Straathistories - Brusselsestraat

Page 1


Brusselsestraat

Straathistories

Leuvense buurten in woord & beeld

Verkeer

VOORWOORD

Straathistories zijn niet zomaar geschiedenisboekjes over de straten en buurten van Leuven. Het zijn de bewoners zelf die je vertellen over het kleurrijke verleden, de opmerkelijke gebouwen en bijzondere voorvallen. Welke mensen hebben er geleefd? Wat hebben ze meegemaakt? En wat maakt de straat tot wat ze vandaag is? Straathistories Brusselsestraat is de twaalfde publicatie in rij van dit unieke project van de erfgoedcel Leuven. En er volgen er nog meer.

De Brusselsestraat is niet de eerste de beste. Ze is de langste straat van Leuven, een van de oudste en ze kreeg als allereerste een laagje kasseien. Ze ontstond uit drie historische straten die in elkaars verlengde liggen en telt niet minder dan 21 zijstraten. Vier keer wordt de Brusselsestraat doorsneden door de Dijle of een zijarm van de rivier. Drie standbeelden vertellen elk een eigen verhaal.

HISTORIES OVER EN VAN DE STRAAT

Aan weerszijden bouwden de Leuvenaars de mooiste historische gebouwen, kerken en kloosters, brouwerijen en tolhuizen, gangen met arbeidershuisjes en ziekenhuizen. Sommige opmerkelijke gebouwen zijn er nog, andere zijn verdwenen. Zoals de beroemde en beruchte SintPieterskliniek. Die ruimde plaats voor de Hertogensite en de toekomstige podiumkunstensite. Verder in de straat verrijst de heel nieuwe polyvalente wijk Burenberg. Veel foto’s vergelijken de straat van vandaag met die van toen.

Het is belangrijk om te vermelden dat de samenstellers en tekstschrijvers van deze publicatie geen experts of historici

zijn, maar liefhebbers, bewoners of voormalige bewoners van de Brusselsestraat en haar omgeving. Er is altijd ruimte voor aanvullingen en kritiek, want ook zij blijven leren en ontdekken. Met veel enthousiasme zijn ze in 2019 aan dit project begonnen. De coronapandemie zorgde voor oponthoud, maar vandaag presenteren ze met fierheid hun Straathistories Brusselsestraat!

Oh ja, je kan niet in het verleden grasduinen zonder af en toe op e Leives woudeke te stoten. Ne goeie Leivenieër vroogt ni bieëter.

Veel lees- en kijkgenot!

1. INLEIDING

De Brusselestraat in vogelvlucht

Uitsnede van de Brusselsestraat van het stadsplan ‘Lovanium vulgo Loven’, uitgegeven door Joan Blaeu in het stedenboek van de Nederlanden in 1549

De Brusselsestraat vertrekt aan de Grote Markt en loopt in westelijke richting helemaal tot aan de Brusselsepoort, waar de Brusselsesteenweg begint. Ze is een van de oudste invalswegen van de stad en zou deel uitgemaakt hebben van de weg die vanaf medio twaalfde eeuw Keulen met Brugge verbond. Met exact 1.274 meter is ze de langste straat van de Leuvense binnenstad. Dat is een stuk langer dan de Bondgenotenlaan. Daarvan wordt beweerd dat ze exact een kilometer meet, maar is werkelijkheid is dat slechts 780 meter.

Het tracé van de Brusselsestraat is licht gebogen en haar rooilijn verspringt meermaals. Aan de Blauwe Hoek is er een pleinvormige verbreding, waarna ze met een sterke helling haar weg verderzet naar de tolhuizen van de Brusselsepoort.

Zicht op Leuven centrum vanaf de Brusselsepoort in 1926 met centraal de bochtige Brusselsestraat. Rechts onderaan zie je de Muurkruidstraat en Jean Beulenswijk. De grote ommuurde tuin daar achter, is waar we vandaag studentenhome Camilo Torres terugvinden.

facebook, Leuven Weleer

Vier keer kruist de Brusselsestraat een waterloop: drie keer een Dijlearm en één keer de Voer. De eerste Dijlearm loopt onder de straat door tussen de Franz Tielemanslaan en de Amerikalaan. De tweede waterloop is Dijlearm de Aa, die net voorbij de Romaanse Poort onder de Brusselsestraat heen gaat. Een derde arm kruist net voor het neoclassicistische huis de Blauwe Ooievaar, op nummer 77. Sinds 1958 is de rivier hier overdekt met betonplaten en wordt ze al schertsend Boulevard of Avenue Blanpain genoemd, naar de voormalige directeur van het Sint-Pietersziekenhuis.

De Voer stroomt via de Kapucijnenvoer onder de Brusselsestraat door naar de Fonteinstraat/Tessenstraat. Al vanaf 1963 begon de overwelving van de rivier. De Fonteinstraat/ Tessenstraat waren vroeger twee straten, gescheiden door een rij arbeidershuisjes en kastanjebomen (de bummekes). In 1968 werden de twee straten samengevoegd in één tracé.

De Brusselsestraat wordt niet alleen doorsneden door waterlopen, ook talrijke gangskes komen uit op de straat. In de 19de eeuw bouwden de brouwers uit de buurt en grootgrondbezitters kleine, primitieve huisjes voor de arbeiders. Zo ontstonden deze gangskes, waar de mensen in armoedige omstandigheden leefden.

Sommige van deze steegjes zijn intussen uitgegroeid tot straten, in andere werden de huisjes uitgebouwd tot moderne woningen. Weer andere gangskes zijn helemaal verdwenen, zoals de Tabernakel-, de Prenten- en de Rotterdamgang. Tegenover de Wagenweg had je de Van Kelecomgang, met een brede binnenplaats en aardige huisjes. Hier zou oud-burgemeester Louis Tobback geboren zijn. Volgens hem werd het steegje ‘de poort van dokter Kelecom’ genoemd omdat het eigendom was van een ‘kelendokter’.

Een foto van de Fonteinstraat in 1968, toen de overkapping van de Voer werd vernieuwd met vooraan links nog de overblijfselen van de huisjes die letterlijk tussen de Fonteinstraat en de Tessenstraat stonden

Ter hoogte van de Amerikalaan en de Frans Tielemanslaan vormt de Brusselsestraat als het ware een brug over de Dijle
Hugo

Drie straten worden één

Pas in de 19de eeuw kreeg de Brusselsestraat haar naam. Tot dan bestond ze uit drie straten die in elkaars verlengde lagen: de Steenstraat, de Bieststraat en de Wijngaardstraat.

De Steenstraat (Stieënstroot) liep van de Grote Markt tot aan het Handbooghof (Ambegof). Ze was de eerste straat in de stad die met kasseien werd geplaveid, vandaar de naam. In het eerste deel dat loopt tot de Wieringstraat en de Lei, herken je de wederopbouwarchitectuur in de gevelwanden. Op de hoek met de Lei staan enkele eeuwenoude huizen die deel uitmaakten van de allereerste bebouwing in de straat: de Donderbus (nummer 90) en De Cleijn Donderbus (nummer 92). In 1909 werd op deze plek de Slachthuiswijk gesloopt. De buurt onderging een metamorfose: de rivier de Aa werd overwelfd en het huis naast de Donderbus werd afgebroken. Dat huis droeg de naam Duyff Huys, mogelijk was het een duiventil die deel uitmaakte van de graanwatermolen Aamolen.

Het huis links is de Donderbus en het huis met de trapgevel rechts heette het Duyff Huys

Postkaart van de Brusselsestraat in 1923

De Bieststraat is genoemd naar de oude naam van het Sint-Jacobsplein: De Biest. Biest betekent zoveel als een laag gelegen, natte plaats waar biezen en riet groeien. De Bieststraat liep van het Handbooghof naar de Blauwe Hoek (Blaanuk) . De Blauwe Hoek is het pleintje waar de Brusselsestraat kruist met de Riddersstraat en de Goudsbloemstraat. Hier woonde in de 14de eeuw schepen Wouter de Blijde. Allicht noemden de inwoners deze buurt Blijdenhoeck en nadien dus het verbasterde Blauwe Hoek.

De Wijngaardstraat liep van de Blauwe Hoek door de wijngaarden naar de Wijngaardpoort. Dit poortgebouw was onderdeel van de tweede ringmuur rond Leuven. Na de aanleg van de Brusselsesteenweg in 1708 veranderde de naam in Brusselsepoort. Het poortgebouw werd in 1825 volledig afgebroken en er verrezen twee neoclassicistische tolhuizen in de plaats.

Aa Brisselse stroot

Voor de tijd van de Oostenrijkse Nederlanden verliep het verkeer naar Brussel niet via de Brusselsestraat maar via de Tervuursestraat.

Daar geraakte je via de Wagenweg, het huidige Sint-Jacobsplein en de SintHubertusstraat. In de wintermaanden was deze route te drassig en gebruikten de inwoners een andere route langs de hoger gelegen Goudsbloemstraat. Op de hoek van de Tervuursestraat en de Monseigneur Van Waeyenberghlaan hangt een straatnaambord in het Leuvens dialect: Aa Brisselse stroot, of Oude Brusselsestraat.

Wijnranken aan de Brusselsepoort
Overblijfselen van de Wijngaardpoort liggen bloot bij de heraanleg van de Brusselsestraat in 2022
Hugo Geeraerts

2. VAN DE GROTE

MARKT TOT HET

HANDBOOGHOF

Volg ons op een wandeling door de oude Steenstraat, de eerste gekasseide straat van de stad. Wat is er te zien? Welke verhalen schuilen er achter de gevels?

Paepe Thoon, de gebochelde nar

Handen op de gebochelde rug, een narrenkap aan en een lach op het gezicht. Het bronzen standbeeld op de Dijlebrug, tussen Amerikalaan en Franz Tielemanslaan lijkt je al schertsend uit te dagen. Het verbeeldt Paepe Thoon, een beruchte volksfiguur uit de vijftiende eeuw. De anekdotes over hem duiken op in de Leuvense kerk- en stadsarchieven en zelfs geleerden Desiderius Erasmus en Johannes Molanus vernoemden hem.

Paepe Thoon was de bastaardzoon van Jan Van der Phalizen, administrator van de universiteit en pastoor van de SintPietersparochie. Paepe verwijst naar het priesterkind dat hij was. Hij was de organist en beiaardier van de kerk, maar hij stond vooral bekend om zijn vele grappen en grollen. Toen hij het op een dag te gortig maakte, werd hij door een rechter verbannen naar Luik en werd hem verboden ooit nog een voet op Leuvense bodem te zetten. Maar toen Paepe een tijdje later met paard en kar en met de voeten onder een dikke laag Luikse klei terugkeerde, sloten de Leuvenaars

Standbeeld Paepe Thoon

hem weer in de armen. Ook van de rechter mocht hij blijven. Zelfs op zijn sterfbed bleef hij grappen maken: hij wilde rechtopstaand en onder een stenen waterspuwer van de Sint-Pieterskerk begraven worden, zodat hij nooit dorst zou lijden. Als je een Leuvenaar vraagt waar Paepe Thoon begraven ligt, klinkt het: ‘Poope Toune? Nieveranst ni!’

Peter Vanbekbergen uit Kessel-Lo ontwierp het beeld, Luc De Blick uit Glabbeek goot het in brons. Het was een geschenk aan de stad van het Leuvens Handelaarsverbond in 1981, naar aanleiding van zijn negende lustrum. Dat viel net samen met de opening van de vernieuwde Brusselsestraat. Paepe Thoon prijkte ook op het kaft van Ons Leives, het tijdschrift van de Academie voor het Leuvens Dialect. Personen die zich verdienstelijk hebben gemaakt voor het Leuvens dialect, maken kans op de Poope Toune ereprijs: een kleine kopie van het standbeeld van Paepe Thoon.

Duizenden eendjes in de Dijle

De ziekenhuissite

Een interessante geschiedenis

https://ticket.engskeskoers.be/

De Engskeskoers

Sinds enkele jaren wagen duizenden genummerde badeendjes zich op 1 oktober aan een race op de Dijle. De Leuvense Engskeskoers – Eendjeskoers – is een initiatief van de vereniging Ronde Tafel. De wedstrijd start ter hoogte van het standbeeld van Paepe Thoon en gaat tot aan het beeld van Fiere Margriet aan de Dijleterrassen. Door voor vijf euro een eendje te kopen, steun je goede doelen. De snelste eendjes winnen mooie prijzen.

Het eerste gasthuis van Leuven lag in de buurt van de Sint-Jacobskerk. Het werd gesticht rond 1090-1095, maar verhuisde in 1222 naar de Brusselsestraat, langs een Dijlearm en net binnen de eerste stadsmuur. Het Sint-Elisabethgasthuis was door de eeuwen heen ook gekend als het Augustinessenklooster of het Onze-Lieve-Vrouwhospitaal. In 1363, 1632 en 1718 kreeg het hospitaal af te rekenen met brand. In 1790, tijdens de Franse overheersing, werd de kloostergemeenschap afgeschaft.

In 1830 besliste de Commissie voor Burgerlijke Hospitalen – een voorloper van het latere OCMW – dat het SintElisabethgasthuis niet langer beantwoordde aan de hygiënische standaarden. Een deel van het oude gasthuis maakte plaats voor een nieuw hospitaal: het Sint-Pietersziekenhuis. Een neoclassicistisch ontwerp van architect Alexander Van Arenbergh. Het bood plaats voor zo’n 250 patiënten. Mannen en vrouwen lagen apart in grote zalen met wel 24 bedden. Het Sint-Pietersziekenhuis was ook een academisch ziekenhuis waar de studenten geneeskunde hun opleiding kregen.

Het voormalige klooster van de Gasthuiszusters, later brasserie Improvisio, nu brasserie ‘t Oud Gasthuys
Het monumentale rechthoekige gebouw van het Sint-Pietersziekenhuis

Lieve Pira (°1949):

“Als kind wist ik dat mijn vader tijdens de Tweede Wereldoorlog in het SintPietersgasthuis had gelegen. Op een foto zag ik hem verzwakt, bleek en mager, dat raakte me erg. Het was een grote ziekenzaal met een plankenvloer en gordijnen tussen de bedden, elk met een nachtkastje ernaast. Het ziekenhuis werd destijds volledig gerund door nonnen en viel onder het beheer van het toenmalige OCMW.”

“Later, tijdens mijn stage als verpleegkundige in Sint-Rafaël, stuurden ze me eens naar het Sint-Pietersziekenhuis om iets te lenen. Ik kreeg een eenvoudige plattegrond mee om de weg niet kwijt te raken. Via een oude verbindingsgang belandde ik op een oud, krakend parket. Voorbij de kapel van het oude gasthuis liep ik door een spaarzaam verlichte gang en vervolgens naar links, naar een ruime gang met hoge ramen. Ik liep verder tot ik voorbij een grote houten halfronde trap met versleten treden kwam. Daarna nam ik de eerste gang links en kwam ik uit bij een plafondhoge, dubbele houten deur. Daar moest ik zijn. Het leek dezelfde halfronde zaal te zijn waarin mijn vader had gelegen. Ik herkende het van de foto. Er leek niets veranderd. Aan één kant waren er hoge ramen en een zestal oude, crèmekleurige ijzeren bedden met spijlen vormden een halve cirkel. Met nog dezelfde metalen nachtkastjes ernaast. Tegen de muur stond een bureautje met een non die het voor het zeggen had. Dit beeld is me altijd bijgebleven. Wat ik precies moest gaan halen, weet ik niet meer.”

“Later, toen ik in de operatiezaal van Sint-Pieter werkte, moesten we regelmatig patiënten terugbrengen naar hun kamer in Sint-Rafaël. Op weg daar naartoe kwamen we langs een authentiek auditorium, helemaal in hout, met van die harde klapstoeltjes. De akoestiek was geweldig. Als ik het geluk had om samen met mijn vriendin en collega uit de operatiezaal een bedlegerige patiënt terug naar Sint-Rafaël te begeleiden, maakten we altijd even een stop bij dat auditorium. Mijn vriendin, die een mooie stem had, zong daar dan een stukje van het lied Edelweiss. Ik kreeg er koude rillingen van, zo mooi klonk het daar.”

Interieur van een ziekenzaal van het Sint-Pietersziekenhuis

Hugo Geeraerts (°1941):

“Ik was bij de scouts van de 10de groep Leuven. Ieder jaar in de kerstperiode gingen wij kerstliederen zingen in de SintPieterskliniek. Wij droegen dan een wit lang kleed met een dikke, witte koord rond ons midden en hielden een brandende kaars vast in een bekken van papier en karton. Dat gaf een feeëriek licht, vooral als we een verduisterde ziekenzaal binnenstapten. Met onze knapenstemmen zongen wij dan in elke zaal een of twee liederen. Het was hartverwarmend hoe die zieke mensen ontroerd werden door ons gezang. Aan het einde van onze rondgang, gebeurde het al eens dat het papier ontvlamde. De leider of aalmoezenier moest dan het kleine brandje blussen met de nodige verwijten erbij.”

Tijdens de Tweede Wereldoorlog leed het gebouw grote schade. Bovendien was er nood aan meer ruimte en comfort. Daarom ging rond 1960 een deel van de site tegen de vlakte om plaats te maken voor het nieuwe Sint-Pietersziekenhuis. Dit modernistische torengebouw telde dertien verdiepingen en staat bekend als de Gele Olifant.

Tijdens de woelige jaren ‘60 werd het ziekenhuis een speelbal in het politieke spel rond Leuven Vlaams. De faculteit geneeskunde werd als een van de eerste faculteiten taalkundig gesplitst, het Sint-Pietersziekenhuis werd daardoor een exclusief Nederlandstalig ziekenhuis. Tegelijkertijd werd in de jaren ’70 besloten om buiten het centrum van Leuven een nieuw ziekenhuis te bouwen, campus Gasthuisberg. Toch bleef ook het Sint-Pietersziekenhuis uitbreiden: het modernistische torenblok kreeg in 1977 een technische vleugel en begin jaren ’80 kwam er zelfs een heel nieuw gebouw aan de straatzijde. De Grijze Olifant, zo kennen de Leuvenaars dat gebouw. Op enkele verdiepingen na heeft het echter steeds leeg gestaan. Ook de andere delen van het torenblok zouden één voor één hun invulling verliezen.

Foto met de studenten geneeskunde aan de Gele Olifant

De Gele Olifant zonder voorbouw

Luchtfoto uit 2019 van de benedenstad, met linksvooraan dominant in het oog springend de Gele Olifant (het hoogste gebouw) en daarvoor de Grijze Olifant

Lieve Pira:

“Ik herinner me de nieuwbouw van het Sint-Pietersziekenhuis nog heel goed. Er was wel een cafetaria en een onthaal, maar verder was er alleen een doorgang naar het achterliggende gebouw met dertien verdiepingen. Nog een eindje verder kwam je aan de ingang van het operatiekwartier, dat zeven zalen telde. Ik heb me laten vertellen dat de nieuwbouw nooit in gebruik werd genomen omwille van architecturale fouten. Zo was er een hele verdieping voorbestemd als brandwondencentrum, maar de deuropeningen en de kamers waren te klein voor de bedden. Je moet weten dat een bed van een brandwondenpatiënt is uitgerust met verschillende monitoringtoestellen en aansluitingen voor onder meer lachgas en zuurstof. De apparatuur die in de muren was ingewerkt, zou de verkeerde verbindingen hebben gehad. Ik weet dit niet uit officiële bron, het werd gezegd in het operatiekwartier.”

Louis Tobback (°1938):

“Toen ik burgemeester van Leuven werd, stelde ik vast dat de Gele Olifant volledig was betaald maar de Grijze Olifant nog niet. Het gebouw werd nooit volledig in gebruik genomen. De subsidies van de Vlaamse overheid - 500 miljoen euro - moesten worden terugbetaald. De verantwoordelijke ministers waren toen Dirk Van Mechelen, Frank Vandenbroucke en Inge Vervotte. De universiteit stelde voor dat ze het volledige Sint-Pietersziekenhuis aan de stad zou overdragen, op voorwaarde dat de stad hun schuld van 300 miljoen euro zou kwijtschelden. Zo geschiedde. Vervolgens trokken we naar de Vlaamse regering met als argument: de stad Leuven kan de subsidie van 500 miljoen nooit terugbetalen. En bovendien draagt ook de Vlaamse regering een verantwoordelijkheid, want zij heeft de universiteit gesplitst, zij wilde minder ziekenhuisbedden en zij koos voor een verhuis van campus Gasthuisberg naar de rand van de stad. De regering stemde in, maar het dossier bleef aanslepen. Onder meer omdat het Leuvens Historisch Genootschap bleef ijveren voor het behoud van de Sint-Pieterskliniek omwille van de historische waarde. Het gebouw werd ook bestempeld als afzichtelijk en niet geschikt om er appartementen of wat dan ook van te maken.”

Na nog veel jaren leegstand gingen de Gele en Grijze Olifant tussen 2019 en 2021 tegen de vlakte. Wat rest van het gasthuiscomplex is een samenraapsel van stukjes historische gebouwen: de 13de-eeuwse Romaanse poort, de vroeg 16deeeuwse kapel, de hoeve en de restanten van het eigenlijke hospitaal, een deel van het kloosterpand uit de 18de eeuw en het centrale neoclassicistisch gebouw uit de 19de eeuw.

De kapel en de kloostergebouwen werden al tussen 1980 en 2000 door ingenieur-architect Daniël Depoorter gerestaureerd en ingericht als cultureel centrum, met bijhorende kantoren en een brasserie. Ook bleef de zuidvleugel van het 19de-eeuwse ziekenhuis gespaard van de sloop.

Hugo Geeraerts

De brandweerkazerne

De oude Leuvenaren herinneren zich nog dat de brandweer tussen 1945 en 1968 uitrukte vanuit het verouderde Sint-Elisabethgasthuis naast het Sint-Pietersziekenhuis. En dat was lang niet de eerste keer dat de brandweer een onderkomen vond langs de Brusselsestraat. In 1865 was de brandweerkazerne ondergebracht in het Teutoons College, een intussen verdwenen schoolgebouw. Niet veel later vond het korps onderdak in het schuttershuis aan het Handbooghof. Nog later trokken ze naar een gebouwencomplex aan de Vaart. Toen dat vernield werd tijdens WOII, keerde de brandweer terug naar de Brusselstraat. In 1968 vertrokken de brandweerlui opnieuw naar de Vaart, maar de kazerne was er al snel te klein. In 1988 verhuisden ze naar hun huidige lokalen aan campus Gasthuisberg.

In de gebouwen van het Augustinessenklooster leidde plaatsgebrek ertoe dat een gedeelte van het brandweermateriaal op de binnenplaats ondergebracht werd

Albert Vangrinderbeek (°1941), alias Bère, over zijn tijd bij de brandweer in de Brusselsestraat:

“Met een diploma van de SPAS (Sint-Pieters ambachtsschool) op zak, begon ik in 1960 mijn carrière als draaier-paswerker bij de firma Emile Haricot in Court Saint-Etienne. Ik maakte er onder meer een ontwerp voor rupsbanden van een tank. Na vier jaar hield ik het voor bekeken en ik solliciteerde bij de Leuvense pompiers in de Brusselsestraat. Ondanks mijn diploma moest ik een examen afleggen om aan te tonen dat ik overweg kon met metaal, hout en elektriciteit. Dat was belangrijk want de brandweer stak toen nog zelf haar vervoermateriaal in elkaar. Afgedankte vrachtwagens van het leger bouwden de brandweermannen om tot bluswagens met een sterke pomp. Het bluswater konden we probleemloos oppompen uit de Dijle, die lag vlakbij. Zelfs vrachtwagens van het Engelse leger met het stuurwiel aan de rechterkant kwamen in aanmerking. Alleen onze speciale wagen met een automatische ladder van 30 meter lang werd in 1957 pasklaar geleverd door de Duitse firma Magirus Deutz. Ik verhuisde mee met het korps naar de nieuwe gebouwen aan de Vaart en later naar de kazerne op Gasthuisberg. Ik bleef bij de brandweer werken tot aan mijn pensioen.”

De lidkaart van de Leuvense brandweer van Albert Vangrinderbeek
Guido Claes

Een toekomstplan voor de ziekenhuissite

Na de afbraak van Gele en Grijze Olifant - de leegstaande vleugels van het SintPietersziekenhuis - ondergaat dit hele stadsgebied een metamorfose.

De Hertogensite

Met het masterplan Hertogensite wil de stad Leuven in samenwerking met projectontwikkelaar Resiterra en in overeenkomst met de KU Leuven het terrein tussen de Brusselsestraat, Minderbroedersstraat en de Kapucijnenvoer doen uitgroeien tot een autoluwe woonwijk met twee woontorens, gezins- en stadswoningen, sociale huurwoningen, commerciële ruimtes en de nodige parkeerinfrastructuur. Je zal er kunnen wandelen langs een opengelegde Dijle, er komt een groot stadspark en uitnodigende pleinen. De werken duren tot 2028.

De naam van de nieuwe wijk, Hertogensite, verwijst naar de Brabantse hertogen. De buurt is één van de oudste historische ijkpunten van onze stad en werd vroeger ’s Hertogeneiland genoemd. Het bewaren van het historisch erfgoed is prioriteit in het plan. De restanten van de twee torens en een stuk stadsmuur worden gerestaureerd en de resterende 19e-eeuwse vleugel van het Sint-Pietersgasthuis krijgt een nieuwe bestemming als onderdeel van het Martin’s Klooster hotel.

De Hertogensite maakt deel uit van het pilootproject VARCITIES, gesubsidieerd door de Europese Unie. Dit onderzoeksprogramma loopt van september 2019 tot februari 2025. Het test duurzame en vernieuwende oplossingen uit, en het effect van ontharding en vergroening op de biodiversiteit en de gezondheid van bewoners.

Louis Tobback:

“Het urbanistische plan voor de Hertogensite werd goedgekeurd op 11 september 2001. Die datum onthoud ik daarom maar al te goed”

19e-eeuwse vleugel van het Sint-Pietersgasthuis wordt herbestemd tot hotel en brasserie, april 2022

Hoogbouw met appartementen in de steigers, maart 2023
Ontwerpplan van de Hertogensite
Hugo Geeraerts

De Podiumkunstensite

Langsheen de Brusselsestraat, ter hoogte van het vroegere Sint-Pietersziekenhuis, wil de stad Leuven in 2024 starten met de inrichting van de Podiumkunstensite. Dat omvat een nieuw te bouwen podiumkunstengebouw, de historische Romaanse Poort en de Predikherenkerk. Het ontwerp is van het Londense bureau Sergison Bates Architects dat hiervoor samenwerkte met het Antwerpse architectenbureau eld, het gereputeerde theater- en akoestiekbureau Charcoalblue en landschapsarchitect Günther Vogt.

Het podiumkunstengebouw poogt de historische structuur van de Brusselsestraat te herstellen. Zo komen er twee bruggebouwen die de nieuwbouw verbinden met de Romaanse Poort, een link tussen eeuwenoude erfgoed en de hedendaagse toparchitectuur. Transparante gevels zullen uitnodigen om binnen een kijkje te komen nemen.

Het dak van het nieuwe gebouw reikt tot 25,7 meter, met de open structuur daarbovenop zelfs 36,4 meter. Ter vergelijking: de twee gebouwen van de vroegere Sint-Pieterskliniek hadden een hoogte van respectievelijk 53 en 41 meter.

Het plan voor dit gebouw is ontstaan uit een nood die in Leuven heerst. Leuven heeft zich de afgelopen vijftien jaar succesvol ontpopt als bruisende cultuurstad, echter de bestaande infrastructuur is verouderd, te beperkt en niet flexibel inzetbaar. Met het nieuwe podiumkunstengebouw wordt de capaciteit verdrievoudigd met twee zalen, één met 800 à 1.000 zitplaatsen, de andere met ruim 400 plaatsen. Allebei uitgerust met de nieuwste snufjes. Bezoekers kunnen er genieten van muziek, theater, circus, dans, mediakunst, en zo meer. Er komen ook repetitieruimtes en een foyer.

Kortom, met dit gebouw krijgt Leuven een infrastructuur die futureproof is. Bovendien wordt het nieuwe gebouw met zijn uitgesproken architectuur een bezienswaardigheid voor binnen- en buitenlandse toeristen, met het toegankelijke dakterras en een wintertuin als extra attractie. Hopelijk zal

Visualisatie van het toekomstige nieuwe podiumkunstengebouw

dit nieuwe cultuurhuis de door sommige gecontesteerde ziekenhuishoogbouw en de jarenlange leegstand ervan snel doen vergeten.

En laatst, maar niet ’t minst: de podiumkunstensite helpt de ambitie van Leuven om in 2030 ‘Europese Culturele Hoofdstad’ te worden.

Sergison Bates architects,
©Secchi Smith

Na de sloop van het Sint-Pietersziekenhuis in 2021 en in afwachting van het archeologisch bodemonderzoek en de start van de bouw van het podiumkunstengebouw, verrees er een houten velodroom op het terrein. De Velodroom was een kunstinstallatie van het duo Elke Thuy en Bruno Herzeele, samen met ‘collectif dallas’.

Een zangevenement in de Velodroom

Het project was een initiatief van 30CC in samenwerking met Tofsport, in het kader van het Wereldkampioenschap Wielrennen 2021. Dat vond plaats in en rond Leuven en werd bijgewoond door naar schatting 350.000 wielerfanaten. Het Franse wielerfenomeen Julien Alaphilippe won de editie.

De Velodroom moest de omgeving meer dynamiek geven. Fietsliefhebbers konden er gratis rondjes rijden, er was een bar met een groot terras, en geregeld vond er circus, dans, zang, film, recepties en toneel plaats. Je kon er ook de tentoonstelling over de prestaties van Leuvense renners bezoeken. Vooral de lokale Stoempersclub en de Leuvense wereldkampioen Poeske Scherens stonden in de kijker.

De Velodroom werd opgevat als een tijdelijke installatie, maar op de dag dat dit boekje werd gedrukt, was de Velodroom nog steeds aanwezig in de Brusselsestraat...

De Velodroom
Hugo Geeraerts
Hugo Geeraerts

De Blauwe Ooievaar

Het neoclassicistische gebouw op nummer 77, vlak naast de afgebroken ziekenhuisvleugels, heet De Blauwe Ooievaar. Het dateert uit het begin van de 19de eeuw en was ooit een brouwerij en daarna een ververij. Volgens voormalig buurtbewoner en oud-burgemeester Louis Tobback werd het gebouw in de volksmond ‘het ambassadegebouw’ genoemd. Het was eigendom van het OCMW en daarna van de KU Leuven. Na zestig jaar leegstand werd het in 20182019 in het kader van het masterplan Hertogensite mooi gerestaureerd.

Gebouw De Blauwe Ooievaar, nog in verloederde toestand, voor de grondige restauratie van 2019

Hugo Geeraerts:

“In mijn studentenjaren - 1962 en 1963 - hielp ik als jobstudent bij de bloedinzameling van het Rode Kruis. Zowat elke woensdag gingen we ergens in een leeg parochielokaal of een schoolgebouw het materiaal opstellen voor de inzamelactie. Tot ver in de omliggende dorpen. Het materiaal stond opgeslagen in het leegstaande pand De Blauwe Ooievaar. We vervoerden het materiaal met een camionette van taxibedrijf Delcon. Baas Jean ging iedere keer mee om te helpen. Hij droeg steeds een kraaknette grijze schort en was een aangename man met een vriendelijke echtgenote. Ze behandelden de jobstudenten als een groep trouwe medewerkers. Enkelen zijn trouwens altijd vrienden gebleven.”

Hugo Geeraerts

Het Handbooghof

Het Handbooghof - Ambegof in het Leuvens - is een wandelpad tussen een fraai stuk van de eerste stadsomwalling van Leuven en een Dijlearm. Het pad verbindt de Brusselsestraat met de Brouwerstraat en is als landschap beschermd.

De naam Handbooghof komt van het hof van de Sint-Sebastiaansgilde, ook gekend als de gilde der handboog- of kruisboogschutters of arbalesters. Volgens oud-stadsarchivaris Edward Van Even (1821-1905) bouwde de gilde al in 1482 een houten huis, bestreken met leem, als vergaderzaal aan de Brusselsestraat. Het lemen schuttershuis werd later vervangen door een stenen huis dat in 1947 afgebroken werd.

De gilde hield haar schietoefeningen op de smalle strook tussen de eerste ringmuur en de Dijlearm. Aan beide zijden van het hof was er een woning met een poort. Die poort ging alleen dicht als de schietoefeningen aan de gang waren. Op andere momenten konden wandelaars er vrijuit genieten langs de waterkant onder de grote, lommerrijke bomen. Onder het Franse bestuur in 1795 verdween de gilde.

Aan de rechterkant van de ingang tot de tuin stond de Biestpoort, met een Mariabeeld in de nis in de vlakke gevel. Die poort werd in de 17de eeuw ook de BrusselscheBinne-Poorte genoemd. Ze diende lange tijd als gevangenis of verblijfplaats voor voorbijtrekkende troepen. In 1819 werd ze afgebroken.

Vlaams minister van onroerend erfgoed Geert Bourgeois maakte in 2018 1.359.625,81 euro vrij voor de restauratie van de relicten van de eerste stadsomwalling. De ringmuur met twee torens ondergingen twee jaar lang een volledige restauratie. Het Handbooghof werd officieel weer opengesteld in april 2023.

Vroeg negentiende-eeuwse prent van de voormalige Biestpoort Prentkaart van het Handbooghof

Werken aan het Handbooghof
Hugo Geeraerts

Woelige jaren

Op de 19de-eeuwse prent ziet men twee personen in een overzetboot van de ene straatzijde naar de tegenover gelegen huizenrij overvaren

Overstromingen

De Brusselsestraat ligt laag in de stad, aan de oevers van de Dijle, de Voer en de Aa. Dat maakt het gebied gevoelig voor waterellende. Twee zware overstromingen blijven ook decennia later nog in het geheugen gegrift.

Op 25 en 26 januari 1891 stonden 64 straten van Leuven blank. Het water stond in liefst 2300 huizen. Ook de Brusselsestraat was getroffen.

Op 14 mei 1906 was de ellende mogelijk nog erger. De storm brak los rond 15 uur. De regen viel met bakken uit de hemel met hagelstenen als duiveneieren zo groot. Meer dan vier uur lang duurde het noodweer, tot 19u30. De bliksem sloeg op verschillende plaatsen in de stad in, het plantgoed in de velden en hoven spoelde weg en de Dijle trad uit haar oevers en joeg het water door de straten en huizen. De Brusselsestraat leek een groot meer.

De bewoners van de Palinggang moesten naar de eerste verdieping vluchten om aan het water te ontsnappen. Studenten hielpen ouderlingen op het droge, zelf in het water tot aan hun knieën. Ook het leger kwam te hulp: kanonniers reden met bagagewagens schoolkinderen naar huis en de artilleriesoldaten voerden het slijk af. Het schepencollege proclameerde dat het stadswater onbruikbaar was omdat de waterreservoirs overgelopen waren. Het heeft weken geduurd vooraleer alles gereinigd was.

Een foto van de Brusselsestraat in Leuven na de overstroming van 14 mei 1906 met aan de rechterkant de poort van de hoeve van de Gasthuiszusters

Wereldoorlog I

Amper twee weken nadat de Duitsers ons land waren binnengevallen, bereikten ze Leuven op 19 augustus 1914.

Aanvankelijk bleef het relatief rustig, tot de avond van 25 augustus. Na ongeregeldheden in de buurt van het station, legden de Duitsers grote delen van de stad in de as. Ook de Brusselsestraat ontsnapte niet: van aan de Grote Markt tot aan de Dijle bleef geen huis overeind.

De bewoners en handelaars bleven niet bij de pakken zitten. Ze bouwden noodhuisjes met gerecupereerde bakstenen en planken en schilderden hun naam op de gevel. Want er moest verder gewerkt worden, ook tijdens de oorlog.

Kort na het einde van de oorlog volgde de heraanleg en heropbouw. Het stadsbestuur maakte het verplicht om de huizen herop te bouwen in een stijl die herinnerde aan het rijke verleden van de stad. De heropbouwpanden bepalen tot vandaag mee het stadsbeeld, al maken de reclamepanelen en andere aanpassingen op straatniveau het soms moeilijk het typische karakter te ontwaren. In elk heropgebouwd pand kwam er verplicht een gedenksteen met het jaartal 1914, een zwaard en een brandende fakkel.

De Brusselsestraat in puin na de oorlog, maar de bevolking begint al met opruimen

Foto genomen vanop de plaats waar de Parijsstraat vroeger uitkwam omstreeks 1913, een jaar later zou alles wat hier op de foto staat integraal verdwenen zijn

Stadsarchief Leuven

Wereldoorlog II

In tegenstelling tot de Eerste Wereldoorlog, zijn er nog wel rechtstreekse getuigen van de Tweede Wereldoorlog. Enkele (oud-)bewoners en Leuvenaars geven hun kijk op het dagelijkse leven in de Brusselsestraat tijdens en vlak na de oorlogsjaren.

De geallieerde tanks werden in de Brusselsestraat enthousiast onthaald door de Leuvense bevolking. Hier poseert Willem Denon voor zijn gelijknamige winkel met de bevrijders.

Mille Pauwels (°1924):

“Tijdens de Tweede Wereldoorlog vielen er bommen op de Keizersberg, ook op één op de gebouwen van de paters. Ik heb toen geholpen om de bom uit te graven en de dode slachtoffers naar de hoeve van Bleydenberg te brengen. In mijn groentetuin zijn er ook zeven bommen gevallen, en één op de kapel van de school van de Slabberdoekskes. Ik ging toen met mijn vader, met paard en kar, grond halen om de putten van de bominslagen te vullen en te overdekken met zijn witloofplaten, zodat ze konden dienen als schuilkelders voor familie en buurtbewoners. Helemaal veilig was dat niet. Op een keer boorde zich een schapnel - een stukje van een bom - door de witloofplaten. Het fragment zorgde ervoor dat de sjaal van mijn dochter in brand vloog.”

René Vught (uit het strijdersblad 1986):

”In 1944 was ik politieagent en amper 25 jaar. Op de bevrijdingsdag, 4 september 1944, bevond ik me in burger op de Grote Markt. Het was er zo goed als verlaten, met uitzondering van enkele Duitsers die op de vlucht waren. Plots was er onrust, maar ik kon niet meer weg. Mijn enige redding was een van de nissen van de Sint-Pieterskerk. Jong, koelbloedig, maar ook wat overmoedig beleefde ik daar de meeste hachelijke minuten - het leken wel uren - van mijn leven. Er werd vanuit de Nationale Bank geschoten in de richting van de Brusselsestraat en het vuur werd beantwoord. Voor de pui van het stadhuis stond een Duitse vrachtwagen in panne. Daaronder lag een soldaat met een machinegeweer, gericht naar de Brusselsestraat. Hij werd door een kogel getroffen en bloedde dood. Het wapengekletter tussen de Nationale Bank en de Brusselsestraat bleef maar duren.”

“De Nationale Bank vatte vuur en de Duitsers vluchtten naar buiten. Ze liepen weg in de richting van het station. Ik hoorde nog enkele salvo’s uit de Brusselsestraat, gevolgd door een angstwekkend geratel dat steeds dichterbij kwam.

Het was een Britse tank. Ik deed teken met mijn witte zakdoek en schoot er bijna het hachje bij in, want de soldaten in de tak waren natuurlijk hypernerveus. Toen ze beseften dat ik een burger was, kwam ik met beide armen zwaaiend uit de nis. Achter de tank zag ik toen enkele Britten lopen. Ik kende toen niet veel Engels en kon alleen ‘Thank you’ zeggen en twee woorden die spoedig schering en inslag werden: ‘cigarette please’.”

De muziekkiosk aan de brug in 1944

Flory Vloebergs (°1945):

Marie-Jeanne Dejean (°1941-2021):

“Een bepaald beeld van de bombardementen van augustus 1944 blijft in mijn geheugen gegrift: een pater van abdij Keizersberg op een stoel, terwijl de haarkapper stukjes glas uit zijn schedel haalt.”

“Tijdens de oorlog betaalden de boerinnen bij ons niet met geld, maar met producten van de landbouw. Zoals bloem en eieren. Die gaven we dan aan bakker Boon die er voor ons brood en koeken mee maakte.”

“In 1945 waren er speciale bevrijdingsfeesten in de Brusselsestraat, omdat weerstanders de brug over de Dijle hadden kunnen redden van vernieling door de Duitsers in 1944. Er stond toen voor onze deur een imposante kiosk waar wij op speelden en ravotten.”

“Na de oorlog hadden mijn bompa en mijn ouders veel werk om nieuwe ruiten te plaatsen, overal waar het glas gesneuveld was tijdens de bombardementen. Ze hebben het klooster, de school, de kliniek en vele andere huizen opgelapt. Bompa stapelde de ruiten schuin in een driehoekvorm op een stootkar. Soms mocht ik mee. Dan zat ik als kleine pagadder op het einde van de kar. En bompa maar duwen. Ik was zo fier als een gieter. Het zou nu niet meer kunnen, het zou veel te gevaarlijk zijn tussen al die auto’s terwijl ik tussen de ruiten zat.”

“Dikwijls ging grootvader met mij wandelen in het Handbooghof. We zaten er op een bankje en hij begon te vertellen over de oorlog: tijdens het grote bombardement lag hij nog in bed. Mijn moeder riep hem om mee te gaan schuilen in de kelder op het Sint-Jacobsplein, maar bompa wou niet meegaan. Hij bleef liever in zijn eigen bed. Tot de knal van de luchtverschuiving een grote glazen stolp van op de commode in zijn bed viel. Die stolp had hij gewonnen tijdens een wedstrijd staande wip. Bompa sprong uit zijn bed en haastte zich in zijn lange witte calçon (lange onderbroek) naar de Warande (Sint-Jacobsplein) waar iedereen hem verbaasd aankeek.”

Marie Jeanne Dejean

3. VAN HET

HANDBOOGHOF TOT

DE

BLAUWE HOEK

De Bieststraat, zo heette dit centrale deel van de Brusselsestraat vroeger. Ontrafel samen met ons het verrassende verleden én heden van enkele markante plekken.

Kleur tegen racisme

Tot voor kort was de gevel op de hoek van de Brusselsestraat en de Tessenstraat versierd met een kleurrijk graffitiwerk van Maureen Van Vynckt, die werkt onder de naam Art of Mau. De handen die een wereldbol in de lucht in duwen vestigen de aandacht op de problematiek van racistisch gedrag. Het kunstwerk kadert in het beleid van de stad rond Leuven Zonder Racisme. Nu is de gevel weer wit geschilderd en zijn we benieuwd naar wat het volgende kunstwerk zal zijn.

Wat verderop, op de hoek met de Kruisstraat, staat een naakte vrouw afgebeeld op ooghoogte. Het is een werk van Seren Teke van Qu Art Ier. Het informatieplaatje geeft de naam mee: Onbedekt Broos. Dit kunstwerk prijkt er al enige jaren en lijkt de tand des tijds wel te doorstaan.

Een braakliggend terrein

Wat is er zo speciaal aan het braakliggende terrein op de hoek met de Wagenweg? Op het eerste gezicht niets, al is het voor de buurtbewoners onbegrijpelijk dat een stuk grond in Leuven jaren braak kan liggen. In een stad waar zo ontiegelijk veel gebouwd wordt en nog altijd gezocht wordt naar grond om studentenkoten op te bouwen.

Een bewoner die onbekend wenst te blijven, weet uit betrouwbare bron dat de eigenaar de familie Mafrans is. Die zou er vroeger een winkel hebben gehad van elektrische huishoudtoestellen, pompen en landbouwgerief. Toen de handel verhuisde naar de Diestsestraat, verkommerde het gebouw. In 1981, het jaar van het pausbezoek, oordeelden de internationale veiligheidsdiensten die het bezoek van de paus voorbereidden dat het gebouw een gevaar vormde. Er konden zich immers sluipschutters in verstoppen. Aan de eigenaar werd gevraagd het pand af te breken. Die stelde na een duchtige discussie een voorwaarde: hij zou geen onbebouwde- en kavelsactiveringsheffing moeten betalen. Zo geschiedde. Si non e vero, e ben trovato. Of zou het toch waar zijn?

Foto van huis Mafrans, waar nu het braakliggend terrein is

Graffiti van Leuven Zonder Racisme
Hugo Geeraerts
Hugo Geeraerts

De Sint-Jacobskerk

Dit schilderij over de pestepidemie van 1578-79 biedt een uniek gezicht op de Sint-Jacobskerk en zijn omgeving, die onherkenbaar is vergeleken met het geplaveide Sint-Jacobsplein van vandaag

De Sint-Jacobskerk is een van de vijf Leuvense kerken die al in de middeleeuwen dienstdeden als parochiekerk. Ze was een drukbezochte halte voor bedevaarders op weg naar Santiago (Sint-Jacob) van Compostela. Dat zorgde voor inkomsten, en de kerk en parochie bloeiden in de 15de eeuw.

De Sint-Jacobskerk dankt haar populariteit aan het katholieke Sacrament van Mirakel. Dat gaat zo: “Jan van Keulen was in 1374 te communie geweest zonder te biechten. De Heilige Hostie veranderde in zijn mond plotseling in een klompje vlees. Hij wilde de Heilige Hostie met zijn tanden malen, maar drie bloeddruppels vielen op het communiekleed en Jan werd met blindheid geslagen. De Heilige Hostie werd naar Keulen gebracht, waar ze door een tweede wonder in twee delen viel. In 1380 ontving Jan van der Gheest een deeltje. Hij bracht het naar Leuven, waar het vurig werd vereerd en bewaard werd in een kruisvormige monstrans. Op 15 juni 1435 keurde de bisschop van Luik, Jan van Heinsberg, een jaarlijkse processie goed ter ere van het Sacrament van Mirakel. Die werd gehouden op de eerste zondag na Pinksteren. Later werd de processie verschoven naar 25 juli, de feestdag van Sint-Jacob. Het stuk van het doek waar de drie druppels bloed op vielen, kwam in 1803 na de Franse Revolutie bij de Paters Augustijnen in Leuven terecht. Het werd overgedragen aan de Sint-Jacobskerk en wordt sindsdien in een kleine reliekhouder bewaard.”

Een foto van de processie van het Sacrament van Mirakel

Verschillende bouwstijlen

De huidige Sint-Jacobskerk is een mengelmoes van bouwstijlen. De romaanse toren dateert uit het begin van de 13de eeuw, behalve de spits. Het gotische schip is van rond het jaar 1300. De dwarsbeuk uit de jaren 1467-1488 is van de hand van Matthijs de Layens, een van de bouwmeesters van het Leuvense stadhuis. De zijkapellen zijn in de loop van de 16de eeuw gebouwd en het koor werd aan het eind van de 18de eeuw heropgericht.

De toren maakt deel uit van de zeven wonderen van Leuven omdat de uurklok, bijgenaamd het Duivelsklokje, aan de buitenkant van de toren hangt. Twee klokken van de Sint-Jacobskerk stammen van voor de Tweede Wereldoorlog: het Leuvens Wonder werd in 1478 gegoten door Jean van Henegauwe en de Barbaraklok stamt uit de 17de eeuw. De drie overige klokken dateren van 1952.

Ze moesten drie 19de-eeuwse klokken vervangen die door de Duitse bezetter uit de toren werden gehaald.

Stabiliteitsproblemen

Foto van Josée Henskens naast de klok van SintJacobskerk. In de tuin van de Sint-Jacobskerk zaten de Duitsers die de klokken uit de toren hadden gehaald om ze te smelten en er nadien wapens van te maken. Op een zekere middag waren de Duitsers aan hun middagpauze toe en zag mevrouw Henskens, moeder van Josée, de kans om achter hun rug een foto te nemen van haar dochtertje naast de klok.

de

Al sinds de bouw heeft de kerk te kampen met stabiliteitsproblemen door de moerassige ondergrond. Dat leidde in 1963 tot de sluiting van de kerk. Om de parochie toch te bedienen, werd destijds op de Kapucijnenvoer een noodkerk ingericht in de voormalige gemeente- en verpleegschool. De noodkerk deed dienst tot 1970. Daarna vond de parochie een onderkomen in de Goudsbloemstraat.

Na stabiliteitswerken, werd de kerk in 2009 weer veilig verklaard. Maar ze is nog niet open voor het publiek. De stad voert een studie uit naar de herbestemming ervan. De Vlaamse regering kende in 2021 72.000 euro subsidies voor stadsvernieuwing aan de stad Leuven toe om te investeren in de Sint-Jacobskerk.

De parochiekerk maakt deel uit van het collectieve geheugen en speelde een bepalende rol in het dagelijkse leven van de buurtbewoners zoals blijkt uit volgende getuigenissen.

De Sint-Jacobskerk rond 1960 tijdens een huwelijksmis, in die tijd was enkel nog het koor toegankelijk

Sint- Jacobskerk met
plein De Warande
Josée Henskens

Flory Vloebergs:

“Toen ik zeven jaar was, moest ik in de suite lopen tijdens het huwelijk van een nicht. Mijn tante, die ook mijn meter was, bestelde een lichtblauw lang kleedje met een kapje. Helemaal op maat gemaakt. Het kleedje was gemaakt uit moiré stof en was nogal prijzig. Het was zo mooi dat de nonnen van Mater Dei en de pastoor van Sint-Jacob het goedkeurden om te dragen op mijn eerste communie op 11 mei 1952. Zo moest mijn moeder geen nieuwe outfit kopen. Ik mocht het daarna ook dragen tijdens de processie van Sint-Jacob. Toen liep ik naast het Heilige Treezeke. Terwijl de andere engeltjes in het wit waren en gevederde vleugels droegen, pronkte ik met mijn mooi lichtblauw kleedje.”

Lieve Pira:

“Mijn oudste broer Geert was de beste vriend van Lowieke van de koster. Hij woonde in het hoekhuis, naast de Sint-Jacobskerk. We gingen er vaak spelen, mijn broer en ik. In die tijd verhuurden ze bij de koster studentenkamers. Er was een doorgang naar de lokalen van de Kaboutertjes en de Gidsen van de scouts waar ik bij was. Lowieke zijn vader gaf pianoles. Als er een processie was, hingen alle engelenkleedjes en de vleugels voor de engelen in het kostershuis. Als ik daartussen liep, was het alsof ik in de hemel rondliep. Ik heb één jaar ook zelf in vol ornaat mogen meelopen in de processie met vleugels en al.”

Lieve Pira als engeltje tijdens een processie op het

“Ik was kind aan huis bij bakker Rogge op de hoek van de Zonnegang. Ik sprong er heel vaak binnen na schooltijd en telkens kreeg ik iets lekkers. Zoals stukjes wafel die niet waren verkocht, een koffiekoek van gisteren of een stuk bodding die ze zelf maakten. Eén keer per week bakten ze hosties voor de kapel van Mater Dei en voor de Sint-Jacobskerk. Die werden dan uitgestoken uit een groot vel hostiepapier. Het was een goed moment om erlangs te gaan, want dan kreeg ik de restjes mee. Ik mocht niets uitdelen, want die hosties waren al ‘bijna heilig’. Wanneer de hosties bij de bakker op waren, ging ik soms aanbellen aan de privé-ingang van het klooster van Mater Dei. Ik vroeg dan of er nog overschot was van niet-gewijde hosties. Soms waren er nog wat over, die deden ze dan in een wit papieren zakje.”

Flory Vloebergs tijdens Sint-Jacobsprocessie in juli 1951
Sint-Jacobsplein
Flory
Vloebergs
Lieve
Pira

Pater Damiaan als kanunnik Armand Thiéry

Een bronzen Pater Damiaan staat in het plantsoen voor de Sint-Jacobskerk, in habijt, een gekruisigde Christus in de hand en een zittende lepralijder naast hem. Het beeld is behoorlijk oud. Nog voor het in 1894 in het stadspark werd geplaatst, stond het en tijdje voor het Arenberginstituut in de Naamsestraat. In 1906 kreeg het zijn huidige plaats. Dat was een beslissing van het liberale gemeentebestuur destijds. Het standbeeld werd in 1987 opgenomen in het beschermd stadsgezicht rond de Sint-Jacobskerk.

Het standbeeld heeft niet de gelaatstrekken van pater Damiaan, maar die van kanunnik Armand Thiéry. Deze zachtaardige en bekwame man had naast zijn diploma’s in filosofie, godsdienst en rechten ook nog een diploma in de architectuur. Dat liet hem toe goede relaties te onderhouden met kunstenaar Constantin Meunier, die het beeld van Damiaan maakte. Armand Thiéry, die ook zeer bemiddeld was, maakte zich na WOI verdienstelijk voor de stad Leuven, door het puin en de fragmenten blauwe steen te verzamelen van afgebroken en gebombardeerde huizen. Daarmee gaf hij de huizen op het binnenplein van de Sint-Geertruiabdij vorm.

De Jaarmarkt en de bieëstemèt

De Jaarmarkt is van oudsher onlosmakelijk verbonden aan de Brusselsestraat. Op het Sint-Jacobsplein werden destijds niet alleen dieren verhandeld, ook de prijskampen en de tentoonstellingen van landbouwmateriaal en -nieuwigheden lokten veel volk. Sinds het begin van de 19de eeuw was er elke maandagvoormiddag ook een vee- en varkensmarkt.

In 1827 kwamen er op het plein kastanjelaren en een omheining om de dieren aan vast te maken. Vanaf 1896 was het zelfs verplicht om paarden en ander vee aan de leuningen vast te binden, om de gezondheid en de veiligheid op de veemarkt te verzekeren. De dieren mochten enkel via de Hertstraat (Zielestroike) door een ondiepe put gevuld met kalk het plein betreden. Dit was een voorzorg tegen mond-en-klauwzeer. Deze maatregel bleef tot circa 1940 behouden.

Standbeeld van Pater Damiaan
Prijskamp paarden op de jaarmarkt Jaarmarkt in de Brusselsestraat

Door de toenemende regelgeving, de schaalvergroting in de veeteeltsector en het moeilijker wordende transport van dieren van en naar de stad, verdween de wekelijkse veemarkt in de jaren ‘70. De Jaarmarkt bleef bestaan, en vindt nog steeds plaats op de maandag na de eerste zondag van september, gelijktijdig met Leuven Kermis en de jaarlijkse braderie. Vroeger werden er op de Jaarmarkt veel dikbillen verkocht. Vandaag is het vooral een prijskamp en parade van de mooiste en grootste dieren. De staarten van de paarden zijn steevast netjes geborsteld, gevlochten en versierd met linten in de Belgische driekleur. Een show met rijpaarden en acrobatische kunstjes van amazones lokt veel volk.

De Jaarmarkt van Leuven blijft een belangrijke traditie, een unieke kans om dit gebruik uit vervlogen tijden te aanschouwen. Elk jaar opnieuw zakt er een massa volk af naar Leuven. Het is een hoogdag voor de handelaars en boeren. Ook in de Brusselstraat is het iedere keer een groot feest.

Hugo Geeraerts:

“De Jaarmarkt op de maandag van Leuven Kermis, dat is van in mijn jeugd een familietraditie. We begonnen om 10 uur aan café De Vetten Os op de Kapucijnenvoer, dan gingen we het grootvee bekijken in Heilige-Geeststraat, dan naar de Kruidtuin voor de expo met neerhofdieren, serres, de aquaria- en bijenstand, waar we de honingdrank mede dronken. En dan wachtten het Sint-Jacobsplein en de bieëstemèt, om verder te gaan naar de Brusselsestraat en de marktkramers.”

“Daar gingen we niet voorbij de ijzerwinkel van Deneuter. Eigenaar François Govaerts nam ons mee naar achter, in het oude magazijn. Daar stond een koelkastje waar hij heerlijk koude jenever bewaarde. Die schonk hij in kleine glaasjes die hij zelf neutekes noemde. Enkel voorbehouden aan ingewijden. Ieder jaar opnieuw beweerde hij dat we niet op één been konden staan en schonk hij ons, willen of niet, nog een tweede glaasje in.”

“Op de hoek van de Brusselsestraat en de Predikherenstraat had je café Sint-Pietershof, met als baas Jean en als (vooral!) bazin zijn Spaanse echtgenote Mercedes. Tijdens de Jaarmarkt bakte hij heerlijke bakharing (bukserink) op een barbecuestel op straat. Met een fris getapte Stella erbij konden we weer verder tot aan de stand van de Mannen van ’t Jaar aan de winkel van Denon/Delhaize. Daar dronken we weer wat anders om de traditie van Leuven Kermis in stand te houden.”

François Govaerts:

Jaarmarkt in de Brusselsestraat

“In onze winkel IJzerwaren Deneuter hebben we destijds de eerste kettingzagen van Leuven verkocht. Met de Jaarmarkt liet ik een hele vrachtwagen hout leveren. Met drie man waren we de hele dag in de weer om de kracht van de toestellen te laten zien. Toen mocht dat nog. Nu moet de hele straat worden afgezet en moet je opletten dat je niet te veel decibels veroorzaakt.”

facebook, Leuven WeleerWilly Vounckx

De winkelstraat

Volgens de huisnummering telt de Brusselsestraat 88 panden aan de linkerzijde - komende van de Grote Markt - en 144 aan de rechterzijde, samen 232. Maar dat zijn er in werkelijkheid maar 157 volgens onze telling. Door de jaren heen zijn er immers talloze afbraken, verbouwingen en samenvoegingen gebeurd, en daar bovenop komt de stedelijke verplichting om panden boven winkels bewoonbaar en bereikbaar te maken.

De meeste gebouwen, vooral tussen de Grote Markt en de Sint-Jacobskerk, zijn winkels. De woningen concentreren zich in het andere gedeelte. De Brusselsestraat rond 1930 met mooie winkelvitrines

We telden in 2022:

91 winkels en diensten:

43 voedingszaken en horeca: restaurants, brasseries, cafés, koffiehuizen, snackbars, supermarkten, bakkers, slagers.

48 andere, waaronder veel kapsalons en kledingzaken. Verder: schoenen, immobiliën, warenhuizen, bloemen, apotheken, cosmetica, opticiens, banken, diensten, rookwaren, kranten, gadgets, juwelen, sanitair, reisbureaus.

39 privéwoningen en studentenresidenties, met Camilo Torres als grootste.

6 onbebouwde percelen, waaronder de projecten Hertogensite en Burenberg.

Stadsarchief Leuven

Een sfeerbeeld vanaf de jaren ’50

Marie-Jeanne Dejean en Danny Kestens mijmerend over de Brusselsestraat

Marie-Jeanne Dejean woonde als kind met haar ouders op de hoek van de Brusselsestraat en de Amerikalaan, in een groot huis en een winkel met behangmaterialen. Danny Kestens (°1950) woonde links naast de brandweerkazerne en is de zoon van een meubelmaker in de Brusselsestraat. Hun gezamenlijke herinneringen vormen een beeld van het winkelgedeelte tussen de Grote Markt en de Lei in de jaren ‘50 en ’60.

Aan de overkant van de behangwinkel van Dejean, gezien vanaf de brug over de Dijle, waren er een beenhouwer (nu immobiliënkantoor HM Vastgoed), een bakker (nu Chinees restaurant Shop Shoy), een winkel met regenschermen (nu Chinese snackbar Asia Bowl), de radio-, televisie- en elektrozaak Heremans, en elektrozaak Pardon (later modezaak Karina Von Berge, nu haarkapper Sanké). Marie-Jeanne herinnert zich dat in de jaren ’50 mensen voor de vitrine van de elektrozaak verzamelden om naar de televisie in de vitrine te kijken. Zij heeft er de kroning van de Britse koningin Elisabeth live kunnen volgen.

Op de hoek van de Predikherenstraat had je Café de la Clinique, later Sint-Pietershof en sinds 2021 biercafé Malz. Op de andere hoek was kledingzaak WALSY. Vandaag staat die winkelruimte leeg, net als het pand ernaast waar pralines Godiva was gevestigd.

Als je terugkeerde naar het stadscentrum, zag je aan je rechterzijde een schoenmaker, een poelierswinkel en op de hoek kleermaker De Craan die in de kelder van zijn winkel woonde. Deze huizen ruimden plaats voor een appartementsgebouw, met op het gelijkvloers het reisbureau Tui.

Voorbij de Wieringstraat was er op de hoek stoffenwinkel SOMERS, de naam staat tweemaal uitgehouwen in grote gevelstenen. Dezelfde eigenaars vormden de winkel later om tot papier- en boekhandel. Vandaag vind je er koffieshop Punto Kiosk. Daarnaast had je al sinds de jaren ’30 supermarkt en wijnhandel Denon, die is er nog steeds als onderdeel van Delhaize. Ernaast was Dameskleding Lambert (nu kledingzaak JBC). Weinigen weten dat de uitbaters hun goede klanten uitnodigden voor een drankje en een hapje in de goed verstopte bar onder het gelijkvloers, waar zelfs het personeel geen toegang tot had. De bar was uitgerust met luxueus meubilair, kristallen lusters en pluchen zetels. Daarnaast had je de bekende bakker-patissier Van Uytven (nu Oil & Vinegar). In de brandgang naast de huidige schoen- en

Brusselsestraat 35, hoek Wieringstraat in 1955 met winkel DE CRAAN
Hugo Geeraerts
Leuven

Verkeer in de straat in de jaren ‘50

sleutelmaker ’t Schoenmakertje had je drukkerij Fonteyn (later de legendarische feestzaal Albatros). Op de hoek met de Parijsstraat was de SARMA (Société Anonyme pour la Revente d’Articles de MAsse), een van de eerste grootwarenhuizen in Leuven (nu Hema).

Hugo Geeraerts met een levendige herinnering aan de SARMA: “Tijdens de schoolstrijd, eind jaren ’50, was ik met mijn moeder aan het winkelen in de Brusselsestraat in de buurt van het grootwarenhuis SARMA. We werden plots geconfronteerd met voorstanders (linkse, socialistische arbeiders) en tegenstanders (studenten KU Leuven). Ze waren gewapend met knuppels en koevoeten om de straatstenen op te breken en daarmee naar elkaar te gooien. Levensgevaarlijk was dat! Na een tientalvoor ons - verschrikkelijke minuten, greep de rijkswacht in en beide partijen sloegen op de vlucht. Angstige momenten die ik nooit vergeet.”

Na de hoek met de Parijsstraat had je Kinderkleding Wanet (nu een donutzaak), een bloemenzaak, een tapijtenwinkel (nu kapperszaak Jetset Hairteam en een koffieshop) en ten slotte, op de hoek met de Grote Markt, sigaren- en sigarettenwinkel Vander Elst (sinds 2022 een verkoopkantoor van de Nationale Loterij).

Aan dezelfde straatkant als huize Dejean, richting het centrum, was er de dameskleding

Au Petit Paris, stoffenwinkel Robela (nu In het Woud), Bijouterie Verlaenen (nu opticien Pearl), en horlogerie Pitsi (later reisbureau Neckermann, nu herstelling van smartphones). Daarnaast had je motorhandel Bert met een handbediende benzinepomp voor de zaak met 2-takt benzine. Dat kon toen nog in volle centrum! En dan kwam je aan de bekende winkel in messen- en keukengerei Lavaerts. Als blikvanger prijkte in de vitrine een Zwitsers zakmes van wel twee meter lang en ongeveer 40 centimeter breed. Beide panden zijn nu ingenomen door Veritas.

Andere winkels die zeker ook te vernoemen zijn: de hoeden, petten en insignes van winkel Dahlem-Van Oost op de hoek met de Pensstraat (later de legendarische karaokebar Beethoven en nu Flying Tiger). Op de andere hoek, voorbij de Pensstraat, vond je een winkel van het onderkledingmerk Schiesser (later een kledingzaak, nu Chocolate Company). Daarnaast had je een kledingzaak (nu pralines Leonidas), wat verder een Delhaize (nu broodjeszaak Panos), en op de hoek met de Mechelsestraat

Huis Dahlem - Van Oost

herenkledingwinkel De Craan (nu bank Belfius). Kledingzaak De Craan werd uitgebaat door twee broers. Ze hadden twee winkels in de Brusselsestraat en een winkel op de hoek van de Korte- en de Kiekenstraat.

Aan de andere kant van de brug, voorbij het huis Dejean, had je de van oudsher bekende winkel van papierwaren en teken- en schildergerief Reekmans. De familie baatte de winkel drie generaties lang uit. Het was vroeger een huis met twee kleine vitrines en een deur in het midden. De apotheek ernaast werd door Reekmans opgekocht en het geheel werd omgevormd tot een grote winkel met daarboven appartementen (nu is er de Aziatische supermarkt Exotic Food).

Marie-Jeanne Dejean herinnert zich de apotheker: “De apotheker stond vaak in een witte kasjpoesjêr (stofjas) aan zijn deur. Hij had een grote Deense dog en ging daar regelmatig mee wandelen. Maar elke keer liet dat beest een ‘pak’ voor onze deur. Wij moesten wij dat opkuisen om te vermijden dat onze klanten daar zouden intrappen. Tot op een moment ons ma er te veel van kreeg. Ze schoot in een Franse colère en liet de apotheker goed verstaan dat hij zijn vuil moest bijhouden of het elders kwijtraken. Het is daarna nooit meer gebeurd.”

Voorbij Reekmans was er een winkel van kant en kinderkleding. Dan de winkel Delsart met reis- en jachtartikelen, gespecialiseerd in het herstellen van handtassen. Deze winkel verhuisde later naar de Bondgenotenlaan. De vrijgekomen panden zijn ingenomen door het hotel ibis en supermarkt Carrefour Express.

Wat verderop had je een koperslagerij met een winkel van koperwaren en antiek. Het publiciteitsbord Antiquités hangt nog steeds boven de winkel. Dameskleding Albane (nu een Libanees restaurant) werd gerund door Madame Albane, die alles kon op vlak van naaien en retouches. Ernaast vond je begrafenissen Tossyn (nu restaurant Timory), die zich later aan de overzijde zou vestigen in het pand van meubelmakerij Kestens. Nu heb je daar bridgeclub PIETERMAN.

Dan had je nog superette Dormaels (nadien Bank van Brussel, vervolgens BBL, nu te huur). Dormaels verhuisde zijn zaak naar een groter pand op de overwelving van de Dijle, nu de supermarkt Spar. Van Huize Dormaels tot aan de Lei vond je Café Commerce en één van de eerste Italiaanse restaurants in Leuven: Firenze (nu bloemenzaak Hollands Hof en een apotheek). En natuurlijk, op de stoep op de hoek met de Lei stond nog een echt Leuvens frietkot!

Voormalig frietkot / pittakot aan de Lei

Foto van winkel Delsart in 1950
facebook,
Leuven
Weleer

Herinneringen uit eerste hand

BEHANGWINKEL DEJEAN

Marie-Jeanne Dejean (°1941-2021):

“Ik woonde met mijn ouders op de hoek van de Brusselsestraat en de Amerikalaan in een groot huis met een winkel op de gelijkvloerse verdieping. In dit gebouw, waar nu koffiebar Madmum is gevestigd, hadden mijn grootouders Florimond Dejean en Marie Bomans in het begin van de 20ste eeuw een zaak in behangmaterialen. Ik ben dus een echte Leivenès uit een grote familie.”

“Na de Eerste Wereldoorlog werd in het kader van de sanering van de slachthuiswijk de Amerikalaan aangelegd. Het gebombardeerde hotel Gasthof van Keulen werd afgebroken en mijn grootvader Florimond kocht de grond op de hoek van de Amerikalaan en de Brusselsestraat. Hij liet op deze plek het woonhuis met winkel bouwen. Het was klaar in 1926. Een paar maanden na de verhuis, stierf mijn bompa na een auto-ongeluk en bleef bomma met drie kinderen achter. Mijn vader was toen tien jaar en de jongste van het gezin.”

Cover van het stalenboek van Behangwinkel

Dejean omstreeks 1957

“Mijn vader leerde mijn moeder kennen via scoutsvrienden. Na hun vlucht naar Frankrijk trouwden ze in oktober 1940. In september 1941 werd ik als eerste geboren in de nieuwe praktijk van dokter Pierre Vandamme. In 1960 trouwde ik met Bob Vanden Eynde, zoon van een beenhouwer in de Tervuursestraat, bij wie ik het beenhouwersvak leerde. Onze zaak floreerde zeer goed, ook omdat we leverancier waren van het toenmalige ziekenhuis SintRafaël op de Kapucijnenvoer. Ik volgde mijn vader dus niet op in de winkel van behangmaterialen, maar nam samen met mijn man in 1964 de beenhouwer Debontridder in de Diestsestraat over. Het was hard werken, maar plezant, we hadden altijd een leuk contact met de klanten.”

“In 1987 lieten we de zaak over en gingen we rentenieren, deels in Blanden, deels in onze vakantiewoning in de Algarve (Portugal). Na het overlijden van mijn man ging ik in Portugal wonen, maar ik blijf regelmatig naar Leuven komen, onder andere voor Leuven Kermis. Dat wil ik voor geen geld missen. Met een Amerikaanse vriend doe ik meerdere cruises per jaar. Pittig detail: op een van die cruises leerde ik twee piloten kennen die betrokken waren bij de bombardementen van Leuven tijdens de Tweede Wereldoorlog.”

Grootouders van Marie Jeanne Dejean: Florimond Dejean en Marie Bomans voor hun eerste winkel begin 20ste eeuw

Ouderlijk huis van Marie Jeanne Dejean op de hoek van de Amerikalaan en de Brusselsestraat

Marie Jeanne Dejean

LIJSTENWINKEL VLOEBERGS

Flory Vloebergs (°1945):

“Mijn grootvader Philippe Vloebergs (1877°-1956) huwde in 1905 met Virginie Geys (1874-1932).

Philippe was glazenmaker van beroep en opende een winkel in de Brusselsestraat 154 waar hij kaders, andere omlijstingen, beeldjes en porselein verkocht. Philippe en Virginie kregen zeven kinderen. In 1932 sloeg het noodlot toe: Virginie stierf. Mijn vader was toen 16 jaar, de jongste van het gezin.”

“Enige jaren later leerde mijn vader mijn moeder kennen. Tijdens de oorlog, in 1941, verhuisde zij van de Bondgenotenlaan naar de winkel om bompa te helpen met zijn zaak. Op dat ogenblik was mijn vader nog gedwongen oorlogsarbeider in het Duitse Brüggen. Ze was maar net getrouwd en het was volle oorlogstijd, maar kreeg er dus een heel huishouden bij: bompa, tante Germaine die dan pas voor verpleegster ging studeren, mijn neef Rudolf, ook wel Rudo of Rudi genoemd, van wie de ouders gestorven waren in de oorlog, en twee studenten geneeskunde die op kot zaten. Wij woonden beneden, bompa op het tweede verdiep.”

“Vanachter in de tuin was er een werkhuis om kaders te zagen en de schilderijlijsten te maken. De kunstenaars konden de lijsten vaak niet betalen dus we kregen regelmatig schilderijen als betaling. Zo was er broeder Marcel van de Slabberdoekskes (zie pagina 46), hij maakte tekeningen in houtskool en kwam bij ons lijsten halen, we kregen dan een tekening in de plaats.”

“Ik zat graag op een schabelleke, een kleine voetbank, op de stoep om naar de mensen en de eerste auto’s te kijken. Er reed ook een tram voorbij ons huis met veel getingel. Die ging aan de Blauwe Hoek richting de Tervuursestraat en naar Tervuren. In 1956 stierf mijn bompa en verhuisden we naar Wilsele, boven den Boelenberg.”

Philippe Vloebergs aan het werk in het lijstenatelier in 1945

Lijstenwinkel van de familie Vloebergs-Geys in 1932
Moeder van Flory Vloebergs op de koer in 1947
Flory Vloebergs

SCHOENWINKEL ECO

Lieve Pira:

“Mijn grootouders leerden elkaar kennen in de kleuterklas en bleven hun hele leven samen. Ze hebben ook samen schoenwinkel ECO uitgebaat in de Brusselsestraat, op nummer 146. Als kind woonde ik daar met mijn ouders en twee broers, Geert en Dirk en grootouders van vaders kant. In de zomer stond de poort open en werden daar schoenen, sandalen, klompen en pantoffels verkocht. Die stonden daar op rekken uitgestald tijdens de braderie.”

“Er was een koer van waar je naar de opslagruimte voor ledercoupons en crêpe voor schoenzolen kon. Daarboven was een atelier waar zware stikmachines stonden, daar werkte het personeel. Enkele trapjes omhoog was er een bureau. Heel vroeger werden daar pantoffels gemaakt. Er gebeurden ook herstellingen van schoenen en boekentassen. Mijn grootvader, Maurice Pira, had een camionette waarmee hij de schoenmakers van Brabant voorzag van leder en rubber om schoenzolen te herstellen. Soms mocht ik mee.”

Koer met het atelier van de schoenwinkel in de Brusselsestraat met het personeel en op de fiets met een vel leder

Maurice Pira met kleindochter Lieve Pira

“Naast ons, ik denk op nummer 144, was een zaadhandel. Ze verkochten daar onder meer kalken eieren, waarmee je op de grond kon schrijven. Als kind vonden we het fijn om daar dan mee te spelen. In optiek De Beir, op de hoek met de Fonteinstraat, woonde mijn beste vriendinnetje Frieda, zij zat bij mij in de klas in het lager onderwijs in het Paridaensinstituut.

Nadat mijn grootouders naar de Tiensestraat zijn verhuisd, werd de winkel gerenoveerd en werden er nog uitsluitend schoenen verkocht. Ik deed als kind niets liever dan helpen met schoendozen uit de rekken te halen met zo’n hele lange tang. Ik kende de nummers die op de dozen stonden en wat erin zat.”

Lieve Pira

IJZERWINKEL DENEUTER

Peter Govaerts (°1963):

“Mijn grootvader was werknemer bij steenkapperij Renier in Aarschot, en is getrouwd met de dochter des huizes Angèle. Hij heeft in 1961 ijzerwinkel Deneuter overgenomen van Jean en Pierre Deneuter. De winkel was schuin tegenover het Sint-Pietersziekenhuis gelegen en bestond al sinds 1921. Omdat het zo’n bekende naam was, heeft hij de naam van de winkel behouden. Mijn vader François begon daar als verkoper, hij was een jaar lang bezig met het maken van de inventaris. Later zou hij de zaak maar liefst 47 jaar runnen tot zijn zeventigste levensjaar, samen met mijn moeder Monique, en ‘duivel doet al’ Arlette.”

“De zaak had een groot atelier en allerlei kasten met kleine vakjes om het materiaal te sorteren. Er was zes man personeel onder leiding van een meestergast. Er was ook een smidse om het ijzer, brons en koper ter plekke te smeden en te verwerken. Schroefjes werden gewogen met een weegschaal en in een papieren puntzakje verpakt. Ze maakten in de werkplaats ook aluminiumprofielen op maat, onder andere voor de guichetten (de loketten) van de banken Kredietbank en de Société Générale. Andere klanten waren de Boerenbond en de KU Leuven. Het was destijds de betere speciaalzaak in ijzerwaren van Leuven en omstreken.”

“Met de evoluerende markt, kreeg de winkel het moeilijk. Steeds meer klanten gingen naar de grote ketens van doe-het-zelf materialen zoals Hubo en Gamma. We moesten ons ook steeds maar aanpassen aan de veranderende materialen en technieken. Vanaf 2000 was er nog maar één werkman in dienst: Jos. Hij zorgde voor de dienst-na-verkoop, de leveringen en de herstellingen van het gereedschap. Uiteindelijk zou vader François in 2008 de winkel sluiten. Het pand bleef wel in volle eigendom van mijn bobonne Angèle tot aan haar dood.”

Arlette en moeder Govaerts in de winkel met op de achtergrond de kastjes met duizenden lades voor schroeven en bouten

“In een interview met François Govaerts in De Standaard op 27 november 2008 over de sluiting van de zaak, lezen we: “Het lukt de jonge gasten niet meer om die honderden schroefjes, bouten en sloten uit het hoofd te leren. Dat is nodig, want zonder orde sterf je in een ijzerwinkel.”

François Govaert in ijzerwinkel Deneuter
Peter Govaerts
Peter Govaerts

4. VAN DE BLAUWE

HOEK TOT DE BRUSSELSEPOORT

Veel huizen stonden er destijds nog niet op de oude

Wijngaardstraat. De hellingen waren ingenomen door wijngaarden. Dat is vandaag wel even anders. Wat zijn de blikvangers in dit deel van de Brusselsestraat?

De Blauwe Hoek en Thuys van Groenendale

De Blauwe Hoek is het pleintje waar de Brusselsestraat kruist met de Riddersstraat en de Goudsbloemstraat. Hier stelen de twee 18deeeuwse burgerhuizen in een classicistische barokstijl op de hoek van de Goudsbloemstraat en de Brusselsestraat de show. Het pand De Drije Koningen dateert uit 1708, het pand Groenendael uit 1741. Ze werden al in de tweede helft van de 18de eeuw samengevoegd als Thuys van Groenendale. De naam verwijst naar de refugie van de priorij van Groenendaal, die hier allicht tot in de 16de eeuw was gevestigd.

Het gebouwencomplex met een wagenhuis en een ommuurde tuin werd in de loop der eeuwen bewoond door verschillende families van stand: notabelen, stadsontvangers en zelfs burgemeesters. In 1996 werd het beschermd als monument. In 2008 werd het complex volledig gerestaureerd. Vastgoedontwikkelaar Ertzberg had er een tijdlang zijn kantoor, maar verkocht het in 2015 aan voetballer Dries Mertens. Hoeveel hij ervoor heeft betaald, weten we niet.

Huis Groenendael en De Drije Koningen in 1944, tegen de gevel staan richtingaanwijzers voor ‘Wehrmachts

Hugo Geeraerts:

“Tijdens mijn hogere studies moest ik examen afleggen van filosofie en psychologie, thuis bij professor-kanunnik Maes (1961). Die woonde in het prachtige huis op de hoek van de Goudsbloemstraat en de Brusselsestraat. Ik herinner me dat de professor mij eerst moest geruststellen voordat ik het mondeling examen kon beginnen, omdat ik zo onder de indruk was van de schoonheid en rijkheid van het interieur.”

Tankstelle’
KIKirpa

Enkele verdwenen gebouwen

De Blauwe Hoek verbergt nog veel meer geschiedenis waar niets meer van te zien is in het straatbeeld.

Waar je nu de winkel van exotische voeding vindt, op nummer 139, was van 1290 tot 1800 het SintLaurentiusgasthuis gevestigd. Dat was oorspronkelijk gebouwd als winterverblijf voor pelgrims op weg naar Santiago de Compostela. In 1700 was het gasthuis uitgegroeid tot een nachtelijk toevluchtsoord voor dronkaards, bedelaars. De aartsbisschop van Mechelen gaf het bevel aan de nabijgelegen Sint-Jacobskerk om het gasthuis te runnen en orde op zaken te stellen. Na de Franse Revolutie werd de werking stopgezet en in 1806 stortte de kapel in.

De Franse Revolutie betekende niet alleen het einde van het Sint-Laurentiusgasthuis, maar ook aan het Klooster van de Ierse Predikheren. Dat lag op de hoek van de Brusselsestraat met de Ierse Predikherenstraat, deze laatste dankt zijn naam overigens aan het klooster. Het was een enorm complex met kloostergebouwen en tuinen, opgericht tussen 1650 en 1660. Het klooster werd afgebroken in 1799-1800.

In 1911 stichtte brouwerij Eugène Bauchau & Cie - Brasserie Malterie La Vignette - Cinema Moderne in het pand aan de Brusselsestraat 210. Deze zaal met een 300-tal plaatsen stond bekend als de bioscoop voor de mindergegoeden. Echt hygiënisch ging het er niet aan toe. Inspectieverslagen hadden het over paarden en andere dieren in de zaal en over een ondraaglijke geur. Wanneer Cinéma Moderne uiteindelijk effectief werd gesloten, is niet bekend.

Burenberg

Burenberg is de naam van het nieuwe stadskwartier dat tegen 2025 verrijst tussen de Brusselsestraat, Goudsbloemstraat, Kaboutermanstraat en de campus Camilo Torres. De oppervlakte bedraagt meer dan 18.000 vierkante meter. Het bouwproject met een investeringswaarde van 100 miljoen euro is een werk van projectontwikkelaar ION, in samenwerking met het Woonzorgnet Dijleland en de vroegere eigenaars: de kloostergemeenschap van de Broeders van Liefde.

Prent van de kapel en het gasthuis van Sint-Laurentius ter illustratie in Van Evens ‘Louvain Monumental’ uit 1860

Prent van het klooster van de Ierse Predikheren in Leuven met op de voorgrond het klooster en binnen de muren enkele tuinen

Het is een van de meest recente grote binnenstedelijke ontwikkelingen in Leuven. Er komt een mix van zowel gezins- als assistentiewoningen, appartementen en studentenkoten. Met een publiek park, collectieve tuinen, ondergrondse parking voor bewoners en de buurt, kantoren en een ontmoetingsruimte. Woonzorgnet Dijleland bouwt een woonzorgcentrum dat een deel van WZC Dijlehof in de Minderbroedersstraat zal vervangen.

Het klooster van de Broeders van Liefde wordt geïntegreerd in de nieuwe stadswijk, met respect voor de erfgoedwaarde. Het hoofdgebouw langs de Brusselsestraat bestaat uit drie 18de-eeuwse woningen. De familie d’Udekem schonk het pand aan de Zusters der Armen, die er in 1862 een zorgcentrum voor ouderen stichtten. In 1871 bouwden ze de kapel en de kloostervleugels. In 1925 droegen de zusters de werking van het centrum over aan de Broeders van Liefde, die er naast een klooster ook een opvangplaats voor niet-werkenden (Het Roerhuis op nummer 141A) en een studentenhuisvesting (nummer 141) inrichtten.

In 2017 verhuisden de Broeders van Liefde. Na de restauratie zullen ze opnieuw hun intrek nemen in de westvleugel. Daarnaast komt er een zorgkruispunt en een ruimte voor poliklinische consultaties. Dat zal worden uitgebaat door de Broeders Alexianen.

Eerste klooster van de Alexianen of Cellebroeders in de Brusselsestraat uit: Louvain Monumental, ou description historique et artistique de tous les é difices civils et religieux de la dite ville., by EVEN, Edward van

Het

klooster van de cellebroeders

Rond 1345 vestigden de cellebroeders zich voor het eerst in Leuven, in het gehucht Biest. Na de bouw van de tweede stadsmuur in 1357 verhuisden ze naar een pand aan de Brusselsestraat, ter hoogte van het huidige nummer 165. Cellebroeders waren een gelovige gemeenschap van mannen die zich over zieken en zwakzinnigen ontfermden en de doden begroeven. Zij woonden in aparte cellen, vandaar de benamingen biestcellen en cellebroeders.

De cellebroeders waren aanvankelijk verbonden aan de SintJacobskerk, maar bij het uitbreken van de pest in 1575 mochten ze de doden op alle Leuvense kerkhoven begraven. De stad betaalde hen daarvoor. Toen de pest woedde, vroegen ze een dubbele prijs.

Na een brand in 1739 bouwden ze hun cellen weer op en kwam er een kapel bij. Hun naam veranderde in de Orde der Alexianen met Sint-Alexius als patroonheilige. Tijdens de Franse Revolutie bleven de Alexianen gespaard omdat ze nuttig werk leverden, ze mochten de doden blijven begraven maar zonder hun herkenbare zwarte habijt. Hun monopolie raakten ze kwijt, door de secularisering gingen ook particuliere begrafenisondernemers aan de slag.

Deze medaillon behoorde oorspronkelijk tot het tweede klooster van Alexianen. Waarschijnlijk zijn de medaillons bewaard gebleven doordat ze in een atelier waren voor restauratie toen het klooster volledig afbrande in 1889. In 1956 werden deze medaillons geïnstalleerd in het OCMW in de Frederik Lintstraat 37.

Na een tweede brand in 1889 bleef er maar weinig over van de gebouwen. De Alexianen bouwden een nieuwe stek buiten de stadsmuren, tussen de Brusselsepoort en de Herestraat. Ze richtten zich op de zorg voor geesteszieken. In 1960 trokken ze er weg. Het gebouw is nu LUCA, School of Arts, een internationale school voor kunst en design.

Op hun voormalige terrein in de Brusselsestraat bouwden de Alexianen een studiehuis. Dat kwam later in handen van de KU Leuven die er in 1968 studentenresidentie Camilo Torres bouwde. In de tuin zie je nog het metselwerk van het oude klooster. Er is ook nog een ondergrondse crypte met drie rijen van telkens vijf grafkamers. In 2005 viel een dronken student in een van de kelders, en in 2018 kwam de erbarmelijke toestand van de crypte in de media toen een fotograaf vol verbazing afval en etensresten aantrof tussen de beenderen van de paters. Tijdens wegenwerken in 2022 kon je een glimp opvangen van de fundamenten in rode baksteen van het voormalige cellebroedersklooster.

De Koeieschieter

Studentenresidentie Camillo Torres, met op de voorgrond een oude muur in rood baksteen, een overblijfsel van het Klooster van de Alexianen

Een bronzen naakte man, met onder zijn arm een klein kanon. Zijn rechterbeen rust op een enorme koeienkop. Boze tongen beweren dat de stad dit beeld met de weinig flatterende spotnaam voor de Leuvenaars - De Koeieschieter - geen plaats wilde geven in het toeristische centrum. Het beeld staat voor het appartementsgebouw op nummer 290, een flink eindje stappen van de Grote Markt. Het standbeeld is een werk van Peter Vanbekbergen en een geschenk aan de stad van de firma Anders Bouwen en Galerij Gamma.

De Koeieschieters is de tweede bijnaam die de Leuvenaars verwierven in 1691. De eerste is de Pieëtermanne. Leuven stond toen onder het Spaanse gezag en werd belegerd door de Fransen. Bij het mistige ochtendkrieken op 19 januari 1691 hoorden de Leuvense wachters merkwaardige geluiden. Ze dachten dat de Fransen, gekleed in witte pofbroeken, voorbereidingen troffen voor een aanval. Ze sloegen groot alarm en begonnen van op de stadswallen op de vermeende vijand te vuren. De volgende ochtend toen de mist was opgetrokken, bleek dat het niet de Franse vijand was waarop ze hadden geschoten, maar wel een kudde gevlekte koeien.

Camilo Torres

Weetje: ter gelegenheid van 4 x 11 jaar Orde van de Pietermannen schonk deze carnavalsvereniging in 2011 een reus aan de stad: Kobe Koeienschieter. De reus staat officieel ingeschreven in het bevolkingsregister en werd zelfs gedoopt in de Sint-Pieterskerk. Hij trekt er net zoals andere reuzen geregeld op uit om deel te nemen aan verschillende stoeten.

De Leuvenaars hebben trouwens nog een derde spotnaam die uit diezelfde periode stamt: krakkebazeneters. Die naam is echter totaal in onbruik geraakt. Een krakkebaas is een blauwe bosbes.

De Sint-Jansschool van de Slabberdoekskses

De Broeders van Christelijke Scholen opende in 1889 een lagere school voor jongens aan de Brusselsepoort. Eigenlijk waren het twee scholen: de Nederlandstalige Sint-Jansschool met kosteloos onderwijs, en de Franstalige school Sint Jan Baptiste de la Salle voor betalende leerlingen.

Dit bleef zo tot na de Eerste Wereldoorlog. Met de opkomst van het liberalisme, wilden de inwoners dat hun kinderen Frans leerden. De populatie van de Franstalige afdeling steeg. De taalwet van 1932 bracht dat in evenwicht: de wet bepaalde dat Nederlands de taal van het onderwijs werd in Vlaanderen. Zogenaamde transmutatieklassen lieten toe om de kinderen toch in de moedertaal (Frans) les te laten volgen, terwijl ze tegelijkertijd ook geleidelijk aan Nederlands leerden om tweetaligheid te bereiken.

In 1933-1934 startte de bouw van een nieuw schoolgebouw. Met een feestzaal en tien klassen die een prachtig zicht hadden op de kloostertuin. Het was voor die tijd een modern gebouw met ruime lokalen.

Tijdens Tweede Wereldoorlog woonden er Engelse soldaten in de klaslokalen. Bijgevolg gaven de broeders les op verschillende plaatsen in de stad. In 1946 deed het gebouw opnieuw dienst als school en steeg het aantal leerlingen fors. De

Standbeeld De Koeieschieter
Het nieuwe schoolgebouw naar ontwerp van architect Broos
Het schoolgebouw in de jaren ‘30
Inventaris Onroerend Erfgoed
Broeders van de Kristelijke scholen 75 jaar te Leuven: schooljaar 1964-1965, eigen uitgave, 1965.

eigen uitgave, 1965.

Slabbedoekske met zijn leerlingen de jaren ‘60

feestzaal werd heringericht in vier klassen. In 1959 ging het gebouw tegen de vlakte en verrees er een nieuwe school naar de plannen van architect Broos.

In 1963 werden de transmutatieklassen afgeschaft en werd de school geleidelijk aan volledig Nederlandstalig.

Vandaag is de Sint-Jansschool een gemengde lagere school, met een kleuterafdeling in de Riddersstraat. De lange stenen muur aan de Brusselsestraat is getooid met een kleurrijk schilderwerk dat zeven kinderen afbeeldt. Het werk heet ‘Nu zie je ons’ en moet automobilisten aanzetten trager te rijden.

Flory Vloebergs:

“In de jaren 50 staarde ik aan de deur van onze winkel in de Brusselsestraat rond 16 uur naar de jongens van de Slabberdoekses die voorbijkwamen. Dat was en marche, te voet in een rij van twee aan twee, met een pater vooraan en eentje achteraan. Een broeder liep in de goot en hield voortdurend de jongens in het oog, zodat ze goed bleven doorlopen en niet werden afgeleid. Bij de Amerikalaan werden de kinderen de straat overgezet, daarbij werd goed in de gaten gehouden of de tram naar Brussel er niet aan kwam. De Slabberdoekskes was de bijnaam van de Broeders van Liefde, omdat ze een kraaknette witte slab droegen.”

Paul Scherens:

“Ik herinner me dat toen ik op school zat bij de Slabberdoekskes, er op een dag een kameel langs kwam met reclame van Soubry macaroni. Dat was een heel spektakel. Helaas mochten alleen Franstalige kinderen op de kameel gaan zitten voor een foto. Ze volgden immers betalend onderwijs.

Maar zoals je op deze foto ziet, liet ik het niet aan mijn hart komen en deed ik toch mijn zin.”

Mille Pauwels:

“Op de hoek van de school woonde Louis Petrol. Hij deed in oud ijzer en was een voddenman. Louis was familie van de uitbaters van de paardenmolen op de kermis. Ook Guuske Tobback had tegenover het huidige Camilo Torres een ijzerwinkel. Daar was ook een groenten- en snoepwinkel: Bij Jeanke. De jongens van de Slabberdoekskes die er elke dag voorbijkwamen, hebben daar héél veel karamellen gepikt.”

Graffiti aan de Sint-Janschool
Paul Scherens, leerling aan de Slabbedoekskes in de jaren ‘60

Deze prent van de twee Leuvense tolhuizen komt uit de Délices de la Belgique, uitgegeven in Brussel in 1844

De tolhuizen

Weetje: op het linkse tolhuis hangt het enige overblijvende eentalig Frans straatnaambord van Leuven: Boulevard Edouard Remy. Na de taalstrijd Leuven Vlaams en de verhuizing van de Franstalige studenten naar Louvain-la-Neuve, is dat bordje over het hoofd gezien.

Opschrift aan het

De twee neoclassicistische tolhuizen op het einde van de Brusselsestraat, zowat tegen de Leuven Ring, werden in 1825 gebouwd naar de plannen van Martin-Joseph Hensmans.

In 1860 verdween het tolrecht en verloren de symmetrische gebouwen hun functie. In het begin van de 20ste eeuw kregen ze verschillende invullingen: een café, een wasserij, een kleuterschool … Maar uiteindelijk vielen ze ten prooi aan leegstand en verval. Toch bleven ze bij de aanleg van de Leuvense Ring in 1975 gespaard van de sloop.

Sinds 1989 zijn beide gebouwen beschermde monumenten en erkend als stadsgezicht. Het rechtse tolhuis, nummer 332, werd gerestaureerd in 2014 en is sindsdien in gebruik door de vzw Huis der Vrijzinnigen. Het linkse kreeg een opknapbeurt in 2021. Je vindt er de Instelling voor Morele Dienstverlening. Op een zijkant staat in grote, zwarte letters: TIR, de Franstalige benaming voor de schietbaan die in de buurt tot 1937 in gebruik was. Je leest ook de eigennaam J. Lafortune. Hij was bewoner van het linkse tolhuis en de bewaker van de schietbaan.

Mille Pauwels (°1924), één van de laatste boeren die actief was vlakbij de Leuvense Ring:

“Ik woonde in het tweede huis naast het café op de hoek van de Brusselsesteenweg, achter het rechtertolhuis van de Brusselsepoort. Het café werd uitgebaat door Jeanke en Pelagie. Nadien werd de staminee gerund door een bazin met grote borsten en bijgevolg werd het café in de volksmond boë dikke têt genoemd. Tot voor kort was er café De Brusselsepoort gevestigd.”

“In het rechtertolhuis was een gemeenteschool gevestigd, met juffrouwen Rosa en Yvonne. Die deelden nogal felle straffen uit. Een van mijn zonen, Felix, was nogal ne grawèllege (ongedurige), hij kon heel moeilijk stilzitten. Daarom had juffrouw Yvonne hem op een dag, met zijn spiksplinternieuwe kasjpoesjêr (stofjas) met nagels vastgemaakt in de houten plansjei (plankenvloer). Het resultaat waren twee grote gaten in zijn nieuwe stofjas en een heel kwade moeder.”

“Ik herinner me nog Zwêt Jefke. Die ging rond in ’t stad met een kruiwagen om lege blikjes en vodden te verzamelen. ’s Zaterdags hield hij er wel 1000 Belgische frank aan over. Na zijn dood, vond men onder zijn matras hopen briefjes van 100 Belgische frank.”

tolhuis ‘JAC. Lafortune Café du Tir’

Denis Vanzavelberg (°1929), Doni voor de vrienden:

“Ik woonde boven de Wijnpers op de Mechelsevest en mijn geliefd speelterrein was de Zunk. De Zunk was een 100 meter lange, 20 meter diepe kuil tussen de huidige Brusselse- en Mechelsepoort. De kuil diende als schietstand voor Belgische soldaten en liefhebbersschutters. De kuil was bewust diep uitgegraven want er werd geoefend met echte kogels. Die bleven dan steken in de wand. Als er niet geschoten werd, gebruikten we de Zunk als voetbalterrein of gingen ik en mijn vrienden de loden kogels uit de wand uitgraven. Daarna legden we die thuis op de Leuvense stoof om ze te smelten. Dat lood verkochten we aan een handelaar in metalen. Ook de achtergebleven koperen hulzen gebruikten we. Een ander leuk spelletje was om de kogels te laten ontploffen. De Zunk was eigenlijk verboden terrein en dus hadden we regelmatig problemen met de wijkagent. Die kreeg de bijnaam Kiekenoogske omdat hij altijd rode ogen had. We waren hem echter steeds te vlug af.”

De Burgerwacht

De verbroedering ‘Burgerlijke Bescherming voor Leuven en randgemeenten’ had lange tijd haar vergaderlokaal in het linkse tolhuis. Jacqueline Devester was secretaris van de verbroedering, haar vader Jean was stichtend voorzitter. Samen met gewezen lid Luc Van Laer ontrafelde ze de geschiedenis van deze vereniging.

De Civiele Bescherming onder de naam Passieve Luchtverdediging aan de opslagplaats in de Parijsstraat

Hugo
Jacqueline De Vester

Publiciteitsbeeld van de verbroedering burgerlijke bescherming van Leuven

Jacqueline en haar vader achter de bar van het nieuwe clubhuis van de verbroedering in het tolhuis in de Brusselsestraat

“Door de oorlogsdreiging ontstonden er vanaf 1935 vrijwillige burgerwachten ter bescherming van de bevolking, de civiele bescherming. De Leuvense afdeling bestond uit een dertigtal mannen en vrouwen die burgerzin, hulpvaardigheid en menslievendheid hoog in het vaandel droegen. In de oorlogsjaren stonden ze in voor het opruimen van de wegen en straten, de distributie van rantsoenzegels, de controle van verplichte verduistering en het ziekenvervoer. De vuurdoop voor de Leuvense afdeling kwam er in mei 1940 met de luchtaanval op de Tiensepoort. Tijdens de oorlogsjaren professionaliseerden ze zich onder de naam Passieve Luchtverdediging en later Passieve Luchtbescherming. In juni 1945 vervelde de burgerwacht zich tot een Nationaal Hulpkorps (NHK), met voor het eerst beroepspersoneel in dienst. In 1951 luidde de naam Korps Burgerlijke Bescherming.”

“De oorspronkelijke vrijwilligers hadden een hechte band, ondanks de officiële staat van dienst. Daarom verenigden ze zich in vriendenkringen of verbroederingen. Ook in Leuven werd in 1955 de Burgerlijke Bescherming Leuven en randgemeenten opgericht. De leden kwamen elke week samen en hadden een eigen vlag en uniform. Aanvankelijk hadden ze geen vast lokaal, tot het stadsbestuur in 1967 het oude tolhuis aanbood. Dat bevond zich in belabberde toestand, maar met de hulp van kruisboogvereniging Help Uzelf hadden de verbroedering na twee jaar een modern clublokaal met vergaderzaal, bar en keuken. Burgemeester Vansina en de schepenen huldigden het lokaal in 1978 officieel in.”

“De leden bleven trainen en oefenen, bijvoorbeeld door een redding uit een bovenverdieping of een evacuatie van een gekantelde auto in het water. Het stond allemaal netjes beschreven in het tijdschrift Spreekbuis. Op vaderlandslievende plechtigheden was er altijd een ruime delegatie van de groep vertegenwoordigd.”

“De brandweer-, politie- en hulpdiensten hebben intussen de rol van de burgerbescherming overgenomen. Steeds minder werd er een beroep gedaan op vrijwilligers. De verbroedering werd in 2014 plechtig ontbonden met de overhandiging van de vlag en het Gouden Boek van de vereniging. Die worden bewaard in het stadsarchief.”

Jacqueline De Vester

De ijskelder aan de Brusselsepoort

In de heuvel achter het linkse tolhuis, tussen de Edouard Remyvest en de Leuvense Ring, ligt een ijskelder verscholen. Hij werd midden vorige eeuw afgesloten voor het publiek, maar enkele jaren geleden herontdekte het Regionaal Landschap Dijleland het bouwwerk. Het ondergrondse deel van de ijskelder was nog intact. Het heeft de vorm van een omgekeerde kegel en werd volledig gemetst met bakstenen. Het bovengedeelte en de toegang werden in 2020-2021 gerestaureerd.

Toen er nog geen diepvriezers en koelkasten waren, werden levensmiddelen met natuurijs gekoeld. Dat werd in de winter in grote blokken uit bevroren vijvers en de Vaartkom gehaald en in ijskelders bewaard. De ijskelder aan de Brusselsestraat werd in 1825 gebouwd, is vijf meter diep en georiënteerd naar het noorden. Een laag van meters grond en dicht struikgewas schermde de kelder af van zonlicht en warmte.

Het ijs in de kelder werd gebruikt door ziekenhuizen als koortswerend en verdovend middel. Ook handelaars en consumenten konden het ijs aankopen. Vandaag doet de ijskelder dienst als winterverblijf voor vleermuizen. Erfgoed én biodiversiteit in één.

De opening van de gerestaureerde ijskelder in 2018
Op deze foto zie je boven op de zandberg de zijkant van de ijskelder
Hugo Geeraerts

Leven in de brouwerij

Bierstad Leuven telde in 1477 liefst 72 brouwerijen of ‘cammen’. Dat waren vooral huisbrouwerijen: ambachtelijke ondernemingen met een kleine productiecapaciteit en een beperkt aantal medewerkers. Opvallend is dat er daarvan zestien in de Brusselsestraat gevestigd waren. De Dijle zit daar voor iets tussen, die voerde redelijk zuiver water aan als basisgrondstof voor het bier.

Het brouwersambacht hield goed stand door de eeuwen heen. Op de Leuvense kiezerslijsten van 1794 waren niet minder dan 310 brouwers-leveranciers en brouwers-tappers ingeschreven. Van alle brouwerijen van toen, klinkt er geen enkel nog vertrouwd in de oren. Alle brouwerijen binnen de eerste ringmuur werden vernield tijdens WOI of gesloopt tijdens de sanering van de Slachthuiswijk in 1909. Wat blijft ervan over? Alleen het gebouw van voormalige brouwerij Vilvoorden (huidig huisnummer 118-118A) staat er nog. Voorbij de eerste ringmuur overleefde enkel het gebouw in traditionele bak- en zandsteenstijl waar brouwerij De Jonghen Pelgrim gevestigd was (huisnummers 168-170).

Brouwers en herbergen

Een overzichtje in vogelvlucht van alle brouwerijen, mouterijen, bottelarijen en andere biergerelateerde zaken van weleer. Wie meer wil weten, kan de gespecialiseerde publicaties in de bibliografie raadplegen.

We starten aan de Grote Markt – de Steenstraat – aan de linkerzijde: De Mol, Den Rooden Schildt, Het Craeyken (later de Eenhoorn), Het Exterken, Den Grooten Creeft, Halfhuys, Bethleem (later Oistenryck). Aan de rechterzijde: Den Boeck (later Vranckrijck), De Wilde Gans, Den Ouden Pelgrim, Den Valck (later De Gulden Cam), Den Grooten Mantel, Keulen (later Het Hof van Keulen), Termonde alias Dendermonde, Den Groene Scilt, Het Ossenhooft, Tervuren, Aelst, De Trompet (later De Prince van Parma), Vilvoorden.

Brouwerij Lovania

Etiket van brouwerij Lovania

Voorbij het Handbooghof begon de Bieststraat. Aan de linkerzijde vond je Den Blauwen Oijvaert (met meerdere schrijfwijzen van Ooievaar), daarachter Den Moutvloer, en vervolgens Het Wieroock Vat, Den Vossensteert, De Aude Borse. Aan de rechterzijde: Santvliet, Vrieslandt (ook Het Caetspel), ’t Bruijn Peerdeken, Hollandt (later bottelarij, daarna metaalwaren Deneuter, nu Brico City), In Den Cleynen Beer (later en tot 1945: brouwerij Lovania op de hoek met de Fonteinstraat), gekend voor zijn bier Peeterman.

Daarna volgen Schaliëndack, Van Tieldonck en De Tessche (later: De Oude Tersse, die zijn naam gaf aan de Tessenstraat) waarvan nog overblijfselen van het gebouw zichtbaar zijn in de tuin van het hoekhuis met de Brusselsestraat. Verder had je De Swerte Lelie, Den Gaudtberg (later: Den Cleynen of Jonghen Pelgrim) en Den Molensteen.

Voorbij de Blauwe Hoek begonnen de Wijngaardstraat en de wijngaarden.

Vandaag zijn er nog amper echte cafés in de Brusselsestraat. Bierbar en -shop Malz werd in 2023 op het Beer Awards Digital Festival uitgeroepen tot beste biercafé in Vlaanderen. Straf, want cafébaas Joren Mannens opende zijn zaak pas in juni 2021. Er stromen geen klassieke biermerken uit de twaalf tapkranen en alle bieren worden geschonken in het eigen MALZ- glas. Naast de bieren op vat heb je nog de keuze uit een driehonderdtal andere soorten bier, cider of mede. Koffie, thee, wifi of contante betaling is er niet.

Herinneringen aan het caféleven in de jaren ‘50

Marie-Jeanne Dejean:

“Op de hoek met de Predikherenstraat bevond zich Café Clinique, bij Florreke en Gust, het latere Sint-Pietershof. Het wijkcomité organiseerde bonte avonden in het zaaltje achteraan, met heel de buurt als artiesten en alle dialogen waren in het Leives dialect. Daar werd wat afgelachen! Gust van het café werkte in het slachthuis. Op een keer had hij twee varkenshespen bemachtigd. Als wederdienst voor gedane werken, kreeg mijn pa er eentje van. Hij koos bewust de kleinste van de twee. Die was lekker. De dikke hesp die Gust voor zichzelf had gehouden, bleek bij het bakken afkomstig te zijn van een binnenbeer. Dat is een varken waarvan een of beide teelballen niet in de balzak zijn gedaald en dus in de buikholte blijven zitten. Hierdoor smaakt het vlees heel vies.”

Louis Tobback en Flory Vloebergs:

“Café Schaliëndak (Et Schoiledak) lag tussen de Tessenstraat en de Fonteinstraat. Er kwamen veel Waalse studenten over de vloer. Enkele huizen verder richting de Blauwe Hoek had je het lokaal van de communisten, dat was meestal afgesloten met rolluiken of houten panelen zodat niemand naar binnen kon kijken. Die nabijheid tussen het hoofdkwartier van de communisten en een café met veel Waalse studenten zorgde voor spanningen: met de Koningskwestie werd in dit café iedere dag gevochten en ruiten ingeslagen. De Franstalige studenten waren de koningsgezinde Leopoldisten. Leuvenaars en communisten waren tegen koning Leopold III. Achter het café lag een vespasienne, een ronde, metalen mannenpissijn.”

Het struifvogelspel

De Leuvense maatschappij Les Bons Vivants de Saint-Jacques blies wekelijks verzamelen om het struifvogelspel te spelen.

De inzet: een glas bier. Ze werd gesticht in 1873 en opgedoekt ergens in de jaren ’70. De laatste zetel had ze in café

De Cuythoek, Kapucijnenvoer 5. De Saint-Jacques in de verenigingsnaam is een verwijzing naar de Sint-Jacobsparochie. De spelers waren echte Leuvenaars en tijdens het spel klonk enkel het Leuvense dialect. Vanaf de jaren ‘60 werd het spel ook nog gespeeld in café Sint-Pietershof.

De opendeurdag tijdens de Jaarmarkt en Leuven Kermis was het hoogtepunt van het jaar. Iedereen kon dan proberen te ‘vogelen’, zoals dat in het clubjargon klonk. Het stadsbestuur deed traditiegetrouw zijn ronde langs de markten, verenigingslokalen en volksspelen, ook in De Cuythoek waar de schepenen hun beste beentje voorzetten. Het spel wordt vandaag niet meer gespeeld in Leuven. Zover we weten, is er nog een struifvogelvereniging in Lier.

Wat is het eigenlijk, het struifvogelspel? De struifvogel is een zware, houten vogel die met een touw aan de zoldering hangt. De vogel heeft een ijzeren pin in de snavel en handgreep onder de staart. Als de speler de vogel lost, zweeft die in een boog naar de doelschijf aan de overkant. Als alles goed gaat, blijft de pin steken in het doel. De roos is twintig punten waard. Hoe verder de pin van de roos verwijderd is, hoe minder punten.

De stand van het lichaam en de plaats van de voeten zijn enorm belangrijk voor het succes bij het vogelen. Daarom telt de eerste beurt niet mee, die dient enkel om de juiste positie te vinden en te corrigeren. Een kwestie van millimeters. Als de pin niet blijft steken en valt, dan moet de speler de pin oprapen. De scheidsrechter wordt ‘roeper’ genoemd, en die roept dan luid ‘olie’ of ‘petrol’.

Hugo Geeraerts:

“In 1962 maakte ik een traditionele rondgang op de maandag van Leuven Kermis samen met mijn lief, later mijn vrouw. Een traditie die ik heb geërfd van mijn vader én grootvader! Het was de tijd dat de minirok furore maakte en ook mijn Nadine volgde graag de mode. Bij de Bons Vivants moesten we – en zeker zij – het spel proberen. Toen ze de juiste stand zocht, had ze het duidelijk moeilijk met haar kort spannend rokje. Dat was voor de roeper helemaal geen hinder om als instructie te roepen: “Hoe kunt ge nu zo vogelen! Doe die benen toch verder open!””

Een foto van de Maatschappij “Les Bons Vivants” in 1923 ter gelegenheid van het gouden jubileum
Struifvogelmaatschappij Les Bons Vivants, Sportimonium vzw
Struifvogelmaatschappij Les Bons Vivants, Sportimonium vzw

5. BEROEMDE BEWONERS

De Brusselsestraat bracht best wel wat bekende Leuvenaars groot.

Roger Decoster (1944) was een beroemd motorcrosser in de jaren ’70 en ’80. Hij werd vijfvoudig wereldkampioen, negen keer Belgisch kampioen en haalde 36 Grand-Prixoverwinningen. Hij had een winkel ter hoogte van het standbeeld van Pater Damiaan.

Gilbert Huybens (30 oktober 1949) is een historicus en schrijver, componist en muziekpedagoog. Hij woonde lange tijd op de bovenverdieping van Brusselsestraat nummer 2.

Willy Kuijpers (1 januari 1937 – 17 november 2020) was een Vlaamsgezinde politicus. Hij was lange tijd burgemeester van Herent en prominent lid van de Volksunie. Hij zetelde voor de VU in zowat alle parlementen, tot hij wegens gezondheidsredenen in 1997 stopte met de nationale politiek. Hij werd geboren in de Wagenweg.

Dries Mertens (6 mei 1987) begon te voetballen bij Stade Leuven (nu OHL). Hij speelde in zijn lange carrière voor clubs als Anderlecht, Utrecht, Eindhoven, Napoli en Galatasaray, én voor het Belgische elftal. Hij is eigenaar van het historische complex De Drije Koningen/Groenendael aan de Blauwe Hoek.

Lorin Parys (12 april 1976) was politicus bij Open VLD en N-VA. In 2022 stapte hij uit de politiek om voltijds CEO te worden bij de voetbal Pro League. De geboren Leuvenaar woont in het hoekhuis van de Brusselsestraat en de Pelgrimstraat.

Paul Reekmans (17 april 1926 – 30 juni 2019) was kunsthistoricus, handelaar in tekenmaterialen, erevoorzitter van

het Leuvens Historisch Genootschap (LHG) en stichter en bezieler van de Akademie van het Leuvens Dialect. Hij heeft enorm bijgedragen aan de kennis van de geschiedenis van Leuven. Zijn winkel en woning bevond zich in de Brusselsestraat nummer 46, recht over de Predikherenstraat.

Louis Tobback (3 mei 1938) was zijn politieke carrière lang boegbeeld van SP, SP.a en Vooruit. Hij werd onder meer partijvoorzitter, minister en volksvertegenwoordiger en was van 1995 tot eind 2018 burgemeester van Leuven. Hij is geboren in de Brusselsestraat.

ENKELE HISTORISCHE FIGUREN

UIT DE BRUSSELSESTRAAT:

Mathias Vanden Gheyn (7 april 1721 - 12 juni 1795) was een bekend toondichter voor orgel en klavecimbel, stadsbeiaardier en organist van de Sint-Pieterskerk. Hij kocht in 1754 het huis Den Bonten Osse, dat later Het Gulden Vlies werd genoemd werd, in de toenmalige Steenstraat.

Pieter G.H. Willems (1840 - 1898) was classicus, hoogleraar en secretaris van de Leuvense universiteit, en voorzitter van diverse genootschappen voor taal- en letterkunde. Hij is onder meer medeoprichter van het Davidsfonds en boegbeeld van de Vlaamse beweging. Op zijn huis, nummer 190, hangt een herinneringsplaat.

Matheus De Layens (? – 1483) was de geniale 15de-eeuwse architect van onder meer het stadhuis. Hij woonde in De Moutvloer, een deel van de brouwerij De Blauwe Ooievaar.

Komt er ooit een einde aan de Brusselsestraat? Aan haar lengte natuurlijk wel, maar niet aan haar geschiedenis. Want er valt nog zoveel meer te vertellen over de langste straat van Leuven. Er is altijd nog wel een ‘ah ja, ook dat nog’ en een ‘hierover kunnen we ook nog iets schrijven’, maar dan wordt deze Straathistories veel te uitgebreid. We hopen dat we jou als lezer voldoende hebben kunnen laten kennismaken met onze straat.

De straatverhalen in dit boekje bevatten vooral persoonlijke herinneringen van oud-bewoners uit vervlogen tijden. Reflecties over het leven en wonen in de Brusselsestraat van vandaag zijn beperkt, omdat we de gedeelde ziel of gemeenschappelijke buurtmentaliteit van weleer niet meer terugvinden. De reden is velerlei. De uitbaters van de winkels komen en gaan veel sneller dan vroeger. En ze wonen niet meer boven hun winkels. ’s Avonds of op zondag beleven ze de straat dus niet meer, zoals destijds. De bovenverdiepingen staan vaak leeg, dienen als magazijn of worden ingericht met studentenkoten.

De Brusselsestraat gaat zelfzeker de toekomst in. Het heeft lang geduurd, maar de herwaardering van de omgeving is volop bezig. De fel bekritiseerde mastodont van de SintPieterskliniek is met de grond gelijkgemaakt, de terreinen errond zijn zo goed als bouwrijp. Het Handbooghof is prachtig gerestaureerd en opengesteld als groene wandelweg. De honderden bussen die vroeger dagelijks door de Brusselsestraat denderden, rijden nu langs de Brouwers- en de heraangelegde Tessenstraat. De stabiliteitswerken aan de 13e -eeuwse Sint-Jacobskerk zijn afgerond en het monument wacht op een nieuwe invulling. De nutsvoorzieningen, stoepen en rijbaan van de Blauwe Hoek en het derde deel van de Brusselsestraat zijn volledig vernieuwd. Beide tolhuizen zijn in ere hersteld en weer in gebruik. De transformatie is volop aan de gang, wie weet heeft dit ook een positieve invloed op het buurtgevoel?

En er komt nog meer! Veel meer! De enorme Hertogensite komt werf per werf tot leven, en tot 2028 wordt er hard gewerkt aan het imposante podiumkunstengebouw dat Leuven nog meer op de culturele kaart moet zetten. En ook de herinrichting van het straatdeel tussen de Amerikalaan en de Lei tot winkelwandelstraat komt eraan. Genoeg stof dus om binnen enkele jaren opnieuw een brochure over onze straat te maken!

We willen graag iedereen bedanken die op een of andere manier heeft geholpen aan de realisatie van dit project. Wij hebben er zelf flink wat tijd ingestoken maar ook veel plezier aan beleefd. Een speciaal dankwoordje is voor de erfgoedcel van de stad Leuven, in de persoon van Inge Huskens, die ons met raad en daad heeft bijgestaan.

COLOFON

Redactie:

Hugo Geeraerts, Flory Vloebergs, Lieve Pira en Yvo Alen

Eindredactie:

Bart Claes, Xpair Communication – xpair.be

Druk:

Drukkerij Van der Poorten

Design en Layout: Sweetbee BV

Afbeeldingen: zie bijschriften.

Wettelijk depotnummer:

D/2023/00466/1

We hebben ernaar gestreefd de wettelijke bepalingen in verband met de intellectuele eigendom van de beelden te respecteren. In principe zijn alle beelden opgenomen met toestemming van degene die de auteursrechten bezit. Indien je meent dat het recht op afbeelding geschonden werd, neem dan contact op met de Erfgoedcel Leuven zodat dit kan worden rechtgezet.

Verantwoordelijke uitgever:

Hugo Geeraerts, Tessenstraat 11 bus 5.05, 3000 Leuven

Jaar van uitgave: 2023

Deze Straathistories is een realisatie van de buurtbewoners van de Brusselsestraat met steun van Erfgoedcel Leuven.

EN VOORTS DANK AAN:

Alaerts Willy, Belemans Rob, Benazzouz Hafida,Cockx Greet, Cockx Tony, Daniëls Raoul, De Blick Luc, Dejean Marie-Jeanne (overleden), Demey Fred (overleden), Denon Willy, Derez Marc, De Vester Jacqueline, Devlies Carl, De Wachter Tania, Dierick David, Fluhr Bea, Geysen Rebecca, Govaerts Peter, Govaerts Monique, Hendrickx Maria, Henskens Josée, Huybens Gilbert, Kenis Ramon, Kestens Danny, Kestens Guido, Ceunen Marika, Kinnen Henri, Kuijpers Willy (overleden), Mannens Joren, Martens Frans, Mercelis An, Mertens Els, Meulemans Albert, Meulemans Charles, Michiels Francois, Morissens Yvette, Parijs Emmy, Pauwels Mille, Pauwels Louis, Reekmans Paul (overleden), Sarono Katrijn, Scherens Paul, Smets Dirk, Stroobants Louis, Stroobants Nadine, Tobback Louis, Tuerlinckx Albert, Vanden Abeele Kris, Vanden Eynde Anja, Vanden Eynde Jef, Vanderstappen Christiane, Vangeel Rudiger, Vangrinderbeek Albert, Vansina Dirk, Vanzavelberg Denis, Van Laer Jens, Van Laer José, Van Laer Luc, Vanoosterhout Jan, Van Schaeybroeck Roger, Van Steenbeeck Joske (overleden), Verstraeten Willy, Veugelen Willy, Vlassak Ritta, Vleminckx Leo, Vloebergs Richard en veel meer.

BIBLIOGRAFIE

Adriaenssens A. et al., Werken van Barmhartigheid: 650 Alexianen in de Zuidelijke Nederlanden. Stedelijk Museum Vander Kelen-Mertens, Leuven, 1985.

Aubert R., ‘Het Sint-Pietersziekenhuis’, in: 550 jaar universiteit te Leuven. Leuven, 1976.

Audiens J. et al., Vensters op Leuven: een geschiedenis. Salsa! vzw, Leuven, 2019.

Stad Leuven, Benedenstad, aan de oevers van de Dijle. September 2019 en juni 2022.

Boonen W., De geschiedenis van Leuven geschreven in de jaren 1593 en 1594. Leuven, 1880.

Broeders van de Kristelijke scholen 75 jaar te Leuven: schooljaar 1964-1965. Eigen uitgave, 1965.

Ceunen M., Claesen G. en Veldeman P., Leuven onder water: de overstroming van 14 mei 1906. Salsa!-cahiers 2, 2006.

Ceunen M., Claes G. en Dierckx L., Tegen brand gewapend: twee eeuwen brandweer en brandbestrijding in Leuven (18072007). Peeters, Leuven, 2007.

Cockx E. en Huybens G., De Leuvense prentenatlas, Geschieden oudheidkundige kring van Leuven en omgeving. Leuven, 2007.

De Vroede E., Het grote volkssportenboek. Davidsfonds, Leuven, 1996.

Dierick D. & Vandecruys K., Vandem bieren oft hoppen diemen aldaar bruwen soude: Bier in de late middeleeuwen te Leuven. Claves Scabinorum 10, Itinera Nova, Stadsarchief Leuven, 2017.

Doperé F. & Halflants J., ‘Huizen’ in de reeks: Waar is de tijd? 2000 jaar Leuven en Oost-Brabant, volume 14, 2000.

Drossart, J., ‘Renovatie stadsijskelder aan Brusselsepoort te Leuven – Deel 1’, in: Nieuwsbrief LHG, nr. 68, april 2021.

Drossart, J., ‘Renovatie stadsijskelder aan Brusselsepoort te Leuven – Deel 2’, in: Nieuwsbrief LHG, nr. 69, juli 2021.

Franckx E., ‘Een brouwersleven doorheen de archieven’, in: Nieuwsbrief LHG, nr. 41, juni 2014.

Geysen R., Het Leuvens oorlogsverhalenboekje. Erfgoedcel, Leuven, 2005.

Gilain G. en Uytterhoeven H., De Tijd van Toen, memoires van een Leuvenaar 1900 tot 1914-18. N.V. De Vlijt, Antwerpen, 1982.

‘IJzerwinkel Deneuter stopt ermee’, in: De Standaard, 27 november 2008.

Lahaye P.-J., Alles gaat voorbij ... maar de kerk blijft staan : een boek over de opkomst, groei, bloei, ondergang en wederopstanding van verenigingen, scholen, kloosters, bekende figuren, …in de St.-Jacobswijk te Leuven. Thomas c.v.b.a., Leuven, 2002.

Leuvens Historisch Genootschap, Tijdslijn van Leuven, mensen en feiten. Leuven, 2012.

Meulemans A., Atlas van Oud-Leuven, Stadsdrukkerij. Leuven, 1981.

Meulemans A., Huizen en straten van het oude Leuven. Bewerkingen en aanpassing van P. Reekmans & H. Meulemans. Met aanvullingen van J. Galicia. Deel I: patrimonium; deel II: atlas en registers. Jaarboek Leuvens Historisch Genootschap, Leuven, 2004.

Minten L. et al., Overleven in Leuvense gangen. Salsa!-cahiers 16, 2021.

Podiumkunstensite krijtlijnnota Werking. Stad Leuven, 2022.

Peeters M., Gids voor oud Leuven. Scriptoria, Antwerpen, 1983.

Persoons E. & Staes J., Leuven/Steden van België. Brussel, 1981.

Reekmans P., ‘Woo es dat ieverans? De Brisselsestroot’. ONS LEIVES 7, augustus 1991.

Reekmans P. & Co, Leuvense straatnamen, pleinen en wijken. Leuven, 2017.

Reekmans P. en Kenis R., Leuvense straten en pleinen: De Steenstraete vroeger... en nu. Leuvens Historisch Genootschap, Leuven, 2007.

Smeyers A., Leuven vroeger en nu, Leuven. De Vlaamse Drukkerij, 1948.

Stroobants J. & Co, Leuven: eeuwenoud, springlevend. Tielt, 2005.

Uytterhoeven R., Leuven weleer 5: Naar de Biest en tot aan de Westhelling: Brusselsestraat, Kapucijnenvoer, Fonteinstraat ... Standaard Boekhandel, Leuven, 1989.

Uytterhoeven R., Leuven, bierstad door de eeuwen heen. Een uniek brokje lokale geschiedenis rond brouwen en drinken met documenten van de XVIIe tot de XXe eeuw. Leuven, 1983.

Uytterhoeven R., 750 jaar Leuvense Parochies. Uitgeverij Peeters, Leuven, 2002.

Uytterhoeven H., Leuven in oude prentkaarten. Zaltbommel, Deel 1 & 2, 1977.

Vandekerchove V. et al., 900 jaar Gastzusters te Leuven: een tijdelijke tentoonstelling in het voormalige augustinessenklooster, Leuven. Cultureel Centrum, Leuven, 1999.

Van Ermen E. & van Uytven R., ‘Soldaten’ in de reeks: Waar is de tijd 2000 jaar Leuven en Oost-Brabant, volume 7, 2000.

Van Even E., Louvain dans le passé et dans le présent. Peeters, Leuven, 2001.

Van Even E., Louvain monumental, ou Description historique et artistique de tous les édifices civils et réligieux de la dite Ville. Leuven, 1860.

Wean International b.v. & Stad Leuven, Daarom Leuven. Maastricht, 2008.

ONS LEIVES, tijdschrift van de Academie voor het Leuvens Dialect, alle jaargangen van 1990 tot 2021, van nr. 1 tot 128, incl. overzicht.

WEBSITES:

Leuvens Historisch Genootschap: www.leuvenshistorischgenootschap.be

Leuvense Historische Weetjes: www.facebook.com/LeuvenseHistorischeWeetjes

Leuven van Weleer: http://leuven.weleer.be

Erfgoedplus: www.erfgoedplus.be

Cinema Leuven: http://www.cinemaleuven.be/cinema/cin%C3%A9ma-moderne

Inventaris onroerend erfgoed: https://inventaris.onroerenderfgoed.be

Cultuurgeschiedenis: https://cultuurgeschiedenis.be/exit-sint-pietersziekenhuis

Wikipedia

Zelf interesse in Straathistories?

Kijk op www.erfgoedcelleuven.be/straathistories en neem contact op met de Erfgoedcel.

Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.