Bijlage 4B: Instructiekaarten beleving, interpretatie, beoordeling en narratief begrip, Cornelissen, 2016 Instructiekaart leesbeleving Beschrijving van emoties die het boek heeft opgeroepen. Niveau 1: Benoemt geen emotionele beleving. Geen uiting Bijvoorbeeld: • Mijn moeder had me bonbons meegegeven voor de moeder van Lena. Ze ging aan tafel zitten met de doos bonbons voor zich. Daarna gingen Lena en ik naar boven. • Het verhaal is supermooi. Niveau 2: Beschrijft eigen emotionele beleving, maar geeft hierbij geen uitleg. Uiting zonder argumentatie Bijvoorbeeld: • Ik vond het een heel grappig verhaal. • Ik vond het wel zielig voor Yaqub. • Ik kon af en toe niet verder lezen zo spannend vond ik het. • Ik dacht precies hetzelfde als Simon. Niveau 3: Geeft uitleg over emotionele beleving met voorbeelden uit het boek of met eigen leeservaringen. Uiting met argumentatie binnen het verhaal Bijvoorbeeld: • Het werd spannend, omdat ik het steeds beter begon te snappen. • Ik voelde me verdrietig, omdat Joep dood was. • Ik vond het grappig dat Wietske een vieze test moest doen om bij de club te komen Niveau 4: Verbindt emotionele beleving met eigen wereldbeeld. Uiting met argumentatie buiten het verhaal Bijvoorbeeld: • Ik vind het heel zielig dat kinderen leukemie kunnen krijgen. • Ik vind het vooral leuk omdat ik later zelf ook trainer wil worden. • Ik vind het spannend omdat het echt gebeurd is.
Studentenreader Open Boek Pabo
66