9789023496786

Page 1

roosevelt


Gie Bogaert

Roosevelt Roman

2016 de bezige bij amsterdam | antwerpen


‘Liegen. Wat een ontdekking.’ J. Bernlef

Copyright © 2016 Gie Bogaert Vormgeving omslag Kris Demey Omslagbeeld Getty Images Foto auteur Koen Broos Vormgeving binnenwerk Adriaan de Jonge Druk Bariet, Steenwijk isbn 978 90 234 9678 6 nur 301 debezigebij.nl


Opstap


Pst. Psssst. Jij, ja. Kom wat dichterbij. Vertrouw me maar, ik heb geen kwade bedoelingen. Dat is beter. Ik weet het, ik ruik niet lekker, vooral niet op zomerochtenden als deze. De nacht zit nog in mijn kleren. Wat aarzel je? Schrikt mijn oudemannenhuid je af? De schrammen en die paar putten in mijn vel? Kijk niet te nauw. Ik heb een gouden hart. Mijn naam is Roosevelt. Maar dat weet je natuurlijk, anders was je hier niet. Je mag me ook Franklin noemen als dat gemakkelijker is. Honderdvijftig jaar maken er iemand niet beter op zoals je ziet. Ik kan nauwelijks nog bewegen. En ik heb last van jicht. Zo nu en dan spelen ook mijn ingewanden op. Soms is het alsof er een tram doorheen rijdt. Ik zou best een nieuw pak kunnen gebruiken. Moderner. Modieuzer. Meer gestroomlijnd. Ik had het al jaren geleden moeten krijgen. Maar beloftes aan een oude man worden zelden ingelost. Ruik je de ochtend? Proef je de dag? Heb je gezien dat achter de kantoren de zon allang is opgestaan? Een rechthoek van haar gloed ligt tegen de zijgevel van de Opera. Merk je hoe het roze licht daar over het terras van Brasserie Gustav valt? Het wordt bloedheet straks, let maar op. Er komt gedonder van.

9


Zie je die jongen ginder? Nee, niet daar. Je kijkt de verkeerde kant op. Daar, bij het vijfde perron. Of het zesde, dat kan ook. Mijn ogen zijn niet meer zo goed. Kijk, hij gaat op zijn knieën zitten. Zie je hem nu? Zou je vermoeden dat hij aanstalten maakt om met krijt mijn stoepen vol te schrijven? Geloof je me niet? Je denkt dat ik zo’n oude fantast ben, een fabulant die al vanaf ’s morgens vroeg zijn verveling probeert te verdrijven? Vind je dat die jongen er betrouwbaarder uitziet dan? Zo met die bril en die te grote pet op? Daar heb je de eerste vuilniswagen. Die dikke loopt alweer voorop, in haar oranje hesje. Hoor haar zuchten. Er is haar net verteld dat ze ook vanavond dienst heeft. Bij de kades. Na het vuurwerk. Kijk hoe ze mijn plooien probeert schoon te vegen. Heb je gemerkt dat ook de eerste trams al onderweg zijn? Zag je het groepje arbeiders met hun vrachtje bier passeren? En de vroege pendelaars? Ochtendmensen. Je bent lang niet de enige die al wakker is. Wat denk je, zal ik eens een stuk of wat passanten het woord geven op dit vroege uur? Ze laten vertellen over wat hen zoal bezighoudt? Over hun besognes? Hun heldhaftigheid? Hun faux pas? Misschien hoor je zo ook wel je eigen verhaal. Goed? Luister dan.

10

Halfzeven


CARLA

Ik ben te laat. De eerste tram is al weg. Ik had niet mogen omrijden. Ik ben langs de Olympiadelaan gereden en over de Jan de Voslei. Ik fiets niet meer langs de polder. Ik heb de eerste tram gemist. Mijn fiets staat in het rek. Daar. Aan de overkant. Op de hoek. Het achterspatbord is krom. Ik kan mijn fiets zien vanaf hier. Ik heb het sleuteltje in mijn linkerzak gestoken. Het nummer van het andere slot moet ik onthouden. Twee. Zes. Zeven. Twee. Zes. Zeven. Ik moet vandaag weer tellen. De vrouw in het kantoor heeft het gezegd. ‘Jij gaat tellen,’ heeft ze gezegd. ‘Je hoeft er niet voor naar school te zijn geweest.’ Ik heb de eerste tram gemist. Ik moet de mensen tellen die uit tram 11 stappen. Ik tel ook de mensen die instappen. Op dit perron en op het perron hiertegenover. Ik moet de getallen opschrijven. Op dit blad. ‘Alleen tram 11,’ heeft de vrouw in het kantoor gezegd. Ik weet niet welk getal ik moet invullen voor de eerste tram. Ik doe alle dagen drie beurten. Vier dagen achtereen al. Van zes tot tien, van halfelf tot halfdrie, van drie tot zeven. Twee. Zes. Zeven.

13


HOEVEEL HARTSTOCHT GAAT ER IN EEN ZAK-

De vrouw in het kantoor heeft rood haar. Ze blaft als ze praat. Ze zegt dat ze de getallen niet kan lezen. Elke avond moet ik mijn lijsten binnenbrengen in het kantoor van de Maatschappij. Zo zegt ze dat: ‘Het kantoor van de Maatschappij.’ Ze zegt elke keer dat ze niet weet wanneer de Maatschappij me zal betalen. Dan lacht ze tegen het glas tussen ons. Daarna fiets ik naar huis. Sinds gisteren neem ik een andere weg. Twee. Zes. Zeven. Thuis wacht Taco op mij. Taco is mijn goudvis. Ik heb hem nog maar net. Ik heb hem voor mijn verjaardag gekocht. Vorige week. Voor maar drie euro. In dezelfde winkel waar ik Lolo kocht. Ik ben vierentwintig jaar geworden. Lolo is dood. Hij dreef vorige maand op zijn zij boven in de kom. Ik heb nog met de kom geschud. Het hielp niet. Ik heb Lolo door de afvoer van het bad gespoeld. Nu zit de afvoer verstopt. Ik was me aan de kraan. Over zes minuten komt de eerste tram terug. Ik kan beter nu al oversteken. Er staan zeven taxi’s voor het Atheneum. Ik heb twee chauffeurs zien weggaan. Misschien zijn ze broodjes gaan kopen. En koffie. In de krantenwinkel. De andere chauffeurs slapen achter het stuur van hun auto’s. Koffie is hier duur. Ik breng koude thee mee. In mijn thermosfles.

14

Bij de andere perrons staan een paar autobussen. De motoren draaien. De chauffeur van de bus naar Mechelen leest zijn krant. Over mij staat er niks in. Ik heb tegen niemand iets gezegd. Ik kan heel goed zwijgen. Een zwarte vrouw komt voorbij. Ze duwt een kinderwagen voort. Het kind is niet van haar. Het is blank. De lichtreclame boven op Hotel Terminus is blijven branden. Er zijn lampen kapot. Er staat alleen terminus hotel. De vuilnisbak bij het tramhokje stinkt naar vis. Op het kruis aan de apotheek is het vier minuten over halfzeven. Zes. Drie. Vier. Over twee minuten moet ik tellen. Wat zou die jongen op de grond willen schrijven? De tram is te vroeg. Hij steekt het kruispunt over. Ik voel het in mijn buik. Mijn buik doet pijn. Sinds gisteren. Trams zuchten als ze stoppen. Er stappen drie mensen uit. Een vrouw met twee grote tassen wasgoed. Een jongen met een golfpet achterstevoren op zijn hoofd. Een man in korte broek en op sandalen. Op het T-shirt van de jongen staat BE LOVED. Er is niemand opgestapt. Ik schrijf een 3 en een 0 in de kolommen op mijn blad. De tram is weer weg.

1


DOEK? HET WAS EEN VAN DE VELE VRAGEN DIE

Ik heb niet op de bestuurder gelet. Mijn fiets staat er nog. Twee. Zes. Zeven.

’S MORGENS VROEG AL DOOR HET HOOFD VAN

HELGE

Martin ligt opgevouwen naast me, nog verborgen in zijn slaap. Een hoek van het laken is half over zijn dij geslagen. Hij heeft zijn gezicht naar me toe gekeerd zodat ik het moedervlekje achter zijn oor niet zie. Maar ik weet dat het er is. Ik heb het gisteravond gecontroleerd. Onder zijn linkeroog zit een slaapplooi. Hoe ouder ik word, hoe meer ik wakker worden als een gunst beschouw, als een extra vrachtje tijd dat me wordt geboden, niet omdat ik er recht op heb, maar omdat een soort onbekende weldoener het me dagelijks offreert, zonder enige garantie op herhaling evenwel, en dus in de overtuiging – en bij uitbreiding: de medische zekerheid – dat het altijd op kan houden. De laatste tijd aai ik Paagman ’s avonds langer over zijn vacht en zoen ik Jacky vaker. Ik ben al vijfenveertig. Ontwaken heeft iets geruststellends. Het langzaam terugkeren in de wereld zorgt voor een behaaglijke opluchting. De beelden en verhalen van de nacht maken plaats voor langzaam weer herkenbare contouren. Als ze geen last hebben van braken of bloedschommelingen, komen patiënten zo ook uit een narcose. Wanneer de sedatie is uitgewerkt, worden ze geleidelijk weer in de werkelijkheid toegelaten. Dat gebeurt in fases, zodat ze een tijdlang tussen bewustzijn en bewusteloosheid zweven, tot ze in de simpele handelingen die ze opnieuw begin-

16

17


VEE KWAMEN GEDANST. MALLE VRAGEN WAREN

HET. IN WELK BED SLAAPT DE WIND? HOEVEEL

nen te verrichten zichzelf weer herkennen en zich kunnen troosten met de bemoedigende gedachte dat ze er nog zijn. Wakker worden naast je man is het kwadraat daarvan. Het je vertrouwde warme lichaam, dat zo dicht bij je ligt dat je het met een zachte duw tot leven kunt wekken, biedt je ogenblikkelijk geborgenheid en een rustgevend gevoel van stabiliteit. Je kent elke centimeter van dat lichaam, elke huidplooi of rimpel, elk litteken ook. Je weet welke dingen erin schuilen. Je bent vertrouwd met bijna alle gedachten en ideeën van de man die naast je ligt, met zijn projecten en opvattingen, zijn geuren en geluiden, zijn verlangens en teleurstellingen, zijn doen en laten. En je weet dat hij ook jou zo kent. Dat hij elke beweging die je maakt of elke geformuleerde gedachte herkent als de herhaling van een eerder beleefd en zelfs gekoesterd moment. Het maakt dat je je veilig voelt, begrepen en geaccepteerd, en dat je daardoor iedere keer weer opgewassen bent tegen de dingen van de dag. Antropologen noemen dat gehechtheid. Ontwaken naast een andere man is een verwarrende ervaring. Het beneemt je de adem. Eerst geloofde ik dat ik zou worden overvallen door gevoelens van schuld en schaamte, van bezorgdheid ook, of paniek, maar dat was niet zo. Al die mogelijkheden werden overstemd door nog verse en levendige herinneringen. Hoe Martin me uitkleedde, mijn shirt over mijn hoofd uittrok, voorzichtig, zodat de naden niet zouden scheuren, mijn rok openritste en me bij mijn handen nam alsof we zouden

gaan dansen. Hoe hij me naar het bed leidde en hoe ik hem liet begaan. Nee, hoe ik meedeed. Hoe ik hem aanmoedigde en ervoor zorgde dat hij me naakt zag. Hoe ik hem hielp. Hoe we zoenden, ongeduldig en hongerig, alsof we wilden inhalen wat ons jarenlang was ontzegd, of beter: wat we onszelf hadden onthouden door nooit te herstellen wat op een kinderlijk dwaze manier werd afgebroken – zodat wat we deden niets anders was dan de uitgestelde voortzetting daarvan, een vervollediging, een voltooiing, als een wissel op het verleden. En hoe hij uiteindelijk op me kwam liggen. Hoe zijn handen en zijn mond deden wat ik wilde dat ze zouden doen. Hoe hij me streelde en zoende en likte en ten slotte bij me naar binnen gleed. Hoe goed dat was. Hoe dit moest gebeuren. Liefde is geen keuze. Liefde is een kans. Het staat in een van de bladen op de leestafel in mijn wachtkamer. Pas als je een kans laat liggen, is ze een keuze. Ik kan hem ruiken. Zijn adem geurt naar mos, of naar iets paddenstoelachtigs, maar niet scherp of onaangenaam. Zijn haar zit in de war. Een lok wipt op boven zijn linkeroor. Hier en daar zitten sporen grijs, maar niet veel. Er komt een geluidje achter uit zijn keel. Elke keer als hij inademt, ronkt het op, alsof een klein motortje zijn ademhaling op gang moet houden. Het lijkt ongelooflijk, maar na al die jaren herken ik nog de geur van zijn huid. Het is de geur van een eerste liefde, van een alsnog teruggevonden lichaam, maar nu vermengd met de aroma’s van de warmte van zijn slaap en het opge-

18

19


KINDERLEED ROLT ER MET EEN KNIKKER MEE?

HOE LICHT WEEGT EEN LEUGEN? HOORNDOL

droogde zweet van de hartstocht die eraan voorafging in de slechts langzaam gedoofde zinnelijkheid van een te korte nacht. Voor hij insliep, zei Martin dat je maar twee keer in je leven iemand tegenkomt die echt betekenis voor je heeft en ik bedacht dat het moeilijk wordt wanneer die iemand twee keer dezelfde is. Ik heb mijn visites en alle afspraken afgezegd. De dokter houdt geen spreekuur vandaag. Ik ben tot morgenochtend onbereikbaar. Ik heb Paagman gisteren met een smoes bij de buren ondergebracht. Jacky is naar de Fertility Conference in Boedapest gereisd. Hij geeft er straks een lezing over zijn Miracle Box. We hebben kamer 13. Het nummer staat ook op de binnenkant van de deur, met twee plastic cijfers. Het tweede cijfer hangt scheef. Terminus heet het hotel. Misschien heeft ook dat wat voorspellends. Hotelkamers geven nooit hun geheimen prijs. Ze bieden je in de confrontatie met het onverwachte of onverhoopte elke keer de opwinding van de onbekende plek. Je weet nooit hoe die eruit zal zien. Hoe het licht er naar binnen zal vallen, wat het uitzicht wordt, welke kleur de vloerbedekking heeft, hoe hoog en diep de hangkast blijkt of welk patroon de badkamerbetegeling bevat. Ook naar de geur van het linnen en de handdoeken – en in het beste geval de badjas en de slippers – is het gissen. Het zijn altijd andere geuren en andere geluiden dan die je kent. Je doet daardoor de dingen anders dan je gewend bent.

Deze kamers zijn er uitsluitend voor een doortocht. Je blijft er maar even, nooit lang genoeg om je te hechten. Straks vertrek je weer en onmiddellijk zal de kamer zich jou niet meer herinneren. Er komt iemand anders zich ontkleden en later nog anderen en iedereen blijft er anoniem en onherkenbaar. Niemand die deze kamer betreedt zal weten dat ik hier ben geweest, dat ik dit bed heb beslapen en straks onder de douche onwillig de passie van mijn lichaam zal spoelen. Niemand laat hier sporen na, of het moet een verloren oorbelsluiting zijn die in het laag binnenvallende zonlicht glinstert in een kier onder een plint of een toffeepapiertje dat in een holte achter in een bedpoot werd gestopt. De rest wordt vakkundig uitgewist en opgepoetst. Weerspiegelingen worden weggezeemd, geuren met luchtverfrisser oversproeid en verdreven. Ook alle geluiden verstommen. Ze kennen geen enkele echo meer. Niets is er binnen deze muren gezegd, niets werd er geregistreerd, niets is hier gebeurd, want niemand zal erover kunnen getuigen. Wie heeft vannacht in deze kamer de liefde bedreven? Hoe lag in de kamer hiernaast misschien een man alleen de slapeloze uren te tellen? Welke andere verhalen werden hier geschreven, maar zullen nooit worden verteld? De dag is onherroepelijk begonnen. Door het open raam hoor ik dat ergens beneden een metalen rolluik wordt opgetrokken. Ik hoor een paar hoge stemmen, daarna een voorbijsnorrende motorfiets. Iemand roept wat in een taal die ik niet ken. Een vliegtuig heeft de lan-

20

21


WERD HIJ ER SOMS VAN. VEE WOONDE MET ZET

EN DEE IN EEN HUURHUIS NIET VER VAN HET

ding ingezet en remt ergens in de lucht de motoren af. Een gast vertrekt zo vroeg al uit het hotel. Ik hoor de wieltjes van een voortgetrokken koffer over de stoep ratelen. Een autobus zingt voorbij. It all happens inside. Ik kan het lezen op het gedoofde lichtreclamebord op een dak aan de overkant van het plein. Een duif wentelt voorbij het raam en strijkt neer boven op een straatlamp. Vroeger werd gedacht dat duiven een magnetische kaart in hun vogelhersens hadden waarmee ze zich konden oriënteren, maar dat is niet zo. Een duif volgt geuren die door de wind worden meegevoerd en vindt op die manier de weg naar huis terug. Als haar reukzin wordt verstoord of ze uit de wind wordt gehouden, geraakt ze nooit meer thuis.

REMY

22

Ze moet zestienhonderd meter gelukkig zijn geweest. Ze stal een trein uit een depot ergens bij Stockholm en reed er anderhalve kilometer verder een huis mee binnen. Bam. Zonder remmen. Gewoon door het station, door de buffers, hop, het huis in. Goh. Ik ben de Dageraadplaats voorbij. Het is zes uur vierentwintig. Ik lig twee minuten voor op schema. Ik heb in de nachtwinkel vier Marsrepen gekocht, een maxizak negerzoenen en een pak honingwafels. Ik kocht ook twee flessen cola. Anderhalveliterflessen. De ochtendrit is altijd rustig. Er is nog geen enkele winkel open. Alleen in de halalbakkerij is er beweging. Tegen de voordeur van Joe’s Haircut ligt een man zijn roes uit te slapen. De voorruit is mijn televisiescherm. Ik zie veel. Het ochtendverkeer op de Singel en de Ring. De chique huizen in de Cogels Osylei. De vroege collega’s bij het busdepot in Zurenborg. Het giraffenverblijf aan de achterkant van de dierentuin. De kapotgeslagen ruit van de matrassenwinkel in de Provinciestraat. De nieuwe nagelstudio naast Café Draak. De eerste gele bestelwagens van de Sun Wah-supermarkt. Een reclamebord bij halte Lente zegt: WE MAKE YOU SMILE. Er zitten maar vijf passagiers in mijn tram. Ik kan ze

23


PLEIN WAAR DE STADSBUSSEN KEERDEN. ZET

WAS ZIJN LEVEN LANG AL OP ZOEK NAAR DE

zien in de achteruitkijkspiegel: drie Chinezen, een oude man met een baard, die aan zijn blote knieën zit te pulken, en een jongen met een koptelefoon op zijn hoofd. Ik zie ze ook op het beeldscherm hier. Eerst de man, daarna de Aziaten, daarna de jongen, daarna opnieuw de man. Zelfs de oude pcc’s zijn met camera’s uitgerust. Tram 10 wordt soms met stenen bekogeld. Johnny Sedaris kreeg gisteren nog een kopstoot van een Bulgaar. Vorige week donderdag sloegen Slovaken op lijn 7 een jongen in elkaar. Er wordt gestolen en geroofd: portefeuilles, gsm’s, iPods, handtassen uit kinderwagens. De bankbekleding wordt in stukken gekerfd en met stiften bewerkt. Armleuningen afgebroken. Noodhamers gestolen. Handlussen afgerukt. Het houdt nooit op. De pcc’s zijn er het ergst aan toe. Ze worden alleen nog ingezet op de minder winstgevende lijnen. Op het besturingspaneel van deze tram doen drie verklikkerlichten en twee schakelaars het niet meer. Ik zou het moeten melden, maar dat haalt niks uit. De Maatschappij vindt het de moeite niet om nog dingen te herstellen. Alles is versleten en verroest. De verf bladdert af. De vouwdeuren haperen. Het skai van de stoeltjes krult omhoog. De schuifraampjes zitten vast. Bij halte Ploeg omhelzen twee zwarte vrouwen elkaar. De ene vrouw slaat drie keer op haar dijen en schopt haar linkerschoen uit. Ik heb ze zien komen, de pcc’s. Honderdvijfenzestig stellen, vierassig, zeshonderd volt bovenleiding. Gemaakt bij bn en acec. Later kregen ze een chopper en nieuwe

koppelingen voor het premetrosysteem. De meeste werden ondertussen vervangen. Door hermelijntrams. Er zijn achtenveertig nieuwe stellen besteld, bij Bombardier, maar die worden pas volgend jaar geleverd. Albatrossen. Ze worden veertig meter lang. Op lijn 11 wordt bespaard. Het traject is verkort en het aantal trams werd al twee keer aangepast. Er is een plan geweest om de lijn door te trekken naar de luchthaven, maar dat is weer afgeblazen. Een paar jaar geleden veranderden ze de kleur van de lijnfilm. Hij werd turkoois. Maar dat was verwarrend met de kleuren van lijn 10. Nu rij ik weer met de oude kleuren: witte achtergrond, rode belettering. Zo heb ik het graag. Ik heb de afgelopen dagen op lijn 1 gereden, naar Linkeroever, met een hermelijn. Man, dat is wat anders. Dubbele ruimte in de bestuurderscabine, een draaistoel met armleuningen, een kleurenbeeldscherm, intercom, extra schokdempers. Je rijdt in een salon. Ik kruis de stellen van de lijnen 10 en 24 twee keer per rit. Ik groet alle makkers. Dat is een code onder trambestuurders. Ray zwaait met een hoge, open hand. Gina steekt drie vingers op. Bob groet nooit. Die kijkt sinds zijn ongeval de andere kant op. De ventilator is uitgevallen. Ik heb de twee raampjes die het wel nog doen opengeschoven. Het is al warm. Mijn eerste Marsreep is half gesmolten en er zitten kringen onder mijn oksels. Het zomeruniform deugt niet. Ik zweet me kapot in dat nylon.

24

2


LIEFDE. HIJ ZOCHT HAAR LANGS DE TRAMSPO-

REN, ACHTER DE DEUREN VAN DE STADSCAFÉS

Ik ben voor de terugrit in Berchem vertrokken om zes uur tweeëntwintig. Tot de Melkmarkt is het precies twintig minuten. De rit is drie kilometer en zeshonderddertig meter lang heen, en vier kilometer en achthonderdtwintig meter terug. Ik bekijk de routeschema’s nooit. Ik ken ze uit mijn hoofd. Bij Ommeganck stapt een vrouw in met twee volgepropte tassen wasgoed. Ze komt op de bank rechts achter mij zitten, met haar benen wijd. Ze wist druppels zweet van haar gezicht met een truitje dat ze uit een van de tassen heeft gehaald. Het is de laatste dag voor mijn vakantie. Morgen blijf ik thuis. Met Dora. We hebben geen plannen. We gaan nergens naartoe. Niet naar Blankenberge. Niet naar Center Parcs. We kunnen niet weg met Nico. Dora wil ook sparen. Ze zegt dat we het geld nodig hebben voor de verbouwing. Ik kijk er niet naar uit. Geef mij mijn werk maar. Straks rij ik nog de namiddagritten en de eerste avondrit. Ik neem de dienst van Rudy over. Hij betaalt ervoor. Boven op de bonus van de Maatschappij. Rudy gaat naar het voetbal in Brussel. De chef heeft gezegd dat we ook hier een hoop Hollanders mogen verwachten. Op de Grote Markt is een enorm projectiescherm gezet. Ik had ook wel meegewild, maar de tickets zijn te duur. Honderdzestig euro. Dat is een half weekloon.

Het is drie minuten over halfzeven. Ik ben bijna weer bij Roosevelt. Ik kan alle winkels in de Gemeentestraat opnoemen, zo, met mijn ogen dicht. Links: Frituur Skyline, Chicken Point, Silan Kebab, Shanghai Massage, de bloemenwinkel van Plessers en het pastarestaurant. Rechts: het Turkse eethuis, de krantenwinkel, de Asimas-speelzaal, het Poolse snackrestaurant, Café Franklin en de oude seksshop. Op het bord tegen de gevel van het Help Center bij het begin van de straat is Jesus Christ brings happiness geschilderd. Het verkeerslicht voor Roosevelt staat zesenveertig seconden op rood. Bij Hotel Terminus worden broodjes geleverd. In drie plastic manden, een blauwe en twee groene. Op de bus uit Turnhout zitten een paar reizigers de Metro te lezen. Een rode Porsche rijdt de ondergrondse parking in. Voor Pool Planet is de werkster al aan het schrobben. Ze trekt het vuile sop in de goot. Een paar bouwvakkers maken zich klaar voor hun werkdag bij de voorgevel van het Atheneum. Een man met een slapend kind op zijn arm rent naar een vertrekkende bus. Hij slaat met zijn vlakke hand op de deur. De chauffeur doet of hij hem niet ziet. Hij draait voor mijn tram langs de Quellinstraat in. Er staat maar één passagier op het Rooseveltperron. Het is een jonge vrouw. Of een meisje eigenlijk nog. Ik geloof dat ik haar al een keer heb gezien. Ze heeft lang haar, tot op haar schouders. Ze draagt een lange, donke-

Kipfilet meebrengen.

26

27


EN TUSSEN DE REKKEN BIJ DE KRUIDENIER. HIJ

re broek en roze gymschoenen. Ze staat wat ineengedoken. Ze stapt niet in. De vrouw met de tassen heeft moeite om zich door de vouwdeuren naar buiten te werken. Geen van de twee andere uitstappers helpt haar. Het meisje op het perron schrijft iets op een blad papier. Mijn zak negerzoenen is al half leeg. Ik geloof dat ik de pis kan ruiken uit de portiek van het dienstgebouw van de Maatschappij. Met zo’n honderd per uur een huis binnen. Wham. Het zou wat zijn.

28

Acht uur


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.