GYP-SUM
Het summum van architectuur en afwerking
2014 #02 April
INHOUD
4
Villa Thomas
//
Dromen binnen een context van lijnen
10
Project Westkaai
//
Stedelijke woontorens aan de Stroom
18
Renovatie Red Star Line
//
Tussen wal en schip
30
Notariaat in Horebeke
//
Bescheidenheid in vormgeving en ‘zijn’
36
Titanic Signature Building
//
Een gebouwd historisch verhaal
LEGENDE
Residentieel klein Residentieel groot Renovatie Tertiair Internationaal
GYP-SUM 2014 #02
GYP-SUM
2014 #02
Het summum van architectuur en afwerking In 2013 startte Saint-Gobain Construction Products, divisie Gyproc, met het architectenmagazine GYP-SUM. De vele positieve en enthousiaste reacties die we op het eerste nummer ontvangen hebben, bevestigen uw interesse in dit magazine en stimuleren ons om gepassioneerd verder te werken. Dat succes kunnen we ook afmeten aan het grote aantal extra aanvragen die we kregen van architecten, ontwerpers, projectontwikkelaars: de doelgroepen van dit magazine. De objectieve voorstelling van de toonaangevende Gyproc-referentieprojecten, zonder daarbij in detail te gaan op de toegepaste Gyproc-systemen en -oplossingen, wordt zeer gewaardeerd, evenals de formule om in elke editie vijf interessante gebouwen uit evenveel sectoren te belichten. Met veel plezier stel ik u hierbij het tweede nummer voor, waarin we opnieuw op zoek gegaan zijn naar vijf mooie en toonaangevende projecten. Drie van deze projecten hebben een link met water. Het maakt u misschien nieuwgierig hoe de voornamelijk internationale architecten zich daardoor lieten inspireren. In juni vindt de uitreiking van de interntionale SG Gypsum Trophy in Berlijn plaats. Dit is een tweejaarlijks evenement waarbij per categorie de meest spraakmakende projecten per land voorgesteld worden en uiteraard de winnaars bekendgemaakt worden. In het GYP-SUM-nummer van dit najaar zullen we daar dus zeker aandacht aan besteden.
Ik wens u heel veel lees- en kijkplezier. Laat GYP-SUM voor u een bron van inspiratie zijn. U vindt fraaie staaltjes van hedendaagse architectuur, waarin we met onze producten ‘een gipsplaatje’ hebben kunnen bijdragen. Rini Quirijns Managing Director Saint-Gobain Construction Products, divisie Gyproc.
3
VILLA THOMAS IN LUIK
DROMEN BINNEN EEN CONTEXT VAN LIJNEN
Het kantoor is een wereld van soberheid en rust te midden van een bruisende stad. Het is gevestigd in een oude garage die verbouwd werd met veel respect voor het bestaande pand, de originele sfeer en emoties. Enkele ingrepen brengen licht en lucht in de diverse ruimten. Hier en daar een lik verf, een kunstwerk, niet meer. Onder het glazen blad van de tafel liggen tientallen foto’s, niet enkel van architectuur. De zoon des huizes, Benoit, is fotograaf. Authenticiteit werd geboetseerd a.d.h.v. een hedendaagse visie op ontwerpen. Een artistieke omgeving, waar nuchter nagedacht wordt over schoonheid en vormgeving, wars van alle franjes en overdreven details. Het bureau Pabis & co bestaat 15 jaar: echtpaar Pabis-Cogneau heeft een aantal medewerkers, afhankelijk van het volume werk dat er op de tekenplank ligt. Het bureau is gegroeid uit een zeer gedegen basis van samenwerking met een groot Brussels bureau en uit de ervaring van het ontwerpen voor en werken met ‘kritische’ kunstverzamelaars. Daaruit is hun gedrevenheid tot het scheppen van eerlijke esthetiek in de vorm van respect voor de eenvoud ontstaan. ‘La très grande clarté du ligne,’ noemt Caroline het. Alles vertrekt vanuit een lijn. Vanuit de eenvoud van een lijn.
GYP-SUM 2014 #02
Deze visie op architectuur is ook duidelijk terug te vinden in de Villa Thomas in Luik, het project dat GYP-SUM wil belichten. ‘Het is de vrucht van de samenwerking met de bouwheer die zelf ook bijzonder veel vertrouwen in ons bureau stelde en zelf ook gepassioneerd is door schoonheid en architectuur.’ ‘Onze inspiratiebron voor deze villa was vooral de ontwerpstijl van Frank Lloyd Wright wat de volumewerking betreft,’ zegt Caroline. ‘Ook Mies Van der Rohe inspireert ons op het gebied van aandacht schenken aan details, de relatie van de woning met de tuin en de problematiek van de onderlinge relaties tussen binnen en buiten’. De volumes zijn geniaal gekoppeld: sommige zweven boven het terrein en zijn de verankering in de soliditeit van de grond ‘ontgroeid’. ‘Het huis staat op een groot perceel dat lichtjes afloopt. Wij hebben dat niveauverschil gebruikt om sommige volumes te laten zweven, te laten loskomen van het terrein,’ zegt Caroline. Het architectenechtpaar werkt volgens een weloverwogen taakverdeling. Caroline en haar oud-leerling Dorothée Leman ontwerpen en zijn verantwoordelijk voor de esthetische benadering van de opdracht. Benoît Pabis maakt computersimulaties en 3D-beelden die nodig zijn om de ontwerpen perfect uit te werken en te toetsen aan
Kijken naar de al dan niet bebouwde omgeving, de geboden context, het ontdekken van de bestaande architectuur, een levenswijze begrijpen en dan beginnen dromen … Dat is kort samengevat wat architectuur betekent voor Caroline Cogneau van het bureau Pabis & co in Ukkel.
de eisen van de bouwheer. Hij is de zoon van het architectenechtpaar en als fotograaf maakt hij ook reportages van hun projecten. Haar man, Oldo, bij dit project geassisteerd door Inigo Saralegui, is het technische brein achter de ontwerpen. Beide architecten studeerden in La Cambre, Caroline geeft les in SaintLuc in Doornik, om voeling te houden met de nieuwe ontwerptendensen. De combinatie van hun esthetische en technische ontwerpbenadering is duidelijk te ervaren in Villa Thomas. Ook het interieur en de meubilering hebben ze zelf ontworpen. Weer vanuit de visie dat alles vertrekt uit de strakheid van een lijn. Elke functie van de woning – woonkamer, eetkeuken, bureau, garage, slaapkamers … – kreeg een apart volume dat ook aan de buitenzijde duidelijk afleesbaar is. De compositie van deze volumes, van de lijnen is bijzonder geslaagd en hoewel het ontwerp redelijk opvallend is, toont de villa respect voor de omgeving. ‘Dat komt omdat we bij de inplanting van de woning op het terrein en de benadering ervan vanaf de openbare weg, rekening gehouden hebben met de positie van de bomen en met de natuurlijke helling. Om de rust en het karakter van die mooie plek te bewaren, zijn er geen grote ingrepen gebeurd om de villa op die plek te kunnen inplanten.’
De wanden van de woning zijn opgebouwd uit massief houten elementen die binnenin afgewerkt zijn met Metal-Stud-wanden en Gyproc-platen, en buiten met een crepi, aangebracht op de wanden verkleefde isolatieplaten. Het resultaat is verbluffend, ook qua energiebehoefte: ‘Het is een lage-energiewoning, geen passief huis. Dat laatste heeft te veel negatieve invloed op het ontwerp zelf, op de openheid van een woning, op de relatie binnen/buiten.’ De details in Villa Thomas zijn doordacht en daarom voelt alles aan als één groot geheel. De trapleuning is ingewerkt in de wand, omdat een leuning de strakheid van de traphal zou verstoren. Dat er ook veel aandacht wordt besteed aan het invallende daglicht, merk je in de woonkamer. Aan de ramen is er een vide die het daglicht tot ver binnen de woning brengt, boven de zithoek zelf hangt een volume waarin zich op de eerste verdieping de dressing bevindt. Aangezien in de dressing geen ramen vereist zijn, laat deze functie zich perfect onderbrengen in een gesloten volume. In de traphal wordt subtiel gebruikgemaakt van daglicht dat ‘ergens’ van boven komt. Het raam is onzichtbaar als je de trap opgaat, maar geeft wel een aangenaam, diffuus licht in een van de
5
donkerste zones van de woning. Details die voortkomen uit de ervaring met het ontwerpen voor kunstverzamelaars en het juist belichten van kunstwerken. Caroline Cogneau is heel vastberaden in haar visie op architectuur en haar werk als architect: ‘We hebben er enkele jaren geleden voor gekozen enkel nog te werken voor klanten die ons carte blanche geven wat het ontwerp betreft, uiteraard rekening houdend met de desiderata van die klant. We bouwen liefst voor mensen die over een budget beschikken waarmee hun droomhuis volgens ons ontwerp gerealiseerd kan worden. Het ontwerpen voor en samenwerken met zelfbouwers past daarom niet in onze filosofie. De ontwerpen die we maken, zijn zo uitgekiend en op maat van de klant, dat we ook enkel met goede uitvoerders willen werken. Als je een groot budget spendeert aan een woning, moet de uitvoering ervan goed zijn.’ De term ‘artisanaal’ valt vaak als er gepraat wordt over de manier van werken, van omgaan met een architectuuropdracht. Van ontwerp tot uitvoering werken deze architecten graag op een artisanale manier. Een liefde voor een steeds moeilijker wordend vak. De liefde voor het ontwerp. Voor de eenvoud van een lijn.
Tekst: Johan Geerts Foto’s: Benoît Pabis
GYP-SUM 2014 #02
CAROLINE & OLDO PABIS, INIGO SARALEGUI
Technische fiche -- Architecten: Architecture et Media Caroline en Oldo Pabis -- Locatie: Beaufays, België
-----
Kelder: 208 m2 Gelijkvloers: 304 m2 Verdieping: 191 m2 Totaal bewoonbaar: 495 m2
-- Glasoppervlakte: 208 m2 -- Totale oppervlakte: 251 m2 -- Bewoonbaar volume: 1 520 m3 -- Energiecoëfficient: k 33,9
7
PROJECT WESTKAAI IN ANTWERPEN
STEDELIJKE WOONTORENS AAN DE STROOM
GYP-SUM 2014 #02
Als tweede havenstad van Europa en zoals vele andere wereldhavens bouwt Antwerpen al ruim een eeuw en met veel succes haar moderne haven uit in de richting van de zee.
9
Het Eilandje was als oudste en historisch waardevolle havensite al spoedig minder interessant voor grootschalige havenactiviteiten vanwege de beperkte afmetingen en diepgang van de dokken. Het gebied werd verlaten en leegstand vierde hoogtij. Het duurde tot de jaren 1970 voordat het potentieel van deze verwaarloosde plaats en gebouwen erkend werd. En pas in de jaren 1990 werd het licht op groen gezet om aan een concreet herwaarderingsplan te beginnen werken. Verschillende architecten en studiebureaus geven op dat deelproject van Stad aan de Stroom hun visie in stedenbouwkundige plannen en masterplannen. Het plan van Solà Morales vertoont voor het eerst de inplanting van grote gebouwde volumes langs de Westkaai van het Kattendijkdok. Solà Morales ziet de stad als een immer evoluerend werkstuk. Zijn ontwerp was ook opgevat als een nooit stilstaand gegeven, waarbij een invulling nooit echt definitief was. ‘Voor een ontwerp van een stad kan men niet uitgaan van een momentopname. Het is inpikken op het verleden, het heden bestuderen en opportuniteiten voor de toekomst plannen. Het is een verzameling van strategische stappen voor die toekomst.’ Hij deed voor elk projectgebied binnen de opdracht een suggestie: een bepaald gebied zag hij evolueren naar een publieke
GYP-SUM 2014 #02
ruimte, een ander was geschikt voor individuele bouwprojecten en voor nog een ander suggereerde hij om d.m.v. fundamentele infrastructuurwerken de toekomst te verzekeren. In deze dynamische planvisie is de openbare ruimte een zeer belangrijk gegeven om alle omliggende evoluties van de bebouwde omgeving te sturen en te schikken. De openbare ruimte is de ‘lijm’ van zijn stedenbouwkundige denken. Hij beschouwt het water en de dokken als stadspleinen waarrond gebouwen opgetrokken kunnen worden. René Daniëls van Buro 5 uit Maastricht neemt het idee van de torens van Solà Morales over. In zijn deelproject Montevideowijk voorziet hij langs het Kattendijkdok vijf woontorens, met een zesde toren op het Limaplein. In zijn ontwerp worden ze ‘De Westkaaitorens’ genoemd. In 2003 wint vastgoedontwikkelaar Project² de wedstrijd om het theoretische plan om te zetten in een project, en wordt diens bod om de projectgronden aan te kopen aanvaard. Hiervoor zette Project² drie bekende architectenbureaus aan het werk, die elk twee torens ontwierpen: Diener & Diener, Gigon & Guyer (beide uit Zwitserland) en David Chipperfield Architects (Londen). In die fase stond Wirtz (Schoten) in voor het landschapsontwerp. De zes residentiële torens
zullen vooral voorzien zijn van appartementen, maar zullen ook plaats bieden aan horecazaken, buurtwinkels en mogelijk ook kantoren. Samen met de geplande terrasjes, banken en groene parkvakken zullen ze voor een levendige sfeer zorgen in de Montevideowijk. Dankzij een parkeergarage onder de torens wordt de publieke ruimte zo veel mogelijk vrij gehouden. De twee afgewerkte torens langs het Kattendijkdok zijn de eerste van zes woontorens van het project Westkaai. De andere vier torens komen naast de twee bestaande en zullen er helemaal anders uitzien. Het concept van toren drie en vier is van David Chipperfield Architects. De werf van de derde toren is inmiddels ver gevorderd, voor toren vier zijn de werken net gestart. Torens vijf en zes werden door Tony Fretton, de architect die uiteindelijk de deelopdracht van toren drie en vier kreeg, uitgewerkt en hiervan werd de werf inmiddels ook opgestart. De eerste twee torens zijn in 2009 volledig afgewerkt naar een ontwerp van Diener & Diener. De opdrachtgever gaf aan ELD partnership uit Antwerpen de opdracht om dit samen met Diener & Diener verder uit te werken, de bouwaanvraag en aanbestedingsdossiers op te stellen en de werfopvolging te realiseren.
11
‘ELD partnership werd vanaf het begin bij het ontwerp van deze twee torens betrokken. We werden in de eerste fasen vooral geconsulteerd om het ontwerp te toetsen aan de lokale wetgeving en aan de Belgische woongebruiken,’ zegt Bart Anthonissen, ‘daarna werden ook de detaillering en het verder bepalen van de uitvoeringswijze deel van de gezamenlijke opdracht.’
zijn gerealiseerd met niet-dragende materialen. In de dienende ruimten (toilet, gang …) zijn verlaagde plafonds voorzien om de techniek weg te werken.’ Wat meteen opvalt, is de speciale gevelafwerking. Het fragiele karakter van het wateroppervlak van het nabije Kattendijkdok wordt visueel verlengd in de glazen gevels van de flankerende torens. De kleuren van de twee torens zijn – net zoals het ontwerp ervan – gelijkend maar toch anders. De kleurschakeringen en reflectie variëren sterk afhankelijk van het weer en invallende licht. ‘De gevels werden afgewerkt met reliëfglas met een dikte van 12 mm dat met inox bevestigingsmiddelen verbonden werd met de achterliggende betonnen structuur. Op de aluminium z-profielen waartussen de isolatie zich bevindt, werd een geanodiseerde aluminiumplaat gemonteerd die zorgt voor de kleur van de gevel en die de waterdichting van het totale gevelconcept garandeert. Het was een beproefde gevelopbouw die Diener & Diener reeds toepaste in het Orkanengebouw van de Malmö Högskola in Zweden.’
De gebouwen zijn redelijk traditioneel opgebouwd: ‘De centrale kern en de gevels zijn de dragende, betonnen elementen. Alle binnenmuren
Alle terrassen zijn opgenomen binnen het volume van het gebouw. ‘Er werd op onze vraag door de Technische Universiteit in Eindhoven een
Bart Anthonissen, een vennoot van ELD partnership en betrokken bij het project, vertelt iets meer over het totaalproject. ‘De zes torens zijn qua volume en afmetingen bijna identiek, maar omdat ze telkens per twee ontworpen werden, zijn ze ook twee aan twee soortgelijk.’ Wat de eerste twee torens betreft, zijn de gevels gelijkend, hoewel ze duidelijk een andere stapeling van de verschillende verdiepingen verraden. ‘De torens zijn broer en zus: duidelijk uit hetzelfde gezin, maar toch met een verschillend uiterlijk.’ In tegenstelling tot wat oorspronkelijk voorzien werd, bevatten de gebouwen enkel appartementen. In totaal zijn er in de zes torens meer dan 300 wooneenheden gepland.
GYP-SUM 2014 #02
gevelstudie gemaakt waaruit bleek dat er, door de specifieke inplanting langs het water vooral op de hoeken van de torens, grote windsnelheden zouden kunnen optreden. Daarom werden de terrassen niet aan de buitenzijde van het gebouw ontworpen en werden de hoekterrassen voorzien van volledige of gedeeltelijke afsluitbare beglazing.’ Ook op stedenbouwkundig gebied heeft dit deelproject en uiteraard ook het volledige project van de zes torens zijn gevolgen. Er werd een ondergrondse parking met twee niveaus voorzien. Anthonissen: ‘De ondergrondse parking voor de eerste vier torens is bijna volledig afgewerkt. De in- en uitrit bevinden zich aan toren twee en sluiten aan op de bestaande infrastructuur.’ De omgeving van de torens werd ontworpen door de gerenommeerde landschapsarchitect Michel Desvigne. Ook in het ontwerp van de openbare ruimte werd het brute karakter van de industriële havenomgeving niet verzacht: ‘Zelfs in de groene zones werd een betonnen verharding voorzien met prefab-platen die typisch zijn voor deze industriële context,’ verklaart Anthonissen. ‘Ze zijn een voortzetting van het concept dat ook de materiaalkeuze van de gevels van de gebouwen beïnvloedde: het gebruik van vrij harde materialen zoals glas, metaal en beton.’
Tot slot vertelt Bart Anthonissen over ELD partnership. ‘ELD zijn de initialen van drie namen die het bureau – dat in 1957 opgericht werd door architect & stedenbouwkundige Walter Bresseleers (leerling van Leon Stynen) – bij het plotse overlijden van Bresseleers, wilden voortzetten: Hein Erauw, Paul Lievens en Collin Douglas. Op dit moment zijn er zes partners actief: Marc Van Doninck, Filip De Clerck, Philip Verplancke, Luc De Graef, Stefaan Wasiak en Bart Anthonissen. Er werken 56 mensen in het multidisciplinaire bureau en er is geen speciale opdeling binnen het kantoor tussen de architectuur- en ingenieursafdeling, die zowel stabiliteitsstudies als gebouwtechnieken uitwerken. Daarnaast heeft ELD partnership ook een sterk uitgebouwde afdeling projectmanagement en cost consultancy. De focus van het kantoor ligt absoluut op het maken van kwaliteitsarchitectuur zonder daarbij de techniciteit en uitvoerbaarheid uit het oog te verliezen. ‘We werken meestal in de privésector. Openbare opdrachten zijn historisch gezien niet de core business van ELD partnership, hoewel er op dit moment bijvoorbeeld wel enkele schoolgebouwen van onze hand in aanbesteding zijn. Er lopen ook een aantal woon- en zorgprojecten, een project binnen de Zoo, alsook de begeleiding van de gevangenisprojecten voor de Regie der Gebouwen,’ zegt Anthonissen.
13
‘We merken wel op dat binnen het publieke debat over architectuur de tendens heerst om het technische luik van het ontwerpende te scheiden, en de publieke opgaven van de Open Oproep of Winvorm versterken dit beeld. In de selectie van deze opdrachten ligt de nadruk op jonge en dynamische architectenbureaus. ELD werd zo eerder in het hokje van de uitvoerende architectuur geduwd. Dat specialisme maakt een aanzienlijk deel uit van onze opdrachten, maar daarnaast werd de laatste 10 jaar ook een hele reeks boeiende eigen concepten gerealiseerd. We denken dat een zekere autonomie de ontwerpers toelaat het concept goed door te denken, maar we blijven als multidisciplinair bureau de meerwaarde zien in een holistische projectaanpak, waarbij alle disciplines de projectopgave ontrafelen en in onderlinge dialoog een coherent conceptueel en technisch sterk projectvoorstel uitwerken.’ Tekst: Johan Geerts Foto’s: Lumecore / Toon Grobet ELD Partnership
GYP-SUM 2014 #02
We blijven als multidisciplinair bureau de meerwaarde zien in een holistische projectaanpak, waarbij alle disciplines de projectopgave ontrafelen en in onderlinge dialoog een coherent conceptueel en technisch sterk projectvoorstel uitwerken.
Technische fiche -- Architect: Diener & Diener Architekten (Bazel / Berlijn) -- Partner: ELD, Antwerpen -- Locatie: Westkaai, Antwerpen -- Start der werken: 2006 -- Oplevering: 2009
BART ANTHONISSEN
-- Grondoppervlakte bovengronds: 7 200 m2 -- Grondoppervlakte ondergronds: 6 400 m2 -- Indeling: 2 appartementsblokken met 84 appartementen (40 + 44) en commerciële ruimten op het gelijkvloers -- Hoogte: 56 meter -- Aantal verdiepingen: 15 -- Gevelbekleding: modules met thermale isolatie, bladmetaalpanelen en structuurbeglazing
15
MUSEUM RED STAR LINE IN ANTWERPEN
TUSSEN WAL EN SCHIP
GYP-SUM 2014 #02
Tussen 1873 en 1934 verscheepte de rederij Red Star Line circa drie miljoen landverhuizers van Europese en Joodse afkomst van Antwerpen naar de Nieuwe Wereld. De lokalen waar de immigranten de laatste gezondheidstesten ondergingen, ontsmet, gecontroleerd en uiteindelijk ook geregistreerd werden, zijn gelegen aan de Rijnkaai op het Eilandje aan de Schelde. Deze drie gebouwen – die als monument beschermd zijn – stonden lange tijd leeg. De aankoop ervan door de stad Antwerpen kadert in het stadsontwikkelingsplan om het Eilandje om te vormen tot een aantrekkelijk gebied om te wonen en te werken. Zij trad dan ook op als coördinator van de voorstudie en als opdrachtgever van de uiteindelijke opdracht.
17
De site ligt op een steenworp van het MAS, het Museum Aan de Stroom. Het MAS en bij uitbreiding het Red Star Line Museum (RSL) is de plek bij uitstek geworden om het rijke Antwerpse sociale, culturele, maritieme, economische en internationale verleden te ontdekken en te onderzoeken. De doelstelling van het RSL-project was om met respect voor de historische en monumentale waarde van de gebouwen het specifieke karakter van ten minste twee van de drie gebouwen te onderstrepen en via de restauratie en architectuur duidelijk te maken dat het een memoriaal betreft. Verder werden de nodige instrumenten aangebracht om het onthaal van de bezoekers te organiseren en voor andere specifieke functies zoals catering, museum, tijdelijke tentoonstelling, shop en een informatiepunt over migratie. Voor de financiering van het project werkten verschillende overheden samen met bedrijfssponsoren en enkele familiale stichtingen uit New York. De architectuuropdracht werd gegund d.m.v. een openbare oproep georganiseerd door de Vlaamse Bouwmeester. Er waren vijf kandidaten: Mys & Bomans (B), De Smet-Vermeulen (B), Groep
GYP-SUM 2014 #02
Planning (B), Sergison-Bates Architects (VK) en de New Yorkse groep Beyer-Blinder-Belle Architects (VS). De keuze viel op de laatste. Het winnende Amerikaanse bureau bestaat sinds 1968 en restaureerde al diverse nationale iconen zoals o.a. het Museum of Ellis Island in New York, uitgerekend de poort waardoor uitgeweken Belgen Amerika destijds binnenstapten. De groep stond ook in voor de restauratie van de Chrysler Building en het Lincoln Center. Voor de realisatie van het Red Star Line Museum werkten ze samen met twee Belgische ontwerpbureaus. GYP-SUM heeft een gesprek met Richard Southwick, de designpartner verantwoordelijk voor het Red Star Line Museum van BBB Architects, met Hans Janssen van 8 Office Architects en met Christophe Gaeta, de scenograaf.
De opdracht was een gevolg van een wedstrijd georganiseerd door de Vlaamse Bouwmeester. Betrof de initiële opdracht van de wedstrijd enkel het ontwerp van het gebouw of was ook het interieur en het opzet van de tentoonstelling inbegrepen? R.S.: Zowel het exterieur als het interieur maakten deel uit van de opdracht. Wij namen ook het architecturale ontwerp voor het interieur en het concept van de scenografie van de tentoonstelling voor onze rekening. We namen redelijk snel contact op met onze partners in België om hen van meet af aan te betrekken bij het ontwerp. C.G: BBB Architects zocht reeds in juli 2009 naar een lokale partner voor het ontwerp van de scenografie van het museum om het tentoonstellingsontwerp uit te werken en het aanbestedingsdossier ervan op te maken. Ook het toezicht op en de coördinatie van de werken zaten in dat pakket. De partner moest een uitgebreide ervaring hebben met de lokale normen en standaarden en moest over een netwerk beschikken om de totale opdracht – inclusief grafisch design, verlichting en multimedia – uit te werken.
H.J.: Ook wij hadden reeds vroeg in het ontwerpdossier contact met BBB Architects. Wij werden deel van het team met als opdracht het toetsen en opvolgen van het ontwerp aan de plaatselijke normen en wetgeving, het opvolgen van het dossier bij de overheden, het technisch uitwerken van het dossier, het opvolgen van de aanbesteding en de opvolging en coördinatie van de werken. Wij hadden ons voor deze opdracht zelf kandidaat gesteld en die werd aan ons toevertrouwd. C.G.: Wat de scenografie betrof, had BBB Architects drie Belgische scenografen geraadpleegd. Hun vraag bestond erin hun ontwerpconcept te beoordelen en om verbeteringen/aanvullingen/ accenten aan te brengen met de focus op de historische verhaallijnen die aangereikt werden door de RSL Content Group. Ik moest uiteraard ook mijn ervaring met gerealiseerde projecten aantonen en de wijze waarop ik met behulp van multimedia het verhaal van de emigratie zou vertellen. Daarbij moest ik ook een voorstel doen voor een apart kindercircuit dat geïntegreerd kon worden in het algemene ontwerp. Uiteindelijk kreeg ik de opdracht rechtstreeks van BBB Architects.
19
Hoe beïnvloedde de geschiedenis van de gebouwen en de site de visie op de renovatie? R.S.: Het gebouw zelf was het belangrijkste artefact voor de tentoonstelling. Het nieuwe ontwerp moest rekening houden met en respect hebben voor de historische structuren. De originele gebouwen werden gerestaureerd en aangepast om een hedendaags museum te huisvesten. De nabijheid van de Schelde inspireerde ons bij het ontwerpen van de toren, hét herkenningspunt van het museum. H.J.: Er werd een diepgaande studie gedaan van de bestaande gebouwen. De bestaande mortel, bakstenen en houtconstructies werden onderzocht. Het ging zelfs zo ver dat er ook een kleuronderzoek verricht werd door de bestaande verf op de ramen laag voor laag te verwijderen. Ook het destijds gebruikte glas werd onderzocht om met de renovatiematerialen zo goed mogelijk aan te sluiten bij de bestaande en zeker bij de oorspronkelijke toestand. C.G.: Voor mijn ontwerp probeerde ik mij in te beelden hoe miljoenen mensen door de gebouwen hun weg hadden gezocht en gevonden naar de Nieuwe Wereld. Ik wou in detail weten welke geschiedenis, welke verhalen, welke emoties, welke ervaringen die mensen toen beleefd hadden. Die verhalen probeerde ik in een taal te gieten die
GYP-SUM 2014 #02
te begrijpen is voor de hedendaagse bezoeker. De ontwerpkeuzes moesten leesbaar zijn en de oorspronkelijke emoties in zich dragen. Het feit dat het gebouw een monument was en een hoge historische waarde had, was een groot voordeel. Er vonden vele gesprekken plaats tussen mezelf en historici, managers en architecten om tot een perfect beeld te komen van hoe het er destijds aan toe ging. Ik geloof er sterk in dat het resultaat van deze dialoog aanzienlijk heeft geholpen bij de keuzes die ik moest maken. De verhalen van de historici waren dan ook mijn grootste inspiratiebron voor het ontwerp. Als ontwerper voel ik mezelf een verhalenverteller, geholpen en ondersteund door de historische waarheden. Daarbij ben ik een groot liefhebber van film en cinema. De tentoonstelling moest als het ware een film zijn waarvan de bezoeker van het museum deel gaat uitmaken. De hoofdzakelijk bestaande collectie werd mede door verder onderzoek door het museumpersoneel lichtjes uitgebreid. Beide bronnen aan informatie en tentoon te stellen objecten moesten samengevoegd worden tot één grote collectie, tot één groot verhaal. R.S.: We begrepen de historische betekenis van de drie ingetogen gebouwen en waren ervan overtuigd de structuren met respect te restaureren en ze naar waarde te hergebruiken in de nieuwe
toestand. Het historische belang van de bestaande elementen overtreft de architecturale grandeur met verve. We werkten nauw samen met de specialisten van de Vlaamse erfgoedoverheden. Ze stelden een restauratiesubsidie ter beschikking. Hadden jullie ervaring met maritieme en/of museale projecten? R.S.: Wij ontwierpen het National Museum of Immigration op Ellis Island, net zoals verschillende andere gebouwen aan de South Street Seaport in New York City. We werden uitgenodigd voor de competitie dankzij onze verbondenheid met Ellis Island. Natuurlijk had Christophe Gaeta de nodige ervaring met het ontwerpen van museumscenografie, anders had hij ons niet overtuigd om aan deze opdracht mee te werken! H.J.: Wij hadden vooral onze sporen verdiend in de opvolging van technisch moeilijke projecten. Onze nauwe samenwerking met ingenieursbureau Arcade was zeker een troef om ook dit – op het gebied van stabiliteit complexe project – tot een goed einde te brengen.
De toren werd al even vermeld. Wat is de functie ervan? Heeft hij een symbolische waarde? R.S.: De toren is ingeplant op de nexus van de drie historische gebouwen die de site rijk is. Hij staat ook op de plaats waar de vroegere hoge schoorsteen van de Red Star Line-gebouwen een oriëntatiepunt betekende voor de duizenden passagiers die hun weg zochten van het Centraal Station naar de Scheldekaaien. Hij was een verticaal baken, die aangaf waar de tocht over de oceaan begon. In 1936 werd de schoorsteen afgebroken en verdween de Red Star Line uit de Antwerpse skyline. Nu werd een nieuwe toren gebouwd. Naast de drie overgebleven gebouwen verbindt hij het museum met het water en de plek aan de kade waar de schepen vertrokken. De uitkijktoren weerspiegelt de ervaringen en de emoties van de reizigers, die vanop de torenhoge oceaanstomers uitkeken, enerzijds over de stad Antwerpen, anderzijds over het water dat hen in de meeste gevallen naar onbekende gebieden zou brengen.
21
De toren is het nieuwe symbool voor de tocht van de emigrant. De lange weg naar de top van de toren symboliseert de lange en lastige tocht die hen te wachten stond. Zodra je boven bent, kijk je langs de ene kant naar de uiteindelijke bestemming, naar de Nieuwe Wereld. Als je je omdraait, kijk je over de stad Antwerpen, naar de haven van vertrek. Enkel als je de moeite doet om helemaal boven te geraken, krijg je het prachtige vergezicht cadeau. Het ontwerp van de toren is ge誰nspireerd op de inplanting van de oude schoorsteen en op de vorm van de grote schoorstenen op de oude schepen. In de passerelles en de glazen bekleding vind je de vorm van een boeg van een schip terug. We wisten dat de opdrachtgever het belangrijk vond om een nieuw baken, een nieuw symbool aan het ontwerp toe te voegen. H.J.: Voor ons was vooral de uitvoering van dit belangrijke esthetische element een uitdaging. Heel de betonnen constructie is ter plaatse bekist en gestort. Er werd geen enkel prefabelement gebruikt.
GYP-SUM 2014 #02
C.G.: De toren vormt het einde van het parcours door het museum. Als je alle informatie gezien en beleefd hebt, kan je op het einde van het bezoek de toren beklimmen om de emoties van de toenmalige reizigers nog eens extra te ondergaan. Zoals Richard reeds zei, is het de plaats waar het uitzicht op de Schelde, het water (de toekomst) en het zicht op de stad Antwerpen (het verleden) in elkaar overgingen. Even over het ontwerp zelf. Doken er specifieke problemen op bij het ontwerpen van dit gebouw? H.J.: Absoluut. Het nieuwste gebouw, dat met de twee verdiepingen, is een van de eerste betonconstructies in Antwerpen. Het is net dat gebouw dat het grootste deel van de collectie huisvest. Daarom werd er ook meer aandacht besteed aan de klimatologische omstandigheden in dat gebouw. Het werd langs de binnezijde ge誰soleerd, wat op zich al geen sinecure is. Het RSL 2-gebouw werd in dit project volledig onderkelderd: rondom het gebouw werden betonnen palen in de grond aangebracht waarna het gebouw ondergraven werd. In deze kelder zijn de technische ruimten, het sanitair en nog wat andere secundaire functies ondergebracht.
R.S.: De ondergrond was zeer onstabiel en de bodem moest met grout geïnjecteerd worden om de draagkracht ervan te verhogen. Er was ook historische vervuiling aanwezig in de grond zodat deze gesorteerd moest worden en verwijderd naar speciale stortplaatsen. De geometrie van de nieuwe toren was een uitdaging voor de stabiliteitsingenieur en de aannemer. Er werd uiteindelijk gekozen om hem op palen te funderen. H.J.: Ook het feit dat het eigenlijk over een atypisch monument gaat, was een uitdaging van formaat. Het gebouw op zich was geen monument om zijn bouwkundige kwaliteiten, maar wel om zijn functie. Miljoenen mensen passeerden dit gebouw, mensen uit grote delen van West- en Oost-Europa. Kunt u in het kort het programma van het gebouw en dus het ontwerp toelichten? Waren er specifieke eisen omdat het om een maritiem museum ging? R.S.: Het verhaal van de Red Star Line is een van de belangrijkste thema’s binnen de algemene context van het grote migratieverhaal. Dit museum probeert de sfeer van toen op te roepen door enerzijds het algemene migratieverhaal over de eeuwen heen te vertellen en
dan in te zoomen op de specifieke tocht van de emigranten die via Antwerpen vertrokken en koers zetten naar de Nieuwe Wereld. Zoals gezegd symboliseert de nieuwe toren de schoorstenen van de schepen. De schaal van de toren is realistisch, t.t.z. hij heeft de afmetingen van de scheepsschoorstenen toen, om de bezoekers een idee te geven van de grootsheid van de schepen en de onvergetelijke indruk die ze aan de emigranten toen nagelaten moeten hebben. H.J.: Op de site stonden drie gebouwen, elk met een aparte functie. Ook in het nieuwe ontwerp hebben we getracht de gebouwen elk een eigenheid toe te kennen. Gebouw 1 is het gebouw waar de mensen vroeger toekwamen en vertrokken. Daarin is nu het algemene deel van het museum ondergebracht. Gebouw 2 was het minst afgewerkt. Het was de bagageruimte. Nu bevindt zich er de shop, de ticketbalie en de ingang tot het museum. Het is bij de renovatie het meest authentiek gebleven: kasseien op de grond en ongeschilderde bakstenen muren om de bezoekers meteen onder te dompelen in de archaĂŻsche sfeer van toen. Gebouw 3 is het meest recente. Hierin is de collectie ondergebracht.
23
De uitkijktoren weerspiegelt de ervaringen en de emoties van de reizigers, die vanop de torenhoge oceaanstomers uitkeken, enerzijds over de stad Antwerpen, anderzijds over het water dat hen in de meeste gevallen naar onbekende gebieden zou brengen.
Welke impact hadden bestaande details, eigen aan de industriële oude gebouwen, op het ontwerp? Moesten er elementen bewaard blijven of kozen jullie zelf voor dat behoud? R.S.: We wilden het bestaande weefsel maximaal behouden. De meeste nieuwe elementen, van structurele of technische oorsprong, werden zoveel mogelijk verborgen, of als ze toch zichtbaar waren, werden ze op die manier ontworpen dat ze duidelijk in contrast stonden met het bestaande om op die manier het nodige respect aan het bestaande te geven. We voelden dat het belangrijk was om zoveel mogelijk originele elementen, zoals grote metalen schuifdeuren, metselwerkelementen en metalen ornamenten te behouden. Andere elementen, zoals ramen en sommige kleinere deuren die niet bewaard konden worden, werden dan weer op zo’n manier ontworpen om zoveel mogelijk op het originele te lijken door materiaalgebruik en vormentaal te kopiëren. C.G.: Het ontwerp van de scenografie was onderdeel van de opdracht van BBB Architects, die ze achteraf aan mij toevertrouwden. Zij hadden zich uiteraard bij het ontwerp van de gebouwen al een idee gevormd van hoe de latere invulling er moest uitzien. Er zijn achteraf
GYP-SUM 2014 #02
door mijn ontwerp slechts enkele kleine wijzigingen aangebracht aan het initiële ruimtelijke ontwerp van BBB. Om mijn ontwerp te realiseren, heb ik enkele wanden moeten weghalen en andere moeten bijplaatsen. Maar dat was redelijk beperkt. Hoe hebben jullie het gebouw kunnen isoleren en hoe werd de technische installatie op een aanvaardbare manier geïmplementeerd? H.J.: Natuurlijk hebben we op het gebied van duurzaam energieverbruik en isolatie compromissen moeten sluiten. Op het nieuwste gebouw werd een groendak voorzien, de draagstructuur van het gebouw kon dit aan. Zoals gezegd werd dat gebouw ook het beste geïsoleerd. We hebben een dakopbouw ontworpen volgens het ‘sandwichprincipe’, waarbij zowel boven- als onderzijde bestaat uit gegolfde metalen platen. Daartussen zit ongeveer 20 cm isolatie. De sandwichpanelen verbergen de nieuwe stalen dakconstructie. H.J.: Deze sandwichstructuur werd voorzien op de twee gebouwen waar geen groendak mogelijk was. In gebouw 1 werd het dak gedragen door originele polonceauspanten. Natuurlijk hebben we die behouden. De nieuwe draagstructuur zit in de sandwichopbouw.
25
Technische fiche ------
Architect: Beyer Blinder Belle - 8 Office Studiebureau technieken en stabiliteit: Arcade Scenografie: Beyer Blinder Belle - Christophe Gaeta Opdrachtgever: Stad Antwerpen Site: hoek Rijnkaai-Montevideostraat, Antwerpen
Fasering -- Wedstrijd: 2005 -- Fase 1 ondergrondse werken(funderingen en kelder): mei 2010 t.e.m. april 2011 -- Fase 2 restauratie – structurele werken – bouw toren: april 2011 t.e.m. februari 2013 -- Fase 3 scenografie: februari 2013 t.e.m. september 2013 -- Oppervlakte: 3 160 00m² -- Budget: € 8 210 000,00 (excl. btw en erelonen)
In het derde gebouw kon op die manier ook de bestaande houten draagstructuur behouden en zichtbaar blijven. Wat waren de bottlenecks om van een oud, industrieel gebouw een nieuw, hedendaags museum te maken? Was er een goede samenwerking met de toezichthoudende overheden? R.S.: Het bestaande gebouw moest – in de mate van het mogelijke – uitgerust worden met de meest moderne technieken op het gebied van verwarming, ventilatie en airconditioning, in combinatie met een veel performantere isolerende huid van het gebouw. H.J.: Ja, ook dat smeekte om weldoordachte en speciale oplossingen. Zo werd er niet-onderbroken stalen schrijnwerk voorzien die de raamverdeling van de bestaande ramen kopieerde. In dit schrijnwerk hebben we niet-isolerend getrokken glas geplaatst, ook om de oorspronkelijke toestand zoveel mogelijk te benaderen en het spiegelende effect van dubbele beglazing te vermijden. De isolerende functie wordt verzekerd door een extra raam aan de binnenzijde van het muurvlak te plaatsen. In sommige gevallen werd zelfs marteléglas gebruikt, omdat dit ook in het bestaande gebouw gebruikt werd. R.S.: De technische systemen moesten heel omzichtig ingeplant
GYP-SUM 2014 #02
worden onder en boven de verdiepingen. De overheden ondersteunden onze aanpak om het originele en belangrijke historische karakter van de gebouwen te behouden. C.G.: De samenwerking met de historici en de directie van het museum was een ongelooflijke ervaring. Het was een zeer gepassioneerd team. Dat was bij dit moeilijke project een verademing. Het resultaat straalt deze positieve energie ook uit! H.J.: Het mag inderdaad benadrukt worden dat de ontwerpers, de scenograaf, de aannemers, de directie, de stedelijke en regionale overheden, de historici … erg constructief samenwerkten. Het was een ongelooflijk team met slechts één doel: een heel bijzonder museum met een heel bijzonder verhaal creëren. Kunt u ons iets vertellen over uw respectievelijke kantoren? R.S.: Beyer-Blinder-Belle Architects is een multidisciplinair kantoor met architecten, planners, interieur- en grafische ontwerpers. Momenteel telt het 155 werknemers, met kantoren in New York City en Washington DC. We hebben een internationale praktijk die zijn bekendheid vooral verwierf met grote restauratie- en herbestemmingsprojecten van oude, historische gebouwen en monumenten.
H.J.: 8 Office Architects bestaat uit zeven mensen, waarvan zes ontwerpers en een administratieve medewerker. Ik ben de enige werkende vennoot. We werken al onze opdrachten uit in teamverband. C.G.: Ik werk sinds 1994 als scenograaf en realiseerde tal van projecten. In de wereld van scenografen werkt men vaak met freelancers, omdat elke opdracht anders is. Soms hebben we nood aan interieurarchitecten, soms historici, multimediaspecialisten, technici, acteurs enz. Onmogelijk om voor al deze functies mensen vast aan te werven in een praktijk. Tekst: Johan Geerts Foto’s exterieur: Lumecore / Toon Grobet Foto’s interieur: Joris Casaer / Noortje Palmers
CHRISTOPHE GAETA scenograaf
HANS JANSSEN architect 8 office
27
NOTARIAAT IN HOREBEKE
BESCHEIDENHEID IN VORMGEVING EN ‘ZIJN’
GYP-SUM 2014 #02
In de directe omgeving van het historische centrum van Gent bevinden zich kleine, bijna onvindbare straatjes waar de drukte van de binnenstad niet te voelen is. Enkele speciale huizen en binnenpleintjes volgen elkaar op. In deze buurt is het architectenatelier Vens-Vanbelle gehuisvest in een rijwoning. Het valt meteen op waar het bij de twee jonge architecten om te doen is: eenvoud, bescheidenheid in ontwerp en esthetiek.
29
De toegangspoort tot de carport en de achterliggende ruimten (architectenbureau en trap naar studio’s) is vervaardigd uit een stalen frame met daarin niet-afgewerkte boomstammen met een diameter van om en bij de 15 cm. Het geeft een gevoel van privacy en toch is het leven van de straat voelbaar. De carport geeft toegang tot de spreekruimte van het atelier. Ook hier zijn eenvoud en soberheid troef. We willen graag weten hoe vennoten Maarten en Dries denken over architectuur en waarvoor hun atelier in het bijzonder staat. ‘In 2004 studeerden Dries (Vens) en ik af aan St.-Lucasinstituut in Gent. In 2006 hebben we samen Atelier Vens-Vanbellen opgestart. We hielden het bewust klein om onszelf de mogelijkheid te bieden vooral inhoudelijk te groeien, zonder de stress een groot bureau te moeten onderhouden. Daarom selecteren we ook onze opdrachten. We nemen graag uitdagingen aan, opdrachten met een intrinsieke kwaliteit en uitdaging. We schrijven ons dus vaak in voor de ‘Open Oproep’ van de Vlaamse Bouwmeester. Vooralsnog zonder succes, maar we blijven deelnemen.’ Welke factoren maken een project intrinsiek belangrijk? ‘Uiteraard staat de wens van de klant voorop. We proberen die echter ruimer te kaderen en onderzoeken samen met hem de context van het gebouw: de
GYP-SUM 2014 #02
omgeving, de persoonlijke beleving van wonen, het budget, de specifieke regelgeving … We willen van elk gebouw een uniek ‘bouwsel’ maken.’ Voorlopig situeren de opdrachten van het jonge architectenatelier zich nog in de woningbouw. Ook socialewoningbouw spreekt hen enorm aan, hoewel de procedure met openbare aanbestedingen hen wat afschrikt. Ook tegenover de tendens van passief bouwen staan de architecten sceptisch. Niet om de positieve werking van energiezuinigheid, wel omdat passief bouwen kan leiden tot compactheid waarin weinig ruimte is voor persoonlijkheid. ‘De eigenheid van de Vlaming, meer bepaald zijn woning die de originaliteit van de bewoner uitstraalt, dreigt door het compacte bouwen wat verloren te gaan.’ De angst dat architectuur tot eenheidsworst herleid zou worden, leeft bij deze twee architecten. ‘De verscheidenheid in de gebouwde omgeving is een kwaliteit die we moeten koesteren. Het verschil tussen de theorie en de praktijk bij het passief bouwen wordt ook vaak onderschat. De speciale details, de uitvoering ervan en het gebrek aan tijd voor bijscholing van zowel ontwerpers als uitvoerders zorgen er vaak voor dat de esthetiek bij het ontwerpen van een passief gebouw over het hoofd wordt gezien. Het resulteert al te vaak in monotonie. Een passieve woning wordt een typologie op zich.’
De missie van architectenatelier Vens-Vanbelle is het ontwerpen van markante gebouwen die zo compleet mogelijk voldoen aan hun context. Met hun ontwerp van het notariaat in Horebeke voldoen ze ruimschoots aan deze gedachte. Het gebouw bevindt zich op een heel bijzondere locatie, op het einde van een doodlopende straat, naast een restaurant en aan de straatzijde uitkijkend over de boomgaard van de pastorij. In de twee andere richtingen is het uitzicht schitterend: het landschap glooit lichtjes en men kijkt uit over ongeveer twee kilometer onaangetast landbouwgebied. ‘Een landschap als dit dwingt respect af, net zoals de opdracht zelf. Een notariaat moet een neutraal gebouw zijn dat voor elk type bezoeker toegankelijk is. Een landschap als dit vraagt om respect en om eenzelfde neutraliteit en bescheidenheid in het bouwontwerp.’ Er werd bewust gekozen om met regionale materialen te werken. Maarten verklaart: ‘België heeft een echte baksteentraditie en dit werd als voordeel uitgespeeld. Het ruwe materiaal contrasteert perfect met de zeer slanke, witte raamkaders, alsof het gaat om blaadjes papier die in een kleien volume ingesneden werden. De keuze viel op een zeer ruwe baksteen en op stalen ramen om het samenspel zo elegant en puur mogelijk te houden.’ Deze omgang met materialen vormde ook het uitgangspunt bij het ontwerp van de structuur van de woning. Kelderwanden zijn uit beton.
De structuur van de bovenbouw is in staal uitgevoerd, opgevuld met metselwerkgehelen. Alle binnenmuren bestaan uit Gyproc-wanden om een hoge flexibiliteit te verkrijgen. Zonder al te veel moeite is het notariaat perfect om te bouwen tot een woning. ‘De materiaalkeuze is bepalend voor de sfeer van het interieur dat het midden houdt tussen huiselijk en zakelijk. De muren en plafonds werden in verschillende tinten wit geschilderd en voor de vloeren werd gekozen voor warme materialen als natuursteen en parket. De combinatie van deze materialen zorgt zowel bij de bezoeker als bij de werknemer voor een aangenaam gevoel. De bouwheer wou een typisch notariaatinterieur dat een kantoorbeleving benadrukt, vermijden.’ Het contact met de omgeving is weergaloos. De uitzichten vanuit de hal en de kantoorruimten zorgen voor rust en dompelen het hele project in een bijzondere sfeer van verwevenheid van het gebouwde en ongebouwde. Een voorbeeld van hoe een gebouw duidelijk zijn plaats kan innemen en toch bescheiden kan zijn. Tekst: Johan Geerts Foto’s: Lumecore/Toon Grobet
31
GYP-SUM 2014 #02
Het contact met de omgeving is weergaloos. De uitzichten vanuit de hal en de kantoorruimten zorgen voor rust en dompelen het hele project in een bijzondere sfeer van verwevenheid van het gebouwde en ongebouwde.
33
Technische fiche -- Architect: atelier vens vanbelle -- Locatie: Horebeke, Belgium -- Oplevering: november 2009
GYP-SUM 2014 #02
DRIES VENS
MAARTEN VANBELLE
35
GYP-SUM 2014 #02
TITANIC SIGNATURE BUILDING IN BELFAST
EEN GEBOUWD HISTORISCH VERHAAL Het jaar 2012 was over de hele wereld belangrijk voor de miljoenen fans van de RMS Titanic. Op 15 april van dat jaar was het immers honderd jaar geleden dat het onzinkbaar geachte cruiseschip verging en met zich vele mensen mee nam.
37
Belfast, de geboortestad van de Titanic, onderging n.a.v. die verjaardag een grote facelift. De haven waar het schip gebouwd werd en vanwaar het vertrok voor zijn eerste en tegelijkertijd laatste reis, en de omgeving ervan werden hertekend en opgewaardeerd tot een van de grootste bezienswaardigheden. Het verhaal van de Titanic, of eigenlijk de verzameling van verhalen, is van en voor alle tijden en moet dan ook voor de toekomst bewaard worden. De Titanic Signature Building is speciaal voor deze verjaardag gebouwd. Het is een bijzonder krachtig symbool voor het opgebloeide en opnieuw bruisende Belfast, het is de thuishaven van het verhaal van de Titanic geworden. Het opende zijn deuren in maart 2012. De architect van dit wonderbaarlijke gebouw is Eric R. Kuhne van CivicArts, een ontwerpbureau dat ook een onderzoeksfunctie nastreeft. Het bureau werkt met zijn zestig medewerkers overal ter wereld grote en middelgrote projecten uit. Daarbij focussen ze zich op zes verschillende opdrachttypes: haven- en maritieme projecten, shoppingcenters, masterplannen, torengebouwen, het hertekenen en
GYP-SUM 2014 #02
ontwerpen van stadscentra en totaal nieuwe steden. Hun kantoor in Londen stond in voor dit Ierse project. CivicArts was eerder al door het stadsbestuur van Belfast aangesteld om het masterplan op te stellen voor de herinrichting van volledige havenwijk. Het ontwerp van het museum was het logische gevolg daarvan. ‘Pat Doherty van Harcourt Northern Island trad op als opdrachtgever voor the Belfast Harbour Commission en het stadsbestuur, omdat ze bijzonder tevreden waren over onze visie op de totale wijk. Het museum werd ingeplant op een oud industrieterrein, voormalige eigendom van the Harland & Wolff Plating Works. Het is gesitueerd op een kruising van enkele zeer belangrijke stedenbouwkundige lijnen die de site bepalen: het verlengde van de aanlegsteigers van de OlympicClass Ships – waaronder ook de Titanic voer – en de Arrol Gantry, het droogdok waarin de Titanic gebouwd werd.’ De opdracht werd opgesplitst en toevertrouwd aan twee architectenbureaus. ‘CivicArts werd belast met het ontwerp, inclusief het voorafgaande onderzoek, het concept voor de omgeving, de
conceptie van de technische details en ook het interieur en het exterieur. Todd Architects waren verantwoordelijk voor de uitvoering. Zij stonden in voor het aanbestedingsdossier, het toezicht op de werken en de uitwerking van de diverse bouwsystemen om het gebouw te realiseren.’ Was de Titanic zelf een inspiratiebron voor het gebouw? ‘De initiële inspiratie voor de architectuur kwam uit verschillende bronnen: ijskristallen, ijsbergen, scheepsstellingen op een scheepswerf en het droogdok waar de Titanic gebouwd werd. Toen we deze ideeën in het begin aan de opdrachtgever voorlegden, was hij zo enthousiast dat hij vroeg ze allemaal te combineren. Dat was lastig, maar volgens mij is het ons gelukt. Daarbij zijn er ook nog enkele planmatige pijlers waarop we ons gebaseerd hebben om het plan en het ingewikkelde programma te structureren. De vier galerijen die elk een apart verhaal uit de geschiedenis van de scheepsbouw in Belfast vertellen, werden ingeplant volgens de vier richtingen van een windroos. Deze vier verhalen zijn: hout en zeilen, ijzer en stoom, staal en turbines, aluminium en diesel.
De glazen observatie-elementen in de gevel beelden de ijsberg en de ijskristallen uit en geven de bezoeker een prachtig uitzicht in de vier windrichtingen over de kade, de skyline van Belfast, het ontwerpbureau van de scheepswerf en de rivier Lagan. Tot slot is het glazen atrium wat schaal en invulling betreft te vergelijken met de ruimte die zich in het droogdok tussen de Olympic en de Titanic bevond tijdens de bouw van deze twee schepen. Passerelles, stellingen, loopplanken en constructiebalkons werden geherinterpreteerd door gebruik te maken van liften, trappen, balkons en terrassen om de grootsheid en de ongelooflijke bedrijvigheid van zo’n scheepswerf vorm te geven.’ Kuhne noemt het ‘the song of the shipyard’. Natuurlijk heeft de geschiedenis van de stad en van de site zelf het ontwerp van het gebouw beïnvloed. ‘Belfast was gedurende vier eeuwen de stad waar men de beste scheepsbouw in Europa realiseerde,’ gaat Kuhne verder. ‘Het was in het begin van de 20ste eeuw het centrum van creativiteit, ontwerp, engineering, houtbewerking
39
GYP-SUM 2014 #02
41
en scheepsbouw. We hebben er altijd in geloofd dat het totaalproject Titanic Belfast een verhaal moest zijn van vier eeuwen wereldwijd leiderschap i.p.v. een gefocust, tragisch verhaal over dat ene schip. Vandaag nog is Titanic Belfast een testament van de succesvolle geschiedenis van de scheepsbouw die Harland & Wolff voor het VK betekend heeft. Het is een getuige van de geniale expertise die dit bedrijf gedurende vier eeuwen heeft kunnen opbouwen en behouden.’ De ontwerpers van CivicArts weten waarover ze praten als het over maritieme projecten gaat. Ze hertekenden wereldwijd al meer dan 35 havengebieden en kadeprojecten. Kuhne licht het materiaalgebruik van de gevel toe. ‘De Marine Grade Aluminiumelementen werden in driehoekige geometrische prisma’s geplooid. De vorm verwijst naar de kristallijne vorm van ijs en de afgebroken randen van een ijsberg. Ze zijn ontworpen om de immer veranderende kleur van de lucht in Belfast en het steeds wisselende karakter van het licht te reflecteren. Tegelijkertijd is het een scherm waarop het leven van het nachtelijke Belfast geprojecteerd wordt.’
GYP-SUM 2014 #02
‘De grootste uitdaging voor het ontwerp van dit gebouw was het verhaal van de scheepsbouw in het algemeen en de Titanic in het bijzonder te vertellen zonder al te dramatisch te worden,’ zegt Kuhne. ‘Enerzijds waren er verschillende verhaallijnen: die van de stad Belfast, de scheepsbouw in Belfast, de scheepswerf Harland & Wolff en ten slotte de rederij the White Star Lines met inbegrip van de bouw en het vergaan van dat ene schip. Anderzijds was er de uitdaging van de wijze waarop we dit alles wilden vertellen, de praktische uitwerking van het museum, de scenografie, het parcours, de volgorde van vertellen … Gelukkig wou het gerenommeerde bureau Event Communication deze opdracht voor ons in onderaanneming uitvoeren. Zonder hun kennis, ervaring en inzicht was dit kluwen van desiderata nooit tot een transparante en duidelijke uitwerking gekomen.’ ‘Daarbij komen dan nog enkele belangrijke filosofische beleidskrachtlijnen van de overheid die dit al erg ingewikkelde programma aanvullen. Ze wilden met dit project immers de Titanic terug naar Belfast brengen, een positieve boodschap uitdragen a.d.h.v. dit tragische gebeuren. De negatieve connotatie die de naam van dat schip had, moest door dit project omgekeerd worden naar iets positiefs, iets wat de toekomst van Belfast optimistisch kon stemmen.’
Architect Kuhne vertelt dat dit project nog een tweede onderliggende bedoeling heeft. ‘Het stadsbestuur wil Belfast terug op de wereldkaart van de innovatie plaatsen als centrum van ingenieus denken. Tenslotte moest het gebouw het symbool worden van een van de grootste maritieme stedenbouwkundige projecten in Europa.’ Het gebouw werd een nieuw baken, een beeldbepalend object voor Belfast en Noord-Ierland. De toeristische dienst van Ierland doet enorme inspanningen om dit museum te promoten. Ook de overheid van het Verenigd Koninkrijk ziet heel goed het belang in van dit project als nieuwe impuls voor het toerisme in deze historisch geteisterde stad. De meeste toeristische magazines uit het Verenigd Koninkrijk pikken dit project op als een van de tien belangrijkste bezienswaardigheden. Men had een doel vooropgesteld van 450 000 bezoekers per jaar, maar tijdens het openingsjaar werd dit bijna verdubbeld tot 840 000. Dat getal spreekt tot de verbeelding en bewijst de impact van dit project voor de stad Belfast.
in vijf grote thema’s: het herstellen van het verhalende karakter van architectuur, het geloof in een gefundeerde leefbaarheid en betaalbaarheid van onze ontwerpen, het herwaarderen van de ‘genus loci’ door de bebouwde omgeving, het eren van de ethiek van de lokale cultuur, samenleving en beschaving van een plek en tot slot moet architectuur een tegengif zijn voor de anonimiteit en het steriele van sommige moderne architectuur en stedenbouw. Wie het gebouw bezoekt en ervaart, de foto’s van deze niet bepaald bescheiden architecturale ingreep in Belfast bekijkt, moet toegeven dat deze vijf niet weinig ambitieuze aspecten van hun visie op ontwerpen gerealiseerd zijn. Het is ook niet zomaar dat het gebouw zeer recentelijk de felbegeerde THEA AWARD (Themed Entertainment Association) heeft gewonnen voor de beste thematische reisbestemming in de wereld. Tekst: Johan Geerts Foto’s: Courtesy of Titanic Belfast (Christopher Heaney, Christopher Hill, Press Eye)
Tot slot vertelt Kuhne over de missie van CivicArts, over hoe zij ontwerpen en vormgeven in de 21ste eeuw zien. ‘We geloven
43
GYP-SUM 2014 #02
45
GYP-SUM 2014 #02
1. herstellen van het verhalende karakter van architectuur 2. het geloof in een gefundeerde leefbaarheid en betaalbaarheid van onze ontwerpen 3. het herwaarderen van de ‘genus loci’ door de bebouwde omgeving 4. het eren van de ethiek van de lokale cultuur, samenleving en beschaving van een plek 5. architectuur als tegengif voor de anonimiteit en het steriele
Technische fiche -- Architect: CivicArts/Eric R. Kuhne & Associates i.s.m. Todd Architects -- Concept: CivicArts / Eric R. Kuhne & Associates -- Locatie: Belfast, Ierland -- Start der werken: 2008 -- Oplevering: 2012 ------
Grondoppervlakte: 1 796 m2 Totale oppervlakte: 11 000 m2 Bezoekerscapaciteit: 3 547 personen Hoogte: 38,5 m Gevelbekleding: 3 000 geanodiseerde aluminium platen -- Betonconstructie: 4 200 m3 -- Ierlands grootste roltrap met een vrije wijdte van 25 m en 124 trappen
-----
Naast de Titanic tentoonstelling biedt Titanic building ruimte voor: kunstprojecten tijdelijke tentoonstellingen, optredens en meetings cafés, restaurants, winkels conferentieruimte met 1 000 plaatsen
ERIC R. KUHNE
47
GYPTONE BIG CURVE, AKOESTISCHE PLAFONDS, ONEINDIG CREATIEF Om in te spelen op de moderne bouwtrends waarin ontwerpers steeds strengere eisen qua akoestisch comfort moeten kunnen invullen, ontwikkelde Gyproc geperforeerde oplossingen met elk een eigen esthetisch aspect, gekoppeld aan een uitmuntende akoestische absorptiegraad. Dit vertaalt zich nu in een derde productlijn: Gyptone BIG Curve. Golvende naadloze oplossingen met modulaire patronen. Combineer nu de zachte golven van de Gyptone BIG Curve met een omvangrijk, geperforeerd, grenzeloos oppervlak om uw architectuur te vervolmaken. Rust en harmonie worden gecreëerd om de perfectie na te streven met Gyptone BIG Curve.
GYP-SUM 2014 #02
DE VOORDELEN • • • •
Gemakkelijk en duurzaam om in elk ontwerp toe te passen. Eenvoudig te verwerken: droog te buigen. Makkelijk te hanteren dankzij het lichte gewicht, slechts 6,5 mm dikte. Esthetische mogelijkheden: integratie van verlichting, keuze uit 3 verschillende perforatiepatronen en naadloze aansluitingen met volle plaat.
HET RESULTAAT • •
Op een verrassende en speelse manier realiseert u een akoestische verbetering. Gyptone BIG Curve biedt een veelzijdige oplossing: een ononderbroken zacht golvend plafond zonder zichtbare voegen én een aanzienlijke verbetering van de nagalmtijd.
Wat wilt u nog meer? Info: tamara.vanosselaer@saint-gobain.com Bezoek ook de website: www.gyproc.be
GLASROC H OCEAN,
een waterbarrière, geen tijdsbarrière In de meeste gebouwen is er voor een aantal ruimten nood aan robuuste oplossingen voor blootstelling aan vocht of hoge luchtvochtigheid. Droge afbouwsystemen zijn een moderne methode voor het creëren van hoge kwaliteit binnenbekleding en indeling van de ruimte in gebouwen in heel Europa met focus op snelheid van uitvoering zonder in te boeten aan functionaliteit.
Aanvullend biedt Gyproc® een assortiment Metal Stud®-profielen aan met extra corrosiebestendige coating, ProMix Hydro waterafstotend ready mix voegmiddel en Gyproc® Hydro voegband die perfect afgestemd zijn op de Glasroc H OCEAN-platen. De combinatie ervan zorgt voor optimale systeemprestaties inzake stabiliteit, brandveiligheid, geluidsisolatie en thermische isolatie. Behalve prestatiegaranties biedt Gyproc® bovendien technische ondersteuning voor, tijdens en na de oplevering van het project. info: anne-michaelle.amd.leroy@saint-gobain.com
Ruimten die als sanitaire voorzieningen gebruikt worden (badkamer, douche), ruimten voor werk of diensten (keukens, wasserijen, droogkamers, garages), ruimten voor sportactiviteiten (fitnessruimte, spa, wellness, zwembaden) die vocht of hoge niveaus van vochtigheid produceren, kunnen perfect gerealiseerd worden met droge afbouw, zodat ze kunnen functioneren in deze zelfs zeer uitdagende omstandigheden. Voor elke toepassing biedt Gyproc® het juiste plaattype. Zo ontwikkelde Gyproc® Glasroc H OCEAN-platen, waarbij de H staat voor Hydro, berust op een verbeterde GRG-technologie (glass reinforced gypsum) waarbij voorgecoate glasmatten op de bovenkant van het paneel aangebracht worden in plaats van de traditionele kartonlaag op gipskartonplaten. Dit levert een betere vocht- en schimmelbestendigheid op. Glasroc H OCEAN levert uitstekende prestaties als basis voor tegelwerk (zogenaamde ‘tile backer’) in natte ruimten zoals douchecellen, badkamers en zwembaden met ventilatiesystemen, alsook voor andere toepassingen met een hoge vochtigheidsgraad. De gipskern is waterbestendig, terwijl het lichtblauwe voorgecoate oppervlak enerzijds waterafstotend is en anderzijds een optimale ondergrond vormt waarop rechtstreeks tegels of andere afwerkingen aangebracht kunnen worden. Het anorganische cellulosevrije oppervlak zorgt eveneens voor een hoge weerstand tegen schimmel of meeldauw in natte omstandigheden. Bovendien biedt de schimmelremmer in de gipskern extra bescherming tegen schimmel. Deze werd zorgvuldig geselecteerd en is zodanig verdund dat hij onschadelijk is voor de gezondheid en het milieu.
49
Gyproc breidt het
CRADLE TO CRADLE SILVER CERTIFICAAT
uit tot het hele platenassortiment ‘Cradle to Cradle’ is een begrip dat stilaan ingeburgerd raakt in het hedendaagse duurzaamheidsdenken, zowel bij consumenten, bedrijven als overheden. De ideologie, die in 2002 door Braungart en Mc Donough gelanceerd werd, gaat ervan uit dat producten zodanig moeten ontwikkeld worden dat ze na gebruik niet meer eindigen op een stortplaats, maar steeds opnieuw gerecycled kunnen worden. Naast de ecologische kringlopen die we in de natuur terugvinden, moet de economie daarom inzetten op de ontwikkeling van technologische kringlopen. Eco-design vormt hierbij de garantie dat beide kringlopen duurzaam naast elkaar kunnen bestaan. Hierdoor is de milieu-impact die met ons consumptiepatroon gepaard gaat niet langer negatief. Sterker nog: onze ecologische voetafdruk kan zelfs positief worden. Gipsplatenfabrikant Gyproc was een van de pioniers die Cradle to Cradle effectief als speerpunt in haar duurzaamheidsstrategie opnam. Al sinds 2011 draagt de Gyproc A-plaat het C2C Silver Certificaat. In december 2013 werd dit certificaat uitgebreid naar alle plaattypes die in de Belgische Gyproc-vestiging (Kallo) van de band rollen: Gyproc A, Gyproc ACTIVair (PREMIUM), Gyproc Rf, Gyproc WR, Gyplat en DuragGyp. Het is de eerste keer dat een bouwmaterialenproducent zijn volledige productengamma laat certificeren. Bovendien is Gyproc de enige C2C-gipskartonplaat ter wereld. Het Cradle to Cradle Silver Certificaat bewijst dat Gyproc alles in het werk stelt om zijn grondstoffen en productieprocessen 100 % ecologisch verantwoord te maken! Hierdoor zijn de Gyproc-producten gegarandeerd gezond en integraal recycleerbaar, zonder enig nadelig effect voor mens, milieu of kwaliteit van het gerecycleerde product. Dat is ook de reden waarom C2C-producten extra gewaardeerd worden in certificatiesystemen voor duurzame gebouwen, zoals LEED of BREEAM. Info: tom.rommens@saint-gobain.com
GYP-SUM 2014 #02
De duurzaamheidsfilosofie van Gyproc is duidelijk: kiezen voor Gyproc is kiezen voor een Cradle to Cradle-product, met behoud van kwaliteit en zonder meerkosten.
GYP-SUM COLOFON Aan dit magazine werkten mee: Ann Cornelis, Tamara Van Osselaer, Anneleen Monsieur, Tom Rommens, Sven Van Caimere, Anne-Michaelle Leroy CoĂśrdinatie: Johan Geerts Redactie: Johan Geerts Eindredactie: Tine Clevers Vormgeving: apple-n.be, brand-ink.be Drukwerk: Claes Printing Oplage: 8 000 ex. Redactieadres: Saint-Gobain Construction Products Divisie Gyproc Sint-Jansweg 9, 9130 Kallo
Wenst u meer exemplaren van GYP-SUM te ontvangen, of kent u andere geĂŻnteresseerden in dit magazine? Stuur een mailtje naar johan.geerts@gyproc.be of direct via:
51
V.U.: Rini Quirijns, Saint-Gobain Construction Products Divisie Gyproc, Sint-Jansweg 9, 9130 Kallo