BINNENSTEBUITEN TEKST: MIRANDA HOOGERVORST
ETHIOPIË: KANS VOOR DUURZAME TEXTIELINDUSTRIE H&M, Tesco, Primark en binnenkort ook IKEA. Ze produceren allemaal in Ethiopië. Chinese, Turkse en Arabische investeerders waren de eersten die gebruik maakten van de investeerdersvoordelen van het economische groeiplan van Ethiopië. Over tien jaar moet Ethiopië een belangrijke speler zijn op de wereldmarkt voor textiel, maar zolang er geen voorwaarden zijn voor milieu, mensenrechten en veiligheid ligt uitbuiting op de loer. Of leren we van gemaakte fouten en wordt Ethiopië het eerste lagelonenland met een duurzame textielindustrie? De Ethiopische regering lanceerde in 2010 een economisch groeiplan voor de industrie: Growth and Transformation Plan. De textielindustrie is een belangrijk onderdeel van het plan. In 2024 moet de Ethiopische textielindustrie een grote speler zijn op de wereldmarkt; de exportwaarde van de katoenindustrie moet dan vertienvoudigd zijn. Om dat te bereiken creëerde de Ethiopische overheid een pakket zeer aantrekkelijke voorwaarden voor investeerders. Investeerders betalen geen importbelasting over goederen, machines en grondstoffen die nodig zijn voor de productie van exportgoederen. Er is een ‘tax-holiday’ mogelijk van vijf tot zeven jaar en de overheid biedt grond aan tegen een extreem lage leaseprijs: gemiddeld vijf tot vijfentwintig doller per hectare per jaar. De katoenteelt kan zich in Ethiopië nog volop ontwikkelen, want momenteel is slechts zeven procent van de beschikbare drie miljoen hectare in gebruik. Goedkope arbeid is er genoeg: het land heeft negentig miljoen inwoners, waarvan vijftig procent tussen de veertien en zestig jaar oud is, en er is geen wettelijk minimumloon voor de industrie. De maandlonen in de textielindustrie liggen gemiddeld op vijfentwintig, vijfendertig euro. Een ‘leef baar loon’, dat in lagelonenlanden vaak hoger ligt dan het wettelijk vastgestelde minimumloon, is voor Ethiopië nog niet berekend. Investeerders uit Soedan, China, Turkije, India en Arabische landen hebben al miljoenen in Ethiopië gepompt. Er zijn nu zo’n zeventig textiel- en kledingfabrieken. Dat het economische groeiplan een zeer stimulerende werking heeft op de kledingindustrie is overduidelijk: de totale exportwaarde van kleding uit Ethiopië groeide tussen 2010 en 2013 van $6.715.000 naar $61.485.000 . Tegelijk met het realiseren van het groeiplan investeert de regering veel
64 LINK 1 2015
in infrastructuur en energievoorzieningen. Nieuwe wegen worden in hoog tempo aangelegd en de beruchte Gibe III dam, die moet zorgen voor verdubbeling van de hoeveelheid opgewekte elektriciteit in Ethiopië, is bijna klaar, hoewel de voltooiing voorlopig nog ‘on hold’ staat door een milieuonderzoek.
TEXTIELPARADIJS Solidaridad werkt al jaren in verschillende agrarische sectoren in Afrika en richt zich onder andere op het verbeteren van milieuzorg en arbeidsomstandigheden in de katoensector. Samen met Berenschot International en de TU in Eindhoven onderzocht Solidaridad de mogelijkheden voor een duurzame textielindustrie in de Oost-Afrikaanse katoenlanden Ethiopië, Kenia en Tanzania. Uit deze sectoranalyse kwam Ethiopië naar voren als het land met de grootste uitbreidingsmogelijkheden voor de textielindustrie. Samen met onder andere strategisch partner H&M probeert Solidaridad de Ethiopische regering en Ethiopische textielondernemers - met zachte druk - een duurzame kant op te duwen. Ethiopië lijkt op het eerste gezicht een paradijs voor investeerders, maar er zijn zwaarwegende factoren die dit imago kunnen verstoren, zoals het politieke klimaat. Propagandafilmpjes van de Ethiopische regering en brochures van bedrijfsconsultants zoals Deloitte, melden dat het politieke klimaat in Ethiopië ‘stabiel’ is. Het Human Rights Watch-verslag van 2014 meldt regelmatige schending van mensenrechten, zoals verbod op meningsuiting, opsluiting zonder proces, mishandeling en verdwijning. Om land beschikbaar te maken voor investeerders worden bewoners - vaak met intimidatie en geweld - ‘verplaatst’ naar nieuwe locaties onder valse beloften van scholen en gezondheidszorg. Mesfin Aman is voorzitter van de
Ethiopische gemeenschap in Amsterdam en werkt onder andere als onderzoeker Corporate Social Responsibility. Hij bevestigt het onbetrouwbare imago van de Ethiopische regering: “De Wereldbank toonde in de laatste twaalf maanden twee maal aan dat de overheidsinstituten en -medewerkers zeer corrupt zijn en dat is een groot risico voor investeerders in Ethiopië. De financiële voordelen van veelbelovende groeicijfers druppelen zelden door naar de onderste lagen van de bevolking. Corrupte regeringsmensen en vrienden van het regime zullen het meeste van de groei profiteren.”
EVEN SPARREN MET BANGLADESH Een slecht imago kan de geplande economische groei van Ethiopië behoorlijk in de weg zitten. Of daar rekening mee is gehouden in het GTP? De regering onderneemt in ieder geval nog weinig actie om zichzelf te positioneren als land dat meedenkt met moderne, duurzame bedrijven die hun verantwoordelijkheden voor mens en milieu serieus nemen. Misschien moeten de regeringsleiders van Ethiopië eens een kopje thee gaan drinken met de Bengaalse regering om te horen wat een imago als ‘onveilig productieland’ kan betekenen voor de exportinkomsten. Westerse bedrijven halen hun producties weg uit Bangladesh, als reactie op de Bengaalse fabrieksrampen van de laatste jaren. Janet Mensink, manager internationale projecten Solidaridad: “Daar bewijzen we miljoenen Bengaalse vrouwen die een baan hebben dankzij de textielindustrie natuurlijk geen dienst mee. Feit is dat de vraag naar kleding groeit. De Bengaalse sector is in het afgelopen jaar niet gekrompen. Ethiopië is niet per se een vervangingsmarkt, maar ook en vooral een expansiemarkt. Het probleem met alle negatieve publiciteit over Bangladesh in Europa is vooral
dat consumenten denken dat alles onder slechte omstandigheden gebeurt en dat is niet waar. Door algemene erkenning van de milieuproblemen en sociale problemen in Bengaalse fabrieken, zijn we met elkaar in gesprek gegaan en hebben we deze projecten kunnen uitvoeren, in samenwerking met de overheid, fabrieken en enkele grote textielmerken.”
ETHIOPIË HEEFT GEEN ARBEIDS- EN MILIEUBELEID Het milieubeleid in Ethiopië is bij lange na niet klaar voor de stroom van nieuwe investeerders. Er zijn enkele milieuwetten en er is een controlerende milieu-organisatie (de Environmental and Social Impact Agency - ESIA), maar de eerder genoemde sectoranalyse van Solidaridad en Berenschot wijst ook uit dat Ethiopië een onderontwikkelde infrastructuur heeft voor afvalverwerking. Daarnaast is er onvoldoende kennis over de milieubelasting van de groeiende industrie en over de gevolgen van afval dumpen. Zonder opleiding van fabriekseigenaren en het opzetten van controlerende instanties zal het dumpen van afval desastreuze gevolgen hebben voor de ecosystemen van Ethiopië. Ook arbeidsvoorwaarden zoals lonen en veiligheid zijn nog nauwelijks uitgewerkt voor de opkomende textielindustrie. H&M wil samen met Solidaridad werken aan goede arbeidsomstandigheden en daar zijn vakbonden voor nodig. De regering staat de ontwikkeling van vakbonden in de weg, aldus Mesfin Aman. “Arbeidsrecht in Ethiopië is ver beneden internationale maatstaven. Er is op dit moment geen enkele onafhankelijke organisatie die de arbeiders in Ethiopië beschermt.” In Bangladesh nam onder andere H&M belangrijke stappen om het loonbeleid aan te pakken; niet alleen voor de fabrieken waarmee H&M samenwerkt,
maar voor de gehele industrie. CEO Karl-Johan Persson sprak tweemaal met de Bengaalse overheid over het invoeren van nieuwe systemen voor leefbare lonen; in 2012 en in oktober 2014. De tweede keer spraken ze ook over het voortzetten van de relatie tussen H&M en Bengaalse producenten. Een teken van de positieve invloed die grote bedrijven zoals H&M kunnen uitoefenen op de regering van een lagelonenland. Janet Mensink: “Dit was een belangrijk gesprek voor de textielindustrie en een zeer uitzonderlijke stap voor een kledingbedrijf. We kunnen niet met zekerheid zeggen welke directe invloed die gesprekken hebben gehad, maar de lonen zijn sinds 2013 wel met tachtig procent gestegen. H&M heeft ook bevestigd dat het geenszins van plan is productie uit het land te verplaatsen. Voor H&M is Ethiopië een aanvulling in de productiestrategie. Bij de eerste verkenning van mogelijkheden voor productie in Ethiopië is de zwakke arbeidswetgeving en -handhaving als risico aangemerkt. Daarom pleit het bedrijf - via de International Labour Organisation van de Verenigde Naties - voor een beter arbeidsrecht in Ethiopië. Dit zal een kwestie van een lange adem zijn. Tot die tijd moeten de werknemers het hebben van bescherming via de Code of Conduct.”
TE WEINIG KATOEN Door het agressieve groeiplan van de Ethiopische regering zal de beschikbare hoeveelheid katoengrond en het aantal katoenbedrijven al snel ontoereikend zijn. In Ethiopië geldt een verbod op de invoer van genetisch gemodificeerde gewassen en zaden, ter bescherming van de traditionele agrarische technieken; het merendeel van de agrariërs werkt op traditionele wijze. De vraag is of dat verbod stand houdt als de druk opgevoerd wordt door grote katoenkopers en de machtige GMO-lobby. Mensink: “De katoenteelt in Ethiopië is in de meeste gevallen niet duurzaam en de uitbreiding zal vooral plaatsvinden middels zeer grote katoenplantages. De bestaande katoenproductie
willen we gaan transformeren naar duurzamere teelt volgens internationale standaarden, zoals biologische productie, Better Cotton of Cotton made in Africa. Gezien de geplande snelle groei moeten we ons ook realiseren dat er met name een gevaar zit in ongecontroleerde landconversie, met eerder genoemde gevolgen voor mens en milieu.”
NIEUW OPLEIDINGSTRAJECT VOOR VEILIGE FABRIEKEN Na het instorten van Rana Plaza richtten de Bengaalse overheid, internationale en nationale vakbonden, merken, retailbedrijven en NGO’s het inmiddels wereldberoemde ‘Accord on Fire and Safety Building in Bangladesh’ op. Het verdrag zorgt voor controles van 3500 fabrieken en inmiddels zijn bijna alle fabrieken gecontroleerd. In aanvulling hierop heeft Solidaridad in samenwerking met TNO de ambitie om een kennis- en opleidingsprogramma voor de veiligheid van gebouwen en fabrieken in Bangladesh op te zetten, inclusief een brand lab voor het testen en certificeren van veiligheidsproducten en constructies. Een dergelijk opleidingsprogramma zou ook toe te passen zijn in Ethiopië, maar kennis over veiligheid op de werkvloer is nog laag, aldus Mensink. “Ook op andere vlakken zoals vrijheid van vakbonden, betaling en overwerk, milieumanagement, opleidingen en productiviteit valt nog veel werk te doen. Solidaridad is in overleg met merken en lokale partners om hier trainingsprogramma’s voor op te zetten in de fabrieken maar ook bij branche-organisaties en textielonderwijsinstellingen.”
SOLIDARIDAD INTRODUCEERT: ROADMAP VOOR DUURZAME GROEI De Ethiopische regering is zich bewust van de internationale druk van NGO’s voor het opstarten van een duurzame industrie, maar heeft nog geen duurzame strategie opgenomen in het Growth and Transformation Plan. Janet Mensink vertelt dat Solidaridad deze taak samen met de Ethiopische overheid en sectororganisaties op zich wil nemen. De Roadmap for a Sustainable
Cotton and Textile Industry in Ethiopia vult het GTP aan met duurzame adviezen. “In de Roadmap laten we zien wat er nodig is aan katoen, pesticiden, water en arbeiders om die gewenste groei te verwezenlijken. Het is een voorzichtig schaakspel met de regering en we proberen hierin back-up te krijgen van investeerders en grote internationale merken. De Roadmap is nog volop in ontwikkeling en zou uiteindelijk, in de ideale situatie, een nationaal platform moeten worden voor een duurzame textielsector, waarbij ook organisaties zoals ILO betrokken zijn.”
IMAGOPROBLEEM: CORRUPT LAND OF DUURZAAM PARADIJS De geplande economische groei kan niet zonder grote investeerders en afnemers zoals H&M en IKEA; merken die allemaal een Code of Conduct hanteren en intensief samenwerken met NGO’s. Duurzame ondernemers en investeerders kijken verder dan tax-holidays, goedkope arbeid en grond. Het zijn onmisbare partners voor Solidaridad en de samenwerking met deze merken heeft dan ook een zeer strategische functie; als de route via Roadmap (te) veel tijd kost, dan kan Solidaridad met behulp van de merken - die hun economische belang voor het land in kunnen zetten - duurzaamheid in de sector versnellen door ‘best practices in een aantal ketens te creëren. Janet Mensink: “Een ander onderwerp waarop we stappen willen maken is het ‘land grabbing’. Voor katoenprojecten waarin we in 2015 willen starten, zijn we bezig met een uitgebreide risicoanalyse. Voor onze investeerders, maar vooral ook voor onszelf willen we precies weten wat de geschiedenis is van het landgebruik. Katoen die geproduceerd is op grond waarvoor natuurreservaten hebben moeten wijken, willen wij niet als duurzaam bestempelen, ook al is de teelt biologisch. Het onderzoek geeft ons lessen en aanbevelingen met alle belanghebbenden in Ethiopië.
ETHIOPIË: HET EERSTE DUURZAME LAGELONENLAND? Janet Mensink ziet de toekomst van Ethiopië voorzichtig positief tegemoet: “Wij zijn optimistisch. De ervaringen uit andere lagelonenlanden kunnen ingezet worden om de industrie in Ethiopië op een duurzame manier te ontwikkelen, maar we kunnen niet te lang wachten. Binnen nu en twee jaar moeten we zeker actie ondernemen. We werken momenteel vooral samen met grote namen; voorlopers op het gebied van duurzaamheid die er veel aan gelegen is hun reputatie te bewaken. In de toekomst zullen echter ook veel textielbedrijven en -merken naar Ethiopië komen die onder de radar vliegen en niet in het nieuws komen als er misstanden zijn in hun fabrieken. Daarom is het van belang dat het algemeen beleid in Ethiopië snel verandert en dat de regering al bij de eerste gesprekken met investeerders duidelijkheid schept over vergunningen, duurzaamheid en veiligheid.”
SHARE IT, POST IT Ethiopië is natuurlijk niet het nieuwe Bangladesh. Naast de overduidelijke verschillen in cultuur, land en politiek, zijn ook de tijden veranderd. Moderne (westerse) consumenten, investeerders en modemerken zijn zich steeds meer bewust van de schade die industrieën aanrichten en willen verandering zien. Een belangrijke factor bij het tijdig alarmeren van misstanden is internet; dat bestond eind jaren tachtig nog niet toen de productie in Aziatische lagelonenlanden goed op gang kwam. Consumenten laten steeds vaker hun stem horen, niet alleen online, ook in winkels. Dus ook voor modeprofessionals is het van groot belang om objectief te blijven kijken naar de ontwikkelingen in productielanden, zodat een goede discussie over Made in Bangladesh, Made in Italy en zometeen ook Made in Ethiopia mogelijk is. Consumenten trekken snel hun conclusies op basis van de populaire media - en dat kunnen we ze niet altijd kwalijk nemen - maar die aannames mag je best nuanceren als ze bij je komen shoppen. Eerlijke, open discussies zijn namelijk onmisbaar voor een betere mode-industrie.
LINK 1 2015 65