Bericht aan de lezer Dit boek is veel. En vooral veel niet. Het is geen biografie. Het is geen chronologische terugblik. Het is geen helder gestructureerde studie. Het is niet iets wat afrondt, overschouwt of reflecteert. Het is wel een greep uit de grote grabbelton genaamd ‘Archief Lanoye’.
Kladblaadje met de eerste zin van Alles moet weg.
U kunt deze selectie toevallig Daarom is dit het resultaat: noemen of gratuit. Een andere een hybride mix van woord samensteller had vast andere en beeld, van vroeger en nu, keuzes gemaakt. Er waren van vertrouwd en verrassend. weliswaar enige criteria (geen Ik hoop dat u er vrolijk recensies, geen interviews, verbaasd van kunt genieten. geen briefwisseling, geen En af en toe met iets van stukken die al eerder in weemoed, dat kan ook. boekvorm zijn gepubliceerd, geen bijdragen van andere Anni van Landeghem auteurs), maar die worden voortdurend met voeten getreden. Het is per slot een Lanoye-boek: dan zijn alle vormen van samplen gepermitteerd.
intro
deel 1
deel 2
deel 3
kartonnen dozen revisited
ik wil me uiten om te kunnen innen
afkomst is een goudmijn
stilzitten is er niet bij
5
15
71
107
deel 4
deel 5
deel 6
de schrijver blijft een dichter
bewaren is bewerken (en vice versa)
het groepsportret
139
169
197
outro
de niet zo naamloze vennootschap lanoye 233
lanoye 6o
groepsportret met brilletje tekst: Lanoye en Van Landeghem — vorm: Dooreman — Prometheus 2018
Begin jaren tachtig, ‘optreden’ in Gent. © studievriendin Carrie Muchez
Zo ging het toen: bij de krant binnen stappen, een interview vragen en krijgen, want ‘we willen doorstoten naar Antwerpen, Leuven, Brugge.’ De naam van Lanoye bleek een spellingoefening.
intro
kartonnen dozen revisited
Zo speel ik veel personen in mijn eentje. Ten oorlog, Richaar Deuzième
‘Ik ben toen naar De Morgen gestapt met de mededeling: ik ben een dichter en ik wil een interview. Zoals je aan het loket van de burgerlijke stand papieren vraagt. Blijkbaar zaten ze in kopijnood want ’s anderendaags stond ik met een vrij groot stuk in de krant.’ [ 1 ] De Standaard der
Letteren, 6 november 1997
En vele jaren later, voorjaar 2018, staan er in een inderhaast geïmpro viseerde werkkamer in onze Gentse woning tachtig kartonnen archief dozen en twintig ringmappen, die uit Antwerpen hierheen zijn getrans porteerd in kistjes en draagtassen, afkomstig van diverse winkelketens en supermarkten. Ze bevatten briefwisseling, recensies, eerste worpen van teksten, toespraken, columns, aanzetten tot producties die nooit zijn af gerond, foto’s, kattebelletjes, affiches en folders, georganiseerd protest. Alles bij mekaar omspant dit archief een schrijversbestaan van veertig jaar. En op het allerprilste begin na was ik daarvan een bevoorrechte getuige. Op 16 maart 1981 ging ik ’s avonds naar de Gentse Vooruit. Dat was vlak voor er daar van de forse vernieuwingsoperatie sprake was. Maar de grote zaal — die nu ‘theaterzaal’ heet en aan de restauratie wat minder zitplaatsen heeft overgehouden dan destijds — werd ook toen nog voor grote evenementen verhuurd. Die avond was dat voor de krant die haar redactielokalen aan de overkant van de straat had en die in zes steden aan sponsorwerving deed onder het motto ‘Fuif mee met De Morgen, haal hem zo uit de zorgen’. In Gent kon ik in de bomvolle zaal een plaatsje bemachtigen op een traptrede helemaal bovenin. Ik zag vrijwel niks, maar de vrolijke sfeer maakte veel goed. Van wie er die avond allemaal heeft opgetreden is niets me bijgebleven, op één act na. Het olijke duo ‘Tom Lanoye & James Bordello — de Laatste Twee Grote Poëtische Beloften van Net Voor de Derde Wereldoorlog’. Vanzelfsprekend heb ik die naam later opnieuw moeten opzoeken, maar hun geestige schwung, de paarse neonlampen en het wervende gedicht ‘Oh Gent / Veldstraat, Koornmarkt, Gravensteen / Veel volk op de been / En toch ben ik alleen’, dat ze de pakweg duizend aanwezigen enige malen konden doen debiteren, het maakte allemaal grote indruk. Ik was toen nog geen jaar als redacteur aan de slag bij de Leuvense uitgeverij Kritak, maar ik stapte de volgende dag het bureau van de uitgever binnen en zei met het kenners-air van de debutant: ‘Ik heb gisteren toch iemand aan het werk gezien! Geef hem vijf jaar en dan kent half Vlaanderen hem.’ Vijf jaar later bleek dat mijn gok er niet zo ver naast zat. In een tour d’horizon voor het Nederlandse weekblad De Tijd van wat schrijver zijn in Vlaanderen betekent, noteert Wam de Moor in oktober 1986: ‘Over één jonge Vlaamse schrijver behoeft hier nauwelijks iets gezegd te worden:
5
© studievriendin Christel Mertens
© Nick Pergoot
‘Ik zal nooit een literaire prijs winnen, nooit, nooit. En als ik er een kreeg, dan zou ik hem weigeren.’ [ 2 ] Veto, 24 oktober 1988 Tom Lanoye. […] heeft zich eerst als dichter gemanifesteerd met de vrijmoedigheid van Jules Deelder en is nu goed bekend als de auteur van de verhalenbundel Een slagerszoon met een brilletje.’ Maar vóór het zover was, was ik zelf vast van plan om erover te waken dat die Lanoye ons — de uitgeverij dus — niet zou ontglippen. Ik begon in de gaten te houden of ik hem niet ergens aangekondigd zag, en ging dan kijken en luisteren. Enkele decennia later liet ik me dat ontvallen tijdens een gesprek met een Nederlandse journalist. Die maakte voor Vrij Neder land een portret van Tom bij zijn vijftigste verjaardag. ‘Ik begon Tom te achtervolgen,’ met die woorden ongeveer vatte ik het samen. In het stuk voegde de auteur eraan toe dat ik dat deed ‘bijna als een groupie’. Ik denk niet dat het groupiedom ook maar één moment in mijn leven een ambitie is geweest, maar vrouw zijnde een nicht als voorwerp van je bewondering uitkiezen? Zo wanhopig was ik ook weer niet. Hoe dan ook werd ik in mijn missie geholpen door een gelukkig toeval. Met de zus van Tom, Laurie, had ik al in onze middelbareschooltijd een prettig contact, ook al zat ze een jaartje hoger. We hadden mekaar daarna uit het oog verloren, maar omdat we na onze studies allebei naar het werk pendelden, zij tot in Brussel en ik naar Leuven, hernieuwden we vanzelf het contact. Ze had me een van die keren in de trein trots een van de eigenbeheeruitgaven van haar vijf jaar jongere broer getoond. Eerlijkheidshalve moet ik nu bekennen dat ik toen dacht ‘jaja, het zal wel’. Maar na dat flamboyante optreden in Vooruit begreep ik dat ik misschien overhaast had geoordeeld. In de late herfst van dat gezegende jaar 1981 bevond ik me op een lome en wat troosteloze zaterdag in West-Vlaanderen. Iemand had me mee geloodst naar wat, geloof ik, ‘De dag van Kreatief ’ heette of iets van die strekking. Wat zou De Standaard hebben bedoeld met (sic) achter ‘een Belg’?
‘Ik werkte als af wasser, keukenhulp, ober en barman. Ik had er talent voor. Hoewel ik moet toegeven dat ik als ober tijdens het flamberen van een gerecht wel een keer het kapsel van een oude dame in brand heb gestoken.’ [ 3 ] Gazet van Antwerpen, 8 oktober 2016
Knipsel uit weekblad Joepie, begin jaren tachtig.
Het redactieadres van dat inmiddels ter ziele gegane tijdschrift bevond zich in Wevelgem en aan die dag had het blad een wedstrijd gekoppeld: schrijf een wielergedicht over de eendagskoers Gent-Wevelgem. De be kendmaking van de winnaar zou het hoogtepunt worden van een voor de rest uitermate duffe bedoening. Voor hij de naam van de winnaar zou prijsgeven gaf hoofdredacteur Lionel Deflo eerst nog mee wie de tweede prijs had gewonnen. Tom Lanoye. (Ik plots klaarwakker.) En of die mens aanwezig was? Dat was hij. Of hij zijn gedicht wou voorlezen. Waarop Tom: ‘Ik heb de tekst niet bij me.’ Ik heb in de loop der jaren genoeg van Tom gehoord en gezien om te durven beweren dat dat gedicht niet alleen in zijn broekzak moet hebben gezeten, maar dat hij het toen al vanbuiten moet hebben gekend. En dat hij vast van pure frustratie heeft geweigerd om het daar en dan te brengen. Van de winnaar, die voor de sonnetvorm had gekozen ‘omdat GentWevelgem ook een klassieker is’, weet ik nog dat hij een trainingsbroek droeg. Zijn naam ben ik vergeten. ‘Gent-Wevelgem’ — wel degelijk een klassiek gedicht — heb ik Tom vele malen horen brengen. Met het trefzeker gekozen stukje muziek erbij dat ‘Blues de Paris’ heet. De tekst van het gedicht hangt al jaren in onze woon kamer. Hij staat, samen met het door Herman Brusselmans gemaakte spiegelvers ‘Luik-Bastenaken-Luik’, bij een bijzonder mooie tekening van Gert Dooreman, de man wiens pad ik dankzij Tom kruiste. Wij drieën? A match made in heaven. (AvL)
© studievriend Carl Verhofstede
Š Johan De Witte Geen vermelding op de affiche van De Morgen, wel een succesvol optreden.
Tweede eigen-beheeruitgave, voor- en achterplat. (1981)
(links) Het eerste
Een van de
optreden buiten Gent. (1981)
eerste fotoshoots. Š Willy Dee
11