9789022334997

Page 1

Brood.indd | Sander Pinkse Boekproductie | 30/11/17 / 15:07 | Pag. 7

— De nachthemel, daar moest ik aan wennen. Thuis leken de sterren altijd van goud, zacht glin­ sterend. Hier lijken ze van zilver, en veel verder weg. Minder glinsterend, eerder bevend, alsof elk ogenblik de stroom kan uitvallen. Niet alleen de hemel, ook de nacht is anders. Met dub­ bele, soms driedubbele schaduwen, of meer. Door de lampen, de overal aanwezige schrille lampen. De scha­ duwen weten niet welke kant ze uit moeten springen. Soms voel ik me een schaduw. Maar ik ben van vlees en bloed. Met een onsterfelijke ziel, wordt gezegd, al wil niet iedereen dat geloven. Er zijn er die beweren dat de ziel slechts een woord is omdat we er geen betere omschrijving voor hebben, en dat ze zelfs dan niet is wat het woord wil zeggen. Dat we stamelen. Naargelang de straat waar ik door loop, kan ik de scha­ duwen voorspellen. Omdat ik de lichten ken, elke lamp. Op een dag komt het me van pas. Dat zeg ik niet, dat denk ik. Soms is het goed dingen te denken die je niet hoeft te zeggen. Soms weet ik niet in welke taal ik moet denken. Het mooiste is toch dat mensen je begrijpen. Niet altijd gemakkelijk. Niet altijd. Uiteindelijk heb ik geleerd te zeggen wat mensen willen horen. 7


Brood.indd | Sander Pinkse Boekproductie | 30/11/17 / 15:07 | Pag. 8

Onvoorstelbaar wat mensen allemaal willen ho­ren. Doe normaal. De mensen weten niet hoe graag ik normaal wil zijn. Als het echt hard regent, houdt karton het amper een kwartier uit. Tegen de gewone kou en het snerpen van de wind kan het helpen. Tegen de bittere kou is het niet opgewassen. En als de bittere kou in jezelf zit, heb je er al hele­ maal niets aan.

8


Brood.indd | Sander Pinkse Boekproductie | 30/11/17 / 15:07 | Pag. 9

— Ik was tien. Misschien elf. Misschien negen. Mis­ schien twaalf. Mijn precieze geboortedatum heeft nie­ mand me ooit verteld. Thuis hielden we geen register bij. Ik was zo oud als het uitkwam. Hij is groot genoeg om te helpen, zeiden ze. En dan moest ik helpen. Hij is oud genoeg voor de school, zeiden ze. En dan mocht ik naar school. Kun je lezen, vroegen ze. En dan las ik voor wat ik had leren lezen. Maar welke leeftijd ze me ook gaven, ik wilde spelen, plezier maken. Soms ravotten we met twee of drie, soms met veel. We telden elkaar zelden. We zaten achter elkaar aan, wierpen met stenen, maakten samen een vlieger, trok­ ken hem uiteen, staken hem opnieuw in elkaar, gooi­ den hem in de lucht, lieten hem liggen, bouwden een boot. We vochten met elkaar. We lieten elkaar struikelen. We lachten elkaar uit. We lachten om de meisjes, ze waren kippen. Ze ka­ kelden. Ik was elf. Misschien tien. Misschien twaalf. Mis­ schien negen. Ik wist niet waar ik moest beginnen met tellen. De school was al een half jaar gesloten. De maanden daarvoor was ze ook geregeld voor een of twee dagen dichtgegaan. De school werd gevaarlijk. 9


Brood.indd | Sander Pinkse Boekproductie | 30/11/17 / 15:07 | Pag. 10

Toen hoorde ik voor het eerst praten over vertrek­ ken. In ernst. De stem van vader, de stem van moeder, die van mijn grote broer. Mijn oudste zus zweeg. Mijn kleine broer en twee kleine zussen sliepen. Nog dezelfde maand werd er opnieuw over gepraat. De bezwerende stem van vader, de zoekende stem van moeder, de afgemeten stem van mijn broer. Mijn oudste zus zweeg, maar haar zwijgen was hoorbaar zoals wind die er nog niet is en elk ogenblik kan opsteken.

10


Brood.indd | Sander Pinkse Boekproductie | 30/11/17 / 15:07 | Pag. 11

— We hoorden het rommelen in de heuvels. Een feest, dachten mijn vrienden en ik. Of onweer. Maar de volwassenen wisten beter. Eerst bleef het in de heuvels. Of eerder achter de heuvels, want de lucht was helblauw aan onze kant, met bolle witte wolken. Damp, waar geen regen in zit. We zagen alleen het stof opwaaien. En als je goed keek, kon je de vuurmonden zien, de vuurflitsen, en daarna hoorde je de knal die langs de helling rolde. Carnaval. Oudjaar. Die feesten kennen ze hier. Dat weet ik. Dat weet ik nu. Weten mijn handen wat ze deden? Kun je een ziel schenden die je niet bezit? Wij kenden andere feesten. De brug over het dal werd versierd met wimpels. Vanuit ons huis zagen we aan de overkant van het dal de lampionnetjes op het dorpsplein wiegen in de zoele wind die van de heuvels stroomde. Onder de brug lagen houten staketsels waar waaghalzen langs de hellingen naartoe kropen om er vuur te maken met gekleurde rook. Voor ons was er snoep en gebak en zelfgemaakte ­limonade. Er werd gedanst en gezongen, en gerookt en gekauwd. Er werd geblinddoekt naar een goudvis ge­ grepen in een grote kom water. En wij, kinderen, zaten achter elkaar aan, we verstopten ons, rolden door het stof. We gooiden niet met stenen, want het was feest. 11


Brood.indd | Sander Pinkse Boekproductie | 30/11/17 / 15:07 | Pag. 12

Ik zat met een meisje achter een muurtje. Degene die zocht, hoorden we rondstruinen over het grind. We hielden onze adem in, het meisje kneep in mijn arm. We wilden ons niet als eersten laten snappen, we maakten ons zo klein mogelijk, ons hoofd en onze schouders tegen elkaar. Ze rook zoet, haar armen voelden knokig. De jongen die zocht, verwijderde zich en we maak­ ten ons los uit elkaar. Haar haren plakten aan mijn lippen. We keken omhoog, naar de zwaluwen die daar scheerden. Ik voelde haar knoken nog tegen mijn ribben. Ze moest plassen, van de spanning, maar we durfden niet bij het muurtje vandaan. Ze draaide zich met haar gezicht van me weg, schortte haar jurk op en trok haar onderbroek naar beneden. Ze plaste gehurkt in het zand. Het geurde warm en zout, zoals van koei­ en. Plots klonk de kreet van diegene die als eerste was gevonden. Opnieuw kropen we tegen elkaar aan, ik rook dat ze had geplast. Toen vonden ze ons. Dat moet het laatste feest zijn geweest. Daarna zakte het gedonder de heuvels af.

12


Brood.indd | Sander Pinkse Boekproductie | 30/11/17 / 15:07 | Pag. 13

— Het huis van mijn oom ging door de knieën. Twee voltreffers, zei mijn tante. Het huis was niet goed gebouwd, zei vader. Mijn oom was gewond aan zijn been en aan zijn rug. Gelukkig was er verder niemand in de kamer geweest. Een zijmuur was omgevallen en het dak verzakt. Die zijmuur was al lang brokkelig en dat dak was al eerder wrak, zei vader, dat huis was helemaal niet zo goed gebouwd. Het kon gestut worden. Daarna werden de velden vernield. In de vallei hing rook. We gingen niet meer naar school. We speelden ook niet meer. We moesten schuilen. Met velen in een hol. Dicht op elkaar. Ik rook op­ nieuw het meisje dat die keer had geplast. Maar nu rook ik vooral zweet. Meisjeszweet stonk net zo hard als dat van een jongen. We moesten helpen, redden wat er van het veld nog te redden viel. Op handen en knieën, oogsten wat er nog te oogsten overbleef, wortels, knollen. We wroet­ ten in de grond en groeven de knollen op, maar ook keien, het veld zat er vol mee. We stopten ze onder in de manden. Dan grinnikten we om degene die de mand naar de kar droeg: hij sjouwde zich verrot, zag slechts de knollen bovenop. Waar had ik oog voor? 13


Brood.indd | Sander Pinkse Boekproductie | 30/11/17 / 15:07 | Pag. 14

Voor de zwaluwen die hun scheervluchten uitvoer­ den. Voor de sprinkhanen die zich met honderden op het stukje grond wierpen dat wij probeerden te rooi­ en. Voor het zweet dat van mijn voorhoofd lekte en waar de vliegen op afkwamen. Ik moest ze voortdu­ rend van me afslaan. Later lag er een man dood in de velden. Mijn oudste broer zag hem liggen en wilde mij er vandaan houden. Ga vader en moeder verwittigen, zei hij. Dat deed ik, maar toch ging ik eerst kijken wat voor een man het was. Iemand van een naburig dorp, zei mijn broer. Ik wist niet hoe hij dat wist. Het hemd van de man was aan flarden en kleefde aan zijn borst, rood doordrenkt. Weg daar, zei mijn broer, misschien ligt er een mijn. Ik rende naar huis. Blijf binnen, zei mijn vader. Zelf ging hij anderen in het dorp op de hoogte brengen. Mijn zussen en jonge­ re broer en ik kregen van moeder een homp brood die ze in zoete melk had gedoopt. We moesten binnen­ blijven tot vader terug was. Nog later werden de doden talrijker. Soms lagen ze zomaar op straat, de doden verborgen zich niet eens meer. Eén had een mes in zijn nek. Ze hadden zijn handen op zijn rug gebonden. Iemand die niet lette op wat hij zei, fluisterde moe­ der, dus kijk uit wat jullie vertellen. Vader en mijn oudste broer hadden voortaan een mes bij zich. 14


Brood.indd | Sander Pinkse Boekproductie | 30/11/17 / 15:07 | Pag. 15

Wat moeten jullie met dat mes, vroeg moeder, is een mes niet even verdacht als een verkeerd woord? Ik wil jullie ’s avonds allemaal levend terug rond de tafel. Vliegtuigen vlogen over. Soms zes of acht op een dag. Nu en dan zagen we ze boven de heuvels cirkelen. Zwaluwen vlogen wispelturiger, en vrolijker. Dan verdwenen ze achter de heuvels en heel af en toe hoorden we het ratelen van de boordwapens. Op een middag zag ik een colonne jeeps voorbijrij­ den. Het moeten er vijf of zes, misschien zeven zijn geweest, door de wolken stof die ze maakten kon ik ze niet goed tellen.

15


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.