Grip op grammatica

Page 1

Vogels vliegen door de lucht. Dit is een zin. Het werkwoord in deze zin is vliegen.

Vogels in de lucht.

Dit is geen zin. Er staat geen werkwoord in.

Elke zin heeft een werkwoord nodig. Anders is het geen zin. Kijk maar naar de tweede zin hierboven. Je weet niet wat de vogels doen.

7


Herken het werkwoord Kijk naar de lijst met woorden op deze bladzijde. Weet jij wat hier de werkwoorden zijn? Werkwoorden zeggen wat er wordt gedaan.

springen klimmen kasteel eten stinkend zingen 8

Springen, klimmen, eten en zingen zijn werkwoorden. Kasteel en stinkend zijn andere woorden.


Kijk goed naar de zinnen hieronder. Hoeveel werkwoorden zie je in elke zin? Ik zal je een beetje helpen. In zin 1 zit ĂŠĂŠn werkwoord. In zin 2 zitten er twee.

Ik speel piano. Honden blaffen en jagen op katten.

In de eerste zin is speel het werkwoord. In de tweede zin zijn blaffen en jagen de werkwoorden. 9


Wie-deel of onderwerp Zinnen kun je verdelen in stukjes. Die stukjes noem je zinsdelen. EĂŠn zinsdeel weet je al, dat is het werkwoord. Een ander zinsdeel is het wie-deel of onderwerp. Het onderwerp is de persoon, het dier of het ding die iets doet.

De raket vliegt door de ruimte. Wie vliegt door de ruimte? De raket is het onderwerp.

10


Bas bouwt een kasteel. Wie bouwt een kasteel? Bas is het onderwerp.

Het onderwerp hoort bij het werkwoord. Maar hoe vind je het onderwerp? Zoek eerst het werkwoord. En vraag dan WIE? Bij de voorbeeldzinnen is dat: WIE vliegt? En: WIE bouwt? Het antwoord op die vraag is het onderwerp.

11


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.