Situering
Hoofdstuk 1 : Situering ‘Sherborne’ is in vele scholen en zorgvoorzieningen bekend als een bewegingsmethode, maar waar komt de naam vandaan? Het antwoord is eenvoudig. De methode werd genoemd naar Veronica Sherborne, de grondlegster van de methodiek. Veronica Sherborne ontwikkelde haar methode op basis van eigen ervaringen in combinatie met elementen uit de danspedagogiek. Het begon allemaal erg kleinschalig in Groot-Brittannië, maar intussen wordt haar methode wereldwijd toegepast. Ook bij ons wordt Sherborne gebruikt in vele contexten: van scholen tot dagcentra, bij kinderen en volwassenen met of zonder beperking. Er worden nog steeds nieuwe terreinen verkend.
1.1
Veronica Sherborne Veronica Sherborne (1922 -1990) was een Engelse licentiate lichamelijke opvoeding en kinesitherapie en moeder van drie kinderen. Later specialiseerde ze zich in dans bij Rudolf Laban in zijn ‘Art of Movement’-studio in Manchester. Veronica besteedde meer dan 25 jaar aan de ontwikkeling van haar bewegingsmethode. Vanuit haar kennis als leerkracht/therapeute, de observatie van haar eigen kinderen en de bewegingsanalyse zoals ze die bij Rudolf Laban geleerd had, ontwikkelde ze haar methode in een diversiteit van situaties en deelnemers. Zo gebruikte ze de methode zelf bij kinderen in kleuter en lager onderwijs en bij kinderen met psychische en/of motorische problemen. Ze werkte daarvoor onder meer samen met studenten lichamelijke opvoeding, leerkrachten, ouders, verzorgers en therapeuten.
19
1.2 Basisfilosofie 1.2.1
Uitgangspunten
Veronica Sherborne bouwde haar methode op vanuit ervaringen met en observaties van kinderen. Zij kwam tot de bevinding dat alle kinderen in hun ontwikkeling twee basisbehoeften hebben: zich goed voelen in het eigen lichaam en in staat zijn om relaties aan te gaan.
‘Through my experience of teaching and observing human movement, and of learning through trial and error, I have come to the conclusion that all children have two basis needs: they need to feel at home in their own bodies and so to gain body mastery, and they need to be able to form relationships.’ (Sherborne V., 1990, p.v.) Het zich goed voelen in het eigen lichaam en de mogelijkheden ervan kennen, zijn volgens haar onontbeerlijk om een positief zelfbeeld en meer zelfvertrouwen op te bouwen. Zelfvertrouwen en vertrouwen in de ander vormen dan weer de basis voor initiatiefname, exploratie en communicatie. Het ontwikkelen van dit nodige basisvertrouwen gebeurt via gekoesterd worden, gerespecteerd worden en geaccepteerd worden zoals we zijn. Via beweging worden we ons bewust van ons lichaam, maar ook van de omgeving waarin we ons bevinden. Zo leren we het lichaam kennen als een creatief en expressief instrument en ervaren we bewegen als een middel om tot communicatie te komen, zowel verbaal als non-verbaal.
20
Situering
1.2.2
Gebaseerd op de ontwikkeling van baby’s
Sherborne ontwikkelde haar ideeën voornamelijk vanuit de observatie van de bewegingen van baby’s. De baby wordt zich immers pas geleidelijk aan bewust van zijn lichaam. Hij doet dat in eerste instantie door bewegingen passief te ondergaan terwijl hij gewassen, gevoed, opgepakt, gedragen en geknuffeld wordt. Tijdens deze allereerste leerervaringen krijgt de baby informatie over zichzelf en de mensen rondom hem. Dit lichaamsbewustzijn helpt het kind vertrouwen op te bouwen en controle te krijgen over zijn lichaam. Wie zich goed voelt in zijn eigen lichaam, gaat gemakkelijker op verkenning in zijn omgeving om nieuwe dingen te ontdekken. Vanaf het prille begin is de baby zich bewust van de mensen rondom hem. De eerste relatie ontwikkelt zich dan ook vooral doorheen het fysieke contact en het oogcontact. De pasgeboren baby kijkt naar het gelaat van de volwassenen en is daarbij vooral geboeid door de ogen en de haarlijn. Doordat de volwassene hierop inspeelt, ontstaat geleidelijk aan het eerste contact. Oogcontact is belangrijk om een relatie te versterken en om de aandacht te leren richten. De oudere baby, en later ook de peuter, gaat zich al zelfstandig door de omgeving bewegen. Hij wordt zich bewust van zijn eigen bewegingsmogelijkheden en van de ruimtelijke dimensies. Dat doet hij door zich in de armen van mama te nestelen, tussen de benen van papa door te kruipen, op de schoot van oma te klauteren, paardje te rijden op de knie van opa… Door lichamelijke spelletjes als deze groeit het lichaamsbewustzijn en het bewust worden van de ruimte en bouwt het kind een relatie op met volwassenen en andere kinderen. Het is daarom erg belangrijk dat de volwassene oog heeft voor de, soms kleine, signalen van het kind en dat hij hier ook op inspeelt. Zo groeit er geleidelijk aan een goede afstemming tussen volwassene en kind. Door de positieve reacties krijgt het kind vertrouwen in de wereld om zich heen. Het wordt ook aangemoedigd om nog meer signalen uit te zenden en nog meer te communiceren met zijn omgeving. In deze contacten met anderen ontdekt het kind zijn eigenheid, zijn eigen identiteit: ‘Ik ben ik, ik ben anders dan de anderen, iedereen is verschillend.’ (Sherborne V., 1979)
21
Veronica Sherborne stelt dat deze bewegingservaringen fundamenteel zijn voor de ontwikkeling van alle kinderen, met of zonder beperking. Kinderen met een beperking hebben echter wel behoefte aan extra stimulatie tot bewegingservaringen. Zij geven soms minder signalen en lokken hierdoor ook minder lichaamsspelletjes uit bij hun ouders. Als gevolg van hun beperking hebben juist zij net behoefte aan intensere en langdurigere stimuli en relatiespelletjes dan andere kinderen. ‘Movement experiences are fundamental to the development of all children but are particularly important to children with special needs who often have difficulty in relating to their own bodies and to other people. The input of ‘ feeding in’ of movement experiences has to be more concentrated and more continuous for children with special needs than for children in mainstream schools.’ (Sherborne V., 1990, p.v.)
1.2.3
Invloed van Laban
De ‘Human Movement’-filosofie van Rudolf Laban sluit perfect aan bij Veronica Sherbornes persoonlijke ervaringen en bevindingen. Vele elementen uit de ‘Human Movement’-theorie liggen dan ook aan de basis van haar methode. ‘In Laban’s work I found everything I had been looking for.’ (Sherborne V., 1965) ‘Teachers of movement need to be aware of what parts of the body are moving, in which direction in space they are moving and most important, how is the body moving.’ (Sherborne V., 2001, p. 55) Een goede danser heeft vertrouwen in zijn eigen lichaam en in de bewegingen ervan. Hij is zich bewust van de ruimtelijke dimensies en van de plaats van het lichaam – of delen ervan – in de ruimte. Daarnaast is hij zich bewust van de relaties en dynamiek in een groep en is hij creatief. Laban stimuleerde zijn studenten om een brede waaier aan bewegingsmogelijkheden uit te proberen. Naast variaties op de lichaamsdelen waarmee de dansers bewegen en de specifieke plaats in de ruimte waar ze deze
22
Situering
bewegen, besteedt zijn methode ook aandacht aan de wijze waarop ze dat doen. In het werk van Veronica Sherborne vinden we veel elementen van Labans werk terug: de bewustwording van het eigen lichaam in de ruimte, de bewustwording van relaties, de verschillende bewegingskwaliteiten en het stimuleren van creativiteit. Deze elementen komen uitgebreid aan bod in hoofdstuk 2.
Rudolf Laban (1879 – 1958) (http://www.trinitylaban.ac.uk) Rudolf Laban werd in 1879 geboren in Bratislava. Hij werd danser en choreograaf en volgde architectuur aan de Ecoles des Beaux Arts in Parijs. Daar bestudeerde hij vooral de bewegingsmogelijkheden van het menselijke lichaam en de beheersing van de ruimte. Als danschoreograaf verdiende hij erkenning voor zijn dans- en bewegingsanalyse en was hij één van de grondleggers van de Moderne Europese Dans. Van 1919 tot 1937 had hij een schitterende carrière aan o.a. de opera van Berlijn, tot hij in 1938 zijn toevlucht zocht en vond in Engeland. Daar werkte hij zijn bewegingsanalyse verder uit in de industrie, tot hij zijn Studio of Art en Movement in 1946 oprichtte in Manchester. In deze dansstudio werd Veronica Sherborne één van zijn leerlingen en beïnvloedde hij haar ontwikkelende methode met zijn werk. Sherborne vond in hem een gelijkgestemde ziel, die beweging net als zij noodzakelijk achtte om tot de ontwikkeling van de volle mogelijkheden van iemands persoonlijkheid te komen.
23
1.3
Historiek
1.3.1
In Groot-Brittannië
Veronica Sherborne beoogde in de eerste plaats om zowel kinderen als volwassenen, met of zonder beperkingen, plezier in bewegen te laten ervaren. Dit was een nieuwe benadering in de jaren vijftig tot zeventig van de 20ste eeuw. In die periode bepaalde het ritmisch turnen immers het beeld van bewegen, wat voor veel mensen te hoog gegrepen was. Sherborne legt de nadruk op ‘zelf bewegen’. Om de echte betekenis van de bewegingsmethode te kennen moet je de bewegingen volgens haar zelf aan den lijve ervaren: ‘People have to “do” my movement to fully understand its true value and to “ feel” the effect of the movements for themselves.’ (Sherborne V., 2001) Tot de jaren tachtig was Veronica Sherborne zelf actief in het gebruiken en verspreiden van haar methode. Veronica Sherborne overleed onverwacht na een korte ziekte in 1990. Zij had toen net haar boek Developmental Movement for Children gepubliceerd. Daarna waren het vooral haar medewerkers en leerlingen die haar werk verder zetten. In samenspraak met Sherbornes kinderen gingen haar stafmedewerkers op zoek naar haar nationale en internationale contacten. Zo creëerden ze een wereldwijd netwerk van leerkrachten, verzorgers en therapeuten die haar werk wilden beschermen en verder wilden toepassen. Bij de eerste ‘International Gathering’ in 1994 in België werden de afspraken over de naam van de methode en de opleidingsmogelijkheden vastgelegd. Na goedkeuring van Sherbornes kinderen werd de methode omgedoopt tot de ‘Sherborne Developmental Movement’ of ‘Sherborne Bewegingspedagogiek’, als eerbetoon aan hun moeder. Hierbij worden zowel de auteur als de methode erkend.
24
Situering
1.3.2
Bij ons
In de jaren tachtig liepen twee Vlamingen (een licentiate LO en een psycholoog) achtereenvolgens stage bij Veronica Sherborne. In 1989 organiseerde het duo een eerste Sherborne-workshop in België, onder leiding van Cindy en George Hill, twee stafmedewerkers van Veronica Sherborne. Tijdens de workshops werden de eerste ‘Belgische International Course Leaders’ gevormd. Tot 1994 werd deze workshop jaarlijks georganiseerd. In 1994 werd de Belgische Sherborne Vereniging opgericht in samenspraak met ISCO, het Internationaal Sherborne Coöperatieplatform. Deze Belgische vereniging wil een houvast bieden aan personen die de methode gebruiken, die zich willen bijscholen, informatie willen zoeken, contacten willen uitbouwen, enzovoort. De Vereniging organiseert introductiecursussen, basiscursussen en internationale verdiepingscursussen op eigen initiatief of in samenwerking met vormingscentra of hogescholen. Daarnaast worden er regelmatig stages ingericht voor kandidaten die het certificaat van internationaal cursusleider (ICL) willen behalen. In de loop der jaren ontstond een nauwe samenwerking met Sherborne Nederland en sinds 2009 worden er ook Franstalige cursussen ingericht voor deelnemers uit Wallonië. Intussen verzorgen de internationaal gekwalificeerde cursusbegeleiders zowel initiaties, basiscursussen als verdiepingscursussen in eigen land en in het buitenland. Zo werden er reeds introducties en basiscursussen gegeven in Italië, Turkije, Frankrijk, Palestina, Spanje, Griekenland, Cuba, Rwanda, Japan, Duitsland, Estland, Oekraïne en Nederland, door Belgische cursusleiders.
25
1.3.3
Internationaal
Veronica Sherbornes bewegingspedagogiek is intussen zowat wereldwijd bekend. De lijst is waarschijnlijk onvolledig, maar de methode wordt al zeker toegepast in Canada, Zuid-Afrika, China, Polen, Italië, Noorwegen, Zweden, Finland, Groot-Brittannië, Japan, Palestina, Turkije, Griekenland, Estland, Oekraïne, Roemenië, Israël, Marokko, Algerije, Cuba, Brazilië en Denemarken. In een aantal van deze landen hebben Sherborne-gebruikers zich intussen verenigd of zijn er netwerken ontstaan. Daarom richtte men de hierboven vernoemde ISCO op, een overkoepelende organisatie die zoekt naar afstemming tussen de verschillende landen. ISCO maakt afspraken over opleidingen en onderzoek en coördineert internationale cursussen en congressen.
26
Situering
1.3.4
Studie en onderzoek
Veronica Sherborne ontwikkelde haar methode op het moment dat er van ‘Evidence-Based Practice’ (wetenschappelijk bewijs dat een methode effectief is) nog geen sprake was. Toen ze begin 1960 gevraagd werd om bewegingsonderwijs te geven aan kinderen met ontwikkelingsproblemen, had ze dus geen ervaring of literatuur om zich op te baseren. Zelf zei ze dat ze leerde door ‘trial and error’ wanneer ze voor een nieuwe uitdaging stond. Ze ging naar de school, probeerde via beweging contact te maken met de kinderen en slaagde daar op die manier vrijwel meteen in. Ze was zodanig gefascineerd door de snelle resultaten dat ze de uitdaging aanging en ze met de doelgroep aan de slag ging. Haar carrière en de ontwikkeling van haar methode zijn gebaseerd op ‘probleemoplossing’ in bewegingsopvoeding in het buitengewoon onderwijs. (Marsden E., 2007, p.165-166) Haar ‘bewijsmateriaal’, de ‘good practices’, verzamelde ze op video’s als Good Companions en Building Bridges, die later ook uitgegeven werden (Sherborne V., 1982, 1986). Daarnaast beschreef ze een theoretisch kader en reikte ze handvatten aan voor het evalueren van praktijksessies in haar boek Developmental Movement for Children (Sherborne V., 1990). Samen met Veronica Sherborne hebben veel leerkrachten en begeleiders van kinderen met of zonder beperkingen in de praktijk ondervonden dat de methode werkt. Omdat de vraag naar ‘Evidence-Based Practice’ tegenwoordig ook voor de Sherborne Bewegingspedagogiek gesteld wordt, werden een aantal onderzoekers aan het werk gezet om dit ook feitelijk te ‘bewijzen’. Een aantal van deze onderzoeken werden gebundeld in het boek Moving with Research, Evidence Based Practice in Developmental Movement (Marsden E., 2007). Hierin worden onder meer onderzoeken beschreven uit GrootBrittannië, Polen, Finland en Zweden. De onderzoeken behandelen de invloed van de Sherborne Bewegingspedagogiek op: • • • • •
het leergedrag van kinderen; de gehechtheid tussen ouders en kinderen; de relatie van kinderen met gehoorproblemen, met hun familie; het gedrag van kinderen met een meervoudige beperking; de manier van onderwijzen van leerkrachten lichamelijke opvoeding, na het volgen van een opleiding;
27
• het gebruik van een aangepaste methode voor het ontwikkelen van sociaal engagement door beweging bij kinderen met een autismespectrumstoornis (ASS); een relatiespel voor kinderen en hun ouders; • het bewegingsvocabularium en de sociale ontwikkeling van kleuters. Ook in Vlaanderen en Nederland is het gebruik van de methode in verschillende contexten wetenschappelijk onderzocht. De resultaten hiervan worden niet altijd gepubliceerd, maar kunnen wel opgevraagd worden via de Sherborne Vereniging België en de Kerngroep Sherborne Nederland. Bovendien wordt er elk jaar kleinschalig praktijkonderzoek verricht door studenten uit verschillende opleidingen, in functie van hun bachelor- en masterproeven. De resultaten hiervan zijn te raadplegen in de respectievelijke hogescholen of universitaire bibliotheken. In hoofdstuk 7 wordt één van deze onderzoeken uitvoeriger beschreven: Ouder-Kindgroepen in een Medisch Pedagogisch Centrum: Sherborne Bewegingspedagogiek als ondersteunende methodiek bij het bevorderen van de hechtingsrelatie tussen ouders en kinderen met een verstandelijke beperking.
1.4
Toepassing
In de jaren negentig is Sherborne in België verspreid geraakt via de paramedische sector. Paramedici kwamen toen vooral in contact met de methode via de basiscursussen die in samenwerking met erkende vormingscentra regelmatig georganiseerd werden. In vele revalidatiecentra wordt Sherborne nog steeds intensief gebruikt als medium bij een transdisciplinaire aanpak van diverse problematieken. Kinesitherapeuten, ergotherapeuten, logopedisten en psychologen werken zowel individueel als in groepjes met Sherborne. Ook ouders worden vaak betrokken in de werking. Zij kunnen individueel of in een groepje meewerken met hun kind. Langs dezelfde kanalen maakten begeleiders uit dagcentra en tehuizen voor volwassenen met een meervoudige en/of verstandelijke beperking kennis met de methode. Naast snoezelen, basale stimulatie en belevingstheater heeft ook Sherborne een plekje verworven in het vaste activiteitenprogramma van de bewoners. Via de revalidatiecentra leerde ten slotte ook het buitengewoon onderwijs de mogelijkheden van de bewegingsmethode kennen. In het gewone onderwijs blijkt Sherborne een mooi middel voor inclusieprojecten, waar kinderen met en kinderen zonder beperking in dezelfde onderwijsvorm zitten. De laatste jaren is er ook belangstelling voor de methode in het basisonderwijs. Vele kleuterleidsters in Vlaanderen passen de methode toe tijdens de dagelijkse bewegingslessen of vullen er de
28
Situering
overgang tussen twee andere lesmomenten mee in. Hieruit groeiden ook integratieprojecten van basisschoolkinderen, van basisschoolkinderen met kinderen uit de zorgsector… In veel scholen worden ook ouders of grootouders betrokken, soms eenmalig, soms voor meerdere sessies.
Momenteel wordt de Sherborne Bewegingspedagogiek toegepast bij baby’s, peuters, kleuters en basisschoolkinderen, in de begeleiding van kinderen, jongeren en volwassenen met/zonder een sensorische, motorische of verstandelijke beperking, bij kinderen en jongeren met/zonder gedrags- , sociale en emotionele problemen, bij psychiatrische patiënten en in gezinsgerichte therapieën. De methode vindt ook haar weg naar andere terreinen zoals management en teamwerk. Een groot aantal bachelorstudenten ergotherapie, orthopedagogiek, logopedie, lerarenopleiding, buitengewoon onderwijs, zorg en remediërend werken, krijgt tijdens hun opleiding dan ook een initiatie of basiscursus bewegingspedagogiek aangeboden.
29