FLOR A PARK 10-11 Levensloop van een dubbele villa
1
COLOFON FLORAPARk 10-11 is geschreven in opdracht van Henk Uildriks, toenmalig directeur van Sportservice Nederland. Haarlem, juni 2015
Tekst en samenstelling Rob Spierenburg
Eindredactie Henk Uildriks
Vormgeving Caroline van Diest, Sportservice Nederland BV Joke Slootheer, Tekst in Vorm
6
22
16
25
Fotografie Remco van der kruijs, Jan Vonk, Paul Vreeken (United Photos), Noord-Hollands Archief, Frans Hals museum, De Nederlandse Bank NV en Rob Spierenburg
Foto cover Rob Spierenburg
Met dank aan Mechteld Gravendeel, archivaris/ bibliothecaris Vereenigde Doopsgezinde Gemeente Haarlem Max van Aerschot, stadsbouwmeester gemeente Haarlem Dik Vonk, voormalig stadsecoloog gemeente Haarlem Erik Bloemen, architect Pieter Bak, bouwkundige Noord-Hollands archief Susanna koenig, Frans Hals museum, Haarlem Rob Meulemans, De Nederlandse Bank Michel Derckx, FC Haarlemmerhout
Druk Sportservice Nederland BV
Verspreiding/oplage
INHOUD 3 De directeur die naar de kelder ging 5 florapark 10-11 6 Licht en lucht terug in het pand 9 Vereenigde doopsgezinde gemeente Haarlem 11 Zocher en fC Haarlemmerhout 14 Zoeken naar Jonkheer Quirin Hoeufft 16 De bronzen blik richting Groot Heiligland
1880
20 te dom om een boom te begrijpen
Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze
22 Max van Aerschot
uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, hetzij mechanisch door fotokopieeën, opnamen of enige andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van Sportservice Nederland.
25 Geschiedenisles van bouwexpert Pieter Bak 29 Mevrouw Mulier geboren Haitsma Mulier 30 Villa’s florapark 2 t/m 14 34 Straatnamen
Van Pim Mulier naar Haitsma Mulier
DE DIRECTEUR DIE NAAR DE kELDER GING
Nog eventjes en het florapark moet het stellen zonder de metallic gouden Citroën C5 break die hij op werkdagen, maar ook regelmatig in het weekend, steevast parkeerde voor, naast of achter nummer 11. Wielen met open zwarte velgen in de winter. In de zomer gevuld met zilveren wieldoppen. Precies zoals de garagist hem adviseerde. Binnen de muren van het op zijn aandringen tot in detail gerenoveerde pand klinkt zijn bulderende lach bij een goede grap. Een bulderende stilte bij een slechte. Een haargrens die maar niet wil wijken. Hij doet zijn werk in de kelder. Als hij staat steekt zijn kop net boven het maaiveld uit. Precies zoals Henk Uildriks het al een leven lang graag heeft. De directeur en oprichter van Sportservice Noord-Holland is
“Ik begon aan de Stolbergstraat met de Stichting Sportechnika en woonde in bij de Provinciale Sportraad. In 1990 fuseerden beide organisaties onder mijn leiding en gingen wij Sportservice Noord-Holland heten. De Stolbergstraat was te klein geworden. Nieuwe Gracht 7, het voormalige woonhuis van dé sportpionier van Nederland Pim Mulier, werd ons nieuwe domicilie. Door de groei ontstonden er bijkantoren. Zowel in de provincie als in Haarlem, in de Rozenstraat en daarna aan het Kenaupark. Uiteindelijk kwam het buurpand Nieuwe Gracht 9 ook tot onze beschikking. De medewerkers za-
ten weer dicht bij elkaar, maar nog wel met een muur ertussen. Bij het opknappen van Nieuwe Gracht 9 door eigenaar Quadrant BV werd een geheime deur ontdekt naar de buren. Welke romantische schreden hebben in het verleden deze deur gepasseerd, op weg naar de buurvrouw, buurman? Van het huis van Pim Mulier naar dat van Haitsma Mulier, één van de voormalige bewoners van Florapark 10/11. Onze filosofie is er altijd één geweest van duurzaamheid. Duurzame relaties met onze klanten en duurzame resultaten en effecten van ons werk. Iets opbouwen naar een constante. Iets na-
laten voor onze opvolgers. De toekomst borgen. De aankoop van Florapark 10 en 11 past in die gedachte van duurzaamheid. De economische crisis en de instabiele bankencultuur maakten de waarde van het geld onzeker. Dus niet langer huren, maar kopen. Geen nieuwe stenen, maar oude die hun waarde in ieder geval behouden. Het schilderachtige Florapark, dat zo van het pallet van Frans Hals had kunnen komen. Met architect Eric Bloemen, bouwmeester Kim Strauss en bouwcoördinator Julie Brouwer werd een plan opgesteld waarbij de lichtinval, dwars door beide panden heen, één geheel
fOtO Remco van der Kruijs
67 jaar oud en vindt het welletjes.
3
moest gaan vormen. Daarnaast moest de status van Rijksmonument meer allure krijgen, o.a. gebaseerd op de bouwtekeningen uit 1880, maar met een voor kantoordoeleinden werkzame behoefte anno 2015. Verbouwexpert, het bedrijf van Kim Strauss, stelde een geweldig bouwteam samen. Hardwerkende jongelui met gouden handjes en veel oog voor historie. Afbreken deden zij vakkundig (meer dan 100 containers puin), maar het daarna weer opbouwen deden zij buitengewoon knap. Daarnaast organiseerde Verbouwexpert een keur aan vakkundige onderaannemers. Rondom in de steigers kon de buitenkant grondig worden aangepakt. Verrotte houtprofielen werden nagemaakt. Het zink werd vervangen, in de dakgoten en op de vele balkons. De muren werden behandeld. De markiezen werden gerenoveerd en kregen een rustige kleur. Dit gold ook voor al het schilderwerk. Dit alles tot groot genoegen van de buren. Florapark 10 en 11 heeft inwendig in de loop der jaren vele renovaties ondergaan die wij niet vonden passen bij een Rijksmonument. Achter voorzetwanden
4
en systeemplafonds was van alles aan elkaar geknoopt. De plafonds waren geruïneerd, nog gebaseerd op riet. Dit leidde tot het besluit dat alles er uit moest en opnieuw moest worden aangelegd. Denk daarbij aan nieuwe plafonds, het terugbrengen van de gewelven, nieuwe verwarming, luchtverversing, airconditioning, elektriciteit, internetverbindingen, loodgieterswerk, toiletvoorzieningen, enz. Daarbij werden tot ons grote geluk diverse originele elementen ontdekt die weer in het definitieve plan geaccentueerd zijn. Zo vonden wij oude schuifdeurconstructies terug, oorspronkelijk tegelwerk, lambrisering en de toegang tot de toren. In 1986 zijn beide panden naar elkaar toegankelijk gemaakt met diverse doorgangen. In de jaren daarna zijn deze doorgangen weer gedicht. Wij maakten hen weer open, waarbij diverse authentieke deuren en ramen werden teruggevonden. Het souterrain kreeg zijn oorspronkelijke rondingen weer terug en is volledig geïmpregneerd. Al het asbest is verwijderd. Er is een prachtige keuken gerealiseerd waarvan alle medewerkers dankbaar gebruik maken. Ook is de directeurskamer hier gesitueerd, alsmede het kantoor van onze
medebewoner AVT–automatisering. Op de beletage zijn originele parketvloeren teruggevonden en gerepareerd. In het hele gebouw zijn pantry’s aangebracht, nieuwe toiletvoorzieningen en op zolder: douches. Op de eerste etage zijn de beide, originele trapopgangen naar de zolders teruggebouwd. De beide zolders zijn met elkaar verbonden en ontdaan van alle tussenwanden, hokjes, waardoor grote, lichte ruimtes zijn ontstaan. De lichtkoepels in de beide trappenhuizen hebben verschillende hoogtes, hetgeen nu terug is te zien op de zolders, waar o.a. een glazen podium is ontstaan. Onze medebewoner het sportmanagementbureau Sciandri is hier gevestigd”. Op 1 januari 2014 trok Sportservice, na een jaar te hebben verbouwd, in hun prachtige, eigen pand aan het Florapark. Sportservice mag er trots op zijn dit te hebben gerealiseerd. Te midden van een prachtig park, met een goedkeurende blik van Frans Hals en een tuin die een natuurlijk karakter heeft gekregen. Daarmee is de toekomst van Sportservice duurzaam geborgd, met 175 personeelsleden werkzaam in 16 locaties verdeeld over de drie provincies in de Randstad.
.
Florapark 10-11 Als een huis toch eens kon spreken! Het had de invulling van dit blad zo veel makkelijker gemaakt. ‘Vertel eens, wanneer werd er met je bouw begonnen? En wie hebben er zoal in je gewoond? Zijn er mensen in je geboren? Of gestorven? Vervelend dat er al jaren, op een paar antikrakers na, niet meer in je wordt geslapen?’
Het geschakelde herenhuis aan het Florapark 10 en 11 zou de oude keel schrapen en in alle rust 135 jaar geschiedenis uit de doeken doen. Als het te laat werd, zouden we de volgende dag verder gaan. Helaas hult de in 1880 opgerichte dubbele villa zich in stilzwijgen. Het majestueuze huis roept slechts een denkbeeldige pijl op die dwingend richting de archieven wijst. Geen onoverkomelijk probleem aangezien Nederland een kei is in het bewaren en bewaken van ons verleden. Dat het statige bouwwerk ooit werd voorzien van het stempel ‘Rijksmonument’, maakt de zoektocht alleen maar simpeler. Wedergeboren wedergeboorte Het document dat bij de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed is gearchiveerd onder monumentnummer 513363 bevat een berg aan informatie. ‘Beschermd’ staat er achter de rubriek ‘status’. Het aanwijzingsbesluit heeft als datum 27-07-1999. De betreffende ambtenaar zette er vaart achter, want de daadwerkelijke inschrijving in het register volgde al vier maanden later. Wat na vluchtig lezen van de twee A-viertjes als eerste duidelijk wordt is dat de schrijver van het betreffende stuk geen gram kaas heeft gegeten van de materie die hij (of zij) neerpende. In de periode 1880-1882 verschijnen er woonblokken langs de Dreef in neonrenaissancistische stijl. Het niet bestaande woord ‘neonrenaissancistisch’ suggereert een stijl zoals die in het hedendaagse Las Vegas nogal eens voorkomt. Retrobouwsels met een puist aan (neon)reclamelicht aan de kitscherige gevels. Natuurlijk wordt er gerefereerd aan de neorenaissance. Een internationale bouwstijl uit de negentiende eeuw die
teruggrijpt op de renaissance. Een wedergeboren wedergeboorte. De term heeft geen betrekking op Florapark 10 en 11. De dubbele villa werd in eclectische trant gebouwd: een combinatie van diverse stromingen en stijlen. De ‘nasi rames’ der negentiende-eeuwse bouwmeesters. Architect A.J. van Beek tekende voor het ontwerp. De Amsterdammer is verantwoordelijk voor meerdere villa’s aan het Florapark. Ook de statige Verweyhal aan de Haarlemse Grote Markt (oorspronkelijk opgeleverd als herensociëteit van de Rederijkerskamer) komt uit de koker van Van Beek. De omschrijving van het pand met monumentnummer 513363, is interessant voor de kenner (gebosseerde plinten van natuursteen en omlopende horizontale brede natuurstenen cordonlijsten). Saaie kost voor de leek. Gelukkig is er ook luchtiger feitenmateriaal opgetikt. Weetjes die bijkans smeken om te worden nageplozen. Jonkheer Quirin Hoeufft Zo gaf ene jonkheer Quirin Hoeufft de opdracht tot de bouw van de nummers 10 en 11. Wie was hij? Ging hij er zelf wonen? Was hij een projectontwikkelaar avant la lettre? De twee bel-etages boden uitzicht op het in 1873 gerealiseerde Florapark. Ontworpen door de gevierde Haarlemse landschapsarchitect Louis Paul Zocher. Zou de originele tekening van de villawijk nog zijn te vinden? Ook de Haarlemse doopsgezinde kerk speelt een belangrijke rol in de bebouwing van het terrein dat tot ver in de negentiende eeuw bekend stond als het Hazepatersveld. Niet vernoemd naar een geheimzinnige broederorde, maar naar Haasje Pater. Een vrouw met een voornaam die helaas in het ongerede is geraakt.
De Haarlemse doopsgezinde gemeente (nog altijd gevestigd aan de Frankenstraat in het oude centrum) was eigenaar van het lijvige stuk grond. Aangeschaft op een veiling waar de gemeente Haarlem achter het net viste. Een paar jaar later moesten burgemeester Iordens en de zijnen diep in de buidel tasten om het aantrekkelijke perceel alsnog in handen te krijgen. Staan de bomen er al 142 jaar? En dan zijn er zaken die de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed vanzelfsprekend buiten beschouwing laat. Zoals het enorme beeld van Frans Hals, schuin rechts van de nummers 10 en 11. Waarom werd de bronzen joekel in 1900 in het Florapark neergezet en niet op het Frans Halsplein in HaarlemNoord? Hoe staat het met de natuur in het Florapark? Staan de bomen er al 142 jaar? Heeft het gras te lijden onder de wekelijkse aanwezigheid van FC Haarlemmerhout? En hoe zit het met het enorme verkeersaanbod rond het Florapark? Een onomkeerbaar probleem? De Haarlemse stadsbouwmeester Max van Aerschot geeft er zijn mening over. Binnenhuisarchitect Eric Bloemen vertelt over zijn indrukken voordat hij aan het tekenen sloeg. Bouwkundige Pieter Bak herinnert zich de verrassingen waarmee hij tijdens de renovatie werd geconfronteerd. Natuurlijk komt degene aan het woord die besloot Florapark 10 en 11 te hergebruiken door er met Sportservice neer te strijken. Directeur Henk Uildriks zorgde er immers voor dat de villa er niet langer leeg en verpauperd bij staat. Na de ingrijpende renovatie lijkt het 135 jaar oude bouwwerk te glimmen van trots. Inbeelding? Wellicht. Als huizen toch eens konden spreken..
.
5
6
Eric Bloemen in het licht dat hij in de dubbele villa terugbracht
LICHT EN LUCHT TERUG IN HET PAND Wandelaars die er langs lopen of bezoekers die binnen een kijkje nemen. Ze zullen het er over eens zijn dat florapark 10 en 11 er een stuk mooier bijstaat dan het moment waarop Sportservice besloot deze plek te kiezen als nieuwe thuisbasis.
“Mijn eerste indruk was ‘mooi en ruim’. Zo’n gebouw heeft iets prettigs. Als je er gaat werken kan je dag eigenlijk al niet meer stuk vanwege de rust die er heerst. Het vele groen er omheen. De ornamenten zijn hier en daar wat ‘over the top’. Geen probleem, maar er moest wat meer lijn in komen. Door de vele verbouwingen ontbrak de samenhang tussen de verschillende stijlen. Een dergelijke mix is typerend voor de architectuur aan het einde van een eeuw. Dan wordt steevast teruggegrepen op het verleden. Terwijl het begin van een eeuw altijd in het teken staat van het creëren van nieuwe dingen. Daar heb ik overigens nog weinig van gezien. Het is inmiddels 2015.’’ De eerste opdracht van Bloemen klonk
simpel. “Alle rotzooi moet er uit!’’ Vervolgens moest het pand aan helderheid winnen. “Het licht en de lucht er in terug.’’ In de Haarlemse archieven vond Bloemen de originele bouwtekeningen van de door de Amsterdamse architect A.J. van Beek ontworpen villa. Twee geschakelde woonhuizen gescheiden door een tussenmuur. In 1957 werd de Nederlandse Maatschappij voor Nijverheid en Handel eigenaar van de gehele villa. Nummer 11 was woonhuis af en werd in gebruik genomen als kantoorruimte. Nummer 10 bleef bewoond. Dus werd de scheidingsmuur gehandhaafd. televiSiereclame grolSch In die situatie kwam pas verandering in 1986 toen Accountant- en Adviesbureau LTB het pand in handen kreeg om op beide adressen kantoor te houden. Om eindeloos en tijdrovend ‘omlopen’ te voorkomen, werd besloten om een aantal interne doorgangen te realiseren. Daardoor kwamen de extravagante
trappenhuizen nog nadrukkelijker in beeld. Het bracht bierbrouwer Grolsch er in 1990 toe om er een televisiereclame op te nemen. In 1997 kwam de villa in bezit van vastgoedontwikkelaar Cobraspen. LTB Accountants bleef gevestigd op de nummers 10 en 11. Toen 10 vrijkwam (LTB Haarlem vertrok naar het kennemerplein) besloot Cobraspen de doorgangen weer af te sluiten zodat het vrijgekomen gedeelte opnieuw kon worden verhuurd. In 2007 streek Flindall Voedingssupplementen neer om er in november 2011 weer te vertrekken. Toen ook LTB de voordeur voor de laatste maal sloot kwam het pand leeg te staan. Het openen en weer sluiten van doorgangen in de tussenmuur was niet de enige aanpassing van het ontwerp van architect Van Beek. Zelfs al voordat de eerste steen in 1880 werd gelegd, vond
fOtO’S Remco van der Kruijs
De eerste man die in 2012 op verzoek van Henk Uildriks met vakkundige ogen keek naar de dubbele villa was architect Eric Bloemen.
7
er een drastische ingreep plaats, zo ontdekte Bloemen. “Het eerste wat mij opviel is dat de uiteindelijke bouw van het pand afweek van de oorspronkelijke tekening.’’ De twee torens werden van plaats gewisseld. De kleine toren rust nu op nummer 10; de grote op nummer 11. Dergelijke aanpassingen konden in 1880 zonder problemen worden doorgevoerd. Het begrip ‘bouwvergunning’ moest immers nog worden uitgevonden. Pas na de op 1 augustus 1902 in werking gestelde woningwet, diende men in bezit te zijn van een door de gemeente goedgekeurde bouwaanvraag voordat er met de realisatie van een object kon worden begonnen. Ook van een welstandscommissie was aan het einde van de negentiende eeuw nog geen sprake. “Dat maakte het werk voor een architect een stuk makkelijker’’, zegt Eric Bloemen. “Maar ik ben blij met de manier waarop de zaken vandaag de dag geregeld worden. Zo zitten in de hedendaagse welstandscommissies architecten die geheel onafhankelijk hun visie op bepaalde projecten delen met de gemeente die hen inhuurt. Er zit dus know-how in zo’n beoordelingsinstituut. Meningen zijn altijd goed onderbouwd.’’ Van een nadrukkelijke gemeentelijke vinger aan de pols was tijdens de renovatie geen sprake. Slechts een kort overleg met Monumentenzorg, als daar tijdens het werk aanleiding voor was. “Dit pand is schitterend opgeknapt. Daar zullen ze vooral blij om zijn.’’ Natuurlijk is een architect het liefst betrokken bij een project dat bij ‘nul’ begint. Een kaal stuk grond aan de ene kant; een wit vel papier aan de andere. “Maar bij een intensieve verbouwing als deze kom je zeker ook aan je trekken.’’ De opdracht die Bloemen vervulde omschrijft hij als volgt. “Het moet voelen of het altijd zo was. Het pand moet functioneel zijn. Maar ook prettig. Esthetisch functioneel dus. Voor de mensen die er in werken en voor de mensen die er langs fietsen. Niet slechts de villa maar het hele perceel is een monument. De opdrachtgever heeft plannen en wensen. Mijn taak is om die zo te vertalen dat alles in overeenstemming is met het gebouw en de directe omgeving. Een pand als dit gaat immers langer mee dan de gebruiker die de opdracht geeft.‘’
8
.
Architect Eric Bloemen runt in Overveen een eenmanszaak. Hij studeerde in 1988 af aan de de Delftse Technische Universiteit. De nieuwkomer in de architectenbusiness keek om zich heen, zag dat er in Nederland nauwelijks werk was en vertrok naar Groot-Brittanië waar hij in Cheltenham aan de slag ging. In het jaar aan de andere kant van de Noordzee hield Bloemen zich bezig met het ontwerpen van van alles en nog wat. Of zoals hij het zelf omschrijft ’van deurkrukken tot hele dorpjes’. In 1989 ging hij als freelancer aan het werk bij architectenbureau Braaksma en Roos. “Daar heb ik heel veel geleerd. Yske Braaksma was als een mentor voor mij. Ik deed er vele restauratieklussen.’’ Die ervaring kwam hem zeer van pas toen hij zich ging buigen over het project Florapark 10 en 11.
Vereenigde Doopsgezinde Gemeente Haarlem Aan het einde van de gouden zeventiende eeuw was Haarlem met 55.000 inwoners de derde stad – na Amsterdam en Leiden - van de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden. Met name de ineenstorting van de ooit bloeiende textielindustrie in de Spaarnestad zorgde ervoor dat het inwonersaantal in 1815 niet eens meer de 20.000 aantikte. Pas in de tweede helft van de negentiende eeuw volgde het herstel. Stoom en staal gaven de stad nieuwe energie. Het geld begon weer te rollen. Haarlem veerde op en verlegde letterlijk de grenzen. Statige villa’s werden gebouwd. Op de kale Bolwerken waar ooit de stadsmuren en -poorten het gespuis buitensloten. En rond het in 1867 aangelegde Kenaupark.
Het gigantische weiland - grofweg tussen de Dreef, de Haarlemmerhout en de Wagenweg – kwam voor 29.700 gulden in handen van de Haarlemse Doopsgezinde kerk. Of beter gezegd: van het Fonds tot den Predikdienst van deze kerk. De Heeren Directeuren van deze predikdienst zagen de aanschaf van het interessante stuk grond met name als een goede belegging. Een mooie bijkomstigheid was dat de kerk het landelijke karakter van dit stukje Haarlems grensgebied als eigenaar kon waarborgen. Dat de directie van het fonds serieus ‘groen’ was blijkt in 1870. Een verzoek van de gemeente Haarlem om een gedeelte van het weiland te mogen gebruiken voor exercitie van de schutterij en de infanterie werd resoluut van de hand gewezen. De koeien dienden op deze plek elke dag te kunnen grazen. Geen plaats voor Jan Soldaat waar de Doopsgezinden sowieso al niet zo tuk op waren. Ook de gebroeders Prins
uit Wormerveer vingen in januari 1873 bot bij hun poging om een gedeelte van het Hazepatersveld aan te kopen om er twee villa’s neer te zetten. De Predikdienst vreesde wellicht dat een versnipperde verkoop van het terrein zou leiden tot een wildgroei aan allerlei bouwsels en meldde de Prinsen schriftelijk dat er op hun verzoek niet kon worden ingegaan. Zocher aan de slag Hoewel de Heeren Directeuren de Wormerveerse aankooppoging torpedeerden, druppelde bij hen het besef binnen dat hun Hazepatersveld best eens een mooie winst zou kunnen opleveren. Deze overtuiging werd extra gesterkt na ontvangst van een brief van Haarlems burgemeester Ernst Anton Iordens van 27 februari 1873. Daarin legde de burgervader in keurige ambtelijke taal uit dat Haarlem er nog altijd stevig van baalde dat het Hazepatersveld op de veiling van 1867 aan de gemeentelijke neus voorbij was gegaan. Wat hadden ze er graag een mooi park met statige villa’s willen laten verrijzen. Landschapsarchitect Zocher zou wel raad weten met de zee aan ruimte. Wellicht dat de Heeren Directeuren zes jaar later et cetera, et cetera. Nog geen maand later krijgt Iordens antwoord. De Heeren Directeuren melden dat men bereid is afstand te doen van het perceel ten behoeve van de stad. Ze hangen er een prijskaartje
aan van 33.000 gulden (en maken in nog geen zes jaar tijd dus een mooie winst van 3.300 gulden) en stellen bovendien een keiharde voorwaarde. De gemeente Haarlem dient een fraai park aan te leggen dat wordt omzoomd door een beperkt aantal aanzienlijke villa’s. Een eventueel ontwerp zien de Heeren graag tegemoet. Wel stellen zij duidelijk dat er pas spijkers met koppen kunnen worden geslagen als de Heeren Directeuren het plan hebben goedgekeurd. Als burgemeester Iordens het aanbod onder ogen krijgt, malen de ambtelijke molens voor één keer als een razende. Al in mei ligt het door Louis Paul Zocher ontworpen plan op de vergadertafel van de Heeren Directeuren van het Fonds van den Predikdienst der Vereenigde Doopsgezinde Gemeente van Haarlem. Men inspecteert het lijvige vel papier en kan zich in het ontwerp vinden. Als ook akkoord wordt gegaan met het verstrekken van een niet misselijke geldlening (50.000 gulden) aan de gemeente Haarlem, kan er met de aanleg van het park worden begonnen. Iedereen blij. Behalve de grazende koeien. Toen de goedkeuring was gegeven aan de creatie van Zocher, verdween het originele ontwerp in het archief van de Doopsgezinde kerk aan de Frankenstraat in het oude centrum van Haarlem. In 1891 werd een kluis aangeschaft
foto Remco van der Kruijs
Misschien komt het door al deze investeringen dat het Haarlemse gemeentebestuur in 1867 achter het net viste toen op een openbare veiling het Hazepatersveld te koop werd aangeboden. Het bod van de Haarlemse Doopsgezinde kerk was Haarlems’ burgemeester Iordens iets te gortig. Aan het einde van de negentiende eeuw konden overheden een gulden immers maar één keer uitgegeven. Toen nog wel.
9
onderhoud en verbetering van de preekdienst. Het budget van de kerkgemeente hoefde voor dat doel dus niet te worden aangesproken. Tot 1739 werden de diensten geleid door onbezoldigde lekenprekers die de leden van de gemeente uit hun midden kozen. In het kader van ‘als je iemand betaalt, kan je wat van iemand eisen’ gooide de kerk het roer om. Op het in Amsterdam gevestigde seminarie werd een nieuwe generatie predikers opgeleid. De in 1683 gebouwde kerk in de Frankestraat wordt soms ten onrechte een ‘schuilkerk’ genoemd. ‘Verscholen kerk’ dekt de lading beter. Vele vanwege hun godsdienst uit Vlaanderen verjaagde Doopsgezinden werden door de gemeente Haarlem gedoogd en mochten dus zelfs een kerkje bouwen. Zonder toren. Zonder klokken. De ingang in de Peuzelaarsteeg mocht vanaf de straat niet te zien zijn. Het oorspronkelijke kerkgebouw werd ontworpen door de vermaarde Haarlemse kunstschilder Jan de Bray. Het was in die jaren niet ongebruikelijk dat een kunstschilder zich bezighield met architectuur. Wel was het opmerkelijk dat overtuigd Katholiek De Bray de opdracht kreeg. Hij wordt ook wel ‘de opvolger’ van Frans Hals genoemd. Al drukte de laatste een veel groter stempel op de Nederlandse schilderkunst.
Brief van burgemeester Iordens aan het fonds van den Predikdienst van de Haarlemse Doopsgezinde kerk.
waarin het dikke vel papier sindsdien ligt opgeborgen. Helaas opgevouwen tot een afmeting die in een klein kistje past. Ook de complete briefwisseling tussen De Heeren Directeuren en burgemeester Iordens inzake het Florapark is bewaard gebleven. Het heen-enweer geschrijf duurde bijna twintig jaar. Voor elke minimale aanpassing van Zochers’ oorspronkelijke ontwerp, diende Iordens toestemming te vragen. Hij kreeg het altijd. De laatste villa werd gebouwd in 1894. Uit bovenstaand verhaal blijkt dat de Doopsgezinde kerk niet bepaald armlastig was. Een gezonde financiële situatie was echter pure noodzaak om hun goede werken te kunnen blijven
10
voortzetten. De leden van de kerk (in de tweede helft van de negentiende eeuw telde de Haarlemse Doopsgezin-
De Haarlemse Doopsgezinde gemeente heeft heel wat Grote Haarlemmers als lid gekend. Zo is de naam Pieter Teyler van der Hulst terug te vinden in de archieven. Het Teylers Museum verwierf wereldwijde vermaardheid. Ook tuinen landschapsarchitecten voelden er zich klaarblijkelijk thuis. Zowel Leonard Springer als Louis Paul Zocher waren Doopsgezind. Zocher trad toe op 17
Haarlemse zuinigheid kost 3.300 gulden de Gemeente zo’n 1000 leden) werden steevast gesteund bij het voorzien in de dagelijkse levensbehoeften. Luiermanden en dekens werden verstrekt. En brood. Afkomstig uit de eigen bakkerij. Die van de Haarlemse Doopsgezinde kerk doofde de ovens voorgoed in 1891. Het fonds tot den Predikdienst was in 1739 in het leven geroepen ter
maart 1839. Zijn inschrijving zit nog altijd netjes opgeborgen in het archief. Zocher was destijds negentien jaar oud. Een gebruikelijke leeftijd waarop een jonge man besliste dat hij wilde worden gedoopt. Die bewuste keuze staat in de Doopsgezinde kerk nog altijd centraal.
.
Zochers’ originele ontwerp van het Florapark dat veilig in de kluis ligt van de Haarlemse Doopsgezinde kerk.
foto’s Remco van der Kruijs, Noord-Hollands Archief
zocher en fc haarlemmerhout Hoewel van de stokoude en nagenoeg blinde Haarlemse landschapsarchitect Louis Paul Zocher bekend is dat hij zelfs op 94-jarige leeftijd nog regelmatig was te vinden op een bankje in de Haarlemmerhout, gaan wij er even van uit dat hij zijn blindengeleidehond soms ook richting Florapark dirigeerde. Want ook dit nog altijd indrukwekkende stadspark was ontsproten aan het creatieve brein van Zocher.
Louis Paul Zocher
11
A
FC Haarlemmerhout is elke zaterdagochtend actief in het Florapark.
Als hij op een mooie dag in 1915 zijn bijna opgebruikte lijf voorzichtig neer liet zakken op het houten zitje, wist hij precies wat hij nauwelijks nog kon zien. Hij hoefde in gedachten slechts terug te keren naar zijn tekentafel met daarop de definitieve contouren van het Florapark: een smaakvolle herinrichting van een lijvig driehoekig weiland dat werd begrensd door Dreef, Hazenpaterslaan en Wagenweg. Nadat Zocher goedkeurend had geknikt na een laatste inspectie van zijn tot in het kleinste
het ruisen van de bladeren horen tot welke hoogte de op zijn aanwijzing geplante eiken, beuken, linden en kastanjes zich hadden verheven. Geluid dat slechts werd overstemd door een enkel knarsend karrenwiel of een gilletje van een kind dat op het gras speelde. Louis Paul Zocher overleed op 7 september 1915 op 95-jarige leeftijd. Net als zijn vermaarde vader Jan David drukte hij een stempel op de stad Haarlem die in 2015 nog niets aan helderheid heeft verloren.
Het scherm werd even zwart. Toen verscheen de titel in beeld: ‘Erectieproblemen, wat nu?’ detail getekende villapark, voorzag hij het royale vel papier van zijn naam en voegde er het jaar aan toe: 1873. Ruim veertig jaar later kon Zocher aan
12
Hongerwinter eist zijn tol In het Florapark ritselt het loof inmiddels nog veel hoger. Al lijkt het onwaarschijnlijk dat de oorspronkelijke reuzen verantwoordelijk zijn voor het
rustgevende geluid. In de hongerwinter van 1944 - 1945 die ook in Haarlem gruwelijk huishield, verdween al het brandbaars uit het stadsbeeld. Schuren, schuttingen en zelfs clubhuizen van sportverenigingen zorgden sissend en knetterend voor warmte in de huiskamers. Dat enorme eiken, kastanjes en lindebomen in de Haarlemse parken de dans ontsprongen is nagenoeg ondenkbaar. Of lag het anders? Hoe oud de stammen ook zijn, ze wiegen nog altijd vredig in een milde wind. Als een storm vat krijgt op het park piept en knarst het levende hout vervaarlijk. Staan de joekels vol in blad dan houden zij al met windkracht vijf hun houten harten vast. Soms bij een vlaag van ‘zeven’ klinkt er gekraak. Onheilspellend geraas verplaatst zich razendsnel naar de grond. Dan een plof. Een dag openhaardhout denderde naar beneden. Het gebeurde op zaterdag 15 juni 2013. Een ongekend felle zomerse wind smeet een hoosbui over de stad. Ook in het Florapark eiste het gewicht van zeiknatte jonge bladeren zijn tol. FC Haarlemmerhout Als de voetballers hadden staan schuilen onder de megaparaplu die de kring bomen vormen, had het voor
sommigen slecht kunnen aflopen. Maar de mannen die zich al ruim vijfentwintig jaar lang elke zaterdagochtend gedurende anderhalf uur leeg rennen, schuilen niet. Slagregens, hagelbuien of sneeuwstormen; FC Haarlemmerhout meldt zich altijd om half tien op het gras om er negentig minuten aan een stuk te voetballen.
aardmannetjes uit de woestijn, spurten de voetballers juist richting het gevaar: een geüniformeerde parkeerwachter. Terwijl de spelers die op de fiets arriveerden het tafereel gadeslaan met de handen in de zij en een minzaam glimlachje op de mond, vormen de foutparkeerders een kring om de ordehandhaver. Ietsje te hartelijk lachen ze
erna te worden gefilmd. De televisiedocumentaire die handelde over mannen van middelbare leeftijd zou zeer in kwaliteit toenemen als het Haarlemse vriendenteam er zijn medewerking aan zou verlenen. Er was geen ruggespraak nodig om direct ‘Tuurlijk!’ te antwoorden.
Voetballers op de fiets hebben niets te vrezen van de parkeerwachter.
Stokstaartjes Met vier pylonen worden twee doeltjes gevormd. Giforanje hesjes worden verdeeld. Dan gaat het los. Het maken van tackles en slidings is verboden. Daar staat tegenover dat buitenspel er niet toe doet. Inworpen en hoekschoppen zijn onbekende fenomenen. Niets staat zes kwartier onafgebroken buffelen op het malse gras in de weg. Soms gaat onverwacht het tempo omhoog. Van beide partijen perst een aantal voetballers er een fabelachtige sprint uit. Als een donderslag bij heldere hemel slaat bij een doelman, twee verdedigers, drie middenvelders en een aanvaller de paniek toe. De bal en de doeltjes lijken er ineens niet meer toe te doen. Ruim een derde van de niet alledaagse FC oogt als een grote familie stokstaartjes waarvan de leider alarm slaat omdat hij in de verte een gevaarlijk roofdier ziet opdoemen. In tegenstelling tot de hypernerveuze
om flauwe grapjes van de ambtenaar. Dan keren de zondaars terug op het veld. Kostbare gele velletjes papier onder de ruitenwissers bleven uit. De zaterdagse bonnenschrijver bleek de kwaadste niet. FC Haarlemmerhout rent wekelijks met wel twintig man over het sappige gras van het Florapark. Als de kicksen zijn aangetrokken en de veters vastgesjord, zijn ze allemaal weer een jaar of zestien. Kale kruinen lopen zomaar vol. Grijs is plots weer blond. Stram voelt ineens soepel en een opbollende buik maakt in een wip plaats voor een afgetraind wasbordje. Na negentig minuten keert de barre realiteit terug. Televisiesterren In 2008 werden de ego’s van de heren nog wat extra opgepoetst. Een vertegenwoordiger van omroep MAX meldde zich op het voetbalgras. Of de heren bezwaar hadden om de week
Weken later zat FC Haarlemmerhout gespannen voor de buis. Opgewonden magen en sneller kloppende harten. Biertje links, bakkie chips rechts. De één wist dat hij op de ochtend van de opnames er een weergaloze passeeractie had uitgegooid. Een ander had juist ontluisterend kinderlijk over een bal heen gemaaid. Beide heren vroegen zich vertwijfeld af of de cameraman de acties had vastgelegd. Het moment was daar. Gesprekken werden gestaakt. “Ssssttt!’’ Het scherm werd even zwart. Toen verscheen de titel in beeld: ‘ Erectieproblemen, wat nu?’ Mocht een vertegenwoordiger van MAX ooit op het onzalige idee komen om op een zaterdagochtend te vragen wat de heren van de uitzending vonden, dan kan hij of zij er op rekenen dat FC Haarlemmerhout het verbod op tackles en slidings kortstondig massaal zal negeren.
.
13
Zoeken naar Jonkheer Quirin Hoeufft Op 27 mei 1880 klimt Haarlems Burgemeester Iordens weer eens in de pen (het daadwerkelijke schrijfwerk neemt zijn secretaris vanzelfsprekend voor zijn rekening) om aan het Fonds tot de Predikdienst van de Vereenigde Doopsgezinde Haarlemse Gemeente toestemming te vragen voor een aanpassing van het Florapark-ontwerp van Louis Paul Zocher. Precies zoals in de verkoopovereenkomst met de gemeente Haarlem was bepaald.
Iordens doet deze keer namens Samuel John Graaf van Limburg Stirum het verzoek om in plaats van een enkele villa (kavel E op de oorspronkelijke tekening uit 1873 van Zocher) een dubbele te mogen laten verrijzen. Het huis zou direct gaan grenzen aan de tuin van de gebroeders Kersten die plannen hadden om nummer 3 te laten bouwen. Dat gebeurde overigens pas in 1888. Haarlem, 27 mei 1880 Aan Heeren directeuren van het fonds tot de Predikdienst der Verenigde Doopsgezinde Gemeente te Haarlem Door den Heer S.J. Graaf van Limburg Stirum is aanvraag gedaan tot aankoop van den grond van het Florapark gemerkt villa E aan den Wagenweg, onmiddellijk grenzende aan den tuin van den Heer Kersten, doch onder voorwaarde , dat daarop twee aaneengesloten villa’s mogen worden gebouwd. Daar dit verzoek afwijkt van het plan van bebouwing van genoemd park, kan daarop niet worden beschikt, zonder Uwe toestemming. Wij verzoeken U alzoo beleefd, of bij U bezwaar bestaat, dat aan het verzoek van den Heer Van Stirum worde voldaan. Burgemeester en wethouders van Haarlem E.A. Iordens.
14
Het Fonds legt Van Stirum geen strobreed in de weg waardoor nog datzelfde jaar met de bouw van het statige pand kan worden begonnen. Florapark nummer 2 is een feit. Architect A.J. van Beek nam het ontwerp van de dubbele villa voor zijn rekening. De Amsterdammer was dat jaar een druk baasje want ook Jonkheer Quirin Hoeufft gaf hem de opdracht om een dubbele villa te tekenen. Deze zou van het adres Florapark nummers 10 en 11 worden voorzien. Douairière jonkheer Hoeufft Samuel John Graaf van Limburg Stirum streek in 1882 met zijn vrouw Marie Henriette Willink neer in het niet bepaald bescheiden stulpje. Zeg maar stulp. Quirin Hoeufft deed dat niet, want zijn naam komt niet voor in het adressenboek van de gemeente Haarlem van 1884. Dat wil zeggen, niet op het adres Florapark 10 of 11. Zijn opdracht tot de bouw van de dubbele villa deed de jonkheer als investering. Zelf bleef hij met vrouw en vier kinderen wonen in zijn riante woning aan het Kenaupark, ietsje verder naar het noorden van de stad. Ook het mooi aangelegde stuk natuur waar de Hoeuffts op uitkeken was in 1865 ontworpen door een Zocher. In dit geval Jan David; de vader van Louis Paul. Quirin Hoeufft overleed in 1885, slechts 45 jaren oud. Zijn weduwe was
klaarblijkelijk niet uit wegkwijnend hout gesneden, want zij overleefde manlief liefst 49 jaar. Henriette Bregje Geraldina Louisa Isabella van Hengst bleef Kenaupark nummer 21 trouw tot haar overlijden in 1934. De douarière werd 94 jaar oud. Wie was deze Quirin Hoeufft? Hij moet in Haarlem een belangrijke rol hebben gespeeld want de stad kent een Hoeufftstraat. Middenin de Planetenwijk in Noord. Zweeft er in het heelal ergens een Hoeufft rond? Nee, met Mars, Uranus en Neptunus als buren, kreeg Hoeufft in dit gedeelte van de Spaarnestad een straatje toebedeeld. Net als Haitsma Mulier, Van Nes, Overton, Arnoldy en Van Egmond. De Hoeufft in Haarlem-Noord betreft David Hoeufft. De opa van Quirin. Jonkheer David was burgemeester van Haarlem tussen 1817 en 1836. Hij bereikte een voor die jaren gezegende leeftijd van 73 jaar. Hoeufft begon zijn bestuurlijke Haarlemse carrière overigens als commissaris van de Haarlemse Turfkwekers. Je moet ergens beginnen. Dat de oude adel hun levenspartners soms dicht bij huis zochten blijkt uit het huwelijk van Davids’ zoon Willem Hendrik. Hij gaf zijn jawoord aan Jacoba Elisabeth Hoeufft. Of de gevaarlijke genencombinatie ervoor zorgde dat hun telg Quirin slechts 45 jaar oud werd valt niet meer te achterhalen. Op de over-
lijdensakte uit 1885 staat de doodsoorzaak niet vermeld. Nog geen 150 jaar na het heengaan van Quirin Hoeufft is de mannelijke tak van de oude adellijke familie in ons land definitief uitgestorven. Een wolf kan opnieuw worden uitgezet. Een otter ook. Een dodo niet. Net zo min als een verdampt adellijk geslacht.
Achter het uit 1874 stammende hoofdgebouw van het archief waarin tot 1941 een doopsgezind weeshuis was gevestigd, gaat een enorme tuin schuil. In 1983 besloot het Noord-Hollands Archief op de plak grond een studiezaal te bouwen. De relatief jonge leeftijd ten spijt werd het pand nog geen dertig jaar later grondig gerenoveerd en heringericht. ‘Loopt u even mee?’ Met een met potlood (balpen mag niet) ingevuld aanvraagformulier verdwijnt een medewerker van het archief in de krochten van het gebouw om alle kranten uit 1885 tevoorschijn te halen, het sterfjaar van jonkheer Hoeufft. Twaalf gebonden boekwerken. De man en zijn prooi laten lang op zich wachten. Dan floept hij weer tevoorschijn. Zonder buit. “Ik moet u helaas mededelen dat ik niet aan uw verzoek kan voldoen.’’ De Haarlems Dagbladen uit 1885 blijken niet in twaalf, maar in twee perioden te zijn gebundeld. De maanden januari tot en met juni en de maanden juli tot en met december 1885. “Als u die twee delen wilt zien dient u opnieuw een formulier in te vullen. Of liever gezegd, twee. Met potlood, ja. Loopt u even mee?’’ De naam Quirin Hoeufft komt een aantal malen voor in verslagen van
Het complete gezin Hoeufft, inclusief Jonkheer Quirin, rust op begraafplaats Westerveld in Driehuis.
raadsvergaderingen in 1885. Maar uitsluitend omdat er door bijvoorbeeld burgemeester Iordens aan zijn langdurige afwezigheid wegens ziekte wordt gerefereerd. Aan zijn dood wordt door het Haarlems Dagblad geen letter gewijd. Uitvaartadvertenties, een in memoriam ontbreken. Waar zou de jong gestorvene begraven liggen? In Haarlem? Utrecht? Daar kwam zijn vrouw vandaan. In geen enkel archief van begraafplaatsen in beide steden komt de naam Quirin Hoeufft voor. Westerveld in Driehuis dan? De begraafplaats aldaar is er oud genoeg voor. “Huft, Huft, Huft. Ik vind er niets van in mijn bestand.’’ De vrouw achter de informatiebalie op het complex van Westerveld roffelt op het toetsenbord van haar computer. “Huft. Gewoon zoals je ’t zegt? Met oeu dubbel f zegt u? Nee ook niet. Géén Hoeufft. Het spijt me. Hij moet hier liggen? O, dat weet u niet. Kan net zo goed ergens in Utrecht zijn begraven, omdat zijn vrouw daar werd geboren. In zijn geboorteplaats Haarlem heeft u al gespeurd? Zonder resultaat. Tja, dat wordt voor u dan lang zoeken, vrees ik. Als een speld in een eh…… Wanneer is deze jonkheer overleden, als ik vragen mag?’’ Na het antwoord volgt een zucht die verraadt dat de dame achter de computer zich beroofd voelt van haar kostbare tijd. “1885 zegt u? Dan kan hij hier niet liggen. Deze begraafplaats werd pas in 1888 in gebruik genomen.’’
De speurtocht naar jonkheer Quirin Hoeufft blijft ook in Driehuis zonder resultaat. Een laatste poging. “Henriëtta Hoeufft-Van Hengst, zegt u? Ah, zijn weduwe.’’ De balievrouw gooit er met tegenzin een laatste roffel uit. “Wanneer overleed zij? In 1934 zegt u?’’ De computer geeft antwoord. “Ja, zij ligt hier wél. Bij de uitgang derde pad links omhoog. Op de heuvel, niet ver van de hoek vindt u haar graf.’’ Het gezin rust er compleet Een tapijt bladeren bedekt de enorme steen. Wachtend op een stevige bries. Of op twee behulpzame handen. Nabestaanden die zich om dit graf plachten te bekommeren zijn niet meer in leven. Na een paar ferme vegen komen vijf namen tevoorschijn. Hier en daar is het zwarte vulsel verdwenen uit de vakkundig uitgehouwen letters. Henriëtta Hoeufft–Van Hengst ligt er inderdaad. Haar vier kinderen vergezellen haar. Aan de bovenkant van de verweerde steen wacht een verrassing: het gezin rust er compleet. De letters die de naam Jonkh. Quirin Hoeufft vormen zijn op een ongebruikelijk hoge plek op de plaat natuursteen aangebracht. De op 45 jarige leeftijd overleden Quirin Hoeufft is 49 jaar na zijn dood op deze plek herbegraven. Zijn gebeitelde sterfdatum vormt het bewijs: 6 april 1885. Drie jaar voordat deze begraafplaats de poorten én de grond opende. Het archief van Westerveld moet worden uitgebreid. Met minimaal één naam.
.
Foto Rob Spierenburg
Daar kan alleen maar naar worden gespeurd in vergeelde oude kranten. Haarlems Dagbladen in het geval van jonkheer Hoeufft. Ooit lagen alle gebonden jaargangen van het HD in de kelder van de krant. De verhuizing van de Waarderpolder naar het Stationsplein deed de directie besluiten de mooie verzameling loodzware boeken over te dragen aan het Noord-Hollands archief. In de locatie van het NHA aan de Kleine Houtweg bevindt zich de volledige collectie Haarlems Dagbladen vanaf 1880.
15
Het door Henri Scholtz vervaardigde standbeeld van Frans Hals.
De bronzen blik richting Groot Heiligland Een Duitse museumdirecteur die dagelijks oog in oog stond met een groot aantal schitterende creaties van Hollandse Meesters uit de Gouden Eeuw, ontpopte zich in zijn vrije uurtjes als niet onaardig amateurschilder. In een paar rake zinnen zette hij zijn schilderskwaliteiten en die van twee wereldberoemde ‘Westerburen’ in het juiste perspectief. “Als ik naar een doek kijk van Frans Hals, krijg ik een ontembare behoefte om te gaan schilderen. Als ik vervolgens voor een werk van Rembrandt ga staan, besef ik dat ik er goed aan doe nooit meer een penseel aan te raken.’’
Hals had ook nog eens de pech dat ‘zijn’ tientje werd vervaardigd door Robert Deodaat Emile (‘Ootje’) Oxenaar. Een slecht getekende karikatuur die meer weg had van kapitein Haddock uit de Kuifje albums, dan van de zeventiende-eeuwse Haarlemse schilder. Rembrandt was beter af, want met zorg gegraveerd door Eppo Doeve. Een ontwerper die zijn vak wél verstond. Dat Frans Hals altijd in de schaduw zal blijven staan van Rembrandt is mede het gevolg van de enorme hoeveelheid kunststukken die Leidenaar Van Rijn produceerde. Rembrandt was een veelvraat. Een ‘workaholic’ van het zuiverste water. Naast zijn enorme oeuvre aan olieverfschilderijen, liet hij een kolossale collectie tekeningen en etsen na. Wát Rembrandt ook ter hand nam; het penseel, de etsnaald of het potlood; vele eeuwen later reizen miljoenen kunstliefhebbers de gehele globe over om met open mond naar al het indrukwekkends te kijken. Hals zat overigens ook niet stil. Er zijn 222 doeken officieel aan de meester
Enig bekende zelfportret van Frans Hals. Detail van ‘Officieren en onderofficieren van de Sint Jorisschutterij’ (1639). Collectie Frans Hals Museum, Haarlem
toegeschreven. Nu moeten we de kenners niet altijd serieus nemen. Zo werd een prul van de beruchte Nederlandse vervalser Han van Meegeren aanvankelijk als een vroeg werk van Johannes Vermeer bestempeld. De Rotterdamse havenbaron en kunstverzamelaar Daniël George Van Beuningen tuinde
foto’s Remco van der Kruijs, Noord-Hollands Archief, Collectie Frans Hals Museum, Haarlem, Margareta Svensson
Het verschil in aanzien tussen Rembrandt en Hals zal altijd blijven bestaan. Zelfs de Nederlandse Bank velde in de twintigste eeuw een waardeoordeel over de twee kunstenaars. In letterlijke zin. Het blauwe biljet met Frans Hals uit 1968 had een waarde van tien Nederlandse guldens. Het briefje uit 1956 met de beeltenis van Rembrandt van Rijn vertegenwoordigde honderd maal zoveel.
17
er tijdens de tweede wereldoorlog met hebberige open ogen in en dacht het 36ste doek van Vermeer voor een prikkie (anderhalf miljoen gulden) te hebben gekocht. Kijk naar het werk van de jong gestorven Delftse grootmeester (1632 – 1675), vergelijk dat met het ééndimensionale flutje van Van Meegeren en het onverklaarbare gelach dat in de jaren veertig van de vorige eeuw diep onder de vloer van de Oude Kerk in Delft opklonk, is verklaard. Johannes Vermeer lag te schuddebuiken in zijn graf.
nog veel groter bedrag tegoed van de schilder. Ondanks of dankzij zijn levensstijl bereikte Hals de gezegende leeftijd van 83 óf 84 jaar. Daar zijn de geleerden het nog niet over eens. Hoe dan ook, de Haarlemmer overleed op - in de zeventiende eeuw - ongekende ouderdom. Aan zijn inmiddels verweerde metalen voeten rusten twee weelderige vrouwen. De Amsterdamse beeldhouwer Scholtz zal er de muzen mee hebben bedoeld. Maar wie weet zijn het
Vreemdelingenverkeer (kortweg VTVVHEOGETBVHV) die het plan opvatte om Hals te vereeuwigen. Voorzitter Jan Krol besliste dat het Florapark de plek bij uitstek was om het beeld te plaatsen. Krol was een vermogend man met een filantropische inslag. Zo gaf hij een aantal Haarlemse kunstenaars de opdracht om een schilderij te vervaardigen met als doel deze op een veiling te verkopen. De opbrengst zou worden toegevoegd aan het kapitaal dat nodig was om het prijzige monument te bekostigen. Uiteindelijk kocht Krol alle
Koningin Wilhelmina en Koningin-moeder Emma tijdens de plechtigheid op 14 juli 1900 in het Florapark.
Sinds 14 juni 1900 staat de in Antwerpen geboren (er wordt gerept over 1582 óf 1583) Frans Hals in het Florapark naar het oude centrum van Haarlem te kijken. Zijn ogen gericht op het Groot Heiligland waar hij lange tijd woonde in een bescheiden huurhuisje. Hetzelfde oer-Haarlemse straatje waar in 1913 het Frans Hals museum zijn eerste bezoeker ontving. De bronzen Hals staat op zijn ruim vier meter hoge granieten sokkel als een staatsman. In werkelijkheid was de meester-schilder een uitgesproken Bourgondiër die het leven net zo puur en los leefde als hij schilderde. Zijn meesterschap bracht hem geen rijkdom. Tot tweemaal toe moest hij voor de rechter verschijnen. In 1631 voor een schuld bij een slager van 42 gulden. In 1654 had de plaatselijke bakker een
18
de twee echtgenoten van de schilder die hem gezamenlijk vijftien kinderen schonken. Vier jaar na de onthulling overleed de maker van het monument. Henri Scholtz werd slechts 35 jaar. Filantroop Jan Krol In Amsterdam kijkt een bronzen Rembrandt uit over het plein dat zijn naam draagt. Waarom doet Frans Hals dat niet in Haarlem? Waarom kreeg hij geen plek op het Frans Halsplein in ‘Noord’ (net als het Florapark ontworpen door Louis Paul Zocher) dat in 1880 in gebruik werd genomen? Het antwoord is simpel. Het initiatief om de beroemde burger te eren kwam niet uit de koker van de Haarlems burgemeester Boreel van Hogelanden. Het was de ‘Vereeniging tot verfraaiing van Haarlem en omliggende Gemeenten en tot Bevordering van het
ingezonden stukken zelf. Jaren later schonk hij deze collectie aan het Frans Halsmuseum. Krol zette het plan in de steigers, zorgde voor de financiën en verstrekte de opdracht aan de talentvolle beeldhouwer Scholtz. Wat deed het stadsbestuur? Strijken met de eer! Boreel van Hogelanden greep de officiële onthulling op 14 juli 1900 aan om Haarlem vol in de schijnwerpers te zetten. Dat alles uit de kast werd gehaald, blijkt uit het duo dat de officiële onthulling verrichtte. Op de mooie zomerdag stopte op het Haarlemse station een Koninklijke trein. Toen het ding was uitgeknarst en de stoom was weg gedwarreld, stonden twee betoverende dames op het perron: koningin Wilhelmina en koningin-moeder Emma. Een korte rit door de stad en de nodige toespraken later,
werd het doek rond het beeld van Frans Hals door de Oranjes verwijderd. Belangrijke kunstenaars waren bij de plechtigheid aanwezig. Jan Toorop en Hendrik Willem Mesdag behoorden tot de officiële genodigden. Natuurlijk verdient Frans Hals het applaus dat zijn bronzen kopie 114 jaar geleden in het Florapark in ontvangst nam. Want Hals was in zijn tijd een groot vernieuwer. Ook de Franse kunstschilder Claude Monet (1840 – 1926) was daarvan doordrongen. De grondlegger van het impressionisme ging verder waarmee Frans Hals zowat 200 jaar eerder was geeindigd: op een schilderij veel meer het moment vastleggen dan de saaie realiteit. Monet toog overigens aan het begin van de negentiende eeuw naar Haarlem om in het net geopende Frans Hals museum het werk van zijn grote voorbeeld van dichtbij te kunnen zien. Hals was een impressionist avant la lettre. Een groot vernieuwer. Een man met lef. Want hij schilderde mensen
‘Regenten van het Oudemannenhuis’ (1664). Collectie Frans Hals Museum, Haarlem.
hoed staat scheef op zijn ietwat rood aangelopen gezicht. De ogen enigszins uit focus. Kunsthistorici zouden hebben ontdekt dat de betreffende regent aan een gezichtsverlamming leed. Als dat waar is dan schilderde Frans Hals een regent met een gezichtverlamming. Maar dan wel een die óók nog een stuk in zijn kraag had. Want waarom zou een regent met een dergelijke handicap in vredesnaam poseren met zijn hoed scheef op het hoofd?
Want waarom zou een regent met een dergelijke handicap in vredesnaam poseren met zijn hoed scheef op het hoofd? inclusief hun karakters. Geen wassen poppen zoals nagenoeg al zijn voorgangers en zijn tijdgenoten deden. Geen Houten Klazen maar levende mannen en vrouwen. Dat deed Hals zonder een karikatuur te maken van zijn modellen. Een poserend arrogant heerschap werd een arrogant heerschap. Een lekker wijf een lekker wijf. Met het schilderij ‘De regenten van het oude mannenhuis’, ging Hals zelfs nog een stapje verder. De man rechts van het midden lijkt aangeschoten. Zijn
Ook de vijf vrouwen op ‘De regentessen van het oude mannenhuis’ voorzag Hals van verschillende karakters. Kil, goedlachs, zuinig, braaf of vroom. Hals zag het gezelschap en penseelde het spontaan neer met een fabelachtige techniek die ‘nat op nat’ wordt genoemd. Geen dikke verflagen waarmee bijvoorbeeld Rembrandt zijn kunst behoedzaam opbouwde. Hals’ gebruik van zwart en wit is ongeëvenaard. De olieverf maakte hij vanzelfsprekend zelf. Vanwege zijn be-
perkte keuze voor felle kleuren hoefde hij geen vermogens uit te geven aan peperdure blauwe, gele, rode of bruine pigmenten. Voor het wit werd het uiterst giftige maar betaalbare loodoxide gebruikt. Het zwart kende een basis van alledaags lampenroet. Hoe ouder hoe beter Hals schilderde ook doeken waarvan de purist zal zeggen ‘Nou meneer Frans, dat had beter gekund.’ Een doek als Malle Babbe zal voor hen ‘over de top’ zijn. Te vlot geschilderd. Een flirt met kitch. Net als het portret van een lachend jongetje dat in het Haagse Mauritshuis hangt. Bijna net zo commercieel als de hedendaagse ‘in de Seine plassende kleutertjes’ die met vrachten tegelijk door de schilders op Montmartre in Parijs worden vervaardigd. Voor een virtuoos schilder als Frans Hals lag het gevaar op de loer om zo af en toe uit de bocht te vliegen. Hup, wéér een doek. Direct afrekenen alstublieft. Vijf florijnen. Wie weet betaalde hij de winkeliers met zijn virtuoze handen. Was het lachende jongetje wellicht het zoontje van de bakker bij wie Hals in het krijt stond? Zoals het een grootmeester betaamt werd Hals naarmate hij ouder werd alleen maar beter. Maar hij bleef de knipoog trouw. Schilderde hij een vol glas wijn dan voel je als kijker dat Hals het direct soldaat zou maken als hij de penselen had neergelegd. Als levensgenieter won Frans Hals het dus ruimschoots van Rembrandt van Rijn. Misschien komt het daardoor dat de Haarlemse topkunstenaar slechts een tientje naliet.
.
19
Florapark Stadsecoloog Dik Vonk
Te dom om een boom te begrijpen “Mensen zijn te klein en te jong om een boom te begrijpen’’, zegt de inmiddels gepensioneerde stadsecoloog van de gemeente Haarlem Dik Vonk. “En te dom.’’ Als hij vertelt over het mechanisme dat een piepklein plantje doet veranderen in een boom van wel dertig meter hoog, is zijn typering van de mens te begrijpen.
Voormalig stadsecoloog Dik Vonk tussen zijn geliefde groen.
Alleen al over de reuzen die de skyline van het Florapark beheersen kan Vonk uren praten. Dat komt ook omdat de linde één van zijn favoriete bomen is. Datzelfde gold waarschijnlijk voor Zocher. Toen de Haarlemse landschapsarchitect het park in 1873 ontwierp, koos hij voor een kring van linden die rustende mensen op het gras of spelende kinderen beschutting bood. De lindencirckel was onderdeel van een veel groter plan dat niet meer in zijn oorspronkelijke vorm te bewonderen valt. Zo sloeg in de jaren zeventig van de vorige eeuw de beruchte iepenziekte meedogenloos toe. Ook die in het Florapark waren niet te redden en
20
maakten plaats voor resistente exemplaren die ook al weer tegen de vijftig lopen. Net als die van de statige beuk in het park, stammen de stammen van de linden uit het jaar waarin zij werden geplant. De bomen zijn dus zo’n 140 jaar oud. Dat betekent dat zij de hongerwinter van 1944-1945 (waarin ook grote behoefte was aan stookhout) zonder kleerscheuren zijn doorgekomen. Dik Vonk is niet verrast dat de Haarlemmers de Linden en de beuk ongemoeid lieten. “Er was zonder meer respect voor dergelijke bomen die in 1944 al een
behoorlijke hoogte en dikte hadden bereikt. Ooit hoorde ik een prachtig verhaal over het Meidoornplein in de Haarlemse bomenbuurt. De bewoners van de omliggende wijken waren zo gesteld op een prachtige meidoorn dat de boom in de hongerwinter nachtenlang werd bewaakt. Tijdens een wacht viel een ‘bomencipier’ in slaap. Hij werd wakker van verontrustende zaaggeluiden. De houtrover werd weggejaagd. De boom bleef gespaard. De meidoorn staat er nu niet meer, maar is erg oud geworden. In zijn stam herinnerde een forse zaagwond aan het laatste oorlogsjaar.’’ Respect, maar ook de lijvige stammen
weerhielden de mensen ervan om de linden of de beuk in het Florapark aan te vallen. De zaagklus zou zoveel tijd in beslag nemen dat de Duitse bezetter er vroeg of laat een mannetje (oder zwei) op zou afsturen. Voor de Haarlemmerhout geldt een ander verhaal. Daar werd in de lange nachten van januari, februari en maart van het bevrijdingsjaar 1945 stiekem alles omgezaagd wat er om te zagen viel. Alle jonge aanwas diep in het donkere bos moest er aan geloven. De Haarlemmerhout was na de oorlog een verzameling dikke bomen zonder opvolgers. Een nieuwe uitdrukking diende zich aan: ‘Door de verdwenen bomen het bos niet meer zien’.
Ook als een onverlaat (of een boomchirurg zonder kennis van zaken) een veel te grote tak van een gezonde boom zaagt, zal de reuzenplant direct met zijn uitgekiende reparatiewerkzaamheden beginnen. Op de breukplek brengen nieuwe takken de zaak weer in balans. Ooit zullen de linden in het Florapark tegen de vlakte denderen. Een gevolg van een proces dat Vonk vergelijkt met een bedrijf waarvan de directie er een zooitje van maakte. “Als een volwassen linde zijn maximale hoogte en breedte heeft bereikt zal het aantal bladeren hoog in de boom afnemen. De buitenrand wordt een dichte maar dunne laag bladeren, die te weinig licht doorlaat voor het overige blad. De kroon verandert van een massieve bol vol bladeren in een uitgeholde bal. Dat zorgt voor een afname van de energieproductie.
Voetpruik van een linde in het Florapark.
De top van de linde komt nog wel aan zijn trekken; de hoge takken zorgen vooral voor zichzelf. De stamvoet krijgt steeds minder voedsel aangeleverd,
dienst heeft die van de hoed en de rand weten. En van de voet en de pruik. De Mens weet inmiddels veel over de wonderlijke wereld van de boom.
Een nieuwe uitdrukking diende zich aan: ‘Door de verdwenen bomen het bos niet meer zien’. terwijl het daar juist het meest nodig is. Op een gegeven moment redt de stam het niet meer. De linde gaat failliet en valt om.’’ Dat wil overigens niet zeggen dat de linde het tijdelijke voor het eeuwige heeft verruild. Daar zorgt de voetpruik voor. Die vormt zich in de loop der vele jaren rond het laagste gedeelte van de stam. Uit deze voetpruik gaat een groot aantal kleine takjes het gevecht van de sterkste met elkaar aan. Een klein aantal komt als winnaar uit de strijd en zal (als de linde is bezweken) uitgroeien tot nieuwe stammen. Soms wel meer dan drie in getal. De eenstammige linde vervolgt zijn leven als meerstammige boom. De inferieure directeur wordt opgevolgd door drie zonen. Jong en ambitieus Dit wonderlijke proces zal ooit ook in het Florapark plaatsvinden. Nu maar hopen dat de gemeente Haarlem tegen die tijd nog altijd vakmensen in
Sommige aspecten van het groeimechanisme blijven zelfs voor de grootste kenner een raadsel. Elke dag slurpt een gezonde boom die een duizelingwekkende hoogte heeft bereikt, honderden liters water uit de grond. Uit dat water winnen de bladeren de mineralen voor hun opbouw. Het vocht wordt via de houtvaten in de stam naar boven getransporteerd. Doordat de bladeren hoog in de boom tijdens hun voedselproductie water verdampen, ontstaat er in de houtvaten een vacuüm dat het water als het ware naar boven stuwt. Zo klaar als een klontje voor de wijze mannen en vrouwen die zich in de materie verdiepen. Maar dat de boom het voor elkaar krijgt om het verticale watertransport over wel dertig meter tot een goed einde te brengen.... Om dat te begrijpen is zelfs de grootste geleerde vooralsnog te klein, te jong én te dom.
.
foto’s United Photos/Paul Vreeker, Rob Spierenburg
Hoe complex het proces is dat er voor zorgt dat een boompje tot een boom uitgroeit, blijkt uit het antwoord op de vraag: overleeft een stokoude linde het als er met een holle boor een staafje hout uit zijn stam wordt verwijderd zodat de leeftijd via het tellen van de jaarringen kan worden vastgesteld? Ja, de linde overleeft het. Maar je moet geluk hebben dat de eerste jaarringen in de houten ‘sample’ zitten. Die bevinden zich namelijk niet per se in het centrum van de stam. Als een jonge boom door wat voor reden dan ook scheef is komen te staan, dan zorgt een onwaarschijnlijk ingenieuze ingreep van de linde ervoor (of wat voor boom dan ook) dat het evenwicht herstelt. De houtaanwas in de stam past zich aan de ontstane situatie aan en zorgt voor een nieuwe stabiliteit. Is rechts van het midden meer gewicht nodig? Rechts van het midden wordt meer hout gevormd.
21
Max van Aerschot
Haarlems stadsbouwmeester Max van Aerschot en zijn onafscheidelijke fiets.
Wie ooit wandelde over de straten en de avenues van de New Yorkse wijk Manhattan, weet dat het geluid van twitterende vogels er een onbekend fenomeen is. De gevederde straatzangers zijn er wel, maar hun muziek wordt overstemd door de mengelmoes van arbeid leverende explosiemotoren en blèrende claxons. The Big Apple slaapt nooit. Dus houdt de ‘stadstinnitus’ dag en nacht aan. Het monotone gebrom lijkt slechts te verstommen als een gillende sirene er dwars doorheen snijdt en letterlijk de boventoon voert.
22
Opvolger van Lieven de Key “Qua mobiliteit is dit park veel te zwaar belast.’’ Aan het woord is Haarlems stadsbouwmeester Max van Aerschot. In 2007 werd hij door het college van burgemeester en wethouders gevraagd om de vertrekkende stadsarchitect Joop Slangen op te volgen. “Ja’’, klonk het antwoord. “Mits……’’ Van Aerschot wilde meer ruimte besteden aan de doorontwikkeling van de stad dan zijn voorganger. “Dus stelde ik voor om als stadsbouwmeester te worden aangesteld. Met een bredere opdracht dan een stadsarchitect.’’ De gemeente ging akkoord. Max van Aerschot werd dus niet de veertiende stadsarchitect van Haarlem, maar de tweede stadsbouwmeester. Lieven de Key heeft in zijn graf een kleine 400 jaar met trommelende vingers liggen wachten op zijn opvolger. “Het stadsbouwmeesterschap aanvaarden was voor mij een ingrijpende beslissing aangezien ik sindsdien wekelijks vier dagen voor de gemeente Haarlem in de weer ben. Het werk voor mijn eigen architectenbureau is op een laag pitje komen te staan. Veel meer dan de eindcontrole doen en de eindverantwoordelijkheid nemen, kan
ik daar niet doen. Bovendien wist ik dat ik de eenzaamheid tegemoet zou gaan. Mijn werk als stadsbouwmeester doe ik solo.’’ De dagelijkse verkeersdrukte rond ruimtelijke plekken als het Florapark steekt Van Aerschot. Het aanpakken en verbeteren van de situatie vindt hij behoren tot het takenpakket van een stadsbouwmeester. “Die constante zoem die het verkeer voortbrengt hoort hier niet. In zo’n prachtig park als dit moet rust de overhand hebben. Het oplossen van dit probleem kost tijd. Omdat het uitsluitend kans van slagen heeft als er overleg plaatsvindt met de regio. Alleen bij een gezamenlijke afwikkeling van het verkeersaanbod kunnen er resultaten worden geboekt.’’ Als Max van Aerschot de Engelse term ‘the city as an egg’ introduceert, citeert hij de Amerikaanse architect Steven Holl. De vijf woorden maken duidelijk hoe de structuur van een stad in
in Haarlem met name in de negentiende eeuw voltrok. De omelet-variant tenslotte is niet van toepassing op een stad als Haarlem. In de moderne geelwitte brei ontbreekt een stadshart. Het zo snel mogelijk verplaatsen van A naar B staat er centraal. Manhattan dus. Al voldoet de New Yorkse wijk niet voor de volle 100 procent aan de ‘omeletomschrijving’. Er is wel degelijk sprake van een stadshart. Maar het Central Park heeft zowel qua kleur (groen) als qua vorm (rechthoekig) weinig weg van een centrum. Bovendien wordt het megapark (een indrukwekkend leger daklozen daargelaten) niet bewoond. Uitbreiding van de stad De stad Haarlem veranderde ruim 150 jaar geleden van ‘een rauw ei’ in de gebakken variant. Al vroeg in de negentiende eeuw werden de stadswallen afgebroken waarna de vrijgekomen ruimte (de Bolwerken in het noorden) door de Haarlemse landschapsarchitect Jan David Zocher smaakvol werd
Die constante zoem die het verkeer voortbrengt hoort hier niet. elkaar steekt en hoe die in de loop der eeuwen wijzigde. Het verklaart hoe een oude plaats als Haarlem nog nauwelijks in staat is om al het verkeer in goede banen te leiden. ‘De stad als een ei’ telt drie varianten. Het rauwe ei is de stad in zijn oorspronkelijke vorm. Een eeuwenoud concept met de dooier als centrum. Een krappe ring aan straatjes en grachten vormen het struis rond de dooier. De schaal tenslotte is de vestingmuur die de stedelingen veiligheid bood. De term het ‘gebakken ei’ heeft betrekking op het wit dat zich als een lavastroom meer en meer van de dooier verwijderde. Een proces dat zich
heringericht. De eierschaal werd als het ware afgepeld waarna het wit vrijelijk kon uitdijen. Het Floraplein en het Florapark (in 1873 kreeg de Haarlemse landschapsarchitect Louis Paul Zocher - zoon van eerder genoemde Jan David - opdracht het villapark te ontwerpen), zijn belangrijke onderdelen van het nieuwe Haarlem in het zuidelijke gedeelte van de stad. Welgestelde Haarlemmers zegden hun huizen aan de grachten (met massa’s bewoners in de krappe straatjes ertussen) vaarwel en lieten ietsje verderop in een aantrekkelijke rustieke omgeving hun gedroomde villa bouwen. Dat deze uitbreiding van de stad op het voormalige Hazepatersveld het
foto’s Remco van der Kruijs, Rob Spierenburg
Het Florapark heeft te stellen met een heel wat mildere variant van het geluidsfenomeen in Manhattan. Daarbij komt er in Haarlem dagelijks een einde aan het gezoem als de veroorzakers ervan achter hun warme hap zitten. In de weekeinden neemt het lawaai ook overdag drastisch af. Tenminste, als het geen strandweer is. Want de weg die langs het bronzen standbeeld van Frans Hals naar het zuidwesten voert, is de sluiproute bij uitstek richting de Zandvoortse en Bloemendaalse stranden. Landschapsarchitect Zocher hield bij zijn ontwerp ongetwijfeld rekening met de afwikkeling van het verkeer. In zijn tijd waren dat enkele paard en wagens, wat voetgangers en een hypermoderne durfal op de fiets. Het wegenstelsel is de afgelopen anderhalve eeuw nagenoeg hetzelfde gebleven. Dat kan helaas niet worden gezegd van het verkeersaanbod.
23
kenmerkende ruimtelijke karakter meekreeg, is uitsluitend te danken aan de Doopsgezinde kerk die het immense weiland in 1873 verkocht aan de gemeente Haarlem. De doopsgezinde gemeente verbond aan de verkoop een keiharde voorwaarde: er mocht op het stuk grond waarop later het Floraplein en het Florapark zouden verrijzen, slechts een beperkt aantal villa’s worden gebouwd. Vandaar dat er in de voorbereidingsfase op de nieuwbouw steevast werd gesproken over een ‘villapark’ als er aan de herinrichting van het Hazepatersveld werd gerefereerd. Het realiseren van een compacte woonwijk werd de gemeente Haarlem pertinent verboden. Zelfs minimale aanpassingen van het definitieve ontwerp van Zocher, konden door het Haarlemse gemeentebestuur slechts worden doorgevoerd als de Doopsgezinden daar toestemming voor gaven. Het leverde interessante briefwisselingen op waarin burgemeester Iordens voor een opvallend nederige toon koos. Terwijl nederigheid niet behoorde tot de kenmerkende eigenschappen van de burgervader die
Verkeer betekent regels, betekent borden.
in de Haarlemse gemeenteraad was het een hot item. Tien jaar lang bleef een beslissing uit. Begin dit jaar bepaalde de Raad van State dat de basisschool zijn gedroomde extra ruimte krijgt. Zocher een genie in zijn tijd Dat de discussie liefst een decennium in beslag nam verwondert Van Aerschot niet. “We hebben het hier over één van de Zocheriaanse parken. Op
Mooi of lelijk? Daar gaat het hier niet over. Haarlem in de periode 1866 – 1893 met straffe hand bestuurde. Hoe de Verenigde Doopsgezinde Gemeente ook haar best deed om rust en de ruimte in het Florapark te prediken; het was niet te voorzien dat er een kleine anderhalve eeuw later dagelijks sprake zou zijn van een onophoudelijke verkeersstroom langs de statige villa’s en het mooie groen. In een stad als Haarlem zijn parken belangrijke thema’s. Een stadspark betekent rust en ruimte die moet worden gekoesterd. Vandaar dat de uitbreiding van de Bos en Vaartschool die grenst aan het Florapark voor de nodige ophef zorgde. Meer kinderen betekent een grotere school in een park dat een dergelijk volume eigenlijk niet verdraagt. De buurt kwam in opstand. Ook
24
z’n minst monumentaalwaardig. Net als het Kenaupark en de Bolwerken. Veel groen dat als het ware bewaakt wordt door de mooie panden er omheen. Zeker in het Florapark zijn de villa’s de soldaten die de creatie van Zocher beschermen.’’
ontwerpaspecten. Het vertelt een verhaal met vele hoofdstukken. Vergelijk het met een mooi gerecht met vele verrassende smaken. Misschien is de villa wel een kapitein die heel gewichtig staat te doen. Mooi of lelijk? Daar gaat het hier niet over. Als het maar in overeenstemming is met de omgeving. Het mag niet detoneren. Pas als dat gebeurt, komen aspecten als mooi of lelijk om de hoek kijken. Deze villa is bovendien waardevol omdat het een specifieke periode vertegenwoordigt. Zoiets mag niet verdwijnen. Zeker ook vanwege de kwaliteit. Vergelijk het met een Amsterdams grachtenpand. Zo fantastisch gebouwd dat je er eeuwenlang alles mee kunt doen.’’ Het jaar 1880 waarin met de bouw werd begonnen van de gebouwen rond het Florapark was qua architectuur geen vernieuwende periode. “Misschien niet in de bouwkunst’’, merkt Van Aerschot op. “Maar zeker wel nieuw voor Haarlem. Er werd aan het einde van de negentiende eeuw veel geflirt en geciteerd. Daar is niets mis mee. Als het maar iets moois oplevert.’’ Vanwege de overvloed aan ruimte zal een architect zich 150 jaar geleden hebben gevoeld als een kind in een snoepwinkel. En dan met name eentje met de zakken vol geld. Creatieve geesten konden hun gang gaan. Er was toch ruimte zat. Zou architect Van Aerschot liever in 1843 geboren zijn dan in 1943? “Welnee. Elke tijd heeft zijn eigen problemen en beperkingen. Ik heb in Haarlem veel projecten mogen maken. Daar zouden ze in 1880 drie keer zo lang over hebben gedaan. Het bouwproces was weliswaar veel simpeler dan nu, maar zoveel tijdrovender.’’
Van Aerschot noemt Louis Paul Zocher een genie in zijn tijd. “Omdat hij de gave had om als ontwerper én als denker het leven om zich heen te vertalen. Ontwerpers kunnen vaak slechts één ding. Of ze creëren iets moois, of ze zijn sterk in het analyseren. Zocher beheerste beide disciplines.’’
INTERESSANTE UITDAGINGEN Zelfs de economische crisis levert de stadsbouwmeester interessante uitdagingen op. “Zo’n crisis is heerlijk voor het stadsbeeld. Omdat je wordt gedwongen om te heroverwegen. Optimaal benutten wat je hebt. Je kunt een ruimte immers maar één keer weggeven.’’
De stadsbouwmeester is zeer gecharmeerd van de dubbele villa met nummers 10 en 11. “Een karakteristiek pand met een interessante verzameling
Max van Aerschot stapt op zijn fiets en gaat op in het verkeer. Hij voegt geen decibel toe aan de dagelijkse zoem in zijn geliefde stad.
.
Geschiedenisles van bouwexpert Pieter Bak
Bouwmeester Pieter Bak tijdens de renovatie.
de hang naar een vleugje romantiek had Sportservice wellicht al vroeg in de zomer van 2013 het nieuwe onderkomen aan het Florapark kunnen betrekken.
foto’s Jan Vonk
Zonder liefde voor schoonheid, zonder oog voor ongeĂŤvenaard vakmanschap en zonder
25
D
De werkplekken zouden onberispelijk strak zijn geweest. De muren smetteloos wit en vlak. De vloeren waterpas en slijtvast. Een functioneel dus enigszins saai kantoorpand waarvan er dertien in een dozijn gaan. Slechts de buitengevel, het dak en het karakteristieke torentje zouden er aan hebben herinnerd dat de imposante dubbele villa er al 135 jaar staat. Sportservice koos voor een ander scenario: het
was het werk van een metselaar. Een man met aanzien in die jaren. Aan zijn werk aan complexe gebouwen zoals de vele villa’s en dubbele villa’s die het Florapark kenmerken, kwam veel denkwerk te pas. Alleen al vanwege de speklagen (horizontale stenen versiersels) in de gevel. Bracht de schrijver zijn naam en datum met potlood aan, dan waren hamer,
tijdsbeeld enigszins te verduidelijken; in de zomer van dat jaar vond in Londen de vierde editie van het tennistoernooi van Wimbledon plaats. De Engelsman John Hartley pakte de titel. De vrouwen kwamen pas in 1884 op het inmiddels heilige gras in actie. De fiets raakte in zwang. Dat wil zeggen, bij het elitevolk. Het stalen ros was namelijk nogal duur. Gelukkig waren fietslessen bij de prijs inbegrepen.
Nieuw leven voor de plavuizenvloer.
bouwwerk in ere herstellen. Van buiten én van binnen. Er kan gevoeglijk van worden uitgegaan dat aan het einde van de negentiende eeuw een kleine twee jaar aan het pand is gebouwd. In het houten casco van de oostelijke toren zijn diverse gedateerde handtekeningen aangebracht. Een krabbel met vetkrijt
26
zaag, beitel en schaaf zijn gereedschap. Helaas zag een collega-timmerman 133 jaar later het belang niet in van de schrijfsels. Met een paar vellen schuurpapier (korrel 120) wreef hij het verleden weg. De verdwenen krabbel stamde uit 1880, het jaar waarin met de werkzaamheden werd begonnen. Om het
In het voorjaar van 1882 konden de houten met touw geknoopte steigers rond Florapark 10-11 worden neergehaald en per kar en schuit worden afgevoerd waarna de ‘twee onder een héél grote kap’ in gebruik werd genomen. Wie weet lazen de eerste heren des huizes in hun beider bel-etage hun ochtendkrant. Gefronste wenkbrauwen als het oog valt op een artikel
fen onder de systeemplafonds en achter de strakke witte voorzetwanden?
waarin wordt gemeld dat de beruchte Amerikaanse misdadiger Jesse James het tijdelijke voor het eeuwige heeft verruild. Op 3 april 1882 maakte een via het achterhoofd binnengedrongen blauwe boon een einde aan het leven van de schurk. James was toch nog 35 jaar oud geworden. Ook als hij de aanslag had overleefd, was de desperado niet veel ouder geworden. De strop hing als het ware voor hem klaar. Wellicht had
Een vleugje oude Grieken in de dubbele villa.
hij overwogen om naar Nederland te vluchten. Want in de lage landen werd de doodstraf (als één van de eerste West-Europese landen) al in 1870 afgeschaft. Toen bouwexpert Pieter Bak in opdracht van hoofdaannemer Kim Straus begin 2013 voor de eerste keer de te renoveren panden betrad, voelde hij zich als een Egyptoloog die zojuist de sluitsteen had verwijderd van een Faraograf. Wat zou Bak allemaal aantref-
“Tijdens het slopen onderzochten wij wat er in de loop der jaren allemaal was weggetimmerd. In zo’n pand als dit word je gegarandeerd verrast. Zo kwam er in de kelder een prachtige trap tevoorschijn.’’ In diezelfde kelder stuitte Bak en de zijnen op meet- en regelapparatuur die het gevaar van stijgend bronwater moest beteugelen. Een vrij recente ingreep die nodig bleek toen er in de jaren negentig van de vorige eeuw abrupt werd gestopt met de waterwinning in de Kennemerduinen. Ten tijde van de bouw van de huizen in het Florapark werd overigens met de waterwinning begonnen. Vandaar dat de kelders gedurende ruim een eeuw nauwelijks te kampen hadden met vochtproblemen. Ieder zijn eigen beiteltje Toch rusten de massief houten deurstijlen in het souterrain (het woongedeelte dat zich geheel of gedeeltelijk onder het maaiveld bevindt) op hardstenen ‘neuten’ in verband met eventueel optrekkend vocht. Ook de oorspronkelijke lijsten die op de deurstijlen zijn aangebracht vertellen een bijzonder verhaal. “In beide panden is niet één deurlijst hetzelfde’’, ontdekte Bak. “Dat was in die jaren niet ongebruikelijk. Er waren vele timmerlieden aan het werk. Ze hadden allemaal hun eigen specifieke beiteltjes.’’ Pieter Bak bracht alles in kaart. Hij bekeek de twee in Griekse bouwstijl uitgevoerde zuilen in de trappenhuizen. Eén gebouwd volgens de Dorische stijl, de andere is Corintisch. De cannelures (de verticale groeven in de zuilen) zijn bij de één uitgevoerd in hout, bij de ander in gips. “De keuze voor verschillende stijlen van de zuilen zal met de smaak van de oorspronkelijke bewoners te maken hebben gehad’’, schat Bak in. Het ligt ietsje anders. De opdrachtgever van de dubbele villa was de Haarlemse Jonkheer Quirin Hoeufft. Hij liet het pand bouwen om het in twee gedeelten te verhuren. Waarschijnlijk wilde de huiseigenaar potentiele belangstellenden laten kiezen tussen twee specifieke sferen. Ook de daklichten in de twee oorspronkelijk gescheiden woonhuizen verschillen veel van elkaar.
27
Een rail verscheen uit het niets.
De vakkennis van Pieter Bak is onuitputtelijk. Zo geeft hij een korte geschiedenisles over de houten constructie waarop de oostelijke toren van de dubbele villa rust. Om het gewicht te kunnen dragen werd in 1880 gekozen voor een reeks Andreaskruisen. Die zorgt voor kipstabiliteit (het voorkomen van doorbuigen van een dragende ondergrond). Het Andreaskruis staat garant voor een solide basis. Ook al beroemd geworden vanwege de serie van drie die in het Amsterdamse stadswapen zijn verwerkt. Diep in de grond rust heel oud Mokum op de betrouwbare houten kruisconstructies. In de twee inmiddels volledig gereviseerde en gerestaureerde panden zijn vele elementen in originele staat gebleven of er in teruggebracht. Van een lelijk ingesleten plavuizen vloer - voorzien van schitterende gekleurde motieven - werd een flinterdun toplaagje geschuurd en in volle glorie hersteld. Dat de klus lukte is Pieter Bak een pak van het hart. “Je kunt je toch niet voorstellen om daar een drilboor in te zetten. Een vorm van heiligschennis. Mijn hart zou huilen.’’
28
Aan de twee kolossale voordeuren hoefde niets te worden gerepareerd. Die van nummer 11 is vervaardigd uit Europees eiken. De deur meet 113 bij 313 centimeter en heeft een houtdikte van liefst 67 millimeter. Bak meldt dat het ding al zowat anderhalve eeuw ‘loopt als een zonnetje’. Een ander
de muur maar er in verdween. Een paar tikjes later kwam er een wiel tevoorschijn. Hand gesmeed. Een rail verscheen. Het bleek een weggetimmerde originele schuifwand van een kamer en suite. De grenen deuren onbeschadigd. Drie en een halve meter hoog. Een dergelijke afmeting kan vandaag de dag
Een paar tikjes later kwam er een wiel tevoorschijn. Hand gesmeed. Een rail verscheen. oorspronkelijk woonelement in nummer 11 dat stamt uit 1870 werd door Pieter Bak per toeval ontdekt. “Ik was in de bel-etage van nummer 11 een wand aan het aanhelen en zag ineens dat het plafond niet stuitte op
niet meer in grenen worden uitgevoerd. Het zou gegarandeerd krom trekken. In de jaren dat dit pand werd gebouwd werd hout gewaterd. Kreeg het zeeën aan tijd om zich te zetten. Ik koester het moment waarop ik op dit prachtige stuk historisch vakwerk stuitte.’’
.
Mevrouw Mulier geboren Haitsma Mulier Haarlem wordt wel liefkozend ‘het grootste dorp van Nederland’ genoemd. Vanwege het simpele feit dat er altijd wel een lijntje van ergens naar ergens en van iemand naar iemand loopt. Ook bij de verhuizing van Sportservice van het statige grachtenpand aan de Nieuwe Gracht naar de niet minder statige dubbele villa aan het Florapark, doet Haarlem zijn naam als ‘dorp’ eer aan.
Sportservice heeft het altijd als een mooie bonus beschouwd dat de vestiging aan de Nieuwe Gracht ooit het woonhuis was van de Haarlemse sportlegende Pim Mulier. Dus speet het hem zeer dat de verhuizing naar het Florapark een schaar zette in de verbinding met de illustere familienaam Mulier.
voor de achternaam Haitsma Mulier. Pim zorgde er extra voor dat de achternamen Mulier en Haitsma onlosmakelijk met elkaar verbonden bleven. Dat deed hij door in 1922 in het huwelijk te treden met Maria Louise Haitsma Mulier. Een jaar eerder scheidde hij van zijn vrouw Cornelia.
Een ‘knip’ bleef uit. De draad bleef intact. Want in 1904 koos Willem Dirk Haitsma Mulier Florapark nummer 10 als ambtswoning. De geboren Fries was tussen 1884 en 1912 (het jaar waarin hij stierf) burgemeester van Spaarndam. Tussen 1986 en 1904 combineerde hij die functie met het burgemeesterschap van Schoten.
Dat inteelt dreigde (het stel bleef kinderloos) blijkt uit de nauwe familieband tussen de geliefden Pim en Maria Louise. Er hoeft geen doorgewinterde genealoog aan te pas te komen om de link tussen de twee bloot te leggen. Maria Louise was namelijk de dochter van Frederik Gerrit Haitsma Mulier. De Haarlemse architect (het toeval wil dat hij twee villa’s ontwierp in het Florapark) was een broer van Willem Dirk. Pim Mulier trouwde dus met de dochter van zijn volle neef. Opmerkelijk. Zelfs in het grootste dorp van Nederland.
Willem Dirk Haitsma Mulier was een volle neef van Pim Mulier. Beiden waren kleinzonen van Pieter Mulier en Margaretha Haitsma. Pims’ vader was Tjepke Mulier; diens broer Willem Dirk koos
.
29
14
30
2 3 4 5
10/11 12/13
31
Florapark 2 1880-1881 Architect A.J. van Beek In opdracht van Samuel John Graaf van Limburg Stirum
Florapark 3 1888 Architect J.A.G. van der Steur In opdracht van Vincent en Hendrik Matthijs Kersten
Florapark 4 1889 Architect F.G. Haitsma Mulier In opdracht van Jonkheer Pieter Quarles van Ufford
Florapark 5 1888 Architect F.G. Haitsma Mulier In opdracht van Anna Elisabeth Prins-Crommelin
D
Florapark 6 1880-1881 Architect J.C. Kruseman In opdracht van J.C. Kruseman
Florapark 7 1885-1886 Architect L.P. Zocher In opdracht van L.P. Zocher
De grond die plaats bood aan de vrijstaande villa’s die het Florapark omzomen was vanzelfsprekend zeer gewild. Aan de geplande gebouwen in het exclusieve nieuwe stukje Haarlem hing een stevig prijskaartje. Vandaar dat veel van de heren die de architecten aan het werk zetten, bekende namen zijn in de Spaarnestad anno 1880. Mannen als Meester George Conrad Everwijn de Lange, secretaris van de Haarlemmermeerpolder. Zijn budget was zelfs voldoende ruim om zijn tuin rond het pand te laten ontwerpen door de
vermaarde Haarlemse tuinarchitect Leonard Springer. Toch duurde het tot 1894 voordat de steigers rond de elfde en laatste villa werden opgeruimd zodat ook daar een immense voordeur in gebruik kon worden genomen. Die eer viel te beurt aan de bewoner van nummer 14: mejuffrouw HenriĂŤtte de Petit van Oosterwijk en Spijk. Vreemdgenoeg viel het laatstgebouwde pand als eerste (en vooralsnog als enige) in 1939 ten prooi aan de slopershamer om plaats te maken voor de Bos en Vaartschool.
32
.
Florapark 8 1885 Architect L.P. Zocher In opdracht van Jan Krol
Florapark 9 1889-1890 Architect D.E.L. van den Arend In opdracht van Mr. George Conrad Everwijn de Lange Eigenaren Florapark 10-11 1881
Jonkheer Quirin Hoeufft
1885
Henriëtta Hoeufft-Van Hengst
1923
Nicolaas Isaac Mouthaan (Mouthaan assuradeuren)
1957
Nederlandse Maatschappij voor Nijverheid en Handel
1986
Accountants- en Adviesbureau LTB
2011 Cobraspen 2013
Stichting Risicofonds Sportservice
Bewoners en gebruikers Florapark 10 1881 Kapitein ter zee G. Kruijs 1889 Advertentie Haarlems Dagblad 1889 waarin het huis aan het Florapark nummer 10 te huur wordt aangeboden voor 600 gulden per jaar.
Florapark 10-11 1880-1881 Architect A.J. van Beek In opdracht van Jonkheer Quirin Hoeufft
1891
H.E. Beuker
1903 Willem Dirk Haitsma Mulier neemt Florapark 10 in gebruik als dienstwoning voor zijn functie als burgemeester van Spaarndam en Schoten. Haitsma Mulier (volle neef van Pim Mulier) vervulde zijn rol als burgervader sinds 1884 en bleef aan tot zijn dood in 1912. Voor zijn opvolger Schotto Gijsbert Lucas Frans baron van Fridagh werd een ambtswoning in Spaarndam gebouwd. 1913 Weduwe Haitsma Mulier 1938 Prof. Mr. Anne Anema 1960 Weduwe Anema, C. Loots, mevrouw M.J.C. Weijers en mevrouw F.I.C Kalis. 1969 Mevrouw F.I.C. Koch geboren Kalis, E.M. Boller en
J.P.M. Coebergh.
1987
Accountants- en Adviesbureau LTB (Haarlem)
2007 Flindall Voedingssupplementen 2012 Leegstand 2014
Sportservice Nederland
Sciandri Sportmanagement
Bewoners en gebruikers Florapark 11 1884
Advocaat A.T. Prins
1895
Mr. W.P. Wolterbeek
1907 Mr. W.A. ’t Hooft, mejuffrouw M.M. Ketjen, huishoudster 1914 Mr. W.A. ’t Hooft, mejuffrouw P.M. van der
Willigen, huishoudster
1926
N.I. Mouthaan
1946
Mouthaan Assuradeuren.
1957 Nederlandse Maatschappij voor Nijverheid en Handel
Florapark 14 1894 (afgebroken in 1939) Architect J.A.G. van der Steur In opdracht van Henriëtte de Petit van Oosterwijk en Spijk
1986
Accountant- en Adviesbureau LTB (Nederland)
2007 Leegstand 2014
Sportservice Nederland
AVT Benelux
foto’s Rob Spierenburg, Noord-Hollands Archief
Florapark 12-13 1882 Architect D. Storm In opdracht van D. Storm
33
V
Veel hoofdpersonen uit dit ‘huis-aan-huisblad’ zijn op borden van straten, lanen en pleinen in de Spaarnestad terug te vinden. De één komt er qua omgeving wat beter af dan de ander. Desondanks zal het complete gezelschap onderstaande heren trots zijn op het Haarlemse eerbetoon.
Wie Leonard Springer zegt, zegt groen. Neemt niet weg dat het straatnaambord van de vermaarde Haarlemse landschaps- en tuinarchitect best eens mag worden schoongemaakt. De laan in het bepaald niet schilderachtige Parkwijk grenst aan het onlangs vernieuwde Reinaldapark. Springer had wél raad geweten met de enorme lap grond.
Zijn standbeeld staat in het Florapark; zijn straat en plein bevinden zich in Haarlem-Noord. De Frans Halsstraat kent twee gezichten. Statige herenhuizen kenmerken het gedeelte dat loopt van het Frans Halsplein naar de Kennemerstraat. Achter de Schotersingel glipt het restant van de Frans Halsstraat een wat volksere buurt in. Ook deze eenvoudige huizen kon de schilder zich in zijn tijd bij lange na niet permitteren.
Zocher is op stratengebied de overbuurman van Frans Hals. De Zocherstraat verdwijnt achter de viskraam van Leo van Rhijn aan het Frans Halsplein in de Patrimoniumbuurt. Zowel vader Jan David als zoon Louis Paul drukte als landschapsarchitect een onuitwisbaar stempel op de stad. De gemeente sloeg met de Zocherstraat dus twee vliegen in één klap. De herinrichting van de Bolwerken die vanuit de Zocherstraat nèt niet is te zien, was het werk van Jan David.
Haarlems burgemeester Ernst Anton Iordens zal tevreden zijn met de plek waar zijn straat zich bevindt. Middenin de klassieke Koninginnebuurt. De man die de stad tussen 1866 en 1893 met straffe hand bestuurde, kon niet worden afgescheept met een flutstraatje in een nietszeggend gedeelte van de Spaarnestad. Het Florapark dat mede op initiatief van Iordens tot stand kwam, ligt op een steenworp afstand.
Willem Dirk Haitsma Mulier woonde aan het Florapark 10 dat hij als ambtswoning als burgemeester van Spaarndam en Schoten in gebruik had. Logisch dat ‘zijn’ straat zich bevindt op voormalig Schotens’ grondgebied in Haarlem-Noord. Na zijn dood in 1913 werd in Spaarndam een burgemeesterswoning gebouwd waarin Haitsma Muliers’ opvolger Schotto Gijsbert Lucas Frans baron van Fridagh neerstreek. Hij woonde er nog geen twee jaar. Mevrouw de baron kon niet aarden in het dorp.
Net als Leonard Springer mag Pim Mulier trots zijn op een laan die naar hem werd vernoemd. Een heel bijzondere plek, want woonhuizen ontbreken er. Waar je ook kijkt springen sportvelden in het oog. En natuurlijk het stadion dat naar de sportpionier werd vernoemd. Tegenover al het gras, de lichtmasten en het gravel bevindt zich het Mendelcollege. Sportieve en geestelijke ontwikkeling dus aan de Pim Mulierlaan. De Friese Haarlemmer had het niet anders gewild.
Gelijk die van Haitsma Mulier is de naam Hoeufft terug te vinden in een ‘dertien in een dozijn straatje’ in Haarlem-Noord. Het naambord refereert aan jonkheer David Hoeufft; grootvader van jonkheer Quirin Hoeufft die de opdracht gaf tot de bouw van Florapark 10-11. David Hoeufft was voor zijn Haarlems burgemeesterschap (1814–1836) schout en secretaris van de gemeente Schoten. Vandaar dat hij buurtgenoot is van Willem Dirk Haitsma Mulier.
34
35