ROSTRA ECONOMI CA .
.,
* INHOUD pag.
I路
Redaktioneel
1
In memoriam Prol. J. G. Koopmans
2
.. ........... ........ J. C . P. A. van Esch
2
Over het elasticiteitsbegrip .. ..... .... .. .. .. . . .. .. .. .... ...... ...... B. Stroboer
3
Landbouweconomie - een vergeten groep 7 .. .. ...... ... ...
6
S.E.F.路dies ..
J. J. Herks
Naschrilt .. . .. .. ...... ...... ........ ........... .. .. .. .... .......... .. .... .. A. Szasz
7
Causaliteit-Iunclionaliteit ........ .. . . ..... . . W. R. I. Does de Willebois
7
.. .. .. ...... ... E. v. d. Wolk
8
Gelijke goederen met ongelijkc kostprijzen
Bedrijlsconomische marginalia .............. .... ..... . ... .. ... .. . F. Scholten 10 Ontvangen Iitteratuur ... .. ...... .. ........ .. .. .. ...... .... .. . .... .. ....
14
Ult de tijdschrllten .
.. ... . .... .... .
15
lijst van geslaagden
... .. .. ...................... .. .............. . 15
Be JAARGANG Nr. 28
FEBRUARI 1959
AMS T ELODAMUM Typt uw scriptie O.Z. ACHTERBURGWAL 212 T/O OUDEMANHUISPOORT
TELEFOON 43%43
p. J. W. R~ BIESBOSCHSTRAAT 36111
Docent Handelswetenschappen
- AMSTERDAM-Z. -
TELEFOON 710941
Repeteert voor :
flNANcnlE RElENKUNDE EN YDDRTGHET BOEKHDUDEN Opleiding voor praktijkexamen boekhouden.
Vraagstukken over Accountancy verzameld door M. G. Mey-Koning Dee' IINRICHTINGSLEER Be druh geb. / 12.50 Dee' 11 CONT ROLELEER 2e druh Ileb. f 17.50 Deze verzameling opgaven hetreft de examens van het N ederlands instituut van accountants, d e Nederland se economisc e hogesch ool t e R ott rdam, d e Univer it eit van Arnst r dam, de Katholieke econOnll h e hogesch ool te Tilburg en de Rijksuniversiteit te Gron ingen.
Een prospectus zenden wij U gaarne toe
J. Muusses, Purmerend levering ook via de boekhandel
ROSTRA ECONOMICA MAANDBLAD VAN DE STUDIEVERENIGING DER ECONOMISCHE FACULTEIT VAN DE UNIVERSITEIT VAN AMSTERDAM Redactie: J. C P. A. van Esch, R. Snoeker, A. Szasz, Y B de Wit. Gelieve stukken voor de redactie bestemd te zenden aan: J. C. P. A. van Esch, Joh. Verhulststraat 9 bv, Amsterdam-Z. Voor adreswijzigingen, advertenties, etc.: R. v. d. Berg, Frederik Hendrikplantsoen 90 t , Amsterdam.
Het afgelopen jaar sloot met het droeve bericht van overlijden van prof. mr J. G. Koopmans. De redaktie acht het juist, uit dit nummer, waarin de overledene wordt herdacht, de al te luchtige "economie in 16 tekeningen" en "collegebloempjes" weg te laten. In het volgend nummer hoopt zij evenwel de schade in te halen, waartoe de lezer kan medewerken door zijn bloempjes te sturen. T evens zal dan een begin worden gemaakt met een vragenrubriek, waarin de door de lezers te berde gebrachte problemen worden besproken, terwijl suggesties kunnen worden gedaan betreffende een of ander onderwerp, waarover zij, blijkens hun belangstelling gaarne een artikel in Rostra zagen verschijnen. Voor diegenen, die onverhoopt niet in staat waren zich naar de S.E.F.-diesviering te begeven op 27 november j.l. is een verslag te vinden op pagina twee. Zij die moeilijkheden hebben met de wiskundige intfCrpretatie van het elasticiteitsbegrip, worden verwezen naar het artikel van de heer B: Stroboer. Laat verder het artikel over de landbouwekonomie met naschrift geen vergeten groep voor U zijn en verdiep U in de bedrijfsekonomische artikelen, die naar wij vertrouwen Uw kritisch brein zullen doen reageren. Redaktie.
__________________________________J
In memoriam prof. mr ].
G. Koopmans
Op 30 december 1958 werd op Wester-
de Ekonomische Hogeschool Ie Rotter-
veld het stoffelijk overschot van prol. mr
dam, als zi]n vele publikaties. In de in-
J.
G. Koopmans gekremeerd,
van E.S.B. en de Economist
Sinds zijn benoeming in 1954 was hij
komi ziJn naam vele malen voor -
die
in de Staathuishoudkunde aan
hi] veelal in samenwerking met andere
de Juridische fakulteit van onze Univer-
prominente figuren op het Nederlandse moneta Ire lerrein schreef (M. W. Hol-
sitei\. Dat hi] een toonaangevende persoonlijkheid was op ekonomisch en met name
trop, H.
J.
Witteveen, P. lieftinck, F. de
Vries, etc.).
bewi]zen zowel de funk-
Zijn meest bekende werk is wei "Zum
ties, die hi] heeft vervuld, zoals b,v. die
Problem des Neutralen Geldes", waarin
van sekretaris van de Nederlandsche Or-
zijn bekende in- en deflatietheorie vervat
monetair
ganisatie voor de Internationale Kamer
is, waarmee men reeds als kandidandus
van Koophandel, en van Hoogleraar aan
kennis maakt.
SEF 27 november vierde de SEF tijn
Op
Redaktie
dies pese Kolen en Staalgem;"enschap,
36e dies, welke wederom gewijd was aan
Vervolgens werd gelegenheid gegeven
de problematiek, welke verbonden is aan
tot het stellen van vragen: Prof. Goedhart
de Europese Economische Integratie,
was bereid gevonden als discussieleider
Na een welkomstwoord van de voorzitter hield
'5
ochtend prof. S. Posthuma,
directeur
van
de
Nederlandsche
Bank
op te treden, Opvallend was de grote hoeveelheid vragen. De
werd besloten met een borrel
n.v. een voordracht over de EE.G. en
in het Brouwerswapen, waarbij naast de
de internationale monetaire integratie. In
beide inleiders en
een strak gehouden betoog behandelde
hoogleraren aanwezig waren. Gezien de
spreker eerst enige politieke achtergron-
grootscheepse opkomst bij deze jaarlijkse
den,
dat de
borrel, rijst de vraag, of het geen aan-
E.E.G. slechts een aspect is van een wer-
zou verdienen, als het SEF-be-
waardoor
duidelijk
werd,
SEF-Ieden
ook vele
prof.
stuur het initiatiel zou nemen tot het in
Posthuma de financiele en monetaire zij-
ere herstellen van de traditionele borrel
den van de Euromarkt.
voor hoogleraren en studenten,
kelijke
integratie.
Na een
Hierna
lunchpauze sprak drs P.
L.
Justman Jacob, econoom bij de Koninklij-
zes jaar geleden is de maandelijkse borrel ter ziele gegaan wegens
aan be-
ke Nederlandse Hoogovens en Staalfa-
langsteliing, Laat het SEF-bestuur het eens
brieken over de ervaring, die opgedaan
proberen met
is in de nu vi]1 jaar lunctionnerende Euro-
2
een
borrel per trimester.
v.
E.
Over het elasticiteitsbegrip Het artikeltje van de heer Y. B. de Wit in het aprilnummer 1958 van "Rostra Economica" over "Het eiasticiteitsbegrip in de theoretische economie" van de heer Heertje is voor mij aanleiding (niet oorzaak) tot het schrijven van het volgende. Ik ga uit van he! fundamenteel economisch vraagstuk: Een ondernemer produceert een goed. aantal eenheden van de vraag is x, verkoopspri]s per eenheid is de opbrengst noemen we 0 1, dus 0 1 px. Hij verlaagt prijs met .c,.p, en het blijkt hem dat de vraag vermeerdert met .c,.x, de nieuwe opbrengst noemen we O 2 • dus O 2 = (p- .c,.p) (x+ .c,.x). Gevraagd de noodzakelijke en voldoende voorwaarde voor O 2 >0 I· Het zal blijken:
1e. dat een verantwoorde oplossing van dit vraagstuk niet zo eenvoudig is als weleens 2e.
wordt voorgesteld; dit vraagstuk op een natuurlijke wijze voert tot het invoeren van het ticiteit van de vraag t.o.v. de prijs" (puntelasticiteit).
"elas-
Oplossing:
(1 ) (2) (3)
Noodzakelijke voorwaarde: O 2 >0 1 -i' (p- D.p) (x+ .c,.x) > px dus ook: p.c,.x-x.c,.p- .c,.p.c,.x>O ....
Nu zijn p. x, .c,.p ell .c,.x>O dus (2) -i' p.c,.x-x.c,.p>O
>
dus: p.c,.x> x.c,.p en
1 .................... ..
D,x x
of ook:
(4)
> 1 ....
(5)
P De noodzakelijke voorwaarde v~~r O 2 > 01 is dus (4) of (5).
15 (4) of (5) nu ook een voldoende voorwaarde voor 02 > O,? Dus voigt omgekeerd uit (4) of (5) ook O 2 > 0 17 Dit is in het algemeen niet het geval, zoals blijkt uit het vclgende: p.c,.x ~>1 -+ p.c,.x > x.c,.p -+ p.c,.x-xD.p > 0, echter behoeft hieruit niet te x"-'p volgen da! dan ook (2) (want .c,.p.c,.x>O) en (1) Oit kan eventueel als voigt toegelicht worden:
!\x
D,x x
1
Stell(
101
dan is l;,.
101 100
P
>
1,
verder: .c,.x
P
1 101 p en dit in (2) gesubstitueerd
px 101 -
px 100
1 100.f01 px
O!
Dus (2) geldt niet, dus (1) geldt nie! en dus niet O 2 > 0 I.
.
pD,x XuP
Conclusle: ~ >1 wei noodzakelijk voor
> 0
1•
maar het is niet zeker dat zij
ook voldoende is. We willen graag een voldoende voorwaarde hebben voor O 2 > 0 1 bi] kleine prijsdaling en vermeerdering van vraag. Nu vertoont
E.
1\
x uP
enige gelijkenis met
E.. x
dx
Zou nu misschien
E. ~ x dp
>
1
een voldoende voorwaarde zijn voor O 2 > 0 17 Het antwoord luidt bevestigend en kan bewezen worden met het limietbegrip, welk in de Propaedeutische Wiskunde (afgekort Jim pD,x p dx P.W.) behandeld word!, immers 1\ ~ -~d; waarbij wordt aangenomen dat de
up-+o xup
limiet bestaat. Het bewijs dat
p
x
dx
x
>
p
1 een voldoende voorwaarde is voor
3
>
O2
6.
0: laat ik
vermeld nog even dat dan ook
~ uP>
x ux
1 voor
elke
p kleiner is dan zeker positief getal. Maar nu kan ook bewezen worden (ook dit laat ik achterwege) dat
noodzakelijke voorwaarde is voor Conclusie:
>
O2
째
~ dx x
>
1 eeCl
I.
~ -dd~P > 1 is nood:z:akelijk x
en voldoende voor
O2
> O!,
bij kleine prijs-
daling en hieruit voortvloeiende vermeerdering van de vraag. Men zal nu begrljpen waarom ik in de P.W. de nadruk leg op het verschil lussen de "delta's'" en de "d's"; ICI ons geval: weI
~
_(:!.x
x dp
Ex
> 1 zonder meer brengt niet de
P
> 1.
Ik heb boven sJechts beschouwd kleine prijsdaling en vermeerdering van vraag, maar er zijn nog meerdere mogelijkheden! De behandeling hiervan zal ik niet geven, echler mer. kan op dezelfde wijze als boven te werk gaan. Bovenstaande voer! op een wijze tot het begrip "elastic'teit van de vraag
x
Lo.v. de prijs, waarvan de oervorm is
quotient van twee relatieve veranderingen.
P Bij het onderwljs In de P.W. wordt vrij ultvoerlg ingegaan op de begrippen en dalende functie en misschien herinnert de [ezer zich dat onze (normale) x =f(p) dalend is, dus
dx
< 0,
p dx x
dan is -
< 0,
willen we echter Jiever werken met
positieve getaJien, dan zaJ het doeJmatig zijn te definieren: Ex
=
p dx
elasticiteit van de vraag t.o.v. de prijs
Abstraheren we van ons
"7
-dp .
......... " (6) (pu ntelasticiteit)
dan algemeen:
= elasticiteit van y t.o.v.
dy
x
"";:r;""
y
kunnen nu eigenschappen van Ey opsporen, zo
bijv. de belangrijke: Ey is invariant legen veranderlng van eenheden. We kunnen (6) op elegante wiJze grafisch Interpreteren (zle fig. 1) als voigt: De lijn CAB Is raakllJn aan de grafiek van x = Nu:
dx
x
rgp
f(p).
p dx x dp = quotient van 2 lijnstukkenl
We kunnen nu echter nog een stap verder gaan, daarloe moeten we ons her"inneren dat
d
log x
voigt:
4
_,_ log -
x
e....,. d log x
=
dx x
log e, dus ook d log p
_dp p
log e, waaruit
Ex
d log x Grall·sch'. zle . I ig. II -d log p'
-
Ex = tgf3 = tgCZ Nu:
Ex
.t",
= tg van een hoekl
fig. II
~--------~~----.
=
We hadden ook geheel anders te werk kunnen gaan door direkt 0 px en de noodzakelijke en voldoende voorwaarde op te sporen voor stijgende
> O(P).
p en toenemende x, dus voor O(p - L:l. p)
beschouwen bij dalende
~op
De P.W. geeft weer
<0.1 "
_•.c.~
'.
Passen we dit toe, dan x beschouwen als functie van p, kriJgen:
~:
noodzakelijk:
-+
voldoende:
~;
< 0-+ x + p
< 0-+
x
(1 +:
:~.) < ° -+x (1
Ex)<
°
Ex > 1 dx
Ex > 1 -+
x dp
> 1 -+
dx
1
+ x. d p
<
°
-+ x
+p
dx <
°
do - + - <0 dp
>
Dus: Ex 1 noodzakelijk en voldoende voor stijgende opbrengst bij kleine prijsdaling en vermeerdering van vraag: elastische vraag.
6x x
Met relalieve veranderingen:
> 1 -+ relstieve
verandering van x
>
idem p.
p Deze methode voer! wei zeer snel tot ons doel en het loont werkelijk de moeite ns te gaan of we nog meer hiermee kunnen bereiken. Daartoe willen we eerst opmerken, dOlt totsle kosten veelal een func:tie zijn van het aantal geproduceerde eenheden, dus in ons geval van x. Ik heb boven de prijs genomen als onafhankelijke variabele omdat dit "historisch" vaak wordt gedaan. Met het oog op de totale kostenfunctie kunnen we nu beter als onafhankelljke veranderlijke nemen en p beschouwen als functie van x. Doen we dit, dan krijgen we:
x
°
=
do px -+ dx
p
+
We krijgen nu de
Ex
> 1 -+
/I
dx
= p
(
1
x
P
~) = P(1 dx
(7)
gevallen:
kleine prijsdaling en vermeerdering vraag, welke laatste rela!ief groter is
dan die van p. Verder:
o
dp
x
(7) geeft voor Ex> 1 dat do
> 0-+
neemt toe: elastische vraag.
Ex> 1 -+ kleine prijsdaling en vermeerdering van vraag, welke laatste relatief kleiner is dan die van de p. Verder voigt nu ull (7):
do
>0
-+
o neemt af: inelastische vraag. 5
III Ex
1 -+ kleine prijsdaling en vermeerdering van vraag, welke laatste relatie/ gelijk
do
is aan die van p, Verder voigt dan uit (7): ~c:r;- =
0, Maar
do -a;z
0 is voorwaarde
voor een extreem, maximum of minimum hangt af van het teken van
d'o
dx~' volgens
Allen gewoonlijk een maximum,
We :tien, dat we hier direkt voldoende voorwaarden hebben voor de verschillende gevallenl We lalen het nu maar aan de lezer over na te gaan of ze ook noodzakelijk zijn! We kunnen dus inderdaad met de laatste methode sneller tot resultaten komen dan me; de eersle. Uit didactisch oogpunt geef ik de voorkeur aan de eerste!
BovenSlaande lijkt mij leerzaam voor (sommige) studenten: le,
Wi! men op veranlwoorde wijze over het in wiskundige vorm gieten van het elasticileitsbegrip, dan zullen begrippen differenlie-, differentiaalquotient, stijgende en dalende functie van de P.W, niet aileen moelen worden gekend, maar ook doorz;en,
2e.
Aan een noodzakelijke voorwaarde hebben we iets, aan een voldoende veelal meer, In de Economie: Ais we een gegeven economische siluatie bestuderen, kunnen we nagaan welk conclusie we hieruit kunnen trekken. Omgekeerd: exactheid zal eisen na Ie gaan of onze conclusies ook voldoende zijn voor hel optreden van die silualie!
O/schoon ik het elasticileitsbegrip niel behandel, vlei ik mij toch met de hoop iets te hebben bijgedragen tot verheldering van dit, blijkens ervaring voor sommige studenten, moeilijk begrip: dool uil te gaan van een lundamenleel vraagsluk dit begrip voor te bereiden om lenslotte Ie komen tot een definilieve formulering hiervan, Ik besluit mel het volgende: vraagsluk is niet compleel: onze ondernemer inleresseert zich niel zozeer voor opbrengsl als wei voor (maximale) wins!. Dus kan hel van belang zijn de in de P,W, behandelde winslfunc:tie W(x) px-K(x) te beschouwen en na te gaan of het wenseiijk is in de voorwaarden voor maxima Ie winsl ook zekere elasticiteilscoefficienten te laten optreden. B Stroboer
Landhouweconomie In hel artikel van Mej. A. van Splunter in Rostra van lebruari 1.1. noeml zij de landbouweconomie een van de vergeten van onze faculleil. Afgezien van dat zij ons in het onzekere laat over de andere groepen, ben ik het volmaakt met haar dat de landbouw niet voldoende zou krijgen. Dal de landbouw met de leer van de cooperalie maar een zijdelings verband houdl, is in strijd met de feiten. Indien Mej, van Splunter de colleges van Prof. van Stuyvenberg gedurende 2 jaar zou hebben gevolgd, zou zij met ons tot de conclusie zijn gekomen, dat de landbouw en de problemen, die hiermee samenhangen, uitvoerig worden behandeld, Zij zou dan ook hebben begrepen, da! landbouw en cooperalie z6 nauw samenhangen, dat het eenvoudig niet mogelijk is, beide onderwerpen alzonderlijk te behandelen. Indien naast hel college over de leer van de cooperatie een afzonderlijk college
6
een vergeten groep? landbouweconomie zou worden gegeven, zou dit onvermijdelijk tot grote overlappingen van de siol aanleiding moeten gewaarmee geen van beide colleges zouden zijn. De aspecten van de landbouw in de Euromarkl zijn uilputtend op de colleges en het privalissimum van Prof, Verrijn Stuart besproken. Hierbij is het vraagstuk van de landbouw volledig lot zijn rechl gekomen en was het mogelijk, een en ander in een breder kader te behandelen. Er bestaal naar onze mening derhalve geen enkele reden, van een leemte te De enige leemle die uit de bijvan Mej. van Splunler spreekl, is aan kennis over de onderwerop de verschillende colleges worden behandeld. Haar opmerkingen duiden er eehler op, dat len aanzien van het college over de leer van de c06peralie gevaar v~~r misverstanden bestaat. Zo dit reeds voor de
studenten geldt, buiten de Universi!ei! is do kans hierop ongetwijleld nog gro!er. Daarom zou het naar onze mening aanverdienen, de naam van he! !e herdopen in "leer landbouw- en verbruikscoopera-
Wellicht kan door het volgen van de bovengenoemd~ colleges het' gevoel van "onraad" worden verminderd en door de naamswijziging tevens aan de verlangens van Mej. van Splunter worden tegemoetgekomen, J. J, Herks
Naschrilt.
zaken aandacht te besteden. Enige kennis van de landbouwekonomie en de landbouwpolitiek is immers noodzakelijk v~~r een goed begrip van de landbouwkooperatie, en er is nu eenmaal geen kollege waar die kennis op systematische wijze wordt bijgebracht, Op de kolleges van prof. Verrijn Stuart hoort de landbouwproblematiek uiteraard niet thuts en deze is daar nu bij mijn weten nooit ter sprake geweest. Op he! privatissimum "Europese Integratie" heel! de heer Herks er een inleiding over gehouden. Maar slechts een klein aantal studenten kon daarvan proliteren en wa't moet er van het riageslacht worden als de heer Herks is afgestudeerd? Trouwens, het gehele privatissimum is vermoedelijk slechts eenmalig, De heer Herks had nog meer kolleges kunnen vermelden waarbij de agrarische sektor direkt 01 indirekt wei eens betrokken wordt; ik denk aan de voortgezette statistiek, waar indertijd een opgave behandeld is over het sorteren van eieren, Een systematische behandeling van de problemen van landbouwekonom ie en landbouwpoliliek ontbreek! bij ons. Een naamswijziging kan voor mej. van Splunter ingrijpende gevolgen hebben; maar 01 een ana loge oplossing voor onze faculiteit veel zou uitmaken, waag ik Ie betwijfelen. A. Szasz
He! is mevrouw A. Hulsker-van Splun!er zell gewees!, die na he! verschijnen van haar artikel een naamswijziging heelt ondergaan, overigens nie! naar aanleiding van he! advies van de heer Herks. Aangezien haar aandacht thans door zaken bui!en de klei wordt opgeeist, veroorlO':l1 ik mij hier de handschoen voor haar op to nemen, . De kans op overlapping van verschillende colleges kan geen argument zijn het instellen van nieuwe specialiDe economische wetenschap is nu eenmaal niet in waterdichte schotten te verdelen, Als bijvoorbeeld de profossoren Goodhart 01 Hennipman nooit de colleges van prof. Verrijn Stuart zouden willen overlappen, zouden zij zich moeten beperken tot een gesloten volkshuishouding, liefst zonder banken en wellicht zonder de SER! Of zou het vak "economie" maar weer door een docent moeten worden? . de problematiek van de landbouweconomie op het ogenblik aan onze laculteit tot zijn recht komt, kan men moeilijk volhouden, Bij prol. van Stuyvenberg kan dat niet het geval zijn, zolang deze zich aan zijn leeropdracht houdt. Wei is hij gedwongen, zij het incidenteel en fragmenta risch, van tijd tot tijd ook aan deze
Causaliteit Met grate gretigheid wordt het spelletje gespeeld om de meest uiteenlopende verschijnselen mathematisch zo exact mogelijk vast te leggen in luncties en elasticiteiten tot aan kwaliteits- en verwachtings-elasticiteiten toe. Al en toe tikt men elkaar op de vingers omdat inplaats van de term "curve" "Iunctie" wordt gebruikt, zoals in Rostra gebeurde in april door Y. B. de Wit I) en er zullen ongetwijleld lezers zijn geweest die dachten: "is dat dan niet hetzellde?" Dit vooral brengt mij ertoe, een vraag te formuleren die reeds langer op papier wacht. De gesignaleerde "vergissing" van Drs. Heertje is nanielijk tekenend v~~r een gestage verwarring die vooral sinds
Functionaliteit de dertiger jaren de economische Iiteratuur is binnengeslopen als ik tenminste (he! zij hier zonder omwegen als relatieve buitenstaander van de wiskunde een oordeel als uilspreken He! gaat mij om twee begrippen, die in de titel staan vermeld: causaliteit en func!ionaliteit. De delinitie-vrijheid in de die dus volkomen vrijheid toestaat, begrippen te kiezen die voor een doel het schrij/t tevens voor, aan deze eenmaal gekozen begrippen wordt vastgehouden. In principe is het dus niet ge. oorloofd de inhoud dezer dat zij eenmaal een
7
inhoud hebben verkregen, te veranderen, Wat men nu sinds de dertiger jaren schijnbaar ziet gebeuren is de langzame oplossing van het begrip causaliteit in het begrip functionaliteit. In het algemeen houdt het causaliteitsbegrip in, dat een verschijnsel A bewerkt wordt door een verschijnsel B, Hier is A de afhankelijk, B de onafhankelijk variabele, In economische zin is een verschijnsel verklaard als het is herleid tot op de "Datenkranz", zoals Eucken het noemt; de data vormen dus de "B", T egenover deze eenzijd ige veroorzaking van A door B, staat de wederzijdse afhankelijkheid, de functionaliteit. Ais A functioneel met B verbonden is, is het zonder meer mogelijk, beide grootheden te verwisselen: A = f B is dus gelijk aan
B=fA.
Deze mathematische begripsbepaling komt op meerdere plaatsen in botsing met de begrippen zoals die in de economische litteratuur worden gehanteerd, Alvin Hansen omschrijft de functionaliteit bijvoorbeeld als voigt: "Whenever any two variables for example consumption and income are in some systematic and dependable way related to each other (i,e, when, as one varies, the other changes in some dependable manner) we have what is known as a "fonction", We say that there is a functional relation between the two"" If A is a function of B, then A will change, when B changes, in some fairly dependable manner, In diagrammatic form, what this manner is will be disclosed by the skape of the curve relating these two variables," (A. Hansen, "Business Cycles and National Income", 1951, p, 146), , Wordt hier niet overduidelijk een causaliteit voor functiona liteit uitgegeven? Of zijn beide begrippen, wanneer zij uit het mathematisch vlak in het economische worden overgebracht, plots identiek? In de theorie van Keynes, die een overwegend statisch karakter heeft (al zijn er
dynamische aanwijzingen in te vinden), kwam deze functionele relatie tussen inkomen en consumptie het eerst voor, Hij definieerde de consumptie-neiging als voigt: "The functional relationship X between Y w, a given level of income in terms of wage-units, and C w the expenditure on consumption out of that level of income --" (General Theory, p, 90), Hij kon deze funclionele relatie tussen beide grootheden veilig poneren, juist omdat zijn theorie een overwegend statisch karakter had, Nadat zijn systeem gedynamiseerd was, verloor deze functionele relatie echter haar geldigheid, De consumptie in periode 2 is niet functioneel, maar causaal verbonden met het inkomen uit periode 1, en in mathematische zin is dus de uitdrukking C2 f Y I, een onding, Slechts in tijdloze gedaante is zij houdbaar, omdat het inkomen in een volgende periode weer bepaald wordt door de consumptie uit de vorige periode en dus inderdaad beide lermen verwisselbaar zijn, Niet aileen in de economie, ook in de natuurwetenschappen schijnt het causaliteits-principe langzaam verdrongen te worden door dit funclionaliteits-begrip, Joh, E, Heyde, aan wie ik de meeste gegevens ontleende (zie zijn heldere boekje: "Entwertung der Kausalitat?" Urban Bucher, 1957) vermeldt, dat dit geschiedt vooral door toedoen van wiskundigen (b,v, Ernst Mach), omdat het causaliteits-principe zich niet wiskundig laat uitdrukken, Wanneer de komende tijd een tijd van wiskundige economie zal zijn, zoals Drs, Heertje vermoedt, is opheldering over deze toch belangrijke kwestie geboden, Naar ik vernam heeft slechts Tj, Koopmans gewezen op de onjuiste verwisseling van beide begrippen, Misschien kan van competente zijde iets hierover worden vernomen? W, R, I. v, d, Does de Willebois
=
I) Rostra Economica, zesde jaargang Nr, 26, pag, 17,
Gelijke goederen met ongelijke kostprijzen. Ais twee bedrijven een zelfde eindproduct leveren behoeven de kostprijzen daarvan geenszins gel!jk te zijn, De voornaamste oorzaken hiervan zijn de volgende: 1, verschillen In bedrijfsgrootte; 2, efficiencyverschillen; 3, verschillen in vestigingsplaats, We willen ons ertoe beperken enkele facetten van eerstgenoemde groep te belichten, De rneeste voordelen van een grotere bedrijfsomvang ligg,en voor de hand, zoals betere arbeidsverdeling, :Iagere machinekosten, kortingen bij inkoop in het groot en gunstiger finorlcieringsmogelijkheden,
8
Bekend is dat een tegenwerkende kracht op vergroting van de bedrijfsomvang ge[egen is in -:k beperkte expansiviteit van de leiding, Dat de fiscus een afwijking der kostprijzen ten voorde[e van het k[einer bedrij/ kan veroorzGken is de consequentie van de zienswijze van Prof, v, d, Schroeff met betrekking tot de o:ubjectieve be[astingen, Uit de "Leer van de Kostprijs" citeren wij: I) "De verschu[digde (subjectieve) be[asting is een deer van de winst en vormt a[s zodanig geen deer van de kostprijs .. Aileen voor het deer dat de rente over het eigen vermogen belast, kan de belasting als kosten/actor worden aangemeakt. Dit inkomen toch wordt ook door de grensondernemer behaa[d," Voorop geste[d zij dat het bedrijfseconomisch gezien onjuist is om de rente over het eigen vermogen a[s winst te beschouwen, maar dit v[oeit nu eenmaa[ voort uit het fisca[e winstbegrip, gebaseerd op de uitgaafprijsgedachte, De (matige) progressie in de tarieven van de vennootschapsbe[asting veroorzaakt nu de afwijking der kostprijzen, Met behu[p van het vo[gende voorbee[d za[ dit duide[ijk worden, We verge[ijken de kostprijzen van twee grensondernemingen van onge[ijke grootte en zien even af van andere voor- en nade[en van het grotere bedrijf ten opzichte van het k[einere, (De tarieven vennootschapsbe[asting 1958 zijn: tot f 40,000,- 44 %, boven f 50,000,47 %)
NY A omzet in stuks per jaar rente eigen vermogen , verschu[digde VPB per jaar K,P, exclusief VPB per stuk K,P, inclusief VPB per stuk
NY B 30,000
10,000
f 40,000,-
f 120,000,-
"
"
17000,2526>5
56.400,25,26,90
De K,P, van het k[eine bedrijf [igt du'S lager; een niet verwonder[ijk resu[taat, waarbij echter van be[ang is, zich te rea[iseren dat het verschi[ hoewe[ klein van omvang, principiee[ van aard is, De practische betekenis wordt ve[e ma[en groter, a[s we ook de inkomstenbe[asting hierin betrekken, Hiervoor p[eit het geciteerde argument dat de rente over het eigen vermogen inkomen is, dat ook door de grensondernemer behaald wordt. Dit argument ge[dt immers evenzeer voor de NV, die PVB verschu[digd is, a[s voor de eenmanszaak, die aileen I.B, betaa[t. Zou men overigens de I.B, over de rente van het eigen vermogen buiten beschouwing laten, dan zou de eenmanszaak c,p, een [agere K,P, krijgen dan de grotere NV, A[s bijv, in bovengenoemd geva[ bedrijf Been NV, zou zijn en bedrijf A niet, dan zou dus de kostprijs van B f 26,90 zijn en van A f 25,- en dit verschi[ za[ nog groter zijn, naarmate het eigen vermogen van B en dus de rente daarover, groter is, Dit zou betekenen dat de omzetting van een eenmanszaak in een NV, tot een aanzien[ijk hogere kostprijs zou kunnen [eiden, Bezien we nu in een cijfervoorbee[d het resu[taat van opname in de K,P, van [,B, van rente over het eigen vermogen, Zowe[ bedrijf A a[s B is eenmanszaak en we zien weer af van andere gevo[gen van het verschi[ in bedrijfsgrootte op de hoogte van de K,P,
A omzet in stuks per jaar rente eigen vermogen per jaar I.B, per jaar 2) K,P, exclusief I.B, K,P, inc[usief I.B,
I
B
10,000
30,000
f 40000,--
f 120,000,-
"
"
16,013,2526:50
68,869,25,27,30
Het verschi[ is nu dus aanzien[ijk groter, door de veer sterkere progressie in de IB" en het kan door verschillende oorzaken nog groter zijn (b,v, bedrijf B is gefinancierd met een groter deer eigen vermogen), Het k[eine bedrijf za[ dus een be[angrijk [agere K,P, kunnen hebben, En dit ge[dt ongeacht of men aileen de V,P,B, in de beschouwing betrekt (geva[ van de K,P, eenmanszaak t.o,v, de K,P, van de grotere N,V,) of ook de I.B, (geva[ van de K,P, eenmanszaak t.o,v, grotere eenmanszaak), Het hierboven besprokene beperkt zich zoa[s gemakke[ijk is in te zien niet tot de greh'Sonderneming en evenmin tot eenmanszaak en NV,; het is een a[gemene rege[ welke mede bepa[end is voor de K,P,-verschillen tussen bedrijven van verschillende grootte, Deze rege[ werkt echter s[echts onder twee voorwaarden: 1, dat de fisc us aan haar onjuiste winstbepa[ing vasthoudt; 2, dat men bedrijfseconomisch de VPB en I.B, of aileen de VPB, voor zover ze de rente, be[ast over het eigen vermogen a[s deer, ziet van de K,P E, v, d, Work
I) 3e druk biz, 300
2) Vo[gens tarieven [,B, 1956 groep II,
9
Bedrij fseconomische marginalia heer F. van Puffelen Krelken belreffende I) Is voor opmerkingen maken. van van Puffelen maar Iwee waardekoesleren, nl. de en de vervanglngswaarkleinsle bepalend is." deze 9 rondslelling niel vB';tnesi'e want dan zou blijken, de maal is, waarmede der ondernemers waardeert. Terecht is een ultgangsgezocht In de speclallsatle, welke rationaliserlng In de maatschappelijke voortbrenging heeft teweeg gebracht en die bij het bedrijf als inkomensbron het streven naar contlnu'itelt, als een normale naar zelfbehoud, opwekt. Maar als eerst uit de ratlonalltelt van het streven dat daartoe zelfs tot een stel gewordt alkan men niel in een volgende zin rationaliteit van die wetafhankelljk stellen van de daaruit afgeleide waardevergelijklng van de vervangingswaarde met de opbrengstwaarde is ook ontoelaatbaar om de volgende redenen; ten eerste zijn zij fundioneel ongelljkwaardig: de vervangingswaarde betreft het ter inkoopmarkt terwljl de het ter verkoopmarkt representeert; ten tweede is de vervanglngswaarde bepalend voor de opbrengstwaarde, Ingeval de kostprijs de grondslag vormt voor de prijssteliing. De zwakke schakel In de vervanglngswaardetheorle wordt gevormd door het element der vervanging, waarvoor ten onrechte een centrale plaats wordt Ingeruimd. Het is loch ook In theorle kortzlchtig, de ratlonaliteit van de voodzetting van de productle en de daarmede direct afzet (rull) te doen vervanglng, die slechts ratloneel zou zijn zolang de vervangingswaardelager Is dan de opbrengstwaarde. Aan het streven naar - of zo men wil, aan wet van de contlnuHel! wordt niet beantwoord door de aanvaarding en vervulling van de vervangingsverplichting. De vervanglng Is niet de essentiele (voort)bestaansvoorwaarde voor het bedrijl. Uit de rull vloeit niet noodzakelijk een economlsche verplichting tot vervanging voort, welke inhoud men ook aan het beg rip vervanging geelt. T ussen de ruil van een porduct en de vervanging van de produdiemiddelen Is
10
een drievoudige discrepantie mogelijk; In tijd, In hoeveelheid en in hoedanigheld. Vrijwel nooit vallen in werkelljkheid de rull en de vervanging op eenzelfde tijdstip, hetzij omdat het onmogelijk is; dan wei omdat het onverstandig is. De vervangingswaardeleer mlskent te zeer de werkelijke omstandigheden door een economische voorraad als minder ralioneel aan te merken. Met een beroep op de technische onvermijdbaarheid of de economlsche doelmatigheid zouden waardeveranderingen op voorraden eventueel als kosten te verdedigen zijn. Zo scherp behoeven de zaken evenwel nlet te worden gesteld; maar een minder simplistische opvatting van de voorraadpolitiek dan die der vervangingswaardetheorle Iljkt gewenst. Het ontbreken van een kwantitatleve en kwalitatieve relatie tussen ruil en vervanglng komt tot ulting in het begrip "economische vervanging", dus de vervanging door een productiemlddel, dat voor de doelstelling van het bedrijf een gelijke economische betekenls heel!. Afgezien van de verscheidenheid van interpretaties, die aan deze mistformule gegeven kunnen worden het epitheton "economisch" blijkt een veilige toevlucht al'5 men geen raad meer weet me! capaciteiten, gebruiksduren, vervangingen e.d. opent zij vreemde perspectieven: "Als een producent besluit tot de verwerking van een andere grondstof in zijn product, wordt de waarde van de tot dusverre gebruikte grondstof in de kostprijs van de voorradige produden bepaald door de waarde van de nieuwe grondstoL Immers in he! belang van de bedrljfsvoortzetting is een dergelijke "economi-sche vervanging" verantwoord en word! - overeenkomstig de leer - de vervangingswaarde van de oude gronds!of bepaald door de waarde van de economisch vervangende grondstof." In de eerste plaats is het principieei fout, de objectieve waarde van een goed te negeren en er de waarde van een ander goed voor in de plaats te stellen. Daarnaast zal de:te waardebepaling in hoge mate subjectief zijn, omdat de keuze van het vervangende goed soonlijk is. Men denke by. aan de laar, die met een voortdurerid veranderend assortiment werkt en door feeling of visie de verkoop van wollen wanten stopzet ten gunste van die van leren handschoen; calculeert hij zijn laats.te voorraad wollen handschoenen tegen de vervangingswaarde van de leren 7 Zeker bezitten deze laatste de economische beteken is voor de doelstelling van het bedrijf (inkomensvorming, kapitaal- of vermogenshandhaving), maar het is onmogelijk
Regelmatige passagiersdienst tussen ROTTERDAM, LE HAVRE, SOUTHAMPTON, COBH (Ierland) en NEW YORK met geregelde afvaarten naar CANADA
~~LF "It's good to be on a well-run ship"
Nationale - - - Handelsbank n.v. ge.,estigd te Amsterdam sinds 1863 Kapitaal en reserves f 66.200.000.-
II
I I R
De Nationale Handelsbank heeft een ervaring van bijna 100 jaar op het gebied van aile nationale en internationale bankzaken. De behartiging van Uw financiele- en handelsbelangen is in goede handen bij de Bank met eigen vestigingen in het bUitenland. bij de Bank die verbindingen heeft met correspondenten over de gehele wereld.
Voor nationale en internationale financiering:
~ Nationale Handelsbank n.v. gevestigd te Amsterdam sinds 1863 S路GRAVENHAGE - AMSTERDAM路 ROTTERDAM
11
vasl Ie slellen, in welke male zij een economische adequate vervanging vormen en of er geen sprake is van uilbreiding van zaken (kwalitatief en kwantitatief). Ais een tweede handelaar economisch vervangl door gebreide handschoenen, blijkl er n6g een vervangingswaarde te bestaan voor de wollen wanten. Het begrip "economische vervanging" blijkl in feile even onbepaalbaar Ie zijn als ren voorraad", waarvoor nog een practische formulering te geven. Er is dus voldoende grond om de eis lot vervanging te verwerpen, omdat: vervanging niet de essentiele factor is in de bedrijfsconlinuHeit; b. de vervanging in geen verband staat tot de ruil; c. de vervanging geen bepaalde inhoud heefl. In tot de berekening van de koslprijs, die een beeld van de bestaande verhoudingen, is probleem van de vervanging van de productiemiddelen gericht op de toekomst en derhalve mel de bestaande verhoud ingen slechts verbonden inzoverre deze reeds bepalend zijn. voor de toekomslige economie van het bedrijl. Het zou ons te ver voeren, over dit uit te wijden, maar het is duidelijk, de vraag of een her-investering d.L de vervanging rationee! is, beoordee!d moet worden in het lichl van de verhoudingen die zullen wanneer de investering nuttig is. de verhoudingen op het ogenblik van de investeringsbeslissing, ook niel of nog minder de waardeverhoudingen op het momenl van voorafgaande kunnen relevant worden geachl (vgl. Hey "Bedrijfsbegroling en Bedrijlsbeleld", biz.
179). vervanging niet mogelijk of is, is de opbrengstwaarde het alternatief. Waartoe deze leidt, wordt duidelijk uit de volgende casus van twee volkomen gelijkwaardige schepen, waarvan het ene eigendom is van een naamloze vennootschap en het andere van een zelfstandige binnenschipper. Het laatste schip zal nimmer vervangen worden, het eerste wei door een moderner type. Eenzelfde vervoersprestatie, verricht door funclioneel identieke transportmiddelen, wordl volgens bovenstaande regel slechts verschillend gewaardeerd wegens de afwijkende vorm van bedrljlsexploitatie. Het gevaar, dat een Iljke kostprljstechniek oplevert, streert zlch natuurlijk duidelijk op een conjunctuurgevoelige markt als de vrachtenmarkt, waar betrekkelijk scherpe concurrentie heerst.
Een ander beginsel Indien met bovenstaande opmerkingen het leilen van de vervangingsidee als
12
grondslag voor de waardering van de productiekosten voldoende is aangetoond is er reden, een ander beginsel centraal te stellen in de kostenleer. Hisschien kan dit gevonden worden in het eenvoudig maar algemeen geldend principe van logica, dat een kwantltatieve vergelijking van grootheden kwalilatieve gelijkheid dier grootheden vooronderstelt. De kostprij" dient een kwantitatieve voorstelling van onderllng gelijkwaardige grootheden te zijn; dit impliceert noodzakelijk eenheid van object, plaats en tijd. De kostencalculatie verbindt daarom aan het gebruik van bepaalde eigen grond n iet de pachtprijzen van elders gelegen en voor andere doeleinden bestemde bieden; aan de arbeid van een werknemer niel het loon van een arbelder van dezelfde bekwaamheden maar in een andere acliviteiL Niel minder logisch is ook dat de koslprijselementen worden naar hetzellde lijdslip: de van aanschafling, noch die van vervanging zijn - tenzij samenvallenrelevant voor de waarde. Door de eis van eenheid van conceptie in plaals Ie slellen van de principiele vervangingsnoodzaak, is een meer soepele en consequente kostenbemogeliik. Hierdoor wordl de onderscheiding lussen "vervangingswaarde" en "vervangingsprij3", die onvermijdelijk tol spraakverwarring en misversland moet leiden, overbodig. De productiemiddelen worden gerekend naar hun aduele waarden, jour" prof. A. Hey aanduidt. Objecliel kan voor hetzelfde goed maar een waarde zijn, immers gelijke zaken bezitten op hetzelfde ogenblik niet verschillende waarden. Er kan dan ook niel gesproken worden van .. de kleinsle waarde", die bepalend is, tenzij hel verschillende zaken betreft. De dat de vervangingswaarden gegeven zijn, indien de inkoopmarkten van hel bedrijl hel beeld van "homogene atomistische concurrentie" dragen, vindt enkel en aileen haar aanleiding in de ongelukkige gedachte van de vervanging. De heer van Puflelen was daarom gedwongen, he! gelijk Ie bekennen van deze criliek op (naar hij vindt) "zeer hoog abstracl niveau". In tegenstelling lot de heer van Puflelen lijkt ~ns de !echniek van indexcijfers om hun bekende onvolkomenheid niet verwerpelijk. Een onderscheiding van de fiuctuaties in de spec iii eke waarde van hel en in de algemene waarde van hel zoals door prof. Bakker is vermoet voor het bedrijlsbestuur juist nuttig zijl'l, gezien hel verschil in oorzaken en gevolgen van beide soorten fluctualies. De bedrijven werken ook met tal van produc!iemiddelen, waarvoor geen actuele meer tot stand komt, maar waarvan waarde zeer afgeleid
"a
kan worden van de genoteerde prijzen van identieke Het is aan de wetenschap, te on derzoeken, welke relaties van geval tot geval aannemelijk en onder welke voorwaarden ze voor dit doel.
Winst als frictieverschijnsel Ook het winstvraagstuk komt in een ruimer vlak te indien de waardebepaling wordt van de vervangingsgedachte. limperg heel! indertijd onder winst verstaan het (verleerbaar) inkomen, dal het bedrijl oplevert voor hen, die hun inkomen in grootte alhankelijk stellen van de uitkomslen van hel bedrijf. Deze is klaarblijkelijk niel met de oorsprong van winst, maar wijst op een bestemming van de winst. In verband daarmede is zij van geldigheid, namelijk slechts voor bedrijfshuishoudingen, waarvan inkomensvorming het doe I is. Winst en Verlies doen zich n'ettemin evenzeer voor andere bedrijven dan ondernemingen. lijkt ons nuttiger, zeker in het kader van de bedrijfseconomie, een ander te bezigen hetwelk in de algemene economie voorhanden is: de winst als het residu in de prijs boven de kosten, dat zijn oorzaak vindt in de diserepanties der dynamische interne en externe verhoudingen van macht, plaats en tijd. Winst dus als een frictieverschijnsel in plaats van de beloning voor een productieve bijdrage. De kosten van de diverse middelen behoren onverminderd in calculatie Ie worden opgenomen, zodat in de kostprijs, die de reallteit van de hulshouding geeft, met de werkelijke rentefactoren in de vorm van een gemiddelde wordt gerekend In met een a Igemene rentevoet, het rendement van den". Immers: dat verschillende soorten is zowel technlsch nomisch doelmatig. Het vestigingsplaatspremie wordt genoemd, kan daarentegen geen deel uitmaken van de kosten, verbonden aan het va'] eigen grond. Het is een zuiver winstelement, dat tot uiting komi in de betrekkelijk lage kosten van arbeid, len, linanciering en eventueel lactoren. Evenzo staat het met andere winstpremien, die he! bedrijf toevallen. Met opzet is hier het woord "toevallen" gebezigd, omdat he! behalen van wins! of het lijden van verlies worden aan het van ten, waarin het doelbewust, rationele handelen vah de zijde van he! zelden overheersend geach! kan Het Wlnstcijler kan dan ook worden gehanteerd als een norm
voor de stuur. Deze van de winst houdt geen veroordeling in van een op winst gericht bedrijlsbeleid. Hooldzaak voor de zakenman is inderdaad "to stay In business" en voor de mate, waarin dit ge!ukt, vormt de wlnst weliswaar een Incidentele aanwijzing maar geen voorwaarde noch garantie. He! streven naar wins! verloopt hoold~ zakelijk indirect, via het met de laagst offers. de be~ trekkelijk van de offers van de bij het verwerven, Ilggen er winstkansen in een bewus! Met het oog hierop studie van de los van de idee fixe der vervangingsnoodzaak die het principiele een automatisme inhoudt, He! door ons brengt met zich van volgtijdelijke Prof. HaecoQ enige jaren in een studie over de voorraadhoudende groothandel in ijzer en staal de ("1,.(",,~nrp. ontwlkkeld, dat het bedrljf In kader van zijn economische funetie door een dynamlsch hoewel beleid met betrekking tot de prolijt kan trekken ui! het prijsverloop. Door de vervanging zoveel mogelijk afhankelljk te stellen van de (verwachte) prijsbeweging wordt de kans geschapen op de verwerving van een extra "verteerbaar inkomen" uit "r.,rlt>lrl",'"",,p. verschillen naast dat uit prljsverschillen. Ons inziens wijst deze winstbeschouwing reeds op een achter~ stelling van de ruil van criterium voor de van de prljsontwikkeling op de markten. En terecht. De vervanging nlet opgeroepen door de ruil, maar schiedt op grand van en tingen daaromtrent op - een stelling die relatie die hierboven werd voor de ruil nlet de maar de prijzen en omtrent op de verkoopmarkten zljn.
Andere inconsequenties Er zijn nog meer onderwerpen uil de kostprijsleer, zoals deze ten onzent wordt voorgedragen, waarover krltische kingen geplc;atst kunnen worden. men vermoeden, dat onder de vlngen welke berekend worden naar van de economische gebruiksduur, winst~ elementen schUll gaan; de oorzaken de betrekkelijk snelle economisehe tage (goedkoper worden van he! tuig; betere werkmethoden; van de afzetmarkten) vormen immers risi~
13
co's, die typisch des ondernemers zijn. Twijfel kan ook rijzen ten aanzien van het verbizonderen van de kosten van selzoensovercapaciteit. Uit de op zich juiste stelling, dat de gelijktijdelijke die niet benut wordt, verloren op het tljdstip, dat zij voor aanwenbeschikbaar is, moet de consequentie worden getrokken, dat de offers, die op de gelijktijdelijke overcapaciteit betrekking hebben, ook uitsluitend op dat ogenblik relevant zijn en ook uitsluitend gerelateerd kunnen worden aan de offers van de gelijktijdelijke capaciteit die op dat moment wei benut wordt. Inconsequent is dan de methode, om de offers van de ondeelbare overcapaciteit te verdelen, onverschillig volgens welke rechtvaardige maatstaven dit ook geschiedt, over de efficient gespendeerde offers, dus over de kosten Overcapaciteiten uit het verleden (met by. geringe bedrijfsdrukte) worden dan tevens gecalculeerd vervangingswaarden die op een later stip met by. grotere bedrijfsdrukte zoals tijdens hoogconjunctuur, gelden. Bovendien haalt men via een achterdeur de inefficienties weer in de kostprijs door de groolte van de overcapaciteit afhankelijk te stellen van de kosten. Het verschil tussen deze laatste en de totale offers omvat behalve de offers van de overcapaciteit, de verspiliingen, die toch moeilijk vooraf bepaalbaar zijn.
Onbevredigend is ook de verklaring van de offers van initiele overcapaciteit tot kosten slechts ingeval het bedrijf een monopoliepositie inneemt; dit riekt tezeer naar het zozeer gewraakte pragmatisme van "what the traffic wi!! bear". En bepaald onhoudbaar is het ontzeggen van het kostenkarakter aan de offers van onvermijdelijke conjuncturele overcapaciteiten op grond van de zienswijze, dat deze u it fouten in de strucluu r van de maatschappij voortvloeien, waarvan de ondernemer de consequenties "behoort" te dragen. Met deze argumentaitie sni]dt de vervangingswaardeleer zich in eigen vlees; immers de prijs{iuctuaties kunnen
evenzeer als fauten worden aangemerkt, waarvan de gevolgen vaar rekening zauden kamen van de ondernemer_ Dit zou betekenen, dat calcu latie op basis van vervangingswaarde niet gerechtvaardigd is. Maar deze laatste bezwaren raken niet onmiddellijk aan de essentie, wortels en de stam" van de vervangingswaardetheorle, die de heer van PuHelen zo onaantastbaar en sterk voorkomen. T erwij I dit opstel bedoelde te wijzen op de karaktergebreken, waar hi] slechts schoonheidsfouten ziet. F. Scholten (Verkort Red.) I) "Dr J. Kreiken of de wraak van een boekhouder", Rostra Economica, 6e Jaargang, nummer 24 (december 1957).
Ontvangen litteratuur prof. mr
J Valkhoff
De ontwikkeling van de SociaalEconomische Wetgeving in de laatste vijf jaren (1 januari 1953-1 januarl 1958). Overdruk
uit het tijdschrift
,,50-
ciaal-economlsche Wetgeving", maart-aprll-mel 1958.
Na een korte beschouwing over de inhoud van het begrip "sociaal-economische wetgeving" geeft de schrijver een opsommlng van wat In de vi]1 ]aren van 1953 tot 1958 op het van de sociaaleconomische wetgevlng tot stand Is gekomen. Hieruit blijkt, dat er naast een kwantitatieve uitbreiding een verruiming van de werkingssfeer van deze wetten heeft plaats gehad, Gewezen wordt op het dynamisch karakter van deze wetgeving, waardoor op
14
vrij korte termijn rekening kon worden gehouden met de ervaring, opgedaan met de reeds bestaande wetten en de prakti]k daarvan. Daardoor was het soms mogelijk, een grotere soepelheid of differentiatie te bereiken door nuanceringen aan te brengen. Dit dynamisch karakter is voor een deel ook te danken aan het felt, dat in vee I nieuwe welten een bepaling werd opgenomen, waarin voor de uitvoering van de wet nadere regelingen door de Kroon in een Aigemene Maatregel van Bestuur mogelijk gemaakt word!. Ook delegatie aan de Minister komt op vele plaatsen in de nieuwe welten voor. Het artikel eindigt met een korte staatsrechtelijke beschouwing over deze delegatievormen, waarbij nog gevoegd wordt de' inschakeling va n het bedrijfsleven en zijn organen in de nieuwe 50ciaal-economische wetgeving, T erloopt kondigt de schrijver een samenvattende studie aan over het toenemend belang Viiin de AM.v.B.
Uit de ti;dschriften MaandschrHt Economie December 1958: Drs. W. M. N. van den Wildenberg: Huur en huursubsidies, Drs, F, l, G. Siooff: Vermogensvormlng door allen Mr, Ph, C. M, van Campen: Ar:dermaal tien jaren landbouwcrediet. Januari 1959: DL G, M. J. Veldkamp; Persoon en func· tie van de ondernemer in het hedendaag. se maatschappijbeeld, ' Drs, R. J. van Schaik: Moeilijkheden rond· om de Vrljhandelszone. Dr, C.de Galan: Welvaartsstijging en bevolkingsgroei.
De Economist
Dr, W, J. van de Woestijne: Bijdrage tot de theorie van de commercjele prijspolitiek, Dr. F. H. Repelius: Het eerste jaarverslag van de centrale bank van Suriname,
MAB. December 1958: Prof. dr, F, L, van Muiswinkel: "Schoon· heldsgebreken in de vervanglngswaarde· leer" I Dr, P. "Voorfinanciering als instrument van financierlngsbeleid op lantermijn", p, A. Bakker: "Nogmaals: De functie van de accountant in het kader van de pensioen· en spaarlondsenwet", Januari 1959:
December 1958:
A. Heertje, econ, drs,: Beschouwingen over de theorie van het duopolie. J. A. Kuperus, econ. drs,: De theorieen betreffende het afnemerscrediet W, Hessel, econ. drs,: Prljsvorming en inkomstenvorming,
Prof. dr. A. Meij: "De calculatie van het inkomen ter orientering van de bewjndvoering en als moment van ging". p, Smit: voorraadwaardering" . P. Bosch: "Het netwerk van proin d? organisatje",
Januari 1959: Dr, J. E. Andriessen: Het samenspel van prijs· en inkomenseffecten in de macroeconomische theorie,
I) Volgens naschrjft van de Redact:e zal tezjjnertljd een "passende beantwoording" volgen door de professoren limperg, J. L. Mey en van der Schroeff.
lijst van geslaagden voor het candidaats-examen over de periode 6 jU(li '58 -18 dec. '58.
J. Caspers
1592 1593
6-6-'58
1594 1595 1596 1597
3-7-'58
H, H. D, v, d. Hulst
7-7-'58
A. Bouwmeester E. J. A. Wilton v. Reede G. J. van Dorth
R. v, d, Pol
1598 1599 1600 1601 1602 1603 8-7-'58 1604 10- 7-'58 1605 24-10-'58
1606 1607 " 1608 7-11-'58 1609 1610 " 1611 28-11 '58 1612 1613
S. Bergsma J. J. A. Peeperkorn F, A. Gottschalk G, V, A. Witteveen C. R. Rog J. G. J. Smit J. J. Conings J. Hurkmans H. W. E, Dleperink C. L. Hofman H. J. Kleljn p, A. Calje J. G. Bicker Caarten A. S. Irausquin H. J. v. d. Burg G. J. Siotboom
161428-11-'58 1615 6-12-'58
Ir. M, J. M. Loomans K. l, Petersen
1616 1617 1618
Th, J. Scheerder H. H, v. Wijk H. J. Veltman C. v. Leeuwen E. de Zoete
1619 1620 12-12-'58 1621 1622 1623 1624 1625 15-12-'58 1626 1627 1628 1629 1630 16-12-'58 1631 17-12-'58 1632 1633 1634
T. Tj. Sioe J. Bosman J. Kruiskamp H. B, F. Weimar F. J. Bothol M. Th. Vlnk
J. H. Forch F. J. Meyer R, de Breejen A. J. C. Kuypers S. Goedel H. W, Lulols W. P. v, Peski M. v. d. Meulen
15
Lijst van geslaagden voor het doctoraal-examen over de periode 23 mei '58 - 20 dec. '58.
918 919 920 921 922 923 924 925 926 927 928 929 930 931 932 933 934
23-5-'58 24-6-'58 1-7-'58
3-7-'58
8-7-'58 9-7-'58
11-7-'58
J. Kleiterp M. M. Meeng W. v. Strater, H. Zilversmit W. D. Voorthuijsen Jhr. W. R. Th. I. M. v. d. Does de Willebois R. G. Sikkema N. F. B. Jongsma J. v. Arkel R. W. van Eck J. M. Acket W. v. Gelderen C. H. v. Rhijn U. Eikelboom M. den o.s M. P. Vlietman K. B. A. v. d. Schuyt
935 936 937 938 939 940 941 942 943 944 945 946 947 948 949 950 951 952
11-7-'58
J. J. M. Bonnier A. W. ter Kuile
J. H. Goede 17-10-'58 J. Pluim 20-10-'58 6-11-'58 20- 11 -' 58 28-11-'58 4-12-'58 8-12-'58 10-12-'58
18-12-'58 19-12-'58
Oei Tjoe Sian L. M. Redele J. G. ten Hoonte G. G. M. Bak U. G. Titulaer Oey Kwie Gwan Jhr. R. A. v. Swinderen J. D. Heijkoop J. Sch ik Oei Ing Siang A. v. d. Kloes N. J. M. Hardebol H. H. Beudeker L. F. Kleijn
Lijst van geslaagden voor het accountants-examen over de peri ode 9 mei '58 - 20 dec. '58.
10- 7-'58 11- 7-'58 16-10-'58
H. Swart F. W. G. de Jager H. C. Fass
27-11-'58 10-12-'58 19-12-'58
T. van Vugt H. M. Kremer J. Heijst
Hebt U al ingetekend op:
REPERTORIUM DER ECONOMIE Een Repertoruim op Universitair niveau, gericht op praktisch gebruik
circa
f 20.-
De Academische Boekwinkel P. H. VERMEULEN n. v. Grimburgwal 13 t/o 't Binnengasthuis Amsterdam-C. Tel. 48312 - 41674
16
P. VELTHUYS Cz. econ . drs.
Repeteert Candidaatsexamen: Sociale en Bedrijfseconomie Doctoraalexalllen : Bedrijfseconomie Marnixstraat 290 - Kamer 309 - Amsterdam-W. Spreekuur: Woensdag 3 tot 4 uur. T el. Z aandam (K 2980) 33 15, s'avonds en weekend.
EIke morgen aI het nleuws
dus ' 6k elke lnorgen de VOL LED I G E koersen van de Amsterdamse Beurs
ill
w. GRADER Econ. Drs repeteert
Doctoraal examen: Sociale en Bedrijfseconomie
ROERSTRAAT 102 hs TELEFOON 717915
K. DE POUS ECON. DRS
VEERSTRAAT 8 Amsterdam-Z. Telefoon 71.55.88
repeteert voor CANDIDAATS- EN DOCTORAAL-EXAMEN
de onderdelen SOCIALE ECONOMIE EN BEDRIJFSECONOMIE