5 minute read

DRIJVENDE KRACHT WARM WATER

Warm water in de stad

Ruw drinkwater verwarmt Abdij van Park

Naar water moet je niet ver zoeken aan de Abdij van Park: de vier grote vijvers, de Molenbeek, de oude watermolen … Maar het water dat je niet ziet, speelt ook een belangrijke rol: via ondergrondse leidingen aangevoerd ruw drinkwater verwarmt én koelt de historische gebouwen van de abdij. Voordat het water uit onze kranen stroomt, regelt het dus eerst de temperatuur van de abdijgebouwen.

Een grootse restauratiecampagne In 2012 startte de stad met een grondige restauratie van de abdijsite, met veel aandacht voor moderne noden. Hernieuwbare energie binnenloodsen in beschermde gebouwen en landschappen is vaak moeilijk: technische installaties passen niet bij het historische uitzicht. Maar stad Leuven zocht en vond partners met de kennis om de abdijgebouwen met duurzame energie te verwarmen en te koelen.

Drinkwater maakt omweg In Heverlee wordt aan de Abdij van Park ruw drinkwater opgepompt dat een constante en vrij hoge temperatuur heeft - van 9 tot 12 graden Celsius. Dat maakt het een ideale warmtebron voor een warmtepomp. De Watergroep stuwt een fractie van dat ruwe drinkwater vanaf de hoofdleiding naar een warmtepomp in de centrale stookplaats van de abdij. Afhankelijk van het seizoen onttrekt die warmtepomp warmte van het ruwe drinkwater of geeft er juist warmte aan af. Het ruwe drinkwater vloeit dan terug naar de hoofdleiding en verder naar de waterzuiveringsinstallatie. Het temperatuurverschil is zo klein dat we het aan de kraan niet merken.

De warmtepomp schaalt daarna de onttrokken warmte op tot hogere temperaturen om de verschillende ruimtes in het klooster te verwarmen. Wanneer ruimtes gekoeld worden, werkt het principe omgekeerd.

Dijle wordt warmtebron

Een van de ideeën in het klimaatactieplan van stad Leuven is dat we Dijlewater kunnen gebruiken om warmte op te wekken. De studentencoöperatie CORE ontdekte dat je met de warmte van het Dijlewater 20% van de Leuvense woningen kan verwarmen. Dat kan de CO2-uitstoot die vrijkomt bij het verwarmen van gebouwen met 50% verminderen. CORE heeft nu een proefproject ontwikkeld dat ondersteund wordt door stad Leuven.

Het project houdt in dat het Dijlemolenscomplex verwarmd zal worden met behulp van Dijlewater. De voormalige maalderij huisvest nu woningen en kantoor- en handelsruimten. Het gebouw ligt tegen de Dijle, vlak bij het Groot Begijnhof en het Dijlepark.

Er komt een warmtewisselaar in de Dijle die warmte aan het water onttrekt zonder het ecosysteem van de rivier te schaden. Een warmtepomp schaalt die warmte op, zodat je het hele complex een aangename binnentemperatuur kan bezorgen. Later zal CORE ook onderzoeken of een waterrad in de Dijle voldoende elektriciteit kan opwekken om de warmtepomp te laten draaien.

In België wordt oppervlaktewater nauwelijks als warmtebron gebruikt. Dit proefproject kan ons daarom veel leren, en misschien ook andere projecten inspireren.

CORE is een coöperatie van ingenieursstudenten en geëngageerde vennoten die concepten ontwikkelen rond efficiënt en rationeel energiegebruik.

www.thinkcore.be

Transport over water

Waterwegen hebben een belangrijke rol gespeeld in het ontstaan van onze steden en in hun economische ontwikkeling. En ook vandaag nog kunnen ze gebruikt worden voor efficiënt en duurzaam transport: verschillende Leuvense ondernemingen kiezen ervoor hun goederen filevrij via de Vaart – officieel het kanaal Leuven-Dijle - te verschepen.

Filevrij Al in de 14de eeuw werden stuwen en sluizen aangelegd om de Dijle bevaarbaar te maken. Maar in de loop van de 17de eeuw werd duidelijk dat de capaciteit van de rivier ontoereikend was voor het groeiende handelsverkeer. Daarom werd ernaast een kanaal gegraven dat Leuven sinds 1752 verbindt met de Dijle in Mechelen. Vijf sluizen regelen de waterstand van het 30 kilometer lange kanaal, dat bevaarbaar is voor vrachtschepen tot 600 ton.

Vandaag zit er meer dan ooit muziek in de binnenscheepvaart. Transport over het water is betrouwbaar en duurzaam; zowel de CO2-uitstoot als het brandstofverbruik liggen een pak lager dan bij vervoer over de weg. En bovendien zijn onze waterwegen filevrij.

© EcoWerf

Bulk 87% van alle scheepsladingen bestaat uit bulk: onverpakte goederen zoals cement of graan. Daardoor bespaart de binnenscheepvaart heel wat verpakkingsmateriaal. Het voedselverwerkingsbedrijf BENEORemy in Wijgmaal vervoert bijvoorbeeld bulk over het water. Onlangs werkte het bedrijf samen met De Vlaamse Waterweg aan de vernieuwing van de oeverconstructie en loskade. Het investeert ook in een nieuwe losinstallatie.

Wilsele-Doel In Wilsele is er een laad- en loskade aan het kanaal. Die wordt druk gebruikt. Onder meer door bouwmaterialenbedrijf André Celis: per scheepslading haalt dat zo’n 22 vrachtwagens van de weg.

Sinds februari 2018 meert het schip Greenford twee- tot driemaal per week aan in Wilsele. Jaarlijks brengt het zo’n 30.000 ton huishoudelijk afval van EcoWerf naar Doel. Eén schip vervoert 308 ton afval en houdt zo 12 grote vrachtwagens van de weg. De CO2-uitstoot van de Greenford ligt tot 50% lager dan die van traditioneel vrachtwagentransport, en het brandstofverbruik zelfs 75% lager.

Sluismolen wordt ontmoetingsplek

Al vele eeuwen lang wordt de waterstand van de rivieren in Leuven geregeld via sluizen. Bij een van die sluizen – even voorbij de monding van de Voer in de Dijle - werd in de middeleeuwen een watermolen gebouwd.

In het Sluispark zijn de restanten van die vroegere Sluismolen nog zichtbaar. De Vlaamse Milieumaatschappij (VMM) wil ze conserveren en van de molen een ontmoetingsplek maken. De ontwerpers tekenden een stalen volume op de restanten van de molen. Je zal boven het water kunnen wandelen en tot aan het water kunnen afdalen. In het volume komt een tribune vanwaar je kan genieten van het water of van een kleine voorstelling.

Het stabiliteitsonderzoek is uitgevoerd. De ontwerpers verfijnen nu het ontwerp zodat daarna de werken kunnen starten.

Ontwerp : TV Sluismolen (Geert de Neuter, Birgit Clottens, David Driesen & Ghislain Lams) | opdrachtgever : VMM

© stadsarchief Leuven

© TV Sluismolen © TV Sluismolen

© TV Sluismolen

This article is from: