
6 minute read
Afval bestaat niet
Reduceren, hergebruiken, recycleren. Tot zover de drie basiselementen voor een duurzaam afval- en materialenbeleid. Een vierde pijler mikt op herstel en zet de uitdaging op scherp. “De ambities gaan van ‘repair’ tot ‘regenerate’, als hoogste sport van de ladder.”
Toen in de jaren negentig van de vorige eeuw de eerste afvalbeleidsplannen in ons land werden ontvouwd, was de ‘ladder van Lansink’ hét na te volgen model. “De Nederlandse politicus Ad Lansink had een filosofie in zes trappen bedacht over hoe afval het best benaderd werd”, zegt Jan Verheyen, woordvoerder van de Openbare Vlaamse Afvalstoffenmaatschappij (OVAM). “Preventie stond voorop. Als afval niet te vermijden viel, waren hergebruik en recyclage de verkieslijkste opties. Pas in laatste instantie moest worden gedacht aan verwijdering via verbranding of desnoods storten.”
Advertisement
Het recentere triple-R-model – reduce, reuse en recycle – is in die zin een alternatieve vertaling van een afval- en materialenbeleid dat OVAM al een paar decennia voorstaat, verduidelijkt Verheyen. “Er is in het verleden sterk gefocust op de drie pijlers uit dat model. Maar de factor ‘herstel’ waarmee de formule nu wordt uitgebreid, zat eigenlijk al van bij het begin in de aanpak vervat. Ik denk met name aan de tweedehands- of kringloopwinkels waar ‘repair’ een basisprincipe is. Jaarlijks wordt ongeveer elf kilogram hergebruikt materiaal per Vlaming ingezameld, waarvan er vier à vijf kilogram wordt verkocht. Aan de grondslag ligt een stelsel van herstelarbeid met sociaal oogmerk dat vrij uniek is in de wereld.”
Ook de repaircafés en andere circulaire projecten waartoe OVAM organisaties wil inspireren hebben als doel om de materialenvoetafdruk kleiner te maken. “Puur op het vlak van afvalpreventie, -inzameling en -verwerking zijn we in Vlaanderen goed bezig. Ongeveer 70 procent van ons afval krijgt een tweede leven. Tegelijkertijd ligt onze materialenimpact nog altijd een stuk te hoog. Een belangrijke doelstelling is om deze tegen 2030 met 30 procent te doen dalen. Niet voor de hand liggend in een tijd waar zoveel gsm’s in omloop zijn en een tweede of zelfs derde televisie of computer geen uitzondering is.” We leren het consumeren niet makkelijk af. Soms zetten goedbedoelde ecologische overwegingen ons zelfs aan om nog meer te verbruiken. Het ‘rebound-effect’ is een bekend en vaak bestudeerd verschijnsel, zegt hoogleraar milieu-economie aan de KU Leuven Johan Eyckmans. “Voorbeelden uit ons privéleven zijn niet ver te zoeken. Zodra we onze klassieke gloeilampen vervangen door ledlampen, zijn we er minder op attent om ze uit te doen omdat ze toch veel minder energie verbruiken. En als we de ene dag een CO2-compensatie betalen voor ons vliegticket, voelen we ons een volgende keer minder schuldig om dan toch die tweede citytrip te boeken.”
In het extreemste geval doen we daarmee al het potentieel van onze milieu-inspanning teniet. De toevoeging van een component ‘restore’ aan de 3R-formule kan het rebound-effect ten dele tegengaan, maar dan moeten de ambities wel voldoende groot zijn. “Dan hebben we het over een soort circulaire economie next level, die niet alleen de schade beperkt, maar ook herstelt”, verduidelijkt professor Eyckmans.
“Sterke casussen komen uit de regeneratieve landbouw, waarbij men niet alleen de bodemverstoring minimaliseert, maar zelfs probeert om de grond te verrijken en de biodiversiteit te verbeteren en versterken. Er zijn bijvoorbeeld ook verschillende pilootprojecten lopende, onder meer gesponsord door de Bill & Melinda Gates Foundation, waarbij getracht wordt om CO2 uit de atmosfeer te capteren en in vaste vorm te fixeren.”
Een fractie van gigantische winsten schenken aan goede doelen voor het milieu neigt ergens wel naar greenwashing, maakt Eyckmans de bedenking. Alleszins, voor organisaties die impact willen maken met hun herstelinitiatieven is de kern van de motivatie belangrijk. “Bij ‘restore’ en ‘regenerate’ is de essentie doing good. Dat is nog een pak ambitieuzer dan doing no harm. ‘Repair’ kan een eerste stap zijn in herstel, ‘regenerate’ is de hoogste sport van de ladder.”
— Jan Verheyen, OVAM

PRAKTIJKGERICHT ONDERZOEK NAAR DUURZAAMHEID
Naast het opleiden en vormen van studenten houdt UCLL (Hogeschool UCLL) nauw contact met het bedrijfsleven en sectoren waarin stage wordt gelopen.
UCLL heeft 450 onderzoekers die intens samenwerken in acht expertisecentra die uitblinken in praktijkgericht wetenschappelijk onderzoek. “Daarmee zorgen we voor échte oplossingen voor real-life uitdagingen”, vertelt Jan Van Dierdonck, verantwoordelijke van het expertisecentrum ‘Sustainable Resources’. “We zijn actief bezig met drie focuslijnen”, legt Van Dierdonck uit. “Duurzame energiesystemen, milieu en gezondheid en het valoriseren van afval- en nevenstromen. Het past ook perfect in een circulair kader. Binnen die lijn helpen we bedrijven onderzoeken om de praktische omschakeling te maken naar een circulaire economie. Dat vertaalt zich in het voeren van experimenten tot het maken van nieuwe prototypes. Samen kijken we hoe we op een ecologische manier uit afval en reststromen nieuwe producten kunnen maken die circulair zijn, maar ook een meerwaarde bieden aan de economie zonder een nieuwe impact te hebben op het milieu.”
De studenten worden ook betrokken in het onderzoek van de expertisecentra en kunnen op die manier de skills die ze verworven hebben tijdens hun opleiding op real-life cases uittesten. Jan Van Dierdonck staaft met enkele concrete voorbeelden: “We hebben een project waarbij appelen die niet meer geschikt zijn voor de menselijke consumptie omgevormd worden tot een leder waarvan onder meer handtassen kan worden gemaakt. Een veganistisch alternatief voor klassiek leder dus. Verder hebben we een project waarbij we reststromen van zetmeel verwerken tot een nieuwe soort ecologisch bouwmateriaal en we doen ook onderzoek hoe we wei – een reststroom van de yoghurt en kaasproductie - kunnen transformeren tot bier. Het volledige proces moet telkens op een zo ecologische manier gebeuren.”
Naast de productie van circulaire producten moeten ze ook economisch verantwoord zijn. “Daarvoor werken we een businessmodel uit”, vertellen Ilse Van den Berckt en Ann Reulens onderzoekers van het expertisecentrum ‘Smart Organisations’. “Heel kort door de bocht gesteld betekent dit dat je de kosten en opbrengsten in evenwicht moet kunnen brengen, over de ganse productieketen. Circulariteit streeft ernaar om de ‘loop’ van materialen te sluiten en zo weinig mogelijk grondstoffen te laten verloren gaan. Dit vraagt om technologische innovatie en vaak ook om een nieuw design, én om samenwerking binnen deze ‘loop’. Bestaande productieprocessen en intermediaire producten kunnen immers wijzigen en dan dienen alle spelers in de ganse productieketen mee te werken. Dit vraagt samenwerking, en zowel vertrouwen als transparantie. Want circulariteit brengt opportuniteiten maar soms ook extra kosten, en hoe ga je deze laatste ‘eerlijk’ verdelen over de keten, hoe wordt de meerwaarde over verschillende spelers verdeeld? Dit zijn complexe uitdagingen waarover we graag meedenken.”
Helaas zijn technologie en samenwerking alleen niet voldoende om overconsumptie op te lossen. Gelukkig wordt de consument mondiger en bewuster, steeds vaker worden producenten aangespoord tot duurzaam ondernemen. Het zou mooi zijn om deze dynamiek in de toekomst wederzijds te maken, waarbij ondernemers hun klanten gaan inspireren tot duurzamere consumptie.
Reserveer uw tickets online met voordeeltarief (€10 ipv €14 voor 25+) met code: KLIMAAT2022
