ROSTRA ECONOMICA * INHOUD pllg. Ssasz exit. Contact met Wawelaar verbroken
1
Marginalia ... , ......................... , .... .... .. , .... .. .... , , ...... .. .. .... , .. ... , .. ..
2 2 5 5 7 8
Geldtheorie en Maatschappijbeschouwing .. F, v, Puffelen, B, v. Hamel Expressies van een eerstejaars, of Borrelend BeSEF . .. .. ..... ..... Peter De kleine vrijhandelszone ...................... .... , ...... ". G. A. Posthumus Economie in zestien tekeningen ...... , ... ... , .. , .... . .. .. .. .. .... .. ... .. ...... .. .. Keynesiaanse Politiek en Onderontwikkelde Gebieden
Y. B. de Wit
Scheepvallrtpolitiek ............ .. .. ,,, ..... ,, ........ , .. ,,, .. D. vlln der Werf 11 De Wolf en de zeven Heertjes .. .. .... ... .......... ..... ........ .. .. .. .. .. . pcm 12 Facts and Figures IIbout Surinam .. .... ...... . ...... , ............ , Y. B. de Wit 13 Diederick maakt een schoolreisje .... .... .. .. .. ...... ...... .. , .. .... . P. Croon 1 4 Repertorium ., .......... .. .... ... ... ... , ... .. ..... .. .. .. ..... ..... . ..... P. BoHelier 14 Lijst van Geslaagden ..... .. ... .. .... .... .. ...... . ...... .. ...... .. . ... .. .... .. . ...... .. 1 6 Collegebloempjes .... ...... .. ... .. ..... ...... ... .. .. ... ... .. .. ...... .... , ............ . 16
8e JAARGANG Nr 33
DECEMBER 1959
Siudiebundel van de Verspreide oeschriften VA PROF. Dr. N . J. P LA K Inhoud gehecl gclijk aan het eerste leel van de comple te llit ga ve - bevat all e artikelen . oorkoml'nde op de li tera tllllI lijst ca nwd aat- en doet rale studie aan de ederl. Econ. H ogeseb ool.
Gebonden f 10.It-den n de Vereniging v an afges rutleerclen, ssistenrleden van her .L v.A. en eventueel andere sl uderenden geldt de pr ijs van [ 6,50 Een u itv erig prospect u Lt' nden wij U ga TIl e: toe . OOT
J. M
- P RME RF '
lewri ng o ok vi
de bOt:k handcl
f 8,- indien U de Nederlandse Wercldatlas B esparing van
(de moDiste atlas ooit in
cderland VerbChCllen)
v66r 1 januari 1960 bestclt. Nu nog f 34,50 straks f 42,50 DE
ACADE~USC HE
80
J{ WI NKE I.
P. H. VERMEULEN
D.V. Grimburgwal 13 t lo 't Binncngasthuis Amsterdam-C. Tel. 2483 12 - 2416 H
Ople iding voer
Tentamen en Praktijkexamen Boekhouden
A. VAN DER KUIJ, Leraar M.O. Handelsw.
Utrech tsestraat 132, A ms erdam-Z., Tel. 245079
p. J. W. R~ BlESBOSCHSTRAAT 36111
Docent Handelswetenschappen
- AMSTERDAM-Z . - TELEFOON 710941
Rcpeteert voor ;
FINANCIElE RElENKUNOE EN YOORTGEIET BOEIHOUDEN Opleiding voor praktijkexamen boekhouden.
ROSTRA ECONOMICA , I
1
MAANDBLAD VAN DE STUDIEVERENIGING DER ECONOMISCHE FACULTEIT VAN DE UNIVERSITEIT VAN AMSTERDAM Redactie: P. C. Maljers, J. A. Sillem, R. Snoeker, Y. B. de Wit. ' GeliEive stukken voor de redactie bestemd te zenden aan : P. C. Maljers, Nieuwe Herengracht 91, tel. 3.61.30. Voor advertenties wende men zich tot: P. Ribourdouille, Wouwermanstraat 16, A'dam-Zuid.
"Szasz exit. Contact met Wawelaar verbroken Aile banden tussen onze faculteit en de zo langzamerhand legendarisch geworden figuur van Prof. Wawelaar, hebben wij te danken gehcid aan onze contactman in deze: Andre Szasz. Nu deze laatste onze redactie verlaat, willen wij daarom enkele regels aan hem wijden . Was er bij sommigen wei eens twijfel gerezen over het al of niet bestaan van de grote citatoloog, het werkelijk bestaan van Andre Szasz stond voor iedereen als een paal boven water. In hem, wij kunnen dit wei zonder citaten en voetnoten beweren, iaans had het kunwas Rostra Econen zijn . Geen wonnomica geconcretider dus, dat 'hij drie seerd, Szasz' hart jaar lang het middelwas Rostra's hart, punt vormde van , Szasz' bloed was alles wat met Rostra te maken had. En Rostra's bloed, Szasz' geest was Rostra's wat hamer! - zou gees!. Voor Rostra den we hem nu niet, kende men geen advoor h~t laatst, hier jectief, maar szaszop dez~ pagina nog eens in het middelpunt plaatsen, daarmede de situatie symboliserend die de laatste drie jaar heeft bestaan? Zijn loopbaan, die aanving met de verschijning van ' "Actualiteiten uit de mottenballenkist" voerde hem via Ruslandkunde en Prof, Wawelaar naar het doctoraal en zet. zich nu voort in ' een dienstverband bij de Nederlandsche Bank. Hier zal hij. naar wij verwachten, het bezielde voorbeeld volgen van een onzer geestelijke voorvaderen ,) op een weg, die naar een , "gulden" toekomst leidt. Wij sprekenvan ganser harte de hoop uit, dat hij met Holtrop en M".. met Andre zeerin hun szasz , zullen zijn, Redactie. I)
Zie de bijdrage van novembe r
1958,
Dr,
M, W , Holtrop in
O<'1S
lustrumnumm'e'r van
/'
~---------------------------------
~larginalia Van Dr tot Drs Tenzij het een slechte eigenschap betreft toont men zich niet verheugd over een verlies. Wanneer men echter een "andus" verliest en daarmee doctor wordt is het een vreugde. De vreugde zal voor een faculteit des te groter zijn als het letterverlies betrekking heeft op een aan haar verbonden
Geldtheorie en
De Lezing van Prof. Pen: De eerste spreker, waarschijnlijk daartoe met zachte hand door het S.E.F.-bestuur bewogen, nam een zeer extreme veste in van waaruit hij Dr. Kessler met de gecombineerde wapenarsenaal van professor en cabaretier bestookte. Zijn lezing kreeg daardoor een zeer boeiend karakter en .bewees de stelling van Wim Kan (zich richtcnd tot een gezelschap predikanten), dat een sinaasappelsmaakje de levertraan van de geestelijke boodschap er veel beter in doet gaan. Wellicht ligt hier een geheel kostenloze methode om de studieduur te bekorten: elke week een agressief polemiekje tussen socia Ie en bedrijfseconomie met achteraf een vragenuurtje. Prof. Pen lanceerde de. Keynesiaanse methode, die hij prees als gemakkelijker, duidelijker en meer mogelijkheden in zich hebbend. De kern daarvan zijn de vergelijkingen: Y = C I, C = C (Y) en I = 1(6 Y), oftewel het nationaal inkomen wordt besteed aan consumptiegoederen en investeringsgoederen, de consumptie wordt bepaald door het nationaal inkomen en de investeringen hangen af van de toeneming van het nationaal inkomen. Het voordeel van dit stelsel is, aldus Prof. Pen, dat het voor uitbreiding en verbetering vatbaar is. Andere aanvullende vergelijkingen kunnen worden geintroduceerd, bij de oorspronkelijke vergelijkingen kunnen de verbanden fijner worden gelegd. Hierbij vergeleken steekt de moneta ire methode maar schriel af. Deze methode gaat uit van het geld, kijkt waar het geld vandaan komt, wie het
2
Redactie
M aatschappijbeschouwing
De hoofdschotel van de 38e diesviering van de S.E.F. vormde de wetenschappelijke worstelwedstrijd tussen Prof. J. Pen en Dr. G. A. Kessler naar aanleiding van de vraag welke methode de beste analyse van het economisch gebeuren gal: de Keynesiaanse of de monetaire.
+
docent. Dit was dan ook het geval, toen op vrijdag 4 december j.l. de heer C. D. Jongman promoveerde op het proefschrilt - naar wij hopen zal het een proefboek blijken te zijn - "De Nederlandse Geldmarkt". De redactie sluit zich van ganser harte aan bij de wensen, die hij als expromovendus mocht ontvangen.
maakt, hoevecl er van is, enz. De theorie, waarvan deze methode een uitvloeisel is, kan het beste gekarakteriseerd worden met MV = PT, welke idenliteit volgens Prof. Pen maar een armzalig werktuig is vergeleken bij het uitgebreide en open stelsel van Keynes Toch is het verschil tussen beide stelsels van analyse niet fundamenteel, maar slechts van methode. Seide methodes letten op de bestedingen Maar terwijl Keynes deze relateert aan het nationaal inkomen, legt de monetaire methode het verband met de geldhoeveelheid. De peri ode-analyse is een soort lijmmiddel tussen de Keynesiaanse en de monetaire methode, maar zelfs deze toenadering kon bij Prof. Pen geen genade vinden. Want hoewel het formeel juist is, dat beide methodes op hetzelfde neerkomen, is dit materieel helemaal niet het geval. Wat voor conclusie wordt er bijv. getrokken uit schuldaflossing door de staat middels geldschepping? De moneta ire theorie zegt: de geldhoeveelheid neemt toe. MV wordt groter, aangezien uit het stelscl geen enkele noodzaak voor een daling van V voigt. Hierdoor zal dus ook PT toenemen. De dogmatische Keynesiaanse methode zal hier zeggen: de belegger krijgt geld terug. Zijn bestedingen zullen niet toenemen, al is hij sterk liquide geworden. De investeringen reageren ook niet op deze vergrote liquiditeit, immer I = I ( - Y). De belegger zal zijn geld echter opnieuw willen beleggen: hij vraagt meer waardepapieren, de koers stijgt en het r.endement, alias de rentevoet daalt. Latere Keynesianen, waartoe Prof. Pen zich rekent, nemen niet meer zo'n waterdicht schot tussen vermogens- en bestedingssfeer aan en geven toe, dat MV best iets kan stijgen. Hier blijkt ai, aldus Prof. Pen, hoeveel realistischer de Keynesiaanse methode een geval als het bovenstaande oplost. Prof. Pen noemde vier redenen, waarom de Keynesiaanse methode beter is:
1. Zij biedt een beter wetenschappelijk perspektief: er kunnen steeds meer vergelijkingen worden toegevoegd, zoals import-, export- en staatsuitgavenvergelijkingen. De oorspronkelijke vergelijkingen zijn te splitsen (C en Y in landbouw, veeteelt, industrie, etc.) en economctrisch uit te bouwen. Op al deze vergelijkingen kan dan de elecIronische apparaluur worden laten.
2. Keynes' theorie kan zelfs de monelaire theorie absorberen, bijv. door de besledingsformule uil Ie breiden C = C (Y,.M e) en I = I (6Y .Mi), waarin M zoals altijd een symbool voor geld is. 3.
De monelaire analyse leidt tot een verkeerde maatschappijbeschouwing. Extreem zien dit bij Wicksell, die meende dat om de natuurlijke rentevoel draaide. Maar de renlevoel is niet de strategische in het economisch leven en verliezen de bankiers ook hun rol van in de economie. Daarenlegen Keynes veel realistischer in de gezinnen het strategische punt in de maatschappij.
4.
De monelaire analyse kan de economische politiek op verkeerde paden brengen. Een monetaire theorie zal immers monetair willen ingrijpen. Gegrepen wordt dan de "kwaaie van de geldschepping, hij die M of V vergroot. En bij wie kom je dan in onze hUidige economie terecht? Niet bij de grote bedrijven, de zelffinancierders in optima forma. Ook niet bij het Rijk. Het zijn de gemeenten, die de uil de pan van krijgen en de jaarverslagen als monetaire boosdoeners fungeren.
Dit vindt Prof. Pen nu een gevaarlijke gedachlegang. Inflatie betekenl, dat de tatale bestedingen Ie groot zijn. Maar hel is in het geheel geen wet van Meden en Pcrzen, dat juist de bestedingen van hem te groot zijn, die van bankkrediel heeft gemaakt. Pas door een deel (dus een buiten de economie staand oordeel) kan men uilmaken wiens besledingen te groot zijn. Het kan immers best zijn, dat het droge brood van een infialoir en de sherry van de ander "monetair in orde" wordt gefinancierd. " zo besloot Prof. Pen zijn betoog, "Ieidt de monetaire methode niel noodzakelijkerwijs tot de opvatting; inflaloir gefinancierde bestedingen zijn verkeerde bestedingen. Maar de tendens is er en de jaarverslagen van de Nederlandse Bank zijn er om deze tend ens aan te tonen.1J F. v. Puffelen
De Le)!:ing van
Dr.
Kessler:
Alvorens zijn oordeel Ie willen uilspreover de relatieve waarde van he! model van Prof. Pen en het monelaire model, w;1 Dr. Kessler met in de plaats va n het dat zij n voorganger gewogen en te licht bevonden heeft, een monetaire theorie van wat 9 rotere consistentie te stellen. Een analys2 van het economisch ren met behulp van een monetaire vindt haar rechtvaardiging en haar uitgangspunt in het feit, dat het geld in de economische kringloop niet zonder belekenis blijkt te zijn. 'Het was Koopmans die als eerste diepgaand het principiele verschil onderzocht lussen de geldloze ruilmaatschappij en de op geldgebruik gebaseerde verkeershuishouding. Dit verschil komt neer dat geld voor de subjecten de mogelijkheid schept een naar producten uit te aefenen groter of dan overeenkomt met de waarde van de in dezelfde periode voortgebrachte goederen of geleverde diensten. In tegenstelilng tot wat in de "Naturalv/irtschaft" het geval is, is in de "Geldwirtschaft" de werking van de wet van Say niet gegarandeerd, omdat, op basis van netta geldcreatie of ontpotting, een vraagexcedent bn ontstaan (of, mutatis mutandis een vr,'oglekorl). In formele zin zal een dergeljke infiatoire f:nanciering natuuriijk op elk ogenblik haar legenpool vinden in defiatoire elders, maar deze laalsle heeft dan een ge'induceerd karakter en vormt geen bijdrage tot behoud van he! evenwicht. Deze ge'induceerde "oppotting", welke beteken! dat de daorstroming van de liquiditeilen niet volledig hangt samen met de omstandigheid, bij inkomensvergroting de liquiditeitsbehoefte (voornamelijk de behaefte aan transactiekassen) in een normaliter vaste verhouding tot het inkomen toeneemt. Het is bij de gratie van dil "kasdat het in werking gestelde inflatoire proces uiteindelijk weer tot rust komt, en wei op het ogenblik dat de door liquiditeitscreatie of ontpotting in he! verkeer gebrachte liquiditeiten zijn vastgelegd in de transactiesfeer. He! mondair model en het model van Prof. Pen vertonen sterke analogie: beide gaan, behoudens bepaald", lekken, uil van cen normaal gedrag, Ie weten de doorstraming van liquiditeiten in het monetaire model en de doorstroming van I.et inkomen en de continu'iteit der in het Keynesiaanse model; bij zijn het afwijkingen van dit norrnale drag die de impulsen vormen, waarbij lekken de teweeggebrachte verstoringen absorberen. Het monetaire model leent zich dus ook voor een multiplier analyse; de multiplier is hier de reciproke van de ke~
3
niet-doorstrom i ngsqu ote Met het moneta ire we niet aileen een Iogisch sluitend systeem, maar zijn we eveneens in staat om in de prakti;k de causale relaties te belichten. I n de eers!e plaats zijn de re!evante factoren zeer goed kwantiliceerbaar en staan zij sneller ter beschikking dan die welke voor het model van Prof. Pen nodig zijn. Anderzijds blijk! de verhouding tussen nat:onaal inkomen en in de loop der tijd constant te zijn. Dil houdt in dal de ging van de omloopsnelheid van belrekkelijk zodat i nflatoi re bij een minder dan volkomen geldvoorziening, een economisch goed zijn. Voor het model van Pro/. Pen betekent dit, dat bij toename der 1""\"""""r1!n,opn rem uitgaat van de m.a.w. dat de multiplier kleiner is. Hierbij komt dat bepaalde bestedingsimpulsen een monetaire oorzaak kunnen hebben. Ove· rigens bestaan tegen het monetai re model symmetrische bezwaren: de multiplier is kleiner t.g.v. veranderingen in de liquiditeitsbehoefte bij wijzigingen in de interestvoet, lerwijl voorts aan monetaire impulsen reele oorzaken ten kunnen liggen. Men kan dus concluderen these van beide model Ien In feite is deze al door zijn artikel "Mr. Keynes In zijn synthese wordt de weergegeven tussen de twee evenwichlsmechanismen, nl. dat welke de besparingen en invesleringen gelijk en hel andere dat de gelijkheid van liquiditeitsvraag en ning. De brug tussen modellen is hierbij in feite het interestmechanisme, dal enerzijds de bestedingen be·invloedt en anderzijds de behoefte aan liquiditeit. Het model is echter in de praktijk niet goed bruikbaar omdat he! in!erestmechanisme moeilijk exact kan worden gekwantiliceerd, lerwijl bovendien vaststaat dat de reacties op lange termijn sterk afwijken van die op korte termijn, zodat de zelve impulsen voortbrengen. Men is dus genoodzaakt zich te be· perken tot het gebruik van de twee modellen alzonderlijk, die beide een vertekening van de werkelijkheid Hoe groot de realiteitswaarde is, voor elke van de twee afhangen van de om· standigheden. Het monetaire model geeft een beter beeld van de ontwikkeling op de iange termijn dan op de korte termijn. Voorts zal het in tijden van hoogconjuncluur en beperkte liquiditeitsruimte een betere prognose kunnen leveren dan het Keynesiaanse model. De mone!aire beschouwingswijze moet lenslotle onmisbaar worden geacht voor
4
he! voerc'l van een mone!air beleid. Het bested;ngsmodel kan nie! dienen als denkraam voor dit beleid, want he! zegt niets omtrent de Het monetair beleid vindt zijn noodzaak in het kunnen optreden van ongewenste verstoringen in de doorstroming; het zijn juist deze verstoringen die door het monelaire model in het licht worden Tenslotte is van groot dat mQdel ons kan inlichten omtrenl in de economie schuilerde monetaire potenties. Wat de monel~ire politiek betrelt is de lijd voorbij da! het verirouwen in de effectiviteit ervan onbegrensd was. Men is zich bcwust geworden van haar beperkingen, vooral als het om de slimulering der bedr;jvigheid. het zou verkeerd zijn te menen, dat zij geen enkele bijdrage kan leveren voor de van de conjunctuur, terwijl het zelfs gevailrlijk zou zijn de betekenis van de monetaire factoren Ie onderschatten, een ge. vaar dat niel denkbee!dig is wanneer men zich beperkt tot modellen a!s die van Prof. Pen. Dat de monelaire beschouwingswijze tot onjuiste beleidsbeslissi ngen zou lei den, by. bij inflatie steeds aanleiding zou geven tot sancties tegen de gemeenten, omdat deze, gezien hun positie, wei van inflatoire linancieringsmiddelen gebruik zouden moetcn maken, is een misvatting. AI. gezien van het leil dat bij de periode van overbesleding beide methoden grolendeels lot dezellde conclusies leidden, is een eventueel verschil in de localisering der impulsen geenszins verontrustend. De waarneming van inlla. loire 01· deflatoire linanciering betekent nog niet automatisch dat van een normoverschrijding moe! worden noch betekent dit laatste de betrokken sector verantwoordelijk moe! worden gesteld. De wenselijkheid van bepaa Ide beleidsmaatregelen moet worden be60rdeeld tegen de achlergrond van de gehele economische situatie, terwijl levens dient te worden onderzocht 01 en in hoe. verre onjuiste linancieringsmethoden hun oorzaak vinden in beleidsfouten elders. Concluderend kan dus worden gezegd dat het gevaar van een vertekend beeld van de werkelijkheid voornamelijk schuil! en de ee'1zijdige hantering van hetzij het monetaire model helzij het bestedingsmodel, en dal daarom voor een juisle economische politiek beide aspecten in rekening gebracht moeten worden. B. v. Hamel
Expressies van een eerstejaars, of Borre/end beSEF T oen ik vrijdag om half zes in het Brouwerswapen kwam waren er nog maar weinig mensen. Gelukkig kwamen er ineens een heleboel en ze liepen allemaal naar boven. Daar ben ik toen ook maar heengegaan. Er was een lange tafel waaromheen wat stoelen stonden; sommige van die stoelen leunden voorover tegen de tafel aan. Op die stoelen wilde iedereen gaan zitlen, maar dat mocht niet, omdat ze voor de hoogleraren waren. Die waren er nog niet, maar ze kwamen wei, de meeste met brillen. Ze gingen zitlen en met elkaar praten en soms mochten een paar oudere studenten met netle pakken aan (de Heren van de SEF) ook wat zeggen. De hoogleraren gingen weg en er kwamen een heleboel bitlerballen. Nu is het vervelende met bitlerballen dat ze zelden goed zijn. Ze zijn of te bleek, of te melig, of er is iets anders mee dat ik niet goed kan omschrijven. Deze waren te bleek.
De
Gelukkig waren er toch wei een paar goede bij; bovendien zat er gebakken peterselie op en daar ben ik weg van. ledereen zat of slond aan of om de tafel bitterballen te eten en kleine slokjes bier te drinken. Op een soort overloop boven ons zaten ook nog een paar mensen, die hadden een beter overzicht, maar ze aten en dronken hetze\lde. Om half zeven waren er al veel mensen weg, toen ben ik ook maar gegaan. Terwijl ik m'n jas aantrok kwam de ober op me af en vroeg hoeveel ik gedronken had. Ik dacht dat dat kwantitatieve kontrole was en zei dat ik twee bier gedronken had, hoewel het er maar een was geweest. De ober zei toen dat dat eenveertig was. Ik heb toen maar betaald en ben gaan eten, of schoon ik na al die bitlerballen niet zoveel trek meer had. AI met al was het wei vervelend, maar misschien is volgend jaar het bier gratis. Peter
Meine vrijhandelszone
Het is nu ongeveer een jaar geleden, dat de strijd om te komen tot de vorming van een Europese vrijhandelszone werd afgebroken; aile partijen zitten nog steeds mopperend uil te rusten, inlussen werkend aan het versterken van hun positie. Dat dit laatste inderdaad gebeurt, bleek uit het voorlopige Verdrag voor de oprichting van een vrijhandelszone (waarvan het definitieve Verdrag onlangs werd geparafeerd) dat in juli van dit jaar; na korte en efleclieve onderhandelingen, door 7 OEES-Ianden werd gesloten. Waarom mislukten die onderhandelingen over een grote vrijhandelszone een jaar geleden? Misschien kan er nader licht geworpen worden op deze kwestie, wanneer men eens vergelijkt welke eisen er zoal gesteld worden aan de strucluur van een vrijhandelszone. Ik wil daarvoor de door Prof. Verrijn Stuart gestelde minimumeisen I) eens vergelijken met het voorlopig Verdrag van de K.V.Z .. Prol. Verrijn Stuart stelt de volgende eisen: 1. Voldoende, prealabele harmonisatie van tarieven ter voorkoming van distorsies. Het gaat hier om de buitentarieven; immers, zijn deze van verschillende hoogte, dan bestaat het gevaar, dat goederen,
I) "Minimumeisen voor een Europese Vrijhandelszone", Prol. Dr. G. M. Verrijn Stuart, Rostra Economica", juli 1959.
die bijvoorbeeld in Portugal een hoog tariel moeten beta len, in Engeland een laag tariel, voortaan via Engeland naar Portugal worden vervoerd. (Engeland en Portugal behoren beide tot de vrijhandelszone, waarin men dus onderling de tarieven afschall). Harmoniseert men de buitentarieYen dan bestaat dit gevaar voor tradediversion niet. Deze eis komt echter zeer dicht bij het uniforme buitentarief van de dou11ne-unie, dat ook de landen van de E.G.G. zullen krijgen. Het verschil is slechts, dat "geharmoniseerde" tarieven niet geheel gelijk zijn, "uniforme" tarieyen wei. Deze minimum-eis van prealabele harmonisatie miskent m.i. een essentieel verschil tussen het begrip douaneunie en het begrip vrijhandelszone, omdat in de vrijhandelszone de lid-Ianden nu juist hun autonomie op het gebied van de buitentarieven willen handhaven; zij willen geen gesloten front tegenover de buitenwereld vormen. He! gevaar van trade-diversion wordt in het KVZ-Verdrag dan ook op andere wijze algewend, met een methode, die volgens Prol. Verrijn Stuart zo ingewikkeld Zou zijn, dat zij juist handelsbelemmerend werkt. Men onderscheidt daartoe: 1. goederen met zone-origine; dat zijn dus goederen, die binnen de zone, vrij van aile invoerrechten heen en weer kunnen worden vervoerd (in het algemeen dus de in de zone geproduceerde goederen).
5
zonder zone-origine, waaronderlinge tarielalbraak niet geldt dus van buiten inqevoerde qoeEen groot gedeelte van deze wordt onder de eerste groep gedoor de bepalingen uit art. 25 van het Verdrag: a.
verkrijgen aile goederen waaraan bewerkingen binnen de zone minstens 50 aan waarde is toegevoegd. Deze bewerkingen kunweer geschieden mel grondslolfen, wat het vrijwel onoplosbaar maakt. stelt men een lijst op van waaraan q.q. zone-origine wordt verleend (en voor welke grondstoffen de buitentarieven dus moeten worden geharmoniseerd);
%
b.
goederen krijgen zone-origine wanneer zij een bepaalde bewerking hebben ondergaan, een bewerking', die voorkomt op een speciale "process list". De moeilijkheden van het origine-systeem wei onderkennend, spreekt het Verih art. 29 van een "code 01 good "members should undertake not to take any action, the principal eflect of which Is to come deflection 01 trade", Verder wordt een klachtenprocedure opwaarin "deflection nog is voorgekomen. 3.
Een gemeenschappelijke handelstegenover derde landen. In het van Prof. Verrijn Stuart sluit deze aa n op de vorige (de prea lavan tarieven), omdat vreemd zou zijn als ieder weer zou gaan nadat harmonisatie tot stand is Het KVZ-Verdrag spreekt hier natuurlijk over. In het EEG-Verdrag worden onder dit hoold verder nog genoemd: het sluiten van tarief- en handelsaccoorden, het eenvormig maken van liberalisauitvoerpolitiek, alsmede beschermi ngsmaatregelen te nemen maatregelen in geval van dumping en subsidies. Het KVZ-Verdrag gaat in deze maatregelen bepaaldelijk minder ver dan het EEG- Verdrag, 4, Een gemeenschappelijk concurrentiebinnen he! vrijhandelsgebied. Op wordt door he! KVZ-Verdrag wei een en ander geregeld; Prol. Verrljn Stuart heelt deze eis echter zeer summier en ik wee! dus niet in hoeverre het KV Z-Verdrag hieraan beantwoordt. 5, Dit
ook voor de vierde "minieen voldoende gefundeerde instl!utionele opzel. Hel KVZ-Verdrag slreeft naar een zeer eenvoudige institutionele opzel: een Raad van Ministers, waarb:j men voor de stemmingsprocedure
6
in he! voorlopige KVZ-Verdrag nog geen noemt; en een Board, die de van het Verdrag controleert, die behandelt, en die aanbevelingen kan doen aan de Raad van Ministers, Waar kan deze vergelijking van de minimum-eisen van P:路ol. Verriin Stuart en het KVZ"Verdrag ons nu toe lei den ? tot een verschil in benadevan de problematiek, datgeverloont met het verschil in ba.dat vorig jaar tot de misOEES-onderhandelingen vrijhandelszone met invan EEG) !eidde. Men heeft Franse standpunt zien slaan lehet Volgens Franse er voor een bevrevan een vrijhandelszone eisen worden gesteld meenden. Frankrijk brak af bij monde van een verklaring van Soustelle, die zei niet verder te willen onderhandelen op basis van het concep\. Ik meen, dat deze eisen verder gingen dan de mivan Prof. Verrijn Stuart (die heb ge'interpreteerd) en dat het eisen waren, die men aan ccn douane-unie stell. Men kan als verklaring daarvoor weliicht aannemen, dat Frankrijk onder de indruk van de moeizame inderdaad van mening was, dat een minutieuze regeling van noodzakewas; Frankrijk die vrijniet wilde, omdat het daar zijn overheersende positie aan Engeland zou moeten afstaan dus z'n eisen z6 hoog stelde, dat Engeland daar vast niet standpunt werd later geconcretiseerd in het zojuist zeer summier behandelde KVZ-Verdrag: daar loopt als een rode draad doorheen de "code 01 good conduct", uiting van de overluiging, dat men eventuele moeilijkheden, zowel in het als later in de dan tot vrijhandelszone incidenteel zou moeten oplossen, De vrijhandelszone kent dent, althans niet tussen onze, met hun 01 economieen. De discussie heid der beide de eigenschappen van het bile. ledere zin in hel toog opent weer nieuwe discussiemogelijkheden: iemand een stuk of tien van deze heel! gelezen meent hij zelf ook tot de productie van te kunnen overgaan, Dit voer! echter een sluiert vaak de van de splitsing snel voltrekt. G,
A.
Poslhumus
ECONOMIE IN 16 TEKENINGEN (vier en twintigste aflevering)
HERVERDELING DOOR BELASTING
Keynesiaanse theorie en onderontwikkelde gebieden 1. Het succes van Keynes' Ideeen lag In zijn nleuwe wljze van He! is genoegzaam bekend onder druk van welke oms!andigheden de General Theory is geboren. He! terugvallen van het nalionaal Inkomen op een .leer laag niveau, gepaard met het optreden van een grote werkeloosheid noodde dringend tot verklaring en oplossing. Keynes is daar in principe In geslaagd. Want zonder te beweren, dat hij nu een feilioze en preeies de juiste reeepten nomlsehe pol;tlek heel! wei gezegd worden, rle de basis heelt gelegd voor een Inzieht In het eeonomiseh en voor de toepassing van een min of meer suceesvolle werkgelegenheidspolitiek, zoals die In vele landen gevoerd wordt. Het Keynesianisme heeft hierdoor met stormaehtige snelheid een .leer rijke plaats in de economisehe theorie verworven. In vele opzichten is het gebruik van de Keyneslaanse analyse als vanzelfsprekend geworden. Zo hebben ook nom;sten en politici uit on,dp,cl'lr,tw gebieden er In de Westerse wereld kennis mee gemaakt. Door het constateren van overeenkomst in de verschijnselen nl. laag inkomen en grote werkeloosheid zullen zij genelgd zljn om een economlsche Ie voeren, die gebaseerd is op de siaanse milcroanalyse en die dus bv. gericht is op vergroting van de effectieve vraag. Het feit dat de In deze landen hoog is, waardoor de theorie de multiplier groot het effect dat van verschillende len verwaeht kan worden is, vormt een extra stimulans. Tekorten op de staatsbegroting, geldschepping op grote schaal, vergroting van de staatsschuld, programma's voor open bare werken en. belastinghervormingen, zij wijzen aile in een richting, die doet vermoeden dat een dergelijke politiek in het reeente verleden ook inderdaad gevoerd is. De grOte moeilijkheden op eeonomiseh gebied waar men nog steeds mee kampt wekken eehter niet de indruk dat deze politlek ultkomst heeft geboden. Om in de toekomst zoveel mogelijk te vermijden en de oorzaak van eventuele fouten in het verleden na Ie gaan kan een nader onderzoek van de julslheld van de Keyneslaanse analyse voor onderontwikkelde gebieden misschien een stap in de richting betekenen. Het .lOU te zljn als, door gebrek aan economische kennis, maatregelen van economische po-
8
litiek .louden worden genomen die op de Keynesiaanse theorie gebaseerd ziln, terwill als gevolg van de specifieke omstandigheden in deze landen, deze theorie hler geen, of slechts .leer beperkfe, digheid bezit waardoor de niet of nauwelljks tot het gewenste kunnen bijdragen en misschien zelfs een avereehts effect hebben. Het felt, dat de basis voor de Keynesiaanse theorie gelegd is onder .leer bepaulde omstandigheden en met het op de oplossing van de problemen zich daarbij voordeden leidt er toe, dat men zich behoort al te vragen in hoeverre ze voldoet aan de wetenschappelijke eis van algemene geldigheid. Dit geldt lortiori als het gaat om de toetsing aan het economiseh leven in de onderontwikkelde gebieden, die in zo vele opzichten van de Westerse wereld verschillen en waar de economische problemen zo dringend om oplosslng vragen. Om nu de geldigheid van de Keynesiaanse treorie voor onderontwikkelde gebieden te onderzoeken lijkt he! gesehikt om haar eerst in het kort weer te geven en na Ie gaan, waarop we haar willen toetsen. Vervolgens kan dan aan de hand van de belangrljkste kenmerken der onderontwikkelde gebieden, die in de lilerZltuur worden genoemd, bekeken worden welke daarvan relevant blijken voor de Keynesiaanse analyse en in hoeverre de aanwezighe:d van deze kenmerken haar geldigheid en zo ook de mogelilkheid van een op haar gebaseerde politiek beperken.
a
2. Ik gelool, dat ik de theorie niel Ie vee', geweld aandoe door haar summier als voigt Ie schetsen. De totale werkgelegenheid in een volkshuishouding wordt door de groolie van het natroproduct. Het nationaal product wordt bepaald door de effectieve vraag naar goederen. Ais deze niet voldoende is om het nationaal product geheel af te nemen, dan zal het natronaal product zieh aanpassen en kleiner worden. De effectieve vraag komt tot uiting in de bestedingen welke bestaan urt de consumptieve en de investeringsbestedingen. De consumptieve bestedingen zijn een funetie van het nationaal inkomen en worden bedoor de consumptiequote. Deze is een onafhankelijk variabele en is van dien aard dat de consumptieve besledingen toenemen met het nationaal inkomen, maar in mindere male. Sil een gegeven nationaal inkomen staan, via de consumptiequote, de consumptieve bestedingen vast. De som van de bestedin-
gen hangt dan verder dus slechts af van de investeringsbestedingen, Een evenwichtssituatie vereist dat de effectieve vraag precies groot ;s om het gehele nationaal te nemen. De totale bestedingen moeten dus gelijk zijn aan de waarde van het nationaal product. Aangezien inkomen ontstaat u;t productie ;s het nationaal inkomen gelijk aan de waarde van het nationaal product. De som van de bestedingen moet dus gelijk zijn aan het nationaal inkomen, Anders gezegd, de gen moeten gelijk zijn aan verschil tU5sen het nationaal inkomen en de horende consumptieve verschil bestaa! per definitie uil sparingen. De evenwichtsconditie is investeringen besparlngen, Keynes zullen de invesleringen in de lend ens vertonen om bij de besparingen len achIer Ie blijven, In dil is hel nalionaal inkomen groter dan som van de bestedingen; het nationaal product is dus te groot ten opz;chte van de effectieve vraag en zal zich aanpassen en kleiner worden, waardoor de werkgelegenheid afneeml. Dit zal doorgaan totdat het nationaal inkomen zo klein geworden is, dat het wei gelijk is aan de som van de besledingen, Er is dus een tendens naar evenwicht, die zich echter effectueert via een daling van het nationaal inkomen en dus ook van de werkgelegenheid. Deze laatsle hangt dJilS via hel nalionaal inkomen af van de invesleringen, Evenwlcht bij volJedige werkgelegenheid vereist, zoals blijkt uit het voorgaande, een zeer bepaald niveau van de invesleringen. Nu is er bij gegeven consumpliequote in het economisch leven niet zonder meer een logisch verband te vinden dat kan verklaren dat de investeringen automatlsch op da niveau zullen komen en blijven. Gezien de felten, met name in de dertlger jaren, kan aan het bestaan van een dergelijk verband ook getwijfeld worden. De investeringen hangen nl. waarschijnlijk in belangrijke mate af van de verwachtlngen der investeerders omtrent grootheden als de rentabiliteit en de structuele ontwikkeling. Deze verwachtingen zijn nu blijkbaar van dien aard dat de investeringen meer bij de besparingen achterblijven naarmate het nationaal inkomen hoger is. Dit is o,m. te verklaren uit het bovenvermelde feit dat de consumptiequote afneeml als het nationaal inkomen stijgl. De economische politiek zal daarom gericht moeten zijn op een toeneming van de investeringen, om te voorkomen dat het even wicht tot stand komI op een te laag niveau van werkgelegenheid, De relaties tussen de toeneming van de investeringen en de daaruit voortvloeiende toeneming van de
werkgelegenheid en het nationaal inkomen zijn de zgn. werkgelegenheids-multiplier en inkomensmultiplier, De waarde van de beide multipliers hangt af van die van de consumptiequote en is hoger naarmate de consumptiequote hoger is. Een laag nalionaal inkomen betekenl een hoge consumptiequote en hieruit voigt een hoge multiplier, d.w,z. dat de ef/ectiviteit van een bepaalde toenemlng van de Investeringen in verhoudlng groot is, door de, cumulatleve, werking van de multiplier, Tot zover deze zeer beknople uiteenzetting, die aan veel belangrljke punten, met name op het gebied van de verklaring en de rol van geld en Interest, geen recht doet wedervaren, maar waarin slechts getracht is de essentie te geven. 3, Laten we nu onderzoeken waarop deze Keynesiaanse gedachtengang getoetst moet worden, Het komi mij v~~r, dat de redenering op zichzelf een slu;tend loglsch geheel vorml. Daarom me en ik, dat de waarde ervan beoordeeld dlent Ie worden naar de reallteitswaarde van de er aan ten grondslag liggende onderDaartoe zou het echter noodzijn, dat eerst vastgesteld wordt welke die onderstellingen zijn, Een dergeIljke aanpak moge sommigen weinlg constructief aandoen, Ik ben daar echter niet van overtuigd, Ik moge mij hler terzijde de opmerking veroorloven dat deze methode in het alzeer nuttig Is, omdat een goede onderstellingen kan leiden tot en daardoor tot meer eenin de wetenschap en voorts kan behoeden voor misstappen op het gebied van de economlsche politiek. Het spreekt vanzelf dat we goed voor ogen dlenen te houden, dat zolang we ons op economisch theoretisch terrein bewegen de realiteltswaarde altijd een relatlel beis, Haarkloverij is daarom uit den en een zekere tolerantle moet plaats laten persoonlijke voorkeuren. Vooral nu gebruik van mathematische methoden de economist vaak kan behoeden voor fouten in de redenering zelve, lijk! dit "assumption finding and assumption testing" zoals ik het met een Engelse term ZOLJ Willen uitdrukken, mij van zeer Hoeveel "elkaar verkeerd hlerdoor nlet uit de weg worden 7 Hoeveel meer beg rip zou er by, niet door kunnen worden gekweekt voor de betekenis van het "modellen bouwen"? En trouwens, zljn niet vele of zelfs de meeste vernieuwingen en In de economische theorie. Keynesianisme, aan het criincluslel tisch bezien van de veronderstellingen te danken? Zoals elk theoretisch bouwsel is ook he! Keynesiaanse gegrondvest op een
9
groat aantal veronderstellingen, die lang niet allemaal uitdrukkelijk zl1n gemaakt. Dit is uit overwegingen natuur(ijk te vooral als degeen die er kennis van neemt de zelfde realiteit voor heeft als de ontwerper. AI mogen er over de door Keynes gemaakte veronderstellingen belangrijke meningsverschillen geweest zijn, hem treft tach geen blaam vanwege het feit, dat hi] van de economische structuur van een moderne vVesterse volkshuishouding is uitgegaan. Wanneer de Keynesiaanse analyse echter oak voor onderontwikkelde gebieden toepassing wil vinden, is het noodzakelijk te onderzoeken om welke expliciete en impliciele veronderstellingen het Nu is op zijn minst twijfelachtig of het mogelijk is om aile verondersteliingen op te sporen. Dit zou nl. neerkomen op een en systematische beschrijbeeld waarvan men vermoedt nh"",rn,'C het voor ogen heoft geniet absoluut nodig om te monnikenwerk te verrich ten, als het gaat om een eerste benadering. Eenvoudiger is het met behulp van wat gezond verstand en intu'(tie en vooral van het werk van anderen te traehten door vergelijking van enkele aspecten van onderontwikkelde gebieden met die van een moderne volkshuishoubela ngrijke punten er ult lijkt daarom voorlopig gerechtvaard:gd om van enige, in de Iiteratuur vaak naar voren gebrachte kenmerken der onderontwikkelde gebieden na te of ze passen in het beeld waar de analyse van uitgaat.
4. Uit .de economische literatuur blijkt, dal e veel pogingen zijn ondernomen om de onderontwikkelde gebieden Ie karakteriseren. Veelal komt dit zelfs tot uiting in de term waarmee men deze wil aanduiden. De criteria zijn van zeer aard. Dit is geen wonder; immers niet aileen om econoproblemen. De onderontwikkelde wijken in vele, 0pzichten af van de westerse karakteTistieke wordt dan ook zien in de afwijk:ng van hel \N,'<!,pc<,p traon. Ik zal nu de meest n<>nnpn-,(jp merken de revue laten passeren en trachten vast te stellen welke daarvan een inbreuk betekenen 6p de onderstellingen der Keynesiaanse theorie. Hier voigt de opsomming: arm aan natuurlijke hulpbrontropisch of subtropisch klimaat; bevolkingsaanwas; weinig actieve van donkere, l..nferieure rassen; hygienische iolmanden; wei~ permanente ondervoeding; regime of pas sinds kort¡ daaraan onlworsteld; ccrruptie; politieke in-
I
10
stabiliteit; - versnelde economische ontwikkeling; laag inkomen per hoofd; werkloosheid op grote schaal in de zgn. "vervorm; overwegend ger; nge voorraad productiemethoden op nisch niveau; onontwikkeld betekenis van de geldhuishouding .â&#x20AC;˘ rij en een bonte verscheidenmaar enige ordening in mogelijk, nL door te scheiden de kenmerken betreffende: 1. natuurlijke factoren. 2. bevolking. 3. 50cia Ie toes!anden. 4. politieke constellatie. 5. economische structuur (de streepjes in de voorgaande opsomming de scheiding der groepen aan). m.i. de doelmatigheid van enkele criteria te belwijfelen valt, wil ik aannemen dat elk dezer kenmerken op iets wezenlijks berust en ook van invloed is op het economisch leven. Het is echter wei dUidelijk da! voor de meeste deze invloed slechts van indirecte aard is. Zoals uil de korte schets van de Keynesiaanse analyse blijkt naluurlijke factoren, bevolking, toestanden en politieke conslellalie hierin geen rol. Voor ons doel kunnen we ~ns dus bepalen tot de laatste groep. Met de versnelde economische ontwikkeling raken we een teer punt van de Keynesiaanse theorie. Zij nL in versch'llende opzichten van aard en ook in die zin dal er geen elementen van economische groe; in zijn opgenomen. Haar uitgangspunl, dat een bepaalde grand van werkgelegenheid verbindt met een bepaalde groolte van het nationaal product wordt aangetasl. De evenwichtsvoorwaarde is dan niel meer op dezelfde wijze te formuleren. Om hier aan tegemoet te komen heeh men enerzijds getracht de theorie te anderzijds er op gewezen de portee van het bezwaar minder groot is als men haar als een Iypische short-run theorie wil zien. Het betreft hier ongetwijleld een ernstig bezwaar. het echter evenzeer voor als voor onderontwlkkelde volkshuishoudingen geldt, kan het niel als een belemmering voor de van de Keynesiaanse theor,e in onderontwikkelde gebicden worden aangemerkt. Laag inkomen en werkeloosheid op grote schaal zijn expliciete onderstellingen V2n de Keynesiaanse en staan dus de toepassing daarvan geenszins in de weg. Het feit dat de agcarisch is hoeft Keynesiaanse theorie in principe evenmin , te belemmeren. Hoewel moeilijk, is hel ook voorstelbaar dat een Keynesiaanse analyse juist is in
il 1
J
een' volkshuishouding met een geringe voorraad kapitaalgoederen gepaard met een laag technisch niveau. Tenslotte blijven over de laatste twee kenmerken. Bovendien is hierboven even het feit verwaarloosd, dat de werkeloosheld in die bijzondere vorm voorkomt, die haar als "verborgen" bestempeid doet worden. Het is, hoewel aantrekkelijk, m'sschien wat te bout om te beweren dat deze diie kenrrerken het gevolg zijn van een zelfde oorzaak, want de richting van de causale relaties in deze materie is moeili]k vast te stellen, maar in ieder geval kan worden, dat ze aile drie nauw met een zelfde verschijnsel, dat fundamenteel van aard is, te weten: het ontbreken van een ver doorgevoerde maatschappeli]ke arbeidsverdeling. Dit nu acht ik een uitermale belangrijk punt en naar ik meen is er in de economische literatuur over de onderontwikkelde gebieden weinig op gewezen. Het betreft een van de economische orde. In immers, gaat men bij het van economische vraagstukken uit van een economische orde met een ver doorgevoerde maatschappelijke arbeidsverdeli ng. Beschouwen we de verborgen werkeloosheid nader, dan leidt dit lot de conclusie dat ze zich slechts kan voordoen in een zander ver doorge~ voerde arbeidsverdeling. Hier toch beslissingsbevoegdheid omtren! het dl dan n路el aanwenden van iemands arbeid bi] hem zelf. De moom die arbeid aan te wenden hier bepaald door een beslisverband, van een ander, weer neeml op grond
van onafhankelijke beslisingen van derden, maar door de beperkte hoeveelheden der andere productiefactoren. Geheel zonder werk is men in dit geval nooit. ledereen zal kunnen werken maar misschien weinig. Fluctuaties in de werkgelegenheid komen dan niet tot uiting in het soms wei en soms n'et werk hebben van bepaalde groepen, maar 'n meer of minder werk voor een ieder. Dit duidt wei op een heel andere gang van zaken dan bij Keynes' wordt verondersteld. anders :s het met het ononlwikkeide marktwezen en de geringe betevan de Beide wi]zen op een grote mate van economische van de gezinshuisdeze is niel denkbaar bij maatschappelijke De scherpe scheiding en investeringsbesteheef! gemaakt heeft zin als de beslissingsbevoegdheden de beide so or-ten bestedingen in hetzelfoe zijn geconcentreerd. Ais de niet op elkaar zal dit in het beslissingshet gezi n of het gezi nsveroorzaken en deze niet voordoen in het maar in het sociologische vlak. Formeel blijft misschien nog wei juisl, reele betekenis en grondslag vormen nO",lrnatln,e economische politiek. van uitspraak kan in worden nagegaan en ui!gewerk! voor bijzondere situaties, maar ik geloof, da! he! bovenstaande een voldoende basis vcrschaft voor deze bewering. Y. B. de Wit
Schee pvaartpo [Hie k In aile landen waar men geregeld binnenlands vervoer kent zal men regelingen treffen die de mededinging in te omdat een vrije markt bij het veNoer leidt tot chronisch prijsDe oorzaak hiervan ligt vooral in het ontbreken van variabele kosten, zolang de dlenst moet plaatsvinden ongeacht de mate waarin er van die dienst gebruik wordt gemaakt. Het zeeverkeer heelt geen overheid die bindende kan voorschrijven. DaarIijnrederijen al sinds honoplossing ondernemersen trachten de concurrentie te verminderen door: 1. naar buivan toetreding tot de productiebeperking
(regeling van de afvaarten en prijsafspraken). T och geeft het conference-we zen niet voldoende waarborg en zoekt men 'j nu in de "pools": er is zelfs geen "hoeveelheidsconcurrentie" meer en de wins! wordt gedeeld. Dil is dus lijke scheepvaartpolitiek. De publiekrechtelijke tiek vindt men terug in !leke verdragen. Is het echter juist de te behandelen los van de handel in ren en diensten 7 De bepalingen dekken het vervoer dikwijls nie! en' geven tot de Z.g. vlagdiscriminatie, die op ver路 schillende manieren voorkomt: belemmering van de vrije vaart (grotendeels veri eden
11
bij in- en uitvoer op overheidsvoorschrilt, vervoer op schepen van het eigen land; lagere invoerrechten bij vervoer op schepen van het eigen land; geen deviezen beschikbaar voor vervoer op vreemde schepen; waar de staal zelf als im- of expor!eur optreedt.
Pogingen hiertoe vindt men in de liberalisatiecoden van de O.E.E.C. en in de I.M.C.O. (U.N. Agency). Dit was een "korte schets van de inleiling van de heer L. M. van Dusseldorp op de jongste bijeenkomst van de studiekri ng voor scheepvaa rt en scheepsbouw. De inleider had van he! onderwerp een diepgaande studie gemaakt. Hierdoor stond ook de discussie na afloop op hoog peil, waarin o.m. de marktconst~lIatie van theoretisch oogpunt uit gezien ter sprake kwam. Voordat men echter de marktvorlTh. onderzoeken kan, moet men een criterium vinden voor het product. Voor het vraagstuk van de concurrentie zag de inleider vooralsnog geen oplossing.
De bedoeling is te komen tot internationale verdragen, waarbij niet aileen de scheepvaart, maar ook de vervoersprestatie onderwerp van het verdrag wordt. Ais ideaal wordt een toestand gezien: zonder staatshandel; zonder deviezenbeperking t.a.v. vervoer; met vrije keuze van vervoerder.
De
Wolf En
Een bedrijfsstatistisch sprookje
Er was eens een heer die zeven zoontjes had. Die zoontjes werden "de zeven heertjes" genoemd. Er was ook eens een wolf en die had erg vee I honger. T emporaal vielen beide verschijnselen samen. Op een goede dag ging de heer naar de stad (20.000- 50.000 inw.) om een bepaald samenstel van goederen (= goederenpakket) te kopen. Voordal hij he! huis verliet waarschuwde hij z'n zoontjes voor de hongerige wolf en vertelde hen dat ze iedere bezoeker de poot door de brievenbus moesten laten steken om z'n standaarddeviatie te bepalen. Ais ze die standaarddeviatie zouden uitzetten op een gewoon rechthoekig assenstelsel zou het makkelijk te zien zijn of de bezoeker de WCJIf was. Nadat de heer vertrokken was ~.peelden de heertjes een tijdje met statistlsche materialen, die hun vader de vorige dag van het C.B.s. had meegebracht om Ie schilten. T oen werd er op de deur geklopt. Gedachtig de raad van hun vader lieten ze de bezoeker, die zei dat hij aan een budget-onderzoek meewerkte, de poot door de brievenbus steken. Er or,tstond een grote verwarring toen bleek dat er in het hele land geen rechthoekig assenstelsel te vi nden was. De vriendelijke bezoeker bood de heertjes gelukkig ech(er een assenstelsel aan, iets, dat ze dankbaar aannamen. Jammer genoeg merkten ze niet dat het een logaritmisch assenstelsel was en toen ze de deur openden, kwam de wolf naar binnen!! Tevergeefs probeerden de heertjes zich nog te verstoppen, de wolf yond ze allemaal en at ze op. Allemaal, dat wil zeggen aile heertje:;,
12
D. van der Werf
De
Zeven Heertjes beha Ive een heertje I) dat een tUdje tevoren in de klok gekropen was om een grafiekje Ie maken van he! verschil per uur tussen de toevallige en de normale afwijking van de wijzers ... Toen de heer even later thuis kwam met het pakke.t onder zijn arm yond hij het laatste heertje bezig met het uitwerken van zijn grafiekje. Eerst merkte hij niet wat er gebeurd was, maar toen hij het goederenpakket uitpakte kon hij uit de grootte ervan onmiddellijk opmaken dat zijn gezin uit 8 person en bestond en ging hij zoeken. Hij begreep al gauw dat dit alles het werk van de wolf moest zijn, want die had hij voldaan in de voorluln zien liggen slapen. Hij belde dus een meneer Beitelkamp op die de naam had alles wat dicht was te kunnen openmaken. Samen maakten ze de buik van de wolf open en de 6 vermiste heerljes sprongen er blij uit met een boel. interessante gegevens van de darmen. Toen werden er 100.000 exemplaren van het sadistisch zakboek 1951 in z'n buik gestopt en hij werd op een prijsschommel gezet. Omdat gelijk met de heertjes z'n spreidingsmaatslaf verloren was gegaan, viel hij van de schommel al in een negatieve spits van een bevolkingsstatistiek en er werd nooit meer iets van hem gehoord. De heer en z'n zoontjes vierden zo'n groot leest dat he! prijsindexcijfer van het levensonderhoud die dag met 10 punten steeg ... Moraal: Neem nooit assenstelsels van vreemde heren aan, of, een budgetonderzoek dekt vele ladingen. pcm
I) Het z.g. goede heertje.
bij in- en uitvoer op overheidsvoorschrilt, vervoer op schepen van het eigen land; lagere invoerrechten bij vervoer op schepen van het eigen land; geen deviezen beschikbaar voor vervoer op vreemde schepen; waar de staal zelf als im- of expor!eur optreedt.
Pogingen hiertoe vindt men in de liberalisatiecoden van de O.E.E.C. en in de I.M.C.O. (U.N. Agency). Dit was een "korte schets van de inleiling van de heer L. M. van Dusseldorp op de jongste bijeenkomst van de studiekri ng voor scheepvaa rt en scheepsbouw. De inleider had van he! onderwerp een diepgaande studie gemaakt. Hierdoor stond ook de discussie na afloop op hoog peil, waarin o.m. de marktconst~lIatie van theoretisch oogpunt uit gezien ter sprake kwam. Voordat men echter de marktvorlTh. onderzoeken kan, moet men een criterium vinden voor het product. Voor het vraagstuk van de concurrentie zag de inleider vooralsnog geen oplossing.
De bedoeling is te komen tot internationale verdragen, waarbij niet aileen de scheepvaart, maar ook de vervoersprestatie onderwerp van het verdrag wordt. Ais ideaal wordt een toestand gezien: zonder staatshandel; zonder deviezenbeperking t.a.v. vervoer; met vrije keuze van vervoerder.
De
Wolf En
Een bedrijfsstatistisch sprookje
Er was eens een heer die zeven zoontjes had. Die zoontjes werden "de zeven heertjes" genoemd. Er was ook eens een wolf en die had erg vee I honger. T emporaal vielen beide verschijnselen samen. Op een goede dag ging de heer naar de stad (20.000- 50.000 inw.) om een bepaald samenstel van goederen (= goederenpakket) te kopen. Voordal hij he! huis verliet waarschuwde hij z'n zoontjes voor de hongerige wolf en vertelde hen dat ze iedere bezoeker de poot door de brievenbus moesten laten steken om z'n standaarddeviatie te bepalen. Ais ze die standaarddeviatie zouden uitzetten op een gewoon rechthoekig assenstelsel zou het makkelijk te zien zijn of de bezoeker de WCJIf was. Nadat de heer vertrokken was ~.peelden de heertjes een tijdje met statistlsche materialen, die hun vader de vorige dag van het C.B.s. had meegebracht om Ie schilten. T oen werd er op de deur geklopt. Gedachtig de raad van hun vader lieten ze de bezoeker, die zei dat hij aan een budget-onderzoek meewerkte, de poot door de brievenbus steken. Er or,tstond een grote verwarring toen bleek dat er in het hele land geen rechthoekig assenstelsel te vi nden was. De vriendelijke bezoeker bood de heertjes gelukkig ech(er een assenstelsel aan, iets, dat ze dankbaar aannamen. Jammer genoeg merkten ze niet dat het een logaritmisch assenstelsel was en toen ze de deur openden, kwam de wolf naar binnen!! Tevergeefs probeerden de heertjes zich nog te verstoppen, de wolf yond ze allemaal en at ze op. Allemaal, dat wil zeggen aile heertje:;,
12
D. van der Werf
De
Zeven Heertjes beha Ive een heertje I) dat een tUdje tevoren in de klok gekropen was om een grafiekje Ie maken van he! verschil per uur tussen de toevallige en de normale afwijking van de wijzers ... Toen de heer even later thuis kwam met het pakke.t onder zijn arm yond hij het laatste heertje bezig met het uitwerken van zijn grafiekje. Eerst merkte hij niet wat er gebeurd was, maar toen hij het goederenpakket uitpakte kon hij uit de grootte ervan onmiddellijk opmaken dat zijn gezin uit 8 person en bestond en ging hij zoeken. Hij begreep al gauw dat dit alles het werk van de wolf moest zijn, want die had hij voldaan in de voorluln zien liggen slapen. Hij belde dus een meneer Beitelkamp op die de naam had alles wat dicht was te kunnen openmaken. Samen maakten ze de buik van de wolf open en de 6 vermiste heerljes sprongen er blij uit met een boel. interessante gegevens van de darmen. Toen werden er 100.000 exemplaren van het sadistisch zakboek 1951 in z'n buik gestopt en hij werd op een prijsschommel gezet. Omdat gelijk met de heertjes z'n spreidingsmaatslaf verloren was gegaan, viel hij van de schommel al in een negatieve spits van een bevolkingsstatistiek en er werd nooit meer iets van hem gehoord. De heer en z'n zoontjes vierden zo'n groot leest dat he! prijsindexcijfer van het levensonderhoud die dag met 10 punten steeg ... Moraal: Neem nooit assenstelsels van vreemde heren aan, of, een budgetonderzoek dekt vele ladingen. pcm
I) Het z.g. goede heertje.
Facts and Figures ahout Surinam Het is jammer dat Suriname bij de meerderheid van ons Nedernog maar zo betrekkelijk welnig de bekendheid en de belangsteiling geniet, die het ongetwijfeld toekomt. Goed, we hebben allemaal op de lagere school dat het bestaat, dat het een stu kja IS, dat nauw is verbonden met Nederland. Vroeger hebben velen, ook nog van onze generatie, zelfs geleerd dat Suriname Nederlands "bezlt" is. Gelukkig heelt een dergelijke uitdrukking, afkomstig uit het oude kolon'ale vocabulaire, nu evenzeer afgedaan als de koloniale instelling zelf. Het nieuwe Statuut heeft de verhouding tussen Suriname, de Nederlandse Antillen en Nederland duiop nieuwe leest geschoeld. De nieuwe verhouding heef! echter niet geleid tot een sterke toeneming in de belangstelling voor Suriname In Nederland. Deze (w,~ri(]er.s nooit overmatig geweest. Nendie, zo kunnen we Indonesie in dil verband zeker noemen, heeft allijd vee! meer de aandacht gekregen. Dat de interesse van ons kruidenier-vaderland In de eerste plaals uitging naar de kruidenberustte ongetwijfeld op goede economische overwegingen. Vooral na de afschaffing van de slavernij, die grosse modo samenviel, ten eerste met de commerciele ontsluiting op grote schaal van Azle door de opening van het Suez-kanaal, ten tweede met nieuwe kansen die het bedrijfsleven geboden werden door een gewijzigde politiek in Nederlands路lndie, blee! het commerciele Suriname ver achter bij dat van . De omstandigheden zijn heden ten echter in velerlei opzlcht drasllsch In vergelijking met het laatste kwart vorlge eeuw. Het zou voor de hand liggen dat de Nederlandse Interessesfeer zlch in belangrijke mate mar Suriname had verschoven en dat dit investerlngsactlvltelt tot uiting nlet aileen zljn andere moweggevallen, maar ook zijn die Suriname bledt veel gunVroeger scheen het belang van Suriname geheel te Ilggen In de plantage-cultures, nu echter valt de nadruk meer op mljnbouw, bosbouw, energie-opwekking door waterkracht en de hlermede geschapen mogelijkheden van industriele ontwikkeling. Helaas echter Iljken de belangen die op dlt moment in Ilggen in Nederland nog niet ontdekt Ie zijn. Waar dil aan? Is de Nederlandse tegenwoordig zoek, toch niet zo aanmen nog spijtig aan Indie zonder de nieuwe politieke
situaties en economische van Suriname te kennen. Vermoedelijk is dit laatste het geval, want gebrek aan ondernemingsgeest valt in Nederland in het algemeen toch zeker niet te constateren. Dat de perspectieven niel veelbelovend zijn is evenmin aannemelijk, ais men bedenkt dat de Ameridie toch doorgaan voor uitgekookte veel In Suriname investeren. Gebrek aan kennis van de nieuwe politieke situa!ie en van de economische momoet dus de verklaring zijn voor de betrekkelijk geringe interesse. Wat het eerste betreft, Suriname blijkl Nederland nog steeds, en men ki'ln haas! steeds weer, in aile 0pzlchten gezind te zijn. De gehechtheid van aan het Oranje路huis als symboo I voor Nederland is alom bekend. De Surinaamse regering geeft er bij voortblijk van gesteld te zijn op de bevan Nederlandse ondernemers. het tweede, gebrek aan kennis van de mogelijkheden die Suriname biedt, daar kan jets aan gedaan worden: voorlichting. Deze wordt gaarne gegeven. Onlangs kregen wij van oud-Rostraredacteur, Dr. P. A M. van Philips, die tegenminister van economische zaken van 's, een boekje toegestuurd waarvan de titel; "Facts and Figures about Surinam" voar zichzelf spreek!. He! slechts een zeer globaal overzicht en dat is ook voldoende, want het doe I is slechts: " '. to point out a few of the for foreign investment". Wie van dit boekje meer wil weten bij de Rijksvoorlichtingsdienst Suriname en ik geloof dat men er zeker van kan zijn, daar aile gewenste informalie en medewerking te ontvangen. De meest interessante paragraafje~ van het wei die, welke handelen over het Brokopondoproject (met de landbouw, de arbeids路 verhoudingen en de belastingen. Het cre路 dietwezen, de handelsbewegingen etc. hadden misschien nog Lets beter behandeld kunnen worden. Een korte aanduiding van de ontwikkeling van de wisselkoersen, de renletarieven, de handelsbalans, hel nationale inkomen en de conom een greep te zou misschien op zijn plaats geweest zljn, terwi]1 enkele gegevens zoals de gecombineerde balans van de vier handelsbanken en de tabel van de geldhoeveelheid achterwege hadden kunnen blijven. Bij elkaar genomen toont het, ook uiterlijk boekje door nuchtere and de economische mogelijkheden en die lijken groot. Het is daardoor slimulerend, het prikkelt
13
de fantasie en wekt de lust op am de hand aan de te slaan; am b.v. maar direct een of confedie-atelier Ie beginnen, terwijl tach de twijfel of het niet lucratiever is am de United Company in een concurrentieslrijd dan maakt Bruynzeel wei sinaasappelkist]es, dan zal je eens wat zien, dan worden de bananen
op de Albert liin goedkoop, dan ... r Maar dan., is geboden! Misschien zal het over een jaar, als, volgens de bedoeling van wet op het hoger onderwijS, het huidige lezerspubliek van Rostra klaar is voor ondernemersfundies, nog net niet te laat zijn.
Y. B"
de Wit
Diederich maak! een schoolreisje *) Heel vroeg we weg, de bovenmeester ging mee. Om 10,00 uur waren we bij Sphinx, dat was arbeidsinlensief en erg leuk. Toen gingen we eten en er was een soort hofnar, meneer Visser en die was grappig; hij gaf de bovenmeester een 'fles wi]n om z'n hals aan een rood lint en de concierge oak, we hebben veel gelaggen en we mochten tot 12 uur opblijven, De \";:)Igende dag was niet zo leuk, er was een man die frans nou en dat verslonden we naluurlijk dat was wei jammer, Toen heb ik ook maar niet meer in de fabriek .gekeken, maar hij was wei heel groat. Gelukkig bracht toen een flesje belgische limonade aangename verpozing. Na het eten gingen we naar een andere fabriek en die was vuil, en een gestamp en lawaai en het is ook vermeldi ngswaardig dat de franse gids door de mand viel met een vlaams woord; de zette hem loen schaakmat. En toen we vrij, Donderdagochtend maakten we een rondrit door het schilderachtige ZUid-limbu rgsche landschap naar kasteel Hoensbroek. Daar een meneer een op hoog
peil staande inleiding, daar zal ik verder maar niet over want de bovenmeester heeft dat hij dat zelf maar eens op moet en dan kunnen aile mensen die het graag willen weten het lezen, En toen gingen we naar de mein Emma, met de helm op. Die was schoon en ook ordelijk en er waren jongens die er iets leerde:'1. Het was er lang niet zo vies als hi] al die machines en dat lawaai, NOll, en met dit bezoek ons heerlijke Rest onze bewondering voor bovenmeester en en ailemaal die de voor ons leerzame excursie georganiJammer dat de concierge nooit meer mee gaat, want hi] gaal naar een andere school. Lest besl: gelukkig is het heel erg belangrijke contakt tussen de jongens en de en de meesters en de bovenmeesde concierge) dan tach eindelijk "tot sland gekomen", Dal mag geslaagd heten!!! P. Croon
*)
Diederick zit in de tweede!
De redact;e van Rostra Economica路 zoekt voor haar archief een of meer exemplaren van uitgave no, zeven, Mocht een der lezers zi]n nummer aan d~ redaclie af willen staan, dan zou zi] dat zeer op prijs stellen,
14
Repertorium J.
E. Andriessen e.a. Repertorium
van de Sociale Wetenschappen. Economie. Prof. Dr. vier,
Onder
J
redactie
Amsterdam-Brussel
415 biz.
f
van
E. Andriessen. Else1959.
19.50.
Men kan zich alvragen welke. plaats dit repertorium temidden van de lange reeks bestaa nde ha nd- en tekstboeken der economie inneemt. Na een aandachtige beschouwing van de inhoudsopgave is het al meteen duidelijk, dat het niet op een lijn gesteld kan worden met de (voornamelijk) Engelse en Amerikaanse werken van soortgelijke strekking. Enerzijds omdat het repertorium een groter gebied bestrijkt en anderzijds omdat het ook niet meer pretendeert te zijn dan een repertorium, d.w.z. een beknopt overzicht van de voornaamste punten. Wat dit laatste betreft make men zich geen zorgen over een al te elementaire opzet. Een candidandus kan er nog zeer veel uit leren en een candidaat verkrijgt erdoor een uitstekend overzicht van wat hij eigenlijk had moeten weten. Bovendien beoogt de publicatie de ontwikkelde leken (een volksgroep, die tegenwoordig nog niet zo slecht bedacht wordt in de economische literatuur) te dienen, opdat verhoed worde, dat, zoals Boulding het uitdrukte de theoretische economie tot het exclusteve jachtterrein wordt van een groepje mompelende heremieten, wier taal door niemand meer wordt verstaan. Het repertorium geeft een integraal overzicht van de algemene leer van de economie en van de economische politiek; bedrijlseconomische vraagstukken, landbouw-economie, economische aardrijkskunde en economische .geschiedenis vallen buiten het bestek. Kritiek op de materiele inhoud kan men m.i. moeilijk hebben, tenzij men het als een bezwaar wil zien, dat niet 01 nauwelijks verantwoording is gegeven van de gebruikte terminologie. Men zou hoogstens kunnen twisten over de plaatsruimte die aan de verschillende onderwerpen is'toegekend. Naar mijn smaak had iets uitvoeriger aandacht kunnen worden besteed aan de dogmengeschiedenis, hoewei hierbij vermeld moet worden, dat bij de bespreking van de speciale onderwerpen voortdurend de historische ontwikkeling van theorie en practijk mede in beschouwi ng wordt genomen. In het kort is de inhoudsopgave als voigt: na een inleiding over de aard van
de economische problematiek en het werkterrein van de economie wordt in hooldstuk twee de prijs- en inkomensvorming besproken. Kringloop- en conjunctuurtheorieen vormen het onderwerp voor het derde hooldstuk, terwijl de rol van het geld in het economisch leven in het vierde en de economische orde en economische politiek in het vijlde hooldstuk ondergebracht zijn. Bijzonder toe te jUic.hen is het, dat het gehele laatste hooldstuk is gewijd aan vraagstukken van de internationale economische betrekkingen. Het is de grote verdienste van de redacteur (die, in aantallen pagina's uitgedrukt tevens veruit de belangrijkste bijdrage leverde), dat hij de uiteenlopende onderwerpen, die door verschillende specialisten werden behandeld, tot een voor de lezer begrijpelijk geheel heeft weten te componeren. Hoewel hierdoor de grenzen van een repertorium-sec misschien enigszins worden overschreden, en men soms inderdaad geneigd is te denken met een officieel handboek te doen te hebben, zijn het toch deze logische opbouw en ook de didactische stijl, die het werk ver boven een wat uitgebreide vak-encyclopedie verheffen. Niet aile hooldstukken zijn even diepgaand, maar over het algemeen ligt het niveau van de behandeling aanzienlijk boven dat van de elementaire leerboeken. Het leit, dat voortdurend bij de daarvoor in aanmerking komende onderwerpen naast de theorie ook practische beschouwi ngen worden gegeven (b. v. over het kartelvraagstuk in Nederland; de loonvorming in Nederland; de samenstelling en verdeling van het Nederlandse nationale inkomen; enkele punten van de economische problematiek der onderontwikkelde gebieden; vraagstukken rond de E.G.K.S., de E.E.G. en de Vrijhandelszone etc.) geeft het werk een bijzondere aantrekkelijkheid en grote actualiteit. Een suggestie voor een eventuele herdruk zou het volgende kunnen zijn. Velen zullen eerder geneigd zijn zich dit boek aan te schaffen als een "naslagwerk" dan als een leerboek. Ik had daarom graag een veel uitvoeriger zakenregister gezien Of':", beter aan deze behoelte te kunnen voldoen. Wei bevredigend zijn de literatuurverwijzingen aan het slot van ieder hooldstuk. Beoordeelt men dit boek naar de in het voorwoord uiteengezette bedoelingen, dan gelool ik, dat de opzet .uitstekend geslaagd is te noemen. Voor luie studenten is eel' (te) goed repertorium echter slecht. P. Bottelier
15
LUST MET GESLAAGDEN over de periode25-9-'59 tot 1-12-'59 DOCTORAALEXAMEN
CANDIDAATSEXAMEN 1693 1694 1695 1696 1697 1698 1699 1700 1701 1702 1703 1704 1705 1706 1707
16-10-'59 .. .. 27-10-'59
Th. L. M. van Philips J. Laa n Sj. Barkmeijer S. Thuis C. H. J. K.Boot J. F. L. C. van Emmerik .. G. H. Nikkels 3-11-'59 A Buchel H. Th . Koppen .. J. Th . Si nten ie 20-11-'59 R. J. Casimir .. J. Renes 30-11-'59 G. M. Kersten J. C. M. van Noart R. H. Bunge
988 989 990 991 992 993 994 995 996 997
25- 9-'59 5-10-'59 15-10-'59 28-10-'59 .. 7-11-'59 .. 18-11-'59 19-11-'59 26-11-'59
P. von Reth C. J. Ruitenberg R. B . Lenterman A P. de Han A Szasz J. J. G.-de Winter D. Dolman J. J. Herks A J. Eiff F. Br(jhl
ACCOUNT ANTSEXAMEN 26-11-'59 H. H. J. Nordemann
COLLEGEBLOEMPJES AN INTERNATIONAL ECONOMY: De Nederlarider is de. allergemeenste kruising van Romaans, Germaans, Keltisch, enz. (college: Arb. Voorw.) PRESTIGE: Er ligt niets vast zolang het nog varieert (werkcollege: Voortg. Stat.) DENKELASTICITEIT: ... los van de formules gaan staan en logisch gaan denken . (werkcollege: V oortg. Stat.) R L
+I
_
R L _ ~. R L
+~=
0:
Nu vind ik de zaak zelf wel moeilijk worden (college: Macro.Ec.) MONOGENE W AAR: Iemand heeft eens gezegd: Ik wil niet dat dit een collegebloempje wordt (college: Oost. Ec.) THE COMING MAN: lnterruptie college voortgezet boekhouden: H. komt binnen. Docent: Neen meneer,路 nu is het genoeg. H.: Pardon meneer, mijn naam is Heertje. Docent: Oh! H ...... . H. af . . /WETS路SPOTH: Wat geeft de bedrijfseconomie nou? Niets! . (we'r kcollege Bedr. Ec.) SOEPELE METHODE: ' Dan zult u in 9 van de 10 gevallen, mis~chien wel in 90 van de 100. (college Voortg. Stat.)
16
P. VELTH UYS Cz. econ. drs.
Repeteert Candidaa tsexamen : Sociale en Bedrijfseconomie Doctoraalexamen: Bedrijfseconomie Marnixstraat 290 - Kamer 309 - Amsterdam-W. Spreekuur: Woensdag 3 tot 4 uur. Tel. Zaandam (K 2980) 63315. s'avonds en weekend.
Regelmatige passagiersdienst tussen ROTTERDAM, LE HAVRE, SOUTHAMPTON, COSH (Ierland) en NEW YORK met geregelde afvaarten naar CANADA
~~~ "It's good to be on _ well-run ship"
w. GRADER Econ. Drs repeteert
Doctoraal examen: Sociale en Bedrijfseconomie
ROERSTRAAT 102 hs' TELEFOON 717915
K. DE POUS ECON. DRS
repeteert voor CANDIDAATS- EN DOCTORAAL-EXAMEN de onderdelen SOCIALE ECONOMIE EN BEDRIJFSECONOMIE Nieuw adres : DIEPENBROCKSTRAAT 18 Telefoon ongewijzigd : 71.55.88