Icontradictions, have always been attracted to so Lucien Kroll’s office was and still
is fertile ground for me. The discipline’s Janus-faced aspect appeared a long time before I even started thinking of becoming an architect: on one side was this intriguing building called “La Mémé”- a project impossible to understand without the necessary background and maturity - which I discovered as a teenager, while on the other were the selfish dreams of creating beautiful buildings for others one day. It was over three decades ago when “La Mémé” was constructed about two kilometers away from where I grew up in the east side of Brussels. My first job at Kroll’s office was the result of coincidence and some luck, and the shape of architecture’s contradictions grew visible. I slowly understood Kroll’s varied and even contradictory personality. “La Mémé” initially appears to many as the natural manifestation of a collectively conceived design process, fully inspired by participatory design. The building is at the same time totally designed by the one and only Lucien Kroll himself, in such a brilliant way that it is now listed for conservation as a monument. The Zilvervloot, Dordrecht, D. Boutsen, L. Kroll,2006,
“La Mémé” is one of the first examples of “Open Building”, combining a concrete structure with flexible infills and changeable facades. The ultimate controlled design represents openness and possibilities of evolution in time. And the origins are, I know now, truthfully based on participatory processes. Janus with two heads, or more? History insists in any case that this building is part of the architectural history.
Images of design workshops related to The Zilvervloot (2001–2003)
The participatory design processes in “La Mémé” in combination with construction techniques based on flexible components have been influencing many other projects in and outside Kroll’s office in numerous ways. A major project with a number of literal and less literal reminiscence to “La Mémé” is situated in Dordrecht, The Netherlands. “The Zilvervloot”, a building complex commissioned by Woonbron and completed in 2006, is the first phase of the revitalizing of the Admiraals Square in Wielwijk. This housing and shopping project clearly complements the current, one-sided discussion of the renewal of post-war cities by creating exceptional residential quality. The banality of the existing situation is complemented by a sturdy showpiece. Different material choices, color patchworks and architectural tools are deployed in every possible way.
“La Mémé” and the Zilvervloot similarly appear as a complex patchwork; the Zilvervloot is however not composed by the means of a technical grid unifying the whole. The Zilvervloot also contains a variety of architectural signs and symbols, which have not been designerly abstracted as in “La Mémé”. The Zilvervloot is much more a chain of different stylish objects and less a connection of visually related, but different, components. There is an obvious correlation between the slow and fully participative design process and the aesthetic outcome of this project. Its resulting uniqueness strengthens the involvement of residents in their immediate surroundings in order to experience the residential building as a collective object. This architecture is based on different types of trust. As a matter of fact, the mentioned correlation is currently a subject of my PhD research.
La Mémé, Maison Médicale, L. Kroll, 1970
La Mémé, L. Kroll, 1970 connection of visually related, but different, components
The Zilvervloot, Dordrecht, D. Boutsen, L. Kroll,2006, chain of stylish different objects
Broad cultural depth in a
environment:
The research climate at Sint-Lucas school of Architecture is based on openness to the mental models of others. Guaranteeing this openness is also what I aim at by introducing fragile as a lens through which  all the different issues and problems presented and elaborated upon in the school can be viewed. Hence fragile 2010-2011 is becoming something like a central concern underpinning and driving all theoretical and design production at Sint-Lucas, including research.  Fragile manifests itself intuitively as the general, overarching quality or question in the light of which both the studio itself and the theoretical answers it produces are examined.
http://www.sintlucasfragile.be
1
dag boutsen
Onderzoek. Lid van de onderzoeksgroep Architectural Culture of the Recent Past (ARP). De onderzoeksgroep benadert architectuur als een breed cultureel fenomeen. Ze wordt bestudeerd als een vorm van materiële cultuur die interageert met een ruime artistieke, intellectuele en sociale omgeving en dienst kan doen als een toegangsweg tot (zich immer wijzigende) denkbeelden, voorstellingen en praktijken. De focus ligt op Europa vanaf 1800. Er is bijzondere aandacht voor de manier waarop internationale tendensen zich aftekenden in een lokale context. Eén van de projecten is ‘The (dis)enchantment of architecture in Flanders, 1945-1970’. De centrale insteek is de problematiek van de onttovering. In de bestudeerde periode is er een constant spanningsveld tussen de historische maatschappelijke en culturele wortels en de nieuwe of hernieuwde vormen van maatschappelijke en culturele positionering. Binnen dit proces speelde architectuur een centrale rol. Het architecturale discours en de materiële bouwpraktijken vormden een platform voor toeëigeningsprocessen of kanalisatiestrategieën. Concrete topics waarrond de leden van de groep werken zijn: religieuze architectuur, sociale woningbouw, architectuur en esthetische theorievorming... Er wordt tevens ingegaan op de problematiek van recent erfgoed. In de relatie onderzoek en onderwijs wordt in een onderzoeksseminarie (Yves Schoonjans & Sven Sterken) met de studenten gewerkt op specifieke naoorlogse architecten en bouwwerken (na-oorlogse kerken in Vlaanderen, oeuvre van Paul Felix en van Braem…). De studenten voeren onderzoek op de problematiek en vertalen dit in toekomstconcepten voor deze bouwwerken.
Betrokkenheid internationale projecten ALFA – America Latina Formation Academica. Diverse projecten (o.a ‘crossroads in architecture’) in samenwerkingsverband tussen verschillende Europese en Zuid-Amerikaanse partners op het domein van architectuur en stedenbouw. Via mobiliteiten en workshops worden stedelijke sites op een multidisciplinaire manier onderzocht. Ontwikkelingssamenwerkingsprogramma’s Zuid-Amerika in samenwerking met de Facultad de Artes Integradas, Arquitectura, Universidad de Ibagué, Colombia. • ‘Mapping Public Space in the City of Ibague (Colombia) Informal and social practices of collective space’ (2008) • ‘Cultural and social identity- coping with architectural heritage Ibagué, Colombia’ (2008-2011) • ‘Social housing for displaced vulnerable social groups (desplazados y groupos vulnerable), Colombia’ (2010-2011)
Ibagué, Colombia, Marie Laure Pacquet
Ibagué, Colombia, Eline Verriest
Ibagué, Colombia, Jeroen Stevens
Yves Schoonjans
2
Project overgangsruimte Eeuwfeestpaleizen Brussels Expo 2008 (s)pace interieurarchitectuur Stefaan Onraet en Ann Dever Visualisatie Tiemen Schotsaert Techniek Arnoud Argoet Stabiliteit Kathleen Mertens
STEFAAN ONRAET
3
4
Enige reflecties. Weerspiegeling van werk en studie. Door de blik van een docent en vanuit een praktijk. Drie invalshoeken. Geen beeld. Tekst. Reflectie dus.
WILLY AZOU
I ADVANCED ARCHITECTURAL DESIGN: ELEMENTEN EN VOORWAARDEN.1 [1] Advanced Architectural Design is “reflectie én actie”, praktisch én theoretisch, “onderzoek én ontwerp”, “kunst én wetenschap”.
De specificiteit van de ontwerpactiviteit leidt sommigen ertoe om die als voorbeeld/toekomstbeeld te stellen voor totaal andere bedrijfstakken: “… it has become commonplace that all competent practice involves a kind of design. Indeed, the language of design has entered into the ordinary languages of many professions other than those usually called design professions. One eminent student of the professions has argued for a science of design as the fundamental knowledgebase underlying all professional education.”2 De “reflection in action”, specifiek voor de ontwerpactiviteit, wordt gezien als tegenpool van de “technical rationality” van de traditionele productiemaatschappij en als noodzakelijke attitude voor de toekomst, in alle domeinen.
[2] Advanced Architectural Design schrijft zich in binnen een (historische) discipline en wordt gevoed vanuit typologische kennis en onderzoek.
“Een ontwerper … zal in de eerste plaats behoefte hebben aan een typologie van waaruit mogelijke ontwerpbeslissingen zijn te genereren. … Een dergelijke typologie is te beschouwen als de beschrijving van het reproduceerbare stelsel van samenhangende ontwerpkeuzen … Op een type … kan men afhankelijk van de situatie en het programma een ander ontwerp genereren. Een type kan in het ‘geheugenkoffertje’ worden opgeslagen, worden getransporteerd en weer uitgepakt. … Een ontwerper zal afhankelijk van ervaring en verrichte studies een generatieve typologie in het hoofd hebben.”3
[3] Advanced Architectural Design kijkt vóór en voorbíj het eigenlijke ontwerp- en bouwproces.
“• … During Genesis, clients are in the earliest stages of thinking about and researching a new project. Currently, few architects are involved this early on, and clients don’t readily see a role for architects at this point. However, architects who emphasize their industry specialties and ability to spot trends can position themselves as valuable during the Genesis phase. • … The Focus phase includes project refinement and definition and building the project team (internal and external). Client attitudes
towards the value of architect involvement during this stage vary widely. Architects who would like to be more involved in this part of the project can communicate their value to clients by emphasizing communication and team facilitation skills, as well as the architects’ ability to think about projects in terms of how they fit into the “big picture”, or the social, political and economic environment. ( • Design … • Build …) • … Once a building is operational, many clients only think of architects when there is a problem. However, architects who stay involved with the client and who show interest in buildings they have designed after they are functional are in a good position to learn from past projects and foster relationships. In addition, since clients are typically involved in more than one project at a time, knowledge gleaned from operating buildings feeds directly into new projects in earlier stages. Therefore, architects who are present during the Operate phase are in a good position to continue their client relationship with new projects.”4
[4] Advanced Architectural Design heeft vele ‘stakeholders’ en is “value-based”.
“ … Because it is the value systems held by various groups that guide the formation and the use of the built environment, many of the problems that generate debate may be re-formulated in the light of value systems. One such issue concerns the conflict that is observed between different groups. For example, there appears to be constant conflict in the needs and approaches of professionals versus users, in the attitudes of architects versus engineers, in the interests of contractors versus users. A re-analysis of these problems in valuerelated terms may help not only in understanding but also in resolving these differences.” “ … Education constitutes one of the main issues of debate in built-environmental discourse. A major portion of the energies that are devoted to education go towards building up the value systems of the student. This effort would be better guided by a consciousness of value systems through an understanding of the values involved and their formation and examining past and present value systems held by different groups. Similarly, value-related analysis may also be used in the studies of designer attitudes and behavior. It is very probable that designers make adjustments in their value systems when dealing with specific design solutions, disregarding some judgements or giving preference to others.”5
[5] Advanced Architectural Design laat zich (op vele verschillende niveau’s) evalueren.
“Ideas about what is good architecture are conveyed to the profession and the public alike almost exclusively through images of buildings (surrogates) in the architectural press. For most North Americans “good”
image becomes “good” architecture. Those things we use and inhabit day after day are just buildings, not “architecture.” … The typical work-aday office space has 10, 20, 30, […] clearly identifiable and distinct dimensions: luminance, temperature, radiance, sound pressure, privacy, gradient, appropriateness, historic context, ergonomics, width, and on and on. It is the sum of these many dimensions, as interpreted by the human brain in response to visual, auditory, tactile, olfactory, and other sensations and stored experiences that defines real architecture. Architecture is no longer evaluated, it is critiqued (rhymes with boutiqued). Nor is architecture criticized (at least by those in the know), it is critiqued. Criticize: “to consider the merits and demerits of and judge accordingly.” Critique: “the art of analyzing works of art or literature.” Critique is criticism constrained from physical, chemical, or biological evaluation. In jury after jury, award deliberation after award deliberation, he/she who dares bring evaluation into critique usually quickly finds him/herself excluded from further serious input. Those who value substantive performance in their architecture have been marginalized to alternative fora […]. But the profession, apparently sensing some firmness and commodity traditions not to be breached, has not yet established the “1997 Design Merit Awards for Buildings not in Serious Litigation” or the “Bronze Medallion for Buildings that Really Don’t Leak All that Much”.6
[6] Advanced Architectural Design is gebaseerd op (multidisciplinaire) samenwerking.
“There is not enough sharing of knowledge amongst construction professionals about each other’s working methods, although everyone will recognise that this process must increase design team efficiency. Other consultants are in effect ‘customers’ for the information generated by one. Being explicit about how this information will be used can help the form and the timing of its delivery to be more effective. Some people have developed ‘Process Protocols’ which enable optimum co-ordination of teamwork.” 7
1
Tekst eerder gepubliceerd in : “REFLECTIONS 5”, Sint-Lucas Departement Architectuur Donald Schön, “The Design Studio, An Exploration of its Traditions & Potential”, RIBA Publications, London, 1985 3 Bernard Leupen, Christoph Grafe, Nicola Körnig, Marc Lampe, Peter de Zeeuw, “Ontwerp en Analyse”, Uitgeverij 010, Rotterdam, 1995, p. 132) 4 “The Client Experience” , Study of The American Institute of Architects (AIA), 2002 5 Mustafa Pultar, “A Conceptual Framework for Values In the Built Environment”, Evolving Environmental Ideals: Changing Ways of Life, Values and Design Practices. – Ed. Madi Grey. Stockholm, Royal Institute of Technology, 1997, 261-267 6 Walter Grondzik, “The Sad State of Architecture in America”, e-design 25 november 1997 7 “Architects and the changing construction industry”, July 2002– leaflet enclosed in the July 2000 issue of the Riba Journal 2
d’administrer un établissement de santé. ● Quel est le projet idéal ? Comment le situer dans la réalité ? Le résultat sera-t-il conforme aux attentes ? Comment faire évoluer un projet ? ● La construction d’un nouvel édifice marque durablement un repère dans le temps, dans les pratiques managériales, dans les pratiques médicales. Si le projet idéal existe… sa durée de vie est très courte. ● Un projet réel s’inscrit dans la durée, dans sa faculté à évoluer tant au plan architectural qu’au plan managérial et médical, dans sa propension à définir plus rapidement de nouvelles stratégies sans cesse fondées sur un nouvel espace–temps. »
« Investissement et Personnel Médical & Infirmier »
II « VISION DE L’HÔPITAL DU 21e SIÈCLE » ● Le 21e siècle vient de commencer. Il suffit de regarder les importantes évolutions des hôpitaux du 20e siècle pour rester humble et modéré dans nos propos quant à l’avenir … ● Les thèmes types de la conception actuelle d’hôpitaux sont bien connus : humanisation, hygiène, flexibilité, durabilité, …, ainsi que l’environnement global (changements démographiques, types de maladies, technologies médicales, volontés publiques et politiques, changement des systèmes de soins en général …), et les tendances médico-techniques (hôpitaux de jour & réduction du nombre de lits d’hospitalisation, miniaturisation de l’équipement diagnostique, développement de l’imagerie diagnostique à distance, procédures chirurgicales peu invasives, interventions thérapeutiques avec médicaments ciblés à des organes ou cellules spécifiques, …). Dans le cadre de cette présentation nous avançons quelques réflexions spécifiques qui nous guident dans l’élaboration des projets de santé.
« Un hôpital n’est pas un bâtiment »
● « Les techniques de conduite de projet font progressivement leur apparition dans le domaine des investissements hospitaliers mais elles reposent, encore trop souvent, sur un grave malentendu : le projet ne devrait jamais se résumer au seul projet de construction. Chaque projet d’établissement génère plusieurs projets. Chaque projet particulier se décline en plusieurs projets sous-jacents qui sont par exemple : le projet médical, le projet de soins, le projet économique, le projet social, le projet de construction, le projet d’équipements, le projet de sécurité des biens et des personnes, le projet de déménagement, … »1 ● « Globalement, le plus grand défi est de lever la perspective de ceux qui mettent en œuvre les projets au-dessus de l’horizon défini par l’exécution du projet et de regarder la vision stratégique plus large dans lequel le projet est situé. Une compréhension et sensibilité améliorées de ce domaine pourraient être de l’intérêt mutuel des parties qui financent et de ceux qui mettent en œuvre. »2
« Un hôpital est un hôpital, est un hôpital, est un hôpital, … »
● Un hôpital n’est pas un aéroport, n’est pas un musée, n’est pas un immeuble de bureaux, n’est pas un hôtel, n’est pas un laboratoire, n’est pas …3
« La construction du projet idéal est-elle réaliste ? »4 ●« De l’hôpital administré à l’hôpital « managé »’, toutes les époques ont véhiculé leurs certitudes quant à la meilleure façon de construire ou
●« Bien que l’impact de la conception des établissements de santé sur les patients ait fait l’objet d’une attention croissante au cours des dernières années, l’impact sur le personnel est beaucoup moins bien documenté, et l’impact sur les visiteurs semble avoir été complètement ignoré. »5
« Les hôpitaux dans un environnement en mutation »
● « L’organisation hospitalière individuelle a la responsabilité principale de fournir des soins de qualité. La première étape est de prévoir des installations appropriées. Celles-ci devraient être suffisamment souples pour s’adapter aux inévitables évolutions des circonstances. »6 ● « L’éternel défi de conception est de construire un hôpital capable de s’adapter à l’évolution de son environnement interne et externe. Une conception optimale est celle qui inhibe le moins les changements de fonction, plutôt que celui qui convient le mieux à une fonction spécifique. ● Cette stratégie vise à lutter contre l’obsolescence ; l’éternel problème du planificateur est que, au moment où le nouvel hôpital qu’il a conçu est construit, il est déjà dépassé. La question clé est donc de la flexibilité. ● Malgré certains traits communs - et cela représente le deuxième défi - il n’existe pas un seul modèle standard de l’hôpital. Les hôpitaux doivent être conçus pour répondre aux exigences différentes: les besoins de santé de la population, le budget de construction, le site, le climat et les cultures, l’environnement. »7
III « LA FLEXIBILITÉ … L’ÉTERNEL DILEMME DES CONSTRUCTIONS HOSPITALIÈRES »8 ● L’aspect non-opérationnel du terme : Le concept de «flexibilité» a été largement discuté pour d’autres types de construction que les hôpitaux (p.ex. les immeubles de bureaux). En 2001, SINTEF Unimed et SINTEF Civil and Environmental Engineering (Norvège) ont réalisé le projet “Tilpasningsevne i Sykehus”, avec le but d’obtenir un état des connaissances dans le domaine des hôpitaux. En 2003, TG 51 “Évaluation de l’utilisabilité des bâtiments” (CIB9) a été créé pour étudier les concepts d’utilisabilité et de fournir une meilleure compréhension de l’expérience des utilisateurs des bâtiments et des lieux de travail. NTNU / SINTEF (Norvège) se sont concentrés sur les hôpitaux avec des études et rapports de plusieurs projets récents ou en cours de construction en Norvège. Ils ont constaté que dans la plupart des cas, les objectifs du projet n’étaient pas suffisamment opérationnels et concrets, précisément en ce qui concerne les questions de flexibilité et efficacité. Ils ont développé un cadre terminologique pour mieux définir la problématique.
Nous vous le présentons en résumé. ● Un cadre terminologique opérationnel : Le concept «Usability»10 (utilisabilité) part de la perspective de la demande, de l’utilisateur. « Utilisabilité » décrit la facilité et l’efficacité de ces caractéristiques utilisées au cours de la tâche. En phase opérationnelle, elle définit les qualités d’utilisation et l’efficacité, l’efficience et la satisfaction d’utilisation par les utilisateurs internes et externes. ● Le concept «Serviceability»11 (fonctionnalité ?) part de la perspective de fourniture, du bâtiment. La Fonctionnalité détermine si le produit offre les fonctions et caractéristiques nécessaires aux utilisateurs pour réaliser des tâches. En phase de planification, elle définit les critères offrant le résultat souhaité, en temps, coût et effet recherché compte tenu des objectifs de l’organisation. ● «Adaptability»12 (adaptabilité) forme un aspect de l’utilisabilité : la possibilité de changer. Elle se concrétise en 3 types différents qui définissent 3 capacités du bâtiment .13 Extrait de : « Formation des chefs de projets hospitaliers “Réussir une opération immobilière” », Mission Nationale d’Appui à l’investissement Hospitalier, Ministère de la Santé et des Solidarités – République Française (p. 4) 2 Traduit de : “Investing in Hospitals of the Future” / Bernd Rechel, Stephen Wright, Nigel Edwards, Barrie Dowdeswell, Martin McKee — (European Observatory on Health Care Systems series & European Health Property Network) ISBN 978 92 890 4304 5 – p. 82 3 Nous faisons référence aux articles et présentations qui assimilent les projets hospitaliers à d’autres programmes fonctionnels, ou qui essaient de décrire le programme hospitalier comme addition simple d’autres programmes fonctionnels. 4 Extrait de : « Ensemble modernisons l’hôpital : Nouvelles Organisations et Architectures Hospitalières », Ministère de la Santé et des Solidarités – République Française (p. 243) 5 Traduit de : “Investing in Hospitals of the Future” / Bernd Rechel, Stephen Wright, Nigel Edwards, Barrie Dowdeswell, Martin McKee — (European Observatory on Health Care Systems series & European Health Property Network) ISBN 978 92 890 4304 5 – p. 89 6 Traduit de : “Hospitals in a changing Europe” / edited by Martin McKee and Judith Healy. p. cm. — (European Observatory on Health Care Systems series) ISBN 0‐335‐20929‐7 (hb) — ISBN 0‐335‐20928‐9 (pb) (p. 284) 7 Ibidem (p. 209) 8 Zie : ● Blanken Anneloes, “Flexibility against Efficiency ?, An international study on Value for Money in Hospital Concessions” , University of Twente (NL) ● Jensø Monica & Haugen Tore, NTNU, Faculty of Architecture and Fine Art, Department of Architectural design and Management, Trondheim Norway, ”Usability of hospital buildings – Is patient focus leading to usability in hospital buildings?” ● Jensø Monica, NTNU, Faculty of Architecture and Fine Art, Department of Architectural design and Management, Trondheim Norway, ”Usability of buildings – Usability and adaptability in hospital buildings” ● Støre Valen Marit, NTNU, Dep. of Civil and Transport Engineering, Norwegian University of Science and Technology & Larssen Anne‐Kathrine, NTNU/Dep. of Buildings and Properties, Multiconsult as, Norway, “Adaptability of hospitals – Capability of handling physical changes” ● Nesje Arne, SINTEF Building and Infrastructure, Norway, “Planning and building of a new hospital from visions to realities – experiences from St.Olavs Hospital in Trondheim” 9 Conseil International du Bâtiment / International Council for Research and Innovation in Building and Construction 10 « … l’efficacité, l’efficience et la satisfaction avec laquelle un ensemble d’utilisateurs peuvent réaliser une série de tâches dans un environnement particulier » (ISO 9241, ”Ergonomics of human system interaction”) ‐ L’utilisabilité est déterminée par 3 facteurs clés (ISO 9241) : ● Efficacité (si les utilisateurs peuvent obtenir ce qu’ils veulent faire avec le produit) ● Efficience (le temps qu’il faut pour y parvenir) ● Satisfaction (leurs sentiments et attitudes vis‐à‐vis du produit) 11 « … La capacité d’un bâtiment à offrir un éventail de prestations pour lesquels il est conçu, utilisé ou supposé d’être utilisées, au fil du temps ; la capacité d’un bâtiment à offrir des fonctionnalités satisfaisantes aux utilisateurs » (Blakstad, 2001) 12 « … la capacité de changer en raison d’influences internes ou externes, et considérée comme une approche stratégique “par le haut” » (Blakstad, 2001) 13 ● Généralité : (la possibilité de changer les fonctions) : la capacité du bâtiment de répondre à l’évolution des demandes fonctionnelles, sans modifier ses caractéristiques, c’est‐à‐dire la capacité de répondre à différents besoins fonctionnels sans modifications considérables de la construction. ● Flexibilité : (la possibilité de changer la distribution des espaces) : la capacité du bâtiment de répondre à l’évolution des demandes fonctionnelles par le biais de modification de ses caractéristiques, c’est‐à‐dire la possibilité de modifier les structures et techniques à moindre coût et abruptions de fonctionnement, sans augmenter le volume du bâtiment. ● Élasticité : (la possibilité de changer le volume occupé) : la possibilité de croissance (augmentation de surface utilisable) ou de subdivision en zones du bâtiment (réduction de surface utilisé) 1
5
6
tom broekaert, m | ’95 Hoger Instituut Sint Lucas Gent | ’96 Barcelona & Miralles | ’97+’98 Amsterdam & Berlage Institute | ’99 VMX & Maxwan | ‘00 Rome & Fuksas | ‘01 Nero & Stephane Beel | ‘02 Brussel & BTW nr | ‘03 Sint Lukas Brussel | ‘05 Pierre | ‘06 Wenk & Verne architecten | ‘08 César
7
Klaas Goris / Coussee & Goris Architecten
Jeugd- en Recreatiedomein De Boerekreek / Sint-Jan-in-Eremo
KLAAS GORIS
Klaas Goris / TV RCR Aranda Pigem Vilalta arquitectes / Coussee & Goris Architecten
De Waalse Krook - Bibliotheek voor de toekomst en centrum voor nieuwe media/Gent
8
RIJWONING MET KUNSTENAARSATELIER
Van banaal voorontwerp tot kwalitatieve realisatie, met logische opbouw, subtiele materialisatie en persoonlijk interieur voor beperkt budget.
1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. 10. 11. 12. 13. 14. 15. 16. 17. 18.
inkomzone atelier vide wc bergruimte wasruimte terras tuin en petanque voortuin gebuur leefruimte kachel kookzone slaapkamer logeerkamer ladder naar bed op niveau badcel sauna
8.
N N
7. 4.
5.
3.
14 .
3. 11.
6.
10. 11.
9.
1.
dwarsdoorsnede
2.
10.
18.
2.
1.
10.
16.
10.
17.
12.
15.
13 .
10.
3.
7.
8.
9.
gelijkvloers
0
2,5
5
verdieping
2003-2007 | Abeelstraat - Roeselare | Voorontwerp: Ir.arch. Kristof Crolla | Stabiliteit : Arcad – Sileghem & partners | perforaties: ontwerp abstractie abeel : Martine Platteau Foto’s: Tysje Severens
RENOVATIE HERENHUIS
Opwaarderen van introverte kwaliteiten van het bestaand herenhuis door aanvulling met Rariteitenkabinet als 3-verdiepingshoge-kast voor bijkomende functies en als ‘reiskoffer’ met de verzamelde herinneringen.
9.
dwarsdoorsnede 1. 2. 3.
inkomhal / traphal; salon rariteitenkabinet
4. 5. 6. 7. 8. 9. 10. 11. 12.
vide met glasplaat leefruimte kookruimte terras tuin garage / tuinberging voortuin slaapruimte dressing
0 bureau - bib - google-earth wc - vestiaire - fietsen +1 puzzles - speelkast - badcel +2 was- en strijkatelier - badcel
8. 7.
6.
5.
4.
4. 4. 2.
3.
11.
1.
1.
4.
3.
1.
11.
10.
0
3.
11.
12.
0
11.
12.
2,5
5
1
2
2009-2010 | Kortrijk | Ontwerp: Architectenbureau Demeulemeester | Interieur: A. Demeulemeester en H. De Pelsmacker | Uitvoering ruwbouw: DHPA (Dehullu en partners - architecten) | Tuinarchitect: Jos Pannecoucke | Foto’s: Tysje Severens, Rien Van den Eshof
A nnemie Demeulemeester
9
Meergezinswoning EKE
Luc DE VOS - architect
LUC DE VOS
Monument E17 - Nazareth
Juliaan LAMPENS & Luc DE VOS - architecten
10
annelies de smet
ANNELIES DE SMET
are you familiar with your own porousness?
11
HILDE BOUCHEZ
Designificatie en het alledaagse Naar analogie van de term (Zukin, 1996) en het concept (Baudrillard, 1994) disneyficatie introduceren we het begrip designificatie. Hiermee bedoelen we de algemene tendens om de werkelijkheid te vervlakken door middel van een gestileerd vernis. Het alledaagse wordt weggegomd, diversiteit verdwijnt en een geësthetiseerde vormgeving primeert op elementaire functies. Voor de opleidingen Interieurvormgeving en Interieurarchitectuur is designificatie nefast. Aan de hand van onderzoek en specifieke thematieken binnen de interdisciplinaire ateliers wordt hiermee omgegaan.
Studenten Interieurvormgeving/Interieurarchitectuur
Doctoraatsonderzoek Sinds de jaren 1980 zien we een grote toename in interesse door de media in design. Sinds midden jaren 1990 kunnen we zelfs spreken van een design-mania. Af te lezen uit de lifestyle magazines en coffee-table books, maar ook uit de vitrines van onze steden. Van hoog culturele instituten tot MacDonalds is er sprake van een vorm van Designificatie. Zowel in het domestieke, als in de publieke ruimte wordt steeds meer de nadruk op het opvallende detail gelegd: high-design objecten die een hoge culturele status radiëren. Designers lijken de hoofdrolspelers in de interieurarchitectuur te zijn geworden. Daarbij wordt de nadruk van gebruik en functie, naar beeld en status verschoven. Het doctoraatsonderzoek zoomt in op de vervlechting van economie en cultuur (Lash and Urry, 1994) en de impact hiervan op designmediëring. Aan de hand van case-studies van Alessi, Vitra en Tecta in combinatie met een semantisch- en literatuuronderzoek van Weekend-Knack wordt duidelijk dat de voorbije 30 jaar design steeds performanter als een tool voor identiteit en zelf-expressie binnen de gewenste lifestylegroep gepromoot wordt. Daarbij wordt vooral ingezet op de hoog culturele waarde, zowel door de producenten (zie bv. Het Vitra design museum), als de media (zie bijvoorbeeld de Weekend Knack uitgave Design voor beginners, wat een verzameling is van monografieën van high-designers). Een vierde case study van consumenten toont dat alle op één na respondenten design omschrijven als zijnde artistiek. In zijn generatieve betekenis is design gereduceerd geworden tot het Pevsneriaanse model: een historische opeenvolging van hoog culturele design objecten, die zich bovendien louter onderscheiden omwille van de vorm. Functie wordt bij een designobject als ondergeschikt ervaren. Een tweede gegeven dat resulteert uit deze studie, is het feit dat de meeste geïnterviewden weliswaar geen high-design aankopen, maar wel de gemedieerde design-esthetica of design-stijl zelf reproduceren in hun woning. Empowered door de doe-het-zelf mediering van lifestyle magazines en televisie, en publicitaire campagnes van doe-het-zelf-zaken, verffabrikanten en uiteraard IKEA, identificeert de consument zich niet enkel met een bepaalde levensstijl door de consumptie van bepaalde producten. De huidige consument heeft
Weekend Knack 2006, nr.41, p. 62.
Hoewel het bovenvermeld onderzoek duidelijk maakt dat de gemiddelde consument niet geneigd is om zich in te kopen in de gemedieerde high-design, kunnen we ons afvragen in hoeverre studenten Interieur de geësthetiseerde media-tsunami kunnen de-coderen en zich nog willen engageren in het alledaagse. Ten gevolge van de designificatie worden we overspoeld met geconstrueerde interieurbeelden, waarin de alledaagse werkelijkheid is uitgegomd en een gestileerde hyperrealiteit is opgebouwd aan de hand van mediagenieke designobjecten en spectaculaire architectuurinterventies. Interieur studenten classificeren deze beelden cognitief als maatstaaf. George Nelson kaartte reeds in 1957 de problematiek omtrent de vervalsing van het interieur aan. Zowel in de master Interieurarchitectuur als in het interdisciplinaire cultuuratelier in de bachelor Interieurvormgeving wordt hieromtrent gewerkt en wordt duidelijk hoe nefast de informatiestroom en beeldvorming van gedesignificeerde interieurs op studenten is. Hoewel de doorsnede consument vanuit een dagdagelijkse realiteit zijn eigen interieur her-styled volgens de evoluerende modes, maakt hij daarbij voortdurend compromissen vanuit economische overweging, en vooral praktische, functionele overwegingen. Deze realiteit wordt echter nooit gemedieerd. Studenten Interieur stoelen zich daardoor hoofdzakelijk op een vervalsing van de werkelijkheid. Voor de interieurvormgever/ architect in opleiding is het modus-vivendi om te ontwerpen binnen de verwachte spectaculaire beeld-beleving, waarin het leven van de bewoner/gebruiker is uitgewist. Het is daarom van groot belang om de student te informeren over de gecodeerde designificatie enerzijds, en het alledaagse anderzijds, willen we vermijden om hen op te leiden tot ontwerpers van een design pastiche, die onvermijdelijk evolueert naar een nieuwe vorm van kitsch.
het gevoel van zelfrealisatie en dus ook identiteit door middel van doen. Daarnaast kopen ze vooral high designkopieën die ze in de meeste gevallen niet als design omschrijven. In die zin zouden we kunnen stellen dat de consument evolueert van een zogenaamd slachtoffer (bv. Baudrillard, 1998), over een reflexieve consument (bv. Giddens, 1991) naar een actieve consument, die zich in zijn smaak wel laat beïnvloeden door de gemedieerde trends, maar zichzelf veeleer identificeert met zijn eigen creatief kunnen dan met commerciële producten. Parallel hiermee zien we in de professionele designwereld sinds het begin van 2000 een duidelijk verschuiving van designers als makers van bruikbare vormen, naar bedenkers van nieuwe handelingen en de daaruit voortvloeiende nieuwe tools. Van design form naar design thinking. Het Open Source verhaal speelt hierbij een belangrijke rol. Steeds meer Pro Ams gaan hun creativiteit en kennis delen via internet communities wat leidt tot intergeconnecteerde designmodellen, die inspelen op de ecologische en economische problematiek van dit moment.
12
maatbeker
communicating-timelab
cuisine
crĂŠme brulĂŠe
the beauty of transcience
ijsringen
Caro(lien) Van den hole (°1983), designer. Her mental creative space is Maison Caro: a “house” in the good old-fashioned tradition, where people take the time for customized creations. There is a reason for the different rooms in her design house. She creates art work, durable objects, critical events and food experiences as well as installations that are presented as art. In doing so she alternates between the targeted, problem-solving thinking of product design and the artistic liberty. Maison Caro succeeds in creating spaces and experiences and by doing so she raises questions about our relationships with products. Maison Caro believes that design is more than aesthetics. That it can be a vital strategy for social and environmental change. www.maisoncaro.be www.sleepingoutofthebox.be
13
suikerkop
Wilhelm Dilthey [1833-1911] grondlegger van de hermeneutiek
Edmund Husserl [1859-1938]
grondlegger van de fenomenologie, leraar van Martin Heidegger
Eugen Fink [1905-1975]
fenomenoloog
14
/HHV YHUGHU LQ %$92 7RR DFWLYH WR DFW FXOWXUHHO DFWLYLVPH QD KHW HLQGH YDQ GH JHVFKLHGHQLV 9DOL] 3XEOLVKHUV $PVWHUGDP
GIDEON BOIE
15
*LGHRQ %RLH %$92 ZZZ EDYR EL]
Marc GODTS 1992-2011 NON EXHAUSTIVE [a (+) meaning the work is in collaboration] 2011: EXPERIMENTS ON SITTING, STANDING, LYING (DOWN) / DISPUTABLE MIDST / INCORPORATE / MANOEUVRE FLOOR / RESET RABBIT RESET (RABBIT EXPLODED) (+) / RESPECT DISTRICT (+) 2010: REAL – REAL TRAJECTORIES (+) / BY DESIGN FOR DESIGN 3 (+) / DE TAFEL – THE TABLE (+) / AB ORIGINE / FACING WALL / THE END / MEANT TO WALK / LINE / PERSONAL DECLARATION OF HUMAN RIGHTS / WHAT I DO AS AN ARCHITECT IS ARCHITECTURE / ON SENSE (+) 2009: REFLECTIVE (THE CROSSING) / ZONE NON DROIT / VAKANTIEWONING (HOLIDAY HOUSE) (+) / FADING SCENOGRAPHY (+) / BY DESIGN FOR DESIGN 2 / EX-FLC (+) / STYLE (+) 2008: COASTOMIZE and other mixed realities (+) / BY DESIGN FOR DESIGN 1 / WEIGHT SUSPENDED / 70x183x27 110% 36W / BETWEEN 1, 2 and 3 / POLIGON / GOD INSIDE / TABLEAUX DE LUMIERE / MAAC INVEST (+) / PRIMER / SORRYWEARE / ABSTRACT FOR A PAPER / POST FERMETTE / FORTUNE / 16 :9 / LONG TIME / GENERATING PLACE (+) / CONQUEST OF SPACE (+) 2007: NOT ENOUGH LIGHT SHOW / COASTOMIZE! The coast to meet your measure (+) / CALIBRATING LAB (+) / SURFACES / ONE THING (1) / ONE THING (2) / BLACK ROOM / RETRY RETRIEVING / TARGETS 1 and 2 / CLEANING UP FOR ONE THING / SCAN HAND / HAND HELD / POWER STRUCTURE / OK ! ZERO PROGRAMME 2 (+) / FLC GLOSSARY (+) 2006: TOP MEETING ON FUTURE REFERENCES 2 (+) / VLAGGEN (flags) (+) / FOLD / KILLSPACE / OK ! ZERO PROGRAMME 1 (+) / ARCHITECTURE IS A MIXED MEDIUM (STATE OF THE ART MIXED MEDIUM) 2005: MIRROR LOU (+) / M.U.D or the intentional rupture of the coastal membrane to induce the age of multi user dimension (+) / MIRROR SWEEPER (+) / MIRROR WORLD (+) / MIRROR EYE / WHITE / T / SILICONE SLITS / RESHOOT / SUITE VOOR 2 STOELEN ( a suite for 2 chairs) (+) 2004:THE BROUETTE PROJECT (micro échanges de terre) (+) / THE PERFECT DIM (+) / VIOLENT QUALITIES / SECURITY A FACE / HEAVY LIGHT ROOM 1.828WATT (+) / FUTURE CONFLICTS (+) / KRUIBEKE AT LARGE (+) / YOUR GLOBAL NETWORK (+) / FUTURE CONFLICTS ON TOUR (+) / MUSEUMSHOT / HIGH INFIDELITY / ACCUMULATIVE SEQUENCE / GAT (a hole) (+) / 123x45x67CM (+) 2003: WANNABEBLACK / HQ -SAY HELLO TO MY NEW INTERFACE / OFFSHORE WETCENTER (+) / FLC EUROPE (+) / DIMENSION ZERO IN A POCKET / EXPLORATIVE TRAJECTORY (+) 2002: EDELINE RAY / STROBE 21.000WATT (+) / MIRROR TAXI – A TAXI AS MIRROR (+) / THE OTHER SITE (+) / MIRROR MOTO (+) / HERE NOW REAL / SPATIAL FREE SPACE PRIMER (+) 2001: LIQUID OPERATIONS – SOLID OPERATIONS (+) / ANTIMEMORY (2) (+) / FLC LABYRINTH (+) / AIRCRAFT / HOW TO MEET THE WORLD OUTSIDE (+) / EXTRA RAPID 3D PAINTING (+) / VROAARRRR (+) / OPNIEUW (again) (+) / EXTREME MEASURES (+) / SPACELOOPS 0>2G (+) 2000: +XR (+) / PILE (+) / MIRROR SHIELDS MIRROR CONTAINER (+) / ANTIMEMORY (1) (+) / TRANSLATOR 1999: KDK STUDIOS (+) / POINT 7.5 (BITTERSWEET PROJECTILE) (+) / ZEROTIMEZONE (+) / ESCAPETOWER 1, 2 and 3 (+) / TOP MEETING ON FUTURE REFERENCES 1 (+) / MODERNETTE (+) / M-HOUSE INTERVENTIONS (+) / SPRITELIKE HOUSE(+) / NO RESTO 1998: FUTURE IS BRIGHT (+) / STUBBENPARK (+) / MIES ATTRACTOR (+) / APPROXIMATIVE RE-ART TOOL (+) / FLC NEON SIGN (+) / AIRPORTCITY (+) / MISCELANEOUS TERRITORY (+) / NATO PROJECT (+) / MAXIMUM CAPACITY (+) / ASK FOR OTHER DENSITIES (+) 1997: PUSH OUT TECTONICS (+) / ROOF ALLOTMENT (+) / FUCKLECORBUSIER (+) / LOAD OF LIGHT 8.800WATT 24/24 7/7 – a charge of light by a unit of space / TOOK PLACE - WILL TAKE PLACE 1996: TNT – FAST INFRASTRUCTURE / STUDY FOR A LARGE WHITE ROAD / MY EMISSION / STUDY FOR A CLEAN DRAWING / DEFINITION OF LEFT, RIGHT, ABOVE, UNDERNEATH (perception by choice of point / art by choice of frame) / CONTROL (WEIGHT OF CAMERA / CORNERS OF A ROOM) (piece to make a room jump) / FAST FORWARD DRIVE THROUGH REAR VIEW / TIMELOOP 1995: SOUND TO MAKE A ROOM BEND / MAP OF SPACE / KICK IN A WHITE WALL / ONE PERCENT TALLER THAN ME / CONSIDER THIS TO BE A CLEAR WHITE PAINTING (THAT IS, A REPRESENTATION OF SPACE) / WET ROOM / DUST ROOM – RED ROOM – WET ROOM – WHITE ROOM (cleaning up for a load of light) / CLOSE SHAVE (TO BE CLOSER) / HAMMER FIST ON OILED SURFACE / TEARING UP (THE CITY) – THE AFTERIMAGE OF / SMALL EXPOSURE (RIGHT ARM / FOREHEAD) / UNIVERSAL TIMETABEL RAPIDLY THROUGH SPACE / A CHARGE OF LIGHT ON A BLACK SURFACE, A WHITE SURFACE, A BODY / BACK - RIGHT EYE - RIGHT ARM - FACE TO HANDS - 3RD EYE - TITLE TO BODY / (CHARGING A WALL WITH A) LOAD OF LIGHT / room with RETRIEVING IMAGE CHASING A FLY and CHARGING A WALL / WAVING HAND THROUGH PROJECTION OF MILLIMETERS (hand through consensus of space) / CHASING A FLY / I WORK - ART IN A LOOP / (a thing that counts for us) FROM ZERO TO INFINITY (time in a loop - zero time model / capsule / systems) / ZERO TIME / LEILA FOR KISS / HOW DOES SOMEBODY FEEL / GESTURE JOKER / DRAWING OUT TIME (+) / FREE SPACE MODEL / RETRIEVING AN IMAGE FROM THE BODY (ROTATING IN SPACE) / REWINDING FOR A LOAD OF LIGHT / LOAD OF LIGHT 1994: TRANSPORT OF A WORK MADE BY ANOTHER / DRIVE ON HIGH BEAMS / SLOW TRACK - FAST TRACK / PROJECTION OF MILLIMETERS / OBSERVATION UNIT - PRODUCTION UNIT / CHANGE-MOVE / WOULD YOU LIKE TO LIVE HERE? / PRIVATE SPACE PUBLIC (security camera’s inside / monitors outside) / STANDING PERPENDICULAR TO AN INCLINED SURFACE / a mark on my body IT IS A GOOD DAY TO DIE / B² - housing on second level of landscape (+) / THINGS DONE 1961-1982 / LENA 5(+) 1993: SKYCRANE (A LOAD OF LIGHT - 180°) / TUNNELS (european landscape) / MY EYE 1992: WORK IN DIMENSION ZERO / NO ENTRY FOR THE NO STYLE HOUSE / every dreamhouse a heartache / SHORTCUTS TO A 10 MILLION CITY Marc GODTS 2011 PLAY is the new WORK
16
EXECUTIVE SEARCH, Wim Goes Architectuur, TOM Publishers, 2011 introduction written by Dr. ir. Tom Avermaete, Associate professor of Architecture Delft University of Technology
WIM GOES
17
IDIOT CHAPEL, Kris Martin, Wim Goes Architectuur, TOM Publishers, 2010 presentation and display White Cube gallery london ‘FESTUM’ 08.09-09.10 2010
G1006 kantoor Nieuwevaart GAFPA Bureau voor architectuur en stedenbouw Floris De Bruyn Philippe De Berlangeer Frederick Verschueren
18
fabriek
3d modelling / 3d printing tiemen schotsaert
beelden 3d prints: links onderaan: koraal
voor Vladimir Ivaneanu, midden: traphal voor
Yeah!
andere: renovatie woontoren “ieder
zijn huis�, Willy Vandermeeren voor Origin
www.fabriek.org
19
Als grootste drijfveer voor het beeldend werk van Goethals kan zonder veel aarzeling gewezen worden naar zijn interesse voor de verbouwde omgeving, het verstedelijkt landschap. Dit landschap leerde Goethals dat er een hechte correlatie is tussen ruimte en tijd. Hetgeen men ziet en ervaart is slechts een patroon in het tijdsproces. Ruimte als gestolde tijd. Zo is de geschiedenis van een plek of een gebouw leesbaar in zijn fysieke expressie; zowel in de gebouwde architectuur als op een hoger schaalniveau in de ruimtelijke neerslag van elke vorm van verstedelijking. Verbinding tussen tijd en ruimte is interessant omdat het de mogelijkheid biedt een landschap te lezen en te interpreteren; het maakproces te ontrafelen of te herbedenken. Ruimte is constant in evolutie; het heeft geen eindresultaat; is niet te fixeren en is altijd onderhevig aan de perikelen van de tijd. Ook het resultaat van een architecturaal creatieproces is slechts een begin of een nieuwe laag in de levensloop van een plek of een gebouw. Goede architectuur, infrastructuur of ruimte laat volgens Goethals in zijn conceptvorm het verouderingsproces toe. Het aanvaardt de natuurlijke erosie der dingen, accepteert ze en omarmt ze. Dit motief van evolutie, van bouwen, verbouwen en heropbouwen is één van de spreekwoordelijke hoekstenen waarop het beeldend werk van Goethals is gebouwd. Het proces van verstedelijking heeft veel mee van een ecologisch successieproces; de beginnende nederzetting of de periferie als pioniervegetatie en de oude toeristische binnensteden als climax. Nieuwe lagen worden toegevoegd; oude lagen worden gedeeltelijk weggeveegd of overschreven. Tijd geeft een spontane en onvoorspelbare gelaagdheid aan een gebouw of omgeving en dat verleent een plek vaak zijn charme. Sporen en wonden blijven hierbij vaak zichtbaar. Oude verhalen blijven leesbaar in het landschap; al dan niet ontdaan van hun betekenis. Dat maakt het geheel vaak ongrijpbaar, bijna surreëel. Soms wordt een verhaal weggewist om jaren later na een erosieproces opnieuw erkenning en betekenis te krijgen. Dit spel van significatie, van betekenisgeving, is een cruciaal element voor zowel maker als toeschouwer. Flarden betekenis, losse associaties, bepalen zowel het geven van betekenis als het vinden daarvan. Binnen de Vlaamse context waarin de architect-ontwerper zich bevindt, is bovenstaande idee van groot belang. Vlaanderen wordt gezien als een los en tegelijk samenhangend verstedelijkt landschap: een veelzijdig verbouwd, gelaagd en dens netwerk van kleine en middelgrote steden, linten, dorpen, wijken en ertussen kleine en middelgrote open ruimtes. Meer dan in andere landen, en tegengesteld aan bijvoorbeeld Nederland, zijn er in Vlaanderen meer particulieren en instanties die samen de gelaagdheid van de omgeving intensifiëren. Er is een groot aantal eigenaars die, vaak met beperkte middelen, creatief omspringen met opgelegde stedenbouwkundige restricties en zo verder het verstedelijkt landschap verbouwen. Elk hebben ze hun eigenzinnige en praktische oplossingen voor individuele problemen en doelstellingen. Een pragmatisch eigenbelang dat vaak leidt tot verbazende conflicten en esthetische toevalligheden. “De poëzie van de banaliteit” aldus Goethals. Dit creatief proces van omgaan met hetgeen gegeven is, op een doelmatige en vindingrijke manier de gegeven problemen oplossen, is bijna tastbaar aanwezig in het beeldend werk van Goethals. Koen Mortier
OLIVIER GOETHALS
20
JAO
S M ET 21
22
An Vanderveken “reizen door kaailand”
“Daar waar men denkt dat de stad eindigt, is daar waar ze in feite herbegint”
(Pier Paolo Passolini)
D
ecember 2008 kreeg ik een onverwachte vraag van Michel Uyterhoeven, artistiek directeur van Antwerpen Open : organisatie voor culturele stadsmanifestaties. Hij vroeg mijn participatie als ontwerperscenograaf voor de tentoonstelling over de heraanleg van de kaaizone in Antwerpen. Naast mijn praktijkwerk werd deze vraag een boeiende persoonlijke realisatie waarheen we even terugreizen. Het kaailandschap stond aan de vooravond van een ware gedaantewisseling : een strook van 6,7 kilometer (van Royerssluis tot Hobokse polder) zou worden heraangelegd. Antwerpen Open was een inspirerend cultureel programma aan het uitschrijven. Leidmotief: bewoners en bezoekers bewust naar deze kaaien doen kijken: in heden en verleden en te reflecteren over hoe deze er in de toekomst zouden kunnen gaan uitzien: kaailand!
Het nog goed te keuren voorontwerp masterplan zou voor het eerst publiek gepresenteerd worden. Het masterplan beantwoordt de problematiek van overstromingsbeveiliging, mobiliteitspotenties, het inplanten van nieuwe economische functies, het bewaren van historische erfgoed, het creëren van poëtische en sociale culturele evenementplekken, het versterken van deze ruimte als landschap- en waterbeleving. Openingsdatum: 21 maart 2009, een tiental weken voor het maken van de expo en de herinrichting van het schip voor de boottochten. Er was weinig tijd om een methodische aanpak van analyse, ontwerp en uitwerking te volgen... vele facetten zouden simultaan verlopen. Verkennen: Cruiseterminal: onder hangaroverkappingen evenwijdig aan de waterlijn : centrum oude stad. Een verborgen donkere glazen doos met zicht op het water – permanente transitzone voor de inkomende reiziger. Bouwkundig een stalen doos met ritmisch vakwerk, betonnen vloerplaat, glas vin gevels en logistieke gyproc lokalen aan de stadszijde. Als de zon het water nadert, een overvloed aan diep invallend fonkelend zonlicht. Schip: Oude versie van de glorieuze Flandria vloot. Losse opstelling van op elkaar gepropt plastic meubilair, een rieten toog en bekertjes voor consumptie zetten de toon … Donkerblauwe muffige tapijten, maar prachtige manshoge messing scheepsramen over de ganse flanken, een gebogen holle bodem. Lezing masterplan: Stad aan de Stroom lanceerde eind jaren ‘90 een ideeënwedstrijd om het stedelijk landschap aan de waterkant te hertekenen. In 2007 wint het collectief Proap Architecten (Portugal) en het Vlaamse Wit Architecten de masterplan wedstrijd voor de heraanleg van de kaaizone. De vooropgestelde criteria zijn bindend voor het nieuwe
masterplan : de huidige waterkeringmuur moet hoger gelet op de klimaatswijzigingen en het Sigma plan, de kaaimuren moeten dringend hersteld want onderhevig aan erosie. De gelegenheid om voorstellen te generen over een nieuw kwalitatief gebruik van de kaaien om de band tussen stad en stroom opnieuw aan te halen. Het masterplan werd een set van richtlijnen: een palimpsest over mobiliteit, waterbescherming, bebouwing, recreatie, maritiem gebruik, historisch erfgoed en stadsecologie waarmee architectenteams verder aan de slag kunnen. Conceptvorming en implementatie: Het budget was gelimiteerd en duurzaam te besteden. Eenvoudig in verhaallijn met materialisatie door recyclage werd een hoofddoelstelling. Doorheen de geschiedenis tot heden met kritische ontvouwing van de uitgangspunten voor de toekomst ... De huidige kracht van de kaaien is dat je er kan wegdwalen in niemandsland. Plaatsnemen op een historische meerpaal voor een panoramisch zicht op de holle bocht. Voorbij stuwende schepen van diverse schaal, snelheid en bestemming doen je wegdromen uit de stad … Steeds opnieuw duikt de openingsscene uit de film “Anyway the wind blows” op. Een verdwaasde jonge man draait rondjes op de desolate kade. Deze scene zouden we continu projecteren op de hoek van de terminal georiënteerd naar de stad. Inspiratievol vertrekpunt was de ingrijpende fysische realiteit: de bestaande waterkeringmuur van 1.35m zou naar 2.25m moeten opgetrokken worden om de stad voor overstroming te behoeden. De terminal vloerpas ligt ook op 1.35m, de opstelling van de expo diende te zweven op die nieuwe “veilige” hoogtelijn +90 cm. De narratieve wandeling zou verbeeld worden op 1 golvend doek van
49 meter lang : double face. Aan de omsloten stadszijde van het doek het bewogen verleden met historische tekeningen, kaarten en beelden. Aan de open waterzijde de toekomst : het nieuwe masterplan. Het bewogen verleden : historisch zag de havenstad er heel anders uit : doorsneden door talloze kanalen, ruien en vlieten. Sinds Napoleon en de Industrialisatie worden deze overwelfd of gedempt en worden de kaaien rechtgetrokken. De stadshaven groeit tot ver in de vorige eeuw. Nieuwe tijden vragen om meer ruimte en aansluiting bij de ontwikkelende industrie. De haven verschuift richting noorden – de kaaien verliezen hun functie, de leegstaande hangars en kranen zijn parels van een bewogen geschiedenis … De waterbioscoop zou continu films vertonen : over het bewogen havenleven, het sigma plan, oplossingen van het masterplan voor de waterkeringproblematiek. Vanuit de waterbioscoop zwermen zit-meerpalen de ruimte in. Op de achterwand van de ruimte – de overslag tussen heden en verleden - het gesynthetiseerde masterplan op grote schaal De toekomst : het masterplan vertaalt het huidige stadslandschap in 7 kaaizones die de identiteit van de achterliggende wijken weerspiegelt. Nieuw Zuid met musea krijgt een meer culturele invalshoek, voor het eilandje kiest men voor een maritieme benadering, voor Droogdokkeneiland een getijden park. Parkings gaan ondergronds, de hangars worden herbestemd en een continue lijn van wandel, fiets en verblijfsboulevard verbindt de kaaizones. Deze 7 zones werden vertaald naar 7 vraagstellingen: Portaal van de stad? Waterbescherming ? Stad op de kaaien ? Mobiliteit op de kaaien ? Kaaien als publiek domein ? Kaaien als haven ? Groen aan de kaaien ?
Deze worden gecommuniceerd door beelden van het gebruik van de kaaien vandaag en beelden van gerelateerde waterfront transformaties van andere havensteden. Trans-palleten over de ganse lengte van de terminal worden tot 7 toontafels gestapeld als dijk onder de hoogtelijn. Hierop liggen bundels per kaaizone voor inlezing gepresenteerd. Op de lage delen worden geperste balen textiel als zitkussen klaargelegd. Over de volledige lengte van de glazen façade wordt het 6,7 km verschaalde stadspanorama op de hoogtelijn aangebracht. Het schip werd op de 2 verdiepingen volledig ontruimd en heringevuld met rug aan rug geïnstalleerde zitbanken. Deze zijn opgesteld evenwijdig aan bak en stuurboord. De banken bieden door deze opstelling een panoramisch uitzicht over de volledige flanken van het schip, door de prachtige hoge messing scheepsramen bieden ze een doorlopend zicht op de rede in transformatie …
[maart 2011] Oprechte dank aan : Michel Uyterhoeven, Dre Demet, Valerie Vandevelde, Stijn Poldervaart,Jan Moens en Oscar Rommens Photocredits : Valerie Vandevelde, Stijn Poldervaart, Cuauhtemoc Garmendia
23
Koning Albertpark in Kortrijk SUMProject i.s.m. Dirk Vandekerkhove  copyright SUMProject
De omgeving van de Leie in de binnenstad van Kortrijk was onderhevig aan belangrijke veranderingen. Teneinde te beantwoorden aan de nieuwe Europese navigatienormen werd de rivier rechtgetrokken en verbreed en werden ook de bruggen en de kades heraangelegd. Livia de Bethune stond tussen 2002 en 2010, als projectleider, namens SumProject, in voor de heraanleg voor een deel van de Leie-omgeving. Het project behelste o.m. de aanleg van de S-vormige fiets- en voetgangerspasserelle: de zgn. Collegebrug, ontworpen door SumProject i.s.m. Ney & partners. Hierbij werd ook de heraanleg van het Koning Albertpark door SumProject i.s.m. landschapsarchitect Dirk Vandekerkhove verzorgd.
Livia de Bethune / SUMProjects
24
Research themes:
Avoiding misinterpretation of maps
Creative Mapping and GIS
Topography and Surveying
Maps are often used to clarify certain geographically distributed phenomena. As maps are commonly created with “objective” statistical data, they seem to be an objective representation of the reality. However, a cartographer can, deliberately or not, influence the reader’s interpretation by e.g. his selection of data presented, his choice of colors and symbols or his choice in classification strategy. The same objective data can be represented in different ways. Mark Monmonier gave several examples of maps, where the choices of the cartographer representation of the reality lead to a very restricted, guided interpretation by the map audience. During the 2nd world war, maps were used as propaganda by both the German as the allied forces and even today, maps are created and used as misleading information to collect support for the own view. On a recently by email-distributed map of the Arabic world, the Muslim countries were colored in red and Israel was colored in blue asking the map reader if he could notice Israel. Surely, this map is an “objective” representation of the contour lines of Israel and other countries, but it doesn’t tell the whole story. Moreover, by the text inserted and the choice of colors (red being a violent color, blue being more neutral), the map becomes a political statement. Even more recently, after a gunshot incident in Tucson (US) where congresswoman Gabrielle Giffords was shot, much debate has been raised over the controversial Sarah Palin crosshairs map, which features what clearly resemble gun sights over various congressional districts throughout America. This example shows clearly that the symbology used in the map influences the perception of the map viewer and of the public opinion, whether it is intentionally or not.
Representing statistically gathered information on a creative but easy-to-interpret way is challenging. Often creative maps are nicely formatted or enjoyable to look at. However, if the purpose of the map or the graphic in general is to inform the public of a certain phenomena, the interpretation of the presented data should be as clear as possible. The combination of creativity and effectiveness is manifestly present in most atlases for children, using pictograms to clarify certain items, choosing attractive colors for positive items and dark colors for negative connotated items, adding diagrams on the side of a map or spending much attention to the map legend. In newspaper maps, having a broad audience, the same rules of thumb should be used. However, due to lack of time or unawareness of the importance, maps are often used as nothing more than a nice picture, pushing the reader to read the article and not as an information-carrier on itself. In the course “Mapping the urban”, several tips and tricks were given how to create user-friendly maps. In a first assignment, students were asked to critically look at maps published in newspapers or on websites. Some examples of bad map making came across: on a polish police website (http://www.kwp.pl), the crime rate in the province of Mazowieckie is mapped. Although the features mapped are cardinal data, the pink color in the legend doesn’t seem to fit in the gray value variation color scheme and doesn’t appear on the map. Moreover, the blue color in the map (corresponding to quite a large region), doesn’t correspond to a value in the legend, possibly due to lack of data for this region, or to a different police controlling structure. In the last assignment of that same course, creative mapping is encouraged. A very fine example of this creative mapping is done by Marta Alves, Katarzyna Juszczyszyn and Beata Kiciak when they are mixing data of income and quality of houses with characteristic photographs of the district itself.
The last 15 years the role of a surveyor and the techniques used in surveying have extended. With the introduction of GPS, open-air topography can be mapped to a certain extend and to a certain level of accuracy. The introduction of laser-scanning techniques and digital photogrammetry, allowed to gather large point clouds of data, going from scanning a façade of a classified building to mapping a whole area with mobile mapping techniques (a car or van equipped with GPS and laser scanning or video techniques, mapping while driving through the area). In 2004, the flemish government voted the “GRB-decreet”, which controls the making, the financing, the use and the maintaining of a large-scale reference map (Grootschalig Referentie Bestand or GRB), financed by the government and the utility sector. This large-scale reference map will be used as a base map for GIS utilities in Flanders. When, for a certain project, more detail is necessary, surveyors are stimulated to use the GRB context. I am therefore involved in tutoring surveyors to this new data structure.
GIS (Global Information System) is a powerful tool to gather, analyze and illustrate geographically distributed data. Being sublime for data analysis, most GIS systems don’t allow much creativity in the map presentation. In my research, I look for rules of thumb to create an interpretable presentation of data, starting from Bertin’s theory on graphical variables. This theory can be applied to maps and charts, but also to a certain extend to architectural plans, especially when they are presented for a specific target group (youngsters, policy makers, children, broad public,…).
MARIJKE BRONDEEL
Favorable districts: (income and quality of houses)
25
scale 1:2500 [venice #4], mira sanders, 2009
The silence of the desert came over me, no less impressive than the heat. I was walking alone in a rocky valley with no visible signs of human presence. The silence and the heat were overwhelming. It seemed that no one had been here before, at least in recent times. Suddenly the valley widened into a rocky open space like a perfect copy of the surface of the moon. At the edge of this open space I saw something that seemed to me the raison d’être of my journey into the heart of the desert. Under one of the few acacia trees in the entire area, a stone circle had been laid on the desert floor. It took no hard investigation to understand what had been the purpose of the circle: rusty cans and remains of ashes in its middle were the silent witnesses of a campfire beyond the boundaries of civilization.1
26 1
in Han Lorzing, a discovery in the desert, the nature of the landscape, a personal quest
[o1o publishers rotterdam]
27
EAD
DOCENTEN
Michiel Helbig (TC MIXED MEDIA)
William Lievens (ONTWERPEN EAD)
TEAM 1
TEAM 2
Q-COMMUNITY 2050
QUICK, C’EST CHIQUE
Hélène Van Hoecke
Robin Steyaert
Matthias Van Oyen
Yannick Bode
NERO ONTWERPBU
TEAM 3
TEAM 4
TEAM 5
I’M A PROVIDER, QUICK
STEADY AS SHE GOES
CONSUMPTION MACHINE
Mathias - Mats - Dekock
Maarten Baert
Arnout De Sutter
Sil Mattens
Maider
Tim
Ignacio
Thomas
Hannelore
WWW.NERO.BE Marianne
Bas
Peter
Olivier
Nick
Hendrik
William
RO 2010
28
Maarten Claeys
WILLIAM LIEVENS
SOPHIE LAENEN 29
30
Perception does not give me truths like geometry but presences – Maurice Merleau-Ponty
Wim Oers, The analysis of the Tzara Residence (Avenue Junot 5, Paris) from the unpublished M.Sc. thesis “The Loosian Mirrors” at The Bartlett, Faculty of the Built Environment, University College London.
WIM OERS Years of reflection Over the last 20 years, Wim Oers has worked on a variety of architectural projects. Some of them were never realised beyond the drafting phase. Conceptually, these works foreshadow the projects of the nineties and may be considered to form a complete group of works. Intellectually, the sketches, plans and finished works are closely related to the architecture of Adolf Loos and the art of Michelangelo Pistoletto and James Turrell. The works include architecture and Performance Art in its parentage; and certain directions within contemporary visual arts have also exerted their influence. By crossing the frontiers between different disciplines, Wim Oers questions their individual autonomy, authority and their relevance to the contemporary context. Within this hybrid discipline, the boundaries of the real and virtual are blurred. Intrigued by the relationship between the virtual reality which appears in the mirror and the tangible one that lies in front, Wim Oers makes the observer see and experience a spatiality which is not where it seems to be. The activation of the place, or context, of his artistic intervention requires a localised, highly specific reading of the work, and is concerned not only with architecture, art and its boundaries, but also with the continual rapprochement, or even fusion, of art and life. Wim Oers lays claim to territory beyond reflective surfaces to make statements of philosophical nature – confronting our reality with another one. – London, Richard Eton
31
steven roosen
We hebben er lang van gedroomd onze rechtsvakken te doceren aan de hand van dia’s of later digitale beelden…zoals in de lessen kunstgeschiedenis. Door “technische onervarenheid”, synoniem voor luiheid, zijn we hier nooit toe gekomen. Toch hebben we steeds geprobeerd de beeldgevoeligheid van onze architectuur- en stedenbouwstudenten te gebruiken om de theorie met reële voorbeelden op hun netvlies te kleven. En zo hun aandacht te behouden voor in hun ogen wellicht een zeer saai vak: recht! We hebben ook steeds geprobeerd de relatie tussen architectuur, stedenbouw en recht in (het juiste) perspectief te plaatsen. Aan een instituut als Sint-Lucas is dit –vóór alles- de bezorgdheid voor de ruimtelijke kwaliteit, ongeacht je basisopleiding als docent. Binnen ons instituut fulmineert een architect gelukkig niet meer –uit gewoonte- tegen stedenbouw en mag een docent rechten evenmin hoofdzakelijk bezig zijn met het verdedigen van de “individuele rechten van de bouwheer”.
La Cour henriette, Roy, Marche-en Famenne
Prioritair streven we naar behoud en verbetering van “ruimtelijke kwaliteit”, niet alleen van het stedelijk landschap, maar evengoed van het buitenstedelijke. En worden de individuele belangen hieraan getoetst en, zo nodig, onderworpen. Behalve met technische aspecten is een docent daarom ook bezig met het bijbrengen van historisch inzicht, van maatschappelijke verantwoordelijkheid en context, met andere woorden met het aanbrengen van een culturele humuslaag. Bij de regelgeving inzake ruimtelijke ordening (en huisvesting) is de politieke duiding van de opeenvolgende wetgevende initiatieven van de laatste honderd jaar voor studenten bijzonder relevant. De evolutie van de laatste tien jaar is echter zorgwekkend: de volatiliteit die vroeger uitvoeringsbesluiten kon kenmerken tast nu ook al de decreetgever zelf aan, waardoor de continuïteit en de coherentie van het ruimtelijk beleid zwaar onder druk komen te staan. Het kan niet dat de wetgevende macht zo maar klakkeloos ingaat op de regeldrift van weer een nieuwe minister die probeert zijn partijvisie in de wet te betonneren. Een decreet moet een kompas zijn en geen windwijzer…en dat geldt a fortiori voor een stedenbouwdecreet. Het merkwaardige is dat in Vlaanderen niemand nog zijn bezorgdheid en moedeloosheid durft uitdrukken over deze funeste evolutie: de vakwereld niet, de ambtenaren niet en zelfs de academische wereld niet…behalve dan iedereen binnenskamers, wij docenten enkel in het auditorium. We maken geen gebruik van onze academische vrijheid, onze academische plicht. 32
Om studenten te kunnen overtuigen van de noodzaak van ‘ruimtelijke kwaliteit’ moeten we immers zelf blijven geloven in de realiseerbaarheid ervan. In de praktijk zijn we dan ook betrokken bij het stimuleren van ondermeer groepswonen, monumentenzorg en bosbouw.
Can some main characteristics of the communication between architect and structural engineer be formulated in order to describe and improve a design process where multidisciplinary creativity takes place?
structure as a design tool
masonry
wood
residences
design proces
steel
publication
research seminars
researcher
structural engineer since 1993
offices
shape
architecture
structure
engineering
design proces
shape
engineering
concrete
awards
architecture
renovation
structure
considering one discipline at a time
considering both disciplines together
mono-disciplinary creativity
multi-disciplinary creativity
doctoral student [chalmers]
collaboration between architect and structural engineer
appartments
luyten laurens
in collaboration with A154, stephane beel, pascal bilquin, nicolas blondeel, carl bourgeois (barak), dirk coopman, dmvA-architecten, mark dutrĂŠ, tom catrysse, wim cuyvers, luc deleu, jan demuynck, klaas goris, import/export architects, francis jonckheere, ghislain lams, eugeen liebaut, modulo architecten, bruno poelaert, paul robberecht, patricia schroeyers, karel vandenhende, stan van driessen, karolien vanmerhaeghe, teema-architecten, marie-josĂŠ van hee, tom van mieghem, david vancanneyt, hendrik van liedekerke, gerrit verbeeck, stein van rossem,VOLTarchitecten...
structural mechanics and material strength
concrete
conferences
awards
thesis promotor
researcher
lectures
what is the essence of proposition within own discipline?
conceptual design proposition
representation model + objectives
filter
thesis promotor
what matters to design process in opposite discipline
logic to change
renovation
embedded in terminology, logic and culture of own discipline bridges
design studio
research seminars
BABEL ingenieurscollectief
doctoral student [chalmers]
33
laureate competitions
laurens luyten
lectures
design studio
scholar in structural education since 1996
INNOVATION IN COLLABORATION FOR BELGIAN BUILDING PROCESSES Today in many of our neighbouring countries ‘working together in integrated project teams’, using groupware and BIM, is the future way of process thinking in the building practice. Everyone is convinced that ‘teams outperform individuals’! Especially when diverse skills, judgement and experiences can enhance the project’s outcome. This writing contains the first phase of a comparative study of IPD processes, ways of enhanced collaboration and communication between the different stakeholders in the supply chain of projects abroad, to solve the problems occurring in traditional construction processes used in Belgium. Before the search for solutions can start, several questions need an answer first. ‘Which types of building processes are being applied in Belgium today? From which problems do stakeholders suffer? Do all stakeholders understand the problems? Why do Belgians keep following these traditional processes?
combination for the project. There exists a continuous communication between all the team members, which will lead to improved learning, more informed decision making and increased effectiveness. The building information is non-stop shared through new ICT tools (BIM). Working intensively together will result in a lower cost, earlier delivery and higher quality within the scope agreed at the outset of the project. All team members will probably need to sacrifice a part of their own interests, they will have to make trade-offs to reach the overall goal of the project. Everyone has to share in the risks, through intensive meetings the uncertainties are defined and the best owner will be selected. At the same time they share in the profits as well, the better they work together, the more risks they can avoid or transfer, the greater the shared potential profits will be at the end. This is the ultimate way of stimulating ownership and commitment of all the stakeholders. Transparency among the partners involved is the key to success.
INTRODUCTION
Tradition
RESEARCH QUESTION
Nevertheless building partners in Belgium stick to the traditional designbid-build method, in which the responsibilities of assigning, designing and executing are strictly divided and follow each other chronologically. In this way of procuring, lots of problems occur. Experience learns that every day, projects suffer from overruns in time and costs and perform under quality. The stakeholders can’t cope with the new prescriptions in terms of sustainability, energy-efficiency and whole life performance. Poor communication between the stakeholders makes it all even worse. The more parties involved in the building process, the more information that gets lost during design and execution, the more risks occur. Mistrust is growing. Incentives to create involvement and ownership and to perform more efficiently are lacking.
Integration
A belief
This text is written as a part of a PhD research. The first phase of this research contains an exploratory study to be able to clearly define the problems occurring in the traditional Belgian building processes. The aim of the PhD research is making a comparative study of diverse integrated building processes, ways of enhanced collaboration and communication between the different stakeholders in the supply chain of projects abroad, to solve the problems of the traditional construction processes at home.
Today in many of our neighbouring countries ‘working together in integra-ted project teams’, using groupware and BIM, is the future way of process thinking to achieve best practice in building. Everyone is convinced that ‘teams outperform individuals’! Especially when diverse skills, judgement and experiences can enhance the project’s outcome. (Katzenbach, 1993) In the process of integrated project delivery (IPD) people, systems, business structures and practices are integrated into a process that collaboratively harnesses the talents and insights of all participants to optimize project results, increase value to the owner, reduce waste and maximize efficiency through all phases of design, fabrication and construction. (AIA, 2007) The integrated team has to be formed at the inception of the project. Next to the owner and the advising architect, the contractor is also involved from the first draft of the design on. The contractor contributes through his knowledge of materials, details, managing and timing the execution phase, and he advises the project team concerning technical and financial feasibility. This results in the best quality/cost
All the positive elements of integration in construction processes cited above can never be part of exact science, it’s more a belief. However it is interesting to examine whether this belief in integration could bring solutions for the problems encountered in the Belgian building processes. Before this search for solutions can start the questions of the first paragraph need an answer first. Subsequent the belief in integration abroad enquires for a critical view as well. ‘Working in integrated project teams is necessary to achieve best practice!’ will need further investigation in a second phase of the PhD research to verify whether integration is already implemented in building practice abroad or is still only theory.
EXPLORATORY STUDY To be able to clearly define the problems occurring in the Belgian building processes, two methodologies were applied. With the questions listed in the previous paragraph a questionnaire was drawn up to
base interviews on among the different stakeholders in the construction process. Together with an analysis of the existing literature in Belgium on the implemented processes today in construction, a clear picture of the organisation of building projects in Belgium is established.
Implemented processes Traditional
The traditional building process of design, bid, build is still the overall used process in Belgium. In this building process the owner has ideas, needs and requirements concerning a project that he would like to execute on a certain site. In Belgium the owner will start by searching an architect to get the brief of the project clear. When owner and architect have reached an agreement on the design, the architect can finish the drawings and prepares all the documents to acquire the building permission. While waiting for the permission to return, the architect draws up a bill of quantities together with the building specifications of the project. With these documents the procurement can start. General contractors can bid for the whole job or subcontractors are bidding for separate packages. After a certain period the bidding procedure will be finished and the offers can be compared (Van der Heyden, 2010). During the design phase the architect made several estimations of the building cost to assure the project is designed within the owner’s budget. The contractor with the best quality/cost combination will be assigned for the project. When the building permission is delivered by the authorities, the execution on site can start. The architect will plan, manage and inspect the construction phase, because he will be partly responsible for the outcomes to be achieved within time, cost, quality and scope.
Building team
Working together in building teams avoids the chronological fragmented organisation of the traditional building process and replaces it by a multi-disciplinary coordination of design and execution. All building professionals are involved from the very early beginning and contribute through sharing their knowledge on construction, this increases the buildability of the project. Risks and problems are detected by the multi-professional team during the design phase, to avoid complications in execution. It is a more integrated way of organising the building process, although abroad this building team model is still categorised as a variant of the traditional method (Wamelink et al., 2010). This because the sharing of risks and responsibilities, costs and profits of IPD, which generates optimal involvement, ownership and stimulates whole life cycle thinking is not incorporated in this model. The contractual relationships remain unchanged (fig.1). All stakeholders are involved from the very beginning, the rest of the process is equal to the traditional process. Nevertheless using building teams proved their use already in several projects in Belgium, mainly in industrial and office buildings and residential projects.
NELE BOUSSEMAERE Interviews to define the problem on the architect’s side
owner
contractor
designer
Figure 1: contractual relations in traditional process as well as in building team in Belgium
The target group for the first interviews was narrowed down from an architect’s point of view. The purpose of the first interview with the chairman and director of the NAV (professional organization for architects) was to get a clear picture on which type of architects’ offices suffer from which problems in the Belgian building sector. And subsequently analysing whether these problems were caused by the traditional way of building or not. The list of problems was long, going from never been able to deliver a project within the budget or on schedule to the unfair obligation for the architect to take a ten year professional liability insurance for each project, compared to the contractors who don’t have any legal obligation in this matter.
Size matters Traditional versus building team Verheyen (2009) states: ‘traditional building is everything except a sustainable building process, after the project is executed we have to confess that every party’s concern was achieving as much as possible its own interests, being the budget for the owner, the creative concept for the architect and the profit to be made for the contractor, while timing, costs, quality and scope should be shared interests!’ From the chart Ceyssens (2008) drafted, it can be deduced that a 20% profit can be achieved in timing as well as in cost by working intensively together in building team compared to the traditional design-bid-build method.
NAV statistics show that the type of problem suffered depends on the size of the office. Small-size offices (1 to 3 people) struggle the most with the fact that in small scale projects in Belgium we often ascertain that the owner’s search for an architect is not because he needs his advice but because of the legal obligation to work with an architect to get a building permission from the authorities. Those owners are only looking for a signature for the least payment. This attitude decreases the value of the architect’s profession. These offices apply the traditional building process cause it still suits well for small scale projects. For medium-size offices (5 to 10 people) the major concern is that they are not big enough to be able to invest in retraining their staff into a multi-professional team to cope with the ever changing regulations. Owners are not aware of the overwhelmed work package of the architect, this results in difficulties to ask for extra remuneration.
Informing the clients should be everyone’s primary concern. The search continued within the large-size offices, with a focus on the G30, an association that represents recognized architects’ offices in Belgium. Through the interviews within the G30 it became clear that these offices are ready to question the overall used traditional building process and are interested in the challenges of integration.
Problem listing
As a result of the interviews a list of the most frequently occurring problems in construction projects according to the Belgian architect was drawn up. A division is made in problems caused by the fact projects appear through implementing a traditional building process and problems that don’t have their roots in the traditional way of building but sure do have their influence on it. Caused by traditional process l Overruns in time and budget, underperformance in quality l Low document quality for the bidding procedure > anticipating on uncertainties l Division in too many work packages > many bidding procedures > time consuming l No transparency in cost/quality balance > fixed price > choosing lowest bid l No whole life cycle thinking l Poor communication, no team work l Low involvement > low ownership l Risk averse attitude of everyone, no sharing in the risks l Lack of trust and mistrust
COST
Caused by other factors, but have consequences for the traditional building process l Devaluation of the architects’ profession l New regulations on sustainability, energy-efficiency, whole life cycle costing l Heavy work package > lack in delegating l Job hopping > project management changes > no relations of trust l Unfair obligation of the professional liability insurance l No ICT tools available at decent prices
budget
BUILDING TEAM - in budget - ahead of schedule TRADITIONAL - above budget - on schedule
deadline concept design concept design
scheme design scheme design
final design final design
procurement
preparation of building site
preparation of building site
execution
execution
TIME
CONCLUSION
This unhealthy building environment has to be taken on. Although Verheyen (2009) stated that time, budget, quality and scope should be shared interest, new enhanced ways of collaborating will be necessary to achieve this goal, that’s where integration comes in!
34
Mapping of spatial use of Pavementdwellers in Mumbai India,self-initiated 2010
multidisciplinary platform for experimental architecture, urbanism and practice-based research on the connections of space and society
alive architecture
-RJSVQ
8L
I G
EP LYQ
SR
X GIT
ER SGG
SJ
E VG
YTERGM
IG LMX
XYV
I
I W E VI
X SR
LI
SFWIV
F
IV S VH
ZI H X L
PMRI
S
VS Y K L
M J FY
PX E
RH
XLI IR
IH PMZ
GSYRXI
WT
EG
X I MW
V [MXL
IWX
MRLEF
MR IH
V
WMS QMW
[ IEP
S
] QE
Q GS H R S J W T E RW E GMSI [ M X L XLI L IXMX IPT SJ T Q XLI IG S G PI
MXERXW VPH
8 RW
I LSW
WT VI
SRH
ER XS
urban GXMG EX
] O
MRH
XS SJ
TMG
W ERH
mM argin
PEWIW J
VWX MRX
VS H Y G I
GEP
s...
H F] 7
I %
WX QE
XIJERS
IVT
E PER
FY
M
& S I V M 8 L S W I V
SNIGX
W SV Q
E] F I
JSPP S
[I H Y
T F]
WS GE
PPIH G
G O W J
SV WS
JS
V
XL
MX] LE
GMEP G
SLIWM
XMS MVE
LMF
WT
I\
MXMS
MR
ER
R 8
EW
ET L] JSV
W 8L
I]
T
VS
ZMH
I
SKV
HM JMR I XL SJ R XMS EG
ET
TV
SE
a n
GL
MW
EF
dt
SY
X [
he
LE
X T
VS
ev
NIG
eH r
XW
S
yX d
VE
LI
K HMR
W
Competition Entry Europan 9 in Kuopio. Finland with S. Zellner 2010
VI
VI
TV
IW
IR
XI
H
MR
Q
ET
TM
RK
W
ER
E
FW
XV
LI
aL y ER
V X
LS
[
XL
I]
PS
SO
XS
TV
SZ
MHI
ER
EP
XI
VR
EXM
ZI
XS
XL
I G
YV
VI
RX
WI
E VG
L J
SV
XL
I G
PIE
R E
RH
TI
PETRA PFERDMENGES
GS
M R I Z I V ] H E] T V
I
Y
YWI
RW
VI E
E
WX R MR
XM EPPE
SR
E SV
IR WG
RK
K E PHMR
VF R Y
E
M
R
V WX
GX
M S
J R S
V JI
GX
MR
SR
HI
WMK
R
35
model & interiorsketch for the ‘kavelproject’ AGSOB Ghent - laureates contest 2010 STUDIOLO architectuur
36
functional and bodily estrangement in the frictional architectural machine ‘Ont-Moetingsmeubel’, 2010 collaboration with Karel Deckers, Sanne Delecluyse, Ellen Fievez, Jens Lippens & students Explicit
WOUTER WOUTER COX WOUTERCOX COX
37
Wim Goossens & LAVA ARCHITECTEN: 1/1 installatie voor GC De Rinck, Anderlecht, 2010
Georges Perec: Ruimten Rondom, ill. p.8, Uitg. De Arbeiderspers, Amsterdam, 2008
Wim Goossens & LAVA ARCHITECTEN: uitnodiging voor GC De Rinck, Anderlecht, 2010 38
KRISTIAAN VAN WEERT
39
KRIS SCHEERLINCK
40
gestalt
genius loci
doorwaadbaarheid
begrenzen
omhullen
omvatten
interdisciplinair
interieure ruimten
geborgen
verankerin
DAAN DE VOLDER
ontwerp & onderzoek van stedelijke en architecturale interieure ruimten
g
de wereld is niet vlak
ruimtelijke reflectie
metameubel
virulente architectuur
transgressie
a l’abri de la lumiere
witruimte
41
koen de wandeler In spite of Japan’s huge climatic and geographical divergences, a series of stringent feudal systems between 1338 and 1867 imposed a countrywide standardisation of residential architecture. Through the extreme dexterity in handling natural materials (stone, wood, bamboo, silk-paper screens and rice-mats (tatami), craftsmen managed to break through the apparent homogeny by creating regional variations in spaces-in-between that subtly marked transition between spaces for householders and for visitors, between exterior ad exterior, between private plot and public area. In this cunning way, people regained some self-determination within an otherwise authoritarian hierarchisation.
Sengki Landsharing, UNCHS Demonstration Project: Urban poor of the Sengki community negotiate security of tenure (1970 – 1989) and mobilize the responsible agencies to realize the upgrading of their dwelling environment. Once their housing is secured, they become full-fledged participants in a private-sector driven urban development.
Low-income Rental Housing Study (BKK): Entrepreneurs from all income levels thrive on Thailand’s economic growth & construction boom. They also provide housing to those sections of the population that cannot afford or prefer not pin themselves down to ownership housing due to job-insecurity or seasonal migration. The synergy between offer and demand gives rise to new housing markets based on formal and informal rental and rent-free agreements.
Starting from a description of the historical growth of Bangkok and an overview of interpretations of Thai society, this thesis outlines the emergence of new housing environments in Bangkok and examines what life-style these home environments promote through content-analysis of home-, TV-Commercials, novels and soap series. Whilst most people adhere to traditional relationships based on respect, reciprocal merit-making and conflict avoidance, there are indications that economic, instrumental relationships gain importance and that home environments increasingly become part of social representation.
PhD Thesis: Locality & Urban Discourse. Just like debates on globalization have prompted re-examination of the notion of ‘locality’, the concept of ‘place’ requires a concomitant re-thinking. This endeavour challenges the conflation of locality with place and of place with location. It explores from 7 different angles how Bangkokians realize locality in a city that is often depicted as a conglomerate of ‘non-places’. The conclusion is that the city should not be reified but viewed as a context for real places, where local time-space is wrought by differentially empowered agencies, moulded by potentially competitive contexts and maintained against the corrosion of time.
Senior Research Associate, Div. of Human Settlements Dev’t (AIT) researcher (NHA)
1984
1985
1986
1987
1988
Doctoral student, School of Oriental and African Studies (UK)
1989
1990
1991
1992
1993
1994
1995
1996
1997
1998
1999
M.Arch., St. Lucas
M.A. Social Anthropology, KU-Leuven M. Arch, thesis: “Space-in-Between in Japanese residential architecture”
M.A. Thesis in Social Anthropology. Metropolitan Villages. The progression metropolitan life-style as reflected in Bangkok’s housing environments of the 1980s.
architecture is a verb
“Architecture is a verb” is inspired by the distinction which Third World Housing Theorist John F.C. Turner made between housing as a noun (i.e. a physical product or a commodity) and housing as a verb, which focuses on the universal activity of housing (Turner, J. & Fichter, 1972). Freedom to Build, New York: MacMillan. 151.). My work, as diversified as it is, demonstrates a consistent belief that architecture is constantly mediated and rewrought through the interaction of a multitude of stakeholders.
5/2002, 6/2003 & 7/2004 Training Consultant. ACHR-URC Young Professional’s Programme. Urban Resource Centre, Phnom Penh, Cambodia. This participatory workshop targets a multi-disciplinary group of graduates. Its objectives are: (1) expose them to the ways the urban poor survive in the city, (2) provide them with tools to understand how the urban poor contribute toward the city’s development; and (3) to provide them with an opportunity to reflect how they, as young professionals, can contribute to sustainable development of the urban poor communities in Cambodia.
4/2005 – 5/2005 External evaluator for the mid-term evaluation of the “Implementation of a housing component within a municipal structure and provision of housing consumer education”,VVOB v.z.w. – Flemish Agency for Development Cooperation. The Department of Housing currently implements this pilot project in six municipalities of Kwazulu Natal Province (South Africa). The results of the evaluation are used to fine-tune the pilot project and fed into an extension of the project that will cover all 44 municipalities of the province.
Fieldwork in construction workers’ camps with students from the community development and public involvement course (2009-2010). Since the economic crises of 1997 and 2008, the number of construction workers living in the makeshift housing on or near construction sites has sensibly diminished and a large percentage consists of (illegal) immigrant workers from Cambodia and Myanmar. The fieldwork consisted of three parts: (1) exploratory visit by the students and first attempts to establish ‘rapport’ with the workers, (2) distribution of instant camera’s so that the workers could themselves take pictures of their work- and living conditions, and (3) interviews on basis of the pictures taken: who was who? Whom was (s)he related to, what was her/his job, how long had he been there? This method not only gave the students unexpected insight in the impermanence of construction workers’ life, but also revealed that their camp life was ruled not only by regulations of the contractor but also by internal codes of honour and proper behavior
abroad
9/2000 – 12/2001 Team Leader, Special Evaluator for Development Cooperation, Belgian Ministry of Foreign Affairs. Evaluation of the “Localising Agenda 21”-programme that measured the results that the programme achieved in Essaouira (Morocco), Nakuru (Kenya) and Vinh (Vietnam). It assessed how these results contributed to poverty alleviation, and established the added value of the partnership UNCHS-PGCHSDGIS.
Teaching courses on a.o. Theory of the City, Participatory Approaches to Planning, Community Participation and Public Involvement, Project Cycle Management.
Head, Urban Mgmt Track, SoA+D (KMUTT-BKK)
2000
2001
2002
2003
2004
2005
2006
2007
2008
2009
2010
2011
2012
2013
2014
Managing Director, CHORA Research & Consultancy
Coordinating a team of freelance consultants in the identification, appraisal, monitoring and evaluation of international programmes and projects, as well as in providing training to NGOs and young professionals.
Doct. Asst., later Asst. Prof. Sint-Lucas School of Architecture Teaching Anthropology of Dwelling to Bachelor and Building and Dwelling in Developing Countries as an elective to Master students.
Teaching courses on Aspects of Cultural Anthropology, Urban Anthropology, TC Urban vision and Urban Experiences, and TC Transition Processes. Starting up research on Henri Lefebvre’s Rhythmanalysis as part of the course in Urban Anthropology. Since 2007 till present: setting up cooperation with School of Architecture and Design (KMUTT) in Bangkok through sending of VLiR-UOS research students, inviting guest-lecturers from St. Lucas. From AY 2011-2012 this cooperation will be expanded by exchange of final project students, exchange of students and staff and broader forms of cooperation.
belgium
Docent, Henry van deVelde
42
THE CA health shelter
GÉ
internationaal atelier 09-10
N
NE ME RI
stedenbouw atelier 10-11 parkbos
onderzoek
De volgende vragen staan centraal in het onderzoek: ‘Hoe kunnen ruimtelijke projecten een sterke dialoog aangaan met de geest en het specifieke karakter van een plek?’ en ‘Hoe kan vanuit dit begrip door ruimtelijke vormgevers geïnterageerd worden met de fysieke realiteit en de cultuur-historische context en symboliek?’
schetsen research training sessions
atelierdocent architectuur en stedenbouw
Het begeleiden en motiveren van studenten in het ontwikkelen van duurzame ruimtelijke strategieën en/of projecten die geënt zijn op een diepgaand onderzoek van een locatie en het begrijpen van de sociale dynamiek.
internationaal atelier 10-11 the monument
architect-ruimtelijke planner
De focus van het werk ligt op projecten waarin ruimtelijke kwaliteit en duurzaamheid [in tijd en ruimte en qua materiaal- en energieverbruik] worden nagestreefd.
43
aAD - advanced Architectural Design.
1 small
2
3
4
5
6
medium
large
eAD - explorative Architectural Design
7
8
9
uAD - urban Architectural Design.
10
11
1. Meubel bibliotheek Kruishoutem – 2. Fontein schoenwinkel Fontana Kruishoutem – 3. Interieur woning Van Praet Kruishoutem – 4. Woning Mulle Menen – 5. Woning Heistercamp/Verhoeven Kruishoutem – 6. Bank en verzekeringskantoor groep Quatannes Anzegem – 7. Onderzoek crematorium – 8. Poject for an observatory in Torfou, France – 9. Project voor een ei-museum – 10. Groenerf, Vleteren – 11. Masterplan inbreidingsgebied centrum Kruishoutem – 12. Proportie al dan niet het product van een brein – 13. Onderzoek Wederopbouw van Ieper na de eerste wereldoorlog – 14. A journey to the right brain te Amalfi, Italië – 15. Centrum voor architectuuronderzoek te Gent. Architectuur en Kunst tussen Mens en Kosmos (arkumeko) – 16. Workshops EAAE (European Association For Architectural Education), Athene, Barcelona,Venetië, Genoa, Chania – 17. Onderzoeksproject pastorij Lede (Wannegem), Kruishoutem –
rAD - research Architectural Design.
12
13
14
15
16
17
tAD - teaching Architectural Design.
18
19
20
cAD - competitions in Architectural Design
21
22
Marcel Heistercamp
23
24
Exhibitions
25
26
27
18. Begeleiding ontwerpopdrachten – 19. Ex cathedra lessen bouwtechnieken en begeleiding practica – 20. Nascholing ‘didactische aspecten van e-leerprocessen en –applicaties’ – 21. Wedstrijd ‘Vredesmuseum te Ieper’ – 22.Nationale wedstrijd ‘Cultureel centrum Beveren’ – 23. Internationale wedstrijd ‘Polyvalent centrum Californië’ – 24. Wedstrijd ‘Cartoenmuseum Kruishoutem’ – 25. Tentoonstelling ‘Een eeuw zorg om monumentenzorg’ Gent – 26. Tentoonstelling ‘François Morellet’ Gent – 27. Tentoonstelling ‘TOR,Yves Desmet/Marcel Heistercamp’ Gent – 28. Restauratie & renovatie bibliotheek Torreken, Dadizele – 29. Restauratieproject pastorij Lede (Wannegem), Kruishoutem – 30. Restauratieproject Basiliek O.L.Vrouw Onbevlekt Ontvangen, Dadizele .
Structural consolidation of Architectural Design – restoration.
28
29
30
Social services : Voorzitter GECORO Kruishoutem – Voorzitter TDC (technisch documentatie centrum) – Lid CPBW (comité preventie en bescherming op het werk) – Lid DOC (departementaal onderhandelingscomité) – Lid HOC (hogeschool onderhandelingscomité) – Lid MZC (medezeggensschapscomité) Associatie K.U.Leuven.
44
wetenschappelijk onderzoek en maatschappelijke dienstverlening Steden worden algemeen beschouwd als oorzaak van vele sociale én ecologische problemen. Kunnen steden in de toekomst ook een bron van oplossingen worden? Dat is in een notendop het kernprobleem waarop het onderzoek van Erik Rombaut zich heeft toegespitst. Dit onderzoek wordt gevoed door zeer uitgebreid literatuuronderzoek maar vooral door de vele buitenlandse studiereizen die hij heeft voorbereid en begeleid, samen met vele studenten stedenbouw, architectuur en facilitair management. Deze reizen brachten ons achtereenvolgens in: 1997 Ruhrgebied (Duitsland) en regio Nijmegen (NL) 1998 Regio Kassel (D) 1999 Jutland (Denemarken) 2000 Regio Osnabrück/Rheine (D) en Drenthe (NL) 2001 Regio Ostritz (Duits-Pools-Tjechische grensstreek) 2002 Regio Freiburg-im-Breisgau:Schönau , Zwarte Woud (D) 2003 Vorarlberg (Oostenrijk) 2004 Regio Aachen en Eifelgebergte / Gelsenkirchen (D) 2005 Zuid en Midden Nederland 2006 Regio stad Luxemburg (Lux) en Trier (D) 2007 Regio Kopenhagen (Denemarken) en Malmö (Zweden) 2008 Regio Pfälzerwald, Tübingen en Stuttgart (D) 2009 Regio Fribourg en Zürich (Zwitserland) 2010 Regio Grensmaas - Oostkantons (B), regio Düren / Köln (D)
Uit al deze bevindingen stelde hij voor de architectuuropleiding een cursus ‘stedelijke ecologie en milieukunde’ samen.Voor de stedenbouwopleiding stelde hij de cursus ‘aspecten van een ecologisch gefundeerde ruimtelijke planning en stedenbouw’ samen. In de diepgravende Engelstalige masteropleiding gaat het over de wetenschappelijke achtergronden van ‘ecologically sound rural and urban planning in Europe’. In deze cursussen gaat hij in op het ecopolisconcept en stipt hij zeer concreet aan hoe op een volhoudbare manier kan worden omgegaan met energie, materialen, verkeer en ook met water. Duurzaam bouwen en wonen en ecologische stedenbouw en ruimtelijke planning worden daaruit verder afgeleid. Bovendien werden uit dit onderzoek tal van publicaties, lezingen en congresbijdragen gedestilleerd. Een recente compilatie is te vinden in het boek ‘duurzame stedenbouw’ ROMBAUT, E. & E. HEUTS. 2010. ‘Duurzame Stedenbouw’ in woord en beeld. Gids met praktijkvoorbeelden voor de transitie naar een ecopolis. Boek samengesteld voor VIBE vzw en ABLLO vzw (i.s.m. KaHo Sint-Lieven dep. Sint-Niklaas en het departement voor architectuur en stedenbouw Sint-Lucas Gent/Brussel). Uitgeverij Die Keure 164 pp. ill. D/2010/0147/260; ISBN 978 90 4860 734 1. In dit boek en de lezingen worden een aantal spraakmakende en inspirerende voorbeelden besproken van ecologische woonwijken en groene industriegebieden uit Europese dorpen en steden. Er wordt vastgesteld dat de traditioneel concentrisch uitbreidende steden, maar ook tuinsteden tal van ecologische nadelen hebben. Er
wordt aangetoond dat ecologisch gefundeerde stedelijke uitbreiding best gebeurt volgens het zogenaamde lobbenstad model. In een lobbenstad worden dens bebouwde hoogdynamische stadslobben van elkaar gescheiden door blauwgroene vingers en netwerken met daarin laagdynamische functies en een hoge biodiversiteit. Een lobbenstad vergt hoge bevolkingsdichtheden, om de openbare dienstverlening (openbaar vervoer, ….) betaalbaar te houden. Tijdens de 15 jaren studiereizen doorheen Europa werden twee interessante sleutels ontdekt die kunnen worden ingezet om de bevolkingsdichtheid in ecowijken te vergroten. De eerste sleutel is de introductie van ‘semi-publieke gemeenschappelijke ruimten in ecowijken, zowel in de buitenruimte als tussen en ook binnen in gebouwen. Inderdaad lijkt een goed doordachte publiek-private gradiënt een goede stedenbouwkundige sleutel en strategie voor het oplossen van talrijke ecologische én sociologische problemen. Een tweede sleutel is de introductie van de zogenaamde bouwgroepen, een concept dat is ontstaan in Duitsland. Private bouwheren sluiten een samenwerkingsverband af om gemeenschappelijk hun ideeën te realiseren. Gelijk gestemde gezinnen, alleenstaanden, ouderen, maar ook kleine ondernemers, … sluiten zich aan om in groep één gezamenlijk project te ontwikkelen. De stedelijke overheid organiseert daartoe ‘bouwmarkten’ om als katalysator te fungeren. De kostprijs is gemiddeld 20 % tot 25 % lager dan bij gangbaar bouwen. De bouwheren leren elkaar kennen tijdens het traject. Zo vermindert de traditionele aversie tegen hogere woondichtheden tussen de toekomstige buren en groeit sociale cohesie.
Een selectie uit de publicaties: ROMBAUT, E. 2001. Considerations about the urban fringe of an ecopolis: a plea for a ‘lobe-city’ (21/9/01).. Referaat op het internationaal congres: open ruimtefuncties onder verstedelijkingsdruk (open space functions under urban pressure) in Gent op 19-21 september 2001. Gepubliceerd in de ‘Proceedings’ van het congres. ROMBAUT, E. & K. MICHIELSEN. 2005. Water en Natuur in stad en buitengebied. Pleidooi voor een blauw/groen netwerk. juni 2005. Gepubliceerd in het handboek ‘Groenbeheer, een verhaal met toekomst’ uitgegeven door de het ministerie van de Vlaamse gemeenschap. 576 pp. (AMINAL, afdeling Bos en Groen) i.s.m.VELT vzw. Redactie Prof. Dr. M. Hermy (KULeuven). ISBN 90-8066-222-4, pagina 514 – 551 , ill. ROMBAUT, E. 2007. Milieuzorg in ontwerp- en bouwproces. Naar natuur-, mens- en milieuvriendelijker bouwen en wonen en ecologisch-duurzame stedenbouw en ruimtelijke planning.Vademecum voor de architect aflevering 70: M92 1-72 (mei 2007), Kluwer uitgeverijen Mechelen. 72 pp. ill.
ROMBAUT, E. 2008. Over ecologisch ontwerpen en renoveren van bouwblokken. Kan een goed doordachte public-private gradiënt in bouwblokken bijdragen aan het behoud en herstel van biodiversiteit in (Europese) steden? In APOSTEL et al. (red.), 2008: 197-212. Bouwblokkenboek. Over het bouwblokkenweefsel in Antwerpen, theorie en praktijk. Coproductie Stad Antwerpen/AG stadsplanning Antwerpen en de Artesis Hogeschool Antwerpen/ ontwerpwetenschappen. 256 pp. ISBN 90 5487 521 5. www.upa-editions.be ROMBAUT, E. 2008. Over de introductie van water en klimaatverandering als nieuw ordenend principe in Europese urbane omgevingen: noodzaak, mogelijkheden en perspectieven / Sur l’introduction d’ eau et changement climatique comme principe nouveau pour l’aménagement du territoire urbain européen: nécessité , possibilités et perspectives. Proceedings van Internationaal congres Water en klimaatverandering 14 en 15 oktober 2008. Conférence Eau et changement climatique 14 et 15 Octobre 2008 Université d’Anvers, Universiteit Antwerpen. PDF document te vinden op http://www. ua.ac.be/main.aspx?c=.KLIMAATWATER&n=71093
ROMBAUT, E. 2009. Urban Planning and Biodiversity: Thoughts about an ecopolis, plea for a lobe-city. Case-study of the Belgian cities Sint-Niklaas and Aalst. Proceedings of the Commemorative International Conference on Sustainable Development to Save the Earth: Technologies and Strategies Vision 2050: (SDSE2008). 7-9 April 2009, Bangkok, Thailand. ROMBAUT E. 2009. Sustainable Architecture, Ecologically sound Urban Planning and Biodiversity: Thoughts about an ecopolis. Plea for a lobe city”. Published in the Icfai University Press’s Professional Reference Book: pp.99-139. Meenu BHATNAGAR (Ed.) 2009. Ecocities: Perspectives and experiences. The Institute of Chartered Financial Analysts of India (Icfai). 245pp. ill. ISBN 978-81-314-2346-2. www.books.iupindia.org. ICFAI Business School, Opp. GNFC Tower, SG Highway, Bodakdev, Ahmedabad, India. ROMBAUT, E. 2011. Ecological principles and guidelines for sustainable urban planning. case: urban gardens: can they contribute to local biodiversity within blue-green urban networks? Chapter in the book. The Powerful Garden”: “Merging views on the garden complex”. In prep. Publisher Garant in cooperation with KULeuven.
ERIK ROMBAUT
45
Xenakis architectuur architectuur stad stad LeLeCorbusier Corbusier gebouw gebouw ruimte ruimte jaar jaar musique musique plan plan Paris Paris architect architect vorm vorm projet projet espace espace Polytope Polytope project project pavillon pavillon Brussel Brussel architecture architecture art art aspect aspect eeuw eeuw Xenakis space Philips principe tijd ville salle spectacle plaats architecte element concept kunst technique karakter lumière ruimtelijk point archives design forme mens historisch idee space Philips principe tijd ville salle spectacle plaats architecte element concept kunst technique karakter lumière ruimtelijk point archives design forme mens historisch idee centre station werk volume structure context ontwerp part beeld omgeving source woning Vlaanderen œuvre Chandigarh lieu 1958 moment année leven démarche idee basis centre station werk volume structure context ontwerp part beeld omgeving source woning Vlaanderen œuvre Chandigarh lieu 1958 moment année leven démarche idee basis France atelier ingénieur site but façade wonen surface betekenis functie vraag onderzoek béton cité plein travail ontwikkeling rapport centrum voorbeeld 2001 city geheel France atelier ingénieur site but façade wonen surface betekenis functie vraag onderzoek béton cité plein travail ontwikkeling rapport centrum voorbeeld 2001 city geheel exemple Poème Poème Electronique Electronique public public materiaal materiaal wereld wereld Gent Gent époque époque recherche recherche straat straat bewoner bewoner Diatope Diatope Music Music Unité Unité d’habitation d’habitation sonore sonore wijk wijk aandacht aandacht België België construction construction gebruik gebruik exemple place structuur 1998 stedenbouw Parijs effet niveau type organisatie staat temps mouvement sound 1978 maison rue composition licht ontstaan partie couvent paviljoen schaal place structuur 1998 stedenbouw Parijs effet niveau type organisatie staat temps mouvement sound 1978 maison rue composition licht ontstaan partie couvent paviljoen schaal pavilion 1996 kwaliteit proposition 1999 plek geschiedenis bestaand question raison appartement hoofdstad intérieur Antwerpen landschap verleden building concrete London pavilion 1996 kwaliteit proposition 1999 plek geschiedenis bestaand question raison appartement hoofdstad intérieur Antwerpen landschap verleden building concrete London Marseille vision vision effect effect Modulor Modulor parc parc collectief collectief compositeur compositeur einde einde periode periodeTourette, Tourette,LaLa 2002 2002 cultuur cultuur denken denken laser laser probleem probleem student student tekst tekst etude etude ontwerper ontwerper gevel gevel relatie relatie Braem Braem Marseille conception expressie stedenbouwkundige Leuven doel history notion symbool tegenstelling 1956 2000 électronique verdieping vormgeving 1987 bibliothèque kunstenaar light conception expressie stedenbouwkundige Leuven doel history notion symbool tegenstelling 1956 2000 électronique verdieping vormgeving 1987 bibliothèque kunstenaar light Sèvres,rue ruedede tangent tangent programma programma sens sens 1971 1971 1984 1984 theory theory discipline discipline ensemble ensemble verkeer verkeer begin begin buiten buiten dienst dienst maatschappij maatschappij woord woord image image Leuvensesteenweg Leuvensesteenweg tentoonstelling tentoonstelling concert concert Sèvres, cours gebied interpretatie patron solution studio 1959 erfgoed evolutie série 1994 compositie tour visie 1997 invloed Brugge dessin dimensie Expo ‘58 goed grond zin ervaring cours gebied interpretatie patron solution studio 1959 erfgoed evolutie série 1994 compositie tour visie 1997 invloed Brugge dessin dimensie Expo ‘58 goed grond zin ervaring siècle stijl wand belang caractère croquis illustration New York publiek Rome systeem bâtiment opdracht pièce thema binnenstad instantie museum terrein 1981 acoustique siècle stijl wand belang caractère croquis illustration New York publiek Rome systeem bâtiment opdracht pièce thema binnenstad instantie museum terrein 1981 acoustique bron Brussels Brussels CIAM CIAM façon façon klassiek klassiek press press resultaat resultaat 1967 1967 bouwheer bouwheer collaborateur collaborateur dimension dimension hand hand nombre nombre rôle rôle vlak vlakWogenscky Wogensckywork work 1955 1955 2004 2004 beton beton initiatief initiatief realisatie realisatie zone zone bron constructie extérieur kader model muziek technologie 1975 beweging concours fonds hoogte middel naoorlogs 1966 1972 compte kenmerk land 1992 domaine Mies van der constructie extérieur kader model muziek technologie 1975 beweging concours fonds hoogte middel naoorlogs 1966 1972 compte kenmerk land 1992 domaine Mies van der Rohe Nantes note Europa géométrie maître notie wereldoorlog boek gemeenschap kennis plekken programme 1957 bouw Centre Pompidou kantoor kerk overzicht paradigme Rohe Nantes note Europa géométrie maître notie wereldoorlog boek gemeenschap kennis plekken programme 1957 bouw Centre Pompidou kantoor kerk overzicht paradigme bibliotheek buurt buurt carrière carrière GECORO GECORO object object onderwerp onderwerp qualité qualité spectateur spectateur Cluny Cluny nature nature oog oog patrimonium patrimonium traditie traditie wedstrijd wedstrijd 1985 1985 2003 2003 début début édition édition form form infrastructuur infrastructuur mathémathébibliotheek matiques orde wetenschap correspondance culture ingreep macht methode Montréal reeks document informatie Metastasis oproep voorstel commande fenomeen machine monde matiques orde wetenschap correspondance culture ingreep macht methode Montréal reeks document informatie Metastasis oproep voorstel commande fenomeen machine monde Philipspaviljoen contrast Firminy installation jeu loop ondulatoires tijdschrift toekomst university fondation Koolhaas mogelijkheid onderdeel Persépolis praktijk problème toren Philipspaviljoen contrast Firminy installation jeu loop ondulatoires tijdschrift toekomst university fondation Koolhaas mogelijkheid onderdeel Persépolis praktijk problème toren USA water water 1954 1954 1965 1965 Bruxelles Bruxelles etage etage idea idea identiteit identiteit sol sol voile voile chapitre chapitre anan rayon rayon zicht zicht 1983 1983 antwoord antwoord artiste artiste Bauhaus Bauhaus bezoeker bezoeker centraal centraal chantier chantier even even gevolg gevolg individu individu instruinstruUSA ment matériau Sint-Lucas stade toepassing 1968 car foto generatie house interieur inwoner main maquette modernisme verbinding werkelijkheid benadering ding habitation ment matériau Sint-Lucas stade toepassing 1968 car foto generatie house interieur inwoner main maquette modernisme verbinding werkelijkheid benadering ding habitation huisvesting modernistisch modernistisch kern kern oplossing oplossing uiting uiting way wayWright Wright aanleg aanleg achtergrond achtergrond expression expression forum forum geval geval kleur kleur mur mur nom nom réalisation réalisation time timeTobito Tobito twintigste twintigste eeuw eeuw verschil verschil voorzienvoorzienhuisvesting ing 1950 1991 archief beoordelingscommissie brug bureau creation expérience fragment geste Kalff kritische Renaissance sculpture strategie vue 1970 2005 ambitie architecturaal ing 1950 1991 archief beoordelingscommissie brug bureau creation expérience fragment geste Kalff kritische Renaissance sculpture strategie vue 1970 2005 ambitie architecturaal auteur esthetiek esthetiek index index Mâche Mâche massa massa Nederland Nederland referentie referentie techniek techniek tendance tendance wolkenkrabber wolkenkrabber year year 1961 1961 alles alles coque coque couleur couleur couverture couverture dag dag groep groep Hervé Hervé houding houding kathedraal kathedraal auteur keuze klimaat meter plafond research théâtre 1969 1979 approach collectie échelle eenheid grens illustratie profil service valeur veld algemeen Bagdad dossier eigenschap force keuze klimaat meter plafond research théâtre 1969 1979 approach collectie échelle eenheid grens illustratie profil service valeur veld algemeen Bagdad dossier eigenschap force industrie inzicht modèle P3 participation perspectief reactie Robbrecht&Daem science système voetganger 1976 1988 arbeider Berlin church composer dak dynamiek handel industrie inzicht modèle P3 participation perspectief reactie Robbrecht&Daem science système voetganger 1976 1988 arbeider Berlin church composer dak dynamiek handel hauteur Kahn, Kahn,Louis Louis kracht kracht laag laag politiek politiek projection projection proportion proportion 1953 1953 1989 1989 contact contact festival festival ideologische ideologische jaren jaren vijftig vijftig jaren jaren zestig zestig lichaam lichaam Mechelen Mechelen monument monument monumentaliteit monumentaliteit operoperhauteur atie phase son texte urbanisme waarde 1960 1986 bevolking Bouwmeester, Vlaams Los Angeles Matossian, Nouritza Moholy-Nagy omwalling passage perceel scène spoor theorie atie phase son texte urbanisme waarde 1960 1986 bevolking Bouwmeester,Vlaams Los Angeles Matossian, Nouritza Moholy-Nagy omwalling passage perceel scène spoor theorie weefsel 1952 1952 1993 1993 betrekking betrekking chapter chapter classique classique collaboration collaboration directeur directeur distance distance domein domein feu feu fietser fietser grid grid grille grille groen groen huis huis Jeanneret Jeanneret natuur natuur Neutelings Neutelings niets niets occasion occasion onderscheid onderscheid weefsel particulier proces realiteit Rotterdam Scherchen société stroming toiture toren vormentaal aanpak beroep calcul figuur Giedion hall helft level media opvatting pensée situatie particulier proces realiteit Rotterdam Scherchen société stroming toiture toren vormentaal aanpak beroep calcul figuur Giedion hall helft level media opvatting pensée situatie terrain unité 1964 aanvraag alternatief années soixante, les assistant base boulevard center cursus discours écrit gezin glas Groupe Structures Horta hyperbole iedereen jaren terrain unité 1964 aanvraag alternatief années soixante, les assistant base boulevard center cursus discours écrit gezin glas Groupe Structures Horta hyperbole iedereen jaren zeventig kind leegte matière moderniteit Mycènes omgang paradigma pouvoir processus productie speculatie spel titel utopie vie website woningbouw 1980 actor Athènes zeventig kind leegte matière moderniteit Mycènes omgang paradigma pouvoir processus productie speculatie spel titel utopie vie website woningbouw 1980 actor Athènes component contraste contraste édifice édifice équipe équipe figure figure geheugen geheugen impact impact impuls impuls interactie interactie kritiek kritiek localisation localisation lucht lucht maat maat mesure mesure opbouw opbouw ordening ordening paroi paroi phénomène phénomène planning planning plastique plastique presprescomponent tige réponse samenwerking stadscentrum tendens toegang variation 1977 abstrait ttention autonomie besef Bontridder catalogus condition decor Deleu, Luc documentation tige réponse samenwerking stadscentrum tendens toegang variation 1977 abstrait ttention autonomie besef Bontridder catalogus condition decor Deleu, Luc documentation esthétique gegeven gegeven Gropius Gropius kans kans klank klank lettre lettre Maisonnier, Maisonnier,André André minute minute Noordwijk Noordwijk ondergrond ondergrond sujet sujet synthèse synthèse vingtième vingtième siècle siècle 1963 1963 appel appel architectural architectural avant-garde avant-garde Bekaert Bekaert esthétique belangstelling bibliography budget Capitole Cosmic City détail durée exposition installatie Loos manifestation mètre miljoen mythe onafhankelijkheid ruimtebegrip Semper Varèse belangstelling bibliography budget Capitole Cosmic City détail durée exposition installatie Loos manifestation mètre miljoen mythe onafhankelijkheid ruimtebegrip Semper Varèse vertaling vrijheid 1951 1962 1973 1982 application bande barok bedoeling bedrijf blok contemporain courbe dynamique Eindhoven glass gradin jaarboek jury La Villette Londen vertaling vrijheid 1951 1962 1973 1982 application bande barok bedoeling bedrijf blok contemporain courbe dynamique Eindhoven glass gradin jaarboek jury La Villette Londen militair ministerie ministerie Modelwijk Modelwijk opdrachtgever opdrachtgever opkomst opkomst organisation organisation position position product product quality quality sector sector séjour séjour succes succes vide vide 1949 1949 air air analyse analyse assemblée assemblée bebouwing bebouwing blik blik équipement équipement état état militair experience field filosofie flash floor Kunstendecreet mars mode oriëntatie pane paper parking Punjab rand respect sfeer show terre uitdrukking use vernieuwing view voorstellexperience field filosofie flash floor Kunstendecreet mars mode oriëntatie pane paper parking Punjab rand respect sfeer show terre uitdrukking use vernieuwing view voorstelling 2006 2006 aanwezigheid aanwezigheid acier acierAmerika Amerika artikel artikel Beel Beel commissie commissie conclusion conclusion contexte contexte critique critique différence différence direction direction hoogbouw hoogbouw housing housing inhoud inhoud integratie integratie Internet Internet location location man man manier manier ing markt meerwaarde metafoor Morris office overgang paraboloïde population Princeton production reader religieus ritme Schmarsow school 1995 beleving cadre cellule congres markt meerwaarde metafoor Morris office overgang paraboloïde population Princeton production reader religieus ritme Schmarsow school 1995 beleving cadre cellule congres côté essentie essentie Flanders Flanders gebrek gebrek geometrie geometrie gymnase gymnase indépendant indépendant locatie locatie manuscrit manuscrit Musik Musik oppervlakte oppervlakte perceptie perceptie platteland platteland samenleving samenleving staal staal steel steel synthese synthese technology technology toit toit typologie typologie côté Van de Velde Van Eyck voetganger waarneming aansluiting Amsterdam attitude audience begrip buitenruimte câble combinatie controle doelstelling environment ervaren fascinatie Van de Velde Van Eyck voetganger waarneming aansluiting Amsterdam attitude audience begrip buitenruimte câble combinatie controle doelstelling environment ervaren fascinatie haast Hall Hall haut-parleur haut-parleur hoogtepunt hoogtepunt juillet juillet medium medium Motstraat Motstraat netwerk netwerk outil outil overheden overheden Pan PanAm Am partition partition presence presence punt punt relation relation Ronchamp Ronchamp ruim ruim ruimtelijkheid ruimtelijkheid selectie selectie sense sense haast Solomos stadsbestuur team term textuur thème these topografie transparantie Belgium bouwblok case circulatie client dispositive distribution drawing éclair eenvoud evolution Solomos stadsbestuur team term textuur thème these topografie transparantie Belgium bouwblok case circulatie client dispositive distribution drawing éclair eenvoud evolution fase Fleuret Fleuret glissandi glissandi Grèce Grèce groei groei Haussmann Haussmann hoofdstuk hoofdstuk inrichting inrichting Instituut Instituut intervention intervention invulling invulling kaart kaart kunstwerk kunstwerk Laffaille Laffaille logica logica manière manière nederzetting nederzetting ontsluiting ontsluiting performance performance fase persoon projectie rekening Revault d’Allones revolutie scheiding situation soleil status streven théorie transport vooruitgang wereldtentoonstelling zon 2008 aard activitéArchis Archis persoon projectie rekening Revault d’Allones revolutie scheiding situation soleil status streven théorie transport vooruitgang wereldtentoonstelling zon 2008 aard activité architectuurgeschiedenis Architektur articulatie aujourd’hui auto Cambridge campus century chaos chef conditie continuïteit entreprise heden hypothèse interior International Style architectuurgeschiedenis Architektur articulatie aujourd’hui auto Cambridge campus century chaos chef conditie continuïteit entreprise heden hypothèse interior International Style kost kruispunt line modellen naam negentiende eeuw noodzaak oppervlak palais permis Perret perspective reconstruction recours scénario seconde souci state stedelijkheid kost kruispunt line modellen naam negentiende eeuw noodzaak oppervlak palais permis Perret perspective reconstruction recours scénario seconde souci state stedelijkheid TalatiTeam TeamXX tradition tradition verband verbandVéret Véret zoektocht zoektocht 1974 1974 1990 1990 architectenbureau architectenbureauArchitecture Architecture d’Aujourd’hui d’Aujourd’huiArt Art Nouveau Nouveau breedte breedte champ champ circulation circulation continuité continuité cosmos cosmos definitie definitie Talati development diffusion discourse druk economie energie Faber&Faber formation geluid grafiek groupe Hildebrand Hudson institute leek Lefebvre musicien nabijheid nadruk objet development diffusion discourse druk economie energie Faber&Faber formation geluid grafiek groupe Hildebrand Hudson institute leek Lefebvre musicien nabijheid nadruk objet opposition paleis paradigm perception principle prix projecteur regel rest roof Routledge rythme sculptuur Sixtus V support Thames uitbreiding uitgangspunt USSR variatie opposition paleis paradigm perception principle prix projecteur regel rest roof Routledge rythme sculptuur Sixtus V support Thames uitbreiding uitgangspunt USSR variatie Vlaming 1900 1900 1923 1923 1930 1930A+ A+ accent accentATBAT ATBATAthene Athene binnenruimte binnenruimte Chicago Chicago Choay Choay choix choix contrat contrat corps corps coup coup courbure courbure criterium criterium église église esprit esprit essai essai factor factor fenêtre fenêtre gekozen gekozen genèse genèse Vlaming gotiek hart hyperbolic indruk Kiel literatuur miroir More nappe openheid opening parkeergarage Plato porte publicatie réalité reconstructive règle revolution rupture schets gotiek hart hyperbolic indruk Kiel literatuur miroir More nappe openheid opening parkeergarage Plato porte publicatie réalité reconstructive règle revolution rupture schets
study study syllabus syllabus tempel tempel toeschouwer toeschouwer trap trap uitvoering uitvoering universiteit universiteit ventilation ventilation verhaal verhaalVerschaffel Verschaffel World World Zuid Zuid 1947 1947 Academie Academie acoustics acoustics activiteit activiteit afbraak afbraak analogie analogie baksteen baksteen banaliteit banaliteit buitenkant capacité conceptuel concertzaal consequence contemporary debat decoratie doute essay étape geest geïnspireerd Hegel helderheid Interbellum jour buitenkant capacité conceptuel concertzaal consequence contemporary debat decoratie doute essay étape geest geïnspireerd Hegel helderheid Interbellum jour kapel kapel kinetische kinetische knoop knoop lezer lezer metropool metropool paysage paysage période période pointe pointe pragmatiek pragmatiek reflectie reflectie rencontre rencontre rigueur rigueur secrétariat secrétariat series series Singel, Singel,De De stadsweefsel stadsweefsel start start Strauven Strauven stuk stuk titre titre uniformiteit uniformiteit versie versie vocation vocation wereldbeeld wereldbeeld Zumthor Zumthor 2007 2007 adjoint adjoint afstand afstand akoestiek akoestiek arbeid arbeid beam beam bouwwerk bouwwerk ciel ciel colonne colonne complexiteit complexiteit Concertgebouw Concertgebouw contraire contraire controle controle de de lala Fuente Fuente développement développement Dijle Duitsland Eilandje événement extra fonction functionaliteit gang gedacht geloof grondgebied Heynen hoek homme hoofd India inleiding katholiek koepel Dijle Duitsland Eilandje événement extra fonction functionaliteit gang gedacht geloof grondgebied Heynen hoek homme hoofd India inleiding katholiek koepel laboratoire laboratoire last last maternelle maternelle MIT MIT mobiliteit mobiliteit number number oorlog oorlog papier papier passé passé process process proposal proposal prototype prototype rampe rampe rationalisme rationalisme repartition repartition Reynolds Reynolds spatialisation spatialisation sport sport theater theater tijdperk tijdperkTokyo Tokyo trace trace Universiteit Universiteit Gent Gent variant variant volonté volonté woonblok woonblok world world fair fair Aristoteles Aristoteles behoefte behoefte beschrijving beschrijving Bodiansky Bodiansky bouchon bouchon breuk breuk créateur créateur dactylographie dactylographie dessinateur dessinateur Huyster Huyster eclecticisme eclecticisme example feit Frampton Gand Gardien Howard ingang invité Kerk Kinshasa Lannoo maaiveld masterplan Noord-Zuidverbinding opdeling order Oxford piece example feit Frampton Gand Gardien Howard ingang invité Kerk Kinshasa Lannoo maaiveld masterplan Noord-Zuidverbinding opdeling order Oxford piece Raghenoplein Raghenoplein restaurestaurant rant result result retour retour spanning spanning system system taak taak taal taal thuis thuis torche torche totaalkunstwerk totaalkunstwerk transformatie transformatie verbeelding verbeeldingVesten Vesten welvaart welvaart woonwijk woonwijk Zenne Zenne 1925 1925 1937 1937 aanleiding aanleiding aanzien aanzien aarde aarde appreappreciatie ciatie bachelor bachelor body body Briey-en-Fôrêt Briey-en-Fôrêt Brussels Brussels Hoofdstedelijk Hoofdstedelijk Gewest Gewest Shiraz Shiraz cijfer cijfer comfort comfort compositeur-architecte compositeur-architecte computer computer crisis crisis Daidalos Daidalos degré degré diversiteit diversiteit fabriek fabriek fiets fiets focus focus frère frère inherent inherent issue issue Jonction, Jonction,lala Justitiepaleis Justitiepaleis kandidaat kandidaat kantoorgebouw kantoorgebouw liberté liberté loi loi membre membre Middeleeuwenmilieu Middeleeuwenmilieu motief motief negatief negatief nieuwbouw nieuwbouw onderwijs onderwijs ontspanning ontspanning Oudheid Oudheid paradox paradox past past Petit Petit plattegrond plattegrond potentieel potentieel precedent precedent récision récision procedure procedure profiel profiel program program promotor promotor résultat résultat rez-de-chaussée rez-de-chaussée Rossi Rossi sein sein sommet sommet stabiliteit stabiliteit Stockhausen Stockhausen Strasbourg Strasbourg studie studie tegentegenwoordig tube Van Reeth Venturi Zuidstation Zürich abstractie actie administratie aménagement Berlijn betoog bevinding bewustzijn bouwlaag brise-soleil burgerij Candela woordig tube Van Reeth Venturi Zuidstation Zürich abstractie actie administratie aménagement Berlijn betoog bevinding bewustzijn bouwlaag brise-soleil burgerij Candela capaccapaciteit iteit Capitol Capitol categorie categorie change change cirkel cirkel concentratie concentratie congestie congestie constellation constellation curriculum curriculum datum datum De DeGeyter Geyter densiteit densiteit disposition disposition dominant dominant doorwerking doorwerking eigenaar eigenaar élaboration élaboration elite elite entité entité flexibiliteit foyer gamme gevoel hand harmonie haven helling high tech Inde independent inspiratie intellectuel Iran Ito Katleen kolom kruising laagbouw logement loudspeaker flexibiliteit foyer gamme gevoel hand harmonie haven helling high tech Inde independent inspiratie intellectuel Iran Ito Katleen kolom kruising laagbouw logement loudspeaker monastery monastery multimedia multimedia opgave opgave parallel parallel polis polis porteur porteur Présenté Présenté probleemstelling probleemstelling procédé procédé Puttemans Puttemans rationaliteit rationaliteit Raum Raum relevantie relevantie Rogers Rogers sokkel sokkel stationsomgeving stationsomgeving stroom stroom symmetrie symmetrie text tirage traitement tuin universum Vitruvius zijde Antwerpen Aalto aanzet allure Arnhem atrium avril axioma Barcelona bekroning bescherming bestemming biais text tirage traitement tuin universum Vitruvius zijde Antwerpen Aalto aanzet allure Arnhem atrium avril axioma Barcelona bekroning bescherming bestemming biais boodschap boodschap bouwkunst bouwkunst brassage brassage charge charge Christus Christus Claudius-Petit Claudius-Petit climat climat collection collection complexité complexité componist componist Concret Concret PH PH connaissance connaissance définition définition désir désir Dubois Dubois elan elan entretien entretien establishment establishment formaliformalisation frame Gabo gebruiker gelegenheid groepswoningbouw grootstad Harvard Heidegger ik individualiteit inslag Japan Kessel-Lo klooster laboratorium lichtinval sation frame Gabo gebruiker gelegenheid groepswoningbouw grootstad Harvard Heidegger ik individualiteit inslag Japan Kessel-Lo klooster laboratorium lichtinval ligne ligne lot lot luchluchthaven thaven Maillart Maillart manifest manifest Maria Maria master master materiaalgebruik materiaalgebruik materialiteit materialiteit Meaux Meaux mind mind nood nood offre offre opleiding opleiding oprichting oprichting ornament ornament ouverture ouverture pagina pagina pand pand peinture peinture piloti piloti plancher plancher préfabpréfabrication rication printemps printemps privacy privacy quand quand recht recht reden reden reflection reflection renovatie renovatie résille résille rijkdom rijkdom sacraliteit sacraliteit séance séance snelheid snelheid sprawl sprawl Structuurplan Structuurplan subject subject succès succès table table tijdsgeest tijdsgeest toit-terrasse toit-terrasseVAi VAi Van Doesburg verval vervreemding visioen voorwaarde wooneenheid woonvorm 1928 1933 achterkant afbeelding ambiance architectuurwedstrijd argument Arsenaal Van Doesburg verval vervreemding visioen voorwaarde wooneenheid woonvorm 1928 1933 achterkant afbeelding ambiance architectuurwedstrijd argument Arsenaal associatie associatie auditorium auditorium barrière barrière beslag beslag binnenplein binnenplein boîte boîte cahier cahier chambre chambre chorégraphie chorégraphie ciment ciment cluster cluster clusters clusters collage collage collègue collègue commanditaire commanditaire commentaar commentaar concentration concentration consultation consultation course course Curtis daglicht demeure democratie Einstein engineering Eno Europakruispunt film finalité future genre gewicht grandeur ground hectare hierin hout huizen imago Curtis daglicht demeure democratie Einstein engineering Eno Europakruispunt film finalité future genre gewicht grandeur ground hectare hierin hout huizen imago importance importance intention intention interprétation interprétation inventaire inventaire investeerder investeerder Italië Italië journal journal katalysator katalysator korrel korrel kwestie kwestie littérature littérature marché marché MAS MAS matérielle matérielle membrure membrure métier métier Minuit, Minuit,Editions Editions du du musée musée NoordstaNoordstation nostalgie nummeronderhoud oorsprong paradoxe pari Phaidon photographie positie poteau presentatie présentation prijsvraag prolongement quantité raamopeningen tion nostalgie nummeronderhoud oorsprong paradoxe pari Phaidon photographie positie poteau presentatie présentation prijsvraag prolongement quantité raamopeningen réréférence férence Regie Regie der der Gebouwen Gebouwen réseau réseau responsabilité responsabilité route route segregatie segregatie silhouet silhouet Sint-Maartensdal Sint-Maartensdal skelet skelet spektakel spektakel stabilité stabilité stadhuis stadhuis tadium tadium stadsontwerp stadsontwerp standpunt standpunt Stijl, Stijl,De De superficie superficie superposition superposition tâche tâche taille taille tension tension tente tente tijdschriftartikel tijdschriftartikel uitgerust uitgerust urbanism urbanism usage usage vacances vacancesVenetië VenetiëVermeulen VermeulenVersailles Versailles verwacht verwachtVleeshuis Vleeshuis voet voet voorkeur voorkeur Wagner Wagner wet wet achteraf achteraf actualiteit agora ambachten angst Arenawijk association aura autographe baksteen Baltensperger Beaux-Arts Belgique Berlage beschaving betrokkenheid binnengebied actualiteit agora ambachten angst Arenawijk association aura autographe baksteen Baltensperger Beaux-Arts Belgique Berlage beschaving betrokkenheid binnengebied bloei bloei book book bouwvolume bouwvolume brug brug buurten buurten cabinet cabinet capacity capacity carré carré Catholic Catholic chance chance character character Chaux-de-Fonds, Chaux-de-Fonds,lala cherche cherche chercheurs chercheurs cirque cirque citaat citaat collega’s collega’s communicatie communicatie company company comportement comportement compromis compromis conclusie conclusie conservatoire conservatoire constructivisme constructivisme Corse Corse dialoog dialoog differentiatie differentiatie distinction distinction docent docent doctrine doctrine dominicain dominicain Douaneplein Douaneplein Dupuis, Dupuis,Jacques Jacques igenheid igenheid eindpunt eindpunt Engeland Engeland erkenning esthetica Europe existence experiment framework Frankl Frankrijk gezag God grondplan grondslag habitant histoire hoeveelheid hogeschool hygiëne erkenning esthetica Europe existence experiment framework Frankl Frankrijk gezag God grondplan grondslag habitant histoire hoeveelheid hogeschool hygiëne ideologie ideologie imaginaimagination tion impulsion impulsion informatique informatique instelling instelling Institut Institut interesse interesse inzet inzet kamer kamer lay-out lay-out limite limite livre livre Louis Louis XIV XIV luchtvaart luchtvaart Manhattan Manhattan manifeste manifeste materie materie May May mer mer minister minister morfologie morfologie muur muur Muziekforum Muziekforum Nijmegen Nijmegen Norberg-Schultz Norberg-Schultz notation notation nuit nuit onderzoeker onderzoeker opgang opgang optiek optiek opzoeking opzoeking oreille oreille organisme organisme origine origine Osaka Osaka overheid overheid permanent permanent Persephassa Persephassa poëzie poëzie politici politici portée postmodernisme prefabricatie randvoorwaarde région reprise résonance réverbération rivier robots rust schoonheid science Sitte society stratégie strikt portée postmodernisme prefabricatie randvoorwaarde région reprise résonance réverbération rivier robots rust schoonheid science Sitte society stratégie strikt Sullivan Sullivan SUN SUN terras terras topos toposTournai Tournai transition transition univers univers validité validité veiligheid veiligheid verantwoordelijkheid verantwoordelijkheid verstedelijking verstedelijking villa villa vocabulaire vocabulaire voie voie volk volk Washington Washington weggebruiker weggebruiker werking werking Zand, Zand,het het zorg zorg 1922 1922 1924 1924 absence absence acropole acropole acropolis acropolis après-guerre après-guerreARAU ARAU Beaubourg Beaubourg beeldmateriaal beeldmateriaal beperking beperking bestemmingsverkeer bestemmingsverkeer bibliografie bibliografie bibliographie bibliographie Borret Borret burger burger Cambre, Cambre,La La Candilis Candilis caractécaractéristique civilisation competition concurrentie conventies coût cybernétique databases duurzaamheid échange école enfants estate estimation Eurostation exhibition ristique civilisation competition concurrentie conventies coût cybernétique databases duurzaamheid échange école enfants estate estimation Eurostation exhibition extreem extreem filosoof filosoof forms forms fotografie fotografie galerij galerij Galilei Galilei Garnier Garnier geld geld Getty GettyResarch Resarch Institute Institute graad graad Gravesano Gravesano Grieken Grieken grootte grootte andelaar andelaar hélicoptère hélicoptère hiërarchie hiërarchie hommage hommage hotel hotel hypothese hypothese indications indications inkomsten inkomsten inspiration inspiration installed installed interviews interviews introduction introduction inventaris inventaris inzending inzending kolonisatie kolonisatie Krier Krier Kujawski Kujawski leefruimte leefruimte Légende Légende d’Eer, d’Eer,lala lezing lezing lichtheid lichtheid life life Loach Loach Louvre Louvre Mackintosch Mackintosch manifestatie Maritain Monde, Le Mumford nationaal nederzetting netwerken NMBS objectief omstandigheid opzichten ouvrage ouvrages overeenstemming overweging manifestatie Maritain Monde, Le Mumford nationaal nederzetting netwerken NMBS objectief omstandigheid opzichten ouvrage ouvrages overeenstemming overweging parcours parcours Parenthèses, Parenthèses,Editions Editions periferie periferie periodes periodes personnage personnage photo photo Pithoprakta Pithoprakta pogingen pogingen Popper Popper potenties potenties problem problem programmation programmation proportion proportion prospective prospective rationalité rationalité reality reality recreatie recreatie réduction réduction regel regel regio regio résistance résistance résumé résumé Riegl Riegl RSV RSV (Ruimtelijk (Ruimtelijk Structuurplan StructuurplanVlaanderen) Vlaanderen) Sacrifice, Sacrifice,Le Le Savoye, Savoye,Villa Villa scale scale schilderkunst schilderkunst semaine semaine signe signe signification signification Sola-Morales Sola-Morales spanningsveldstatuut stelling straatkant strook style Stynen symboliek talent tekening Terretektorh theme theorievorming uitspraak unité université veelheid spanningsveldstatuut stelling straatkant strook style Stynen symboliek talent tekening Terretektorh theme theorievorming uitspraak unité université veelheid verhouding verhouding verspreiding verspreiding verwarming verwarming verwerking verwerkingViolet-le-Duc Violet-le-Duc visite visite vitesse vitesse void void vorst vorstWenen Wenen Wetten, Wetten,De De zaak zaak zee zee aandeel aandeel addition addition avant-projet avant-projet beeldhouwkunst beeldhouwkunst beheersing beheersing benedenstad benedenstad binnenstraat binnenstraat Bonn Bonn Boulez Boulez bouwstijl bouwstijl cabane cabane California California CIVA CIVA communication communication compagnie compagnie concerts concerts conclusies conclusies confort confort confrontatie confrontatie consumptie consumptie contrainte contrainte Cornelis Cornelis crise crise dalle dalle décision décision démission démission drama entrée Evenson evenwicht extrait family Fibonacci fiches forment foyers Gaudi gesproken gotiek Griekenland herinneringen huurders interaction invalshoek drama entrée Evenson evenwicht extrait family Fibonacci fiches forment foyers Gaudi gesproken gotiek Griekenland herinneringen huurders interaction invalshoek investeringen investeringen invloeden invloeden jeunesse jeunesse koning koning KUL KUL leefruimtes leefruimtes Lichtrequisit Lichtrequisit Lootsma Lootsma Luik Luik Maisons Maisons Martelarenplein Martelarenplein meaning meaning mélange mélange Messiaen Messiaen Metz Metz Mexico Mexico middelpunt middelpunt natie natie natuurwetenschappen natuurwetenschappen noties ombre Oostlaanderen opéra orchestre ordinateur organique patatoïde patio patrimony Penguin pente Pevsner Piano plafonds planchers postkantoor noties ombre Oost- laanderen opéra orchestre ordinateur organique patatoïde patio patrimony Penguin pente Pevsner Piano plafonds planchers postkantoor poutres poutres prikkel prikkel An overview of two thousand of the most recurrant published problématique projectdefinitie publication quête RAC reclame reconnaissance redenering reis Samper scenografie problématique projectdefinitie publication quête RAC reclame reconnaissance redenering reis Samper scenografie words taken from a ten years span of practice. Sven Sterken
46
BART HOLLANDERS
47
Antwerpen, vrijdag 28 april 2011, 16:47, 1:1 Architecture deadline v.o. Kalmthout, opruimen, opstarten Provinciehuis Antwerpen
h6-1
h7-1
h7-2
h5-1
h7-3
h6-2
h5-2
h4-1
h5-3
h4-2
951.5 396.8
397.8
613.5 488.8
75.0
147.3
250.5
81.0
157.3
1
W G 11
302.2
186.5
4
-0.325
427.0
3
2
h6-b
h4-d
100.0
WP FP
h5-c
WS
polyesther
7
0.00 brick
D G 06
WP FP
W G 13
368.5
3 steps t = 26 r = 15
St C 08
h5
WESTERN KITCHEN
WS
51.5 768.5
FP WP
31
D G 04 h5-a
31
51.5
440.5
19 steps 235.0 t = 24 r = 18.4
51.5
W G 16
16 steps t = 23 r = 19.3
St C 02
332.0
51.5
75.5
SAUNA
St B 05
C
h4-b
0.00 timber strips
h2-c
206.0
75.5
104.5
19 steps t = 24 r = 15.1
St 43.5 C 06
543.7
436.8
75.5
0.00 brick
408.6
75.5
351.5 CHANGING ROOM
0.00 brick
0.00 brick
282.0
466.0
BIG DINING
h7
82.5
D G 05
88.5 h7-b
D G 03
385.5
St E 07
2250.0
17 steps t = 21 r = 19
507.9
24.0
462.0
120.2
75.5
W G 15
16.5
16.5
W G 07
49.2
24.0
469.5
St A 11
h4
FP WP
31
75.5
B
16 steps t = 23 r = 19.3
WS
31
46.5
436.8
0.00 tiles
C
SMALL DINING 0.00 brick
-0.21 pebbles
507.8
0.00 pebbles
h5-b
h4-c
D G 07
W G 14
514.0
259.0
h6-a
W G 08
469.5
44.0
h7-c
polyesther
St C 09
134.8
19.5
W G 12
23 steps t = 18 r = 15.8
70.0
D G 08
507.8
SWIMMING POOL
+0.56 tiles
457.8
h6
534.5
CHINESE KITCHEN
0.00 brick D G 09
D
51.5
337.8
TOILET
W G 09
375.5 377.0
SWIMMING POOL
WP inlet 15 steps St t = 20 622.0 r = 19.6 B 10
W G 10
110.0 384.5
408.5
842.0
230.5
D
19.5
ENTRY HALL
24.0
325.0
51.5
24.0
130.5
D G 02
367.0
116.5
TOILET 0.00 brick
19.5
6 steps t = 24 r = 19.8
h2
-1.19 brick
A
SWIMMING POOL
h3
436.3
11.5
0.00 brick
BIG LIVING
464.0
SMALL LIVING
h1
h3-b
St C 03 488.0
6 steps t = 24 r = 19.8
D G 01
h1-b
h2-b
St C 04
78.7
39
h4-a
63.3
WS
W G 03
W G 17
433.0
99.5
W G 05
424.0
397.3
0.00 brick
39
A
h3-c
FP WP
W G 06
308.9
0.00 brick to slope
167.5
270.5
253.0
h7-a
436.3
B
49.2
58.5
h1-c
-0.115 152.0 brick to slope
75.5
750.5
75.5
G 04 W G 02
75.5
46.5
St A11.5 01
h2-a
+0.28 pebbles
0.00 pebbles
h3-a
24.0
24.0 77.0
h1-a
16 steps t = 23 r = 19.3
W 507.5
75.5
W G 01
77.0
75.5
W G 18
109.0
412.5
75.5
397.3
434.6
polyester
-0.325
1
4
100.0
488.8 319.8
3
2
211.5
488.8
319.8
377.8
416.7
2250.0 h1-1
h1-2
h2-1
h1-3
h2-2
h3-1
h2-3
h3-2
h3-3
ordos 100 - id 96 - plot 001 - level 1 floor plan La biennale di Venezia - 12. Mostra Internazionale de Architettura ‘people meet in architecture’ 2010 - ‘7 houses for 1 house’
bern heim beuk - boom beton
48
architecten de vylder vinck taillieu www.architectendvvt.com
Nieuwe architectuur in Brugge Contemporary architecture in Bruges Oostkamp, Stichting Kunstboek & Brugge 2002, 2002. De fatale ontgoocheling Architect Gaston Eysselinck Zijn werk te Oostende 1945-1953 Oostende, 1986. De tafel / The Table Kortrijk, Foundation Stichting Interieur, 1996.
Woning / house Gaston Eysselinck 1930-1931 Oostkamp, Stichting Kunstboek, 2003. Albert Van huffel 1877-1935 Gent, Snoeck,1983.
Tussen binnenstad en spoor Leuven 2003 / Philippe Samyn and Partners Architects & Engineers Gent – Amsterdam, Ludion, 2005.
Huis van de Stad / Lommel Lommel, Stadsbestuur & Bureau Crepain Binst, 2006.
Tendenze dell’ architettura contemporanea / Belgio Milano, Electa, 1993. Een nieuw hart voor Gent / Internationale Ideeënwedstrijd voor de Centrumpleinen Gent, 1988.
Lens°Ass architecten Tielt, Lannoo, 2003.
MARC DUBOIS
Vincent Van Duysen – Complete Works Tielt, Lannoo, 2010. London, Thames & Hudson, 2010.
Philippe Samyn / Architecture and Engineering 1990-2000 Bazel / Berlijn / Boston, Birkhäuser, 1999.
Álvaro Siza in Maastricht i.s.m. Huub Smeets, Álvaro Siza Maastricht,Vesteda Architectuur, 2001.
New Orleans Álvaro Siza Rotterdam Maastricht,Vesteda Architectuur, 2010.
Gaston Eysselinck architect en meubeldesigner (1907-1953) i.s.m. Hervé Demeyer, Lieven Daenens Álvaro Siza Gent, 1978. Milano, Federico Motta, 1997. New York, Whitney Library of Design, 1998. Buismeubelen in België tijdens het Interbellum Gent, Design museum Gent, 1987.
De rijwoning in Vlaanderen Tielt, Tijdschrift Vlaanderen, nr. 259, 1996.
Stations & Steden / Eurostation 10 jaar onderweg i.s.m. Evert Lagrou Brussel, Eurostation, 2003. Crematorium Heimolen / Claus en Kaan Architecten Amsterdam, Prototype Editions, 2010.
49
50
Scaldissluishuis Ontwerpers: ar. Aurelie De Smet ism beeldend kunstenaar Freek Wambacq Ondersteuning: ar. Thomas Serck (begeleidend architect), ir. Pascal De Muynck (studie stabiliteit) en ir. Piet Delagaye (studie technieken) Opdrachtgever: W&Z nv en Stad Gent Meesterproef 2005 - In uitvoering De opdracht omvat het ontwerpen van een multifunctioneel dienstgebouwtje bij de nieuwe sluis ter hoogte van de Oude Beestenmarkt, in het kader van de heropenlegging van de Nederschelde. Het gebouwtje bevat de hydraulische groepen voor het openen van de sluisdeuren, de bijhorende electriciteitskasten, een uitkijkpost voor een occationele sluiswachter en een publiek sanitair. De locatie is bijzonder: men bevindt zich hier op aan de historische samenvloeiing van de Leie en de Schelde en langs een aantal belangrijke assen doorheen de stad Gent (P-, wandelen fietsroutes). Hierdoor werd meer gevraagd dan een louter functioneel gebouw. Er werd voor gekozen te spelen met het idee van ‘publiek / privé’ en ‘laten zien / verbergen’. Gelegen op een publiek plein geeft het gebouw overdag haast niets van zijn functie prijs. 's Nachts wordt de schijnbaar monoliete gevel echter translucent en schemert de inwendige organistatie van het gebouw door op het plein.
Om dit effect te bekomen wordt het gebouw voorzien van een vliesgevel, die wordt losgekoppeld van de stalen draagstructuur. Het gevelmotief, dat door middel van zeefdruk aangebracht wordt op de beglazing, verwijst naar het textielverleden van de stad Gent. Door het toepassen van aloude weef/knoop technieken op een alternatieve, hedendaags wijze, worden op impliciete wijze, heden en verleden in het gebouw verenigd. De motieven werden ontworpen tijdens een workshop met de studenten textielontwerp van het KASK te Gent.
AURELIE DE SMET
The Role of the Temporary Use of Voids in Urban (re) Development
Onderzoeker: Aurelie De Smet Promotor & copromotor: Bruno De Meulder (ASRO, KU Leuven) & Kees Doevendans (Bouwkunde, TU/e) Assessors: Maarten Loopmans (SEG, KU Leuven) & Isabelle Doucet (MSA, Manchester University) Het project ‘The Role of the Temporary Use of Voids in Urban (re)Development’ onderzoekt de rol van tijdelijk gebruik van leegtes in stedelijke (her)ontwikkeling. Door sociaaleconomische ontwikkelingsprocessen is de ons omringende ruimte voortdurend aan veranderingen onderhevig. In (en rond) de steden worden maatschappelijke veranderingen echter vaak geconfronteerd met de inertheid van de gebouwde omgeving. Dit kan resulteren in ‘storingen’ in de continuïteit van het stedelijk weefsel, zoals kan worden ervaren op plekken van conflict of verloedering en leegte. Het aanpassen en zich opnieuw toeëigenen van dergelijke plekken neemt tijd in beslag. Hierdoor zullen steeds een aantal groot- en/of kleinschalige plekken in steden ‘in transitie’ zijn. Dergelijk plekken, verlaten door een vorige functie of gebruiker en niet meer (of nog niet) aangepast aan de eisen van de hedendaagse maatschappij, lijken binnen de gangbare ruimtecyclus nutteloos (en dus waardeloos) te zijn. Ze belanden als het ware in een soort tussentijd, een soort pauzefase wat betreft functionaliteit. In dit onderzoek concentreren we ons op dit soort plekken die we - in navolging van de Graaf en Bomas (2004) - als ‘pauzelandschappen’ benoemen. Pauzelandschappen kunnen zowel publieke als private, grootschalige als kleinschalige en bebouwde als onbebouwde plekken zijn, maar ze hebben als gemeenschappelijk kenmerk hebben dat ze door
het vorig gebruik (of de vorige gebruikers) zijn verlaten en dat een toekomstige functie ervoor nog dient bepaald te worden of om een of andere reden op zich laat wachten (bv. door de termijnen van lopende planningsprocessen, financiële complicaties,…). Uit eerdere studies - zoals het ‘Urban Catalyst’project (Overmeyer, 2007) - blijkt dat (tijdelijk) leegstaande plekken in het stedelijk weefsel uitnodigen tot spontane en alternatieve activiteiten en creëren op die manier kansen aan een spectrum van bewoners en gebruikers van de stad om zich te uiten en bij te dragen aan het stedelijke leven. Deze ‘leegtes’ blij-ken hierdoor, in afwachting van of vooruitlopend op herbestemming en gepland gebruik, tal van kansen en mogelijkheden te bieden voor tijdelijk gebruik en tijdelijke gebruikers. Daarnaast blijken dergelijke activiteiten echter ook een belangrijke bijdrage te kunnen leveren aan de toekomstige ontwikkelingen op deze sites
(Overmeyer, 2007). Terwijl tijdelijk gebruik doorgaans geassocieerd wordt met vrije invulling en zelforganisatie, onderzoeken we in dit project aan de hand van de vraag: ‘Hoe kunnen praktijken van tijdelijk gebruik van stedelijke leegtes bijdragen tot de hedendaagse stedelijke (her)ontwikkeling?’ of uit dergelijke praktijken structurele voorstellen voor vernieuwende stedenbouwkundige strategieën kunnen afgeleid worden. En of het mogelijk is om tijdelijk gebruik van leegtes bewust in te zetten om stedelijke transformaties te sturen, te beïnvloeden of op gang te brengen. In het onderzoek wordt gebruik gemaakt van een combinatie van en een wisselwerking tussen theoretische en empirische onderzoekmethoden. Enerzijds wordt een theoretische studie rond de kenmerken, betekenis en potenties van lege plekken in de stad en de stedenbouw gecombineerd met de studie van een aantal opkomende praktijken en strategieën in stads(her)ontwikkelingen
ontstaand vanuit een (sociaal) geëngageerd activistische veld (bijvoorbeeld door het bekijken van het werk van city mine(d) in Brussel, aaa in Parijs, Laboratorium van de Tussentijd in Nederland, Stalker in Italië en Supertanker in Kopenhagen). Anderzijds concerteren we ons, in het empirisch gedeelte van het onderzoek, op concrete voorbeelden van tijdelijk gebruik. Aan de hand van case studies worden de verschillende types en processen van tijdelijk gebruik bestudeerd: de bepalende factoren ervan worden bloot gelegd, de betrokken actoren in kaart gebracht en de impact ervan op de omgeving bestudeerd. 51
Rajesh Heynickx
52
r e
Š Karen Loyens i
s
i
m p r
e s
s
i e s
© Conix Architects
53
© Conix Architects, foto Bob Reynders
Perennial (27/5/11 - 8/7/11) a project by Arnaud Hendrickx, Michaël Van den Abeele and Richard Venlet, is a temporary auditorium, thought of as a salon, shaped as an event. The term “perennial” refers to the cyclical blooming of plants, as well as to the notion of universal recurrence of philosophical ideas, through times and cultures. Assuming that future visions are projected memories, sublime and outer worldly perspectives can also be conceived as projected interiors. Perennial as salon and auditorium will function as a model of this hypothesis and the departure point for a vast evening program including Christian Waldvögel, Ettore Sottsass, Jos De Gruyter & Harald Thys, Mark von Schlegell, Giuseppe Terragni, Erik Thys a.o. This project is a part of the research project art as vacancy. Art as Vacancy is supported by Sint Lucas School of Architecture and the Onderzoeksplatform voor Onderzoek in de Architectuur en de Kunsten (OPAK). Art as Vacancy is also the laboratory for a phd-study at the Geassocieerde Faculteit Kunsten en Architectuur (FAK) and the Royal Melbourne Institute of Technology (RMIT). Art as Vacancy starts from a simple observation: during the last two centuries art and architecture have developed their own platforms, resulting in a greater autonomy of both disciplines. Practitioners found space to explore the limits of their respective media and developed a singular, or at least personal, relation to the means of expression embodied in them. As a result, both disciplines developed their proper, independent discourse more clearly than before. It is clear that, despite their autonomy, both disciplines share fields of interest and often deal with similar means of expression. Images top row : Seven Designs for Perennial. These designs were presented at the Graduate Research Conference s2 2011 (GRC-EUR S2 2011) in Ghent as reflective action to explore mechanisms identified in earlier collaborative work. Image left : final design for Perennial. Images left to right : (1) ‘Pro Motion’ 2009, with Gabriël Lester in Z33, Hasselt (2) ‘Isomosis’ 2009, with Michaël Van den Abeele in Etablissement d’en face, Brussels (3) ‘Bonus Malus’ 2009 (4) ‘Chipka’ 2010, Michaël Van den Abeele in Netwerk, Aalst
In this context the research project Art as Vacancy looks at the question: “can expressive mechanisms from the art practice enrich the architectural practice (and vice versa)?” The aim of the project is to confront my architectural practice with that of four exemplary artists chosen for their specific approaches towards architectural topics and space in general: Michaël Van den Abeele, Freek Wambcq, Harald Thys and Richard Venlet. The core of this project is mode-2 knowledge production in the form of transdisciplinary collaborations between each of these artists and myself. Each collaboration aims at the production of an autonomous work in the field of art and architecture. Besides this action, on a more conceptual level, reflection on this action, is stimulated by a method of identifying, naming, exploring and contextualising mechanisms that came forward in the collaborative process. The generative potential of these mechanisms is optimised and explored by new action. This can be through reflective action which is specifically performed for this purpose, or, through new autonomous action in which the implementation of this mechanism is identified afterwards. Inside this framework there have been collaborations with, amongst others: Gabriël Lester (‘Pro Motion’ in Z33, Hasselt), Michaël Van den Abeele (‘Isomosis’ in Etablissement d’en face, Brussels and ‘Bonus malus’ & ‘Chipka’ in Netwerk, Aalst). As a last project in this series of collaborations the choice is made to organise an exhibition combined with seven events in collaboration with Richard Venlet and Michaël Van den Abeele in Wiels, Brussels: Perennial [Arnaud Hendrickx 2011]
54
UYTTERHOEVEN @ WORK: ONDERWIJS, ONDERZOEK en PRAXIS als DRIE-EENHEID
Onderwijs:
Architectuur wordt zowel in de academische wereld als in het beroepsveld nog al te vaak gereduceerd tot ontwerpen. In de eenentwintigste eeuw is een (interieur)architect niet langer alleen maar een meester in de (bouw) kunst. Als ontwerper wordt hij onder meer geconfronteerd met programma’s van eisen en budgetten, met publiek- en privaatrechtelijke regels en reglementen, met contracten en vastgoedconstructies. Als professionele dienstverlener moet de (interieur)architect naast ontwerper, ook ingenieur, (project)manager, jurist, econoom en psycholoog zijn. Hij moet daarenboven ook als ondernemer kunnen functioneren in een steeds competitiever wordende maatschappij. Mijn werkveld situeert zich in deze complexiteit van de uitoefening van het beroep van architect en interieurarchitect. Dit immense werkdomein wordt benaderd vanuit drie verschillende invalshoeken: onderwijs, onderzoek en praxis. Deze drie componenten van mijn professionele activiteit staan niet los van elkaar. Zij vormen een drie-eenheid, waarvan elk onderdeel de andere onderdelen aanvult en versterkt.
In de master Architectuur en Interieurarchitectuur is het noodzakelijk dat de studenten worden voorbereid op hun toekomstige rol als professionele dienstverlener en ondernemer. Dit veronderstelt onder meer een doorgedreven kennis van het verbintenissen- en zakenrecht, het privaatrechtelijk bouwrecht en het statuut en de deontologie van de architect. Als lid van het onderwijzend personeel ben ik sedert het academiejaar 1999-2000 belast met het onderwijzen van deze materie. In een architectuuropleiding (noch in enige andere opleiding) kan deze leerstof evenwel niet worden gedoceerd vanuit een theoretische ivoren toren. Het is van het grootste belang dat de toekomstige architecten en interieurarchitecten inzicht verwerven in de grote hoeveelheid van juridische regels die hun beroep beheersen en dat zij deze regels kunnen toepassen op een concrete casus. Daarom is de input vanuit de praxis onontbeerlijk. Mijn praktijk als advocaat vormt niet alleen een onuitputtelijke bron van voorbeelden die in de colleges worden verwerkt, maar laat ook toe om de nadruk te leggen op de probleemstellingen die zich in de praktijk voordoen. Een hoogstaand kwalitatief onderwijs op academisch niveau is echter evenmin mogelijk zonder wetenschappelijk onderzoek. Dankzij het wetenschappelijk onderzoek wordt de gedoceerde materie voortdurend geactualiseerd en worden vernieuwende ideeën uitgewerkt. De inzichten die worden verkregen door het wetenschappelijk onderzoek worden aldus onmiddellijk verwerkt in de hoorcolleges. Een aantal publicaties worden ook aangewend als verplichte of aanbevolen literatuur voor de colleges “Management” in de masteropleidingen Architectuur en Interieurarchitectuur. Omgekeerd kunnen vragen en bedenkingen van kritische studenten leiden tot nieuwe onderzoeksvragen.
Praktijk: Onderzoek: Mijn passie voor onderzoek vindt zijn oorsprong in het laatste jaar van de opleiding licentiaat in de rechten aan de K.U.Leuven. De rechtsvergelijkende studie die ik schreef in het kader van het seminarie personen- en familierecht werd bekroond met de APR-prijs 1993 en vormde meteen de aanzet voor mijn doctoraatsproefschrift. De afronding van dit proefschrift binnen een termijn van twee academiejaren, werd door het toenmalige departementshoofd als voorwaarde opgelegd bij mijn aanwerving als assistent aan het departement Architectuur Sint-Lucas in 1999. Sedertdien is het aandeel van wetenschappelijk onderzoek in mijn takenpakket aan het departement alleen maar toegenomen. Dankzij de samenwerking met het Centrum voor Bouwrecht van de K.U.Leuven werd ik betrokken bij een aantal belangrijke onderzoeksprojecten die onder meer leidden tot het Handboek Bouwrecht en de Codex Bouwrecht die beide onmisbare instrumenten zijn geworden zowel in het academisch onderwijs als in de rechtspraktijk. Inmiddels ben ik auteur of medeauteur van meer dan zestig wetenschappelijke publicaties voornamelijk op het vlak van het privaatrechtelijk bouwrecht en het statuut en de deontologie van de architect. Mijn onderzoeksactiviteiten breidden zich inmiddels ook uit tot het cohoofdredacteurschap van het Tijdschrift voor Bouwrecht en Onroerend goed en het copromotorschap van het doctoraatsproefschrift van collega Nele Boussemaere. Tevens ben ik reeds geruime tijd lid van de Onderzoeksraad van het Sint-Lucas Architectuur. Wetenschappelijk onderzoek moet mijns inziens echter steeds een maatschappelijke en/of praktische relevantie hebben. Zoals reeds uiteengezet, draagt mijn onderzoek bij tot een verbetering van het onderwijs. Een aantal publicaties zijn onder meer gericht op het onderwijs. De Codex Bouwrecht en mijn boek Bouwstenen van het recht, die niet alleen aan Sint-Lucas Architectuur, maar ook aan andere onderwijsinstellingen worden gebruikt, zijn hiervan treffende voorbeelden. Hoewel wetenschappelijk onderzoek zich per definitie niet beperkt tot toegepast onderzoek, is het mijns inziens van belang dat mijn wetenschappelijke onderzoek rechtstreeks dan wel onrechtstreeks een bijdrage levert tot het werkveld van de architect of tot de rechtspraktijk in verband met bouwen en vastgoed.
In juni 1994 legde ik de eed af als advocaat bij de balie te Antwerpen. Van bij de aanvang van mijn loopbaan als advocaat heb ik mij in het bijzonder toegelegd op het bouwrecht in de ruime zin van het woord. Tot mijn expertisedomein behoren onder meer het privaatrechtelijk bouwrecht (overeenkomsten, taken en aansprakelijkheden van de bouwpartners, Woningbouwwet), ruimtelijke ordening, overheidsopdrachten, het statuut en de deontologie van de architect, architectenvennootschappen, de invloed van het mededingings- en consumentenrecht op het bouwgebeuren en verzekeringen in de bouwsectoren. Mijn praktijk bestaat hoofdzakelijk in het verlenen van juridische adviezen, het onderhandelen van bouw- en vastgoedcontracten en het behandelen van geschillen zowel voor de burgerlijke rechtbanken, als voor tuchtrechtelijke en administratieve rechtscolleges. Als advocaat was ik betrokken bij een aantal recente belangrijke juridische ontwikkelingen op het vlak van architectuur, zoals de totstandkoming van de wet van 15 februari 2006 betreffende de uitoefening van het beroep van architect in het kader van een rechtspersoon, het KB van 25 april 2007 betreffende de verplichte verzekering van architecten, het arrest van het Grondwettelijk Hof van 12 juli 2007 en het advies van de Commissie Onrechtmatige Bedingen betreffende onrechtmatige bedingen in architectenovereenkomsten. Mijn mandaat als onderzoeker heeft een rechtstreekse invloed op de wijze waarop ik het beroep van advocaat uitoefen. De know-how die wordt verworven in het wetenschappelijk onderzoek is van onschatbare waarde voor de dagelijkse praktijk als advocaat. Mijn wetenschappelijk onderzoek wordt verwerkt in de behandeling van concrete dossiers, in het bijzonder bij het opstellen van conclusies en adviezen, waarbij de inzichten als onderzoeker worden getoetst aan de praktijk. Dit kan op zijn beurt dan weer leiden tot het verfijnen of bijstellen van bepaalde standpunten, of het ontdekken van nieuwe probleemstellingen die dan later weer het voorwerp van wetenschappelijk onderzoek zullen uitmaken. De didactische competenties die ik ingevolge mijn mandaat als docent heb verworven, zijn eveneens bijzonder nuttig in mijn baliepraktijk. In besprekingen met cliĂŤnten kunnen complexe probleemstellingen en regelgevingen worden uitgelegd op eenzelfde wijze als aan studenten. In het bijzonder in mijn hoedanigheid van lid van het zelfstandig academisch personeel van het departement Architectuur Sint-Lucas Architectuur werd ik eveneens aangesteld als lid van de Stagecommissie van de Orde van advocaten te Antwerpen.
55
CHOTIMA AG-UKRIKUL
Research What can architecture and urban designers learn by looking at the urban experience of Eating out in Urban Places? Eating is the fundamental activity that involves everybody every day; and the everydayness of this subject is powerful. In this research the focus is on “Eating out “which mainly looks at the practice of eating that takes place outside of private domains. And urban places are the spaces where people meet and share their human activity while they are active in urban areas. These ordinarily places became “the places” for the locals through their own human situations, events, meanings, and experiences. This research is interested in finding out “What are the elements that make up those particular experiences?” The aim is to learn and to translate these experiences and their atmospheres into designer language that is tangible for designers. In the broader sense the aim is also at opening up a designerly way of looking, listening and thinking to understand the real world and to initiate alternative design tools and theories. The particular attention will be not only on the spatial aspects, but also the social and the cultural aspects surrounding eating activities in relation to the places.
Teaching
concept 1 : READING
concept 3 : REFLECTION THROUGH DESIGN
I have participated in many interesting design studios Sint-Lucas School of Architecture since 2006. And here is my latest involvement with the urban-architecture-design studio (uAD) during 2010 Fall Semester for which I have been working as design studio instructor with Livia de BĂŠthune.
The students started their own first-hand exercise of visiting Brussels Canal, which involved a thorough reading of the environment by using different methods of mappings and reading by means of designing. The students were encouraged to understand the complexity of the Brussels Canal area through these exercises. The study area was between the Ninoofse Poort and the Vaartdijk. Specific attention was given to the numerous un- or underused and informal spaces in this former industrial quarter.
Taking what the students have learned from these experiences, they prolonged their research by design for seeking answers to stimulate transition in this complex urban area, through the development of an architectural project. The potentials of the area and its inhabitants thus acted as the basis for research by design.
This design studio was about how to involve the analysis and exploration of Brussels Canal Area through the lens of international architecture students. It aimed at creating meaningful environments not only for the new incomers, but also for the current inhabitants. Their everyday life, their needs and their desires had to be taken into account for proposing alternative urban design projects. The focus site of this studio is on the Brussels Canal area, more particularly, the borders of the Brussels Canal in Anderlecht. Since the nineteenth-century these areas were surrounded with industrial areas that were then transformed into marginal trade activities. This area is confronted with various problems such as high unemployment, poverty, insecurity and wastelands. In recent years, the interest grew for the Brussels Canal waterfront sites. These sites offer experiences and vistas of the canal and moreover, they are within the walking distance of the city center. Motivated with this reality, we decided to initiate an uAD studio to open up a designerly discussion on the opportunities and challenges of this area. And through different exercises, the students were encouraged to explore different ways of transforming their individual “designerly ways of seeing� into actions that reflect and express their findings. Here are 3 main concepts that structures this design studio:
concept 2 : COMMUNICATING As an experiment on the communicative power and meaning of temporary urban interventions the students designed temporary installations along the Brussels Canal. During the interaction week (week 8) the students built their proposals on the sites, and researched in a designerly way how these temporary installations can act as a trigger for communication with the quarter and its inhabitants and users.
56
provinciaal sportcentrum “de boerekreek” architectuur Coussée & Goris architecten I structureel ontwerp Studieburo Mouton I opdrachtgever Provincie Oost-Vlaanderen I aannemer Strabag I ligging Sint-Janstraat 142 Sint-Jan-inEremo Het complex ligt ingebed in een middeleeuws polderlandschap met dijken en kreken. Drie vleugels – een met slaapvertrekken, een refter en een manège – omarmen in een strakke U-vorm een centrale binnenkoer, doorsneden door een lange, statige drinkbak. De manège doorbreekt het weerkerende ritme van colonnades en populieren en is als een groeiende en krimpende schuur die zich aanpast aan haar onderliggende ruimte. De structuur van de manège werd vormgegeven in spanten die dit groeien van de ruimte volgen. De spanten lijken identiek, maar zijn elk aangepast aan de groeiende ruimte. Door de structuur van de spanten met zorg voor architectuur en ruimte uit te werken benadrukken ze de architecturale ruimte. De gewenste ruimtelijkheid dicteert de spanten, maar ze zijn omgekeerd ook zeer bepalend voor de ruimte, en staan op deze manier ook ten dienste van de architecturale uitstraling. (tekst © Véronique Boone)
havenhuis antwerpen architectuur Zaha Hadid architects (i.s.m. Bureau Bouwtechniek) I structureel ontwerp Studieburo Mouton I opdrachtgever Gemeentelijk Havenbedrijf Antwerpen I ligging Kaai 63 Antwerpen
spant west (plan Sv25) spant midden (plan Sv26) spant oost (plan Sv27) windverband vierendeel en dwarsspanten (plan Sv28) kolommen binnenkoer (plan Sv29) beton (fundering, trapkoker en brug)
havenhuis © Zaha Hadid Architects
Het nieuwe havenhuis bestaat uit 2 gebouwenentiteiten: een beschermde voormalige brandweerkazerne en een imposante balkvormige nieuwbouw. Het langwerpig nieuw te bouwen volume met een uitgesproken sculpturale vorm is ongeveer 105m lang en 4 bouwlagen hoog. Het zweeft als het ware boven het bestaand gebouw. Haar steunpunten zijn een betonnen trappenkoker en vier stalen kolommen op de binnenkoer en een hellende sculpturale betonnen voorpoot op het voorplein. Op funderingsniveau zijn de verschillende steunpunten met elkaar verbonden zodat enkel verticale krachten naar de palengroepen overgedragen worden. De staalstructuur van het bovenvolume bestaat uit drie vakwerkspanten die drie bouwlagen hoog zijn. Het middenste spant is vlak, terwijl de twee gevelspanten geplooid zijn rond één van de diagonalen. Boven de verschillende steunpunten bevinden zich dwarsspanten die samen met de windverbanden in de laagste kantoorvloer en het dak het volume buig- en torsiestijf maken.
guy mouton
57
Jo Van Den Berghe
life is a narrow passage between an endless sea and an endless sea
a column a beam
58
the birth of a vault
ROLAND PIFFET foto linksonder : Filip Dujardin foto’s : Koen Van Damme
59
60
illegal house in Tirana, Albania [2011]
hugo vanneste
61
passive house in Sint-Amandsberg, Belgium [2011]
Image taken on 23rd of January 2011 when coming back from the EAAE Research Committee meeting in Milano, Italy.
Image taken on 9th of March 2011 during ERASMUS staff mobility to the Estonian Academy of Arts, Tallinn, Estonia.
Johan Verbeke
62
1
2
2015 : one third of the world’s population lives in a long distance traffic speeds up (short distance traffic slows down) People move faster, cities mix cultures The
city
city as the interface between people
Cultural mingling becomes important
for cities of all scale
as a trendy branding-item, but also in reality
we believe in
cosmopolitan city structures
in open ended thinking the wonderful world introduces what we don’t know yet The building embodies different characters People move faster, the needs evolve rapidly, families often change we consider buildings to be open ended + a (self-) expressing infill the amazing life anticipates
what we don’t know yet
3
4
tine van herck 5
6
foto 1: Kangoeroewoning I Asse foto 2: Ontmoetingsgenerator in Jeugd- en cultureel centrum I Hasselt foto 3: Masterplan en reconversie cultuurfabriek l’avenirsite I Lier foto 4: Scenografie Foto Kanal I Brussel. Sint Jans Molenbeek. Anderlecht foto 5: Studio I Brussel foto 6: Woning met kantoren I Leuven foto 7: Gemengd project met kantoren, handel en woningen I Sint Jans Molenbeek foto 8: Co - Housing Rebeca met 6 woningen I Sint Jans Molenbeek (Bart Azare)
7
8
63
architecture in human context
Š Tine Van Herck I PT ARCHITECTEN bvba
www.ptarchitecten.be
Mario Matthys
communicatie
Evaluatie
Analyse
Ontwerp
afb 1
afb 2
afb 3
afb 4
afb 6
“3D-G.I.S.” ter optimalisatie van ruimtelijk beleid (Inspiratie en coördinatie)
Holistisch verhaal van digitale 3D-data-inwinning met hoge nauwkeurigheid tot diverse bruikbare resultaten in een iteratief proces van ruimtelijke analyse, ruimtelijk ontwerp, ruimtelijke evaluatie, en ruimtelijke communicatie (afb 1) Data-Input [Verzameling van 3D-data] • Van op de grond via terrestrische 3D-scanning (afb 2) • Al rijdend via mobile scanning • Van uit de lucht met lidar-scanning (afb 3) 2. Data-verwerking [Verwerken van 3D-basisdata tot bruikbare producten] - Omzetten van digitale puntenwolken tot vectormodellen (afb 4) - Opladen van 3D-modellen met G.I.S.-attributen (Geografisch Informatie Systeem)
(door reconstructie van historische ruimtelijke sites) en prospectie van de toekomst (door elk ontwerp van ruimtelijke ontwikkeling eerst in 3D te ontwerpen en in te passen in het digitale stadsmodel) in beeld.
3. Data-output [De 3D-resultaten worden via diverse interfaces ter beschikking gesteld] - 3D-C.A.V.E. (Computer Aided Virtual Environment) (afb 5 op linkerpagina) - D.I.R.I.-Gent (Digitaal Interactief Ruimtelijk Informatief Gent) - Gebruik van joystick bij digitaal ontwerpen - Interactieve webomgeving - 3D-game engine - Rapid prototyping (afb 6) - warmte- en geluidsstudies, en diverse spinoff toepassingen
proces van de digitale bouwaanvraag in 3D detectie • data input • dataverwerking • data-output
geplande mutatie geactualiseerde 3D basiskaart
aanpassing kaart
afb 7
“GENT3D wordt financieel ondersteunt door de Stad Gent, AGIV (Agentschap Geo-informatie Vlaanderen) en EFRO (Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling).”
G.I.S.
bouwintentie
geobasisdata
vergunning
individuele bouwaanvragen
juridisch procedureel
overheid
organisatorisch
controle
afb 8
ruimtelijke databank
digitaal
architect
bouwen
architect
afb 5
Via deze ruimtelijke databank kan men in de toekomst de Stad reconstrueren en virtueel weergeven zoals ze er in een bepaald jaar uitzag, bvb in het jaar 2075 opvragen hoe Gent er in 2035 uit zag, zoals men vandaag een stamboom uit bevolkingsregisters kan afleiden.
C.A.D.
bouwaanvraag
Ruimtelijke innovatie met Efro-middelen (Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling) in Stad Gent. Dit project is de case van doctoraatsonderzoek aan de Hogeschool Wetenschap en Kunst. Een 3D-stadsmodel actueel houden door invoering van de digitale drie-dimensionele bouwaanvraag (afb 7). De 3D-ontwerpen van architecten voeden op die manier het stadsmodel en op hun beurt kunnen architecten dan steeds het geactualiseerde stadsmodel als ruimtelijk kader gebruiken. De digitale kloof tussen de C.A.D.-omgeving van de architect en de G.I.S.-omgeving van de overheidsdiensten wordt gedicht via een e-government applicatie voor uitwisseling van ruimtelijke data. (afb 8) Digitale, juridische, organisatorische en procedurele aspecten worden onderzocht (afb 9) Een ruimtelijke databank simuleert de tijdsdimensie in ruimtelijk ontwerp en beleid. (afb 10) Evocatie van het verleden en prospectie van de toekomst in beeld.
64
overheid
afb 9
afb 10
sint katelijne waver
brussel
oostende
tienen
rozemaai
sint katelijne waver
ieper
overijse
leuven
sint niklaas
meise
brussel
brussel
neerpelt
hoeilaart
hoeilaart
schaarbeek
deurne
tildonk
Ontwerp- en studiebureau voor Stedenbouw, Architectuur, Renovatie, Interieur en Onderzoek, sinds 1983 werkzaam. Het bureau wil vernieuwend zijn en werkt met verschillende disciplines en met externe medewerkers. Voor elke opdracht streeft men naar een optimaal en hedendaags ruimtelijk concept. De eigenheid van het bureau ligt niet zozeer in de aard of de grootte van de opdracht, maar veeleer in de ruimtelijke benadering en de specifieke stedenbouwkundige en architecturale aanpak van elke gestelde problematiek.
architectenbureaujanmaenhout- architecten & planners Jan Maenhout architecture office is active in the fields of urban planning, architecture, interior design and research projects. The innovative office, established in 1983 works regularly with external partners in various disciplines. In every design, we aim to create an optimal contemporary spatial concept. The individuality of the office lies, regardless the scale of the project in the specific urban and architectural approach to deal with any arising problems with an applicable and architectural approach.
antwerpen
antwerpen
brakel
65
duffel
overijse
schaarbeek
schetsen is denken met je handen
woning RH—Aalter woning + praktijk JM—Kruishoutem
1990
2000
verbouwing woning + appartement DM—Oostende woning GH—Bambrugge
verbouwing woning + kantoor PL. Engin—Deinze
2010
66
Dany Herteleer
EUROPAN LAUREATEN martine VALEMBOIS luc DE VOS
HH2 : ideeënwedstrijd voor 2AR i.s.m.VHM Studenten zetten hun engagement tegenover– en hun visie op de maatschappij om in innovatieve ideeën omtrent huisvesting
Ba2A, Ba3A peer-assessment
on the edge
inbetween martine valembois
brug SUBURBIA Foto’s :V. KINT HH4 : ideeënwedstrijd voor 2AR i.s.m.VHM op basis van 5 thema’s : - Wonen langs luchthavens — Wonen op overstromingsgebied — Wonen langs snelwegen — Transit-woningen — Recup-Re-use– Reduce
67
1AR sem1 december 2005
Ooit hebben wij het architectonisch ontwerp beschreven als een ‘gedachte ruimte’. Een ruimte die in de verbeelding van de ontwerper wordt gedacht als de omgeving waarin één of meer verhalen plaats kunnen vinden. Mogelijke verhalen, die zowel behoren tot de dagelijkse fictie als de eeuwige realiteit. En omdat elk verhaal heen en weer beweegt tussen hier en daar, onder en boven, op en naast, voor en achter, binnen en buiten, hebben we voor de ontwerpmatige concretisering hiervan drie ruimtelijke categoriën ingevoerd en samengevat met de woorden: bodem, horizon, hemel. Ontwerpen is het in gedachten bewerken van onze ruimtelijke relatie met bodem, horizon en hemel.
Later hebben we dit theoretisch uitgangspunt aan de onbevangen creativiteit van eerstejaarsstudenten kunnen toetsen. Om didactische redenen werd de bodem beperkt tot een eiland, de horizon was de einder van de zee en de hemel, de hemel was blauw. Met eenvoudige ingrepen werd de bodem bewerkt, werden hoogtes en laagtes gecreëerd, bruggen en aanlegsteigers gebouwd. Met hoge en lage vlakken en volumes werden plekken afgebakend en doorgangen gemaakt. Met alle denkbare en ondenkbare vormen werden daken en luifels geconstrueerd, werd het gebeuren op menselijke schaal gebracht en beschut. Bodem, horizon en hemel werden tot een Theatereiland bewerkt.
N VA
DE V N DEL E O
Een introductie in het architectuurontwerpen
G HU O
BODEM, HORIZON, HEMEL
Sommige studenten werkten vooral met pen en papier, anderen maakten ook maquettes en nog anderen werkten graag digitaal. Wij ontdekten dat onze invalshoek voor die laatsten een bijkomende meerwaarde opleverde. Want ondanks hun nog beperkte ervaring trapten zij niet in de valstrik van het digitaal ontwerpen. Zij haastten zich niet om snel een virtuoze presentatietekening te maken. Zij reduceerden het architectonisch ontwerpen niet tot het decoreren van een doos maar dachten na, voelden de plek en definieerden zoals een dichter, woord op woord - de ruimte van het menselijk gebeuren. Maar wat als het gebouw een doos is? Als het gebeuren een gebouw vereist met een afgesloten binnenruimte? Kunnen we dan nog steeds vermijden dat ze een doos decoreren en de ruimte van het gebeuren vergeten? Onlangs kregen we de kans om dit uit te zoeken. We zouden deze keer alle studenten digitaal laten ontwerpen, maar niet zonder een inhoudelijk relevante werkmethode en duidelijke afspraken.
- Omdat de meeste eerstejaarsstudenten nog weinig of geen ervaring hebben met digitale technieken kozen we voor Sketchup. Sketchup is voor iedereen direct beschikbaar en het laat hen toe om zonder veel voorbereiding snel en intuïtief te ontwerpen. - Om binnen de gegeven tijd snel ter zake te komen werd hen een willekeurige indeling, een banaal ‘grondplan’ aangeboden. Het ‘grondplan’ werd gekanteld tot een doorsnede die zij naar willekeur konden extruderen, schaal geven en ruimtelijk interpreteren. - Overeenkomstig de drie ruimtelijke categorieën Bodem, Horizon, Hemel lieten we tenslotte de ‘doos’ exploderen. De vloerplaat werd losgemaakt en als Bodem verder bewerkt. Voor- en achterwand werden weggenomen zodat de interne ruimte zichtbaar werd en van binnenuit het uitzicht op de Horizon veranderde, de dakplaat werd losgemaakt en bewerkt wat nieuwe relaties met de Hemel mogelijk maakte. Van bij het begin werd gevraagd hierin een parcours te ontwikkelen. Met het uiteen-
halen van de doos en de afzonderlijke bewerking van de drie categorieën, werd het parcours gaandeweg meer inzichtelijk, ruimtelijk en afwisselend. De doos werd een tentoonstellingsparcours, een museum. Het resultaat - zoals te zien in de beelden - is geen ‘echt’ ontwerp, eerder de grafische neerslag van een ontwerpoefening in het eerste jaar Architectuur. Het was ons niet te doen om een reële ontwerpsituatie te simuleren. We wilden met deze aanpak de studenten vooral middelen aanreiken om het ontwerpen beter te begrijpen en inzichtelijk te kunnen oefenen. Zeker wanneer we preliminaire basisprincipes van het ontwerpen willen aanbrengen kunnen digitale technieken zoals Sketchup een ondersteunende en stimulerende rol spelen. Een introductie in het architectuurontwerpen, voor geïnteresseerde kandidaat-studenten bijvoorbeeld, is op deze wijze zelfs online als vorm van afstandsonderwijs denkbaar.
68
1
2
4
3
d i rk h u y l e b ro u c k 1: Bezweerder van de “Wiskunst” (zie www.wiskunst.be). 2: Ziet alles door een wiskunstige bril, zelfs zonder bril. 3: Editor bij “The Mathematical Intelligencer”, met bijdragen over bezienswaardigheden voor wiskundigen; de bijdrage over Alan Turing leidde samen met andere acties tot de officiële verontschuldiging van de Eerste Minister van Groot-Brittannië. 4: Zijn recentste boek handelt onder andere over het verband tussen wiskunde en muziek. 5:Voordrachtgever over, onder andere, “ongebruikelijke wiskundige voorstellingen”; hier een bewijs dat wiskundigen zweven (foto European Space Agency). 6: Beëdigd epibrator (foto: verkoop pizza’s aan 3,14 euro op 14 maart). 7: Criticus en bewonderaar van de gulden snede en andere plastische getallen (foto abdij Vanderlaan). 8: Afrika + Wiskunde: een boek, een optreden, ‘whatever’, ter promotie van de oudste vondst van de wiskunde: het Congolese Ishangobot.
5
6
69
7
8
De stedelijke woonmozaïek “The urban community is neither an undifferentiated mass nor a haphazard collection of buildings and people. In the residential differentiation of the city the urban fabric comes to resemble a ‘mosaic of social worlds’. Similar populations cluster together and come to characterize their areas” (Timms, The urban mosaic, Cambridge 1971).
Groei van de stad volgens de Chicagoschool, jaren 1920 Bron: Burgess, E. in Park, E., Burgess, E. & R.D. McKenzie, The city, Chicago, 1925.
Een wandeling leert ons dat de stad en haar ruime omgeving geen ongedifferentieerde massa vormen. Wijken verschillen. Ze vormen als het ware een mozaïek met zeer verschillende vormen en kleuren, inclusief de impressie dat gelijke bevolkingsgroepen bij mekaar (gaan) wonen. “Soort” lijkt bij “soort” te wonen, arm bij arm, rijk bij rijk, grote gezinnen bij grote gezinnen, kleine bij kleine… Deze mozaïek, deze sociaalruimtelijke structuur van de woningmarkt, zorgt voor de verdeling van de verschillende bevolkingsgroepen over de stad. De woningmarkt is een sorteringmechanisme. Bovendien leert de opgebouwde kennis ons – zonder dat dit in absolute termen geldt omdat dagdagelijks wordt gebouwd en verbouwd– dat de sociaalruimtelijke patronen, dit zijn de onderlinge verhoudingen van de verschillende “soorten” buurten en wijken, vrij persistent zijn.
Het is rond de vaststelling van het bestaan van deze persistentie, van de inertie van de gebouwde omgeving en haar sociaalruimtelijke vertaling, dat de cursus ‘Processen’ en het keuzevak ‘Ruimte en macht’ (samen met C. Newton) is opgebouwd. We gaan op zoek naar de oorzaken van de stedelijke patronen en de daarmee gelieerde problemen en dit in relatie tot de sociaalruimtelijke structuur van de woningmarkt, de residentiële differentiatie die residentiële segregatie wordt en door het beleid wordt bestreden. De gedachtegang die ontwikkeld wordt, combineert erfenissen van verschillende benaderingen. Dit resulteert in een verklaringsmodel. Economische ontwikkelingen, culturele fenomenen en de politieke keuzen die doorheen de tijd zijn gemaakt, worden in relatie gebracht met de weerbarstigheid van de stedelijke woonmozaïek. We hebben daarnaast
Foto 19de-eeuwse gordelwoning Gent Foto: Pascal De Decker
PASCAL DE DECKER
Antwerpen, aandeel woningen met een oppervlakte kleiner dan 55m², 2001 Bron: C. Kesteloot, ISEG-KUL
ook aandacht voor de rol van vele spelers op het middenveld: dit betreft niet alleen (o.a.) de rol van gemeentebesturen, sociale huisvestingsmaatschappijen of de vakwereld, maar ook de handelingen van de vastgoedsector en kredietverstrekkers. Finaal gaan we ook na wat de wensen, keuzen en ergernissen van de bewoners zijn en in welke mate deze woonpatronen het gedrag van mensen beïnvloeden.
rechtsboven: “In een wachtlijst kunnen we niet wonen”, manifestatie voor Vlaams parlement rechtsonder: “Laat toch alle hoop varen”, graffiti in Nieuw Gent Foto: Ellen De Mey & Sandra Sulmon
70
Teaching Universal Design at Sint-Lucas Architecture, Belgium: a people-centered approach UNIVERSAL DESIGN AND ARCHITECTURAL STUDIES: THE EUROPEAN DIRECTIVE
Europe is currently shifting its perspective towards people with (dis-)abilities by adopting a ‘new paradigm’ of design and of service and opportunities. Under this new paradigm the environment of the individual with (dis-)abilities is seen as the ‘dis-abler’ and not solely the person him- or herself. The following question should be asked at the beginning of any design task: How can a product, a graphical message, a building, a public space, etc. be both aesthetic and of optimal use for an as large as possible group of persons? In 2001 the Council of Europe adopted Resolution ResAP (2001) ‘on the introduction of the principles of Universal Design into the curricula of all occupations working on the built environment....’ with, among others, a series of recommendations for higher education. Resolution ResAP (2001): February 15th, 2001 states: “The Universal Design Concept promotes a shift to more emphasis on user-centered design by following a holistic approach and aiming to accommodate the needs of people of all ages, sizes and abilities, inclu-ding the changes that people experience during their lifespan. Consequently, universal Design is a concept that extends beyond the issues of mere accessibility of buildings for people with disabilities and should become an integrated part of architecture, design and planning of the environment.” The resolution recommends that governments of member states take into account the ‘principles’ of Universal Design in curricula and other matters of education, training and awareness-raising. Since the initiation of the Universal Design Education Project (UDEP.be) in September 2001 by three Flemish schools of architecture, Sint-Lucas Architecture has been continuously developing educational strategies to mainstream the concept and principles of Universal Design in its curriculum.
TEACHING UD AT SINT LUCAS ARCHITECTURE: THE AUTHOR’S FOURFOLD TEACHING TOOL
Situated within the institute’s research project “Universal Design Education Project” (UDEP.be), the design studio, related seminars and workshops are primarily concerned with the current theory and practice of user-centred and user-built concepts of architecture and associated developments in the urban context. Students are expected to adopt a theoretical stance on current issues with particular emphasis on how aspects of universal design may contri-bute to the development of an inclusive society sustained by a user-friendly built environment. To achieve the above goals, the concept and objectives of the Universal Design Paradigm are translated into four interacting and user-driven teaching tools, as follows: a. Awareness training based on bibliographical study; b. Subjective experiencing of the (disabling) man-made environment through simulation exercises (DID and DMSC workshops), c. Learning from practice through Post-Occupancy Evaluation (POE) case studies, and d. Research by Design studio work.
Awareness training based on bibliographical study: By loading up key words and expressions such as accessibility, affordability, inclusive, equity, user-involvement, adjustable, user-friendly, handicap creation, etc., a shift from mere awareness to attitude is nurtured and fostered. Within the group of x number of students, x/2 articles are selected from the current UD bibliography. Each article is critically studied and summarised in the PowerPoint format and presented to the plenum. Upon completion of the theoretical course and workshop, every student is made familiar with the essence of a good selection of universal design literature. Subjective experiencing of the man-made environment: Within the framework of the ‘Designing in the Dark’ (DID) and ‘Designing the Multi-Sensorial City’ (DMSC) workshops, students and teachers take part in the senso-motoric workshop components. Here, the students expe-rience the discomfort of the dis-abling built environment by simulating some sensorial and motorical impairments in the presence of both accessibility experts and impaired end-users. The urban situation of the historical city of Ghent chosen for the simulation and walk-through expe-riences form the spatial and cultural context in which the design tasks usually take place (Fig.1).
Research by Design: To expose our UD approach to an international learning platform, Sint-Lucas’ UD design studios participate in the European ‘Access for All’ competition for European architecture schools, organised by the elevator company Schindler, Switzerland. Although easy access for all is central to the competition’s goal, the scope of the task is much broader. The urban and architectural qualities of internal, external, horizontal and vertical connections to and from all functions must be the same for handicapped and non-handicapped users. Architecture, truly accessible for all, is therefore not limited to adequate door width or ramps in front of public buildings. Obviously, the layout of access ways, individual room sizes, inclinations of ramps etc. must meet the published building standards for handicapped people. But by simply offering mechanical transport to serve the disabled, the goals of the competition would not be accomplished (Fig.2).
TO CONCLUDE
Learning from practice: Post-Occupancy Evaluation(POE): Post-Occupancy Evaluations are widely used to measure satisfaction with built environments. By means of a POE, fundamental questions can be answered, not only about the structure itself, but also about its underlying design processes. When combined with UD, as Shauna Corry argues in the UD Handbook, “POE and Universal Design are powerful tools in influencing the quality of the built environment. Individually, both can enhance the function and aesthetics of a building. Together, they can begin to provide environments that are supportive, safe, appealing and equal.” Through experiencebased case studies, students prepare for a critical review of Belgian design projects that have recently been headline news in architectural magazines. By simulating a diversity of physical and mental disorders, the students develop the ability to appraise whether a designed environment tends to create or eliminate handicaps. In search of ‘best practice’ examples, the results of each POE are presented as multi-media output. Lively discussions then follow about the designer’s conceptual understanding and attitudes. This is often a sobering experience of the socio-cultural consequences of architecture.
For the Schindler competition’s goals, objectives and results, refer to www.schindleraward.com. Sint-Lucas has been quite successful. Over its four editions, our design studio had one finalist nomination, four runner-ups and one special mention. UD is a contextually integrated universal matter. ‘Universal’ because UD is truly a people-centered concept and applicable to each one of us, both the disabled and non-disabled. Indeed, everyone of us might end up in a ‘handicap situation’ without being physically and mentally disabled. ‘Contextual’ because dealing with the concept requires a full understanding of the spatial and cultural context of the place where it is being introduced and adopted. In other words, approaching the UD concept in relation to issues of integrated accessibility in the West might be entirely different from the approach in the Eastern Himalayas where, for instance, a human being might meet the horizontal and vertical needs of a disabled person rather than designed products such as wheelchairs and elevators. A SELECTION OF PUBLICATIONS BY MARC DUJARDIN
Fig.2: Excerpt from the universal design by Fauve Snauwaert and Thomas Van Campenhout (Design Studio Prof.dr. Marc Dujardin and Tomas Ooms). Special Mention Schindler Award 2008.
Fig. 1: Multi-sensorial experience of the urban environment: The picture views Herman Caulier, one of our visually impaired user-experts, guiding the blindfolded students through the historical city of Ghent. (Photo credit: DMSC-team).
REFERENCES
Moving away from a mere fragmented approach to aspects of accessibility, Sint-Lucas Architecture is committed, in accordance with European resolution RESAP (2001), to further develop ‘Universal Design’ as a mainstream component of its master’s programme in architecture. The primary aim of the UD Programme is to improve the research and design skills of master’s students in architecture in addressing real world problems such as ‘ageing’ and ‘handicap’. Against the backdrop of the European resolution on introducing the principles of Universal Design, the UD programme at Sint-Lucas provides a means to converge and to rethink educational programmes of all institutes that participate in our international UDEP network. For instance, from the viewpoint of teacher mobility, the UD programme offers a unique opportunity to ‘training the trainers’. Indeed, bringing together teachers from different cultural and professional and contextual backgrounds provides yet another way to exchange, compare and critically reconsider educational and research strategies and tools in this particular field of studies. In addition to the content and methods of teaching, however, there is the more global task of raising ‘Universal Design’ awareness among practising and future designers, and of contributing to a rich culture of ‘design for diversity’.
Dujardin, M, and Dua, I (eds.) (2003). Universal Design Education, Brussels, Koninklijke Vlaamse Academie van België voor Wetenschappen en Kunsten. Dujardin, M (2004). Teaching universal design at Sint-Lucas Architecture: AUSMIP students exposed. Paper presented to the Design for All in education conference in co-operation with EIDD Sverige, Stockholm, 7 May 2004. Dujardin, M. (2009), Designing in the Dark: Multi-Sensorial Workshop reconnecting Designers with visually impaired End-users, Paper presented to the Include 09 Conference, Royal College of Art, London, 6 April 2009. Dujardin, M. (2010), End-user Driven Architectural Studies in Belgium through Student Participation in Real Multistakeholder Projects and the Development of a Training Programme for User-experts. Paper presented to the 3rd International Conference for Universal Design in Hamamatsu, Japan, 2 November 2010. Dujardin, M. (2011), Teaching Universal Design at SintLucas Architecture, Ghent, Belgium: A Methodological Prolegomenon. Forthcoming EAAE publication. Dujardin, M. (2011), Learning from Practice: Post Occupancy Evaluation (POE) as a UD teaching tool at Sint-Lucas Architecture, Belgium., Paper presented to the Include 11 Conference, Royal College of Art, London, 19 April 2011. Froyen, H, Asaert, C, Dujardin, M, Herssens, J (eds.) (2006). Ontwerpen voor iedereen: Integraal & Inclusief. Universal Design Toolkit, Brussels, Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap.
MARC DUJARDIN
Teaching Material Culture at St-Lucas Architecture, Belgium: An architect’s approach to Architectural Anthropology ARCHITECTURAL ANTHROPOLOGY: WHAT’S IN A NAME?
By and large, the term Architectural Anthropology may be considered the generic term for all sorts of studies that investigate “the inextricable relationship between socio-cultural systems and rituals, their expression in built form, and the topography of the landscape” to quote Clare Melhuish (1996). Architectural Anthropology emerged as a potential field of research around the mid sixties following new insights and changes in attitude within architecture and cultural anthropological research. Within the discipline of architecture, the harshness of the modernist city, -particularly embodied by the CIAM-doctrine and the global impact of the International Style-, created a climate of introspection and self-criticism. This encouraged young architects to rediscover the interdependence between space, culture and society, particularly by studying traditional dwelling cultures in Asia. For anthropologists, on the other hand, the spatio-temporal dimension and material aspects of culture became increasingly important, following the structuralist approach closely associated with the work of Claude Levi-Strauss. Indeed, the keys to the understanding of culture-specific questions seem to be found more often within the cultural practices that deal with concepts of ordered space and built form and the way they are expressed in material culture. This leads to the following question: What do studies in Architectural Anthropology stand for, and what makes a researcher in architecture into an architectural anthropologist?
ARCHITECTURAL ANTHROPOLOGY FROM THE VIEWPOINT OF THE ARCHITECT
In the introduction to his book From Shinto to Ando: Studies in architectural anthropology in Japan (1993:7) the German architect Günter Nitschke argues that the discourse in the field of architectural anthropology is centred around the work of the German architect-researchers Niels Gutschow, Gerd Auer and Jan Pieper in India and Nepal; two Swiss researchers, Gaudenz Domenig and Nold Egenter; and two German researchers, Manfred Speidel and himself in Japan. In particular,the work of Niels Gutschow and Jan Pieper is a key contribution to the shape of this young field of research. The German architectural anthropologist Jan Pieper, in his article Outline of architectural anthropology in relation to the general history and theory of architecture (1980), argues that the practice of architectural design is basically a ‘process of association which is a powerful argument against a state of mind unaware that architecture might be more than building’. Notwithstanding the praxis-oriented and programmatic aspects of architecture, Pieper states that the question ‘What can architecture potentially be?’ is the fundamental problem of architectural theory. What significance architecture could possibly have, what role it could play and what form it could take, are questions that can no longer be satisfactorily addressed within the limitations of the research field of architectural history and theory. Whenever the potential dimension of architecture as medium of communication is at stake, architecture should be approached as a ‘cultural’ practice. Pieper offers a valuable conceptual and methodological framework for furthering an
investigation of the emerging field of architectural anthropology as a critical force for enhancing an architectural discourse. In seeing a role reserved for the architect to fill this academic gap, Pieper formulates a first outline of the research field of architectural anthropology, as approached from the viewpoint of the architect. Pieper (1980) states: “Architectural Anthropology starts with the idea that every human society builds their habitat in a way which on the one hand reflects the ecosystem, technology, mode of production and ideas about life and after-life of that particular society, while on the other hand it articulates in its particular forms what is a universal phenomenon inherent in any human society.” The field of architectural anthropology is identified by him as a science of case studies, based on extensive in-depth architectural and anthropological forms of fieldwork. Thus architectural anthropology articulates ‘the potential dimensions of architecture’, drawing attention to the study of the spatial aspect of ritual as a collective response to urban form and space.
as exponents of Bhutanese traditionalism. Bhutan moreover presents itself as a territory that still has very much a sense of place. Whereas in the West and elsewhere there is a growing dominance of what Augé calls ‘non-places’ (Augé 1995), the built environment of Bhutan presents us with an overwhelming evidence of the significance of ‘place’, which relies upon practices of habitation and upon memory.
REFERENCES Augé Marc (1995), Non-Places: Introduction to an Anthropology of Supermodernity, London, Verso. Melhuish Clare (1996), ‘Editorial: Why Anthropology’, in Architectural Design (Magazine & Profile: Architecture and Anthropology) Vol. 66 11-12/196,pp.7-8). Nitschke Günter (1993), From Shinto to Ando: Studies in Architectural Anthropology in Japan, London, Academy Editions. Pieper Jan (ed.) (1980), Ritual Space in India: Studies in Architectural Anthropology, London, AARP 17.
DEVELOPING THE RESEARCH FIELD OF ARCHITECTURAL ANTHROPOLOGY: DOCTORAL AND POST-DOCTORAL RESEARCH IN BHUTAN
In my quest to explore the potential role of architecture, the underlying hypothesis is that by studying traditional concepts of ordered space and built form as a definition of space and as a social force, the spatio-cultural identity and the internal dynamics of tradition will be unveiled. In other words, tradition is not a “canon” that lasts for centuries, and should not necessarily strive for cultural immobility. It is my conviction that tradition indeed holds the potential to absorb changes that are vital to the survival of mankind. In the light of the research question and the proposed conceptual framework, how can a detailed study of Bhutan’s traditional dwelling culture contribute to a more dynamic definition of tradition? First from a morpho-typological viewpoint, the polarities of tradition and modernity are embodied in distinct architectural figures of village and city respectively. Second, given the fact that Bhutan succeeded in escaping the big waves of industrialization, colonization, urbanization and globalization until the early 1960s, Bhutan’s tradition managed to survive as a ‘living’ (architectural) tradition in a relatively untainted manner. Lacking an urban tradition of its own, Bhutan’s ‘modern’ condition can be entirely associated with the accelerated import of external concepts of ordered space and the built form. For the average Bhutanese, the urban valley of Thimphu, Bhutan’s present-day capital city (population approx. 25,000 in 1988) truly embodies ‘modern’ Bhutan, although, from a western perspective, Thimphu’s identity is a balance between that of a modernized village and that of a fragmented modernized city of which the ‘hidden modernist agenda’ is never considered as a design parameter. The real fascination of Bhutan as a contextual framework, however, not only comes from the morpho-typological clarity of its architectural figures of village and city. What struck me most is that some of the features that are associated with the ‘transitory’ concept of modernity are more likely to be found in Bhutan’s traditional condition than in its imported version of built space. Indeed, in Bhutan there is presumptive evidence that factors such as change, impermanence, ambiguity, tolerance, deconstruction and reconstruction are celebrated
tecture, campus Ghent. Bhutan is an immensely rich field of study for the student of architectural anthropology and for investigating the interrelation between culture and architecture. Based on the methodology of the doctoral and post-doctoral research work in Bhutan and related cultural contexts (India, Thailand, Nepal,..) a ‘mirror’ is provided to the students to not only study the cultural dimension within the works of contemporary star architects such as Ando and Liebeskind, but also to develop the skills and attitude to investigate the own design process from the viewpoint of Architectural Anthropology. Questions connected to the ‘cultural role and impact’ of one’s design project or the role of architecture as ‘spatial mediator’ within a specific spatio-cultural constellation are central to the course. Architectural Anthropology opens up to a more critical reading of the meaning of architecture as a cultural practice.
A SELECTION OF PUBLICATIONS BY MARC DUJARDIN
TO CONCLUDE
The present study of Bhutan’s traditional dwelling culture is situated within the field of architectural anthropology. Researched by an architect, it is based upon extensive fieldwork in Bhutan, which focused first of all on a meticulous documentation of building and dwelling practices, as well as of some religious rituals related to building. In this approach a detailed synchronic architectural record was complemented by a diachronic follow-up, documenting the changes over time that occurred to specific sites and buildings. The results of this research are presented in two different media: graphics and text. This means that the detailed graphical analyses are not just illustrations accompanying the text, but are to be considered an integral part of the research. They provide the documentary basis that supports the present interpretation of Bhutan’s dwelling culture, but their value extends beyond that. For it is the intention of the author that the collected material can also serve a more general purpose: it can be consulted by other researchers - Tibetologists, anthropologists, historians, sociologists - to answer research questions stemming from other interests and perspectives. Within Sint-Lucas architecture, the author’s personal research work is translated into the master course ‘Material Culture’, as taught by the author within the international Master of Archi-
___(1994), ‘Bhutan’s Human Settlements: The dynamics of Tradition and Modernity’, in Michael Aris Michael & Hutt Michael (eds.), Bhutan: Aspects of Culture and Development, Kiscadale Asia Research Series N°5, Gartmore, Stirlingshire, Paul Strachan, Kiscadale Ltd., pp.137-190 ___(1997), ‘From Fortress to Farmhouse: A Living Architecture’, in Schicklgruber Christian & Pommaret Françoise, BHUTAN: Mountain Fortress of the Gods, London, Serindia Publications, p.61-83. (German edition 1997: ‘Von der Festung zum Bauernhof: Eine lebendige Architectur’, pp.61-84, in Bhutan: Festung der Götter, London, Serindia Publications, pp.61-83.) ___(1998), ‘De drempel als teken van rituele bescherming in Bhutan: De drempel in werking gesteld’, in De Visscher Jacques (1998) Over de drempel: Van architectonisch minimum tot symbolisch maximum, Best, Damon bv., pp.66-89. ___(2000a), Bhutanese architecture and the dynamics of tradition: an architectural study of identity and change in traditional dwelling culture and built environment, Leuven, Catholic University, published Ph.D. (ISBN 90-5682-240-3). ___(2000b), From Living to Propelling Monument: the Monastery-Fortress (dzong) as Vehicle of Cultural Transfer in Contemporary Bhutan, in Journal of Bhutan Studies, Volume 2, Number 2, Winter 2000, Thimphu, The Centre for Bhutan Studies ___(2003), ‘Demolition and re-erection in contemporary Rukubji, Bhutan: building as cyclical renewal and spatial mediation’, in Gutschow Niels, Ramble Charles and Steinkellner Ernst (eds.) (2003), Sacred Landscape of the Himalaya, Vienna, Austrian Academy of Sciences Press. ___(2005), ‘Architectural copying as cultural practice’, in Denslagen Wim and Gutschow Niels (eds.) (2005), Architectural imitations: reproductions and pastiches in East and West, p.151-180, Maastricht, Shaker Publishing.
71
Tracing Form and some other works Solo exhibition of Dimitri Vangrunderbeek at Gallery Annie Gentils, 2011, Antwerp Courtesy Annie Gentils gallery Foto: Carine Demeter
DIMITRI VANGRUNDERBEEK
72
JAN BRUGGEMANS
73
Als je kijkt, wat zie je? Hoe zie je? Waarom zie je iets wel en iets anders niet? Wat is de impact van je blik? Deze thematiek loopt doorheen mijn architectuur, fotografie en mijn onderzoek. Met fotograferen is het mogelijk om deze vragen systematisch te bespelen. Ook hier in Zuid Engeland liep mijn blik weg met die vragen.
74
Thierry Lagrange South England (2009)
petra decouttere
WONING GENTBRUGGE
petra decouttere
75
WONING GENTBRUGGE
ISSN: 1136-9647 2010
PAUL ROBBRECHT
76
Office Robbrecht en Daem / Marie-José Van Hee, Gent 2005-2007
My view is that there is only one true profession and that is living. That is why my ideas about art, design and culture are flexible. My work expresses concepts that go beyond physical functionality or beauty and unfold the social, but also the mental and emotional aspects of our material artifacts. Outcomes range from spatial art/ design installations and interior design to critical furniture design and industrialised pieces.
77
M.U.H. My Universal Home, art/design installation at the Old Supreme Court, Singapore Design Festival, Singapore, 2007 Photo Frank Pinckers
77 89
‘Lund & Slaatto’, exhibition, Brussels ‘Norwegian Wood’, exhibition, Ghent ‘Wooden architecture in China, Japan, Finland &Russia’, exhibition & conference, Brussels ‘Wooden churches in Moravia, Bohemia, Slovakia’, exhibition & conference, Ghent – Vienna ‘Norsk Arkitektur 1975-1985’, exhibition & conference, Antwerp ‘The architectural personality of the British Isles’,conference, Cardiff - Ghent ‘Architectuur en het denken van Martin Heidegger’, conference, Brussels
90 01
‘The Nordic Lights: Lund & Slaatto’, exhibition & conference, Brussels ‘Norsk Arkitektur 1985-1990’, exhibition & conference, Antwerp ‘Arbeitskreis für Hausforschung-Tagung Belgien’’, conference, Blankenberge 1993 – 1998 several conferences and competitions on European landscapes ‘Norsk Arkitektur 1990-1995’, exhibition & conference, Brussels ‘The design of Peter Opsvik’, exhibition & conference, Ghent ‘Norsk Arkitektur 1995-2000’, exhibition & conference, Brussels
RAF DE SAEGER
03 07
‘The new Bibliotheca Alexandrina’, exhibition & conference, Brussels ‘Arne Jacobsen’, exhibition, Ghent ‘Arne Berg, arkitekten som tegner’, exhibition & conference, Oslo ‘Office of the Future’, conference Living Tomorrow,Vilvoorde ‘Norsk Samtidsarkitektur 2000-2005’, exhibition & conference, Antwerp ‘Art Nouveau Diaspora’, exhibition & conference, AHO, Oslo, Norway ‘Art Nouveau Diaspora’, exhibition & conference, homage to Stephan Tschudi Madsen, Jugendstilsenteret, Ålesund, Norway
08 10
‚OMWEG’: exhibition & conference, Tour & Taxis, Brussels ‘Lost in Nature’ Jarmund & Vigsnæs, exhibition & conference, Ghent ‘Norsk Samtidsarkitektur 2000-2005’, exhibition & conference, Haarlem The work of Snøhetta, lecture, Bozar, Brussels ‘Kristin Jarmund selected works’, exhibition & conference, Brussels ‘Kristin Jarmund selected works’, exhibition & conference, Groningen, the Netherlands ‘The work of Sverre Fehn’ exhibition & conference, Bozar, Brussels
ROM OG SPRÅK
78
%$5$. &DUO %RXUJHRLV 7LMO 9DQPHLUKDHJKH FRQIURQWHHUW LQ ]LMQ DUFKLWHFWXXU GH EHVFKXWWHQGH ERXZHQYHORSSH ² GH VFKLO GH KXOV GH KXLG PHW GH HOHPHQWDLUH ERXZVWHHQ YDQ HON YHUEOLMI ² GH NDPHU .DPHU HQ RPKXOVHO RQWPRHWHQ HONDDU LQ GH HYLGHQWLH YDQ GH EDUDN %$5$. WUDFKW RS GLH PDQLHU HHQ RRUVSURQNHOLMNH DUFKLWHFWXXU WH RQWZLNNHOHQ GLH HHQ WHJHQJHZLFKW ZLO YRUPHQ YRRU GH JODGGH PLQLPDOLVWLVFKH ҊNZDOLWHLWVDUFKLWHFWXXUҋ GLH KHW DUFKLWHFWXXUODQGVFKDS GH MRQJVWH MDUHQ EHSDDOW 'H DUFKLWHFWXUDOH FDUWH EODQFKH HHQ RQJHOLPLWHHUG EXGJHW RI HHQ VWHULOLVDWLH YDQ KHW LQWHULHXU RP ]RYHHO PRJHOLMN OHYHQ XLW KHW EHHOG WH EDQQHQ OHLGHQ ]HOGHQ RI QRRLW WRW HFKWH DUFKLWHFWXXU 'DDURP WUDFKWHQ ZH RS ]RHN WH JDDQ QDDU HHQ UREXXVWH JHERXZGH YRUP GLH SUREOHHPORRV ZHHUVWDDW DDQ FRQWDPLQDWLHV HQ YHUVWRULQJHQ HQ HU PHWHHQ KDDU NUDFKW XLW SXXUW
:21,1* 9$1 ',17(5 ,1 ,1'8675,(=21( JHJHYHQ (HQ ORRGV ² GH ZHUNSODDWV YDQ PHWDDOZHUNHQ 9DQ 'LQWHU DDQ GH XLWHUVWH UDQG YDQ HHQ LQGXVWULH]RQH LQ 0DDVHLN $DQ GH DFKWHUNDQW ]XLGZHVW JHRULsQWHHUG OLJW HU HHQ NOHLQH EHHN HQ EHJLQW HU HHQ ERV RSGUDFKW (HQ GLUHFWHXUVZRQLQJ ELM GH ORRGV RQ]LFKWEDDU YDQRS VWUDDW HQ XLWNLMNHQG RS KHW ERV :HJHQV KHUKDDOGHOLMNH LQEUDNHQ RS HQ URQG KHW LQGXVWULHWHUUHLQ HQ GH UHODWLHYH LVRODWLH YDQ GH RPJHYLQJ QD NDQWRRUWLMG ZHQVHQ GH RSGUDFKWJHYHUV ҊJHERUJHQҋ RS GH YHUGLHSLQJ WH ZRQHQ
YLGH
YLGH
EHUJLQJ
LQNRP
$
$
EDGNDPHU
$
VSHHOUXLPWH
$
YHVW
&
9(5',(3,1*
%
%
*(/,-.9/2(56
NDPHU
NDPHU
WHUUDV
EXUHDX
&
NDPHU
EHUJLQJ
3KRWRJUDSK\ )LOLS 'XMDUGLQ
&
%
%
&
DDQSDN 'H ZRQLQJ QHVWHOW ]LFK WHJHQ GH EUDQGVFKHLGHQGH ZDQG YDQ GH ORRGV HQ ]HW GLHQV FRQWRXUHQ YHUGHU PDDU KRXGW KHW FRQWDFW PHW KHW PDDLYHOG PLQLPDDO =H YHUKHIW ]LFK DOV ERYHQYROXPH RS HHQ GUDDJVWUXFWXXU YDQ EHWRQQHQ SRUWLHNHQ RS GH JHOLMNYORHUVH YHUGLHSLQJ GLH DOV HHQ XLWEUHLGLQJ YDQ GH WXLQ HHQ VRRUW YDQ RYHUGHNWH VSHHOSODDWV YRUPHQ RI YRRUDDQ HHQ RYHUGHNWH SDUNHHUSODDWV 2S GLH JHOLMNYORHUVH EHWRQWDIHO UXVW HHQ KRXWVNHOHWVWUXFWXXU GLH GH HLJHQOLMNH ZRQLQJ EHYDW YLHU VODDSNDPHUV HHQ EDGNDPHU HHQ EXUHDX HHQ NHXNHQ HHQ ZRRQNDPHU (HQ NODVVLHNH VSRXZPXXU LV KLHU GXV HYHQPLQ DDQZH]LJ RI OLHYHU HU LV HHQ VSRXZ YRRU]LHQ GLH EUHHG JHQRHJ LV RP DOV WHUUDV RI ҊXLWORRSSODDWVҋ ELM GH VODDSNDPHUV GLHQVW WH GRHQ 1DDVW GH]H JHGLIIHUHQWLHHUGH GLHSWH LQYXOOLQJ YDQ GH JHYHO PRQGGH GH ]RHNWRFKW QDDU WHFKQLVFKH HQ EXGJHWWDLUH YHUHHQYRXGLJLQJ YDQ GH ERXZVFKLO RRN XLW LQ HHQ JHGLYHUVLÀHHUGH PDWHULsOH JHODDJGKHLG HWHUQLWEHNOHGLQJ HQ JULMV DOXPLQLXPVFKULMQZHUN DOV DFKWHUJURQG WKHUPRZRRG KRXWHQ ODWWHQZHUN HUYRRU ZDDUYDQ GH WLMG GH NOHXUYHUVFKLOOHQ JDDQGHZHJ WHQLHW ]DO GRHQ 'H EXLWHQVFKLO LV HHQ GLDJRQDDO URRVWHU YDQ KRXWHQ ODWWHQ GLH GH ]RQ ÀOWHUHQ 9RRU GH VODDSNDPHUYHQVWHUV NXQQHQ ]H WRFK DOV HHQ GHXU QDDU ELQQHQ GUDDLHQ HQ HHQ DQWL FKDPEUH DIEDNHQHQ ² PDDU RRN QDWXXUOLMN HHQ JDW RP GRRU QDDU EXLWHQ RI ELQQHQ WH NLMNHQ
NHXNHQ
ZRRQSODDWV
HHWSODDWV
=8,'B:(67 *(9(/ =21'(5 +287(1 %(./(',1*
=8,'B:(67 *(9(/ 0(7 +287(1 %(./(',1*
CARL BOURGEOIS
79
Samen met 16 kunstenaars werd architect Eddy François geselecteerd om deel te nemen aan de kunstbiënnale Kunst & Zwalm editie 2007. Hierbij een verkorte versie van het interview dat toen gepubliceerd werd: Hoe verzeilt een architect in een kunstproject als “Kunst & Zwalm”, dat eigenlijk bestemd is voor kunstenaars? Vooreerst wil ik erop wijzen dat er nog een architect geselecteerd werd, met name Wim Cuyvers: Wim heeft vorig jaar de Cultuurprijs gewonnen voor Architectuur. Ook in Zwalm bevestigt Wim zijn reputatie, met een statement rond de verschraling en verloedering van het openbaar domein. Maar om terug te keren op de vraag: vermoedelijk heeft mijn selectie te maken met het feit dat ik zelf steeds gepoogd heb om over de grenzen van mijn vakgebied heen verbanden te leggen en intiatieven te organiseren. Sedert 1988, van bij de start van mijn loopbaan, bied ik via ‘Casa Argentaurum’ collega’s-architecten en kunstenaars een platform aan om hun ideëen te realiseren. Die interdisciplinariteit, dat grensoverschrijdende werken genereert bovendien een synergie tussen verschillende generaties. Zijn daarvan concrete voorbeelden? Ik denk aan het project met Maarten Van Severen, die mij vroeg om samen te werken bij zijn enige eigen architectuurproject, een tuinpaviljoen. En dan zijn er de ‘vaderfiguren’ zoals Andrea Branzi en Toyo Ito, met wie we twee maal geselecteerd werden in Gent voor de Open Oproep aan de Waalse Krook, een eerste keer voor het Muziekforum, een tweede kans kregen we toen Gent voor een nieuwe Mediatheek ging. Er zijn ook de tentoonstellingen in Casa Argentaurum waar we zowel werk van Andrea Branzi tonen als kunst van bvb. Rudi Bogaerts, Perry Roberts, Johan Deschuymer, en andere.
Je spectrum is breed en je parcours ambitieus? Architectuur is en blijft onze voornaamste ambitie, maar tegelijk wil ik deze gekoppeld zien aan een maatschappelijk engagement: het idee om via architectuur een wereldbeeld te ontwikkelen zoals in de film “Dead poets society”, waar de leraar plots op zijn pupiter gaat staan en zijn studenten aanmaant om zijn voorbeeld te volgen.. de wereld vanuit een onverwachts en inspirerend perspectief bekijken en beleven.. Maar altijd in het besef dat het niet gaat om het object of het gebouw op zich, maar over het leven, de ontmoetingen die er in ontstaan. En die attitude vertaalt zich dan ook in uw werk voor Kunst & Zwalm? Onze bijdrage bestaat uit twee delen, deels binnen en deels buiten, met de titel “todo y nada”. Een deel bestaat uit een kijkdoos, opgesteld in een binnenruimte bij het startpunt in Galerij Drieghe, en een tweede deel ligt, of beter rolt, op een idyllische plek, een weide in de buurt: het betreft een transparante, drie meter hoge bol in kunststof, waarin de bezoekers van het parcours kunnen kruipen om een rol-wandeling te maken. De Zwalmstreek biedt met haar oneindige en golvende vergezichten diverse mogelijkheden tot exploratie. Het uniek mooi landschappelijk gegeven wordt zo als “sculpturale” basis gebruikt voor een experimentele wandeling, een exploratie van het land in een zogenoemde “zorb-bal”; zorben is een populaire sport in Nieuw-Zeeland: daar worden ze gebruikt voor ‘fun’, als vrije tijd besteding, net zoals paardrijden, fietsen, voetballen,… Zo’n bal is een elementaire ‘shelter’, een ongewoon en soepel transportmiddel, net zoals een luchtballon, en brengt zijn ‘passagier’ in een emotionele status van ‘delirium’ & uitbundigheid, een beetje dronken en een beetje bevrijd van remmingen, m.a.w. een beetje lucieder dan normaliter: daar ligt nu eenmaal ook de taak van een architect, d.i. ervoor te zorgen dat zijn medemens zo nu en dan een goed moment kan beleven. Nog boeiender dan de muren en het dak, die onze dagdagelijkse ‘tools’ zijn, zijn de dromen, de
verlangens van de mens, die ons bezig houden. Het heeft iets van de roesverwekkende en stressreducerende glijbaanexperimenten van Carsten Höller. Ja, Höller gebruikt musea en galerijen om zijn speeltuin-glijbanen uit te testen, ten einde ze op een grotere schaal te kunnen toepassen in de ‘echte’ wereld, buiten de kunstscène dus. Hij noemt zijn installaties ‘exploratory sculptures’, die de mogelijkheid bieden om unieke ervaringen teweeg te brengen, die kunnen ingezet worden voor wat hij noemt ‘the exploration of the self ’. Tegelijk biedt het zien van een menselijke persoon in zo’n rollende bal ook een aantrekkelijk beeld: het publiek participeert als dusdanig in het exploreren van het landschap, mensen gaan zich in groepjes ophouden en hun feitelijke of virtuele ervaringen met mekaar bespreken… zo komen we tot het bedoelde fenomeen: het bewerkstelligen van communicatie, ontmoetingen. Het idee van onze ‘Vlaamse kermis’ en het ‘straattheater’ is niet ver weg: alleen wordt de paardjesmolen hier vervangen door een transparante bal van 3 meter diameter, en de actieradius uitgebreid tot een stukje belgisch weilandschap. Nog eens, daar ligt meer dan ooit de grote verantwoordelijkheid van de architect om zijn opdrachtgevers, inzonderheid de overheid, te motiveren om de publieke ruimte om te tunen tot een plek waar op een directe en kwalitatieve manier de gelegenheid gecreëerd wordt tot ontmoeting, uitwisseling van ideëen, enz. En die noodzaak is er des te meer in een wereld die alsmaar virtueler wordt door de verschillende media als tv, internet, enz. Je kan die bol ook zien als symbool voor de wereld, de zon, de maan..? Het beeld van een zeer grote, en tegelijk, naargelang de afstand van waarop je hem ziet, zeer kleine luchtbel in het landschap doet mij denken aan de
granieten bol, gevonden in het landschap van Costa Rica, en die nu in het nieuwe museum voor antropologie ligt te Parijs: de bedoeling ervan is nog onduidelijk, maar een bol is inderdaad altijd al een belangrijk symbool geweest voor de mens. We zagen de genaamde zorb-bal voor het eerst bij Peter Gabriël tijdens zijn ‘Growing Up’-concerten en traceerden zo een exemplaar uit Nieuw-Zeeland via het wereldwijde web.
zal de wereld meer stedelingen kennen dan plattelanders. Vanaf volgend jaar woont meer dan de helft van de wereldbevolking, 3,3 miljard mensen, in stedelijke gebieden. Dat aantal zal rond 2030 opgelopen zijn tot bijna vijf miljard. De kijkdoos is dus een metafoor voor de stad, de stad als ontmoetingsplaats.
En wat biedt het gedeelte binnen, de kijkdoos? De kijkdoos staat symbolisch in de mooie ruimte van galerij Drieghe, waar het parcours start, het is een symbool voor ontmoeting van mensen. De box staat er als een huis, een sarcofaag, een schrijn, hermetisch en open tegelijk. Het is de bedoeling dat je in de structuur stapt en dan ontdek je een andere, ongrijpbare, oneindige wereld, een wereld waarin wij evolueren en waarvan het bestaan tegelijk meer en meer gevaar loopt, en tegelijk ook herontdekt wordt, en op die manier kan gepreserveerd worden.
De mens wordt in het werk als protagonist naar voor geschoven, zowel als individu in de zorb-bal, maar evenzeer als deelnemer binnen een groep in de kijkdoos? Juist, journaliste Tessa Vermeiren schreef recentelijk nog een column met als titel: “Het gaat over mij én over ons”. Tijdens mijn reizen in Japan werd ik getroffen door het groepsgevoel. Kunstenaar Didier Volckaert, die in opdracht van antropoloog Rik Pinxten de spirit voor het te bouwen Muziekforum in Gent samenvatte, neemt niet toevallig ook Japan als toonaangevend voorbeeld: Japanners hebben heel interessante oplossingen gevonden voor wat wij hier nog altijd als problemen, vooral in de stedelijke context, ervaren. Men gaat er op in de massa en blijft juist daardoor heel erg zichzelf. De wereld is er virtueler, alles is er ‘vloeibaarder’. Het is die vloeibaarheid, die ook in Toyo Ito’s voorstel voor de Gentse Krook aanwezig is: Ito spreekt over ‘an emerging architecture’, ‘a blurring architecture’, met andere woorden: architectuur die volgens natuurlijke logica’s tot stand komt, en op die manier een zeer menselijk karakter krijgt, een architectuur die als het ware verdwijnt ten voordele van de menselijke activiteit.
De kijkdoos laat de bezoeker onderdompelen in een grote kikkerdril, of althans een oneindige projectie ervan, die een feitelijke multiplicatie van ‘zorb ballen’ is. Tegelijk ontwaar je soortgenoten, die ook deel uitmaken van het landschap. Het refereert ook naar onze status in een wereld, die aan een razendsnel tempo verstedelijkt, en waarbij het aantal mensen zich aan een even snel tempo vermenigvuldigt. Voor het eerst in de geschiedenis
Anderzijds refereert het werk naar het wezen van de mens als onafscheidbaar onderdeel van de natuur. In het oerwoud gaat de sjamaan op zoek naar mieren, en, eens hij ze ontdekt heeft, brengt hij ze rituele gezangen, en hoopt er inspiratie en krachten op te doen. Aanvankelijk wou ik de kijkdoos opstellen in de kapel te Wijlegem, die men vroeger bezocht als remedie tegen de kinkhoest, en ook zwangere vrouwen
En iedereen, die naar Kunst & Zwalm komt, kan een wandeling in de bal maken? Inderdaad. Kunst genereert betrokkenheid, en het is juist dat aspect dat in onze hedendaagse wereld te veel verwaarloosd wordt: mensen moeten mogen participeren, aan alles. Kunst speelt een belangrijke rol in onze maatschappij, kunst kan echt de wereld redden, dat hoeven we niet langer meer in vraag stellen.
konden daar terecht, heb ik begrepen.. Wetenschapper Gerard Bodifée stelt vast dat er een nieuw soort vitaliteit, een verlangen naar humaniteit waarneembaar is en zegt: “Vroeger haalden we onze wijsheid uit de godsdienst, maar de huidige generatie heeft de godsdienst afgestoten, toch heeft de mens inzichten nodig om in te geloven, wijsheid om zich aan op te trekken en schoonheid om zich aan te spiegelen.” Doorheen het respect voor het wonder van de natuur komen we automatisch bij de existentiële vraagstelling. De vaststelling dat een en ander niet zo goed verlopen is, en verloopt, doet ons nadenken over religieuze thema’s. Tegelijk is religie anno 2007 een problematisch onderwerp, zowel in het christendom als bij de islam. Weerom, in Japan kun je zonder enig probleem een diversiteit van religieuze praktijken hebben. Het is een heel vrij land. In het shintoïsme hebben ze enkele goede goden, je kunt alles afsmeken, en ze hebben geen gewetensproblemen. De erfzonde die wij in het Westen kennen, speelt daar geen rol. Een harmonieuze en waardige cohabitatie van die verschillende vormen van belevingen heb ik willen evoceren door verschillende spirituele gezangen, door mannen en vrouwen, simultaan in de kijkdoos te integreren Eigenlijk komt alles, tot en met religie, aan bod in je werk? Si, todo y nada. www.beyondargentaurum.com
EDDY FRANÇOIS
80
CARL DE SMET
81
LARGE (“Laboratory for Acoustic Research on Glass and large Envelopes”)
MARCELO BLASCO
renovatie industriĂŤle loft in Antwerpen (fotografie door Luc Roymans)
82
frank delmulle
83
For the extension of a family home, two alternative material assemblies were elaborated and developped completely. The first is composite and integrative, the second follows the conventional construction principles of the additive assembly. The detailed sectional construction drawings in the collage of exterior and interior, combines the two versions to give a hint of the substantial differences between both.
Reciprocities between Architecture and Technology, an exploration of an ambiguous relationship. Thanks to technology we have the generic methods and materials at our disposal to translate architectural concepts into specific performing spatial artefacts, to construct them. But does this make technology the servant of the architectural idea? Is technology simply an instrumental vehicle to realise whatever architects conceive? Is the definition of architectural concepts autonomous from technology and mechanisms for making? Architecture and technology are autonomous, but they interact and influence each other. Technology is influenced by concepts formulated by architecture and will gradually adapt under its influence. In turn, architecture continually interprets and applies technological concepts and methods, and as a result, will be shaped by them. Technology determines architecture, but at the same time, technology is determined by architecture. The research collects and builds thoughts, ideas and concepts concerning this relationship and the organisation of matter in architecture. Thierry Berlemont images / drawings - RAUW, House VDV
84
THIERRY BERLEMONT
WILLEM VAN DE PUTTE
85
koninklijke academie voor schone kunsten antwerpen: (vlnr.) urban catwalk, gevel en ateliers deeltijds kunstonderwijs, antwerpen
tomas ooms 86
Eugeen Liebaut: tekenacademie in Tienen [2005 - 2011, uitvoering i.s.m. Jaspers & Eyers]
87
Dr. Rika Devos is burgerlijk ingenieur-architect (2000, UGent) en doctor in de ingenieurswetenschappen: architectuur. Sinds 2009 is zij als docent verbonden aan Sint-Lucas Architectuur (WenK) en verzorgt ze binnen de richting Interieurarchitectuur de colleges geschiedenis en theorie van het interieur in de naoorlogse periode tot heden. Daarnaast is zij ook mentor voor enkele masterproeven. Rika Devos’ colleges aan Sint-Lucas Architectuur sluiten aan bij de onderzoeksinteresses. Als doctor-assistent aan de Vakgroep Architectuur & Stedenbouw, UGent, spitst haar onderzoek zich toe op de hedendaagse geschiedenis en theorie van de architectuur, in het bijzonder de moderne architectuur van de jaren vijftig en zestig. Haar fascinatie gaat daarbij vooral uit naar de thema’s: officiële nationale representatie, constructiegeschiedenis en tentoonstellingsarchitectuur, waarbij zij bijzondere aandacht schenkt aan begrippen als auteursschap, identiteit en de spanning tussen woord-beeld of intentie-realisatie. Binnen elk van deze interessevelden staan in 2011-2012 verschillende wetenschappelijke publicaties en presentaties op stapel. Een selectie… Aansluitend bij een nieuw onderzoeksproject naar de Belgische overheid als opdrachtgever voor architectuur voor eigen representatie en
gebruik, werkt Rika Devos mee aan het boek Architecture and Nationalism, Raymond Quek en Darren Deane, eds., dat eind 2011-begin 2012 bij Ashgate zal verschijnen. Ze schreef hiervoor het hoofdstuk Whose pavilion? Whose design? Power, nationalism and national representation in modern architecture and exhibition design at Expo 58. Binnen dezelfde onderzoekslijn verschijnt op kortere termijn haar artikel Expo 58: the catalyst of Belgium’s Welfare State governmental complexes? in Planning Perspectives, waarbij de impact van de wereldtentoonstelling van 1958 op het centrum van Brussel wordt geanalyseerd. In haar bijdrage aan Architecture and Nationalism onderzoekt Rika Devos de rol die Expo 58, de eerste naoorlogse wereldtentoonstelling, heeft gespeeld in de planningstrategieën voor de gebouwen en complexen voor administratie en cultuur in Brussel in de periode 1952-‘58. De Belgische overheid zag Expo 58 immers als een katalysator om de realisaties van haar prestigegebouwen in het hart van de hoofdstad te versnellen. De overheid was ook niet alleen de initiatiefnemer voor verschillende ingrepen in het centrum, maar trad eveneens op als organisator van de wereldtentoonstelling en stond daarmee in voor de algemene inrichting van de tentoonstellingsterreinen. Bovendien werden in beide operaties vaak dezelfde architecten geëngageerd. Hun
Herkomst beelden: Ministerie van Openbare Werken/Regie der Gebouwen
projecten getuigen van de complexe appreciatie van de Belgische welvaartstaat voor de moderne architectuur. Deze omvangrijke productie, met wortels in concepten uit het interbellum, werd echter genegeerd in de historiografie van de Belgische naoorlogse moderne architectuur. In deze tekst worden in het bijzonder de eerste planningsinitiatieven voor het Rijksadministratief Centrum bekeken. Hierbij wordt het concept Exhibitionary Complex (Tony Bennett) geïntroduceerd: de verzameling inspanningen van de overheid om zichzelf te tonen en aldus te legitimeren naar de burger toe. Zowel Expo 58 als de complexen in het centrum kunnen als onderdelen van zo’n Exhibitionary Complex voor de naoorlogse Belgische welvaartstaat (en haar admini-stratie) worden gezien, ook al was er geen sprake van een overkoepelend beleid. Het concept van het Exhibitionary Complex toont ook hoe begrippen als “invloed” of “erfgoed” van Expo 58 in de hoofdstad breder opgevat kunnen worden/ zouden moeten worden, en de materiële overblijfselen overstijgen. Bovendien maakt dit concept een meer volledige kadrering van de architectuur van Expo 58 mogelijk en biedt ze en middel om de bestaande evaluaties in vraag te stellen. In de marge van haar onderzoek naar de naoorlogse constuctiegeschiedenis, nam Rika Devos
ook deel aan het internationale congres: Fixed? Architecture, incompleteness and change, 7-8 april 2011, aan de Universiteit van Plymouth, Verenigd Koninkrijk. De titel van haar voordracht luidt Naturally fixed shapes and flexible uses. The problem of authorship in the early projects of Frei Otto. De presentatie gaat dieper in op de manier waarop architecten in de naoorlogse periode nieuwe concepten omtrent het individu, de maatschappij en de rol van de technologie in hun ontwerpen en beroepsmoraal integreerden. Vele “architecturale” reacties waren grotendeels theoretisch, idealistisch of zelfs utopisch, en getuigden van een geloof in de technologie als een eerder welwillend middel om het individu te “bevrijden” van vaste ruimtelijke structuren en gewoontes. De focus van de presentatie lag op het vroege werk van Frei Otto, en meer bepaald op zijn radicale en complexe bevraging van het probleem van het “auteurschap” en de “autoriteit” van de ontwerper. Vanuit zijn fascinatie voor en onder zoek naar de contemporaine theorieën omtrent “lightweight engineering” formuleerde Otto immers belangrijke uitdagingen voor de rol van de ontwerper. Frei Otto wordt doorgaans vooral geapprecieerd als autoriteit in spanconstructies of “tensile architecture”, maar als jonge, Duitse architect en ingenieur suggereerde hij ook een radicale herziening van het “vaste” karakter van het bouwen
foto Rika Devos, februari 2010
Rika Devos en het ontwerp. Reeds vanaf 1951, en meest coherent in zijn doctoraatsscriptie Das hängende Dach (1954), analyseerde Frei Otto de vorm van hangende daken en gebouwen, de taak van de ontwerper en de vrijheid van de gebruiker. Otto zag architectuur als iets essentieels nederigs en de architect als een dienaar van de maatschappij en van de natuur: ‘gebouwen moeten niet ontworpen worden – de architect kan hen alleen helpen om een vorm aan te nemen,’ stelde hij. Architecten, zo suggereerde Otto, moeten efficiënte beschuttingen ontwerpen en zouden zich niet moeten inlaten met het ontwerpen van vormen of verbeelden van idealen. Dit was volgens hem bij uitstek van belang bij zijn specialisme, het hangende dak, dat ‘(alleen) maar kan geholpen worden om zichzelf te ontplooien.’ Niet de architectuur, maar de natuur en de fysica bepalen de vorm van het hangende dak. In zijn voorstellen om enorme gebieden te overkappen – Alpenvalleien, delen van Antarctica, …- en om ze zo comfortabel bewoonbaar te maken, worden de enorme hangdaken enerzijds voorgesteld als vastgelegd door de wetten van de natuur, terwijl anderzijds de keuzes omtrent specifieke functies of het ontwerp van het interieur van het huis expliciet ongedefinieerd blijven. Ook hier moet de architect zich nederig opstellen volgens Otto, ten dienste van de bewoner, die fundamenteel
recht heeft op een aan zijn persoonlijke wensen en noden aangepaste, flexibele woning. Frei Otto ziet in de snel ontwikkelende branche van het bouwen met hangende daken een krachtig middel om de discipline van binnenuit uit te dagen en te hervormen. Daarbij staat niet alleen de taakverdeling tussen architect en ingenieur op het agenda, maar in het bijzonder de maatschappelijke rol van de ontwerper. Daarnaast bereidt Rika Devos ook nog een boek voor, gebaseerd op de tekst van haar doctoraatsscriptie Modern at Expo 58. Discussions on postwar architectural representation (2008, UGent). De werktitel van het boekproject luidt Modern at Expo 58. Post-war architecture as a mass medium en het wordt opnieuw een rijkelijk geïllustreerd boek, waarbij de rol van de moderne architectuur op Expo 58 centraal staat. De globale stelling luidt dat de opdrachtgevers van de paviljoenen, maar ook de organisatoren van Expo 58, de architectuur, gerealiseerd in een idioom dat zij beschouwden en presenteerden als modern, inzetten als massamedium om hun boodschappen over de naoorlogse vooruitstrevendheid van hun natie of bedrijf te communiceren. De specifieke vorm en inhoud van deze boodschappen, in woord en beeld, werden getraceerd in archieven, officiële rapporten en publicaties, persartikels en in de
vele folders die onder de tentoonstellingsbezoekers verspreid werden. De opdrachtgevers richtten zich in de eerste plaats tot de bezoekers van Expo 58, de eerste naoorlogse wereldtentoonstelling: een breed, internationaal publiek van meer dan 41,5 miljoen; pers, architecten en ingenieurs inbegrepen. De opdrachtgevers blijken echter zelden een homogene stem te voeren en bovendien vallen hun intenties voor en interpretaties van de architectuur van hun paviljoenen niet altijd samen met deze van de organisatoren van de tentoonstelling en de vele ontwerpers die door hen werden geëngageerd. Deze problematiek wordt in het boek op verschillende fronten aangepakt: door de situering in de historische context en de constructie van een theoretisch kader voor de analyse van deze tentoonstellingsarchitectuur, door een specifieke aandacht voor het auteurschap binnen deze architectuurprojecten en door detailanalyses van specifieke case studies. Een eerste inleidend hoofdstuk schetst de historische en theoretische kaders en wijst op de complexiteit die het inzetten en beschouwen van moderne architectuur als communicatiemedium met zich meebrengt. De volgende hoofdstukken gaan in op de verschillende actoren en perspectieven die de architectuur van Expo 58 bepaald hebben. Naast de projecten van de organisatoren komen ook detailstudies van een aantal buiten-
landse paviljoenen aan bod, waaronder de projecten van West-Duitsland, Finland, de Verenigde Staten, Italië, Japan. De projecten op Expo 58 blijken vaak exemplarisch voor de complexe interacties tussen politieke en economische nationale ambities en specifieke architecturale keuzes.
88
Herkomst beelden: Collectie Vakgroep Architectuur & Stedenbouw, foto: G. Willems
MARIE-JOSE VAn hee
89
1 Project Ramen in Gent Ism. Jan Demuynck, Karel Vandenhende, Els Claessens en Tania Vandenbussche, [fotografie: Jean Godecharle]
2 Huis van de Mechelaar [fotografie:Tim Van de Velde]
3 Eigen woning [fotografie: Filip Dujardin]
4 Woning in Maldegem 5 [fotografie: Filip Dujardin] 6 CM in Maldegem [fotografie: Jean Godecharle] ontwerpschetsen
7 Woning in Brugge 8 Woning in Brugge 9 Woning in Hamme
1
4
5
2
7
3
8
Tomas Nollet en Hilde Huyghe architecten Een gebouw start met een idee en een tekening. Tekenen in een omgeving. De tekening als houvast. In het begin pril en naĂŻef, later gedetailleerd en ondubbelzinnig. Eerst tekenen we met de hand wat resulteert in een open visie. Naarmate het project vordert wordt gebruik gemaakt van ‘externe’ tekentools. De maquette dient als driedimensionale test van het getekende. De detaillering van het gebouw wordt met precisie in kaart gebracht. Op de werf vormen de uitvoeringsdetails de ruggengraat van het bouwdossier. Het werk in ons bureau is een zoektocht naar eenvoud, logica en duidelijkheid. 9
90
6
4 Zicht op het flatgebouw vanuit het centrale park. PROJECT: KRISTALPARC I BOULOGNE BILLANCOURT (FR). 2005- 2010. Opdracht: realisatie van 43 woningen in Boulogne Billancourt opgeleverd in juli 2010. Opdrachtgever: Nexity Foncière Colysée. uapS
2 Conceptschema’s van het ruimtelijk kader voor de ontwikkeling van het Île de Nantes. PROJECT: ÎLE DE NANTES (FR) 2010-2015. Project in uitvoering. Opdracht: Stedenbouwkundig coördinatie voor de ontwikkeling van het Île de Nantes. Opdrachtgever SAMOA Ontwerpteam: uapS/Smets Consultants in Urbanism ism PROAP, SCE, Transsolar. Laureaat van een besloten consultatie
EriK Van daele
1 Case Deinze Analyse van de doordringbaarheid van de site. Superpositie van kaarten 1694 tot 2011. ONTWERPMATIG ONDERZOEK VAN HYBRIDE RUIMTEN IN VLAANDEREN. Erik Van Daele op basis van een ontwerp van uapS
3 Overzichtsmaquette van de open ruimten in het centrum van Zottegem. PROJECT: EEN CHOREOGRAFIE VAN OPEN RUIMTEN IN ZOTTEGEM ( BE). 2009- 2010. Project in uitvoering Opdrachtgever: Stad Zottegem. Laureaat Open Oproep. uapS
91
Kwaliteit. Een queeste Voor sommigen is alles architectuur; voor sommigen is architectuur alles. Gecombineerd leveren deze twee attitudes een ambitieuze drijfveer op, waarin alle beloften besloten zitten voor een kwaliteitsvolle omgeving. Maar het dubbel tautologisch karakter van de combinatie (zowel ‘architectuur is architectuur’ als ‘alles is alles’) dreigt een verstikkend retorisch deken over de moed van de uitspraken heen te leggen. Metaforen kunnen dat deken open rijten. Resonerend met Alberti’s en Palladio’s ‘groot huis - kleine stad’ metafoor ontwikkelde Aldo Van Eyck het adagio “A house is like a small city if it’s to be a real house – a city a large house if it is to be a real city” (Van Eyck, 1962:60). Dit beeld is gangmaker voor tal van Van Eyckiaanse ‘tweelingfenomenen’ – deel-geheel, eenheid-diversiteit, groot-klein, binnen-buiten, eenvoudig-complex, orde-chaos, individueel-collectief … – die het bouwen in beweging brengen, op een zinderende, zij het verdichte, weerbarstige wijze. Peter Swinnen (2010:17) kiest niet voor verdichting maar voor verschuiving: van ‘architectuur’ naar ‘bouwcultuur’. Als breekijzer kan dat tellen. Met de Duitse Internationale Bauausstellung IBA als referentie komen ‘strategie, debat, visie, ontwikkelingsprogramma, grote en kleine schaal, economische, ecologische en sociale
verandering, betrokkenheid van de bevolking’ in het vizier. Sterker dan de ‘huis-stad’ metafoor zet deze ‘architectuur-bouwcultuur’ metonymie bakens uit met een stevige beleidsdimensie in het debat over kwaliteit in ruimtelijke planning. Als kersvers Vlaams Bouwmeester bant hij het woord ‘kwaliteit’ nochtans uit de woordenschat van zijn team. Dat raakte via de pers bekend, alsook het feit dat ‘zondaars’ één Euro in een spaarpot moeten stoppen (hopelijk om samen uit eten te gaan in een kwaliteitsrestaurant). De zeven memo’s van de Bouwmeester, gepubliceerd kort na zijn aantreden, geven weinig aanleiding in dit bericht een ex-communicatie te vermoeden: het fraaie boekje staat namelijk bol van ‘kwaliteit’. Dat is goed. De verschuiving leest daardoor eerder als een manifestatie van de eeuwige zoektocht die ‘kwaliteit’ op gang brengt. De ‘zoektocht die kwaliteit op gang brengt’? Graag twee keer lezen, in beide richtingen. In eerste lezing blijft kwaliteit onbereikbaar zonder zoektocht. Kwaliteit ligt nooit reeds voor het grijpen, is nooit onder controle, gebruiksklaar. Kwaliteit kent geen formule noch model. belangen
kwaliteitsdimensies & thema’s
beleefbaarheid
authenticiteit structuur identiteit
toegankelijkheid
doordringbaarheid betreedbaarheid bereikbaarheid
geschiktheid
medegebruik multifunctionaliteit passendheid
ondersteuning
veiligheid management en beheer draagvlak
ruimtelijk-ecologisch (planet)
socio-cultureel (people)
economisch (prosperity)
Kwaliteit vergt altijd zoeken. Kwaliteit is nooit reeds ‘hier’ maar steeds en overal ‘anders’ en ‘elders’. Dat blijkt bijvoorbeeld in de lange trajecten die bestuurders en deskundigen samen moeten doorlopen vooraleer de termen te vinden waarin contextuele kwaliteit kan worden gevat en gedeeld, en waarin het ontwerp vaak een essentiële drager vormt (Goethals, Schreurs, 2011). In tweede lezing is kwaliteit vervat in de zoektocht, is het zoeken zelf ‘kwaliteit’. Kwaliteit is niet zozeer het resultaat op het eind van een tocht, is slechts beperkt in een einddoel vervat, wordt eerder aangemaakt tijdens de tocht, in het tasten, twijfelen, tegemoetkomen, teloorgaan, tekeergaan en tewerk gaan zelf. Kwaliteit is voortdurend zoeken. Kwaliteit is altijd ‘in wording’. Dat blijkt bijvoorbeeld uit het ontdekken van behoeften gedurende het planningproces, het wederzijds verrijken van projectdefinitie en ontwerp, het bouwen aan wederzijds vertrouwen, het geleidelijk respecteren van elkaars waarden (Schreurs, 2006; Schreurs, 2007), het confronteren van claims “om samen tot een eindoordeel, een verhaal te komen” (Hajer, Grijzen, van ’t Klooster, 2010:23).
Kwaliteit is niet mythisch Definities voor ‘kwaliteit’ liggen niet voor het grijpen. De meeste publicaties hoeden zich ervoor kwaliteit op die wijze vast te pinnen. Kwaliteit definiëren ligt immers niet voor de hand. Iedere poging tot definitie worstelt met de intrinsieke complexiteit van het woord. ‘Kwaliteit’ wordt zowel gebruikt als synoniem van eigenschap als voor het aanwijzen van positieve waardering. Dit laatste maakt het begrip ’kwaliteit’ extra complex, want door en door relationeel. “De kwaliteit (of waarde of betekenis) van iets is niet een intern kenmerk, maar is een veldkenmerk […] [wordt] door het ding in een bepaalde omgeving [gedragen] (Verschaffel 1999). Dat verbindt kwaliteit met mensen en meningen, en ook met waarden waarop meningen stoelen. Kwaliteit gaat samen met waardering. Die ontneemt ‘kwaliteit’ meteen zijn mythische dimensie. Kwaliteiten zijn wel waardegebonden maar niet waarachtig, niet ‘waar’, geen absolute norm, niet onbereikbaar, niet bewaakt door hogepriesters, niet onaantastbaar, wars van wetten en spreuken. Als waardegeladen ervaring is kwaliteit overweegbaar, vatbaar, bespreekbaar.
‘Zen and the art of motorcycle maintenance’ is precies daarom een sterk boek over kwaliteit. De tocht van Pirsig/Phaedrus en zijn zoon, op de motorfiets dwars door Amerika, is tegelijkertijd inzet, middel en resultaat. Op zoek naar zijn eigen integriteit – zijn geschiedenis, de redenen en omstandigheden van zijn krankzinnigheid – brengen dialogen met zijn zoon en nauwgezette zorg voor zijn motor Pirsig/Phaedrus tot het inzicht dat kwaliteit buiten de mythos is gelegen, er aan voorafgaat, “de verwekker van de mythos is” (Pirsig, 1976:314). Kwaliteit is onvatbaar in grote verhalen, huist er niet in. Maar kwaliteit brengt wel sterke verhalen op gang, zet de tocht in beweging. Zorgen om zijn zoon (zal ook hij buiten de mythos treden?) en zorgen voor zijn motor (met de ‘juiste instelling’ als belangrijkste instrument) beheersen de tocht. ‘Zorg’ is de motor voor de queeste, en bijgevolg een uitstekende metonymie voor kwaliteit. Een zorgende relatie investeert in de ander. Investeren in de Ander zorgt voor Kwaliteit. Kwaliteit is een voortdurende queeste met telkens wisselende perspectieven.
Kwaliteit maakt cultuur Kwaliteit is niet intrinsiek met objecten of evenementen verbonden, maar ligt verankerd in de relatie tussen mensen enerzijds, dingen en processen anderzijds. Gezien deze relationele relatie ligt kwaliteit niet voor altijd en iedereen vast, want mensen veranderen in de tijd en zijn overal verschillend. Daardoor kunnen relaties ter discussie worden gesteld, zijn ze niet te nemen of te laten. Relationaliteit maakt kwaliteit ‘bespreekbaar’. Vermits kwaliteit bespreekbaar is, wordt kwaliteit in en door het spreken gedeconstrueerd, gereconstrueerd, gekaderd, gedeeld … (Goethals, Schreurs, 2011). Een sterke formulering hiervan is: spreken over kwaliteit IS kwaliteit aanmaken. Waarden delen is kwaliteit maken, want het proces wijzigt relaties tussen mensen, herdefinieert hun instelling, wijzigt het veld waarin dingen en processen worden gesitueerd. In dat opzicht is kwaliteit meestal wat uitdagend, soms baanbrekend, altijd innoverend, de mythe verlatend, open … De Vlaams Bouwmeester parafraserend: kwaliteit dient opgenomen als een maatschappelijke opportuniteit, eerder dan als een te lenigen nood (cfr. Swinnen, 2010:21).
Jan Schreurs
abstract kwaliteitsdimensies
thema’s
beleefbaarheid
authenticiteit structuur identiteit
toegankelijkheid
doordringbaarheid betreedbaarheid bereikbaarheid
geschiktheid
medegebruik multifunctionaliteit passendheid
ondersteuning
veiligheid management en beheer draagvlak
concreet
Kwaliteit vergt een ‘taal’ Het bespreekbaar maken van ‘kwaliteit’ en het bespreekbaar zijn van kwaliteiten vooronderstelt een ’taal voor kwaliteit’. Deze moet ruimtelijk accuraat zijn en zo rijk als haar voorwerp complex is. Taal is structuur en gebruik. Kwaliteit kan maar in volheid worden gevat in structuren opgebouwd uit duidende begrippen en concretiserende beelden (Schreurs, 2007). Kwaliteit wordt vooral bepaald door de manieren waarop gecontextualiseerde kennis en democratische legitimiteit in dagelijkse praktijken worden verkregen (Hajer, Grijzen, van ’t Klooster, 2010:24). Dergelijke omgangsvormen kunnen inhouden: spreken vanuit evenwaardige posities met in acht name van ieders verantwoordelijkheden; zoeken naar evenwicht tussen voorgebaande paden en vrije tracking; voortschrijven
aan navolgenswaardige voorbeelden, nieuwe betekenis genererend via metaforsiche verdichting en metonymische actualisatie (Schreurs, 1986). Kwaliteit ligt vervat in het simultaan besef dat het best mogelijke is bereikt én dat er andere bereiken in het verschiet liggen. Kwaliteit brengt cultuur, taal en actie in wording.
Referenties Goethals M., Schreurs J. (2011) ‘Developing shared terms for spatial quality through design’, in: Oosterlynck Stijn, Van den Broeck Jef, Albrechts Louis, Moulaert Frank, Verhetsel Ann (eds.), Strategic Spatial Projects. Catalysts for change, Routledge, London and New York, pp. 97-127 Hajer M., Grijzen J., van ’t Klooster S. (2010) Sterke verhalen. Hoe Nederland de planologie opnieuw uitvindt, Uitgeverij 010, Rotterdam, 319 p. Pirsig R. M. (1976, 1989) Zen en de kunst van het motoronderhoud. Een onderzoek naar waarden, Uitgeverij Bert Bakker, Amsterdam, 379 p. Schreurs, J. (1982) Ontwerpen, kennen en kunnen?, K.U.Leuven (niet gepubliceerd eindwerk), faculteit Toegepaste Wetenschappen, afdeling Stedebouw en Ruimtelijke Ordening, Leuven, p. 174 p. Schreurs J. (1986) Ontwerp en metafoor. Bijdragen tot een architectuurpoëtiek, K.U.Leuven (niet gepubliceerde doctoraatsthesis), faculteit Toegepaste Wetenschappen, Leuven, 397 p. + Figuren Schreurs J. (2006) ‘Denkkader voor ruimtelijke kwaliteit. Over de inzetbaarheid van indicatoren’, in: Vanhaverbeke F., Geldof M., eds., Ruimtelijke kwaliteit aan de kust. Indicatoren voor de ruimtelijke kwaliteit van de publieke ruimte en de architectuur aan de kust (ongepubliceerd rapport, Brugge: Wvi (West-Vlaamse Intercommunale), pp. 7-33 Schreurs J. (2007) ‘Communicating quality: words and images’, in: arq: Architectural Research Quarterly, Volume 11, Issue 3-4, December, pp 325-333 Swinnen P. i.s.m. Devoldere S. (2010) Zeven memo’s voor een verlichte bouwcultuur, Team Vlaams Bouwmeester, Brussel, 51 p. Van Eyck A. (1962, 2008) The Child, the City and the Artist. An essay on architecture. The in-between realm, SUN, Amsterdam, 236 p. Verschaffel B. (1999) ‘Kleine filosofie’, in: Schreurs J.,Loeckx A., Heynen H., Draagvlak voor ‘goede architectuur’ in stedelijke gebieden, Onderzoeksrapport, Ministerie van de Vlaamse gemeenschap, AROHM, afdeling Stedenbouwkundige vergunningen, Brussel, z.p.
PS ‘Docenten werken/Corps’ heb ik letterlijk geïnterpreteerd: tonen waaraan ik werk aan de hand van werken. Bovenstaand essay is work in progress. Mijn queeste voor kwaliteit heeft bij mijn weten geen begin. Ze kreeg een sterke impuls door Pirsig’s boek toen ik tijdens mijn burgerdienst simultaan technische adviezen gaf aan ontwikkelingswerkers op het terrein, en me afvroeg hoe ontwerpen noodzakelijkerwijs zowel kennis als kunde, maar ook macht mobiliseert (Schreurs, 1982). Sindsdien zijn theorie, praktijk en attitude de scharnieren waarmee ik diverse luiken aan elkaar haak. Samen vormen ze een dynamische puzzel die zowel kwaliteit produceert als erdoor geproduceerd wordt, op voorwaarde dat ik eraan blijf werken. Dit essay is dus een getuige van een niet aflatende zoektocht, een werk zonder begin of eind, een proeve van productie, een werk in werking. Met dank aan alle geestesverwanten.
92
power and space a brief introduction into my research interests and the focus for future work. According to Foucault (1980, p. 149): “a whole history remain to be written of spaces – which would at the same time be the history of powers (both these terms in the plural)...”. This is a good introduction to situate my research interests and the focus point of my work so far. For my Master’s thesis in political sciences I looked into the belief in a “make -able” society, a belief that is very vivid, especially amongst architects and planners, as they try to create a perfect / utopian society through the creation of a perfect plan / design. In my PhD, I wanted to find out how housing projects, and in particular their set up and organisation, influence the emergence and manifestation of social networks and the related social capital, and how, and if, this is essential to an individual’s social mobility. In considering these issues, other questions were also addressed. One of them being about the way power is exercised through space. Using the theories of Foucault, Bourdieu and Butler, the chapter on power endeavoured to provide a deeper understanding of the mechanisms of power. Moreover, as well as relating notions of power to space (e.g. Bentham’s Panopticon), attention was also paid to the divide in the social sciences between structure and agency. The interrelation of power and space on the micro scale Using theory and empirical work, the thesis showed how the discourse of house and home serves a strong normalising process. If we look at the figure that synthesises both notions and emphasises the centrality of home-ownership some contemplation is needed about the possible means of resistance that might still exist (or not?). It has been emphasised throughout the entire thesis that the strong interrelation between the home as a safe-haven on the one hand and the motherly care for the children on the other is a strong impetus for the involvement in a struggle for housing. Additionally I have shown how, in the material realisation of their houses, the women use the makeup and style of a dominant middleclass discourse (namely the freestanding house, with a small garden and a (white picket-) fence). This is in line with Kellett’s (1995) findings in Columbia. Behind these more formal elements a deeper symbolic and political process is hidden.
Through the realisation of the house people can show the outside world who they are, within the context of the studied neighbourhoods it has become clear that a formal house is so much more than a shack or a ‘wendy’. The proper house transforms its inhabitants to full-fledged members of society, as the respondents clearly stated during the interviews. It makes them proud, but it also makes them responsible. From this two consequences arise: a first one comes with the “new identity” or “new status”, a new or different attitude and behaviour follows. This was illustrated in the Freedom Park neighbourhood (a squattersettlement at the fringes of Cape Town, where between 2007 and 2008 new houses were constructed) where more people than before were actively trying to find a job or participated in community activities such as a gardening project. The second consequence reinforces the first one, as the responsibility also means one has to make sure the house stays well maintained. The economical reality comes to the fore and one has to have financial means to keep up with the bills and costs that arise from home-ownership. We can conclude that the interplay between political/ symbolical meaning of the house and the economic reality seriously diminishes the people’s possibilities for contesting governmental discourses. Does this mean that (self)normalisation through the object of the home removes every means of questioning dominant societal or governmental discourses? A yes or no answer is not possible, instead I want to refocus our attention to another factor, which is the “ontological security” defined by Giddens (1984, p. 375) as a “[c] onfidence or trust that the natural and social worlds are as they appear to be, including the basic existential parameters of self and social identity”. In the complex and fast reality of today people use their homes to realise this ontological security and to realise a sense of belonging (Clapham, 2005; Giddens, 1984). Thus, people are looking for stability and normality. As such, we should not only contemplate over the question if there are any means of resistance left but also over the possibility that maybe there is no will to resist dominant societal values and norms. The process of normalisation is not something new, it has been an historically ongoing process of which people are hardly aware, it has been strengthened by governmental policies and economical realities, as such collective resistance stays
a difficult issue. However this does not imply, in my opinion, that the subject is being reduced to nothing more than an effect of structural constraints and powerful discourses. Cities and Cityness In a recent lecture at the University of Leuven, Saskia Sassen asked the question how today’s cities could recover their historic capacity as spaces that are able to encapsulate and overcome inequalities. For this, she saw two possibilities. A first one being challenges that are bigger than the differences between people. And secondly the notion of the civic itself, referring also to the public space. Arendt (1963, p. 47) also emphasizes the importance of the public arena, as the place where people can be free and interact equally with other citizens. What is of interest is the fact that this equality and the personal freedom are not rights people are born with, but which come with the membership of a certain group, the membership of a certain society, of a certain city. This intertwinement of the notions freedom, public sphere,
city and a certain notion of democracy deserve our further attention, as such this is what I am focusing on currently, as such trying to get a better understanding of how mechanisms of power work on different scales and within distinct spatial settings, or using and completing Foucault’s (1980, p. 149) statement again: “a whole history remain to be written of spaces – which would at the same time be the history of powers (both these terms in the plural) – from the great strategies of geopolitics to the little tactics of the habit, institutional architecture from the classroom to the design of hospitals, passing via economic and political installations”. Intention To try and gain an insight into these complex interrelations I start from the powerconcepts of Foucault, Bourdieu and Nietzsche, and confront/ complete/... them with the conceptual thinking of Arendt and Sassen. Additionally I use Critical Discourse Analysis as a tool to understand how these concepts can be read in reality. I partly follow Macleod’s approach, relying on both Foucault’s
and Parker’s notions of discourse (Macleod, 2002, p. 21), but I emphasise that a discourse is more than mere text; it is also the gestures that accompany it, or it can be the act that is a consequence of it (consider the actual placement of a white picket fence, which is the translation of a societal discourse). Accordingly, I strongly adhere to Foucault’s notion that “a discourse is a practice that systematically forms the object of which it speaks”. Thus, through the use of language, meaning is attached to social phenomena, but these phenomena are not merely being described, since through the discourse, significant meanings are attached to them. Because of this, discourse also reproduces the social phenomena it is “talking about”, in the broadest sense. Foucault’s interest in discourse is obvious. The relationship with power and knowledge is clear. When we are cautious about the discourses present in a society, we are able to understand the relationships between the actors and the regimes of truth that are produced. Every society has its own regimes of truth: norms, values and discourses that are considered to be the legitimate ones, and which organise and normalise society. These are articulated by those who are regarded as being authorised to do so. Thus, discourse is able to (re)produce power relationships. Deleuze (2004 (1988), pp. 154-155) also stresses that language and the way it is used is much more than some sort of coding used to communicate, it is “...a political affair before it is an affair for linguistics;...”. Since often, as Blommaert (2007) writes, language and the messages it contains, include a series of evaluations, and when articulated in the public sphere by (more of less) people with authority like members of parliament, (former) ministers, mayors or university professors, they contain an appeal to essential truthfulness (Blommaert, 2007, p. 52). Additionally Deleuze (2004 (1988), pp. 229-255) brings to our attention that ‘macro-societal’ ideas, concepts, norms, etc. are not only present on this, what Deleuze calls molar level, but also on the lower every day life level (what Deleuze calls molecular level). And it is precisely because they interact that power and control can be exercised. Or in Deleuze’s words: “In short, everything is political, but every politics is simultaneously a macropolitics and a micropolitics” (Deleuze & Guattari, 2004 (1988), p. 235). In the research try to understand where and how these relations between both levels have been established. Deleuze (1980) stresses that a discourse should not be analysed through deconstructing merely the linguistic propositions, but that it needs to be placed within its contexts, as it was also con-
caroline newton
ceptualised by Foucault. As such my research is grounded in the knowledge that by working from a rigidly framed definition of discourse, analysis will not be useful. Instead discourse analysis is approached as a way to understand why people are talking (or acting) about certain matters in a specific way. What is their motivation for doing so, are there hidden assumptions that influence their thinking, which are then reflected in their speech? Discourse analysis is used to investigate if dominant norms and values are dispersed within the actions, and within the habitus of certain groups, even if these norms are in fact oppressing them (De Decker, Meeus, & Newton, 2009).
Bibliography Arendt, H. (1963). Over Revolutie: Olympus. Clapham, D. (2005). The Meaning of Housing: A Pathways Approach. Bristol: The Policy Press. De Decker, P., Meeus, B., & Newton, C. (2009). Only for Neat People. Paper presented at the ISA International Housing Conference. Housing Assets Housing People. Deleuze, G., & Guattari, F. (2004 (1988)). A Thousand Plateaus: Capitalism and Schizophrenia. London: Continuum. Foucault, M. (1980). The Eye of Power. In C. Gordon (Ed.), Power/Knowledge: Selected Interviews and Other Writings 1972/1977 by Michel Foucault (pp. 146165). New York: Pantheon Books. Giddens, A. (1984). The Constitution of Society: Outline of a Theory of Structuration. Berkeley: University of California Press. Kellett, P. (1995). Constructing home: Production and consumption of popular housing in northern Colombia Unpublished Ph.D., University of Newcastle upon Tyne. Macleod, C. (2002). Deconstructive Discourse Analysis: Extending the Methodological Conversation. South AfricanJournal of Psychology, 32(1), 1725.
Selected publications De Decker, P., & Newton, C. (2010). Ob padcu utopije / At the fall of Utopia. Urbani izziv/Urban Challenge, 20(2), 5-13 and 74-82. Newton, C. (2009). Ruimtelijk design vandaag: ontwerpen voor of met mensen? Ruimte en Maatschappij, 1(1), 60-67. Newton, C. (2009). The Reverse Side of the Medal: About the 2010 FIFA World Cup and the Beautification of the N2 in Cape Town. Urban Forum, 20(1), 93-108. Loopmans, M., Leclerq, E., & Newton, C. (2009). Sociale Planning: Het ruimtelijk determinisme voorbij. Ruimte en Planning, 28(4), 3-8. De Decker, P., Kesteloot, C., & Newton, C. (2008). Where are vulnerable people to live in a State obsessed with homeownership? In: Doherty J. & Edgar B. (ed.) In my caravan I feel like Superman. Essays in honour of Henk Meert 1963-2006 (pp. 7-30). FEANTSA and the Centre for Housing Research, University of St Andrews.
93
Textile Techniques in Architecture
1 2 3 5 4 1: Baken 2010: Design and Concept: Maarten de Reus \ Structural Design and Engineering: Mark Feijen / Ivo Vrouwe 2: Ring Dome 2010 Design and Engineering: Ivo Vrouwe 3: Stage Dance 2010 Design and Engineering: Ivo Vrouwe / Michiel Jansen 4: Shelves 2010 Design and Engineering: Ivo Vrouwe 5: Pergola 2011 Design and Concept: Arjan Karssen Photography: Caren Huygelen Fotografie Structural Design and Engineering: Mark Feijen / Ivo Vrouwe
Textiles in architecture are not to be placed into a specific era, a certain geographical area or working field. Textiles have always played a more central role in our developing building society. From small scale developments in high-tech membranes to macro scale application in architectural systems, textiles have had a major influence on classical building methods as well as contemporary digitally driven geometries. Because of these timeless qualities and its versatility in properties I developed a big interest in the possibilities of these materials and geometries. Having worked as a designer and engineer for an office in lightweight structures for several years, I specialized in designing and engineering foils and membrane structures in architectural applications. The use of these kind of, mostly high-tech, materials in lightweight structures forces an efficient use of material and an optimization in form to provide a optimal wrinkleless surface. In this field of work a software procedure called form-finding is used to optimize a certain shape into a so called form-active, double curved surface. By defining digital points or lines as membrane connection points or boundaries, the designer creates a geometry in which the form can be realized. By the form-finding program, the surface is generated in between these parts and further processed into building components. Because of their fluid lines and natural shapes, form-active structures are often used to give an architectural volume a contemporary or even futuristic appeal. With this quality some structures seem to be more forced upon a project then well fitted in. To free the textile design alternatives from the form limitations of optimized form-active membrane engineering I started working on a broader view of Textile Techniques and Tectonics in Architecture. Textiles are material independent, which opens them for innovation and materialization in a wider range of materials. By scaling up micro tectonics as used in fashion to an architectural scale, specific textile qualities were innovated into an architectural variant. Apart from using membrane, the use of weaving and folding geometries can be applied in contemporary architectures, materialization can range from wood to metals and polymers. Qualities like low weight, adaptability, a rich form vocabulary and temporary use seem to fit well in nowadays design cultures. The light weight structure can, for instance, contribute to a reduction of architecture’s ecological footprint. The possibility of adaptability, portability and future relocation fits well in the shorter life-span of contemporary architectures. The rich form vocabulary can contribute to the architectural vocabulary and enrich its media capacities.
The intelligent character of this relative modern design movement makes its techniques relatively hard to access. This is one of the reasons that make it hard for designers and architects to implement these structures into their designs. The intelligent character can be looked upon in two ways. On the one hand a large quantity of knowledge and practice is necessary to engineer and construct these systems. The unconventional way of designing isn’t lectured widely which results in a small group of, mostly selfeducated specialists, who are able to design, engineer and process these structures. On the other hand, the complex geometries of these systems demand a large quantity of information to be able to exist. Custom made computer scripts and a limited amount of commercial software contribute to the ability to describe and construct these systems. To extend the experience, techniques and knowledge of these structures I started a research in architectural textile techniques at Sint-Lucas School of Architecture. The research focuses on stretching the boundaries of the architectural vocabulary by a technique called reframing. By reframing a situation or matter, another meaning or sense is assigned, the situation is viewed upon in another context. By reframing or recontextualizing architectural systems into a textile framework, different rules apply. Freed from former prejudices, a different view should result into unexpected possibilities. Since the textile framework contains several qualities, many subjects within can be reframed. The geometry of techniques, ways of fabrication and structural behavior can for instance be used as a way to implement into the framework. The framework can be narrowed down by limiting the input. In this research the structural systems, like used in the book Structure Systems by Heino Engel, will be used as a input for the textile framework. To unlock the qualities of a shift towards a mode-2 research, a physical reflection within the research is necessary. To inform the user (architect or designer) about the use and integration of these systems into the final product a bottom up research approach is used. Instead of communicating an end product, the focus is on the way to incorporate these techniques into the design process. By implementing the techniques in own designs and engineering for others, case scenarios are generated. To introduce students with the integral and dominant influence of these structures on the architectural result, workshops are used to practice materialization of these techniques. Structural systems and specific materialization are used as a starting point. Supported by computer scripts and specialized software the student is able to design structural volumes within a short period. Materializing these structures with computer generated parts brings the model out of the digital into the physical environment. Since architecture remains a 3D activity, this physical reflection is necessary to evaluate the geometrical quality of these techniques together with its spatial experience.
8
7
6 9
6: Elective Textile Techniques [Installation 2] 7: Workshop Plaster 8: Workshop Wood [Installation 1] 9: Workshop Wood [Installation 2]
ivo vrouwe
94
tlf03 alu
tlf01
tobias labarque
95
tlf08
KOEN MEERSMAN
image top left: Bi-colored Structure with Irregular Pattern nr. 010-10 2010, pencil and green gouache on paper, staples 32cm x 25cm Ă˜ approx. image bottom left: Interior view nr. 010-10 image next page: Bi-colored Structure with Regular Pattern nr. 007-08 2008, pencil and yellow fluorescent marker on paper, staples 140 x 335 cm photography by Daniel Riera
96
foto Katrin Jakobsen
SUNDAY TOTEM AUGMENTED SCULPTURE STUDIO HERMAN TEIRLINCK 17.09.10 - 19.09.10 MICHIEL HELBIG
foto Marco Gabriele Lorusso
97
Bronks youth theatre, Brussels Awards: Finalist Mies van der Rohe Award 2011 (EU) (www.miesarch.com), nomination Lensvelt interior Prize 2009 (NL)
brOnks
Out of a leaf of paper two holes are cut. What remains is turned inside through to create a ‘horizontal piece of façade’ in its middle. We call this horizontal façade the champagne bar. It is a step up to the café on top. OO7. The building consists of two halls, two holes inbetween of which a central circulation shaft is situated. The staircase has the shape of a double helix with swing doors (coated with mirrors) placed on every intermediate landing. We call it ‘the septum’. It regulates the use of the halls in a myriad of ways. Suspension. We tried to make the halls, materialized in concrete, float and soar in light. Apart of the staircases, circulation ‘around’, consist for a large part out of ramps. They render a sense of detachment from the horizontal, the horizon. Street theatre: looking in through the big glass in the front façade, one is confronted with a ground level that is elevated one meter up to scene level. Two meters behind, the wall of the repetition hall slides open. Reception, sanitary facilities, techniques sit below. In the main hall at the back of the building, telescopic seating area and scene do the trick of multi-functionality. In a rather small theatre (some 3500 m2, seating areas 200 persons per hall) we have to generate a lot. Minute folds. We fold to fit a purpose and not just arbitrary. One slant in the back façade
is echoed through the main theatre hall to accomplish a sound acoustic atmosphere. Across/acoustics. Groping/Gropius. No cubism but, small nuance, a blocking together of volumes around which a loose skin is wrapped that in turn is subjected to contextual parameters. Strict alignment with the neighbour roofs is an imperative when one builds in the historic centre of Brussels.
Membrane
The façade is a membrane, a plane where one steps through. In one corner it can be opened into a coach house, an intermediate zone, a void as main entry. As such the façade assembles facets that are repeated inside. Play after play. Inside people are in for a surprise. Door after door, plane after plane another space unfolds, creating the illusion at least of largitude. In the festival season several plays can be performed simultaneously. Sphere and labyrinth. At the basis of an utterly simple plan we tried to fuse the labyrinthine with loops of circulation. We were helped hereby by the varying heights of spaces required. Eventually no one looses the way, whereby the ‘search’ extends into a surge of light,
vistas and air. Make believe that one is not moving in an enclosed setting -a dug out- 13 meters below roof structure. Every space is designed with equal care. Eyesight will never fall flat on a wall. Stride : we can reflect on the design as a long process of ‘optimisation’ (spend 14years on 4 projects for 2 sites). Brussels has imposed on us (and on itself) a build work whereby every decision is weighted, every dime is counted, no space is wasted. ‘Mene, Mene, Tekel Upharsin’.
Building materials
The overall construction is in fair-faced concrete with a roof structure in steel works. Exterior : Wall and roof cladding as well as window frames in aluminium, coated bronze. Brick tiles at the rear coloured aubergine. Interior : Selective cladding with boards of plywood, aubergine coloured. Floors in wood or epoxy coloured purple (paars in Dutch).
Sustainability
First cultural building in an impoverished quarter of the historical centre, resulting in a socio-economic boost within a wider perimeter (galleries,restaurants, shops, ...). Ecology : Halls enclosed by malls work as an energy saver. Within this logic glass walls are tripled glazed, a greenhouse effect is enforced.
The Canopy House in the Flemish Pajottenland. Awards: Nomination for the Mies van der Rohe Prize 2011 (EU), Steel Prize 2010 (B)
A house in a valley
All photos by Filip Dujardin, Ghent
In the course of history the word canopy has evolved from the Egyptian urn with a removable (human) head, to a mosque with a dome, to a bed under a large mosquito net and finally to an armchair covered or draped with linen. The client, a native of Antwerp added on top a local meaning : a sandwich (canapé). What we try to achieve is to give a monumental house the swung of a piece of furniture. The building blocks we started with are 2 identical (be it mirror wise) folded EL-shapes. These consoles, we can click together, in a shifted manner, give it some margin for play. This margin allows to introduce the circulation (ramps run from bottom to top) and to hide half a level high storage spaces in-between the living spaces. The upper console (containing bedrooms, study, kitchen and dining room) is grafted onto the street. The lower console (containing garden flat, living space and library) is oriented somewhat to the garden and the landscape behind. Around these core elements sits a homogeneous skin : roof, front and back façade caught in one loop; the static building volume lifted out of its joints.
With his big volume and ceramic red polyester bandage, the contemporary house is coinciding with the vernacular farm buildings spread throughout the landscape.
Decapitation A story about the words “guise”, “Geus”, “gaas” (Dutch for veil). Arriving into this rural country, west from Brussels, the landscape changes dramatically. From suburbs it goes to the soft rolling hills that are best known from Brueghel the Elder’s paintings. Particularly where our site is, given to the castle of Gaasbeek that has been dominating it for many centuries, the landscape is very well preserved. This castle is a landmark in Belgian history, as it is known as the residence of the ‘Count of Egmont’. Both ‘Egmont and Hoorne’, freethinkers, dissidents, ‘Geuzen’ have been decapitated on the Grand Place of Brussels by the duke of Alva, leader of the Spanish Inquisition under the rule of Philip II. The aim was to smother the rise of the Protestant Church in the Netherlands. The Canopy House is built in the adjacent valleys. The client wanted us to capture the special light that is hanging there. We dealt with it as following : The ramp that runs to the top, ends with a shower of glass. A crow’s
nest. From here sight through a vertical slit window that sits in the sloping roof, is oriented on the castle, standing at a distance. The clients, lawyers -particularly Frank is a notorious freethinker, writer, a policy maker, Geus in every sense- are able to wash themselves as a true act of rejuvenation, as a catharsis, in memory of this one line of flight.
Building materials : A 600m2, 20 meters long house allowing for a 10% ramp. The ramp organizes the spaces into split-levels. . A visible steel structure facilitates the ability to cantilever, and shift the plans : deforming the box and roof typology. A staircase poured in concrete provides extra stiffness (ochre metallic) Half level high storage spaces ‘hide’ wind trusses. Exterior : cladding in a polyester bandage (altered with continuous glass walls). Wooden shingles as roof material.
Sustainability : A loop of roof shingles on north-south axis versus cold or heat. The house is a bubble ; energy losses reduced, greenhouse effect enforced. Roof water and drainage runs into an existing pond on the site and contributes to flora and fauna.
MARTINE DE MAESENEER
)1(
98
werken | leren | onderzoeken | reizen zoeken | verkennen | bewegen | ontdekken bekijken | denken | reflecteren | analyseren selecteren | verlichten | fotograferen coderen | verbeelden | verhouden constrasteren | projecteren | articuleren aanleren | detailleren | opbouwen inspireren | herinneren barcelona | weil am rhein | bexhill barcelona | berlin | ronchamp | berlin ronchamp | paris | brussel | berlin poissy | basel | mulhouse | liège stuttgart | london | liège | köln paris | weil am rhein | wachendorf | liège modena | london | saint-etienne peter vansteenkiste-muylle 2000-2010
99
Met enkele jaren freelance ervaring en een voltijdse betrekking in de architectuurjournalistiek achter de rug, kan ik vooral verwijzen naar uitgebreide dossiers en artikelen in het Nederlandse tijdschrift ‘de Architect’. In deze redactie vervulde ik vanaf mei 2001 de functie van redacteur en nam ik vanaf november 2002 de taak op mij als eindredacteur en adjunct-hoofdredacteur. In deze periode verscheen eveneens een eerste eigen boek(je) onder toeziend oog van Europan. Sinds mijn terugkeer naar België in januari 2005 zijn meerdere architectuurboeken van mijn hand verschenen bij binnen- en buitenlandse uitgeverijen. Het boeiende aan dit werk, zijn de uiteenlopende ‘taken’ of ‘functies’ die binnen het schrijven mogelijk zijn. Voor de ene publicatie nam ik bijvoorbeeld enkel het initiatief en zetelde in de adviesraad, voor de andere mocht ik een diepgaande, uitgebreide inleiding verzorgen. Maar er waren ook titanenwerken waar elke letter in het boek vanuit mijn vingers kwam.
nieuwsbrieven&affiches
boeken
Gedurende de architectuuropleiding aan het Sint-Lucas instituut te Gent, heb ik steeds raad kunnen vinden in een waaier aan architectuurpublicaties. Het motiveerde me om de stap te zetten naar een intensief en boeiend postgraduaat in de journalistiek aan het Vlekho te Brussel. Architectuur en publicatie (in welke vorm dan ook) zijn dus de sleutelwoorden in mijn werk.
Als artistiek leider (van 2005 tot 2010) van de architectuurvereniging Archipel zorgde ik niet alleen voor de inhoudelijke invulling van het programma door het uitzetten van lezingen, filmavonden, uitstappen, reizen etc., maar ook voor de publicatie van de nieuwsbrieven waarvan de voorzijde meteen als affiche fungeerde. Het interessante aan dit werk is de tekst boeiend, maar ondergeschikt te houden aan het mooie grafische werk van Ronny Duquenne.
stripcultus
architectuurreisgidsen 350 pagina’s lang dromen en werkgenot.Vanaf de ringmappen en notitieboeken vol informatie verzameld tijdens de prospectiereis. Over het uitzetten van de structuur van de reisgids, het kiezen van tekeningen, schetsen, foto’s door Arnout Fonck, het prikken van locaties van architectuurprojecten op stadsplattegronden, het uittikken van alle data, het beschrijven van alle projecten. Tot de samenwerking met de grafisch vormgever om alles tot in de puntjes uit te werken. En dan... de voldoening om de reis te gidsen en anderen even enthousiast te maken over architectuur in bv. California en Brazilië.
Zoveel bruisende dingen die me boeien. Zo fijn om te beseffen dat er door de combinatie van uiteenlopende disciplines spannende ontmoetingen kunnen ontstaan. Met een passie voor stripverhalen en met name het werk van tekenaar François Schuiten, kon ik een maandprogramma van de architectuurvereniging Archipel vullen met lezingen, workshops, filmvoorstellingen en een tentoonstelling over de architectuurtheoretische achtergrond in de tekeningen van Schuiten in de architecturaal hoogstaande Universiteitsbibliotheek van Gent.
dominique pieters
100
Gallery Apartment Londen
Foto’s: Wim Hanenberg
pASCAL FRANÇOIS Eéngezinswoning Berlare
Foto’s: Grazia Branco
‘Pool’ house ‘s Gravenwezel
101
Foto’s: Pascal Francois Architects
GISELE GANTOIS
102
Back McMaster architecten werd in 2007 opgericht door ir-architecten Sarah McMaster & Ignaas Back. Het bureau legde zich in de beginjaren voornamelijk toe op het laag energetisch verbouwen voor particulieren. Geleidelijk aan kende het bureau een schaalvergroting van kantoor-, appartementsbouw, publieke ruimte tot landschapsontwerp. Vandaag de dag wordt er tevens gewerkt op enkele buitenlandse projecten. De verscheidenheid in schaal en opdrachten is voor ons van grote waarde. Onze aanpak is dezelfde: opdrachten groeien en krijgen vorm door de voortdurende dialoog tussen plek, bouwheer, ambacht, structuur en materialiteit. Met het resultaat beogen we bouwwerken die op hun beurt de dialoog aangaan met de directe omgeving en de gebruikers. Back McMaster architecten bvba Nieuwevaart 118 / 4 – 9000 Gent 09 225 76 00 – atelier@backmcmaster.be www.backmcmaster.be
IGNAAS BACK
103
tafel Ahrend philink
1e sociale woningen voor Watermolenwijk II, Belsele ism BVBA-MD-Architectenbureau Van Kerckhove
inrichting artiestenloges, De Singel, Antwerpen, foto: Sarah Blee
museale inrichting CINEMATEK, scoutsgebouwen Halle - Zoersel Brussel ism Robbrecht en Daem [foto: Sarah Blee] Architecten [foto: Sarah Blee]
wedstrijdontwerp voor kleuterschool Emile Bockstael, Brussel
the abacus, a tool box to study spatial disposition according to the plastic number
Abbey of Roosenberg,
Waasmunster, Belgium, (1974-1975)
Saint Benedictus Abbey
Table and chair for the convent of Tomelilla
research: The Dutch architect and monk Dom Hans van der Laan (1904-1991) left us with a legacy of architectural realizations and writings, aiming to establish fundamental principles of architecture. This doctoral thesis sets out to develop an in-depth understanding of Van der Laan’s 1977 manifesto Architectonic Space, in which he directly intertwines his design philosophy with practical design tools. The research is conducted on two levels, resulting in two dialectic parts. The first part chronologically maps the development of Van der Laan’s research and production. Important elements of Van der Laan’s Benedictine and architectural back
ground that influenced this search are traced, formulating a critical understanding through a contextualization and a history of conception. Through the analysis of drawings, unpublished source material and communication, the intrinsic relation between his motivations, his teaching and realizations is mapped out. The second part focuses on the practical implementation of Van der Laan’s design methodology. A close collaboration with his nephew and right hand Rik van der Laan, as well as notes, sketches and recordings from his lectures, give an objective step by step analysis of the design process used in his four main realizations.
Mamelis, Vaals, the Netherlands (1956-1967, 1986)
3D analysis of the Abbey of Roosenberg, Waasmunster, Belgium, drawing Caroline Voet
Sweden, design: Dom Hans van der Laan, [section drawing: Rik van der Laan, 1995]
C a r o l i n e
V o e t
104
1
jeugdcentrum JWG te Genk
laag energie woning KLS te Opwijk
laag energie dubbelwoning KBS te Kapelle-op-den-Bos
school TSM te Merchtem
89 appartementen HTW te Beveren
laag energie dubbelwoning KBS te Kapelle-op-den-Bos
school TSM te Merchtem
laag energie woning KLS te Opwijk
sociaal huis SHM te Merksplas
laag energie dubbelwoning KBS te Kapelle-op-den-Bos
STIJN LEEMANS
RADAR architecten
passiefwoning BAA te Wuustwezel
haalbaarheidsstudie uitbreiding kasteelsite HVE te Geetbets
laag energie dubbelwoning KBS te Kapelle-op-den-Bos
interieur MHL te Antwerpen
89 appartementen HTW te Beveren
jeugdcentrum VWL te Ekeren
105
vast meubilair kasteelsite HVE te Geetbets
laag energie woning NRW te Mechelen
laag energie woning POL te Wolvertem
laag energie dubbelwoning KBS te Kapelle-op-den-Bos
Gijs Van Vaerenbergh is de samenwerking van Pieterjan Gijs en Arnout Van Vaerenbergh (docent, links op de foto), in 2007 opgericht na hun studie van ingenieur-architect. Gelijktijdig deden ze ervaring op in verschillende ontwerp- en studiebureaus. Gijs Van Vaerenbergh probeert een kritische praktijk te ontwikkelen door niet alleen architectuur te bouwen als antwoord op de vraag van een opdrachtgever, maar door eigen ideeĂŤn en initiatieven te ontwikkelen en die in de realiteit te projecteren al dan niet in samenwerking met andere partners. Deze realiteit is in de eerste plaats de publieke ruimte in zijn diverse verschijningsvormen, gaande van de stedelijke open ruimte over het landschap tot publieke gebouwen en ontmoetingsruimtes. Naast verschillende types architectuurprojecten omvatten de gerealiseerde werken van Gijs Van Vaerenbergh onder andere Greenhouse Intersect op het kunstenfestival Ithaka (2008), de installatie SpinOff tijdens het Micronomicsfestival (2009) dat de eerste fase is in een werk over verbeelding in het stedelijk landschap en The Upside Dome (2010), een ingreep in een monumentale barokke kerk. Momenteel werken ze aan een installatie in het landschap rond Borgloon in opdracht van Z33.
> www.gijsvanvaerenbergh.com
ARNOUT VAN VAERENBERGH
106
WOUTER CORNILLIE
107
privĂŠ
publiek
you can find inspiration in everything if you can’t, look again
[paul smith]
sacraal
TOM CALLEBAUT
108
magdalenakerk (brugge, 2002), ontwerp tom callebaut & stefaan onraet, foto Š wim neulen
SYNOPSIS of doctoral RESEARCH-in-progress The objective of this thesis is to formulate a design based approach to re-conceptualise the relation between humans and environment. Relations between humankind and the environment are largely actualised through urbanisation, the model of human settlement generally considered the most effective at organising human life on earth. Yet, major, profound and long-term upheavals such as climate change, globalisation and population growth, result in an increased systemic unsettlement of formerly unquestioned concepts of how to inhabit the world. Urbanisation, as a societal form of organisation, is affected in many ways by this unsettlement, not least in its sheer materiality and physicality. One has only to think of, for instance, the issue of flooding that is expected to wipe out entire human settlements. This causes major unsettlement on the spatial level, when previously stable land becomes highly unstable due to flooding and a plethora of related ecological shifts. As a consequence, the map of the world is in the process of being redrawn, not only physically but also on the societal level where mass migrations of ecological and economical refugees are taking place. The point of departure of this thesis is that this situation of unsettlement requires the gathering of our intensified creative capacities to rethink the nature of the problem of the relation between people and the environment. Many authors have argued that urbanisation problems are being too much considered and treated as technical, management problems whereas they actually need to be approached as a civilisation impasse, which requires a different notion of problem-setting. This thesis identifies the conceptual gap between the technical, management approach and a civilisation impasse as a gap between instrumental rationality and encompassing rationality (1). In the context of architecture and urbanism this would translate into a gap between planning and design, between science and art, and ultimately between applicable, problem-solving projects and utopian, problem-setting projects. The assumption made in the thesis is that in a context of systemic changes where profound re-conceptualisations are required, problem-setting cannot only be based on an instrumental rationality, a rationality oriented at the effective use of means to achieve a predefined (unquestioned) goal, that confines itself to the boundaries of a prevalent system (paradigm). When a re-evaluation of goals is at stake, this approach proves to be insufficient. The thesis argues that a way of thinking is missing that allows us to look beyond currently known problems and enables the projection of a different set of goals (departing from a changed world-view), which is done by the so-called encompassing rationality. Supplementing instrumental rationality with encompassing rationality should lead to a more comprehensive problem-setting. In the context of urbanisation, I propose that this implies adding to the much invested concepts of ‘engineering’ and ‘reflectivity’ the concepts of ‘imagineering’ and 'projectivity'. ‘Imagineering’ and 'projectivity' are qualities that are used in conceptual design practices. Hence, I argue that designerly ways of knowing need to be used to supplement scientific analyses, and accordingly to reintegrate imagination and logic/rationality. In doing
so, I suggest that a more comprehensive problem-setting regarding the relation humans-environment can be achieved, a problemsetting that not only departs from technical issues of facts but also actively engages with issues of values. In this context, I intend to develop research into the operational capacity of critical design and utopian thinking –both using encompassing rationality- to create the conditions for ‘proflection’. I propose to call this form of research, ‘projective research’ (the projective quality of throwing ahead) and I suggest it to be particularly useful in the context of unsettlement and comprehensive revision of problem-setting in the socio-spatial disciplines of architecture and urbanism. In ‘projective research' projects are vehicles for the re-definition of problems, for problem-design, for finding constitutive concepts, principles, values and practices for a revised problem-setting on how to inhabit the world. The concept of ‘projective research’ is developed gradually from four design projects I was involved in myself: ‘The Unadapted City’ (T.O.P.office), M.U.D (FLC extended), COASTOMIZE! (FLC extended) and Magnificent Surroundings (Charlotte Geldof). The projects have a critical design attitude, conceptualising the way to inhabit the environment through visionary spatial models that challenge prevalent values and problem-settings. They have an urban/landscape scale and scope. The projects are treated as individual cases and analysed as instances of how critical design and utopian thinking might become motors for ‘projective research’. In addition, throughout the thesis the projects are brought into interaction with each other and with concepts derived from theoretical work by, amongst others, Peter Sloterdijk, Jean-Luc Nancy, Ton Lemaire, and John Rajchman. From this interaction, which is set in place as an experiment of ‘projective research’, key-concepts for the problem-setting regarding the relation humans-environment are gradually identified. Currently, critical design projects are often confined to the mere statement/critique which hinders the effective use of their potential to build up knowledge on socio-spatial matters and as such contribute to comprehensive problem-setting. The thesis proposes that a key-feature to remove this deficit is to bridge the split between design as material, subjective and embodied process, and criticism as an abstract, objective and distanced one. This implies a very close interaction between theorising and designing and it implies that theory and design exert critical pressure on one another, design challenging theoretical concepts and vice-versa. The result of such a process, I argue, is a type of intellectual work (consisting of both theory and design) that provides a chance to reflect upon what is there, but mostly to imagine something different, to proflect, to question and transform rather than describe and affirm. This type of intellectual work, it is argued, is intrinsic to ‘projective research’. The research process enacted in the thesis itself exemplifies the mechanism of ‘projective research’: an interplay of design projects and theoretical work is composed with the aim to question and elaborate on a renewed relationship humans - environment. Basically, what is shown here is how effectively conducted experiments as design projects, theoretical study, imagined settings... are brought in interaction in a designerly way in order to achieve re-conceptualisations.
NEL JANSSENS In a first step this results in refining the general idea of re-conceptualising the relationship between people and the environment into more specified, yet still abstract notions. These become the underpinning concepts of the problem-setting. The testing of this first step of the ‘projective research’ process resulted in three such concepts: Re-grounding, The (p)referential Latent and Re-signing. Re-grounding refers directly to a question of articulating the relation earth-human. The (p)Referential Latent is conceived of as a guiding principle, working in the background, as a kind of ‘sub consciousness’. In the context of urbanism, the latent program can be considered to be the vision of the way we (ought to) inhabit the environment. This is the ethic question. Re-signing is the act of giving a new significance, revising values and meaning and is necessarily based on judgement and opinions. It is explicitly brought into the process as something that precedes de-signing. The abstract concepts are then further refined to more concrete notions that are to guide the renewed relationship humans - environment. The notion of Orbanism, for instance, developed in the conceptual design practice T.O.P.office, I worked in, is identified as an instance of the (p)Referential Latent. Orbanism states that a profound world-consciousness should guide any urbanisation act. The notion of 'world' and the reframing of human relationships with the earth are key feature. Given the importance of ‘world’ here, I argue that the key of the problem-setting can be identified as the problem of re-inventing/ re-defining the idea of the ‘commons’ in this age of unsettlement. A re-invented idea of what is to be understood common to this world might provide a perspective to address current problems arguably caused by the anthropocentrism & urbanocentrism of modernity. As a further concretisation of the idea of the commons, the design projects offer a primal space of projects as testing ground: the two earthly macro-spatial entities, land-mass and sea-mass, and their relation in coastal areas. With the recent rapid climate change and the fact that the sea has this unsettling condition of instability and moreover, still partly possesses the status of commons which is almost completely lost on land, those area's are very relevant to explore the Re-grounding, the (p)Referential Latent and Re-signing of the way we inhabit our environment. I suggest the key conceptual components of ‘projective research’ to be Integrated knowledge and Poetics. Together they form a thinking device to handle the split between imagination and logic. Integrated knowledge is about reintegrating the vision of postformal imaginative thinking with the logic of formal (mental-rational) thinking. Poetics refers to the notion of making (poesis) and acting. Poetics is a kind of unbridled thinking that stays very close to sensory intuition and is adapted to the level of perception and imagination, in contrast to the domesticated, scientific thinking that is more distant. Poetics departs from a renewed relation between the imaginative and the real, the abstract and the concrete. It is about a kind of active (creative) perception considered as a dialogue with the unknown, the imagination-of-the-real (2).
Integrated knowledge and poetics are ways of making sense and dealing with data/facts that are extensively used in critical design and utopian thinking. Critical design and utopian thinking therefore are proposed to be the two constitutive components for ‘projective research’ to offer concrete strategies to guide the process of knowledge building. While critical design is oriented towards opening and widening the space of possibilities by showing different alternatives, utopian thinking is oriented towards a re-articulation of goals in the space of possibilities by choosing a constellation of alternatives. So, when imagineering (as happens in critical design) produces knowledge through fiction, the connection with ethics (established through utopian thinking) incorporates values in research, besides and complementary to the knowledge of facts. I suggest that it is within this constellation that a comprehensive problem-setting can be achieved in situations of systemic unsettlement. Through this process the challenge for ‘projective research’ is to deliver a set of (p)references (values) for a renewed relation humanenvironment, upon which evaluation can be based, a framework (something latent, always present) that in a way pre-structures current design action. I consider this elaboration of a framework of preferences to be the specific professional responsibility of the projective researcher. The thesis argues that this is specifically useful in a situation where everyone agrees there is a problem but not many agree on the exact nature of the problem and even fewer agree on the possible/desirable solution (goal-setting).Good projective research then makes a tangible, that is debatable and testable, contribution (in the form of a constellation of concepts, values, principles and practices and its pre-figurations)to the evolving of the collective consciousness on the problem-setting at stake, to the collective sense-making process of unsettling conditions and systemic shifts in the way we inhabit our environment. Starting from my own design experience in conceptual design practices, the outcome of the thesis will be an outline of a method, called ‘projective research’, developed from within and for the design field to contribute to comprehensive problem-setting and to strengthen the capacity of sense-making. With ‘projective research’ this thesis wants to install/articulate a level of thinking in the design disciplines that does not depart from the applied perspective architectural and urban design is usually associated with (designing solutions for application problems of the current urbanisation principles). Instead, an approach is suggested that seeks to extend the research practice of architecture and spatial planning by actively engaging with comprehensive problem-setting which I consider to be especially relevant in this age of socio-spatial unsettlement. (1) on instrumental and encompassing rationality see: Plattel M., Utopie en kritisch denken (Bilthoven: Ambo, 1970). (2) on integration of knowledge and poetics see: Amar G., Du Surréalisme à la Géopoétique: Dire le Monde (http://www.geopoetique.net/archipel_fr/ institut/cahiers/cah3_ga2.html (accessed 8th of may 2009b); Lemaire T., Met open zinnen: Natuur, landschap, aarde (Amsterdam: Ambo, 2002); McManus T., The Radical Field (Ross-shire: Sandstone press Ltd, 2007)
109
robin schaeverbeke
110
[in transit] testing a set-up for the Brussels’ messingwithmediaworkshop at home. The workshop is defined as a place to improvise with graphical instruments during preliminary design processes within the doctoral project Extended Drawing. Extended Drawing is investigating the influence of generative media on designerly thinking and decision making.
selectie projecten 2001 – 2011 001. verbouwing
002. ontwerp
woning Luc Tuymans - Carla Arocha
antwerpen, ontwerp en uitvoering 2001– 2003
nieuwbouw op dak gebouw Roose en Ternier
032. paviljoen
035. paviljoen
tielt, ontwerp en uitvoering 2001
036. ontwerp
gent, 2001
verbouwing en inrichting zolderverdieping Cordier van monografie Guy Mees, uitgeverij Ludion, (kk)
i.s.m. Jurgen Persijn & Guy Mees gent, uitgave 2002
verbouwing woning De Wolf - De Baere
013. uitbreiding
woning Snoeck - Derave
huise - zingem, ontwerp 2001 – 2006, uitvoering 2006 – 2007
014. ontwerp
verbouwing woning Verhaert
016. ontwerp
inkompartij woning Kempenaers - Celis
017. inrichting
tentoonstelling ‘Foundlings’, Orla Barry, Argos
voor woning Huvenne - Martens
gent, ontwerp en uitvoering 2005
den haag, ontwerp 2002 – 2007, uitvoering voorzien 2007
021. kunstintegratie
Narcisse Tordoir, (kk)
023. inrichting
inrichting montageruimtes Argos vrijstaande garage tot muziekstudio pianist Frederik
ruimtes’ — Hitchcock-films, voor Steven Jacobs,‘The Wrong House: the Architecture of Alfred Hitchcock’ antwerpen, tentoonstelling in deSingel, seizoen 2007 – 2008 publicatie, 010
078. technische
uitwerking gevel van kunstenaarsatelier Nico Dockx naar plannen van arch. Demeyer, (kk)
toronto, 2005
antwerpen, ontwerp 2006, uitvoering voorzien 2007
079. uitgave, ontwerp
brussel, ontwerp en uitvoering 2005
i.s.m. Koenraad Dedobbeleer eerste nummer uitgegeven als bijlage bij kunsttijdschrift A-Prior #13, 2006
080.
tijdelijke tribune in kunstgalerie Jan Mot, (kk)
brussel, ontwerp en uitvoering 2006
fanzine UP, (kk)
025.
verbouwing woning Verniers - van den Broeck
the City’
081. paviljoen
antwerpen, ontwerp en uitvoering 2002 – 2003
nancy, ontwerp en uitvoering 2005
uitbreiding huisvesting kunstvideocentrum Argos
027. ontwerp
028. studie
paviljoen Dan Graham, (kk)
kortrijk, 2002
loft en tentoonstellingsruimte Van Tendeloo
antwerpen, 2003 – 2004
Konrad voor tentoonstelling ‘Future for
inrichting zeilboot Lambrecht - Gernaey
beernem, 2005
056. ontwerp
Dan Graham, (kk)
antwerpen / museum de pont, tilburg, ontwerp en uitvoering 2005
055. ontwerp
1 & 2 paviljoen Dan Graham, (kk) Paul Casaer, (kk)
appartement Bowman
i.s.m. Pieter d’haeseleer, le racou, ontwerp 2006 – 2007
083. architectuurwedstrijd
alsemberg, ontwerp en uitvoering i.s.m. Paul Casaer 2005
Dan Graham, (kk)
parijs / zaragoza, ontwerp en uitvoering 2006 – 2007
082. verbouwing
boston, 2005
057. kunstenaarsatelier
en samenstelling van architectuur-
zaal’ van tentoonstelling Els Dietvorst, Paleis voor Schone Kunsten
054. paviljoen Aglaïa
brussel, 2002
Dan Graham, Sao Paulo Bienal, (kk)
sao paulo, ontwerp en uitvoering 2006
mariakerke, ontwerp 2002 – 2006, uitvoering voorzien 2007 – 2011
tentoonstelling ‘de Sphinx’, ING
i.s.m. Pieter d’haeseleer, brussel, 2e prijs besloten wedstrijd, 2006
026. studie
woning Roose - Gernaey
gent, ontwerp en uitvoering 2006
053. paviljoen
badkamer De Vliegher
wachtebeke, ontwerp 2006, uitvoering voorzien 2007
077. uittekenen ‘filmische
en technische uitwerking paviljoen Dan Graham, (kk)
uitwerking kunstintegratie Aglaia Konrad, (kk)
lanaken, ontwerp en uitvoering voorzien 2006 – 2007
076. paviljoen
1 ‘bis’ Koenraad Dedobbeleer, (kk)
utrecht, concept 2006, uitvoering voorzien 2007
075. ontwerp
paviljoen Dan Graham, (kk)
uitbreiding woning Couvreur - Van Santen
merelbeke, 2006
074. uitbreiding
Konrad voor tentoonstelling ‘Talking Cities’
essen, ontwerp en uitvoering 2006
woning en nieuwbouw fotostudio Lasuy - Van Poucke
024. uitbreiding
Dan Graham, (kk)
parijs, ontwerp en uitvoering 2006
073. inrichting
052. inrichting ‘rode
keuken en inrichting kantoren kunstvideocentrum Argos
brussel, 2006
072. technische
merelbeke, ontwerp en uitvoering 2005 – 2007
venetië, uitvoering voorzien 2008
keuken De Vliegher
wachtebeke, ontwerp en uitvoering 2002
en inrichting keuken Van De Vijver - De Bock
gent, ontwerp 2006, uitvoering voorzien 2007
071. kunstintegratie
Croene 050. ontwerp
brussel, 2005
049. verbouwing
De Gruyter
brussel, ontwerp en uitvoering 2002 – 2003
uitbreiding woning kunstverzamelaar Hooft
st. martens latem, 2005
051. ontwerp
rotterdam, uitvoering 2002
022. kunstenaarsatelier Voebe
tentoonstelling Orla Barry, SMAK
gent, ontwerp en uitvoering 2005
048. ontwerp
puurs, uitvoering 2005 – 2006
gent, 2002
Dan Graham, kunstencentrum STROOM
ontwerp bibliotheek De Koning - Carter
paviljoen 1 & 2 paviljoen Dan Graham, (kk)
parijs, 2006
066. verbouwing
en technische uitwerking kunstintegratie Narcisse Tordoir, (kk)
020. paviljoen
tentoonstelling Narcisse Tordoir, Extra City (kk)
antwerpen, ontwerp en uitvoering 2005
018.
repetitieruimte muziekensemble Spectra
065. ontwerp
1 Koenraad Dedobbeleer, (kk)
utrecht, concept en uitvoering 2006 – 2007
070. ontwerp
Luc Tuymans
antwerpen, ontwerp en uitvoering 2004 – 2006
047. ontwerp
gent, 2002
antwerpen, ontwerp en uitvoering 2005
069. paviljoen Aglaïa
kunstintegratie Anne Daems, (kk)
oostende, 2004
nieuwbouw op kavel van 1 m breed
gent, 2004
brussel, ontwerp en uitvoering 2002
019. ontwerp
068. paviljoen
tentoonstelling ‘Iconocity’ Aglaïa Konrad,
de Singel
mechelen, ontwerp en uitvoering 2004 – 2007
046. inrichting
antwerpen, 2002
063. inrichting
067. ontwerp
044. inrichting
tentoonstelling Guy Mees, kunstencentrum STUK, (kk)
leuven, uitvoering 2002
kunstintegratie Anne Daems, (kk)
antwerpen, 2005
achterhuis tot muziekstudio componist Paul Craenen
045. concept
antwerpen, 2001 – 2005
015. concept
tentoonstelling Rosa Barba, Argos
brussel, ontwerp en uitvoering 2004
042. kunstenaarsatelier
paviljoen 1 & 2 Dan Graham, (kk)
tokio, 2005
062. concept
043. meubel
waasmunster, 2001
ontwerp en uitvoering 2004 – 2006
041. concept
i.s.m. Joris Verdoodt brussel, 1e prijs besloten wedstrijd, ontwerp en uitvoering 2005
061. ontwerp
040. ontwerp
st. amandsberg, 2001
tentoonstellingsstructuur ‘de Zwaluwen’, Orla Barry & Els Dietvorst
039. verbouwing
inrichting gelijkvloers en tuin woning De Cock
012. ontwerp
tentoonstelling Fabergé, ING / Europalia
064. kunstintegratie
037. mobiele
038. inrichting
011. concept
badkamer woning Rotsaert - Verstrepen
dendermonde, 2003
breda, 2001
010. ontwerp
Dan Graham, museum Middelheim, (kk)
luxemburg, 2001
060. inrichting
antwerpen, ontwerp en uitvoering 2003 – 2004
en technische uitwerking kunstintegratie Narcisse Tordoir, (kk) tuinpaviljoen voor Keller SA/AG
keuken woning Maesen - Vermeulen
antwerpen, ontwerp en uitvoering 2003
kunstintegratie door Mathieu Mercier brussel, ontwerp en uitvoering 2001– 2002
woning Tordoir - Hautman, (kk)
antwerpen, ontwerp en uitvoering 2003 – 2004
kunstvideocentrum Argos
009. ontwerp
Dan Graham, (kk)
034. verbouwing
tentoonstelling Anne Daems, (kk)
museum de Pont, tilburg, ontwerp en uitvoering 2005
Rusland
brussel, ontwerp en uitvoering 2003 – 2005
brussel, 2001
008. ontwerp
uitbreiding kunstenaarsatelier Narcisse Tordoir, (kk)
033. verbouwing
en inrichting woning Lambrecht - Gernaey
woning Huvenne - Martens
gent, ontwerp 2005, uitvoering voorzien 2010
059. inrichting
antwerpen, 2003
007. concept
verbouwing kunstgalerie Micheline Szwajcer
kunstintegratie Narcisse Tordoir in het Huis van de Vlaamse Volksvertegenwoordigers, (kk) en archief
058. wintertuin
antwerpen, 2003
i.s.m. componist Paul Craenen & the Logos Foundation brussel, 2001
006. verbouwing
030. ontwerp 031. ontwerp
005. bibliotheek, mediatheek, projectiezaal
woninginrichting Vereecken - Moelants
gent, 2003
kunstintegratie in het Huis van de Vlaamse Volksvertegenwoordigers
004. concept
gent, 2001
003. ontwerp
029. ontwerp
084. ontwerp
uitbreiding stadsbibliotheek
stockholm, i.s.m. Pieter d’haeseleer, 2006
verbouwing woning Reynaers - Oyen
st. martens bodegem, i.s.m. Pieter d’haeseleer, 2007
085. ontwerp
herinrichting atelier en nieuwbouw woning De Smedt - Mornie
ronse, i.s.m. Pieter d’haeseleer, 2007 –
086. paviljoen
Dan Graham, (kk)
la rochelle, ontwerp 2007, uitvoering voorzien 2007
087. paviljoen
Dan Graham, (kk)
cannes, ontwerp 2007, uitvoering voorzien 2007
088. inrichting
appartement Neo, unit P
gent, i.s.m. Pieter d’haeseleer, ontwerp en uitvoering 2007
089. stedenbouwkundige
090. tentoonstelling
visie ‘Landgraaf , de ruggengraat’
landgraaf, i.s.m. Pieter d’haeseleer, 1e prijs besloten wedstrijd Het Stenen Kruis, 2007
in de reeks ‘35m3 jonge architectuur’, deSingel/VAI
antwerpen, i.s.m. Pieter d’haeseleer, ontwerp en uitvoering 2007
091. publicatie ‘d’haeseleer&kimpe&poelaert, selectie
092. verbouwing
woning Konrad - Oorebeek
brussel, i.s.m. Jochen Weber, ontwerp en uitvoering 2007-
093. ontwerp
verbouwing inkom kunstencentrum Artis
den bosch, i.s.m. Pieter d’haeseleer, 2007 /
094. tentoonstelling ‘mimétisme’, extra
belgisch paviljoen architectuurbiennale Venetië 2008 ‘project 1907’
antwerpen, i.s.m. Pieter d’haeseleer, curator Moritz Küng, 2° prijs besloten wedstrijd 2008
096. ontwerp
nieuwe inkom en trap kunstencentrum extra city
antwerpen, i.s.m. Pieter d’haeseleer, ontwerp 2008
097. tentoonstelling
woning Van Beirendonck
antwerpen, ontwerp en uitvoering 2008 -2009
099. ontwerp
Katy Dove, Artis
den bosch, i.s.m. Pieter d’haeseleer, ontwerp en uitvoering 2008
098. verbouwing
masterplan kunstencentrum extra city
antwerpen, i.s.m. Pieter d’haeseleer, ontwerp 2008
100. kunstintegratie Aglaïa
United Arab Emirates, biennale Venetië,
venetië, i.s.m. Pieter d’haeseleer, ontwerp en uitvoering 2009
102. nieuwbouw
Konrad - Willem Oorebeek
amsterdam, i.s.m. Pieter d’haeseleer, technische uitwerking en uitvoering 2009
101. paviljoen
atelier en woonst De Smedt - Mornie,
ronse, i.s.m. Pieter d’haeseleer, ontwerp 2009 -
103. tentoonstelling ‘animisme’, extra
tentoonstelling ‘hareng saur en de hedendaagse kunst’, smak - msk
gent, ontwerp en gedeeltelijke uitvoering 2010
107. bijdrage
tentoonstelling ‘Lucas Cranach’, Bozar
brussel, 2°prijs besloten wedstrijd 2010 /
106. ontwerp
over architectuur in voorstel Sabine Folie voor Manifesta 2012
wenen, besloten wedstrijd, 2010 /
108. contour, biënnale
Bruna Hautman
antwerpen, i.s.m. Pieter d’haeseleer, ontwerp en uitvoering 2010 -
105. ontwerp
city
antwerpen, i.s.m. Pieter d’haeseleer, curatoren Anselm Franke Edwin Carels en Bart De Baere, ontwerp en uitvoering 2010
104. kunstenaarsatelier
city
antwerpen, i.s.m. Pieter d’haeseleer, curator Anselm Franke, ontwerp en uitvoering 2007- 2008
095. inrichting
projecten 2001-2007’
antwerpen, uitgave: deSingel, 2007
voor bewegend beeld
mechelen, ontwerp en uitvoering, 2011
109.
111
Bruno Poelaert & Kris Kimpe
(kk)
058.
ng in usi n. e c n e i desig per th ex nd sound i w r o he edia a searc tive c nd re e coding, m g and crea ruction. a r e h const , teac riptin reativ aniser s, design, c delling, sc typing and g r o , o , CNC er rt to ramm itecture, a rametric m aking, pro ser cutting g o r p del m - arch ng, La try, pa igner, e. t, des practices lex geome aterial mo (3D printi c e t ractic i p h c s e p n m i r v , i o h l m i t A t a t : o a e c hysic brica art of profil edia in cre odelling st in p h digital fa tant p m e r m r n l o i e a t p t g d n i m dig lise an i hrou e an i specia s with sical t ers ar tions. e n i I have mbine thi d the phy ign. g a n co nts, e llabor l an des ding. I the digita nd media ects, stude e these co at hit ing na Bridg interactio artists, arc m to facilit , r ) h o g t f i millin rations w a plat ed as bo d a n l l u o o f C B was MMLA
org riek. b a f . www r.be ecto p s o r .int www k.org abrie f . w ww
cannaerts corneel 112
113
KAREL DECKERS
114 231
1 guestroom 2 private entrance 3 shop 4 studio 5 dining room 6 kitchen 7 conservatory 8 bedroom 9 study
4
7
6
1
1 0,5 0 m
2
3
5
8
9
WIM DE MUL
122 Lower Marsh
1 0,5 0 m -0,5 -1
115
1
4
2
3
5
6
AgwA
Harold Fallon
1 + 2. Metal, Sint-Gillis, Brussels 3 + 4. Vertigo, Walibi Belgium 5. Carré des Arts, Bergen 6. Sint-Lucas, Ghent 7+8. Jassogne, Assesse 9. Philippeville 10. Neufchâteau 11. Le Grand Large sailing center, Péronnes
7
8
10 Credits : AgwA www.agwa.be / Associations : 1,2 Ferrière / 3,4 Bureau d’études Greisch / 5 Ney & Partners / 8, 10 Artgineering / Photographs : 1, 2, 3, 4, 7 : © M-F. Plissart / 8 : © Laloux
9
11
1.
5.
3.
6.
7.
9.
10.
116
11.
PETER VANOOTEGHEM
117