O2 magazine NL

Page 1

juli 2009 jaargang 17 #1

Op stadssafari met Johan van Zoest, stadsecoloog

De rol van Nederland in de evolutie van ecodesign Variatie en selectie in methoden voor duurzaam ontwerpen

Hoe hip is duurzaam? interview met Tony Tonnaer, CEO Kuyichi

Tijd voor een groene revolutie! gastcolumn Femke Halsema


Weg is nooit weg. 2

beeld: Elke van Gelder

3


Darwin’s evolutie, onze revolutie.

Inhoudsopgave.

Een tijdje geleden werd in het nietszeggende plaatsje Shrewsburry in Engeland een pienter baasje geboren: Charles Robert Darwin. Op latere leeftijd liet hij zien hoe hogere menselijke eigenschappen als intelligentie en moraliteit bij aapachtige voorouders door natuurlijke selectie kunnen zijn ontstaan. Precies 200 jaar later resulteren deze eigenschappen in het ontstaan van het magazine dat nu voor je ligt.

8

Ik wil niet zeggen dat met de oplevering van dit tijdschrift de evolutie zijn climax heeft bereikt. Maar de afgelopen jaren is het O2 magazine steeds aan een positieve, geleidelijke verandering onderhevig geweest – een lofuiting aan mijn voorgangers – en misschien kunnen we bij dit magazine zelfs spreken van een ware revolutie. Niet alleen heeft een spiksplinternieuwe redactie namelijk op geweldloze manier de macht overgenomen van de gevestigde orde, ze wil ook haar eigen(wijze) draai geven aan de totstandkoming van Nederlands meest duurzame blad. Zoals bij alle revoluties gaat innerlijke verandering gepaard met uiterlijk vertoon. De toenadering zoeken van een breder, jonger publiek, zonder daarbij af te doen aan de kwaliteit, vergt wat aanpassing in de opzet en vormgeving van het magazine. Nog net geen Wendy van Dijk in een regenboogjurkje op de cover, maar wel een Femke Halsema aan het woord en een artikel over het populairste duurzame kledingmerk Kuyichi. Wetenschappelijke diepgang en professionaliteit naast populariteit en alledaagse beleving. Als hij nog leefde dan hadden we een interview met Darwin geplaatst naast een artikel over duurzame voorbehoedsmiddelen. Overigens staan we als redactie altijd open voor goede ideeën voor artikelen of de uitvoering daarvan in woord of beeld. We hopen dat de inhoud van dit magazine de ‘oude garde’ zal verrassen met originele artikelen met diepgang en tegelijkertijd de jonge, aankomende sustainable designer zal aanspreken.

6

Duurzame organisatie uitgelicht: Enviu

10 14 16

Evolutionaire zwerverwoningen De gerecycledekledingkast Op stadssafari met Johan van Zoest, stadsecoloog

20

Duurzame ontwikkeling: een populistische stroomversnelling? 22 Kringloophuis vs. Eco Iglo productvergelijking

De rol van Nederland in de evolutie van ecodesign 30 Tijd voor een groene revolutie! 24

gastcolumn Femke Halsema

32

Namens de redactie,

Kort. Jonge pioniers, aanjagers van een nieuwe economie

Thies Timmermans

Tenminste houdbaar tot: zie poot Stoel 23

Hoofdredacteur O2 Magazine

36

Hoe hip is duurzaam? interview met Tony Tonnaer, CEO Kuyichi

Biomimicry 42 Duurzame sport 46 De sloop in 2020 39

Colofon REDACTIE: Thies

Timmermans www.thiestimmermans.com, Bert Wolters, Judith van de Goor, Elke van Gelder

www.elkevangelder.nl, GASTSCHRIJVERS: Stef

Suzanne Loen, Yvonne van den Nieuwenhof www.pifka.com, Corné Wentink

van Dongen, Pim van Gennip, Femke Halsema, Ernst Kabel, Matthijs Pepping, Niek Stukje

ONTWERP EN OPMAAK: Reinko DRUK: Het

Hallenga www.reinko.dds.nl en Karin ter Laak www.karinterlaak.nl

O2 Magazine wordt milieuvriendelijk gedrukt door drukkerij Kempers www.kempers.nl. Zie ook de

advertentie op blz. 47 ISSN: 0929-5844 OPLAGE: 500 stuks ADRES: O2

Nederland, Postbus 3051, 2601 DB Delft of e-mail naar magazine@o2nederland.org

INHOUD: De

inhoud van artikelen in O2 Magazine geeft niet noodzakelijk de mening van de redactie en/of de

vereniging O2 Nederland weer, maar is bedoeld als bijdrage aan de ideeontwikkeling rondom duurzaam ontwerpen. Overnemen van artikelen en beeldmateriaal zonder schriftelijke toestemming van de redactie is niet toegestaan. De redactie verwelkomt suggesties voor artikelen voor het O2 Magazine. Spontaan toegezonden teksten of beeldmateriaal worden serieus behandeld: plaatsing ervan is echter voorbehouden aan de redactie. Lijkt het je ook leuk om bij te dragen aan het O2 Magazine; neem dan contact op met de redactie. ABONNEMENTEN EN LIDMAATSCHAP: O2

Magazine verschijnt twee keer per jaar. Lidmaatschap en het abon-

nement kunnen alleen voor 1 december van het lopende jaar schriftelijk worden opgezegd. Meldt u aan of geef wijzigingen door via info@o2nederland.org of www.o2nederland.org.

4

5


Kort.

beeld: Maruki Kaihatsu co.

Plastic Fantastic Wereldwijd worden er elke minuut 1 miljoen plastic tasjes uitgedeeld en ieder uur 2,5 miljoen kunststof flesjes verkocht. Een gigantische hoeveelheid plastic, wat een evenredige hoop afval oplevert. In de Stille Oceaan bevindt zich een door het plastic afval ontstane vuilnisbelt. Het plastic hoopt zich op in een brij met een geschatte grootte van ergens tussen Frankrijk, Spanje en Portugal samen en twee maal Noord Amerika in. De plasticbrij wordt aan de oostkant gevoed door Canada en de VS en aan de westzijde door Japan en China. Omdat het afval niet als een klont bij elkaar klit, maar als mini deeltjes door het water gaat, is het moeilijk de exacte grootte aan te geven, en nog belangrijker, om de rotzooi op te ruimen. UNEP heeft onderzocht dat op bepaalde plekken in de oceaan 46.000 deeltjes kunststof per 1,5 km2 ronddrijven. Andere onderzoekers claimen dat de verhouding plankton kunststof op sommige plekken meer dan 1: 10 bedraagt.

Door de hydrofobe eigenschap en het relatief grote oppervlakte van de plastic snippers, hechten plankton, maar ook giftige stoffen zoals pesticiden, zich hier gemakkelijk aan. De kleine stukjes worden (samen met de aangehechte stoffen) opgenomen door de voedselketen. Plankton wordt gegeten door vissen, vissen weer door vogels enzovoort. Tevens zijn er vogels die sterven doordat ze grotere stukken plastic hebben gegeten, waardoor ze geen hongergevoel meer krijgen. Ook schildpadden, vissen, vogels en andere dieren die verstrikt raken in plastic tassen of ander afval bekopen het vaak met de dood. Op dit moment is er veel aandacht voor de plastic soep en er wordt druk gezocht naar oplossingen. Architect Rudolph Eilander bedacht vorig jaar het plan om met behulp van grote netten (voortgetrokken door vliegers), het plastic uit de zee te filteren. Met behulp van subsidie werkt hij nu zijn plan uit. Judith van de Goor

Hoe bereik je het ideale energiegewicht? Afvallen lijkt een nationale obsessie. Toch zit in voedsel slechts een fractie van de energie die we per dag consumeren. Klaas van Alphen, Herman van der Meyden en Pim van Gennip bedachten een ‘totaaldieet’. Niet alleen verantwoord omgaan met eten maar ook afslanken in stroom-, gas- en benzinegebruik. Het Ideale Energiegewicht bestaat uit een boek met besparingstips en een website om het eigen energiegebruik te reduceren. Het boekje bundelt de wijd verspreide kennis over energiebesparing in een aantal makkelijk leesbare, handzame tips. Dat een vlucht naar Australië 4.000 kilo CO2 ‘kost’ zullen de meeste mensen zo aannemen. Dat je, om deze uitstoot te compenseren, de rest van je leven drie keer per week op de fiets boodschappen moet doen, is ronduit indrukwekkend! Dit wil overigens niet zeggen dat bedenkers van het Energiegewicht tegen vliegvakantie zijn. Naar Ibiza vliegen? Prima, maar thuis dan

6

beeld: green lullaby

Cradle vs. Cradle

geen apparaten meer op stand-by laten staan en minder lang douchen. Zo blijf je toch op energiegewicht. Wie aan de lijn doet ziet op de weegschaal of alle inspanningen vruchten afwerpen. Bij energie besparen ontbreekt zo’n meetinstrument. Op de website www.energiegewicht.nl kan iedereen zijn persoonlijke stroom-, gas-, benzine- en kerosine­verbruik bijhouden. Afvallen is makkelijker als je het met anderen samendoet. Deelnemers kunnen hun energieconsumptie daarom vergelijken met vrienden, maar ook met de gemiddelde Nederlander, of Fransman. Kijk op www.energiegewicht.nl voor meer informatie over dit project. Vind de juiste groene balans! 128 pagina’s, Kosmos Uitgevers, 2008, prijs: € 12,50 Pim van Gennip

The … that rocks the cradle.

Overdreven of overleven? De Kyushu Universiteit in Japan en Maruki Kaihatsu uit Nagasaki hebben een intelligente wieg ontwikkeld die ouders van pasgeboren babies hun nachtrust teruggeeft, de ‘Suima crib’. Deze elektrische wieg signa­leert het huilen van de baby en gaat vervolgens in een snel tempo wiegen. Het tempo wordt daarna eerst verlaagd naar de hartslag van de moeder en vervolgens verder afgebouwd. De baby zou binnen 15 minuten weer in dromenland moeten zijn. Naast de extra uurtjes ‘s nachts krijgen papa en mama er natuurlijk ook overdag wat tijd bij. Zo kan het huishouden gedaan worden, terwijl de ‘Suima crib’ de huilende baby netjes in slaapt wiegt. En dat allemaal voor een luttele € 3100! Japanse ouders kunnen de wieg gelukkig ook huren voor nog geen € 75 per maand.

Voor ouders met huilbabies die de voetafdruk van hun kroost liever nog even klein willen houden, is er een groener alternatief: De ‘Eco Cradle’ van Green Lullaby, een wieg van gerecycled karton. De wieg is eenvoudig en zonder tools te monteren en demonteren, super licht en plat te vervoeren. Makkelijk mee te nemen dus voor opa en oma! De wieg voldoet aan de Europese veiligheidsnormen en is bovendien gecoat met milieuvriendelijke brandvertragers. In tegenstelling tot de Suima crib is de Eco Cradle wél in Nederland te koop. Green Lullaby produceert naast de Eco Cradle ook kartonnen kindermeubilair en speelgoed, zoals een bankje, een tafel en speelboxen. Kijk ook eens op foldschool.com om zelf kartonnen speelgoed en meubilair te maken voor en met je kids! Yvonne van den Nieuwenhof

De Duurzame 100 35 ondernemers, 15 politici, 12 wetenschappers, 1 kroonprins en 1 (ontwerpend) architect. Een greep uit “De Duurzame 100” die Trouw begin maart publiceerde. ­Geconcludeerd moet worden dat ontwerpers in de ogen van het Trouw panel nog weinig toevoegen aan de verduur­zaming van Nederland. De ontwerpend architect die op plaats 48 terug te vinden is in de lijst is Thomas Rau. Gebouwen die van Rau een duurzaam karakter hebben gekregen zijn de kantoren van Triodos en WNF en recentelijk de stationsrestauratie in Driebergen-Zeist. Naast deze architect kan ook Wubbo Okkels (8, hier geschaard onder de wetenschappers) nog genoemd worden als ontwerper vanwege zijn innovatief uitgewerkte concepten.

Een reden voor het ontbreken van meer ontwerpers in de duurzame lijst kan gelegen zijn in het gewicht dat aan de beoordelingscriteria is toegekend. Aan innovativiteit ligt het niet (hier staat Wubbo Okkels op nummer 3 en Thomas Rau op nummer 17), wel aan het belangrijkste criterium daadkracht (respectievelijk plaatsen 24 en 70). Op dit laatste criterium scoren voornamelijk de ondernemers erg hoog en politici overigens het laagst. De lage score op daadkracht is vreemd omdat het ontwerpen van producten wel daadwerkelijk tot iets leidt. Hieruit kan misschien worden afgeleid dat een product wordt gezien als iets dat gewoon aanwezig is. Aan de andere kant moeten we ons als ontwerpers meer als ondernemer gedragen en onze successen duidelijker naar voren laten komen. Corné Wentink

7


Duurzame organisatie uitgelicht: Enviu

Jonge pioniers zijn de aanjagers van een nieuwe economie Tijdens mijn studietijd raakte ik ervan overtuigd dat er een fout zit in de opzet van ons economisch systeem. De kredietcrisis is wat mij betreft een bevestiging van deze fout. De kredietcrisis en de klimaatcrisis, de afval­crisis, de voedselcrisis, de energie crisis en weet ik in welke andere crisis we nog meer zitten. Deze symptomen komen volgens mij voort uit het feit dat onze economie is gebaseerd op het principe van individueel gewin dat ten koste gaat van anderen. Daarnaast is onze economie ingericht als een lineair proces waarbij de focus ligt op zo goedkoop mogelijk en zo veel mogelijk produceren. Door dit lineaire proces is afval een gegeven en is het uitgangspunt dat grondstoffen en energie onuitputtelijke bronnen zijn. Als we als mensheid willen overleven, dan zullen we moeten veranderen en ons aanpassen aan de eisen die deze tijd aan ons stelt. Dit was het uitgangspunt waarom ik zeven jaar geleden met Enviu begon. We kunnen bijvoorbeeld een economie creëren die gericht is op waardecreatie voor mens en natuur. Een economie die cyclisch is ingericht. Waar je bij het ontwerpen van een product rekening houdt met de productlevenscyclus. Denk aan het energieverbruik tijdens de cyclus en het hergebruik van de materialen aan het einde van de cyclus. Een economie waar bedrijven de maatschappelijke kosten en de milieukosten van hun

8

product meenemen in hun kostprijs. En waar ondernemers, overheden en maatschappelijke organisaties samenwerken om oplossingen te ontwikkelen voor grootschalige sociale en milieuproblemen. Een economie die niet erop gericht is om geld te verdienen, maar om de mensheid te laten voortbestaan en daarbij rekening te houden met de nodige wederzijds versterkende relatie met de natuur. De kredietcrisis biedt ons de kans om deze verandering aan te jagen. De vraag hoe het verder moet met ons economisch systeem staat ondertussen op de prioriteitenlijst van iedere zichzelf respecterende bestuurder. Er is wereldwijd genoeg kapitaal, technologie en intellect om de verandering grootschalig in te zetten. Er is een Amerikaanse president die gelooft in gezamenlijke verandering en eerste stappen zet. Juist nu zijn jonge pioniers en vernieuwende denkers van vitaal belang. En dat is nou net de andere reden waarom ik met Enviu ben begonnen. De afgelopen jaren zijn er in hoog tempo nieuwe structuren en processen ontstaan waar de ‘oude economie’ moeilijk mee om kan gaan. Grote bedrijven laten op dit moment kansen liggen, omdat ze al hun energie richten op het redden van hun organisaties die nog op oude principes zijn gesteld en het veiligstellen van hun belangen. De wereld ligt daarom vol met kansen voor jonge innova-

Een economie waar bedrijven de maatschappelijke kosten en de milieu­kosten van hun product mee­nemen in hun kostprijs.

tieve mensen in deze tijden van crisis. Zij zijn de perfecte aanjagers van het aangaan van de uitdagingen waarvoor we staan. Waarom? De generaties van nu begrijpen dat we de wereldproblematiek niet alleen op kunnen lossen. Ze begrijpen dat we moeten samenwerken, ook met verschillende partijen in de (on)gevestigde bedrijfswereld en overheid. Zij zijn opgegroeid met begrippen als netwerken, co-creatie en peer-to-peer. Zij zijn vertrouwd met de nieuwe ontwikkelmethodes van bedrijven als Linux, Facebook en Google, die bestaan doordat ze samen met gebruikers hun producten ontwikkelen en content delen. Bij de generaties van nu wordt informatie niet langer via hiërarchische structuren verspreid, maar onderling uitgewisseld en verrijkt met reacties en feedback.

mensen hun kennis, netwerk, tijd en geld om bijvoorbeeld een Sustainable Dance Club te bedenken en onder andere een bijbehorend prototype te ontwikkelen van een dansvloer die energie opwekt. Voor mij is het simpel. We moeten veranderen en we hebben alle middelen om dat mogelijk te maken. Juist nu zijn jonge pioniers en vernieuwende denkers nodig met de drive en passie om deze verandering aan te jagen en daarmee ook de gevestigde orde te bewegen tot verandering, van elkaar te leren en elkaar te inspireren. Want zoals Einstein zei: “We can’t solve problems by using the same way of thinking as we used when we created them.” Stef van Dongen oprichtier enviu

Een andere positieve ontwikkeling die ik zie, is dat jonge ondernemers veel zakelijker met het thema duurzaamheid omgaan. Er komen steeds meer bedrijven waar duurzaamheid niet meer genoemd wordt, maar als DNA in de core business verweven zit. Enkele voorbeelden zijn: MYC4, Czeers, Qurrent, Innosys, Wij zijn Koel, Green Mobility, Valid Express, Hybrid tuktuk of Inshared.

Enviu ontwikkelt duurzame innovaties en zet bedrijven op om deze innovaties in de markt te zetten. Enkele voorbeelden zijn de Sustainable Dance Club met de dansvloer die energie opwekt en de Hybride Tuktuk. Het bijzondere aan Enviu is dat we dit doen met een grote groep jonge mensen die hun krachten bundelen, kennis, ervaring, netwerk, tijd en geld delen om die start-ups van de

Ook bij Enviu werken we in co-creatie aan innovaties en start-ups die een oplossing bieden voor een grootschalig milieu- en/of sociaal probleem. Zo bundelden honderden slimme

grond te krijgen. Voor meer info check de website www.enviu.org.

9


Evolutionaire zwerver woningen We do not live in isolation; we live as one group of people and the weakest link defines us TEKST: Thies Timmermans | beeld: Edar inc.

10

11


Als prostitutie het oudste beroep van de wereld is, dan is het daklozenbestaan zeker de oudste lifestyle in de geschiedenis. Iedereen is altijd welkom in ’s werelds grootste openluchthotel: de straat. En aan de inrichting van haar kamers wordt al sinds mensenheugenis op creatieve manier invulling gegeven. Ook veel sociaal geëngageerde productontwerpers waagden een poging tot een complete herinrichting. In 1993 kwam de Nederlandse student van de TU Delft, Raymond Voogt, met zijn woondoos. Een driehoekig ontwerp, twee meter lang, gemaakt van karton. Het product was simpel, goedkoop en prima te gebruiken als noodopvang. Een wereldontwerp dat ook media-aandacht van die omvang ontving. Het gevolg was dat critici zich erop stortten als hongerige gieren. Het ontwerp stierf door zijn eigen succes een stille dood. Een andere bekende oplossing was die van de New Yorkse kunstenaar Michael Rankowitz. Hij ontwikkelde de Parasite. Met zijn ontwerp maakte hij slim gebruik van de door Marilyn Monroe bekend geworden ventilatieroosters. Door het product hierop aan te sluiten, ontpopt zich uit een zielig hoopje plastic namelijk een uiterst comfortabele verwarmde slaapplaats.

Iedereen is altijd welkom in ’s werelds grootste openluchthotel

Een andere manier waarop een productontwerper van invloed kan zijn, is het ontwerp van het dekbed ‘Le Clochard’. Dit dekbed, ontworpen door het Nederlandse SNURK, heeft de grafische print van een kartonnen doos. Met

12

als strijdspreuk ‘’Slaap onder een kartonnen doos en help een zwerfjongere eronder vandaan” wordt bijgedragen aan de bewustwording van de bestaande problematiek van dakloze jongeren. Een deel van de opbrengst gaat namelijk naar Stichting Zwerfjongeren Nederland. De meest recente duurzame oplossing voor het daklozenprobleem komt echter uit de Amerikaanse staat Los Angeles. Jaarlijks worden daar 141.737 daklozen geteld. 83% Hiervan bepaalt het dagelijkse straatbeeld, omdat ze geen gebruik kunnen of willen maken van noodwoningen of woonprogramma’s. Toen Peter Samuelson van zijn werk naar huis fietste, besloot hij deze leden van de laagste kaste in de moderne maatschappij eens te tellen. Na 62 stopte hij met tellen, maar begon met een missie: Het EDAR project. EDAR staat voor ‘Everybody Deserves A Roof’. Kort gezegd voorziet het project loslopende clochards van gesponsorde mobiele wooneenheden. Dat klinkt chique, maar eigenlijk is het product niets meer dan een gepimpte winkelwagen. Functioneel, robuust en eenvoudig in gebruik zijn belangrijke kernwoorden. De kracht van het ontwerp ligt echter in de benadering van het probleem vanuit de analyse van de behoeften van de doelgroep. Om te beginnen interviewde Peter alle 62 getelde daklozen. Misschien ontdekte hij daarbij de kern van de homeless-filosofie en lifestyle. Daklozen worden vaak gezien als eenzaam, maar zijn eigenlijk een grote commune van zelfstandig opererende eenheden. Daarbij geldt dat velen zich niet op hun gemak voelen in een opvangtehuis. Het EDAR-ontwerp

sluit hier naadloos op aan. Het mobiliteitsproduct is overdag uitermate geschikt voor het zelfstandig uitoefenen van recycling: het enige echte zwerversberoep. ’s Nachts voorziet het in de basale behoeften van de doelgroep. Het product kan worden omgetoverd in een droge veilige slaapplek, enkele centimeters zwevend boven het zo gehate beton. De bewoner kan dan zelfs beschikken over het meest zeldzame goed van het zwerversbestaan: privacy.

73.700 HOMELESS IN LA COUNTY – 12.400 BEDS = 61.300 HOMELESS WITHOUT SHELTER

…enkele centimeters zwevend boven het zo gehate beton

Op dit moment zijn er ongeveer 50 exemplaren in gebruik. Je kunt een EDAR-unit sponsoren voor $500. In Nederland zul je ze echter niet aantreffen. De Nederlandse straatbevolking heeft namelijk andere behoeften. Bovendien lijkt in Nederland sinds 2006 een stille revolutie plaatsgevonden te hebben. Het aantal daklozen is volgens Federatie Opvang sterk gedaald. Het leger des Heils meldt een daling van het aantal opvangplaatsen van 33%. Toch blijven er nog 50.000 mensen over die geen vast dak boven het hoofd hebben. Hopelijk zal het evolutionair ontwikkelproces van daklozenproducten ook voor hen tot een oplossing leiden. meer informatie: www.edar.org

13


De gerecycledekledingkast tekst en beeld: Matthijs Pepping

Je kunt een kledingkast maken door platen te vormen van gerecyclede kleding. Kledinginzamelaar KICI, Wieland Textiles en S. Frankenhuis & Zn. zochten een betere toepassing voor de ingezamelde kleding, die niet rechtstreeks kan worden verkocht. Dit leidde tot de afstudeeropdracht ‘Bedenk en ontwikkel een consumentenproduct vanuit de duurzaamheidsgedachte waarin gerecyclede kleding hoogwaardig wordt toegepast en dat de consument duidelijk maakt wat er met ingezamelde kleding gebeurt’.

De keuze Voor de keuze van een product zijn twee vragen beantwoord: Hoe wordt de consument duidelijk gemaakt wat er met de ingezamelde kleding gebeurt en hoe worden de materiaaleigenschappen zo goed mogelijk benut? Door het materiaal toe te passen in een kledingkast ziet de consument wat er met de kleding gebeurt. Deze keuze biedt tevens veel mogelijkheden om de eigenschappen van het materiaal optimaal te benutten. De kledingkast Om het gebruik van gerecyclede kleding te tonen zijn er referenties aan kleding in het ontwerp verwerkt: - bij het zagen van de planken kunnen rafels worden gecreëerd; - in de oppervlakte van het materiaal kunnen kreukels worden gemaakt; - de textuur van de gerecyclede kleding is zichtbaar door de transparante coating. Om te refereren aan kleding zijn al unieke eigenschappen van het materiaal gebruikt (rafels, kreukels, oppervlakte textuur). Daarnaast heeft het materiaal nog een aantal technische eigenschappen waar het ontwerp gebruik van maakt. Zo kan het materiaal in het productieproces een gewenste hardheid worden gegeven; bijvoorbeeld de onderkant van een plank hard en de bovenkant zacht, of de binnenkant van de kast helemaal zacht en de buitenkant hard. Ook is het hierdoor mogelijk om zowel planken als dozen te maken van het materiaal. Door kleding te selecteren op kleur is de materiaalkleur te bepalen.

14

3.

1.

1.

Bepaalde onderdelen zoals de dozen en kledinghangers kunnen met een kleur worden onderscheiden. Randen van planken hoeven niet te worden afgewerkt, ze kunnen bestaan uit lagen met verschillende kleuren. Het materiaal kan ook worden geschuurd. Hierdoor zijn de draden minder goed te zien en ontstaat een egaler oppervlak.

Ecodesign De ecodesignrichtlijnen vormen een constante factor in het productontwikkelings-proces van dit concept. Dit heeft geleid tot een product: - waarin zoveel mogelijk gebruik is gemaakt van het nieuwe materiaal (zelfs de accessoires zoals dozen worden ervan gemaakt); - dat plat kan worden getransporteerd (de klant moet de kast zelf in elkaar zetten); - waarvoor alleen een beperkte coating nodig is (het is juist een pluspunt dat de kleur en structuur van het materiaal te zien zijn); - waarvoor gebruik gemaakt wordt van lokaal ingezameld textiel; - dat gemaakt is van gerecycled materiaal dat weer kan worden gerecycled. Planken worden door schroefverbindingen met elkaar verbonden.

2.

De kast is een milieuvriendelijk product omdat het wordt gemaakt van kleding die anders niet meer gebruikt zoud worden. Het gebruikte textiel bevat vrijwel geen uitwasbare stoffen (bijvoorbeeld niet gebonden kleurstoffen) meer.

1. De deuren worden afgesloten met een riem 2. De dozen sluiten met knopen of ritsen 3. De randen van de planken en de planken onderling zijn voorzien van naden

Toekomst In de toekomst kunnen de textiel platen in een andere vorm of andere (massa)producten toegepast worden. Op deze manier kunnen er grote hoeveelheden kleding nuttig worden hergebruikt. Dit is het uiteindelijke doel. De ontwikkelingen gaan door en over een jaar wil het samenwerkingsverband minimaal één product van gerecyclede kleding op de markt hebben geïntroduceerd.

Matthijs Pepping is met dit ontwerp afgestudeerd aan de opleiding Industrial Design Engineering van de Universiteit Twente

15


Op stadssafari met Johan van Zoest, stadsecoloog tekst: Suzanne Loen | BEELD: ELKE VAN GELDER

Mensen worden gelukkiger, gezonder en socialer van groene ruimte en natuur, maar inmiddels leeft meer dan de helft van de wereldbevolking in stenige urbane gebieden en dat percentage zal alleen maar toenemen. Hoe komen mensen dan nog in aanraking met genoeg natuur? Traditionele ecologen zien de stad als een vijandige omgeving waar geen plek is voor groene ruimte van betekenis. Rijke natuur en biodiverse ecosystemen vind je ver buiten de stad. Dat van dit beeld weinig klopt bewijst Johan van Zoest, stadsecoloog van de gemeente Amsterdam en onderzoeker/docent stadsecologie aan de TU Eindhoven. Hij beschrijft in het boek ‘Leven in de Stad, betekenis en toepassing van natuur in de stedelijke omgeving’ de verassend rijke natuur die in de stad verborgen is en geeft

16

adviezen hoe steden groener, biodiverser en aangenamer kunnen worden ingericht. Teake de Jong (hoogleraar stedelijke ecologie aan de TU Delft) noemde het ‘Het meest complete boek over stadsecologie ooit geschreven’. Ik ging op stadssafari door Amsterdam met de schrijver en sprak over zijn visie op stadsnatuur, de evolutie van groene stedenbouw en de vraag: is de mens, evolutionair gezien, wel aangepast aan het stadsleven?

We beginnen ons gesprek op het terras van het filmmuseum in het Vondelpark. Ik vraag hoe iemand stadsecoloog wordt.

Huismussen inventariseren Johan vestigt zich na een studie biologie begin jaren tachtig als zelfstandig adviseur. Stedenbouwkundigen en architecten vragen zijn ecologisch advies bij ontwikkeling van plangebieden. In die periode slaat een Tilburgse ecoloog alarm over de dramatisch teruglopende aantallen huismussen in de steden. Johan helpt hem bij zijn onderzoek. Enige tijd later komt hij bij het Amsterdamse Platform Stedelijke Ecologie. In die tijd kreeg stedelijke natuur nauwelijks aandacht. Amsterdam was daarop een uitzondering en liep echt voorop. Dat was vooral te danken aan Martin Melchers, fysiotherapeut en coauteur van het boek, die ervoor zorgde dat Amsterdam volgens Johan ‘De best geïnventariseerde stad ter wereld was en is’. Later nuanceert hij deze uitspraak; ‘Best geïnventariseerde stad, dat durf ik eigenlijk niet te beweren’.

Evolutie en criminaliteit In je boek zeg je dat voor jou het psychosociale belang van groen in steden opweegt tegen het ecologische belang. Ben je het eens met Frances Kuo, die stelt dat mensen net als dieren, onaangepast gedrag gaan vertonen als ze in een onnatuurlijke omgeving opgroeien en dat een stenige stedelijke leefomgeving crimineel gedrag bevordert?

Er zijn heel veel aanwijzingen dat die stelling juist is. Het is alleen lastig te bewijzen en deze kennis toe te passen. Uit evolutionair oogpunt is er geen enkel bewijs dat mensen en hun mechanismen zich hebben aangepast aan een stedelijk leven. Mensen zijn niet bang voor auto’s, maar hebben wél heel primitieve angsten voor afgronden en spinnen.

Groene Modernistische Tuinsteden zijn bedacht als vervanging van de stenige stad, maar toch komt in veel naoorlogse tuinsteden ook veel sociale problematiek voor.

Niet alle groen is leuk. Het modernistische idee van de groene zee werkt niet; het is niet afgebakend, er zijn geen plekken. Mensen kunnen hierdoor geen ruimte definiëren. Verder is het slecht onderhouden. Het Vondelpark is wel heel duidelijk gedefinieerd: het is een duidelijke plek met duidelijke grenzen. Hierdoor krijgt het identiteit en voelen mensen zich er prettig.

Sla Dat gevoel van binding met groene ruimte zie je terug in de trend van Stadslandbouw of Urban Agriculture. Met bijvoorbeeld groene ruimte die eetbaar is en die mensen zelf kunnen bewerken.

Ja, dit is een heel belangrijke beweging. Door inzet van wethouder Marijke Vos is Amsterdam nu Proeftuin. Amsterdam wil de relatie tussen stad en land leggen met zorgboerderijen, schoon voedsel en boerenmarkten. In de winkels liggen gemiddeld 20 eetbare gewassen terwijl er duizenden eetbare gewassen zijn. Ik denk dat, als mensen door stadslandbouw kennis maken met gewassen die ze kunnen eten, ze inzien dat er meerdere soorten sla bestaan. Dan krijg je bewustwording. Stadslandbouw maakt gebruik van minder harde en intensieve productiemethoden en bijzondere gewassen. Via deze weg help je biodiversiteit ook een handje. Cruise-Natuur Zou de ‘Stadswildernis’ (de visie van de landschapsarchitect Gilles Clement) werken in Amsterdam? In de stad onstaat

17


dan een contrast tussen de door mensen gebouwde stad en de verwilderde natuur die naar binnen dringt.

Wij hebben zelfs in het Vondelpark en Sarphatipark bewust ‘verwilderde’ stukken. ‘Natuurlijk beheerd’ noemen we dat. In het Sarphatipark is een natuurlijk beheerd terrein dat ’s avonds een geliefd stukje cruise-natuur is. Zijn daar ook unieke dier- en of plantensoorten te vinden?

Geen soorten die per se verband houden met het gebruik van die natuur. Op de oeverlanden aan de stadsrand komen wel bijzondere orchideeën voor, maar in de stadparken duurt het langer voordat op natuurlijk beheerde plekken bijzondere dieren of planten voorkomen. In de stad komen wel de bosuil en de bonte specht voor. Een soort die het in de stad en de stadsranden heel goed doet is de egel. Door de schaalvergroting van de landbouwgebieden, die leidt tot minder beschutte plekken, wijkt de egel uit naar de stad. Darwinisme In je boek zeg je dat vooral slimme dieren in de stad weten te overleven. Is de egel slim?

Nee, maar hij weet zich wel goed aan te passen. De succesvolste diersoort in de stad is de kraai. Kraaien zijn generalisten en ze hebben een enorm leervermogen. Zou je dan ook kunnen zeggen dat mensen die in de stad wonen slimmer zijn?

Ik laat me liever niet tot dit soort darwinistische uitspraken verleiden. We weten dat de toekomst stedelijk is. Bijna 50 procent van de bewoners van deze planeet woont in steden. Wanneer dat in onze genen tot aanpassingen zal leiden is giswerk. We passen ons wél aan op sociaalcultureel vlak. Zo blijkt uit onderzoek dat de gemiddelde loopsnelheid in de stad hoger is dan buiten de stad. Veel mensen vinden de stad een slechte plek om te leven, maar onze culturen zijn tot bloei gekomen in steden en nog steeds komen mensen in de stad creatief tot bloei.

‘Hoopvolle monsters’ Architecten, maar ook burgers voelen zich niet thuis in het beeld dat ‘groene’ wetenschappers schetsen voor de stad. Van die Cradle to Cradle eco-cities, waarin mensen in groene holen wonen met overal windmolens en zonnepanelen. Het lijkt heel technocratisch en totalitair. In die beelden herken ik niet de sociale, culturele en historische dimensie van de stad. Staan de wetenschap en ontwerpers tegenover elkaar?

Ik zie dit als een noodzakelijke fase. Extreme technische oplossingen komen van wetenschappers met een extreme bevlogenheid. Dit soort techniek moet wel uiteindelijk landen in de werkelijkheid, in de stad. En veel mensen zijn juist gehecht aan het Sinterklaasachtige beeld van de stad, dat botst met veel technische voorstellen.

18

Je ziet het nu ook in de discussies over fossiele brandstof. Men wil overal windmolens plaatsen, terwijl nog niet eens duidelijk is wat de theoretische capaciteit van een regio is en wat we nodig hebben. We moeten eerst duidelijk stellen wat een redelijke ambitie is en onderzoeken waar het acceptabel is windmolens te plaatsen. We zitten nu echt in een Sturm-und-Drang-fase. Er worden heel veel technische oplossingen bedacht, maar esthetische en architectonische verbeelding zijn keihard nodig. De jonge generatie moet haar eigen invulling geven aan de visie van Braungart. Het enorme aantal extreem technische oplossingen dat nu voor allerlei problemen wordt bedacht noem je in de evolutionaire biologie trouwens ‘hoopvolle monsters’. Na geologische rampen ontstaan in korte tijd heel veel nieuwe soorten, bijvoorbeeld enorm veel soorten vleermuizen. Niet alle soorten zijn even slim. De eerste auto was niet meer dan een kar met een motor erop. Gebouwen met windmolens en zonnepanelen erop betekent nog niet dat je een slimme, duurzame stad hebt.

Le Corbusier Johan vindt het Mercator Plaza, het met planten begroeide sport- en zwembadgebouw van buro Venhoeven CS aan de kop van het Rembrandtpark, prachtig als incident, maar niet de hele stad hoeft vol te staan met gebouwen met levende vegetatiewanden.

JZ over het Rembrandtpark ‘Het Rembrandtpark ligt op de grens van Slotervaart en de Baarsjes. Vooral bewoners uit de Baarsjes maken gebruik van het park. Het park is flink aangepakt, met nieuwe futuristische bruggen. Her en der zitten er al kogelgaten in. Dat zegt wel wat over de wijken rondom het park.’ ‘De onderbegroeiing (struikgewas onder bomen) staat vaak ter discussie, het geeft mensen een gevoel van onveiligheid omdat je minder overzicht hebt. Maar telkens weer wijst onderzoek uit dat onderbegroeiing essentieel is voor het in stand houden van kleine diersoorten.’ ‘Het gemaal, met de modieuze steenkorven, wordt natuurlijk beheerd. Het is ingezaaid met een kruidenmengsel. Op het gemaal groeien daardoor allerlei planten. Maar zoiets moet je heel goed onderhouden, anders zijn na 3 jaar al je bijzondere kruiden verdwenen. Helaas is heel veel van dit soort kennis verdwenen door bezuinigingen bij groenbeheer.’

Zijn dit soort gebouwen voor jou de toekomst van de duurzame stad?

Architecten moeten zich bezig houden met een gebouw, zoals Rietveld. Die bouwt een mooi huis binnen een bestaande stad. Ik wou dat ook de modernisten zich gewoon hadden beperkt tot het niveau van het gebouw, dan hadden we nu niet al die ellende gehad met die na-oorlogse tuinsteden. Johan vraagt voorzichtig wat ik vind van Le Corbusier (modernistische architect, stedenbouwer en visionair, 1887 - 1965). Ik zeg dat ik vind dat hij goede ideeën had, maar is doorgeschoten in megalomanie en zelfs zijn diensten heeft aangeboden aan Hitler. Johan: ‘Zie je wel! Die hadden ze op moeten sluiten!’ Johan van Zoest Johan van Zoest is stadsecoloog en werkt als Senior Planoloog bij de DRO (dienst ruimtelijke ontwikkeling) van de gemeente Amsterdam, hij is als onderzoeker en docent stedelijke ecologie verbonden aan de Technische Universiteit Eindhoven. Samen met Martin Melchers schreef hij: Leven in de Stad, betekenis en toepassing van natuur in de stedelijke omgeving. Utrecht, KNNV Uitgeverij, 2006 (ISBN: 978-90-5011-177-5)

JZ over Het Vondelpark ‘Het Vondelpark heeft een heel belangrijke functie in het stedelijk weefsel van Amsterdam. Amsterdam is een lobbenstad (groene vingers die vanuit het buitengebeid de stad binnendringen) en het Vondelpark is onderdeel van zo’n lob. Via het Vondelpark fiets je zo naar het buitengebied. Een geslaagd park sluit aan op routes in de stad. De monumentale ingangen geven duidelijk aan waar het park begint en eindigt. Bij entrees van parken vooral het drama niet schuwen.’ ‘Mooie groene ruimte in de stad heeft voor Amsterdam hele belangrijke economische waarde. Amsterdam heeft namelijk de creatieve industrie omarmd als belangrijkste economische motor. En het blijkt dat mensen die werken in de creatieve industrie veel waarde hechten aan mooie openbare ruimte en parken. Daarom staat het nut van parken in Amsterdam niet ter discussie.’

19


Duurzame ontwikkeling: een populistische stroomversnelling? Tekst: niek Stukje

Belangrijke oorzaken voor de opkomst van duurzame ontwikkeling zijn: de aandacht voor klimaatverandering in An Inconvenient Truth, de nadruk op onze aarde en wat er met de aarde gebeurt in The 11th hour en planet earth, de publicatie van het boek Cradle to Cradle: Remaking the Way We Make Things van William McDonough en Michael Braungart en het daarop aansluitende Nederlandse tv-programma Tegenlicht in 2006. Ik vraag me af of al deze populistische aandacht wel positief is. Natuurlijk is het goed om alle mogelijke aandacht te besteden aan dit onderwerp en deze informatie op een toegankelijke manier te presenteren. De meningen, verschrikkende beelden, angstkreten en voornamelijk de aangereikte oplossingen vliegen je tijdens het kijken of lezen om

de oren. Eén doel is bereikt: mensen raken geïnspireerd, willen iets met duurzame ontwikkeling doen. Maar of dit fenomeen hier wel geschikt voor is blijft een raadsel. De filosofie van Cradle to Cradle houdt in dat we er als mensen naar moeten streven de wereld beter achter te laten dan we hem hebben aangetroffen. Zo zouden alle materialen die we gebruiken, na hun leven in het ene product, nuttig moeten kunnen worden ingezet in een ander product. Zoals Braungart zegt “Waste is basically stupid”. De aandacht voor Cradle to Cradle is enorm. Het klinkt als muziek in de oren, zelfs bij de sceptische medemens die ‘duurzaamheid’ eerder als een geitenwollensokken-aangelegenheid bestempelde. Cradle to Cradle heeft, met zijn geheel nieuwe toonzetting

vol optimisme, positieve invloed van de mens en sprekende metaforen ook deze groep weten te overtuigen. De stelling dat je creatief, uitbundig en ondernemend kunt zijn in duurzame ontwikkeling spreekt veel mensen aan.

kunnen worden geleid dat ze precies in de juiste hoeveelheid, op het juiste moment en op de juiste plaats als ’voedsel’ voor andere processen kunnen dienen, met een gering beroep op transport en energie, is een open vraag.

Als we deze positieve benadering plaatsen naast het ‘oude’ geluid, zoals dat in de film van Al Gore te horen is, dan schrikt dat laatste weer af. In An Inconvenient Truth gaat het over een kapotte en steeds verslechterende wereld, waar de mensen, als wereldbewoners, niet goed voor zorgen – of in de woorden van Al Gore - “The world cares more about Paris Hilton than saving the planet”.

Desondanks is de wijze waarop deze filosofie gepresenteerd wordt sprankelend, en daardoor makkelijk aan te nemen als concept of startpunt. De aansprekende boodschap en positieve rol van de mens in het concept van Cradle to Cradle spreekt aan, maar ik weet – en velen met mij – na het lezen van het boek en het bekijken van de documentaire niet wat de volgende stap is. Het maakt mensen bewuster van hun consumptiegedrag,

Hierbij laat ik me niet uit over de werking van de filosofie – of theorie – achter Cradle to Cradle. Dat Cradle to Cradle leidt tot duurzame uitkomsten staat allerminst vast. Hoe afvalstromen zo

“The world cares more about Paris Hilton than saving the planet” 20

maar het concept suggereert dat ongeremde economische groei en bevolkingsgroei mogelijk is, als dat maar op de juiste manier gebeurt. Maar kán dat echt? Ik ben ervan overtuigd dat deze populistische manier van attenderen op duurzame ontwikkelingen effect heeft en mensen inspireert en aanzet om duurzame dingen te gaan doen. Ik relativeer mijn angst voor deze populistische benadering met het besef dat het gaat om duurzame ontwikkeling, en dat Cradle to Cradle – net als alle andere duurzame initiatieven – een traject is naar een ideaalbeeld toe.

OF

sluit ik af met zijn woorden in An Inconvenient Truth, “It takes time to connect the dots, I know that. But I also know that there can be a day of reckoning when you wish you had connected the dots more quickly.” Dat is waar het uiteindelijk om draait: het verbinden van de populistische aandacht en benadering met de uiteindelijke technische, politieke, sociale en economische implementatie van duurzame ontwikkeling in deze wereld.

Niek Stukje Voorzitter van Osiris, hét communicatieplatform voor

Ondanks de kritieken op Al Gore en zijn negatieve benadering

duurzame ontwikkeling op de TU Delft.

Osiris, een duurzaam Delfts studentenplatform Osiris is een interactief studentenplatform dat duurzame ontwikkeling concreet en aantrekkelijk wil maken door theorie en praktijk te combineren. Het hoofddoel is: ‘Het vergroten van het draagvlak voor en de interesse in duurzame ontwikkeling onder studenten, docenten en het bedrijfsleven door het faciliteren van kennis- en informatie-uitwisseling en door het creëren en in stand houden van een netwerk.’ Wij streven er naar hét communicatieplatform

voor duurzame ontwikkeling van de TU Delft te zijn en met studenten en docenten te werken aan een duurzamere universiteit en duurzamere wereld. Osiris wil een handvat zijn voor studenten die concreet en interdisciplinair iets willen doen met duurzaamheid. Zo brengt Osiris via lezingen, debatten en excursies studenten bij elkaar om discussie en kennis uitwisseling te stimuleren. www.osiris.tudelft.nl

21


Productvergelijking

Kringloophuis vs.

Eco Iglo

Tekst: Corné Wentink

De primaire functie van een woning is bescherming bieden tegen (weers-)invloeden van buitenaf. Een woning in de vorm van een halve bol biedt deze functie het meest effectief. De vorm geeft een zo klein mogelijk buitenoppervlak en een zo groot mogelijke leefruimte. In dit artikel een vergelijking van twee bolwoningen.

Door de grote hoeveelheid glas wordt het zonlicht volledig benut.

Kringloophuis De eerste bolwoning werd in 1974 door De Kleine Aarde gebouwd om te demonstreren dat autarkisch wonen mogelijk is. Vanwege deze functie werd de woning indertijd ‘kringloophuis’ genoemd. Esthetisch gezien heeft het kring­loop­huis weinig waarde: het is een grijze bol met weinig opvallende kenmerken. Een leuk detail zijn wel de driehoekige ramen; zo ontworpen om een ideale lichtinval te krijgen.

Eco Iglo Recentelijk is door Intact Ecodesign een nieuwe bol­ vormige woning gepresenteerd. Bij de Eco Iglo is de bolvorm gebruikt om een panoramisch zicht op de omgeving te creëren. Hierbij is gekozen voor een constructie op basis van glas en staal. Het gebruik van de relatief lichte materialen maakt het mogelijk de woning zowel op het land als op het water te bouwen. De grote hoeveelheid glas zorgt ervoor dat zonlicht volledig benut wordt. Om oververhitting te voorkomen zijn de glazen panelen voorzien van zonwering in de vorm van aluminium lamellen en vensterdoek.

Het water voor de woning werd opgevangen via het dak. Enkele filters moesten ervoor zorgen dat het water geschikt werd voor consumptie. Het regenwater bleek in die tijd echter al zo erg vervuild dat reinigen moeilijkheden opleverde. Afvalwater dat niet kon worden hergebruikt werd na beluchting op het oppervlaktewater geloosd. Het kringloophuisje is twee jaar lang bewoond geweest. Hiermee werd bewezen dat autarkie, in ieder geval op kleine schaal, mogelijk is.

Het kringloophuisje is twee jaar lang bewoond geweest. 22

De Eco Iglo is voorzien van diverse duurzame energie­ systemen. Elektriciteit wordt opgewekt met 74 m2 zonne­

foto: Intact Ecodesign

Uiterlijk mag er misschien niet veel bijzonders aan het kringloophuis zijn, technisch gezien was het een bijzonder project. Veel van de duurzame technieken die we nu kennen, zijn hier voor het eerst gezamenlijk toegepast. De warmtebehoefte werd beperkt door de bolvorm en een

dikke isolatielaag van kurk. In de resterende warmtebehoefte werd voorzien door een zonnecollector. Deze stond apart van de woning opgesteld en was samengesteld uit zwarte radiatoren en afgedekt met glas. Een omgebouwd windgemaal zorgde voor de elektriciteit.

Kringloophuis of Eco Iglo?

Vergelijken we het kringloophuis met de Eco Iglo dan valt op de eerste plaats het geheel andere uiterlijk op. Het massieve uiterlijk van het kringloophuis staat in schril contrast met de open constructie van de Eco Iglo. Beide woningen zijn energieneutraal, maar dit is op zeer verschillende wijze bereikt. Bij het kringloophuis is in de eerste plaats veel aandacht besteed aan energiebesparing, waarbij de

panelen, deels geïntegreerd in de glazen constructie, deels geplaatst in een draaibare constructie die de stand van de zon volgt. Warmtapwater wordt gedeeltelijk geleverd door een zonneboiler. Een warmtepomp die de energie uit het oppervlaktewater of de bodem haalt voorziet in de resterende warmtebehoefte. Het regenwater dat op de Eco Iglo valt, wordt opge­ vangen en opgeslagen in een tank van duizend liter in de kelder. Hierna wordt het met een membraan gezuiverd en gebruikt in een grijs watersysteem. Afvalwater wordt ook gebufferd in een tank in de kelder. Vanuit deze tank kan het, afhankelijk van de locatie van de woning, in een individueel systeem worden gereinigd of worden verpompt naar een rioolwaterzuiveringsinstallatie.

overblijvende vraag werd ingevuld met experimentele energiesystemen. De Eco Iglo daarentegen maakt gebruik duurzame energiesystemen met een grote capaciteit om de energie uit de omgeving optimaal te benutten. Kortom: de Eco Iglo heeft meer esthetische kwaliteiten dan het kringloophuis van De Kleine Aarde, maar vanuit energieoogpunt is het kringloophuis vooruitstrevender geweest.

23


De rol van Nederland in de evolutie van ecodesign

... voor het bereiken van een duurzame samenleving is een verhoging van het milieurendement met een factor 4 tot 20 nodig

tekst: Corné Wentink & Yvonne van den Nieuwenhof

Ecodesign; een logische ontwikkeling binnen het vakgebied productontwerpen als we kijken naar de toename van de zorg voor het milieu en de materiële en massale aard van het traditionele industrieel productontwerpen. Maar hoe is deze ontwikkeling eigenlijk gegaan?

Milieubewustzijn en duurzame ontwikkeling Om de ontwikkelingen binnen het vakgebied ecodesign goed te begrijpen kijken we eerst naar het groeiend milieu­bewustzijn en de samenhang met duurzame ­ontwikkeling. Het moderne milieubewustzijn heeft zijn oorsprong in de jaren zestig. In die tijd groeide het besef dat de industrialisatie van de westerse samenleving een onbedoelde invloed had op het ecosysteem en onze eigen leef­omgeving. De eerste milieuwetenschappelijke studies toonden aan dat het gebruik van grondstoffen en de uitstoot van emissies niet oneindig door kon gaan. Als reactie hierop werd milieu­beleid opgesteld dat vooral bestond uit effect­ gerichte maatregelen. Aan het begin van de jaren zeventig werd dit op producenten gerichte beleid geïntensiveerd met de introductie van het ‘vervuiler betaald’ principe. In de jaren tachtig verschuift het milieubeleid van een ‘endof-pipe’ aanpak naar preventie van vervuiling. Een belangrijke ontwikkeling in het denken over milieueffecten van onze samenleving was de introductie van het begrip ‘duurzame ontwikkeling’ in het rapport Our Common Future uit 1987. Er werd gestreefd naar het in balans brengen van sociale rechtvaardigheid, economische groei en het gebruik van natuurlijke hulpbronnen. Hierdoor zouden huidige en toekomstige generaties niet in hun ontwikkeling worden belemmerd. Tijdens de conferentie in Rio de Janeiro (1992) werd het begrip duurzame ontwik-

24

keling centraal gesteld bij het formuleren van internationaal milieubeleid. Het lukte echter niet om wereldwijd te komen tot een absolute ontkoppeling van milieubelasting en industriële productie. Verschillende studies leidden tot het inzicht dat voor het bereiken van een duurzame samenleving, de groeiende bevolking en welvaart in ontwikkelingslanden in acht genomen, een verhoging van het milieurendement met een factor 4 tot 20 nodig is. Daar dit met technologische innovatie alleen niet mogelijk is, zijn ook drastische veranderingen nodig in het sociaal-economisch systeem. De laatste jaren ontstaan er initiatieven waarin overheden, bedrijfsleven en burgers gezamenlijk werken aan deze systeemveranderingen, ondersteund door de kennis en instrumenten van onderzoeksinstellingen.

Evolutie in vier stappen Door de veranderingen in het milieubewustzijn en het belang van duurzame ontwikkeling is de potentiële rol van de ontwerper gegroeid. Om deze potentie te benutten is in de jaren 90 de discipline ecodesign ontstaan. De toenemende interesse in product- en dienstinnovatie en de radicale verandering in de kijk op ‘het product’ hebben geleid tot een snelle evolutie van ecodesign. Deze evolutie is grofweg op te delen in vier stappen. In het begin werden bij het productontwerpen voornamelijk milieuaspecten meegenomen teneinde schoner te kunnen produceren. Ecodesign als ontwerpdiscipline was niet veel meer dan het selecteren van materialen en

productieprocessen met een lage milieubelasting en het voorkomen van afval door het op onderdelen verbeteren van een product. In de jaren 90 werd duidelijk dat niet alleen naar een enkele fase of onderdeel van een product gekeken moest worden . Er werd nu over de gehele productlevenscyclus gekeken naar vermindering van de milieubelasting: productinnovaties. Later werd nog een stap verder gekeken en zochten ontwerpers ook naar oplossingen met betrekking tot de functievervulling van het product. Er werd gekeken naar hoe dezelfde functie kon worden vervuld met een lagere milieubelasting. De laatste jaren heeft er, door het besef dat er een radicale verandering nodig is in het huidige productie-consumptie systeem, binnen ecodesign een verschuiving plaatsgevonden naar systeeminnovaties. Ontwerpers kijken meer op strategisch niveau naar oplossingen voor nieuwe producten, diensten en de bijbehorende infrastructuren en instituties. We kunnen nu - naast de kleine verbeteringen - spreken van drie typen innovaties: productinnovatie, functieinnovatie en systeeminnovatie.

Bijdrage van Nederland Nederland heeft in de internationale evolutie van eco­ design een grote bijdrage gehad. Dit is te zien in de ontwikkelingen die de laatste decennia hebben plaats­ gevonden in Nederland. Onderstaand volgen de voor-

naamste ontwikkelingen die deze bijdrage illustreren. In het grafische overzicht zijn deze, samen met andere belangrijke gebeurtenissen rondom ecodesign, terug te vinden.

Nederland nam een pionierspositie in op het gebied van milieugericht productontwerpen Introductie van de ‘product life cycle’ Vanaf het begin nam Nederland een pionierspositie in op het gebied van milieugericht productontwerpen. In 1978 deden enkele studenten van professsor Eekels van de faculteit Industrieel Ontwerpen al literatuuronderzoek naar de milieuaspecten van producten. René Kenma, één van deze studenten, ontwikkelde in 1982 binnen zijn afstuderen een methode voor energiebewust ontwerpen die, uiteraard in gemoderniseerde vorm, nog steeds gebruikt wordt binnen het onderwijs. Toonaangevend waren ook de publicaties ‘ontwerpen en afvalpreventie’ en ‘handleiding voor preventie van afval en emissies’, de PRISMA-methode.

25


DTO

DUURZAME TECNHOLOGIE ONTWIKKELING TNO PRODUCTCENTRUM

KATHALYS MILION PROJECT

PROMISE

ENGELSTALIGE PROMISE HANDLEIDING

PROMISE HANDLEIDING

PROJECT

ECODESIGN I

ECODESIGN II

PROJECT

PROJECT

In deze handleiding is het productontwikkelingsproces opgedeeld in 7 fasen (van planning via conceptgeneratie en uitwerking tot en met evaluatie) en werden 5 vuistregels opgesteld met betrekking tot de beperking van materiaal, energie, afval en emissies en de verhoging van de kwaliteit van het product. De vijf vuistregels zijn toegepast op beslismomenten in het productontwikkelingsproces. Dit heeft geresulteerd in acht clusters van ontwerpstrategieën, die

26

zijn ondergebracht in het MPO-Strategieënwiel (Life Cycle Design Strategies Wheel of LiDS-Wheel). De volgorde van de clusters heeft betrekking op de levensloop van het product (ontwerpen, produceren, transporteren, verhandelen, gebruiken en afdanken). Met het wiel wordt voor de ontwerper inzichtelijk wat, vanuit milieuoogpunt, de sterke en zwakke punten zijn van een product en welke strategieën gevolgd kunnen worden om het product te verbeteren. Naast het MPO-Strategieënwiel zijn meerdere MPOtools in de handleiding opgenomen. Eén van deze tools is de voor ontwerpers makkelijk toepasbare MET-matrix (Materialen, Energie en Toxische emissies). Met de matrix kunnen snel de belangrijkste milieuaspecten van de gehele levenscyclus van een product worden geïnventariseerd.

Een algemeen geaccepteerde nieuwe discipline was geboren: milieuvriendelijk productontwerpen

SYSTEEMINNOVATIE

Met deze ‘PROMISE-methode’ werd het concept ‘product life cycle’ geïntroduceerd in ecodesign. Een vertaling van de PROMISE-handleiding naar het Engels in 1996, ondersteund door het UNEP, zorgde ervoor dat de PROMISEmethode internationaal bekend en geaccepteerd werd. Dit leidde tot een revolutie in het vakgebied van productontwerpen plaats. Een algemeen geaccepteerde nieuwe discipline was geboren: milieuvriendelijk productontwerpen. Naar aanleiding van het succes van het Ecodesign project werden twee initiatieven gestart die veel invloed hebben gehad op ecodesign. Ten eerste ging in 1992 een nieuwe sectie Milieugerichte Productontwikkeling (nu Programma ‘Design for Sustainability’) op de faculteit Industrieel Ontwerpen van de TU Delft van start, waarvan de leerstoel tot op de dag van vandaag door Han Brezet wordt bekleed. Sinds deze start wordt door een continue stroom van promovendi en masterstudenten – momenteel zijn dat er respectievelijk ongeveer 25 en 300 – de ontwikkeling van ecodesign gevoed. Het gaat hier om zowel onderzoeks- als productontwikkelingsprojecten, waarvan het merendeel is uitgevoerd in samenwerking met een bedrijf en zodoende heeft bijgedragen aan de implementatie van ecodesign. De continue samenwerking met Philips is hierbij één van de belangrijkste.

MJA 3

2008 ReCiPe

2007 REACH wetgeving treed in werking

Toekomstagenda Milieu

2006 Ruth Mugge: Product Attachment

Oprichting Transitienetwerk

2005 Richtlijn energieverbruikende producten (EU)

2004 MEP regeling duurzame energie

O2 Generation Event

Conferentie 'EY: Time in Design'

Start SusProNet

2003 Oprichting Formula Zero

Boek Cradle to Cradle

Vernieuwde CML Handleiding

2002 Houten Vangrail (KIEM)

MJA 2

Europees Ecolabel

2001 Green paper on Integrated Product Policy EU

Oprichting InnovavatieNetwerk

2000 Rens Meijkamp: Changing consumer behaviour through eco-efficient services

Eco-indicator 99

1999 Rapport PSS, Ecological and Economic Basics

O2 Challenge Event

Boek Gedragsbeïnvloeding door technologie

C. van Hemel: Ecodesign empirically explored

Boek Eternally Yours

1998 Opwindbare tandenborstel (Hans Schreuder)

ISO 14040 serie uitgebracht

Start reizende tentoonstelling Re-f-use

1997 MPO TOK subsidieregeling

Invoering Regulerende Energie Belasting

Doors of Perception 3

1996 Start demonstratieproject afbreekbare verpakkingen

Eco-indicator 95

IDEMat verschijnt

Doors of Perception 2

1995 Milieu criterium bij Goed Industrieel Ontwerp

Ahrend 220-stoel

Oprichting 'Factor 10'

Nota Produkt en Milieu

Oprichting O2 Nederland

Gelijktijdig werden hierna twee projecten opgestart: het Milion project (1991-1992) en het Ecodesign project (1990-1992). In de projecten werden in totaal veertien praktijkcases uitgewerkt waarbij nieuwe producten werden ontworpen en milieuaspecten werden meegenomen tijdens het gehele productontwikkelingstraject. Beide projecten waren naast het opdoen van praktijkervaring ook gericht op het ontwikkelen van een methodiek voor ecodesign. Gezien de grote overlap zijn de twee projecten in 1993 onder de coördinatie van NOTA (Nederlandse Organisatie voor Technologisch Aspectenonderzoek, nu Rathenau instituut) samengevoegd tot het PROMISE project (Produktontwikkeling met Milieu als Innovatie Strategie). Dit resulteerde in 1994 in de PROMISE handleiding, waarin ervaringen en activiteiten van beide projecten werden opgenomen: de eerste handleiding milieugericht productontwerpen (MPO) ooit.

1994 O2 Event Sustainable Livestyles

NMP2

1993 Wet Milieubeheer

Oprichting Stichting Milieukeur

MJA 1

1992 Earth Summit (Rio de Janeiro)

Convenant verpakkingen 1

1991 Eerste startbijeenkomst O2 Nederland

NMP+

1990 Simapro 1.0

Nationaal Milieubeleidsplan

1989

FUNCTIE-INNOVATIE Dolf Gielen: Materialising dematerialisation

PRODUCTINNOVATIE

DESIGN FOR SUSTAINABILITY

Start KSI-projecten

PROGRAMMA

Robert van den Hoed: Driving fuel cell vehicles

TU DELFT INDUSTRIEEL ONTWERPEN

Ten tweede startten in 1995 de InnovatieCentra (nu Syntens) met het Ecodesign II project. Bij dit project, afgerond in 1999, waren ruim 600 kleine en middelgrote bedrijven betrokken. Bij alle bedrijven zijn Milieu-Innovatie Scans uitgevoerd, waarvoor een aangepaste versie van het MPO-Strategieënwiel is gebruikt. Aan de hand van deze scans werden verbeteropties gesuggereerd. Bij een aantal bedrijven werden hieropvolgend haalbaarheidstudies naar de gesuggereerde verbeteropties uitgevoerd. Er werd geadviseerd welke van de verbeteringen het best konden worden uitgevoerd, waarna de bedrijven met hulp van de InnovatieCentra de haalbare verbeteropties realiseerden. Van de overige bedrijven ging een gedeelte zelf aan de slag met de haalbaarheidstudie en realisatie van de geadviseerde verbeteringen.

Via functie-innovatie naar systeeminnovatie Na de introductie van de ‘product life cycle’ werd met het milieugericht productontwerpen veel meer op product­ niveau gekeken naar milieubelasting. Niet alleen vanuit de productiefase, maar ook vanuit de distributie, het gebruik en het afdanken van het product werd gekeken naar het verminderen van de milieubelasting. Er werd echter, zoals onder andere bij het Ecodesign II project, weinig gebruik

27


LiDS-WHEEL

@ New Concept Development* Dematerialization Shared use of the product Integration of functions Functional optimization of product (components)

PRODUCT SYSTEM LEVEL 7. Optimization of end-of-life system Reuse of product Remanufacturing/refurbishing Recycling of materials Safer incineration

... een duurzame samenleving kan alleen bereikt worden door een radicale systeemverandering

PRODUCT COMPONENT LEVEL

7

1

6. Optimization of initial lifetime Reliability and durability Easier maintenance and repair Modular product structure 6 Classic design Strong product-user relation

5. Reduction of impact during use Lower energy consumption Cleaner energy source Fewer consumables needed Cleaner consumables No waste of energy/consumables

* Note: New concept development has been given the symbol ‘@’ because it is much more innovative than the other seven strategies.

1. Selection of low-impact materials Cleaner materials Renewable materials Lower energy content materials Recycled materials Recyclable materials

@

2

3

5 4

PRODUCT STRUCTURE LEVEL 4. Optimization of distribution system Less/cleaner/reusable packaging Energy-efficient transport mode Energy-efficient logistics

2. Reduction of materials usage Reduction in weight Reduction in (transport) volume

3. Optimization of production techniques Alternative production techniques Fewer production steps Lower/cleaner energy consumption Less production waste Fewer/cleaner production consumables Priorities for the new product Existing product

BRON: ECODESIGN EMPIRICALLY EXPLORED, C.G. VAN HEMEL, PHD-THESIS DELFT UNIVERSITY OF TECHNOLOGY, 1998

gemaakt van ‘het optimaliseren van de functievervulling’; één van de acht strategieën van het Strategieën-Wiel.

Innovatie zou zich niet alleen op een enkel geïsoleerd product of dienst moeten richten Juist door te kijken naar hoe de functie van een product op een andere manier kan worden vervuld, oftewel functie-innovatie, is een grote vermindering van milieu­ belasting te behalen. Een belangrijke ontwikkeling op dit gebied is de product-dienst combinatie (PDC): het gedeeltelijk vervangen van een product door een dienst. Het idee hierachter is dat diensten veel minder energieen materiaalintensief zijn dan tastbare producten. Door dit inzicht vonden er vanaf de jaren ’90 in toenemende mate ontwikkelingen plaats op dit gebied. Werden in het buitenland op het gebied van PDC’s vooral visies en

28

tools ontwikkeld die experimentsgewijs werden toegepast (Manzini, Stahel, Tischner, Ryan e.a.), in Nederland werd vooral praktische ervaring opgedaan. Implementatie van PDC’s in het bedrijfsleven vond aan de ene kant plaats doordat er promotie- en afstudeerprojecten (o.a. aan de TU Delft en de Erasmus Universiteit) uitgevoerd werden bij verschillende bedrijven. Aan de andere kant vond implementatie plaats doordat een aantal ondernemers PDC’s als nieuwe kans in de markt zagen, zoals het Odin groentepakket en de deelauto dienst GreenWheels. Ook binnen Kathalys, een samenwerkingsverband tussen de TU Delft en TNO, werd ervaring opgedaan met het ontwikkelen van PDC’s. Op het gebied van wonen, werken en mobiliteit realiseerde zij enkele voorbeeldprojecten, waaronder het MITKA project, het ATAG keuken project en de ‘Personal Power Plant’ voor Nike. Naast deze praktijkgerichte voorbeelden werd er binnen Kathalys gewerkt aan visievorming over de ontwikkeling van PDC’s. Hierbij werd gesteld dat de hele keten en de omgeving moeten worden betrokken bij het ontwerpproces. Innovatie zou zich niet alleen op een enkel geïsoleerd product of dienst moeten richten, maar op een combinatie van producten en diensten die gezamenlijk een behoefte vervullen: het

product-dienst systeem. Hierdoor worden product-dienst combinaties nu gezien als vorm van systeeminnovatie. Het programma Duurzame Technologische Ontwikkeling (DTO) droeg bij aan deze visie en ontwikkeling van ecodesign richting systeeminnovatie. Binnen dit programma werden, door middel van backcasting van wenselijke toekomstscenario’s, innovatiepaden bepaald voor diverse duurzame technieken. Duidelijk werd dat de benodigde technologische ontwikkelingen niet los gezien konden worden van de culturele en structurele eigenschappen van de samenleving en dat een duurzame samenleving alleen bereikt kan worden door een radicale systeemverandering; letterlijk een transitie. De ontwikkeling van systeeminnovatie vraagt om een andere aanpak dan traditionele productontwikkeling. Inmiddels speelt zich op internationaal niveau de discussie af wat de rol van de ontwerper is in systeeminnovatie. Door actief mee te doen aan deze discussie en daarbij vooral te laten zien op welke manier ontwerpers een praktische invulling kunnen geven aan systeeminnovatie, levert Nederland ook nu een belangrijke bijdrage in de ontwikkeling van ecodesign. Een voorbeeld van zo’n praktische invulling is het project van Peter Joore waarin

hij een systeem ontwikkelde waarmee ouderen langer zelfstandig kunnen blijven wonen. Op dit systeem is de V-cycle methode toegepast, waarmee productwensen bepaald kunnen worden uit de gewenste maatschappelijke veranderingen. De methode voorziet ook in terugkoppeling vanuit het product naar de maatschappelijke wensen door middel van experimenten. Om productontwerpers een rol te laten spelen in systeem­ innovaties zullen ontwerpers meer gestuurd moeten worden om niet alleen vanuit de techniek of een product te denken, maar ook vanuit een systeembenadering. Ze moeten dat vooral integraal en vanuit de gebruiker blijven bekijken, waar ook de kracht van de ontwerper ligt! De maatschappelijke wensen zullen vertaald moeten worden naar concrete ‘productideeën’. Nieuwe ­methoden, waarmee de productontwerper dat (samen met een multi­disciplinair team) zelf kan doen, zullen ontwikkeld moeten worden. Nederland kan aan de ontwikkeling van deze nieuwe methoden significant bijdragen door de praktijkervaring die is opgedaan met functie- en systeeminnovaties te gebruiken. Dan is er dus ook in de nabije toekomst voor Nederland een belangrijke rol weggelegd in ecodesign.

29


gastcolumn: femke halsema

Tijd voor een groene revolutie! Het wemelt in Nederland van ondernemers, ontwerpers en architecten met schone, innovatieve oplossingen voor de grote milieuproblemen waarmee de wereld kampt. Aan technieken geen gebrek. Toch loopt Nederland niet voorop op het punt van duurzaamheid. Voor een belangrijk deel is dat te wijten aan de Nederlandse regering, die de innovatieve kracht van Nederland te weinig ruimte biedt. Het wordt hoog tijd voor een groene revolutie. In Oostenrijk is het marktaandeel van biologische producten zes procent tegen twee procent in Nederland. In Zweden wordt al meer dan veertig procent van de energie duurzaam opgewekt via wind, zon, waterkracht en biomassa. Bij ons is dat drie procent. Duitsland legt jaarlijks meer dan één miljoen vierkante meter groene daken aan. Spanje heeft de ambitie om al in 2014 één miljoen elektrische auto’s rond te hebben rijden. Nederland was decennia lang de Europese trendsetter bij allerlei duurzame ontwikkelingen, maar inmiddels zijn we in de Europese achterhoede beland. Dat is zonde. Met onze technische universiteiten en ondernemersgeest zouden we veel meer vooruitgang kunnen boeken bij het schoner maken van ons milieu en het bestrijden van de klimaatcrisis. Maar de economische recessie dreigt de grote klimaat­ problemen te verdringen. Dat is een gemiste kans voor nieuwe economische bedrijvigheid, die juist nieuwe banen oplevert zonder roofbouw te plegen op grondstoffen, ruimte en een schone aarde. We moeten zien te voorkomen dat groene ondernemers en ontwerpers en masse hun

30

heil elders gaan zoeken, omdat de marktomstandigheden daar beter zijn. Daarvoor is een omslag in het denken van de overheid noodzakelijk. Met vijf richtlijnen voor duurzame ontwikkeling kan de overheid een nieuwe Groene revolutie ontketenen.

Stel duidelijke normen Te vaak laat de regering de oren hangen naar conservatieve, grote ondernemingen die op de rem willen trappen bij het stellen van duidelijke milieunormen. Pas nog gebeurde dat toen de traditionele auto-industrie voorkwam dat de EU scherpe normen aan de uitstoot van CO2 stelde. Zo worden de oude (vaak noodlijdende) automerken bevoordeeld boven nieuwkomers die hele zuinige elektrische auto’s op de markt willen brengen. Duidelijke normen jagen innovatie en ondernemersgeest aan. Vergroen het belasting­stelsel radicaal Nog te vaak worden mensen die groen willen consumeren bestraft, omdat ze voor een schoon product meer moeten betalen dan voor een vuilere variant. Groene ondernemers willen graag mensen in dienst kunnen nemen zonder met hun productie het milieu te

We moeten zien te voorkomen dat groene ondernemers en ontwerpers en masse hun heil elders gaan zoeken. vervuilen. Als de belasting op arbeid naar beneden gaat en die op vervuiling omhoog, dan slaat de Nederlandse regering twee vliegen in één klap: er komt meer werk en de milieuvervuiling door het bedrijfsleven neemt af.

Geef het goede voorbeeld De overheid let zelf meer op de producten die zij inkoopt, maar vlot gaat het niet. Haar inkoopmacht is enorm. Waarom rijdt er geen minister in een hybride auto? Waarom zijn LED-lampen niet standaard in lantarenpalen in de stad? Waarom zijn niet alle computers, printers en kopieerapparaten op ministeries de zuinigste in hun soort? Waarom is niet elk nieuw gemeentehuis klimaatneutraal? Door als overheid consequent te kiezen voor duurzame producten, is het voor bedrijven interessant om meer te investeren in productontwikkeling. Geef financiële zekerheid Het is niet waar dat groene producten alleen kunnen overleven als er bakken subsidie heen gaan. Maar de markt voor zonnepanelen zal niet tot volle wasdom komen, als de regeling voor consumenten elk jaar binnen de kortste keren leeg is. En geen enkel energiebedrijf kan het zich permitteren een windmolenpark op zee te bouwen, als hij geen idee heeft of de overheid ook na 2011 wil investeren in het onrendabele deel. Als de overheid een weg wil aanleggen, kijkt ze rustig 15 jaar vooruit. Met grote groene projecten is dat ook nodig. Toon ambitie De politieke discussie beperkt zich teveel tot de vraag of we de gestelde doelen voor de

uitstoot van broeikasgassen of fijnstof net wel, of net niet halen. Waarom altijd afkoersen op het minimale, en niet ervoor ijveren dat de lucht zo schoon mogelijk wordt? Dat komt de gezondheid ten goede. Bovendien wordt steeds duidelijker, dat de opwarming van de aarde sneller gaat dan we dachten en de effecten desastreuzer zijn dan voorzien. Dan past geen gezeur op de millimeter of ruzie over de cijfers achter de komma. Voor een echte groene revolutie is het van belang dat grote spelers als de overheid en het bedrijfsleven zich bewust worden van hun verantwoordelijkheid. Maar innovatie begint vaak bij kleine ondernemers of zelfstandigen. Hier ontstaan nieuwe ideeën, hier worden ze voor het eerst in uitvoering gebracht. Zeker in een tijd waarin de werkgelegenheid onder druk staat, is het van belang kleine, zelfstandige ondernemers de ruimte te geven. De overheid kan daar aan bijdragen door administratieve lasten, zoals de stringente urennorm, af te schaffen. De klimaatcrisis vraagt om een groene revolutie in alle sectoren van de economie. Dat begint bij ontwerpers die nieuwe duurzame concepten bedenken. De taak van de overheid is om dat proces te stimuleren, door grenzen te stellen en zelf te investeren. De economische recessie biedt een uitgelezen kans om de economie te vergroenen en nieuwe werk­ gelegenheid te creëren. Regering, maak van de nood een deugd en ontketen die nieuwe, groene revolutie! Femke Halsema

31


Stoel 23

Tenminste houdbaar tot: zie poot tekst: JUDITH VAN DE GOOR | BEELD: ELKE VAN GELDER

Techniek en vormgeving hebben door de jaren heen wereldwijd zowel evolutie als revolutie doorgemaakt. Dit resulteert in vele nieuwe producten en materialen. Waarom staan sommige producten dan toch stil? En waarom rollen andere producten met honderden tegelijkertijd van de productiebanden wanneer er eigenlijk al teveel van zijn?

Er is altijd reden voor verbetering en de vervangingsdrift van de consument wordt door weinig begrensd. Of de vraag het aanbod schept, of andersom valt te betwisten, maar in ieder geval neemt de gebruiksduur van producten af. Geloofden ze in overgrootmoeders tijd nog in degelijkheid, zijn we nu totaal niet meer geïnteresseerd in de massief eiken zithoek. En ook zijn de antislijtage stukken (van extra stof) om over een armleuning van de bank te leggen helemaal passé. Onze generatie heeft de luxe om zich nieuwe producten te kunnen veroorloven. En als leden van de massaconsumptiemaatschappij willen we dat dan ook. Maar evolueren producten met ons mee?

32

Een belangrijke productrevolutie vond plaats rondom 1907-1909 toen de Belgische Leo Baeckeland een uitvinding patenteerde die een grote invloed heeft gehad op productvormgeving: de eerste plasticvariant, oftewel Bakeliet. Dit nieuwe materiaal bood tot dan toe ongekende vormvrijheid en flexibiliteit. In 1922 werd Bakeliet een merknaam waaronder duizenden producten zijn ontworpen, van autostuur en radio’s tot aan kinderspeelgoed. Bakeliet gaf niet alleen een enorme vrijheid voor ontwerpers, het materiaal ging ook nog eens heel lang mee. Veel waar voor je geld en een goede investering dus. Tot op heden is de plastic evolutie nog altijd doorgegaan en de ene variant heeft een nog langere houdbaarheid dan de andere. Gelukkig zijn er vooral in de industrie een hoop toepassingen van verschillende plastics waarbij de kwaliteit en lange houdbaarheid wel degelijk belangrijk is. Maar vooral in huishoudelijke toepassingen hebben producten een korte doorlooptijd. Zit er eigenlijk wel iemand te wachten op een diepvrieszakje dat 15 jaar goed blijft of een Tupperware bakje dat 100 jaar blijft bestaan?

“Waar blijft de stoel die na 2 tot 3 jaar gebruik oplost?” De stoel Een weinig revolutionair product, maar al wel honderden jaren een van onze favoriete gebruiksvoorwerpen, is de stoel. Tegenwoordig zijn er varianten gemaakt van allerlei materialen, met ergonomische maatvoering, als inklapbare versie en je kunt zelfs stoelen krijgen met motor om je te laten masseren. Het grootste gewin is dat je vandaag de dag kunt kiezen om te zitten op iets wat comfortabeler, sterker en vooral praktischer is dan honderd jaar geleden. Maar in basis is de stoel nog vaak een plank op vier poten... die je oma dus ook al had (jammer dat die stoelen nu als brandhout gebruikt worden net zoals veel degelijke, duurzame dingen die ze de afgelopen eeuw bedacht hebben). Of zouden de honderden ontwerpers die jaarlijks nieuwe stoelen presenteren op designbeurzen echt geloven dat er een zitprobleem is waarvoor ze een oplossing moeten verzinnen? Aangezien de perfecte stoel context afhankelijk is, zal deze nooit universeel ontworpen worden. Míjn lievelingsstoel is nu eenmaal niet dezelfde is als die van mijn buurman en bij boontjes doppen heb ik andere zitwensen dan bij het lezen van een boek.

Zolang mens en maatschappij evolueren, evolueren de productwensen mee. Dus waar blijft de stoel die na 2 á 3 jaar gebruik oplost? Producten hoeven niet lang mee te gaan, want de consument wil ze niet lang hebben. De consument wil voornamelijk consumeren. Toch blijft de markt onafbreekbare materialen en degelijkheid bieden. De consument vraagt hier tenslotte ook om. Niemand die 3 ton betaald voor een huis van klei of 1000 euro voor een bank van karton. Tijdens de aankoop geloven we toch altijd dat iets ‘goed’ moet zijn en goed betekent dan in ieder geval: degelijk en met een lange levensduur. En dit, terwijl we het merendeel van de producten dus een korte gebruiksduur gunnen.

33


De wasknijper Er is echter ook nog een hele groep producten die amper vervangen worden. Mode speelt er geen rol en ontwerpers hebben weinig animo om deze producten te verbeteren. Producten die stilstaan sinds hun uitvinding. De context vraagt blijkbaar niet om vooruitgang of verbetering. Zo zijn daar de kaasschaaf, theelepel, hamer, wasknijper: producten die sinds het begin op hetzelfde ontwerp teren en waarbij weinig of geen draagvlak is voor vernieuwing. Producten die al honderden jaren in hun eenvoudigheid meegaan, oftewel antivolutionaire producten. Het zijn in veel huishoudens waarschijnlijk de meest duurzame producten, omdat er geen vervangingsdrift voor bestaat. De producten doen wat ze moeten doen en niemand verwacht er meer van.

“Zit er eigenlijk wel iemand te wachten op een Tupperware bakje dat 100 jaar blijft bestaan?” De moederoverste van de antivolutieproducten is de wasknijper. De wasknijper is gepatenteerd in 1853 door David M. Smith (Vermont, USA). Oorspronkelijk bestond een wasknijper uit één stuk hout waarin een spleet zat, uitgevonden door de Shakers. Zij hebben deze voorloper nooit gepatenteerd. David M. Smith heeft dit ontwerp afgemaakt door er twee delen van te maken met een veer ertussen. En, behalve een materiaalvariant (de plastic of metalen knijper), vinden we de wasknijper goed zoals hij is. Hij knijpt de was aan de lijn, doet dat naar tevredenheid en blijkt nog extra functies te kunnen vervullen, zoals het dichtknijpen van een zak brood, het bij elkaar houden van knutselwerkjes en het vastzetten van bloemen. Al met al zijn we dik tevreden met de wasknijper. En wie heeft 156 jaar na het patent geen wasknijpers in huis?

34

evolutie Veranderingen in de maatschappij en bij de mens zorgen ervoor dat elk product verbeterd kan worden om beter op behoeftes aan te sluiten. Echter, het ene product is leuker om te vervangen dan het andere. Met een wasknijper maak je geen statement en het is geen pronkstuk in of rondom het huis. Op de designbeurs kom je ze zelden anders dan in een functionele rol tegen. De wasknijper is niet leuk om te kopen. Of te ontwerpen. Terwijl de stoel maar herontworpen blijft worden. Elke beurs wordt dé stoel aangekondigd. Een stoel is altijd aanwezig, het is een statement, je moet er lekker op kunnen zitten en het moet eigenlijk ook nog bij de rest van het huis passen. Kortom: redenen om af en toe eens te veranderen. Het overgrote deel van de producten behoort tot de tweede categorie; die van de stoel: leuk om af en toe eens te vervangen. Ontwerpers geven daar over het algemeen graag gehoor aan en hierdoor breidt het wereldwijde productassortiment sneller uit dan voorzien. Door onder andere het wisselende modebeeld en de welvaart, worden veel producten in hoog tempo vervangen. En vrijwel altijd voordat de technische levensduur erop zit. Zonde. Materialen die lang meegaan in een maatschappij waar alles een korte gebruiksduur heeft, is vooral een vooruitgang van de afvalberg. Kortom: het is tijd voor devolutie in plaats van evoluties of revoluties. Producten en materialen zouden binnen enkele jaren gewoon uit elkaar moeten vallen, zodat we zonder schroom elke winter een nieuwe winterjas mogen kopen en elk voorjaar een nieuwe tuinset. Het probleem ligt niet zozeer bij de consumptiemaatschappij, maar bij de duurzame materialen waarmee wij maar blijven ontwerpen. De kwaliteit van producten moet afgestemd worden op de sociale houdbaarheidsdatum en dus juist niet lang meegaan. Terug naar af, met minimale houdbaarheidsdatum en snelle doorlooptijd!

“Met een wasknijper maak je geen statement en het is geen pronkstuk in of rondom het huis. Op de designbeurs kom je ze zelden anders tegen dan in een functionele rol.” 35


Hoe hip is duurzaam?

Het verhaal van Tony Tonnaer, CEO van Kuyichi

tekst: Suzanne Loen | Beeld: Kuyichi

Tony Tonnaer (40) is directeur van Kuyichi; een hip, duurzaam jeanslabel. Kuyichi bestaat 8 jaar en krijgt steeds meer voet aan de grond. Laatste triomf: opname in de collectie van Galeries Lafayette – Parijs. Zes jaar geleden vroeg Solidaridad Tony voor de doorstart van Kuyichi1. Zijn visie is ‘Style Conscious’: stijlbewust in plaats van geitenwollen sokken. De balans van zes jaar duurzaam ondernemen in de fashion industrie en de ‘Organic Revolution’ . Wat deed je vóór Kuyichi?

Het was en is het moeilijkst de producenten te overtuigen. Die moeten hun nek uitsteken, zoeken naar een nieuwe manier van werken en uitzoeken hoe ze hun textiel kunnen bewerken. Je moet ze overtuigen dat ze winst kunnen maken en dat het beter is voor hun mensen en hun bedrijf. De retailkant moet je de added value van duurzame kleding duidelijk maken.

Ik begon op 1 mei 2003 en half juli stonden we met Kuyichi op de Bread & Butter (toonaangevende modebeurs in Barcelona). In 5 dagen heb ik met twee vrienden de Kuyichi stand zelf in elkaar getimmerd. We hadden weinig geld en middelen. Er was binnen geen plek meer, dus stonden we buiten met 30 graden. Bezoekers en ook de Bread & Butter-organisatie vonden het geweldig.

Kuyichi maakte niet gelijk reclame met het duurzame imago, wanneer besloten jullie uit de kast te komen?

Na mijn opleiding aan Meester Koetsier en een kopstudie Bedrijfskunde begon ik op mijn 27e bij Ethics in Ankara. Vervolgens werkte ik in Amsterdam bij Pepe-Jeans en 6 jaar later bij UBI in Los Angeles. Toen Solidaridad bij me kwam sprak het concept me enorm aan en mijn vriendin woonde nog in Amsterdam, dus …

Ontmoette je veel scepsis? Duurzaamheid was nog niet zo hip als nu. Scepsis is er altijd. Wij vertelden dat we duurzaamheid en mooie kwaliteit wilden combineren en dat we winst wilden maken. In het begin was maar 20% van onze katoen organic gecertificeerd, maar we werkten naar een hoger percentage. Mensen dachten dat het niet echt duurzaam kon zijn, terwijl de fashion industrie niet geloofde dat het concept aan zou slaan. De uitdaging was om te bewijzen dat we én mooie, sexy kleding kunnen maken van goede kwaliteit én dat we commercieel kunnen meedraaien. Wij hebben de idealistische en de commerciële werelden bij elkaar kunnen brengen.

36

2004 en 2005 waren zulke goede jaren dat we in 2006 besloten naar buiten te treden. De graphics op de T-Shirts kregen allemaal een groene uitstraling. Het werd ons slechtste seizoen. Mensen waren er nog helemaal niet aan toe. Ik zie echt een pre- en post Al Gore tijdperk. Na Al Gore werd alles duurzaam: energie, kleding, voedsel. Daarvoor leefde dat nog helemaal niet. En nu heb ik het idee dat mensen alweer een beetje verzadigd raken. Wij com1

Solidaridad besloot in 2000 een handelsketen op

te zetten voor duurzaam geproduceerde kleding. Zo ontstond het jeansmerk Kuyichi, genoemd naar de Peruaanse regenboog-god. Kuyichi is aangesloten bij MADE-BY, een keurmerk dat streeft naar goede levens- en arbeidsomstandigheden voor arbeiders en milieuvriendelijke productie.

Twee organic broeken in je collectie maakt een merk nog niet groen. 37


municeren onze boodschap nu indirecter en met een twist; duurzaamheid is de hidden treasure. Twintig procent van onze producten wordt gekocht door idealisten, tachtig procent door mensen die het gewoon mooi vinden. Een kledingmerk heeft alleen bestaansrecht als mensen het mooi vinden. Veel kledingmerken liften nu mee op de groene hype maar 2 organic broeken in je collectie maakt je merk nog niet groen. Wij willen voorop blijven lopen. Daarom blijven wij innoveren met nieuwe producten, zoals Lenpur(rest houtvezels), Soya Denim en Pure Denim (100% organic denim).

Zijn jullie goed bezig?

In 2004 en 2005 is onze omzet verzes­ voudigd. We werden opgenomen in de vaste collectie van de Bijenkorf en Men atWork. Daarna volgden P&C Frankfurt en Lafayette Berlijn en recentelijk, na 5 weken Shop in Shop, Galeries Lafayette Parijs. Toen we dat hoorden ging bij ons wel de organic prosecco open! We zijn heel selectief bij de keuze van onze verkooppunten. We begonnen bij de opinionleaders. De prijzen van onze producten zijn gestegen, omdat onze kwaliteit is verbeterd. Het aandeel organic katoen in onze producten is enorm toegenomen. We maken nog geen winst, maar gaan voor sterke groei en doen sterke investeringen. We delen een lange termijnvisie met onze aandeelhouders (Solidaridad, Hightide WorldWide, ICCO, Triodosbank en verenigde producenten/Cordaid). Zij vinden onze voorbeeldfunctie in de industrie heel belangrijk. Vanaf 12 miljoen maken we winst en we zitten nu op 10 miljoen. Ik denk dat we binnen twee jaar winst gaan maken. Onze producenten (van organic katoen en textiel) zijn ook onze aandeelhouders. Zodra wij winst maken profiteren ze mee.

Is Kuyichi crisisbestendig?

Ik denk dat mensen terugkomen van de wegwerpmaatschappij. Ze willen kwaliteit. Wij maken kleding die mooi en schoon is en jaren meegaat. Wij hebben als klein bedrijf wat minder last van de krimpende markt. Ik denk dat we de komende jaren alleen maar zullen groeien. Kijk voor meer informatie op www.kuyichi.nl, www.made-by.nl, www.solidaridad.nl

Onze voorbeeld­ functie in de fashion­­industrie is voor onze aandeel­houders heel ­belangrijk.

Biomimicry tekst: Ernst Kabel | Beeld: FULLER´S GEODESIC DOME in MONTREAL, CANADA (foto: Cédric THÉVENET)

“Het is niet de sterkste van een soort die over­ leeft en ook niet de meest intel­ ligente, maar ­degene die het meest ontvan­ kelijk is voor ­verandering.”

De mens is als geen andere soort in staat de natuur te gebruiken en waar nodig aan te passen om de tijd tot zijn eigen ondergang te rekken. Wanneer je de mens plaatst tegenover alle andere organismen op deze wereld vallen daarbij twee dingen direct op; alleen de mens is in staat rationeel te denken (Plato, Descartes) en creëert nutteloos en schadelijk afval. Het feit dat andere organismen die op deze planeet leven door de leefwijze van de mens te gronde worden gericht, waardoor de habitat van de mens in gevaar wordt gebracht, heeft geleid tot het besef dat de mens de manier waarop hij met de natuur omgaat moet veranderen. Minder afval, minder uitstoot van giftige gassen, minder gebruik van eindige energiebronnen; dat waren de eerste aanzetten tot deze verandering. We zijn nu zover dat we inzien dat ‘minder’ niet genoeg is. De benodigde verandering dient verder te reiken dan het op een andere manier omgaan met dezelfde bestaande systemen. Deze nieuwe verandering wordt door sommigen ook wel het begin van de nieuwe industriële revolutie, of ecologische revolutie genoemd. Hierbij hebben nieuwe ideeën, richtlijnen en stromingen zich ontpopt, van realistisch tot utopisch. Een voorbeeld van zo’n stroming is Biomimicry.

Charles Darwin (1809-1882)

38

39


Een lezing over biomimicry is als een kruising tussen een natuur­ documentaire van David Atten­ borough en ‘Wondere wereld’ van Chriet Titulaer. Schitterend dus.

Evolutionair ontwerpproces De natuur maakt een ontwerpproces door van ongeveer 3,8 miljard jaar. Zij streefde gedurende die periode voort­ durend naar diversiteit en weelderigheid door middel van creativiteit. Dit proces, door de mens evolutie genoemd, gaat voort, zonder definitief ontwerp maar met de meest fantastische tussenresultaten die zich aangepast hebben aan hun steeds veranderende omgeving. Door natuurlijke selectie hebben de nog levende resultaten van dit proces dus een voortdurende reeks van tests doorstaan. Ze hebben zich door middel van variatie aangepast aan onder andere verandering van leefomgeving en hun natuurlijke vijanden. De overleving van gunstige variaties heeft geleid tot de meest geniale uitvindingen en oplossingen op het gebied van karakteristieke eigenschappen van organismen. Daardoor bevatten organismen informatie van onschatbare waarde. De leer van biomimicry onderkent deze waarde en tracht de informatie die in de natuur besloten ligt te doorgronden en toe te passen binnen tal van, al dan niet ontwerpgerelateerde, vakgebieden. De natuur wordt daarbij tevens gezien als maatstaf: innovaties worden beoordeeld op grond van duurzame criteria waaraan andere organismen in de natuur zelf ook voldoen (zie kader).

Resultaten De innovaties die nu onder de noemer van biomimicry vallen zijn redelijk gespecialiseerd van aard. De huidige technologie heeft een niveau bereikt waarbij onderzoek op natuurlijke processen en materialen kan worden verricht op nanometrische schaal. In de natuur valt voor biomimicry op deze schaal veel te winnen; de vuilafstotende werking van lotusbladeren bijvoorbeeld, toegepast in een nieuwe vuilafstotende gevelcoating. Ook wordt veel onderzoek gedaan naar de aerodynamica van sommige organismen met als succesvolle ontwerpresultaten bijvoorbeeld de bullettrain, met zijn kop als die van een ijsvogel (minder luchtweerstand en minder geluid bij het uitrijden van een tunnel), de nieuwe ‘bionic’ Mercedes Benz in de vorm van de koffervis (ruim en aerodynamisch gecombineerd) en de wieken met bobbels van windmolens, zoals de bobbels op de vin van de walvis (minder luchtweerstand). Een ander voorbeeld is het nieuwe isolatiepaneel van StoSolar, gebaseerd op de werking van de vacht van een ijsbeer; de haren voeren licht net als glasvezels naar de donkere huid van de ijsbeer, die daardoor wordt verwarmd. Het paneel geleidt het licht van de lage winterzon door horizontale glasvezels naar een warmteabsorberende laag terwijl de zomerzon juist wordt gereflecteerd.

:

Van alle organismen op deze wereld is alleen de mens in staat rationeel te denken en alleen de mens creëert nutteloos en schadelijk afval.

Nog voor de eeuwwisseling verscheen het boek Biomimicry, Innovation Inspired by Nature, geschreven door biologe Janine Benyus. Dit boek heeft de basis gelegd voor de mondiale verspreiding van een idee dat in de loop van de vorige eeuw ietwat op de achtergrond is geraakt: de natuur als leermodel voor de ontwikkeling van een duurzame samenleving.

Een biomimicrywaardig concept: » gebruikt zonne-energie » gebruikt alleen de energie die het nodig heeft » sluit vorm op functie aan » hergebruikt alles » beloont symbiose » spaart de diversiteit » vraagt om lokale expertise » beheerst overmatigheden van ­binnenuit » is grensverleggend Benyus, 1997

40

Eeuwenoud idee Op het eerste gezicht is biomimicry een eeuwenoud idee in een nieuwe jas. Het basisprincipe is namelijk heel traditioneel. 90% van de tijd waarin de mens op aarde leeft heeft hij zichzelf gezien als onderdeel van de natuur, ervan geleerd en deze geïmiteerd, als jager en verzamelaar. Veel later zijn tevens talloze voorbeelden te vinden waarbij inspiratie in de natuur is gezocht om bestaande producten en processen te verbeteren. Een aantal goede (en andere) voorbeelden: De verschillende biomorphic analyses, in het boek Design for the real world van Victor Papanek, ook wel geroemd als de grondlegger van ecodesign. Buckminster Fuller’s strategie die overal gebruikt wordt in de natuur, door hem ‘tensegrity’ genoemd; het gebruik van zowel trek als drukkracht in draagconstructies (trekkracht vereist minder massa). Fuller’s geodesic domes zijn een goed voorbeeld van het gebruik van deze strategie. Georges de Mestral’s klitteband; ‘hoe blijven die klitten zo stevig aan mijn hond plakken?’ Leonardo da Vinci wordt door sommigen beschouwd als biomimicist op de manier waarop hij vogels en insecten bestudeerde voor het ontwikkelen van een vliegende machine. Je zou zelfs zover kunnen gaan om de Atheense architect Daedalus als biomimicist te beschouwen, niet alleen door zijn uit hout, bijenwas en veren vervaardigde vleugels, maar ook door de dermate natuurgetrouwe manier waarop hij uit hout een holle koe vervaardigde, dat de vrouw van koning Minos (die gewillig plaats nam in de koe) door een stier waar ze verliefd op was werd bevrucht en negen maanden later beviel van de Minotaurus. De holle koe zou officieel onder de noemer biomorf ontwerp moeten vallen, maar als je het criterialijstje van biomimicry erbij pakt (zie kader) blijkt dit ontwerp boven verwachting te presteren. De nieuwe jas van het oude concept is groen. En hierin ligt de link en de kracht. Waar men vroeger de machine als metafoor toepaste voor allerhande systemen en ontwerpen in design en architectuur, kan je tegenwoordig beter het bos, een mierenkolonie of een orchidee nemen. En wanneer we wat van natuurlijke processen leren, waarom zouden we het basisprincipe van deze processen (zie kader) dan niet ook meenemen? Biomimicry als nieuw concept heeft een relatief korte bestaansperiode, maar lang genoeg om erachter te komen of het concept wortel heeft geschoten. Of is het vooral een speeltje gebleven van ontwerpers en architecten met groenheidswaanzin?

Een van de bekendste voorbeelden van biomimicry in de architectuur is het East Gate Centre in Harare, Zimbabwe. Het gebouw blijft overdag koel zonder gebruik van airconditioning en verbruikt slechts tien procent van de energie die wordt verbruikt door een vergelijkbaar gebouw. Het gehele concept van het gebouw is afgeleid van de karakteristieke eigenschappen van een termietenheuvel waarbij de temperatuur door een vernuftig ventilatiesysteem constant wordt gehouden, ondanks de grote temperatuurwisselingen van het buitenklimaat. Het blijkt dat er genoeg potentiële en succesvolle voorbeelden zijn waarbij de ontwerphouding van biomimicry is aangewend om te stellen dat het zijn vruchten afwerpt op het gebied van duurzame innovatie. Het ideële karakter van biomimicry laat zich ook graag overbrengen; velen met mij zijn ontvankelijk voor de prachtige voorbeelden van vernuft die in de natuur te vinden zijn. De missionarissen van het Biomimicryconcept reizen net als Gore en Mc Donough de hele wereld af om hun visie over te brengen. Een lezing over biomimicry is als het kijken naar een kruising tussen een natuurdocumentaire van David Atten-

borough en ‘Wondere wereld’ van Chriet Titulaer. Schitterend dus. De praktijk is nog wel vaak anders. Ten eerste hebben ontwerpers en architecten meestal maar weinig verstand van biologie en natuur. Mocht de expertise van een bioloog worden ingeschakeld dan is vaak de communicatie nog een groot obstakel. Ten tweede is er een groot tekort aan geschikte materialen, vervaardigingsmethodes en economische systemen om de informatie uit de natuur om te zetten in de praktijk. Tenslotte dient er een transitie in het menselijk gedrag plaats te vinden om ervoor te zorgen dat de kwaliteit van het leven in de natuur komt te liggen. Als biomimicry echter verder wordt doorontwikkeld zullen deze problemen slechts van tijdelijke aard zijn. De ecologische revolutie is uiteindelijk onvermijdelijk. Het zal alleen nog heel lang duren voor het zover is. “In de toekomst zullen onze huizen en werkplekken ontworpen zijn om te functioneren als levende organismen, aangepast aan de omgeving en in staat alle energie en waterbehoeften ui t de zon, wind en regen te halen.” Bob Berkebile en Jason Mc Lennan, The Living Building, 2008 Meer informatie op: www.biomimicryguild.com, www.asknature.org, www.biomimicryeuropa.org

41


Duurzame sport Duurzaamheid is het nieuwe verkoop­argument, ook bij sport. Steeds meer mensen gaan sporten. Vooral hardlopen blijkt erg populair. Kijk maar naar de enorme aantallen deelnemers bij hardloopevenementen. Hoewel sport in principe goed is voor een mens zijn de artikelen die ervoor nodig zijn niet altijd duurzaam geproduceerd, maar elk zichzelf respecterend merk is nu wel bezig met duurzame ontwikkelingen. tekst: Bert Wolters | Beeld: Marathon Rotterdam BV

Hardlopen is een relatief ­milieuvriendelijk tijdverdrijf. 42

Sportschoenen

Hardlopen is een relatief milieuvriendelijk tijdverdrijf; je hebt immers primair alleen een paar goede schoenen nodig. Maar juist die schoenen zijn erg belastend voor het milieu. De tussenzool is vaak opgebouwd uit meerdere, kunststof lagen; de ene voor extra ondersteuning, een andere voor extra demping, nog eentje voor extra stabiliteit, enz. Deze tussenzolen bestaan vooral uit polymeren, waarbij etheenvinylacetaat (eva) de belangrijkste is. Bijna alle materialen vinden hun oorsprong in ruwe olie en er is veel chemie en energie nodig om de verschillende petrochemische materialen goed aan elkaar te ‘plakken’. Daar komt nog bij dat de materialen uit alle windstreken worden aangevoerd. Tenslotte doet een beetje sportschoen er, onder natuurlijke omstandigheden, ettelijke eeuwen over om te vergaan, maar is eigenlijk na ongeveer 1000 kilometer al ‘versleten’ (onder andere de demping is dan al niet meer optimaal). Veel schoenen, ook van de ‘grote’ merken, worden in China gemaakt, met een verschuiving naar Indonesië (lagere lonen en minder strenge milieueisen). Bij het ontwerpen van de schoen en de productieprocessen wordt gezocht naar minder materiaalgebruik. Zo wordt nu bijvoorbeeld bij de productie van sommige schoenen een secuur afgemeten mengsel in mallen gegoten. Toch worden de meeste vormen nog uit grote platen gestanst, wat twee keer zoveel afval oplevert. Er is vooral aandacht voor duurzaamheid in productie en materialen. De Cradle to Cradle-schoen van Nike bestaat volledig uit een combinatie van natuurlijke materialen en gerecycled rubber. Verder heeft Brooks in de BioMoGo een bio-afbreekbare tussenzool geïntroduceerd, die in 20 jaar door natuurlijke processen kan worden afgebroken. Dit was eerst 1000 jaar.

Evenementen

Heb je eenmaal schoenen, dan wil je ook aan wedstrijden meedoen. Dat is te merken bij hardloopevenementen. Grote, internationale sportevenementen vormen echter een aanslag op het milieu, al was het alleen al door hun massaliteit.

Hardlopen Bij hardloopevenementen is in principe iedereen welkom en er is een enorme groei in het aantal deelnemers te zien. In New York startten in 2008 38.377 deelnemers aan de marathon, in Rotterdam in 2009 ruim 21.500. De deelnemers komen uit (bijna) alle werelddelen. Er is nu een tendens dat grote evenementen limieten gaan stellen aan het aantal deelnemers. De Zevenheuvelenloop in Nijmegen begon 25 jaar geleden met een paar honderd deelnemers, terwijl de 25e editie in 2008 bijna 25.000 deelnemers telde. De organisatie streeft ernaar ‘het meest duurzame loopevenement van Nederland’ te worden. Er wordt dan ook erg veel aandacht besteed aan duurzaamheid. Dit begon al eind jaren ’80, toen een verplicht, voordelig, NS-treinretour werd ingevoerd: deelnemers buiten de regio Nijmegen betalen automatisch € 5 voor een treinretour. Mensen die toch met de auto willen komen betalen een toeslag, die wordt geïnvesteerd in een windenergieproject. 2008 telde veel duurzame aanpassingen: de flyers zijn geschrapt (180.000 in 2007), evenals de ‘goodie-bags’ na afloop (25.000). De drinkbekertjes langs het parcours zijn van maiszetmeel in plaats van pvc. Ook krijgen de deelnemers niet meer automatisch een medaille. Bij inschrijving kunnen ze hiervoor kiezen en betalen dan extra. Dit leidde in 2008 tot ongeveer 12.000 minder medailles; een besparing van ruim 400 kilo materiaal en 9,5 kilometer lint. De catering was al grotendeels van ecologische kwaliteit, maar kiest nu verder voor meer seizoensproducten en producten die zoveel mogelijk regionaal geproduceerd zijn.

43


Drinksysteem Hoewel er dus (ook bij andere hardloopevenementen dan de Zevenheuvelenloop) veel aandacht is voor duurzaamheidsaspecten lijken er weinig echt nieuwe, duurzame producten te worden ontwikkeld. Een meldenswaardige innovatie wordt onder andere toegepast bij de marathon van Rotterdam. Bij langere afstanden kan een atleet onderweg bij drinkposten bekertjes water of sportdrank pakken en natte sponzen voor extra verkoeling. Nu klotst het meeste vocht over de rand als je rennend uit een bekertje wilt drinken. De marathon in Rotterdam heeft, samen met de TU Delft, afdeling industriële vormgeving, een gepatenteerd1 drinksysteem ontwikkeld (Smart Drinking) waarbij een speciaal gevormde spons met twee uitsparingen in het waterbekertje wordt geplaatst. Dit maakt drinken een stuk gemakkelijker en de spons, die voor verkoeling kan worden gebruikt, is kleiner dan de gebruikelijke spons. Hierdoor wordt minder water verspild. Een prima oplossing! Het blijkt echter dat de sponsbekertjes nu nog naast de gewone sponzen worden aangeboden en als je twee bekertjes pakt heb je ook direct twee sponzen. Hierdoor wordt het duurzaamheidseffect minder, maar toch blijft het een handig ontworpen systeem dat twee, eerder gescheiden, functies combineert.

Olympische Spelen

De aanslag op het milieu door hardloop­ evenementen is groot, maar valt in het niet bij die van Olympische Spelen. Zo waren bij de Olympische Spelen in Beijing in 2008 11.028 atleten betrokken uit 204 landen. Daarnaast komen nog veel sportofficials, verzorgers en supporters naar de Spelen. Door het vervoer, de huisvesting en de voeding van al deze mensen is de impact op het milieu enorm. Daar komen nog de speciaal voor dit evenement nieuw gebouwde sportaccommodaties bij. Londen wil in 2012 de ‘duurzaamste Spelen tot op heden in de geschiedenis van de Olympische Spelen’ organiseren. Dat wordt nog een hele klus als je bedenkt dat in Amsterdam in 1928 slechts 46 landen meededen met 2883 atleten.

1

Het patent van het Smart Drinking systeem

ligt bij Rotterdam Marathon BV

44

Nu klotst het meeste vocht over de rand als je rennend uit een bekertje wilt drinken.

Duurzaamheidssaus

Wat doet Londen aan duurzaamheid voor haar Olympische Spelen? Uitgangspunt is het concept ‘Towards a One Planet 2012’, daarmee doelende op een levensstijl waarvoor 1 aarde genoeg is. Er wordt bijvoorbeeld een Olympisch stadion gebouwd met 80.000 zitplaatsen, waarvan de bovenste ringen na de Spelen kunnen worden verwijderd. Hierna heeft het stadion 25.000 zitplaatsen en kan dan gebruikt worden als thuisbasis voor een lokale voetbal- of rugbyclub, of als atletiek­ stadion. Dit stadion wordt, met 10.000 ton staal, het lichtste Olympisch Stadion ooit gebouwd. Verder wordt het te bouwen Olympisch dorp na afloop een gewone woonwijk en moet het aan te leggen Olympisch park een recreatiepark met allure worden. De bouwactiviteiten worden uitgevoerd door bouwvakkers, van wie 10% werkloos was. Door een compact Olympisch complex (dorp, park en stadions) te bouwen verblijft 75% van de atleten op een reisafstand van minder dan een kwartier van hun stadion.

Toegegeven: steeds meer fabrikanten en evenementen zijn bezig met duurzaamheid. Het product of evenement zelf staat echter niet ter discussie. De duurzaamheidsgedachte lijkt nu nog in het stadium: het product of evenement is vanzelfsprekend, en we gaan dit duurza(a) m(er) realiseren. De ultieme stap zou eigenlijk moeten zijn om eerst te bedenken of het product of evenement echt wel nodig is2.

Het complex wordt onder meer gebouwd op een oud industrieterrein in het verpauperde Oost-Londen. De Spelen worden aangegrepen om dit gedeelte van de stad sneller te revitaliseren. Bij de Olympische Spelen in Londen wordt duidelijk dat het duurzaamheidsprincipe wordt aangegrepen om onder een ideologische vlag reeds lang sluimerende problemen op te lossen. Bij Londen komt ook het dubbele karakter van duurzaamheid helder naar voren: door de wereldwijde aandacht voor dit evenement worden veel oude duurzaamheidstechnieken gebruikt en nieuwe geprobeerd, waardoor de wereld kennis kan nemen van die technieken. Daar staat tegenover dat het evenement zelf een enorme aanslag op het milieu is, ondanks alle maatregelen. De vraag doet zich dan voor of de wereldwijde aandacht voor het evenement opweegt tegen de nadelige milieueffecten.

Er is wel veel aandacht voor duurzaamheid bij de ‘hardloopindustrie’ en de genoemde evenementen, maar je kunt je afvragen of het meer is dan een ‘groen sausje’. Zo worden sommige ‘normale’ ontwikkelingen nu gepresenteerd als duurzaamheidsoplossing (de elektronische verspreiding van wedstrijdschema’s en uitslagen voor Londen wordt gekoppeld aan het voorkómen van de 7 miljoen dagelijks geprinte blaadjes in Beijing).

In afwachting van de omslag in het denken levert de kredietcrisis een sterke bijdrage aan duurzaamheid door de verkleining van de sportevenementen. Zo wordt het Olympisch Dorp in Londen fors kleiner (de oorspronkelijke 4000 appartementen worden nu 2800 woningen) en ook zal een aantal geplande, nieuw te bouwen stadions niet worden gerealiseerd. Verder ligt het voor de hand dat de crisis leidt tot fors minder bezoekers in 2012. Allemaal winst voor het ‘One Planet’-concept. Zo kan de kredietcrisis wel eens één van de aanleidingen blijken te worden tot een duurzame ontwikkeling van sportevenementen.

2 Zo is het nog een leuke uitdaging om de startnummers (die nog steeds met veiligheidsspelden op het shirt gespeld worden) duurzamer te maken. Je kunt je echter ook afvragen of zo’n nummer nog wel nodig is, aangezien de tijdregistratie plaatsvindt via een individuele chip.

Uitgangspunt is het concept ‘Towards a One Planet 2012’

Beeld: Flickr.com, StewieD

Hierdoor is dit hardloopevenement door de Atletiekunie voorgedragen voor de IOCaward voor Sport en Duurzaamheid. Saillant detail is dat de prijsuitreiking in Vancouver was; door de reis daarheen gaat veel ecowinst verloren.

45


Drukkerij Kempers bv verklaart dat het O2 magazine duurzaam en milieuvriendelijk is vervaardigd volgens unieke onderstaande punten: 1. 2. 3. 4. 5.

Danny Sutjahjo

Wees welkom. Wordt lid of abonneer je! NAAM:

6. 7. 8. 9.

ADRES:

POSTCODE: PLAATS:

TELEFOON: E-MAIL: Ik machtig hierbij tot wederopzegging O2 Nederland om van mijn rekening één maal per jaar af te schrijven: het algemeen lidmaatschap: € 65,- per jaar inclusief O2 Magazine. het lidmaatschap met BNO korting (als BNO-lid ontvangt u 15% korting): € 55,25 per jaar inclusief O2 Magazine. het studenten lidmaatschap: € 32,50 per jaar inclusief O2 Magazine. alleen het O2 Magazine abonnement: € 27,50 per jaar. Ik bespaar daarmee € 2,50 administratiekosten, O2-tijd en papier. Terugboeking en/of intrekken van de machtiging kan door contact met O2 Nederland op te nemen per e-mail, telefoon of brief. Ik ga akkoord met de regels van het machtigen. rekening: Datum:

10. 11. 12. 13. 14.

Drukinkten zijn op plantaardige olie gebaseerd — papier makkelijker recyclebaar Geen watergebruik in drukpersen — besparing tussen 10.000 en 25.000 liter water per machine per jaar Geen gebruik van isoprophylalcohol (IPA) — geen luchtemissie, gezonder werkklimaat Reinigen inktrollen met minder vluchtig K3 wasmiddel — minder luchtemissie, gezonder werkklimaat Plaatproductie is Waterless-Computer-To-Plate (WCTP) in raster 70 — drukplaten worden d.m.v. laser en chemievrij geproduceerd Geen gebruik van ontwikkelaar en fixeer — geen afvoer van chemisch afval Minder proefvellen bij aanvang druk, dus sneller op kleur — minder papierafval Kleurkrachtiger afdrukken door ontbreken van vochtwerk — reducering inktverbruik Geen gebruik van agressieve zuren of zilver bij drukplatenfabrikant. Opslag van uw drukplaten in ons archief, daardoor zijn ongewijzigde herdrukken altijd voordeliger — besparing energie en aluminium Op uw verzoek gebruiken wij 100% recycled FSC-papier — verantwoord gebruik van bosbouwproducten Sinds 2009 maken wij gebruik van groene stroom. Partner MVO Nederland — maatschappelijk verantwoord ondernemen. Sinds februari 2009 zijn wij ISO 14001 gecertificeerd. In 2009 winnaar milieu-award IWPA (Int. Waterless Printing Association), Chicago USA.

Met vriendelijke groet, Drukkerij Kempers bv

info@kempers.nl www.kempers.nl

te:

Handtekening debiteur/rekeninghouder: Knip de bon uit en stuur deze naar: O2 Nederland, Postbus 3051, 2601 DB Delft (frankeren als brief). U kunt zich ook aanmelden op www.o2nederland.org, of mail bovenstaande info naar info@o2nederland.org.

Lid


creative network for sustainability www.o2nederland.org

48


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.