i,
t4:k4
DRIEMAANDELIJKS TIJDSCHRIFT VOOR THEATERTECHNIEK TH EATERARCH ITECTU U R SCENOGRAFIE
INHOUD
05 Jaargang 8 Nr. 32 september 2004
Th eatera rchitectu u r
-
“MADAME SANS-GÊNE” KEERT ZICH NAAR DE STAD.
Proscenium is een publicatie van BAST[ Belgische Associatie van Scenografen en Theatertechnici vzw aangesloten bij OISTAT
De renovatie van ‘t Arsenaal in Mecheten.
11
Secretariaat, redactie, correspondentie, advertentie Azalealaan, 30 8-1030 Brussel tel.: 02 215 08 52 fax: 02 241 44 76 e-mail: proscenium@bastt.be, bastt@bastt.be website : www.bastt.be
Licht
DE KLEUREN VAN BABEL
Taat en weretdbeeld beïnvtoeden ons denken over kteuren.
Hoofdredactie Rose Werckx
16 Theatervormgeving
Werkten mee aan dit nummer
“IK WERK ROND EEN AFWEZIGE AANWEZIGHEID”.
Luc Dhooghe Jerôme Maeckelbergh Guido Snoeck
Tussen droom en werketijkheid: Toon Van Ishoven.
Elke Van Campenhout Chds Van Goethem Marc Vandermeulen
23
David Vanparrys
Licht
RoseWerckx
VERLICHTING: RECENTE VOORUITGANG Een studiedag in Gent. LED een nieuwe ster aan het firmament.
Cover Homo Domesticus 2 Interactieve video-installatie “
Gatlerie
Fst
Forward,
Antwerpen
© Toon Van Ishoven 2003
Druk Sinijoris
27 -
Theatertechniek
Nevele
THEATERTECHNIEKEN IN HET LANDESTHEATER TE LINZ
Vormgeving www.brusse[slof.be Prijs per nummer: 5,00 € Abonnement (4 nrs.): 18,00 Bank: 402-5525161-38 van BASU vzw Teksten, foto’s en illustraties mogen enkel worden overgenomen mits voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.
28 Reisverstag
LES JOURNEES THEATRALES DE CHEF CHAUEN
Verantwoordetijke uitgever Jacques Berwouts Kunstenaarsstraat 100 B-9040 Gent
of, een confrontatie Marokko
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
Europa.
Verder
adverteerders: AMPCO Belgium AMPTEC Stage Studio Technotogy CANDELA EML/VLPS JOYSflCK 11.5E. 2004 PHLIPPO ShowNghts SHOWEEX Be’gië SENNHETSER Betux SERVIOTEC STAKEBRAND flAS VERBIEST ZAP ALL PEOPLE -
—
-
BASTT-NIEUWS VARIA PROSCENIUM: INHOUD
3
ADAME SANS-GÊNE” KEERT ZICH NAAR DE STAD DE RENOVATIE VAN ‘T ARSENAAL IN MECHELEN LUC OH000HE In mei 2003 bracht de brandweer een negatief advies uit over de veiLigheid van het gebouw en verbood ‘t ArsenaaL nog voorsteLLingen te geven in het pand. Een geLuk bij een ongeLuk?
Artistiek Leider Guido Wevers kon de pLaatseLijke overheid overtuigen mee te investeren en wist het bescheiden budget, de krappe uitvoeringstermijn en het bouwprogramma in overeenstemming te brengen met het artistieke beLeid: het gebouw zou er de fysieke verwezenLijking van worden. Architect Herman Boogaerts vertaaLt dit in een omkering van de functies binnen het gebouw en creëert een pubLiekstoegang aan de achtergeveL op de DijLe-oever. Zo worden niet aLLeen de brandweereisen ingetost maar heroriënteert het theater zich tegeLijk geografisch naar het water, de groene zone en het centrum van de stad. De nieuwe brug vormt tegeLijk een teken in het Landschap, een herkenningspunt waarLangs je na een wandeLing via het DijLepad en de Kruidtuin het theater betreedt. Water en stad De Dijte doorkruist de stad Mecheen van oost naar west, op een boogscheut van het centrum en was ooit een b&angrijke industriëe verkeersas. Vandaag hebben de meeste aanpaLende bedrijven paats geruimd voor nieuwe projecten, zoas de historische Lamotsite die een cu[turee invuWng kreeg en hiervoor bekroond werd. Meer en meer is de Mechetaar zich gaan keren naar deze rivier, wat resulteerde in een Dijevriendetijk bereid van de overheid en de aaneg van het Dijepad, een wandetweg Langs het water die de winkeLstraat Bruut verbindt met de Zandpoortvest en hopeLijk binnenkort verLengd wordt tot aan de Vismarkt tegenover de Lamotsite. Daar ben je meteen ter hoogte van de Begijnenstraat waar ook het Kunstencentrum Nona (voormaLig Iheaterteater) gevestigd is. Een toekomstige wandeLing rond natuur en cuLtuur? ‘t Arsenaal bevindt zich op de zuidelijke oever, tegenover de Kruidtuin, kort bij de Zandpoortvest en de invaLsweg van Leuven, in een gebouw naast de barokke Hanswijkkerk (Lucas Faydherbe, 1663) dattothetbeginvan de jaren tachtig functioneerde aLs parochiecentrum Dijtehof. Daarna werd het verhuurd aan het toenmalige MecheLs Miniatuur Theater, die het met beperkte middeLen als schouwburg ( architect Marc Jonckers) Liet verbouwen. De
,ø
)NJ
1
‘300m
PROSCENIUM: MADAME SANS-GÊNE KEERT ZICH NAAR DE STAD
5
zaa bevond zich op de benedenverdieping. Ze werd geschilderd in donkerbLauwe tinten en uitgerust met een Uchthettend parterre die pLaats bood aan 338 toeschouwers. De toneeLopening bedroeg sLechts 7.90 m en de scène achter de manteau beperkte zich tot 12 m breedte en 5.80 m diepte. Een uitgebouwd proscenium in de zaaL bracht de totale diepte van het speelvlak op 9.60 m. Ondanks deze beperkingen had de nieuwe behuizing het grote voordeel dat alle functies van het MMI in een gebouw konden worden ondergebracht: de zaal op de benedenverdieping, het decoratelier in de kelders, het repetitielokaal op de eerste verdieping van het voorgebouw en de administratie op de tweede verdieping. Bovendien kon men aan de straatzijde naast de inkom een gezellige cafetaria ingerichten. Het pand was uitsluitend toegankelijk via de drukke Hanswijkstraat, die ongeveer zeven meter hoger ligt dan de waterspiegel van de Dijle, een hele verdieping hoger dan de noordelijke oever. De panden op de zuidelijke oever waren vaak gecondpieerd voor industriële of ambachtelijke doeleinden, met toegangsdeuren die uitgaven op de rivier. Ze bieden vandaag heel wat mogelijkheden indien men ze weet te ontsluiten. Brandweereisen, een geschenk voor de stad? De voornaamste eis van de brandweer had betrekking op de toegankeLijkheid, de compartimentering en de vluchtwegen. Een
Hetderheid door structuren
Maquette 2003
brug over de Dijle als vlucht- en dienstweg voor aanvoer van materiaal om de ingrepen aan de binnenarchitectuur en de zaalte beperken (naar het voorbeeld van de Gentse Opera) was hier niet mogelijk omwille van de groene parkzone tegenover het pand. Een brug kon wel, maar enkel voor voetgangers. De knelpunten binnen, zoals het aan- en afvoeren van decors achteraan in de zaalin plaats van langs de kantvan de scène en het doorvoeren van de compartimentering, bleven echter moeilijk oplosbaar. Daarom stelde de architect voor de brug meteen als hoofdingang voor het publiek te gebruiken, en binnen alle functies logisch te herschikken. De link met het Dijlepad en de steden bouwkundige consequenties zijn een gevolg van deze herschikking en een geschenk voor de leefbaarheid van de stad. Het theater begint in het park.
Eenmaal binnen voorbij de ticketbalie, leidt een brede trappenpartij naar een lichtovergote centrale gang die toegang geeft tot de theaterzaal. Deze gecompartimenteerde gang vormt zowat de grootste ingreep in het gebouw. Op de as[jn van de ingang aan de Hanswijkstraat, in het verlengde van de brug, verbindt hij beide toegangen met elkaar en fungeert tegelijk als vluchtweg. Een tweede aslijn wordt gevormd door de scheidslijn tussen voor- en achtergebouw. Deze asljnen zorgen voor de leesbaarheid, opdeling van de functies en de oriëntering. Het centrale trappenhuis bevindt zich op de kruising van beide assen. Het statige voorgebouw herbergt de ad ministratieve en artistieke ondersteuning van het gezelschap, met behoud van de repetitiezaal en de administratie op de verdiepingen. De achtergelegen bebouwing herbergt de beide zalen en het publieksgedeelte. De centrale gang daarentegen scheidt keurig de zalen van de foyers. Aan de straatzijde heeft men de voormalige cafetaria verkleind tot een foyer voor het personeel. Aan de waterkant, met een prachtig uitzicht op de Kruidtuin, krijgt het publiek een nieuwe foyer-cafetaria, in duplex, toegankelijk zowel vanaf de inkomzone op kelderniveau
HISTORIEK 11 maart 1961 inhuldiging van het “Dijlehof” oorspronkelijk is de zaal bedoeld voor toneel en film, met vooraan een dansvloer, waarachter de bezoekerszetels trapsgewijze waren opgesteld. Later, bij gebrek aan toneel- en filmvoorstellingen, wordt, tijdens de periode van de exploitatie door de parochiale werken, de zaalvloer vlak gebracht voor het organiseren van party’s, feesten en tentoonstellingen. -
augustus 2003 aanvang van de renovatiewerken. -
-
eind oktober 2004 heropening van het gerenoveerde gebouw. -
17 augustus 1921 het Mechels Miniatuur Theater sluit een huurovereenkomst met de kerkfabriek.
-
december 1981 aanvang van de verbouwingswerken o.l.v. architect Marc Jonckers. zaalcapaciteit: 338 personen. speelvlak met inbegrip van het voortoneel: 12 m x 9,60 m diep. -
-
-
Achtergevet bestaande toestand
1 september 1982 de stad Mechelen neemt de huurovereenkomst over.
-
4januari 1935 openbare verkoop van het gebouwencomplex aan de Hanswijkstraat 63. -
13 augustus 1958 aankoop van de gebouwen (woning, garage, bergplaatsen) door de Kerkfabriek O.L.V.-van Hanswijk te Mechelen. na de aankoop wordt “gedeeltelijk” een nieuw gebouw opgetrokken, bedoeld als processie- en parochielokalen (o.Lv. architect: De Wachter Egide).
-
-
1998 Guido Wevers neemt de artistieke leiding van het M.M.T. op zich.
-
2002 naamsverandering: M.M.T. wordt ‘t Arsenaal. -
mei 2003 sluiting van ‘t Arsenaal, daar het gebouw niet meer aan de veiligheidsvoorschriften van de brandweer beantwoordt.
-
—
J_ Voorgevet bestaande toestand -
aLs vanaf de zaal op straatniveau. Tussen beide foyers, tegen de oude kerkgevel, bevindt zkh een kleine patio die de cafetaria en de gang visueel vergroot met prachtig tegenlicht. De overtiggende zijde van de gang vormt het artistieke hart van ‘t Arsenaal. De voormalige toegangen worden respectievelijk gebruikt als dienstingang en laad- en loskade, terwijl de [oges van de artiesten ondergebracht zijn in de kelder van het voorgebouw. Een kleine trap zorgt ervoor dat beide zaten rechtstreeks via een akoestisch sas bereikbaar zijn. Dit sas is tegelijk een wachtruimte voor de acteurs alvorens het podium te betreden. Naast de wachtruimte van de bovenzaal heeft men een kleine bergplaats ingebouwd voor kostuums en accessoires.
De zuiLenzaaL De benedenzaal, hetvoormatige decoratetier, is heringerichtals Zuilenzaal, een taboratoriumruimte voor beeldende kunst en theater. Hier voel je nog de geschiedenis van het gebouw: een lege ruimte met vier centrale kolommen, naakte witgeschilderde bakstenen muren en betongewelven. Verwarmingstoestellen en technieken zijn aan de zotdering bevestigd en akoestische absorberende panelen kunnen op diverse plaatsen opgehangen worden, zodat de muren bruikbaar blijven. Deze zaal wil Guido Wevers gebruiken om experimenten op het vlak van de relatie tussen tekst, ruimte, video en beeldende kunsten een kans te geven, als voedingsbodem voor de werking. Voor het publiek is er een directe verbinding vanaf de inkom. Door de zaal ook rechtstreeks in verbinding te stellen met de foyer/cafetaria kan de zaal tevens functioneren voor muziekoptredens, tentoonstellingen en andere manifestaties die met de cafetaria kunnen gecombineerd worden. Op die manier hoopt men dat cafetaria en zuilenzaal ook buiten de uren van de voorstellingen toegankelijk blijven, als cultureel attractiepunt langs het Dijlepad. Foto Luc Dhooghe
De theaterzaaL De architecten stelden voor de bestaande zaal om te keren, zodat het speelvlak, bij frontaal spel, aansluit bij de loges en de loskade. De evacuatie van het publiek verloopt zo vlotter via de centrale gang. Na afbraak van de toneeltijst, van de publiekstribune en van de ticketbalie kwam er een ruimte vrij van negenentwintig bij twaalf meter. De vloer van het verhoogde podium op zaalniveau brengen, betekende echter een zware ingreep in de bestaande structuur, waarvan het prijskaartje niet begrepen was in het door de overheid toegekende budget. Er kon dus niet gewerkt worden met een inschuifbare tribune. De oplossing bestond erin om boven het zes meter diepe podium een vast balkon in te bouwen met een vijftal oplopende stoelenrjen en een open regiecabine achteraan. Hiertegen komt er een wegneembare tribune, samengesteld uit units die om het even waar in de zaal kunnen geplaatst worden en opgeborgen onder het balkon, zodat men een lege ruimte overhoudt met een vlakke vloer van ongeveer 23 meter lengte en een vrije hoogte van 5.80 m onder de balken van de zoldering. De totale capaciteit van tribune en balkon bedraagt 187 zitplaatsen, het speelvlak heeft dan nog een mooie diepte van veertien meter, ongeveer de helft van de totale oppervlakte. Om de hoogte maximaal vrij te houden koos men voor een vast grid tussen de balken van de zoldering. Maar, Peter Brook indachtig wou Guido Wevers ook de muren van de zaal vrij hebben: dus geen radiatoren aan de muren, maar stralingspanelen boven het grid tegen de zoldering! Het pleisterwerk wordt afgekapt zodat de wanden ruw zijn in functie van akoestiek en materiaalexpressie. De vloer is zwevend uitgevoerd met als toplaag eenvoudig te vervangen watervaste vezelplaten waarin kan geschroefd worden. Om de kosten zo laag mogelijk te houden, werden in het gebouw zo weinig mogelijk dragende muren uitgebroken en bestaande openingen dichtgemetseld. Hierdoor bevinden zich in de muur die grenst aan de wachtruimte drie dubbele deuren: naar analogie met de klassieke theaters
© Ontwerp Ko[ektief bvba
© Ontwerp Kollektief bvba Dijtepad en Toegangsbrug
PROSCENIUM: MADAME SANS-GÊNE KEERT ZICH NAAR DE STAD
7
T
i i
•:
:z
::--
..
Snede Theaterzaat
Inptantingsptan
TECHNISCHE GEGEVENS BOUWPLAATS ‘t ArsenaaL Mobiee WerkpLaats voor Theatrae VoorsteWng van zaken Hanswijkstraat 63 2800 Mecheen
BOUWTEAM Gebruiker: ‘t Arsenaa Guido WEVERS, Eddy VAN STEELANDI
Getijkvtoers
Bouwheer: Dienst stadsgebouwen Stad Mecheen Kirsten NAUWELAERTS Ontwerper: Architectenvennootschap Ontwerp KoekUef bvba Architect: Herman BOGAERTS Binnenhuisarchitect: Es DE SMET Met medewerking van: Aex BAETEN, NathaUe VERMEULEN Aannemer: BREBUILD nv RoeVAN MEENSEL, LucSYMUS Veiligheid: ABESCO Steven STEENACKERS Theatertech nieken: HAS bvba Marc LAM BERT
Ketderniveau
Technieken: Christiaan EBINGER Legende:
Snede Inkomhat
1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. 10. 11. 12. 13. 14. 15. 16.
Brug over de Dije Inkom pubUek Centrae gang Dienstingang Hanswijkstraat Laden en Lossen Foyer artiesten Foyer/ Cafetaria pubLiek Patio Loges artiesetn Wachtruimte / Sas Berging kostuums ZuiLenzaaL TheaterzaaL Repetitieruimte Administratie
in de oudheid werkt de zaa’ hierdoor aLs het “proscenium”vôôrde”fronsscenae”, metde drie openingen waardoor de acteurs de speelruimte betreden. We kunnen zelfs de wachtruimte bij het spel betrekken, merkte Guido Wevers op. Of hoe verbeelding en economisch gebruik van de middelen kunnen samengaan!
Investeren in cuLtureLe infrastructuur De vraag is hoever je kunt gaan met be sparingen, waar ligt de grens? In architectuur worden beslissingen gauw onherroepelijk, zoals het behoud van het niveauverschil in de vloer van de zaal ter plaatse van de vroegere scène. Behalve de vermindering van de bruikbare vloeroppervlakte heeft deze beslissing ook gevolgen voor de exploitatiekosten op lange termijn, omwille van de arbeidsintensiviteit van het monteren, demonteren en stockeren van de tribune. Een jaarlijks terugkerende loon kost voor het gezelschap en niet-creatieve, soms demotiverende inspanningen voor de technici die weten dat er mechanische middelen bestaan om sneller en efficiënter te werken. Het bouwbudget bedroeg slechts 625.000 euro, BTW niet inbegrepen, bedrag dat de Stad Mechelen bereid was te investeren in het gebouw om de brandveiligheid in orde te maken. Een investering die de moeite loont voor de ganse binnenstad, niet alleen op vlak van cultuur, maar vooral naar de leefbaarheid en ontplooiing van de Dijlevatlei. Het lijkt wel een klein wonder dat een door de overheid betoelaagd bouwwerk gerealiseerd werd in zo’n korte tijdspanne en zonder het budget te overschrijden. Een aanzienlijk deel van dit budget heefttrouwens alleen betrekking op de aanleg van de brug over de Dijle. De en hierin is behalve het theatertechnieken grid en de publiekstribune ook de zwevende zonder welke er geen zaalvloer begrepen -
-,
___Â Vaste tribune Theaterzaal
voorstelli ngen kun nen plaatsvin den ma ken geen deel uit van dit budget. Ze worden evenals de schilderwerken, het meubilair, de balies, de inrichting van de foyer/cafetaria en de bekleding van de achtergevel met Corten-staalplaten, met eigen middelen ofvia sponsoring uitgevoerd. Dit op gevaar af dat de ideeën van de ontwerpers worden. Om te kunnen nooit uitgevoerd functioneren moet een theater toch méér zijn dan een onderkomen, maar een huis dat door zijn vormgeving de verbeelding stimuleert om anders te gaan spelen... ,
Juist omwille van de functionaliteit en de hoge kwaliteitvan hetprojectis heteen beeijejammer dat er niet meer financiële ruimte was om de architectuur te optimaliseren. Het wegwerken van het niveauverschil in de zaal hebben we al aangehaald, maar ook het creëren van openingen in zaalwand of zoldering om daglicht binnen te trekken, zodat technici niet hete dagen in een kunstmatig verlichte ruimte moeten werken, of om het artistiek bij de voorstelling te kunnen betrekken, waren mogelijkheden, om niet te spreken over de relatie met het water. Dergelijke projecten, waarbij ontwerpers en gebruikers de grenzen weten te bepalen van hun vak, staan in schril contrast met sommige prestigieuze wedstrijdprojecten. Theaterzaal Foto’s Luc Dhooghe
.
PROSCENIUM: MADAME SANS-GÊNE KEERT ZICH NAAR DE STAD
9
t
4% ‘
[.r
zap
..-
is een creatief eenmansbedrijf dat producten ontwikkelt waarin vorm en beeld centraal staan. onder het motto open communicatiegeest creëert zap beklijvende oommunicatie op scherm en blad. een wervelende website, een feeërieke affiche, een uitgewerkt jaarprogramma... zap ontwikkelt het allemaal opmaat. zap zoekt een evenwicht tussen mooie grafische beelden en kwaliteitsvolle afwerking, waarbij techniek slechts een middel is om het beeld op de voorgrond te laten treden.
h;
A•
r
:—1
.
-.,
—I—
—
—
&-.—...-—-“
,.
t.,A .
.
\
,
.
theater sta
\
zap
zap all people
de zap cultuurreferenties breiden gestaag uit met sites, affiches, logo en huisstijlen, advertenties, cds, dvd’s, flyers, animaties en meer grafisch werk voor oa: cultuurcentrum sint-niklaas twww.ccsint-niklaas.be) cultuurcentrum de herhakker twww.ccdeherbakker.be] cultuurcentrum merksem twww.merksem.be) theater stap twww.theaterstap.be) kommil foo (www.kommilfoo.be) geert hautekiet twww.geerthautekiet.be) compagnie kalet twwwkaiet.be] kurt defrancq twww.kurtdefrancq.be) walter haele fwww.walterbaele.be] els de schepper twww.elsdeschepper.be) monza (www.monza.bel croissant hleu (www.croissantblue.com] £j hnoj productiehuis
0
1
1 ‘I r i CutuurCenrum De Herbakkr •
;
S 4 1
1
•
2..2c:
.
1
,: -
. rÂL
:
n#’”Lj
lange winkelhaakstraat 26 2060 antwerpen tel: 83 475 18 88 cultuur@zap.he www.zapiie
.‘. . . -
.
—
— :__
juli AMPCO ssuIR..,
.
.
.
.
.
Sate of Professionat Audio Equipment
Paskiare oplossingen voor elk project Advies, ontwikkeling en realisatie Technische ondersteuning en opvolging Bekabeling Akoestische studie
AKG WMS4000 UHF WIRELESS SYSTEM
Hoek 76 Unit 72 2850 Boom
Tel: O3/8446797 Fax:03/84467.46 Contact: Steven Kemland e-mail: steven@ampcobefgium.be .
-
\_/
AKG MOTU
•
•
ASL BSS CREST AUDIO GARWOOD FURMAN MARTIN AUDIO MIDAS SMART CABLE MEDIA MATRIX QUESTED RENKUS HEINZ VARIPHONE )CfA •
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
E KLEUREN VAN BABEL TAAL EN WERELOBEELD BEÏNVLOEDEN ONS DENKEN OVER KLEUREN MARC VANDERMEULEN OnLangs doorbladerde ik de evatuatieformuLieren van onze Basiscursus Theatertechniek voor Professioneten 2004. Een cursist bekLaagde zich over foute informatie in de Les Lichttheorie. Hij was verontwaardigd dat er geen sprake was van cyaan en magenta bij het bespreken van het fenomeen compLementaire kLeuren. Op het eerste gezicht zouden we er ons gemakkeLijk kunnen van afmaken: eLke drukker kan ons toch bevestigen dat cyaan (en niet bLauw of groen) de compLementaire kLeur van rood is, en magenta (niet bLauw of rood) die van groen. Waarmee
“zwart-koud”. BerUn en Kay spreken dan ook over “grue”, wat we in het Nederlands misschien ‘gauw” of “broen” zouden moeten noemen. PauL Kay merkt op datjagers-verzametaars ook minder behoefte hebben aan een uitgebreide keurenwoordenschat, omdat com m unicatie over keuren in hun [eefweretd veel minder cruciale informatie oplevert dan bijvoorbeeld in een hoogindustriële maatschappij. Vroeger was het al zo dat de leefwereld van mensen en hun opvattingen over hoe die wereld in elkaar zat een grote invloed had op de manier waarop kleuren bekeken en verklaard werden. Het beïnvloedde ook welke taalmiddelen gebruikt werden om over kleur te communiceren. Verschillende Oude Grieken (waaronder Empe docles en Democritus) beweerden dat er vier hoofdkleuren waren waaruit alle andere werden afgeleid. Wit, zwarten rood hoorden hierzekerbij, maar wat de vierde kleur dan moest zijn was een stuk minder duidelijk. Wat Empedocles “ochron” noemde bijvoorbeeld, scheen te verwijzen naar een hele gamma van kleuren variërend van rood over geel tot groen. Democritus sprak in nog vagere termen over “chloron”, wat zoveel moest betekenen als “een samenstelling van vaste stof en leegte”4. Dat de Grieken er lang een systeem met vier hoofdkleuren op na hielden, kan verklaard worden door hun opvatting over de vier elementen waaruit elke stof zou samengesteld zijn: aarde, water, vuur en lucht. De auteurs van deze opvattingen leken in elk geval weinig praktische ervaring te hebben met kleurmenging, want de rol van blauw was bijvoorbeeld onduidelijk. Eeuwen lang geloofde men trouwens dat de kleuren van Griekse architectuur en beeldhouwkunst inderdaad beperkt waren tot dit gamma, en vanaf de Renaissance ontstond zelfs een idee dat de pure zuiverheid van witte marmer kenmerkend was voor de Griekse traditie. Ook nu nog kan je merken dat Griekse gebouwen en beelden in afbeeldingen of replica’s meestal als wit worden voorgesteld. Dit beeld werd echter flink door elkaar geschud door een aantal archeologische vondsten uit de 19e eeuw waaruit bleek dat heel wat van die architectuur en beeldhouwkunst in werkelijkheid vrij fel gekleurd was, en dat ook fel blauw daarbij zeker niet ontbrak5. Het blijkt dus dat kleurentheorie zoals ze door geleerden in geschriften verkondigd werd en kleurgebruik in de praktijk vrij ver uit elkaar konden liggen. Het opbouwen van een elegante, eenvoudige theorie -
het onderwerp gesLoten Lijkt.
-
Maar zoaLs zo vaak in het Leven, bLijkt ook in deze discussie meer dan één waarheid mogeLijk. Wanneer we het werk Lezen van Johannes Itten (18881967)1, een van de grootste autoriteiten uit de 20e eeuw op het vLak van kLeurenLeer, dan steLLen we vast dat daarin nauweLijks sprake is van de termen cyaan of magenta, en dat ook Itten vroLijk de termen bLauw en rood hanteert. Het Leek mij daarom interessant eens na te gaan met weLke moeiLijkheden de kLeurenteer in de Loop van de eeuwen werd geconfronteerd. Wat Leidde tot een aantaL spraakverwarringen, waarvan sommige tot op de dag van vandaag voortbestaan? Wat daarbij de “echte” hoofdkLeuren en hun “echte” compLementen zijn, zaL erg reLatief bLijken.
De zoektocht naar de basiskteuren Over het algemeen bedoelt men met primaire kleuren een minimaleverzameling hoofdkleuren van waaruit alle andere kleuren kunnen afgeleid worden, maar die zelf “fundamenteel” zijn; ze zijn geen samenstelling van andere kleuren. Waar over dit punt nog een redelijke overeenstem mi ng is tussen verschillende kleuropvattingen, blijkt dat men over het aantal, de precieze keuze en de benaming van die primaire kleuren aardig wat gediscussieerd heeft. Termen voor hoofdkleuren ontstaan niet zonder slag of stoot in een willekeurige volgorde. Dat blijkt uit onderzoek dat uitgevoerd werd door het duo Brent Berlin en Paul Kay2 In een antropologische studie vergeleken zij het aantal en de evolutie van de woorden voor kleuren in een twintigtal talen. Later breidden ze hun onderzoek uit tot fl0 verschillende talen. Zij gebruikten diverse interessante methodes. Zo lieten zij mensen een soort kaart zien waarin .
alle kleuren opgenomen waren in vloeiende overgangen (dus zonder scherpe grenzen tussen de kleuren). De proefpersonen werden gevraagd om voor elk van de kleurbenamingen in hun taal het daarbij horende gebied op de kaart af te bakenen. De resultaten van dit en soortgelijk onderzoek tonen een aantal merkwaardige zaken. Zo blijkt het aantal termen voor hoofdkleuren dat in diverse talen beschikbaaris nogaluiteen te lopen. Engels kent 11 dergelijke termen, Russisch en Hongaars 12, maar een taal zoals het Nieuw Guinese “Dani” houdt het op twee termen: één voor wat wij in het Nederlands met zwart, groen, blauw of één van de andere “koude” kleuren aanduiden, en een tweede voor wit, rood, geel en andere “warme” kleuren. Sommige anderetalen hebben drie termen voor hoofdkleuren, en in bijna alle gevallen blijkt het dan te gaan om termen voor “zwart-koud”, “wit-licht” en “rood-geel-warm”. Zijn er vier termen beschikbaar? Dan blijkt vrijwel steeds dat uit het vorige drietal een term voor “blauw en groen” afgesplitst werd van het
PROSCENIUM: DE KLEUREN VAN BABEL 1 1
die inpasbaar was in a bestaande opvattingen, kreeg vaak voorrang op de overeenstemming ervan met waarnemingen en praktijkervaringen. Opvaend is ook dat het vrij rang geduurd heeft voor kLeur aLgemeen gezien werd aLs een eigenschap van Licht. PLato beschreef het kijken niet aLs een gevoLg van LichtstraLen die ons oog binnendringen, maarin termen van een soort “kijkstraLen” die ons oog verLaten om bij de waargenomen voorwerpen terechtte komen. lotverin de MiddeLeeuwen was het verband tussen Licht en kLeur een punt van discussie. In veeL middeLeeuwse afbeeLdingen en schiLderijen Lijkt het aLsof de kLeur van voorwerpen niets te maken heeft met hun beLichting. In dergeLijke beeLden is er meestaL geen duideLijke Lichtbron vastte steLLen die de kLeur ofzeLfs de heLderheid van andere deLen van het beeLd beïnvLoedt. Van duideLijke Lichtrichtingen en daarbij behorende schaduwen is weinig sprake.
Ducdo Di Buoninsegna
Verder was er nog onenigheid over het feit of kLeur dan behoorde tot de essentiëLe kenmerken van een voorwerp (zoaLs voLume of massa), of dat ze sLechts vervat was in een uiterst dun laagje, een soort huid die het eigenLijke voorwerp bedekte maar die niet tot de essentiaLia ervan behoorde en dus minder beLangrijkwas... Lichtwasimmers sterk verbonden met het heiLige, de openbaring van God, en bij zoiets voLmaakts kon het natuurLijk niet datiets van een Lagere orde zoaLs kLeur daar een beLangrijke eigenschap zou van zijn! lot ver in de 19e eeuw hieLden sommigen voL dat kLeur weinig met Licht te maken had maar eerder een eigenschap van de voorwerpen zeLf was. Onder andere de Franse schiLder Ingrés (1780-1867) was deze mening toegedaan, en het dient gezegd dat dit iemand was die in zijn praktijk uitstekend met kLeuren overweg kon6. Daar kwam nog eens bij dat er grote onenigheid was over de precieze visueLe betekenis van de termen die gebruikt werden om een kLeur aan te duiden. En het ging daarbij niet aLtijd om kLeine nuances. Zo werd bijvoorbeeLd het oud-franse “bLoi” (een voorLoper van het EngeLse ‘bLue”) gebruikt om (naargeLang het geval) zoweL bLauw als geeL aan te duiden. “SinopLe” kon dan weer staan voor hetzij rood, hetzij groen7. ZoaLs we ondertussen aLLemaaL weL weten was het Isaac Newton die het verband tussen Licht en kLeur een stevige basis gaf, door aan te tonen dat kLeuren in de eerste pLaats te maken hadden met LichtstraLing van verschiLLende goLfLengten. Toch ging ook de theorie van Newton nog steeds gebukt onder een aantaL tameLijk subjectieve verondersteLLingen over hoe de wereLd in eLkaar zit. Waarom heeft hij bijvoorbeeLd het spectrum opgedeeLd in precies zeven kLeuren, niet meer en niet minder? Het is nergens duideLijk waar er een scherpe scheidingsLijn zou moeten zijn tussen de ene kLeur en de andere: waar precies gaat rood ‘pLots” over in oranje? Zonder zuLke duideLijke grenzen is het dan ook zeer de vraag waaruit moet bLijken dat er zeven verschiLLende kLeuren zouden bestaan, en geen 4, of 9, of 77. Het Lijkt er sterk op dat ook Newton de neiging had zijn ideeën te wiLLen inpassen in al bestaande opvattingen. De keuze voor het getaL zeven zou geïnspireerd zijn door de overeenstemming met de trappen van de (Dorische) muzikaLe toonLadder. Door de vaststeLLing van
72 PROSCENIUM: DE KLEUREN VAN BABEL
een aantaL geLijkenissen tussen geLuidsgoLven en LichtgoLven was Newton er nameLijk van overtuigd geraakt dat ze op vlak van hun harmonieLeer op dezeLfde manier behandeLd moesten worden. Een verband dat eeuwen eerder aL door Pythagoras was gesuggereerd. Bij deze Laatste was weL heet duideLijk hoe sterk de invLoed van zijn weretdbeetd op dit aLLes was, aLs je weet dat hij zoweL de onderLinge afstanden tussen de ptaneten, aLs de harmonieën tussen de muzieknoten én de verhoudingen tussen de kLeuren op dezelfde basis wou verklaren.
Later zou blijken dat het vraagstuk van de harmonieën tussen de kleuren hiermee verre van opgelost was. Sinds Newton had aangetoond dat wit licht een mengsel van spectraLe kleuren was, vergrootte de belangstelling voor de complementaire kleuren. Dat Leidde ondermeer tot een groot aantal nieuwe voorstellen om kleuren te ordenen, eerst in cirkels en later ook in ruimtelijke schikkingen zoals bollen. Meestalwerd deze ordening georganiseerd rond een centraal punt of een centrale as die wit, zwart of grijs voorstelde. En uiteraard probeerde men dan een en ander zo te schikken dat het mengen van tegenover elkaar liggende kleuren netjes een centraaL punt opLeverde. Door een combinatie van verschillende vaagheden (onduidelijkheid over welke kleur precies met een bepaalde term werd bedoeLd, onnauwkeurige reproductie van kleurenafbeeldingen in de publicaties) waren echter ook hier veeL verschillende versies in omLoop, en bleef er volop ruimte om te kibbelen over wat nu de échte primaire kleuren en hun complementen waren.
De kteurenruimte van Phitipp Otto Runge
Van Lyrische bewoordingen naar kiLLe djfers Een belangrijke moderne stap om de benoeming van keuren [os te maken van vage bewoordingen, is uiteraard het CIE systeem. Ondertussen was de kennis over de werking van het oog immers verder gevorderd en was het duideLijk dat primaire kleuren iets te maken hadden met de drie soorten kegetjes die in ons netvlies te vinden zijn, al zou het nog tot na 1960 duren voor men wist hoe dit precies in zijn werk ging. Het CIE systeem uit 1931 was het eerste systeem dat gebaseerd was op kwantitatieve metingen. Men liet een groot aantal mensen de mengverhouding tussen de primaire kleuren rood, groen en blauw zo instellen dat ze de te onderzoeken proefkleur zo dicht mogelijk benaderde. Aan de hand van de resultaten hiervan ontwierp men de bekende CIE figuur waarop elke kleurtoon zijn plaats kreeg. Toch had ook dit systeem zo zijn nadelen: de CIE hoefijzerfiguur
0,8 540 0,7
0,4 0,3 700
0,2 0,1 0,0
-‘
0,0
0,1
0,2
0,3
0,4
0,6
0,5
0,7
x De verschillen in kleurindruk stemmen niet overeen met gelijke afstanden op het CIE diagram
was weliswaar mathematisch behoorlijk nauwkeurig, maar een artiest kon er moeilijk praktisch mee werken. Dat kwam ondermeer omdat kleurverschillen die in onze ervaring ongeveer gelijke stappen van een schaal voorstelden, op de CIE driehoek op erg uiteenlopende afstanden van elkaar konden liggen. Als middel om artistieke beslissingen over kleuren te nemen zonder veel berekeningen te moeten uitvoeren was dit CIE systeem dus niet zo geschikt. De meeste artiesten gebruikten dan ook vaker systemen zoals dat van Munsell.
Kleurenroos van Munsell
Voor technici en wetenschappers leek het wel alsof met het CIE systeem het vraagstuk van de kleuren grotendeels opgelost was. In plaats van vage kleurbenamingen kon men nu een kleur aanduiden door middel van
zijn coördinaten op de CIE grafiek. En zowel grafisch als rekenkundig bleek dat alle kleuren konden samengesteld worden uit primair rood, groen en blauw, zoals iedereen die al eens een horizondoek heeft moeten uitlichten kan bevestigen.
De miracuLeuze opwekking van btauw en groen: het experiment van Edwin Land Dat hiermee alle vragen over het fenomeen kleur beantwoord waren was echter te vroeg gejuicht. Want er bleven een aantal verschijnselen over die zich niet zo goed in RGB termen lieten uitleggen. Stel dat je bijvoorbeeld het volgende doet: je neemt twee spots, één ervan voorzie je van een rode filter (bijvoorbeeld LEE1O6), de andere laatje open wit ( of deze krijgt hoogstens een licht correctiefilter om de kleurtemperatuur naar daglicht te verleggen). Nu richtje deze twee spots op een wit vlak, zodat de bundels elkaar grotendeels overlappen. Welke kleur zie je op dit vlak verschijnen? Uiteraard hoofdzakelijk wit, met misschien hier en daar een rode zweem omdat de overlapping van de bundels niet perfect zal zijn. Tot zover niets bijzonders. Nu plaatsen we een voorwerp zodanig dat beide spots een schaduw van dit voorwerp op de achtergrond werpen. Vraag: wat zal de kleur van de schaduwen zijn? Dat blijkt bij een ervan blauwgroen te zijn, wat niet zo gemakkelijk uit te leggen valt aan de hand van het mengen van rood en wit licht. Sterker nog: we zien iets met ons oog dat tegengesproken zal worden door een technische meting van het lichtspectrum op die plaats. Deze kleine demonstratie is nog maar een primitieve versie van een veel spectaculairder experiment dat uitgevoerd werd door ene meneer Edwin Land (1909-1991). Een naam die niet zo bekend in de oren klinkt, maar als je weet dat hij de uitvinder is van de eerste betaalbare polarisatiefilters, en van de Polaroid camera gaat er waarschijnlijk een lichtje branden. Dat Land een uitvinder van formaat was, blijkt uit het feit dat hij meer dan 500 Amerikaanse patenten op zijn naam had staan, en dat hij in dit aantal slechts voorafgegaan werd door Thomas Edison8. Overigens leeft een Amerikaans uitvinder natuurlijk niet van kleurentheorie alleen, en Land droeg dan ook zijn steenije bij tot de ontwikkeling van het U2 spionagevliegtuig, en van andere militaire technologie voor doelwitherkenning9. Land ging als volgt te werk: hij nam twee zwart-wit dia’s van hetzelfde tafereel. Bij de eerste opname plaatste hij een rode filter voor de lens, bij de tweede een groene. Vervolgens projecteerde hij beide dia’s zodanig dat ze elkaar precies overlapten. Uiteraard was wat je op dat moment zag een vrij normaal zwart-wit beeld. Dat veranderde echter wanneer voor de projector die de eerste dia bevatte een roodfilter gehouden werd, en de intensiteit van de andere projector wat verminderd werd met een grijstilter. ie zou verwachten dat er een gamma kleuren te zien was dat ergens varieert van wit, over roze tot rood. Er bleek echter een beeld te verschijnen dat duidelijk blauwe en groene componenten bevatte. Meer nog. Hoewel de kleurweergave verre van perfect was, bleek er toch een grote overeenstemming te zijn tussen dit beeld en de oorspronkelijke kleuren van het tafereel. Nochtans maakte Land enkel gebruik van zwartwit opnamen, en van slechts twee projectoren in plaats van drie, waarvan er slechts één van een kleurfilter voorzien was. De RGB opvatting over de kleurwaarneming werd hier met een serieuze uitdaging geconfronteerd. Kleur lijkt dus meer te zijn dan licht met verschillende golflengtes, of een bepaalde verhouding tussen de drie primaire kleuren rood, groen en blauw. Kennelijk waren sommige verschijnselen niet rechtstreeks het gevolg van een bepaalde straling, maar eerder van de manier waarop ons brein de informatie verwerkt. En “brein” hoeven we daarbij niet te beperken tot ‘hersenen”. Later zou blijken dat een deel van de informatieverwerking alin ons netvlies gebeurt. Voor Land was het de aanleiding om tegenover deze RGB opvatting zijn eigen Retinex theorie te plaatsen, in een beroemd artikelin Scientific American uit f97710 Retinex is de samentrekking van Retina (netvlies) en Cortex (hersenschors).
PROSCENIUM: DE KLEUREN VAN BABEL 13
De titanenstrijd tussen Newton en Goethe We stuiten hier op een onderscheid tussen keur as fysische grootheid (Uchtstrating met bepaa’de gotftengtes) en keur aLs psychisch verschijnse (een zintuigUjkeindruk). In de oopvan de geschiedenisvan de kteureneer werden deze twee nog a eens door ekaar gehaaLd, wat aweer tot een heeboet misverstanden en onduide’ijkheden eidde. Het vermoeden dat niet ae verschijnseen op het gebied van keuren konden verkaard worden aan de hand van de Newtoniaanse fysica bestond at rang voor Land zijn beroemde experiment uitvoerde. Leonardo Da Vinci merkte a op dat keuren die naast ekaar bekeken werden eLkaar beïnvLoeden. OokschiLderswaren aLeeuwen bekend metditverschijnseL, en maakten er vaak bewust gebruik van. Het eerste systematische onderzoek hierover verscheen echter pas veeL Later. De Franse chemicus ChevreuL (1786-1889) was directeur van een tapijtfabriek. Hij werd geconfronteerd met de vaststeLLing dat ondanks het feit dat uiterste zorg werd besteed aan het seLecteren van kLeuren, er nogaL wat kLanten niet tevreden waren met het eindresuLtaat. Hij pubLiceerde zijn bevindingen in zijn “De La Loi du contraste simuLtané des couLeurs”1’, waarvan de origineLe versie verscheen in 1839. Interessant is dat voLgens ChevreuL de comptementaire kLeur van bLauw oranje is (en niet geeL). Iemand anders die zich uitgebreid met het vraagstuk van de kLeuren had beziggehouden, was uiteraard de bekende dichter Johann WoLfgang von Goethe. Hij ontpopte zich misschien weL aLs een van de feLste bestrijders van de opvatting van Newton, die in zijn tijd in wetenschappeLijke kringen aLgemeen aanvaard werden. Zijn “Entwurfeiner FarbenLehre”2 verscheen voor het eerst in 1810, en het tweede hoofdstuk van die editie was vrijweL voLLedig gewijd aan een aanvaL op Newton. Goethe vertrok dan ook van
JOYSTICK AUDIO BVBA Raf Lenssens consulting
GELUID VOOR THEATER *Advjes van een specïalist met ervaring in theater persoonlijke begeleiding *VoorsteI totaal-project of losse apparatuur *opleiding, vorming, cursus geluid in uw eigen theater
VERKOOP VAN TOPMERKEN AUDIO Soundcraft, Midas, Sennheiser, Lexicon, Meyer Sound BSS Tascam, Neumann, AKG, Shure, RPG, DPA dbx, Klark Teknik, d&b Multikabelsystemen, ....etc... ,
contacteer: Rat Lenssens Joystick audio Luchterenstraat 25 A 9031 Drongen Tel: 09/2363718 Fax: 09/2363719 GSM : 0475/669849 joystick@skynet.be
www.joystîck.be 14 PROSCENIUM: DE KLEUREN VAN BABEL
een heeL ander uitgangspunt: hij weigerde het aLs vanzeLfsprekend aan te nemen dat kLeuren sLechts ontstonden door fysische oorzaken buiten het menseLijke organisme om. Hij begint zijn werk dan ook met de bespreking van wat hij fysioLogische kLeuren” noemt, de kleuren die het oog zelf voortbrengt nog voor er kleurindrukken van buitenaf binnendringen. Dat leek hem niet meer dan logisch, vermits hij het onzinnig achtte de waarneming van externe fysische kleuren te willen behandelen zonder eerst de gevolgen van de innerlijke verwerking van die waarnemingen te kennen. Hij beschrijft bijvoorbeeld talloze eenvoudige experimenten waarbij kleuren opgeroepen worden door naar donkere ofjuist helverlichte witte vlakken te kijken, vervoLgens de ogen te sluiten en de optredende kleurveranderingen te observeren. Het zal duidelijk zijn dat hij hiermee blijkbaar heel andere verschijnselen bestudeerde dan Newton, en het zal niemand verbazen dat hij dan ook tot geheel andere conclusies kwam. Goethe zelf moet blijkbaar ergens beseft hebben dat die conclusies misschien eerder een ander terrein bestreken dan dat ze zo fundamenteel in tegenspraak waren met die van Newton, want hij stemde er later mee in het polemische deel 2 weg te laten uit de volgende uitgaven13. Dat nam niet weg dat zijn kleurenleer heel wat enthousiaste volgelingen kreeg, waaronder taLrijke kunstschilders. Goethe’s visie sloot immers veel dichter aan bij de ervaring en de leefwereld van de kunstenaars, die voor het antwoord op heel wat van hun vragen bij Newton op hun honger bleef zitten. Hoewel de antwoorden van Goethe artistiek bruikbaar bleken, kunnen veel van zijn verklaringen naar huidige normen de toets van wetenschappelijkheid nauwelijks doorstaan. De tijdsgeest van de romantiek had echter bij velen anti-materialistische (zeg maar anti-newtoniaanse) gevoelens opgewekt. Het is wel de verdienste van Goethe dat hij de kleurenleer een flinke beweging van de fysica naar de
psychoLogie Liet maken. Later zou bLijken (ondermeer door het werk van Land) dat die verschuiving grotendeeLs terecht was. We verme[dden dat de studie van de kLeuren gedurende vroegere eeuwen aL een terrein voL onduideLijkheden was, gekenmerkt door taaLprobtemen en andere misverstanden. Men kan zich voorsteLLen dat de gesprekken tussen artiesten en wetenschappers er nu niet eenvoudiger op werden! Die tweespaLt zou zich nog eeuwen Laten voeLen, soms ook in de communicatie tussen artiesten en theatertechnici. Een eerste groep Britse schiLders (de zogenaamde Pre-RafaëLitische broederschap, opgericht in 1848) begon de opvattingen van Goethe daadwerkeLijk toe te passen in hun werk, en ook een beLangrijke kunstenaar aLs J.M.W.Iurner (1775-1851) had er sterke beLangsteLLing voor. Er zouden er Later nog veLe volgen, waarvan de bekendste waarschijnLijk WassiLy Kandinsky (1866-1944) is. Niet aLLeen het beeLdende werk van Kandinsky, maar ook diens boek “Uber das Geistige in der Kunst”4 zijn zeer schatpLichtig aan Goethe. Bovendien was Kandinsky ook sterk geïnteresseerd in quasi esoterische stromingen aLs Iheosofle en Antroposofle. De Antroposofle van RudoLf Steiner (1861-1925) vormt vandaag de dag nog aLtijd de basis voor het Steineronderwijs. Men zaL in SteinerschoLen wat kLeurenLeer betreft dan ook veeL meer aandacht hebben voor Goethe en Kandinsky dan voor Newton of voor modernere versies van de hedendaagse kLeurenfysica, ook aL is de wetenschappeLijke nauwkeurigheid van de eerste twee erg betwistbaar. En wat was de compLementaire kLeur voor bLauw voLgens Kandinsky? GeeL. Dat Lijkt op zich niets bijzonders. Merkwaardig is echter weL dat binnen het systeem van die andere grote autoriteit die we hierboven aL vernoemden, Johannesltten, hetantwoord oranjeis. Beiden waren tijdgenoten, en gaven in 1922-23 trouwens geLijktijdig Les aan een van de meest gerenommeerde kunstopLeidingen ter wereld: het Bauhaus. Itten van 1919 tot 1923 en Kandinsky van 1922 tot 193315. Of dacht u dat aLLeen in NeerpeLt discussie bestond over wat nu juist is?
ENDNOTES 1 Itten (1973) 2 BerLin and Kay (1969) 3 Internet: 02-09-2004; http://www.sciam.com/print_version. cfm?articLelD=00055 EE3-4530-1052-853083414B7F0000 4 Gage (1993) 5 Gage (1993) 6 Gage (1993) p.l92 7 Gage (1999) p.30 8 Internet: 02-09-2004; http://web.mit.edu/invent/iow/Land. htmL 9 http://www.cmu.edu/coLdwar/mceLhenyJqL 10 Edwin Land (1959), 84, en Land (1977),108. 11 EngeLstaLige uitgave: ChevreuL (1987) 12 Nederlandse uitgave: Goethe (1991). 13 Gage (1993) ,p.202. Ook in de enige nederlandse vertaLing van Goethes kLeurenLeer ontbreekt dit deeL. 14 NederLandse vertaling Kandinsky (1993) 15 Internet: 02-09-2004; biographien/ LITERATUUR BerLin, Brent and PauL Kay (1969) Basic Cotor Terms: Their Universatity and Evotution. BerkeLey: University of CaLifornia Press. ChevreuL, ME. (1987), The Principtes ofHarmony and Contrast of Cotors and TheirApptications to theArts. West Chester, Pen nsyLvania: Schiffer PubLishing.VertaLing van De to toi du contraste simuttané des couteurs (1829). Gage, John (1993), Cotour and Cutture: Practice and Meaning from Antiquity to Abstraction. London:Ihames and Hudson Ltd. Gage, John (1999), Cotour and Meaning: Art, Science and Symbotism. London: Ihames and Hudson Ltd,. J.W. (1991), Kteurenteer. Zeist: Uitgeverij Vrij GeestesLeven. Vert.van Entwurf einer Farbentehre. Uitgave uit Deutsche NationaL Litteratur, (1883-1897). Goethe,
Itten, Johannes (1973), Kunst en Kteur. Een kteurenteer over het subjectiefbeteven en het objectiefteren zien van kteur ats weg naar de kunst. De BiLt: CantecLeer. OrigineLe uitgave 1961. Kandinsky, WassiLy (1987), Spirituatiteit en abstractie in de kunst. Zeist: Uitgeverij Vrij GeestesLeven. VertaLing van Uber das Geistige in der Kunst (eerste editie 1912), R. Piper en co, Munchen. Land, Edwin (1959), “Experiments in CoLor Vision” In: Scientjfic American 5, 84. Land, Edwin (1977), Retinex Theory of CoLor Vision” In: Scientific American 12, 108. Wassity Kandinsky, Improvisatie 31 (Zeestag),1913
PROSCENIUM: DE KLEUREN VAN BABEL 15
dd
K WERK ROND AFWEZIGE AANWEZIGHEID TUSSEN DROOM EN WERKELIJKHEID: TOON VAN ISHOVEN .-
ELKE VAN CAMPENHOUT Toon Van Ishoven is at jaren actief. ALLeen is zijn werkvetd niet precies af te Lijnen. Hij maakte grafische ontwerpen voor kinderboeken en de KNS en ontwierp decors voor Het GevoLg en Tom Lanoye. Maar hij Liet ook het penseeL Liggen voor de camera, en ontwikkeLde zijn werk tussen performance en videokunst in de rand van de dansscène, en zeLfs in het kader van een expositie rond demografie. Performer, scenograaf, videomaker en beeLdend kunstenaar Toon Van Ishoven verteLt.
Don Juan, 2002 Scenografie
76 PROSCENIUM: IK WERK ROND AFWEZIGE AANWEZIGHEID
“Ik ben opge[eid als grafisch vormgever aan het Sint-Lukasinstituut in Brussel. Voor mij was dat een goede vakop’eiding omdat het typografische en het ifiustratieve er werden gecombineerd. Eigen’ijk wou ik graag itustrator van kinderboeken worden. Ik heb een tijdLang tekeningen gemaakt voor Averbode, voor ZonneLand onder andere, en voor aLlerLei knutseLboekjes. Dat is op zich een heel fijne bezigheid, omdatje veel metje materialen bezig bent. Het is eigenlijk een heel ambachtelijke manier van werken. Tegelijkertijd deed ik ook mijn eerste experimenten bij de theateropleiding Open Living in Antwerpen. Eerst als grafisch vormgever, maar Later ook als scenograaf. De liefde voor het theater zit in de familie. Een oom van mij heeft heel veel in het theater gewerkt, en zijn fascinatie heeft hij met mij gedeeld. Bij voorstellingen nam hij me tijdens de pauze mee naar de schminkkamer beneden. Het was een klein theater maar de taferelen doen mij achteraf veel aan Fellini denken, aan de romantische kant van theater. Daar heb ik dus de achterkant van de scène ontdekt. En dat was op die leeftijd, voor een verlegen jongetje van een jaar of acht, behoorlijk indrukwekkend. Later kwam mijn burgerdienst bij de toenmalige KNS, onder leiding van Walter lillemans, die in die jaren een fusie van KNS en Raamtheater voorstond. Ik kwam terecht op de afdeling dramaturgie, wat zo veel betekende als een hele dag mappen sorteren en theaterteksten catalogeren. Langzamerhand kwam echter het grafische meer op de voorgrond: ik ontwierp affiches, en begon mee te werken aan een theaterproductie als assistent van de beeldhouwer Albert Szukalski. ‘Leven en dood van het water’ heette die productie; overigens een draak van een voorstelling die in het kader van Antwerpen ‘93 de geschiedenis van de Schelde uit de doeken deed. De voorstelling was echt ‘théâtre l’italienne’, dat wil zeggen met veel effecten, en rollende elementen: doeken die de golven verbeeldden, enzovoorts. Het was zeer beeldend theater, en een unieke kans om de vernieuwde Bourla en de technische mogelijkheden van het theater te leren kennen. De positie van de scenograaf in het theater leek mij in die jaren problematisch, omdat ik het gevoel kreeg dat ik in die functie geen volwaardige stem kreeg binnen het productieproces. Toen ben ik dus begonnen met zelf opleidingen te volgen. Eerst bij Open Living, en dat was een heel interessante ervaring voor mij. Het is een theateropleiding die niet zozeer verbaal werkt maar meer de nadruk legt op het ruimtelijke gevoel. Hoe je als acteur in een ruimte staat en je die eigen maakt. Dat was een openbaring. Daarna volgden nog verschillende bewegingsworkshops, onder andere bij Marie
Crowds 8, 1997, 40 x 50 cm, oie- en alkydverf op doek
New Present, 2000, 40 x 50 cm, oLie- en atkydverf op doek
Decorte en JilI Sigman. Het werd mij toen duidelijk dat ik liever beeldend dan verbaal theater wilde maken, en het lichaam inzetten als instrument. Daaruit is mijn eerste videowerk ontstaan. Video is voor mij een manier vinden om mijzelf uit te drukken. Net zoals ervoor in het tekenen, is het een zoektocht naar een ander uitdrukkingsmodel. Pas in een later stadium zijn die video-experimenten ook installaties geworden. In eerste instantie gebruikte ik het medium gewoon voor mezelf. Mijn eerste echte project heette: ‘Crowds’, een
reeks schilderijen gebaseerd op filmbeelden van mensen op drukke plaatsen. Plekken waar ze langs elkaar heen moeten wringen om vooruit te geraken: op scholen, vlieghavens, stations. De beelden uit de video schilderde ik vervolgens. En dat werd mijn eerste tentoonstelling, op een congres over demografie in Louvain-La-Neuve. Mijn inspiratie haalde ik voor een stuk bij Gerhard Richter, omwille van de manier waarop hij het realisme in zijn schilderijen vertekent. Het is geen onpersoonlijke, fotorealistische weergave, maar iets veel gevoeliger, terwijl toch de persoonljke’ verftoets van de maker ontbreekt. Dat is iets wat mij heel erg bezig
PROSCENIUM: IK WERK ROND AFWEZIGE AANWEZIGHEID 17
1
• :
0
DS
houdt: tot expressie komen, wil daarom niet zeggen dat die expressiviteit aftijd etterUjk aanwezig moet zijn. Je kunt ook iets uitdrukken door een mathematischere denkwijze. Het is niet zo dat a1es moet ontstaan op het moment van het maken. Je kunt ook een vertraagd effect instaeren. Langs de andere kant is er ook Vermeer en de verstitUng die in zijn werk zit, het bijzondere tichtgebruik dat hij hanteert... Zijn schilderijen worden op die manier bijna objecten voor meditatie, ze brengen je tot rust. Dat is voor mij heel belangrijk. Daarom ben ik ook zo bezig met Tai-Chi, een Oosterse gevechtssport waarin de beweging wordt verinnerljkt. Tijdens de workshops bij Marie Decorte heb ik ook veel geleerd. Ze liet ons bijvoorbeeld beweging ontwikkelen vanuit het kijken naar foto’s. Een volgend experiment heb ik opgezet in mijn atelier met een acteur, een danseres en een mimespeler, die werden geregistreerd tegen een witte wand met twee deuren. Hun beeld werd vervolgens geprojecteerd op de wand, terwijl ze ook live aanwezig waren. Het was een performance met een zeer beeldende regie, die geen verhaal vooropstelde, maar de toeschouwer toeliet verschillende betekenissen te construeren. De combinatie van de opnames en de live aanwezigheid van de performers, resulteerde eveneens in een droomachtige omgeving. Heel de performance werd uitsluitend belicht door de straal van de videoprojector. De dansers waren daarbij ook overgeleverd aan het tempo van de videoloop van 20 minuten. De enige toevoeging was een stormachtige, sfeervolle soundtrack. Voor mij was deze performance in eerste plaats een lichtonderzoek waar de verhouding tussen licht, lichaam en handeling werd uitgepluisd. Hoe een doodgewone actie door de manipulatie van tijd en lichtinval toch interessant kan worden. Pas in een volgende fase ben ik me echt op beweging gaan toeleggen. Ik volgde toen de scenografie-opleiding in Herman Teirlinck bij Niek Kortekaas. Daar kreeg ik het extra zeije om het experiment in te duiken. Ik ontmoette er ook Alex Mallems, die me uitnodigde om bij De Beweeging in Antwerpen mijn werk te tonen. Choreograaf Marc Vanrunxt had toen het project Beweeging 3 lopen in het Cultureel Centrum van Berchem, en hij nodigde andere kunstenaars uit om deel te nemen. Mijn installatie bestond uit twee performers die tegenover elkaar op twee stoelen zitten. Tussen hen in hangt een scherm waarop beelden worden geprojecteerd van een witte wand met twee deuren waarvoor handelingen worden uitgevoerd. De live performers volgen de bewegingen van de beelden met de handen, en het lijkt net of ze de beweging telekinetisch sturen. Ook hier heb ik me geïnspireerd op Tai-Chi in de traagheid en concentratie waarmee die handelingen werden uitgevoerd. Het is na deze installatie dat Herbert Reymer die toen artistiek leider was van de Beweeging, me vroeg of ik licht als materie beschouwde. We zijn toen in gesprek geraakt over de vraag ofje kon ‘schilderen met licht’. Toen hij een speciale aflevering van de Beweeging organiseerde rond licht als werkmateriaal, heb ik de installatie ‘I’m a channel’ ontworpen. Er werden twee wanden tegenover elkaar geplaatst, bekleed met doorschijnend gaas. Daartussen hing een scherm van plastic darmpjes, waarje op kon projecteren, maar waarje ook doorheen kon stappen. Met ‘I’m a channel’ wilde ik een statement maken over het kunstenaarschap. Een artiest werkt volgens mij niet uit het niets. Hij neemt dingen op en transformeert ze, om ze vervolgens terug te geven aan de wereld. Hij staat gewoon in de wereld, net als de rest van ons. Het was een reactie tegen de zogenaamde ‘originaliteit’ van de kunstenaar. Het enige wat een kunstenaar maakt tot wat hij is, is de combinatie waarin hij externe indrukken samenbrengt. Op het beeld dat op de darmpjes wordt geprojecteerd, zieje mij staan, ik toon mijn handen, en wandel door een gang. De toeschouwer kan door de installatie stappen of er om heen lopen.
geprojecteerd op een vlak. Je ziet zand voorbijglijden, en daarop de schaduw van een voet die als een afdruk boven op het zand ligt. Wat ik voelbaar wilde maken, is een aanwezigheid die tegelijkertijd ook niet aanwezig is. Later heb ik dit ook wel opnieuw interpreteerd als het onderweg zijn van de kunstenaar. Maar ook stappen is een doodnormale dagelijkse handeling, die in deze context een fascinerende meerwaarde krijgt. De dingen die ik maak zijn momentopnames, zij behoren niet toe aan de eeuwigheid. Ze duiken op en verdwijnen later weer, in het beste geval resulteren ze in nieuw werk.
‘Walk On’ neemt een heel andere positie in. Hier wordt van bovenuit
Ook op scenografisch vlak ben ik beginnen experimenteren. Met Ignace
Top Ptoy3, 1999, Regie
PROSCENIUM: IK WERK ROND AFWEZIGE AANWEZIGHEID 79
movie zijn van het leven van Don Juan. Maar we wilden niet mikken op de voorspelbare Amerikaanse motelsfeer. Uit de teksten kwam vaak terug, dat hij zich moest schuilhouden in de bossen, en dat bracht mij dan weer op de tuinen van Versailles. Die keurig geknipte borders vormden een interessant contrast met de morele incorrectheid van Don Juan. Ook hij had in zichzelf de tweespalt tussen de ruwe natuur en de gecultiveerde omgeving waarin hij zich bewoog. Het object van de haag functioneerde eigenlijk ook als spreekbuis voor de acteurs. Hij was zo ontworpen dat ze er op en door konden. Dat ze konden verschijnen en verdwijnen in het groen. Ik wilde hen een speeltuin bieden...
Watk on, 2000 video-insta[atie
Cornetissen van Het Gevog maakteik het Locatie project’Ioreadors’(2000). De productie speeLde in een voormalig vleesverwerkingsbedrijf, en dus gebruikte ik industriële tochtstrippen, om die geschiedenis opnieuw aanwezig te stelten. En ook het rozige TL-ticht dat je vaak bij slagers terugvindt. Omdat het stuk zich afspeelde in een wasserette, lag er ook een gigantische berg wasgoed op het speelvlak. Daarna maakte ik bij Het Gevolg ook Don Juan (2003). Dat was een decor van een grote halve cirkel in namaakklimop die werd opgespannen op een metalen kader. Die halve cirkel functioneerde meteen ook als de opkomst- en exitplek voor de acteurs. De productie wilde een soort road
Vetdstag Virtueet, 2004, projectie-ontwerp voor virtuee performance van lom Lanoye
20 PROSCENIUM: IK WERK ROND AFWEZIGE AANWEZIGHEID
Met Niek Kortekaas volgde later ook nog ‘Veldslag voor een man alleen’ van lom Lanoye, een voorstelling waaruit later ook nog een videoinstallatie volgde voor De Nachten in de Singel. Lanoye wilde dat zijn stem, de handeling, het beeld, en het geluid zouden samenkomen tot één beeld. Tegelijkertijd wilde hij projecties die de aandacht niet compleet van hem zouden wegtrekken. De sleutel was de zelfmoord van de kolonel, wat één hoofdstuk is in zijn romancyclus van het Goddeljke Monster, die als een rode draad doorheen de voorstelling loopt. Hij pleegt zelfmoord in een hotelkamer, en dus projecteerde ik opnames van voorwerpen in een hotelkamer, die een eigen leven gingen leiden, tot de beelden ontspoorden in iets als een delirium. Voor De Nachten had Tom Lanoye me gevraagd een soort compilatie te maken van de voorstelling, maar dat vond ik zelf niet zo interessant. Lanoye zat op dat ogenblik in Zuid-Afrika, en ik heb hem dus virtueel aanwezig gesteld op De Nachten. We hebben een gedicht uit Niemandsland en een fragment uit Ten Oorlog apart opgenomen in een zwarte doos, met als centraal element een tafel, en dit beeld geprojecteerd op zwart gaas.
Binnenkort begint loon Van Ishoven te werken aan een kinder theaterproductie bij Het GevoLg, voor het eerst in eigen regie. Voor deze productie kiest hij opnieuw voor een ‘afwezige’ aanwezigheid: een meisje raakt op weg naar huis aan de praat met een muur. Opnieuw wordt het acteren geritmeerd door de vooropgenomen videoband. Hiermee slaat Van Ishoven weer een nieuwe richting in op een verbazend veelzijdig traject.
.
Mouthmove, 2001, video-instatatie
1 am a Channet, 1999-2002, video-insta[atie
Op het beeld zie je hem opkomen, op een realistische manier, en als de opname gedaan is, hebben de toeschouwers ook in eerste instantie het gevoel dat ze willen applaudisseren. Maar er is natuurlijk niemand, wat meteen ook iets wrangs heeft. Datis weleen rode draad doorheen mijn werk: datvirtuele leven. Waardoor er iets gebeurt met de waarneming van de toeschouwer. Die afwezige aanwezigheid werkt ontregelend. Langs de ene kant lijkt het banaal, alsof je functioneert als een goochelaar. Maarje kunt ook waarnemen met je hele lichaam, en wanneerje dat doet in een installatie, kom je bijna tot een ontmoeting met die andere persoon. Die thematiek speelt ook sterk in ‘Homo Domesticus’. Daarin projecteer ik in een kartonnen doos van 1,20m, een beeld van een man in een doos, dat opgenomen is in een doos van 8m. Door het toepassen van DVD technologie kon ik de bezoeker de mogelijkheid geven om te beslissen welke handeling het mensje in de kartonnen doos zou gaan uitvoeren. Er waren zes mogelijke handelingen geprogrammeerd, die uit een menu konden worden gekozen, met behulp van een afstandsbediening. Voor het publiek is dat fascinerend, omdat zij altijd even in de war zijn over hoe datwerkt. Maartegelijkertijd stelik ook de technologie in vraag. Je hebt wel keuzevrijheid als kijker, maar die is ook maar beperkt tot zes mogelijkheden. Ook de titel van de installatie ‘Homo Domesticus’ klinkt als een Latijnse classificatie, alsof er net een nieuw mensensoorje is uitgedacht dat compleet door technologie wordt beheerst. Hij kan alleen doen wat door een externe toeschouwer wordt gekozen.”
Homo Domesticus, 2003, interactieve video-instaatie Afbeedingen © Toon
van
Ishoven
PROSCENIUM: IK WERK ROND AFWEZIGE AANWEZIGHEID 27
TTAS studiebureau voor theatertechn leken Blekerijstraat 87, 9000 Gent Tel. 32 (0)9 233 79 30 Fax. 32 (0)9 224 15 31 E-maîI ïnfo@ttasbe ïnternet WWW.ttas.be2 -
-
0
theatertechnieken scène en 0 decor 0 haalbaarheid
0
d B.U.B.A he ToneelinstaEUes
ijtBO mont Achel
11-667894 [11667895 alj
•
:
.
.
.
‘:
.
•
•.
•
•
hstakebrand%fkyneLbe
ERLICHTING: RECENTE VOORUITGANG EEN STUDIEDAG IN GENT GUIDO SNOECK
draadjes (1 lang, 1 kort) en een stratingshoek van +/-20°. De laagvermogen LED van 0,07 W zonder draadjes wordt rechtstreeks op de printplaat gesotdeerd. De stratingshoek is hier echter +/- 110°. De hoogvermogen LED van 1 W en een openingshoek van +/- 20°. Binnenkort voorziet men zelfs LEDs van 5 W. Zo’n lampje straalt 80 Lm/W uit en een halogeenlamp slechts 25 Lm/W. Dat is heet wat meer licht per Watt. LEDs hebben een levensduurvan 70 000 uren. Een halogeenlamp amper 700. Als je de levensduur en de lichtopbrengst vergelijkt, dan zit de LED zonder twijfel in de lift. De lichtopbrengst van de LED heeft men in acht jaar met 100% kunnen verhogen en is nog niet aan zijn limiet. Voor de gloeilamp heeft men meer dan 100 jaar nodig gehad om de lichtopbrengst met 30% te verhogen! Maar... er zijn ook nadelen: De LED is zeer gevoelig aan te veel warmte en geeft bovendien zelf warmte af. Zo zal de levensduur met 5O% afnemen als de omgevings temperatuur meer dan 60° is. Zware koetvinnen zijn dus noodzakelijk. De levensduur neemt sterk af door een slecht gestabiliseerde voeding. Die voeding is een blokgolf. Dus voorschakelapparatuur is nodig. -De voorschakelapparatuur is natuurlijk ook niet gratis! Na 20 000 branduren is er een lichtverlies van 30%. - De kleuren van dezelfde LEDs kunnen onderling verschillen. Vandaar dat LEDs zowel in serie als parallel worden geschaketd. Wat geeft de doorslag? Ik weet dat ik op een fiets met dynamoaandrijving harder moet trappen dan met 2 LED-lampjes met AA-batterij. Hier ligt de keuze voor de hand! Maar zijn LEDs bruikbaar om iets te belichten? Ik vind (nog) van niet. Als je naar de lampjes kijkt, is de lichtintensiteit groot, maar ofze een voorwerp op afstand kunnen belichten? Om dit te verbeteren, zal men in de toekomst een lensje voorzien in het kopje van de LED. Er zijn ook RGB-combinaties (rood-groen-blauw). Met deze drie hoofdkleuren kunnen we alle kleuren maken. Als we nu drie LEDs van roodgroen-blauw bijeenbrengen, kunnen we ze beschouwen als een punt. Als we veel van die punten naast en onder elkaar plaatsen als -
-
Met de regeLmaat van een kLok richt het TechnoLogisch Instituut (www.TI.KVIV.be) studiedagen in over aLtes wat met techniek te maken heeft. Op 27 mei 2004 was er een gewijd aan “EvoLuties in verLichtingstechniek”. Ik kon mijn nieuwsgierigheid niet bedwingen en heb me ingeschreven. In feite wou ik weten hoe ingenieurs denken over Licht, waar fabrikanten mee bezig zijn, wat ze in de toekomst wiLLen aanbieden, weLke nieuwe Lichtconcepten men wiL introduceren en waarom, en of deze tendensen ook op de podiumkunsten van toepassing zijn.
van een concurrentiële halogeenlamp kunnen spreken, vermits de Ra (kleurenweergave) dicht bij de halogeenlampen aanleunt. Het dimmen van het licht blijft een probleem beneden de 50%. Daar boven blijft de kleurtemperatuur nagenoeg constant. Ook andere lampenproducenten zetten hun onderzoek voort. Het motief van de zoektocht is een hoger tichtrendement te bereiken bij een lager stroomverbruik. De Kyotonormen blijken dus toch effect te sorteren.
Tijdens de studiedag kwamen drie thema’s aan bod: evoWtie in Uchtbronnen, Uchtconcepten en het ontwerpen van armaturen.
De spreker van de firma Erea (www.erea.be) vermetdde tertoops dat er drie soorten bestaan en er stechts twee fabrikanten zijn. Een Light Emitting Diode is een hatfgeteider diode die een bepaatde tichtgotftengte (kteur) uitstraalt op het moment dat ze onder spanning komt. Zo zijn er rode, blauwe, groene, gele,... Je vindt deze lampjes (3 â 5 mm) onder meer op Iv of cd-speler om de stand-by aan te geven, op geluidstafels met BV, bij een tichtoptopende dB-meter, in verkeersborden en stoplichten, in ftikkerende fietsvertichting en bij het derde stoplicht van een auto. De zuiver witte LED bestaat nog niet, omdat dat in feite een blauwe LED is, met een geel fosforlaagje. Het witte licht bevat geen rode kleurgotven. Vandaar dat de witte LED nogal blauwachtig schijnt. De drie soorten LEDs zijn: - De taagvermogen LED van 0,07 W met twee
Een nieuwe generatie ontLadingstampen De eerste sessie heb ik door het openbaar vervoer gemist. We heb ik kunnen vernemen dat PhiLips in 2005 een nieuwe generatie onttadingsampen op de markt zat brengen. Ze zouden compacter zijn, een beter rendement en een betere kteurweergave hebben. In 1994 ontwikketde men de CDM-onttadings lampen. Ze hebben het uitzicht van een 1000Whatogeentamp en behouden de kteurtemperatuur gedurende hun vot[edige tevensduur. Deze kteurtemperatuur [igt rond de 4000 K, aL zijn er CDM-master cotourtampen van 3200 K. Ook de battast is geminimatiseerd. Men zou dus
De LEDs
-
-
-
PROSCENIUM: VERLICHTING: RECENTE VOORUITGANG 23
een matrix, kunnen we beeLden weergeven die bij daglicht te bekijken zijn. Willen we met de combinatie rood-groen-blauw LEDs iets belichten, dan loopt de verspreiding in de kleurarmatuur van de LEDs door elkaar. De Lichtopbrengst is niet krachtig genoeg voor podiumgebruik, want ze reikt maar tot 4m. De LEDs zijn ook via voorschakelapparatuur DMX stuurbaar. Een te volgen evolutie dus.
helderheidsindruk heeft. Dat kan belangrijk zijn bij de aankoop van een videoprojector.
Het ontwerpen van armaturen
Een andere spreker had het over lichtverhoudingen in een werkruimte. Het fenomeen is bekend; je kijkt op vanuit een donkere ruimte naar een zonverlichte tuin en raakt verblind. Wanneer je dit wil voorkomen, moet je erover waken dat de contrastverhouding niet groter is dan 1/3. Door gebruik te maken van computergestuurde zon neblinden kan die verhouding gehandhaafd worden. Hieruit kunnen we concluderen dat een lichtverhouding van 1/3 bij podiumkunsten aanvaardbaar is.
De spreker vertrok van een IL-lamp die in alle richtingen licht uitstraalt en noemde dit de lichtstraalbanen. Dan ging hij dieper in op de gloeidraad, waarbij niet alle kleurstralen even sterk zijn in alle richtingen. Zijn conclusie was, dat de reflectiefactor van een voorwerp belangrijk is bij het ontwikkelen van een armatuur. Dat weten we ook wel, maar er is meer. Wat zijn de kenmerken van opvallend licht? De spectrale reflectie (invalshoek gelijk aan uitvalshoek) De lambertiaanse reflectie (invallend licht wordt in alle richtingen weerkaatst) De spectrale transmissie (doorlating is doorzichtig) De diffuse transmissie (spreiding van het licht na doorlating, bvb bij mat plastic) Een menging van vorige kenmerken.
Het meten van kLeuren
De kLeurvorming
De kleur van een voorwerp wordt bepaald door het licht dat er op valt. Dit wordt het spectrale uitzicht genoemd. Hoe die kleur dat licht weerkaatst, is het ruimtelijke uitzicht. Beide zijn van belang. Welk soort licht zalje richten op vlees opdat het er smakelijk zou uitzien? Kan dit licht hetzelfde zijn voor Ardense of gewone ham? De lichtreflectie op witte, matte verfis anders dan die op witvernis. Men spreekt hier van glans. De verffabrikanten willen dan ook graag weten hoe anders dat is. Ik wil ook achterhalen hoeveel de lichtverhouding is tussen een witgeschilderd linnen doek en een met dezelfde verf beschilderd houten paneel. De verschillen die uit deze metingen komen, kan je herleiden tot een integraalverhouding tussen X, Y, Z (rood-groen-blauw). Het gonsde in m’n hoofd van de formules die dan volgden, maar ik kreeg in elk geval het bewijs dat een grotere grotere contrastverhouding een
Als voorlaatste onderwerp werden de aspecten van kleurvorming behandeld. Het uitzicht van een voorwerp hangt af van de kleur, de oppervlakte en de reflectie. De waarneming van het voorwerp hangt dan weer af van de fysische toestand van het voorwerp, de soort verlichting en de evaluatie van de waarnemer. Dat onze vriend Fresnel komt meedoen, maakt het weer leuk. Hij bewees immers dat de intensiteit van het gereflecteerde licht wordt beïnvloed door de hoek, het materiaal en de polarisatie. Dat deed me denken aan het verhaal van een bevriende scenograaf: hij had met witte verf een onderlaag willen bedekken. Als je er schuin op keek, leek het vlak wit, maar recht ervoor zag je er de onderlaag door. Een ander belangrijk feit is dat we de kleurveranderingen in de groene zone minder vlug zien dan in de blauwe zone (de ellipsen van McAdam).
Lichtverhoudi ngen in een werkruimte
-
-
-
-
-
24 PROSCENIUM: VERLICHTING: RECENTE VOORUITGANG
De winkeLverLichting De laatste spreker behandelde de tendensen in de winkelverlichting. Voor hem waren er vier krachtljnen: De lichtsoort: het “warm en koud”- gevoel, door gebruik te maken van de kleurtemperatuur van de lamp. De kleurweergave: de kleur van de producten is bepalend voor de kleur van de verlichting. Meer en meer gaan we naar kleurzones en kleurveranderingen in winkel en restaurant. Men gaat zover dat de winkelverlichting per seizoen verandert (bvb in de zomer meer geel licht, in de herfst oranje) De effitiëntie van de lichtarmaturen: door de combinatie van halogeenlampen, gasontladings lampen, gerichte en difftise lichtbronnen kan men grote ruimten verlichten zonder de sfeerte breken Het verbruik: bij grote ruimten van meer dan 1500m is de keuze van de soort lichtbron bepalend voor hetverbruik. Ook de verwarming van de ruimte door de lampen bepaalt mee het verbruik van de airconditioning. Hetvervangen van lampen metkorte levensduur heeftimmers ook een kostenplaatje. Zo zorgt het gebruik van elektronische ballasten voor besparingen van 30% tegenover de gewone en is er geen afgifte van warmte naar het plafond. -
-
-
-
Tot sLot Je kunt je afvragen of zo’n studiedag nuttig is voor wie met podiumkunsten bezig is. We vertoeven in een visuele en gevoelsmatige wereld waar de techniek onzichtbaar in de coulissen “zit’. Is er technologische kennis nodig om creatief te zijn? Is er techniek nodig om kunst te maken of ontstaat kunst zonder techniek? Ik denk dat de combinatie een leidraad vormt en in die optiek was deze dag voor mij verrijkend.
.
———— . * — _ — -_ — —= —— — — a êø — — — — __]_ -
.
---
STER AAN HET FIRMAMENT LËD EEN NIEUWE _w__ ___w______
De ontddkking van degtoeiLamp en van de gasontLadingsLampen (neon, argon,...) hebben tot de ontwikkeLing van taL van Lichtbronnen geLeid. Met de jongste generaties brandt het Licht ook steeds zuiniger. Een geheeL nieuwe ontwikkeLing op het gebied van Lichtbronnen is die van de LED: de Light emitting diode, de Lichtgevende diode. Dit zijn Lampjes met zeer geringe afmeting en diverse kLeuren, die inmiddeLs voor taL van LichtopLossingen inzetbaar zijn. De toepassingen zijn niet aLLeen van decoratieve aard maar ook voor functioneLe en architectonische verLichting; ook voor persoonLijke beveiLiging, weg- water- en Luchtverkeer. In verschiLLende gevaLLen kunnen ze ook energie-effidënter worden toegepast dan tot nog toe met andere Lichtbronnen mogeLijk is. ,
in reatie tot hun afmetingen. De bedrijfsspanning van één enkee LED is in het aLgemeen 1 tot 3 V. Afgestemd op de wijze van schakeen zijn ook andere spanningen mogeLijk. Veer voorkomende voedingsspanningen zijn 6, 12, 24 en 28 voft. Ook komen 48, 60 en 110-130 volt voor of kunnen LED-systemen door speciaLe schaketingenzetfs direct worden aangesoten opnormalenetspanning.
Mhoewe de efficiëntie van de omzethr van eektrische energie in Licht in de overgangsLaag bijna 1O’o is, wordt een groot deet hiervan teniet gedaan door absorptie en internerefLetiesen wahet uiteindeLijke Lm/W. Dit is Lichtrendement van LED’s tot 1980 niet méér dn 0,2r inmiddeLs voor veLe nieuwe typen aanmerkelijk hoger geworen, ALs hoogste rendement wordt voor sornige’kLeren inmiddeLs zelfs al 30 â 50 r Lm/W aangegeven. Voor witte LED’s komen we op 15lm/Wj-Iei er wet naar uit dat deze rendementen binnenkortnog heelwat hoeri.innen. De toegepaste stroomsterkte variëert, afhankelijk van de.an&[uitspanning, van 10 tot 100 mA. Verdere aLgemene eigehchaj3pen zijn een opgenomen vermogen van 0,05 tot 1,25 watt en een tichtstroom van 0,25 tot 1,25 Lu men.
De techniek achter LED’s Lightemittingdiodeszijn hatfgeleidersdie,zoatsdenaam taatvermoeden, licht afgeven. Dit gebeurt als een stroom door een kristal wordt geleid dat is gedoteerd met een zorgvuldig bepaalde hoeveelheid ander hatfgeleidermateriaal. Op de plaats van de p-n overgang komt energie vrij die bij deze hatfgeteiders wordt uitgezonden in de vorm van fotonen. Deze wijze van lichtomwekking wordt elektroluminescentie genoemd. Door hun unieke eigenschappen inzake heldere kleuren, geringe Levensduur afmetingen, gering stroomverbruik, gemakkelijke regelbaarheid en zeer lange levensduur, hebben ze inmiddels een breed toepassingsgebied ‘Detevensduurwaaroverieder heteens kan zijn is 100.000 uur. Voor sommige types wordt door de producenten soms tot 200.000 uur opgegeven. Voor gevonden, vooral op het domein van signalisering en decoratie. »‘A 4_ __ witte LED’s kmt men echter maar tot een Levensduur van 30.000 â 50.000 uren. Een en ander hangt ook af van de omgevingstemperatuur. Er is ook ‘ W SneLLe ontwikkeLing De ontdekking van het principe hiervan wordt)door,sommige rneen tichtstroornaftame tijdens de Levensduur. Deze is afhankelijk van titeratuurbronnen toegeschreven aan H.J. Round in 1907, elders spreekt he. type LED, maar voor de meest gangbare actuele types wordt ervan men van 1923. De eerste commerciële LED’s kwamen echter pas in 1964 ,)uitgegaan dat delichtstroomafname gering is. Voorbeeld van het oudere beschikbaar en alleen nog maar in de kleur rood. Inmiddels zijn diverse type AIGaAs-LED wordt wel een sterke verzwak king gemeld van SO% en wel naeis 15.000 tot 40.000 branduren. De leverancier kan daaromtrent andere kleuren mogelijk geworden door andere halfgeleidermatedalen met stralingseigenschappen. Geel, oranje, groen, blaJw en sinds ekete inlichtingen en garanties geven. e omgevingstemperatuur bepaalt in sterke mate de evotutie van de jaren ook witte kleur zijn mogelijk, zij het dan wit met een’zeer koele licht-kleur. Deze evolutie heeft meer algemene toepassingenngeljk lichtstroom. De lichttechnische gegevens worden bepaald bij 25° C. Bij lagere temperaturen neemt de licht-stroomsterkte toe en neemt af bij gemaakt. De kleur-weergave is met een Ra van minimum 80goedte noemen. Door het type doteerstof, of in het geval van GaAsP-diodes, de stijgende t°. Bijvoorbeeld bij —20°C is de lichtstroom 70% hoger dan de standaard en bij een omgevingstemperatuur van 80°C wordt hij herleid arsenicumfosfor verhouding te veranderen, kunnen verschillende kleuren van groen tot rood verkregen worden. Met de nieuwe typen, zoals GaN- tot de helft. dioden, zijn ook viotette en blauwe lichtkteuren mogelijk en door blauwe Basiscomponenten LED’s te voorzien van een speciaal ftuorescentie-poederlaagje, die een Bij de klassieke LED is de halfgeleiderchip op een ondergrond met deel van het blauwe licht in andere kleuren van het spectrum omzet kan aansluitdraden aangebracht, die als geheel is ingekapseld in een capsule wit licht worden gerealiseerd. van transparante hars. De top van de capsule is meestal helder en Wit licht kan ook nog worden verkregen door LED’s die zowel blauwe, tensvormig, om het licht te richten. Een kleine reflector achter de LED van behulp met door menging kleur of en opwekken rode groene die lichtbundels andermaal. Hierdoor zijn verschillende intensifieert op te bij elkaar dicht heel kleuren vermelde of gewoon door lichtsturing mogelijk (van 20° tot 160°). Dit is de top-LED (met uitstralingshoeken 4500 van en variëert licht koel het witte is stelten. Zoals reeds vermeld van 5 mm en een behuizing die op een eenvoudige wijze 3 tot capsule een met warmere LED’s termijn dat korte is wel op tot 8000 K. De verwachting worden aangebracht). plaat kan een print op kleuren ter beschikking komen. in deze uitvoering ook (mede) aangeduid als LED’s worden Daarom klein, maar mm2 zeer zo’n 0,25 van Eén enkele LED is met een oppervlakte of SMT(Surface Mount Technotogy)-LED’s. Mount Devise)(Surface SMD printplaaije op een groeperen geeft ook relatief weinig licht. Door ze te straalt het licht zijwaarts uit de behuizing de Side-LED’s Daarentegen, bij is echter Het vergroten. te of strip is het mogelijk om de lichtopbrengst worden gerealiseerd. platte lichtarmaturen zeer en kunnen met in vergelijking wel zo dat ondanks deze clustering de lichtopbrengst blauwe LED-chip in een behuizing op en een groene rode, Door een een gering is. relatief de traditionele gloeitamp of gasonttadingstamp, nog multi(cotor)-LED’s verkregen. fullcolorof worden zogenaamde nemen, te oriëntatievertichting, Daarom zijn ze vooralsnog alleen te gebruiken voor worden verkregen, zo ook kleuren miljoenen principe kunnen in Aldus omgeving, vitrineverlichting, aanlichting van gebouwen in een donkere Voor de meeste kleurtemperatuur. elke in gewenste en wel wit licht routing en decoratieve doeleinden. toepassingen worden de top-of side-LED’s gegroepeerd op een bepaalde ondergrond, meestaleen (print)ptaatvan de meest uiteenlopende vormen. Spanning top-LED’s kunnen dan ook weer een aantal plaatjes onderling zijn Voor LED’s werken bij een zeer lage gelijkspanning en een relatief hoge stroom
PROSCENIUM: LED EEN NIEUWE STER AAN HET FIRMAMENT 25
verbonden door ftexibee elektrische bedrading. LED’s op [angwerpige stiips zijn gemakkelijk in kleinere stukken te breken en kunnen dan weer elektrisch worden aangesloten (break & plug). Ook zijn LED’s inmiddels in of op flexibele strips opgenomen. Hierdoor ontstaan LED’s in de meest diverse vormen.
Hutpapparatuur voeding en regeLing LEO’s werken in principe alleen bij een zeer lage gelijkspanning. Hiervoor is een voedingsunit nodig in de vorm van een transformator in combinatie met een geljkrichter. Zo ook kan het regelen (dimmen) van LED’s niet door middel van de gebruikelijke dimmers. Hiervoor is dan een speciale unit nodig. Sommige fabrikanten van LED-armaturen leveren deze met ingebouwde hulpapparatuur, waardoor ze toch rechtstreeks op het elektriciteitsnet aan te sluiten zijn. Maar opgelet, de levensduur van zowel de ingebouwde hulpapparatuur als van de LED’s moet dezelfde zijn! —
ToepassingsmogeLijkheden Controtelampjes zijn in het algemeen rond of vierkant in doorsnede met afmetingen van 0,5 tot 5 mm. Door aanpassingen ter plaatse van de top zijn smalle en brede lichtuitstralingshoeken mogelijk. Tweekleurige uitvoeringen worden verkregen door twee chips met verschillende lichtkleuren in een capsule onder te brengen en deze zodanig aan te sluiten dat de ene brandt en de andere niet en bij het omdraaien van de stroom het omgekeerde geschiedt. Voor een hogere lichtopbrengst worden een aantal LED’s op een klein, rond plaatje aangebracht, in een kleine behuizing. Een groot voordeel ten opzichte van de toepassing van gloeilampjes is een veel lager energiegebruik, een dito levensduur en betrouwbaarheid en blijken ze nog schokbestendig te zijn ook. Naast de gekende, algemene toepassingen worden dit type LED’s ook gebruikt als derde remlicht, voor verkeersgeleiding en -signalering, voor tekstdisplays en tal van decoratieve toepassingen. Giet ze in een bepaalde matrix
KLeur
Rendement (Lm/W)
(bvb. 5 x 7 punten) en je krijgt alfanumerieke LED-displays, te zien bij lichtkranten, ook lopende teksten zijn mogelijk. Lichtgevende displays bestaan uit een aantal individuele LED’s, meestal gegroepeerd op een gemeenschappelijke halfgeleiderchip. Een welbekende uitvoering is die met zevenstrook vormige segmenten, zodanig gegroepeerd dat alle cijfers van 0 tot en met 9 kunnen worden gevormd. Atfanumerieke disptays vereisen 14 segmenten. Die hebben een individuele aansluiting aan de positieve zijde en een gezamenlijke aansluiting aan de negatieve zijde van de elektrische voedingsbron. Voor grotere lichtopbrengsten worden [ED’s veelalin bepaalde groepjes op een (print)plaat offolie aangebracht. Met behulp van de COB-techniek (Chip On Board) kunnen zeer dunne LED plaatjes worden gemaakt. Door het groeperen van LED’s is het ook mogelijk om verlichtingsarmaturen te maken. Ondanks deze clustering is de totale lichtopbrengst hiervan ten opzichte van (halogeen) gloeitampen en gasonttadingslampen echter nog steeds relatief gering. Gieten we de LED’s in een weerbestendige en slijtvaste hars, dan blijken ze andere (en betere) mogelijkheden te bieden voor (dynamische) wegmarkeringen en openbare verlichting. Zo kunnen LED’s van een volle lijn (bij normaal verkeer) een stippellijn maken (bvb. tijdens de spits). Verankeren we wat LED’s als lichtstrips in ronde of rechthoekige profielen van een transparante of opale kunststof, hebben we lichtgevende traptreden en/of trapverlichting. En behalve de Lange levensduur, is de uitschakeling van het zogenaamde fantoomeffect een extra voordeel van LED’s. Het fantoomeffect, u weet wel: de zon hangt laag, u nadert een verkeerslicht. Is het nu groen? Of rood? Oranje misschien? LED’s helpen dit uit de wereld.
Prestatiebarometer De lichtopbrengst en daarmee ook de energie-efficiëntie neemt nog voortdurend toe. De toename is echter wel voor de afzonderlijke kleuren en uitvoeringen LED’s verschillend. In onderstaand overzicht is de stand van zaken perjuli 2003 aangegeven:
Rendement, binnenkort opLopend tot ([m/W)
Theoretisch haaLbare Rendement (Lm/W)
violet
0,5
bauw
6-12
15
62
groen
20-40
60
589
geel
13-40
oranje
18-22
oranjerood
15-53
rood
22-45
wit
8-24
Voordelen ten opzichte van de meeste andere Lichtbronnen: . Zeer geringe afmetingen. . Zeer lange levensduur (30.000 200.000 uur, afhankelijk van uitvoering en belasting, waarbij echter geen rekening is gehouden met toelaatbare afname van de tichtstroom tijdens gebruik). . Laag vermogen. . Plaatselijk relatief geringe warmte-ontwikkeling. . Lage aansluitspanning, dus zeer veilig toe te passen. . Schokbestendig. . Nagenoeg geen UV- en IR-straling. . Gemakkelijk regelbaar. . Veel (licht) kleuren mogelijk. . Zeer veel mogelijkheden voor vormgeving armaturen. . Relatief hoog rendement voor gekleurde LED’s. . Bij verkeerslantaarn geen fantoomeffect door zonlicht. . Bij toepassing voor signalering betere zichtbaarheid door gericht Licht. -
517
260 30
>100
Nadelen: . Energie-efficiëntie nog niet hoger dan die van gloei- en halogeenlampen. De verwachting is echter dat deze al op korte termijn aanmerkelijk zal verbeteren. . Witte LED’s alleen nog maar met een relatief hoge kleurtemperatuur verkrijgbaar. . (Nog) relatief duur. . Temperatuurgevoetigheid met betrekking tot lichtopbrengst. . Onderlinge kleurafwijkingen ten gevolge van de huidige fabricagetechniek. . Voor functionele toepassingen: afname van de lichtstroom tijdens gebruik (mede afhankelijk van kleur). . De hoeveelheid licht is niet lineair met de stroom. Hierdoor is voor lichtregeling een speciale lichtregelaar nodig.
uit: FEDELEC Magazine, jaargang 21 nr. 122 enjaargang 22 nr. 123
. 26 PROSCENIUM: LED EEN NIEUWE STER AAN HET FIRMAMENT
HEATERTECHN lEKEN IN HET LANDESTHEATER TE LINZ JERÔME MAECKELBERGH Naast de a bekende servo-eectrische aandrijvingen zijn er ook hydrauische mog&ijk heden voor computergestuurde theatertechniek. Luxifiag nodigde ons uit die techniek eens te bekijken, door Bosch Rexroth geïnstaLleerd in het Landestheater te Linz in Oostenrijk. Op 18 mei bekeken we Die Zauberftöte”, in een regie van OUvier Tambosi. De voLgende dag kregen we een technische rondeiding van PhiUpp OWeter, hoofd techniek.
voorzien op elke brug in de coulissen. Voor elke handeling kan men dus een plaats met optimale zichtbaarheid op de actie kiezen. Ook de draaiplateaus staan mee op de sturing. Geplande bewegingen van trekken en draaiplateau kunnen op het scherm worden gesimuleerd.
Effident werken met weinig handerarbeid
Verplaatsbare extra controlepanelen op zijbruggen.
Philipp Olbeter
De renovatie van het Landestheater werd in twee deLen uitgevoerd. In 1998 kreeg de grote zaa’ een beurt, in 2003 vogde de kLeine zaaL Het toneeL van de grote zaal is uitgerust met 63 trekken, 8 punttrekken en een draaischijf van 14,5m diameter, de kleine zaal met 32 trekken, 6 punttrekken en een draaischijf van 9,6m diameter. De trekken zijn niet rond maar rechthoekig van doorsnede, wat bij navraag een Oostenrijkse praktijk blijkt te zijn. Bosch Rexroth stond in voor alle staalwerk, hydraulica, elektronica, bekabeling en sturingssoftware.
Hettheaterwerktin repertoire, metelke dag een andere voorstelling. Dit zorgt voor aardig wat werk op de scène. lot 15:00 uur repetitie, waarna er wordt omgebouwd naar de avondvoorstelling die om 19:30 uur start. Dit gebeurt met 12 tot 14 medewerkers en vereist een weldoordachte planning, waarbij de ombouw met zo weinig mogelijk handenarbeid moet gebeuren. De Toverfluit maakte wel erg veel gebruik van de draaischijf. Enkele malen moest ook het koor mee vue evolueren op het draaiende toneel naar de volgende scène. Centraal op de draaischijf stond een poort met delen van muren in perspectief, die stil bleven staan tegenover de draaiende buitenkant. Een dubbele draaischijf dacht ik dus. legen het
einde ging dat centrale gedeelte langzaam de hoogte in, zodat ik eerst dacht dat de binnenste draaischijf ook een hydraulisch hefsysteem had. Maar dit centrale deel bleef maar de hoogte ingaan. Geen dubbele draaischijf dus, maar ingehangen in de trekken, die geen probleem hadden om gelijkmatig en geruisloos het centrale deel in de kap te laten verdwijnen. Voor de technische installatie in theaterzalen valt dus zeker ook hydraulica te overwegen. Het technische hart, de aandrijving zelf, neemt blijkbaar ook minder ruimte in. De kleine onvolmaaktheden die we in de voorstelling opmerkten, zoals de slagschaduw van een trek en het licht dat door een spleet van een gesloten poort kwam, waren niet te wijten aan de kwaliteit van de technieken, maar aan de commerciële invulling van de tijd die ingewonnen wordt door het aanwenden van nieuwe technologie. Men wil steeds meer voorstellingen brengen in minder tijd, in plaats van de producties meer repetitietijd op de scène te gunnen.
.
De trekken mogen een maximum last van 500kg torsen, aan een maximum snelheid van 1,2m/s. Het controle systeem heet de SYB 2000. Vier technici hebben een opleiding van tweemaalvier dagen gekregen. Hettheater staatin verbinding met Rexroth via het internet, om eventuele problemen snel op te lossen, maar gedurende de zeven jaar dat het systeem in gebruik is, was een interventie niet nodig. Er zijn ook extra mobiele controleposten
E
De rollenzolder van de grote zaal
De console van de 5YB 2000 uit 1998 in de grote zaal
Het hart van de hydraulische mechanica voor de grote en de kleine zoal
PROSCENIUM:THEATERTECHNIEKEN IN HET LANDESTHEATER TE LINZ 27
ES JOURNÉËS THEATRALES DE CHEF CHAUEN ;
CHRIS VAN GOETHEM
Chef Chauen is een stadje in het Rif gebergte in het noorden van Marokko, zo’n 100 km van Tanger. In de zomer van 2003 organiseerde Appinumm er voor het eerst een theaterfestivat. Het thema van het festivat was “theater, steunpitaar voor diatoog, openheid en toterantie”. Na het succes van de eerste versie werd de tat hoger geLegd en voor de editie 2004 witde men een internationate dimensie toevoegen. Samen met MagdaLena Canats van Ceiba Ceiba, bouwde men het festivat uit tot een kteinschatig internationaaL festivaL Ceiba Ceiba is een Spaanse organisatie die zich toetegt op intercuLturete diatoog door sodocutturete activiteiten. Het festivat hecht dan ook groot beLang aan de betrokkenheid van de tokate gemeenschap en men kiest bewust voor een taagdrempetig concept. Voor veLen is dit immers het eerste contact met de podiumkunsten. Chauen Btue
Een betoverende stad Dankzij de steun van de Vaamse gemeenschap, die de reiskosten vergoedde, kon ik op het aanbod ingaan as vrijwilUger het festival technisch en organisatorisch meein goede banen te Leiden, vooral dan als go-between tussen de internationale artiesten en de organisatie. Het eerste wat me opviel bij aankomst is het natuurlijke licht. Ik blijf een “lichtmens” in hart en nieren. Overdag is het licht prachtig en sterk, met messcherpe schaduwen. De combinatie met de lichtblauw (Chauen Blue) geschilderde huizen in de oude binnenstad zorgt voor een magisch effect. Het is niet voor niets dat de Portugezen dit de betoverende stad noemden. Het blauw loopt door op de weggeijes en straten, zodat de huizen lijken te zweven in een wolk, een soort van infini-effect. ‘s Nachts valt vooral op wat er niet is, namelijk lichtpollutie. Toen op een gegeven moment op een van de buitenlocaties de spanning wegviel, werd er voort gespeeld met het licht van een maglite en een LEOhoofdlamp. De absolute duisternis maakte het contrast groot genoeg om te spelen! Theater in de stad Het festivalwilmeer zijn dan een theaterfestival. Het wil een ontmoeting zijn tussen Marokko en Europa, zowel op het vlak van theater en dans als op het vlak van beeldende en audiovisuele kunst. Veel activiteiten spelen zich af op publieke plaatsen, pleinijes, parken of bij de rivier. Zo wordt ook de toevallige voorbijganger geconfronteerd met kunst. Met de openingsvoorstelling, “The Rythm” een Fins vuurdansspektakel van de groep Tulikansa
was het meteen raak. Het publiek reageerde zeer spontaan, klapte op het ritme van de djembees, speelde mee met de voorstelling. De volgende dag startten de kinderworkshops: in de schaduw naast de wasplaats bij de rivier startten Ada Gadomski en Barbara Fuchs met een atelier rond maskers en poppen. Van alle kanten van de stad stroomden de kinderen toe. Gadomski is scenografe en bezielster van Opala, een internationale theatergroep uit Londen, met veel aandacht voor interculturele dialoog. Deze workshop werd op het eind van de week plechtig afgesloten met een stoet door de gehele stad. Beetdende kunst en theater In de kashba (een soort versterkte woning in het centrum van de stad) bouwde Pangaea, een groep kunstenaars uit Londen die zich toelegt op site specific work, een tentoonstelling. De groep koos bewust voor work in progress. Zo zien we onder meer impressies van Chef Chauen in Londen op basis van fotomateriaal en folders, geflankeerd met impressies van dezelfde onderwerpen die ter plaatse werden gemaakt.
z
-
-
Spiraal in opbouw
28 PROSCENIUM: LES JOURNÉES THEATRALES DE CHEF CHAUEN
Milo maakte kleine figuurjes die in de tuin van de kashba werden geplaatst met daarin kleine draagbare radiooijes. Vanuit de toren van de kashba kon hij deze aansturen via een kleine FM zender. De soundscapes kwamen ter plaatse tot stand op basis van opnames van stadsgeluiden, stemmen van toevallige passanten of van studenten die hiervoor gedichten schreven. Een ander werk bestond uit dia’s van een wijk in Engeland waarvan de architectuur gebaseerd is op de structuur van een kashba. Als vervolg hierop is volgend jaar in Engeland een diatentoonstelling gepland van de kashba van Chefchauen. De dia’s zijn aangelicht met kleine kaarsen, wat een zeer natuurlijk effect geeft. In een smalle straat in de medina (oude middeleeuwse stadsgedeelte) bouwde Britt Hatzius een installatie gebaseerd op gesprekken met vrouwen uit Chauen. Een lange rode loper hing door de straat tegen een prachtige helblauwe lucht en viel dan open in een patchwork van kleurige sjaals. In de stad verschenen ondertussen kleine affiches van mensen met een rode clownsneus. Dit was de aankondiging van het werk van Alex Baures, een Franse fotografe die in Spanje woont. Elke dag kon je op een andere plek in de stad een spiraal van opgehangen doeken bewonderen waar je kon inwandelen. In het midden van de spiraalwas een kleine fotostudio waar iedereen die dit wilde gefotografeerd werd met de clownsneus. Op de eerste sessie was de toeloop zo groot dat men nummerjes moest uitdelen om alles enigszins in goede banen te leiden. Life activiteiten Ondertussen hadden ook de life activiteiten plaats. Groepen uit Rabat, Fez, langer en natuurlijk ook de organiserende groep Appinumm bezetten dag aan dag het “centre de la jeunesse”. De speelstijl is heel verschillend van wat wij gewend zijn. Over het algemeen is het theater statischer en meer op tekst gebaseerd, hoewel ook hier een groot verschil tussen de verschillende groepen te merken is. Vooral “Memoires Diaboliques” van Appinumm, dat een maand eerder de nationale prijs kreeg, vond zeer veel bijval. De zaal zat overvol, het publiek stond zelfs buiten door de openstaande vensters te kijken. Het verhaal was voor mij, bij gebrek aan kennis van het Arabisch, moeilijk te volgen, maar de zang was verbluffend. Dit is iets wat me trouwens telkens weer opviel, er is een natuurlijk talent aanwezig, het ritme lijkt wel aangeboren. Als iemand met zijn lepelje tegen
Communicatie en organisatie Organisatorisch liep het festival heel anders dan ik gewend ben. Er is een grote democratische traditie, de hete groep vergadert samen, soms wel 40 man, iedereen krijgt de kans zijn zegje te doen. Dit maakt dat de vergaderingen soms een behoorlijk chaosgehatte hadden (en lang duurden), maar toch kwam alles telkens op zijn pooijes terecht. Dit soort verschillen kom je op alle niveaus tegen. Voor de catering werd er bijvoorbeeld gewachttotiedereen aanwezig was. Er werd ook niet gewerkt tijdens het eten en je zat telkens bij een andere groep, wat maakt dat je contact hebt met de verschillende deelnemers. Over het algemeen waren deze contacten zeer hartelijk en open metvele discussies over kunst, theater, cultuur, terwijl ook onderwerpen als politiek en religie bijvoorbeeld niet werden geschuwd. Er werden contacten gelegd en toekomstplannen gesmeed. Zo groeide uit deze groep een hechte vriendenkring. Het festival kreeg ook grote aandacht van de media. Zowel de schrijvende als de audiovisuele pers maakten ruim plaats. De overheid steunt dergelijke initiatieven en wil ze ook in de toekomst meer kansen geven. Ze kunnen immers een belangrijke economische stimulans voor de regio vormen. Voor mij was dit festival in elk geval een verrijkende ervaring, een beetje back to basic. Wat ook bedenkingen oproept over onze werkwijze. Soms verliezen we door alle regels en procedures wel eens uit het oog waar het eigenlijk om gaat. Acteurs en technici die in interactie met het publiek een uniek moment creëren.
zijn bord tikt staat iedereen tien minuten ater te zingen en te klappen. De muziek heeft naast Marokkaanse ook Spaanse, Portugese en Joodse invloeden wat een soort unieke, universele mix geeft. De invloeden zijn door de geschiedenis en door de ligging van de stad bepaald. Tot de jaren zestig leefde er een grote Joodse gemeenschap en zowel Spanje als Portugal waren kotonisators. Ontroerend Goed uit België had ondertussen “The smile of your face” opgebouwd in het Lycée. De voorstelling gaat over intimiteit en zintuigljkheid, een onderwerp waar de Arabische wereld toch anders tegenaan kijkt. Bovendien worden de toeschouwers geblinddoekt en vastgebonden in een rolstoel. De voorstelling werd wel aangepast aan het doelpubliek. Na enige onzekerheid bij de organisatoren tijdens de eerste besloten voorstellingen stond ook hier telkens een rij van belangstellenden. Op een kleiner pleintje speelde de Chileense Magdalena Bahamondes die in Parijs woont, een zeer intieme dansvoorstetling. De voorstelling leek wel voor deze plek gemaakt. In blauw poeder schrijft ze een spiraal op de grond waarop ze verder improviseert. De muzikale begeleiding is ook hier door lokale muzikanten uitgevoerd. Om de magie van de plek niet te verstoren werkten we met “spots” gemaakt uit opengesneden blikken van oljven met daarin kaarsen. De blikken werden rond het speelvtak gezet en vormden meteen de grens tussen publiek en danser. Zo vond elke voorstelling zijn plek in de stad, ‘Amor di Mare” van Colectivo Marcapasos uit Spanje, een grote dansvoorstetling stond op het grote plein voor de kashba. Heet mooi voor mij was het beeld van de opwarmende dansers op het plein tegen een achtergrond van het dagelijkse leven. Geen security, geen barriers, geen pasjescontrole maar gewoon midden de mensen.
Improvisatie en interactie Naast hetwerk dat hij in de kashba presenteerde, organiseerde de schilder Karim Kharbaoui ook een “Painting show” op het grote plein. Hij nodigde een aantal collega’s uit om met publiek te schilderen. De interactie die hier ontstond was verbluffend. Een van de werken bestond uit een achtergrond van oude foto’s van de stad die gedeeltelijk overschitderd was, zodat de vormen vager werden. Hierop konden de toeschouwers teksten of tekeningen aanbrengen. Andere werken werden meer action paintings, maar dan vervaardigd door een hete groep. Het action gehalte verhoogde nog toen Larbi, een student dramatische kunst aan de universiteit van Rabat, een life-improvisatie begon waarbij ook het publiek zelf beschitderd werd. Maar er waren ook meer ingetogen momenten. De reportage van Punto F over Marokkaanse vrouwen in Madrid bijvoorbeeld. Punto F is een Spaanse
. Links: http://www.festival-chauen .com http://www.opala.co.uk http ://www. o ntroerendgoed be .
Intieme sfeer
groep van vrouwelijke artiesten die ‘feminin art” promoot. In eerste instantie zou men de video vertonen in de inkom van de oude cinema die al jaren dichtis. Ditwas ook meteen een statement. Er is in de stad immers geen enkele cinema meer. Omdat de plek echter aan een drukke verkeersader ligt, besloot men uiteindelijk op een rustiger plein te projecteren. Met eenvoudige middelen (een laken, een LCD-projector, een kleine klankset en spanning uit een café) improviseerden we een projectieplek. Over publiciteit voor de veranderde locatie hoefden we ons geen zorgen te maken, de informatie gaat hier vliegensvlug. Nog tijdens het testen hadden we al een aandachtig publiek.
Spot met kaarsen
Foto’s Chris Van Goethem
PROSCENIUM: LES JOURNÉES THEATRALES DE CHEF CHAUEN 29
plekke gebeuren; het materiaal wordt uiteraard ter beschikking gesteld door het theater.
BASTT-N 1 EUWS
Voor meer info: yvonne.peirenpubliekstheater.be IN MEMORIAM: KAREL VANLATHEM 1977-2004
AGENDA 30 september tot 4 oktober 2004 OISTAT Architecture Commission, Yi-Lan, Taiwan -4 oktober 2004 Start cursus K’ank en Geluid deel 1, Beveren-Waas 20 oktober 2004 Start cursus Theatertechniek Middelkerke 3 tot 9 november 2004 OISTAT Education Commission, Istanbul, Turkije 10 november 2004 Start cursus Klank en Geluid deel II, Beveren-Waas 30 november tot 1 december 2004 J.T.S.E. 2004, Paris 3 december 2004 Contactdag, Théâtre National, Brussel OISTAT Techn. Commission -
-
-
IN MEMORIAM: CLAUDE PAILLARD Na een Lang verblijf in Sardinië overleed op 8 juli 2004 de Zwitserse architect Claude Paitlard op 79-jarige leeftijd. Hij inspireerde zowel de Zwitserse als Duitse architectuur en ontwierp meerdere theaterge bouwen o.a. theaters in St. Gallen, Winterthur, Hannover en het operahuis van Zurich. Van 185 tot 19g4 was hij voorzitter van de Architecture Commission van de OISTAT. Die taak nam hij op zich met veel ernst en nauwgezetheid. Zijn meetings in Zwitserland waren legendarisch en werden door iedereen gewaardeerd. Hj vertegenwoordigde zijn land en cultuur op een eenvoudige doch doeltreffende wijze. Wij nemen met spijt afscheid van een groot man.
-
-
-
PROJECT: RESTAURAUE THEATERMAQUFITES NTG Gent-PubUekstheater verlangt een 50-tal maquettes van theaterproducties in hun oorspronkeljke staat te herstellen Daarvoor zoe ken zij vooral mensen die geïnteresseerd zijn in de praktijk van het restaureren. Dit kan ter
Het team van de Arenbergschouwburg werd opgeschrikt door het onverwachte overlijden van Karel. Hij was theatertechnicus par excellence in de Arenberg sinds 2002. De herinnering aan zijn engagement, motivatie en vriendschap willen wij in ons hart koesteren. We zullen hem missen.
Stadttheater St. Gatten, 1964-1968
sEyjgfEç
SpeciaList in uw voLledige theateruitrusting, zowel voor nieuwbouw als voor kleine of grote renovaties. Wij bieden U geïntegreerd of afzonderlijk: metalen draagstructuren, toopbruggen, beweegbare podia, elektrische trekken (van prîjsgunstige tot snelle computergestuurde systemen), alsook de bijkomende benodigdheden: doeken, horizonts, danstapijten, Aarzet niet voor vrijblijvende inlichtingen en raadgevingen. Brugsesteenweg, 545 B-$8oo Roeselare www.servio.be
A U 0 1 0
Tel. ÷ 32 (o)i 24 oo 96 Fax + 32 (0)51 21 04 92 servio@skynet.be
c
1
A S E S
S T A 0 1 N 0
i 0
0 SOUND
Antwerpsesteenweg 334 2500 Lier Belgium Tel.: + 32 3 491 91 70 Fax: + 32 3 489 05 62 E-mail: info@phlippo.com uRL www.phlippocom -
30
SRIES
&
IEN1L
JTSE 2004 JoURN1Es TECHNIQUES DU SPECTACLE ET DE L’EV1NEMENT
.ot stage techn •JI•I!h’ Paris welcornes the international technical show dedicated to rigging
and stage engineering 1
S
‘
-
rr’F‘‘
-.
—
,.
1
F:røP
-
-
-
— .
b
,
1
_
vAPII*LIIfÇ1 Exclusief dïstributeur Benelux
Distribution of professional lightï ng equipment Service and support
CANDELA
“Intelligent’ Iighting for theatre and projects
LIGHT TECHNOLOGY
Exclusive dLstributïon Cirro . CIay Paky • CLS • E-CUE• Major MA Lïghtïng • Raïnbow • VarÏ*LÏte •XiIver CANDELA BVBA • HOEK 76 UNIT 74 • 2850 BOOM TEL 03 880 60 1 0 • FAX 03 880 60 11 WWWCANDELABE CONTACT: GEERT CUSTERS GSM 0475 602 008 • GEERT.CUSTERS@CANDELA.BE
Distribution GE Lightïng
•
Osram
•
Philips
-c:D
4001-001
in
(t,
0)
0*
0
3
0*
1
in
.in
(t,
.n
)
1
r
.
in
t.
0)
4<
in
-1
Q
J
1
1Âą
t
t;,â&#x20AC;&#x2122;2