), dan zullen zowel collectieve verworvenheden als bijvoorbeeld veiligheidsnormen er onherroepelijk onder lijden. En overspannen ambtenaren zullen – oh ironie – zeggen dat ze voor het goed inregelen van de participatiesamenleving geen tijd meer hebben. Omdat ze gelijk opgaan, dreigen bezuinigen en participeren synoniemen te worden. De participatiesamenleving wordt straks geassocieerd met uitholling van publieke waarden. En al die wijkambtenaren die zich naïef voor het karretje van bezuinigers hebben laten spannen, krijgen dan te horen: “Zie je wel dat participatie niet werkt?” Dat zou een jammerlijke en oneerlijke conclusie zijn. Want participatie werkt wèl. Alleen niet met de helft minder geld. Martin van der Maas is planoloog, nu werkzaam als wijkmanager bij de gemeente Den Helder. Voorheen was hij werkzaam bij de provincie Gelderland en bij Rooilijn, vaktijdschrift voor de planologie. mail@martinvandermaas.nl

Foto: Pim Geerts

9


van onderop!

artikel

Boekje te ­buiten gaan op de Oost-Groningse woningmarkt Overheid, corporaties en markt werken samen aan waardebehoud particuliere woningvoorraad.

door theo adema Oost-Groningen valt als krimpregio op door een hoog aandeel huishoudens met een laag inkomen in een koopwoning. Woningcorporaties hebben de afgelopen jaren al veel gesloopt en verdund. De koopvoorraad kent echter een onzichtbare krimp: versnipperde leegstand, stille armoede, langzame achteruitgang. Dit is een perspectief dat in veel landelijke ‘anticipeerregio’s’ reëel is. Ook al lijken het incidenten, ze hebben grote impact op de omgeving, het imago en de waarde van het aangrenzende vastgoed. Daarbij geldt bovendien: waarom goede huurwoningen slopen, terwijl slechte koopwoningen blijven staan?

10

De gemeenten Vlagtwedde en Stadskanaal, woningcorporaties Lefier en Acantus, vno-ncw Noord, de Rabobank en de Provincie Groningen richtten de Stichting Waardebehoud Onroerend Goed op en stelden budget beschikbaar. Vooral de rol van het bankwezen is hierin uniek. Doel is: experimenteren met chirurgisch ingrijpen bij in slechte staat verkerend particulier vastgoed. Woningen komen in aanmerking als er sprake is van een zichtbaar slechte staat en impact op de directe omgeving. buitenkans Achter elke voordeur schuilt een uniek probleem met een eigen oplossing. Je treft mensen aan met verzamelwoede, mensen met grote financiële problemen en soms hele bijzondere hypotheekconstructies. Vaak is er wantrouwen richting overheid, corporatie en bank.

Vaak herkennen mensen zelf geen probleem of is er een irreëel idee over de waarde van de eigen woning. Soms is er ook opportunisme: misschien valt er meer te halen? Vertrouwen winnen, goed uitleggen en mensen overtuigen van hun buitenkans kost behoorlijk wat tijd. De eerste mensen grijpen nu hun kans. Een klusteam met werkzoekende timmerlieden knapt de woning op, de stichting komt tot aankoop en sloop of tot woningruil. Maar wel op de voorwaarde dat eigenaren én meebetalen én meehelpen. De stichting biedt ondersteuning en vooral tempo. Bijzonder is dat geld uitgeven moeilijk lukt, omdat met minimale middelen veel bereikt wordt: een kleine gevelrenovatie heeft al grote impact op de omgeving. Toch is voorkomen beter dan genezen. Preventie is beter, goedkoper en bovendien zuiverder: huiseigenaren zijn immers zelf verantwoordelijk voor hun woning. Naast de zachte,


van onderop!

Foto: Pim Geerts

helpende hand is daarom ook de harde, preventieve hand nodig. Tijdig contact leggen en waar nodig aanschrijven. Aanschrijven is echter tijdrovend en vaak ontbreekt goed beleid. Hier ligt hoe dan ook een taak voor gemeenten. kappen of doorgaan? Hoewel de eerste voorzichtige resultaten al een groot effect hebben op de omgeving, is de vraag bij een experiment altijd: kappen of doorgaan? Hoe erg is het dat deze werkwijze de onderliggende oorzaken niet oplost? En dat kopers niet zelf hun verantwoordelijkheid nemen en mogelijk zelf achterover gaan leunen als deze reddingsboei breed bekend is? Of dat klusteams in potentie concurreren met lokale ondernemers? Er zijn voldoende redenen om door te gaan. De investering is beperkt, maar het effect is groot. De

Oost-Groninger cultuur is introvert, het dorp neemt niet vaak het voortouw, en daarom is de stimulerende rol van een overheid of organisatie hier juist nuttig. En ‌ de rol van overheid, corporaties en banken houdt alleen in theorie op bij de openbare ruimte, het verhuren van woningen en het verstrekken van hypotheken. Dat overheid, corporaties en nu ook bedrijfsleven en bankende handen ineen slaan is een voorbeeld voor een brede aanpak op lokaal niveau. Dat partijen hun boekje te buiten gaan, het zij zo. Dat ze samenwerken is waardevol en belangrijker. Het maatschappelijk rendement is hoog en dåt telt!

Waarom goede huurwoningen slopen, terwijl slechte koopwoningen blijven staan?

Theo Adema is projectleider van het experiment Waardebehoud Onroerend Goed en organiseert kracht bij woningeigenaren en denkkracht voor de stichting. t.adema@kaw.nl

11


van onderop!

interview

Een nieuwe brug tussen Den Haag en de krimpregio’s ‘Wij moeten zelf ook nieuwe wegen bewandelen.’

W

Corine Flendrie-van der Schoot en Erik van den Eijnden zijn als programmamanager en beleidsadviseur werkzaam bij het ministerie van Infrastructuur en Milieu. Zij zijn de opdrachtgevers van het kennisprogramma ‘Bottom-up transformatie in krimpgebieden’. Voor het Rijk, Corine en Erik een bijzonder programma en experiment. Een gesprek over hun rol en ontdekkingstocht als Rijksambtenaren bij initiatieven in krimpregio’s.

12

e zijn dit programma gestart omdat we zagen dat initiatieven van bewoners en ondernemers steeds belangrijker worden voor de kwaliteit van leven in krimpregio’s”, trapt Corine af. “Zeker nu de overheid en maatschappelijke organisaties steeds minder kunnen investeren en we van een verzorgingsstaat naar een participatiesamenleving gaan. Vanuit het Rijk willen we de ondernemende opstelling van burgers stimuleren door een bijdrage te leveren aan het delen van kennis en ervaringen rondom deze initiatieven. Niet in de laatste plaats omdat veel lokale initiatieven een inspiratie- en kennisbron kunnen zijn voor andere regio’s en gemeenschappen.” Erik geeft aan dat ze als ambtenaren van het Rijk zelf ook nieuwe wegen moeten bewandelen. “Onze ogen werden geopend toen we via onze reguliere kanalen, via provincies en gemeenten, een uitvraag deden naar innovatieve projecten. De opbrengst van die uitvraag viel tegen. We hebben toen besloten zelf een kennisprogramma te starten, op zoek te gaan naar initiatieven en deze op een nieuwe manier te ondersteunen.” “De vraag die zich meteen aandiende is hoe je als ambtenaar de enorme afstand tussen Rijk en burger­ initiatief kunt overbruggen. Dat proberen we onder andere te doen door de regio’s regelmatig te bezoeken. Op die manier proberen we te begrijpen wat er speelt, hoe initiatieven tot stand komen, hoe samenwerkingen verlopen, waar lokale verschillen en knelpunten zitten.” Corine vult aan: “Het helpt ons een goed overzicht te krijgen van de verschillende ontwikkelingen en initiatieven in de samenleving en om te bepalen wat we vanuit onze rol daarin kunnen betekenen. Zo hebben we geleerd dat we een rol kunnen spelen in uitwisseling van kennis en ervaringen door verschillende regio’s of partijen met elkaar te verbinden. Of dat we ondersteuning kunnen bieden door expertise van professionals aan te reiken als daar behoefte aan is.” Erik: “Om ons hierbij te ondersteunen hebben we de kracht en kennis van het bijzondere netwerk van ruimtevolk ingeschakeld. We zijn samen met de initiatiefnemers in de regio het afgelopen anderhalf jaar op zoek gegaan naar een nieuwe vorm van samenwerken aan de krimpopgaven. De initiatieven en initiatiefnemers en het werken vanuit vertrouwen en inspiratie stonden daarbij continu centraal. Het heeft geleid tot een dynamisch proces, een ontdekkingstocht, waarin we initiatiefnemers, maar ook andere partijen direct of indirect een stapje verder hebben kunnen helpen in hun proces. Ook hebben we zelf nieuwe inzichten opgedaan.” “Bijvoorbeeld dat succesvolle bottom-up-initia­ tieven vaak zonder directe bemoeienis van een (Rijks)overheid tot stand komen en dat er al veel mogelijk is. Maar ook dat het vaak spannend wordt wanneer lokale

initiatieven groeien of direct raken aan het publieke belang. Want dan komt het aan op de souplesse van alle partijen.” Volgens Corine moeten initiatiefnemers daarom breder kunnen en willen denken dan puur en alleen vanuit hun eigen initiatief. “Overheid en instituties moeten openstaan om ideeën en initiatieven onbevangen te bezien en de consequenties te aanvaarden. Bijvoorbeeld door beleid aan te passen, bureaucratische belemmeringen uit de weg te ruimen of bestemmingsplannen aan te passen. Met name in de Dorpenlabs van Ruimtevolk is duidelijk geworden dat een goede samenwerking start met een gezond en open bewustzijn over de eigen rol en verantwoordelijk­ heden.” Erik ziet ook dat er een omslag van denken plaatsvindt bij lokale initiatiefnemers en partijen. “Het bewuste of onbewuste idee dat ‘de overheid’ een initiatief aan de voorkant zou moet helpen en problemen oplost, maakt plaats voor de vraag in hoeverre de overheid als partner nodig is om een initiatief verder te krijgen. We hebben ook creatieve financieringsmodellen langs zien komen, vaak bijzondere combinaties van overheidsgeld en collectieve en particuliere investeringen. Dat is een fundamenteel andere aanvliegroute, die wat ons betreft veel perspectief en hoop biedt.” “Bijvoorbeeld in het Brabantse Boekel waar lokale ondernemers het initiatief hebben genomen om een gemeentedekkend glasvezelnetwerk aan te leggen voor dorpskern, bedrijfsterrein én buitengebied. Een wens die in veel (krimpende) gemeenten leeft. In Boekel viel het private initiatief van lokale ondernemers samen met het publieke belang van glasvezel voor iedereen, dat normaal door de gemeente behartigd wordt. Hierbij kwam het aan op souplesse van alle betrokken partijen. Met slim makelen en schakelen tussen lokale ondernemers, verenigingen en de gemeente is het allereerste gemeentedekkende glasvezelnetwerk van Nederland gerealiseerd.” “Bovendien hebben we ontdekt dat de unieke opzet van het kennisprogramma en de kennis en het netwerk van ruimtevolk ertoe hebben geleid dat er nieuwe verbindingen zijn gelegd en daarmee een toegevoegde waarde is ontstaan bovenop onze eigen investering. Neem bijvoorbeeld Stichting doen die projecten op de website van het programma actief heeft benaderd voor financiële ondersteuning. Of het feit dat veel projecten ook op andere lokale, regionale of nationale platforms hebben gestaan en aandacht krijgen van de lokale of Haagse politiek.” Corine wil daarom voortborduren op het succes van het programma. “Voor ons dus alle reden om op deze manier met elkaar kennis uit te blijven wisselen en te blijven experimenteren.”

Het bewuste of onbewuste idee dat ‘de overheid’ een initiatief aan de voorkant zou moet helpen en problemen oplost, maakt vaker plaats voor de vraag in hoeverre de overheid als partner nodig is om een initiatief verder te krijgen.


van onderop!

artikel

De Potemkinse aanpak van leegstand Hoe een verlaten Duits dorp weer tot leven kwam door stad te ­spelen.

In Wittenburg, een stadje met 5.000 inwoners op de voormalige grens tussen Oost- en West-Duitsland, is de krimp hard toegeslagen. Bewoners zijn vertrokken en met hen de voorzieningen. Er heerst al decennia lang veel leegstand. In de hoofdstraat van Wittenburg, staat sinds de hereniging ongeveer een derde van de huizen leeg. Op initiatief van stedenbouwkundige Ton Matton hebben bewoners en ondernemers in 2012 de handen ineengeslagen en met een bijzondere aanpak de straat en het dorp een blijvende impuls gegeven. Een introductie van de Potemkinse aanpak van leegstand. Ooit gehoord van Potemkinse dorpen? Eind 18e eeuw wilde de Russische elite de wereld graag laten geloven dat zij machtiger was dan in feite het geval was. Daarom besloot men buitenlandse gasten mee te nemen op een boottochtje over de Dnjepr, zodat ze getuige konden zijn van de welvarendheid en de dankbaarheid van het Russische volk. Veldmaarschalk Potemkin liet daarvoor mobiele dorpen bouwen, die telkens werden neergezet langs de oever van de rivier, vlak voordat de boten met gasten in zicht kwamen. Nadat de boten uit het zicht waren verdwenen, liet Potemkin het ‘dorp’ afbreken en langs de rivier transporteren, om verderop weer te worden opgebouwd. Bijna drie eeuwen later, de hoofdstraat van Wittenburg. Een klein uur rijden ten oosten van Hamburg. Meer dan veertien vervallen huizen met kapotte ramen, lekkende goten en half ingestorte daken. De atmosfeer in de straat is somber en negatief, ieder kent van elk huis het achterliggende verhaal, over brand, scheidingen, strenge regels van monumentenzorg, faillissementen of onvindbare erfgenamen ver weg in de Oekraïne. Een treurige omgeving die elke investeerder de straat zo snel mogelijk doet verlaten. potemkinse aanpak De Nederlandse kunstenaar en stedenbouwkundige Ton Matton heeft een aantal kunstenaars uitgenodigd om samen met bewoners en ondernemers de straat een impuls te geven. De vervallen gevels werden met lijm en verf omgevormd en tonen nieuwe mogelijkheden, zoals een danshuis, de Wittenburg Academie, een metrohalte, een drive-through-bioscoop, een bezwarentoeter en de wild-breigevel. Nieuwe, positieve verhalen en beelden vervingen de tot dan heersende negatieve geschiedenis. En het werkte. Geïnteresseerden en investeerders werden er door aangetrokken.

Ton Matton over deze bijzondere strategie van pre-gentrificering: ‘Het verlangen van de bevolking naar stadsleven is vertaald en gedurende enkele weken hebben we stad gespeeld. Verrassenderwijs werd het schijnbeeld echt en de straat kreeg een inverse Potemkinsche betekenis. De straat werd een sociale ontmoetingsplek, levendig en met een hoge deelname aan het sociale leven. Weliswaar met tijdelijke ‘attrappegevels’, die afleidden van de kapotte huizen, maar wel degelijk authentiek in het sociale.’ mensen maken stad Het project grijpt volgens Ton Matton terug ‘naar een diepgeworteld verlangen naar een tijd, waarin de hoofdstraat in Wittenburg nog levendig was en waar winkel naast winkel rijen met klanten trokken die elkaar op straat ontmoetten. Een tijd met mensen in de straat en gebouwen. De ingrepen in de Große Potemkinsche Straße startten daarom vanuit de gedachte dat niet de gebouwen maar de mensen de stad maken. Het voegt een nieuwe dimensie aan het vak van stedenbouwkundige toe; performative urbanism,

gebaseerd op een de strategie van improvisatie en het bieden van maximale vrijheid.’ Het is juist die ruimte van handelen die volgens Matton in krimpregio’s nodig is om mensen aan te trekken en te laten bewegen. Hij noemt het ‘het plannen van het niet-plannen’. ‘De straat heeft ruimte nodig om te denken, om te improviseren en een gevoel te krijgen hoe met deze situatie om te gaan. Om leven in de vervallen huizen terug te krijgen heb je geen investeerders nodig – die zocht de burgemeester al twintig jaar – want die willen een vast rendement van minstens 7 procent. Wat we zoeken zijn mensen die hier hun leven willen leiden, die stap voor stap een huis renoveren omdat ze er zelf willen wonen.’ Door het enthousiasme van de vele mensen die meededen, werden de negatieve verhalen overschreven en een nieuwe positieve atmosfeer geschapen. De straat werd tot leven gewekt. En sinds de hereniging van oost en west waren er in Wittenburg niet meer zoveel mensen op straat. Inmiddels is de helft van de huizen verkocht en wordt de komende jaren op verschillende plekken gerenoveerd.

Wittenburg, Große Straße Foto: Ton Matton

13


van onderop!

initiatief

dorpenlab

In Groningen staat niet samenwerking aan krimp­ opgaven centraal, maar ruimte voor het initiatief en voor ondernemende ­gemeenschappen. de ommezwaoi in valthermond Bewoners nemen zwembad over en starten dorpsbedrijf Door bezuinigingen dreigde sluiting voor zwembad De Zwaoi in Valthermond, één van de kernen van de gemeente Borger-Odoorn. Een aantal bewoners van Valthermond legde zich hier echter niet bij neer en verenigde zich in dorpsbedrijf De Ommezwaoi. Zij schreven een businessplan voor de eigen exploitatie van het zwembad dat in november 2012 door de gemeenteraad werd goedgekeurd. Het Dorpsbedrijf heeft vanaf het voorjaar 2013 de exploitatie van het zwembad op zich genomen. Bij deze overname zorgde de gemeente ervoor dat het bad voor de start van het zwemseizoen weer voldeed aan alle eisen. De eerste twee jaar blijft de gemeente nog eigenaar van het bad en huurt De Ommezwaoi het van de gemeente. Maar de insteek is dat zij na twee jaar ook eigenaar wordt. Zodoende gedraagt het Dorpsbedrijf zich al wel als eigenaar, met alle lasten en plichten. Op deze manier kan – voor die laatste stap gezet wordt – worden gekeken of een duurzame exploitatie met vrijwilligers en sponsoren haalbaar is. Het Dorpsbedrijf kent een groot aantal vrijwilligers dat zich op alle fronten inzet. Ook is een groot deel van het lokale bedrijfsleven als sponsor betrokken bij het zwembad. Tegelijkertijd wordt gewerkt aan kostenreductie en inkomstenverhoging. Zo wordt gewerkt aan een aantrekkelijker aanbod rondom het zwembad, met onder meer uitbreiding van het assortiment van de kiosk, free wifi en verruimde openingstijden. Diverse commissies zorgen ervoor dat het zwembad er gezellig en verzorgd bij ligt en de activiteitencommissie zorgt voor het nodige leven in de brouwerij. De zwemlessen worden verzorgd door het professionele badpersoneel en diplomazwemmen vindt ook weer plaats in het bad.

De inzet van vrijwilligers en het behoud van het zwembad in het dorp komt daarnaast de leefbaarheid en gemeenschapszin van Valthermond ten goede. Het Dorpsbedrijf werkt nauw samen met de ondernemers uit Valthermond en omstreken, waarmee de lokale economie kan worden versterkt. De inzet van vrijwilligers en het behoud van het zwembad in het dorp komt daarnaast de leefbaarheid en gemeenschapszin van Valthermond ten goede. Veertig jaar geleden is het zwembad tot stand gekomen dankzij de inzet van de inwoners van Valthermond. En nu blijft het bad open dankzij de inzet van de vele vrijwilligers en de financiële ondersteuning van inwoners en bedrijven van Valthermond en omstreken.

provincie drenthe programma zwembad, kiosk initiatiefnemers dorpsbedrijf de ommezwaoi overige betrokkenen gemeente borger-odoorn, lokale bedrijven, bewoners, stichting doen status operatief ruimtelijke aard hergebruik / transformatie tijdelijk gebruik nee

14

Experimenteren op vruchtbare grond W

aar in grote delen van Nederland burgers en overheid samen druk bezig zijn om begrippen als burgerparticipatie, burgerkracht, burgerinitiatief of bottom-up-initiatieven lokaal handen en voeten te geven, zijn de Groningers al decennia volop aan het experimenteren met de samenwerking tussen burger, overheid en instituties. Zo bleek ook tijdens het in december 2013 door ruimtevolk en het ministerie van Infrastructuur en Milieu georganiseerde ‘Goed gesprek‘ met alle partijen in Wongema in Hornhuizen (gemeente De Marne). De ervaringen van de Groningers leverde een even boeiend als ontnuchterend gesprek op. Of het nu de Groningse nuchterheid is of de kennis en ervaring die de gemeenschappen door de jaren hebben opgedaan, tijdens het ‘Goed gesprek’ slaagden bewoners, professionals en bestuurders van het Groningse platteland erin om de krimp­ opgave als zodanig te relativeren en ontmantelen. De Groningers lijken alweer een stap verder te zijn: niet samenwerking aan krimpopgaven moet centraal staan, maar ruimte voor het initiatief en ondernemende gemeenschappen. perceptie van krimp Krimp als zodanig is niet waar de Groningers mee bezig zijn. Leegstand van panden valt over het algemeen wel mee, vinden de aanwezigen. En als de lokale gemeenschap de leegstand van een pand als probleem ervaart of een ondernemer het als kans, dan wordt er wel actie ondernomen. Zoals bij het schoolpand in Wehe-den Hoorn, de voormalige kerk in Pieterburen, het oude dorpscafé van Hornhuizen en het verlaten hoveniersbedrijf in Ulrum. Ook vergrijzing en de behoefte aan zorgwoningen wordt gerelativeerd. Zo meldt Johan van Omme van Vereniging Groninger Dorpen dat slechts een paar procent van de 65+’ers ooit in een verzorgingshuis

terechtkomt. En merkt hij fijntjes op: “de mensen die honderd worden, zijn echt niet de mensen die in een seniorenwoning leven.” Onderzoekers Korrie Melis en Jan Dirk Gardenier halen tijdens het gesprek het dogma van het in stand houden van het voorzieningenniveau aan. Volgens Melis is de aanwezigheid van voorzieningen in een dorp niet allesbepalend. Gardenier stelt zelfs dat uit onderzoek blijkt dat bewoners van dorpen zonder voorzieningen vaak meer tevreden zijn. Voor de aanwezige dorpsbewoners en professionals leken deze opvallende bevindingen al gesneden koek. overheid en burger Waar het gesprek vooral over ging, is de verhouding overheid-burgers. Wat is wel de verantwoordelijkheid van de gemeente en waar moet ze ruimte geven aan initiatief en ondernemende gemeenschappen. Wethouder Herwil van Gelder van gemeente De Marne was een van de genodigden en gooide de knuppel in het hoenderhok. “Echte samenwerking van bewoners, overheden en instituties kan pas als we allemaal fundamenteel anders durven te denken en doen.” Dat start wat hem betreft met het accepteren en soms zelfs vergroten van de verschillen tussen overheid en burger. “Het gezellig samen doorkabbelen in de zoektocht naar het algemeen belang biedt onvoldoende perspectief. Net als het samenwerken aan het zoveelste beleidsplan.” Volgens Van Gelder ontstaan de beste dingen als de overheid zich er niet direct mee bemoeit, of zelfs als tegenreactie op de overheid. Als voorbeeld kwam de opkomende ‘cottage industrie’ aan bod, gespecialiseerde bedrijven die geen directe band hebben met de omgeving maar acteren in een nationale of zelfs globale markt. De ontwikkeling is zonder overheidsbemoeienis ontstaan, de gemeente ondersteunt het met de aanleg van een glasvezelnetwerk. Een ander voorbeeld


van onderop!

initiatief is het beleid voor toerisme en recreatie. Dat werd eerst top-down opgesteld. In reactie gingen recreatiebedrijven in de regio samenwerken, hun eigen visie neerzetten en acties ondernemen. Van Gelder staat met zijn opvatting niet alleen. De meeste aanwezigen tijdens het gesprek steunden hem in zijn analyse en visie. Johan van Omme van Vereniging Groninger Dorpen ziet dat de overheid onverstandig opereert door alle problemen en oplossingen te claimen. Iemand anders vult hem aan: “We zijn verslaafd geraakt aan de overheid.” Weer iemand anders roept “Wij zijn de overheid!”. Maar zo ver durft een deel van de aanwezige Groningers en Friezen ook weer niet te gaan. ongelijkheid omarmen Vanuit de zaal wordt de opmerking van Van Gelder over het koesteren en vergroten van verschillen aangegrepen om te pleiten dat de overheid dit ook als principe hanteert in haar benadering van de verschillende dorpsgemeenschappen. Elke gemeenschap heeft haar eigen identiteit en dynamiek en past niet in een mal van gemiddelden. “Een dorp is een samenleving in het klein en de overheid is daarbij een randverschijnsel.” Zo verwoordt Enno Zuidema, stedenbouwkundige en zelf dorpsbewoner in de regio. Het ene dorp (Ulrum) richt zich bewust op een aantal praktische opgaven en organiseert denk- en doekracht vanuit een stevig verankerd verenigingsleven. Terwijl het andere dorp (Kloosterburen) uitgaat van een conceptuele en integrale aanpak: wonen, zorg en cultuur. En in andere dorpen is er geen overkoepelende visie of gezamenlijk ‘project’, maar ondernemen bewoners of ondernemers actie waar ze het nodig achten of kansen zien. Doorgaand op de verschillen tussen de dynamiek in dorpen wordt geopperd dat per dorp met dorpsbewoners bepaald zou moeten worden tot hoe ver de

verantwoordelijkheid van de gemeente reikt en waar die grenst aan de verantwoordelijkheden van bewoners. In beginsel zouden bewoners zelf kunnen beslissen waar gemeenschapsmiddelen aan worden besteed. Het eigenaarschap moet zo veel mogelijk weer teruggegeven worden aan het dorp. vruchtbare grond Dat het eerste Dorpenlab van ruimtevolk en het ministerie van Infrastructuur en Milieu neerstreek in De Marne is geen toeval. In de gemeente wemelt het van de burgerinitiatieven en de gemeente staat bekend als een pionier en koploper op het gebied van de aanpak van krimp- en leefbaarheidsvraagstukken. De wending van het ‘Goed gesprek’ illustreert dit. Hiermee lijkt De Marne niet alleen vruchtbare grond voor landbouw te hebben, maar ook voor verdere innovatie in burgerkracht.

Het gezellig samen doorkabbelen in de zoektocht naar het algemeen belang biedt onvoldoende perspectief. Net als het samenwerken aan het zoveelste ­beleidsplan.

solarpark de kwekerij in hengelo Landschapsontwerpers nemen initiatief voor productielandschap op braak­liggende grond Op het terrein van de voormalige kwekerij in Hengelo (gld) wordt gewerkt aan de realisatie van het eerste zonnepark van Nederland. Het park komt voor een periode van 25 jaar op grond waar een nieuwe woonwijk was voorzien. De plannen voor die woonwijk waren met het oog op bevolkingskrimp bijgesteld en zo bleef nog een groot terrein braak. Het zonnepark is initiatief van Eigen Huis en Tuin-presentator Lodewijk Hoekstra en tuinarchitect Nico Wissing en moet niet alleen stroom opwekken, maar functioneren als een productielandschap voor de lokale gemeenschap. In 2012 konden bezoekers van de Floriade in Venlo al kennis met maken met een klein solarpark van de Achterhoekse tuinarchitect Nico Wissing en Eigen Huis en Tuin-presentator Lodewijk Hoekstra. Onder de vlag van NL Greenlabel, lieten zij Nederland zien hoe je duurzame tuinen kunt vormgeven en inrichten. In de voormalige kwekerij in Hengelo zal hun vooruitstrevende concept voor een periode van minimaal 25 jaar op grote schaal in de praktijk worden gebracht. Wissing, Hoekstra en zonneparkontwikkelaar ­­ iq-solar.com zijn een samenwerking aangegaan met de gemeente Bronckhorst. Het plan om een park aan te leggen waar natuur en duurzaamheid hand in hand gaan, paste goed bij de ambities van de groene gemeente. En bovendien was er ruimte beschikbaar, omdat vanwege demografische ontwikkelingen het aantal te bouwen woningen op het terrein van de voormalige kwekerij in Hengelo is teruggeschroefd van 200 naar 50. In plaats van woningen komt op het terrein van 7 hectare groot, een voor Nederland uniek zonnepark waar men kan recreëren in de natuur en al wandelend innovatieve toepassingen van zonne-energie kan ontdekken. En met de 10.000 zonnepanelen wordt ook nog eens duurzame energie voor ongeveer 700 huishoudens opgewekt. Daarnaast is er in het park ruimte voor moestuinen en een schaapskudde. Zo wordt het uiteindelijk een integraal productielandschap. Bronckhorst weet op deze manier samen met haar mede-initiatiefnemers een tegenslag om te zetten in een flinke sprong vooruit. Het Solarpark levert een flinke bijdrage aan de ambitie van de gemeente om in 2030 energieneutraal te zijn, de regio krijgt er een unieke trekpleister bij en het levert bovendien werkgelegenheid op. Een groot deel van het park dat 4,4 miljoen euro gaat kosten zal gefinancierd worden door investeerders die het project toejuichen en een deel zal via crowdfunding worden vergaard. De initiatiefnemers waartoe ook het adviesbureau econnetic behoort, zijn nog zoekende naar manieren om dit in te vullen. Er wordt in ieder geval gedacht aan constructies waarbij de inwoners van de gemeente Bronckhorst de energie uit het park af kunnen nemen. Zij worden dan ook nauw betrokken bij dit project. Ook de gemeente investeert mee en voor de realisatie van het park ontvangen de initiatiefnemers ook subsidie van de provincie. Daarnaast is er animo voor het project vanuit kennisinstituten. Zo wil Hogeschool Arnhem Nijmegen erin participeren.

provincie gelderland programma energieopwekking, park, moestuin, schaapskudde, educatie initiatiefnemers nl greenlabel, iq-solar.com overige betrokkenen gemeente bronckhorst, econnetic, provincie gelderland, bewoners hengelo status start bouw ruimtelijke aard Hornhuizen. Foto: Pim Geerts

openbare ruimte tijdelijk gebruik ja

15


van onderop!

33 inspirerende bottom-up-initiatieven friesland

groningen

de eendracht in garyp Ondernemer transformeert oude melk­ fabriek in zorgcomplex met woningen

stichting boermarke essen en aa’s Bewoners actief aan de slag met herstel en beheer van cultuurhistorische waarden

deeltijdwonen de marne Tijdelijk huren van leegstaand vastgoed in de marne als broedplaats of woon-zorghuis

provincie groningen programma herstel natuur, loopbrug, ontmoetingsruimte, kunstprojecten initiatiefnemers bewoners verenigd in stichting boermarke essen en aa’s » www.essenenaas.nl

provincie groningen programma wonen met functiekoppelingen aan recreëren, werken, zorg en onderwijs initiatiefnemers makelaarskantoor lauwersland wonen, projectontwikkelingbureau casteller » h ttp://bottomup.ruimtevolk.nl/initiatief/ deeltijdwonen-de-marne/

provincie friesland programma 6 zorgwoningen, apotheekhoudende huisartsenpraktijk, fysiothera­ piepraktijk, thuiszorgkantoor, kinderdagopvang, peuterspeelzaal initiatiefnemers johan timmermans (aannemersbedrijf de timmermantsjoender) » www.detsjoender.nl

multifunctioneel centrum het spectrum Bewoners realiseren nieuw centrum voor dorp én omgeving

dorpshuis pieterburen Leegstaande kerk wordt dorphuis met een hotel op de bovenetage

provincie friesland programma zwembad, sportvel­ den, sportkantine, fitnessruimte, sportzaal, thea­ terzaal/bioscoop, restaurant, jongeren clubhuis, senioren clubhuis, kinderopvang, peuterspeelzaal, bibliotheek, buurtzorg, vergaderruimten, aula voor uitvaarten initiatiefnemers bewoners burdaard, sportverenigingen » www.mfcburdaard.nl

provincie groningen programma dorpshuis, podium, zaalverhuur, hotel met 9 hotelkamers initiatiefne­ mers bewoners dorp, ondernemers b&b waddenhoes » www.dorpshuispieterburen.nl

groenkerk (grientsjerk) Bewoners steken handen uit de ­mouwen om eigen dorp Oentsjerk te ­verduurzamen

station loppersum Karakteristiek oud station wordt ­verzamelkantoor

provincie friesland programma verduurzaming gehele dorp; wonen, werken, zorg, cultuur, voedsel, energievoorziening initiatiefnemers bewonersgroep groenkerk » www.groenkerk.nl

‘t waldhûske Oud sociaal woonhuis wordt ­museum en atelier provincie friesland programma museum, g ­ alerie, werkatelier initiatiefnemers plaatselijk belang houtigehage » www.dorphoutigehage.nl

16

provincie groningen programma kantoren, werkplekken, vergaderfaciliteiten initiatiefnemers ondernemers paul rinket en rene wubs » www.stationloppersum.nl

groen voor rood in delfzijl Bewoners nemen initiatief over van gemeente en realiseren park op braakliggend terrein provincie groningen programma belevingstuin, schooltuintjes, dierenweide, boomgaard, open­ luchttheater, speelweide initiatiefnemers bewo­ nersgroep groen voor rood » http://bottomup.ruimtevolk.nl/initiatief/ groen-voor-rood-in-delfzijl/


van onderop!

Limburg

zeeland

goudoud in warffum Bewoners onderzoeken nieuw concept woonzorgwelzijnsvoorziening

de bekkerie in boekend Nieuw leven voor een oude bakkerij door combinatie van functies

kerk wordt dorpshuis Slimme combinaties in het Zeeuwse Westdorpe

provincie groningen programma zorgwoningen, ontmoetingsruimte, zorgpension, coördinatie­ punt, buurtsuper initiatiefnemers vereniging voor dorpsbelangen warffum en breede, stichting zorg voor warfheem » www.goudoudinwarffum.nl

provincie limburg programma winkel, horeca, bibliotheek, vvv, copyshop, digitale werkplaats, creatief atelier, dagbesteding initiatiefnemers rendiz bv » www.debekkerie.nl

provincie zeeland programma gemeenschapshuis initiatiefnemers stichting kerk westdorpe » http://bottomup.ruimtevolk.nl/initiatief/ kerk-wordt-dorpshuis/

proefboerderij ruigewind in lauwerzijl Een boer die wind oogst

betahuis in heerlen Werk-, ontmoetings-, creatie- en inspiratieplek

residenties voor taal en literatuur Een broedplaats voor schrijvers uit Nederland en Vlaanderen in Sluis

provincie limburg programma café, flexwerkplek, kantoorruimte, multifunctionele ruimte initiatief­ nemers ondernemers mark feron en carola janssen » www.betahuis.eu

provincie zeeland programma cultuur, wonen, wer­ ken, toerisme en promotie initiatiefnemers stichting johan hendrik van dale en projectontwikkelings­ bureau casteller » w ww.schrijversinsluis.nl

industrieel museum zeeland in sas van gent Bewoners realiseren museum in leegstaande loods suikerfabriek

provincie groningen programma energieneu­ traal woonhuis en tijdelijke proefboerderij voor kleinschalige windturbines initiatiefnemers ondernemer jan pluis » www.ruigewind.nl

Drenthe

Gelderland

bewoners nemen voorzieningen over in eext De supermarkt en het dorpscafé dreigden te verdwijnen, bewoners grepen in

woonerf luscinia 7 hectare agrarisch gebied wordt zorg-woon-werkgemeenschap

werkplaats k in kerkrade Voormalig schoolgebouw wordt broedplaats en community center

provincie gelderland programma wonen, zorg, werken, dagbesteding, recreatie, camping, bed & breakfast, biologische moestuin, boerderijwinkel, meubelmakerij, kunstatelier initiatiefnemers ondernemers leo van der westen en marianne van der westen-palstra » www.woonerf-luscinia.nl

provincie limburg programma werken, expositie, community center, kunsteducatie initiatiefnemers stichting werkplaats k » www.werkplaatsk.nl

provincie drenthe programma dorpshuis, café, jongerensoos, supermarkt, kapsalon initiatiefne­ mers commissie dorpsbelangen eext » www.eextinfo.nl

provincie zeeland programma museum met film­ zaal, vergaderruimte, educatieve ruimte, horeca initiatiefnemers stichting industrieel museum zeeland » www.industrieelmuseumzeeland.nl

overige projecten In deze publicatie vindt u op de ­volgende pagina’s tevens uitgebreide ­beschrijvingen van overige projecten:

vanslag cultuurpodium Kerk van Borger wordt cultuurpodium annex grand-café

boerderij nelles Boerderij, academie, winkel en vergaderruimte

zelfpluktuin in kerkrade en omstreken Stadslandbouw, natuurbeleving eneducatie op braakliggende grond

provincie drenthe programma podium, grand-ca­ fé en locatieverhuur initiatiefnemers onderne­ mers henk en jansje eggens » www.vanslag.eu

provincie gelderland programma werken, winkel, onderwijs, workshops, demonstraties, vergader­ centrum, agrarische functies initiatiefnemers maurits steverink en corinne corts » www.nelles.nl

provincie limburg programma stadslandbouw, so­ ciaal ontmoeten, (samen)werken, natuurbelevingen educatie, spel initiatiefnemers stichting kiem chi, natuurkracht, vrijwilligers onder parksjtad transition towns » h ttp://parksjtad.transitiontowns.nl/ werkgroepen/permacultuur-werkgroep/

4 ‘t zorghuus, ysselsteyn | limburg 5 de leutfabriek in sas van gent | zeeland 6 bs22, werkplaats voor waarmaken van ideeën | gelderland 8 zorgsuper woldendorp | groningen 14 de ommezwaoi in valthermond | drenthe 15 solarpark de kwekerij in hengelo | gelderland 21 het boss park in sittard-geleen | limburg 25 wongema in hornhuizen | groningen 26 finsterwolde bouwt zelf | groningen 3 0 nieuw leven voor heerlense winkelpanden | limburg 31 boekelnet, glasvezel in boekel | noord-brabant

17


van onderop!

interview

Een gesprek met maatschappelijk ondernemer Peter Broekmans over hergebruik van leegstaande panden en meerwaarde realiseren met de juiste combinaties.

Als je het kan dromen, dan kun je het ook doen door judith lekkerkerker Maatschappelijk ondernemer Peter Broekmans heeft in Limburg een aantal leegstaande en beeldbepalende gebouwen nieuw leven ingeblazen met en voor de lokale gemeenschap. We vroegen Broekmans wat het geheim is achter zijn aanpak. Een verhaal over ondernemerschap, nieuwe samenwerkingen en financieringsmodellen. In de Bekkerie in Boekend ontmoet ik Peter Broekmans, maatschappelijk ondernemer en medeoprichter van Rendiz. De Bekkerie is een bakkerij, lunchroom, bibliotheek en VVV-kantoor in één en wordt gerund door mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt en hun begeleiders. Het is een van de vele projecten die Broekmans met Rendiz gerealiseerd heeft. En het is een van de projecten waar, met een combinatie van functies, nieuw leven is gegeven aan een leegstaand en beeldbepalend pand en waarde is gecreëerd voor de lokale gemeenschap. Broekmans gelooft in de kracht van serendipiteit, toevallige ontmoetingen waaruit nieuwe samenwerkingen ontstaan. Hij werkte in de autobranche en was eigenaar van een aantal bedrijfspanden. Bij inschrijving werd hij in 2004 eigenaar van een al jaren leegstaande oude fabriek in Maasbree. Niet lang daarna ging hij naar een lezing van rasondernemer Hennie van der Most, die vertelde over zijn werkwijze: “Je hebt een pand en gaat vervolgens met de burgemeester praten om te achterhalen wat deze wenselijk acht.” Zo gezegd zo gedaan. Broekmans sprak met de burgemeester die vertelde over de bibliotheek die een nieuwe plek zocht. Broekmans sprak af met de bestuurder van de bibliotheek. Deze zag niet veel in een bibliotheek in de oude fabriek, maar was toevallig ook toezichthouder van de zorginstelling Daelzicht en die zochten een atelier voor activiteiten voor mensen met een beperking. Dat was het begin van vele samenwerkingen met verschillende zorgorganisaties. maatschappelijk en commercieel De Fabriek in Maasbree is opgeknapt met mensen met een beperking. Unieke mensen noemt Broekmans ze. Nu herbergt het een atelier en een werkplaats voor unieke mensen, een dagvoorziening voor ouderen en een kinderdagopvang. Ook zijn er commerciële 18

activiteiten. Kinderen kunnen in de Speelfabriek naar hartenlust spelen, terwijl hun ouders en grootouders een kopje koffie drinken in het horecagedeelte. De Bekkerie, kent een soortgelijk verhaal. Via via kwam hij in contact met Vivian Kersten. Zij wilde starten met een coachingsbureau, onder andere voor mensen die een persoonsgebonden budget ontvangen. Samen richtten ze Rendiz op, waarbij coaching werd gekoppeld aan werkervaringsplekken. In De Bekkerie werd het eerste project gestart. Andere bedrijfjes opgezet door Rendiz, waar ook mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt werken, zijn een werkplaats waar meubels worden opgeknapt, een schoonmaakbedrijf, een broodjeszaak met sportgedeelte en dienstencentrum waar vraag en aanbod voor kleine diensten aan elkaar worden gekoppeld, een kinderboerderij die binnenkort wordt uitgebreid met een pannenkoekenhuis, een was- en strijkservice, een historische dagbestedingslocatie in een voormalige ringoven die ook ruimte biedt aan onderwijsactiviteiten van de ertegenover gelegen basisschool en het oude stationsgebouw van Horst-Sevenum waar nu een lunchroom en een bed-and-breakfast in is gevestigd. Tussen de verschillende locaties en diensten zijn allerlei kruisverbanden georganiseerd. Zo kunnen werkende ouders die hun kind naar de kinderdagopvang brengen bijvoorbeeld gebruikmaken van de was- en strijkservice. Toffe Dag, een evenementenbureau dat leuke dagjes en avondjes uit organiseert, helpt extra klandizie te genereren voor de verschillende horecagelegenheden van Rendiz. En ondertussen heeft Rendiz een eigen bouwteam. Een bijzonder project is De Hei. Bij andere vastgoedprojecten gaat Rendiz uit eigen beweging aan de slag of wordt Rendiz door pandeigenaren benaderd. Bij dit project vroegen bewoners van het dorp Heide Rendiz hen te helpen een nieuw leven te geven aan de in onbruik geraakte school. Nu is het opnieuw het centrum van het dorp. bestendige businessmodellen Rendiz werkt samen met verschillende zorgorganisaties en daarmee ook met financieringen die via die zorgorganisaties lopen. Ik vraag Broekmans of de hervormingen in de zorg zijn businessmodellen niet bedreigen. Hij vertelt me dat Rendiz ernaar streeft dat alle projecten voor maximaal 50 procent gefinancierd

worden met zorggelden en liefst nog minder. Als je dat vergelijkt met traditionele zorginstellingen die werken met 100 procent zorggelden is dat een wereld van verschil. Hij denkt dat bijvoorbeeld De Fabriek zelfs zonder zorggelden wel zal overleven. Daarnaast werkt Rendiz veel met vrijwilligers. Er zijn er nu zo’n honderd actief. Ook de inzet van vrijwilligers maakt dat de businessmodellen kloppen. Vrijwilligers hebben via Rendiz de mogelijkheid om een zinvolle bijdrage te leveren aan het leven van mensen met een beperking en aan de voorzieningen in hun buurt. Broekmans ziet dat vrijwilligers heel betrokken zijn en dat er veel saamhorigheid is. Rendiz op haar beurt organiseert veel activiteiten voor vrijwilligers. ondernemer in zorg Ik vraag Broekmans naar zijn samenwerking met zorgorganisaties en of hij niet als concurrent wordt gezien. “Het voordeel van de zorg”, zegt hij, “is dat ondernemerschap nu meer gestimuleerd wordt. Veel zorginstellingen huren locaties voor hun activiteiten. Tegelijkertijd willen ze met hun mensen de wijken in. Met onze projecten bieden we dat.” De manager van de eerste zorginstelling waar Rendiz een samenwerking mee aanging, zag dat vanaf de eerste dag zitten. Nu heeft Rendiz zelfs samenwerkingen met zorgorganisaties waarbij medewerkers van zorginstellingen worden gedetacheerd bij de stichtingen onder Rendiz. “Wat een zorginstelling inbrengt zijn deelnemers met een budget, wat wij inbrengen is ondernemerschap en het zien van kansen in de markt. Bijvoorbeeld een pannenkoekenhuis bij een kinderboerderij. In heel Venlo is geen pannenkoekenhuis.” De Fabriek is een succes. Unieke mensen met hun familie hebben zelf een keuze in waar ze willen werken, ze moeten zich er immers op hun plek voelen. Er waren er zoveel geïnteresseerd in De Fabriek dat er een wachtlijst is ontstaan. “Wat je dan ziet is dat als wij zorgorganisaties uitnodigen met de vraag of ze interesse hebben in ons project, ze nu vrijwel altijd geïnteresseerd zijn. financiering Financiering organiseert Rendiz via banken. Voor De Fabriek en De Bekkerie was financiering makkelijk te organiseren, maar dat was voor de crisis. “Nu zie je dat banken terughoudend zijn, vastgoed is besmet. Bij de Ringoven, het historische pand tegenover de basis-


van onderop!

Illustratie: Tammo Schuringa

school, vroeg ik met een gemeentegarantie financiering aan bij de Rabobank. Dat had haar kantoor naast de Ringoven staan, maar ik kreeg het niet.” Financiering vereist nu enige creativiteit. Zo huurt Rendiz het station van de NS en is de kinderboerderij in erfpacht met de opstallen geherfinancierd met gemeentegarantie. “Verder hebben we nu een oud-kredietanalist van de Rabobank gevraagd om aan de slag te gaan met het formuleren van alternatieven. Dat is bijvoorbeeld crowdfunding, een lokaal fonds waar mensen in investeren met een rendement van 4 procent en waarmee ze tegelijkertijd maatschappelijke projecten ondersteunen. Die mensen zijn er.” samenwerking met de overheid Wat volgens Broekmans kritiekpunten zijn in samenwerking met de overheid is dat de regering de bankiers de duimschroeven aandraait. “Dat maakt voor ons financiering erg lastig.” En daarnaast is er veel onduidelijkheid in de zorg, dat maakt de overheid een onbetrouwbare partner. Contracten met de gemeente

lopen van jaar tot jaar. “We hebben eens een maand van tevoren te horen gekregen dat we geen nieuwe zorgklanten meer aan mochten nemen wegens bezuinigingen bij de gemeente.” Verder werkt Rendiz goed samen met de gemeente. Het duurt soms lang, maar dat ligt niet aan de gemeente maar aan wettelijke procedures. “Zo moesten we bijvoorbeeld voor De Fabriek zeventien verschillende vergunningen aanvragen. En er is nu weer een controle voor het één en dan weer een controle voor het ander. In drie weken tijd kregen we eens vijf controleurs over de vloer! Daarmee zijn wij veel tijd kwijt.” Maar de gemeente heeft er soms ook belang bij dat Rendiz een project ontwikkelt. Zoals het oude gemeentehuis in Horst, waarbij inwoners in opstand kwamen tegen sloop. Of de school in Heide, waarbij bewoners een nieuw leven voor het gebouw wilden. modus operandi Gevraagd naar hoe Broekmans’ projecten beginnen, vertelt hij dat nu vaak partijen aankloppen met de

mededeling “We hebben een uitdaging.” Zorgorganisaties of de gemeente willen op een goedkopere manier zorg inkopen met dezelfde kwaliteit. Een woningcorporatie, een gemeente of een bewonersorganisatie heeft een leegstaand pand. Het actieve werkgebied van Rendiz is gelimiteerd tot Noord- en Midden-Limburg. Bij de uitdagingen in dit gebied kijkt Broekmans welke mogelijkheden er zijn en als hij goede kansen ziet wil hij er ook zelf in investeren. Daarnaast deelt Rendiz zijn creativiteit en ondernemerschap en kennis over financiering en marketing met excursies en presentaties of denken ze mee. Steeds vaker komen gemeenten, woningcorporaties en zorginstellingen langs om te horen hoe Rendiz werkt. Gevraagd naar de toekomst ziet Broekmans deze rooskleurig in als ook de visie van de banken weer wat bijdraait. De veranderingen in de zorg en de verdere vergrijzing zullen de behoefte aan programma’s zoals hij realiseert alleen maar doen toenemen. “Eigenlijk zou elke regio een Rendiz moeten hebben.” 19


van onderop!

Artikel

Gemeenten benutten kracht bewonersinitiatieven ­onvoldoende Hoewel gemeenten in beginsel vaak zeer positief staan tegenover bottom-up-initiatieven, werpen ze onbedoeld vele obstakels op.

door bas snoeker Van de participatiesamenleving komt vooralsnog weinig terecht. Reden? Gemeenten staan onvoldoende open voor (bottom-up) initiatieven van de burger. Mocht de burger een initiatief starten, dan strandt het initiatief al snel in het gemeentehuis. De gemeente is als zand in de goedlopende machine van een initiatief. De laatste maanden heb ik onderzoek gedaan naar bottom-up-initiatieven in krimpgebieden. Dit resulteerde in een aantal opvallende conclusies en een handreiking voor gemeenten. De verzorgingsstaat is veranderd in een participatiesamenleving, waarin de overheid zich terugtrekt en de burger actiever is. Een uitingsvorm van deze ‘nieuwe’ samenleving is het zogenoemde ‘bottom-up-initiatief’. Dit zijn initiatieven van burgers en ondernemers in de ruimtelijke ordening, die vanuit een burgerbelang worden geïnitieerd. Dit artikel is gebaseerd op een wetenschappelijk onderzoek naar de omgang met bottom-up-initiatieven door krimpgemeenten. Er zijn interviews gehouden in Noordoost-Groningen, Zuid-Limburg en Zeeuws-Vlaanderen. De focus ligt op krimpgemeenten, omdat hier meer dan elders druk ligt op het voorzieningenniveau. De verwachting is dat bottom-up-initiatieven veel ruimte krijgen om zich succesvol te ontwikkelen in gebieden met bevolkingsdaling en leegstaand vastgoed. geen visie Uit het onderzoek komen drie opvallende conclusies naar voren. Ten eerste heeft geen enkele onderzochte krimpgemeente een visie op bottom-up-initiatieven. De gemeenten beschrijven wel hoe de burger kan participeren bij gemeentelijke plannen, maar niet hoe de gemeente kan participeren bij plannen van een burger. Er is geen overkoepelende visie of richtlijn aanwezig waarin staat hoe ambtenaren de initiatiefnemers moeten behandelen. Het is volledig afhankelijk van de betrokken ambtenaar of de gemeente een initiatief

Hoe meer de ­gemeente openstaat voor ­bottom-up-initiatief, hoe meer bottom-up-­ initiatieven in de ­gemeente ­ontstaan. Foto: Pim Geerts

20


van onderop!

initiatief

het boss park in sittard-geleen Een ongebruikt voetbalveld wordt een sportief centrum voor de buurt.

Wij hebben geen potje hier voor leuke dingen van de burger ondersteunt, loslaat of tegenwerkt. Alle onderzochte gemeenten geven daarentegen wel aan dat slechts een idee of gedachtegang voldoende is om te praten met een initiatiefnemer. gemeenten remmen af Een tweede conclusie is dat elke onderzochte krimpgemeente zelf aangeeft dat gemeentelijke procedures en regels de bottom-up-initiatieven afremmen. Een te gedetailleerd bestemmingsplan is het grootste obstakel voor een initiatief. Tegenover deze unaniem bevestigde valkuil staat dat de gemeenten bereid zijn om beleid aan te passen als een goed initiatief zich aanmeldt. Slechts een enkele gemeente is niet bereid haar beleid aan te passen. De bereidheid om beleid aan te passen aan bottom-up-initiatieven is echter niet afdoende om deze initiatieven tot een succes te brengen. Als gemeenten bottom-up-initiatieven daadwerkelijk belangrijk vinden, moeten ze afstappen van het afremmende beleid en gaan sturen op basis van gezamenlijke waarden en principes. openheid en ondersteuning De derde belangrijke conclusie is dat er een verband bestaat tussen de hoeveelheid bottom-up-initiatieven en de omgang met zo’n initiatief door de gemeente. Hoe meer de gemeente daarvoor openstaat en hoe directer de gemeente een initiatief kan ondersteunen, hoe meer bottom-up-initiatieven in de gemeente ontstaan. Zeer belangrijk in de ondersteuning is een gemeentelijke intermediair, die eventueel de ontbrekende kennis, kunde en/of tijd bij initiatiefnemers kan aanvullen. Gemeenten die de regierol in eigen hand houden en initiatiefnemers weinig ruimte bieden, geven aan dat ze er niet in slagen om bottom-up-initiatieven van de grond te krijgen. Dus: om meer bottom-up-initiatieven te krijgen, moeten de krimpgemeenten openstaan voor initiatief en de initiatiefnemer middels een intermediair ondersteunen waar nodig. succesfactoren en condities Gemeenten staan in beginsel positief tegenover bottom-up-initiatieven, maar toch komen ze niet altijd van de grond. De gemeenten willen meestal wel, maar ze bieden niet de juiste condities. Waarom komen initiatieven niet van de grond? Een conservatieve houding van de gemeente zorgt ervoor dat procedures en

regels het initiatief afremmen. Er is een gebrek aan communicatie (en visie) vanuit de gemeente naar de burger toe. Gemeenten nemen een initiatief soms over en gebruiken het als PR voor bijvoorbeeld gemeenteraadsverkiezingen. Aan de andere kant zijn er faalfactoren vanuit het initiatief zelf. Er is gebrek aan kennis, kunde en tijd bij de initiatiefnemer. Het initiatief is onvoldoende doordacht. Of er is geen draagvlak bij andere wijkbewoners. Hoe kunnen gemeenten ervoor zorgen dat bottom-up-initiatieven zich succesvol ontwikkelen? Allereerst hebben initiatieven organisatorische en fysieke handelingsvrijheid nodig. De gemeente moet werken vanuit principes en van daaruit kaders stellen. Er is een gezamenlijke visie nodig van gemeente en burger, waarin zij beschrijven wat de problemen in de gemeente zijn en hoe zij dit gezamenlijk gaan oplossen. De rolverdeling tussen de gemeente, de initiatiefnemers en de burgers moet helder zijn. Daarnaast moet er ruimte zijn voor tegenslagen en improvisatie. Tot slot dient er voldoende draagvlak te worden gecreëerd in de wijk. aanbevelingen aan gemeenten Gemeenten in krimpgebieden hebben te maken met allerlei problemen, zoals leegstand van vastgoed en een grote druk op het voorzieningenniveau. Deze problematiek leidt vaak tot een afnemende leefbaarheid, waardoor mogelijkerwijs meer mensen wegtrekken uit de gemeente. Om deze problematiek te verzachten, kunnen krimpgemeenten inzetten op bottom-up-initiatieven. Deze initiatieven verhogen de sociale cohesie en de leefbaarheid, waardoor de gemeente aantrekkelijker wordt voor bedrijven en bewoners uit andere gemeenten. Maar gemeenten die graag meer initiatief van de burger willen hebben: let op! Zorg ervoor dat burgers uitgenodigd en uitgedaagd worden om zelf initiatief te nemen in hun leefomgeving. Houd niet star vast aan regels en procedures, maar bepaal wat de belangrijkste principes voor de gemeente zijn. Werk vanuit deze principes, ondersteun de (potentiële) initiatiefnemer middels een intermediair en ervaar de energie en passie van de burger. Snoeker, B.J.R. (2014), Initiatieven uit een krimpende samenleving: Een analyse van de omgang van krimpgemeenten met bottom-up-initiatieven. Universiteit Utrecht: Utrecht. Het onderzoek is op verzoek bij de auteur te bestellen.

Niet zo lang geleden was het nog een verlaten voetbalveld. Maar nu ligt er tussen de wijken Vrangendael, Kemperkoul en Broeksittard in Sittard een multifunctioneel park en nieuw hart van de wijk: het BOSS park. In april 2013 werd het park feestelijk geopend. Het wordt nu veel gebruikt door zowel de wijkbewoners als door de samenwerkende maatschappelijke organisaties. Inmiddels werkt een team van ongeveer 50 reguliere vrijwilligers mee aan het park en heeft de stichting het BOSS park de exploitatie, onderhoud en beheer van het park overgenomen. Alles draait er om bewegen, ontmoeten, sport & spel, vandaar de naam het BOSS park. In 2008 legde de gemeente Sittard aan de rand van het terrein een Cruyff Court aan. Voor het wijkplatform Vrangendael was dat een aanleiding om eindelijk wat te gaan doen met het voetbalveld. In een wijk waar veel voorzieningen waren vertrokken, wilden ze graag een plek hebben waar de buurt trots op zou kunnen zijn.

In een wijk waar veel voorzieningen waren vertrokken, wilden ze graag een plek hebben waar de buurt trots op zou kunnen zijn. Wat volgde was een lang traject van overleggen met de gemeente, eigenaar van het terrein. Veel pionierswerk om de normale gang van zaken op het gemeentekantoor te doorbreken. Uiteindelijk is het het platform met hulp van het Oranje Fonds gelukt om de gemeente en andere partijen te overtuigen. Na de steun van het Oranje Fonds volgde snel ook de financiële steun van onder andere de gemeente en de provincie. Eind 2011 kon het project beginnen en besloot het platform de financiële verantwoordelijkheid voor het hele project op zich te nemen, met name om meer controle te hebben over de uitvoering. Samenwerking wordt gezocht met organisaties in de buurt, onder andere met de wijkplatforms van Kemperkoul en Broeksittard, een klankbordgroep wordt betrokken en toekomstige gebruikers denken mee aan het ontwerp. Bij de uitvoering hebben de Sportstichting Sittard-Geleen, Oranjewoud en de gemeente Sittard-Geleen samengewerkt in een bouwteam namens de kerngroep van het BOSS park. Toen er iets op het terrein begon te gebeuren, werd het project voor de buurtbewoners ineens concreet en voelde men zich meer betrokken. Dit heeft geleid tot een grote groep vrijwilligers die het BOSS park beheren en activiteiten organiseren.

provincie limburg programma mark lammers plaza (hockey), tafelten­ nistafel, trampoline, ruimtenet, wandelpaden, sprintbaan, bike park, outdoor fitness circuit, gras sportvelden, jeu de boules banen, spel­ materiaal uitleen initiatiefnemers wijkplatform vrangendael overige

Bas Snoeker is masterstudent planologie. Van september 2013 tot

betrokkenen stichting het boss park, wijkplatforms kemperkoul en

maart 2014 was hij stagiair bij het ministerie van Infrastructuur en

broeksittard, sportstichting sittard-geleen, gemeente sittard-geleen,

Milieu en betrokken bij het kennisprogramma ‘Bottom-up transfor-

provincie limburg, oranje fonds, mik kinderopvang, hockeyclub scoop,

matie in krimpgebieden’.

ecsplore, richard krajicek foundation status operatief ruimtelijke

bas.snoeker@gmail.com

aard openbare ruimte tijdelijk gebruik nee

21


van onderop!

Beeld

22


van onderop!

De Bekkerie in Boekend. Foto: Pim Geerts

23


van onderop!

Column

Om de kloof tussen leefwereld en systeemwereld te beslechten is een intermediair nodig.

Verbinden is het nieuwe loslaten!

Multifunctioneel centrum Het Spectrum in Burdaard. Foto: Pim Geerts

24


van onderop!

initiatief

Er lijkt sprake van een identiteitscrisis en een verkrampte reactie in de systeemwereld. ‘Loslaten’ is daarbij de ­overheersende reflex. wongema in hornhuizen Ondernemer transformeert oud dorpscafe tot ‘a home at the end of the world’

door bas breman

E

n dan ineens kom je het overal tegen! In het kielzog van het huidige mantra van de participatiesamenleving wordt tegenwoordig op de meest uiteenlopende niveaus en thema’s nagedacht en gesproken over een samenleving waarin ‘de eigen kracht van burgers’ centraal staat. De voorbeelden zijn legio, in de zorg, energiesector, wonen, natuur- en landschapsbeheer. De begrippen buitelen over elkaar heen: Doe-het-zelfmaatschappij, Weconomy, Energieke samenleving, Burgerkracht, Burgerinitiatief en ga zo maar door. Wat centraal staat bij deze begrippen is dat ze een afspiegeling zijn van een nieuwe, horizontaal georganiseerde samenleving waarin geen sprake meer is van een eenduidige structuur of hiërarchie maar eerder van een rizoom aan spontane initiatieven, partijen en verbindingen. Wat ook opvalt is dat deze nieuwe dynamiek van de netwerksamenleving steeds vaker een tegenstelling aan het licht lijkt te brengen tussen de logica van de leefwereld van burgers (kleinschalig, persoonlijk, horizontaal, informeel en oplossingsgericht) en de logica van de systeemwereld (hiërarchisch, formeel, probleemgericht, risicomijdend en controleerbaar) die kenmerkend is voor overheden en (grote) organisaties. Nu er tegenwoordig steeds meer aandacht en sympathie uitgaat naar de energie en dadendrang van (succesvolle!) initiatieven uit de leefwereld en de ‘schwung’ waarmee deze functioneren, wordt het contrast met de partijen uit de systeemwereld groter en valt ook op hoe onhandig, traag en formeel deze soms nog opereren. Natuurlijk is de menselijke maat en het spontane karakter van burgerinitiatieven vaak veel aansprekender en als gevolg daarvan worden partijen uit de systeemwereld soms in de verdediging gedrongen. Steeds vaker wordt de suggestie gewekt, door partijen uit de leefwereld én de systeemwereld zelf, dat de overheid maar het beste langs de kant kan gaan staan en dat de mooiste initiatieven ontstaan als ‘de overheid zich er niet mee bemoeit’. Er lijkt sprake van een identiteitscrisis en een verkrampte reactie in de systeemwereld. ‘Loslaten’ is daarbij de overheersende reflex. Deels zal het inderdaad zijn uit onzekerheid over hun nieuwe rol in verhouding tot burgerinitiatieven, dat de systeemwereld zich afzijdig opstelt. Deels is het voor overheden misschien ook wel makkelijk als de verwachtingen over hun eigen rol of invloed wat worden getemperd, zeker ook in het licht van de huidige bezuinigingen. En tegelijkertijd is deze afzijdigheid ook riskant want een ernstige onderschatting van de (potentiële) rol die de systeemwereld kan en moet spelen bij het stimuleren en ondersteunen van initiatieven uit de leefwereld. Op basis van een recent onderzoek concludeerde Bas Snoeker onlangs dat er een verband bestaat tussen de hoeveelheid bottom-up-initiatieven en de omgang

met dergelijk initiatief door de gemeente. “Hoe meer de gemeente openstaat voor bottom-up-initiatief en hoe directer de gemeente een initiatief kan ondersteunen, hoe meer bottom-up-initiatieven in de gemeente ontstaan” is één van zijn belangrijkste conclusies. Ook in mijn beleving is het meestal niet zo dat burgerinitiatieven ontstaan in een vacuüm van de systeemwereld maar is er vrijwel altijd sprake van interactie en kruisbestuiving tussen burgerinitiatief én overheid. Natuurlijk loopt men elkaar daarbij soms ook flink voor de voeten. De dynamiek van de leef- en systeemwereld is in essentie dusdanig verschillend dat een bepaalde spanning, of soms ook frustratie tussen beide werelden waarschijnlijk vaak onvermijdelijk is. En toch lijkt het weinig constructief om elkaar als reactie daarop dan maar los te laten. Integendeel, in hetzelfde onderzoek refereert Bas Snoeker ook aan de cruciale rol van de ‘gemeentelijke intermediair’. Ook dit zagen we zelf terug in eerdere onderzoeksprojecten, zoals bijvoorbeeld naar het burgerinitiatief van SintJan Kloosterburen. Juist die intermediairs binnen de systeemwereld kunnen een burgerinitiatief in een stroomversnelling brengen, bijvoorbeeld doordat ze eventueel ontbrekende kennis, kunde en/of tijd bij initiatiefnemers kunnen aanvullen of doordat zij soms letterlijk deuren kunnen openen voor het burgerinitiatief. En, hoewel het misschien tegenstrijdig klinkt, soms is het zelfs de overheid die de eerste aanzet geeft voor een burgerinitiatief, zoals we onlangs zagen bij het initiatief van Marke ­Mallem, waar eigenaren en bewoners, samen het landschapsbeheer ­verzorgen. Een tijd geleden was ik bij een presentatie van de stadsloods van Amsterdam. Deze loodst ruimtezoekers letterlijk door de stad en de gemeentelijke regelgeving en verbindt vraag en aanbod van ­ruimte in Amsterdam. Om te beginnen zouden gemeenten iets dergelijks ook op kunnen zetten voor burgerinitiatieven binnen hun grenzen. Ik pleit voor een ‘initiatievenloods’ binnen iedere gemeente in Nederland waarbij partijen uit de leefwereld die iets willen én kunnen initiëren in contact worden gebracht met de juiste personen binnen de eigen organisatie en de systeemwereld daarbuiten. Op deze manier kunnen burgerinitiatieven veel obstakels en frustraties bespaard blijven én kunnen partijen zoals gemeenten weer geïnspireerd en gemotiveerd raken om ook hun eigen rol en verantwoordelijkheid op te pakken. Dat leidt hopelijk tot (hernieuwd) zelfvertrouwen bij partijen uit beide werelden.

Het begon in 2009 als een incident. Erik Wong, weekend­ bewoner van het dorp Hornhuizen in noord­west Groningen zocht een locatie voor een schrijfweek met studenten van de Amsterdamse Gerrit Rietveld Academie. Zijn oog viel op het leegstaande café tegenover z’n huis. De combinatie pand, plek, dorpsbewoners en studenten pakte verbazingwekkend goed uit. Wong voerde actie om het pand voor sloop te behoeden, doopte het pand met een knipoog ‘Wongema’, en vond Stichting DBF op z’n pad die in de plannen gelooft en het pand kocht. Wongema is een plek waar groepen en individuen tijdelijk kunnen verblijven om te werken en te leren. Weg uit de dagelijkse context. Kort en hevig, of langer en geleidelijk. Diverse onderwijsinstellingen maken regelmatig gebruik van Wongema, zoals de Gerrit Rietveld Academie, het Sandberg Instituut, Academie Minerva, ArteZ en de Hanzehogeschool. Maar ook gemeente De Marne, Provincie Groningen gebruiken Wongema nu en dan als uitvalsbasis. Daarnaast is Wongema er ook zijn voor dorp en regio. Als dorpscafé/feestlocatie en als plek met een eigen cultureel programma. Muziek, eten, film en soms een wat groter event als het dorpsfeest ‘Henk’ en een aardappelfestival in het najaar. Ook haalt Wong nu en dan (inter)nationaal bekende gezelschappen naar Hornhuizen, zoals het Riciotti Ensemble en zangeres Ellen ten Damme.

Langzamerhand ontstaat er een prikkelende combinatie van gebruikers en gebeurtenissen. Wong neemt als redactionele herbergier een nieuwe positie in, die – tot zijn grote opluchting – resulteert in een prille, maar levensvatbare economie. Langzamerhand ontstaat er een prikkelende combinatie van gebruikers en gebeurtenissen. Wong neemt als redactionele herbergier een nieuwe positie in, die – tot zijn grote opluchting – resulteert in een prille, maar levensvatbare economie. Een economie die zich niet alleen beperkt tot Wongema en Hornhuizen, maar ook verder reikt. Zo werkt Wong samen met diverse lokale kenners aan een mini-atlas van de regio. Dorpsgenoten Joop en Ali zijn gevraagd om een fietskaart te maken. Met kunstenaar Anne Hilderink wordt gewerkt aan een cultuurkaart van de omgeving. En een ‘eindeloze’ wandeling gaat Wongema verbinden met drie andere initiatieven in de buurt: Landhuis Oosterhouw in Leens en Bij Anne Wine en Sint Jan in Kloosterburen.

provincie groningen programma werkplekken, dorpscafé, keuken, logeerkamers (individueel en groepsaccommodatie), podium initiatiefnemers erik wong overige betrokkenen stichting dbf, stichting doen status operatief ruimtelijke aard hergebruik / transformatie tijdelijk

Bas Breman is onderzoeker en coordinator krimponderzoek bij

gebruik nee

Alterra, Wageningen UR en coordinator van ondersteuning onderzoeksbeleid bij Alterra, Wageningen UR. bas.breman@wur.nl

25


van onderop!

initiatief

pilotprojecten

Programma ruimtelijke transformaties Krimpregio’s op zoek naar nieuw ruimtelijk beleid en programma’s. finsterwolde bouwt zelf Bewoners zetten verhuisketen in gang voor betere doorstroming en kwaliteit van de woningvoorraad In Finsterwolde willen de meeste ouderen graag in een passende woning in hun eigen dorp blijven wonen. Mede door de bevolkingskrimp kunnen deze ouderen hun eigen woning moeilijk verkopen en worden veel huurwoningen gesloopt en geen nieuwe (senioren)woningen teruggebouwd. Een aantal bewoners heeft besloten om samen te gaan werken onder de Vereniging Finsterwolde Bouwt Zelf en 10 tot 15 nieuwe, voor senioren geschikte, woningen in het centrum van Finsterwolde te realiseren. Met hun plan willen ze niet alleen voor nieuwbouw zorgen maar ook een bredere oplossing bieden voor de krimpproblematiek. Met de nieuwbouw willen ze een verhuisketen in gang zetten en de bereikbaarheid van een nieuwe passende woning en de kwaliteit van de woningvoorraad in het dorp verbeteren. Met een eerste subsidie van de provincie heeft de vereniging begeleiding van Jouke de Jong van het Woonburo kunnen inschakelen om het project op te starten. Eerst is er onderzoek gedaan naar de haalbaarheid van het nieuwbouwproject. De locatie Schoolstraat, een braakliggend terrein midden in het dorp en eigendom van Acantus Groep, lijkt het beste plek te zijn om de woningen te realiseren. Een architectenbureau is gevraagd om een voorbeeldplan te maken voor de locatie. Woningen waar ouderen gelijkvloers kunnen wonen en die in de toekomst makkelijk verbouwd of aangepast kunnen worden voor andere doelgroepen. De wens is groot om het project op zijn minst energieneutraal te realiseren, het liefst energieleverend. Een grotere uitdaging is om de mogelijke verhuisketen in beeld te brengen en vooral financieel haalbaar te maken. Er moeten kandidaten gevonden worden, een onderzoek worden uitgevoerd naar de doorstroming en potentiële kopers en verkopers moeten afspraken gaan maken over het oplossen van knelpunten zoals de marktwaarde van de woningen. Doordat deze verhuisketen in een krimpgebied plaatsvindt blijven aan het eind de minst gewilde en technisch goede woningen over. Voor deze laatste woningen zou sloop, herbestemming of samenvoeging een oplossing kunnen zijn. Zo werk je aan het verbeteren van de leefbaarheid van het dorp is het idee. De uitdaging is om een partij te vinden die zich verantwoordelijk voelt voor deze groep woningen en de kosten van de sloop of transformatie kan en wil opbrengen. Alleen door een integrale aanpak van de twee onderdelen (nieuwbouw en verhuisketen) kan duidelijk worden of het plan haalbaar is. Daarna zou het project kunnen beginnen. Met een tweede subsidie van de Provincie Groningen heeft de vereniging zijn onderzoek naar de verhuisketen kunnen uitvoeren. Finsterwolde Bouwt Zelf hoopt met zijn plannen een voorbeeldoplossing te kunnen bieden voor meer krimpdorpen in Nederland.

provincie groningen programma nieuwbouw woningen, doorstroming woningmarkt initiatiefnemers vereniging finsterwolde bouwt zelf overige betrokkenen woonburo, stichting belangengroep finsterwol­ de, anbo wijk finsterwolde, gemeente oldambt, provincie groningen, rabobank zuid en oost groningen, de regie, buro de maten, av architec­

Deze publicatie gaat over de oogst van het kennisprogramma ‘Bottom-up transformatie in krimpgebieden’. Het kennisprogramma maakt onderdeel uit van een breder programma voor ruimtelijke transformaties in de krimp- en anticipeerregio’s van het ministerie van Infrastructuur en Milieu. Binnen dit bredere programma wordt ook gewerkt aan drie pilotprojecten waarmee gezocht wordt naar vernieuwende manieren van ruimtelijk beleid en programmeren ten tijde van bevolkingsdaling. Een tussenstand van deze projecten. schouwen-duiveland: een aanpak voor een gedragen nota maatschappelijke voorzieningen ‘Welke voorzieningen hebben we waar op het eiland nodig en hoeveel?’ Deze vraag staat centraal in het project ‘Anticiperen door Leren’ waarmee de gemeente Schouwen-Duiveland de leefbaarheid en woonkwaliteit van de burgers probeert te behouden. Met een continue maatschappelijke dialoog zet de gemeente in op actief burgerschap. Om die dialoog aan te zwengelen stelt de gemeente met de samenleving een ‘nota maatschappelijke voorzieningen’ op. Zo wil de gemeente mensen en partijen actief aanzetten om na te denken over, en zich in te zetten voor, hun woon- en leefomgeving. Eén van de deelprojecten is ‘Krot of Kans’. Op een creatieve manier wordt gekeken of leegstaande panden een nieuwe kans kunnen krijgen. Doordat personen met verschillende achtergronden, zoals fotografen, landschapsarchitecten en kunstenaars tijdelijk een ‘krot’ betrekken, ontstaat er dynamiek rondom het pand en komen er ideeën over de functie en het omliggende gebied los. Als je buiten de gebaande paden denkt kom je tot de beste oplossingen, is het credo. En soms kunnen vreemde ogen tot simpele en slimme oplossingen komen. www.krotofkans.nl Een tweede deelproject is ‘Duurzaam Dorpshuis Noordwelle’. In 2013 is dit experiment ‘Duurzaam Dorpshuis Noordwelle’ gestart. De dorpsraad Noordwelle, woningcorporatie Zeeuwland (eigenaar), de Stichting Dorps- en Gemeenschapshuizen Schouwen-Duiveland (exploitant) en de gemeente Schouwen-Duiveland willen hiermee antwoord te krijgen op de vraag wat nodig is om het dorpshuis nog meer van het dorp te laten zijn. Het experiment richt zich op de vraag hoe een sluitende exploitatie kan worden bereikt en hoe dit in 2017 kan worden “overgenomen” door het dorp. De aanname hierbij is dat met het energieneutraal maken van het dorpshuis en de inzet van het terrein rondom het dorpshuis voor het opwekken van duurzame energie als vliegwiel kan fungeren voor de verduurzaming van de functie van het dorpshuis voor de leefbaarheid in het dorp en omgeving.

ten, acantus status initiatieffase ruimtelijke aard nieuwbouw tijdelijk gebruik nee

26

www.krotofkans.nl

hoeksche waard: verbinding maken voor en door burger­initiatieven De Hoeksche Waard heeft een andere invalshoek. De insteek daar is om via een interactieve website initiatieven en bijdragen van burgers te verzamelen. Behalve ideeën – van kanovaren tot windenergieprojecten – kunnen burgers ook aangeven dat zij geld, ruimte of denkkracht willen inbrengen. De gemeente brengt deze initiatiefnemers bij elkaar, waarna gezamenlijk gezocht wordt naar verbanden tussen de initiatieven. Uiteindelijk doel is een netwerk te creëren dat uiteindelijk zelfstandig opereert, maar ook levert de zoektocht vragen en leerpunten op. Er komen in het proces veel vragen naar voren over wet- en regelgeving en over de snelheid en soepelheid van de gemeente. De regeldruk wordt, al dan niet terecht, vaak als een rem ervaren. Het project wil daarom gaan experimenteren met regelarme zones. Een belangrijk leerpunt is de insteek van het project. Doordat het project opgezet is zonder een overheidsvisie vooraf en zonder het etiket ‘gemeente’ komt er veel energie los bij burgers. Het blijkt dat de faciliterende overheid kan zorgen voor een vliegwieleffect en een almaar groeiend netwerk. www.hoekschewaardenmakerij.nl achterhoek: aanpak particuliere voorraad In de Achterhoek loopt de pilot ‘Hoe courant is je pand’, verbonden aan de Stichting Achterhoek Duurzaam Verbouwen. Particuliere eigenaren worden vaak geconfronteerd met een lagere waarde van hun woning dan ze dachten. Doel van de pilot is daarom het bewustzijn bij particuliere eigenaren te vergroten over de courantheid van hun bezit en gezamenlijk te zoeken naar kansen voor waardevermeerdering van de woningen. De pilot wil particuliere woningbezitters verleiden om de waarde van hun woning te verhogen door bijvoorbeeld energiebesparende maatregelen te treffen en/of de woning op te knappen. Hierdoor verbetert ook de leefomgeving. Door eigenaren te activeren om zelf en samen te investeren en zich te organiseren, kan de hele Achterhoek versterkt worden. ‘Hoe courant is je pand’ bestaat uit keukentafelgesprekken, trainingen, coaching en gezamenlijke acties om de vastgoedwaarde positief te beïnvloeden. Op meerdere locaties in de Achterhoek is inmiddels gesproken met eigenaren en relevante partijen. Met name in de wijken Hakkelerkamp en Scholtenenk in Winterswijk vindt het project een vruchtbare voedingsbodem en worden momenteel de vervolgstappen verder uitgewerkt.


van onderop!

Column

Succesvolle krimp­ aanpak kan niet zonder regionale afspraken Bottom-up-initiatieven zijn slechts ten dele het antwoord op de krimpopgaven. Ook regionale afspraken zijn nodig voor de instandhouding van de leefbaarheid in de dorpen. door enno zuidema

N

uchtere Groningers en Friezen werken in hun dorpen op een zinnige manier samen aan leefbaarheid, dat is een mooi beeld om de kracht van burgerinitiatieven in krimpgebieden neer te zetten. Toch is het niet zo dat door goede initiatieven van burgers een aanpak van het krimpvraagstuk onnodig wordt. Een goede aanpak van de gevolgen van krimp bestaat uit twee pijlers: burgerinitiatieven én een regionale aanpak van veranderingen die een dorp of buurt overstijgen. Burgerinitiatieven zijn nodig in krimpregio’s. Overheden en andere regionale partijen voelen en weten dat zij burgerinitiatieven de ruimte moeten geven. Zij weten steeds beter dat je de inrichting en sociale cohesie veel beter aan de dorpen zelf kan overlaten. En wanneer je dat doet kunnen dorpsbewoners ook nog iets regelen voor die ontmoetingsruimte, de digitale boodschappenlijst en prikbord, etc. En in de komende tijd zullen de veranderingen in de zorg juist in de dorpsgemeenschappen in krimpgebieden leiden tot een veel groter beroep op mantelzorg en burenzorg. Kortom: ook voor de inwoners van dorpen zal de ervaring anders worden. Ook een regionale aanpak in krimpgebieden is even hard nodig, is mijn stelling. Waarom eigenlijk? Leefbaarheid wordt toch al verbeterd met de initiatieven van bewoners? Het dorp Ulrum, echt een voorbeeld op het vlak van burgerinitiatieven, zou enkele tientallen leegstaande woningen kennen, als de woningcorporatie hier niet had gesloopt. En dat soort acties zijn het gevolg van regionale afspraken over sloop en nieuwbouw. Nog een voorbeeld: krimp zorgt voor minder kinderen en dus minder scholen en ook samenvoeging van dorpsscholen. Juist door regionale afspraken te maken krijgen alle ouders perspectief op een basisschool voor hun kinderen op een haalbare fietsafstand, met veilige routes. Van belang is ook het geven van een regionale ambitie en van een lange termijn perspectief voor een regio. De regionale aanpak van gemeenten, ondernemers, corporaties, onderwijsbesturen en zorginstellingen in de regio Eemsdelta in noordoost Groningen zorgt ervoor dat winkelvoorzieningen, medische zorg, dagbesteding van ouderen en scholen enigszins gegroepeerd blijven in enkele dorpen in de regio. Deze regio’s trekken veel geld uit voor het verbeteren en

Visiekaart ‘Robuuste structuur van voorzieningen in de Eemsdelta’. Bron: Enno Zuidema Stedebouw.

verkleinen van de drie centrumgebieden met winkels, zodat voorzieningen daar kunnen worden geconcentreerd en zodat er genoeg draagvlak is voor hoogwaardige winkels en voorzieningen. Op die manier ontstaat een bijdrage aan leefbaarheid van bewoners in buurten en dorpen. Dat lange termijn perspectief en die regionale afspraken zorgen ervoor dat voorzieningen van kwaliteit ook bereikbaar zijn. Ook is duidelijk waar op langere termijn voorzieningen en bijzondere woonvormen overeind blijven. En op welke plekken de corporaties in hun bestand leegstand en achterstallig onderhoud aanpakken. De twee pijlers van de aanpak van de gevolgen van krimp hebben elkaar nodig. Een regionale samenwerking kan welzijn en zorg, onderwijs, woningbouw en detailhandel integreren, maar ook economie en arbeidsmarkt betreffen. Burgerinitiatieven komen op tal van terreinen tot stand, zoals het samenvoegen van twee dorpsscholen tot één grote, de inrichting van het dorp, het zorgen voor elkaar.

De grote vraag is hoe we de verhouding tussen deze twee pijlers kunnen versterken. Hoe kunnen overheden en regionale partijen de burgerinitiatieven het beste helpen, welke uitnodiging moeten zij vooral doen aan burgers? En vanuit burgers naar de overheid en regionale partijen: hoe kunnen burgerinitiatieven zich verhouden tot deze partijen en tot hun visie? Wat werkt en wat niet? We zullen meerdere invalshoeken moeten omarmen, een regionale aanpak volgen en daarnaast talloze burgerinitiatieven tot resultaat laten komen. Versterken van elkaar. Alleen dan kunnen de beste resultaten worden bereikt in krimpgebieden. Enno Zuidema werkt vanuit het Groningse platteland aan ruimtelijke opgaven betreffende bevolkingskrimp, infrastructuur, organische gebiedsontwikkeling, veranderkracht. Sinds 2012 leidt hij de uitvoering van het Woon- en Leefbaarheidplan Eemsdelta. enno@ezstedebouw.nl

27


van onderop!

dorpenlab

Tijdens het D ­ orpenlab Achterhoek zetten initiatief­nemers hun project op scherp.

Als initiatiefnemer moet je denken in proposities en draagvlak door elly van der klauw Een mix van Achterhoekse energie en kennis en ervaringen van elders boog zich in het tweede Dorpenlab over een aantal initiatieven in de Achterhoek. De lokale woningmarkt, businessmodellen en het bouwen aan draagvlak en ‘modern naoberschap’ passeerden de revue. De casussen werden op scherp gezet, deelnemers gaven elkaar feedback en tips en contacten werden uitgewisseld. Als één ding duidelijk werd uit de dag brainstormen is het wel dat je als initiatiefnemer moet denken in proposities en draagvlak. Voor wie is dit een probleem en welk wenkend perspectief geef ik mee? In het verlaten stadskantoor van Lochem ­organiseerde ruimtevolk in samenwerking met Tanja Abbas namens Achterhoek2020 een werkdag met initiatief­ nemers, specialisten uit verschillende disciplines en ervaringsdeskundigen van elders. Dat is de formule van het Dorpenlab: het uitwisselen van kennis en ervaring uit het hele land om lokale projecten een stap verder te brengen. Centraal stonden de thema’s modern naoberschap in uitvoering, de bestaande woning­voorraad en leegstaande gebouwen. De casussen waren: - BS22, een werkplaats in Groenlo waar plannen ­gesmeed worden om Groenlo prettiger te maken - Lochem3punt0, een initiatief van ondernemers om gemeente Lochem als toeristische bestemming weer op de kaart te zetten - de Dorpscontactpersonen, een initiatief van Vereniging Kleine Kernen Gelderland om in een dorp een kartrekker en verbinder actief te hebben die ideeën helpt omzetten in acties - Jong Achterhoek zoekt woonruimte - collectieve ontwikkeling van nieuwe (huur)woningen in leegstaande karakteristieke boerderijen - herbestemming van de binnenkort te sluiten gevangenis De Kruisberg in Doetinchem. 28

het echte probleem In de Achterhoek komen net als in veel plattelandsregio’s steeds meer agrarische gebouwen vrij en ze blijven vaak lange tijd leegstaan. Vaak hebben ze een belangrijke cultuurhistorische waarde. De Vereniging Kleine Kernen Gelderland startte samen met de negen buurtschappen rond Winterswijk een project om jongeren en senioren te interesseren om samen deze boerderijen om te bouwen naar nieuwe woonen werkruimtes. Probleem: het is moeilijk om een boerderij te vinden waar de eigenaar wil meewerken en om een groep te vinden die de schouders eronder wil zetten. Bovendien wil de overheid op veel plekken niet meewerken met het transformeren van vrijkomende agrarische bebouwing in woningen. Er is immers sprake van een overschot aan woningbouwplannen. Jong Achterhoek worstelt met een soortgelijke vraag. Uit de debatten en dialoogtafels met jongeren komt steeds naar voren dat het voor jongeren en starters moeilijk is om een woning te vinden, zodat ze ‘noodgedwongen’ vertrekken. Jong Achterhoek werd gevraagd om een plan voor starters te maken. De casussen werden door specialisten van elders en regionale deskundigen van de Rabobank en de woningcorporatie deskundig afgepeld. Allereerst was er een discussie over de probleemstelling met betrekking tot de kansen van jongeren op de woningmarkt. Want wat is het probleem voor jongeren en starters nu precies? Er zijn in de Achterhoek immers veel betaalbare koopwoningen en sociale huurwoningen beschikbaar. Is het eigenlijke probleem niet dat jongeren ook kritisch zijn en niet willen wonen en investeren waar leegstand is? Of dat er simpelweg een gat gaapt tussen de verwachtingen van starters en wat voor hen financieel realistisch is? Deze kritische vragen bevestigden Janneke Rutgers van Jong Achterhoek in haar vermoedens die ze gaandeweg het project kreeg. Meer scherpte zal het project en uiteindelijk de jongeren ten goede komen.

Ze kreeg van de deelnemers ook verschillende nieuwe ideeën mee. Bijvoorbeeld dat focus en een kleinschalige, lokale aanpak de beste kansen op succes bieden. Jouke de Jong heeft in het Groningse Finsterwolde ervaring opgedaan met de Wooncarrousel. Zijn aanpak: inventariseer eerst eens in een dorp op huishoudensniveau goed wat de woonwensen zijn van alle inwoners. Misschien zijn er ouderen die kleiner willen wonen, iemand die naar een ander dorp wil en jonge gezinnen die wat groter willen. Op die manier krijg je een realistischer beeld van aanbod en vraag en kan een ‘woontreintje’ worden samengesteld, zonder gelijk met nieuwe woningen of woningaanpassingen te komen. Een soortgelijk advies voor het boerderijenproject: ga met de boerderijeigenaren in gesprek voor ze hun boerderij te koop aanbieden. Betrek ze intensief bij het proces. interessant voor wie? Leegkomend vastgoed van een iets andere orde is de penitentiaire inrichting De Kruisberg bij Doetinchem. Een monumentaal hoofdgebouw, een aantal bijgebouwen en 17 hectare (!) bosgrond komen al voor de zomer van 2014 vrij. De Rijksgebouwendienst probeert

Wie is eigenlijk de ­probleemeigenaar? Het helpt om kritische vragen te stellen.


van onderop!

dit te verkopen. Tanja Abbas en twee kompanen zien hierin een mogelijkheid voor een nieuw verhaal in een regionale en historische context. Wellicht iets met slow food, ambachten, duurzaamheid. Een middelbare school heeft interesse in een deel van de gebouwen, wellicht ook andere partijen. Maar hoe te beginnen? Klein beginnen of juist een uitnodigend totaalplan maken? Kiezen voor een overname of het complex organisch met de eigenaar ontwikkelen? Hoe richt je überhaupt een exploitatie voor zo’n groot complex in? Ook hier helpen de experts van elders het vraagstuk uit elkaar te rafelen. “Neem de tijd en besef dat je als lokale ideeën- en programmamakers een hele interessante partner bent voor de vastgoedeigenaar”, geeft adviseur Pieter Buisman mee. “Dat doet ook iets met je onderhandelingspositie”, voegt hij toe. ­Martin Cnossen van stichting DBF voorziet dat voor een transformatie of hergebruik van een dergelijk complex in deze tijd en op deze plek door eigenaar, overheid of maatschappelijke partijen eerder geld toegelegd zal moeten worden. “Eén euro neerleggen voor zo’n gigantisch complex klinkt misschien weinig, maar kan vanwege de hoge exploitatie- en onderhoudskosten wel eens een heel dure aankoop worden.” De brainstorm leverde ook andere vragen en suggesties op. Zijn er bijvoorbeeld geen grote bedrijven en instellingen op het gebied van voedsel, die hun naam aan je idee willen verbinden? Hoe sta je tegenover commerciële partijen die (een deel van) de ontwikkeling zouden willen overnemen? Tijdens de brainstorm werden verschillende suggesties gedaan en namen genoemd van partijen die hierin geïnteresseerd zouden kunnen zijn. Bij Lochem3punt0 gaven de initiatiefnemers aan graag alle kernen in de gemeente Lochem – inclusief de activiteiten die daar worden georganiseerd – te willen betrekken bij het initiatief om de gemeente weer een toeristische trekpleister te maken. Samen staan de ondernemers immers sterker. Ook hier werd de vraag gesteld wat de ondernemers in de andere kernen daar dan aan hebben. Is het probleem dat de ondernemers in stad Lochem hebben – dalende bezoekersaantallen en dalende omzet – ook het probleem van ondernemers in de andere kernen? Een eerste stap zou voor hen zijn om sleutelfiguren uit de dorpen te betrekken bij het initiatief om dit, wellicht met een andere naam, ook voor hen echt relevant te maken.

De werkgroep heeft ondertussen in de stad zelf een aardige voet aan de grond gekregen. Zo mogen ze met de VVV een infowinkel in het stadshuis inrichten. Een concreet eerste resultaat waarmee ook nieuwe betrokkenen kunnen worden geworven. marketing Klein beginnen en de successen communiceren. Dat is een van de suggesties die vanuit de deelnemers komen. Zo kan je steeds meer mensen enthousiast maken voor je initiatief. BS22 kan zo al bogen op een aantal kleine successen. En misschien kunnen activiteiten van initiatiefnemer Linda Commandeur die ook bijdragen aan een prettiger Groenlo maar niet direct onder de vlag van BS22 vallen, als successen van BS22 worden meegerekend. Met meer successen kan je meer mensen betrokken krijgen. Tips vanuit de deelnemers waren: zoek zo snel mogelijk een breder draagvlak. Draagvlak is ook voor de dorpscontactpersonen van belang. Momenteel kan dankzij inzet van Vereniging Kleine Kernen Gelderland voor een dorpscontactpersoon bij Provincie Gelderland een bijdrage worden gevraagd, voor acht uur per week en voor maximaal twee jaar. André Menting is zo’n contactpersoon in Meddo. “Ik deed en ik doe al veel in Meddo, maar dit is een steuntje in de rug en geeft me ook status. Bij André moet je zijn, zeggen zowel inwoners als gemeente.” In Espelo betaalt een zorgverzekeraar inmiddels mee aan de contactpersoon omdat deze bemiddelt in zorgvragen vanuit bewoners waardoor het beroep op kostbare zorg sterk is teruggelopen. Het loont dus om deze successen zichtbaar te maken. hoe lang vrijwilliger? De werkgroep Lochem3.0, de mensen van BS22 uit Groenlo en van de dorpsvereniging Zieuwent steken heel veel vrije tijd in hun projecten. Vraag is wel hoe lang ga je door en hoe veel tijd steek je er vrijwillig in om een initiatief van de grond te tillen. Linda Commandeur staat nu op zo’n punt. “De gemeente heeft ons een winkelpand midden in Groenlo ter beschikking gesteld, we organiseren activiteiten, we worden gewaardeerd als verbinder van mensen, bedrijven en organisaties. Maar kan ik er op deze manier wel een aantal dagen per week in blijven steken?”

Klein beginnen en de successen ­communiceren. Zo kan je steeds meer mensen enthousiast maken voor je initiatief.

Ook hier is het advies, verbreed je draagvlak. Aster van Tilburg van Voorjebuurt: “Crowdfunding voor activiteiten levert je niet alleen wat geld op, maar die 400 mensen die een euro storten, betekenen ook 400 supporters voor je idee.” Met die betrokkenheid en een duidelijke inzet voor gemeenschappelijke doelen zouden andere partijen als ondernemers of de gemeente ook makkelijker een bijdrage kunnen leveren. En zo kunnen de drijvende krachten achter de initiatieven er ook tijd in blijven steken. Aan het eind van de dag vatten Tanja Abbas en Sjors de Vries van ruimtevolk de lessen van het Dorpenlab samen. “Het is belangrijk om te starten vanuit een juiste probleemdefinitie en dat je als initiatiefnemer denkt in proposities, maar ook continu rekening houdt met draagvlak en marketing van je project.” Tanja: “Ik moet een duidelijk verhaal ontwikkelen en meer partijen en de inwoners van Doetinchem erbij betrekken, zodat het ook hun Kruisberg wordt.” Op zak heeft ze ook kaartjes van experts uit het hele land. Waaronder de Achterhoekse Suzan te Brake, net afgestudeerd op leegkomend vastgoed en vastberaden haar kennis in te zetten voor initiatieven in de Achterhoek. Elly van der Klauw is journalist en sociaal geograaf en geeft als zelfstandige professional trainingen en ruimtelijke adviezen. ellyvanderklauw@gmail.com

Dorpenlab Achterhoek. Foto Gea Laar

29


van onderop!

initiatief

column

Een periode van leegloop (jaren 1950-1960) vergeleken met hedendaagse krimp.

nieuw leven voor heerlense winkelpanden Ondernemers pakken met innovatieve aanpak winkelleegstand aan Vier jaar geleden startten vormgever Sjaak Vinken en architect Roger Kengen een burgerinitiatief om iets te doen aan de leegstaande winkelpanden in de Willemstraat aan de rand van de binnenstad van Heerlen, ooit een als tippelzone beruchte straat. Ze gingen aan de slag als schakel tussen pandeigenaar en ondernemers en waren al snel actief buiten de Willemstraat. Inmiddels zijn in Heerlen 23 leegstaande panden structureel ingevuld door nieuwe ondernemers en heeft Sjaak Vinken van dit werk zijn beroep gemaakt. Onder de naam Streetwise (voorheen Urban Ads) realiseren Sjaak Vinken en consorten nieuwe winkelconcepten in voormalige leegstaande panden. Aan de ene kant gaan ze in gesprek met pandeigenaren om hen te helpen inzien dat het anders moet en kan. Aan de andere kant helpen ze (startende) ondernemers hun winkelconcepten op een creatieve en betaalbare manier uit te werken. Zo vormt Streetwise dus de schakel tussen eigenaren en ondernemers. De winkels moeten structureel bijdragen. Om dit doel te bereiken ligt de focus niet alleen op de ondernemer en het winkelpand, maar ook op de straat als geheel. Zo worden kunst en cultuur en andere marketingmiddelen ingezet om straten weer interessant en leefbaar te maken voor publiek, bewoners en (startende) ondernemers. In de Willemstraat staan de activiteiten dan ook niet op zichzelf, maar worden ze ondernomen onder de noemer ‘Wij Willemstraat’ en zijn ze mede het resultaat van samenwerking met al gevestigde ondernemers in de straat.

Kunst en cultuur en andere marketingmiddelen worden ingezet om straten weer interessant en leefbaar te maken voor publiek, bewoners en (startende) ondernemers. Deze aanpak sprak meerdere partijen aan en werd al snel ook toegepast in de binnenstad van Heerlen, in de Oranje Nassaustraat en Dautzenbergstraat. Stichting Urban Ads, voorloper van Streetwise, kreeg hiervoor een financiële bijdrage van de Provincie Limburg. Gesprekken volgden ook met de gemeente en woningcorporaties. Inmiddels werkt Streetwise in opdracht van gemeente Heerlen en Wonen Limburg en zijn in Heerlen 23 winkelpanden voorzien van een nieuwe invulling. Zo kreeg een pand een nieuwe invulling doordat een ondernemer naast een webshop uiteindelijk toch ook behoefte had aan een offline winkel. En een andere ondernemer zag nu, na jaren op de markt te hebben gestaan, kans om een eigen winkel te starten door de wat lagere huren dan voorheen. In de regio wordt de aanpak vaak als voorbeeld gezien van hoe je met co-creatie de leefbaarheid in een straat kunt bevorderen. Gemeenten als Venlo, Kerkrade, Sittard-Geleen hebben hun interesse voor deze aanpak geuit. provincie limburg programma winkelen, wonen, werken en leven initiatiefnemers sjaak vinken (voorheen urban ads, nu streetwise), ralph van der vliet, kim van der vliet en roger kengen (urban ads) overige betrokkenen provincie limburg, gemeente heerlen, wonen limburg, pandeigenaren, ondernemers, bewoners en verenigingen status operatief ruimtelijke aard hergebruik / transformatie tijdelijk gebruik nee

30

Bottom-upinitiatieven zijn van alle tijden door korrie melis Ergens in Nederland ligt een plattelandsdorpje waar steeds minder inwoners wonen en waar voorzieningen verdwijnen. Hierdoor hebben bewoners geen plaats meer om elkaar te ontmoeten. Een plek waar ze met medebewoners een biertje kunnen drinken, waar verenigingen kunnen vergaderen en waar een feestje gegeven kan worden. Het gemis wordt steeds groter en een groepje enthousiaste bewoners neemt het voortouw om een dergelijke voorziening te realiseren. Ze gaan met de gemeente in gesprek en vragen subsidies aan om een dorpshuis te openen. Voor veel hedendaagse plattelandsdorpen is het een bekend voorbeeld. In tegenstelling tot wat soms gedacht wordt, zijn bevolkingskrimp en bewonersinitiatieven niet alleen een hedendaags fenomeen. Het bovenstaande voorbeeld had ook plaats kunnen vinden vlak na de Tweede Wereldoorlog. Transities en afnemende bevolkingsaantallen zijn kenmerkend voor beide perioden. Rond 1950 zorgde de verminderende agrarische werkgelegenheid voor migratie en zodoende een bevolkingsafname. Destijds werd het leegloop genoemd. Voor veel migranten was het platteland ouderwets en de stedelijke gebieden waar ze heen trokken modern, met bijvoorbeeld nieuwe huizen. Ook het platteland moest mee in de ‘vaart der volkeren’. Vandaar dat het Rijk verscheidene ondersteuningsprogramma’s opzette. Hoewel in deze periode de verzuiling nog hoogtij vierde, was de intentie van het ministerie van Maatschappelijk Werk om deze grenzen te beslechten door bewoners samen dorpsinitiatieven te laten ontplooien. Tegenwoordig is het vooral de veranderende bevolkingssamenstelling die zorgt voor een vergrijzende en krimpende bevolking. Bezuinigingen zorgen bovendien voor minder investeringen in sociale voorzieningen, waardoor bewoners geacht worden steeds meer zelf te zorgen voor een goede leefbaarheid: de transformatie van de verzorgings-

staat naar een participatiesamenleving. De context van beide perioden verschilt. Toch is een vergelijking interessant vanwege de huidige aandacht van de overheid voor de zelfredzaamheid van bewoners. In de jaren zestig werd dit onder de noemer van community organization door het ministerie van Maatschappelijk Werk gestimuleerd. Het sociologische concept is afkomstig uit de Verenigde Staten en geconcretiseerd door bijvoorbeeld bij sociaal-culturele projecten van bewoners 10 procent eigen financiële bijdrage te eisen. Bewoners van allerlei religieuze en politieke zuilen moesten zo samen werken aan hun dorp. De aanpak had resultaat. In Noord-Groningen werden bijvoorbeeld zo een groot aantal dorpshuizen opgericht. Toch zijn er een aantal kanttekeningen te plaatsen bij deze aanpak waarbij de overheid bewoners stimuleert; kanttekeningen waar ook vandaag de dag rekening mee gehouden dient te worden. Het Rijk wilde door bewoners te betrekken bij de ontwikkeling van de eigen leefomgeving (dorp, wijk etc.) bewoners zelf laten werken aan hun leefbaarheid. Voor veel bewoners in de jaren zestig was deze noodzaak echter beperkt. De persoonlijke situatie werden steeds beter en de welvaart steeg. Hierdoor ontstond een discrepantie tussen de wens van de overheid en de beleving

In de jaren 50 en 60 was er net als nu veel aandacht voor de zelfredzaamheid van bewoners. We kunnen leren van de ervaringen van toen.


van onderop!

initiatief

boekelnet, glasvezel in boekel Bewoners realiseren glasvezelnet voor kern, bedrijfsterrreinen én buitengebied

van het dagelijkse leven van bewoners. Dit valt te omschrijven als een verschil tussen systeem- en leefwereld. Om bottom-up-initiatieven succesvol te laten zijn, dienen de zogenaamde systeem- en leefwereld bij elkaar te komen. Dit houdt in dat de behoeften van bewoners aansluiten op de mogelijkheden die de overheid faciliteert en vice versa. Hiervoor is een continue wisselwerking noodzakelijk. Voor bewoners alleen is het heel moeilijk om iets op te zetten en de overheid moet de juiste ondersteuning en soms sturing bieden. Dat het daardoor bij bewonersinitiatieven om een samenspel gaat tussen bewoners en overheid is onvermijdelijk. Noodzakelijke randvoorwaarde voor dit samenspel is het contact tussen de vele verschillende betrokken partijen. Goede onderlinge communicatie in de regio is belangrijk voor vitale plattelandsgebieden. Dat het opzetten van dorpshuizen zo goed werkte in de jaren zestig kwam deels door de intermediaire rol van een regionale stichting. Ook bij de hedendaagse krimp is een regionale aanpak essentieel. Problemen van krimp zijn niet alleen op dorpsniveau op te lossen. Op dorpsniveau kunnen zeker initiatieven ontwikkeld worden, maar deze initiatieven kunnen niet als basis ‘dorpisme’ hebben: het dorp als middelpunt van alles. Voor sommige bewoners en ook bestuurders is dit een lastig gegeven. Als bijvoorbeeld de school uit het dorp moet verdwijnen, brengt dit veel emoties met zich mee. Het is niet de aanwezigheid van een school in een dorp, het is de bereikbaarheid van kwalitatief goed onderwijs in de regio dat een dorp toekomstbestendig maakt. Door vanuit overheid, semioverheid, marktpartijen en natuurlijk bewoners samen te werken en ondersteuning te bieden aan bottom-up-initiatieven kunnen bewoners langetermijnoplossingen construeren voor hedendaagse krimpproblemen.

De leefbaarheid en de economische toekomst van het platteland wordt meer en meer afhankelijk van digitale bereikbaarheid. Dat zagen lokale ondernemers in Boekel een tijd geleden al in. Zij zetten een lokale stichting op om zelf een glasvezelnetwerk aan te leggen voor kern, bedrijfsterreinen én buitengebied. Het initiatief voor de aanleg van een glasvezelnetwerk in plattelandsgemeenten wordt vaak genomen door een marktpartij. Zij start onderhandelingen met de gemeente voor de aanleg van een netwerk in de kern als zo’n 30 tot 40 procent van de woningen meedoet. Buitengebied en bedrijfsterreinen worden dan meestal niet aangesloten. Het buitengebied niet omdat de aanlegkosten relatief hoog zijn. Door de hoge kosten is de terugverdientijd te lang en vindt de marktpartij het risico te groot. Bedrijven worden vaak niet aangesloten omdat marktpartij vaak 1-op-1-contracten aangaat met bedrijven die dan een veelvoud van de aansluitkosten van een woning betalen. Gemeente Boekel, ca. 10.000 inwoners, heeft relatief veel buitengebied. Grote delen daarvan hadden geen kabel-tv-aansluiting en waren voor hun internet aangewezen op de telefoonlijn en voor hun tv op een eigen satelietontvanger. Als alleen de kernen aangesloten zouden worden op glasvezel zou zo’n 33 procent van de gemeente uitgesloten worden van een voorziening voor snelle digitale verbinding. Dat vonden de initiatiefnemers niet kunnen. In dat buitengebied zit veel bedrijvigheid. Niet alleen agrarische ondernemers, maar ook particuliere zelfstandigen. Door deze aan te sluiten op het glasvezelnet kunnen deze bedrijven vanuit het buitengebied toch op een hoog niveau zaken doen met de wereld. In het buitengebied wonen ook veel oudere mensen. Door ook hun woningen aan te sluiten wordt ervoor gezorgd dat zij langer zelfstandig kunnen blijven wonen. Zij kunnen dan gebruik maken van het groeiend aanbod van professionele diensten als zorg op afstand. Verder kent Boekel een erg actief verenigingsleven. Door een ‘open netwerk’ te realiseren waar verenigingen eenvoudig hun diensten op

kunnen aanbieden kunnen de lokale verenigingen volgens de initiatiefnemers verder groeien en over en weer lokale diensten ontwikkelen. Kortom, de initiatiefnemers waren ervan overtuigd dat een gemeentedekkend glasvezelnetwerk onmisbaar was voor de lokale economie en leefbaarheid van de gemeenschap. In samenwerking met de gemeente vroeg de ondernemersvereniging verschillende aanbieders om een bod te doen voor de realisatie van het glasvezelnetwerk dat moest voldoen aan drie randvoorwaarden: het moest een ‘open netwerk’ zijn, gemeentedekkend en tegen marktconforme prijzen. De drie ontvangen biedingen voldeden geen van allen aan de gestelde voorwaarden. Geconstateerd werd dat om te komen tot een aanbieding binnen de randvoorwaarden er verdere gemeenschappelijke inbreng werd gevraagd. Om die inbreng te kunnen leveren is gekozen voor de oprichting van een stichting: BoekelNet. De inspanningen van de stichting richtte zich in de eerste plaats op het verzamelen van toezeggingen van minimaal 50 procent van de huishoudens in de gemeente voor aansluiting op het nieuwe glasvezelnetwerk. Vervolgens heeft de stichting 1,3 miljoen euro in de vorm van leningen en obligaties geïnvesteerd in de aanleg van het netwerk (totale kosten 5 miljoen euro). De helft van dit bedrag is door lokale ondernemers ingelegd, de andere helft door de gemeente. De gemeente heeft de aannemer die het netwerk aan zou leggen tevens een garantstelling op de banklening gegeven van een miljoen euro. Met deze investering en garantstelling is BoekelNet voor 40 procent eigenaar van het netwerk. Tot slot treedt de stichting op als huurder van het netwerk van de marktpartij. Hiermee heeft de stichting met succes binnen de randvoorwaarden een samenwerking kunnen aangaan met drie marktpartijen: de aannemer voor de aanleg van het netwerk, de leverancier van de schakelapparatuur en het bedrijf dat de kabeldiensten levert. De werkzaamheden aan het netwerk zijn eind 2013 afgerond. Naast de aanleg van het glasvezelnetwerk zet de stichting zet in voor de gemeenschappelijke digitale belangen en voor zoveel mogelijk lokale digitale diensten. Zo is er nu ook een openbaar wifi-netwerk in het centrum van Boekel en kunnen klanten van BoekelNet gratis met elkaar bellen. Daarnaast zal de stichting obligaties uitgeven, zodat meer partijen eigenaar kunnen worden van het netwerk. Het initiatief van de ondernemersvereniging in Boekel krijgt op diverse plaatsen navolging. Zoals in de gemeente Heeze-Leende. Hier is de coöperatie HSLnet volop bezig met de aanleg van een glasvezelnetwerk in Heeze (al gereed), Leende en Sterksel. Andere plekken waar bewoners en ondernemers zich inspannen voor glasvezel zijn bijvoorbeeld Hilvarenbeek, Nieuw-Leusen en Lunteren.

provincie noord-brabant programma glasvezelnetwerk, digitale diensten initiatiefnemers ondernemersvereniging boekel overige betrokkenen gemeente boekel, glashelder, a-questora, e-fiber, lokale bedrijven, bewoners status operatief ruimtelijke aard openbare ruimte tijdelijk gebruik nee

colofon Dit is een uitgave van ruimtevolk in opdracht van het ministerie van

drukwerk

Infrastructuur en Milieu. Mits voorzien van een duidelijke bronvermelding

Drukkerij Printvisie, Rotterdam

en naamsvermelding van de auteur mag de inhoud van deze uitgave worden gereproduceerd.

oplage 4.000 exemplaren

redactie en teksten Judith Lekkerkerker en Sjors de Vries (ruimtevolk)

Voor meer informatie neem contact op met ruimtevolk. info@ruimtevolk.nl

fotografie Foto’s in deze publicatie zijn gemaakt door Pim Geerts, Gea Laar en ruim-

Oktober 2014

tevolk. Foto’s van de initiatieven zijn aangeleverd door de initiatiefnemers, met uitzondering van: Wongema (foto: Pim Geerts), De Bekkerie (foto: Pim

http://bottomup.ruimtevolk.nl

Geerts), De Eendracht (foto: Pim Geerts), Stichting Boermarke Essen en Aa’s (foto: Jan Willem Kok), Kerk Westdorpe (foto: Michiel Verbeek, Wikipedia, CC) en Industrieel Museum Zeeland (foto: Sas4550, Flickr, CC).

Korrie Melis is onderzoekster bij Kenniscentrum Publieke Zaak, Hogeschool van Arnhem en Nijmegen. korrie.melis@han.nl

grafisch ontwerp Accu Grafisch Ontwerpers

31


van onderop!

Als je het kan dromen, dan kun je het ook doen.

van Onderop! volgens peter broekmans

Wongema in Hornhuizen. Foto: Pim Geerts


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.