Rotterdams Woordenboek 1e druk

Page 1

HET RotterdamS WOORDENBOEK

STICHTING AQUARIUS

Eerste druk

HET ROTTERDAMS WOORDENBOEK


Stichting Aquarius Colofon:

Uitgever: Stichting Aquarius Samensteller en vormgeving: Erik Van Loon Medewerkers: Nico Sannes en Hennie Sienema Editie: December 2015 Oplage: 250 stuks www.rotterdamswoordenboek.nl Copyright: 2015 Alle woorden afzonderlijk, niet als geheel, uit deze uitgave mag verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt worden door middel van druk, fotokopie, microfilm of op enige andere wijze, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever. Wilt u echter gebruik maken van de afbeeldingen neemt u dan even contact op met ons.


1e editie Het Rotterdams Woordenboek



Rotterdam, 10 november 2015 Van harte gefeliciteerd met uw aankoop of kado. Het allereerste Rotterdams Woordenboek kent maar liefst 1854 Rotterdamse woorden ingebracht door 168 mensen van jong tot oud. Hun namen vindt u achter in het woordenboek. Het woordenboek is echter nog lang niet af. Met de opbrengst van deze eerste editie, aangevuld met geld van derden (sponsors, subsidies, etc) willen wij veel gebruikte Rotterdamse woorden in het Rotterdams Jaarboekje (sinds 1888), kranten, tijdschriften, gemeentelijke notulen, weblogs, gedichten, romans, theatervoorstellingen, radio en tv presentaties, etc, etc verwerken. In deze eerste editie zijn wij daar helaas nog niet aan toegekomen. In de volgende editie willen wij ook een sectie Nederlands - Rotterdams toevoegen zodat u straks heel eenvoudig een Nederlandse brief kunt vertalen in het Rotterdams. Bovendien kunnen niet Rotterdammers zich de taal dan makkelijker eigen maken.


Aan u, uw familie, buren, klasgenoten, vrienden en collega’s wil ik vragen ga met elkaar in discussie en vertel ons op basis van deze eerste druk welke woorden volgens u wel of niet thuis horen in het Rotterdams Woordenboek en met welke omschrijving. Zelf zal ik in januari, februari en maart 2016 op tournee gaan langs allerlei Rotterdamse Bibliotheken om samen met u in discussie te gaan welke woorden nu wel of niet thuis horen in het Rotterdams Woordenboek. Op www.rotterdamswoordenboek.nl kunt u zien wanneer ik bij u in de buurt ben. Bent u enthousiast en kunt u niet zolang wachten stuur u correcties of aanvullingen dan naar discussie@rotterdamswoordenboek.nl en wie weet staan u verbeteringen dan wel in de volgende editie van het Rotterdams Woordenboek. Hoogachtend, Erik Van Loon


Indeling Inleiding Deel I Rotterdamse Woorden Deel II Uitdrukkingen en gezegde Deel III Rotterdams Dictee Over de samenstellers



Deel I Rotterdamse Woorden


Wilma dank je wel, zonder jou had ik het nooit gekund

Met speciale dank aan: Hennie Sinnema Martin Brusse, KRVE Nico Sannes


0-9. 010…[nul tien]• Rotterdam, 010 is het telefoon netgebied dat overeenkomt met de regio Rijnmond en wordt in Rotterdam gebruikt door bepaalde groepen om zich te identificeren. De marktwaarde / naam Rotterdam is in reclame uitingen hierdoor in waarde gedaald / in onbruik geraakt. 020…[nul twin-tig]• Amsterdam 60 …[zes-tig]• Dit is een schilderij van Erik Van Loon dat in 2005 ivm de 60e herdenking van het bombardement van Rotterdam op de voorpagina van het Rotterdams Dagblad verscheen en onder 85.000 huishoudens werd verspreid.

a. Aaige…[Aai-ge]• Voor zichzelf Aal…[Aal]• Vrouw Aangort…[Aan-gort]• Stuk, defect” Aanhoekers…[Aan-hoe-kers]• Havenarbeiders die met een pikhaak vrachtkisten, -kratten of -netten hangend aan hijskraan op de kade plaatsen. Aanlopen…[Aan-lo-pen]• Tegen een van de “wagen” afgevallen lading lopen. Aanpikkelateur…[Aan-pik-kela-teur]• Havenwerker die een hijs met een haak of koek binnenhaalt. Aardbolbekleder…[Aard-bol-bekle-der]• Stratenmaker Aarecht…[Aa-recht]• Aanrecht Aarepel…[Aa-re-pel]• Aardappel Accederen…[Ac-ce-de-ren]• Die hond accordeert niet met anderen Achterwiel…[Ach-ter-wiel]• Rijksdaalder. Acro …[A-cro]• Vent. Afgaan…[Af-gaan]• Grote boodschap, verliezen. Afgelajen…[Af-ge-la-jen]• Overbeladen, Dronken” Afgiete…[Af-gie-te]• Plassen (bij mannen) Afleggertje…[Af-leg-ger-tje]• 2e hands kostuum. Afnokken…[Af-nok-ken]• Slui-

0-9 A


A

ten, stoppen, weggaan. Verbasterd van het engels to knock off Afpeigeren…[Af-pei-ge-ren]• Afzien, hardwerken Apie…[A-pie]• Een gewicht van 1 kg. Afpingele…[Af-pin-ge-le]• Afdingen Afpoeien…[Af-poe-en]• Iemand afzeiken Afrikaanderbuurt…[A-fri-kaander-buurt]• Naam van een wijk in Rotterdam-Zuid. In het voorjaar van 1904 gaf het gemeentebestuur uiting aan zijn sympathie voor de Zuidafrikaanse Boeren die tegen de Zuid Afrikaanse regering streden ter behoud van de slavernij. Ten eren en glorie van deze boeren-leiders die tegen afschaffing van slavernij streden is een plein met negentien omliggende straten vernoemd. Afromen…[Af-ro-men]• Laag voor laag verwijderen. Afsijt…[Af-sijt]• Buitenspel, verbasterd van Offside. Wordt soms ook als “Afsait” gespeld. Afstoken…[Af-sto-ken]• Nagaan of een stoker wel hetzelfde alcoholpercentage levert als hij beweert Aftaaien…[Af-taai-en]• Weggaan, vertrekken. Afzeiken…[Af-zei-ken]• Iemand onjuist behandelen, negatief met woorden bejegenen. Aggunnebbies…[Ag-gun-neb-bies]•

Armoe, armoedig (van Joodse oorsprong)” Agie…[A-gie]• Nieuwsgierig iemand Alebessenhos…[A-le-bes-senhos]• Van de in 1908 afgeschafte Rotterdamse kermis, die jarenlang in de zomer werd gehouden, was de eerste zaterdag het drukst. Het was dan de dag waarop de mensen van de eilanden, en uit gouda en delft kwamen. Overal waren buffetten en de traditionele drank ws aalbessen-jenever. Vandaar de alebessen-hos” Alebessie…[A-le-bes-sie]• Aalbessenjenever Amerikanen…[A-me-ri-ka-nen]• Ruw straatspel, waarbij die `hem was` door de anderen van achter op de geopende, onder de rechterschouder gehouden linker hand werd geslagen, waarna hij zich omdraaide en moest raden wie geslagen had” Ammaar…[Am-maar]• Alsmaar Ammenooitniet…[Am-menooit-niet]• Nee, nooit en te nimmer. Ammeulla…[Am-me-ul-la]• Nee. Amsterdam…[Am-ster-dam]• Iedereen die de stad bezoekt valt het op hoe weinig ontspannen veel Rotterdammers nog steeds met de hoofdstad omgaan. Amsterdam is een


spookbeeld, een zelfgecreerd vijandelijk bastion, een object van een vreemd minderwaardigheidscomplex. ■ “Amsterdam, waar leg dat dan?” - Cynische verwijzing naar het dorpse karakter van Amsterdam. Amsterdammertje…[Am-sterdam-mer-tje]• Een Amsterdammer noemt men in de haven een hijs, die uit een strop valt. In de Amsterdamse haven wordt zulk een hijs een Rotterdammertje genoemd. An…[An]• Aan of Waar - Hij is gestruve an een ziekte, D’r is niks van an.” Angelege…[An-ge-le-ge]• Aangelegd. Angsthaas…[Angst-haas]• Bangerik. Ankomme…[An-kom-me]• Verwachten Annie …[An-nie]• Meisje. Anrekenmenderen …[An-re-kenmen-de-ren]• Aanbevelen. Anschroeien…[An-schroei-en]• Zonnebaden Ap…[Ap]• Mafferd,gek” Apekooi…[A-pe-kooi]• De apekooi is de bijnaam voor een fietsenstalling die tot 2005 bij Station Rotterdam Blaak stond. Apelazurus…[A-pe-la-zu-rus]• Zeer dronken Apen…[A-pen]• Je kinderen. in de zin van: die apen van mijn zijn weer lekker bezig geweest..

Apenkuthaar…[A-pen-kut-haar]• Nep bont Apenrots …[A-pen-rots]• 1. De apenrots was een bouwsel bij de ingang van de oude diergaarde Blijdorp. De apenrots was een bouwsels ontworpen om de leden van de diergaard te plezieren.

2. Aan de voet van de Erasmusbrug (centrumzijde) staat een hedendaagsde apenrots. Dit object dat bestaat uit verschillende betonnen elementen van 30 bij 30 cm die in hoogte verspringen is bedoeld om passanten uit te dagen om te bewegen. ■ “De apenrots” - is een Rotterdamse uitdrukking voor een afdeling binnen een bedrijf waar uitgerangeerde managers geen kwaad meer kunnen berokkenen. Apie …[A-pie]• Zijde 1 van de dobbelsteen. Apies…[A-pies]• Genoeg Appelsienen…[Ap-pel-sien-en]• Sinaasappels. Apprepo…[Ap-pre-po]• Apropos, zelfvertrouwen. Zeg dat

A


nou niet, daar breng ie ‘m mee van z’n apprepo” B Apteek…[Ap-teek]• Apotheek Arebeie…[A-re-be-ie]• Aardbeien Areple…[A-re-ple]• Aardappelen Arie…[A-rie]• In de haven noemde iedereen elkaar Arie, wanneer je de naam van iemand even niet wist riep je: “” Arie””, wat stond voor ik weet even niet hoe je heet maar let op. Arie werd als een soort geuzennaam gebruikt. “ As…[As]• Als Asbak…[As-bak]• Een zeer onaangenaam persoon Asem…[A-sem]• Adem Asjozeren…[A-sjo-ze-ren]• Associeren Asseransie…[As-se-ran-sie]• Assurantie Astemblaft…[A-stem-blaft]• Alstublieft Astie…[As-tie]• Als (hij) die Atteno(o)ie…[At-te-noo-ie]• Dat is wat, allemachtig” Attenooielijne…[At-te-noo-ielij-ne]• Als je ergens verbaast over ben of het nie ken geloven Azzie…[Az-zie]• Als hij

A

b. Baanders…[Baan-ders]• Benen Bagger…[Bag-ger]• Poep. Bagger Schijte = Van angst peopen, in de broek doen” Bai…[Bai]• Bij. Bajes…[Ba-jes]• Gevangenis

Bak…[Bak]• 1. Gevangenis, 2. Auto, 3. Mop Bakken…[Bak-ken]• Zonnebaden Bakkelijen…[Bak-ke-lij-en]• Vechten. Bakkes…[Bak-kes]• Bek - mond. Verbastering hou je bakkes is hou je mond Bakkie…[Bak-kie]• 1. Koffie, 2. Een motorboot ■ “Kat in ‘t bakkie” - Simpel, eenvoudig. ■ “Een bakkie doe” - Koffie drinken ■ “Een bakkie hartklep” - een erg sterke bak koffie.


Bakkuhs…[Bak-kuhs]• Gezicht. Bakra…[Ba-kra]• Nederlander (als scheldwoord door surinamers gebruikt) Balle…[Bal-le]• Bij afscheid nemen van iemand, tot ziens Balleefd…[Bal-leefd]• Dank U. Ballen…[Bal-len]• Guldens Balletje…[Bal-le-tje]• 1. student 2. zat, bezopen.” Bammetje…[Bam-me-tje]• Boterham Bamzaaien…[Bam-zaai-en]• Gokspelletje om te kunnen kiezen, wie er een rondje moet geven” Banjeren…[Ban-je-ren]• Lopen zonder doel. ‘Wat ga je doen?’ Beetje rondbanjeren. Bankie…[Bank-ie]• Bankje Bargoens …[Bar-goens]• Is een term voor de geheimtaal die in Nederland in de eerste helft van de twintigste eeuw werd gehanteerd door daklozen, landlopers, rondtrekkende handelaren, (markt)kooplieden, kermisklanten en onderwereldfiguren (penoze). Deze taal werd tot de Tweede Wereldoorlog in het centrum van Rotterdam veel gesproken. Door het Bombardement van Rotterdam en de daarop volgende grote brand is de taal met het uitverhuizen van 25.000 gezinnen en families voor Rotterdam grotendeels verloren gegaan. Barrels…[Bar-rels]• Stukken, aan

barrels = in stukken vernield Bassa…[Bas-sa]• Bar en kassa Batje…[Bat-je]• Achterlijk batje, om extra duidelijk te maken, dat men die persoon gestoord vond” Batsies…[Bat-sies]• Zwarte dure gympen, zwarte gymschoenen” Bavianen…[Ba-via-nen]• Vreten. Bebobhaar…[Be-bob-haar]• Zeer kort geknipt haar, `crew cut `, broche” Beddepisser…[Bed-de-pis-ser]• Pissebed Beeren…[Beer-en]• Vol voor gek zetten. Beethouden…[Beet-houd-en]• Vasthouden, beetnemen” Beffen…[Bef-fen]• Rechters Behuizenbikker…[Be-huiz-enbik-ker]• Souteneur Beiaardier…[Be-iaar-dier]• Kerkorganist. Beis…[Beis]• Twee Beissie…[Beis-sie]• Dubbeltje (oud) Bejje…[Bej-je]• Ben je Bek…[Bek]• Mond Bekaaid…[Be-kaaid]• Slecht, Ternauwernood” Bekant…[Be-kant]• Bijna, bijkans, haast” Bekken…[Bek-ken]• Tongzoenen Belatafeld…[Be-la-ta-feld]• Ben je gek geworden, belazerd” Bellobom …[Bel-lo-bom]• Bij-

B


naam voor een blindganger uit de Tweede Wereldoorlog, die in 1988 in de Bellevoysstraat werd B geruimd. Belnee…[Bel-nee]• Welnee Bemajemen…[Be-ma-je-men]• Bewateren Bemonsteren…[Be-mon-ste-ren]• Ladingmonster afnemen Benenwagen…[Be-nen-wa-gen]• Lopend (met de….) ■ “Met de benenwagen” Lopend Benno…[Ben-no]• Prins Bernhard Berenlul…[Be-re-lul]• Frikandel Beren…[Be-ren]• 1. Poepen, 2. Verraden” Berenspek…[Be-ren-spek]• Ontbijtkoek Berichie…[Be-rich-ie]• Bericht. Berojemen…[Be-ro-je-men]• Bekijken Beschandaliseren…[Be-schanda-li-se-ren]• Iemand in een kwaad daglicht stellen. Besjoer…[Be-sjoer]• Goedendag, Bon Sjour” Besjokke…[Be-sjok-ke]• Niet goed bij je hoofd Besnuffeld…[Be-snuf-feld]• Gek (op een onaangename manier) Besodemietert…[Be-so-de-mietert]• Informeel bedriegen Besuikerd…[Be-sui-kerd]• Gek Beteije…[Be-tei-je]• Laat maar effe beteije, laat maar even afkoelen.” Betoegd…[Be-toegd]• Rijk. Beurs…[Beurs]• Het door ridder

Adriaen van der Werff ontworpen beursgebouw aan het voormalig beursplein dateerde van 1722 de grote hal, die men gevormd had door de binnenplaats te overkappen, was van 1867. Bewiegemen…[Be-wie-ge-men]• Verdienen, stelen” Bewonersinitiatief…[Be-wo-nersini-tia-tief]• Een idee van de D66 om bewoners meer betrokken te maken bij de stad door hen te vragen goede initiatieven in te dienen. Bezoeten…[Be-zoe-ten]• Geld Bezol…[Be-zol]• Goedkoop Biekwammes…[Bie-kwam-mes]• Iets wat groot is Bib…[Bib]• Bibliotheek Biede…[Bie-de]• Weg, weglopen” Bieden…[Bie-den]• Iemand in elkaar slaan Bief …[Bief]• Een twist, een meningsverschil, ruzie. Biek…[Biek]• Puik, fijn, gaaf.” Biekwammes…[Biek-wam-mes]• Groot Bietsen…[Biet-sen]• Lenen, bedelen, Schooien” Bietser…[Biet-ser]• Bedelaar Bietskommer…[Biets-kom-mer]• Bedelaar Bijtspeikers…[Bijt-spei-kers]• Tanden Bik…[Bik]• Voedsel, eten” Bikken…[Bik-ken]• Eten Bikwammes…[Bik-wam-mes]•


Groot zeeschip Billekoek…[Bil-le-koek]• Slaag Bitwijs…[Bit-wijs]• Wijzer maken, weg wijs maken op een werkplek. Blaaks…[Blaak-se]• Blaakse Bos is de bijnaam voor de Kubuswoningen. Blaaskaak…[Blaas-kaak]• Opschepper Blaffer…[Blaf-fer]• Revolver Blaftaks…[Blaf-taks]• Honden belasting Blakkaman…[Blak-ka-man]• Gekleurd (zwart) persoon Blauw…[Blauw]• Dronken ■ “Blauw lampie” - Blauw oog ■ “Blauw stoepie”- Krijgertje, waarbij je op de stoep en trottoir vrij was. Blauwe…[Blau-we]• Politie ! De politieauto’s in de 70’er jaren waren blauw” Blauwpijper…[Blauw-pij-per]• Scheldwoord indonesies en Chrevelot politieauto met 6 verbrandingspijpen. Blikkie…[Blikkie]• Blikje. Blikvaste…[Blik-vas-te]• Dagloners Blikzult…[Blik-zult]• Boterhammenworst, en omdat deze altijd in een blik zat werd blik zult” Blitz…[Blitz]• Coupe soleil Bloedblaar…[Bloed-blaar]• Alpino Bloedblein…[Bloed-blein]• Bloedbaar Bloedverziekend…[Bloed-ver-zie-

kend]• Heel erg, “bloedverziekend heet = heel erg heet” Bloedzuiger…[Bloed-zuiger]• Maandverband. Bloeie…[Bloei-e]• Bloeden Blokken…[Blok-ken]• Studeren Blom…[Blom]• Bloem Blunderput…[Blun-der-put]• De blunderput (officiele naam museumpark parkeergarage Rotterdam)is een ondergrondse onder het museumpark nabij museum boijmans van beuningen in Rotterdam. Deze parkeergarage heeft een capaciteit van 1150 parkeerplaatsen en een waterberging met een capaciteit van 10.000 m. De Rotterdamse gemeenteraad ging op 3 juni 2005 akkoord met het plan en de eerste paal werd op 9 september 2005 geslagen. Door diverse perikelen rond de bouw duurde de bouw geen 2 jaar maar 8 jaar en is de garage algemeen bekend geworden onder de bijnaam blunderput. Blut…[Blut]• Geen geld meer hebben Bocht…[Bocht]• Vieze drank Boeler…[Boe-ler]• Flikker,poot.” Boer…[Boer]• Groninger. Boerenhufter…[Boer-en-huf-ter]• Stommerd. Boerenland…[Boer-en-land]• De provincie Boerenlul…[Boer-en-lul]• Vis

B


Boerenzij…[Boer-en-zij]• Rotterdam Zuid B Bofkant…[Bof-kant]• Marzelaar. Bok…[Bok]• Voor lul gezet.Bok!(zie je nou wel). Bokkeslinger…[Bok-ke-sling-er]• Een bokkeslinger was met name voor de oorlog de geuzennaam voor de mariniers in Rotterdam. Ook hing er een negatieve klank aan, wanneer een meisje met een marinier ging, dat beloofde over het algemeen niet veel goeds.” Bokkiewokkie…[Bok-kie-wok-kie]• Allochtoon Boks…[Boks]• Boks,matie,zie je!” Bollebof…[Bol-le-bof]• Bofkont Bolus…[Bo-lus]• Hoofd, Drol” Bolwerk…[Bol-werk]• Opgang naar Willemsbrug. Aan de voet van de Willemsbrug staat het Witte Huis met daarin het bekende cafe Het Bolwerk. Bom…[Bom]• (zure) augurk Bombardement…[Bom-barde-ment]• Op 14 mei werd Rotterdam getroffen door een bombardement met daarop volgende brand van Rotterdam.

Op de foto hierboven uit 1940 zie je een trein het station Blaak binnenrijden. De exacte datum van deze foto is niet bekend. Bomen…[Bom-en]• Praten Bonken…[Bon-ken]• Neuken Bonkie…[Bon-kie]• Een grote knikker Bonnefooi…[Bon-ne-fooi]• Op goed geluk Boojem…[Bo-dem]• Bodem Boompjes…[Boom-pjes]• Een dubbele rij lindebomen, die in 1615 tussen de Oude Haven en de Leuvehaven langs de rivier geplant werd, is de oorsprong van de naam van de boompjes. Het eerste huis aan de boompjes kwam in 1641 gereed.” Bootwerker…[Boot-wer-ker]• Vrroege benaming van arbeider die bij een stuwadoor het ambacht beoefent van het laden en lossen van schepen en andere transportmiddelen. ■ “Handen als van een bootwerker” - grote handen Bordeelsluipers…[Bor-deel-sluipers]• Suëde schoenen Bos…[Bos]• Een stapel hout voor de deur = grote buste Botergeil…[Bo-ter-geil]• Zo geil als boter,dat is maar goed ook. Helemaal geil op meiden en dingen.” Botersloot…[Bo-ter-sloot]• Oorspronkelijke naam van een wetering. De naam doelde


op de zuivelprodukten, die er aangevoerd wrden. In 1866 werd besloten tot demping over te gaan.” Botlek…[Bot-lek]• Het eerste na de tweede wereldoorlog tot ontwikkeling gekomen nieuwe haven- en industriegebied. Botterik…[Bot-te-rik]• Iemand die onvriendelijk zonder medegevoel praat. Bout…[Bout]• Stront Boutbikker…[Bout-bik-ker]• Vrek, strontvreter” Bouten…[Bou-ten]• Poepen Bovenkamer…[Bo-ven-ka-mer]• Hersens Bovenlicht…[Bo-ven-licht]• (Bovenlichie) klapraam boven een een deur of venster Bradda…[Brad-da]• Vriend, broer” Brammetje…[Bram-me-tje]• Patatje van bram ladage Bramstaglopers…[Bram-stag-lopers]• Kapucijners Brander…[Bran-der]• `achtervanger` bij puttenloop [zie bij broekie lopen] Brandgrens…[Brand-grens]• De brandgrens is de grens tot waar, als gevolg van het duitse bombardement en de daarop volgende branden, de woningen verwoest waren. Rotterdam heeft na de oorlog gekozen voor vernieuwing van de binnenstad en niet voor herbouw. Lange tijd werd in Rotterdam de

wederopbouw gevierd en wel op 18 mei, de dag waarop werd begonnen met puinruimen. Vooruitkijken en niet terugblikken was het devies. Het exacte tracé van de brandgrens is in kaart gebracht door ir. Koos hage. In 2006 besloot het gemeentebestuur de brandgrens naar idee van sp coryfee manuel kneepkens blijvend te markeren met behulp van fraai vorm gegeven lampjes in het plaveisel. Voor de markering werd een prijsvraag uitgeschreven die werd gewonnen door adriaan geuze. Sinds 2015 worden de slachtoffers van de grote brand van Rotterdam jaarlijks herdacht door Rotterdammers die op elke hoek van de brandgrens tegelijkertijd een gedicht over de grote brand voordragen. 75 Rotterdammers Herdenken 75 Jaar Bombardement was een reactie op de Brandgrensrun waarbij duizenden mensen langs de getroffen straten en huizen renden alsof de brandgrens een pretpark betreft. In 2015 waren dat 75 Rotterdammer met bijna 600 toeschouwers, in 2016 worden dat 76 Rotterdammers en dan elk jaar weer meer Rotterdammers en publiek. Brassen…[Bras-sen]• Veel drinken. Breje…[Bre-je]• Iets wat breed

B


is b.v. Een brede straat, (breje leverworst) is haagse leverworst, omdat dit een grote ronde B leverworst is” Brenge…[Bren-ge]• Brengen Brieffie…[Brief-fie]• Briefje, briefgeld.” Briejenoord…[Brie-je-noord]• Brienoordbrug. Brik…[Brik]• Oude fiets!Geef mij een brik d.w.z:Geef me een kans,Mag ik erlangs.” Brikkie…[Brik-kie]• [oude] auto, fiets” Brillejood…[Bril-le-jood]• Scheldwoord voor iemand die bril dragend is Broadway…[Broad-way]• Ijsboer op de Beijerlandselaan, een begrip op Zuid, ook bekend om zijn snoep automaten. De IJsboer sloot in 2000 zijn deuren. Broekhoest…[Broek-hoest]• Wind laten Broekie…[Broe-kie]• 1. broek ■ “Broekie lopen” - Straf oefening, waarbij het slachtoffer van achter tegerlijkertijd bij de kraag en bij het kruis werd opgetild om vervolgens in die toestand te worden opgejaagd. ■ “Broek no bil” - Mager persoon Brogem…[Bro-gem]• Kerel, man” Brombeer…[Brom-beer]• Iemand die veel moppert. Broodmolen…[Brood-mo-len]• Gezicht, mond”

Broog…[Broog]• Gekke , vreemde jongen” Brootram…[Broot-ram]• Brood. Broteram…[Bro-te-ram]• Boterham Bruinwerker…[Bruin-wer-ker]• Scheldwoord voor een mannelijke homoseksueel Buffelen…[Buf-fe-len]• Hard en zwaar werken Buizen…[Bui-zen]• Stevig drinken, Zuipen, pijpen” Bukshag…[Buk-shag]• Tabak van sigarettenpeukjes, die van de straat werden opgepakt” Bulten…[Bul-ten]• Poepen Bunkeren…[Bun-ke-ren]• Volstouwen met eten Bunzig…[Bun-zig]• Bang, vies Burgemeestertje…[Bur-ge-meester-tje]• Een strafoefening, waarbij van alleen mannelijke slachtoffer de onder en bovenbroek van lichaam werd afgestroopt Bussen…[Bus-sen]• Als de jeugd in Hoogvliet zich verveelde jaren 80 / 90 gingen ze nogal eens met de bus mee. Je stapte dan op de bus en reed bijvoorbeeld tot het eindpunt, en nam dan weer de volgende of een andere buslijn. we zaten dan gezellig te kletsen in de bus” Bussietrap…[Bus-sie-trap]• Variatie op verstoppertje, waarbij een leeg blikje werd weggetrapt en doordegene die ‘hem was’


werd opgehaald en achteruit lopend werd teruggebracht” Buste…[Bus-te]• Borsten Buttplug…[Butt-plug]• 1. dit is een dildo achtig voorwerp dat in de anus moet worden aangebracht om deze voor korte of lange periode af te sluiten. 2. Kabouter buttplug (Santa Claus) veroorzaakte de grootste plaatselijke kunstrel van de laatste decennia. En het beeld ziet er zo vriende-

lijk en goedmoedig uit. Wat is het probleem? Deze kerstman heeft geen kerstboompje in zijn hand, maar een butt plug, een artikel in het kader van de seksuele pret. Toen politiek en publiek dat wisten, begon een

lange discussie die tot ver over de grenzen reikte. Smakeloos en aanstootgevend, vindt de een. Dat Dat is een hypocriet standpunt in onze van commerciële seks doortrokken tijd, zegt de ander. Is dit elitaire smaakterreur, of moet kunst juist het debat stimuleren? En mag dat op straat, of moet dat in de beslotenheid van een museum gebeuren? Natuurlijk waren naar Nederlands gebruik de financiën een argument in het debat. Het beeld kostte 180.000 euro, wat voor een groot werk van McCarthy een koopje is. De Amerikaanse kunstenaar geldt als een topper in de kunstwereld. Het zachte prijsje is te danken aan de scherpe onderhandelingen van (toenmalig) commissievoorzitter Joop van Caldenborgh. Intussen werd het beeld als een hete aardappel over mogelijke locaties door de stad geschoven. Uiteindelijk bood Museum Boijmans Van Beuningen het beeld asiel, zoals dat al met eerdere beelden was gebeurd. Buuf…[Buuf]• Buurvrouw Buum…[Buum]• Buurman

B


c. C Cameragevoelig…[Ca-me-ra-geD

voe-lig]• Fotogeniek uit gedicht van jules deelder Campingsmoking…[Cam-pingsmo-king]• Fel gekleurd trainingspak van het merk Kangaroo waarin de house generatie uitging, naar zijn werk ging en op vakantie gekleed ging” Celeritas…[Ce-le-ri-tas]• Oude naam van voetbalclub Feyenoord. Centenbak…[Cen-ten-bak]• Openstaande mond met vooruitgeschoven onderkaak waardoor je er “een muntje” in kunt gooien. Charlois…[Char-lois]• Wijk in Rotterdam-Zuid waarvan de naam dient als lakmoesproef. Schrijf de naam op een bordje, houd hem aan een testpersoon voor. Alleen als hij “Sjaarloos” zegt, mag hij door.” De eerste (primitieve) bewoning in Charlois gaat terug tot voor het jaar 1200. In 1458 wordt het gebied “De Reijerwaard” waar Charlois in ligt door Filips van Bourgondië aan zijn zoon Karel de Stoute geschonken. De naam Charlois is afkomstig van het graafschap Charolais in het huidige Frankrijk dat toen in het bezit was van Karel de Stoute.

Chocoladepitjes…[Cho-co-la-depit-jes]• Hagelslag Coaster…[Coa-ster]• Kustvaarder Coentunnel…[Coen-tun-nel]• De coentunnel is de spelerstunnel in feijenoordstadion. Deze spelerstunnel is vernoemd naar de oud voetballer Coen Moulijn. Colchos-eiland…[Col-chos-eiland]• Oude naam voor de goudschesingel Coners-pinantie…[Co-ners-pinan-tie]• Spelregel bij straatvoetbal, waarbij, door gebrek aan ruimte, voor drie corners een penalty werd toegekend” Crack…[Crack]• Coke

d. Daalder…[Daal-der]• Rijksdaalder (geld) Daaps…[Daaps]• Gek- kierewiet Daaro…[Daar-o]• Daar, Daarzo” Daggie…[Dag-gie]• Dacht jij Dakakker…[Dak-ak-ker]• Dakker en tuin op het dak Dakhaas…[Dak-haas]• Straatkat die vaak op schuurdaken zit. Dakrat…[Dak-rat]• Duif Daluk…[Da-luk]• Dadelijk, Straks, dadelijk, zometeen” Dalver…[Dal-ver]• Bedelende zwerver


Da’s…[Da-is]• Dat is Dauwtrappen…[Dauw-trap-pen]• ‘s Ochtends vroeg wandelen, Deizen…[Dei-zen]• Kalm houden ■ “Deis je of hou je gedeisd” - Vermaning om je rustig te houden Dekgast…[Dek-gast]• Havenwerker met taken aan dek in plaats van in de put of aan de wal Delfshaven…[Delfs-ha-ven]• Een wijk in Rotterdam waarvan de geschiedenis in 1389 begon met het graven van een vaart die aan

Delft een verbinding met de Maas moest geven. Een sluis in de zeedijk en een kolk gaven toegang tot de rivier. Piet Hein, een van de grootste zeerovers, piraat aller tijden is in Delfshaven geboren. Wenceslaus Hollar (1607–1677) Delta…[Del-ta]• Gekkenhuis Dem…[Dem]• Er mooi uitzien Derdehand …[Der-de-hand]• Dit is een takel die in het verleden vaak werd gebruikt in de haven. Dibbus…[Dib-bus]• Vriend Dieffie…[Dief-fie]• Diefie met verlos is een soort verstoppertje,

waarbij degenen die werden gepakt op de ‘buut’ door aantikken verlost konden worden. Dieken…[Die-ken]• Neuken. Diergaarde…[Dier-gaar-de]• In 1855 werd in de buurt van de Kruiskade, een tuin (gaarde) ingericht voor fazanten en watervogels. Daarmee is de Diergaarde Blijdorp een van de oudste dierentuinen van Nederland. Op 12 mei 1940, twee dagen voor het bombardement van Rotterdam, werd de oude dierentuin zwaar beschadigd door bommen. Bij het grote bombardement werd de dierentuin niet getroffen. De dierentuin was toen al grotendeels verplaatst naar de huidige locatie.Bij het bombardement op 12 mei 1940 kwamen veel dieren om, terwijl een paar andere ontsnapten. Zo liep er een zebra door een winkelstraat en enkele zeeleeuwen zwommen in de singels van de stad. Dievebende…[Die-ve-ben-de]• Enorme rommel Dikkels…[Dik-kels]• Heel vaak, dikwijls” Ding…[Ding]• Het ding, is de bijnaam van de ruimtelijke constructie dat sinds 1957 de nieuwbouw van warenhuis de bijenkorf aan de coolsingel flankeert. De officiele naam van Naum Gabo’s kunstwerk

D


is “Ideologische bijdrage tot het constructivisme”. Het ding weegt circa 40.000 kilo en wordt ook wel eens het treinongeluk genoemd. D Dinges…[Ding-es]• Als je niet op een naam kan komen van een ding of persoon Diskusi…[Dis-ku-si]• Discussie Dissen…[Dis-sen]• Iemand voor gek zetten Doch…[Doch]• Dacht Dodo…[Do-do]• Suffert Doekie…[Doe-kie]• Geld Doelen…[Doe-len]• Reeds in de vijftiende eeuw beschikten zowel de handboogschuters als de voetboogschutters over een “doelen”, die naar aangenomen kan worden, aan de coolvest stond.” Doft…[Doft]• Een zitbank in een roeiboot Dokke…[Dok-ke]• Betalen Dokkus…[Dok-kus]• Geld Dolf…[Dolf]• Vier Dollekit…[Dol-le-kit]• Gekkenhuis Dolmen…[Dol-men]• Slapen Dommekracht …[Dom-mekracht]• Een soort koevoet op wieltjes, in gebruik om zware kisten iets op te heffen zodat er een touw onderdoor getrokken kon worden. Donder…[Don-der]• Slaag of een grote mond krijgen. Gestraft worden. Dondersteen…[Don-der-steen]•

Boefje, kreng, kwajongen Donni…[Don-ni]• fl 10 gulden. Nu ook € 10,Donderstraaltop…[Don-derstraalt-op]• Ga weg Dooiefons…[Dooi-e-fons]• Uitvaartverzekering Doorblaffe…[Door-blaf-fe]• Pijpen Doordewijker…[Door-de-wijker]• Een wijkbewoner die een wijkgenoot komt helpen. Niet als vrijwilliger of als professional, maar precies daar tussen in. Betaalbare sociale handige hulp in huis. “ Doordouwer…[Door-dou-wer]• Iemand die zijn zin wil krijgen, niet kunnen stoppen” Doordrammen…[Door-drammen]• Iemand die blijft alsmaar doorpraten. Doorsteker…[Door-ste-ker]• Een kist of krat zo gestapeld dat er gemakkelijk een touw onderdoor gedaan kan worden. Doos…[Doos]• Wc Doppen…[Dio-pen]• 1. Ogen, 2. Vingeren!” Dordt…[Dordt]• Dordrecht Douwe…[Douw-e]• Duwen Dozer…[Do-zer]• Bulldozer Draaie…[Draai-e]• Hinderlijk heen en weer lopen Drankorgel…[Drank-or-gel]• Alcolist Drie-jaar-garantie-haar…[Driejaar-ga-ran-tie-haar]• Pruik of toupet


Drinkenboer…[Drink-en-boer]• Iemand die veel drinkt. Drol…[Drol]• De drol is de bijnaam voor Willem de Kooning’s kunstwerk Seated Woman op het Weena. Drollenvanger…[Drol-len-vanger]• Broek met laag kruis” Droppel…[Drop-pel]• Druppel Drukker…[Druk-ker]• Straf Dubbelt…[Dub-belt]• Dubbel Duisenden…[Duis-en-den]• Duizenden. Duivelsklauw…[Dui-vels-klauw]• Een lange ketting met twee haken om kisten op te tillen. Duiven…[Dui-ven]• Hoer, ■ “Hok met makke duiven” bordeel Duoloog …[Du-o-loog]• Een gesprek tussen twee mensen Duppie…[Dup-pie]• 10 cent Duuzend…[Duu-zend]• Duizend

e. Echt…[Echt]• Volgens mijn oma betekent dit ‘leuk’ of fijn om te doen. Fijn of prettig. Dat vind ik niet echt = dat vind ik niet prettig Ect…[E-c-t]• Afkorting voor de Europe Container Terminus gebouwd van 1960 tot 1970. Aan de ect meerde containerschepen af. Het eerste containerschip ss. Fairland meerde op 3 mei 1966

in de Rotterdamse haven aan. Eersie…[Eer-sie]• Ik ben het eerst aan de beurt gevolgd door ‘tweesie, dersie’” Effe…[Ef-fe]• Even Eigen…[Ei-gen]• Zelf ■ “Me eigen” - Mijzelf Elevator…[E-le-va-tor]• Een kraan met een lange stofzuigerslurf om graan en ander losgoed uit een schip op te zuigen. Elevatorbaas…[E-le-va-tor-baas]• oefent toezicht op de gehele elevator bij het elevatorbedrijf. Elevatorschipper…[E-le-va-torschip-per]• zorgt voor het afmeren en ankeren van de elevator. Elebogenstoom…[E-le-bo-genstoom]• het door handkracht bedienen van de gaffels van een elevator of hijswerktuig. Elluf…[El-luf]• Elf Emma…[Em-ma]• Hotel emma, het politiebureau eendrachtsplein” Emmer…[Em-mer]• Kop (emmer koffie) Engelenbak…[En-ge-len-bak]• Achterbalkon in theater of kerk Enzovoortsie…[En-zo-voort-sie]• Enzovoort Eppo…[Ep-po]• Mannelijke naam voor iemand die je niet bij de naam wil noemen. Eppolientje…[Ep-po-lien-tje]• Bij meisjes gebruiken om haar

E


niet te gunnen. Erasmianum…[E-ras-mi-a-num]• Het erasmiaans gymnasium is voortgekomen uit de school van Rotterdam, waarin in 1327 voor het eerst het bestaan blijkt. Het beheer, toen in handen van E de Graaf van Holland, kwam in 1351 aan de stad. Over de F vroegste tijden is weinig bekend. Uit brieven van Erasmus blijkt, dat in 1524 ook Grieks werd gegeven en dat in 1529 een Latijnse leergang van hem werd gebruikt.” Etterbak…[Et-ter-bak]• Treiteraar, een onaardig persoon” Etui…[E-tui]• Bed Euries,…[Eu-ries]• De euro Euromast…[Eu-ro-mast]• De euromast werd geopend op 25 maart 1960, dezelfde dag waarop de internationale tuinbouw tentoonstelling floriade werd geopend. De torenschacht van de uitkijktoren in 102,60 m hoog. Het hoogste punt strekt zich 170 meter boven n.a.p uit.” Ewa…[E-wa]• Ewa is het Rotterdamse woord voor ‘Hallo’ of ‘Hoe gaat het’ Ezelenbaas…[E-ze-len-baas]• met baal of kist in de handen staan wachten, omdat een ander nog bezig is. Ezeloren…[E-zel-o-ren]• opkortingen in een strop.

f. Falie…[Fa-lie]• Op je falie krijgen, op je kop, op je donder krijgen, straf en straf, of slaag krijgen” Fedussie…[Fe-dus-sie]• Vertrouwen Feesie…[Fee-sie]• Feestje Feestvarken…[Feest-var-ken]• Iemand die jarig is. Fesie…[Fe-sie]• Gezicht Feyenoord…[Fe-ye-noord]• Rotterdamse voetbal- en athletiek vereniging opgericht op 19 juli 1908 in café de Keyzer, door jongelui die speelden op het plein voor de Wilhelminakerk. Het speelveld werd het Afrikaanderplein en er werd gevoetbald in rood shirt met blauwe mouwen en witte broek. “Celeritas”was de naam van de club. Men voelde niets voor woorden, veel meer voor daden. Na de promotie naar de Nederlandse Voetbal Bond veranderde de naam in Feyenoord omdat er in de N.V.B. al een Celeritas was. In 1924 werd Feyenoord voor de eerste maal landskampioen 1st klas.” Fibeldefors…[Fi-bel-de-fors]• Met bekwame spoed Fietje…[Fiet-je]• Tafelvoetballen Fiets…[Fiets]• Manier


■ “op die fiets”- op die manier Fietsenrekkie…[Fiet-sen-rek-kie]• Slecht gebit Fietsenstalling…[Fiet-sen-stalling]• Slecht gebit Figuur…[Fi-guur]• Persoon Fik…[Fik]• Brand Fikken…[Fik-ken]• Handen Fim…[Fim]• Ring Fladder…[Flad-der]• Krant Flappen…[Flap-pen]• Bankbiljetten Flappentap…[Flap-pen-tap]• Pinautomaat Flappie…[Flap-pie]• Drinkenskruikje Flesser…[Fles-ser]• Bedrieger Flex…[Flex]• Goed, leuk” Flik…[Flik]• Kaart Flikker…[Flik-ker]• Scheldwoord voor een homoseksuele man, niets van hij weet geen flikker, lui van hij voert geen flikker uit of slecht zien van ik zie geen flikker” Flikkerstrikkie…[Flik-ker-strikkie]• Vlinderdas Flippen…[Flip-pen]• Balen Flipspuit…[Flip-spuit]• Hofplein fontijn Fluitjepoep…[Fluit-je-poep]• Die is fluitjepoep, Die is kassiewijle” Foetsie…[Foet-sie]• Weg. Fok…[Fok]• Bril Fokkebussie…[Fok-ke-bus-sie]• Brillenkoker Fokker…[Fok-ker]• Bedelaar Fokketank…[Fok-ke-tank]• Bril-

lendoos Fokpremie…[Fok-pre-mie]• Kinderbijslag Foks…[Foks]• Geld, goud” Fozen…[Fo-zen]• Vrijen Freggels…[Freg-gels]• Macho jongens uit de Beverwaard Frokkie…[Frok-kie]• Hemd

g. Gaaf…[Gaaf]• Mooi, leuk, cool Gaajus…[Gaa-jus]• Groepje mensen wat zich misdraagd Gaannie…[Gaan-nie]• Dat is onmogelijk Gabber…[Gab-ber]• Was ooit een woord voor een vriend, maar werd in het Rotterdamse Parkzicht tot de term voor een kaalhoofdige liefhebber van een bepaald soort muziek -gabberhouse.” Galbak…[Gal-bak]• Nare man, naar onaangenaam mens, engerd” Gallemiese…[Gal-le-mie-se]• Dat je maar beter op kan rotte of weg moet gaan Gandre…[Gan-dre]• Stille agent Ganie…[Ga-nie]• Gaat niet Gannef…[Gan-nef]• Boef Gape…[Ga-pe]• Geeuwen Gassie…[Gas-sie]• Hoed. Gast…[Gast]• Jongen Gat…[Gat]• Kont, kan ook verwijzen naar Jan met het Gat

F G


(Beeld de verwoeste stad) van zadkine, blaak” Gauw…[Gauw]• Snel Gebloemkoold…[Ge-bloem-koold]• Hand in hand lopen (vingers door elkaar gestrengeld) Gedallast…[Ge-dal-last]• Arm, dit is een vervoeging van de voormalig Amerikaanse soapserie Dallas. Dallas werd tussen april G 1978 en mei 1991 in Nederland uitgezonden. De serie draaide om de familie Ewing, die haar fortuin had gemaakt in de olie-industrie. Geef…[Geef]• Kom dan, ■ “Geef tik” - Uitdaging tot een gevecht. Geeltje…[Geel-tje]• 25 gulden. Geep…[Geep]• Gek,mafferd” Geepekop…[Gee-pe-kop]• Scheldwoord, betekend zoiets als malloot” Gefeliciflapstaart…[Ge-fe-li-ciflap-staart]• Gefeliciteerd Geflest…[Ge-flest]• Opgelicht Gehad…[Ge-had]• Gekregen. ook al heb je het nog je hebt het toch gehad Gehak…[Ge-hak]• Gehakt, Geileweg…[Gei-le-weg]• Populaire naam voor de Keileweg. In de jaren 1990 en 2000 was hier de tippelzone van Rotterdam. Gein…[Gein]• Onzin Geit…[Geit]• Gereformeerd, fietsen in groepjes naar school” Gekkenhuis…[Gek-ken-huis]• Psychiatrische instelling, je kan

ook iemand een gekkenhuis noemen je begrijpt wel waar die dan thuis hoort” Gekkie…[Gek-kie]• Om de lol Gemak…[Ge-mak]• Wc Gemeentepils…[Ge-meen-te-pils]• Water, dat door de kleur van koper en veel gruis in Rotterdam altijd een gele troebele kleur had. Geneze…[Ge-ne-ze]• Kerel Geps…[Geps]• Gesp van een riem Geraffineerd…[Ge-raf-fi-neerd]• Gereformeerd. Geen asem Gerolen…[Ge-ro-len]• Geruild,ruilen” Gers…[Gers]• Gaaf/mooi/leuk geweldig, tof, heel goed” Ges…[Ges]• Slim of goochem Gescheften…[Ge-schef-ten]• Paardentuig Geschuffeld…[Ge-schuf-feld]• Gek, gestoord” Gesnopen…[Ge-sno-pen]• Gesnapt,iets begrijpen( hij heb het...)” Gestrekt…[Ge-strekt]• Liggen ■ “Gestrekt gaan” - Gaan slapen Geteisem…[Ge-tei-sem]• Gespuis Giechel…[Gie-chel]• Mond of gezicht Giegel…[Gie-gel]• Gezicht Gis…[Gis]• Slim of goochem. Gleuf…[Gleuf]• Een vrouwelijk persoon die zich lullig en zeikerig opstelt


Gleuvedouwer…[Gleu-ve-douwer]• Postbode Glimmerikken…[Glim-me-rikken]• Ogen Gloeiende…[Gloei-en-de]• Gloeiende knijp = Wanneer er niet direct gehoor aan de kwajongensstreek werd gegeven, werd de uitdaging versterkt” Godmajoor…[God-ma-joor]• Dronken Goe…[Goe]• Goed Goed…[Goed]• Kleding Goeiekoper…[Goe-ie-ko-per]• Goedkoper Gok…[Gok]• Hele grote neus Goochem…[Goo-chem]• Domoor Goochemerd…[Goo-che-merd]• Een slim persoon.’Wat ben jij een goochemerd.’ Goorling…[Goor-ling]• Viespeuk. Goser…[Go-ser]• Man Goudmaerel…[Goud-mae-rel]• De vogel Wielewaal Goudvink…[Goud-vink]• Iemand die veel geluk heeff Gozert…[Go-zert]• Een jongeman, vaak een bekende.” Grafnagel…[Graf-na-gel]• Sigaret Grafnagels…[Graf-na-gels]• Vuile nagels Graftak…[Graf-tak]• Onaardig persoon. Graftakken…[Graf-tak-ken]• 1. Rouwboeket, 2. Vingers Grander…[Gran-der]• Agent Grasie…[Gra-sie]• Gratie

Gratenbaal…[Gra-ten-baal]• Iemand die heel mager is Grieksen…[Griek-sen]• Luizen Grieksenschefer…[Griek-sensche-fer]• Luizenverschaffer Griepen…[Grie-pen]• Kankeren Grietje…[Griet-je]• Meisje Grijpstuiver…[Grijp-stui-ver]• Bijna voor niets. Grijzemuis…[Grij-ze-muis]• Nietszeggend persoon Groene…[Groe-ne]• Groene Rotterdammer is een oud Rotterdamse socialiteitsdrank, bestaande uit jonge jenever met iets meer pomerans dan in een long drink gebruikelijk is, het geheel aangevuld met spuitwater.” Groengordel…[Groen-gor-del]• Het Zuiderpark Groentejitzer…[Groen-te-jit-zer]• Groenteboer Grom…[Grom]• Kind Grommetje…[Grom-me-tje]• Kleuter Gronings…[Gro-nings]• Geniepig Groos…[Groos]• Trots, heel blij mee” Groothandelsgebouw…[Groothan-dels-ge-bouw]• Verzamelgebouw voor 200 groothandelaren, die er hun kantoren, showrooms en magazijnen hebben. Op het hoogtepunt werkten er 5.000 mensen op 220 x 85 meter. Het gebouw werd op 3 juni 1953 geopend

G H


en was jarenlang het grootste gebouw van nederland. Grootje…[Groot-je]• Kapot Gru…[Gru]• Heel goed Gunder…[Gun-der]• Daar Gunterwijd…[Gun-ter-tijd]• Daarginds.

H

h. Haags…[Haags]• Half in de betekenis van Haags Bakkie Koffie Haai…[Haai]• Stoned!Haai van zijn lensen! Haaibaai…[Haai-baai]• Moeilijke vrouw, vrouw met een scherpe mond” Hachel…[Ha-chel]• [warm] eten Hagenees…[Ha-ge-nees]• Hagenaar Hai…[Hai]• Als je iemand niet bij naam noemt, Rotterdamse reactie hai is afkorting van hengst. Het is niet netjes als je iemand hai noemt, wat zeg je?, Rotterdamse reactie hierop ken je niet zegge wat mot je?” Hakken…[Hak-ken]• In het begin van de jaren negentig populair soort beweging die gemaakt werd op (gabber)housemuziek Hal…[Hal]• Holland america lijn Hallefie…[Hal-le-fie]• Halfje Halvegare…[Hal-ve-ga-re]• Mafkees ■ “Halve zool” - Idioot. Hamburgerbroek…[Ham-bur-

ger-broek]• Broeken die vroeger bij de Zeeman vandaan kwamen, te herkennen aan het hamburgerlogo op de kontzak. Hang…[Hang]• Een straatnaam in de oude en in de herbouwde binnenstad, die zou zijn ontstaan omdat op deze plaats in het vissersdorp Rotterdam de bokking te drogen gehangen werd.” Harderwijker…[Har-der-wij-ker]• Uitdrukking voor gierigaard Harses…[Har-ses]• Hoofd, hoe haal je het in je harses” Hassebassie…[Has-se-bas-sie]• Borrel Havenartiesten…[Ha-ven-ar-tiesten]• Havenarbeiders Havenbaron…[Ha-ven-ba-ron]• Baas van een groot bedrijf in de haven Havik…[Ha-vik]• Kromme neus. Hebbe…[Heb-be]• Hebben Hebbie…[Heb-bie]• Heb je, heeft u” Hef…[Hef]• De Hef (officiële naam Koningshavenbrug) is een buiten gebruik gestelde spoorweghefbrug over de Koningshaven in Rotterdam, die het Noordereiland scheidt van de wijk Feijenoord. De brug is ontworpen door ingenieur Pieter Joosting en opengesteld op 31 oktober 1927. Deze brug was de eerste


van haar soort in West-Europa. Heftig…[Hef-tig]• Heel goed Hei…[Hei]• Vijf Heibel…[Hei-bel]• Bonje Heikneuter…[Hei-kneu-ter]• Stommeling Heitje…[Hei-tje]• Kwartje (geld) Hellup…[Hel-lup]• Help. Hens…[Hens]• Brand Hensie…[Hen-sie]• Brand Herft…[Herft]• Een kleine ruimte tussen een plafond en een vloer in een schip dat dient als bergplaats voor scheepsbenodigheden. Herfst…[Herfst]• Oud, bejaarden” Herriekiet…[Her-rie-kiet]• Kroeg Herses…[Her-ses]• Hoofd Heusie…[Heu-sie]• Om het echt Heyntjesman…[Heyn-tjes-man]• Oude, typische-Rotterdamse benaming van de man, die afval ophaalde. Het woord “heintje” betekende aanvankelijk “monster” later werden er restanten van scheepsladingen, die bij het lossen of laden verloren gegaan waren, mee aangeduid, nog later was het een benaming van alle

mogelijke soorten afval. In de negentiende eeuw geraakte het woord in onbruik.” Hielenlikker…[Hiel-en-lik-ker]• Iemand die verraad pleegt, of een wit voetje probeert te halen” Hiero…[Hier-o]• Hier Hijsen…[Hij-sen]• Veel drinken, doordrinken Hillbillie…[Hill-bil-lie]• Iemand die in de Rotterdamse wijk Hillegersberg woont of geboren is. Hintemer…[Hin-te-mer]• Viezerik, smeerlap” Hip…[Hip]• Modern Hippen…[Hip-pen]• Schoenen. Hoboken…[Ho-bo-ken]• Het ,landje van hoboken, . Stuk land, waar nu erasmus ziekenhuis staat.” Hoefijzerbek…[Hoef-ij-zer-bek]• Zuur gezicht Hoek…[Hoek]• Hoek (hoek van holland) Hoekers…[Hoek-ers]• Inwoners van Hoek van Holland Hoeneer…[Hoe-nneer]• Samentrekking tussen Hoezo en Wanneer Hoerenloper…[Hoe-ren-lo-per]• Loop- en voetgangsbrug van kop van zuid naar katendrecht HokiPoki…[Ho-ki-po-ki]• overwerkmaaltijd bestaande uit een enkele broodjes en een halve liter melk van het “snelbuffet” HokiPoki op de Middellands-

H


straat Hol…[Hol]• Helling, heuvel Hollepoep…[Hol-le-poep]• snel, ■ “Op z’n hollepoep gaan” - Heel snel lopen. Heel snel iets doen. Holletje…[Hol-le-tje]• Een helling. Een holletje trekken is hellingproef bij rijles/rij examen” Hollewipper…[Hol-le-wip-per]• Een schop tegen het achterwerk Hollewippers…[Hol-le-wip-pers]• Puntschoenen H Holtorren…[Hol-tor-ren]• Kriebel aan je kont Honderdentienzorgen…[Honderd-en-tien-zor-gen]• Bijnaam voor de wijk ,honderdentienmorgen,.” Hondje…[Hond-je]• Dubbeltje Hongerpolder…[Hon-ger-pol-der]• Bijnaam voor de Alexanderpolder. In de beginperiode waren de huren zo hoog dat men honger moest lijden om deze huren te betalen.” Hootemetoot…[Hoo-te-me-toot]• Hoge baas Hork…[Hork]• Chagrijnig, Onbeleefd” Horlozie…[Hor-lo-zie]• Horloge Horrie-up…[Hor-rie-up]• Hurry up, opschieten “ Hort…[Hort]• Weg, op stap” Hotel…[Ho-tel]• Bajes ■ “Hotel de houten lepel” Gevangenis aan de Noordsingel Hotemetoot…[Ho-te-me-toot]• Belangrijk persoon, iemand die zichzelf belangrijk vindt. Afge-

leid vanuit het Japans waar Hatamoto vroeger werd gezien als een belangrijk figuur” Hoterdebotel…[Ho-ter-de-bo-tel]• Knettergek Hotspot…[Hot-spot]• Aandachtsgebied Hout…[Hout]• 1. Borsten, 2. bos, Kralingse Hout = Kralingse bos. ■ “Zij heeft een groot bos hout voor de deur”- Zij heeft grote borsten. Houtenjassen…[Hout-en-jassen]• Begraafplaats Houwe…[Hou-we]• Houden Huie…[Hui-e]• Huiden Huiebootje…[Hui-e-boot-je]• Schip dat huiden vervoert. Huip…[Huip]• Uil, vanuit het Franse Woord Hibou. Dat staat weer gelijk aan de vogelnaam Huiben” Hullie…[Hul-lie]• Hij Humpiedumpie…[Hum-pie-dumpie]• Kleine, schattige baby” Hunkerbunker…[Hun-ker-bunker]• Benaming voor de “”RVS flat”” bij het diergaardetunneltje. Hier woonde veel vrijgezelle vrouwen, vandaar de naam.” Hunnie…[Hun-nie]• Zij/hen/ hun Hurrie…[Hur-rie]• Snel, vanuit het Engels Hurry” Huttenmannen…[Hut-ten-mannen]• Geslachtsgemeenschap hebben.


i. Ieni-durft…[Ie-ni-durft]• Omdat ik niet durf. Iep…[Iep]• Schoen Ijzereheinig…[Ij-ze-re-hei-nig]• Onverstoorbaar doorgaan met een bezigheid. Immietatie…[Im-mie-ta-tie]• Bier met gele limonade. Inkochelen…[In-koch-e-len]• Met sneeuw iemands gezicht onverwacht inwrijven. Istie…[Is-tie]• Is hij

j. Joh…[Joh]• Goh echt waar. Jaap…[Jaap]• Iemand die een grote snee, dus een verwonding, aan bv arm of been had, noemde men deze verwonding een ,jaap,.” Jajem…[Ja-jem]• Jenever Jakkeren…[Jak-ke-ren]• Haasten Janboerefluitjes…[Jan-boer-e-fluitjes]• Iets half doen Ja-nee-hé…[Ja-nee-hé]• Nee Jap…[Jap]• Chinees of Japenees Jassen…[Jas-sen]• Schillen Jatmoos…[Jat-moos]• Dief Jatten…[Jat-ten]• Stelen of handen Jauker…[Jau-ker]• Duur. Jeiling…[Jei-ling]• Herrie, ruzie

Jeneverneus…[Je-ne-ver-neus]• Schiedammer. Jeruzalem…[Je-ru-za-lem]• Rotterdamse woord voor Amsterdam Jet…[Jet]• Meisjesnaam, of uitdrukking voor jarig meisje” Job…[Job]• Jongensnaam, of uitdrukking voor jarig jongen” Jochie…[Joch-ie]• Jongetje Jodelijm…[Jo-de-lijm]• Spuug Joden…[Jo-den]• Dit woord is ingezonden. Het woord hoort ons inziens niet in het Rotterdams Woordenboek thuis. Zo zijn de woorden Katholiek, Islamiet en Hervormd ook niet opgenomen. Toch staan wij even stil bij de betekenis van het woord Joden of Jood. 1. Met het woord Joden, Jood of Joods wordt een bevolkingsgroep aangeduid die het joodse geloof aan hangen. 2. Voetbalsupporters gebruiken het woord soms als scheldwoord voor voetbalfans van Ajax of voor inwoners van Amsterdam. Ik, de samensteller van het Rotterdams Woordenboek, heb daar vreselijk veel moeite mee vooral wanneer men Jood of Joden in spreekkoren zingt in combinatie met het woord gas of jacht. Daarmee krijgt het een antisemitische lading. Joekel…[Joe-kel]• Hond Joekels…[Joe-kels]• Borsten

I J


Joet…[Joet]• Tientje, tien gulden” Joeri …[Joe-ri]• “Tientje, tien gulden Jofel…[Jo-fel]• Dat is aardig Jogg…[J-o-g-g]• Jogg is de afkorting van Jongeren Op Gezond Gewicht. Dit is een programma waarbij Rotterdamse kinderen op basisscholen enthousiast gemaakt worden voor een gezonde etens- en levenstijl. Joh…[Joh]• Goh, gossie. “ Jolen…[Jo-len]• Lopen Jonkie…[Jon-kie]• Glaasje jonge jenever J Jouker…[Jou-ker]• Gevaarlijk, K duur Joviaal…[Jo-vi-aal]• Gul persoon. Juk…[Juk]• Jeuk Jukken…[Juk-ken]• Jeuken Jul…[Jul]• Deel van een belachelijk (kneuterige) mensen. “jut en jul” Jut…[Jut]• 1. Deel van een belachelijk (kneuterige) mensen/ echtpaar “jut en jul” 2. Een politieagent in Rotterdam Zuid wordt als Jut (met een u aangeduid) In Rotterdam Noord wordt als Juut (met een dubbele u) aangeduid. ■ “Juut bal in je zak” - Waarschuwing, wanneer een agent naderde. Juttecar…[Jut-te-car]• Politieauto Juultje…[Juul-tje]• Koningin Juliana

k. Kaaislet…[Kaai-slet]• Prostituee. Kaakie…[Kaa-kie]• Onzin “mot je nog een kaakie?” Wordt gezegd als een ander onzin praat. Kaakjes…[Kaak-jes]• Een biscuit wordt in Rotterdam kaakje genoemd, daar wordt overgens geen koekje mee bedoeld” Kaantje…[Kaan-tje]• Uitgebakken spekvet, daar werd vroeger rundvlees in gesudderd. Als het spekvet uitgebakken was bleven er kaantjes over die werden uit het vet gehaald en daar ging dan een beetje zout op en dan lekker opeten “ Kaap…[Kaap]• De Kaap is een bijnaam van Katendrecht Kaassie…[Kaas-sie]• Da’s kaassie, dat is dik voor mekaar.” Kabelgast …[Ka-bel-gast]• Hij of zij is verantwoordelijk voor alle kabels aan boord van een schip. Kachel…[Ka-chel]• Dronken Kachelpijp…[Ka-chel-pijp]• Buitenlander Kaf…[Kaf]• Twintig ■ “Kaf hei” - Vijf en twintig [gulden] Kaffer…[Kaf-fer]• Boer Kajemen…[Ka-je-men]• Slaan Kak…[Kak]• Deftige mensen uit


de lanen, met bepaalde spraak” Kakie…[Ka-kie]• Benaming voor het verkade mariekoekje Kakies…[Ka-kies]• Geld Kakken…[Kak-ken]• Poepen “kakken zonder douwen. Dat is” heel makkelijk Kakkerlakke…[Kak-ker-lak-ke]• Roepnaam voor Feyenoorders door Sparta suppoorters Kakkers…[Kak-kers]• Personen met kapsones Kakkestoelemeien…[Kak-kestoel-e-mei-en]• Een bepaalde manier om iemand te dragen. • mensen houden elkaars handen vast zo ontstaat er een soort stoeltje waar je met je billen op kan zitten. Kakkies…[Kak-kies]• Blote voeten Kako…[Ka-ko]• Oom Kalletjes…[Kal-le-tjes]• Jonge vrouwen Kameraden…[Ka-me-ra-den]• Vrienden. 1. Het woord kameraden wordt ook uit volle borst gezongen in het lijflied Hand in hand kameraden Hand in hand voor Feyenoord 1 Geen woorden maar daden Leve Feyenoord 1 Hand in hand kameraden Hand in hand voor Feyenoord 1 Geen woorden maar dadenLeve Feyenoord 1 2. Naast “Hand in hand kameraden” is de Lee Towers versie

van het lied “You ‘ll Never Walk Alone” van de joodse componisten Richard Rodgers en Oscar Hammerstein bijzonder populair bij Feyenoord supporters. Kanarie…[Ka-na-rie]• Pilsie of biertje. Kanebraaier…[Ka-ne-braai-er]• Opschepper Kanen…[Ka-nen]• Eten ■ “De kanen krijgen” - Ervan langs krijgen Kanenbraaier…[Ka-nenbraai-er]• Een flinke kerel, gezegd van kinderen” Kanis…[Ka-nis]• Gezicht Kanjer…[Kan-jer]• heel groot Kanker…[Kan-ker]• Voorvoegsel dat aan bijvoegelijk en zelfstandige naamwoorden kan worden toegevoegd om de betekenis te versterken. Kankerlijer…[Kan-ker-lij-er]• Scheldwoord Kankerlou…[Kan-ker-lou]• heel goed Kankermongool…[Kan-ker-mongool]• onaangenaam iemand Kankernep…[Kan-ker-nep]• heel slecht Kannie…[Kan-nie]• Kan niet. Kano…[Ka-no]• Grote schoen, “Maat kano”= grote voet Kanteren…[Kan-te-ren]• Zingen Kanus…[Ka-nus]• Hoofd Kapoentje…[Ka-poen-tje]• Kapoentje of te wel lieveheers-

K


beestje Kapotje…[Ka-pot-je]• Condoom Kappen…[Kap-pen]• Stoppen , stoppen met wat je aan het doen ben, of je zegt kappe nou tegen iemand die moet stoppen met wat hij/zij aan het doen is meestal is die gene dan irritant” Kappuh…[Kap-puh]• Stoppen Kapsalon…[Kap-sa-lon]• Een kapsalon is een gerecht bestaande uit patat bedekt met shoarma, afgetopt met goudse kaas, even onder de grill gezet, zodat de kaas smelt, met bovenop salade. Vaak wordt de K kapsalon geserveerd met knoflooksaus en sambal. Kapsalon wordt ook wel klaargemaakt met kebab, döner, gyros, kip of falafel in plaats van shoarma. Het gerecht is in 2003 ontstaan toen Nathaniël Gomes, de Kaapverdische eigenaar van de Rotterdamse kapsalon Tati aan de Schiedamseweg, bij de even verderop gelegen shoarmazaak El Aviva een lunchschotel liet samenstellen met daarin al zijn favoriete ingrediënten. Het werd een regelmatige bestelling, die daarmee de aanduiding kapsalon kreeg.” Kapsies…[Kap-sies]• Verbeelding/ kapsones Kapsjoneslijer…[Kap-sjo-neslij-er]• Iemand die zich beter voelt als een ander en zich ook zo gedraagt.

Karbonadebuurt…[Kar-bo-na-debuurt]• Kralingen Karre…[Kar-re]• Rijden Kas…[Kas]• Verdwenen,gestolen.Haai en dronken.Hij was van het weekend helemaal kas! Bezopen en stoned” ■ “ik kas op”- Ik ga naar huis Kasie…[Ka-sie]• Fijn Kassaafje…[Kas-saaf-je]• [bankbiljet] van duizend gulden Kassiewijle…[Kas-sie-wijle]• Onder zijl, in diepe slaap, coma, of iemand die dood is” Kasteel…[Kas-teel]• Voetbalstadion het kasteel. Katendrecht…[Ka-ten-drecht]• Schiereiland in de Rotterdamse haven, ooit de bekendste wijk van Rotterdam, vanwege Chinatown (ooit de grootste chinese gemeenschap in Europa) en de hoerenbuurt. In de jaren zeventig is de buurt onherstelbaar opgeknapt. Op de hoogtepunt (rond 1930) woonden zo’n 1.500 Chinezen in Katendrecht. Er waren veel gestrande zeelieden bij.” Kattekop…[Kat-te-kop]• Kattig meisje. Kauwtje…[Kauw-tje]• Mes. Keddie…[Ked-die]• Kat Kedin…[Ke-din]• Goed, fijn” Keep…[Keep]• Een doelverdediger bij het voetbal. Een benefietkeeper is een keeper die altijd voor het goede doel staat.


Keesie…[Kees-ie]• Pruim tabak Keesje…[Kees-je]• Een linnen zakje gevuld met zand, vastgemaakt aan uiteinde van werplijn, om verder te werpen” Keeuwiepikken…[Keeuw-ie-pikken]• Stelen Keije…[Kei-je]• Kan je Keil…[Keil]• [maatje glas] jenever Keile…[Kei-le]• 1. Winkel, 2. gooien, 3. Drinken, achter overgooien Keilebakken…[Kei-le-bak-ken]• Veeldrinkers Keilekiet…[Kei-le-kiet]• Kroeg Kekke…[Kek-ke]• Te gekke, te gek” Kenanmijnlegge…[Ken-an-mijnleg-ge]• Misschien ligt het aan mij,maar...” Kennen…[Ken-nen]• Kunnen Kennie…[Ken-nie]• Kennie (kan niet) Kerkeputje…[Kerk-e-put-je]• Graf Kerkubrood…[Ker-ku-brood]• Pepermuntje. Kerrie…[Ker-rie]• Bakfiets al dan niet met motor Kerruk…[Ker-ruk]• Kerk. Kersemis…[Ker-se-mis]• Kerstmis. Kersepit…[Ker-se-pit]• Hoofd Ket…[Kat]• Ponny. Ketelbink…[Ke-tel-bink]• De jongste aan boord, de kombuishulp die voorheen de overige bemaning voorzag van koffie

en thee” Keteljurk…[Ke-tel-jurk]• Overal Ketelpak…[Ke-tel-pak]• Overal Keten…[Ke-ten]• Herrie schoppen Ketoor…[Ke-toor]• Onderkomen van de bazen Kettingstoper…[Ket-ting-stop-er]• Stuk ketting en touw voor afstoppen van staaldraden Keukensuiker…[Keu-ken-suiker]• Basterdsuiker Keutel…[Keu-tel]• Ontlasting Keutelen.…[Keu-tel-en]• Loop niet zo te keutelen maar loop een beetje door. B.v. bij etalages kijken door vrouwen die met hun echtgenoot aan het wandelen zijn. Keze…[Ke-ze]• Wippen, as de Chineze niet zoveel zoude keze, zoude er niet zoveel Chinese weze.” ■ “Kees en Arie” - C & A Kga…[Kga]• Ik ga. Kiejeren…[Kie-je-ren]• Krijgen Kiemel…[Kie-mel]• Drie Kienen…[Kienen]• Krijgen of kopen Kieren…[Kie-ren]• Eten, stelen, geslachtsgemeenschap hebben” Kierewiet…[Kie-re-wiet]• Hij is geschrift, geschuffeld, getikt” Kiet…[Kiet]• Ruimte, huis, behuizing” Kift…[Kift]• Jaloers, afgunst Kikker…[Kik-ker]• Hik. Kinderhoofdjes…[Kin-der-hoofd-

K


jes]• Uit Lysekill, in Zweden, kwamen eens de zo beruchte Rotterdamse kinderhoofdjes (straatkeien) vandaan. Men hakte daar deze stenen uit het gebergte. Een Rotterdamse ambtenaar heeft met zijn gezin vele jaren in het plaatsje gewoond om de zaken te regelen. De streengroeve is thans afgeschaft. In het Zuiden van Nederland heten deze kinderhoofdjes kasseien in het Noorden kinderkopjes .” Kindermonument…[Kin-dermo-nu-ment]• In de Tweede Wereldoorlog zijn ruim K 100.000 Joodse Nederlanders omgebracht. Joodse mannen, vrouwen en kinderen uit Rotterdam en de Zuid-Hollandse eilanden kregen in 1942 een oproep om zich te verzamelen in Loods 24 op het Stieltjesplein, op het haventerrein op de Kop van Zuid. Van daaruit werden zij per trein naar Westerbork in Drenthe gebracht. Van de 15.000 mensen die vanuit Rotterdam zijn gedeporteerd, waren bijna 7.000 ingeschreven burgers van de stad; onder hen waren 686 kinderen van één maand tot en met twaalf jaar waarvan wij de namen nog weten. Met het Joods Kindermonument in Rotterdam worden deze kinderen herdacht, Kinderwage…[Kin-der-wa-ge]•

Das voor de kinderwage (dat is fooi) Kink…[Kink]• Een draai, knop in een kabel. Kinnef…[Kin-nef]• Vlooien Kinnesinne…[Kin-ne-sin-ne]• Afgunst Kippekontje…[Kip-pe-kont-je]• Haarmode, waarbij het haar vanaf de oren horizontaal in de nek werd samengekamd.” Kippekop…[Kip-pe-kop]• Een dommerd Kippig…[Kip-pig]• Scheel Kiste…[Kis-te]• Voor jezelf opkomen Kit…[Kit]• Politie. ‘Pas op, daar heb je de kit’” Kitjekool…[Kit-je-kool]• Dit was een grote kolenkit, op het Marconiplein, die daar als reclame stond voor een bedrijf.” Kits…[Kits]• In orde Kittekar…[Kit-te-kar]• Politie wagen. Kladden…[Klad-den]• Vastpakken Klakkebos…[Klak-ke-bos]• Revolver Klander…[Klan-der]• Kleine zwarte beestjes in meel Klanker…[Klan-ker]• Fles Klaploper…[Klap-lo-per]• Iemand die zonder te werken geld weet te verdienen Klapper…[Klap-per]• Huis Klaren…[Kla-ren]• 1. Stelen, afkomstig van het inklaren en uitklaren van goederen via de


Doune 2. Klaarkomen Klauwen…[Klauw-wen]• 1.Voeten of handen 2. Pikken ■ “Op je klauwen staan” - Met je poten in de modder staan., hard werken. Kleinder…[Klein-der]• Kleiner kleinerende reactie op een te overmoedig geachte bewering.” Klep…[Klep]• Mond, bek” Klepjanus…[Klep-ja-nus]• Iemand die veel praat. Kleppen…[Klep-pen]• Praten. Klere…[Kle-re]• Voorvoegsle dat aan bijvoegelijk en zelfstandige naamworden kan worden gevoegd om de betekenins te versterken een ouderwetse vorm van kanker. - Klerezooi - rotzooi, rommel Klets…[Klets]• Biertje ■ “Kauwe klets” - Koud biertje Kletter…[Klet-ter]• Regen 2. Een kletter vest is een soort regenjas Klojo…[Klo-jo]• Wat een lul. Of wat ben jij voor iemand Kloffie…[Klof-fie]• Kostuum, kleren, Kleding Klokkie…[Klok-kie]• Horloge Klooien…[Klooi-en]• rommelen, klungelen - aanklooien : maar wat doen Kloojo…[Kloo-jo]• Geen slim persoon Kloothommel…[Kloot-hom-mel]• Lullo, iemand die iets stoms

doet. “ Klootjesvolk…[Kloot-jes-volk]• Burgers die niet zo veel geld verdienen Klootviool…[Kloot-viool]• Klootzak,eikel “ Klos…[Klos]• De pineut zijn Klotebibber…[Klo-te-bib-ber]• Scheldwoord Kloteklapper…[Klo-te-klapper]• Onaangenaam persoon, klootzak” Kluiven…[Klui-ven]• Handen Kluivenduiker…[Klui-ven-duiker]• Nietsnut, Iemand die langs de straat zwerft en er aan zijn brood tracht te komen met vage karweitjes, een zwerver, schooier” Kluns…[Kluns]• Stommerd. Klus…[Klus]• Uitstekende kin Knaapie…[Kna-pie]• Een knaapie is het Rotterdamse woord voor een kleerhanger om je kleding aan op te hangen Knaaghok…[Knaag-hok]• Kantine / restaurant Knaak…[Knaak]• Twee gulden vijftig Knakker…[Knak-ker]• Goede hoofd,verstand.Ook wel een goede knakker van mij,een maat.” Knalijzer…[Knal-ij-zer]• Revolver Knar…[Knar]• Gezicht of hoofd Knarsham…[Knars-ham]• Suiker.

K


Knechie…[Knech-ie]• Bediende Kneiter…[Knei-ter]• Iets wat groot, mooi, goed is.” Knijnen…[Knijn-en]• Hokken, ongehuwd samen wonen” Knijp…[Knijp]• 1. Uitdaging tot het doen van een kwajongensstreek 2. Café ■ “Da’s de gloeiende knijp” Wanneer er niet direct gehoor aan de kwajongensstreek werd gegeven, werd de uitdaging versterkt. Knijperzak…[Knij=per-zak]• Katoenen of canvas zak, waarin arbeiders hun brood meenaK men” Knijpkat…[Knijp-kat]• Zaklantaarn Knijsen…[Knij-sen]• Begrijpen,snappen” Knijter…[Knij-ter]• Knijter word gebruikt als zijn de hoofd, zoals Ik heb pijn in mijn knijter” Knip…[Knip]• Portemonnee Knol…[Knol]• Gat in sok of kous Knolsmeris…[Knol-sme-ris]• Agent te paard Knorren…[Knor-ren]• 1. Winden laten, 2. slapen” Knorrepot…[Knor-re-pot]• Iemand die veel moppert. Knorst…[Knorst]• Noodslachter. Knurft…[Knurft]• Onbehouwen dommerik Koeietiet…[Koei-e-tiet]• Uierbord= gebraden uier van de koe. Uierboord wordt gesneden uit

de uier van een geslachte koe. Gebakken uierboord, in de volksmond ook wel “koeietiet”, “volksfricandeau” of “arbeidersbiefstuk” genoemd, beschouwt men in Rotterdam als een typisch streekgerecht.

Het wordt in Rotterdam meestal in dunne plakken gesneden en bestrooid met wat zout en peper, als broodbeleg wordt gebruikt. Vroeger werd uierboord veel gegeten door de minstbedeelden het was slachtafval en werd derhalve voor een lage prijs bij de slachterij verkocht. Na 1950 is het gerecht snel in onbruik geraakt. Toen een broodje uierboord rond 1990 echter als “typisch Rotterdams” ging gelden kwam het in bepaalde


kringen in die stad sterk in de mode. Een slager aan de Rotterdamse oude binnenweg verkoopt uierboord gesneden per ons.” Koejeneren…[Koe-je-ne-ren]• Afblaffen, treiterend bevelen” Koekebakker…[Koek-e-bak-ker]• Sufferd. Koekeloeren…[Koek-e-loe-ren]• Kijken Koekie…[Koek-ie]• Ben je vaag van de drugs Koerie…[Koe-rie]• Hindoe Koffer…[Kof-fer]• Bed Kokkerd…[Kok-kerd]• Grote neus Kolenschoppen…[Ko-len-schoppen]• Grote handen Kolerelijer…[Ko-le-re-lij-er]• Een onaangenaam persoon Komp…[Komp]• Komt Kompelefoesies…[Kom-pe-le-foesies]• Smoesjes, praatjes” Konen…[Ko-nen]• Wangen Konening…[Ko-nen-ing]• Koningin Konijntjes…[Ko-nijn-tjes]• Potloden Konkelhokkie…[Kon-kel-hok-kie]• Kantoortje Kontennaaier…[Kont-en-naai-er]• Als iemand je beduveld Kontje…[Kont-je]]• 1. stophoutjes voor het stuwen van vaten. ■ “Wie ben jij wel met je kleine kontje” - Wie ben jij dan wel niet. ■ “Iemand een kontje geven”

- Iemand helpen bij het klimmen, door die persoon tegen het achterwerk onhoog te duwen” ■ “Kontje ketsen” Straf oefening, waarbij het slachtoffer door 2 of 4 personen bij de armen en benen werd vastgepakt om vervolgens met het achterwerk op de troitoir herhaaldelijk te worden geketst.” Kontlikker…[Kont-lik-ker]• Slijmbal Kookworst…[Kook-worst]• Rookworst Koopboog…[Koop-boog]• Markthal, zie ook Martkhal Koopgoot…[Koop-goot]• De koopgoot is de populaire benaming voor de beurstraverse in Rotterdam. De straat ligt onder het straatniveau van de coolsingel. Boven de beurstraverse bevindt zich het beurs world trade center Rotterdam. Oorspronkelijk was de traverse uitsluitend een deel van de uitgang van metrostation beurs en tevens bedoeld om voetgangers de drukke coolsingel over te laten steken. De praktijk pakte echter anders uit op drukke winkeldagen stond het autoverkeer op de coolsingel stil om steeds de voetgangers over te laten steken. Tussen 1991 en 1996 is de traverse samen met het beursplein aangepakt en aantrekkelijker gemaakt.

K


Sindsdien is de stagnatie van het autoverkeer sterk verminderd. Koppie…[Kop-pie]• 1. Hoofd ■ “Koppie Koperdraad”- Roodharig persoon Koperen…[Ko-pe-ren]• Koperen Ko was de bijnaam van de straatartiest Johannes Willem Leiendecker. Hij bespeelde ten minste drie instrumenten tegelijk: een accordeon, een trommel, en bekkens of cymbalen. ook bewoog hij zijn punthoed met bellen. Koppiesteiltje…[Kop-pie-steil-tje]• Afwasbak K Kopstoot…[Kop-stoot]• Een glas bier met een glas jenever erbij Kornetbief…[Kort-net-bief]• Corned beef Korrels…[Kor-rels]• Hagelslag Kortjan…[Kort-jan]• Hooi Koten…[Ko-ten]• Een spel met halve bakstenen, waarbij men moest proberen om een baksteen die in een vierkantje stond, eruit te gooien.” Koter…[Ko-ter]• Kleuter, Hoeveel kinderen (koters) hebben jullie?” Kotrum…[Ko-trum]• Kind Kotter…[Kot-ter]• Boterham Kou…[Kou]• Deftig Kous…[Kous]• Naam van een vroegere arm van de maas. Kouwe-kak…[Kouw-e-kak]• In de lijst onder de link “”schrijf mee”” staan deze woorden apart in de lijst maar zij horen bij

elkaar en betekent de bewoners uit de lanen, Kralingen. Kraai…[Kraai]• Begrafenisdienaar met indertijd een hoge zwarte hoed Kraige…[Krai-ge]• Krijgen. Krakkemikkug…[Krak-ke-mikkug]• Bouwvallig, van slechte kwaliteit, half stuk, oud,zwak” Kralingen…[Kra-lin-gen]• Weg van, “zo oud als de weg van kralingen” is geen plaatselijke, maar een landelijke uitdrukking.” Kralingsekak…[Kra-ling-se-kak]• Mensen die denken dat ze meer zijn als een ander, kapsones hebben” Kramperen…[Kram-pe-ren]• Kamperen Krankjorum…[Krank-jo-rum]• Niet goed wijs Krankzinnigengesticht… [Krank-zin-ni-gen-ge-sticht]• Psychiatrische instelling of gekkenhuis Krent…[Krent]• Kont ■ “op je krent zitten” - niets doen, op je kont zitten, op je gat zitten” Krentekakker…[Kren-te-kak-ker]• Gierigaard Krepsel…[Krep-sel]• Slechte vrouw Kroelen…[Kroe-len]• Knuffelen Krokeledocus …[Kro-ke-le-docus]• Aanspreektitel van een kind Kromme…[Krom-me]• De


Kromme is de bijnaam van Willem van Hanegem (Breskens, 20 februari 1944). Deze voormalig profvoetballer, trainer en coach behoort tot de beste voetballer van Nederland. Hij won met Feyenoord in 1970 de wereldbeker voor clubteams en de Europacup I. Vier jaar later won hij met de club uit Rotterdam de UEFA Cup. Kronisch…[Kro-nisch]• Chronisch, iets wat niet meer overgaat” Krop…[Krop]• Bruin brood Kroten…[Kro-ten]• Rode bieten Krotenkoker.…[Kro-ten-ko-ker]• Domoor, Mafkees, Sufferd” Krotenzaaier…[Kro-ten-zaai-er]• Boerenknecht die op het land kroten plant. Kruizenruiker…[Krui-zen-ruiker]• Hond Krulstaarten…[Krul-staar-ten]• In de haven werkende boeren Kuieren…[Kui-er-en]• Onbetaald verlof Kuierlatte…[Kui-er-lat-te]• Zich uit de voete maken na een diefstal, Kuip…[Kuip]• Voetbalstadion van Feijenoord. In 1931 opperde voorzitter L. van Zandvliet van Feyenoord het denkbeeld een groot stadion te bouwen. Architect Jan Wils, de bouwer van het Olympisch Stadion in Amsterdam, maakte het ontwerp en met grote meerderheid werd op

de algemene vergadering van 21 maart 1934 besloten een stadion met 50.000-60.000 plaatsten te bouwen. Bij de bouw werd grote steun verleend door de Rotterdamse Bank, veertig vooraanstaande Rotterdammers, het gemeentebestuur en de Kamer van Koophandel.” Kuist…[Kruist]• 1. Een klap geven of krijgen. Op z’n Rotterdams mot je soms een kuist voor je muil hebben? 2. Schouwburg (kist van quist) Kunstboter…[Kunst-bo-ter]• Margarine een product van de Rotterdamse producent Lever. Nu Unilever. Kustertje…[Kus-ter-tje]• Kustvaarder / Klein zeeschip

Kutje…[Kut-je]• Vrouw Kuttekop…[Kut-te-kop]• Een trut Kwal…[Kwal]• Engerd, onaangenaam persoon” Kwallebabbel…[Kwal-le-bal]• Engerd, onaangenaam iemand” Kwarren…[Kwar-ren]• Klieren, ongehoorzaam zijn.” Kweenie…[Kwee-nie]• Ik weet ‘t niet Kweilebal…[Kwei-le-bal]• Slijmbal, iemand die heel erg aan

K


het slijmen is om iets goeds voor elkaar te krijgen” Kwekken…[Kwek-ken]• Te veel praten. Kwibus…[Kwi-bus]• Man, rare kwibus = vreemde man, viespeuk. Kwijer…[Kwij-er]• Rochel Kwinkslag…[Kwink-slag]• Soort grap zeggen.

l. Laaielichter…[Laa-ie-lich-ter]• Betekenis van laaelichter is oplichter, de boel belazeren” L Laaien…[Laai-en]• Eten Labbekak…[Lab-be-kak]• Uitvreter, lui persoon” Labmens …[Lab-mens]• Een laboratorium mens. Een buiten baarmoedelijk geboren man of vrouw. Lakenstraat…[La-ken-straat]• Ik ga naar de lakenstraat: ik ga naar bed Lam…[Lam]• Stomdronken Lama…[La-ma]• Laat maar. Lammetje…[Lam-me-tje]• Daalder Lampelul…[Lam-pe-lul]• Sulletje Lampies…[Lam-pies]• Ogen Landverhuizers…[Land-ver-huizers]• De Pilgrim Fathers, die in 1620 uit Delfshaven vertrokken, waren de eersten van de honderdduizenden buitenlandse

K

landverhuizers die via het havengebied van Rotterdam hun weg naar een betere toekomst in Amerika of Canada zochten. In de achttiende eeuw was de Maasstad een belangrijk knooppunt voor de emigratie van de paltsers naar Pennsylvania. Lappen…[Lap-pen]• Dekens Lapswans…[Laps-wans]• Nietsnut Larvebak…[Lar-ve-bak]• Kinderwagen Lashing…[Las-hing]• Stuk lijn of uitgedraaid stuk tros om de op tros gelegde steken vast te houden, of naaien van tros op boei of paal.” Laskaar…[Las-kaar]• Laskaren waren zeelui uit Pakistan of India. Later…[La-ter]• Gedag, tot ziens Lauw…[Lauw]• Zachtjes, goed” Lauwelier…[Lauw-e-lier]• Laurier. Lauwtof…[Lauw-tof]• waardeloos bv. een lauwtoffe gozer = waardeloze gozer Lawaaie…[La-waa-ie]• Dood Lazeren…[La-ze-ren]• Vallen Lazerstraal…[La-zer-straal]• Ga uit mijn buurt Lebbek…[Leb-bek]• Lafbak, huilerd, aansteller” Lebbetje…[Leb-be-tje]• Naad, ik werk me het lebbetje, ik werk me uit de naad”


Leetepeltje…[Lee-te-pel-tje]• Theelepeltje Lefdoek…[Lef-doek]• Pochette Leflappie…[Lef-lap-pie]• Bluffer, pochette Leggen…[Leg-gen]• Liggen Legioen…[Le-gi-oen]• Supportersaanhang van Feijenoord Leip…[Leip]• Gek, Achterbaks, gemeen, slecht, dom” Leizingbak…[Lei-zing-bak]• Kassa Lekijver…[Lek-ij-ver]• Meisje, vrouw” Lekko…[Lek-ko]• Laat los, laat gaan” Lel…[Lel]• Water, Rivier, klap, op z’n Rotterdams mot je soms een lel hebben” Leplazerus…[Lep-la-ze-rus]• Heel erg schrikken bv ik schrik me het leplazerus toewensen krijg het leprazerus Leprozen…[Le-pro-zen]• Of Proveniershuis stond reeds in de 15e eeuw aan de Schie ter hoogte van de huizen tussen de tegenwoordige provenierssingel en de proveniersstraat. In 1670 werd het verbouwd en tot 1898, toen het afgebroken werd, gebruikt voor melaatsen, van 1542 af voor proveniers of kostkopers (mensen die zich voor een bepaald bedrag voor het leven van huisvesting, voeding en verzorging verzekerden), van 1805 af ook voor oude mannen. Na het overlijden van de laatste

provenier in 1863 werden de proveniershuisjes verhuurd als woonhuizen.” Lessie-buurt…[Les-sie-buurt]• Verstoppertje . Let’s…[let-’s]• Rotterdams alternatief betaalmiddel Leurder…[Leur-der]• Marskramer, venter. “ Leut…[Leut]• Bakkie leut. oftewel kopje koffie. Liflaffie…[Lif-laf-fie]• Eten, maar het mag geen naam hebben. Niets bijzonders eten” Lijer…[Lij-er]• Iemand die lijd aan. Bv tyfus,tering,kapsones” Lijp…[Lijp]• Gek, in je hoofd bv die gozer is lijp zeg!” Lijpeling…[Lij-pe-ling]• Iemand die niet goed wijs is Lijsing…[Lij-sing]• Ontvangst. Lik…[Lik]• Gevangenis Limboland…[Lim-bo-land]• Een woord voor Limburg Link…[Link]• Gevaarlijk, kwaad, slim” Linkmiegel…[Link-miegel]• Een geslepen persoon. ‘Wat ben jij een linkmiegel.’ Loempiavouwer…[Loen-pia-vouwer]• Aziaat of vietnamees Loen…[Loen]• Vals, niet goed” Loenen…[Loen-nen]• Praten Loentje…[Loen-tje]• Seintje Loesoe…[Loe-soe]• Naar huis gaan (straattaal) Loko…[Lo-ko]• Metro Lompen…[Lom-pen]• Zich laten kennen

L


Loods 24 …[Loods-24]• In de Tweede Wereldoorlog zijn ruim 100.000 Joodse Nederlanders omgebracht. Joodse mannen, vrouwen en kinderen uit Rotterdam en de Zuid-Hollandse eilanden kregen in 1942 een oproep om zich te verzamelen in Loods 24 op het Stieltjesplein, op het haventerrein op de Kop van Zuid. Van daaruit werden zij per trein naar Westerbork in Drenthe gebracht. Van de 15.000 mensen die vanuit Rotterdam zijn gedeporteerd, waren bijna 7.000 ingeschreven burgers van de stad; onder hen waren 686 kinderen van één maand tot en L met twaalf jaar waarvan wij de namen nog weten. Zie Kindermonument. 2. In het schilderij 60 uit 2005 (zie voorwoord) is Loods 24 als een van de meest voornaamste gebouwen in het schilderij afgebeeld. Looie…[Looi-e]• Metaal, lood” Looiersschoft…[Looi-ers-schoft]• Loowpen…[Loow-pen]• Lopen. Loowpt…[Loowpt]• Ik loop. Loper…[Lo-per]• een stuk gereedschap om balen zaad te bemonsteren. 2. Een sleutel voor algemeen gebruik van meerdere deur in een gedeelde woning, voordeur – 1 hoog, 2 hoog en 3 hoog. Allen dezelfde voordeur. Loren…[Lo-ren]• Oude versleten

kleding. Lou…[Lou]• 1. Zachtjes, goed; 2. Niets Loujofel…[Lou-jo-fel]• Gek Louloene…[Lou-loe-ne]• Niets, geen resultaat” Lousjoege…[Lou-sjoe-ge]• Geen asem. Louw…[Louw]• Niet spannend, niet interessant” Louwlampies…[Louw-lam-pies]• Blind Louwtof…[Louw-tof]• Niet goed Lovie…[Lo-vie]• Geld Lubstek…[Lub-stek]• Engerd. Luchtsingel…[Lucht-sin-gel]• Lui…[Lui]• Mensen. Luiewijvekoffie…[Lui-e-wij-vekof-fie]• Oplos koffiie Luimen…[Lui-men]• Slapen. Luimliet…[Luim-liet]• Volkslogement. Luiwannes…[Lui-wan-nes]• Iemand die niets doet. Luizenhark…[Lui-zen-hark]• Kam Luizenladders…[Lui-zen-ladders]• Bakkebaarden Luizenpoten…[Lui-zen-po-ten]• Lucifers Luldebehanger…[Lul-de-be-hanger]• Onhandig persoon, niet populair persoon” Lulhannes…[Lul-han-nes]• Domme sufferd Lulle…[Lul-le]• Praten, stom kletsen, over iemand kwaadspreken” ■ “Lulletje rozewater / lampe-


katoen” - Sullig persoon. Lulleverkatie…[Lul-le-ver-ka-tie]• Onzin, kletskoek. Zei mijn vader vaak. Het hoe of wat kan ik hem niet meer vragen.” Lullopertje…[Lul-lo-per-tje]• Balspel, waarbij degene die ‘m was, probeerde de bal te vangen, die door anderen werd overgooid” Lummel…[Lum-mel]• 3e, 5e of 7e man in een groep waardoor hij of zij de pech had alleen te moeten werken. In het Nederlands kennen wij ook de uitdrukking “Derde wiel aan de wagen” wanneer vrienden op vakantie of naar de disco uit. Lurven…[Lur-ven]• Lichaamsdelen. Lutusca…[Lu-tus-ca]• Noodbioscoop (1946-1959) op het kruisplein Luur…[Luur]• Luier.

m. Maalstenen…[Maal-ste-nen]• Gebit Maar-niet-heus…[Maar-nietheus]• Nee Maasboulevard…[Maas-bou-levard]• Wandelpromenade, verkeersweg en waterkering, geopend in februari 1965 tegelijk met de van Brienenoord brug.” Maasoord…[Maas-oord]• Gek

zijn, maasoord was een psychiatrische inrichting, tegen het deltaziekenhuis. Vandaar tegenwoordig delta” Maasstad…[Maas-stad]• Rotterdam Maastunnel…[Maas-tun-nel]• Rotterdam ving aan met de bouw van de eerste riviertunnel op 15 juni 1937. In november 1937 werd begonnen met het afzinken van het eeste tunnelstuk en op zaterdag 14 februari 1942 werd de tunnel geopend door het in werking stellen van de roltrappen. Maat…[Maat]• Iemand waar je mee werkt, je vriend” Macaroniplein…[Ma-ca-roni-plein]• Macaroniplein (officiële naam marconiplein) vormt een knooppunt waar veel wegen bij elkaar komen en is een belangrijk knooppunt voor het openbaar vervoer. Het plein is vernoemd naar de italiaanse natuurkundige Guglielmo Marconi. Bij het vergissingsbombardement op Rotterdam-West van 31 maart 1943 is het Marconiplein zwaar getroffen. Kapotte huizen die op instorten stonden, tramleiding die op de grond hing waar nog elektriciteit op stond. Het plein kon men niet eens meer zien door de dikke rookwolken. Nadat de bombardementen afgelopen waren en de

M


rookwolken verdwenen waren werd het plein met hekken afgezet. De brandgrens is nog steeds zichtbaar: alleen het huizenblok tussen de Mathenesserweg en de Mathenesserdijk stamt van voor de oorlog, de rest van de bebouwing stamt van na de oorlog.” Machinistenschool…[Mach-inis-ten-school]• Machinistenopleiding nu restaurant de machinist Madiwodo…[Ma-di-wo-do]• Opsparing van rest eten in de VLIEGENKAST op het balkon. Waar dan een soep of een stam[pot of prak] gemaakt is Maerel…[Mae-rel]• Merel Maf…[Maf]• Gek, raar, rot” M Mafkees…[Maf-kees]• Raar suffig iemand, zeker niet al te slim” Mafketel…[Maf-ke-tel]• Iemand die niet helemaal spoort Mafkojing…[Maf-ko-jing]• Wijf Magge…[Mag-ge]• Mogen Maggie…[Mag-gie]• Mag je Majem…[Ma-jem]• Urine, pis, water (rivier etc.) Majemen…[Ma-je-men]• Wateren,urineren” Maleier…[Ma-lei-er]• Erg dronken Malloot…[Mal-loot]• Gek persoon Mandje…[Mand-je]• Bed Mangen…[Man-gen]• Vragen Mangat…[Man-gat]• Gat in een vloer waar langs men een andere ruimte kan bereiken.

Martkhal…[Markt-hal]• Een nieuwe koophal waar allerhande verse producten zoals vis, brood vlees, kaas en groenten worden verkocht. Marsjanderen…[Mars-sjan-deren]• Rommelen, onnodige zijwegen bewandelen” Mart…[Mart]• Markt Martiener…[Mar-tie-ner]• Ventende zwerver Matennaaier…[Ma-ten-naai-er]• Je collega of vriend verraden Mazen…[Ma-zen]• Zijn, hebben, denken” Mazzel…[Maz-zel]• 1. gedag,doei, 2. geluk Meester…[Mees-ter]• Kraanmachinist Meijer…[Mei-jer]• fl 100,- (gulden) Wordt vandaag de dag ook gebruikt om € 100,- aan te duiden.. Meid…[Meid]• Vrouw Meissie…[Meis-sie]• Meisje. Mekaar…[Me-kaa]• Elkaar Mekken…[Mek-ken]• Overslaan Mekkeren…[Mek-ke-ren]• Praten, mopperen” Melik…[Me-lik]• Buik, maag” Melkboerehondehaar…[Melkboe-re-hon-de-haar]• Haar zonder enig model Melkmuil…[Melk-muil]• Iemand met een bleek gezicht, of erg jong” Mellek…[Mel-lek]• Melk Melogemen…[Me-lo-ge-men]• Doen, werken, neuken”


Menageklep…[Me-na-ge-klep]• Mond Mergels…[Mer-gels]• Zeeuwen, in de hun toegeschreven kwaliteit van lieden die op de penning zijn. Rotterdamse prostitutie-taal” Mesjokke…[Me-sjok-ke]• Gek Mesjokkeraar…[Me-sjok-ke-raar]• Is zelf gek Metsie…[Met-sie]• Potje voetbal (match) Meuk…[Meuk]• Ouwe rommel Meuren…[Meu-ren]• In je bed blijven liggen (slapen), of stinken (frieda)” Meut…[Meut]• Dikke vrouw Meuten…[Meu-ten]• Zinloos praten, zeuren” Mezommen…[Me-zom-men]• Geld Middelstraat…[Mid-del-straat]• Rijweg Miesponem…[Mies-po-nem]• Schoft Mietje…[Miet-je]• Kleinzielig persoon Mikmak…[Mik-mak]• Hop, daar gaat de hele mikmak’ (als er bv een kopje op de grond valt).” Mispigger…[Mis-pig-ger]• Mispigger is een benaming voor iemand die absoluut van zichzelf overtuigd is dat ze bestemd is om een grote ster te worden, en niets hem of haar in de weg zal staan en iedereen die dit ook maar even ondermijnt moet het ontgelden. Het woord mispigger

is afgeleid van de naam Miss Piggy. Dit was een van de populairste en belangrijkste karakters van de eind jaren 80 zeer populaire The Muppet Show. Moer…[Moer]• Moeder Moggie…[Mog-gie]• Mogen Mok…[Mok]• Moet Mokkel…[Mok-kel]• Leuke vrouw, meisje Mol…[Mol]• Dood Mollen…[Mol-len]• Kapot maken. Mollengang…[Mol-len-gang]• Ondergronds metronet Mollentram…[Mol-len-tram]• Metro Mollum…[Mol-lum]• Mollum, betekend geld. Komt uit het Schots, daar is het Molm wat dus geld betekent. Is door Schotse zeelieden in het Rotterdamse jargon beland.” Monumentje…[Mo-nu-ment-je]• Ogenblik Moordenaarslaantje…[Moor-denaars-laan-tje]• Zeer oude naam van de Jan van Loonslaan. Wie met de moordenaar bedoeld werd, is niet bekend. Jan van loon was in de 17e eeuw een apotheker. Later werd met deze straat ook de route van het moordenaartje aangeduid omdat op deze lijn vaak slachtoffers vielen. Moordenaartje…[Moor-de-naartje]• Stoomtram die in Rot-

M


terdam reed van de Rosenstraat tot Oostvoorne. De stoomtram werd zo genoemd omdat er erg veel ongelukken mee gebeurde. Moot…[Moot]• Aantrekkelijke vrouw Morregu…[Mor-re-gu]• Morgen Mosniemagge…[Mos-nie-mag-ge]• Zou verboden moeten worden Mosseltje…[Mos-sel-tje]• Kutje Mot…[Mot]• Moeten Moven…[Mo-ven]• Verplaatsen, ga op zij, wegwezen Mozeren…[Mo-ze-ren]• Praatjes maken Muil…[Muil]• Mond Muilpeer…[Muil-pe-ren]• Slag in het gezicht Muppet…[Mup-pet]• Alles uitkramen. Geen blad voor je mond. M Een herrieschopper. N Murf…[Murf]• 1. Mond, smoel, gezicht, bek, 2. Uitgeteld zijn, geen geweerstand meer kunnen bieden , flink pak slaag” Murft…[Murft]• Geur in je mond Mussen…[Mus-sen]• [De mussen pleuren dood van het dak] het is warm. Muts…[Muts]• Dikke vrouw, een sullig type” Muur…[Muur]• Automatiek.

n. Naad…[Naad]• ■ ““ Je uit de naad werken”- kei-

hard werken. Naadje…[Naad-je]• Scheiding in je haar Naaier…[Naai-er]• Man of vrouw die aan boord kapotte zakken hersteld Nachtpakkie…[Nacht-pak-kie]• Pyama. Nachtburgemeester…[Nachtbur-ge-mees-ter]• Iemand die ‘s nachts alle cafe’s af loopt. Een historisch begrip dat veel uitleg vereist, maar zo niet in Rotterdam. Daar betekent het gewoon Jules Deelder Nagel…[Na-gel]• Hete nagel = waarschuwing, wanneer men iets naar iemand toegooide” Nakie…[Na-kie]• Helemaal bloot lopen. Hij/zij loopt in ‘der’ nakie Nakken…[Nak-ken]• 1. Stelen, 2. In elkaar slaan, 3. Cocaine snuiven” Naos…[Naos]• Neus Nappie…[Nap-pie]• Dutje, kort slapen” Nassen…[Nas-sen]• Snoepen, eten Neergelegen…[Neer-ge-le-gen]• Ik heb het daar ‘neergelegen’ (neergelegd) Neetoor…[Neet-oor]• Chagerijnig persoon Negerzweet…[Ne-ger-zweet]• Koffie Negotie…[Ne-go-tie]• Handel. Nep…[Nep]• Niet echt, iemand die zich anders voordoet,


namaak geen echt merk b.v. een nep horloge” Nepscheuten…[Nep-scheu-ten]• Persoon die doet alsof, maar je hebt er niets aan. Dus dan geef je hem zo’n achternaam. Nest…[Nest]• Bed Neten…[Ne-ten]• Vroeger op school, “”kijk uit want hij/zij zit onder de neten””. Luizen dus” Neukpatronen…[Neuk-pa-tronen]• Eieren Neurie…[Neu-rie]• Jenever Neuriebak…[Neu-rie-bak]• Dronkaard Neut…[Neut]• Borrel Neuzevreugd…[Neu-ze-vreugd]• Scheldwoord Nibbelen…[Nib-be-len]• Bijten Nicht…[Niecht]• Scheldwoord voor een homoseksueel Nie…[Nie]• niet Niese…[Nie-se]• Vrouw Niezertje…[Nie-zer-tje]• Scharreltje Niesen…[Nie-sen]• Drinken Niettan…[Niet-tan]• Niet dan Nijf…[Nijf]• Mes Niksie…[Nik-sie]• Zonder iets, in je blote niksie lopen = naaktlopen” Nokken…[Nok-ken]• kappen, ophouden, stoppen” Nono…[No-no]• Dommerd, niets zeggend persoon “ Noordereiland…[Noor-der-eiland]• Een afgegraven eiland in de Maas. Het Noordereiland in hartje Rotterdam is ont-

staan nadat de Nieuwe Maas hier een bypass kreeg nadat men de Koningshaven in het meest Noordelijke deel van het Feijenoord eiand maakten. Het Noordereiland is nu ondermeer bekend van de jaarlijkse Rotterdam Swim. Het zwemevenement dat sinds 2008 jaarlijks rond het Noordereiland in hartje Rotterdam op de snel stromende rivier de Maas wordt gezwommen. Noordsingel…[Noord-sin-gel]• De gevangenis Noot…[Noot]• Nooit. Nozem…[No-zem]• Vroeger een hippe jongen met lang haar en ik denk een puch brommer en in de beatles tijd een beetje afzetten tegen alles

o.

O.B.W.M.…[O-b-w-m]• O boer wordt mens! Oela…[Oe-la]• An me oela ‘ zei men als b.v. een voorstel niet acceptabel was. Dan zei men: An me oela, dus hetzelfde als “”dat doe ik niet””.” Oelewapper…[Oe-le-wap-per]• Sufferd. Oen…[Oen]• Sufferd. Oetlul…[Oet-lul]• Echte dommerik, Of sodemieter op.” Okidoki…[O-ki-do-ki]• Dat komt voor elkaar.

N O


Oksenaar…[Ok-se-naar]• Horloge. Olienoten…[O-lie-no-ten]• Pinda’s Olli…[Ol-li]• Een populaire speelgoedolifant ter promotie van diergaarde Blijdorp. Olli is bekend uit een reclamecampagne rondom Feyenoord. In 2013 won Olli de Gouden Loekie Award.

O Olms…[Olms]• Oud

Omkatten…[Om-kat-ten]• 1. Een gestolen auto van nieuwe lak, kentekenplaat, e.d. voorzien om deze te kunnen verkopen. 2. Een website van een nieuw uiterlijk voorzien. Omkleunen…[Om-kleu-nen]• Omslaan, draaien, verraden” Onderdoor…[On-der-door]• Door de tunnel Onderdoorgang…[On-der-doorgang-]• Tunnel Onderkruiper…[On-der-door-kruiper]• Iemand die zich niets aantrok van een staking Onderlaast…[On-der-laast]•

Onlangs, ondertussen.” Onecht…[On-echt]• Buitenechtelijk Ontiegeluk…[On-tie-geluk]• Enorm Openluchtboekhouder…[Openlucht-boek-houder]• Iemand die buiten de voorraden controleert. Opregelen…[Op-re-ge-len]• Opeten Opoe…[O-poe]• Oma, opa, ouwe” ■ “Opoe is op visite” - Ik heb menstruatie gekregen. Opoelappies…[O-poe-lap-pies]• maandverband. Oppert…[Op-pert]• De vroegere naam Nijepoorte of Nieuwpoort schijnt in een ver verleden verbasterd te zijn in Noppert in “In den Oppert”. De Oppert was de voornaamste straat van het in de veertiende eeuw ontstane stadsgedeelte “Nieuwpoort”. Deze straat staat ook in het schilderij 60. Opsnit…[Op-snit]• Beleg voor op brood Opstapper…[Op-stap-per]• Beginnende havenwerker Optiefen…[Op-tie-fen]• Maken dat je wegkomt Opvrolijkfolie…[Op-vro-lijkfo-lie]• Bedrukt fotofolie om leegstaande winkels op te vrolijken met nep-etalages naar een idee van Hennie van Schaik


Opwerken…[Op-werk-en]• Een aantal lagen opstapelen. Opzoomeren…[Op-zoo-me-ren]• Een Rotterdamse buurtactie die

begonnen is in de Rotterdamse Opzoomerstraat in de wijk Het Nieuwe Westen waarin bewoners zelf ‘het heft’ in handen namen en zorgde voor groen, verlichting (opzoomerbolletjes) en veiligheid (een beetje op elkaar letten). Dit startte allemaal in 1989. In 1991 ontving het buurtproject opzoomeren de landelijke Hein Roethoffprijs en werd hiermee landelijk bekend. De actie werd in vele straten in Rotterdam overgenomen is nu zelfs een stedelijke campagne. Opzoomeren werd ook een exportproduct tot in Baltiomore (US) = Upsummering en o.a. Antwerpen = Opsinjoren en vele andere steden werd ‘geopzoomerd’. Het werkwoord werd uitgevonden door Emile van Rinsum. Opzouten…[Op-zou-ten]• Krachtig uitgesproken verzoek om

direct een locatie/ruimte/een cafe te verlaten Oranjeboom…[O-ran-je-boom]• De brouwerij d’ Oranjeboom is, voorzover bekend, de oudste thans nog bestaande brouwerij van Nederland. Haar geschiedenis is innig verwegen met de bewogen geschiedenis van Rotterdam van het midden der gouden eeuw tot heden. Ouwe…[Ou-we]• Vader, vriend Ouwehoere…[Ou-we-hoe-re]• Stom kletsen Ouweklep…[Ou-we-klep]• Oud mens, klep omdat het kunstgebit rammelt als ze praten “ Ouwepijpzeiker…[Ou-we-pijpzei-ker]• Zeurpiet Ouwerwers…[Ou-wer-wers]• Ouderwets Ovasie…[O-va-sie]• Ovatie. Overkant…[O-ver-kant]• Rotterdam Zuid, Zie ook Boerenzij Overlooker…[O-ver-look-er]• Luis een werkspion van een cargadoor of stuwadoor Overloper…[O-ver-lo-per]• Luis Overschietertje…[O-ver-schiet-ertje]• Nakomeling

p. Paaltjetrap…[Paal-tje-trap]• De lantaarnpalen uittrappen als ze ‘s avonds branden. Je gaf een harde trap tegen de lantaarn-

O


paal, en het licht viel uit, dus werd het donker in de straat” Paardenlul…[Paar-den-lul]• Een enorme domkop Paardestrontstraat…[Paar-destront-straat]• Van Oostervanstraat,daar zat de bereden brigade,of te wel de politie te paard , de straat dankt zijn naam aan de vele paardendrollen op straat. Paffen…[Paf-fen]• Roken Paffer…[Paf-fen]• Sigaar Pages…[Pa-ges]• Bang Pakkerd…[Pak-kerd]• Zoen. Pakkie…[Pakkie]• 1. Net pak 2. Zaak ■ “Dat is jou pakkie-an niet” Dat is jou zaak niet. Palen…[Palen]• Neuken Pampier…[Pam-pier]• Papier Pana…[Pa-na]• Mobiele telefoon (vernoemd naar het merk Panasonic) P Panies…[Pa-nies]• Ergens erg. bang.van zijn Pannetje…[Pan-ne-tje]• Vrijkaartje Pannis…[Pan-nis]• Maf......bezopen....blut. M’n pannis! Niet

voor niks,gelul” Papelul…[Pa-pe-lul]• Katholiek. Peperclip…[Pe-per-klip]• De Peperklip is een woongebouw gelegen aan de Rosestraat in de wijk Feijenoord. Van bovenaf gezien heeft het bouwwerk de vorm van een opengebogen paperclip. Parlevinker…[Par-le-vin-ker]• Iemand die vanaf zijn boot voedsel of brandstof verkoopt. Passie…[Pas-sie]• Identieteits bewijs. Patjepeejer…[Pat-je-pee-jer]• Iemand die bluft, proleet, asociaal” Pattaas…[Pat-taas]• Gympen, schoenen” Peddelen…[Ped-de-len]• Fietsen Peenhaar…[Peen-haar]• Moeilijk haar. Peentje…[Peen-tje]• Worteltje ■ “Peentjes zweten” - Zenuwachtig, spanning. Peipie…[Pei-pie]• Pijpje met coke Pelletje…[Pel-le-tje]• 1. Mooi kapsel vernoemd naar de oud-Feyenoord voetballer Graziano Pellè (seizoen 20122014). 2. een mooie kopbal” Pendek…[Pen-dek]• Onderbroek Pennen…[Pen-nen]• Neuken Penose…[Pe-no-se]• Handel Pentjak…[Pent-jak]• Zogenaamde sportbeoefenaar


Percies…[Per-cies]• Precies Permissie…[Per-mis-sie]• Vergunning, iets toestaan.” Perron…[Per-ron]• Perron Nul Plek naast het Centraal Station in Rotterdam waar in de jaren 1987 - 1994 heroïneverslaafden hun methadon kregen. Pestpokke…[Pest-pok-ke]• Rambam Peunen…[Peu-nen]• Schoppen, een harde schop tegen een bal geven. Pezen…[Pe-zen]• Hard werken Pichem…[Pi-chem]• Jongen Piek…[Piek]• Zeer, erg, gulden. “ Pieken…[Pie-ken]• Techniek bij het knikkeren, waarbij de knikker met de duim werd weggeschoten” Piel…[Piel]• Mannelijk geslachtsdeel Pieletjespap…[Piel-e-tjes-pap]• Gekookte Macaroni met suiker en melk Piepele…[Pie-pe-le]• Iemand met opzet bedriegen, uitgesproken zonder n op het einde. ■ “Ik laat me niet piepele” Ik laat me niet voor de gek houden. Piepen…[Pie-pen]• Springen ■ “Trammetje piepen” - Stiekem meerijden aan de buitenkant hangend van de tram. Piepers…[Pie-pers]• Aardappels Pierementpooier…[Pie-re-mentpooi-er]• Orgelman. Pieren…[Pie-ren]• Spelen

Pierenbadje…[Pie-ren-badje]• Ondiep zwembad voor kleine kinderen Pietlutterig…[Piet-lut-te-rig]• Doe niet zo pietlutterig, ofwel ‘kinderachtig’” Pietsie…[Piet-sie]• Een klein beetje. ■ ”Wil je een pietsie melk in je pleur” - Wil je een beetje melk in de koffie Pikhaak – haak met zware gesmede punt met omgebogen heft met zware houten steel, ook wel slipperhaak genoemd, voor slippers. Pijltjes…[Pijlt-jes]• 1. Jonge eendjes, 2. Pulletje” Pijp…[Pijp]• Keel, (looie pijp) als je erg heet kan eten en drinken, zo heb jij soms een looie pijp? Antwoord ja mijn vader was loodgieter. “ Pijppie…[Pijp-pie]• Biertje in een flesje. Geef mij nog een pijppie. Pikken…[Pik-ken]• Nemen, laantje pikken, door een laantje lopen” Pikkentanesie…[Pik-ken-ta-nesie]• Glasje jonge jenever Pikkie…[Pik-kie]• Kleine jongen Pilledraaier…[Pil-le-draai-er]• Huisarts Pillen…[Pil-len]• Voetballen Pinantie…[Pi-nan-tie]• Penalty. ■ “Drie corners pinantie” - Was spelregel bij straatvoetbal. Door gebrek aan ruimte kreeg

P


je bij drie corners een penalty Pindamannetje…[Pin-da-man-netje]• Chinees met hand kar Ping…[Ping]• Geld ■ “Ping pong te lul” - Op heterdaad betrapt. afkomstig van het specifieke geluid van een politieagenten fietsbel. Piraatje…[Pi-raat-je]• Sigaret Pisang…[Pi-sang]• Gearresteerd. Pisauto…[Pis-au-to]• Kinderwagen Pisnicht…[Pis-nicht]• Vervelende mannelijke homoseksueel Pisnijdig…[Pis-nij-dig]• Erg boos, nijdig Pisse…[Pis-sie]• Dat is weg Pitstop…[Pit-stop]• Plaspauze Plaat…[Plaat]• Op zijn plaat gaan.Vallen!Boven op zijn plaat slaan,d.w.z:Op zijn muil rammen!” Plamuurkop…[Pla-muur-kop]• Meisje met veel make up P Planjeren…[Plan-je-ren]• Huilen Platje…[Plat-je]• Luis Platluis…[Plat-luis]• 1. Kruiplijn coaster, voor passeren van lage bruggen, 2. De bijnaam van de veerboot Rotterdam, de eerste met stoom aangedreven veerpont, die van 1824 tot 1879 de verbinding van de Willemskade met Katendrecht onderhield. zie ook Strijkijzer Platterik…[Plat-te-rik]• Portemonnee Platvink…[Plat-vink]• Porte-

feuille, zakflacon alcohol” Plebejer…[Ple-be-jer]• Een scheldwoord van veelal studenten voor iemand uit lagere klassen. Wordt ook vaak afgekort tot plebs. Pleeduiken…[Plee-duik-en]• Loodgieter Pleitheine…[Pleit-hei-ne]• Weggaan, of zoek,weg, oprotten en wegwezen. “ Pleiten…[Pleit-en]• Weggaan Pleitos…[Pleit-os]• Dat is weg Pleur…[Pleur]• Pleur is een kop oprotkoffie, oftewel minder smakelijke koffie zodat men geen tweede kopje vraagt maar weggaat.” Pleurt…[Pleurt]• Pleurt op! = ga weg, kan zowel in de goedmoedige zin als echt aggressie worden gebruikt.” Pliesie…[Plie-sie]• Politie Plomp…[Plomp]• Water van de rivier of het kanaal Plompert…[Plom-pert]• Een watertje Plu…[Plu]• Parapluie Plukjekaalstraat…[Pluk-jekaal-straat]• Bijnaan van de Puntegaalstraat omdat daar het belastinggebouw stond. Pochen…[Poch-en]• Opscheppen Poedele …[Poe-de-le]• Baderen Poekelen…[Poe-ke-len]• Praten Poen…[Poen]• Geld. Poenjakken…[Poen-jak-ken]• 1. Gevaarlijke en daarom goedbe-


taalde havenarbeid verrrichten. 2. Classifiseren [ schoonmaken van tanks aan boord van schepen] Poentje…[Poen-tje]• 1. Kut, vrouwelijk geslachtsdeel(tje) ■ “M’n poentje!” - Gelul.Zoek het maar uit! Poetsen…[Poet-sen]• Uit de voeten maken Pokken…[Pok-ken]• Benaming voor hoe erg iets of iemand is. - “Pokkenweer” - Slechtweer - “Pokkenwijf ” - Slechte vrouw Polenhotel…[Po-len-ho-tel]• Slonzig hotel Politieversligeraar…[Po-li-tie-verslig-e-raar]• Politieblad Pond…[Pond]• gulden Poortevents…[Poort-e-vents]• Havendagen, in ieder geval in de ogen van Rotterdam port events” Poosie…[Poo-sie]• Tijdje. Pop…[Pop]• Gulden. Porcelein…[Por-ce-lein]• Toiletpot ■ “Bidden voor het porcelein altaar” - Op de knieën voor het toilet kotsen / overgeven Porem…[Po-rem]• Gezicht Porfoto…[Por-fo-to]• Surinaams voor Rotterdam Portemeniks…[Por-te-me-niks]• Lege portemonnee Porum…[Po-rum]• Aangezicht. Ik gooi effe een klets water tegen m’n porum. Dan heb ik me gewassen. Possie…[Pos-sie]• Politiebureau

Postzegel…[Post-ze-gel]• Gezicht. Pot…[Pot]• 1. Toilet, 2. Gek, “van de pot gerukt / gepleurd” ben je helemaal gek” Pote…[Po-te]• Dat is weg Poten…[Po-ten]• 1. Voeten of handen, 2. Een spel , waaraan • groepen moesten deelnemen en de beide aanvoeders meten een bepaalde afstand af door schoen voor schoen neer te zetten” Potje…[Pot-je]• Drankje Potlood…[Pot-lood]• Blaaktoren door het puntvormige dak heeft het de bijnaam “”het potlood”” gekregen. .” Pozemjatscheffer…[Po-zem-jatschef-fer]• Bedelaar die zijn hand op houdt Pozer…[Po-zer]• Cent Praatjepot…[Praat-je-pot]• Een gesprek voeren dat eigenlijk nergens op slaat. Het woord is afgeleid van een dagelijks radio programma van Reint Jan Potze op Radio Rijnmond. Het lokale radio station van Rotterdam. Prakkie…[Prak-kie]• Aardappelen, groente, en een stukkie vlees uiteraard met jus. En dan alles door elkaar prakken. Heerlijk Rotterdams” Prakkedenken…[Prak-ke-denken]• Prakkiseren Prakkezeren…[Prak-ke-ze-ren]• Diep nadenken

P


Preventiemonteur…[Pre-ven-tiemon-teur]• Die waren er vroeger om allerlei veiligheidsdingen aan het huis te monteren zoals een kiepstandhouder Prijken…[Prij-ken]• Pronken. Prikker …[Prik-ker]• Een vorkheftruck. Prikkie…[Prik-kie]• Iets voor een klein bedrag kopen. Het woord is afkomstig van een gelijknamig, goedkoop spotblad. Prongeluk…[Pron-ge-luk]• Per ongeluk Proppie…[Prop-pie]• Borrel Provenier…[Pro-ve-nier]• Zie leprozen Pultjes…[Pul-tjes]• Pulletjes. Punteren…[Pun-te-ren]• Een bal met de punt van de schoen schoppen. Puntzak…[Punt-zak]• Centraal Station Rotterdam vanwege het ontwerp. P Puttenloop…[Put-ten-loop]• Soort honkbal, waarbij de putQ deksels als honk dienden” R

q. Quicky…[Quic-ky]• Snacken even iets bij de snackbar halen. Het woord quicky is afgeleid van de Belgische fastfoodketen dat van 1997 tot begin 2000 een megarestaurant had op de Lijnbaan in Rotterdam.

r. Racekak…[Ra-ce-kak]• Diarree Railzewippers…[Rail-ze-wippers]• Puntschoenen. Rambam…[Ram-bam]• Je kan het bekijken of zelf uitzoeken Rammelblok – onderdeel van het laad en losgerei en is bevestigd aan de lummelbout en dient ervoor om de runner te geleiden. Rammelkast…[Ram-mel-kast]• Oude fiets. Rammen…[Ram-men]• Slaan. Inmekaar rammen!Inelkaar slaan. Rammetje – douane in’t groen, douaneambtenaar die binnenlopende zeeschepen inspecteren op smokkelwaar. Ramoneur…[Ra-mo-neur]• In het verleden een apparaat van de Rotterdamse vrijwillige brandweer, dat diende om schoorsteenbranden te blussen. Het bestond uit een loden bal, die aan een ketting in schoorstenen kon worden neergelaten. De brand werd ermee “weggeveegd”.” Rampetampen…[Ram-pe-tampen]• Geslachtsgemeenschap hebben. Ramsj…[Ramsj]• Voordelige opkoop van goederen, vaak boeken”


Randdebiel…[Rand-de-biel]• Heel erg dom, heel erg stom” Ranzig…[Ran-zig]• Kan gebruikt worden voor alles wat negatief, slecht, vervelend is.” Ratjetoe…[Rat-je-toe]• Van alles wat. verbastering met wat eet je. Zeg je ratjetoe, betekenis van ik eet van alles wat. Of het is een rommeltje” Raudouwer…[Rau-dou-wer]• Ruwe doorzetter of doordrammer Rechtbank…[Recht-bank]• Aanrecht Recht-zo-die-gaat…[Recht-zodie-gaat]• Als er hulp werd ingeroepen om iets gezamenlijk in beweging te krijgen riep degene die er toezicht op had vaak de aanmoediging RechtZo-Die-Gaat om vooral niet te verslappen en naar het einddoel voor ogen te houden. Reeskak…[Rees-kak]• Diarree Reetketelsteen…[Reet-ke-telsteen]• Aambeien. Reetkever…[Reet-ke-ver]• Homo. Reetsemen…[Reet-se-men]• Stelen. Reetveter…[Reet-ve-ter]• String Regenjassie…[Re-gen-jas-sie]• Condoom Rejo…[Re-jo]• Rotterdam en omstreken. RET…[R-E-T]• De Rotterdamse Elektrische Tram N.V. (RET) is het Rotterdamse stadsvervoer bedrijf. In 1878 werd de

Rotterdamsche Tramweg Maatschappij (RTM) opgericht zie RTM. In 1905 werd de eerste elektrische tramlijn in gebruik, lijn 1 Honingerdijk – Beurs – Park. Op 15 oktober 1927 werd de RETM overgedragen aan de gemeente en werd de naam omgedoopt in de RET. Nu exploiteert de RET in totaal 57 buslijnen, 10 tramlijnen en 5 metro- en sneltramlijnen en 1 snelle veerpont verbinding in de regio Rijnmond. ■ “Met lijn twee” - Lopend Retepoetser…[Re-te-poet-ser]• De man die vroeger met een omgekeerde bezem met daaraan een ijzeren punt de tramrails schoon maakte. Reus…[Reus]• Goed - “Reus van Rotterdam” Rigardus Rijnhout stond door zijn lengte van 2 meter en 38 centimeter bekend als de Reus van Rotterdam. Reutel…[Reu-tel]• Krediet Reuzel…[Reu-zel]• Diarree ■ “Reuzel loopt mijn reet uit” - aan de diarree Riebel…[Rie-bel]• Kriebbels Rijksveewagen…[Rijks-vee-wagen]• Politie auto Rieten…[Rie-ten]• Geslachtsgemeenschap hebben Rikkepikke…[Rik-ke-pik-kie]• Kietelen. Rikketik…[Rik-ke-tik]• Het hart.

R


Rippen…[Rip-pen]• Verduisteren, wegnemen, pikken. Rippeteren…[Ro[-pe-te-ren]• Repeteren Ritselen…[Rit-se-len]• Waaien. [wind ritselde] , onder elkaar iets versieren bijv. Ik doe die en jij doet dat.” Robbies…[Rob-bies]• Vodden Roeier…[Roei-er]• Roeier is een beroep in de haven. De roeier legt zeeschepen vast (met trossen). Roeivereniging…[Roer-ver-e-niging]• 1. Het dievengilde, 2. Iemand die zich regelmatig met diefstal bezig hield en er werd meestal een handgebaar bij gemaakt ■ “Hij is van de roeivereniging” - Iemand die zich regelmatig met diefstal bezig hield (er werd meestal ook een handgebaar bij gemaakt). Roeren…[Roer-en]• Betalen Roerijzer…[Roer-ij-zer]• Lepeltje Roetmop…[Roet-mop]• SurinaR mer, scheldwoord” Rof…[Rof]• Bruut,ruw.Te gek!” Roffo…[Rof-fo]• Rotterdam Rojemen…[Ro-je-men]• Kijken. Rokertje…[Ro-ker-tje]• Sigaret. Rolleman…[Rol-le-man]• Woonwagen. Ronken…[Ron-ken]• Slapen, snurken Roodkoperen…[Rood-ko-pe-ren]• Het is oké, het is in orde. 100 jaar geleden hadden veel boten

hadden koperenleidingen, deze moesten gepoetst worden, als zij dan glommen dan waren zij roodkoper. Rooie…[Rooi-e]• 1. Rode, 2. duizend gulden. Rooiekroot…[Rooi-e-kroot]• Scheldwoord voor iemand die roodharig is. Of iemand die erg verbrand is door de zon Rooijem…[Rooij-em]• Uitdrukking , waardoor men iemand vertrouwelijk ergens op wees.” Ros…[Ros]• Fiets, hoofd, kop. “ Rotebterriër…[Ro-teb-ter-riër]• Bastaardhondje of vuilnisbakkenras Rotgof…[Rot-golf]• Hoge snelheid Rotjeknor…[Rot-je-knor]• Waar kom jij vandaan?? Ik kom uit Rotjeknor. (Rotterdam) Rotterdammert…[Rot-ter-dammert]• Iemand die geboren en getogen is in Rotterdam. Je kan wel een inwoner zijn van Rotterdam maar dat maakt je nog geen Rotterdammert Rotterdammertje…[Rot-ter-dammer-tje]• Laatste beetje uit een fles in de kroeg en krijg je altijd gratis Rotterdams…[Rot-ter-dams]• ABN Rottingolie…[Rot-ting-olie]• Slaag, klappen” Rottur…[Rot-tur]• Slechter Rouwdouwer…[Rouw-dou-wer]• Lompe Man


Rouwuh…[Rouw-uh]• Rouwen. RTC…[R.t.c.]• Afkorting voor de Rotterdamse Taxi Centrale. De RTC had in 1972 volgens het Polygoon-journaal één van de modernste en grootste ‘TaxiTelefoonCentrales’ van Europa.

De taxi op de foto is gefotografeerd op de Jan van Avennestraat in Rotterdam. 2. RTC werd ook vaak gebruikt als afkorting voor de Rotterdam Terror Corps een hardcore formatie dat tussen 1996 en 2003 13 top 40 hits had. RTM …[R.t.m.]• In 1878 werd de Rotterdamsche Tramweg Maatschappij (RTM) opgericht. Zie ook RET.. Ruften…[Ruf-ten]• Stinken Rug…[Rug]• 1.000 gulden Runner – hijsdraad. Ruggentuffer…[Rug-gen-tuf-fer]• Homo. Rundercoctail…[Run-der-coc-tail]• Melk. Rut…[Rut]• Platzak.

s. Saffiaan…[Saf-fi-aan]• Sigaret, “ Saffie…[Saf-fie]• Sigaret Salarius…[Sa-la-rius]• Salaris Sardieneblikkies…[Sar-die-neblik-kies]• Auto’s Schaailoos…[Schaai-loos]• Werkeloos, platzak.” Schaften…[Schaf-ten]• Eten, lunch pauze” Scharensliepfamilie…[Scharen-sliep-fa-mi-lie]• Reizigers, zigeuners, woonwagen bewoners” Scharreltje…[Schar-rel-tje]• Vriendinnetje Schavuit…[Scha-vuit]• Deugniet, dondersteen Scheerder…[Scheer-der]• Kapper. Scheet…[Scheet]• Niks ■ “Bruine Scheet” - Het kunstwerk bij het metrostation Gerdesiaweg Scheffen…[Schef-fen]• Verschaffen, aanwezig zijn. zitten. “ Scheithuis…[Scheit-huis]• Toilet Scheitluis…[Scheit-luis]• Enorme bangerik Schelling…[Schel-ling]• 30 cent. Scheur…[Scheur]• Mond Schiebus…[Schie-bus]• Honger. Schillebakkie…[Schil-le-bak-kie]• Wiegje. Schim…[Schim]• Naam.

R S


Schimpscheup…[Schimp-scheup]• Opdonder Schoffels…[Schof-fels]• Schoffels (handen) Schokken…[Schok-ken]• Betalen Schompes…[Schom-pes]• Schrokken, snel eten. Schooien…[Schooi-en]• Bedelen. Schooieren…[Schooi-e-ren]• Even rond kijken Schoorder…[Schoor-der]• Iemand die de lading vastzet Schorriemorrie…[Schor-rie-morrie]• Uitschot Schorum…[Scho-rum]• Uitschot Schoure…[Schou-re]• Koopwaar. Schroothoop…[Schroot-hoop]• Afval, zoals bij een sloperij” Schuinmarcheerder…[Schuin-marcheer-der]• Iemand die het niet zo nauw neemt. Schuiven…[Schui-ven]• Betalen. Schurfie…[Schur-fie]• (haventaal) gebakken aardappels, ui en cornedbeef” Sensasie.…[Sen-sa-sie]• Sensatie Sereneus…[Se-re-neus]• Serieus. Sierpaarden…[Sier-paar-den]• Kantoorlui S Sinusappel…[Si-nus-ap-pel]• Sinaasappel Sijsieslijmer…[Sij-sie-slij-mer]• Gladjanus, smoesjeverkoper Sit…[Sit]• 1. Rotzooi,nep, 2. Verdomme ■ “Dikke Sit” - flink in de problemen, hoop ellende Sjaak…[Sjaak]• Pineut Sjaarloos…[Sjaar-loos]• Rotter-

dams voor Charlois een wijk in Rotterdam Zuid. Zie Charlois. Sjacheraar,…[Sja-che-raar]• Iemand die van alles voor elkaar krijgt, bij elkaar sjoemelt/verzamelt” Sjans…[Sjans]• Als iemand je leuk vind Sjanteleren…[Sjan-te-le-ren]• Slenteren met je mokkel. Sjappelen…[Sjap-pe-len]• Hard werken. Sjappie…[Sjap-pie]• Macho, zeer mannelijk” Sjekkie…[Sjek-kie]• Sigaret sjekkie bouwen of pieren = sigaret rollen of draaien. Sjempot…[Sjem-pot]• Jampot. Sjezen…[Sje-zen]• Haasten Sjoege…[Sjoe-ge]• 1. Verstand van, 2. Contact met andere sekse Sjoemelaar…[Sjoe-me-laar]• Oplichter Sjoemelen…[Sjoe-me-len]• Op een bepaalde manier verkrijgen Sjorder…[Sjor-der]• Iemand die met allerhande technieken en gereedschappen containers vastzet Sjorsen…[Sjor-sen]• Paard. Sjouwe…[Sjou-we]• Dragen, (niet licht) ik sjouw deze tas wel voor je” Sjouwer…[Sjou-wer]• Havenarbeider uit het verleden (liep met jutte zakken op zijn rug). Sjouwuh…[Sjou-wuh]• Doen


Sju…[Sju]• Jus, vet waar je, je vlees in bakt voor over je eten Skibie…[Ski-bie]• Bed Skwibus…[Skwi-bus]• Wegwezen Slabakken…[Sla-bak-ken]• Niet veel doen qua werk,de kantjes eraf lopen.” Slampamper…[Slam-pam-per]• Nietsnut. Slang…[Slang]• Ketting. Sleepie…[Slee-pie]• Sleepboot Slijpen…[Slij-pen]• 1. Intiem dansen, 2. geslachtsgemeenschap hebben” Sloerie…[Sloe-rie]• Slet Sloof…[Sloof]• Vrouw die hard werkt. Slootwater…[Sloot-wa-ter]• Slappe koffie Sma…[Sma]• Meisje Smeris…[Sme-ris]• Kops of kit Smiek…[Smiek]• Smicht. Smieze…[Smie-ze]• In de gaten hebben Smigel…[Smi-gel]• Mond Smoel…[Smoel]• Gezicht, mond” Smoelensmid…[Smoel-en-smid]• Tandarts Smoelsmit…[Smoel-smit]• Tandarts Smokie…[Smo-kie]• Sigaret. Smokkel…[Smok-kel]• Chokolade. Smous…[Smous]• Jood. Snaaien…[Snaai-en]• Stelen, veel eten, of eten wat maar voor handen is” Snacken…[Snack-en]• 1. Eten bij een snackbar,

2. Een tussendoortje eten. Snapeevoe…[Snap-ee-voe]• Begrijp je Snees…[Snees]• 21 stuks. Sneeuwwitje…[Sneeuw-witje]• Bier met 7 ‘up Snert…[Snert]• Erwtensoep Snikkel…[Snikkel]• Grote lul. Dommerd Snol…[Snol]• Slet Snorder…[Snor-der]• Illegale taxichauffeur Snuffelpalen…[Snuf-fel-pa-len]• Een netwerk van meetstations voor zwaveldioxydein het Rijnmondgebied. Deze snuffelpalen bemonsteren voortdurend de lucht, bepalen geheel automatisch het zwaveldioxydegehalte hiervan, en zenden hun meetresultaten door naar de DCMR in Schiedam.” Snufferd…[Snuf-ferd]• Gezicht Snurker…[Snur-ker]• Persoon. Sodemieter…[So-de-mie-ter]• Last van mijn sodemieter=ergens pijn hebben Soepballen…[Soep-bal-len]• Zo werd de jeugd genoemd die rond of op de West-Kruiskade woonden. Soepkip…[Soep-kip]• Een naïefpersoon. Het wordt ook liefkozend over kinderen gezegd Soes…[Soes]• Paard. Soof…[Soof]• Gulden. Soos…[Soos]• De sociale dienst Sop…[Sop]• Een “”sop”” is Rotterdams politiejargon voor

S


een beschonken persoon. Indien zo’n persoon laveloos op straat lag werd hij met de C10 naar het bureau vervoerd en daar in een “soppencel” geplaatst totdat hij nuchter was. Een “soppencel” bestond geheel uit beton en vaak moest de sop voordat hij na ontnuchtering in vrijheid werd gesteld met de brandslang zijn eigen soppencel schoon maken aangezien het sop zijn gepaard gin met het laten lopen van lichaamssappen, faecalien en via de mond terugkerende spriritualien. Souger…[Sou-ger]• Koopman. Spanjool…[Span-jool]• Spanjaard. Spanken…[Span-ken]• Benen. Spannen…[Span-nen]• [in]zien, kennen. “ Sparta…[Spar-ta]• Sparta werd opgericht in 1888 en is daarmee de oudste club in het betaald voetbal in Nederland. Aan het begin van de twintigste eeuw was Sparta een van de meest toonaangevende clubs in NederS land. Ook in de tweede helft van de jaren vijftig beleefde de club een topperiode. Sinds 1916 speelt de club in Het Kasteel, haar stadion in de Rotterdamse wijk Spangen. Sparta-Lied Tekst: J. Wolf, muziek: Jac. Blazer Rood-wit is onze glorie Rood-wit zit ons in’t bloed

Bij neerlaag of victorie Bij voor- of tegenspoed Rood-wit gaat nooit verloren En jaren nog hierna Zullen wij laten horen SP-AR-TA Zullen wij laten horen SP-AR-TA Deez’ vlag zij is ons heilig Reeds honderd jaren lang Bij rood-wit zijn wij veilig Zijn wij voor niemand bang Wij zweren bij die kleuren En zingen hoe ’t ook ga Bij wat er ook gebeuren zal SP-AR-TA Bij wat er ook gebeuren zal SP-AR-TA

Spatbordenfonds…[Spat-bor-denfonds]• Sportfondsebad. Spekbuurt…[Spek-buurt]• Volksbuurt Spekkedief…[Spek-ke-dief]• Langpootmug Spekkoper…[Spek-ko-per]• Iemand die iets heel voordeligs


koopt Speklap…[Spek-lap]• Maandverband. Spelevaren…[Spe-le-va-ren]• Dobberen, rondvaren. Spetter…[Spet-ter]• Mooie man/ jongen; mooie vrouw/meisje Spie…[Spie]• klein geld ■ “Geen spie meer hebben” Geen cent meer hebben Spiechiater…[Spie-chia-ter]• Psychiater Spiegeloog…[Spie-ge-loog]• Psycholoog Spieze…[Spie-ze]• Huis, café. “ Spitten…[Spit-ten]• Graven Spoednikkie…[Spoed-nik-kie]• Een sateliet Spruit…[Spruit]• Kind. Spuit-elluf…[Spuit-el-luf]• Laatkomer. Stadsinitiatief…[Stads-ini-tia-tief]• Initiatief om de stad aangenamer te maken. Stadspodium…[Stads-po-dium]• Een 30 meter breed podium met een betonnen overspanning van 40 meter. Dit stadspodium van Atelier Kempe Thill op het Grotekerkplein is door de Rotary in 2004 ivm haar 100 jarig bestaan aan Rotterdam geschonken. Standaard…[Stan-daard]• Heel goed Stappers…[Stap-pers]• Schoenen. Stappuh…[Stap-puh]• Uit gaan, op stap naar de kroeg of discotheek” Stekkeren…[Stek-ke-ren]• Hard-

lopen. Stekkie…[Stek-kie]• Plaats om te werken Stereospek…[Ste-reo-spek]• Ontbijtkoek van de bekende Rotterdamse bakkerij Stereo. Sterfopstraatworst…[Sterf-opstraat-worst]• Cervelaatworst Stetter…[Stet-ter]• Klap in iemands gezicht. Steunzolen…[Steun-zo-len]• Plakken oude kaas (niet vers meer) Stieken…[Stie-ken]• Geven. Stierenavond…[Stie-ren-a-vond]• Woensdagavond. Stikhok…[Stik-hok]• Cel in een politiebureau. Stikkezak…[Stik-ke-zak]• Canvas of katoenenzak, waarin de arbeiders hun brood in meenamen.” Stille…[Stil-le]• Iemand in een groep die opvalt door zijn jutte gedrag Stinkstok…[Stink-stok]• Sigaar. Stoep…[Stoep]• Stoepje, trottoir.” Stoepenschijter…[Stoe-pen-schijter]• Bijnaam van een Rotterdammer, bangerik. “ Stoephoer…[Stoep-hoer]• Prostituee op straat Stofvarken…[Stof-var-ken]• Stoffer en blik Stookolie…[Stook-o-lie]• Jus Stoot…[Stoot]• Aantrekkelijke vrouw Straatje…[Straat-je]• Je mond. je

S


stinkt uit je straatje! Strakkies…[Strak-kies]• Straks Strijkijzer…[Strijk-ij-zer]• Stoomraderboot die van 1824 tot 1879 veerdiensten verrichte in Rotterdam zo genoemd naar zijn lage ligging. Zie ook Platluis. Stront…[Stront]• Poep ■ “Als dikke stront tegen een steile berg opgaan” - Dat gaat tergend langzaam. Stronthoorn…[Stront-hoorn]• Pijp. Strootje…[Stroot-je]• Sjekkie Stropiesvet…[Stro-pies-vet]• Boterhamsmeersel.[samengesteld uit stroop en reuzel]. Strot…[Strot]• Keel Stuf…[Stuf]• Drugs Stuk…[Stuk]• Aantrekkelijke vrouw. Stuka…[Stu-ka]• Sjawl, die op een bepaalde manier om het hoofd werd gewonden.” Stutten…[Stut-ten]• Benen Sukkelen…[Suk-ke-len]• strompelen. Swans…[Swans]• Lul S T

t. Taas…[Taas]• Hoofd. ,ik heb je bij je taas, ik heb je in de maling genomen” Taddekert…[Tad-de-kert]• Viezerik Takkenwerk…[Tak-ken-werk]•

Zeer vervelend werk, klus” Takkenwijf…[Tak-ken-wijf]• Onplezierige vrouw Tally…[Tal-ly]• Natellen controleren. Afgeleid van het engelstalige woord tally, Tallyman…[Tal-ly-man]• controleur in de haven Tampeloeris…[Tam-pe-loe-ris]• Mannelijk geslachtsdeel Tandhakke…[Tand-hak-ke]• Verbijten Tang…[Tang]• Feeks, nare vrouw” Tarretje…[Tar-re-tje]• Gebakje. Tassie…[Tas-sie]• Het Rotterdamse woord voor een plastik tas Tauntering…[Taun-te-ring]• Verkapte ziekte/Ik schrik me eigen de tauntering of krijg nou de tauntering joh!! Tebbie…[Teb-bie]• Wat heb je. In 2014 werd Tebbie verkozen als het woord van het jaar. Teertop…[Teert-op]• Ga weg Temaja…[Te-ma-ja]• Hoer. Temee…[Te-mee]• Zo meteen Temeier…[Te-mei-er]• Hoer of prostituee Tengels…[Ten-gels]• Vingers, handen.” Tent…[Tent]• Een vormloze te wijde jurk Tering…[Te-ring]• Ziekte, of de pest in hebben. Teringlijer…[Te-ring-lij-er]• Klootzak Teringmongool…[Te-ring-mon-


gool]• iemand die iets doet waar men niet blij mee is. Test…[Test]• Hoofd. Tieft …[Tieft]• Rot op, ga weg ■ “Tieft op naar je eiland” - Ga terug naar je eiland. Tiefum…[Tie-fum]• Schurken Tieten…[Tie-ten]• Borsten. ■ “Heb je haar met eelt op de tieten” - Heb je haar die altijd roddelt en voorover hangt in het raam. ■ “Krijg nou de tieten” - Je bent verbaasd. Tijdlijn…[Tijd-lijn]• Pamares, erfstok” Tikkertje…[Tik-ker-tje]• Hart. Tinnef…[Tin-nef]• Slechte kwaliteit. Tinnefzooi…[Tin-nef-zooi]• Vieze troep Tinnuf…[Tin-nuf]• Smerig, vies” Tinteldoosje…[Tin-tel-doos-je]• Een elleboog, als je die stoot tintelt het. Tippelante…[Tip-pel-an-te]• Dame van lichte zeden. Tippelen…[Tip-pel-en]• Wandelen, de hoer spelen. “ Tippelzone…[Tip-pel-zo-ne]• Plek op de GJ de Jongh Weg en later de Keileweg waar mannen en vrouwen zich mochten verhoeren. Tis…[Tis]• Het is. Tissun…[Tis-sun]• Het is een. Tjabbelen…[Tjab-be-len]• Krabbelen Tjeits…[Tjeits]• Hoofd.

Tjeitser…[Tjeit-ser]• Man, vent. “ Tjekken…[Tjek-ken]• Langs gaan. ■ “Ome kees tjekken” - Bij ome kees langsgaan Tjik…[Tjik]• (aantrekkelijk) meisje, vriendin” Tjilitjap…[Tji-lit-jap]• Met onbekende bestemming Tjillen…[Tjil-len]• Genieten Tochtlatten…[Tocht-lat-ten]• Bakkebaarden. Toddeme…[Tod-de-me]• Dat we. Toennet…[Toen-net]• Zonet, daarnet” Toet…[Toet]• Gezicht. Toetebak…[Toe-te-bak]• Gezicht. Toetsen…[Toet-sen]• Ruilen. Tof…[Tof]• Fijn (tof/toffe jongens) is fijne gezellige mensen Toffie…[Tof-fie]• Toffee, “ Tokus…[To-kus]• Kont. Niet verwarren met togus. Die zit nl aan de andere kant. Touwtering…[Touw-te-ring]• Verkapte ziekte/ scheepvaart. Krijg jij lekker de touwtering of ik schrik mij de touwtering. Touwtieffus…[Touw-tief-fus]• Rot schrikken Trap…[Trap]• Ben je van de trap gevallen? vraag wanneer je zojuist naar de kapper was geweest Trappenloop…[Trap-pen-loop]• Het beklimmen van de 589•

T


treden van de Rotterdamse Euromast. Trappers…[Trap-pers]• Schoenen. Trekzak…[Trek-zak]• Accordeon Trien…[Trien]• Rare vrouw, domme vrouw” Trix…[Trix]• Prinses Beatrix. Tro…[Tro]• Afkorting voor de metro Troela…[Troe-la]• Lompe, truttige of onnozele vrouw” Troep…[Troep]• Rommel. Troost…[Troost]• Koffie Trug…[T-rug]• Terug. Trugblikkie…[T-rug-blik-kie]• Terugblik. Tuchten…[Tuch-ten]• Lijden onder een straf, ‘afzien’.” Tukkie…[Tuk-kie]• Dutje, kort slapen” Tummetje…[Tum-me-tje]• Vrouwelijk geslachtsdeel Turkebroek…[Turk-e-broek]• Een broek met wijde pijpen Turkenburg…[Turk-en-burg]• viezerik smeerpoets ,een ASO.!!” Tussenbeentje…[Tus-sen-beentje]• Fietstechniek op een te T grote fiets, waarbij het linker of het rechterbeen tussen het frame U werd doorgestoken. Tussendekspassagiers…[Tussen-deks-pas-sa-giers]• Voor de grote emigratiegolf van Europa naar Amerika bedachten scheepvaartmaatschappijen de tussendekspassagiers klasse.

Dankzij deze emigratiegolf is ook de Holland Americal Ljn (zie HAL) opgericht Tut-an…[Tut-an]• Verkering Tuurlijk…[Tuur-lijk]• Natuurlijk. Twaalluf…[Twaal-luf]• Twaalf Tyfuslijer…[Ty-fus-lij-er]• Scheldwoord

u. Uierboord…[Ui-er-boord]• Vleeswaren dat wordt gegeten met een beetje zout op brood. Zie ook koeientiet. Uilenzeik…[Ui-en-zeik]• Slappe thee, vieze koffie etc.” Uitscheien…[Uit-schei-en]• Ermee stoppen Uitschot…[Uit-schot]• Getijsem, schorem” Ut…[Ut]• Het.

v. Vaar…[Vaar]• Vader Vaassie…[Vaas-sie]• Biertje in een smal glaasje Vaw…[Vaw]• Valt Veeg…[Veeg]• Seks hebben of hebben gehad met een vrouw Ventjie…[Vent-jie]• Ventje, jongen “ Verbeelding…[Ver-beel-ding]•


Kapsones hebben. bv zo die heeft verbeelding Verbeest…[Ver-beest]• Schilder. Verbrassen…[Ver-bras-sen]• Uitgeven, smijten” Vergipsen…[Ver-gip-sen]• Vergissen. Vergissingsbombardement …[Vergis-sings-bom-bar-de-ment]• Op 31 maart 1943 bombardeerden geailleerden vliegtuigen bij het bombardement van de Rotterdamse Haven per ongeluk ook de daarnaast gelegen wijk Delfshaven. Er vielen 400 doden en 16.500 mensen raakten dakloos. Eens in het jaar wordt dit bombardement herdacht in het park 1943. Op de onderstaande foto ziet u het Marconiplein een maand na het bombardement.

Verhalen…[Ver-ha-len]• Een binnenvaartschip van ligplaats verplaatsen Verkajemen…[Ver-ka-je-men]• Verrot slaan. Verkeilen Verkante…[Ver-kan-te]• Verkeerde kant. Verkneuteren…[Ver-kneu-te-ren]•

Iemand zit te genieten van een verhaal of iets dergelijks Verloenen…[Ver-loe-nen]• Bedriegen, verraden. “ Verloenenaar…[Ver-loe-ne-naar]• Bedrieger, verrader.” Verneukeratief…[Ver-neuk-e-ratief]• Een onderwerp waar je alle kanten mee op kan. Verpleuren…[Ver-pleu-ren]• Kan mij niet schelen, maak me er niet druk om” Verrot…[Ver-rot]• Stuk, heel moe” Verschele…[Ver-sche-le]• Niet druk om maken Verschieren…[Ver-schie-ren]• Verdienen, verkrijgen. “ Verschut…[Ver-schut]• Gezien, verschut gaan = gezien worden op heterdaad betrapt worden. Versliggeraar…[Ver-slig-ge-raar]• Verrader. Vertieve…[Ver-tie-ve]• Doet me niets Vertippelaar…[Ver-tip-pe-laar]• Verrader. Vervolleges…[Ver-vol-le-ges]• Vervolgens. Verzegelaar…[Ver-ze-ge-laar]• Iemand die monsters neemt en deze vervolgens verzegeld. Vetklep…[Vet-klep]• Dik mens Vette…[Vet-te]• Enorme, groot” Vetterik…[Vet-te-rik]• Portemonee. Vierduitstuk…[Vier-duit-stuk]• 1/2 halve cent.

V


Vierleeuwenbrug…[Vier-leeuwen-brug]• Een brug die in over de oude haven lag en op 8 oktober 1860 werd geopend. De vier leeuwen zijn van de beeldhouwer J. Keerbergen, die ze in 1787 voor de Hofpoort op het Hofplein maakt. De brug wordt ook wel de Koningsbrug genoemd.” Vieskadet…[Vier-ka-det]• Dat is iemand die altijd onder de vlekken zit. Vijfpik…[Vijf-pik]• 1. Even rustig aan doen, 2. Een korte pauze van vijf minuten die je van de baas pikt Vinkentering…[Vin-ken-te-ring]• Val dood, Je kan het bekijken” Visglas…[Vis-glas]• Aquarium Vleeskar…[Vlees-kar]• Kinderwagen. Vloeba…[Vloe-ba]• Vloeibaar behang. Vloervarken…[Vloer-var-ken]• Stoffer als in stoffer en blik Vlooienbak…[Vlooi-en-bak]• Hangmat of bed Vlorsen…[Vlor-sen]• Wateren. Voeballe…[Voet-bal-le]• Voetballen Voeren…[Voe-ren]• Op stang jagen V Vog…[Vog]• Verklaring omtrent goed gedrag. Spreken wij uit W als één woord en niet v.o.g. dat duurt te lang Volstouwen…[Vol-stouw-en]• Verwennen, iemand heel veel

lekker eten of kadotjes geven. Voorgevel…[Voor-ge-vel]• Borsten Voorpiepen…[Voor-pie-pen]• Voordringen Vozen…[Vo-zen]• Vrijen, knuffelen Vreetkeet…[Vreet-keet]• De Markthal Vrete…[Vre-te]• Eten Vrijman…[Vrij-man]• De loodsbaas in overslagbedrijf. Hij of zij hoofde nooit iets te doen. Vrot…[Vrot]• Kapot, verrot Vruchtenpitjes…[Vrucht-en-pitjes]• Muisjes (broodbeleg) Vuilnisbakkenras…[Vuil-nis-bakken-ras]• Geen ras hond. Vuilspuiterij…[Vuil-spuit-e-rij]• Harde roddel. Vuilverbranding…[Vuil-verbran-ding]• In 1912 kreeg Rotterdam als eerste stad in nederland een vuilverbranding.

w. Waaro…[Waar-o]• Waar? Waffel…[Waf-fel]• Mond houd je waffel - houd je mond Waffer…[Waf-fer]• Pistool Wagensmeer…[Wa-gen-smeer]• Appelstroop Wallekant…[Wal-le-kant]• Kade Wandberen…[Wand-be-ren]•


Wandluizen, ieder oud huis in Delfshaven zou vol met ,wandberen, zitten. Nu heb ik het over de 50’er jaren Waslijn…[Was-lijn]• Het kunstwerk Maasbeeld van Auke de Vries uit 1983 aan de noordelijke Maasoever tussen de Willemsbrug en een pijler van de ontmantelde spoorbrug. Wateren…[Wa-te-ren]• Als wij vroeger, voor 1940, weggingen zei mijn vader: moet er nog iemand ‘wateren’. Dus nog plassen??” Waterplaats…[Wa-ter-plaats]• WC, urinoir” Waterstad…[Wa-ter-stad]• Woon-, werk- en recreatiegebied tussen de Oude Haven en de Leuvehaven met veel restaurants, café’s, museums, etc. Waterstokerij…[Wa-ter-sto-kerij]• Klein winkeltje, waar je ook heet water kon kopen. Op de foto vind je de Waterstokerij van Jacoba Kegge op de Bajonetstraat in Rotterdam West.

Watjekou…[Wat-je-kou]• Klap. Waus…[Waus]• Gek zijn, gek zijn

op iemand” Wee…[Wee]• Wc. Wegpleuren…[Weg-pleu-ren]• Weggooien Weps…[Weps]• Wesp Werkpaarden…[Werk-paard-en]• Werklui Werruke…[Wer-ru-ke]• Werken Wijffie…[Wijf-fie]• Vrouw, liefkozend voor meisje” Wille…[Wil-le]• Willen Willem…[Wil-lem]• Willemsbrug Willemien…[Wil-le-mien]• Koningin [Prinses] Wilhelmina. Winchwagen…[Winch-wa-gen]• Open vrachtauto waarop een hydraulische winch is gemonteerd, die bij het meren van zeeschepen aan kademuren zware trossen en/of draden van schip naar de meerpaal kan trekken.” Wippie…[Wip-pie]• Even een wippie maken. Dus....snel even sex hebben. Witstok…[Wit-stok]• Stakker. Worrie…[Wor-rie]• Word je? Worst…[Worst]• Als je het niet eens bent met iemand “”Het zal me worst zijn””. Je doet maar, “ Woutenkiet…[Wou-ten-kiet]• Politiebureau. Wouwen…[Wou-wen]• Willen. Wreed…[Wreed]• 1. Erg, 2. Heel goed”

W


x. Xtc…[X-t-c]• Een bij jongeren zeer populaire drug die in Nederland eind jaren ‘80 bekend werd dankzij de in Rotterdam ontstane gabberhouse. De veelal kaalhoofdige muziek liefhebbers slikten deze pillen om een gabberparty fysiek vol te houden. Op deze gabberhouse party’s werd gedanst op een snelle en harde bassdrumtempo met gemiddeld 160 tot 200 bpm (beats per minute). Tussen 1988 en 1994 vielen volgens de Rotterdamse politie zeker vijf doden door Xtc gebruik.

y. Yuppenhal…[Yup-pen-hal]• Marktgebouw

z. Zaddoek…[Zad-doek]• Zakdoek Zak…[Zak]• Onhandig / dom persoon ■ “Zak kraige”- Ontslagen worden. X Zakkenwasser…[Zak-ken-was-ser]• Oplichter, iemand die iets fout Y Z

doet, iemand die een wit voetje wil halen” Zakkesnijer…[Zak-ke-snij-er]• Verlader, uit de tijd dat zakkendragers de schepen losten en laaden” Zallie…[Zal-lie]• Zal hij Zaneke…[Za-ne-ke]• Zeuren Zeebonken…[Zee-bon-ken]• Zeemannen Zeeteefje…[Zee-teef-je• Theezeefje. Zeggie…[Zeg-gie]• Wat zeg je, je zeggie zeggen is even laten weten wat je er van vind” Zeiken…[Zei-ken]• Blijven zeuren. Zeikstraal…[Zeik-straal]• Iemand die blijft zeuren. Zeiloor…[Zeil-oor]• Flapoor Zelluf…[Zel-luf]• Zelf. da mot je zelluf weten, da doe ik zelluf” Zemelappig…[Ze-me-lap-pig]• Zenuwachtig. Zenuwleijer…[Ze-nuw-leij-er]• Persoon, die erg zenuwachtig is.” Zesdaagse…[Zes-daag-se]• Iets wat iemand zeker al een week lang droeg niet smoezelig maar VUIL is Zespijper…[Zes-pij-per]• Politiebusje Zeveren…[Ze-ve-ren]• Stelen. Ziek…[Ziek]• Tof, mooi, goed” Ziekefondsbrilletje…[Zie-kefonds-bril-le-tje]• Goedkoopste soort bril Ziekte…[Ziek-te]• Pest


■ “Ergens de ziekte in hebben” Ergens de pest in hebben. Zije …[Zij-e]• Zijde ■ “Zije Sok” - Nichterig type maar ook gladjanus. Zinksnijer…[Zink-snij-der]• Grote haak, puntneus” Zoetwatermatroos…[Zoet-waterma-troos]• Een persoon die zich voordoet als zeeman, maar alleen maar op de binnenvaart zit of heeft gezeten.” Zolen…[Zo-len]• Wordt gezegd als je het er niet mee eens bent. Dan wordt er gezegd “”an me zolen””.” Zonsverduistering…[Zons-verduis-te-ring]• Dikke vrouw die bukt met een legging aan Zooitje…[Zooi-tje]• Rommel Zool…[Zool]• Mafkees, gekke henkie, wezenloos. Allemaal uitdrukkingen die tegen iemand worden geroepen als die persoon zich niet normaal gedraagt.” Zopie…[Zo-pie]• Hete soep Zootje…[Zoo-tje]• Veel rommel Zorg…[Zorg]• Leunstoel. Zout…[Zout]• In de jaren 70/80 werd dit woord vaak gebruikt om cool, gaaf uit te drukken. Zuid…[Zuid]• Rotterdam wordt opgedeeld in de vier windstreken. Zuid is het stadsdeel onder de rivier. Zuiplap…[Zuip-lap]• Iemand die veel drinkt. Zuipschuit…[Zuip-schuit]• Over-

matige drinker. Zukke…[Zuk-ke]• Zulke. Zullie…[Zul-lie]• Zij Zussie…[Zus-sie]• Zus. Zwaan…[Zwaan]• Populaire naam van de Erasmusbrug.

Middden op de foto met links het nieuwe gerechtsgebouw en de “Maastoren”, dat met 165 meter het hoogste gebouw van Nederland is en rechts de “Toren op Zuid” (96,5 m.) van Renzo Piano, “De Rotterdam” (149 m.) van de Rotterdamse architect Rem Koolhaas en uiterst recht het “World Port Center” (124 m.). Zwakzinnigeliggie…[Zwak-zinni-ge-lig-gie]• Waxinelichtje. Zwammen…[Zwam-men]• Zwak ouwehoeren Zwartje…[Zwart-je]• Kop koffie. Zwavestijner…[Zwa-ve-stij-ner]• Stoelenmatter. Zwetser…[Zwet-ser]• Iemand die onzin verteld. Zwieper…[Zwie-per]• Iemand die een scheepstank schoonmaakt. Zwijnen…[Zwij-nen]• Geluk hebben Z



Deel II Gezegden en Uitdrukkingen


ROTTERDAMMERS

Door een Rotterdammer stroomt geen bloed maar de Maas

Een Rotterdammer is hard, puur en niet te stoppen

HAVEN

Een vrouwenhaar is sterker als een scheepstros de invloed van een vrouw is nooit te onderschatten ! Een schip zonder anker drijft met de stroom mee als men geen houvast in het leven heeft kan men alle kanten op gaan Liever een slecht mokkeltje op de Kaap dan een slechte schuit op de zee uitspraak tegen iemand die van het leven geniet. Zullie vare onder valse vlag Jullie zijn oneerlijk Onderuit ‘n kinderlijkie Een waarschuwing wanneer men iets naar beneden gooide”

WERK

Naar je pesterij gaan Naar je werk gaan. Ik snap/ken er geen hout van Ik snap/kan er niks van Niet lullen maar poetsen Niet praten maar doen.

RELATIES

Willie me’ me lop wil je verkering ? Achter de gebreide broek gaan liggen … Gaan slapen. Eelt in zweet Gearmd lopen met de handen in elkaar As de liefde onder het hart komp zakt het verstand onder de navel Hij denkt meer aan “gemeenschap als aan liefde We gaan onder de klamme lappen We gaan naar bed. Ik gaat effe legge Ik ga naar bed. Hou je jatten thuis Blijf van me af, blijf ervan af


LEVEN

Heppie het vaantje gestreken is hij overleden? Hij is lid van de natte gemeente hij is een alcoholist ! Deis je of hou je gedeisd Vermaning om je rustig te houden. Die komt bijna weer terug Die is al lang dood. Je mot niet krabbe waar het nie jeukt je moet er niet om heen praten. Ik heb kakhielen van het stadten Ik ben moe. Onweer in de broekpolder Scheet Breek me de bek niet open Hou daar eens over op. Da mot nie magge Dat zou verboden moeten zijn. Da’s kasie degie Fijn.

VERVOER

Heen en weer-bootje Pontje. Met een gof Snel. Trammetje pikken / wippen Zwartrijden op een tram. Met lijn twee Lopend.

FINANCIEN

Een dronkemansgebed maken Zijn laatste geld tellen Met een pond verdriet kenne me de schuld niet betalen huilen helpt niet.


VLOEKEN

Spuuge al een havenarties Vloeken als een havenarbeider Er klopt geen jota van Er klopt helemaal niks van. Grote knopen gebruiken Met veel vloeken gepaard gaan Grote muil dikke lip Eigen schuld dikke bult. Het hangt me de keel uit Ik heb er genoeg van. Het zal me aan m’n reet roesten Het kan me niet schelen Houd je muil Houd je mond. Loop naar de pomp Bliksem. Mij ‘n biet Mij een zorg. Ik pak je bij je lurven Ik pak je vast. Neem een pil joh Doe het even rustig aan. In ‘t majum sodemieteren In’t water gooien. Op ze vessie spuuge Iemand ergens op aanspreken. Ouwe lul, stront an je jassie Dat werd tegen een bejaarde gescholden, die om wat voor reden de aandacht van kinderen trok.

UITERLIJK

Bén je een haartje besodemietert? Ben je helemaal gek geworden? Achterlijk batje Om extra duidelijk te maken, dat men die persoon gestoord vond. Ben je van de trap gevallen? Vraag wanneer je zojuist naar de kapper was geweest.


Met de laat open Laag decollektĂŠ. Broek no bil Mager persoon.

OVERIGE

Mijn opoe is op bezoek Ongesteld zijn, menustratie hebben. Me zwager een hand geven Plassen. Een zeperd halen Falen, verliezen Geef die boer een stoel Uitdrukking/gezegde tegen iemand die een flinke boer laat. In de smiezen lopen Opvallen Je zus nol met dr geitebenen Dat had je gedacht, dat gaat mooi niet door. Mina bakt graag Vrouw die veel tijd besteedt in de keuken. Naar de ratsmodee gaan Naar de bliksem gaan, kapot gaan Onder de zuurballenwet Te jong om mee te doen. Op die fiets Op die manier. Pa ligt op bed en het kind eronder De gene die het kind naar bed brengt ligt te slapen en het kind is nog wakker. Ping pong de lul Op heterdaad betrapt. afkomstig van het specifieke geluid van een politieagenten fietsbel.



Deel III

Rotterdams Dictee


Ik komp gewoon out Rottûhdam Keije dâ nie horih dan?

(Verkorte en aangepaste versie door Erik Van Loon naar een verhaal van Nico Sannes)

Rotjeknor, 12 december 2015 H’t is vast en zeker alweer effe geleje dat je in Algemeen Beschaafd Rottûhdams hep geschreven. Daarom dit dictee over ons Rotjeknor. Groos en lekker gemakkeluk gekleed in mijn camping-smoking, en op boordeelsluipers banjer ik langs perron nul. Een bietskommer gebloemkoold met een kanenkraaier aan zijn zij op mij af kwam. Toen die bietser zijn broodmolen open deed zag ik een fietsenrekkie waarmee hij nodig naar de smoelensmit most gaan. Helaas was ik blut en kon ik hem alleen paar dukkoes voor de kinderwagge geven. Daarna hollepoepte ik met lijn 2 naar de Ouwe Binnenweg. Hier had ik nog als koter gewoond, voordat de moffen een bom op ons huis pleurden. Ik pikte een straatje richting de koopgoot en liep dar jut en jul tegen het lijf. Zij een gratenbaal met een koppie koperdraad en hij een lulletje rozenwater met luizenladders liepen te zeiken over de fokpremie die ze met sint-salarius krijgen voor hun overschietertje, die in hullie larvenbak lag. Bij Jan Gat aangekomme ging ik op een terrasje zitte en bestelde ik een bakkie pleur met mellek. De luiewiijve bocht was niet te zuipe en een roerijzer kon er niet van af. Maar ach wat motje. Nadat ik de tiffuszooi, dat meer naar uilenzeik dan naar negerzweet smaakte, had afgerekend ging ik pleitheine naar de mart. Ten hoogte van de vette yuppenhal zag ik een knolsmeris en een jut staan kijken of ze een jatmoos konden vangen. Het waren lekkere kalletjes met een knalijzer. Ik dacht: “met zo’n mokkeltje moet je ech geen mot krijgen”. Via het Blaakse Bos en het Witte Huis ging ik verder over


rooie Willem naar boerenzij. Op de Stieltjeskade tussen het moordenaartje en de Waslijn zaten een paar gabbers op een parlevinker en na hun vijfpik voer ik met de havenartiesten Arie en Eppo onder de Zwaan door tot aan de voet van de hoerenloper. Daar klommen Arie en ik op de wallekant. Arie wilde zich namelijk het apelazurus bonken met een van de duiven op de Kaap Terwijl Arie aan het pennen was met een sleuf met een groot bos hout voor haar deur at ik in Rooie Sien met een kutje cola een kapsalon en slikte ik iets van de pilledraaier alvorens ik met de tro onder de Maas doorging naar de Grote Puntzak om daar een trammetje terug te piepen naar Delta.



Over de samensteller, Erik Van Loon Geboren 30-09-1971 in Bergen op Zoom Sinds 1998 woont Erik Van Loon in Rotterdam en hij is een van de makers van de stad. De Kunstenaar Zo verspreide hij als kunstenaar tijdens 2001 : Rotterdam Culturele Hoofdstad 2.000 kunstwerken onder de bezoekers van deze manifestatie. In 2005 schonk hij in samenwerking met het Rotterdams Dagblad de inwoners van Rotterdam het kunstwerk 60. 60 verscheen in een oplage van 85.000 voud op de voorpagina van de bevrijdingskatern van het Rotterdams Dagblad op 4 en 5 mei 2005. Van 2005 tot 2014 onthulde hij 10 jaar lang elk jaar een schilderij van 10 x 6 m langs de route van de New York City Marathon. Voor Schoon Water Naast kunstenaar is hij ook oprichter van Stichting Aquarius. Namens Aquarius organiseert hij sinds 2008 elk jaar de Rotterdam Swim en met de opbrengst daarvan maakt hij elk jaar een rivier schoon. Zo maakte hij in 2009 de Schie (1 km), in 2010 de Rotte (2 km), in 2011 de Amstel (3 km), in 2012 de Oude IJssel (3 km), in 2013 de Laak (3 km) , in 2014 de Oude Rijn (50 km) en in 2015 de Nieuwe Hollandse Waterlinie (140 km) schoon. In 2016 maakt hij op Wereld Water Dag samen met burgers, ondernemers, politici, wetenschappers, journalisten, etc van het stadhuis van Rotterdam tot het stadhuis van Amsterdam de Rotte, de Maas, de IJssel, de Gouwe, het Aarkanaal en de Amstel over een afstand van 90 km schoon.


Voor Armen Erik Van Loon schenkt ook elk jaar 921 kg voedsel aan de voedselbank. Opdat niet alleen jong, succesvol, gezond en fit profiteren van schoon water maar ook mensen die minder geluk hebben. Met de 921 kg worden ook de 13 pionieers die in 2008 voor de eerste keer in de geschiedenis de golven van de Maas rond het Noordereiland in hartje Rotterdam trotseerden herinnert. Voor hen die vielen Tenslotte heeft Erik Van Loon op 14 mei 2015 ook de herdenking 75 Rotterdammers Herdenken 75 Jaar Bombardement georganiseerd. Tijdens deze herdenking dragen elk jaar meer Rotterdammers op elk jaar meer straathoeken van de brandgrens een gedicht voor over het bombardement. Voor Literatuur Sinds 2014 zet Erik Van Loon zich ook actief in voor letteren. Zo heeft hij naast zijn boek Volksmenner met daarin 52 brieven aan binnen- en buitenlandse dag- en opiniebladen, inmiddels ook 3 gedichtenbundels en een kunstcatalogus over anderen uitgegeven. Zijn meest recente gedichtenbundel is I LOVE ROTTERDAM met daarin tientallen gedichten waarin dichters hun liefde voor Rotterdam uiten. Voor Gehandicapten Erik Van Loon is verder ook oprichter van Stichting Gdag. Met deze stichting organiseert hij sinds 2008 elk jaar in steeds meer plaatsen de VN Wereld Gehandicapten Dag in Nederland.


Over de medewerkers, Nico Sannes Geboren op 13 december 1934 te Rotterdam. Als kind maakte hij de Tweede Wereldoorlog mee en grote armoede. Zijn leven speelde zich voornamelijk af in de Rotterdamse haven. Als Rotterdamse jongen ging hij op zijn zestiende varen en later werkte hij in de haven aan wal. Nico heeft schepen gelost en geladen, maar ook als vakbondsman gestreden voor betere arbeidsvoorwaarden voor de mensen in de haven en de zeelieden. Tot op heden strijd hij actief voor het welzijn van de zeelieden. Nico schrijft al tientallen jaren lang gedichten. In zijn vakbondstijd waren dit voornamelijk actiegedichten en na zijn pensionering bleef hij doorgaan strijdbare sociale gedichten. De haven en schepen blijven hem boeien en een paar maal in de week trek hij er met zijn fiets op uit foto’s te maken. Wekelijks combineert hij deze foto’s met een gedicht en stuurt dit toe naar zijn talloze vrienden, kennissen en relaties. Zijn leuze is: We zullen doorgaan! Henny Sinnema geboren 20-09-1944 in Rotterdam Als kind kreeg Henny viool les. Na 3 jaar MULO werd ze op haar 15e aangenomen bij Modehuis Gerzon. Daar volgde zij een opleiding als Verkoopster. Naast verkoopster, heeft ze ook gewerkt als telefoniste, als ziekenverzorgster en als kok in de horeca. Zij is twee keer getrouwd. Haar tweede echtgenoot is in 2009 na 24 jaar huwelijk overleden. Henny houdt van buitenlandse talen. Zo spreekt ze Engels, Perzisch. Turks en Russisch. Om het verdriet over haar overleden man te verwerken begon zij in 2009 te dichten. Inmiddels heeft zij verschillende prijzen gewonnen. Recentelijk won zij nog I LOVE ROTTERDAM V.



Het Rotterdams Woordenboek is tot stand gekomen dankzij Astrid Haas, Ank Snabel, Andy Koch, Angelique Beesemer, Ann van Erp, Ann Vorstenbos, Anouar Spijkers, Astrid Kooijman, Bartolo, Bob Postmus, Conny Gerritse, Daniël, Desiree Brandsma, Els Bouter, Emile van Rinsum Slauerhoff, G.Baas, Hans Wiesenhaan, j de bruin, J schrijn, Charley Verlaar, J.A.Blaauw, J.Bouwman, Jasper Roode; Jeanette, Jenny van der Ster, John, John Scheffer, Julia Morriën, Linda de Jongh; Jeannette Melsen; Dennis, Marco, Marnix Keizerwaard, Mathot, Theo Mudde, Natasja van der Padt, Nel van Duijn, Nico van Sannes; Andrea Bouhuys , Nel , Bouwmeester , Petra Blom, Piet Schilt, Pieter Albronda, Pim, r kok , R. Plaggenborg, R.leen-

ders, Rene Meskers, René Volwerj, Rob Hollander, Rob van der Gaag, Rob Verweij, Ron Bazen, Ronald Wagenaar, Ronald Wouters, Nico Spiering, Suzanne Rietveld, Therese Noorlander, Wiebe Pannekoek, Yvonne Pistorius, A Bleijenberg, Ger van Beek, Jeannette Melsen, Jeroen Corbeau, Jos Verbrugge, Kenn Enyo Corvers , Sylvia de Vries, Yuri en Paulus, Angelique Jansen, Ariëlle Zoeteman, Ron Kok, Martin Plazier, Patrick Schut, Brigitte, Daniëls R.Th.G, Jane, Rob Kooijman, Arthyra de Clerck, Peet Levering, Evelyne Dorst, Don Beeris, Johan Eland, B.M. van den Heuvel, Bert Kamerman, Peet Kolart, Petra Koestering, Piet Berben, Denny, P.T. van Eck, Frieda Deijkers, Henny Sinnema


HET RotterdamS WOORDENBOEK

Rotterdam 2015 Hooggeachte gebruiker, Rotterdam kent vele inwoners met uiteenlopende culturen, religiies, verenigingen en beroepen. Het Rotterdams Woordenboek wil al deze groepen verenigen met ĂŠĂŠn taal: Het Rotterdams. 1854 woorden De eerste editie van het Rotterdams Woordenboek kent 1854 woorden en is tot stand gekomen met dank aan 108 vrijwilligers. De namen vindt u achterin dit woordenboek. Aan de hand van de eerste druk hopen wij een levendige discussie over het Rotterdams op gaan te brengen. Laat iedereen met elkaar in gesprek gaan en laten we samen de komende jaren werken aan het perfectioneren van het Rotterdams Woordenboek voor de genearatie na ons. Erik Van Loon Stichting Aquarius

STICHTING AQUARIUS


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.