路 ROSTRA 100, juni/juli 1989
Vij{ politieke partyen en hun financiele specialisten Kloosterman en Verbon over beleid onder Lubbers Prestatiebeloning by DO W
Hoe harltinoet •• een manager zlJn voor een wasverzachter?
In de Marketing/Sales bij Unilever. Een wasverzachter. Door Unilever-werkmaatsehappijen wereldwijd op de markt gebraeht onder merknamen als Huggie, Snuggle, Robijn of Cajoline. Een produkt dat door miljoenen gezinnen over de gehele wereld wordt gekocht. En dus een business-operatie van betekenis. Maar voora! ook een marketing-operatie van niveau.
werkrnaatschapppijen van Unilever in zo'n 75 landen op de markt brengen. Met voedingsmiddelen zoals diepvriesprodukten, margarine, ijs, thee en soepen. Met wasmiddelen, toiletartikelen en speciale chemische produkten. Stuk voor stuk beroemde merken, vaak de marktleiders. Elk met marketing-operaties van hoog niveau.
Marketing op hoog niveau Voortdurend moeten marketeers zich de vraag stellen hoe de concurrentie voor te blijven. Haarfijn de specifieke voorkeuren van de consument achterhalen. De juiste positionering kiezen en de beste reclame ontwikkelen. Het prijsbeleid bepalen. En omzetdoelstellingen vaststellen.
Unilever biedt u een managementcarrU~re [n een managementcarriere bij Unilever gaat het om meer dan een baan. Oat proeft u al uit de informatie die u als student opdoet over Unilever. U merkt het ook in de directe contacten met academici die hun loopbaan bij Uni/ever al zijn gestart. En u zult het zeker weten als u zelf een van die academici bent die in enkele jaren worden geconfronteerd met wisselende functies in versdJ iUende werkmaatschappijen en in meerdere landen. Ugroeit door trai ni ng on-the-job en door ill terne opleidingen. En u werkt samen met andere managers van hoog ni\eau uit disciplines als financien & economie en techniek. Managers die dezelfde zware selectieprocedure hebben doorlop en als uzelf.
De marketeer a1s beslisser Voor de operaties en oplossingen waar het hjer om gaat, zijn de marketeers in de verschillende landen zelf verantwoordelijk. Zoals trouwens overa! in de sterk gedecentra!iseerde Unilever-organisatie, waar het merendeel van de beslissingen op werkrnaatschappijniveau door de managers zelf wordt genomen. Managers die, elk op hun eigen gebied, als generalist en voor hun taak berekend zijn. Die dus stevig in hun schoenen moeten staan.
Vele produkten wereldwijd Een wasverzachter is natuurlijk maar een voorbeeld uit de talloze topprodukten die de 500
Wal is uw meerwaarde voor Unilever?
Unilever verwaeht beslist meer van u dan een voltooide studie. Unilever stelt hoge eisen aan uw persooruijkheid. Aan uw analytische scherpte en dynamiek. Aan uw ondernemingszin. Aan UII' leidinggevende en communicatieve kwaliteiten. Eigenschappen die moeten zijn af te lezen uit de
activiteiten die u naast uw (natuurlijk met goede resuhaten afgesloten) universitaire studie hebt ontplooid. Wanneer komi u in aarunerking? Voor een startpositie in marketing/sales bij Unilever komen studenten in aanmerking die nie! ouder zijn dan 28 jaar, met een vohooide universitaire studie in economie of bedrijfskunde, maar ook academici uit andere rich tingen, mits duidelijk gemotiveerd voor dit dynamische vaJk en met het speciale profiel dat wij eerder hebben geschetst. Het zal u niet verbazen dat wij een strenge selectieprocedure hanteren.Tenslotte gaat het om onze toekomst ige (top) managers. Open soUicilatie
lInilever lOekt continu naar aankomende manag rs van hoog niveau. Beantwoordt u aan ons profie/1 Stuur dan een brief met uw curriculum vitae aan de heer F.C.]. Kempen, A1gemene Personeelszaken Nederland, sectie Management Development, Nederlandse Unilever Bedrijven B.Y., Museumpark 1,3015 CB Rotterdam. Na een eerste beoordeling op papier berichten wij u dan snel of wij u uitnodigen voor onze selectieprocedure. Ukunt ook vooraf telefonisch onze brochure "Perspectieven voor Academici bij Unilever" opvragen: 010 - 464 42 32.
Unilever
Een we reId van mogelijkheden
Redactioneel De 1)~rkiezingskoorts is de afgelopen maanden snel opgelopen in Den Haag. De stand v~m de politieke barometer op het binnenhof wordt voornamelijk bepaald door de vraag wie met wie gaat regeren. De media berichten dagelijks over onderlinge Ufjdesbetuigjngen en oorlogsverklaringen van potentie!e regeringspartijen. De verpersoonlijking van Neerlands politiek rukt steeds verder 0p. De vraag of Lubbers of Kok het volgende opperhoofd gaat worden, lijkt soms belangrijker dan de beleidsvoorstellen die gedaan worden. Rostra heeft te midden van dit politiek strijdgewoel de kern van de sociaal-economische problemen in het oog te houden. In dit nummer vindr u interviews waarin de vier grote partijen en Groen Links hierover aan de tand gevoeld worden. •
ROSTRA
Inhoud
ECON OM ICA
4 Blad van de Faculteit der Economuche Welenscbappen en Econometm aan de Universiteil van Amsterdam
nummer 160, jum/juii 1989
6
Redectie
Marjory RMirr8a
IqUD K/lOIIlm<S Sujll I'll" lin Krogl Raoul Lming Pi~/~r vall tier M~ht . L NC Mom Carill~ """ 001/~"
10
tin" Vem .
}lJS~r
Wtsullllg JOM W(I.millg
13 16
Verlaging lastendruk en loonmatiging hoekstenen van VVD programma Raoul Leering, Pieter van der Meche
20
Adre~ijzigingen
23
StudentenadmiDistratie. JodenbreestTa~1 23 1011 NH Amsterdam
"We hebben ons verkeken op de macht van de overheid" Raoul Leering, Luc Moers
Redactie Rostra Economica, Kamer 2386 Jodenbreemaat 23, 1011 NH Anu~erdam . Telefoon; (020) 525 2497 Ingezonden bnevm. artikelen en studierappomges kunnen worden ingekort.
.
Melkert: "De keuzes die we maken moeten realistisch zijn" Marjory Haringa, Raoul Leering
MlJartm SChN /P IIdIl
Twee kabinetten Lubbers: is er omgebogen m de overheidsfinancien? Dr. H.A.A. Verbon
T","&It~ls los d~ &us
Mark
Een tweeslachtig beeld Dr. R.C. Kloosterman
Parlement niet toegerust voor huidige taken Jacco Knotnerus, Jasper Wesse/ing
Groen Links: principes belangrijker dan een consistent programma? Jacco Knotnerus, Stijn van der Krogt
Foto voorpagina Rnrr Sioo/w;,g
26
Oplage 9x per jaar in
teD
Advertanlies Tuieven up aanvraag verkrligbaar. Opdrachten schriftelijk t.a.v. ·de redaClie.
Advertentiesin dit nummer van C~opm & L ybra;,J ,J(PMG Klynr'fld
Overheidsschuld, een last voor onze kinderen? Louis Kuys
oplage van 4400 ex .
29
Het eerste econometrische model en de economische politiek Hugo A. Keuzenkamp
32
Prestatiebeloning bij DOW Teun Bakels, Mark van der Veen
Priu WlI((r/lll"Sf
VB a(OulllOI/IS .
Zet" en drukwerle.
34
.
IsSN 0166 • 1485 .
Een week met: Prof Dr. Lambooy
Kaal Bo.k. (020) 26 2908.
35
De econometrist: "specialist of allrounder" Jobs Weverling
36
Let's go west Slijn van der Krogt
39
Nog even dit! Anne-Ismael Leemhuis
- - - - OVERHEIDSBELEID - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - -
Ben tweeslachtig beeld Commentaar wer kgelegenheids- wer kloosheidsbeleid kabinet Lubbers II In een memorabele parlementaire sessie is een voortijdig einde gekomen aan het kabinetLubbers II. In de regeringsperiode van Lubbers II, 1986-1989, heeJt de Nederlandse arbeidsmarkt een nogal schizoJreen beeld laten zien: enerzijds een duidelijke groei in de werkgelegenheid, anderzijds een slechts geringe daZing van de nog steeds zeer aanzienlijke werkloosheid. Alvorens een evaluatie te geven van het gevoerde beleid, is het nuttig om deze beide ontwikkelingen aJzonderlijk te beschouwen. Dr. R.C. Kloosterman Werkgelegenheidsgroei De omvang van de werkgelegenheid in Nederland heeft zich na 1985 voorspoedig ontwikkeld. Met een groei in arbeidsjaren van 1,4 procent per jaar in de periode 1985-1988 is de werkgelegenheid in Nederland sneller gegroeid dan in de EEG als totaal, waar de jaarlijkse groei voor die periode op 1,1 procent is uitgekomen (bron: Jaarverslag van De Nederlandsche Bank over 1988). Als we niet kijken naar arbeidsjaren, maar naar de mutaties in aantallen banen, dan valt het groeicijfer nog hoger uit, vanwege het grote aandeel van deeltijdbanen in Nederland. Met het constateren van een (ook naar internationale maatstaven) snelle groei van de deeltijdarbeid in Nederland, zijn wij in feite bij een ander aspect van de groei van de werkgelegenheid aangeland; dit betreft de aard van de nieuwe banen. De groei van de werkgelegenheid vindt in Nederland vrijwel alleen nog plaats in de dienstensector en - in veel geringere mate - in de bouwnijverheid. De werkgelegenheid in de industride sector stagneert of krimpt zelfs verder. Een analyse van de groei van de werkgelegenheid naar de hoogte van het uurloon wijst uit dat die nieuwe banen in de dienstensector vooral in het laagbetaalde segment zijn gecreeerd. Daarnaast wijst ook de aard van de dienstverbanden van veel van de nieuwe banen - tijdelijke arbeidscontracten, werken op uitzendbasis, werken als op- of afroepkrachten en andere vormen van flexibele contracten op schaduwzijden aan de groei van de werkgelegenheid. Een groei van de werkgelegenheid, ook
al gaat het deels om 'bad jobs', is natuurlijk vrijwel altijd te prefereren boven een stagnatie of zelfs afname van de werkgelegenheid. Deze laatste situatie heeft zich in het begin van de jaren tachtig in Nederland voorgedaan; in slechts enkele jaren steeg de geregistreerde werkloosheid toen van 247.000 in 1980 naar een recordhoogte van 822.000 in 1984. In 1988, het laatste volle kalenderjaar van Lubbers II, bedroeg het aantal "ongeschoonde geregistreerde werklozen" nog altijd 682.000. Werkloosheidsdaling Nu zijn er inmiddels verschillende officiele werkloosheidscijfers in omloop, minimaal twee voor binnenlands gebruik en een OESO-gestandaardiseerd cijfer voor buitenlands gebruik. Deze wonderbaarlijke vermenigvuldiging van werkloosheidscijfers schept, naast een beperkt aantal relatief hoogwaardige arbeicispiaatsen, ook enige verwarring. Maar de verschillende cijfers wijzen wel uit dat de omvang van de werkloosheid in Nederland slechts langzaam afneemt. Onderzoeken naar de duur van de werkloosheid en de uitstroomkansen van werklozen 'geven bovendien aan dat zich een harde kern van langdurig werklozen heeft gevormd, die steeds verder is komen af te staan van de arbeidsmarkt. De nieuwe banen gaan grotendeels aan hen voorbij en komen terecht bij schoolverlaters en (her)intredende vrouwen. De tendens van deze groep van mogelijk permanent werklozen om ruimtelijk te concentreren in bepaalde wijken in de grotere steden, in combinatie met de oververtegenwoordiging van bepaalde
etnische minderheden onder de langdurig werklozen, roept - het wordt inmiddels steeds frequenter gesignaleerd - een perspectief op van getto-vorming in Nederland. In de ver uitgebouwde verzorgingsstaat die Nederland nog altijd is, zou zich dan een zeer scherpe en hardnekkige ongelijke verdeling van kansen voordoen die tot voor kort voor vrijwel onmogelijk werd geacht. Het oordeel over de feitelijke ontwikkelingen op de Nederlandse arbeidsmarkt kan dus niet anders dan gemengd zijn: enerzijds een relatief hoge groei van vooral laagbetaalde banen en anderzijds een blijvend hoge werkloosheid met een steeds harder wordende kern. Wat is nu de rol van het beleid zoals gevoerd door het kabinet Lubbers II? Beleidsevaluatie Een evaluatie van het arbeidsmarktbeleid zoals gevoerd onder het tweede kabinet Lubbers kan in dit bestek niet veel meer zijn dan een ietwat impressionistisch betoog. Veel onderzoek naar de effecten van het beleid is er nog niet gedaan en met name de relatie tussen het beleid en de recente sterke opleving van de groei van de werkgelegenheid is wetenschappelijk nog nauwelijks aan de orde gekomen. Aanwijzingen dat deze omslag in de ontwikkeling van de werkgelegenheid het directe gevolg zou zijn van het gevoerde beleid lijken evenwel afwezig. Ten eerste is de armslag van het nationaIe beleid in een kleine open economie die deel uitmaakt. van een - economisch gezien - steeds verder integrerende Europese gemeenschap, zeer beperkt geworden. Het voeren van een eigen ma-
- - - - - 4 - - - - - -- - -- - - - - - - - - - - - ' - - - ROSTRA 160 J UNI / J ULI 1989 - - - - -
- - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - OVERHEIDSBELEID - - - -
:ro-economische politiek ter bevordering van de werkgelegenheid - voor zover men dat na de kritiek van monetaristen en neo-klassieken uberhaupt nog mogelijk acht - is door de smalle marges die gesteld worden door enerzijds bet extreem open karakter van de Nederlandse economie en anderzijds veelal gelnstitutionaliseerde Europese afspraken op met name monetair gebied, eigenlijk een illusoire zaak geworden. Het voeren van een beleid ter bevordering van de werkgelegenheid valt natuurlijk niet zonder meer samen met een macro-economische politiek. Men kan het beleid ook rich ten op het terrein van de arbeidsmarkt zelf, bijvoorbeeld via wetgeving of via een vorm van loonpolitiek. J uist ook op dit gebied lijkt de effectiviteit van het overheidsingrijpen te worden uitgehold. Van overheidswege ingestelde regels op de arbeidsmarkt worden door bedrijven steeds meer omzeild. Zij zien zich door de toegenomen concurrentie genoodzaakt steeds scherper te calculeren en ze ontwerpen strategien die gericht zijn op het omzeilen van bepaalde belemmeringen. Een goed voorbeeld hiervan is het omzeilen van de uitgebreide wettelijke ontslagprocedures. Om in geval van een inzakkende markt niet met een deel van het personeel klem te zitten gaat men sneller over tot uitbesteding en maakt men meer gebruik van uitzendwerk. Uitbreiding van het personeel wordt dan ook vaak pas overwogen als de mogelijkheden tot overwerk van het vaste personeel zijn uitgeput. Ook micro-economisch is de ruimte voor een werkgelegenheidsbeleid dat (sterk) indruist tegen de marktkrachten derhalve beperkt en werkt het vaak eerder contra-produktief. Naast deze argumenten van meer fundamentele aard, waaruit voigt dat de mogelijkheden van de overheid voor het bevorderen van de groei in de marktsector, structureel gezien beperkt zijn, kan ook nog een meer pragmatisch argument worden aangevoerd tegen het toekennen van eeri te grote rol aan het kabinet Lubbers II in de groei van de werkgelegenheid na 1985. Het tweede kabinet Lubbers is namelijk in hoofdlijnen een voortzetting van het eerste kabinet van die naam en de eerste jaren van dat kabinet was van herstel van de werkgelegenheid weinig te merken. Toch komt het kabinet wel enige lof toe. Het in reele term en verlagen van het minimumloon heeft de vraag naar (bepaalde categorieen) arbeid wel degelijk vergroot. Hoewel de loonmatiging, die de concurrentiepositie van Nederland heeft verbeterd en waardoor de export een grote bijdrage kon leveren aan de totale eeonomische groei in ons land, in de
eerste plaats de verantwoordelijkheid van werkgevers ~n werknemers is, zal ik genereus zijn en dit ook (deels) op het conto van het kabinet Lubbers II schrijven. Komt het kabinet enige lof toe voor het niet frustreren van de groei van de werkgelegenheid in de marktsector, veel negatiever is het oordeel over het beleid ten aanzien van de bestrijding van de werkloosheid. Te laat heeft men de richting onderkend waarin het probleem zich is gaan ontwikkelen. Te weinig heeft men aan een actief werkloosheidsbeleid gedaan. Te lang is men doorgegaan op de weg waarbij men de werklozen alleen een inkomen geeft en ze verder aan hun lot overlaat. Symptomatisch voor het falen van het kabinetsbeleid op dit terrein is het feit dat de belangrijkste initiatieven door de oppositie zijn genomen. De Wet Vermeend/Moor ter bevordering van het (her)intreden van langdurig werklozen is een initiatief van de Tweede Kamer-fractie van de PvdA en datzelfde geldt voor de meer recente voorsteIlen tot het instellen van arbeidspools. Het zou niet eerlijk zijn om de lange lijdenswegen van de voorsteIlen ten aanzien van het Jeugdwerkgarantieplan en de nieuwe opzet van de arbeidsbureaus geheel aan het kabinet te wijten, maar een daadkrachtig beleid is wel heel wat anders. Pas nu het kabient demissionair is geworden en de WRR in een nieuw rapport een andere aanpak van het werkloosheidsprobleem onder etnische minderheden bepleit, toont de naamdrager van het gevallen kabinet zieh een voorstander van een nieuw, actiever beleid. Een dergelijk aetief beleid waarbij men werklozen niet aIleen een uitkering geeft en verder in hun eigen sop laat gaar koken zal hard nodig zijn om een Nederlandse variant van getto-vorming nog in de kiem te kunnen smoren. Het is tevens een noodzakelijke aanvulling op een aanbodgericht beleid, waarbij men het flexibel funetioneren van de arbeidsmarkt bevordert door marktconforme maatregelen. Langs deze weg zal de groei van de werkgelegenheid waarschijnlijk het hoogst zijn: zie de voorbeelden van Reagan's VS en Thatcher's Groot Brittannie. Dezelfde voorbeelden laten echter ook de schaduwkanten van een te eenzijdig op de markt vertrouwen zien. Een aanzienlijk deel van de bevolking lijkt min of meer permanent van het arbeidsproces te zijn uitgesloten en heeft het feitelijke contact ¡ met de arbeidsmarkt verloren, waardoor er zelfs tekorten kunnen optreden. Niet aIleen geeft deze situatie op de arbeidsmarkt een inflationaire druk; een dergelijke situatie kan ook ernstige sociale eonse-
quenties hebben. Arbeid betekent immers veel meer dan alleen maar het verwerven van een inkomen. Door opname in het arbeidsproces worden mensen betrokken bij en raken zij gelntegreerd in een samenleving die nogal wat middelpuntvliedende krachten kent. Het streven naar een hogere arbeidsparticipatie heeft dan ook niet louter een economiâ&#x20AC;˘ sche achtergrond.
De auteur is als Akademie-onderzoeker verbonden aan het Economisch-Geografisch Instituut, UvA
- - - - - ROSTRA 160 JUNI / JULI 1989 - - - - - - - -- -- - - - - - - -- -- - - 5 - - - - -
- - - - - - - - - OVERHEIDSBELEID ----------------------------- -- -- - - -- -- -- -------------------------
Twee kabinetten Lubbers: is er omgebogen in de overlieidSJinancien? In het kader van deze Rostra waarin de komende verkiezingen centraalstaan, is het ook interessant om terug te kijken. Daartoe geeft dr. Verbon, docent Openbare Financien aan onze faculteit, een evaluatie van het onder Lubbers gevoerde ombuigingsbeleid en werpt hij een voorzichtige blik op de toekomst. Dr. H.A.A. Verbon Inleiding Bij het aantreden van het eerste kabinet Lubbers begin 1983 werden drie beleidssporen geintroduceerd die kenmerkend zouden moeten worden voor het kabinetsbeleid. Een van die sporen was het weer beheersbaar maken van de collectieve sector. Naar de mening van het kabinet was de sterke expansie van de collectieve sector die zich met name in de jaren 70 en begin jaren 80 voordeed, een belangrijke determinant voor de toenmalige structurele problemen van de Nederlandse economie. Die expansie had zich vertaald in een sterke uitbreiding van de consumptieve uitgaven ten koste van de investeringsuitgaven. Investeringen zijn de bron van economische groei en dus zou er alleen weer sprake van een toeneming van economische activiteit kunnen zijn als de overheid zelf haar activiteiten zou beperken. Ais uitvloeisel van de uitgangspunten van het overheidsbeleid werd als taakstelling gekozen enerzijds een stabilisering van de collectieve lastendruk en anderzijds een verlaging van het financieringstekort (van het rijk) naar 7 112% van het nationale inkomen te bereiken tegen het einde van de kabinetsperiode. Daar het kabinet bij zijn aantreden een financieringstekort erfde van ruim 10% lag het voor de hand dat de taakstellingen aIleen gerealiseerd zouden kunnen worden door ombuigingen op de rijksuitgaven aan te brengen. Het tweede kabinet Lubbers zette de lijn van het eerste kabinet Lubbers voort en beoogde een verdere verlaging van het financieringstekort naar 5 1/4%, te bereiken in 1990. Tevens vloeide uit de wens de stijging van de consumptieve uitgaven in de collectieve sector te beperken voort dat de overdrachten aan gezinnen binnen het stelsel van sociale zekerheid terugge-
drongen dienden te worden. Dit werd voornamelijk bereikt door de uitkeringshoogten te bevriezen al werd, middels de stelselherziening, ook een poging gedaan het beroep op diverse regelingen te beperken. In dit artikel beperk ik mij tot het ombuigingsbeleid ten aanzien van de rijksbegroting. Alvorens de resultaten daarvan te laten zien, zal eerst nagegaan worden wat nu eigenlijk de effecten van ombuigingen zijn: valt na te gaan wie daar nu last van heeft en in hoeverre dienstverlenende activiteiten door de overheid er door worden getroffen? Effect van ombuigingen op dienstverlening door de overheid Ombuigingen zijn verlagingen van de overheidsuitgaven ten opzichte van de verwachte uitgaven zoals die in de meerjarenramingen zijn berekend. De ombuigingen betreffen veelal vier terreinen. Op de eerste plaats zijn er de ombuigingen op de rijksbegroting in enge zin. Dit heeft betrekking op alle beleidsterreinen van de overheid, uitgezonderd de sociale zekerheid, de volksgezondheid en het arbeidsvoorwaardenbeleid voor de ambtenaren. De laatste drie sectoren zijn dan de overige drie terreinen waarvoor het kabinet ombuigingen specificeert. De ombuigingen op de rijksbegroting in enge zin betreffen bijvoorbeeld de aanschaf van materialen, maar ook subsidies aan derden. Ombuigingen bei:nvloeden hier dus op een of andere wijze de activiteiten van departementale afdelingen. Daar departementen zelf hier de tijdens begrotingsvoorbereidingen afgesproken ombuigingen dienen te specificeren, plegen ombuigingen op dit terre in nogal eens onduidelijk (om niet te zeggen dubieus) omschreven te worden in de begrotingshoofdstukken van de diverse departementen en worden daarom ook niet altijd gerealiseerd. Dit
geldt niet voor ombuigingen op het terrein van met name de sociale zekerheid en het arbeidsvoorwaardenbeleid voor de ambtenaren. Hier gaat het om al dan niet uitschakeling van koppeling van de uitkeringen en ambtenarensalarissen aan de ontwikkeling van de salarissen in het bedrijfsleven. Indien uitschakeling van de koppeling plaats vindt wordt er automatisch een ombuiging gerealiseerd. Al kunnen zich ook hier tegenvallers voordoen. In de sfeer van de sociale zekerheid kan het beroep op de regelingen bijvoorbeeld groter zijn dan verwacht, zodat niet de volledig geplande ombuiging kan worden gerealiseerd. Het achterblijyen van ambtenarensalarissen ten opzichte van het bedrijfsleven impliceert dat het voor de overheid moeilijker wordt gekwalificeerd personeel aan te trekken. Soms zal het nodig zijn hogere salarissen te bieden dan oorspronkelijk in de bedoeling lag, hetgeen de geplande ombuigingen doorkruist. De fractieleider van het CDA, de Vries, heeft beweerd dat de collectieve uitgaven zeker niet minder dan 60% van het nationale inkomen mogen bedragen teneinde de N ederlandse verzorgingsstaat op een aanvaardbaar niveau te kunnen handhaven. Vit de claim van de Vries voigt dat door het doorvoeren van ombuigingen de dienstverlening van de overheid klaarblijkelijk daalt. Dit roept de volgende vragen op: hoe komen ombuigingen in de nationale boekhouding tot uiting en leiden ombuigingen tot een daling in het produktievolume? Het probleem bij het beantwoorden van dit soort vragen is dat we niet precies weten wat de overheid nu eigenlijk produceert. Daar de overheid geen op de markt verhandelbare produkten aanbiedt, is de omzet en dus ook het volume van de overheidsproduktie niet te bepalen. Om dit probleem te omzeilen wordt in de nationale boekhouding de over-
--------- 6 - - - - - -- - - - - -- - - - - -- - - ------------------------ ROSTRA 160 JUNI / JU LI 1989 ---------
OVERHEIDSBELEID - - - -
heidsproduktie gemeten aan de inputkant, nl. door de som van de betaalde ambtenarensalarissen en gebruikte materialen als maatstaf voor de dienstverlening door de overheid te hanteren. Het is direkt duidelijk dat deze (internationaal gebruikelijke) conventie gevolgen heeft voor de interpretatie van ombuigin gen. Ais de ambtenarensalarissen verlaagd worden, registreert de nationale boekhouding direkt een dating van de overheidsproduktie, ook al blijven de ambtenaren allemaal op dezelfde plek zitten en ook al blijven ze hetzelfde werk doen (zodat de produktie in feite niet verandert). Zo ook als de overheid bezuinigt op material en. De nationale boekhouding registreert een dating van de produktie, ook als door efficiencyverbeteringen de dienstverlening door de overheid constant blijft. Er zijn in de loop der tijd diverse voorstellen gelanceerd die de doorzichtigheid van het produktieproces bij de overheid zouden kunnen vergroten. Teneinde een grotere prikkel tot ¡ doelmatig handelen aan rijksambtenaren te geven, zouden afdelingen een grotere bevoegdheid moeten krijgen in het organiseren van hun activiteiten (zelfbeheer). Ook zouden bij de begroting meer gegevens over het geleverde produkt moeten worden opgenomen (prestatiebegroting). Het doorvoeren van dergelijke alternatieven zou discussies over effecten van ombuigingen minder schimmig kunnen maken. Tegelijkerijd moet echter opgemerkt worden dat het ministerie van financien zelden veel enthousiasme voor dit soort voorstellen heeft weten op te brengen. De reden daarvan is duidelijk. Terwijl kasbedragen, die momenteel een centrale rol in het begrotingsproces spelen, duidelijk waarneembare en controleerbare grootheden zijn, zijn alternatieyen zoals prestatiemaatstaven haast per definitie willekeurige grootheden die door betrokkenen op een voor hen voordelige manier gemanipuleerd (of veranderd) kunnen worden. De beheersbaarheid van het begrotingsproces zou daarmee dus niet vergroot worden. Het lijkt welhaast onontkoombaar om bij (vermeende) financiele problemen een blinde ombuigingsdrift aan de dag te leggen zonder oog te hebben voor de mate waarin het voorzieningenniveau al dan niet door ombuigingen zou kunnen worden aangetast. Het beleid ten aanzien van de rijksbegroting Het regeringsbeleid onder de beide kabinetten Lubbers is zeer sterk gericht geweest op het terugdringen van het financieringstekort. Bij het aantreden van Lubbers I werd door diverse critici de
tabel 1 staat die ontwikkeling vermeld gedurende de be ide kabinetsperioden. Er zijn een aantal opvallende ontwikkelingen in deze tabel aan te wijzen. Op de eerste plaats is het eerste kabinet Lubbers er in geslaagd het financieringstekort aanzienlijk terug te brengen. Voor het tweede kabinet Lubbers geldt dat echter veel minder. Een tweede opvallend aspect is dat aan het eind van iedere begrotingscyclus het financieringstekort steeds lager bleek te zijn dan oorspronkelijk tijdens de begrotingsvoorbereiding werd vermoed (zie de kolommen in de tabel). Dit laatste duidt er op dat de regering bij de voorbereiding van de begroting achteraf gezien met voorzichtige prognoses werkte. Inderdaad blijkt bij de begrotingsvoorbereiding veelal op een groei van het nationale inkomen gerekend te zijn die lager was dan de feitelijke waarde. In dit opzicht hebben be ide kabinetten Lubbers het economische tij mee gehad. Voor de doelstellingen van het begrotingsbeleid is onverwachte economische groei natuurlijk uitermate gunstig. Zoals in noot 1 is vermeld betekent onverwachte groei dat de nominale waarde van het financieringstekort lager mag zijn dan in de begrotingsvoorbereiding wordt aangegeven. Bovendien zal dan de belastingopbrengst hoger uitvallen dan geraamd, omdat deze uiteraard grotendeels een functie is van de verdiende inkomens. Tegenover de toename van de belastingopbrengsten stond echter een sterke terugval in de aardgasbaten. Dit deed zich met name voor in 1987, toen er zich een daling van ruim 12 miljard voordeed. Deze tegenvaller aan de ontvangstenkant werd slechts gedeeltelijk gecompenseerd aan de uitgavenkant, hetgeen de slechte budgettaire prestatie (in termen van het financieringstekort) voor dat begrotingsjaar verklaart. Blijkens tabel 1 is het financieringstekort in 1986 ruimschoots onder de doelstelling van 7% uitgekomen. Op grond van recente gegevens moet echter betwijfeld worden of de doelstelling van
stelling opgeworpen dat een fixatie op het financieringstekort, ongeacht de conjuncturele situatie, tot pro-cyclische effecten kan leiden. Ten tijde van een depressie zal immers een beperking van (de stijging van) de overheidsuitgaven tot nog meer vraaguitvalleiden en aldus de depressie verergeren. De regering heeft zich van dit soort (Keynesiaans gei:nspireerde) kritieken niet erg veel aangetrokken. Ter verdediging van het voortzetten van het bezuinigingsbeleid wees het kabinet vooral op het feit dat internationaal gezien de consumptiequote in Nederland bij het ingaan van de mondiale recessie van de beginjaren 80 veel hoger was dan in andere westerse landen. Desondanks werd Nederland minstens even hard zo niet harder (met name met betrekking tot de werkloosheid) getroffen dan die andere landen. Achteraf kan geconstateerd worden dat zich in het verloop van de jaren 80 bij het hers tel van de internationale economische conjunctuur in Nederland geen duidelijke tekenen van vraaguitval als gevolg van het ombuigingsbeleid te constateren waren. Bovendien is het nog de vraag in hoeverre de Nederlandse overheid door macro-economisch begrotingsbeleid de binnenlandse economie daadwerkelijk beinvloedt. Er zijn tekenen dat dit maar in beperkte mate het geval is. Enerzijds omdat mogelijke effecten van beleidsmaatregelen door individuen voorzien kunnen worden en dan tot reacties zullen leiden die de bedoelingen van het beleid kunnen doorkruisen en anderzijds omdat in een open economie als Nederland economische ontwikkelingen vooral door het buitenland (de Verenigde Staten en West-Duitsland) gedicteerd worden. Het voorgaande impliceert dat we het begrotingsbeleid op zich kunnen beoordelen zonder de macro-economische bijeffecten op de economie in ogenschouw te hoeven nemen. Het succes van het begrotingsbeleid kunnen we dan onder meer aflezen aan de ontwikkeling van het financieringstekort voor het rijk. In
Tabell De ontwikkeling van het financieringstekort van het rijk (in percentages van het netto nationaal inkomen inc!. debudgetteringen)*
verwacht* vermoedelijk* feitelijk*
1983
1984
1985
1986
1987
1988
1989
8,5 7,5 7,1
7,5 6,8
7,9 7,6 7,7
7,2 6,7
6
10,2
10,9 9,3 9,1
6,4
â&#x20AC;˘ De rij verwacht geeft de hoogte van het financieringstekort zoals dat werd verwacht bij de voorbereiding van de begroting voor het desbetreffende jaar. De rij vermoede/ijk geeft de hoogte van het financieringstekort zoals dat zich tijdens de begrotingsuitvoering liet aanzien, terwijl de rij feite/ijk de waarde van het financieringstekort weergeeft zoals het na afloop van het begrotingsjaar werd vastgesteld . Bron: Miljoenennota's.
- - - - - ROSTRA 160 JUNI/JULI 1989 - - - - - - - -- -- - - - - - - - - - - - - 7 - - - - -
- - - - OVERHEIDSBELEID - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - -
SIf4 % die voor 1990 is afgesproken in het Regeerakkoord zal worden gehaald. De vraag is nu of de realisatie van de doelstellingen ten aanzien van het financieringstekort tijdens de eerste kabinetsperiode toegeschreven moet worden aan het doorvoeren van de tijdens de begrotingsvoorbereidingen afgesproken ombuigingen, terwijl het (nagenoeg zeker) niet halen van de doelstelling tijdens de tweede kabinetsperiode moet worden toegeschreven aan de hier en daar geconstateerde ombuigingsmoeheid waaraan men in politiek Den Haag ten prooi zou zijn gevallen. Tabel 2 geeft hier enige informatieover. Voor de periode waarover de realisaties van de door de kabinetten Lubbers opgestelde begrotingen bekend zijn (1984-1988) is aangegeven hoe de uiteindelijk gerealiseerde uitgaven over een aantal jaren afwijken van de oorspronkelijk verwachte uitgaven (de zgn. meerjarenramingen), en waar deze afwijkingen aan toe te schrijven zijn. De rij 'meerjarenraming 1984' geeft de verwachte uitgaven bij ongewijzigd beleid (incl. de tijdens de begrotingsvoorbereiding voor 1984 overeengekomen ombuigingen en beleidsintensiveringen) zoals weergegeven in de eerste door het kabinet Lubbers I geschreven miljoenennota, n1. die van 1984. In het bedrag voor 1984 zijn de tijdens de begrotingsvoorbereiding afgesproken bezuinigingen voor dat jaar al verwerkt, zodat in de tweede rij voor dat jaar geen ombuigingen zijn aangegeven. In de overige kolommen staat de cumulatieve doorwerking van afgesproken ombuigingen (t.o.v. de meerjarenramingen) vermeld. Het oplopen in absolute zin van de vermelde bedragen duidt er op dat er blijkbaar telkens nieuwe ombuigingen noodzakelijk waren om de doelstelling voor het financieringstekort te bereiken. De derde en vierde regel geeft hier ook direkt twee oorzaken voor aan. Ondanks de afspraak tot ombuigen leidde nieuw beleid (derde rij in de tabel) tot extra uitgaven, terwijl zich bovendien tijdens de begrotingsuitvoering (vierde rij van de tabel) ieder jaar opnieuw per saldo tegenvallers voordeden. Wat deze laatste post aangaat, moet vooral gedacht worden aan uitgaven zoals die voor huursubsidie of studiefinanciering die veelal hoger uitvielen dan verwacht (de openeinde regelingen). In de vijfde rij tenslotte worden de veranderingen van de uitgaven gegeven die uit macro-economische faktoren verklaard kunnen worden. Het gaat hierbij bijvoorbeeld om prijsontwikkelingen voor goederen die de overheid aanschaft of werkloosheidsuitkeringen die ten laste van het overheidsbudget komen. Per saldo was hier sprake van een meevallende ontwikke-
Tabel2 De ontwikkeling van meerjarenramingen naar realisaties voor de overheidsuitgaven* in miljarden guldens.
meerjarenraming 1984 ombuigingen nieuw beleid begrotingsuitvoering macro-econ. factoren realisatie
1984
1985
1986
1987
1988
161,4
164,2
167,7 -6,3 3,9 5,9
172,3 -13,1 6,5 10,5
177,0 -19,4
-3,2
-5,5
-8,5
168,0
170,7
163,9
°
0,6 1,3 -1,8 161,5
-3,4
2,7 6,7 -1,7 168,5
8,5 6,3
* Bron: Miljoenennota's. Zie voor een toelichting de hoofdtekst.
Toekomstig begrotingsbeleid
van het nationale inkomen. Andere economen beweren dat het goed zou zijn als het financieringstekort even groot zou zijn als de investeringsuitgaven die de overheid doet. Beide normen (die op zichzelf discutabel zijn) impliceren dat het financieringstekort nog ÂŁlink zal moeten dalen naar 2 a 3% van het nationale inkomen. Bij een bescheiden groei van het nominale nationale inkomen (van zeg 1 a 2% van het nationale inkomen) zullen dan aanzienlijke ombuigingen plaats moeten vinden en is er geen enkele ruimte voor nieuw beleid. Geen aantrekk~lijk perspectief voor een nieuwe regermg.
De begrotingsruimte voor een nieuwe regering hangt enerzijds af van de te verwachten groei van het nationale inkomen en anderzijds van de wenselijke daling van het financieringstekort. Ais na 1990 een verdere daling van het financieringstekort wenselijk wordt geacht, dan zal - aannemende dat een stijging van de collectieve lastendruk nog steeds uit den boze is - waarschijnlijk alleen ruimte voor nieuw beleid gevonden kunnen worden als er elders op de rijksbegroting ombuigingen plaats vinden. Zeker zal dit het geval zijn als er besloten wordt de inkomens in de collectieve sector weer te koppel en aan de lonen in de marktsector. Dit lijkt onvermijdelijk wat de inkomens van de ambtenaren aangaat (om de positie van de overheid op de arbeidsmarkt niet verder te verzwakken), maar ook wat de inkomens van de uitkeringsgerechtigden betreft (om politieke redenen). Wat de wenselijke daling van het financieringstekort aangaat is het probleem dat de economische theorie geen uitsluitsel geeft over een mogelijk optimale waarde van het financieringstekort en men zich bij gebrek aan beter moet behelpen met vuistregels. Sommige economen be weren dat het financieringstekort zo hoog mag zijn dat de rentelasten op de staatsschuld (die onderdeel vormen van de rijksbegroting en dus de uitgaven aan andere voorzieningen kunnen verdringen) niet langer stijgen als percentage
Of het financieringstekort nog verder zal moeten dalen en met hoeveel procentpunten is een kwestie van persoonrijke smaak. Naar mijn smaak is het financieringstekort grotendeels aangewend voor consumptieve doelen, zoals overdrachten aan gezinnen. Er zijn voldoende aanwijzingen voor het feit dat de overheid door maatregelen ten aanzien van het stelsel van sociale zekerheid of ten aanzien van subsidieregelingen ongewenste effecten van individueel gedrag heeft opgeroepen. Ook in de lastensfeer zijn er negatieve effecten aan te wijzen. Hoge marginale tarieven in de belasting- of premieheffing leiden tot belastingvermijding ofbelasting-ontduiking. Bovendien is bij de produktie van overheidsvoorzieningen van een steeds grotere bureaucratisering sprake die niet direkt op een efficiente bedrijfsvoering wijst (al weten we dat, zoals in de tweede paragraaf opgemerkt, nooit zeker). Dit alles pie it er voor het ombuigingsbeleid nog voort te zetten. Nu het echter Nederland economisch weer voor de wind gaat, is het moeilijker geworden verkregen rechten te beperken. Het valt dan ook niet te verwachten dat er veel pol itieke steun te krijgen is voor het voortzetten van het ombuigingsbeleid, ondanks het boven gestelde feit dat ombuigingen niet noodzakelijk een vermindering van de dienstverlening door de â&#x20AC;˘ overheid hoeft in te houden.
ling (lagere uitgaven dan verwacht). Vit tabel 2 kunnen we de conclusie trekken dat er onder het eerste kabinet Lubbers per saldo nauwelijks is omgebogen. De gerealiseerde uitgaven zijn immers telkens hoger dan de verwachte uitgaven (die dus al als te hoog werden bestempeld). Pas onder Lubbers II zien we een daling in de uitgaven t.O.V. de meerjarenraming optreden. Als er inderdaad van ombuigingsmoeheid sprake is, dan moet dat dus weI op grond van slechts twee jaar ervaring met per saldo ombuigen zijn.
Epiloog
- - - - - 8 - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - ROSTRA 160 JUNI / JULI 1989 - - - - -
-
Ontdek het verschil tussen eenvormigheid en veelzijdigheid Bij Price Waterhouse kunt u een veelzijdige carriere opbouwen. Onze accountantspraktijk onderscheidt zich door een grote diversiteit. Zowel in de aard van de opdrachten als in de gevarieerdheid van onze relatiekring. Onze clienten vertegenwoordigen elk facet van het Nederlandse bedrijfsleven. Dienstverlening. handel, verzekeringswezen, agrarische sector, farm aceutische, computer- en voedingsmiddelenindustrie, etcetera.
beeindigen. Er zijn goede regelingen om lessen te volgen en examens af te leggen. Uw honorering behoort tot de beste op ons vakgebied. Tevens zijn er aantrekkelijke voorzieningen als auto- en studievergoedingen. Price Waterhouse in Nederland maakt deel uit van de wereldwijde Price Waterhouse-organisatie van accountants, belastingadviseurs en managementconsultants, met kantoren in meer dan 100 landen.
Tijdens uw werkkring bij Price Waterhouse komt u met deze opdrachtgevers in contact. Per jaar behoren zo'n 5 tot 10 clienten tot uw takenpakket. Uw ervaring wordt er veelzijdiger door. Maar er is meer. Price Waterhouse is zich van de veranderingen waaraan het beroep van accountant onderhevig is terdege bewust. Accountantspraktijk, financieel beheer en organisatie-advies vloeien in elkaar over. Op deze punten werken wij nauw samen met Price Waterhouse Vooren, belastingdeskundigen, en Price \\laterhouse Organisatieadviseurs. Uw controlerende functie wordt vaak afgewisseld door een adviserende taak. U merkt het, uw verdere accountantsstudie ligt in het verlengde van uw werkzaamheden. Daarbij stellen wij u in staat om deze studie succesvol te
Wilt u meer weten van Price Waterhouse? Vult u dan de bon in en zend hem naar Price Waterhouse Nederland, t.a.v. Ester Daniels, Postbus 30439, 2500 GK 's-Gravenhage.
BON Ik wil graag uw brochure "Notities van een assistent accountant" ontvangen. Naam: Adres: Postcode:
Plaats :
Telefoon : Studierichting:
Studiej""aa...,r,-,-:__ 1-59
RE
Price waterhouse Nederland ACCOUNTANTS Koninginnegracht 8, 2514 AA 路s-Gravenhage. Tesselschadestraat 18 - 22 . 1054 ET Amsterdam. Mr H. F. de Boerlaan 64. 7411 AK Deventer. Schouwburgplein 30 - 34. 3012 CL Rotterdam_
- - - - VERKIEZINGEN - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - -
Melkert: "De keuzes die we maken moeten realistisch zijn. JJ Met deze opmerking reageert de heer Melkert, Jinandeel-economisch specialist van de PvdA, op onze constatering dat de PvdA iets naar rechts is opgeschoven, teneinde de kans op regeren te vergroten. In onderstaand interview ligt het accent echter niet op de komende coalitievorming maar worden de sociaal economische beleidsvoorstellen van de PvdA aan de kaak gesteld. Marjory Haringa, Raoul Leering Hoe denkt de PvdA over de relatie tussen collectieve lastendruk en economische groei, gezien de situatie in Zweden (zie kader 1)? "De stelling dat de collectieve lastendruk op zichzelf een voorspellende waarde heeft met betrekking tot de economische groei is de laatste jaren teveel van een fictie tot een dogma verheven. De invloed van een hoge collectieve lastendruk, ter financiering van de hoge collectieve uitgaven, op de economische ontwikkeling is afhankelijk van de samens telling van de overheidsuitgaven. Het is nuttig om te kijken naar de aandelen die overdrachtsuitgaven en overheidsinvesteringen in het totaal van de uitgaven innemen. Momenteel kan Zweden haar hoge collectieve lastendruk waar nodig nog ondervangen door te devalueren. Maar ik ga er vanuit dat de EFT A-Ianden zich in toenemende mate zullen gaan verbinden aan de EG. Naarmate deze tendens sterker wordt zal hun monetaire speelruimte afnemen. Voor een afzonderlijk N ederlands monetair beleid zie ik geen ruimte gezien de grote mate van interdependentie tussen de Duitse en de Nederlandse economie." Wordt het na zeven jaar rechts bezuinigen niet tijd voor links bezuinigen,met name op de de deJensieuitgaven? "Ik ben niet erg gecharmeerd van de term links bezuinigingen. PvdA kijkt heel kritisch naar de overheidsuitgaven, omdat ze veel waarde hecht aan de taken die de overheid heeft. De financide ruimte waarover de overheid beschikt is hoofdzakelijk exogeen gegeven, namelijk afhankelijk van de economische groei, maar endogeen zoekt de PvdA ook ruimte. Wij kijken bijvoorbeeld meer dan het CDA verder naar de bedragen die binnen de begroting te vinden zijn. In de herschikkingssfeer hebben we op een aantal begrotingen al drie miljard bijeen gesprokkeld. Bij defensie ligt het anders, omdat die uitgaven sterk van de internationale ontwikkeling afhankelijk zijn. De PvdA
Een terugdringing van het financieringstekort heeft dan zeker geen prioriteit. "Soms kan het zelfs vanuit economisch oogpunt gewenst zijn geld vrij te maken voor een injectie in de economie."
gaat uit van het minimum dat nodig is, wat neerkomt op bevriezing, waardoor een extra ruimte van een half miljard ontstaat. Het is te optimistisch om je financide ruimte toe te rekenen door uit te gaan van forse vermindering, terwijl die defensie-uitgaven in hoge mate afhankelijk zijn van de internationale ontwikkeling. " In aile partijprogramma's veronderstelt men de economische groei exogeen, daarbij uitgaande van een groei van 4,5% waarvan 2% uit inÂŁlatie bestaat. Toch zijn er een aantal problemen aan te wijzen die de economische groei op korte termijn onder druk kunnen zetten. Te denken valt aan de hoge bezettingsgraad in de VS, VK, Japan, die de inÂŁlatie verder zou kunnen opdrijven. Daarnaast blijven ook de enorme tekorten van de VS op de begroting en de lopende rekening een bedreiging, gezien het feit dat de VS en daarmee de wereldeconomie zich hierdoor afhankelijk maken van de stemming op de financide markten.
Werkgelegenheid Beleidsintensivering is het motto van de PvdA teneinde de werkgelegenheid in de komende jaren te verbeteren. Onder beleidsintensivering verstaat deze partij het investeren door de overheid in het onderwijs, de zorgsector en de bouwsector, waar naar verwachting de werkgelegenheid zal stijgen. Tevens wil de partij de wergelegenheid een extra impuls geyen door via het verlagen van de werkgeverspremies het brutominimumloon omlaag te brengen. Ook verwacht ze vanuit de milieuproblematiek een impuis op het particuliere bedrijfsleven, waardoor ook daar meer banen kunnen ontstaan. Vol gens het Centraal Economisch Plan gelden de positieve effecten
Prioriteit ligt niet bij reductie financieringstekort Ais reden voor het exogeen veronderstell en van de economische groei noemt Melkert dat alle grote partijen in hun verkiezingsprogramma het Centraal Economisch Plan als uitganspunt nemen. Dit bevordert de zuiverheid van de discussie en de vergelijkbaarheid van de programma's. Naarmate de economie zich gunstiger ontwikkelt staat bij de PvdA koopkrachtverbetering en verdere tekortreductie hoog in het vaandel. Bij een tegenvallende groei liggen de prioriteiten van de partij bij koopkrachtbehoud en '\ milieubeleid. Ze gaan hierbij uit van een I anticyclisch begrotingsbeleid dat via de bestedingen met de hoogste multiplier bij een tegenvallende economische ontwikkeling de vraag op peil moet houden. ,
I
I
-
/'
- - - - 10 - - - - - - - -- - -- - - - - - - - - - - - RO STRA 160 JUNI / JULI 1989 - - - - -
- - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - VERKIEZINGEN - - - -
vanuit het milieu slechts tot het jaar 2010. Melkert benadrukt echter dat milieu-investeringen in ieder geval geen negatieve effecten opleveren, en tekent aan dat Nederland winst zou kunnen boeken wanneer ze haar kennis en mogelijkheden naar het buitenland gaat exporteren. In het verkiezingsprogramma komt niet duidelijk naar voren oj de partij zich nog sterk gaat maken voor arbeidstijdverkorting (A TV) . In 1986 was de PvdA nog voorstander van een 32-urige werkweek in 1990, hetgeen nu al is a.ÂŁgezwakt tot een 35-urige werkweek in 1993. Als echt politicus antwoordt Melkert:"Afgezwakt of versterkt, het is maar hoe je het bekijkt." "Ten opzichte van de realiteit is een 35urige werkweek toch nog een redelijk sterke inzet. De ervaring van de afgelopenjaren leert det het niet reeel is om uit te gaan van een uniform concept als breekijzer voor het creeren van werkgelegenheid, waarbij we onderkennen dat er in toenemende mate sprake is van fricties op de arbeidsmarkt." Arbeidstijdverkorting zou momenteel een zeer effectieJ instrument kunnen zijn vanwege de /loge bezettingsgraad in veel bedrijven. Hierdoor is de interne arbeidsreserve in veel gevallen verdwenen en kan toename van de aJzet niet meer met de huidige capaciteit opgevan-
gen worden. Hoe denkt de PvdA het voor elkaar te krijgen dat de werkgevers daar werk van maken? "Er moet een klimaat worden gecreeerd zonder allerlei wettelijke voorschriften, vooral in die sectoren waar veel meer werkgelegenheid kan worden gecreeerd, waarbij we inspelen op elkaars belangen en behoeften. De PvdA wil bijvoorbeeld met een impuls van een miljard gulden de scholing voor werkenden en nietwerkenden verbeteren, waardoor het voor de ondernemer aantrekkelijker wordt om arbeidstijdverkorting in bepaalde sectoren door te voeren. Dat het langs de kant staan van een aantal matig opgeleide mensen wordt teruggebracht lijkt mij een evident ondernemersbelang. De PvdA is geen voorstander van wettelijke dwang." De PvdA streeft een steeds grotere participatie na van vrouwen, etnische minderheden en gedeeltelijk arbeidsongeschikten. Dit heeft een negatieve invi oed op de daling van de werkloosheid. Melkert geeft toe dat in vier jaar tijd de grotere participatie slechts ten dele kan worden verwezenlijkt, maar wijst daarbij op het feit dat er door het PvdAbeleid 175.000 a 225.000 extra banen geschapen worden bovenop het aantal waarvan het Centraal Planbureau bij ongewijzigd beleid uitgaat (225.000). Aan-
vullend zegt Melkert: "Naarmate de aanzuigende werking op de niet geregistreerde werklozen meer succesvol is, komt er ook meer druk te staan op het instrument arbeidstijdverkorting, om meer ruimte op de arbeidsmarkt te maken." Alsof de werkloosheid van de afgelopen jaar nog niet hoog genoeg is om druk uit te oefenen op arbeidstijdverkorting. De indruk dat de PvdA arbeidstijdverkorting links laat liggen wordt versterkt door de indruk die wij van Melkert kregen alsof het vanzelf wel gord komt met de ATV. Dit wordt nog versterkt als . blijkt dat bij de berekening van de stijging van het aantal banen met 175.000 a 225.000 nog geen rekening is gehouden met de positieve resultaten die zouden voortvloeien uit de ATV. Melkert hierover: "De PVDA heeft bewust deze flexibiliteit ingebouwd om een niet te rooskleurig beeld te scheppen." Een oplossing voor de hogere participatie, die uiteraard nastrevenswaardig is, heeft de PvdA dus niet. Inkomensbeleid Opmerkelijk voor de arbeiderspartij is dat ze momenteel pleit voor matiging van de lonen en tevens het gedeeltelijk niet doorvoeren van de lastenverlichtmg. -Dit lijkt in strijd te zijn met de'
- - - - - ROSTRA 160 JUN I / JULI 1989 - - - - - - - - - - - - - - - - - ; - --
----11 - - - - -
- - - - VERKIEZINGEN - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - -
wensen van Koks oude werkgever, de vakbonden. Melkert wijst hierbij op het feit dat een deel, twee miljard, van de lastenverlichting niet doorgaat en dat de resterende 1,9 miljard die voor de belastingverlichting is uitgetrokken niet ten goede zal komen aan de hogere inkomensgroepen. De vakbonden zien volgens hem, vooral in verband met de koppeling van de collectieve sectorlonen aan die van de marktsector, de noodzaak van loonmatiging ook in. Zowel FNV als CNV zouden zich breder opstellen dan alleen als belangbehartigers van hun leden. Verder zegt Melkert redenen te hebben om aan te nemen dat de vakbeweging zich anders zal opstellen indien de PvdA in de regering komt, dan tegenover weer een CDA-VVD coalitie. Oat Melkert dit nog wel eens tegen zou kunnen vallen blijkt wel uit de recente uitspraak van de voorzitter van de FNV Stekelenburg: "Het woord loonmatiging heb ik uit mijn woordenboek geschrapt." Eerder liet Stekelenburg al weten dat er harde afspraken moeten komen over de 35-urige werkweek willen de bonden de komende jaren opnieuw offers brengen. De PvdA pieit voor koppeling van de lonen van de uitkeringsgerechtigden, ambtenaren en trendvolgers aan de loonontwikkeling in de marktsector zoiang deze niet uit de hand dreigen te lopeno Dit is precies het voorstel wat het CDA in 1986 deed en waarvan den Uyl zei dat hij dit "een bijzonder laJJe formule" vond. Nu komt de PvdA zelJ met dil voorstel. Handig het onderwerp "den Uyl vermij- . dend zegt Melkert:"De inzet van de formule blijft toch verschillend. Onze inzet is: koppeling is regel, tenzij ... CD Ainzet is dat ze van jaar tot jaar vasstellen of er gekoppeld wordt, hetgeen een belangrijk politiek verschil is. CDA ziet koppeling als een sluitpost op de begroting, wij zeggen echter dat het een doel opzichzelf is." Het verschil mag dan in politieke zin groot zijn, maar uitkeringsgerechtigden voelen uiteindelijk hetzelfde, indien de marktlonen te snel stijgen. De grens waar de koppeling door een te grote loonstijging moet worden losgelaten weet de nogal eentonig pratende Melkert niet aan te geven, omdat de PvdA deze van te voren niet bepaalt. Er ontstaat op zo'n moment een dilemma tussen inkomen en werkgelegenheid." W anneer de werkgelegenheid daalt teneinde de uitkeringstrekkers een hoger inkomen te verschaffen, bewijs je deze groep hiermee geen dienst."
-
Koppeling is voor ons een doelstelling en niet een sluitpost op de begroting Tot slot nog een vraag over uw verkiezingsprogramma in het algemeen. Wij vinden de tekst voor een linkse partij wat saai aandoen en weiniggedurft, waarbij ideologien amper te vinden zijn. "Bij het schrijven van een programma moet je keuzes maken over wat je opschrijft, waarbij je het bovendien naast het CDA en VVD moet kunnen leggen.
Op deze manier komen de markante verschillen tussen de PvdA en beide andere partijen naar voren. Ons programma is de uitdrukking van waar de partij op dit moment staat. Uitgaande van het belang dat de PvdA deelneemt aan de volgende regering moeten we tot overeenstemming komen met andere potentide regeringspartijen. Regeren vindt ik esentieel. "
Kader 1: ---~--------------------. --------------------------
CoHectieve lastendruk, groei en werkloosheid in Nederland en Zweden
Het beleid van de kabinetten Lubbers',! en II heeft zich ger;cht op her . terugdr;rig~n van de uitgaven in de collectieve sector. Deze u;tgaven zijn . ;n Nederland zeer hoog en moeten worden opgebracht door het werkende gedeelte van de bevolking, de werknemers en ondernemers.De collectieve lastendruk per werknemer, ofwelhet aandeel van het inkom en dat menb~1:aalt aan premies en belastingen is in Nederland dan ook navenant haag;: Een verdere stijging van deze lasten kan leiden tot een lagere winstmarge wanneer de ondernemer de kostenstijging niet doorberekent in de prijzen. Doet hij dit wei, dan tast het de concurrentiepositie aan. Het kabinetvreest nu dat met name de Nederlandse exporteur door een verslechterende concurrentiepositie ten JJPzichte van het buitenland ;n de . pro~/emen komt. In een kleine, open .economie als Nederland zet 'dit de economische groei onder druk. .. . Wanneer we er van uitgaan dat de werkgevers een deel van de hogere premies.bij stijgende collectieve uitgaven moeten opbrengen, leidt dit tot. stijgende bruto loonkosten. Dit staat' een groe; van de werkgelegenheid in de .â&#x20AC;˘ weg. De toch al hoge bruto 10Qnkpsten in Nederland worden vaa/( gezieri':als een van de belangrijkste 'ootzaken van de werkloosheid. Hetvoorbeeld van ZWeden laat echter-zien dat dit geen wetmat;gheid is. . .. Hetland is in meerdere opzichten te itergelijken met Nederland; het is een ' kleine, open economie. Ook Zweden heeft een zeer hoge collect/eve lastendruk, zelfs de hoogste van aile OESO-Ianden. Tegelijkertijd is ' er . echter een lagere werkloosheid '(2.5 % in 7988 tegenover 72.5 % in Nederland) en een hogere econom;sche groei 2.2 % gemiddeJd over de laats.te vier jaar tegenover 7.7 % ;n Nederland). Daarbij moet welopgemerktworden dat Zweden de prijsstijgingen en de daarmee gepaard gaaiideaantasting van de concurretiti~ositie opvangt door haar munt te latende,valueren. Dit is in ons land in principe ook mogelijk, ' maar Nederlarids.t reeft naar een vaste wisselkoers van de gulden ten opzichte' van"de-Duitse mark. BroiJ;;::Voikskrant, NRC Handelsblad,:..: ESO. jaarlijks rapport (7988) ...... .. . ¢,... ...... _2 ~ ~_-_-_-- _________ Z~~_~---------------~":::!=-~~'
~,...
- - - 12 - - - - - - - - - -- - --
- -- - - - - - - ROSTRA 160 JUNI/JUU 1 9 8 9 - - - - -
- - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - ' - - - - - - - - VERKIEZINGEN - - - -
JJWe hebben ons .verkeken op de macht van de overheid)) Dit zegt financieel-economisch specialist van het CDA en ex-staatssecretaris van Financien Van Amelsvoort. Ret CDA vindt dat het onder Lubbers gevoerde beleid moet worden voortgezet. Desalniettemin worden enige veranderingen gerntroduceerd, waarvan de belangrijkste de grotere aandacht voor het milieu en de hernieuwde introductie van een koppeling tussen lonen en uitkeringen zijn. Ten aanzien van werkgelegenheid stelt het CDA vertrouwen in loonmatiging en marktmechanisme. Ret trekt geen extra geld uit voor nieuw werkgelegenheidsbeleid. Raoul Leering, Luc Moers Collectieve lastendruk Als we naar Zweden kijken dan zien we dat een hoge collectieve lastendruk een hoge ecohomische groei niet in de weg hoeji te staan (zie kader 1) . "Niet per definitie, nee. Maar we nemen het Zweedse systeem niet over. U haalt er een element uit waaruit niet voIgt dat je in een totaal ander sociaal-economisch systeem als het N ederlandse ook met een hoge collectieve lastendruk zou kunnen leven." De vergelijking tussen Nederland en Zweden vindt Van Amelsvoort misplaatst. Als wij hem vragen de relevante verschillen tussen Zweden en Nederland weer te geven, loopt het gesprek op dit punt voortijdig vast wanneer hij opmerkt: "Ik vind het een beetje vervelend dat u geen vragen stelt, maar een discussie aangaat." Het CDA benadrukt in het verkiezingsprogramma het belang van de kerntaken van de overheid. Een van deze taken is onderwijs. We vragen hem waarom het CDA van de vier grote partijen toch het minste extra geld voor onderwijs over heeft (zie kader 3). Aanvankelijk wil Van Amelsvoort hierover niet praten, aangezien hij financieel-economisch specialist is en dus niet over onderwijs gaat. Het gaat hier toch om produktieve overheidsuitgaven die goed kunnen zijn voor de economie? Heeft hij wei eens van human capital gehoord? Na enig doorvragen wil hij er toch wel wat over kwijt: "Het blijkt ondoenlijk de uitgaven te ramen, omdat je van\ te voren niet weet hoeveel mensen van een bepaalde onderwijssoort gebruik gaan maken en de verschillende onderwijssoorten zijn nou eenmaaI niet allemaal even duur. Ook het gemiddelde salaris van de onderwijsgevende blijkt buitengewoon moeilijk te ramen. Met die onzekerheid zullen we moete:n leven."
Het CDA gaat toch niet voorstellen dat de studentenaantallen beperkt moeten worden, omdat we het niet kunnen betalen? "Studenten zijn een geval apart. Voor hen geldt geen leerplicht meer. Er is dus geen principieel bezwaar tegen beperking van de aantallen. Als er te weinig geld is moet je keuzes maken. Je kunt elke overheidstaak maar in beperkte mate nastreven." In dit licht is het ook begrijpelijk dat Van Amelsvoort met de voorgestelde verlaging van het financieringstekort met een half procent per jaar tevreden is. Daar waar partijgenoot Ruding het graag met driekwart procent per jaar zou zien dalen, is Van Amelsvoort van mening dat daardoor te veel andere zaken in het nauw zouden komen.
het zwarte circuit voor hem een belangrijke reden om aan te nemen dat de lasten in Nederland te hoog zijn. Je kunt je echter afvragen of de lastenverlichting wel op het juiste moment komt, gezien de aanwakkerende inflatie. Van Amelsvoort vindt deze overweging niet relevant. De inflatie in Nederland is volgens hem hoofdzakelijk cost-push inÂŁlatie. Dat klinkt aanneme1ijk als je kijkt naar de recente loonstijgingen in een aantal bedrijfstakken, maar DNB heeft onlangs niet voor niets kredietbeperkende maatregelen genomen. We geven momenteel met z'n allen meer uit dan er binnenkomt; demand-pull inflatie speelt in Nederland weldegelijk een rol.
"ATV een mooi ideaal dat in de praktijk niet uitvoerbaar bleek" In het verkiezingsprogramma wordt wei vee! geld uitgetroHen voor lastenverlichting (ruim 4 mid). Waarom dat teld niet aanwenden voor onderwijs en inJrastructuur? "Dat zou niet verstandig zijn. Lastenverlichting is uiterst belangrijk. lk heb de stellige overtuiging dat in Nederland zowel de belastingtarieven als de premies te hoog zijn. Dat werkt verstorend." W at betreft de te hoge premies komt Van Amelsvoort met het bekende verhaal over het te grote verschil tussen bruto- en netto-bnen (de wig). "Dat maakt de arbeidsmarkt star." Deze visie wordt bevestigd in een onlangs verschenen rapport van de OESO, waarin de te grote wig als belangrijkste oorzaak van de werkloosheid in Nederland wordt gezien. Meer algemeen is de omvang van
- -- -- RO STRA 160 JUNI / JULll989-- - -- - --
- - --
- --
Werkgelegenheidsbeleid Een van de opvallenste punten in het verkiezingsprogramma is dat in de financieIe paragraaf geen bedrag is gereserveerd voor extra werkgelegenheidsmaatregelen. Op dit gebied verwacht het CDA veel van de tripartisering van de arbeidsvoorziening, waardoor naast de overheid ook werkgevers en werknemers actiever betrokken worden bij het arbeidsmarktbeleid. Het CDA gaat er vanuit dat het hiervoor eventueel benodigde extra geld automatisch wordt terugverdiend, doordat de overheid minder werkloosheidsuitkeringen zal hoeven te betalen. Dit lijkt verdacht veel op een cirkelredenering: je lost de werkloosheid op met het extra geld dat je - - - - - -- - 13 - - - - -
- - - - VERKIEZINGEN - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - -
verdient als je de werkloosheid oplost (in soortgelijke bewoordingen opgemerkt door de Tilburgse econoom Van der Ploeg in de Volkskrant van 3 juni jl.). Waarom is er geen extra geld uitgetrokken voor arbeidsmarktbeleid? "Op het gebied van werkgelegenheidsbeleid kan de regering heel weinig doen. Het allerbelangrijkste is het algemeen economisch beleid en daarbinnen de loonkostenmatiging. Dan moet je hopen en mag je verwachten dat het bedrijfsleyen voldoende gaat investeren om arbeidsplaatsen te scheppen. Dit beleid heeft een enorm succes gehad, alleen is de groei van het arbeidsaanbod zo groot geweest dat de werkloosheid niet voldoende is gedaald." Van Amelsvoort geeft toe dat het spec ifieke arbeidsmarktbeleid van de twee kabinetten Lubbers niet geslaagd is in de mate waarin dat werd voorgesteld. Hij zegt hierover: "Oat is ook een van de redenen waarom ik kom tot mijn stelling dat de overheid op dit gebied weinig kan doen." Maar dat kan toch ook liggen aan het falen van dat arbeidsmarktbeleid (zie kader 2)? "U mag elke term gebruiken die u wilt, aileen kies ik mijn woorden. Van veel programma's voor bijvoorbeeld langdurig werklozen is het geld niet eens opgegaan. Ais blijkt dat een werkgelegenheidsprogramma niet uitgevoerd wordt en dat ook de doelstelling niet bereikt wordt, dan ligt het niet voor de hand om nog meer geld ter beschikking te stellen." Een andere maatregel die zou kunnen bijdragen aan het verlagen van de werkloosheid is arbeidstijdverkorting (ATV). Van Amelsvoort noemt dit "een mooi ideaal dat in de praktijk niet uitvoerbaar bleek." In het verleden heeft ATV inderdaad slecht gewerkt: waar de arbeidstijd werd verkort werden geen nieuwe mensen aangenomen om de vrijgekomen plaats op te vullen. Oat kwam vooral omdat er vaak een interne arbeidsreserve bestond, die nu echter grotendeels verdwenen is. Is de tijd nu niet rijp voor A TV, met name gezien het grote percentage langdurig werklozen? "Ik geloof niet dat het werkt. Ik hoor onder werkgevers op het ogenblik nogal eens dat ze bepaalde mensen niet meer kunnen krijgen. Ais je de arbeidstijd van een aantal metselaars verkort, dan kunje daar geen timmerman voor aanstellen. Ik geloof niet dat er onder de langdurig werklozen een relevant aantal is dat de plaats zou kunnen innemen van diegenen wier werktijd verkort wordt." Daarom is extra geld voor omscholing in het kader van werkgelegenheidsbeleid toch juist zo belangrijk?
"Oat is inderdaad buitengewoon belangrijk. Alleen, dan kom ik weer bij hetzelfde punt als daarnet: van veel programma's is het geld niet opgegaan. Er is onvoldoende belangstelling voor." Vanwege die onvoldoende belangstelling voor scholingsprogramma's zou je kunnen denken aan het instellen van scholingsplicht voor mensen die een uitkering genieten. Om het voorbeeld van Zweden toch maar weer aan te halen: een systeem van rechten en plichten. Oat functioneert daar uitstekend. Dat laatste zegt Van Amelsvoort, zoals te verwachten, "helemaal niets." Bovendien is hij geen voorstander van scholingsplicht, omdat dat vol gens hem in strijd is met de Nederlandse traditie. Het feit dat de geschapen werkgelegenheid vooral is gaan zitten in banen met weinig arbeidsrechten voor oproepkrachten (zoals blijkt uit een onderzoek van Kloosterman en Elfring) vindt hij een goede ontwikkeling. "Het maakt de arbeidsmarkt flexibeler en het is het bewijs van het disfunctioneren van de arbeidsbureau's." Loonmatiging blijft volgens hem het belangrijkste in de strijd
---------14------------------------------------------
tegen de werkloosheid. Dat Lubbers in 1986 heeft gezegd dat de werkloosheid in 1990 met tweehonderdduizend zou zijn teruggebracht (een uitspraak die hem blijft achtervolgen), noemt Van Amelsvoort een misschatting. Meer algemeen: "We hebben ons verkeken op de macht van de overheid." Inkomensbeleid Onder de twee kabinetten Lubbers is flink gedenivelleerd. In de eerste regeringsperiode werden het wettelijk minimumloon, de uitkeringen en de ambtenarensalarissen vier jaar lang praktisch bevroren. Ook in de tweede regeringsperiode bleek er weinig ruimte om deze catagorieen mee te laten profiteren van de algemene welvaartsstijging. Dit alles heeft geleid tot een denivellering van twaalf tot vijftien procent tussen minimum en modaal. Het CDA denkt dat de koppeling tussen lonen en uitkeringen in de nieuwe kabinetsperiode weer hersteld kan worden. Die koppeling is echter wel verbonden aan een aantal stringente randvoorwaarden, waardoor het nog maar zeer de vraag is of ze de ko-
ROSTRA 160 JUNI/JULl1989----
--------------------------------------------------------------------- VERKIEZINGEN - - - - - - - - -
mende jaren inderdaad wordt ingesteld. Zo stelt het CDA als voorwaarde dat de loonontwikkeling in de marktsector gematigd blijft, zodanig dat deze blijft bijdragen aan de groei van de werkgelegenheid. Denkt u dat de koppeling er daadwerkelijk komt? "Als ik kijk naar de loonstijgingen in enkele CAO's op het ogenblik, dan moet ik vrezen dat het er niet van zal komen. Maar als ik de afgelopenjaren bezie, dan constateer ik een grote bereidwilligheid van werkgevers- en werknemersorganisaties om te mati gen. Deze organisaties hebben het de komende jaren zelf in de hand." FNV-voorzitter Stekelenburg wi! een 35urige werkweek, anders komen er harde looneisen. "Nouja, ik vind dat heel onverstandig." Ais op grond van arbeidsmarktoverwegingen extra loonkostenmatiging in de onderste regionen wenselijk is, dan zal deze moeten worden gezocht in een verdere relatieve verlaging van de bruto loonkosten op minimumniveau. De premies moeten dan dus omlaag, de koopkracht van de mensen die aangewezen zijn op het minimumloon mag vol gens het CDA niet verder aangetast worden.
verder zullen moeten gaan in onze milieumaatregelen dan we kunnen eisen van landen als Griekenland en Spanje." In het verkiezingsprogramma staat dat het reiskostenJorfait, waar het kabinet over struikelde, afgeschaft moet worden. Het CDA stelt heffingen op brandstolJen voor onder gelijktijdige verlaging van de motorrijtuigenbelasting; is dat niet tegenstrijdig? "Dat is een hele oude wens, die had de KVP al: benzine duurder, auto goedkoper. Het autorijden belasten in plaats van het autobezit." Mensen kopen geen auto om in de garage te laten staan, waarom die auto niet duurder maken? "De auto duurder maken en toch naar een Europese markt? Ik denk eigenlijk dat wat in ons programma staat al niet kan. Ik woon op veertien kilometer van de Belgische grens. Als de benzine hier duurder wordt gemaakt tank ik niet meer in Nederland." We krijgen het een beetje met hem aan de stok over de vraag wat wel en niet samengaat met een Europese markt. Je zou er toch aan kunnen denken de motorrijtuigenbelasting juist te verhogen? Dat verandert toch niets aan de aanschafprijs van een auto? Waarom zou dat inconsistent zijn met een Europese markt? "u bent econoom, ik ga niet met
Belangrijkste principe van het CDA blijft: de vervuiler is verantwoordelijk. Milieubeleid moet zodanig gevoerd worden dat de totale milieukosten zoveel mogelijk tot uitdrukking komen in de produktprijzen. Van Amelsvoort: "Tegen u als economen kan ik het nog korter zeggen: exteme effecten interioriseren. De overheid kan de last niet aileen dragen. De consument moet weten waaraan hij mede schuldig is." Voor bijvoorbeeld aJvaliozingen door bedrijven is de consument nou niet zo heel direct verantwoordelij k. "Dat klopt. Je houdt, denk ik, financieel genomen tien tot twintig procent over van milieumaatregelen waar je dat principe niet kunt toepassen. Verscherping van controle lijkt mij hier noodzakelijk. Het opleggen van draconische boetes heeft volgens mij weinig effect. Ik denk niet dat de afschrikkende werking van hoge boetes erg sterk is. Vergroting van de pakkans is belangrijker. Het is misschien veel beter om de weg die de wetgever nu schijnt in te gaan slaan, namelijk om iemand het voordeel dat hij aan criminele handelingen heeft ontleend af te nemen, ook op bedrijven die illegaal afval lozen toe te passen. Dat is een heel ander idee dan een boete." â&#x20AC;˘
"Lastenverlichting is uiterst belangrijk" Milieu Nederland zal volgens Van Amelsvoort niet te ver vooruit kunnen lopen op de rest van Europa wat milieumaatregelen betreft. Toch kan Nederland wat hem betreft best een koplopersfunctie op het gebied van milieu vervullen. Hij noemt het voorbeeld van de katalysator, "waarmee onze minister vooruitliep op de rest van de EG en zelfs op het matje geroepen is door Brussel, terwijl datzelfde Brussel nu besloten heeft om het in de hele EG te gaan doen." Zullen milieumaatregelen dan niet toch de concurrentiepositie van Nederland aantasten? "Het grote probleem ligt inderdaad in de concurrentiepositie. Ik denk dat we daar maar een ding tegenover kunnen stellen en dat is ons niveau van technologie. Wij zijn nou eenmaal veel verder dan bijvoorbeeld Griekenland en Spanje, waar men het met milieumaatregelen niet zo nauw neemt. Wijkunnen veel ingewikkeldere produkten maken en ook met veel schonere technieken werken zonder uit de markt gedrukt te worden, dat is mijn overtuiging. We moeten ons in landen als Nederland, Belgie, Duitsland en Frankrijk realiseren dat we -
u discussieren over markttheorien. Ais een socioloog me dit zou vragen dan zou ik het begrijpen." Toch gaan mensen heus niet naar het buitenland verhuizen, als de motorrijtuigenbelasting in Nederland omhoog zou gaan. Een andere oorzaak van de milieuvervuiling in Nederland is het gigantische mestoverschot. Het CDA vindt dat een verdere vermindering van de veestapel, die in het kader van de Europese landbouwpolitiek al ingekrompen is, als milieumaatregel pas in aanmerking komt als alle andere middelen falen. Daarbij denkt men dan aan de verwerking en de distributie van mest. Van Amelsvoort geeft toe dat dit symptoom- in plaats van oorzaak-bestrijding is, maar: "Een nog verdere beperking van de veestapel zou groot leed bij de boeren veroorzaken. Dat is niet verantwoord zonder eerst andere maatregelen te proberen. Ik denk eigenlijk dat we wat betreft het hele milieubeheer moeten gokken op verbetering van de technologie. Dat is trouwens allerminst een gok als je ziet waartoe de Nederlandse industrie in staat is, hoe vindingrijk ze is en hoe geweldig ze reageert op het milieuprobleem."
- -- - - - - ROSTRA 160 J UN I / JULI 1989 - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - 15 - - - - - - -
_ _ _ _ _ _ _ _ __ _ __ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ __ _ _ _ _ _ _ _ VERKIEZINGEN - - - -
Verlaging lastendruk en loonmatiging hoekstenen van VVD programma De VVD heeJt onder de kabinetten Lubbers een vrij grote invloed uitgeoefend op het gevoerde sociaal-economisch beleid. Het terugdringen van de overheid ter versterking van de positie van het bedrijfsleven is altijd al een stokpaardje van de partij geweest. Ook de tot stand gekomen denivellering tussen minimum en modale inkomens is een aloude wens van de liberalen. Rostra evalueerde met een bevlogen financieeleconomisch specialist van de VVD) de heer de Grape) het gevoerde en te voeren beleid. Raoul Leering, Pieter van der Meche Collectieve lastendruk In het VVD-verkeizingsprogramma wordt veel nadruk gelegd op het verlagen van de collectieve lastendruk. Zweden heeft ook een hoge collectieve lastendruk en die gaat samen met een hoge economische groei en een zeer lage werkloosheid (zie kader 1) Waar maakt de VVD zich druk over? "De vergelijking met Zweden faalt volledig. Dat heeft de OESO in een van haar rapporten ook aangetoond. Het Zweedse produktenpakket is anders en Zweden is niet als Nederland een open economie." ,Dat zegt U nu maar de exportquote van Zweden ligt tussen de dertig en vijfendertig procent. Ook Zweden kan ilus tot de kleine open economieen gerekend worden. "Ik ben natuurlijk geen econoom. Zonder me in de economendiscussie te mengen wil ik er toch het volgende over zeggen. Het laatste OESO-rapport laat weer zien dat Nederland een te hoge collectieve lastendruk kent. Voor een
is dat door een daling van de collectieve lasten de mensen er in koopkracht al op vooruit gaan. Een belangrijke oorzaak voor een verhoging van de brutolonen valt daarmee weg. Ik denk dat daarover weI consensus bestaat in de politiek. Je kuntje trouwens afvragen hoe succesvol men is geweest met het beleid gericht op verlaging ~an de collectieve lastendruk. In de periode 1982-1986 is slechts de stijging ervan licht afgeremd. Pas de laatste twee jaar zien we een stabilisatie en zelfs een lichte daling van de collectieve lastendruk." Ben dalende collectieve lastendruk leidt tot een daling van de colectieve uitgavenquote. Dat heeft tot gevolg dat bepaalde noodz akelijke investeringen niet meer plaatsvinden. Neem bijvoorbeeld het onderwijs daar is de kwaliteitsajbraak al in volle gang. De Grave kan een lach niet onderdrukken. "Dat lijkt me wat overdreven voor een land met de hoogste onderwijsquote (onderwijsuitgaven gedeeld door het na-
"De vergelijking met Zweden faa It volledig" land dat deel uit maakt van een groot handelsblok, de Europese Gemeenschap, heeft dat belangrijke nadelen. De hoge druk op de toegevoegde waarde en de loonkosten als gevolg van de hoge collectieve lastendruk maakt ons land onaantrekkelijk als vestigingsplaats voor bedrijven. In het verleden heeft de hoge collectieve lastendruk door het afwentelen daarvan op de werkgevers geleid tot een loonprijsspiraal. Het verhaal is welbekend. Andersom geredeneerd kan je zeggen dat met een daling van de lastendruk een gematigder loonkostenontwikkeling kan worden bereikt. De reden daarvoor -
- - - 1 6 - - --
-
-
tionaal inkomen) in Europa. Er moet niet meer geld aan onderwijs uitgegeven worden maar binnen het bestaande budget moet efficienter met het geld worden omgesprongen. Bovendien is er de afgelopenjaren niet bezuinigd op onderwijs maar zijn slechts de overschrijdingen van het budget gecompenseerd." Toch wordt er vanuit het onderwijs en het bedrijfsleven steeds benadrukt dat de bezuinigingsmaatregelen waaronder de invoering van de tweefasenstructuur, tot een daling in de kwaliteit van ajgestudeerden leiden. "Dat werd in "73 net zo hard verkondigd en toen was de onderwijsquote nog veel hoger. Ik heb ook met 1600 mensen
- - - - --
in de rechtenfaculteit gezeten. Denk niet dat ik niet open sta voor kritiek op het onderwijs maar ik wil waarschuwen voor overdrijving. De VVD stelt zich op het stand punt dat er niet verder moet worden bezuinigd maar dat er daarnaast efficienter met het bestaande budget moet worden omgegaan. Je zou je bijvoorbeeld kunnen afvragen of een klein land als Nederland wel zoveel universiteiten nodig heeft. Een concentratie daarvan is een van de mogelijkheden voor efficiencyverbetering."
De VVD heeft een bedrag van 8,2 miijard gulden uitgetrokken voor lastenverlaging voor ae burger (zie kader 3) . De overheid moet dan maar afwachten wat daarmee gaat gebeuren. Is het niet beter dat zij het zelJ houdt en aanwendt voor productieve investeringen? "Laat me eerst even benadrukken dat de discussie gaat over slechts 2 procent van het nationaal inkomen. Dat is de 10 miljard gulden die de VVD minder wil uitgeven dan de PvdA. Een verlaging van de collectieve lasten is een van de hoekstenen van ons programma. Een ander die er mee samenhangt is het voortzetten van een gematigd loonkostenbeleid. De PvdA en in mindere mate het eDA zuBen ernstige problemen krijgen met het handhaven van de koopkracht. Voor de ambtenarensalarissen en de uitkeringen is een stijging van twee procent voorgesteld. Dat is slechts ter compensatie van de inflatie. Daarnaast zit er ook een aantallastenverzwaringen in de programma's. Per saldo is er dus sprake van koopkrachtverlies als PvdA en eDA hun zin krijgen. Het lijkt mij niet erg waarschijnlijk dat de burger bij een, door het ePB voorspelde, economische groei van tweeenhalf procent daarmee accoord gaat. De lonen zuBen in de toekomst naar
- - - - - - - - - - RO STRA 160 JUNI / J ULI 1989
- - - - VERKIEZINGEN - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - -
van de arbeidsmarktrelevante uitkeringen. Die vormen vijfentwintig pro cent van het totaal aan uitkeringen. Uiteindelijk wordt een behoud van koopkracht van de minima gegarandeerd middels de lastenverlichting, waar ook zij van profiteren. Naar mijn mening zuBen de werkgelegenheidseffecten beter uit vallen dan met de plannen van CDA en PvdA bereikt zal worden." Aile partijen waaronder de VVD baseren hun programma's op een economische groei van tweeenha/f procent. Waar gaat de VVD het geld weghalen als de groei lager uitvalt? De Grave antwoordt beslist. "Ik kies er dan voor in de lastenverlaging te snijden. Snijden in de uitgaven is altijd moeilijker. De VVD is bovendien de enige partij die rekening heeft gehouden met ee~ . tegenvallende ec.onomische groei. W IJ hebben daarvoor In ons programma reserves opgenomen. Weliswaar niet groter dan een miljard, maar toch, het is een signaal." Werkgelegenheid Uit de rapporten van het CPB (zie kader 2) blijkt dat het kabinet er nog steeds niet in geslaagd is veel aan de langdurige werkloosheid te doen. Uit het programma blijkt dat de VVD nog steeds veel verwacht van een jeugdwerkgarantieplan. Daarnaast is de VVD een voorstander van herorienteringsgesprekken. Voor scholing wordt daarentegen niet meer dan tweehonderdvijftig miljoen uitgetrokken. Veel minder dan de een miljard die de PvdA voorstelt. "Laat ik allereerst benadrukken dat de groei van het aantal banen spectaculair is geweest. In Europa zijn we onovertroffen. Die banengroei is het gevolg geweest van de nadruk die CDA en VVD
mijn mening dan ook hoger uit vallen dan gewenst om het koopkrachtverlies te compenseren. Een belangrijk uitgangspunt van de verkiezingsprogramrna's van CDA en PvdA komt dan niet uit. Een koppeling tussen lonen en uitkeringen stuwt de collectieve uitgaven dan nog verder omhoog. Met de door ons voorgestelde lastenverlaging wordt de koopkracht van de werknemers enigszins gesteund." Is het tijdstip voor lastenverlaging niet erg ongunstig gekozen. Landen als de Verenigde Staten, het Verenigd Koninkrijk en Japan kampen reeds met capaciteitsproblemen, de kans op stijging van de geimporteerde in{1atie in Nederland neemt toe. Een lastenverfaging zou de inj7atie nog meer aanwakkeren. "De koopkrachtimpuls van de door ons voorgestelde lastenverlaging, is maximaal een compensatie van de inflatie. In een peri ode van vier jaar komt de VVD uit op een koopkrachtverbetering van drie procent. Oat is gemiddeld driekwart procent per jaar. Bij een economische
"Als economische groei tegenvalt kies ik voor snijden in de lastenverlaging" groei van tweeenhalf procent per jaar is dat zeker niet inflatoir." Met haar plannen voor een lastenverlaging werpt de VVD zich op als beschermer van de werknemers. Tegelijkertijd stelt zij voor de reele minimumlonen te verlagen. "De werkloosheidsproblematiek concentreert zich al jaren op de laaggeschoolden die veelal het minimumloon verdienen. Onder hen bevinden zich veellangdurig werklozen. Er is dus sprake van een relatie tussen de hoogte van het minimumloon en de werkloosheid. Deze veronderstelling wordt al jaren gehanteerd. De VVD stelt nu voor het reele minimumloon licht te laten dalen door het niet volledig voor inÂŁlatie te compenseren. Eenzelfde verlaging zal ook plaatsvinden voor de reele waarde
- - - - - ROSTRA 160 JUNII JULI 1989 - - - - - - - --
hebben gelegd op het herstel van de marktsector. We zienechter dat het werkloosheidsprobleem in toenemende mate van een probleem op macroniveau, een microprobleem wordt. Daarmee doel ik op de situatie waarin de langdurig werklozen zich bevinden. Hun probleem is niet op te lossen door er maar extra geld tegenaan te smijten. De gelden die in het verleden gereserveerd zijn voor dit specifieke werkgelegenheidsbeleid zijn niet opgemaakt. Er is hier dus sprake van onderuitputting, het knelpunt is het gebrek aan beleid, niet de beschikbaarheid van financiele middelen. Oat laatste mag ook nooit een knelpunt zijn." Ret specifiek werkgelegenheidsbeleid in de afgelopen zeven Jaar heeft dus gefaald?
- - - - - - - - - - - - - - 17 - - - - -
- - - - VERKIEZINGEN - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - -
Kader 2:
-
--------,~----~----~------------.-,-----~-----------.
..
Falend werkgele.genheiosbeleid . Uif de onderstaande 路tabel blijkt dat ongeveer eim kwartyan de hogere wetkloosheidveroorzaakt is door het tegenvallende effect van het arbeidsmarktbeleid. De aanbod beperkende maatregelen, ~zoals de' VUT, hebben de werkloosheid iets terug gedrongen. De creatievan het9Ctntal banen blijft echter sterk achte; bij de raminge"uit hetr:egeera/(koord. Daarnaast had het kabinet vee' verwacht van de groeilian het :'aantal deeltijdbanen. Van deze opttriistische voorspefling is niet veel terecht gekomen, waardoor 25. 000 inensen minder aan de slag konden. Opvallend is vootts dat door andere factoren dan het arbeidsmarktbeleid de werkgelegenheid meer is toegenomen dan ten tijde vande regeerakkoordbecijferingen werd verwacht. Brbn: Macro 'Econom,sche verkenningen 1989 .
--------.....---------~------------------~-----~------:-Verschillen geregistreerde werkloosheid e,., de voorspelling in het regeerakkoord in duizendtalien. ooor effect op beleidwerkloosheid Geregistreerd aanbod Werkgelegenheid in arbeidsjaren Groei deeltijd baner
effect op totaal effect externe factorenwerkloosheidwerkloosheid
-23
-23
73
73
50
-3':
31
26
-26
5
-25
25
-40
40
65
87
120
Extra werkloosheid
33
"Ja, dat kanje zo zeggen. Nogmaals, niet vanwege een gebrek aan geld maar aan beleid. Ik zie veel in het subsidieren van projecten gericht op dienstverlening. Het opnieuw creeren van banen, bijvoorbeeld huisbewaarders, die in het verleden in grote getale vanwege de scheefgegroeide kosten-opbrengstenverhouding verdwenen zijn. Een verlaging van het minimum loon is vol gens ons een middel om langdurig werklozen aan een baan te helpen. Vanuit de PvdA is er veel kritiek op dit voorstel." Hij vervolgt verongelijkt, "er wordt ons verweten een asociaal beleid te willen voeren. Het standpunt van de PvdA is daarentegen dubbelzinnig. Zij heeft een premieverlaging voor de minimumlonen voorgesteld. Daarmee erkent ze dat er een verband tussen de hoogte van het minimumloon en de werkloosheid bestaat. Anderzijds is door hen voorgesteld het minimumloon te verhogen met tweeenhalf procent. Waar kies je als partij dan voor, inkomen of werk? De VVD heeft een duidelijke keuze gemaakt." - - - - - 1 8 - - - --
In het VVD-programma is de enige voorspelling die er over de groei van het aantal banen gedaan wordt een aantal van vijfentachtigduizend ten gevolge van de wet Vermeend-Moor. In deze wet wordt een premieverlaging voor de minimumlonen voorgesteld. (De bruto-minimumloonkosten gaan daardoor omlaag terwijl ze netto gelijk blijven) . Opgeteld bij een schatting van het CPB van de aanwas van banen bij ongewijz igd beleid, komen we op driehonderdtienduizend banen. Ais de graei van het arbeidsaanbod daar van aJ wordt getrokken zal de werkloosheid met honderduizend kunnen aJnemen. Gezien de huidige omvang van de werkloosheid te weinig. "Honderduizend werklozen minder is toch niet onaardig." Het is toch niet voldoende. De werkloz en lijken weer het kind van de rekening te worden . Waarom heeft VVD niet als de
II
PvdA gedetailleerdere voorspellingen gedaan van de werkgelegenheidsiffecten van het door haar voorgestelde beleid. "Ik heb to en ons verkiezingsprogramma uitkwam aan het CPB gevraagd de door ons voorgestelde beleidsmaatregelen door te rekenen. Het CPB was toen nog niet in staat de gevolgen voor de werkgelegenheid van een lastenverlichting mee te nemen. Toen dat wel kon wilde men wachten tot de andere partijen hun programma's gepresenteerd hadden om ze dan tegelijk door te rekenen. De cijfers die de PvdA heeft gepubliceerd zijn natte vingerwerk." De Grave geeft de bijbehorende visualisatie. Hij vervolgt: "Ik heb binnen de VVD toen geadviseerd geen eigen berekeningen te publiceren. De VVD en PvdA hebben wel met elkaar gemeen dat wij vergeleken met de andere partijen een zeer uitgebreide werkgelegenheidsparagraaf hebben." In de afgelopen jaren hebben bedrijven de atv gebruikt om de overcapaciteit weg te werken. Nu kan atv inderdaad extra banen oplelleren. Waarom is de VVD er geen lIoorstander van de atll te lIerplichten? "Ik zie de invoering van atv niet als taak of instrument van de overheid . Als generiek instrument vind ik het slecht . Op verschillende sectoren van de arbeidsmarkt treden nu al spanningen op. Dan is het een slechte zaak wanneer atv dingend wordt opgelegd. Waar de VVD wel wat in ziet is de koppeling van atv aan bedrijfstijdverlenging. In plaats van dat machines, zoals nu het geval is, op zaterdag en zondag stilstaan, kan dan zeven dagen per week worden gedraaid. Het stilstaan brengt kosten met zich mee . Uit de kostenbesparingen die met de verlenging van de bedrijfstijd kunnen worden bereikt, kan de atv worden betaaid. Je moet dan weI aan de heilige huisjes van de zaterdag en de zondag komen . Gekoppeld aan atv is het dan wel zo dat mensen vier dagen per week werken, waaronder het week-end, en daarna drie dagen vrU zUn . Ik kan mij volksstammen voorstellen die dat prettig vinden. " Uit een onderzoek van Kloosterman en ElIring blijkt dat de creatie van nieuwe banen vooral heeft plaatsgevonden in de laagstbetaalde sector. Bij het midden en hoger kader zijn daarentegen per saldo banen verloren gegaan. De groei van het aantal banen in de laagstbetaalde s.ector is samengegaan met een verslechtering van de rechtspositie van de werkne-
Je kan zeggen dat specifiek werkgelegenheidsbeleid heeft gefaald"
- - - - - - - - - - - - --
- - - - ROSTRA 160 JUNI / JULI 1989 - - - - -
- - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - --
mers. Ret voorstel van de VVD om het ontslagrecht te versoepelen zal dat aileen nog maar verergeren. Het is een van de weinige momenten dat de gedreven pratende De Grave even stil valt. "Ik ben verbaasd, ik wist niet van het bestaan van deze cijfers af. Ze wijken af van wat ik tot nu toe heb gehoord, namelijk dat de groei van de werkgelegenheid vooral in de hoogwaardige dienstverlening plaatsvindt. Ik denk da. iedereen verbaasd op deze cijfers zal reageren. Ik kan ze ook niet zo snel verklaren, maar ze zijn interessant. Wat betreft de verslechtering van de rechtspositie van de werknemers denk ik dat bijvoorbeeld de oproepkrachtsituatie ook een aantal voordelen biedt, met name voor vrouwen. De versoepeling van het ontslagrecht die de VVD heeft voorgesteld betekent slechts een aanpassing van de wet aan de praktijk. Het is nu al zo dat de meeste ontslagprocedures via de kantonrechter lopen en niet via het arbeidsbureau. De eerste procedure werkt sneller. De rechtsbescherming van de werknemers staat daardoor op de tocht omdat iedere kantonrechter zijn eigen normen hanteert. De VVD stelt dan ook voor de bestaande wetgeving zo aan te passen dat de behandeling van ontslagaanvragen door de kantonrechter beter wordt gereguleerd." Inkomensbeleid Tussen modaal en minimum is in de aJgelopen jaren gedenivelleerd, maar vooral het verschil in inkomen tussen werkenden en niet-werkenden is toegenomen. Met de voorgestelde verlaging van het minimumloon zal ook tussen werkenden onderling gedenivelleerd worden. "Ja, maar er zijn heel weinig mensen die het minimumloon verdienen. Het minimumloon heeft voornamelijk gefunctioneerd als koppelingsinstrument tussen lonen en uitkeringen. Daarnaast vervult het natuurlijk ook een arbeidsmarktfunctie. Het is een ondergrens voor de laagstbetaalde lonen. Tussen mensen die werken en niet-werken is bewust gedenivelleerd, om de sterke nivellering die in de jaren zeventig had plaatsgevonden ongedaan te maken. Uit onderzoeken van het ePB is gebleken dat de toenmalige verregaande nivellering honderduizenden banen heeft gekost. Wilden we nieuwe banen scheppen dan moest het minimum loon bevroren worden. Als ik de uitkeringniveau's in Nederland met het buitenland vergelijk dan staan wij nog steeds keurig bovenaan. Kan je nagaan hoe hoog ze voor "82 waren. Terwijl de verschillen in inkomen tussen werkenden en niet-werkenden zijn toegenomen zijn onze uitkeringen nog steeds verantwoord."
-
- - - - -- - VERKIEZINGEN - - - -
"Reiskostenforfait heeft geen flikker met milieu te maken" De belastingverlaging door invoering van het plan-Oort zal voornamelijk de midden en hoger inkomensgroepen ten goede komen. De denivellering tussen de inkomens van werkenden zal dus nog sterker uitvallen. "Het is waal dat Dort relatief meer nadruk legt op de middeninkomens . Zij vormen juist die groep, die in de huidige structuur op marginale tarieven zit die tot honderd procent kunnen oplopen. Dat is natuurlijk dodelijk, dat begrijpt ieder mens. Als je het effect van het verlies van aftrekposten meeneemt is het beeld redelijk evenwichtig. Al moet ik toegeven, dat de nadruk ligt op de middeninkomens. Ik vind dat terecht omdat zij ook degenen zijn geweest die in het veri eden de rekening hebben betaald van de belastingerhogingen. In absolute bedragen krijgen de hogere inkomens natuurlijk meer, maar het percentage koopkrachtverbetering is voor hen even groot als voor de lagere inkomens.
Milieu. In het VVD-programma staat dat de kosten van de vervuiling zichtbaar moeten worden gemaakt in de consumentenprijzen. De koopkrachtachteruitgang die daarvan het gevolg is wordt door de VVD gecompenseerd met lastenverlagingen. Is dat niet wat vreemd als je het kopen van die producten wilt voorkomen. Wanneer je een milieuvervuilende auto alsnog betaalbaar maakt laten de consumenten dat apparaat nooit staan. "De VVD acht het prijseffect voldoende. Milieuvervuilende producten worden duurder in vergelijking met schone producten. De consument zal als gevolg daarvan andere keuzes maken. Het koopkrachtverlies dat zonder compensatie van de milieuheffingen zal optreden is na acht jaar volgehouden loonmatiging en in een tijd van economische groei niet aan de kiezers te verkopen." Als de VVD nu echt met de toestand van het milieu begaan is waarom heeJt zij dan niet voor aJschaffing van het reiskosteriforJait gestemd? Een laconieke De Grave: "Omdat het reiskostenforfait geen flikker met het milieu te maken heeft. Er is een onderzoek gedaan naar de milieueffecten van een afschaffing van het reiskostenforfait. De uitstoot van kooldioxide zou met slechts drietiende procent afnemen. De positieve effecten voor het milieu zijn dus marginaal. Bovendien zou afschaffing van het reiskostenforfait niet fair zijn. Het forfait is bedoeld als subsidie van het forensenverkeer. In het verleden is de scheiding
- - - - ROSTRA 160 JUNI / JULI 1989 - -- - --
- - - - - - - - --
tussen wonen en werken gestimuleerd en daarvoor zouden we die mensen nu de rekening presenteren. zelfs al zou het reiskostenforfait afgeschaft zijn, dan nog zouden de forensen de auto niet zo snel laten staan. Ze kunnen geen kant op. Het openbaar vervoer kan die toevloed van forensen niet aan. Bij de nu afgeketste plannen voorinvoering van de ov-jaarkaart voor studenten was de NS al gedwongen om treinstellen uit Belgie te huren. Het is ook niet juist te denken dat ons verzet tegen afschaffing van het reiskostenforfait bedoelt was om de hogere inkomensgroepen te beschermen. Integendeel, zij rijden in een leaseauto of wentelen de kosten op hun werkgever af. Het zijn juist de gewone werknemers in hun Opel kadett die de rekening betalen." Ret milieuprogramma van de VVD is gekenmerkt door een gebrek aan concrete maatregelen. Waarom? "Het leek ons niet zinnig specificaties op te nemen voor de toegelaten hoeveelheid emissies per vervuilende stof. Oat zou de kiezer weinig zeggen. Het gaat ons om het principe, de vervuiler betaalt. Ook als het gaat om lozingen uit het verleden waarvoor toen nog geen toestemming nodig was." Voor een partij die extra geld uittrekt voor de versterking van het rechtsbestel om milieudelicten te kunnen opsporen en te bestraffen, hadden tenminste de straJmaten aangegeven kunnen worden die zij voor de verschillende delicten in gedachten had. "Daar zijn we niet op gekomen. Oat is een goed idee maar niemand heeft er aan gedacht." â&#x20AC;˘
- - - - - - - 19 - - - - -
- - - - VERKIEZINGEN - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - -
Overheid moet professionaliseren Parlement niet toegerust voor huidige taken Ben dag voor het verschijnen van het concept-verkiezingsprogramma van D66 legt Maarten Engwirda nog de laatste hand aan de flnanciele invulling. Met een pennetje verschuift gemakkelijk een miljoentje van onderwijs naar de gezondheidszorg. Maar de prioriteiten liggen voor D66 vast. Ret flnancieringstekort, het milieu en een goed functionerende 'overheid op maat' zijn de belangrijkste pijlers van het verkiezingsprogramma.
Jacco Knotnerus, Jasper Wesseling Maarten Engwirda (45) is sinds 1975 kamerlid voor D66. Hij was 4 jaar fractievoorzitter en is al 12 jaar financieel woordvoerder van zijn partij. Hij was ook 8 jaar voorzitter van de vaste kamercommissie voor rijksuitgaven. Kortom een financiele man pur sang, die ook deze keer verantwoordelijk is voor de financiele kant van het verkiezingsprogramma. U heeJt zich altijd zeer sterk gemaakt voor verlaging van het financieringstekort. U bent zelJs wei eens omschreven als 'nog strenger dan Ruding'. Kunt u in het kort zeggen hoe het {inanciele plaatje van D66 eruit ziet (zie kaJer 3)? "Wij willen, evenals de andere drie grote partijen, het financieringstekort verlagen met 2% in de komende 4 jaar. Daarover be staat duidelijk consensus bij de 4 grote partijen. Maar voor D66 is het milieubeleid van zoveel belang dat we daar veel geld aan besteden (ruim 9,4 mldJW,JK). Wij gaan uit van de veronderstellingen van het CPB. De ruimte die bestaat vol gens deze ramingen besteedt D66 deels aan het terugdringen van het financieringstekort, zo'n 12 mId. Stijging van de ambtenarensalarissen en uitkeringen legt ook beslag op 12 mId. Onze beleidsintensiveringen beslaan zo' 8,5 mId waardoor wij 3,5 mId moeten bezuinigen op het overige beleid. De beleidsintensiveringen komen in de eerste plaats ten goede aan het milieu waaraan wij meer uitgeven dan de andere partijen. Daarnaast stoppen wij extra geld in het onderwijs (1,4 mId), gezondheidszor~ (0,9 mid) en werkgelegenheid (0,5 mId)." Naast afschaffing van het reiskostenforfait en nuigroei van het defensiebudget
heeft D66 een aantal opvallende bezuinigingsposten. Zo Ievert een gedeeltelijke afschaffing van de VUT een siordige 1200 min op. "De VUT is van een selectief arbeidsmarktinstrument uitgegroeid naar een tegenwoordig bijna automatisch verworven werknemersrecht, dat is nooit de bedoeling geweest." 066 denkt verder 50 mIn op onderwijs te kunnen bezuinigen via een afslanking van het departement van Onderwijs en Wetenschappen. Democratisering
Is het mogelijk om goed onderwijsbeleid te voeren met nag minder geld? "In dit geval wel, wij willen meer decentraliseren, minder regels vanuit het departement. Dan zijn er dus minder ambtenaren nodig. Democratisering is al
sinds de oprichting een belangrijk uitgangspunt van D66 en het is ook nu weer in het hele programma te vinden. Bij scholen bijvoorbeeld moeten eigenlijk de ouders en de leerlingen de belangrijkste zeggenschap krijgen. Een ander voorbeeld is de Tweede Kamer, vroeger zatje wekelijks in de kamer en hoorde je drie kwartier een ondernemingsraad aan en drie kwartier de directie en dan moest je beslissen of er geld in werd gestopt. Dat was gekkenwerk, die dingen moet je professionaliseren. De Tweede Kamer is daar niet voor uitgerust. Wij vragen ons meer in het aIgemeen af of je de regering en het parlement niet de hoofdIijnen van het beleid moet Iaten bepalen. De uitvoering moet je delegeren aan zelfstandige bestuursorganen"
- - - - 2 0 - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - ROSTRA 160 JUNI/JULl1989-----
_ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ VERKIEZINGEN - - - -
Collectieve lasten Als de economische groei nu eens tegenvalt, welke consequenties zou D66 daar uit trekken? "Wij hebben een onzekerheidsvariant voor 2% groei. In dat geval leggen wij prioriteit bij het milieubeleid, de zwakzinnigenzorg en in belangrijk mate bij het onderwijsbeleid. Dat betekent dus dat de rest zal moeten inleveren; criminaliteitsbestrijding, emancipatie etc." Maar de absolute prioriteit is ook in dat geval het financieringstekort? "Ja, nouja, absoluut. Het is een vooronderstelling, dat dat tekort omlaag moet. Er zijn, als het ware, een aantal zaken die voor de streep staan. Voordat je de ruimte gaat verdelen zijn er al een aantal dingen afgetrokken: verlaging van het financieringstekort en een gelijke ontwikkeling van ambtenarensalarissen en uitkeringen. " CDA en VVD stellen in hun programma een lastenverlichting in het vooruitzicht van respectievelijk 4 mid. en 8 mid.. Ziet U daar geen ruimte voor? "Nee, in de komende jaren zit een verlaging van de collectieve lastendruk er niet in. Wij hebben nou eenmaal onze prioriteiten zoals milieu, ambtenarensalarissen en uitkeringen, een financieringstekortverlaging en beter onderwijs. Dan blijft er niets over voor verlaging van de collectieve lastendruk. Ik vind overigens wel dat die druk nog aan de hoge kant is, maar een verlaging is voor ons geen eerste prioriteit." Koppeling Kunnen wij hier uit afleiden dat u een formeIe kopJ.eling nastreeft tussen lonen in het bedrijjsleven, ambtenarensalarissen en uitkeringen? "Wij zijn in principe voor een koppeling tussen salarissen en uitkeringen maar wij stellen ook als voorwaarde dat de loonstijging in het bedrijfsleven beperkt blijft. Het liefste zien wij een sociaal akkoord tussen de overheid en de sociale partners. Zo'n akkoord moet zich vooral richten op de werkloosheidsbestrijding en de duurzame ontwikkeling." Werkgelegenheid D66 geeft overigens, vergeleken bij de andere partijen, opvallend weinig geld uit aan werkloosheidsbestrijding. "Dat klopt, onze voornaamste gedachten gang is deze: als het nou echt waar is dat iedereen -zowel de overheid als de sociale partners- de werkloosheidsbestrijding zo belangrijk vindt, dan moet niet ieder zijn eigen lijn volgen maar juist via concrete afspraken daar iets aan doen. Ik denk dan aan loonmatiging, bepaalde ontwikkeling van de uitkerin-
de groei in de ambtenarensalarissen niet te uitbundig te laten zijn."
gen, scholing en werkervaringsprojecten."
Werkloosheidsbestrijding heeft bij D66 geen absolute prioriteit; dus zonder die concrete aJspraken gebeurt er -uitgaande van uw begroting- bijzonder weinig? "Werkloosheidsbestrijding heeft inderdaad bij ons niet de hoge prioriteit die bijvoorbeeld het milieubeleid heeft. Wij vinden dat het milieubeleid overal bovenuit gaat." Werkgelegenheid moet uit economische groei komen? "Wij hopen dat het uit economische groei komt. Maar in ieder geval denken wij dat het een illusie is om te denken dat de politiek in staat is om, los van maatschappelijke organisaties, die werkloosheid omlaag te krijgen. Dat is sinds Den Uyl nog nooit gelukt. We gaan weliswaar de goede kant op met de werkgelegenheid maar de meeste banen zijn toch in de marktsector tot stand gekomen; zonder dat de overheid daar invloed op heeft. Mijn stelling is dus dat het werkloosheidsprobleem wel heel belangrijk is maar dat de overheid dit niet in z'n eentje kan oplossen." Verplegers De soda Ie partners hebben ook nog andere belangen. Neem bijvoorbeeld de huidige looneisen van de verplegers, dat zijn toch geen eisen die bijdragen aan het oplllssen van de werkloosheid. "Dat is waar, maar deze groep heeft dan ook een echte achterstand. Daarom zijn die eisen terecht. Verplegers lopen als trendvolger achter op de lonen van de ambtenaren die op hun beurt weer achter lopen op de lonen in het bedrijfsleven." De verplegers hebben wei een duidelijke signaalfunctie naar andere bonden. "Dat klopt, daarom moet je door 100nmatiging in het bedrijfsleven proberen
Kanslozen Een onderzoek van Kloosterman en Elfring wijst uit dat de groei in werkgelegenheid met name plaats vindt in lager beta aide banen onder verslechterde omstandigheden; dat we enigszins de Amerikaanse kant opgaan. Dat is een niet zo rooskleurig beeld voor die nieuwe werkgelegenheid. Ik heb aaar ook over gelezen maar, ik betwijfel of het waar is. Als ik om mij heen kijk zie ik dat vooral in de dienstensector, de advocatuur en de accountancy bijvoorbeeld, veel hoogbetaalde nieuwe banen zijn gecreeerd. Het beeld is dus genuanceerder. Ik kan mij ook niet voorstell en dat, gegeven het niveau van bescherming dat wij hier hebben, onze situatie vergelijkbaar zou zijn met die van de Verenigde Staten. Waar ik wel in geloof is dat we er voor moeten hoeden kansarmen, zoals bijvoorbeeld langdurig werklozen, niet buiten de maatschappij te plaatsen." Is het niet zo dat bepaalde groepen werklozen al als 'kans/oos' kunnen worden bestempeld? Nee, dat is denk ik niet het geval, er moet echter een ander beleid komen. Het belangrijkste dat nu ten aanzien van het werkloosheidsbeleid moet gebeuren is niet -zoals bijvoorbeeld de PvdA wilsloten geld uittrekken voor scholing. Dat geld raakt gewoonweg niet 0p. Het is veel belangrijker dat er geld wordt uitgetrokken voor actieve arbeidsbemiddeling. In Zweden is er op de honderd werklozen een arbeidsbemiddelaar. In Nederland is die verhouding een op de veertienduizend. Het is duidelijk dat je voor zovee1 mensen niet veel kan do en inje eentje. Naar mijn mening zijn er als je kijkt naar de behoeften in de samenleving daarom in principe zelfs voor die zogenaamde kanslozen hele goede en nuttige arbeidsplaatsen te creeren. Er zijn gewoonweg nog teveel arbeidsbureaus die passiefblijven wachten tot er een werkloze komt binnenlopen. Arbeidsmarktbeleid kan naar mijn mening veel efficienter. Een belangrijke stap is hierbij om met werkgevers en werknemers samen beleid te maken. Verder heeft D66 50 mIn uitgetrokken voor uitbreiding van het personeel op -onder andere- arbeidsbureaus." Individualisering
Vier jaar geleden stond arbeidstijdverkorting centraal in het D66-program. Nu is het niet Vervolg op pagina 25
- - - - ROSTRA 160 J U N I / J U L l 1 9 8 9 - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - 2 1 - - - -
- - - - VERKIEZINGEN - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - -_ _ _ _ _ __
Vergelijking finaneiele programma's in miljoenen guldens
Groei nationaal (f) inkomen 1990-1994 Ruimte bij gelijkblijvend aandeel colleetieve sector Beslag op ruimte bij handhaving huidig beleid
PvdA
COA
VVO
066
84.400
84.400
83.000
84.400
47.500
47.500
47.000
47.500
(a) -18.800
-18.400
(b) -18.000
-18.400
28.700
29.100
29.000
29.000
(e) -1.600
0
0
(e) -1.600
-10.500
-10.500
-10.000
-10.500
-12.100
-12.000
-11.100
-12.000
4.500
6.600
7.900
5.000
beleidsruimte 1990 - 1994 Niet wegwerken vermogensoverschot soeiale fondsen Reduetie financieringstekort Koppeling uitkeringen en ambtenarensalarissen aan lonen te besteden aan nieuw beleid Werkgelegenh. -uitgaven -inkomsten(g)
-2.850 1.200 -1.650
Milieu -uitgaven -inkomsten
-3.330 1.650
-2.600 2.300
Overige uitgaven
-1.920 340
-550 240 -1 .350
0
-1.680 Onderwijs -uitgaven -inkomsten
-1 .350 0
0 0
-5.000 3.950 -300
-310 -9.410 7.395
-1.050
-500 0
-600 600
-2.015 -1.405 50
-1.580
-500
0
-1.355
(d) 4.550
200
4.250
1.850
0
4.050
8.200
(e) 1.000
Ruimte voor lastenverliehting
Bron: partijprogramma' s PvdA, VVO, COA, 0'66. (a) PvdA heeft een extra bedrag voor kinderbijslag al bij uitgaven op basis van huidige beleid gerekend. (b) VVO heeft stijging van ambtenarensalarissen met 2% niet automatisch meegerekend . (c) PvdA en 0'66 willen het bestaai;lnde overschot in de sociale fondsen niet wegwerken met een premieverlaging de komende 2 of 3 jaar, zoals in de CPB-berekeningen is opgenomen. PvdA wil het geld in kas houden om in 1994 in te kunnen zetten voor koopkracht ondersteuning van de lagere inkomens. 0'66 voorspelt een tekort bij de fondsen in 1984 en wil daarom de overschotten vasthouden om premieverhoging in de toekomst te voorkomen. (d) PvdA wil een deel van de belastingverlaging die bij het plan Oort optreedt ongedaan maken. Hiermee is 1.9 miljard gemoeid . (e) Het bedrag voigt niet uit bovenstaande cijfers . Oit komt door onzorgvuldig rekenen in de financiele verantwoording van 0'66 . (f) Oe groei is gebaseerd op een reele groei van 2%% en een inflatie van 2% voor 1990-1994. 2% stijging van de lonen in de marktsector en een vermindering van het financieringstekort van 2% in 4 jaar. Alles is gebaseerd op cijfers van het Centraal Planbureau. (g) Bij uitgaven aan de gespecificeerde beleidsonderdelen ben ik uitgegaan van de netto uitgaven door de overheid. Van de totale uitgaven zijn bezuinigingen binnen de zelfde sector, heffingen en besparingen binnen de sector. afgetrokken.
- - - - - 2 2 - - - - - - - - - - - - --
- --
- - --
-
ROSTRA 160 J UNI / JU LI 1989 - - - - -
- - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - VERKIEZINGEN - - - -
Groen Links: Principes belangrijker dan een consistent programma? Bij bestudering van het voorlopig partijprogramma van Groen Links viel een ding direct op; Er is nadrukkelijk rekening gehouden met de verlangens van aile vier de coalitiegenoten) PSP) PPR) CPN en EVP. De opstellers van het programma) waaronder de voorzitter van de PSP Saar Boerlage) kwamen daarom tot een uitgebreid wensenpakket. Marjon van Leeuwen) eeonomiseh specialist in de PPRFraetie) Zieht toe hoe het expansieve beleid gefinancierd kan worden. Jacco Knotnerus, Stijn van der Krogt Prioriteiten Een eerste vraag die het programma oproept is welk beleidsonderdeel voor de coalitie prioriteit heeft. Na enige discussie kiezen Van Leeuwen en Boerlage voor achtereenvolgens vredesbeleid, inkomensbeleid, werkgelegenheidsbeleid en milieubeleid. Het eerste, meer bekende, beleidsonderdeel passerend vragen we opheldering over tegenstrijdigheden tussen onderdelen van het inkomens en werkgelegenheidsbeleid. Vervolgens gaan we in op de vraag hoe de partij gestalte wil geven aan een nilieuvriendelijke economie. Tenslotte gaat onze aandacht uit naar de financiering van de plannen. Deze is de komende verkiezingen van belang, temeer nu de partij niet aileen verkiest om vanuit de oppositiebanken het regeringsbeleid kritisch te volgen. Nu Groen Links zich heeft uitgesproken voor deelname aan een progressief kabinet is de partij genoodzaakt een consistent financieel plan op te stellen. Werkgelegenheid In het programma lijkt het of alleen de overheid voor werkgelegenheid moet zorgen door middel van het opschroeven van de overheidsinvesteringen. Maar dat is niet helemaal juist. Enerzijds heeft de overheid vol gens Groen Links de belangrijke taak om de infrastructuur te versterken. Met name de investeringen in het onderwijs en het railtransport resp 2 en 1 milj ard- moeten werkgelegenheid opleveren. Anderzijds moet een milieuvriendelijke produktie worden gestimuleerd met een gericht subsidiebeleid. Omdat het dan gaat om arbeidsintensieve produktie zal de werkgelegenheid toenemen. Hiermee zaljaarlijks een bedrag van 10 miljard gemoeid zijn dat
-
-
-
-
voor de helft door vervuilende, kapitaalintensieve bedrijven moet worden opgebracht. Daarnaast haalt de partij de arbeidstijdverkorting weer naar voren om het bestaande werk anders te verdelen. Er moet binnen enkele jaren nog maar 32 uur gewerkt worden. Het probleem met arbeidstijdverkorting is echter al jaren de geringe herbezetting. Vol gens Van Leeuwen komt dit omdat de werknemers met arbeidstijdverkorting tot nu toe heel zwak stonden omdat de derde partij, de overheid absoluut niets heeft gedaan. De oplossing moet van de overheid komen: "Zij zou de arbeidstijdverkorting en maximale herbezetting centraal moeten afdwingen. Als strafmaatregelen kun je denken aan geldboetes en dergelijke. Bedrijven moeten worden verplicht om hun maatschappelijke verantwoordelijkheden te dragen." Voor de financiering van arbeidstijdverkorting moeten de bedrijfstakken met voldoende produktiviteitsstijging zelf opdraaien. Voor de bedrijven waar de stijging achterblijft zal een fonds worden gecreeerd waar de overheid aan mee betaald.
de vakbeweging. Het probleem is dat verdeling van arbeid moet worden afgedwongen. De overheid moet in principe sturend optreden en waar nodig ingrijpen in het overleg tussen werknemers en werkgevers. De vakbeweging zit nu eenmaal steeds in het dilemma om te moeten kiezen tussen de belangen van werkenden en werklozen. Wanneer arbeidstijdverkorting door de werknemers moet worden betaald is dat voor de vakbond moeilijk verdedigbaar. Met de CBA's los je dat dilemma niet op." Hoe lossen jullie dan het probleem van het al bestaande tekort aan geschoold personeel in bepaalde bedrijfstakken op, wannneer er nog minder wordt gewerkt? Boerlage geeft aan dat scholing uitkomst moet bieden. Maar dat staat lijnrecht tegenover een andere wens van de partij om werklozen niet langer te verplichten om zich te scholen of te solliciteren. We vragen ons af wie zich dan nog wil om of bijscholen in precies de beroepen waar tekort aan is. Van Leeuwen nuanceert het voorstel van Groen Links: "Zo staat het in het pro-
Desnoods met boetes moet verdeling van arbeid worden afgedwongen De overheid moet dus meer dwingende maatregelen opleggen. Er dreigt nu met de instel-
ling de nieuwe Centrale Bureaus Arbeidsvoorziening -arbeidsmarktbeleid door overheid en socia Ie partners gezamelijk- een situ atie te ontstaan dat de overheid dit soort maatregelen niet meer eenzijdig mag opleggen. Van Leeuwen: "Wij staan dan ook huiverig tegenover de hele construcie van de CBA's gezien de zwakke positie van
gramma, maar zoals de zaken er nu voor staan zullen we de sollicitatieplicht en scholingsprojecten moeten handhaven. Bij het idee van afschaffing hiervan gaan we eigenlijk uit van het bestaan van een basisinkomen. " In het werkgelegenheidshoofdstuk spreken jullie verder ook over verdere flexibilisering van de arbeid. Voor ons betekent dit dat men meer onregelmatig en soms langer moet kun-
ROSTR A 160 J UNI/J ULI 1989 - - - - - -- - - - - -- - - - - - - - - - 23 - - - -
- - - - VERKIEZINGEN - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - -_ _ _ _ _ _ __
nen gaan werken. Gaat dat niet in tegen het idee van algemene arbeidstijdverkorting? Van Leeuwen hierover: "Een slecht uitgangspunt van veel mensen is dat de wereld vergaat als ze niet zeventig uur kunnen werken. Iedereen moet dus minder gaan werken waarbij de werktijd flexibel moet worden ingevuld. Bij het idee van flexibiliteit is het bestaan van een basisinkomen min of meer een voorwaarde, omdat men dan iets heeft om op terug te vallen. Dan kunnen ook wij akkoord gaan met bijvoorbeeld het bestaan van afroepkrachten en andere flexi-contracters. Basisinkomen Twee keer is nu het idee van het basisinkomen naar voren gekomen. Hoewel het niet met zoveel woorden in het programma staat blijkt dit wel een van de grondbeginselen voor het wergelegenheidsbeleid. Tegenstanders geven aan dat de invoering van een basisinkomen onbetaalbaar is. Bij een inkomen van 1100 gulden is het nationaal inkomen al grotendeels opgesoupeerd. De collectieve lasten gaan sterk omhoog en het uurloon achteruit. Wie wil er nog werken voor een half uurloon? Van Leeuwen is met Groen Links toch een sterk voorstander: "Voor de PPR was het basisinkomen altijd een belangrijk item. Dat komt nu weer, zij het iets minder expliciet, naar voren in het programma van Groen Links. In de discussie over het basisinkomen gaat het er om wat je er voor hebt om het inkom en werkelijk anders te verdelen. Be1angrijk is dat ook bij lagere lonen het plezier aan arbeid voor vee1 mensen een vergoeding zal blijven. Er is natuurlijk arbeid die men dan niet meer zou willen verrichten. De kwaliteit van arbeid moet dan ook omhoog." Inkomensbeleid
Groen Links wil de koppeling tussen lonen en uitkeringen onvoorwaardelijk herstellen. Daarnaast moet ook de achterstand die is opgelopen tijdens de kabinetten Lubbers worden ingehaald. Hoe geven jullie dit conmet inhoud? Van Leeuwen: "Het inhalen kan op twee manieren. We kunnen de ambtenaren en uitkeringstrekkers het verschil zonder meer erbij geven. Maar we moeten oppassen dat een verhoging van uitkeringen en minimuminkomens van 15 procent niet een gigantische inflatie tot gevolg heeft. We kunnen ook, zoals we in het programma voorstellen, de hogere inkomens zwaarder be1asten. De hogere inkomens gaan er op achteruit en dat betekent een relatieve inkomensstijging voor de laagstbetaalden."
Het gaat jullie dus niet om absolute inkomens maar om de verhoudingen. Eigenlijk belazer je dan de lagere inkomens. Van Leeuwen: "Dat hangt er van af wat je doet op andere beleidsterreinen. J e kunt bijvoorbee1d de lasten voor mensen met een laag inkomen verlagen op het gebied van woonlasten en vervoer. Sociaal Economisch Plan Voor een snellere uitvoering van het inkomens en werkgelegenheidsbe1eid moet de overheid een duidelijker wettelijk kader scheppen. in een ander dee1 van het programma komt zelfs het idee van een Sociaal Economisch plan naar voren. In dit oude PSP voorste1 moet de produktie in 'maatschappe1ijk nuttige sectoren' uitdrukke1ijke prioriteit krijgen. De bedrijven moeten opereren binnen de lijnen van het plan. Dat klinkt nog erg vaag maar l.eeft in ieder geval aan dat de overhei , tegen de huidige tendens in,juist meer direct in de economie zou moeten ingrijpen. Zo'n plan gaat misschien wat ver. Van Leeuwen geeft aan dat hier weer duide1ijk wordt dat er door verschillende partijen is meegewerkt. Het gebruik van een Economisch Plan is wel wenselijk maar niet erg haalbaar. De belangrijkste taak voor de overheid is dat zij duide1ijke randvoorwaarden en richtlijnen opste1t. Zij zegt dan ook: "We kunnen niet tegen Philips zeggen dat ze precies dat wel en dat niet mogen produceren."
nen bepalen waarin belegd wordt. Beleggen in kinderdagverblijven moet dan bijvoorbeeld tot de mogelijkheden gaan behoren. De overheid moet hier dan we1 zorgen voor een dekking van de risico's door het instellen van een speciaal fonds. Verder willen jullie de positie van het midden- en kleinbedriif versterken terwijl de wins ten toch onder ([ruk komen te staan door belastingverhoging en lagere bedrijfssubsidies. Van Leeuwen: "We stellen buiten deze maatrege1en een lastenverschuiving voor van arbeidsextensieve naar de meer arbeidsintensieve bedrijven. De kleine zelfstandigen zullen het daardoor makke1ijker krijgen. Maar ik geef toe, pas bij invoering van het basisinkomen zal het er voor deze ondernemers beter uit gaan zien. Zolang dat er nog niet is zou je bijvoorbee1d een betaalbare ziekteregeling kunnen opzetten voor kleine ze1fstandi gen. " Dit hande1t over de kleine ze1fstandige maar niet over een midde1groot bedrijf. Dat betekent nog steeds dat bedrijfswinsten van de midde1grote en grote ondernemingen sterk onder druk komen te staan. Volgens het programma moeten deze tot "rede1ijke proporties" worden teruggebracht. De vraag is of de winsten over alle bedrijfstakken zo buitensporig hoog zijn en of het bedrijfsleven over enkele jaren nog met het buitenland kan concurreren bij een verder stijgende belastingdruk. Wanneer er voor de bedrijyen minder ruimte overblijft om te in-
De overschakeling naar een milieubewuste produktie is niet binnen een regeringsperiode te realiseren Financiering en economische groei Om het expansieve beleid te kunnen financieren worden verschillende voorstellen gedaan: Gezien de huidige staatschuld kan het financieringstekort volgens Groen Links absoluut gezien niet verder stijgen. Een verlaging zit er als gevolg van het uitgebreide wensenpakket ook niet in. Bij het vastleggen van het tekort op een bepaald bed rag onstaat er ruimte bij stijging van het nationaal inkomen. Andere be1angrijke financieringsbron is een korting van 5 procent op het defensiebudget. Verder kunnen de bedrijfssubsidies gerichter worden uitgegeven, kan de vennootschapsbe1asting weer omhoog naar 48 procent en stijgen de inkomstenbe1astingschijven. Daarnaast wil Groen Links kijken of het geld van pensioenfondsen meer produktief kan worden aangewend. De pens ioenbetaler moet meer zeggenschap over zijn gelden krijgen en dient zelf te kun-
- - - - - 2 4 - -- - - - - - - - - - - --
vesteren, wie moet dan zorgen voor een verdere de economische groei? Van Leeuwen: "Wat betreft de winsten hoorde ik Van Lede (VNO) zelf zeggen dat er de laatste tijd bij ondernemers een enorme oppotneiging be staat. Daar liggen dus grote, beter besteedbare, bedragen. Maar een heleboel bedrijven zuBen inderdaad slechter gaan concurreren. Vooral voor de vervuilende bedrijven lopen de kosten hoog op. Er zal dan ook vee1 moeten veranderen in het exportpakket. Het zal moeilijk worden om over te schakelen naar produkten en produktie die ecologisch gezien wel haalbaar is op de langere termijn. Je moet ook niet pretenderen dat dat in een regeerperiode te realiseren is." Stel nu eens dat er inderdaad vernieuwde, milieuvriendelijke produkten op de Nederlandse en Europese markt worden gebracht maar dal consument ze helemaal niet wil kopen.
- - - - - - - - ROSTRA 160 JUNI/JULll989-----
- - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - VERKIEZINGEN - - - -
D'66 meer terug te vinden. Is atv onwerkbaar gebleken? "Ik heb persoonlijk nooit zoveel gezien in die boekhoudkundige sommetjes: we hebben nu zoveel werklozen en iedereen werkt nu zo lang en als je allemaal zoveel uur minder gaat werken dan heeft iedereen werk. Minder werken voor iedereen, daar heb ik persoonlijk nooit veel in gezien. Vier jaar geleden heb ik die strijd nog niet gewonnen, nu wel, het werkt gewoon niet. Flexibilisering van arbeid is echter wel heel belangrijk, ik geloof dat op allerlei gebieden terecht sprake is van individualisering. J e ziet tegenwoordig een gigantische verscheidenheid. Neem bijvoorbeeld de bijna twee miljoen alleenwonenden. Wij spelen daar in ons programma heel positief op in door enige veranderingen in het belasting- en het sociale zekerheidsstelsel voor te stell en. Een voorbeeld is dat we vrijlatingsbepalingen voor partnerinkomen willen verruimen. Een ander voorbeeld is dat we de met betaald werk opgebouwde economische zelfstandigheid langer willen behouden dan nu het geval is, door een verlenging van de individuele vervolguitkering in de nieuwe werkloosheidswet van een tot drie jaar. Die stelsels moeten niet meer op het gezin, maar op het individu gericht zijn. Een kamerlid bijvoorbeeld moet meer dan 40 uur kunnen werken, maar minder moet natuurlijk ook kunnen. Deze dingen moet je mogelijk maken door bedrijfstijdverlenging, daar houden wij een groot pleidooi voor.
Je kunt veronderstellen dat men tegen die tijd meer milieubewust zaIIeven, maar dan stel je weer een randvoorwaarde. Misschien is het gevolg dat een aantal bedrijven uitwijken naar het buitenland. Oat moeten we dan maar voor lief nemen. Enkele bedrijfstakken hebben hier in de toekomst in feite ook niets meer te zoeken. Groen Links streeft bijvoorbeeld naar een vermindering van het autoverkeer van 30 procent. Dan is er voor de autoindustrie in ons land geen afzetmarkt meer. Deze bedrijfstak is dus gedoemd om uit Nederland te verdwijnen. We willen dat ons land de eerste stap neemt en gel oven dat Nederland die
Rechtspositionele problemen (voor bijvoorbeeld oproepkrachten en deeltijdwerkers JW,JK) als gevolg van deze flexibilisering zie ik niet zo snel verschijnen. Er ontstaat een grote keuzevrijheid waar ik een groot voorstander van ben. Ik herinner me nog dat de vakbeweging en de PvdA en de andere linkse partijen heel huiverig waren toen de uitzendbureaus zo omhoog kwamen. Als je echter ook daar ziet wat een geweldige vlucht die hebben genomen, dan zeggen wij: ja, dat voorziet dus blijkbaar in een behoefte." Basisinkomen
CDA, VVD en PvdA zien een basisinkomen absoluut niet zitten, Groen Links is erg voor. Hoe staat D66 tegenover een gei'ndividualiseerd basisinkomen? "In beginsel staan wij daar positief tegenover. Bovendien zijn er praktische voordelen: de regel~eving wordt simpeler, de sollicitatiephcht valt weg en bovendien kunnen de arbeidskosten dalen. We twijfelen echter sterk aan de uitvoerbaarheid van het basisinkomen. Zeker na 1992 kan je in dat geval een forse hoeveelheid immigranten verwachten, bovendien zullen de collectieve lasten aanmerkelijk stijgen met als gevolg dat de wig (het verschil tussen bruto- en netto-lonen jw,jk) nog groter wordt."
tenlandse politiek bestaat consensus. Bij de 'nieuwe' issues liggen de verschillen. Ik vind het bijvoorbeeld interessant dat, misschien een beetje overdreven gezegd, de VVD van milieukampioen onder minister Nijpels nu tot een kampioen van de auto en het eigen huis is geworden. J e ziet dat er naast het milieu nieuwe politieke problemen ontstaan zijn waar wel degelijk weer tegenstellingen tussen partijen tot stand zijn gekomen en tot stand zullen komen. Euthanasie is een van die immateriele problemen waar regeringspartij CDA een minderheid vormt die zich verzet tegen en de meerderheid van de kamer, en de meerderheid van de bevolking, en zelfs de meerderheid van de CDA-achterban, maar waar de tegenkrachten toch zo groot zijn dat ze die meerderheid kunnen tegenhouden. Datzelfde geldt voor de Wet Gelijke Behandeling, over de discussies die geweest zijn over voortplantingstechnieken en over de behandeling van homoseksuelen, daar zie je toch heel duidelijk nieuwe verschillen ontstaan."
Nieuwe issues
Bestaan er nou nog echte verschillen tussen de grote partijen? "Er lijkt inderdaad nauwe overeenstemming te zijn wat betreft de 'oude' issues. Op economisch vlak is men het.bijvoorbeeld vrijwel eens over zaken als het financieringstekort en koppelingen, en ook op het gebied van defensie en bui-
Vervuilende en kapitaalintensieve bedrijfstakken als de autoindustrie hebben in de toekomst geen afzetmarkt meer en zullen uit Nederland verdwijnen uitdaging met de rest van Europa aankan. J e moet niet vergeten dat we nou eenmaal een land zijn met een goed opgeleide bevolking, flinke afzetmerkt en goede infrastructuur. Natuurlijk kun je dit idee, en meer in het algemeen trouwens het hele programma niet uitvoeren als er niet een bepaald draagvlak, een redelijke consensus is. Die moet er dan weI snel komen want jullie
- - - - - ROSTRA 160 JUNI/JULI 1989 -
moeten in september misschien al ais regeringspartij aan de slag. "Ja, maar aileen wanneer het gaat om een progressief kabinet. En als we meedoen zullen we duidelijk onze eisen stellen aan het te voeren beleid."
- - - - -- - -- - - - - - - - - - - - - 2 5 - - --
- - - - OVERHEIDSBELEID - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - -
Overheidsschuld} een last voor onze kinderen? De overheid en haar invloed op de economie zijn veel voorkomende discussieonderwerpen. Een mogelijk kanaal waarlangs overheidsoptreden invloed op de economie uitoeJent is de overheidsschuld. De verschillende theoretische stromingen hebben elk een eigen visie omtrent de overheidsschuld. OJ het aangaan ervan schadelijk dan wei wenselijk is blijkt sterk ajhankelijk te zijn van de gemaakte veronders telli ngen. Louis Kuys Bij debatten over de overheidsfinancien moeten twee discussiepunten onderscheiden worden: de relatieve grootte van de overheid (weergegeven door b.v. de verhouding overheidsuitgaven/BNP) en de wijze waarop een gegeven takenpakket gefinancierd moet worden. De vraag of het aangaan van over he idsschuld nadelig is voor toekomstige generaties hoort hierbij thuis in de tweede categorie. Een gegeven hoeveelheid overheidsuitgaven kan in principe gefinancierd worden door belastingheffing, een lenin~ op de kapitaalmarkt of monetarisatie ("geld drukken"). Een nadeel van monetarisatie is dat daarmee het monetaire beleid van de centrale bank doorkruist wordt. In Nederland is het dan ook zonder meewerking van De Nederlandsche Bank niet mogelijk. De "national debt controverse" draait o de vraag of in een neo- klasieke economie de financiering van een gegeyen hoeveelheid consumptieve overheidsuitgaven (bijvoorbeeld uitkeringen) door middel van een lening in plaats van het heffen van belasting reele effecten heeft en zo de welvaart van toekomstige generaties aantast. Een aanvechtbare aanname hierbij is dat bij een door belastingheffing gefinancierde overdracht geen lange termijn effecten optreden. Men stelt dat macro gezien de netto inkomens constant blijven zodat het lange termijn groeipad niet beinvI oed wordt. Dit impliceert dat afgezien wordt van trade-off effecten tussen vrije tijd en werken bij hogere belastingtarieyen en van verschillen in spaarquotes voor verschillende inkomens. In de Keynesiaanse theorie dient de overheid in tijden van laagconjuctuur en overcapaciteit (keynesiaanse werkloosheid) een door schuld gefinancierd expansiefbudgettair beleid te voeren om de economie te stimuleren. Hoewel dit beleid gericht is op de korte termijn wordt
er geen last verschoven naar toekomstige generaties als de produktie genoeg groeit, zodat de verhouding rentelasten/BNP niet toe hoeft te nemen. In de neo klassieke theorie, met perfekte markten en flexibele prijzen, ontkent men het bestaan van door gebrek aan effectieve vraag ontstane werkloosheid. Via het prijsmechanisme zijn de produktiefaktoren volledig bezet, zodat het Keynesiaanse argument voor het aangaan van overheidsschuld vervalt. Neutraliteit Het Ricardiaanse gelijkheidstheorema stelt dat schuldfinanciering neutraal is ten opzichte van belastingheffing (geen reele effecten sorteert). Cruciaal hierbij zijn twee vooronderstellingen. Mensen laten het nut van directe erfgenamen meewegen bij hun beslissingen (laten daarom erfenissen achter) en lijden niet aan "fiscal illusion"; ze realiseren zich dat de rentelast over de overheidsschuld in de toekomst gefinancierd moet worden door additionele belasting. Vol gens Ricardo is er "in point of economy no real difference in either of the modes". De contante waarde van de toekomstige belastingverplichtingen (nodig ter financiering van de rentelast) in geval van schuldfinanciering is namelijk gelijk aan de additionele belasting die geheven zou worden in geval van financiering door huidige belasting, Een recente uitwerking hiervan is die van Barro. Ais alle leden van een homogene generatie al in het initiele geval (geen overheidsschuld) een erfenis achter laten en zich realiseren dat de netto erfenis zou afnemen (als gevolg van toekomstige belastingverplichtingen) als de overheid schuld aangaat ter financiering van een overdracht, compenseren ze dit. Ze gaan additioneel sparen om de bruto erfenis te verhogen i.p.v. de overdracht te consumeren. Bar-
ro leidt via nutsmaximalisatie af dat deze compensatie volledig is, zodat de nationale bestedingen en het netto beroep op de kapitaalmarkt constant blijven en er dus niets verandert aan het lange termijn groeipad van de economie. Hij is niet voor niets een van de belangrijkste vertegenwoordigers van de zogenaamde rationele verwachtingen school. Overconsumptie In de traditioneel neo-klassieke V1Sle, met mensen die ofwel streven naar maximaal individueel nut, of lijden aan "fiscal illusion", leidt het vervangen van belastingheffing door het aangaan van overheidsschuld tot "overconsumptie ten koste van toekomstige generaties". Ais mensen geen rekening houden met de toekomstige belastingverplichtingen die het aangaan van de schuld met zich meebrengt, nemen de totale consumptieve bestedingen toe, terwijl ze bij belastingheffing constant bleven. Het komt erop neer dat particulieren niet compenseren (extra sparen) voor de ontsparing van de overheid, zodat de nationale besparingen afnemen. Het gevolg hiervan is een afname van de kapitaalgoederenvoorraad of een toename van de netto nation ale schuld. De welvaart van latere generaties wordt aangetast door hogere belastingen, nodig ter financiering van de rentelast van de overheid. Bij autarkische en grote open economien treedt bovendien een verlaging van het bruto inkomen 0p. Ais n.l. de rente niet zoals bij een kleine open economie door het buitenland gedicteerd wordt, zorgt de verlaging van het netto inkomen via lagere besparingen voor een renteverhoging. De afname van de kapitaalgoederenvoorraad doet dan, via een afname van de arbeidsproduktieviteit, de produktie en het bruto inkomen afnemen. Bij een autarkische economie, waar alle markten, dus ook de kapitaalmarkt, afge-
- - - - - 26 - - - - - - -- -- - - - - - - - - - - - - - ROSTRA 160 JUNII JULI 1989 - - - - -
- - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - OVERHEIDSBELEID - - - -
schermd zijn van het buitenland, is het van belang onderscheid te maken naar interne en externe lening. Bij een lening op de binnenlandse kapitaalmarkt zorgt het additionele beroep hierop via stijging van de rente al direct voor verlaging van de produktie en bruto inkomens (ex ante crowding out). Daar de rente over de overheidsschuld echter aan ingezetenen wordt betaald, bestaat het lange termijn effect op macro niveau alleen uit de daling van de bruto inkomens. Bij een open economie, in contact met de wereldkapitaalmarkt, is er geen onderscheid nodig naar interne en externe lening. Daar het brutoloon in een kleine open economie via de wereldmarktrente gedicteerd wordt, zorgen nu aileen de hogere belastingen voor welvaartverlies. De door de inkomensdaling veroorzaakte daling van de particuliere besparingen maken echter wel dat in nieuw evenwicht de toename van de nationale schuld groter is dan de eenmalige toename van de overheidsschuld. Een kenmerk van een grote open economie is dat deze de prijzen op de wereldmarkt, en dus ook de wereldrente, kan beinvloeden. Evenals bij interne lening in een autarkische economie treedt er direct een renteverhoging op als gevolg van het extra kapitaalmarktberoep (ex ante crowding out), al is deze wel kleiner dan claar omdat het nu de wereldkapitaalmarkt is waarop een beroep wordt gedaan. Evenals bij een kleine open economie en externe lening bij autarkie neemt de net-
to nationale schuld toe, maar minder dan claar omdat vanwege de hogere rente het spaartekort (I-S) kleiner is. De renteverhoging zorgt nu via een lagere kapitaal/arbeidsverhouding voor een bruto inkomensdaling in de hele wereld. In het "thuisland" is bovendien de belasting hoger (ter financiering van de rentelasten van de overheid). Het is nu van belang ofhet "thuisland" in de uitgangssituatie een netto crediteur of debiteur was. Ais het thuisland een netto vordering op het buitenland had, heeft schuldfinanciering aileen maar een daling van deze vordering tot gevolg, terwijl het partiele effect van de gestegen rente op rente-inkomen positief is. Ais deze vordering groot genoeg is, zou het totale effect in het "thuisland" positief kunnen zijn. Uiteraard is het over de wereld geaggregeerde effect negatief. De bei'nvloeding van de rente op lange termijn door het aangaan van overheidsschuld wordt wel een "intertemporeel ruilvoeteffect" genoemd. Het voorgaande is natuurlijk theorie, waarbij de resultaten steunen op restrictieve, en soms niet aannemelijke, voorondersteilingen. Het gelijkheidstheorerna en de theorie van Barro worden niet ondersteunt door empirisch onderzoek, en lijken ook onwaarschijnlijk. De beschreven compensatie treedt vol gens sommige onderzoeken wel gedeeltelijk op. Afwijzing van het gelijkheidstheorerna betekent echter niet dat daarmee aangenomen kan worden dat de traditioneel neo-klassieke effecten optreden. Bedacht moet worden dat die optreden in
een neo klassiek model van de economie met voiledige werkgelegenheid, perfecte markten en een bruto inkomen gelijk aan het marginaal produkt van arbeid. Het feit dat schuldfinanciering een expansieve maatregel is (de bestedingen doet toenemen), wordt in de Keynesiaanse theorie nu juist als argument gebruikt om het toe te passen in tijden van recessie. Ook zijn kanttekeningen te plaatsen bij het afzien van trade-off effecten. Bij de analyse van de effecten van schuldfinanciering met belastingheffing als alternatief wordt gewerkt met een lump sum belasting. De feitelijke belastingen (loon en vennootschapsbelasting) hebben echter een negatieve invloed op het aanbod van arbeid en de produktie. Dit effect werkt ten gunste van schuldfinanciering als de belastingtarieven bij voldoende economische groei niet omhoog hoeven ter financiering van de gestegen rentelasten van de overheid. Al met al is het niet zo simpel aan te geven of de forse schuldfinanciering van overheden sinds het begin van de jaren 70 schadelijk is (geweest) op langere termijn. _
Bovenstaande is een ingekorte versie van een werkstuk van de auteur. Het is de bedoeling dat er in de toekomst vaker dergelijke stukken gepubliceerd worden. Dus: wi! je je werkstukken niet alleen in een bureaulade op de universiteit zien verdwijnen maar er ook iets meer meer mee zien gebeuren, stuur dan een ingekorte versie naar de Rostra (maximaaL vier kanfjes, getypt op A4-formaat in Wordperfect 4.2).
Als de draad van je gedicht tot een strop wordt gemaaktJ Als je roep tot de wereld tegen jou wordt gekeerdJ Voel je in je batten wat minachting vermag Hoar je in de leegte slechts geluid van papier. J
Lu Xun Lu Xun begon met schrijven van verhalen tijdens zijn studie medicijnen. Bovenstaand gedicht schreef hij in 1933. Zijn onafhankelijke geest bracht hem in conflict met zowel de Republikeinse regering als communistische partij. In de Volksrepubliek China wordt hij nu geeerd als de grootste Chinese schrijver van deze eeuw.
- - - - - ROSTRA 160 J UNI/ JU LI 1989 - - - - - - - --
--------------27-----
Het laatste nieuws voor studenten komt nu eens nietuit Den Haag.
Omdat we vinden dat er al genoeg bezuinigd wordt op studenten, komt de Verenigde Spaarbank je tegemoet met het nieuwe en voordelige Studentenpakket. Met dit pakket kun je niet aileen betalen, maar ook sparen, verzekeren en reizen. Je kunt er dus bijvoorbeeld je basisbeurs op laten storten en je collegegeld mee betalen. Zo hou je al je betaalgemak in een pakket. Als je een Studentenpakket wilt openen moet je tussen de 18 en 30 jaar oud zijn en aan een Wo- ofHBO-instelling studeren of gaan studeren. Je bent van harte welkom bij aile 425 kantoren van de Verenigde Spaarbank.
Studentenpakket: • Gratis Eurocheques en -pas. • Voordelige verzekeringen. • Gebruik geldautomaten. • Hoge spaarrente.• Voordelig 'rood' staan.
,---------------------------, IS
T
U
0
E
N
TEN
B
0
NI
I Ja, stuur mij de folder Studentenpakket. I I Naam: I Adres: Postcode: _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ II Woonplaats: _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ __
I I
I
'\J
rI.-o I
I Deze bon sturen naar: I Verenigde Spaarbank, Md. Direct Marketing, Antwoordnummer I 2704,3500 VJ Utrecht. Een postzegel is niet nodig.
-.--
~---------------------------~
De Verenigde Spaarbank doet meer voor de particulier. 5i
verenigde spaarbank
_____________________________________________________________________ TINBERGEN ________
Het eerste econometrische model en de economische politiek Op uitnodiging van de redactie van Rostra voIgt hier een stukje van een hobbyist in de geschiedenis van het economisch denken over Tinbergen. Om het artikel (en mijn inspanning) beperkt te houden, is het thema niet "Tinbergen in het algemeen", maar (interessant met de verkiezingen in het vooruitzicht) hoe Tinbergen ruim vijftigjaar geleden het econometrisch model "uitvond", en probeerde te gebruiken om de economische politiek te bei"nvloeden. Hugo A. Keuzenkamp Inleiding Het eerste econometrisch model dat is gemaakt, is het resultaat van onderzoek dat Tinbergen deed bij het CBS. Hij was daar in 1929 bij de afdeling Conjunctuuronderzoek komen werken (hij bleef tot 1945 aan het CBS verbonden, was bovendien korte tijd privaatdocent aan de GU, en sinds 1933 buitengewoon hoogleraar aan de N ederlandse Economische Hogeschool te Rotterdam). Twee dingen zijn van belang om Tinbergen's werk uit die tijd te begrijpen. Ten eerste de politiek-maatschappelijke situatie rond 1930. In de jaren dertig werd de wereld geteisterd door de hevigste economische crisis sinds het begin van de industrialisatie. Een crisis die veel erger was dan die van de jaren tachtig: niet aileen was het aantal werklozen relatief hoger, maar de uitkeringen waren uiterst laag. Bovendien was slechts een fractie van het aantal werklozen voorzien van een uitkering, zoals de onderstaande tabel laat zien.
De cijfers spreken boekdelen: het werk loosheidsprobleem was enorm groot. De vraag voor economen was natuurlijk: kon hier wat aan gedaan worden, en zo ja: wat dan? Tinbergen was echter geen econoom. Hij promoveerde in 1929 op een natuurkundig proefschrift, waar aan het eind nog eens tien bladzijden economie aan vastgeplakt zijn. Tinbergen verkoos een verdere loopbaan in de economie: hij dacht dat hij daar nuttiger zou zijn dan in de natuurkunde. Uit zijn . werk, en onlangs nog uit een interview, blijkt dat hij zeer betrokken was bij de arbeidersbeweging. Tinbergen's stap naar de economie was dan ook mede ingegeven door zijn wens om de SDAP van dienst te kunnen zijn bij het werken aan de bestrijding van de crisis. Dat Tinbergen geen econoom, maar natuurkundige was, was daarbij eigenlijk eerder een voordeel dan een nadeel: hij had de technische kennis om een aantal volstrekt nieuwe technieken te bedenken en in de economie toe te passen. Hij
De werkloosheid in de crisisjaren (in duizendtallenl Werklozen met een uitkering
1929 1930 1931 1932 1933 1934 1935 1936
Januari
Juli
62 57 100 186 254 241 241 242
12 29 69 140 147 154 162 163
Voorzichtige schatting Totale van het totale aantal werklozen* bevolking Winter
Zomer
34 80 359 494 603 612 661 717
7.800 7.900
158
8.000
367 412 460
8.100 8.200 8.300
530
8.400
579
8.500
Bron: Werkloosheidscijfers: J.H . van Zanten. Preadvies voor de Nederlandse Vereniging voor de Staatshuishoudkunde en de Statistiek, 1937, p85; bevolkingscijfers: C.B.S., Nationale rekeningen tabel63. * Werkloosheid onder overheids-, spoor- en tram-, huis- en onderwijspersoneel is hierbij niet inbegrepen.
zag daarbij de economie als een controleerbaar apparaat, zoals de 'engineer' in technische wetenschappen pleegt te doen. De economen wilden weten of, en hoe, de crisis kon worden bestreden. Dit leidt tot het tweede punt dat belangrijk is om Tinbergen's werk te begrijpen: de stand der kennis. Er was nog maar weinig inzicht in de aard van conjunctuurbewegin gen. In de Verenigde Staten werd op een vrij a-theoretische wijze aan conjunctuurvoorspelling gedaan: onder andere Wesley Mitchell fabriceerde 'barometers' om de economische situatie te kunnen peilen en voorspellen. Theoretisch beter onderbouwd was statistisch onderzoek naar vraagcurves. De samenhang tussen verschillende goederen, en de dynamiek van schommelingen, bleef echter grotendeels buiten beschouwing. Empirisch conjunctuuronderzoek stond dus nog in de kinderschoenen. Maar ook de economische theorie had nog weing te zeggen over conjunctuurbewegingen. Keynes moest zijn General Theory nog schrijven, en deze was trouwens statisch (in plaats van dynamisch) van aard. Tinbergen kon zich dus niet op Keynes verlaten bij zijn conjunctuuronderzoek. Tinbergen werd dan ook, of hij wilde of niet, een der grondleggers van de dynamische economische theorie. De politiek en de crisis De 'rechtse' partijen hadden niet het idee dat de overheid een serieuze rol van betekenis kon spelen bij de crisisbeheersing. De regering Colijn hechtte sterk aan de gouden standaard, waardoor Nederland zeer lang een erg dure gulden bleef houden. Verder waren de overheidsuitgaven simpelweg de sluitpost op de begroting. In tijden van neergang betekende dit enorme overheidsbezuinigingen.
- - - - - - - ROSTRA 160 J U N I / J U LI 1989 - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - -- -- ---------------- 29 - - - - - - - -
Een groot man.
- - - - - 30 - --
- -- - - - - - - -- --
- --
- - - - - ROSTRA 160 J U N I / JULI 1989 - -- - -
___________________________________________________________________ TINBERGEN ________
De oppositie was verdeeld. Ten eerste waren er diegenen die de crisis als voorbode van de ineenstorting van het kapitalisme zagen: de kladdaradatsch. Verder, en deze stroming was dominant binnen de SOAP, waren er diegenen die probeerden de crisis te keren, de gevolgen en het leed te beperken, zonder een algemene ineenstorting af te wachten of te bevorderen. Oat was het standpunt van velen binnen de SOAP, zo ook dat van SOAP-lid Tinbergen. De werkgelegenheid moest zo snel mogelijk worden hersteld. Tinbergen nam dit als beginpunt voor zijn economische analyse. Vaak hanteerde hij een soort utilitaristische nutstheorie, met de werkgelegenheid als datgene wat gemaximaliseerd moet worden. In het interview in Econometric Theory verklaart Tinbergen dar zijn interesse voor de economie voortkomt uit wat hij om zich heen zag als gevolg van de economische crisis. Het antwoord dat de SOAP op de crisis gaf, en waar Tinbergen een actief aandeel in heeft gehad, kreeg vorm in het plan van de Arbeid. Zo'n Plan was eerder reeds door onze socialistische zuiderburen voor Belgie was gemaakt, maar er waren duidelijke verschillen met het Nederlandse Plan. Een verschil was de sterkere kwantitatieve onderbouwing van het N ederlandse plan. In het Plan stond de doelstelling om de werkloosheid te drukken vooraan. De vraag was natuurlijk: welke middelen konden daarvoor het beste worden aangewend. Oeze vraag kon niet in rokerige vergaderzaaltjes worden opgelost. Economische analyse moest worden aangevuld met empirische kennis. Aan Tinbergen werd gevraagd of hij raad wist. Rond dezelfde tijd kreeg Tinbergen van de Nederlandse Vereniging voor Staatshuishoudkunde het verzoek om een "preadvies" over dezelfde vraag uit te brengen. En zo werd een nieuwe discipline geboren: de macro-econometrische modelbouw. Het Model voor de Nederlandse Economie Tinbergen's model verscheen in 1936 als Preadvies voor de Nederlandse Vereniging voor de Staatshuishoudkunde en de Statistiek (voor het eerst sinds vele jaren deed deze vereniging inderdaad iets aan statistiek). In De Economist van 1937 (p. 81 - 107) verscheen een licht gewijzigde versie van het model, waarop ik me zal baseren. Het samenhangende, dynamische model van Tinbergen bevat ruim twintig vergelijkingen. Om het rekenwerk te vereenvoudigen werden aIle variabelen geschaald. Voordat het echte schatten van
de vergelijkingen geschiedde werden eerst 'plaatjes' van aIle tijdreeksen gemaakt. Die werden dan een beetje boven elkaar gelegd, zodat al een indruk bestond welke variabelen wellicht belangrijk waren als verklarende grootheden. Tegenwoordig is het gemakkelijk om direct wat te proberen en in de computer te stoppen, als het resultaat dan niet bevalt probeert men gewoon wat anders. De computer doet het werk. Vijftig jaar geleden moest er meer worden nagedacht, anders zouden de rekenaars met hun pensioen nog niet klaar zijn en bovendien chronische hoofdpijn krijgen. Het model beschrijft lonen, prijzen, volume-grootheden als productie en bestedingen, werkgelegenheid, import en export, en waardebedragen zoals de loonsom en wins ten. Een tamelijk volledig macro-economisch model dus. Monetaire grootheden ontbreken echter, maar dat is niet geheel toevallig. Tinbergen had namelijk gevonden dat er empirisch weinig steun was voor een invloed van de rente op bijvoorbeeld investeringen. Van veel groter belang voor het verklaren van de conjunctuurbeweging bleken schommelingen in het buitenland, en schommelingen van de winsten te zijn. Oit waren dan ook de belangrijke aangrijpingspunten voor anticyclisch beleid. De invloed van een slechte winstontwikkeling zou gecompenseerd kunnen worden door overheidsinvesteringen: openbare werken. En de buitenlandse invloed zou minder sterk worden door de wisselkoers te varieren, devaluatie dus. Oevaluatie was lang een taboe voor de regering Colijn. Tinbergen's berekeningen lieten echter zien dat dit enorm effectief zou zijn. Andere middelen om de crisis te keren, zoals loonmatiging, hadden in het model nauwelijks enig resultaat. Loondaling zou ook de koopkracht aantasten, en daarmee haar doel voorbij schieten. De reactie op Tinbergen's werk De resultaten van Tinbergen kwamen wonderwel overeen met wat door het Plan van de Arbeid werd bepleit. Met het eerste macro-econometrische model werd dan ook direct de twijfel over dat soort modellen geboren. Wie bijvoorbeeld het verslag van de bijeenkomst van de Vereniging voor Staatshuishoudkunde leest, ziet dat de discussie veel meer over deze beleidszaken ging, dan over het model zelf. De meeste deelnemers aan de discussie begonnen met te verklaren dat ze van het model weinig begrepen. Sommigen waren op zichzelf wel positief over de nieuwe methode, maar er waren ook uitgesproken sceptici. En zeker hadden de aanwezigen niet het idee getuige te zijn van een revolutie in
ROSTRA 160 JUNI / JULI 1989 - - - - - -- --
het economisch denken. De beleidsimplicaties van Tinbergen's studie trokken dus meer de aandacht dan zijn methode. En hier is het moeilijk om nu precies te bepalen of Tinbergen veel bereikt heeft. Zelf is hij sceptisch, of zeer bescheiden (zie het ET interview). Het Plan van de Arbeid is nooit echt uitgevoerd, hoewel er een klein begin werd gemaakt met de uitvoering van werken zoals het Amsterdamse Bos. De gulden werd weI gedevalueerd, en daarmee werd voldaan aan de roep van vele economen (de bijeenkomst van de Vereniging voor de Staatshuishoudkunde yond eind oktober 1936 plaats, de devaluatie eind september van dat jaar. Tinbergen's preadvies was toen al beschikbaar, maar het is de vraag of het een erg grote rol heeft gehad in het loslaten van de gouden standaard). Van de kant der economische theoretici kreeg Tinbergen veel meer waardering. De Keynesiaanse revolutie kan vol gens velen beter de Tinbergiaanse revolutie worden genoemd. V reemd genoeg was echter een van Tinbergen's felste critici Keynes. Keynes (zelf de schrijver van een standaardwerk over waarschijnlijkheidsrekening) klaagde over 'black magic' of 'hocus'. Hij begreep weinig van wat Tinbergen deed, maar had een fundamenteel kritiekpunt dat nog altijd van belang is. Namelijk: vormen economische tijdreeksen wel een 'homogeen proces', dat in een model vastgelegd kan worden? Volgens Keynes was het antwoord nee. Het had geen zin om coefficienten te schatten: in de economie liggen die nooit vast. Beleid was er juist om ze te veranderen. Meer recent is er de kritiek op de Tinbergiaanse modellen, dat deze de beleidsmogelijkheden sterk overschatten. Enerzijds omdat het gedrag van individuen vaak slecht wordt gemodelleerd, zo ook het gedrag als reactie op overheidsbeleid. Oeze reacties kunnen het beleid volledig ondermijnen. Oit wordt vooral door de nieuw- klassieke economen naar voren gebracht. Anderzijds is het de vraag of de overheid een goedwillende weldoener is, of veel meer de speelbal van allerlei belangengroepen. Dit is een populair thema in de openbare financien, waarover ook het laatste woord nog niet gesproken is. Het aanvankelijke enthiousiasme voor de 'engineer' benadering van de economie, zoals door Tinbergen voor het eerst ontwikkeld, en voor het gebruik van 'control'-technieken om de economie te sturen, is in ieder geval aardig bedaard.
Vervolg op pagina 37
- - - - - - - - - - - - - - 31 - - - - -
- - - - ARBEIDSVERHOUDINGEN - - - - - - - - - - - - - - - --
-------------
N aast schouderklopje wordt waardering in salaris uitgedrukt
Prestatiebeloning bij DOW De laatste jaren komt prestatiebeloning steeds meer in de aandacht. De werkgevers den ken een middel te hebben om de productie te verhogen, de vakbonden zijn bang voor opjaagsystemen. DOW Benelux is een bedrijf dat al vele jaren prestatiebeloning toepast. Wij spraken met de heer IE. van den Braak, human resource manager bij DOW, over de mogelijkheden en de beperkingen van prestatiebeloning. Mark van der Veen, Teun Bakels
Bedrijfscultuur Nog voor wij ook maar een vraag heb1;en gesteld, gaat de overheadprojector aan en krijgen wij eeil ilitgebreide introductie over DOW. Waar willen we het over hebben? Ais we zeggen dat we vooral over prestatiebeloning willen praten, lijkt Van den Braak wat teleurgesteld. Misschien had hij Hever over het cafetariaplan gesproken. Geoefend vist hij er enkele sheets tussenuit en stelt een maatprogramma voor ons samen. De show gaat verder. De introductie blijkt zeer nuttig te zijn. De theoretische bezwaren die wij hadden meegenomen, blijken grotendeels niet van toepassing op DOW. Prestatiebeloning staat bij DOW niet op zich; het vormt een onlosmakelijk onderdeel van de bedrijfscultuur. Van den Braak: "Een veel voorkomende fout is dat prestatiebeloning als iets aparts wordt gezien. Dat is ook wat ik veel huidige bepleiters verwijt. Men is niet bereid ook de rest van de organisatie en de omgang met mensen ter discussie te stellen. Daarbij komt nog dat men de methode van de boekenplank afhaalt, een handboek voor beoordelingsgesprekken aanschaft en het zo klakkeloos in wil voeren. Prestatiebeloning is echter slechts een element, een voortvloeisel uit de bedrijfscultuur. Wij hebben voor prestatiebeloning een bepaald systeem gekozen, waarvan ik helemaal niet wil zeggen dat dit het beste systeem is. Het systeem staat ook binnen DOW constant ter discussie. Maar honderd maal zo belangrijk als de systematiek zijn de randvoorwaarden. Het systeem moet passen in de bedrijfscultuur." DOW houdt er een aantal duidelijke principes op na. Zo beperkt het bedrijf zich zeer strikt tot haar kernaktiviteiten. Diensten als onderhoud en de kantine worden uitbesteed. Hierdoor lopen er in Terneuzen op het moment 1500 medewerkers van derden rond tegenover - - - - - 3 2 - -- -- -- --
2800 eigen medewerkers. DOW streeft naar een vlakke organisatie met uiterst korte communicatielijnen. Op de "site" in Terneuzen bestaan maar drie niveaus: de directie-, de staf-, en de werkvergadering. De personeelssterkte wordt zo krap mogelijk gehouden en nieuwe medewerkers worden streng geselecteerd. De organisatie moet zo in staat zijn tot grote flexibiliteit. Van den Brm gaat er van uit dat medewerkers houden van verandering. "Er wordt geklaagd dat mensen niet flexibel genoeg zijn. Maar je maakt mij niet wijs dat mensen het leuk vinden om op 23jarige leeftijd het bedrijf binnen te komen, daar te horen krijgen wat er precies van ze verwacht wordt om uiteindelijk met dezelfde baan weer met pensioen te gaan. Maar de organisatie moet de mogelijkheden bieden. Mensen moeten goed gei:nformeerd zijn, zodat ze weten waarom veranderingen plaatsvinden. Dat heeft meer met gezonde betrokkenheid te maken dan met democratisering. Je moet mensen geemancipeerd benaderen. Zo van: "dit gaat ookjou aan en we willen erover praten". De stelling dat mens en weerstand zouden hebben tegen verandering is de grootste onzin die ooit getracht is wetenschappelijk te poneren." "De belangrijkste relatie binnen het bedrijf is die tussen employe en supervisor. We spreken in dit verband van een "direct partnership". Elke supervisor heeft vijf tot vijftien medewerkers onder zich. De supervisor is verantwoordelijk yoor hun technologische, financiele en zeker ook sociale reilen en zeilen. Mijn afdeling verricht de ondersteunende taken. De supervisor beslist over carriereplanning, beoordeling en training. Er is wel een procedureboekje, maar de eerste regel daarvan luidt: "Het gezond verstand gaat v66r deze procedures." "Een gevolg van de platheid van de orga- - - - - - --
nisatie is dat voor specialisten in uitvoerende functies, de carrieremogelijkheden al vrij snel uitgeput zijn. Juist deze groep kan uitstekend gemotiveerd worden door prestatiebeloning. Dit geldt meer in het algemeen ook in tijden van stabilisatie van de groei. Bij bedrijven zonder prestatiebeloning klimmen prima specialisten op naar managersfuncties. Je loopt dan het risico een goede vakman te verliezen en er een slechte baas bij te krijgen." Beoordeling "Op basis van een enquete onder het personeel zijn we tot drie uitgangspunten voor het arbeidsvoorwaardenbeleid gekomen. Ten eerste moeten de lonen concurrerend zijn, ten tweede moeten ze varieren naar prestatie en ten derde moeten ze gebaseerd zijn op de individuele wensen van de werknemers. De hoogte van concurrerende salarissen bepalen we aan de hand van een vergelijking binnen onze bedrijfstak. Daarbij houden we een
- -- -- - ROSTRA 160 J UNI / JULI 1989 - --
-
-
- - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - ARBEIDSVERHOUDINGEN - - - -
zogenaamde driekwart-lijn aan. Dit houdt in dat wij, als het loon voor een bepaalde functie bij andere bedrijven varieert van 100 tot 200 gulden, 175 gulden betalen. De salarissen binnen een functiegroep kunnen echter ook verschillen. Dit verschil wordt onder meer bepaald door de prestatie van een employe. Elke employe wordt aan het eind van hetjaar door zijn chefbeoordeeld en op basis · van de beoordeling wordt de loonsverhoging vastgesteld." Vol gens V dB leidt deze subjectieve beoordeling zelden tot onoverkomelijke conflicten. "Mensen weten redelijk goed hoe ze zich verhouden tot de groep waarin ze hun werk doen. In een werkgroep op de universiteit is toch eigenlijk ook altijd duidelijk wie de meest zinvolle bijdrage levert? En degenen die aan de onderkant slingeren zijn over het algemeen ook wel bereid dat toe te geven. Verder probeer je natuurlijk hulpmiddelen aan te dragen waardoor de subjectiviteit kan worden teruggebracht. Alle chefs krijgen een uitgebreide training, waardoor de beoordeling veel gestructureerder kan worden. Maar het blijft natuurlijk een oordeel dat nooit objectief kan zijn. Daarom is het ook belangrijk dat de chefs de employe's duidelijk kunnen maken hoe het systeem werkt en waarom ze een bepaalde beoordeling hebben gekregen." U sprak in het begin over open communicatie en een goede band tussen de supervisor en de employe, is dat niet voldoende om de werknemers te motiveren? "De kracht van je cultuur is juist dat er verschillende zaken zijn die de werknemers motiveren. Prestatiebeloning is daar een onderdeel van. N aast een schouderklopje willen de mensen waardering 66k in het salaris uitgedrukt zien." Vakbonden Omdat de vakbonden zich verzetten tegen het invoeren van prestatiebeloning, besloot Dow in 1982 niet langer een CAO af te sluiten. "Wij hadden het idee dat de eisen van de bond niet overeenstemden met de wensen van onze werknemers. Niet alleen uit onze enquete, ook uit landelijke enquetes door FNV en CNV blijkt dat werknemers voor een of andere vorm van prestatiebeloning zijn. Binnen de OR, die een vitale rol speelt in het overleg, is het afschaffen van prestatiebeloning nu absoluut geen item. Beloningsverschillen moeten aanvaardbaar zijn en daarover "stoeien" we permanent met iedereen, ook in de werkvergadering en de OR. Daarom kunnen er ook jaarlijks verschillen optreden in het systeem. Ik vind Je negatieve houding van de - - - - - ROSTRA 160 JUNI/JULll989
FNV tegen prestatiebeloning De FNV heeft zich in de onlangs verschenen nota ·Flexibeler beloneo· uitgesproken tegen prestatiebeloning, onder meer omdat geen ,nkel systeem objectief kan zijn. Wij vroegen Jos Besteman, schrijver van de nota, en Pieter Hazelager, districtsbestuurder van het FNV in Zeeland, een reactie op de uitspraken van Van den Braak. ' .Van den Sraak meent dat de subjectiviteit van het systeem geen onoverkomen- . lijke problemen geeft, omdat ieclereen het over het algemeen wei eens is met de rangschlkklng die de chef maakt. _' Besteman: -Oat staat dan haaks op wat uit andere onderzoeken blijkt. Bovendien is het niet altijd mogelijk iedereen extra tebelonen die. daar recht op heeft. Ais aile 15 werknemers in een bepaalde afdeling een gelijke prestatie leveren, kun je ,er toch maar een of twee een toeslag geven.Uit enqu~tes is gebleken dat lllierknemers vaak zelf prestatiebeloning willen. Besteman: ·Onlangs is er een enqu@te onder de werknemers van Philips : gehouden. Daar bleek inderdaad een groot aantal personen voor ~en of andere .vorm van loon naar prestatie tezijh. Ais je echter doorvraagt naar. de praktische invulling van hetsysteem, blijken veel mens en terug te krabbelen. Het aantal voorstanders is dan veel geringer. Met name oudere werknemers herinneren zich de toestanden uit de jaren vijftig. Prestatiebeloning leidde toen zeer vaak tot een opjaagcultuur.· Hazelager: ·Ook bij DOW is niet iedereen tevreden. Wij krijgen per jaar zo'n 5 , 6 werknemers van DOW over de vloer die de prestatiedwang niet aankunnen. • Besteman: -De . situatie kan zich natuurlijk voordoen dat onze eigen leden prestatiebeloning willen. Men is het niet altijd eens met de 'pririCipemakers op het hoofdkantoor'. Ook kan de werkgever in de cmderhandelingen aandringen op prestatiebeloning. Wij proberen er in dergelijke gevallen voor te zorgen dat aan bepaalde randvoorwaarden wordt voldaan. De prestatiebeloning mag bijvoorbeeld maar een klein gedeelte van het loon beslaan. Ook vinden wij dat een 100nsverl1oging die eenmaat is gegeven niet meer moet worden afgepakt. Wat vindt u van het felt dat DOW geen CAO .afsluit? . Besteman: -Zij kunnen zich dat beleid permitteren omdat ze lonen betalen die boven het landelijke gemiddelde liggen. Ik vraag mij af wat ergaat gebeuren als DOW in een serieuze crisis terecht komt, waarin reorganisatie onafwendbaar is. Vaak kunnen bedrijven die hoge lonen beta len dat dan toch niet volhouden. In dergelijke perioden worden de bonden er vaak bijgeroepen. Het probleem is dan echter dat e'r in de goede tijden geen klimaatontwikkeld is waarin bedrijf en bonden met elkaar samenwerken. De arbeidsvoorwaarden bij DOW staan natuurlijk niet los van het vakbondsbeleid. Zij zijn gebaseerd op de lonen die elders na CAO-onderhandelingen tot stand zijn gekomen.Hazelager: -DOW is aileen ge"iriteresserd in haar eigen werknemers, daarom praat ze wei met de OR. De blik van de vakbond reikt verder. Wijhechten ook belang aan zaken als werkgelegenheid en arbeidstijdverkorting.Besteman: -8ij DOW werkt men aan een cultuur waarin de werknemers zich zeer sterk aao het bedrijf gebohden voelen. In .v~el, Amerikaanse multinationals is dat een zeer sterk ontwikkeld beleidsterrein. Wij als vakbond richten ons meer op de maatschappij.· . '~ •
a
bonden vreemd. Ze zouden zich beter kunnen toeleggen op het bewaken van bepaalde randvoorwaarden zoals een gezond klimaat en het voorkomen van een opjaagsysteem. " De vakbond voelt zich waarschijnlijk aangetast in haar macht, die groter is bij collectieve onderhandelingen. "Het onderhandelen over salarisverhogingen, arbeidstijdverkorting en dergelijke, vastgelegd in gedetailleerde groeischema's is inderdaad veel gemakkelijker te beheersen dan een subjectiever geheel dat op individuen is toegespitst. Overigens kan ik mij de houding van de bonden weI voorstellen als de directie prestatiebeloning eventjes snel in wil voeren. Er zijn tijden geweest dat we
hier drie tot vier bedrijven per week over de vloer kregen die dan wilden weten welk systeem ze moesten invoeren. Maar een krakkemikkig systeem waar mensen zich in kunnen herkennen is beter dan een sophisticated systeem dat in een kantoortje is uitgedacht. Belangrijk is ook dat het systeem door aile geledingen heen wordt doorgevoerd, dat vergroot de acceptatie. Iedereen die ik beoordeel weet dat ikzelf in precies hetzelfde schuitje zit. Je ziet bij andere bedrijven vaak dat men het eerst links onderin de organisatie uitprobeert.
Vervolg op pagina 37
------------------------------------------33---------
--------EENWEEKMET----------------------------------------------------------------
Ben week met: Prof. Dr.
J. G.
Lambooy
Dekaan FEE
Maandag Het leven van een dekaan wordt door een aantal vaste punten gemarkeerd. In ieder geval is de maandag een ge£1xeerd punt in de week. 's Morgens vergadert het Faculteitsbestuur (FB) en's middags is er de Faculteitsraad (FR). In de ochtendbijeenkomst wordt allereerst de ingekomen post aan de orde gesteld. Vaak ontwikkelen zich-Iangdurige discussies om een beleidslijn te bepalen. Uiteraard spelen geld en formatieplaatsen daarbij een centrale ro1. De Directeur van de Faculteit geeft verslag van het reilen en zeilen van het Bureau en van de plannen van 'het Maagdenhuis'. Vooral de decentralisatie veroorzaakt allerlei problemen, omdat er wel gedecentraliseerd wordt voor wat betreft de taken, maar dat niet door meer geld ondersteund wordt. Onze Faculteit is een groeifaculteit, maar desondanks worden we stiefmoederlijk bedeeld eerder als Assepoester dan als goudhaantje. Wij subsidieren de zwakke faculteiten. Dit probleem komt voortdurend in allerlei vormen op tafe1. Natuurlijk is dat het pijnlijkst als er besloten moet worden om personen niet langer in dienst te houden, of om noodzakelijke vacatures niet te vervullen. Vandaag nam Cornelie Goedhuis afeen daarvan over de 'Effecten van Euroscheid van het FB en van de FR. Om pa 1992 op het gemeentelijk econohaar te verrassen geven wij een briefkaart misch en financieel beleid'. met bloemen erop - de bloemen zelf kwamen pas's middags, in de vergade- - De zitting 's morgens was op obligate wijze geopend door Commissaris An_ ring van de FR. driessen, :lie een weinig bezield betoog De vergadering van de FR is deze keer hield. Kennelijk leeft de gemeente niet kort. Er zijn geen zware punten op de op dat top-niveau. Dat is jammer, want agenda. Bovendien willen sommigen deze bestuurslaag staat h~t dichtst bij de nog naar de ora tie van Professor De burger en doet ook steeds meer aan ecoMarchi, die ons daarvan zo laat bericht nomisch beleid. Overigens bestaan er gaf dat de FR-vergadering niet meer kon grote verschillen in de positie van de worden uitgesteld. gemeenten in Europa. Dinsdag Woensdag Een congres van de Vereniging van NeNa een gesprek met de voorzitter van derlandse Gemeenten (VNG) in Maashet College van Bestuur over benoetricht. Natuurlijk is het onderwerp actumingskwesties en over samenwerking eel: 'De gemeenten na 1992'. Er is zeer met buitenlandse Universiteiten, volgen veel belangstelling: 2.500 deelnemers, diverse gesprekken over facultaire bena de ochtendzitting verdeeld over 12 slommeringen. Ik lunch met een collega 'workshops'. Samen met de heer H. uit Manchester, die met ons wil samenHekkelman, directeur van de Bank voor werken bij het opzetten van een BacheNederlandse Gemeenten, spreek ik in
lor's Degree Business in Europe. Na de lunch is er een gesprek over een proefschrift met een komende promovendus. Verder komt onze Amerikaanse gast, Professor Richard Knight, spreken over zijn project 'Stedelijke groei en kennis als economische basis'. Daarvoor is £1nanciering nodig en dat is altijd moeilijk. Donderdag In de ochtend spreekuur. Meestal heb ik dat 's middags, maar deze keer moet ik naar Rotterdam, voor de promo tie van J. van der Meer. Ik ben lid van de beoordelingscommissie voor het proefschrift 'Wat beweegt de stad?'; promotor is Professor Klaassen, de nestor van de N ederlandse regionale economie. Het proefschrift geeft aan hoe de economie van Rotterdam zich na de Tweede Wereldoorlog heeft ontwikkeld en hoe de opstelling van het gemeentebestuur zich heeft gewijzigd in de richting van een politiek gericht op het bedrijfsleven. Rotterdam heeft een veel eenzijdiger structuur dan Amsterdam en daardoor heeft Rotterdam het op lange termijn moeilijker. Vrijdag In het kader van de opzet van onze cursus Vastgoedeconomie, heb ik met een van de sponsors, de N ederlandse Vereniging van Makelaars, afgesproken enkele colleges te geven voor bedrijfsmakelaars. Het onderwerp vandaag is 'Inleiding in de Marketing van Vastgoed'. In de middag is er het wekelijks terugkerende lezen van de facultaire post. Verder heb ik op Schiphol nog een besprekin over de ATAN-leerstoel Luchtvaarteconomie voor onze Faculteit. Zaterdag Voor de Rotary Districtsconferentie in de Grote Kerk in Naarden spreek ik over 'Milieu: economie of ecologie'. Een oude hobby; tenslotte ben ik een der oprichters van de Vereniging voor Milieudefensie. Het thema Economie & Milieu wordt steeds actueler. • Amsterdam, 5 juni 1989.
- - - - - 3 4 - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - ROSTRA 160 JUNI / JULI 1989 - - - - -
------------------------------------------------------------------ ECONOMETRIE--------
De econometrist: "Specialist of allrounder)) Op 25 mei jl. vond in Groningen de vierde landelijke Econometristendag plaats. Het bovenstaand thema werd nader belicht, waarbij wetenschappers van uiteenlopende econometrische disciplines tot een analytisch 'of = en' kwamen. Dit maakte het thema tot: De econometrist: "specialist en allrounder". Jobs Weverling Geschiedenis Om de achtergrond van het thema in een breder perspectief te kunnen zien is het interessant om terug te blikken. De oorsprong van de econometrie voert terug naar het begin van deze eeuw. Door het toepassen van voortgezette statistiek op economische situaties ontwikkelde de Amerikaan H.L. Moore het idee dat complexe mathematische theorieen in staat waren verbanden aan te tonen in sociaal-economische aangelegenheden. Op deze manier overlapte het statistisch deelgebied van de wiskunde en de economie elkaar ten dele en ontstond de econometrische wetenschap als een specialisatieterrein van de economie. Na de tweede wereldoorlog werden veel econometrische modellen gemaakt van de Keynesiaanse theorie (hoewel Keynes zelf hier sterk tegen was). Deze waren noodzakelijk om de overheid informatie te verschaffen en fungeerde als besturingsinstrument. De jaren vijftig en zestig stonden in het teken van overheidsmanipulaties via deze modellen. In deze politiek oefende de overheid een regulerende werking uit op de conjunctuur door de belastingen bij een laagconjunctuur te verminderen en bij een hoogconjunctuur te vergroten. Begin zeventiger jaren nam het vertrouwen in de conjunctuurpolitiek sterk af. In deze tijd ontstond ook de Lucas-kritiek; conjunctuurpolitiek succesvol voeren is onmogelijk, omdat reacties op een voorspelling de realiteitswaarde van die voorspelling doen afnemen. Tegenwoordig is de modellenanalyse van belang om inzicht te verwerven in de realiteit en om geordend en consistent te kunnen denken. Toepassing Econometrische technieken zijn middelen om de werkelijkheid te modelleren. De econometrie in engere zin is daarom ook toepasbaar op de meest uiteenlopende zaken. Dit impliceert enerzijds enorm veel verschillende specialisatiemogelijkheden, anderzijds een analytische basis
Universiteit
VU
KUB
EUR
RUG
UvA
ke
ov
ae
be
e
te
e
te
wiskunde statistiek informatica verpl. keuze hieruit
18 12
18 12
23
20 16
18 13
8
4
8
8
22 21 12
31
18
8
34 14 4
26
25
8
8
totaal
38
52
52
52
44
55
39
58
19
6 44
N.B. ke : kwantitatieve economie ae: algemene econometrie e: econometrie variant ov: overige richtingen be: bedrijfseconometrie te: toegepaste econometrie variant
die heel allround dient te zijn. Dat deze basis meestal niet in de theoretische (specialistische) richting ontwikkeld wordt blijkt uit het feit dat negen van de tien afgestudeerde econometristen geen regressie meer uitvoert. Gezien de arbeidsterreinen waar de econometrist zich bevindt vah te concluderen dat deze een multidisciplinair academic us is. Academicus Volgens Schweigmann, toegepast wiskundige, is een econometrist na zijn afstuderen in de eerste plaats academicus. Dit betekent niet alleen dat er tijdens zijn studie zowel een wetenschappelijke als een sociale en culturele vorming plaatsgevonden moet hebben, maar ook dat er een maatschappij-kritische blik ontstaan moet zijn. De assertiviteit van de doorsnee student is tegenwoordig echter beperkt, me de door toedoen van de tweefasen-structuur. Voor een econometrist is zijn wiskundige basis noodzakelijk doch niet voldoende, met name het intellectueel debat wordt te weinig gestimuleerd, aldus Schweigmann. Kritisch en zelfstandig wordt een student door zelf keuzes te maken. Bovendien
neigt een strict voorgeschreven programma opgelegd door hoogleraren naar een beroeps- in plaats van een wetenschappelijke opleiding.Dit druist in tegen de visie van Wansbeek, hoogleraar econometrie in Groningen. Deze is van mening dat de studenten zomin mogelijk vrijgelaten moeten worden in de invulling van hun econometriestudie. Hiermee zit Wansbeek in Groningen, waar de eerste twee en een half jaar van de econometriestudie min of meer vastliggen, op de juiste plek. Hier ligt nog meer nadruk op een wiskundige en statistische basis dan op aIle andere universiteiten. Eigenaardig In vergelijking met het buitenland heeft de econometrische opleiding in Nederland zich, ten opzichte van de studies bedrijfseconomie en algemene economie, sterker ontwikkeld. Op vijf universiteiten is zij een zelfstandige studie. De verhoudingen liggen hier heel anders dan in het buitenland. Daar is de econo-
Vervolg op pagina 37
- - - - - ROSTRA 160 JUNI/ JULI 1989 - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - 35 - - - - - - - -
- - - - STUDEREN IN HET BUITENLAND - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - -
Let's go west Op de faculteit wordt voornamelijk uit Amerikaanse literatuur gedoceerd en als gevolg daarvan is Friedman onderhand bekender dan Tinbergen. Ret lijkt of we alles over het land weten maar slechts enkelen zijn er zelJ voor langere tijd geweest. Toch is het niet zo'n prob/eem om een paar jaar in de VS te wonen door aan een Amerikaanse universiteit te studeren. Met Stefan Oppers en Esther-Miriam Sent gaan we na hoe het mogelijk is om een post-doctorale opleiding in de Verenigde Staten te volgen. Stijn van der Krogt Info Vlak voor het gesprek heeft Stefan de bevestiging binnen gekregen van Harvard University, Esther-Miriam van Stanford. Om dat voor elkaar te krijgen zijn ze al een jaar geleden met de procedures begonnen bij de Netherlands-American Commision for Educational Exchange (NACEE) in Amsterdam. Een eerste bezoek was door de onvriendelijke behandeling niet bepaald bemoedigend. Dit is waarschijnlijk om de grote toeloop van avonturenzoekers te zuiveren. Eenmaal in de kaartenbak van de NACEE was het contact echter intensief en persoonlijk. Keuze De NACEE beschikt over een uitgebreid bestand van de Amerikaanse universiteiten. De verschillen in het niveau en specialiteit van de universiteiten zijn enorm. In de eerste plaats wordt dit sterk bepaald door de geografische ligging. Een universiteit in het zuiden van Texas zal logis~rwijs meer regionaal georienteerd z1Jn dan Harvard. In de tweede plaats hebben de scholen een veel duidelijker profilering en specialisering dan in Nederland. Deze on staat onder invloed van de professoren en komt nadrukkelijk tot uitdrukking in de onderwijsprogrammas. Wat betreft de politiek-economische stromingen kunje globaal onderscheid maken tussen een meer monetaristische (Chicago, waaronder Friedman) en een meer n~-keynesiaanse invalshoek. Op basis hiervan kan een voorlopige keuze gemaakt worden voor een enkele universiteiten. Test Na een eerste orientatie wordt een test afgelegd. Daarbij wordt, naast kennis van de engelse taal en algemene ontwikkeling, economische kennis getoetst. De test bevat een over macro, micro en econometrische component. Vooral het goed scoren op een onderdeel is hier van
belang. Deze test geldt samen met een persoonlijke motivering als doorslaggevend selectiecriterium voor de universiteiten. Aan de hand van testen van voorgaande jaren is dan in te schatten op welk niveau je de universiteit moet zoeken waarbij je een redelijke kans maakt om aangenomen te worden. De meeste kans maak j!.dan bij inschrijving aan een reeks van universiteiten maar dit is erg kostbaar als gevolg van het inschrijfgeld van gemiddeld 40 dollar. De Nederlandse student zal bij de test in verhouding goed scoren door het hoge niveau van onze universiteiten. De kans om op een goede Amerikaanse opleiding te komen is dan ook groot. De werving van studenten is overigens een prestigekwestie. De universiteiten strijden om de beste studenten en wanneer zij daarin niet slagen zullen ze dit nooit toegeven. Het is dan ook mogelijk dat je met zessen in de doctoraal opleiding geslaagd bent en toch als een topstudent bij een gemiddelde Amerikaanse universiteit wordt binnengehaald. Beurzen De stu die kan op verschillende manieren worden gefinancierd. Een mogelijkheid is het aanvragen van een beurs van particulier stichtingen of bedrijven. Hier heeft Esther-Miriam een Full-Brightbeurs verworven en wordt de studie van Stefan gefinancierd met eenQgeurs van een Italiaans bedrijf. Deze btfi(zen zijn echter niet makkelijk te krijgen doordat gevraagd wordt naar vrij hoge cijfers in de doctoraalfase en hoge testresultaten. Een eenvoudige~plossing is om mee te dingen naar een van de beurzen die door vele universiteiten zelf worden verstrekt. De studenten die hiervoor in aanmerking komen worden dan aangenomen als medewerker aan de universiteit en worden geacht een aantal uren te werken. Daar staat een salaris en kwijtschelding van het collegegeld tegenover.
Chronologie De aanvraag voor beurzen en het inschrijven moet al in december van het voorgaande jaar gebeuren. Stel dat je in het studiejaar 1990-1991 wilt studeren dan moet je na de zomer van dit jaar met de procedure starten bij de NACEE. Daarna in december inschrijven. Dan wordt eind maart 1990 een bevestiging toegezonden waarna er twee weken tijd is om te reageren. Hoewel het misschien een vrij lange voorbereidingstijd vergt is, zoals gezegd, bij inschrijving aan drie of vier universiteiten van verschillend nivo de kans zeer groot om aangenomen te worden. Studieprogramma Na deze uitgebreide procedurebescrijving om op de universiteit te komen nog enkele opmerkingen over het studeren zelf. Anders dan in Nederland wordt het eerste jaar een strak studieprogramma gevolgd met een examen aan het eind van het jaar ter afsluiting. Deze heeft een sterk technische inhoud met veel aandacht voor econometrische en wiskundige vraagstukken. Ander markant detail is het gebruik van de oorspronkelijke literatuur bij micro-en macroeconomissvakken. Met de door uitreksels en art ikelen gevulde syllaby wordt daar niet gewerkt. Bedrijfsecononmie is overigens geen onderdeel van het lesprogramma omdat hiervoor een aparte opleiding kan worden gevolgd aan de business schook Probleem is misschien dat door het werken en het volgen van colleges de voorbereiding van het eigen onderzoek in het gedrang komt. Een post-doctorale opleiding in Nederland geeft in dit opzicht veel meer ruimte. Esther-Miriam en Stefan geven aan dat er hier slechts een beperkt aantal assistent in opleiding plaatsen beschikbaar zijn. Verder del en zij de verwachting dat de veel dynamischer instelling op de Amerikaanse universiteiten zeer stimulerend zal werken.
~
- - - - - 3 6 - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - ROSTRA 160 JUNI/JULll989-----
- - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - STUDEREN IN HET BUITENLAND - - - -
Daardoor raak je gewend om sneller en gerichter aan een onderzoek te werken. De Nederlandse universiteiten missen in veel gevallen deze dynamiek en een sfeer om hard te werken. Studeren in Nederland of in de VS? Oat wil niet zeggen dat er aan het studeren in de Verenigde Staten zo wie zo beter is. Aan het elders studeren zijn natuurlijk risico's verbonden. Het bliift
DOW Onze contacten met de bonden zijn minimaal maar we zijn zeker niet afhoudend. Wat wij met de bonden zouden kunnen bespr~ken is waar de employe's behoefte aan hebben. Maar ik krijg geen enkel signaal dat onze medewerkers het nodig zouden vinden dat wij met de bonden rond de tafel zouden moeten gaan zitten om over arbeidsvoorwaarden te praten. Vakbonden spelen in Nederland natuurlijk een belangrijke rol, denk aan hun positie in overlegorganen van de overheid. Daar hebben we geen enkel probleem met de vakbonden. Wij zijn in het licht gekomen omdat we de CAO hebben afgeschaft, maar andere bedrijyen hebben nog nooit een CAO afgesloten." Nu het goed gaat met DOW kunt u concurrerende salarissen bieden. Wat gaat er gebeuren als het slechter gaat? "Er zijn jaren geweest waarin we verlies
moeilijk ")sr; om het niveau en dus de zwaarte Van de studie aan de sterk verschillende universiteiten van te voren precies in te s£.hatten. Daardoor is het mogelijk dat ai;l:eraf blijkt dat het nivo van de opleiding te laag is of dat het examen aan het eind van het eerste postdoctorale jaar juist veel te moeilijk is. Ze zien de vervolg studie dan ook ats een aanvulling op en niet als een mogelijke vervanging van de doctoraalopleiding in
Nederland. In Nederland zijn alle universiteiten van een redelijk vergelijkbare kwaliteit. Een Nederlands studiebewijs staat vol gens Stefan nu eenmaal als een huis. •
Zie voor meer informatie het boekje "Studeren in het Buitenland", een publica tie van de UVA.
draaiden. We zijn toen toch die concurrerende salarissen blijven betalen. We hebben ook een situatie gehad dat we van de ene op de andere dag besloten de salarisverhogingen drie maanden uit te stellen. Dan hangt het van de sterkte van je organisatie af, van de openheid en de wijze waarop je met de employe's communiceert, hoe daarop gereageerd wordt. Ais wij tijdelijk of permanent van de concurrerende salarissen zouden afstappen, dan ben ik ervan overtuigd dat daar zo'n pakket extreme oorzaken aan ten grondslag zalliggen dat ik in staat zal zijn daarvoor begrip te krijgen." DOW heejt geen centrale ondernemingsraad. Maar strategische beslissingen zullen wei niet op Jabrieksniveau worden genomen. Zijn werknemers daarmee uitgesloten van invloed op deze beslissingen? "We zijn een global company. Oat betekent dat er richtlijnen zijn ten aanzien van wat er op lokale, Europese en wereldschaal wordt besloten. Ik denk dat je een OR rtiet moet belazeren, en alleen moet praten over die dingen waar z~i
invloed op uit kunnen oefenen. Het besluit om hier nu een nieuwe fabriek te bouwen is in Amerika genomen en er is hier niet een manager of OR-lid dat er moeite mee heeft dat hij niet persoonlijk gehoord is. Maar er zijn daarnaast ook strategische keuzes die wei in het land zelf gemaakt worden. De voorzitters van de OR's zien elkaar regelmatig en er is d~s wel sprake van informele afstemmmg. Een COR zou dwingen om in Nederland tot centralisatie te komen. Wat je een COR laat beslissen, gaat ten koste van de OR. Ideeen uit Terneuzen zouden per definitie ook in de andere DOW-vestigingen getmplementeerd moeten worden en daar begin ik niet aan. In andere vestigingen leven andere prioriteiten. Je moet dan ook toestaan dat er lokaal afwijkingen ontstaan. Wij hebben gekozen voor de identiteit van de kleine unit. Het liefst zou ik nog verder gaan en hier in Terneuzen 5 of 6 • decentrale OR's instellen.
stelde dat het vinden van een werkkring overeenkomend met idealen en principes, in verband met de nog groeiende vraag naar econometristen, weinig tot geen problemen oplevert. .
mogelijkheid gecreeerd de studie zodanig in te vullen dat afgestudeerden kunnen concurreren op de markt der generalisten. Idealiter moet gezocht worden naar een balans tussen verplichte en keuze vakken, zodat het econometrische gehalte van de studie op peil blijft.
De econometrist metrie veelal een tak van de algemene economie. Wansbeek heeft hier een karakteristieke verklaring voor. Het eeuwige gevecht met de zee heeft van het Nederlandse yolk geen dertkers maar ingenieurs gemaakt. Grote namen van Nederlandse wetenschappers komen ook voor in de fylosometrie, psychometrie en in de econometrie; de ons welbekende Tinbergen en Theil. Een positieve boodschap in deze roerige tijden kwam van Schweigmann. Hij
Tinbergen De politieke partijen van vandaag trekken zich van de kritiek echter weinig aan. Integendeel, hoe minder mensen in
Conclusie Hoewel de econometrie is ontstaan uit een behoefte aan wiskundige specialisatie op economisch terrein is dit deelgebied in de loop der jaren uitgegroeid tot een zelfstandige studie. Hiermee is de
deze modellen zijn gaan gel oven, hoe meer de partijen eraan hechten om hun programma's door het Centraal Planbureau te laten 'doorrekenen', en van een keurstempel te laten voorzien. Wat dit
betreft is er heel wat veranderd sinds de jaren dertig. •
De auteur is als aio verbonden aan de Katholieke Universiteit Brabant.
- - - - ROSTRA 160 JUNI/JULI 1989 - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - 3 7 - - - -
Mgestudeerd, een."flinke sprong .In uw carnere .... Mogen wij ons even voorstellen: VB, een ambitieus accountantskantoor met een eigen visie op dienstverlening. Wij zijn het verzelfstandigde accountantskantoor van de VNG. Op dit moment werken bij ons ongeveer 1.200 medewerkers, verspreid over een dertigtal vestigingen in het gehele land. Binnen ons vakgebied zien wij vele groeimogelijkheden. Daarom zoe ken wij een aantal afgestudeerde economen. Niet degenen die in een gespreid Ooopbaan) bedje terecht willen komen, maarzelfstandige mensen die net als wij een eigen kijk hebben op dienstverlening. Bij ons kunt u snel doorgroeien, als u de accountantsstudie en het werk goed weet te combineren. Zo legt u de basis voor een snelle persoonlijke groei. Wij zien dat graag, want VB ontwikkelt zich ook snel. Bij VB verdient u meteen een goed salaris. Toch gaat het daar niet alleen om. U moet zich kunnen ontplooien en een eigen weg vinden in een uitdagend beroep. Daarom kent VB naast het salaris een zeer goed pakket ondersteunende arbeidsvoorwaarden (auto, PC, verlof). Wilt u meer van ons weten? Bel dan 070-738388 of stuur een brief met curriculum vitae naar VB Accountantskantoor VNG, afdeling Personeel & Organisatie, postbus 19331, 2500 CH 's-Gravenhage.
VB ACCOUNTANTSKANTOOR VNG IS GEVESTIGD IN AMERONGEN, ASSEN, BENNEKOM, BERGEN OP ZOOM, BILTHOVEN, BREDA, BREUGEL. DELDEN, DOETINCHEM, DORDRECHT, DRACHTEN, HAARLEM, HEERENVEEN, DEN HELDER, HELMOND, HENGELO, ',-HERTOGENBOSCH, LEEUWARDEN, LELYSTAD, MAASTRICHT, NIEUWEGEIN, ROERMOND , TIEL. TILBURG, VEENDAM, VENLO, VLAARDINGEN, VLISSINGEN, WORMERVEER, ZOETERMEER EN ZWOLLE. HET HOOFDKANTOOR IS GEVESTIGD IN ', 路GRAVENHAGE.
.....
- - - - - Anne-Isma(ll Leemhuis - - - - - ------\,"" . . - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - NOG EVEN DIT - - - - -
Nag even ditl Anne-Ismael Leemhuis Deze pagina is nieuw. Nou nieuw, "Fracties" is "Nog even dit!" geworden en de schrijver was eenjaar lang Cornelie Goedhuis maar is nu ondergetekende; Anne-Ismael Leemhuis. Zo gaat dat als er een nieuw studentbestuurslid is. Cornelie heeft een jaar lang in nauwe samenwerking met de AGE en de NOBAS goed op de studentenbelangen gepast. Nu is zij het bedrijfsleven ingedoken, van hieruit succes toegewenst. Nu verder ter zake! Uitslag Bleke gezichtjes en glimlachjes bij de uitslag van de verkiezingen. Dat is inherent aan politiek; mee- en tegenvallers. Ter herinnering: in mei waren er verkiezingen voor de faculteitsraad. Studenten konden op AGE of NOBAS stemmen. Pas op 15 juni kwam de uitslag. De universiteit heeft, voor het tellen van de stemmen, de spreekwoordelijk lange Oost-Europese tijden nodig. Hier de nieuwe zetelverdeling met, ter vergelijking, de verdeling uit de jaren '86, '87 en '88:
Zetelverdeling
1989
1988
1987
1986
3 3
2 3
2 4
3 3
AGE NOBAS
(In 1987 was de opkomst zo laag dat de studenten een zetel minder kregen.) De cijfertjes spreken voor zich, de AGE heeft zich hersteld en verdere interpretaties laat ik aan de lezer.
formuleerde een compromis: het yak zal voor twee jaar ingesteld worden, waarna een evaluatie zal plaats vinden. Dat compromissen niet zaligmakend zijn bleek snel: er moest toch nog gestemd worden. Een aanzienlijke meerderheid van de raad stemde voor het compromis en liet het onderwijsbelang het zwaarst we gen. De hooggeleerde heren zaten hier niet bij. Dames In het kader van "leuke initiatieven" draait er op onze faculteit een bijscholings programma economie voor doctorandi (v) om een betere positie op de arbeidsmarkt te verwerven. Het programma duurt pak weg eenjaar en wordt thans ('88/'89) voor het eerst gegeven. Hoewel niemand het succes van de cursus betwijfelt was het niet zeker of ze ook in '89/,90 gegeven zou kunnen worden. Geld was uiteraard de bottleneck. Dat geld-probleem is opgelost: het arbeidsbureau betaald. Maar toen begon de ellende. Er waren sterke meningsverschillen over de bestaande cursus. Was de organisatorische constructie wel optimaal, kon het onderwijsprogramma niet beter enz. Onder tijdsdruk werd gewerkt en geknokt. Kenmerken van deze knok; onduidelijkheden, vaagheden van procedures, hevoegdheden, (on)welwillendheid, al dan niet vermeende deskundigheid enz. enz. Resultaat: een omstreden voorstel voor de faculteitsraad dat snel beoordeeld moest worden. Na de nodige toelichting bleek het voorstel voor de meerderheid van de raad aanvaardbaar. De AGE yond dat er teveel onduidelijkheden in de procedure en het voorstel zaten en stemde, evenals enkele anderen, blanco.
Op straat "Kunnen we hier niets tegen doen!" werd uitgeroepen in de faculteitsraad. Aanleiding tot deze uitroep was dat Folia had geciteerd uit vertrouwelijke rapporten van onze faculteit en dat "Politi eke economie" is niet elegant. De kritiek richt zich dan natuurlijk niet op Nieuwe vakken worden zelden voorgesteld en ingevoerd op onze faculteit. Maar onlangs, in de faculteitsraad van mei, werd F?lia, vrije nieuws gaaring moet er zijn. De kritiek (overigens een nieuw yak voorgesteld: "Politieke Economie". Wie denkt met door de hele raad expliciet uitgesproken) richt zich op dat nieuwe initiatieven, ondernemerschap op onderwijsgebied, onbekende personen uit de faculteit. Vertrouwelijke rapporten met open armen ontvangen worden komt bedrogen uit. Zulke hebben geen pootjes om naar de media te lopen en moeten dus "GELEKT" worden. zaken kunnen bijzonder gecompliceerd zijn. H et facu lteitsbestuur kan hier echter weinig aan doen en In tegenstelling tot w at je misschien denkt, kan niet iedere weigerde dan ook om voor "politieagentje " te spelen. docent zo maar een nieuw yak gaan geven. Voor het zover is, moet een concreet voorstel de nodige procedures doorlopen Kom langs hebben. Ten eerste moet de betrokken vakgroep een advies geven over het voorstel van haar medewerker. Ais tweede zijn Het studentbestuurslid is er onder andere letterlijk voor er de onderwijsdeskundigen (voor insiders: Studie Richtingen studenten. Als er problemen met de faculteit (docenten bijv.) zijn enje weet niet bij wie je voor de problemen en/of vragen Commissies -SRC's) die het nieuwe yak kritisch bezien. Ten moet aankloppen kom dan langs. Kamer 2173 (bij 2174) slotte beslist de Faculteitsraad definitief. Bij die definitieve tel: 525.4286 (prive: 120502) beslissing wegen de verkregen adviezen uiteraard zwaar mee. Zo ook in dit geval. Maar er lagen twee, tegengestelde (!) Welnu, dat was het voor deze zomer, tot september en: adviezen over het al dan niet instellen van het yak "Politieke Prettige vakantie. â&#x20AC;˘ Economie". Het voorstel voor het nieuwe yak kwam uit de vakgroep macro, maar de vakgroep adviseerde zelf in meerderheid negatief!. Het tweede advies kwam van de onderwijsdeskundigen van de faculteit (de SRC dus). Deze club adviseerde in meerderheid positief. Wat moest de faculteitsraad beslissen? De formeel verantwoordelijken in meerdeheid tegen en de onderwijs specialisten in meerderheid voor! De faculteitsraad ging als "politieke-raad" in debat en -----ROSTRA
160JUNI/JULl1989-----------------------39---~
IkhebeenABN Studentenbu etrekening waarop it f2.0 0; rood mag staan.
Ikben bij deABN.
Deelname mogelUk aan de regeling gespreide betaling collegegeld.
Speciaal voor H.8.0,. en W.O,.studenten met een maandeIijkse studietoelage volgens de Wet Studiefinanciering heefl de ABN de Studenten-budgetrekening. Een rekening die u gedurende het heIe studiejaar de nodige financiele speelruimte geeft, omdat u er tot f 2.000.- rood op mag staan. En dat tegen een rente die belangrijk lager is dan normaal. GemakkeIijk voor het opvangen van pie ken in uw uitgaven. ZC'lI<; aan het begin van een nieuw studiejaar. Bijvoorbeeld voor het betalen I~ ben geInteresseerd in de ABN Studenten-bUdget---1 1 rekening. Stuurt u mij vrijblijvend nadere informatie. 1 van collegegeld. studieboeken etc. Uiteraard heeft de ABN Studenten-budgetrekening aile gemakken (gebruik mlv 1 cheques en geld- en betaalautomaten) van een gewone betaal- 1 Naam: 1 rekening waarop uw inkomsten binnenkomen. Oaardoor staat 1 Geboortedatum: u niet onnodig rood en beperkt u de kosten. Zeker als u weet, M~ 1 Postcode: _ _ _ _ _ _ _ _ _ __ __ _ _ __ dat u een aantrekkelijke creditrente krijgt. Kortom: een rekening waar u veel plezier aan kunt beleven. 1 Woonplaats: 1 Voor mindetjarige en deeItijd-studenten. die geen WSF-studietoelage ontvangen. heeft de ABN een andere uitstekende 1 Opsturen in een ongefrankeerde envelop naar: ABN Bank, 1 1---.2:0.80, Antwoordnummer 1555,1000 PA Amsterdam. _I betaalrekening.
I
ABN Studenten-budgetrekening........................