Bij Ensor op bezoek
Pandora
De blauwe schelp van James Ensor
5
Phillip Van den Bossche
Blauwe salon James Ensor in zijn atelier
13 24
Xavier Tricot
Stilleven en interieur Eugène Demolder en James Ensor, een wederzijdse heiligverklaring
47 56
Patrick Florizoone
Literaire kamer Muziekkamer James Ensor en de Oostendse beeldende kunstenaars van zijn tijd
77 81 90
Norbert Hostyn
Oostende De familie van James Ensor
107 116
Norbert Hostyn
Vrienden en vrouwen
137
Personenregister Illustraties personenregister
145 281
Lijst van de werken
286
Index namen
290
Colofon
296
1
James Ensor in zijn atelier Xavier Tricot
Le plaisir qu’on trouve à voyager autour de sa chambre est à l’abri de la jalousie inquiète des hommes ; il est à l’abri de la fortune. Xavier de Maistre, Voyage autour de ma chambre, 1794
Savez-vous ce que c’est que l’atelier d’un peintre, lecteur bourgeois ? C’est un monde. Un univers à part qui ne ressemble en rien à notre monde à nous. Théophile Gautier, Albertus, 1832, lxxv-lxxvi
Inleiding
[fig. 1] James Ensor, Geraamten in het atelier, 1900 Olieverf op doek, 108 x 82 cm National Gallery of Canada, Ottawa Inv. No. 23976 (1981) Tr. 394
Het atelier is de ruimte bij uitstek waar de kunstenaar zich ongestoord mag uitleven, inspiratie kan opdoen en zijn werken stapelt. Zijn werkkamer vormt als het ware zijn natuurlijke habitat waar hij zich vrij en afgezonderd kan overleveren aan zijn betrachtingen. Het traditionele thema van de ‘schilder in zijn atelier’ werd regelmatig aangesneden in de Hollandse schilderkunst vanaf het begin van de 17de eeuw. Het treffendste voorbeeld is wellicht het zelfportret van Rembrandt in zijn atelier uit 1628 (Museum of Fine Arts, Boston). Het kleine olieverfschilderij toont ons de schilder, eenzaam in een lege, quasi sacrale ruimte. In meditatie verzonken, aanschouwt hij zijn schilderij dat op een ezel is geplaatst. Op een onnavolgbare wijze verbeeldt het olieverfschilderij het creatieve proces van de schilder dat hier een bijna mythische en mystieke dimensie verkrijgt. In het begin van de 19de eeuw leefden en werkten de meeste jonge Parijse kunstenaars in een kamer, meestal gelegen onder het dak van een rijhuis. Deze kale en kille mansardekamers hadden het voordeel goedkoop te zijn en een uniek zicht te geven op de daken van de Franse hoofdstad. De afbeelding van de miserabele schilder, eenzaam in zijn atelier, werd tijdens de Romantiek al gauw een van de veelvuldige thema’s van la vie de bohème. In 1825 schilderde de Franse schilder Octave Tassaert (1800 – 1874) een zelfportret in zijn kale kamer. Behalve een matras en een klein tafeltje is de kamer zo goed als leeg. Een palet en een schildersdoos aan de voet van een stoel wijzen ons erop dat we hier een zicht hebben op een schildersatelier. Naast de matras staan enkele doeken tegen de muur gestapeld. Ongeveer twintig jaar later schilderde hij opnieuw een atelierzicht (Louvre, Parijs). Het werk toont ditmaal een rijker aangekleed atelier. Deze
26
Xavier Tricot
twee schilderijen getuigen van de evolutie van de schilder, niet alleen op picturaal maar eveneens op materieel vlak. Vanaf het midden van de 19de eeuw werd de afbeelding van ‘de schilder in zijn atelier’ gestaag een ware topos. Gustave Courbet (1819 – 1877) verhief het onderwerp van het schildersatelier tot een allégorie réelle. Zijn meesterwerk L’Atelier (ca. 1855, Musée d’Orsay, Parijs) is gaandeweg het prototype geworden van het geïdealiseerde atelierzicht.
Het atelier als refugium James Ensor schildert zijn eerste werkjes tussen 1873 en 1875 in een kamer van het huis dat zijn ouders voor die periode op de hoek van de Weststraat (nu Adolf Buylstraat) en de Christinastraat huren. Op het einde van het jaar 1875 verhuist de familie Ensor naar een huis in de Langestraat, nr. 66, waar de jonge schilder vanuit zijn dakvenster de koninklijke stallingen, alsook de nieuwgebouwde woningen op de zeedijk kan bestuderen. Hij schildert er Villa Albert [Tr. 58], Villa’s in opbouw te Oostende [Tr. 59] en Oud venster van de koninklijke stallingen [Tr. 60]. In een brief van 2 augustus 1928 schrijft Ensor aan de Vlaamse kunstcriticus André De Ridder : Vers 1870, j’habitai rue d’Ouest, actuellement rue Adolphe Buyl, coin nord de la rue Christine, et là, déjà, je peignis et composai à l’âge de 13 ans. Je peignais et dessinais journellement. En 1859 mes parents habitaient rue Longue, 44, actuellement la maison porte le n° 26 (là je naquis le 13 avril 1860). Une maison des plus pittoresques, maison reconstruite, hélas ! mais en 1860, cette maison présentait de grandes et sympathiques beautés. Là, de vastes jardins donnaient sur les remparts du vieil Ostende et sur les fossés salés situés à proximité de la mer. Lettres, p. 190
James Ensor heeft zijn eerste atelier – die naam waardig – in twee zolderkamers van het huis dat zijn ouders vanaf eind 1876 huren op de hoek van de Vlaanderenstraat en de Van Iseghemlaan te Oostende. Wanneer de schilder zich na zijn studies aan de Koninklijke Academie voor Schone Kunsten te Brussel in 1880 opnieuw in zijn geboortestad vestigt, zal hij er tot 1917 werken. Het eerste gekende schilderij waarin James Ensor zichzelf afbeeldt in zijn atelier dateert uit 1879 [Tr. 119] (fig. 2). Gehuld in een geel jasje, beeldt de negentienjarige schilder zichzelf af aan zijn schildersezel waarop een doek – het zelfportret waaraan hij werkt – is opgesteld. Met het palet in de linkerhand en de penselen in zijn rechterhand draait de schilder behoedzaam het hoofd naar de toeschouwer. Het betreft een ‘impressionistisch’ zelfportret waarin hij zich te kijk stelt met de schilderattributen in de hand. Het atelier als ruimte wordt summier gesuggereerd door de doeken die op de achtergrond staan gestapeld. Het doek fungeert als een soort statement : hier ben ik, hier leef ik, hier werk ik. Vanuit zijn atelier kon de schilder (pools)hoogte nemen van het omliggende landschap. Door zich hoog onder het dak te plaatsen kon hij er ook letterlijk afstand van nemen. De realiteit werd gezien, of liever geïnterpreteerd, vanuit een bijna ongedefinieerd gezichtspunt.
James Ensor in zijn atelier
27
Vanuit zijn raam overziet hij aan de ene kant de daken van de stad en de omliggende polders en aan de andere kant de zee en het strand. Het Groot zicht op Oostende van 1884 [Tr. 270] en de Daken van Oostende uit 1885 [Tr. 272] zijn daarvan de treffendste voorbeelden. Vanuit de hoogte bestudeert hij eveneens de silhouetten van de wandelaars in de Van Iseghemlaan of de Vlaanderenstraat. Zijn telescopische visie op de werkelijkheid zal een niet te onderschatten impact hebben op zijn latere werken. Talloze taferelen, zoals de gehoogde tekening Carnaval te Brussel 1888 of het olieverfschilderij Muziek in de Vlaanderenstraat uit 1891 [Tr. 332] worden weergegeven vanuit een al of niet vervormd vogelperspectief. De menselijke figuur wordt er gereduceerd tot marionetachtige figuurtjes. Het atelier an sich vormt eveneens het decor voor zijn werk. In het olieverfschilderij, Een coloriste [Tr. 166] (fig. 3) van 1880, herkennen we de zus van James Ensor, zittend op een stoel in het atelier van de kunstenaar. In het wit gekleed, bekijkt ze meditatief de waaier die ze tussen haar handen op haar schoot houdt. Links van haar staan verschillende doeken tegen de muur gestapeld ; rechts in de compositie staan lage tafels, kastjes of kisten waarop kleurrijke stoffen en stapels vellen papier zijn uitgestald. Aan de voet van een lage kast, rechts onder op het voorplan, liggen een palet en penselen op de grond. Links op de achtergrond ontwaren we het beeld van de schilder gereflecteerd in een smalle spiegel. Zijn atelier wordt naderhand een kluis waar Ensor zich kan terugtrekken, ver weg van de dagdagelijkse beslommeringen. In sommige brieven aan vrienden of collega’s beklaagt hij zich regelmatig over het feit dat hij, samen met zijn zus, tijdens de zomermaanden moet werken in de winkel van zijn ouders. Pas wanneer Oostende in een winterslaap is gewikkeld trekt de kunstenaar zich terug in zijn atelier. In dezelfde brief van 2 augustus 1928 aan André De Ridder beschrijft hij zijn atelier met een uitgesproken zin voor topografische details : Oui, j’ai occupé à Ostende depuis 1860 plusieurs habitations; la plus importante : une grande maison à coin coupé, située au coin Est de la rampe de Flandre et du Boulevard Van
[fig. 2] James Ensor, Zelfportret aan de schildersezel, 1879 Olieverf op doek, 40 x 33 cm Privéverzameling Tr. 119 [fig. 3] James Ensor, Een coloriste (oorspronkelijke titel: Alleen), 1880 Olieverf op doek, 102 x 82 cm Koninklijke Musea voor Schone Kunsten van België, Brussel Inv. No. 10288 Tr. 166
2
3
28
Xavier Tricot
Iseghem, là, mon atelier à cinq fenêtres est situé sous le grenier, la fenêtre principale donne en plein Sud. Deux petites fenêtres mansardées donnent au Sud et les deux autres au SudOuest. Les quatre petites fenêtres prenant jour à environ deux mètres du plancher. De la grande fenêtre, à hauteur d’appui, la vue dominait une grande partie de la ville et quelques échappées sur la campagne complétaient à souhait un panorama magnifique ! De là, j’ai peint La rue de Flandre en 1881, à Mr. Speth ; Les Toits, 1884, à François Franck ; La grande vue d’Ostende, 1884, à Mr Oesterrieth [Osterrieth] ; la Vue prise en Phnosie, ondes et vibrations lumineuses ; La rue de Flandre, neige, 1880 ; La musique rue de Flandre. Plusieurs vues du Boulevard Van Iseghem, etc. En 1886, j’ai dessiné Les auréoles du Christ ou les sensibilités de la lumière. Encore j’ai croqué à l’aquarelle des silhouettes et types de promeneurs, marins, masques et élégantes. Lettres, pp. 187-188
Hij schildert er al zijn bekende meesterwerken waaronder De Intocht van Christus te Brussel in 1889 [Tr. 293]. Een anonieme foto uit 1889 toont ons James Ensor – met penseel en palet in aanslag – voor zijn magnum opus (fig. 6). Het doek waarop we het ontwerp in potlood kunnen onderscheiden is aan één van de muren van zijn atelier gespijkerd. Links op de foto herkennen we De verwondering van het masker Wouse [Tr. 302] en Stilleven met kersen [Tr. 295] uit 1889. Dank zij deze foto weten we nu met zekerheid dat de schilder pas in 1889 De Intocht van Christus te Brussel in 1889 heeft geschilderd, al is het werk ‘1888’ op het doek gedateerd. Rond 1890 schildert James Ensor een zelfportret [Tr. 324]. Gezeten aan zijn schildersezel draait hij zich om naar de toeschouwer. Tussen de spiegel en het spiegelbeeld ontstaat er een complexe relatie die de toeschouwer op een verkeerd been zet. Het raam van de spiegel waarin hij zich afbeeldt valt samen met de omtrek van het doek. De onderste donkere rand van het doek die de scheiding vormt tussen spiegel en afbeelding lijkt achteraf te zijn bijgeschilderd. In de linker benedenhoek beeldt hij een gipsen beeldje (L’écorché) af dat als een repoussoir fungeert. De plankenvloer van zijn atelier vormt als het ware een toneelscène waarop hij zich letterlijk te kijk stelt. Ook hier beeldt hij zichzelf af volgens de geijkte iconografie met palet en penselen in de hand. Voor hem op de ezel staat
4
5
James Ensor in zijn atelier
29
een doek opgesteld. Merkwaardig is dat het doek ongekend is. Wellicht gaat het om een ‘imaginair’ doek of om een werk dat verloren is. Wat we zeker kunnen opmaken is dat het een tafereel uit het leven van Christus voorstelt, wellicht zijn Doop of de Transfiguratie. Met zijn doek Het schilderend geraamte uit 1879 [Tr. 385] (fig. 5), neemt Ensor opnieuw het thema op van de schilder in zijn atelier, maar deze keer in skeletversie. Vertrekpunt voor het werk is een foto van eind 1896 of begin 1897, voor het eerst gepubliceerd in het speciale nummer van La Plume dat in 1899 aan Ensor was gewijd (p. 38) (fig. 4). De schilder gebruikt er hetzelfde procedé als in zijn ets uit 1889, Mijn portret als skelet [T. 67]. Hij beeldt zich niet af zittend voor de schildersezel zoals op de foto, maar staand en met verkorte benen, waardoor de kunstenaar ietwat op een dwerg gaat lijken. De schilder, die heel zelfzeker met indringende blik recht naar de camera kijkt, stelt zichzelf voor en beeldt zichzelf af als het klassieke model van de schilder in zijn natuurlijke omgeving. Net zoals het winkeltje van zijn grootmoeder, bulkte zijn atelier van maskers, schedels en bizarre voorwerpen. Boven de schildersezel zien we een schedel met sjako die een verbouwereerde blik op de schilder werpt. Alle werken die op de foto aanwezig zijn, staan stuk voor stuk op het doek afgebeeld. We herkennen van links naar rechts : Groot gezicht op Mariakerke uit 1896 [Tr. 379] ; De dode haan uit 1894 [Tr. 367] ; De gevaarlijke koks uit 1896 [Tr. 381] ; De Kruisafneming uit 1886 [Tr. 281] ; Geraamten bekvechten om een bokking uit 1891 [Tr. 335] ; de gravure De kathedraal uit 1886 of die uit 1895 [T. 7 of T. 105] ; de gehoogde tekening De Guldensporenslag uit 1891 ; de gehoogde tekening De Calvarie uit 1886 ; de gehoogde tekening Carnaval in Brussel uit 1888 ; de tekening Musicerend geraamte uit 1888 ; Ei, krabben en garnalen uit 1891 [Tr. 343] ; de gravure De moord, 1888 [T. 38] ; het bovenste deel van De verwondering van het masker Wouse, 1889 [Tr. 302] ; het linker deel van Namiddag in Oostende, 1881 [Tr. 218] en ten slotte, de houtskooltekening De Heks uit 1883. De Franstalige Belgische dichter Emile Verhaeren (1855 – 1916) schrijft het volgende over Ensors atelier in zijn monografie over de schilder : La chambre où il travaille ouvre, là haut, au quatrième d’une maison banale, son unique et peu large fenêtre. De tous les peintres modernes Ensor est le seul qui jamais ne se soit mis en quête d’un atelier. Lui le chercheur de lumière il campe ses toiles en un jour
[fig. 4] James Ensor in zijn atelier, 1896/1897 Anonieme foto [fig. 5] James Ensor, Het schilderend geraamte, 1896/97 Olieverf op paneel, 38,5 x 45,5 cm Koninklijk Museum voor Schone Kunsten, Antwerpen Inv. No. 3112 (1972) Tr. 385
[fig. 6] James Ensor in zijn atelier, werkend aan De intrede van Christus in Brussel in 1889 Anonieme foto
6
30
Xavier Tricot
médiocre tombant non pas d’une verrière mais à travers les pauvres carreaux d’une baie verticale et parcimonieuse de clarté. (…) Celui qui surprend Ensor, la [sic] haut, dans son travail, le voit surgir d’un emmêlement d’objets disparates : masques, loques, branches flétries, coquilles, tasses, pots, tapis usés, livres gisant à terre, estampes empilées sur des chaises, cadres vides appuyés contre des meubles et l’inévitable tête de mort regardant tout cela, avec les deux trous vides de ses yeux absents. Une poussière amie recouvre et protège ces mille objets barroques [sic] contre le geste brusque et intempestif des visiteurs. Ils sont là chez eux que seul le peintre leur insuffle la vie, les interroge les fasse parler et les introduise dans l’art grâce à la sympathie qu’il leur voue et l’éloquence qu’il découvre en leur silence. Emile Verhaeren, James Ensor, G. Van Oest & Cie, Bruxelles, 1908, pp. 6-7
Een andere foto uit ca. 1899 toont ons eveneens een zicht van Ensors atelier (fig. 7). Deze keer staat de schilder rechtop aan zijn schildersezel, palet en penselen in de linkerhand. Op de ezel staat De gendarmen uit 1892 [Tr. 348] opgesteld. Op de achtergrond zien we De Intocht van Christus te Brussel in 1889 aan een van de muren gespijkerd. Van links naar rechts en van boven naar onder herkennen we Judas werpt de zilverlingen in de tempel uit 1880 [Tr. 120], Vis, kreeft en schelpen uit 1898 [Tr. 389], De dode haan uit 1894 [Tr. 367], Schelpen uit 1895 [Tr. 374], een niet nader geïdentificeerd werk met maskers aan de voet van de ezel ; achter Ensor herkennen we De dood en de maskers uit 1897 [Tr. 386], het bovenste deel van de tekening Christus aan het volk getoond uit 1886 uit de serie De aureolen van Christus of de gevoeligheden van het licht, het linker deel uit Portret van de vader van de schilder uit 1881 [Tr. 221] en ten slotte Maskers en vazen uit 1896 [Tr. 378]. Een artikel gewijd aan James Ensor, getekend ‘R.M. Lair’, verschijnt op 7 september 1900, in de reeks Nos artistes chez eux, in het dagblad La Saison d’Ostende : Tout en haut d’une grande maison de la Rampe, dans une chambre quelconque, banale même, transformée en atelier, se tient Ensor, au milieu de ses masques, de ses cartons d’eauxfortes, de ses têtes de morts et de ses nombreuses toiles. Quelle étrange figure que cet insondable Ensor ! Artiste aimé des érudits qui admirent son extraordinaire et multiple talent, qui
[fig. 7] James Ensor in zijn atelier, ca. 1899 Anonieme foto [fig. 8] James Ensor in zijn atelier, 1909 Foto Ocreman
7
8
James Ensor in zijn atelier
31
sentent comme lui l’au-delà de ses rêves de visionnaire, tandis que le côté immatériel de son œuvre indispose lutôt [plutôt] l’élément bourgeois qui n’en saisit pas toujours la beauté. La Saison d’Ostende, 24e année, n° 60, 7 septembre 1900, p. 1
De verschillende atelierfoto’s uit deze periode getuigen van de wanorde die heerst in zijn atelier waar zich de meest onwaarschijnlijke voorwerpen opstapelen. Tussen een wirwar van stapels tekeningen en prenten vindt men er schedels, beeldjes, opgezette dieren, kranten, vodden, dozen verf en andere voorwerpen. Al deze prullaria prikkelen zijn verbeelding en vormen op de een of andere manier een inspiratiebron. De heersende chaos moet elke bezoeker aan Ensors atelier zijn opgevallen. In 1902 publiceert de Luikse criticus Olympe Gilbart in La Meuse het verslag van zijn bezoek aan Ensors atelier : À Ostende. Nous voici gravissant l’escalier d’une maison de la Rampe de Flandre. Les paliers succèdent aux paliers. Enfin nous arrivons sous les combles. James Ensor pousse une porte et m’introduit dans une mansarde. C’est l’atelier de l’artiste. Il y règne le plus extraordinaire encombrement qui se puisse imaginer. C’est un capharnaum [sic] où s’amoncellent en un désordre épique et jovial des infinités d’objets de la variété la plus extravagante. On a l’impression d’être chez un fripier veuf de toute clientèle. Au seuil de la chambre, je m’arrête perplexe, pendant que James Ensor, enjambant des chaises et escaladant une table, s’aventure péniblement vers la lucarne dont il ouvre la fenêtre. La situation est pour moi fort embarassante [sic]. Je ne sais comment m’y prendre pour risquer un pas. Je prévois que des prodiges d’équilibre me seront indispensables. A terre, pêle-mêle, gisent dans un bariolage pittoresque des masques tragiques et narquois, des vessies, un violon, un colback, des clifoires, une clarinette, des bouquins délabrés, des écailles d’huîtres, des coquillages, un flageolet, des loques graisseuses, des tasses ébréchées, une table vermoulue et boîteuse [sic] où des charançons ont élu domicile, un fusil, des baïonnettes, une hallebarde, une guitare, des os de seiches, une bassinoire, des casseroles, et dans les coins de gros rouleaux de toile et des cartables volumineux, – et au dessus de cet assemblage étrange, hilarant, paradoxal, d’immenses champignons aux formes torturées se balancent dans l’espace, tandis que de très authentiques cryptogames, tapissent de leur mousse poatée [sic] les angles des solives. Je me résous à mettre un pied en avant et me voilà empêtré jusqu’aux genoux dans un fouillis inextricable. James Ensor m’extrait de ma fâcheuse position et je parviens, grâce à son aide, à trouver quelques centimètres carrés où je puis me mouvoir sans crainte de chavirer. Voyez-vous, Monsieur, à Ostende, pendant la saison, je dois m’occuper du commerce et cela m’absorbe tellement que j’ai très peu de temps pour faire de l’art. L’hiver seulement je puis peindre et graver à mon aise. Mais les jours sont alors si courts ! Et tout en parlant, James Ensor déroule ses toiles qu’il fixe au mur au moyen de punaises. C’est un émerveillement ! La Meuse, 23 septembre 1902, p. 1
Op een foto, genomen door de fotograaf Ocreman in 1909, staat Ensor naast zijn ezel, palet in de linkerhand en penseel in de rechterhand (fig. 8). De vijftigjarige schilder poseert
32
Xavier Tricot
gewillig als de ‘gearriveerde’ kunstenaar die trots de camera fixeert. Op de ezel staat het schilderij Pierrot en skeletten uit 1907 [Tr. 425] opgesteld (fig. 10). Links van hem staan verschillende schilderijen opgestapeld waaronder het Portret van Emma Lambotte uit 1907 [Tr. 423] en het Portret van de kunstenaar aan zijn ezel uit 1879 [Tr. 119].
Het atelier als toneelscène Vanaf 1888 gaat Ensor geregeld zijn atelier afbeelden als een ‘imaginair decor’ voor een virtuele toneelscène of maskerade. Deze benadering vinden we terug in meesterwerken als De verwondering van het masker Wouse (1890) [Tr. 302], Geraamten twisten om een gehangene (1891) [Tr. 334] of De zonderlinge maskers (1892) [Tr. 349]. Tussen 1888 en 1890 herwerkt Ensor zijn schilderij Geraamte bekijkt chinoiserieën uit 1885 [Tr. 280]. Van het personage in de zetel maakt hij een skelet, links onderaan voegt hij schedels en japonaiserieën toe. Het personage zit Japanse prenten te bewonderen die zoals een accordeon zijn ingebonden, aan de wand werd een kakemono opgehangen. Vertrekkende van een werk met een vrij conventionele compositie, maakt Ensor er iets bijna onwezenlijks van : een skelet bewondert ‘beelden van de voortschrijdende tijd’ of ukiyo-e. Op de achterkant staat op het frame geschreven : Peint dans l’atelier de Van Rijsselberg [sic]. Het is moeilijk te achterhalen of het hier werkelijk om Ensors geschrift gaat. Gebeurden de wijzigingen door Ensor nadat hij het doek in het atelier van Van Rysselberghe had afgewerkt ? Het is bekend dat Van Rysselberghe een verzameling Japanse prenten bezat. Heeft hij ze aan Ensor getoond ? Hebben ze erover gesproken ? Welke motieven hebben Ensor ertoe gebracht zijn werk ingrijpend te veranderen ? Het personage doet enigszins denken aan Jean des Esseintes, de hoofdfiguur uit de roman À Rebours van Joris-Karl Huysmans. In 1889 schildert Ensor Geraamten die zich willen warmen [Tr. 304] (fig. 9). Het is een van de meest melancholische onderwerpen van de schilder. Een paar vermomde geraamten scharen zich rond een kachel. Het tafereel speelt zich waarschijnlijk af in de winterse kou van een verlaten atelier. Achteraan lijkt een breiend geraamte op te komen. Op de voorgrond dringen twee geraamten, waarvan één met hoge hoed, zo dicht mogelijk bij een kachel, terwijl een derde geraamte ervoor ligt, het hoofd rustend op een kolenbak en met aan zijn voeten een palet met resten van verschillende kleuren. Is het gestorven van de kou ? De levende geraamten zoeken de warmte op ondanks het absurde van hun toestand. Het vuur in de kachel is immers gedoofd en het opschrift onder de kachel Pas de feu. En trouverez-vous demain ? onderlijnt het dramatische van de hele situatie en vertolkt op een allegorische manier het drama van de kunstenaar zelf. Ensor heeft immers niet alleen fysieke, maar vooral psychologische eenzaamheid gekend in zijn atelier. Sinds de dood van zijn vader vond de schilder geen warmte meer in de familiale omgeving en als schilder was hij nog maar door een heel klein aantal schilders en schrijvers erkend. Achter het macaber geënsceneerde onderwerp schuilt een existentiële ellende. Met de nu lachwekkend nutteloze attributen aan zijn voeten zou het liggende geraamte wel eens een alter ego van de schilder kunnen zijn.
[fig. 9] James Ensor, Geraamten die zich willen warmen, 1889 Olieverf op doek, 75 x 60 cm Kimbell Art Museum, Fort Worth (Texas) Inv. No. AP 81.20 (1981) Tr. 304 [fig. 10] James Ensor, Pierrot en skeletten, 1905 Olieverf op doek, 48 x 58 cm kbc, België Inv. No. 98000477 (2008) Tr. 411
James Ensor in zijn atelier
33
In Het Maskertoneel uit 1889 [Tr. 303] verwijst de schilder expliciet naar de Commedia dell’Arte : Pierrot, Arlecchino, Colombina en de andere figuren van het gezelschap worden geënsceneerd in een ingebeeld stuk waarvan alleen de schilder de intrige kent. De figuren op de voorgrond nodigen de toeschouwer als het ware uit om zelf op het toneel te klimmen en deel te nemen aan het schouwspel dat door het univers galant van Antoine Watteau (1684 – 1721) wordt gedomineerd. In hetzelfde jaar 1889 maakt Ensor het brede schilderij De verwondering van het masker Wouse [Tr. 302] waar een oude, gemaskerde hoer in lompen en een grote sjaal, met een belachelijke hoed en een kleine rode paraplu zich in een kamer aanbiedt en zich lijkt af te vragen met welk bizar schouwspel ze wordt geconfronteerd. Er slingeren kleurige kledingstukken, maskers, een viool, een klarinet en een hoge hoed rond. Wellicht hebben onzichtbare acteurs zich hals over kop uit de voeten gemaakt uit schrik voor de komst van het masker Wouse. In de ban van een misschien denkbeeldig maskertafereel, lijkt ze haar eigen fictieve personage te vergeten. Het belachelijke van haar optreden wordt in de verf gezet door de druppel die van haar vreselijk dikke neus valt. Het decor van deze fantasmagorie is vanzelfsprekend het atelier van de schilder die als een regisseur of een marionettenspeler de maskers en voorwerpen van zijn imaginair theater tot leven wekt. Het atelier van de schilder vormt eveneens het decor voor het doek Geraamten in het atelier [Tr. 394] (fig. 1) dat Ensor in 1900 schildert. Deze keer is de ruimte niet verlaten,
10
9
36
Xavier Tricot
Waarschijnlijk schildert hij het doek net voor zijn definitieve verhuis naar zijn nieuwe woonst in de Vlaanderenstraat. Het lijkt erop dat hij een inventaris heeft willen maken van zijn werken zoals ze te zien waren in de burgerlijke salon. Op de achtergrond, boven het harmonium, herkennen we De Intocht van Christus te Brussel in 1889 maar – merkwaardig genoeg – in spiegelbeeld. Links ervan hangt Geërgerde maskers uit 1883 [Tr. 247] en eronder de gehoogde ets De vermenigvuldiging van de vissen uit 1891 [T. 85]. Aangeleund tegen het harmonium staat Vlaanderenstraat in het zonlicht uit 1881 [Tr. 211]. Links van de schouw hangt het Portret van de vader van de kunstenaar uit 1881 [Tr. 221] en ernaast Baadsters (Gebogen en golvende lijnen) uit 1916 [Tr. 484], eronder een onbekend werk (wellicht Het paradijs van de goede vrouwen uit 1915) en, helemaal onderaan, Het Chinese meisje een gouache uit 1899, nu in het Art Institute of Chicago. Rechts van de schouw bovenaan hangt Dame in nood uit 1882 [Tr. 223]. Helemaal rechts herkennen we een detail van een werk dat op een ezel staat opgesteld. Mijn geliefkoosd atelier is opmerkelijk omwille van zijn kinderlijk-naïeve stijl.
De blauwe salon als Wunderkammer In 1917 verhuist James Ensor naar het huis dat hij heeft geërfd van zijn oom Leopold Haegheman en waar hij blijft wonen tot aan zijn dood in 1949 (fig. 11). In een brief van 24 februari 1919 schrijft Ensor aan de Antwerpse mecenas en kunstverzamelaar François Franck (1872 – 1932) : À la mort de ma brave mère et de ma tante, j’ai quitté la grande et prétentieuse maison du coin, là j’aurais pu vous offrir l’hospitalité. Maintenant j’habite même rue de Flandre, 27, une petite maison. J’ai dû y caser tous les meubles de la grande et suis logé à l’étroit à tel point que je ne pourrai y loger mon neveu et ma nièce à leur retour d’Angleterre mais j’ai un bel et grand atelier où les tableaux font bon effet. Aussi je ne regrette pas trop le petit atelier mansarde de la grande maison, le propriétaire ayant augmenté le loyer jusqu’à huit mille francs. Lettres, p. 300
Tijdens de Eerste Wereldoorlog verblijft de schilder in Oostende en weigert hij zijn woning te verlaten ondanks de bombardementen die de stad teisteren. Na de oorlog brengt
[fig. 13] Frans Francken (II), Het schilderijenkabinet van Sebastiaan Leerse, 1619 Olie op paneel, 77 cm x 114 cm Koninklijk Museum voor Schone Kunsten Antwerpen – Lukas – Art in Flanders vzw
13
James Ensor in zijn atelier
37
zijn stadsgenoot Léon Spilliaert (1860 – 1946) een bezoek aan de schilder. In 1919 publiceert hij zijn verslag in L’Art Libre : J’ai revu James Ensor à Ostende, après l’absence causée par la longue et terrible guerre. Il a déménagé ; il n’habite plus la haute maison de la Rampe de Flandre, où il a vécu toute sa vie, tout en haut, dans une mansarde, et où il a créé tous ses chefs-d’œuvre, mais un peu en arrière, vers la ville, une vieille maison délabrée, avec en bas une vieille boutique de coquillages. C’est dans cette maison qu’à présent Ensor vit une vie triste et esseulée, sans feu ni lumière, au milieu de ses toiles merveilleuses, sauvées de la destruction ; il végète dans sa ville ruinée et saccagée, toute en plaies et en décombres. Il a vieilli : il est devenu tout blanc. Sale et graisseux, il grelotte de froid comme un vieil avare au milieu de ses richesses. Et toujours le même : doux et bon, sensible et inquiet, enfantin. L’Art libre, re année, n° 2, 1 avril 1919, p. 6
De woonkamer van zijn nieuwe woonst zal naderhand een inspiratiebron worden voor zijn latere werken. Vanaf 1925 schildert Ensor verschillende zichten van de ‘blauwe salon’, telkens vanuit een andere hoek. Elk werk functioneert als een subjectieve inventaris van zijn leefwereld. Zijn latere werken zijn veel meer dan ‘gewone stillevens’ maar vormen samen als het ware een mentale topografie. In haar studie Ensor, la mort et le charme. Un autre Ensor, schrijft Francine-Claire Legrand terecht : C’est peut-être dans les natures mortes dites « tardives » que cet autre Ensor d’après quarante ans se révèle le plus clairement. Elles sont sensibles, charnelles, inquiétantes. Leur message n’est autre que l’amour. Amour de la vie à travers les objets longuement caressés des yeux et qui font partie de son décor familier. Or, ce décor, il en est l’auteur autant que de ses toiles. Il a choisi et disposé chaque bibelot dans cet intérieur étrange qui frappait tant les visiteurs et qui fut maintes fois décrit. Francine-Claire Legrand, Ensor, la mort et le charme. Un autre Ensor, Bibliothèque des Amis du Fonds Mercator, 1993, p. 87
Te midden van zijn werken sluit de schilder zich op in zijn eigen microkosmos, volgestapeld met voorwerpen die hem herinneren aan vervlogen tijden. Als een conservator leeft hij in zijn eigen cabinet de curiosités. Volgens Patricia Falguière, in haar studie getiteld Les Chambres des merveilles. Le Rayon des curiosités (Bayard-Centurion, Parijs, 2003), bestaat een ‘wonderkamer’ uit een verzameling memorabilia of mirabilia, ofte objecten die het waard zijn om herinnerd en bewaard te worden. Volgens haar vormt de wonderkamer een ‘systeem van gemeenplaatsen’ die feiten en/of objecten klasseert volgens een bepaalde orde met als enige functie de herinnering te activeren of levendig te houden. Het olieverfschilderij, getiteld Souvenirs uit 1926 [Tr. 570] (fig. 12) geeft perfect weer wat Ensor toen bezig hield : een inventaris opstellen van objecten die hem dierbaar zijn, verzameld rond zijn zelfportret. Het schilderij doet denken aan de typische ‘kabinetten’ van de Vlaamse schilder Frans Francken (II) (1581 – 1642), olieverfschilderijen op paneel
38
Xavier Tricot
die stillevens voorstellen vol kunstzinnige voorwerpen of kunstkamers volgestouwd met schilderijen. Niet alleen stillevens die hij volgens een wel bepaalde compositie samenstelt worden het onderwerp van zijn schilderkunst. Ook bepaalde hoeken van de blauwe salon boeien hem. In het werk Het atelier van James Ensor [Tr. 602] uit 1930 zien we een hoek van de blauwe salon met links de schouw en rechts een doorkijk op de eetkamer. De afgebeelde werken zijn van boven naar onder en van links naar rechts : Baadsters [Tr. 459] uit 1911, Oude vrouw met maskers [Tr. 305] uit 1889, een niet nader geïdentificeerd werk, Bacchanaal [Tr. 93] uit 1877. Boven de deuropening De stormloop van Christus’ leerlingen [Tr. 530] uit 1925 en uiterst rechts, een detail van De Intocht van Christus te Brussel in 1889 [Tr. 293] uit 1888 – 89. In de deuropening bemerken we details van andere werken en (een zelfportret van) de schilder. Tijdens de maand april 1932 schildert Ensor een zelfportret, getiteld Ensor in zijn atelier of Ensor aan zijn harmonium [Tr. 620]. Hoogstwaarschijnlijk gebaseerd op een foto uit die tijd, toont het werk ons de schilder zittend aan zijn harmonium onder het doek De Intocht van Christus te Brussel in 1889 dat de hele wand van zijn woonkamer beslaat (fig. 13). De schilder zit er eerder als een ledenpop bij dan als een zelfbewuste kunstenaar. Het werk fungeert eveneens als een statement : ik ben de auteur van het wereldberoemde werk dat hier naast mij hangt. Het schilderen van zijn zelfportret vormt hier een voorwendsel om zijn magnum opus te kopiëren en in de kijker te zetten. Ongeveer een jaar later schildert hij twee versies van De maagd en de mondaine vrouw [Tr. 629 & 630]. Op het tafelblad van een commode staan verschillende voorwerpen opgesteld gedomineerd door een Madonnabeeld en een porseleinen pop. De twee objecten staan tegenover elkaar opgesteld, wat erop zou kunnen duiden dat de schilder hier een antagonisme aan de dag heeft willen leggen. Het werk wijst op de incompatibele relatie tussen de Madonna en de mondaine vrouw, twee vrouwen uit twee totaal verschillende werelden. De Madonna was bij Ensor een ideaalbeeld van moeder en maagd. Het werk uit 1892, Onze-
14
15
James Ensor in zijn atelier
39
Lieve-Vrouw van Troost [Tr. 354] is daarvan het beste voorbeeld. In een tekst gepubliceerd als voorwoord voor de catalogus van de tentoonstelling Exposition des maîtres de la femme tijdens de maand augustus 1934 in de Galerie Studio te Oostende 1934 schrijft hij : Et moi aussi, j’ai entrevu la Vierge consolatrice et j’ai fixé ses traits pleins de grâce sur un panneau de qualité. J’étais bien jeune alors. J’ai palpé son blond manteau rafraîchi par Saint Luc, j’ai baisé ses petits pieds de neige et de nacre, encore on distingue au cœur du vieux panneau l’image diaphane ; je la garde jalousement, elle est mienne et je l’aime. J’ai reçu, depuis, des vierges moins fleuries de saintetés : vierges des eaux nénupharées, vierges des mers couronnées d’algues, vierges circonspectes des couchants pourpres, vierges des levants à l’œil rincé d’étoiles, vierges timides des crépuscules, vierges hardies des noirs profonds, vierges ceintes des fruits vermeils, vierges toisonnées d’or fin, vierges des pleurs et des sourires, vierges assises sur cathédrales, vierges connues et inconnues, toujours bonnes, radieuses et belles, je vous salue. Je vous salue, vierges sans pareilles et vous surtout, petites vierges charmées par des moineaux. Als verstokte vrijgezel had de schilder zijn leven lang een ambigue verhouding met het vrouwelijk geslacht. Sommige van zijn geschriften duiden zelfs op een uitgesproken misogynie. In een pamflet van 1921, opgedragen aan de cineast Henri Storck (1907 – 1999) schrijft James Ensor : Sexe trompeur sans foi ni loi, sans honneur et sans cœur Gouffre d’hypocrisie Foyer de mensonge et de dissimulation Bourbier de malice Centre de rapine et de péchés capitaux Boîte de Pandore Mare où pullulent les bêtes mauvaises
[fig. 14] James Ensor naast zijn huis op de hoek van de Van Ise ghemlaan en de Vlaanderenstraat in Oostende, ca. 1905 – 1910 Anonieme foto [fig. 15] James Ensor tussen zijn schilderijen, 22 juni 1937 Foto Maurice Antony, Oostende [fig. 16] James Ensor aan zijn harmonium, 13 april 1925 Anonieme foto
16
40
Xavier Tricot
Purin gluant, vermineux et bavant Marécage sournois et hostile Horrible cloaque où grouillent les sangsues Bête griffue à suçoirs aux canines de carnassière Souffleuse satyrée soufflant le chaud et le froid Inspiratrice des pires vilainies Traître à ses amis Poule faisandée orgueilleuse et bête Oie à la tête de linotte Arriviste sans scrupule en quête de collaboration Girouette grinçant à tous les vents mauvais Triple trou de félonie de trahison insondable d’égoïsme dévorant Vaste mensonge ambulant ventru et savoureusement croupé de lard doux Fléau du ciel et de la terre Masque constant et sourire sans fin. Het Madonnabeeld vindt men terug op het voorplan van zijn olieverfschilderij Mijn dode moeder [Tr. 477]. Het beeldje dat ooit naast het doodsbed van zijn moeder stond, moet voor de schilder een speciale betekenis hebben gekregen. Na 1915 integreert hij het Madonnabeeld in verschillende andere stillevens. De porseleinen pop, met een jurk in tule, heeft de schilder wellicht cadeau gekregen van de ene of andere bewonderaarster. De tweede versie, met in de linker benedenhoek, het portret van zijn nicht Alexandra Daveluy, zou er misschien kunnen op duiden dat zij de schenkster is. Het schilderij verbergt misschien ook een verborgen boodschap. Het lijkt wel of Ensor niet kan of wil kiezen tussen de zuivere, moederlijke maagd en de kokette, wereldse vrouw. Of waarschuwt de Maagd de schilder voor de gevaren van l’éternel féminin ?
[fig. 17] James Ensor, Interieur met drie zelfportretten, april 1938 Olieverf op doek, 50,5 x 60,5 cm Privéverzameling Tr. 766
17
James Ensor in zijn atelier
41
Een werk uit juli 1934, getiteld Strelingen van het licht (Caresses de lumière) [Tr. 635] toont ons een hoek van de buffetkast waarop verschillende vazen, een oosters potje en een madonna staan opgesteld. Boven de kast hangt, links, een niet nader te identificeren zeegezicht, in het midden Peer, druiven en noten [Tr. 294] uit 1889 en, rechts, een ander zeegezicht. Het paneeltje uit augustus 1935, getiteld De schouw van mijn atelier [Tr. 661], geeft ons een frontaal zicht op de schouw van de blauwe salon. Links van de schouw bemerken we een detail van een niet nader geïdentificeerd werk. Boven de schouw hangt, onderaan het zelfportret [Tr. 117] uit 1879 en daarboven één van de vier versies van Kip en blauwe flacon [Tr. 144, 145, 453, 540]. Rechts ervan hangt de grisailletekening Christus en de engelen uit 1886 en links een andere grisailletekening, De Maagd met boten uit 1893. Het frontale zicht op de schouw herneemt Ensor later in zijn schilderij Interieur met drie zelfportretten uit 1938 (fig. 14). Tijdens de maand september 1935 schildert Ensor een ander paneeltje, getiteld Mijn vazen, bloemen en maskers [Tr. 662] (fig. 15). Het betreft een zicht op de buffetkast waarop een oosterse vaas, vaasjes, schelpen, maskertjes en een doodshoofdje zijn uitgestald. Boven de kast hangen twee olieverfschilderijen boven elkaar. Onderaan herkennen we Klein theater [Tr. 473] uit 1914 en, bovenaan, Samenkomst van maskers [Tr. 608] uit ca. 1930. Een olieverfschilderij uit april 1936 toont ons een andere hoek van zijn blauwe salon [Tr. 686]. Het venster, links, geeft zicht op een van de hoekhuizen van de Vlaanderenstraat en de Van Iseghemlaan. Rechts van het raam hangen – boven een decoratief bord – twee schilderijen die quasi onmogelijk te identificeren zijn. Zoals het paneeltje uit augustus 1935 betreft Interieur met drie zelfportretten [Tr. 766] uit april 1938 eveneens een frontaal zicht op de schouw van de blauwe salon. De afgebeelde werken zijn van boven naar onder en van links naar rechts : een niet nader geïdentificeerd zelfportret, Het wonderbare ballet [Tr. 502] uit 1918, een ander niet nader geïdentificeerd zelfportret, een niet geïdentificeerd (imaginair ?) fragment uit De intocht van Christus te
[fig. 18] James Ensor, Mijn vazen, bloemen en maskers, september 1935 Olieverf op paneel, 27 x 21 cm Privéverzameling Tr. 662 [fig. 19] James Ensor, Een gezellig hoekje thuis, augustus 1938 Olieverf op doek, 50 x 38 cm Mu.ZEE, Oostende Inv. No. 1985/1593 (2008) Tr. 781
18
19
42
Xavier Tricot
Brussel in 1889, een zelfportret [Tr. 118] uit 1879, De bevrijding van Andromeda [Tr. 531] uit 1925, een detail van een niet nader geïdentificeerd schilderij met schelpen, Waaiers en stoffen [Tr. 206] uit 1881 (of de replica van ca. 1906 [Tr. 421]), Oude vrouw met maskers [Tr. 305] uit 1889 en ten slotte een zeegezicht. Een foto van de Oostendse fotograaf Maurice Antony, genomen op 22 juni 1937 (fig. 12), toont ons James Ensor in de blauwe salon, zittend aan zijn piano en omringd door zijn werk. Geamuseerd draait de schilder zich om naar de fotograaf. Enkele olieverfschilderijen werden opzettelijk voor de foto op de voorgrond geplaatst. Van links naar rechts herkennen we een detail uit Chirurg en zijn slachtoffer van november 1937 [Tr. 707], Onder de heerschappij van het masker van juni 1937 [Tr. 735], Wolkengodinnen van april 1937 [Tr. 729], De goede boeken van februari 1937 [Tr. 719] en Folklore van onze moeders van maart 1937 [Tr. 726]. Op de piano staan van rechts naar links : Mijn portret met maskers van juni 1936 [Tr. 691], Mijn portret in 1937 onder de maanfases van maart 1937 [Tr. 725] en Bloemvormen van februari 1937 [Tr. 718]. Links van Ensor op het bijzetstoeltje staat Schelpen, rondingen en weekdieren van maart 1937 [Tr. 723] en ligt Stilleven met fruit van december 1936 [Tr. 710]. Op het tafeltje vol prullaria en beeldjes staat een klein paneeltje : Chinoiserieën en maskers van maart 1936 [Tr. 680]. Links boven staan vier kleine paneeltjes naast elkaar opgesteld : Zeeschelpen van oktober 1936 [Tr. 702], Vruchten, bloemen en riekende maskers van oktober 1936 [Tr. 704], een moeilijk te identificeren paneeltje en ten slotte Stilleven met snuisterijen van april 1937 [Tr. 727]. Aan de muur hangen van links naar rechts : een detail van een verloren werk (maskerschilderijtje uit de periode ca. 1890 ; misschien Geraamte houdt maskers tegen 1891), De verlossing van Andromeda (schets) uit 1923 [Tr. 517], Kalme zee uit 1881 [Tr. 198], Peer, druiven en noten uit 1889 [Tr. 294], een niet nader te identificeren marine. Uiterst rechts van de foto herkennen we Norse figuur uit 1890 [Tr. 312]. Erboven hangt de gehoogde tekening De verzoeking van de heilige Antonius uit 1887. Links ervan, boven de piano, herkennen we de onderste rand van het Decor voor het ballet ‘La Gamme d’amour’, 2 de bedrijf : Het marktplein uit 1912 [Tr. 463]. Op de piano staan een Venusbeeldje, Chinese porseleinen beeldjes, vaasjes met gedroogde bloemen en maskers opgesteld. Al deze voorwerpen vinden we terug in zijn werk uit de jaren 1930. Een gezellig hoekje thuis [Tr. 781] (fig. 16) van augustus 1938 verbeeldt eveneens een hoek van de buffetkast in zijn woonkamer. Het gaat hier nogmaals om een ‘picturale’ inventaris van vazen, beeldjes en snuisterijen. De titel van het werk duidt de emotionele geladenheid van het schilderij. Zijn eigen intieme omgeving vormt zijn enige waarachtige leefwereld. Het procedé van ‘het schilderij in het schilderij’ wordt door James Ensor toegepast in verschillende latere werken. In Azalea’s [Tr. 557] uit ca. 1925 wordt in de linker bovenhoek een detail van Onze-Lieve-Vrouw van Troost [Tr. 354] uit 1892 weergegeven. In het werk uit ca. 1928 getiteld Sinaasappel, roos en chinoiserieën [Tr. 590] is in de rechter bovenhoek een detail van De ontmoeting [Tr. 467] uit 1913 afgebeeld. Pierrot en geraamte in gele toga [Tr. 364] uit 1893 wordt gekopieerd in Stilleven met rodekool en schaal [Tr. 603] uit 1930 en in
James Ensor in zijn atelier
43
Bloemen, vruchten en maskers [Tr. 612] uit 1931 wordt in de linker bovenhoek De groteske zangers [Tr. 336] uit 1891 afgebeeld. De mise-en-abyme wordt tot het uiterste gedreven in het Stilleven met ‘Zelfportret met bloemenhoed’ [Tr. 604] uit ca. 1930. Boven een buffetkast met vrouwenbeeldje, glas en schelpen hangt het werk Zelfportret met bloemenhoed [Tr. 245] uit 1883 – ca. 1888. Het schilderij lijkt een prétexte om zijn meesterlijk zelfportret in de bloemen te zetten. Zoals in de talloze replica’s en varianten uit 1905 – 1911, getuigen deze werken van Ensors bekommernis om zijn werken op de ene of andere manier te laten voortleven. De schilder wordt de conservator van zijn eigen werk.
Het salon als cenakel De blauwe salon wordt met de tijd de kamer bij uitstek waar James Ensor zijn gasten ontvangt. De meest uiteenlopende personen komen bij hem op bezoek : collega’s, dichters, toneelauteurs, politici, aanbidders. Nog voor de schilder in 1917 zijn nieuwe huis betrekt in de Vlaanderenstraat komen bewonderaars, verzamelaars en kunstcritici bij hem over de vloer. In 1904 ontmoet Ensor Emma Lambotte-Protin (1876 – 1963), de dochter van een drukker uit Luik, die zich na haar huwelijk met dokter Albin Lambotte (1866 – 1955) in Antwerpen vestigt. De jonge vrouw schildert, schrijft en maakt regelmatig vooral artistieke kronieken voor tijdschriften zoals Le Tout-Liège of Méphisto in Antwerpen. Op 26 augustus 1904 schrijft ze in Méphisto : J’ai eu à Ostende la bonne fortune de visiter l’atelier de James Ensor. Il m’a reçue comme je souhaitais qu’il me reçût : plutôt en garçon qu’en dame, à qui l’on doit des politesses. Il me permit de m’agenouiller sur le plancher pour y examiner plus à mon aise sa superbe collection d’eaux-fortes dont j’étais complètement entourée. Zie Georges Herman, « Un ‘Cahier Ensor’ d’Emma Lambotte », Bruxelles, Bulletin des mrbab, t. xx, nos. 1-4, 1971, p. 85-119
In april 1910 krijgt Ensor het bezoek van de Duitse galerijhouder, verzamelaar en criticus Herbert von Garvens-Garvensburg (1883 – 1953) die een goede vriend en vertrouwensman zal worden. Hij zal een van de eersten zijn die het werk van de Oostendse meester in Duitsland aanbieden en verdedigen. Als zeer beslagen amateur organiseert hij in zijn eigen woning in Hannover verschillende tentoonstellingen die o.a. gewijd zijn aan George Grosz, Oskar Kokoschka, Ivan Puni, Paula Modersohn-Becker, Otto Dix, Alfred Kubin en Jussuf Abbo. Na de Tweede Wereldoorlog vestigt hij zich definitief in Bornholm (Denemarken) waar hij verschillende Deense kunstenaars leert kennen, o.a. toekomstige leden van de groep Cobra. Hij koopt o.m. De verzoeking van de heilige Antonius uit 1887 [Tr. 288] dat nu eigendom is van het Museum of Modern Art in New York. Garvens-Garvensburg had het werk van Ensor via twee gravures bij een Antwerpse boekhandelaar ontdekt. In 1913 verschijnt in Hannover zijn boek James Ensor. Maler, Radierer, Komponist.
44
Xavier Tricot
Later, op 28 maart 1927, schrijft Ensor aan Hanns Krenz (1888 – 1969), de directeur van het Kestner Gesellschaft in Hannover die een tentoonstelling met zijn werk organiseert : Je garde un excellent souvenir de votre visite à l’atelier et de celle de votre compagnon. Je vous prie de présenter mes compliments à Monsieur von Garvens et mes sincères remerciements à mes amis d’Allemagne. La bonne opinion qu’ils ont de moi me touche profondément. Il m’est agréable de dire que les musées d’Allemagne possédaient de mes eaux-fortes bien avant les musées de Belgique et d’autres pays. Lettres, p. 469
Andere beroemde collega’s, waar onder Maurice de Vlaminck (1876 – 1958) en Henry Van de Velde (1863 – 1957), komen bij Ensor op bezoek. In 1929 reizen Wassily Kandinsky (1866 – 1944) en zijn echtgenote Nina, vanuit Antwerpen, naar Oostende om een bezoek te brengen aan de Oostendse meester. In haar memoires, getiteld Kandinsky et moi, uitgegeven te Parijs in 1978, relateert Nina Kandinsky hun onvergetelijke ontmoeting. De echtgenote van de schilder Tsuguharu-Léonard Foujita (1886 – 1968), Youki Desnos, beschrijft in 1957 haar ontmoeting met de Antwerpse mecenas François Franck die het echtpaar voor een bezoek van een paar uren meeneemt naar Oostende : François Franck nous emmena à Ostende et nous présenta à James Ensor qui tenait, avec sa sœur, je crois, une boutique de coquillages-souvenirs ; il y avait des boîtes, des encriers, des porte-plumes avec des vues, des cartes postales et même une sirène, assez répugnant objet, fabriqué par le Chinois, me dit-il. C’était une espèce de vieux poisson mal séché dont la tête avait un vague aspect féminin. Au premier étage était l’atelier avec, au
[fig. 20] James Ensor, Zeldzame bloemen, hilarische maskers, vazen en beeldjes, september 1939 Olieverf op paneel, 27 x 36 cm Galerie Adrian David, Knokke Tr. 824
20
James Ensor in zijn atelier
45
mur, la célèbre « Entrée du Christ à Bruxelles », dont il ne voulait pas se séparer. Ensor ressemblait beaucoup, physiquement, à Erik Satie et à Vincent Hyspa. (…) C’est pourquoi l’arrivée de François Franck fut providentielle. Jamais Ensor ne voulut quitter son magasin de coquillages. Il avait toujours la hantise de retomber dans la misère sordide, dans la faim, dans le froid, dans les vêtements élimés, dans les factures non payées, ainsi, devait-il ménager son argent. Il avait trop souffert dans sa jeunesse, il ne parvenait pas à l’oublier. Il se méfiait, même de son ombre. Quel curieux personnage, un peu irritant, mais passionnant à certains égards ! Il n’avait pas d’amis, il n’avait que des admirateurs, n’admettant pas facilement les gens dans son intimité. Youki Desnos, Les Confidences de Youki, Paris, Librairie Arthème Fayard, 1957, p. 114-118
Tijdens een conferentie, getiteld Visages et paysages de la Flandre maritime, gegeven op 5 april 1932 in het Paleis voor Schone Kunsten te Brussel, poneert Michel de Ghelderode (1898 – 1962) : Rendre visite à Ensor est un rite. C’est très bien porté. Ça fait partie des distractions de la ville, et il ne suffit pas de saluer son monument, qu’on prendrait pour celui d’un zouave pontifical. Non. Le vieux maître se prête aimablement à cette comédie de l’admiration, et sans doute n’est pas insensible à ces hommages de gendelettres en villégiature. Lettres, p. 96, note 1
In de lente van 1939 brengt de Duitse schilder Anton Sailer (1903 – 1987) een bezoek aan Ensor. Hij beschrijft die ontmoeting in zijn boek Das private Kunstkabinett : Als ik in de lente van 1939 in Oostende aankom, louter en alleen om de dolende en triomferende ridder in het koninkrijk van het groteske te ontmoeten, heeft men mij gewaarschuwd voor een onvriendelijke excentriekeling die geacht wordt nooit bezoek te ontvangen. Het huis lijkt verlaten, de sindsdien legendarisch geworden winkel met zijn vitrine vol koralen, gedroogde zeepaardjes, schelpen en souvenirs ziet er grijs en triest uit. Maar boven, op de eerste etage, word ik door een erg vriendelijk oude heer verwelkomd. Zwart pak, lavallière, sneeuwwit zijig en heel verzorgd haar en puntbaard. Ik bevind me in een ruimte die aan een elegante brocantezaak doet denken. Een grote ronde tafel ligt vol veelkleurige linten, indrukwekkende hoeden met veren en bloemen voor dames uit het begin van deze eeuw. Lange rode handschoenen en groene boa’s slingeren rond, verfijnde rijglaarsjes in mauve, roze en zwart staan op consoles naast bizarre snuisterijen, vazen met papieren bloemen en poppen. In de hoeken staan kleine parasols, de vloer ligt bezaaid met stapels boeken, verftuben, tekendozen en mappen. Met een kinderlijke vreugde laat de baron me zijn schatten bewonderen en opent dan twee grote, hoge kasten met kostuums en kostelijke verwelkte jurken waarvan hij de naar seringen geurende plooien streelt. Wat later gaat hij aan het harmonium zitten om me zijn Gamme d’amour voor te spelen en op geheimzinnige toon vertelt hij me dat het om een Flirt de marionnettes gaat. Hij wil me ook nadrukkelijk de stoel met schelpen tonen waar hij op
46
Xavier Tricot
moet gaan zitten wanneer hij wil spelen of componeren. Later zijn we bij zijn monument voorbijgegaan, een borstbeeld op een sierlijke sokkel. Zichzelf begroetend, tikte hij even op zijn zwarte hoed en toen hij met een knipoog naar me keek, schoten duizenden tintelende ensoriaanse duiveltjes uit zijn ogen. Anton Sailer, Das private Kunstkabinett, Munich, Verlag Karl Thiemig, 1967, p. 181-182
Op die latere leeftijd laat James Ensor zich gewillig als een levend monument fotograferen in zijn blauwe salon, zittend in een fauteuil of op een kruk aan de piano of het harmonium. Hij geniet van de aandacht die hij van de talrijke bezoekers krijgt. Zijn bewonderaars komen soms van ver want iedereen die in Oostende komt wil bij de beroemde meester op bezoek. De Antwerpse amateur-fotograaf Fernand Nayaert heeft in september 1948 een van de weinige kleurenfoto’s van de meester gemaakt (zie cover). De schilder zit in een fauteuil bij de schouw, met zijn hoed op en in pantoffels. Achter hem en rond de schouw hangen zijn meesterwerken : het Portret van Willy Finch uit 1882 [Tr. 227], links ervan het schilderij Souvenirs uit 1926 [Tr. 560] en daaronder drie jeugdwerkjes uit 1876 waaronder De witte molen [Tr. 45] en een Duinenzicht [Tr. 29]. Onder deze werkjes hangt De schepping van het licht uit 1917 [Tr. 489] en daaronder De gendarmen uit 1892 [Tr. 348] en ten slotte de ets De wraak van Hop-Frog uit 1898 [T. 112]. Onder het Portret van Willy Finch hangen drie kleinere werken waarvan alleen de middelste herkenbaar is : een van de twee versies van Mijn portret met maskers uit 1936 of 1937 [Tr. 691, 749] en onder dit werk hangt het kleine Portret van de kunstenaar uit 1879 [Tr. 117]. Rechts van het Portret van Willy Finch hangen, van boven naar onder, Mijn dode moeder uit 1915 [Tr. 477], het jeugdwerkje Villa’s in opbouw te Oostende uit 1876 [Tr. 59], Mijn geliefde tante uit 1916 [Tr. 483] en ten slotte de ets De kermis bij de molen uit 1889 [T. 72]. Na Ensors dood, op 19 november 1949, erft zijn nicht Alexandra Daveluy het huis en de inboedel. Talrijke voorwerpen en kunstwerken waaraan de schilder zo gehecht was, worden verkocht en verlaten voor goed het huis. Dankzij een locale actie wordt het huis gered van de sloop en uiteindelijk geklasseerd in 1974. Het anonieme damesportret, dat model stond voor Ensors werk De markiezin uit 1911 [Tr. 460] en dat na Ensors dood werd verkocht keert in 1984 terug naar Oostende en krijgt weer zijn plaats op een van de muren van de beroemde ‘blauwe salon’. Het huis waar James Ensor meer dan dertig jaar heeft gewoond en gewerkt, is uiteindelijk een museum geworden. Afkortingen T. : Auguste Taevernier, James Ensor. Geïllustreerde catalogus van zijn gravures, hun kritische beschrijving en inventaris van de platen, Ledeberg, 1973 Tr. : Xavier Tricot, James Ensor. Leven en werk. Beredeneerde catalogus van zijn schilderijen, Mercatorfonds/Pandora, Brussel, 2009
Lettres : James Ensor, Lettres, édition établie, présentée et annotée par Xavier Tricot, Éditions Labor, Brussel, 1999
Stilleven en interieur
27 Zonder titel (Portret van Mitche in profiel met vaas) 1883
28 Bolhoed en schoen 1880 – 1885
29 Hoek in het atelier met kachelvoet, kist en figuren ca. 1880 – 1885
30 Silhouetten met kachel z.d.
47
Stilleven en interieur
31 Accessoires 1881 32 De kapstok 1876
48
33 Blauwe flacon en een kip 1880 34 Maskers kijken naar een schildpad 1894
49
Stilleven en interieur
35 Harmonie in het blauw 1919 36 Bloemen en porseleinen 1882
50
37 De hoek van de tafel 1882
51
Stilleven en interieur
42 Bloemen en maskers ca. 1920
54
43 Verse bloemen en vrolijke figuren 1937
55
1
1. Kopie in het James Ensor Archief, Gent
[fig. 1] James Ensor, Icône – Portrait d’Eugène Demolder, 1893 Olieverf en potlood op paneel, 36 x 21 cm Groeningemuseum, Brugge Tr. 365 C’est la tête de l’apôtre, aux traits vigoureusement accentués, au nez plébéien, au front osseux, bombé, audessus duquel une mèche de cheveux, esseulée au milieu de la calvitie qui envahit le crâne, se dresse légère comme la petite flamme qu’on voit, en certains tableaux, au frontal sacré des disciples du Christ’ (Journal des Tribunaux, 19.12.1886 geciteerd in Claire Callewaert 1958: XV)
Eugène Demolder en James Ensor, een wederzijdse heiligverklaring
Patrick Florizoone
Eugène Demolder, van advocaat tot apostel Oostende – Brussel is in 1877 een paar uur sporen. Wanneer de jonge James dan op de Brusselse academie aankomt kan hij niet vermoeden welke impact deze stad op hem en zijn loopbaan zal hebben. Zijn Brusselse entourage van kunstenaars, academici, anarchisten en advocaten zullen zijn evolutie en karakter beïnvloeden. Hij is er een ander man en schilder geworden, verschillend dan wanneer hij in het vissersdorp Oostende was gebleven. In Brussel is hij volwassen geworden. In hun correspondentie herinneren Ensor en zijn Brusselse vrienden zich met plezier hun drinkgelagen in de Caves de Maestricht. Maurice des Ombiaux (fig. 4) beschrijft in het Ensornummer van La Plume uit 1899 (p. 55) hoe de dikke Sancho Panza samen met zijn vriend Don Quichotte – pseudoniemen voor Demolder en Ensor – in één van die drinkkelders binnenkomt of volgens hem eerder binnenrolt : Avec quelques écrivains, nous nous réunissons chaque jour au vieux château d’or de la rue Sainte-Cathérine, où l’on boit de la si capiteuse bière du diable. Dès le commencement de l’hiver, un de nos amis, petit et ventru, qui semblait rouler plutôt que marcher, une espèce de Sancho Pança, amenait de temps en temps parmi nous son Don Quichotte, un personnage grand et maigre, enveloppé dans un ample macferlane qu’il n’enlevait jamais, dont la couleur jaune clair accentuait l’ébène des cheveux frisés et de la barbe taillée en pointe. Het is Demolder die Ensor aanspoort Maurice des Ombiaux te contacteren om een bijdrage te leveren voor La Plume. Hij suggereert dat des Ombiaux zou schrijven over une légende autour de Saint Ensor1. Het wordt uiteindelijk geen heiligenverhaal, iets wat Demolder in 1895 wel reeds geschreven had. Eens definitief in Oostende gevestigd, zal Ensor nog elk jaar terug naar Brussel sporen, waar trouwens ook zijn ‘sirene’ Augusta Boogaerts woont. Levenslang zal hij verwijzen naar deze rijke Brusselse periode, maar dat doet hij wel op een selectieve wijze. Door het cultiveren van een vorm van zelfmedelijden, het uitvergroten van tegenslagen en zijn aanzet tot mystificatie zal hij deze periode voor ons gedeeltelijk verdoezelen en bijsturen. Eugène Demolder is een toegewijde Brusselse vriend van James Ensor en beiden laten zowel in hun biografie als in hun oeuvre heel wat wederzijdse sporen na. Ondanks
58
Patrick Florizoone
hun jarenlange vriendschap en nauwe samenwerking wordt Demolder echter slechts zes maal zijdelings vermeld in Ensors Mes écrits2. Het is bijgevolg aangewezen om de oorspronkelijke bronnen en tijdsdocumenten op te zoeken en hun overlappende chronologie te reconstrueren. Het is opvallend dat verschillende bekende eind negentiende-eeuwse auteurs en critici dezelfde academische opleiding hebben genoten. Onder andere Octave Maus, Edmond Picard, Emile Verhaeren, Maurice Maeterlinck en ook Eugène Demolder raken na hun universitaire studies rechten nauw verweven met het milieu van de plastische kunst. Eugène Demolder is twee jaar jonger dan James en wordt geboren in Sint Jans Molenbeek in 1862.3 Hij loopt stage bij topadvocaten als Edmond Picard en Emile Lejeune en vanaf 1888 werkt hij als vrederechter, eerst te Leuven en daarna te Brussel. Tijdens deze jaren frequenteert hij het artistieke milieu en sluit er vriendschap met Georges Eekhoud, Emile Verhaeren, Amedée Lynen, Henry De Groux, Georges Lemmen, James Ensor en Félicien Rops. Bij Rops thuis kijkt Demolder naar en ook naast zijn erotische tekeningen en aquarellen. Hij bekoort de dochter des huizes en op 21 december 1895 huwt hij Claire Rops. (fig. 5) Als aandenken aan deze gelegenheid schenken de medewerkers van het kunsttijdschrift Le Coq Rouge hem een hulde album waarin gedichten, tekeningen en prenten van hun hand gebundeld zijn. Le Coq Rouge is een nieuw literair tijdschrift waarvan Demolder deel uitmaakt van de redactie. Ook Ensor werkt mee, zowel met tekstuele bijdragen als met een nieuwjaarspremie.4 Ensor voegt aan dat hulde album, twee etsen toe : De Kathedraal en De Molen te Slykens, beiden in sanguine gedrukt op papier met het vignet van Le Coq Rouge. William Degouve de Nuncques voegt er een tekening aan toe die zich inspireert op het Sint Nicolaas verhaal van Demolder (fig. 21), waarin ook een zekere Saint Fridolin opduikt … (zie lager)5 Kort na hun huwelijk verhuizen Demolder en zijn vrouw naar Essonnes in Frankrijk waar ze bij Félicien Rops wonen op zijn domein La Demi-Lune (fig. 7). In 1919 overlijdt Demolder er na een langdurige ziekte. Eens in Frankrijk sluit Demolder zijn juridische loopbaan
2. Mes écrits (1974) is een bundeling van 232 bladzijden van de belangrijkste geschriften en toespraken van Ensor. Eugène Demolder wordt vermeld op pp. 64, 77, 90, 102, 207 en 211 3. °16 december 1862 + 8 oktober 1919 te Essonnes. In 1926 wordt een herdenkingscomité opgericht waar Ensor deel van uitmaakt (Le carillon 24.6.1926) 4. Le Coq Rouge (première année mai 1895 – avril 1896 en deuxième année mai 1896 – avril 1897). In het nummer van 8 – 9 décembre 1895, janvier 1896 première année is de ets van Ensor Le Chirst aux mendiants bijgevoegd. Deze is gedrukt in bister op vergé papier. 5. Deze etsen werden afzonderlijk geveild bij Veiling Simonson, Brussel 16.12.1989 loten 101 en 103. De rest van de bundel bevindt zich in het Archives et Musée de la littérature te Brussel.
[fig. 2] Claire Rops, De vrienden van Eugène Demolder, ca. 1900 Inkt en potlood op papier, 24,5 x 31,3 cm v.l.n.r. : Emile Verhaeren, Edmond Picard, ?, Camille Lemonnier, verwijzend naar zijn boek Le mâle, dat bij het verschijnen ophef veroorzaakt, Octave Maus met de initialen van het tijdschrift Art Moderne; ?; Georges Eekhoud, auteur van Les kermesses dat hoog in het vaandel gedragen wordt door Eugène Demolder. Veiling Pascal de Sadeleer, 6 juni 1994. lot 88
2
Eugène Demolder en James Ensor
[fig. 3] Henri Detouche, Portret van Eugène Demolder, 1897 Zwart krijt en aquarel op papier, 25 x 32 cm P.F. James Ensor Archief, Gent [fig. 4] James Ensor, Profiel van Maurice des Ombiaux, 1900 Zwart krijt en inkt op papier, 15,8 x 24,3 cm Veiling Pascal de Sadeleer, 29.11.1993. lot 40
3
59
af. In 1897 publiceert hij Sous la robe, waarin hij zijn herinneringen over de wereld van de Belgische justitie neerschrijft. In dat boek maakt hij een imaginaire wandeling door het pas afgewerkte justitiepaleis van Poelaert. Elke zaal roept herinneringen op die hij beschrijft met humor of soms met enige wrangheid. In dat immense gebouw waar dagelijks over recht en onrecht wordt geoordeeld, is het hem duidelijk geworden dat hij de kant kiest van de arme of de minderbedeelde. Deze sociale gevoeligheid vindt men terug in tal van zijn verhalen die als titel of ondertitel conte enfantin, conte naïf of le cœur des pauvres krijgen. Zijn interesse voor de kunst krijgt Demolder waarschijnlijk van huis uit mee. Zijn ouders leiden de tapijtenweverij La Royale – Manufacture de tapis, A. Demolder, 61 quai du Hainaut Bruxelles. Eind negentiende eeuw is de interesse voor de toegepaste kunsten toegenomen en verfijnd. Het functionele aspect wedijvert met het esthetische en met de Art Nouveau vervagen de grenzen tussen beide. De ‘klassieke’ kunstenaars maken dan ook ontwerpen voor bestek, behangpapier of keramiek waarbij de ontwerpen van Henry Van de Velde en Willy Finch voorbeeldig zijn. De renommée van La Royale is ‘modern’ genoeg om op de tentoonstelling van La Libre Esthétique van 1894 uitgenodigd te worden. Er worden drie tapijtontwerpen – van de hand van Georges Lemmen en Rodolphe Wytsman getoond en dat leidt tot verschillende bestellingen. Het jaar nadien in 1895, is op deze tentoonstelling naast La Royale ook de Société Anonyme L’Art aanwezig. Deze stelt vazen en een thé- en wastafel tentoon (fig. 9). Ook bij deze naamloze vennootschap is Eugène Demolder betrokken. L’Art wordt opgericht op 6 maart 1894 met als doelstelling : L’application des arts à l’industrie en général et leur appropriation aux usages de la vie ; en conséquence, l’exploitation de dessins, modèles, manuscrits, œuvres ou projets artistiques quelconques (…). Het is een ambitieus project waarin een indrukwekkend aantal prominenten participeren. In de openingsakte worden onder andere vermeld : Valère Mabille, Fernand Khnopff, Edmond Picard, Octave Maus, Xavier Mellery, Charles Buls, Edouard Empain. Eugène
4
62
Patrick Florizoone
Frans is deze hareng saur een soort fonetische droedel voor (h)aren-(g)-sor oftewel ar(t) ensor. Ensor zal deze visuele woordspeling nog verschillende keren schilderen. De critici dissecteren zijn kunst en peuzelen hem op tot op het bot en Fétis en Sulzberger, met hun venijnige kritieken, lusten hem nog liefst van al rauw.11 Een mogelijke bron voor Ensors feestdis tafereel kan men vinden in de toenmalige gepersonaliseerde menu’s. In het afgebeelde menu voor het feest van de balie van 1871 zijn de ‘hoofden’ die worden opgediend, wellicht onmiddellijk herkenbaar voor de genodigden12 (fig. 13). Pas in 1891 verschijnt Demolders eerste verhalenbundel Contes d’Yperdamme. Een romantitel die hij later als eretitel kiest : comte d’Yperdamme. ‘Yperdamme’ is volgens zijn vriend Amedée Lynen een stad die enkel toegankelijk is voor creatieve geesten : Je dois le genre que je traite de préférence au plus imprécis des géographes Eugène Demolder. Il découvrit Yperdamme, une ville bâtie sur pilotis d’illusion, dans laquelle on ne pénètre que sur certificat d’imagination. L’entrée en est impossible aux terre-à-terre et aux photographes.13 Wanneer we zijn literair oeuvre ontleden blijkt ook daarin de plastische kunst een rode draad te zijn. Kenmerkend voor zijn schrijftechniek zijn de ‘transposities’ van bekende oude schilderijen. Deze schilderijen hertaalt Demolder in meerdere van zijn verhalen ervan naar literatuur. Dergelijke ‘transposities’ kan men ook lezen bij Verhaeren en Maeterlinck.
11. Een grondige bespreking van dat schilderij valt buiten het bestek van dit artikel, zie X. Tricot 1994 :68 e.v. 12. Ook is er een rubriek ‘Têtes coupées’ in het Journal des Tribunaux. Demolder is in 1886 de auteur van verschillende dergelijke cursiefjes waarin zijn vakgenoten kleurrijk en anoniem worden beschreven. In dat van 19.12.1886 herkent men het ‘profiel’ van Demolder : C’est la tête de l’apôtre, aux traits vigoureusement accentués, au nez plébéien, au front osseux, bombé, au-dessus duquel une mèche de cheveux, esseulée au milieu de la calvitie qui envahit le crâne, se dresse légère comme la petite flamme qu’on voit, en certains tableaux, au frontal sacré des disciples du Christ’ (Claire Callewaert 1958 : XV) 13. Deze tekst van Lynen, uit 1910, wordt geciteerd in Pourquoi Pas ? 16.2.1923, p.141.
[fig. 9] Sociéte Anonyme L’Art vignet ontworpen door Georges Lemmen, gedrukt op de uit nodiging van de tentoonstelling in de galerie van Edmond Picard, 1895 P.F. James Ensor Archief, Gent [fig. 10] Foto van Alice Demolder, nicht van Eugène Demolder, ca. 1895 Anonieme foto Privéverzameling
9
10
Eugène Demolder en James Ensor
Ensor noemt Lynen in zijn geschriften frère de lait de Demolder (Mes écrits 1974 p. 90). Demolder schrijft ook de ‘préface’ voor de etsenbundel Kermesses van Lynen, uitgegeven bij Charles Vos (1889). Volgens de Ligue Artistique van 1.4.1897 speelt men in Le Diable-aucorps L’horloger d’Yperdamme.) 14. Krains 1923 : 6
63
Trouwens ook omgekeerd laten schilders zich inspireren door literatuur. Verschillende bronnen van het oeuvre van James Ensor zijn, als narratief kunstenaar bij uitstek, te vinden bij literaire auteurs. Ensor inspireert zich op verhalen van Edgar Allan Poe of Marmontel, Mallarmé of Claude Bernières en natuurlijk ook op de bijbel. Demolders schrijfstijl is bijzonder plastisch, ook bij verhalen die niet rechtstreeks inspiratie putten uit schilderijen. In feite schildert Demolder met zijn pen en wordt daardoor een soort schrijvende schilder. Naast de transposities en zijn plastische stijl is zijn themakeuze in zijn vroege oeuvre ook kenmerkend ; in veel van deze vroege verhalen betreft het Bijbelse taferelen. Voor zijn romans grasduint Demolder in de kunstgeschiedenis van de middeleeuwen tot de achttiende eeuw. Zijn verhalen krijgen dan als thema d’après d’anciens Flamands of d’après de petits maîtres hollandais. Dat verklaart waarom zijn schoonvader, Félicien Rops hem in een brief aanspreekt met Mon bon Frans Hals 14 (fig. 15). Het is meestal zijn echtgenote Claire Rops die, onder de schuilnaam Etienne Morannes, zijn boeken illustreert. In 1897 illustreert ze samen met haar vader Félicien Rops de roman Quatuor. Claire tekent de portretten van onder andere Edmond Picard en Emile Verhaeren en na het verhaal La fortune de Pieter de Delft verschijnt ook een afbeelding van James Ensor. Aangepast aan het verhaal zet ze hem een breedgerande hoed in zeventiende eeuwse stijl op, met een pijp door de hoedrand (fig. 14). De keuze voor deze kunstperiodes past volledig in de toen heersende mentaliteit die gekenmerkt wordt door een zekere nostalgie naar het verleden. Zowel in de literatuur,
[fig. 11] James Ensor, Mademoiselle Demolder en toreador, 1895 Aquarel op papier, 26,5 x 34 cm Privéverzameling Janssens 1978:79
11
64
Patrick Florizoone
architectuur als in de schilderkunst vormen de neostijlen zoals de neogotiek of de neorenaissance een belangrijke trend, waarbij trouwens ook Ensor zich aansluit. Als gewaardeerd auteur vraagt men voor een enquête in L’Art Moderne ook aan Demolder naar de kenmerken van de nationale Belgische literatuur anno 1892 (p. 36). Niet toevallig legt hij de nadruk op twee elementen die zijn eigen werk typeren : Il y a, dans la littérature jeune, un côté pictural qui caractérise davantage encore ce phénomène des livres continuant l’œuvre des toiles en anderzijds Une attache intime au passé qu’on n’a jamais assez signalée. L’art belge de notre siècle est fortement imprégné du jadis, d’un jadis glorieux ou mystique. Les artistes gothiques et ceux de la Renaissance nous prodiguent toujours les legs les plus précieux.
15. Voor meer informatie over Charles Vos zie Florizoone Patrick James Ensor’s printers 2002 : 197
Maar laten we terugkeren naar 1893, het jaar waarin Ensor zijn Icône – Portrait d’Eugène Demolder schildert. In dat jaar publiceert Eugène Demolder Les récits de Nazareth. Het werk wordt uitgegeven door Demolders en Ensors gemeenschappelijke vriend de Brusselse uitgever Charles Vos.15 Alle hierboven opgesomde kenmerken van Demolders schrijven vinden we terug in Les récits de Nazareth : het gaat om een bijbels verhaal over ondermeer de geboorte van Christus en de vlucht naar Egypte geschreven in een soms naïeve stijl vanuit het standpunt
[fig. 12] James Ensor, De gevaarlijke koks, 1896 Olieverf op paneel, 38 x 46 cm Privéverzameling Tr. 381
12
Eugène Demolder en James Ensor
16. 19.11.1893 n° 47 p. 370
65
van de zwakkere en met een grote plastische en suggestieve kracht. Demolder situeert het verhaal in een eigenzinnig kader van tijd en ruimte, namelijk in de Kempen en aan de Belgische kust tijdens de middeleeuwen. Meermaals beschrijft hij daarin verschillende schilderijen van Vlaamse Primitieven. Door zijn barokke pen worden kerken stralende monstransen of tabernakels in het landschap. Veelvuldig gebruikt hij edelstenen als beeldspraak voor zowel het decor als de kleuren of zelfs voor de bloeddruppels. Sommige passages zijn als fijn geslepen juwelen waarbij het licht door elke edelsteen heen straalt en een prachtige schittering geeft. Quand les rayons du soleil se brisaient sur les façades, pareils à des faisceaux de lances sur des armures de princes ou d’archiducs c’était un éblouissement de chatois dont les mille nuances d’opale, d’escarboucle, de corail, de jaspe, pleuvaient en pluie de gemmes et d’orbes magnifiques (p. 87). Zowel tegen- als voorstander waarderen deze kwaliteit en prijzen de ‘rijke textuur’ van het boek. De criticus van L’Art Moderne16 vertelt ook over enkele persoonlijke karaktertrekken van de auteur. Met zijn ‘christelijke naïviteit’ ziet hij Demolder als een ‘luxueuze mysticus’ : S’il existait là-bas, quelque part dans les campagnes, une chapelle dédiée à quelque NotreDame à la robe de soie, nous assignerions son patronat à M. Eugène Demolder.( …) Nous trouverions dans l’invocation ‘Notre-Dame’ ce qui correspond à la naïveté chrétienne
[fig. 13] Menu voor het feest van de balie, 11 november 1871 Anonieme litho, 43 x 32 cm Druk: Ch. Claesen, Luik P.F. James Ensor Archief, Gent
13
66
Patrick Florizoone
du conteur et dans le terme ornemental ‘à la robe de soie’ ce qui sympathise avec son imagination somptueuse et décorative. L’ auteur est en effet un mystique luxueux comme un grand nombre de ses ancêtres, les peintres flamand. (…) Il n’est vraiment lui que si son œil avide d’ors et de perles, est flatté autant que son cœur est ému.(…) Ce n’est pas à Memling qu’il fait le plus songer, c’est à l’art orfèvré des Mabuse, des Bles, des Blommaert (…) Il n’est pas un gothique pur, il n’est pas un irréprochable renaissant. Il tient des deux époques glorieuses de notre splendeur esthétique.(…) Et que dire de son style lent et déplié comme une belle robe de satin et de guipures, ou bien encore comme une superbe nappe damassée où les fruits rouges, violets et jaunes installent un faste savoureux ? Het is merkwaardig hoe Ensors Icône – Portrait d’Eugène Demolder (fig. 1) dezelfde coloristische kwaliteiten en verwijzingen naar bijbelse taferelen en de middeleeuwse schilderkunst bevat als Demolders romans. Ensor en Demolder zijn duidelijk gelijkgestemde zielen. Het is betekenisvol dat Ensor dit schilderij als Icône betitelt. Een icoon is de religieuze beeltenis bij uitstek en Ensor bevestigt hier de gekende stereotiepen waaraan deze moet voldoen. Net als een icoonschilder gebruikt hij een houten paneel met een voorbereide drager, ook hier wordt de heilige frontaal afgebeeld met zegenend gebaar, waarbij kazuifel en gouden aureool zijn status bevestigen. De geportretteerde moet een heilige zijn. Het fijne, als het ware geciseleerde portret met potlood getrokken, is realistisch en tezelfdertijd eigenzinnig. Demolders gezicht straalt de ondefinieerbare kenmerken van een heilige uit : wijsheid en evenwicht, volharding en berusting, kortom de benijdenswaardige harmonie van een westerse boeddha. Hier op aarde ondergaat hij bedaard de menselijke soort die, aan weerszijden van zijn hoofd, groen uitslaat van afgunst. Enerzijds is er de opengesperde blik van de zichzelf
[fig. 14] Etienne Morannes, alias Claire Rops, Portret van James Ensor in de eeuwse stijl, 1897 Op pagina 94 in Quatuor door Eugène Demolder [fig. 15] Anonieme foto van Eugène Demolder met breed gerande hoed P.F. James Ensor Archief, Gent
14
15
Eugène Demolder en James Ensor
17. Décembre 1893 tome XII n° 12 p. 449
67
opvretende jaloezie ; de naijver druipt van zijn pokdalige grimas. Anderzijds is er de bijtende en spuwende criticaster. Met half dichtgeknepen ogen probeert hij met een roddel zijn slachtoffer definitief te kwetsen. Niet alle kritieken over Les récits de Nazareth zijn echter lovend. Het tijdschrift La Jeune Belgique bespreekt zijn stijl en thema negatief.17 La forme, alourdie par un flot d’ornements parasites, (…) les phrases s’enflent comme d’énormes éponges colorées. Le style de M. Demolder est un style de jouisseur paresseux, à moitié endormi par ses bombances. Ce qui manque aux phrases manque aussi à l’ensemble du récit, dont la composition est parfois d’une gaucherie désarmante. Het is dergelijke kritiek die Ensor herkent en hem inspireert. Zijn hele leven zal hij met nadruk verwijzen naar zijn afgewezen schilderijen en het geschimp van de kunstcritici. Als metafoor voor deze aardse miserie kiest Ensor, zowel voor zijn persoonlijke iconografie als hier voor Demolder, het passieverhaal van Jezus van Nazareth. Luisterend naar vogels en muziek zal Demolder, na het doorstaan van de aardse pijnen in het middenregister, opnieuw naast zijn Moeder in de hemel plaats nemen. Dit
17
[fig. 16] Stefan Lochner, Maria in de rozenhaag, ca. 1450 Olieverf op paneel, 50,5 x 40 cm Wallraf-RichartzMuseum, Keulen © Repro: Rheinisches Bildarchiv Köln
16
[fig. 17] Medaille van de Stefan Lochner prijs. In 1949 kent de stad Keulen de Stefan Lochner prijs toe aan James Ensor als bekroning van zijn hele oeuvre (Les Arts Plastiques, janvier 1950, p. 59).
72
Patrick Florizoone
Mogelijk in navolging van Ensors Portret van Demolder zal nu ook Maurice des Ombiaux, Eugène Demolder heilig verklaren. Demolder is de centrale heilige in La légende apocryphe de Saint Dodon au pays de Thuin et de Lobbes. Een lang verhaal dat in 1895 gepubliceerd wordt in Le Coq Rouge. In 1896 voegt des Ombiaux er nog een hoofdstuk aan toe, waarin ook Fridolin opduikt. Dat alter ego van James Ensor krijgt hier eerder een duivels trekje : Il y a toujours quelque chose aigre, de bizarre ; d’échevelé et peut-être même de diabolique dans les airs de Fridolin, son âme ne doit pas être en état de grace.24 De figuur van Fridolin heeft des Ombiaux gekopieerd uit Demolders’ boek Le royaume authentique du grand Saint Nicolas uitgegeven in 1896 te Parijs bij Mercure de France. De eerste voorpublicatie van enkele bladzijden over Saint Fridolin in La Société Nouvelle dateert van april 1895.25 De heilige Fridolin wordt er de vertrouweling van de heilige Sint Nicolaas. Blijkbaar wil Demolder dat zijn vriend James ook een aureool krijgt en tekent hij deze heilige Fridolin met het profiel van James Ensor. Zowel het uiterlijk, het karakter en de talenten stemmen overeen met deze van zijn vriend. Fridolins’ uiterlijk vergelijkt Demolder met dat van Don Quichotte, net zoals in zijn brochure van 1892. In deze eerste monografie over James Ensor beschrijft hij de schilder blijkbaar zo treffend dat vele andere auteurs zijn typering overnemen : Au physique : un maigre Don Quichotte de l’art, avec une barbiche de preux espagnol. Grand, la peau pâle, l’œil incisif, la moustache au vent (…) un rire d’une moquerie aiguë qui tire la bouche d’Ensor comme celle d’un masque japonais grimaçant (…) Mais le rire crevant de bouffonnerie s’arrête net et sec dans un mot drôle qui détend l’arc des lèvres. Et Ensor redevient le pince-sans-rire, à l’œil gris-vert aux reflets d’acier. Bij Saint Fridolin legt Demolder de nadruk op de twee talenten die kenmerkend zijn voor Ensor : muziek en schilderkunst (fig. 20): (p. 67) L’on assure que le Seigneur avait appelé (Fridolin) au paradis non pas à cause de sa vie bien chrétienne, mais pour cet instrument, dont il tirait des sons délicieux et aussi pour la façon dont il peignait les masques.
24
25
24. Le Coq Rouge deel I augustus 1895 p. 169 en maart – april 1896 p. 532. Beide verhalen worden in 1899 gebundeld onder de titel Histoire mirifique de Saint Dodon. Ensor heet er dan niet langer Fridolin maar wordt nu Trillodinus. Er ontstaat een polemiek over het plagiaat van verschillende hoofdstukken die des Ombiaux heeft gekopieerd, zowel van Demolder als van de middeleeuwse auteur Bandello Mathieu (+1561). Edmond Picard schrijft hierover in L’Art Moderne een vernietigende kritiek ‘Plagiologie’, 19° jaar n° 10 3 maart 1899 p. 75-76. Met dank aan dhr. Jonathan Devaux voor het uitklaren van deze polemiek.
Eugène Demolder en James Ensor
25. p. 539-542 11° année CXXIV avril 1895 26. Alban Stolz beschrijft in zijn Heiligenlevens voor 6 maart het leven van saint Fridolin. Het blijft me een raadsel waarom Demolder juist deze heilige kiest als alter ego van James Ensor. De figuur van Fridolin is populair in de negentiende eeuw. Hij treedt op bij onder andere Schiller, Offenbach, E.T.A. Hoffman. 27. In het kunsttijdschrift Le Coq Rouge (1895 :138) schrijft Demolder een reeks gedichten huit eaux fortes mélancoliques ou coloriés waarvan er één Zélandaise getiteld is. 28. La Société nouvelle 1893 : 540 citaat uit het artikel Saint Fridolin (extrait d’un livre en préparation : Histoire authentique du grand Saint Nicolas, écrits pour les enfants). 29. Lettres à Emma Lambotte 1999 : 101 In zijn Bonnes paroles pour mon ami Cassiers (1925) spreekt hij uitgebreid over zijn reis naar Nederland. Mes écrits 1974 : 101
[fig. 24] James Ensor, James Ensor en Eugène Demolder dansend, ca. 1895 Studietekening voor de ets Fridolin et Gragapança d’Yperdamme, Inkt op papier, 9,5 x 12,5 cm Privéverzameling Janssens 1978:90 [fig. 25] James Ensor, Fridolin et Gragapança d’Yperdamme, 1895 Ets, Japans papier, 9,6 x 13,5 cm Mu.ZEE, Oostende Inv. No. 1170/1436
73
Tijdens hun omzwervingen gaan beide heiligen ook op bezoek in Fridolins atelier en daar staat het schilderij Icône op de schildersezel: (p. 177) Aux murailles pendaient des tableaux représentant des cortèges, des mascarades, des diableries, des intérieurs de cathédrale à l’heure du prêche, des scènes de sabbat et bien d’autres choses encore qui dénotaient chez l’artiste une formidable imagination. Un chevalet se dressait au milieu de cet atelier baroque avec un tableau en cours d’exécution représentant le comte d’Yperdamme auréolé d’or, vêtu de rouge, et bénissant, sous la protection d’une vierge fleurie, les diables verts et purulents qui veulent l’insulter.26 Nog in 1895 kaatst Ensor de bal terug naar Demolder en zal hij voor zijn corpulente vriend als bijnaam een verwijzing naar de begeleider van Don Quichotte kiezen : Sancho Panza. Op ironische wijze wordt die naam dan Gragapança afgeleid van le gros et gras Pança. Als eretitel mag Demolder zijn eigen schuilnaam behouden : le comte d’Yperdamme. Het zijn al deze namen die voorkomen in de titel van Ensors ets uit 1895 (fig. 25) : Fridolin et Gragapança d’Yperdamme. Ensor etst een Zeeuws landschap waarin Demolder danst op zijn fluitmuziek. Het is een souvenir aan een reis die ze samen ondernomen hebben in het begin van de jaren 1890. Demolder heeft in zijn vestzak een exemplaar van La Libre Critique zitten, waarin hij op 6 januari 1895 een artikel over Ensor publiceert. Waar de critici in Les cuisiniers dangeureux de kunst van Ensor uitbenen en oppeuzelen neemt hij nu een lichte weerwraak en doet de kunstcriticus ‘naar zijn pijpen dansen’.27 Zowel Demolder als Ensor noteren hun aangename herinneringen aan deze reis naar Zeeland. Reeds in 1893 verwerkt Demolder het volgende verslag in zijn artikel over Saint Fridolin.28 Les villes de Zélande se rappelleront toujours la visite que leur firent saint Fridolin et le comte d’Yperdamme, son plus fidèle ami et compagnon de ses vagabondages à travers les beaux pays. Ils erraient dans cette superbe région, magnifiquement vêtus (…). Rêveurs convaincus, ils interrompaient leurs contemplations pour s’arrêter aux auberges des routes, où ils donnaient des aubades aux cabaretières. Ils avaient bonne mine ; on les écoutait volontiers ; et lorsqu’ils entraient dans les villes, tandis que le comte, oubliant la morgue à laquelle ses titres lui donnaient droit, dansant devant les Zélandais émerveillés, Fridolin, grave comme un juge qui va rendre une sentence ou bien moqueur comme un satyre jouait des airs de danse. Un soir, pour prix de leurs joyeux ébats, on leur servit dans une hôtellerie un couple de poulets dodus et rôtis à point qu’ils engloutirent dans leurs estomacs en vidant force chopines. Jaren later, op 16 mei 1906 roept Ensor deze herinnering terug op in een brief aan Emma Lambotte.29 Ook bij hem zijn vooral de fluitmuziek en de dans een gevoelige souvenir :
74
Patrick Florizoone
Je vous ai envoyé deux petites eaux-fortes rehaussés de couleurs. L’une d’elles représente un épisode comique de mon voyage en Zélande avec Eugène Demolder. Pays ravissant où de gracieuses petites paysannes dansèrent aux sons de ma flûte. Parfois nous gambadions comme des possédés sans souci des accrocs, devant les graves Zélandais émerveillés. Et vraiment nous parcourions en dansant ce pays plat, semant la joie sur nos chemins. Il vous sera agréable sans doute, de posséder la figure du gros Demolder. Homme joyeux et sympathique.
Besluit In 1890 tekent Ensor in De baden van Oostende (fig. 26, 27) een karikatuur van Eugène Demolder. Hij steekt de draak met zijn fysieke kenmerken – hij beeldt zijn vriend af als dik en kalend – maar vertelt weinig over de mens. Met Icône – Portrait d’Eugène Demolder schildert hij een psychologisch portret. Zijn gezicht is realistisch en in detail weergegeven. Maar het legt ook zijn ziel bloot. Het gezicht straalt rust en goedheid uit. Rond dit gelaat voegt Ensor attributen toe die informatie geven over zowel Demolders interesses als zijn biografische kenmerken. De schrijver houdt van oude kunst, vertelt graag over het leven van Christus en houdt van rijke texturen en kleurenpracht maar hij wordt ook bekritiseerd. Hij is een dromer en ziet het leven door een roze bril.
[fig. 26] James Ensor, De baden van Oostende, 1890 Olieverf en potlood op paneel, 37,5 x 45,5 cm Fondation Challenges, Nederland Tr. 322 In de rechter benedenhoek tekent Ensor een karikatuur van Eugène Demolder [fig. 27] Eugène Demolder in zwembroek Uit: James Ensor en de baden van Oostende Florizoone 1996:106 Anonieme foto
26
Eugène Demolder en James Ensor
30. Ik verwijs naar zijn reeks over de Guldensporenslag, De kathedraal, Projet de chapelle à dédier à Saint Pierre et Paul, het schilderij L’antiquaire, enz. Zie Florizoone : e.v.
27
75
Door de keuzes van de attributen worden ook elementen van de Ensoriaanse biografie en stijlkenmerken zichtbaar. Ensor is een verteller, het beschrijvende element is belangrijk in een groot deel van zijn oeuvre en ook hier vertelt hij een verhaal, register per register. De keuze voor de duivelskoppen en voor het passieverhaal van Christus is direct verbonden met zijn eigen oeuvre en persoonlijkheid. Ook sluit het schilderij aan bij verschillende andere van zijn ‘gotische’ werken.30 Het is ook in dat ‘middeleeuws’ referentiekader dat de interesse voor legendes, heiligen en heiligverklaringen kan begrepen worden. Door zijn vriendschapsrelatie met Demolder en zijn psychologisch inzicht kan hij zich inspireren op de persoonlijkheid van de geportretteerde en weet hij ook diens schrijfstijl te ‘transponeren’. Als uitgesproken colorist kan hij zich hier uitleven. Zoals Demolder graag over de pracht van juwelen schrijft, zo schildert Ensor het middenregister alsof hij edelstenen rondstrooit. Of zoals Charles Bernard de (weliswaar latere) kleurenkeuze van Ensor verwoordt Met kleuren als paarlen in melk vergruisd, met robijnen, saffieren en smaragden opgelost in dauw. Dat dit schilderij onmiddellijk getoond wordt op de belangrijke tentoonstelling van La Libre Esthétique in maart 1894 wijst erop dat dit portret in de eerste plaats een publieke bedanking is, een warme waardering voor Ensors goede vriend Eugène Demolder.
76
Patrick Florizoone
Bibliografie bernard Charles : ‘James
Ensor’ in : Onze Kunst januari 1929 (deel xlvi n° 1) callewaert Claire : Eugène Demolder, Les meilleures pages, La renaissance du livre, Bruxelles, 1958 Catalogen van La Libre Esthétique en Les xx demolder Eugène : Impressions d’Art, Veuve Monom, Bruxelles, 1889 Id. : Contes d’Yperdamme, P. Lacomblez, Bruxelles, 1891 Id. : James Ensor, avec un dessin Mort mystique d’un théologien, Paul Lacomblez., Bruxelles, 1892 Id. : Les récits de Nazareth, Charles Vos, Bruxelles, 1893 Id. : La légende d’Yperdamme, Mercure de France, Paris, 1896 Id. : Le royaume authentique du Grand Saint Nicolas, Mercure de France, Paris, 1897 Id. : Quatuor, Mercure de France, Paris, 1897 Id. : Sous la robe, Mercure de France, Paris, 1897 des ombiaux Maurice : Histoire mirifique de saint Dodon, Ollendorf, Paris, 1899
ensor James : Mes écrits, préface
de Franz Hellens, Editions nationales, Liège, 1974 ensor James : Lettres à Emma Lambotte 1904 – 1914, édition établie et annotée par Derrey-Capon Danielle, La Renaissance du livre, Bruxelles, 1999 ensor James : Lettres, édition établie et annotée par Xavier Tricot, Editons Labor, Archives du futur, Bruxelles, 1999 florizoone Patrick : James Ensor en de baden van Oostende, Pandora, Antwerpen, 1996 florizoone Patrick : ‘19de eeuwse historische thema’s en onbekende bronnen in het oeuvre van James Ensor’ in : James Ensor – Ensorgrafiek in confrontatie, Pandora – MSK Oostende, 1999 – 2000 florizoone Patrick : ‘James Ensor’s printers’ in : James Ensor a Collection of prints, C.G. Boerner New York, 2002 haesaerts Paul : James Ensor, Elsevier, Bruxelles – Paris, 1957 janssens Jacques : James Ensor, Flammarion, Paris, 1978 krains Hubert : Eugène Demolder (lecture 16 juin 1923), Académie Royale, Bruxelles, 1923
Pastelle und zeichnungen des Belgischen Symbolismus, Frankfurter Kunstverein, Frankfurt am Main , 7.5/24.7.1988 stolz Alban : La vie des saints, B. Herder, Fribourg en Briscau (Bade), 1869 tricot Xavier : James Ensor Leven en werk – Oeuvrecatalogus van de schilderijen, Mercatorfonds/ Pandora, Brussel, 2009 tricot Xavier : ‘Un triptique imaginaire ou trois chefsd’œuvre de James Ensor’ in Ensoriana, Pandora, Antwerpen 1994 tricot Xavier : ‘Icônes de James Ensor’ in Ensoriana, Pandora, Antwerpen, 1994 verhaeren Emile : James Ensor, Van Oest et Cie, Bruxelles, 1908 zehnder Frank Günter : Katalog der Altkölner Malerei (Kataloge des Wallraf-Richartz-Museums, XI), Köln 1990
Tijdschriften en kranten L’Art Moderne Les Arts Plastiques Le Carillon La feuille d’Ostende
Le Coq Rouge Le Diable au Corps La Jeune Belgique La Libre Critique
La Ligue Artistique La Plume 1899 La Société nouvelle Het Staatsblad
Literaire kamer
44 Zelfportret (‘Pas fini’) 1885
77
Literaire kamer
45 Vrouwenprofiel (Mariette Rousseau) ca. 1885 46 Willy Finch op de rug gezien 1880
78
47 De briefschrijfster (Ensors zuster) 1883 48 Dario de Regoyos schrijvend 1884 – 1886
79
Muziekkamer
53 De liefdestuin 1926 54 De ballerina’s (De dans) 1896
82
55 Ballet 1921 56 Koningin van het ballet 1930
83
a
b
c
d
e
f
g
h
i
j
k
l
62 La gamme d’amour 1929 a e i
Brutonne Fifrelin Helio
b f j
Grognelet Muzikanten Murmuramis
c g k
Miamia Pituiton Muzikanten II
d h l
De bedelares Corylopsis Vuurwerkboeket
m
n
o
p
q
r
m o q
Grimacet, Craco-Cigaret… Puerilla & Pollen Het luminisme – het Kubisme – de Gravure
n p r
Popofigue & Germina De schelpen Spar – Huisje uit Neurenberg – Racket
87
Muziekkamer
a
b
c 63 Decor voor het ballet ‘La Gamme d’amour’, eerste tafereel: De winkel van Grognelet 1912 64 (a, b, c, d, e, f ) Danspakken 1923 – 1924
88
d
e f
65 Decor voor het ballet ‘La Gamme d’amour’ 1929
89
1
[fig. 1] Michel T.A. Van Cuyck, De baden te Oostende, ca. 1860 Olieverf op paneel, 28,5 x 47 cm Mu.ZEE, Oostende Inv. No. …./498
1. N. Hostyn, Michel Van Cuyck, in : Handelingen van het Genootschap voor Geschiedenis, CXVI, 1979 – Nationaal Biografisch Woordenboek, deel 12, Brussel, 1987 – Lexicon van Westvlaamse beeldende kunstenaars, deel 1, Kortrijk, Brugge, 1992 2. N. Hostyn, Edouard Dubar, in : Biekorf, 83, 3, 1983, p. 264 ev. – Lexicon van Westvlaamse beeldende kunstenaars, deel 1, Kortrijk, 1992 – Nationaal Biografisch Woordenboek, deel 15, Brussel, 1996 – P. Florizoone, James Ensor. De Baden van Oostende, Antwerpen, 1996 – Algemeines Künstlerlexikon, deel 30, München-Leipzig, 2001
James Ensor en de Oostendse beeldende kunstenaars van zijn tijd
Norbert Hostyn
James Ensor kwam de meeste Oostendse beeldende kunstenaars van zijn tijd vaak tegen. Zowel zij die al oud waren toen hij nog jong was en vice versa. Echt goede en duurzame relaties waren er slechts met een paar.
De oudere kunstenaars Michel Thomas Antoine Van Cuyck1 was de eerste noemenswaardige kunstschilder uit Oostende (fig. 2, 3). Van 1811 tot 1817 studeerde hij aan de Academie van Brugge. In 1820 stichtte hij samen met François Bossuet de School voor Teken- en Bouwkunde in Oostende. Van Cuyck schilderde Oostendse stads- en strandgezichten (fig. 1), Vlaamse kermissen, marines, en landschappen uit ondermeer Waals-Brabant en Zuid-Schotland. Van zijn schilderijen met Oostendse topografische onderwerpen werden litho’s gemaakt door Henri Borremans. In 1850 werd hij door het Belgische Hof gevraagd een portret te maken van de overleden Koningin Louise Marie op haar sterfbed in het paleis in de Langestraat in Oostende. Van Cuyck tekende in 1858 de Almanach grimacier 1858 voor de Brugse uitgever J. Buffa. Het was een reeks gezichten die vreemde grimassen trokken en een schedel die erg pre-Ensoriaans aandoet. In deze stijl maakte hij ook een tekening met biljartspelende dieren (verzameling Mu.ZEE, Oostende). Van Cuyck kende de jonge James Ensor zeker als leerling in het Onze Lieve Vrouwecollege. Hij gaf net als Eduard Van Cuyck tekenlessen in die school die, op uitzonderingen voor bepaalde vakken na, een bastion van priester-leraars was. Van Cuyck was een oude man toen hij de jonge Ensor als leerling onder zijn hoede kreeg. Zijn pedagogische aanpak van jong talent was toen al compleet voorbijgestreefd. Naast ‘stamvader’ Michel Van Cuyck, Ensors eerste leraar, waren er nog een hele reeks schilderende familieleden. Dat Ensor ze allemaal ooit wel eens zal ontmoet hebben is zo goed als zeker. Ze komen verder aan bod. Edouard Dubar2, alias ‘Braud’ en ‘Boum’ voor familie en vrienden, schilderde romantische marines (fig. 4). Hij was vooral bekend als uitgever van litho’s met Oostendse stadsgezichten en van de populaire reeksen spotprenten Souvenir des Bains d’Ostende
92
Norbert Hostyn
(ca. 1860) en Types de l’Armée belge en 1865. Daarin bewees hij dat hij heel wat humor en sarcasme in zijn mars had. James Ensor scheerde hem onterecht over dezelfde kam als Van Cuyck. Zijn schilder- en tekenstijl was natuurlijk verouderd maar hij was scherp en kritisch. Dubar was een kennis van Ensors ouders (vader Ensor en Dubar waren beiden lid van de filantropische vereniging Cercle Coecilia) dus vroeg de familie hem om les te geven aan de jonge James. De kunstschilders François Musin, Euphrosine Beernaert, Edgar en Lionel Baes, Henri Louis Permeke en Auguste Musin behoorden tot de generatie kunstschilders net voor die van James Ensor. Hij kende de meeste van hen persoonlijk maar contacten waren relatief schaars. Het toeval wil dat ze quasi allemaal uitgeweken waren naar Brussel. De marines van François Musin3 waren waarschijnlijk de vroegste artistieke impressies van de jonge James Ensor. Zijn schilderijen hingen in het stadhuis en hij decoreerde in 1877 en 1878 een salon in het nieuwe Kursaal. Ensor was toen een jonge student aan de Academie. Musin had zelf aan de Academie van Oostende gestudeerd bij de toen nog jonge Van Cuyck en François Bossuet. Hij debuteerde in 1840 op het Salon van Antwerpen en profileerde zich als marineschilder, eerst in romantische stijl, later realistisch. Hij verliet Oostende en ging in Sint-Joost-ten-Node/Brussel wonen maar stelde doorlopend zijn werk tentoon in het oesterrestaurant van zijn familie en in het Pavillon des Dunes in Oostende. De landschapschilderes Euphrosine Beernaert verhuisde al vroeg naar Elsene (fig. 5). Ze kwam, samen met haar broer, de politicus Auguste Beernaert, vaak op vakantie in Villa Verbist in Oostende. De villa stond vlakbij het ouderlijk huis van James Ensor dus hij zag haar waarschijnlijk vaak. Hij bezocht ze samen met een delegatie van de Cercle des Beaux-Arts d’Ostende toen de kunstkring net gesticht was om haar te vragen beschermvrouw te worden.
3. Nationaal Biografisch Woordenboek, deel 10, Brussel, 1983 – P. & V. Berko en N. Hostyn, Marines des peintres belges nés entre 1750 et 1875, Brussel-Knokke, 1984 – N. Hostyn, François Musin (tentoonstellingscatalogus), Oostende (M.S.K.), 1988 – Lexicon van Westvlaamse beeldende kunstenaars, deel 1, Brugge, 1992
[fig. 2] Michel T.A. Van Cuyck, Miniatuur-zelfportret, ca. 1830 Collectie Willy Van Cuyck [fig. 3] Michel T.A. Van Cuyck op zijn sterfbed in 1875 Wellicht getekend door één van zijn zonen Collectie Willy Van Cuyck [fig. 4] Portretfoto van Edouard Dubar, ca. 1870 Mu.ZEE, Oostende Anonieme foto [fig. 5] Eugène Broerman, Portret van Euphrosine Beernaert, ca. 1892 Houtskool op papier Uit: Célébrités nationales (Antwerpen: E. Broerman, 1893)
2
3
De Oostendse beeldende kunstenaars van zijn tijd
4. Le Thyrse, maart 1909 (in memoriam) – Nationaal Biografisch Woordenboek, deel 13, Brussel, 1990 – Lexicon van Westvlaamse beeldende kunstenaars, deel 1, Kortrijk, 1992 – Allgemeines Künsterlexikon, deel 6, München-Leipzig 1992 5. W. Van den Bussche, Henri Permeke, Jabbeke, 1982 – N. Hostyn, 1893 – 1993. 100 Museum voor Schone Kunsten in Oostende (tentoonstellingscatalogus), Oostende (M.S.K.), 1993 6. Lemma L’Essor op de Nederlandstalige Wikipedia
4
93
Edgar Baes 4 was kunstschilder, graficus, journalist en kunstcriticus. In 1883 was hij een van de stichters van de Cercle des Aquarellistes et des Aquafortistes in Brussel. Baes schreef artikels over James Ensor en kreeg brieven van de jonge Oostendse kunstenaar. Zijn broer Lionel Baes was ook kunstschilder en graficus en medestichter van de Cercle des Aquarellistes et des Aquafortistes. Het is onduidelijk of ook hij regelmatig contact had met Ensor. Henri Louis Permeke5 werd in Poperinge geboren en studeerde van 1874 tot 1876 aan de Academie van Brussel (fig. 6). Hij kende lange tijd een zwervend bestaan voor hij zich in 1891 in Oostende vestigde als kunstschilder en restaurator. Zijn tussenkomsten in verband met het behoud van het kunstpatrimonium van de stad, leidden tot de stichting van het Museum voor Schone Kunsten in 1893 en zijn aanstelling als eerste conservator van het museum. Hij schilderde landschappen, marines, stadsgezichten en stillevens in realistische stijl. Net als James Ensor was hij lid van de Brusselse kunstenaarsvereniging L’Essor6. Als conservator was hij betrokken bij enkele aankopen van werk van Ensor voor het museum : Oude zieke dompelaar (1898), De behekste kast (1907), en een reeks etsen (fig. 7). In juli 1899 zetelden ze samen in de jury van de prentkaartententoonstelling in Oostende. Ze stelden ook allebei tentoon in de salons van Ostende Centre d’Art in het Kursaal. Met Carnaval 1900 zetelden ze samen in de jury die de groepen en praalwagens moest beoordelen.
5
94
Norbert Hostyn
Auguste Musin7 was een leerling van zijn vader François Musin en schilderde ook marines. Hij woonde in Brussel maar de familie Musin kwam nog vaak terug naar Oostende. Hij nam deel aan de zomersalons die ingericht werden door de Cercle des Beaux-Arts d’Ostende waarvan Ensor een van de initiatiefnemers was. Johannes en Daniël Delaruwiere waren handelaars van verven en andere materialen voor het schilderen van gevels en interieurs en verkochten ook materiaal voor kunstschilders. Ze hadden hun zaak in de Wittenonnenstraat. Ook James Ensor was klant bij hen. Allebei droegen ze een lange woeste baard, wat hen de bijnaam ‘De Baarden’ opleverde en ze waren amateur kunstschilders. Johannes Delaruwiere (Oostende, 1839 – 1912) was een leerling van de Academie van Oostende en van de privétekenschool Abelis-Joseph in Parijs. Hij schilderde realistische portretten, marines, landschappen en stadsgezichten. Naast ‘stamvader’ Michel Thomas Antoine Van Cuyck, Ensors eerste leraar, waren er nog een hele reeks schilderende familieleden. Dat Ensor ze allemaal ooit wel eens ontmoette is zo goed als zeker. Michel Thomas Séraphin Van Cuyck (Oostende, 1822 – Gent 1890) was een zoon van Michel Thomas Antoine Van Cuyck en kunstschilder. Zijn zoon, Michel Julien Van Cuyck (Oostende 1861 – 1930) was kunstschilder en leraar aan de Ecole
6
7
7. Nationaal Biografisch Woordenboek, deel 10, Brussel, 1983 P. & V. Berko en N. Hostyn, Marines des peintres belges nés entre 1750 et 1875, Brussel-Knokke, 1984 Lexicon van Westvlaamse beeldende kunstenaars, deel 1, Kortrijk, 1992 J. Verhaeghe, De Oostendse kunstschilders François Musin (1820 – 1888) en Auguste Musin (1852 – 1923), (Oostendse Historische Publicaties), Oostende, 1999
De Oostendse beeldende kunstenaars van zijn tijd
8. Nationaal Biografisch Woordenboek, deel 13, Brussel, 1990 A.W. Finch (tentoonstellingscatalogus), Brussel (K.M.S.K.), 1992 Allgemeines Künstlerlexikon, deel 40, München-Leipzig, 2004
95
Industrielle in Oostende. Hij schilderde onder andere interieurs, was lid van de Cercle Artistique d’Ostende en woonde in de Jozef II straat 44. In 1900 zetelde hij samen met Ensor, Henri Permeke, Emile Bulcke, architect Aimé de Doncquers en enkele niet-kunstenaars in een jury die op het carnaval praalwagens en groepen moest beoordelen. Edouard Johannes Van Cuyck (Oostende 1828 – 1893) was de jongere broer van Michel Thomas Séraphin Van Cuyck. Zijn zoon Alphonse Edouard Van Cuyck (Oostende 1857 – 1887), was leraar aan de Ecole Industrielle in Oostende. Hij gaf ook tekenlessen aan het Onze-Lieve-Vrouwcollege toen James Ensor er op de schoolbanken zat. Octavius Ludovicus Van Cuyck (Oostende 1870 – Tilff/Luik 1956) was de zoon van Edouard Van Cuyck en studeerde aan de Academie in Oostende. Hij werd lid van de in 1908 gestichte Cercle Artistique d’Ostende. Hij schilderde landschappen, figuren en fantasietaferelen. Zijn magnum-opus was de decoratie van de gelagzaal van de S.E.O. in de Alfons Pieterslaan.
Generatiegenoten Willy Finch 8 was kunstschilder, graficus en ceramist. Hij werd in Brussel geboren maar woonde sinds zijn vijfde in Oostende waar zijn ouders, die net als de vader van James Ensor Britse roots hadden, de Cercle du Phare en later het Hôtel du
[fig. 6] Portretfoto van Henri Permeke, ca. 1905 Mu.ZEE, Oostende Anonieme foto [fig. 7] Brief van Henri Permeke aan James Ensor in verband met uitbetaling voor aankoop schilderij Het behekste meubel, 1907 Mu.ZEE, Oostende [fig. 8] Willy Finch, De rog, ca. 1880 – 1882 Olieverf op doek, 55 x 66,5 cm Mu.ZEE, Oostende Inv. No. 1992/1750
8
100
Norbert Hostyn
1906 tot 1908 woonde hij van maart 1908 tot mei 1909 in een zolderatelier aan de Visserskaai in Oostende. Tijdens zijn studies in Gent nam hij in de zomer 1907 al deel aan het Salon des Beaux-Arts d’Ostende, ingericht in het Kursaal door Ostende-Centre-d’Art. Ensor nam ook deel aan dat Salon. In mei 1909 verhuisde hij naar het kunstenaarsdorp in wording Sint-Martens-Latem. In 1912 trouwde hij, tegen de zin van zijn vader, met Maria Delaere en verhuisde weer naar Oostende. In 1914 werd hij onder de wapens geroepen, raakte zwaar gewond en werd vanuit het Antwerpse naar Engeland geëvacueerd. Hij woonde na zijn ontslag uit het ziekenhuis in Chardstock (1916), Sidmouth en Sidford (1917) in Devonshire. Hij keerde in 1919 terug en constateerde dat zijn huis in Oostende vernield was. In 1929 verliet hij Oostende definitief en vestigde zich in zijn nieuwe huis De Vier Winden in Jabbeke20. In 1921 bezocht hij James Ensor in gezelschap van de fotograaf Maurice Antony. Toen werd de beroemde foto in de spiegelbol genomen waarop we Permeke, Ensor, Antony en knecht Gustje zien (fig. 12). Carol Deutsch21 was een Antwerps kunstschilder van Duits-Joodse origine (fig. 13, 14, 15). Hij woonde tijdens het interbellum in Oostende. Deutsch kwam uit de diamantsector maar had in Oostende een pelsenhandel. Hij schilderde figuren, stadsgezichten, landschappen en stillevens in een actuele figuratieve stijl, sommige van zijn werken zijn zuiver art-déco. Hij behoorde tot de intieme jongere vriendenkring van James Ensor. Ze portretteerden elkaar22 (fig. 16, 17). Deutsch en Ensor namen deel aan dezelfde groepstentoonstellingen in Galerie Studio in Oostende. Jan De Clerck23 was een leerling van Henri Permeke, Camille Payen en César De Cock en een jeugdvriend van Constant Permeke. Hij schilderde landschappen, marines, figuren
20. Nu Provinciaal Museum Constant Permeke 21. Nationaal Biografisch Woordenboek, deel 16, Brussel, 2002 Allgemeines Künstlerlexikon, deel 26, München-Leipzig, 2000 22. In 1928 ; Tr. 584 23. Nationaal Biografisch Woordenboek, deel 9, Brussel,1981 N. Hostyn, Jan De Clerck, Oostende, 1986 R. Kerremans, Jan De Clerck, Brugge, 1989
[fig. 13] Foto van Carol Deutsch in zijn atelier, ca. 1930 Mu.ZEE, Oostende Anonieme foto [fig. 14] Foto van James Ensor en Carol Deutsch, ca. 1930 Mu.ZEE, Oostende Anonieme foto [fig. 15] Omslag tentoonstellingsbrochure Galerie Manteau, 1929 Mu.ZEE, Oostende
13
De Oostendse beeldende kunstenaars van zijn tijd
24. Lemma Cercle Artistique d’Ostende op de Nederlandstalige Wikipedia 25. Lemma Ostende Centre d’Art op de Nederlandstalige Wikipedia 26. N. Hostyn, ‘Emile Wilkin’, in : De Plate, 1982, p. 11-13 Nationaal Biografisch Woordenboek, deel 15, Brussel, 1996
14
101
en stillevens in postimpressionistische stijl. Een groep werken die na 1918 ontstonden en meestal volkse onderwerpen behandelen, zijn in een kleurrijke cloisonnéstijl ; zelf noemde hij deze werken ‘folklore’. Hij ontmoette James Ensor bij diverse artistieke gelegenheden maar tot een meer vriendschappelijke relatie is het nooit gekomen. Het is ook opvallend dat De Clerck tijdens het interbellum geen deel uitmaakte van de groep kunstenaars rond Galerie Studio. Er wordt gezegd dat dit de fout zou zijn geweest van De Clerck’s echtgenote die haar man liever buiten deze circuits hield. Ensor en De Clerck poseerden samen voor fotos van wedstrijden voor zandsculpturen in Oostende en op een groepsfoto genomen door Antony tijdens een tentoonstelling van Luikse kunstenaars in het Kursaal. Toen De Clerck in 1927 gehuldigd werd sloot Ensor zich schriftelijk aan bij deze viering. In 1908 stichtte Jan De Clerck de Cercle Artistique d’Ostende24. Bedoeling was om door groepsvorming tentoonstellingskansen af te dwingen en zo wat tegenwicht te bieden tegen Ostende Centre d’Art25 dat veel Oostendenaars negeerde. Emile Wilkin26 was een leerling van Jan De Clerck. Hij schilderde vooral Oostendse werf- en havengezichten. Hij ontmoette James Ensor geregeld : hij had een individuele tentoonstelling in de Galerie Studio in Oostende (1935, 1936) en nam deel aan dezelfde groepstentoonstellingen als Ensor zoals Le Petit tableau en Marines in 1935. Ensor schreef een tekst voor hem (Et groin, groin, groin …) voor zijn individuele tentoonstelling in de Galerie Studio in 1935.
15
102
Norbert Hostyn
Wilkin was één van de sprekers toen de gedenkplaket aan de gevel van Ensors huis werd onthuld. Eugeen-Achiel Gerbosch27 was een vriend en leerling van Jan De Clerck. In 1908 was hij medestichter van de Cercle Artistique d’Ostende. Hij schilderde havengezichten, dorpsgezichten, kanaal- en parklandschappen. Hij illustreerde Karel Jonckheere’s roman Bronzen’s Anny (1932) en was lid van de kunstkring rond Galerie Studio. Oscar De Clerck28 was medestichter van de Cercle Artistique d’Ostende, een initiatief van zijn broer Jan. In 1933 exposeerde hij individueel in de Studio in Oostende. Hij maakte een portretbuste van Ensor en realiseerde ook een afgietsel van één van zijn handen (bronzen versie in verzameling Mu.ZEE). Léon Frankignoul was lid van de in 1908 gestichte Cercle Artistique d’Ostende. Hij schilderde Oostendse hoekjes, stillevens met vruchten, landschappen en interieurs. In de Cercle Artistique exposeerde ook Thérèse Rucloux. Ze schilderde uitsluitend vruchten- en bloemenstillevens. James Ensor nam vaak deel aan de groepstentoonstellingen in de Galerie Studio29 in de Adolf Buylstraat, zoals Marines in 1931 en 1935 of Le petit tableau. Hij ontmoette er andere kunstenaars zoals Jef De Brock, de marineschilder Pierre Verbeke tijdens Le Petit tableau en zijn individuele tentoonstelling in 1934 en de marineschilder Léon Verbeke, een marine- en landschapschilder die deelnam aan Le petit tableau en aan Marines (1935).
[fig. 16] Carol Deutsch, Portret van James Ensor zittend, 1934 Olie op doek Oorsprong onbekend, schilderij zelf is verdwenen Mu.ZEE, Oostende Foto Maurice Antony
16
27. Nationaal Biografisch Woordenboek, deel 10, Brussel, 1983 Lexicon van Westvlaamse beeldende kunstenaars, deel 1, Kortrijk, 1992 28. Nationaal Biografisch Woordenboek, deel 10, Brussel, 1983 N. Hostyn, Oscar De Clerck (tentoonstellingscatalogus), Oostende (Museum voor Schone Kunsten), 1992 Engelen-Marx, La sculpture en Belgique à partir de 1830, Leuven, 2006 29. N. Hostyn, ‘De galerij Studio : bloeiende kunstgalerij in Oostende tijdens het interbellum’, in : De Plate, 1992, p. 113115, 145-150
De Oostendse beeldende kunstenaars van zijn tijd
33. Nationaal Biografisch Woordenboek, deel 10, Brussel, 1983 34. P. Waldberg, Félix Labisse, Brussel, 1970 I. Brachot (Uitg.), Labisse. Catalogue de l’œuvre peint 1927 – 1979, Brussel, 1979 Hommage à Felix Labisse (tentoonstellingscat.), Cordes sur Ciel (Maison Fonpeyrouse), 2005 Felix Labisse (tentoonstellingscat.), Douai-Carcassonne, 2005 35. Maurice Boel (tentoonstellingscatalogus), Oostende (Museum voor Schone Kunsten), 1988 Allgemeines Künstlerlexikon, deel 12, München-Leipzig, 1996
105
Oostendse Kunstacademie. Hij nam samen met onder andere James Ensor deel aan de groepstentoonstelling Le petit tableau in de Galerie Studio. Hij tekende een portret van de oudere Ensor en gebruikte dit als omslagillustratie voor zijn memoires Le Monde Inconnu des Artistes (1957). Gustaaf Vanheste 33 was herbergier, concierge van het Fort Napoleon en kunstschilder van marines, strandgezichten en vooral onderwatertaferelen met uitbeelding van zeefauna en -flora. Hij nam deel aan de tentoonstelling Marines in de Galerie Studio (1931). Daar ontmoette hij James Ensor. Michel de Ghelderode had sympathie voor deze originele Oostendse volksschilder. Zijn zonen Robert en George-Arthur schilderden ook. Felix Labisse 34 was een goede vriend van James Ensor en woonde in Oostende tijdens het interbellum en in de Villa Les Peupliers in Mariakerke (fig. 18). Hij baatte in de jaren 1927 – 1928 een eigen kunstgalerie uit in de Langestraat Galerie d’Art Moderne. Labisse decoreerde in 1932 de night-club van het Kursaal met een Cubaans thema voor de Nuits Cubaines en ontwierp de affiche en het drukwerk voor de thema avond. Hij maakte de affiches voor de Halfvastenstoet van 18 maart 1928 en voor de Ommeganck van 1930 en een eerste reeks muurdecoraties in boekhandel Corman (toen Librairie du Carillon) tijdens de herfst van 1930. In 1956 maakte hij er de tweede reeks muurschilderingen. Hij was bevriend met alle grote namen uit de Oostendse kunstwereld zoals James Ensor, Constant Permeke, Henri Storck, Carol Deutsch, Alfred Courmès en Lucien Van Vyve. Labisse was lid van de Oostendse Club du cinéma, samen met onder andere Storck en Ensor. Hij nam deel aan heel wat exposities in de Galerie Studio zoals Oostendse kunstenaars (1929), Marines (1931), Kunstenaarsportretten (1934), Les Indépendants (1934), Kunstenaars over de vrouw (1934), Le petit tableau. Voor zijn individuele tentoonstelling in de Galerie Studio in 1931 schreef James Ensor de inleiding. Zijn zus Antoinette (‘Ninette’) Labisse behoorde ook tot het vriendengroepje (fig. 18). In 1927 verhuisde ze naar Oostende en stichtte samen met haar broer een kunstgalerie. Ze trouwde in 1932 met de Oostendse journalist Henri Van Vyve en hertrouwde in 1937 met Yvon (Henri) Kermarrec. Ze beeldhouwde wat en had lessen gevolgd bij Zadkine, in de Galerie Studio nam ze deel aan Le petit tableau. Samen met haar broer en Pierre H. Bayaux, Armand Delwaide, Carol Deutsch en Felix Labisse nam ze in 1930 deel aan een tentoonstelling in het Kursaal van Oostende.
De jongeren De vader en oom van Maurice Boel, Louis (1879 – 1949) en Pieter-Nicolaas Boel (1889 – 1976) waren twee huisschilders die van Maastricht naar Oostende verhuisden. Ze waren amateurschilders en lid van de Cercle Artistique d’Ostende. James Ensor deed beroep op de firma van Louis Boel voor werkzaamheden aan zijn huis. Ze leerden elkaar pas goed kennen toen Louis tijdens het interbellum een appartementsgebouw bouwde naast Ensors huis. Toen Maurice Boel35, de zoon van Louis, zijn eerste stappen zette als
19
106
Norbert Hostyn
kunstschilder met een individuele tentoonstelling in de Galerie Studio, schreef Ensor een gelegenheidstekst. Later exposeerden ze samen tijdens de groepstentoonstellingen in de galerie : Exposition du Petit Tableau (1933), Kunstenaarsportretten (1934) Kunstenaars over de vrouw (1934). In 1938 exposeerde hij er opnieuw individueel. Boel zou een van de grote Belgische abstracten worden. De ‘jongeren’ in relatie tot James Ensor noemen we de kunstenaars die kort voor, tijdens of na de Eerste Wereldoorlog zijn geboren. De meesten kenden Ensor enkel oppervlakkig. Ze ontmoetten hem sporadisch tijdens vernissages zoals Raymond Art, Charles Vandevelde en de advocaat en amateur kunstenaar Jan Félix die hem thuis bezocht. Gustaaf Sorel36 was een leerling van Auguste Distave. Hij debuteerde in de late jaren 20 met inkttekeningen in zwart-wit in de stijl van Joris Minne en Frans Masereel. Hij tekende de haven en de zeedijk. In 1934 richtte hij samen met Alfons Blomme, Daan Thulliez, Michel Poppe, J. Verbrugge, Dora Rommelaere en Antoine Schyrgens de Stedelijke Kunstacademie van Oostende opnieuw op. Hier ontmoette hij James Ensor die in het bestuurscomité zat. Ensor schreef een korte tekst over Sorel waarin hij hem de zwarte diamant van de Oostendse schilderkunst noemde. De beeldhouwster Rosita Chapel was de dochter van de Oostendse stadsbeiaardier Charles Chapel en had regelmatig contact met James Ensor. Ze nam deel aan een literaire avond in de Galerie Studio in Oostende (1933) en aan de tentoonstellingen Kunstenaarsportretten en Kunstenaars over de vrouw in 1934. Aan beide tentoonstellingen nam ook Ensor deel. In 1939 stelde ze tentoon in de Oostendse Schouwburg. Ensor schreef toen een kort tekstje (La Rose de Rosita). Margot Knockaert37 was een Oostendse kunstschilderes. Zij kreeg van Ensor een mooie tekening in haar poëziealbum38. Kunstschilder Lucien Van Vyve39 bracht zijn jeugd door in Oostende waar hij Léon Spilliaert, Félix Labisse en James Ensor leerde kennen. Hij maakte carrière als chef-kok en werkte lange tijd in de Verenigde Staten.
36. Meerdere auteurs, Gustaaf Sorel, Oostende, 1978 37. Lexicon van Westvlaamse beeldende kunstenaars, deel 1, Kortrijk, 1992 38. Ensor in Oostendse verzamelingen (tentoonstellingscatalogus), Oostende, (Museum voor Schone Kunsten), 1985 39. Noordzeemagazine, 4,4, 1986.
Oostende
66 Marine 1880 67 Marine 1882
107
Oostende
71 De tuin van het café Tivoli in Oostende 1876 72 Grote marine – Zonsondergang 1885
110
73 James Ensor / Guillaume Van Strydonck, Duinen 1885 74 Gezicht op Mariakerke 1901
111
Oostende
75 De Van Iseghemlaan 1893
112
76 Gezicht op Oostende 1900 – 1901 77 Gezicht op het theater van Oostende 1906
113
Oostende
10 Marine 1880
78 Silhouetten z.d. 79 Silhouetten over 17de eeuwse studie z.d.
80 De vuurtoren van Oostende 1919
81 Silhouetten z.d.
115
1
De familie van James Ensor Norbert Hostyn 1. In de catalogus van de Ensortentoonstelling in de Koninklijke Musea voor Schone Kunsten van België in Brussel in 1999 verscheen een biografisch essay, eigenlijk een familiekundige studie over James Ensor van de hand van Jean Plasschaert Interessante gegevens komen ook uit : – P. Florizoone, De baden te Oostende–James Ensor satyricus, Pandora, Antwerpen, 1996 – Registers Burgerlijke Stand Oostende – Verzameling doodsbrieven bijgehouden door James Ensor 2. We noemden enkel families die een kunstenaar in hun rangen telden. James Ensor en George Bonsor waren studiegenoten aan de Academie in Brussel
Het gezin waarin James Ensor geboren werd was zeker niet alledaags1. Met een Britse vader met zekere intellectuele aspiraties en afkomstig uit een niet onbemiddeld milieu, en een moeder uit een eerder bekrompen Oostends middenstandsgezin was dit naar de normen anno 1860 een ‘multicultureel’ samengesteld gezin, met alle voorspelbare gevolgen van dien. James Ensor, zoon van een Britse vader en een Oostendse moeder. De familie Ensor was uiteraard Brits maar beweren dat Ensors vader totaal zich ‘onwetend’ over de zeden en gebruiken van het continent en van België in het bijzonder in een huwelijk met een Oostends meisje stortte klopt niet. De Ensors waren één van de vele Britse families die in de vroege 19de eeuw in België woonden, net zoals bijvoorbeeld de families Halkett, Finch, Jelley of Roberts-Jones. Of de familie Bonsor, net over de Franse grens in Lille2. Ze kwamen hier in de nasleep van de Napoleontische oorlogen of om puur economisch-commerciële redenen. Ensors overgrootvader, James Ensor (Londen 1779) woonde van 1824 tot 1832 in Gent en was er handelaar in tule (een gaasachtig soort textiel). In 1826 verkregen hij en zijn familieleden de Nederlandse nationaliteit (België was toen nog met Nederland verenigd in het Verenigd Koninkrijk der Nederlanden). Later was er onduidelijkheid over de ware nationaliteit van James Ensor. In alle geval staat hij niet in de lijst van Oostendse kiezers uit ca. 1924 : de familienamen gaan van Englebert direct over naar Evenepoel.
De grootouders
[fig. 1] James Ensor, Portret van de vader van de kunstenaar, 1881 Olieverf op doek, 100 x 80 cm Koninklijke Musea voor Schone Kunsten van België, Brussel Inv. No. 4188 (1920) Tr. 221
Ensors grootvader langs vaders zijde, James Rainford Ensor (Londen ca. 1805 – 1806 – ?, ?), was getrouwd met de Londense Ann Andrew (Londen ca. 1816 – Fulham ? 1904), en woonde rond 1835 – 1838 in Brussel. In 1852 woonde hij in Oostende. Hij moet een welstellende man geweest zijn. In de huwelijksakte van zijn zoon James Frederic (1859) wordt hij vermeld als rentenier met als verblijfplaats de chique badstad Brighton. Grootmoeder Ann Andrew woonde aan het einde van haar leven in Fulham. Ensor en zijn ouders hebben haar daar bezocht toen hij nog een kind was. Ze overleed in 1904. James Ensor en zijn zuster behoorden tot haar erfgenamen wat hen enige financiële armslag gaf.
118
Norbert Hostyn
Andere familieleden die we hier niet verder ter sprake brengen woonden in Brugge3, Brussel, Mechelen en in Amerika 4. We weten weinig over hun eventuele contacten met James Ensor of met zijn ouders. De grootouders langs moederszijde, Jean-Louis Haegheman (Oostende 20 januari 1806 – 7 juni 1875) en Marie-Antoinette Hauwaert (Oostende 28 juli 1807 – 20 februari 1887) waren handelaars in souvenirartikels, prenten, porselein en kant. Ze hadden hun zaak in de Kapucijnenstraat en het was vooral de grootmoeder die de winkel open hield. Er waren zes kinderen. De Kapucijnenstraat had toen nog sterke toeristische en commerciële troeven : het Koninklijk Paleis lag om de hoek in de Langestraat en Leopold II bouwde een nieuw paleis aan de dijk in het verlengde van de Kapucijnenstraat. Daar lag ook het stadspark, het Prinsenhof en wat verder de poort onder de vestingen die naar de dijk en het strand leidde. Het zag er lang naar uit dat de Kapucijnenstraat een straat van belang zou worden. Dat veranderde na de ontmanteling van Oostende toen een toeristische uitbreiding richting het westen mogelijk werd. De Vorst gaf zijn plannen voor het reeds in opbouw zijnde paleis op en keek ook westwaarts, richting Mariakerkse duinen, voor een nieuw
3. In Brugge woonde Léonce Ensor (1832 – 1905), een neef van James Ensors vader. Hij was er kapitein- commandant van de Compagnie Jagers-Verkenners (Chasseurs-éclaireurs), lid van het Willemsfonds en een volledig in Brugge geïntegreerde burger. Op 20 oktober 1880 schonken de Brugse chasseurséclaireurs hun commandant Ensor een ceremoniële sabel 4. Lezing over Ensors voorouders door Patrick Van den Abeele, Oostende, Burlington Hotel, Oostende, 2007
3 [fig. 2] Ernest George, De Kapucijnenstraat gezien vanaf de Zeedijk, 1874 Potlood op papier Mu.ZEE, Oostende Inv. No. …./2318
2
[fig. 3] Ernest George, Het Ouderlingengesticht van de Zusterkens der Armen aan de toenmalige Noordstraat, 1874 Potlood op papier Mu.ZEE, Oostende Inv. No. …./2318
De familie van James Ensor
119
paleis. Daardoor verloor de Kapucijnenstraat haar belang (fig. 2). De Vlaanderenstraat, de kortste verbindingsweg tussen spoorwegstation en de zeedijk, werd een betere optie. De grootouders woonden laatst in de Langestraat 44bis in een eigen huis (op de plaats van het complex Nieuw Helmond). Ensors ouders woonden er ook en James Ensor werd er geboren. Van de grootmoeder weten we dat ze tot op gevorderde leeftijd een fervente carnavaliste was. Ze had meerdere katten, papegaaien en een aapje. Ensor schreef dat het aapje haar vergezelde op haar wandelingen. In 1875 of 1876, kort na het overlijden van haar man, werd ze een tijdlang geïnterneerd in het gesticht voor geesteszieken Sint-Juliaan in Brugge. Dit verschrikkelijke gebeuren en wat er wellicht aan voorafging liet de jonge James Ensor waarschijnlijk niet onberoerd. Marie-Antoinette Hauwaert overleed in de Vlaanderenstraat 19. Tussen het huis in de Langestraat en de stadsgracht stond een verlaten brouwerij die door de eigenaar samen met aanpalende gebouwen verkocht werd aan de Petites Soeurs des Pauvres voor de inrichting van een ouderlingentehuis (fig. 3). Het tehuis opende in februari 1869 haar deuren. Deze zone, gelegen aan de vestingsgracht, was de zelfkant van
5
[fig. 4] Tot in 1875 was de souvenirzaak Ensor-Hae gheman in dit gedeelte van de Vlaanderenstraat, ongeveer rechtover het Hôtel de Flandre (nu toegang tot James Ensor galerij) Beeldbank, Oostende
4
[fig. 5] Naamkaartje van de zaak Ensor-Haegheman & Cie in de Vlaanderenstraat 1
122
Norbert Hostyn
had Ensor zijn eerste kleine atelier in een achterkamertje. Hij had, over de daken van de kazerne heen, een zicht op de Zeedijk die nu heel snel volgebouwd werd met villa’s en hotels. In 1875 ging de zaak failliet. In september 1875 vroeg vader Ensor opschorting van betaling aan bij de Handelsrechtbank. In november werd het failissement uitgesproken. De woning, winkel en een magazijn in de Platformstraat werden verzegeld. Op het ogenblik van het faillissement woonden ze in de Weststraat 13 (de huidige Adolf Buylstraat), op de hoek met de Christinastraat. De moeder wist zich zakelijk te herpakken en omstreeks november 1875 verhuisde het gezin naar een nieuw pand aan de Vlaanderenstraat 23 (21) op de hoek met de Van Iseghemlaan (fig. 6). De winkel opende eerst, later verhuisde het gezin naar hetzelfde pand. Voor het eerst woonden en dreven ze handel op hetzelfde adres. Ze huurden het nieuwe gebouw. De zaak stond officiëel op naam van een tante want door het faillissement konden Ensors ouders geen eigen zaak meer runnen. De zaak heette heel modieus Au magasin Américain (fig. 7). Het toeristisch seizoen begon met Pasen en duurde tot de tweede helft van september. Met Ensors vader ging het inmiddels verder bergaf. Hij verzonk in depressieve buien en excessief drankgebruik. Zo werd het leven voor zijn gezin een hel. Ensors vader overleed op 14 april 1887 in onduidelijke omstandigheden. Ensor beweerde later dat hij schielijk was overleden en dood naast zijn bed was gevonden. De waarheid is dat hij wellicht ergens dood in de stad werd teruggevonden. De dagbladen van toen berichtten er evenwel niet over. Er werd een foto genomen van het opgebaarde dode lichaam van James Frederic Ensor. Ensor tekende de foto na en de tekening diende als basis voor een ets (fig. 10).
[fig. 10] Ensors vader, postmortemfoto, 1887 Mu.ZEE, Oostende Anonieme foto
10
De familie van James Ensor
6. Mes Ecrits, p. 78
123
Over de moeder weten we verder weinig concreets : ze werkte hard in het seizoen en dommelde weg tijdens de winter in een uitgestorven Oostende met het carnaval als kortstondige opflakkering. Ze kende veel tegenslag zoals het faillissement van haar zaak, de dood van haar man en een ongewenst en mislukt huwelijk van haar dochter Mitche. Deze trouwde in 1892 met Alfred Taen-Hee-Tsen en verhuisde naar Berlijn. Ze keerde al snel, en ondertussen zwanger, terug naar Oostende. Het koppel scheidde in 1893. Een lichtpunt was de geboorte van Mitche’s dochtertje Alex in 1893. Het kind zou vaderloos opgroeien. Ze werd het zonnetje in huis en verblijdde ook oom James. In 1892 – 1893 was de familie Haegheman in opperste staat van ongerustheid naar aanleiding van een proces ingespannen door de firma Braun & Cie uit Parijs wegens plagiaat van het schilderij La Peureuse van Jan Van Beers. Ze kwamen er gelukkig goedkoop mee weg. Ze maakte ook nog het hele drama mee in 1908 rond het eveneens ongewenste huwelijk van kleindochter Alex, amper 15 jaar oud, met Richard Daveluy die door de familie als een nietsnut en een flierefluiter werd beschouwd. Het kwam tot een grote pathetische ruzie en zelfs een tijdelijke breuk met dochter en kleindochter. Maar de tijd heelde de wonden. In zijn tafelrede tijdens het banket aangeboden door La Flandre Littéraire stelde Ensor duidelijk dat zijn moeder en zijn tante hem financieel door zijn moeilijkste jaren hebben geholpen6. Toen zijn carrière nog niet van de grond was gekomen leefde hij van wat zijn familie hem toestopte. In ruil was hij wanneer nodig present in de souvenirzaak en deed hij veel papierwerk voor de zaak. Naarmate ze ouder werd was zijn moeder vaak ziek en de zorg voor de zaak kwam op James Ensors schouders te liggen. In mei 1914 verhoogde de eigenaar van het pand dat ze huurden drastisch de huurprijs. Desondanks wou de moeder niet meer verhuizen.
[fig. 11] James Ensor, Portrait de la mère de l’artiste, 1882 Olieverf op doek, 100 x 80 cm Koninklijke Musea voor Schone Kunsten van België, Brussel Inv. No. 4189 (1920) Tr. 222 [fig. 12] Overlijdensbericht van Ensors moeder, 1915 Mu.ZEE, Oostende
11
12
126
Norbert Hostyn
Oom Edouard Edouard-Désiré Haegheman (Oostende 1845) was getrouwd met Clémence-Josephine Wagner (ca. 1852) (fig. 14). Hij had een schelpenwinkel in de Van Iseghemlaan 43a, een winkel met fantasieartikelen in de Vlaanderenstraat 26 en een winkel met rookartikelen op het nr. 70. Zijn zaak lag op de helling van de Vlaanderenstraat, in de nieuwe verkavelingen, schuin over de zaak van Ensors moeder. Hij was in of kort na 1885 de uitgever van een leporello met Oostendse toeristische gezichten. Het koppel Haegheman-Wagner had drie kinderen : Augusta-Clara (Oostende 3 april 1870), Irma-Angèle (Oostende 1873) en Henrica-Ernestina (Oostende 1878).
Oom Arthur Arthur Haegheman (Oostende 1848 – ? 27 december 1900) was getrouwd met een dame Ramaekers. Hij had een souvenirwinkel in Blankenberge, in de Kerkstraat, naast de trappen die naar de Zeedijk leidden. Hij verkocht er het gekende gamma souvenirartikels maar ook vissersbeeldjes, porselein en strandstoelen. Hij was de uitgever van een klein album met prenten van Blankenberge. (fig. 16)
Zus Mitche
James Ensors zus Marie Caroline Emma8 kwam ter wereld op 28 augustus
1861. Over haar jeugd weten we weinig (fig. 17). Wellicht was ze leerlinge in één van de nonnenscholen en werd ze als adolescente al gauw ingeschakeld in het ouderlijke bedrijf.
[fig. 15] Etiket van de zaak Haegheman – De Winter uit Album de plantes marines Mu.ZEE, Oostende [fig. 16] Annonce van Arthur Haegheman in La Vigie de la Côte uit 1883 Uit: De Baden van Oostende (Antwerpen: Pandora, 1996)
15, 16
8. Haar naam komt voor in de correspondentie EnsorEmma Lambotte (zie : James Ensor. Lettres à Emma Lambotte – ; ed. D. DerreyCapon, brieven 12, 19, 32, 36, 59, 63 ,79bis, 80, 81, 83, 84, 86, 88, 90, 92, 116, 117, 154, 173bis
De familie van James Ensor
127
Mitche poseerde geduldig voor heel wat schilderijen en tekeningen van haar broer : De oestereetster, De coloriste, Wachtend, De wanhopige vrouw, … Ze ging mee op een excursie naar Brugge samen met haar broer James, Willy Finch, Ernest en Mariëtte Rousseau en met hun Italiaanse gast, de fysicus Antonio Roiti (fig. 20). Er bestaat een anonieme (amateur) foto van dit gezelschap anno 1888. Via de milieus van haar broer kwam ze inmiddels met veel kunstenaars in contact en via de zaak thuis met welstellende toeristen uit vele landen. Het verhaal wil dat ze een kortstondige relatie zou hebben gehad met Willy Finch. Of zou dit een interpretatie zijn van hun gezamenlijke aanwezigheid op het schilderij Russische Muziek (fig. 19) die een eigen leven leidde ? Ze zou als twintiger een eerder turbulent liefdesleven gekend hebben. Op 31 augustus 1892, ze is dan al in de dertig, huwt ze met de Chinees Alfred John Taen-Hee-Tsen. Alfred (fig. 21), zijn broer Frederick en hun vader Albert waren importeurs van Oosterse levensmiddelen en vele andere Chinese en Japanse goederen, zaken die ook in de winkels van de Ensors en de Haeghemans verkocht werden. Wellicht kenden de Ensors en de Taens elkaar al langer via hun handelsbetrekkingen. Waar het huwelijk plaats vond is niet geweten. Het was de Belgische gewoonte om het huwelijk te voltrekken in de geboorteplaats van het meisje. Niet dus in dit geval. Ze trekt met haar man naar Berlijn waar hij zijn zaak had, maar nog geen jaar later staat ze, zwanger, terug in Oostende. De scheiding volgde al in 1893. De geschiedenis herhaalt zich in 1908 wanneer dochter Alex hals over kop moet trouwen met Richard Daveluy. James Ensor is volledig tegen het huwelijk gekant en vreest dat zijn nichtje in haar ongeluk loopt. Het komt tot een breuk tussen James en Mitche en Alex. Later wordt alles bijgelegd.
[fig. 17] Overlijdensbericht van Leopold-Jean Haegheman, 1905 Mu.ZEE, Oostende [fig. 18] Foto van de jonge James Ensor met zijn zusje Mitche, ca. 1864 Mu.ZEE, Oostende Foto Daveluy
17
18
128
Norbert Hostyn
In 1909 trekken Mitche, Alex en Richard naar Dresden om er bij Mitche’s ex een som geld te recupereren waarvan zij zeggen dat die hen toekomt. Tevergeefs. Ze verblijven alle drie ook een tijd in Luik, om werk te zoeken voor Richard. Mitche’s verdere leven verloopt in de schaduw van haar broer. Ze erft van haar Engelse grootmoeder en van oom Leopold Haegheman wat haar een tijdlang enige financiële zekerheid gaf. Ze woont samen in een huis van de familie met haar dochter en schoonzoon. Klachten die later veel terugkeren bij James Ensor is haar veelvuldig ziek-zijn, haar onwil om bij te springen in de souvenirzaak en het afwentelen van de zorg voor moeder en tante. Ze was er, samen met haar dochter, schoonzoon en kleinkind, bij toen in april 1930 haar broers monument werd onthuld in het tuintje voor het Kursaal (fig. 25). Ze nam ook deel aan het banket dat die dag feestelijk afsloot. Ze overleed in Oostende op 27 december 1945 en werd begraven op de begraafplaats aan de Nieuwpoortsesteenweg. Haar ex was in 1938 overleden in Parijs.
Alex Mariette Alexandrine Jeanne Taen-Hee-Tseu (Oostende 26 maart 1893 – 19 juni 1966) was de dochter van Alfred-John Taen-Hee-Tsen en van James Ensors zuster Mariëtte (Mitche). In de familie noemde iedereen haar Alex.
[fig. 19] James Ensor, Russische muziek, 1881 Olieverf op doek, 133 x 110 cm Koninklijke Musea voor Schone Kunsten, Brussel Inv. No. 4679 Tr. 220
19
De familie van James Ensor
9. Brief aan Emma Lambotte van 10 augustus 1907
129
Een rekensom leert dat Mitche al zwanger was toen ze op 31 augustus 1892 huwde met Alfred John. Méér nog : hun huwelijk was al gestrand en ze woonde al opnieuw bij haar moeder toen Alex op 26 maart 1893 in Oostende geboren werd. James Ensor adoreerde zijn kleine nichtje. Hij portretteerde haar en ging met haar naar het strand en het carnaval (fig. 24). Hij hield ook van haar hondje en die werd dan ook meermaals getekend. Het klikte met Emma Lambotte die haar vaak mee uit wandelen nam. Het is onduidelijk of er al dan niet een contact was met haar vader die inmiddels was hertrouwd en vanaf ca. 1903 in Dresden woonde. In een brief van 7 augustus 1906 schreef Ensor aan Emma Lambotte dat die Petit diable chinois voor wat leven en vrolijkheid in huis zorgde. In augustus 1907 toont hij zich nog bijzonder trots met haar resultaten op school9. In de zomer van 1907 maken de Lambottes, James Ensor en Alex samen een uitstapje naar Diksmuide. Af en toe kreeg ze etsen of tekeningen van oom James, voorzien van een handgeschreven opdracht. Op 13 maart 1908 constateert Ensor in een brief aan Emma Lambotte : La petite Alex devient très grande. Ze was in volle puberteit en vroegrijp. In augustus 1908 barstte het familiedrama los waarin Ensor willens-nillens meegesleurd werd. Alex trouwde op 26 september 1908 overhaast met Richard Jules Daveluy, een man die volgens Ensor en zijn moeder voor haar geen partij leek. In de weken voor het huwelijk verschijnt Alfred John Taen-Hee-Tsen opnieuw in Oostende. Zijn dochter was immers minderjarig. Hij keurde het huwelijk eerst af, en dan weer goed. Daarover liet hij zich zeer dubbelzinnig uit tegenover James Ensor. Hij beloofde een betrekking voor Richard te zoeken in Duitsland maar daar kwam niets van in huis. Aan Emma Lambotte wist Ensor te vertellen dat de financiële zaken van Alfred John er slecht voor stonden en dat zijn tweede vrouw les moest geven om het inkomen op te krikken,
[fig. 20] Foto van uitstap naar Brugge. James Ensor, Mitche Ensor, Willy Finch, Mariëtte Rousseau, Ernest Rousseau en Antonio Roiti ca. 1888 Mu.ZEE, Oostende Anonieme foto [fig. 21] Foto van Mitche Ensor met haar echtgenoot Alfred John Taen-Hee-Tsen, 1892 Mu.ZEE, Oostende Anonieme foto
20
21
130
Norbert Hostyn
en ook dat hij drie kinderen had (we weten slechts van twee uit het tweede huwelijk : Albert en George). In 1909 ging het financiëel heel slecht met Alex en haar man. Ze trokken in bij James. Ook zijn zus zat financieel aan de grond. In maart 1909 trokken Mitche, Alex en Richard naar Dresden om Alfred John Taen-Hee-Tsen op te zoeken die daar toen woonde met zijn tweede vrouw en twee zonen uit dat tweede huwelijk. Ze claimden tevergeefs een som van 14.000 francs die hij Alex nog schuldig zou geweest zijn. Op de terugreis hielden ze eerst halt in Luik om daar een baan voor Richard te zoeken. Alex’ moeder schakelde in Dresden een advocaat in om hun zaak te behartigen. In juli 1909 was het jonge paar op bezoek bij de Lambottes thuis en kregen ze eindelijk hun huwelijksgeschenk. Op 17 juli 1909 werd hun zoon Jules-Jacques geboren. Later bleef Alex een rode draad in het leven van James met positieve en negatieve kanten. De situatie stabiliseerde en iedereen verzoende zich met elkaar (fig. 26). Voor de Eerste Wereldoorlog woonde Ensors zus met Alex en Richard en hun kind in een huis van de familie in de Koningstraat. In 1914 maakte Ensor zich erg ongerust omdat Richard niet werkte, niets verdiende, veel geld uitgaf (verspilde), zijn huis hypothekeerde en niets bezat om de hypotheek later in te lossen. Ensor stelde tevergeefs voor in het huis van zijn overleden oom Leopold in de Vlaanderenstraat te gaan wonen en dat Alex de zaak van haar grootmoeder overnam. Alex was aanwezig in de Paon Royal in Antwerpen voor het banket naar aanleiding van de Ensor-tentoonstelling bij Kunst van Heden/L’Art Contemporain in het voorjaar van 1921. Ze was samen met haar man en zoon aanwezig tijdens de onthulling van de Ensorbuste in Oostende op 13 april 1930. Ze was ook aanwezig tijdens de ontmoeting Ensor-Einstein in De Haan. Aangezien haar moeder voor James Ensor was gestorven werd zij in 1949 de erfgename
23 [fig. 22] Mitche Ensor kijkt door het raam tijdens verhuis van De Intrede in 1939 Mu.ZEE, Oostende Foto Maurice Antony
22
[fig. 23] Toegangskaart op naam van Mitche Ensor voor het Oostendse Kursaal 1924 Mu.ZEE, Oostende
De familie van James Ensor
10. P. Van den Abeele, ‘De Oostendse drukkers Daveluy’, in : De Plate, Oostende, 1986, p. 181 ev. ; Daveluy-Brugge’s Trots & Koninklijke Troef, Brussel (Brussels Euro Joker club), 2005.
131
van James Ensor. Ze zorgde voor een grote, overhaaste, lucratieve uitverkoop van zijn kunstwerken. Na Ensors overlijden is ze vaak aanwezig tijdens de jaarlijkse bloemenlegging aan zijn graf en in 1956 schonk ze authentiek meubilair van het Ensorhuis aan de stad Oostende. Ze overleed op 19 juni 1966 in Oostende. Ensor heeft Alex diverse keren afgebeeld. In 1899 maakte hij een aquarel en inkttekening met als titel Ma petite Chinoise (Chicago, Art Institute). Hij stuurde de tekening in 1905 naar het Salon des peintres et sculpteurs de l’Enfant in het Museum van Brussel.
Richard Daveluy Alex Taen-Hee-Tseu trouwde op 15-jarige leeftijd op 26 september 1908 met Richard Daveluy10 (Oostende 1 januari 1884 – 1 juli 1949). Hij was de broer van Georges Daveluy (Oostende 1877 – 1948), een oude kennis van James Ensor vanuit zijn Rat Mort-periode. De Daveluy’s hadden roots in Amiens en waren in Brugge een gekende drukkersfamilie die ook een fotografisch atelier runden. Vanaf 1854 waren ze ook in Oostende actief. Beide broers waren medeëigenaars van de drukkerij-uitgeverij van hun ouders Jules Daveluy en Marie Van Hercke in de Kapellestraat 105. In 1906 werd Richard directeur van de afdeling drukkerij maar die werd al in 1908 een coöperatieve vennootschap. Hoofdaandeelhouder werd Henri Raick die de drukkerij in 1910 volledig in handen kreeg. Was het onkunde in zakendoen, desinteresse of spilzucht (zoals Ensor suggereerde) die hem de
[fig. 24] Foto van James en Mitche Ensor en de kleine Alex op strand ca. 1896 – 1897 Mu.ZEE, Oostende Anonieme foto
24
134
Norbert Hostyn
internaten werden ondergebracht. Die kinderen waren : Albert-Frederik-George (Eric) Taen, Antonina-Francisca Taen, Theodorus-Josephus (Theo) Taen en Maria-TheresiaModesta Taen. Frederick George en Alfred John runden in Berlijn de Original Chinesische Handlung F.G. Taen-Arr-Hee, importeurs van Chinese en Japanse goederen en levensmiddelen (fig. 27). Zij voerden ondermeer Japanse Soya T.S.K. in, gebruikt om spijzen te kruiden, andere oosterse etenswaren, papier, curiosa, textiel, kunstwerken, … De zaak bestond van 1884 tot 1889 en werd toen verder gezet door Alfred John Taen-Hee-Tsen en door Friedrich Georg Taen-Err-Tong. Het adres van de zaak was in 1887 Leipziger Strasse 119-120 in Berlijn. Op de vensters van de Berlijnse paardentram was publiciteit voor de zaak geschilderd. Friedrich Georg leverde oosters papier om het programmaboekje te drukken van de opera Der Mikado van Gilbert & Sullivan, opgevoerd in Kroll’s Theater in Berlijn in 188714 (fig. 28). De kostuums en accessoires gebruikt tijdens deze opvoering waren allemaal authentieke Japanse voorwerpen. Friedrich Georg Taen-Arr-Hee zette de Original Chinesische Handlung verder in de Potsdamerstrasse 123 (vanaf 1889) samen met Alfred John Taen-Hee-Tsen die toen als privéadres Linkstrasse 23 had. Vanaf 1900 vinden we de Engr. Handlg. U. Versand für Thee, Japan- und Chinawr. Import in de Oranienstrasse 141 in Berlijn, gerund door Friedrich Georg Taen-Err-Tong, samen met Taen-Hee-Tsen. Friedrich Georgs privéadres was toen Potsdamerstrasse 123. De zaak is tot 1903 in Berlijn gedocumenteerd, het laatst in de Ritterstrasse 76 : Kommanditgesellschaft für Thee, Japan- und Chinawr., Import, Engr. Handlg. Specialabth. Für Japan Papier u. für moderne Kunstgegenstände. Alfred John Taen-Hee-Tsen was dan geen partner meer en hij woonde toen in de S. Sebastianstrasse. De familie Taen kreeg op 8 september 1901 in Berlijn een audiëntie van de Chinese Prins Chun, broer van de Keizer, die na de Boxeropstand van 1900 een missie ondernam,
14. P.M. Young, Sir Arthur Sullivan, London, (1971), fotokatern tussen p. 146-147
[fig. 27] Foto van exotisch masker met op verso stempel van Taen-Hee-Tsens firma in Berlijn uit Ensors verzameling ca. 1889 Mu.ZEE, Oostende Anonieme foto [fig. 28] Foto van programmabrochure opvoering Der Mikado van Gilbert & Sullivan met publiciteit voor de zaak Taen 1887 Verzameling onbekend
27
28
De familie van James Ensor
15. Chr. W. Allers, Spreeathener. Berliner Bilder, 1889
135
onder andere in Duitsland. Deze audiëntie maakte grote ophef daar dit volledig tegen de oude Chinese cultuur, tradities en gebruiken inging. De broers Alfred John en Friedrich Georg zijn prominent aanwezig in het prenten album Spreeathener van de tekenaar Allers15. Op een prent zien we het interieur van een Berlijnse paardentram met op een van de ruiten publiciteit voor hun zaak (fig. 29). Op de bank voor die ruit zien we beide broers tussen Berlijnse burgers zitten in traditionele Chinese kledij. Zoals geweten hield het huwelijk van Mitche Ensor met Alfred John Taen-Hee-Tsen niet lang stand. Gehuwd in 1892 scheidden ze al in 1893. Ze waren al uit elkaar toen hun kind geboren werd in 1893. Alfred John Taen-Hee-Tsen huwde opnieuw met de Française Estelle Delmotte. Bij haar had hij twee zonen : Albert Taen (Berlijn 1897 – München 1967) die filmtechnicus werd en George Taen. Om redenen van rassenpolitiek tijdens de Tweede Wereldoorlog werden beide broers opgesloten in het Krankenhaus Berlin-Buch en later ondergebracht in een concentratiekamp. Daar overleed George Taen. We weten niet of Alex Taen-Hee-Tseu ooit contact heeft gehad met haar halfbroers. May Cuypers ontmoette Frederick George Taen-Arr-Hee (1859 – 1945) in augustus 1883. Ze huwden op 27 april 1886. De vier kinderen van Alfred-John’s broer, die door toedoen van opa Cuypers ontvoerd werden, verging het heel anders. Albert Frederik George ‘Eric Taen’ (Berlijn 1887 – Laren 1949) huwde op 30 maart 1912 in Batavia met Cornelia Rosalina Simons (1891 – 1974). Hun kinderen waren : Tommy Taen (1914) en Albert Taen (1916 – 1993).
[fig. 29] Beide broers Taen op de paardentram in Berlijn. In de ruit achter hen is een publiciteit voor hun firma te lezen Uit: Chr. W. Allers, Spreeathener, 1889
29
136
Norbert Hostyn
Antonina Francisca Taen (Berlijn 24 november 1888 – Rome 8 augustus 1948) huwde een Italiaanse man met familienaam Pelonzi. Ze hadden een kind, Nino Pelonzi-Taen. Theodorus-Josephus (Theo) Taen (Berlijn 12 december 1889 – Boxtel 30 oktober 1970) werd net als zijn Nederlandse grootvader architect. Hij huwde met Elisabeth Bernardina Maria de Sain (1896 – 1983). Maria-Theresia-Modesta Taen (Berlijn 1894 – Eindhoven 1972) huwde op 27 juni 1912 in Rome met Johan Louis Boekwijt. Theo Taen is het vernoemen waard. Zijn opleiding tot architect gebeurde aan de Baugewerbeschule in Aken en daarna werkte hij in het kantoor van Eduard Cuypers in Amsterdam. Omstreeks 1918 zou hij zich als zelfstandig architect hebben gevestigd in Amsterdam en tekende hij het ontwerp voor het Sint-Joriscollege in Eindhoven. In 1921 ontwierp hij het gemeentehuis van Goirle. Omdat Theo Taen naar Nederlands-Indië vertrok om er een architectenbureau te leiden, werd de opdracht voor het Sint-Joriscollege overgenomen door het bureau van Eduard Cuypers. In 1945 keerde Taen terug naar Nederland, na 25 jaar in Nederlands-Indië te hebben gewerkt en enkele jaren in een Jappenkamp te hebben doorgebracht. Een van zijn eerste opdrachten in Nederland was die voor het ontwerp van het Sint Catharinalyceum in Eindhoven, het huidige Plein college Van Maerlant, voor dezelfde opdrachtgever als die waarvoor hij in 1918 het SintJoriscollege ontwierp. Kort na het aanvaarden van deze opdracht associeerde hij zich met J. de Jongh en Th. Nix. Het bureau De Jongh-Taen-Nix, later Taen en Nix, ontwierp in de jaren 50 en 60 onder andere elf katholieke kerken, aanvankelijk in traditionalistische stijlen, later in een meer functionalistische stijl. Theo Taen en Elisabeth De Sain hadden drie kinderen : Magdalena (Batavia 1927), Agnes en Nico. De moeder en de drie kinderen belandden tijdens de Tweede Wereldoorlog in een Jappenkamp. In 1946 is de familie eindelijk herenigd en keren ze naar Nederland terug.
[fig. 30] Foto van Alfred John Taen-Hee-Tsen in traditionele Chinese klederdracht Mu.ZEE, Oostende Anonieme foto
30
Vrienden en vrouwen
82 Portret van Dario de Regoyos 1884 83 Willy Finch in zijn atelier ca. 1880
137
Vrienden en vrouwen
84 Portret van M. Albert Croquez 1928
85 Portret van Mme Albert Croquez 1927
86 Monna Lisa omringd door maskers 1934
138
87 De antiquaire (Portet van Paul Buéso) 1902
139
Vrienden en vrouwen
88 De koddige rokers 1920
140
89 De gevaarlijke koks 1896
141
Vrienden en vrouwen
90 Portret van Augusta Boogaerts 1939
142
91 De vrouw door de jaren heen 1928 92 M. en Mme Rousseau praten met Sophie Yoteko 1892
143
Vrienden en vrouwen
93 Portret van Richard Daveluy z.d.
94 Portret van Maurice Desforges z.d.
95 Portret van Félix Labisse z.d.
96 Mariette Rousseau z.d.
144
Personenregister
Abraham, Marcel Parijs 1898 – 1955 Frans docent, schrijver en verzetstrijder. Na zijn middelbare studies ging hij Letteren studeren aan de Parijse Sorbonne. In 1923 werd hij leraar aan het Lyceum van Charleville-Mézières en van Orléans. In 1932 begon Abraham aan het Ministerie van Onderwijs te werken. Hij Adam, George Plaats en datum van geboorte en overlijden onbekend Frans schrijver. Hij schreef voor Aerts, Alphonse Plaats en datum van geboorte en overlijden onbekend Belgisch kunstmecenas. Hij was een werkend lid van Kunst van Heden. In 1921 besloten een groep Antwerpse mecenasAlbers, Mevrouw Plaats en datum van geboorte en overlijden onbekend Mevrouw Albers was choreografe van La Gamme d’amour,
Personenregister
was kabinetschef van Anatole de Monzie (tussen 1932 en 1934), Jean Zay (1936 – 1939) en PierreOlivier Lapie (1950 – 1951). Ondertussen werkte hij ook als hoofdredacteur van Cahiers orléanais en schreef hij voor Cahiers de la Libération. Samen met Minister Anatole de Monzie en Albert Croquez reisde hij in augustus 1933 naar Oostende om de schilder James Ensor het lint
van Commandeur de la Légion d’Honneur te overhandigen. In De Haan had het gezelschap ook een ontmoeting met Albert Einstein die toen aan de Belgische kust verbleef.Tijdens de Tweede Wereldoorlog was Abraham actief in het verzet. Hij schreef onder andere voor Résistance. Abraham gebruikte voor zijn teksten het pseudoniem Jacques Villefranche.
het Parijse litteraire blad Le Rouge et le Noir. Le Rouge et le Noir was ook een uitgeverij in Parijs die allerlei tijdschriften en boeken uitgaf, onder andere het gelijknamige tijdschrift, met als
ondertitel La plus belle revue de la France. George Adam bezocht in januari 1932 James Ensor in zijn atelier in Oostende. Hij schreef over dit bezoek in een artikel voor Le Rouge et le Noir.
sen, waaronder Alphonse Aerts, om verschillende werken van James Ensor te doneren aan het Museum van Schone Kunsten van Antwerpen : Mer grise uit 1880, Femme au châle bleu uit 1881, L’Après-midi à Ostende uit 1881, Portrait de Théo Hannon uit 1882, Théâtre de masques
uit 1889, L’Intrigue uit 1890, Squellettes de masques uit 1889, Squelettes se disputant un pendu uit 1891 en Fleurs et légumes uit 1896. Drie jaar later doneerde de familie Aerts nog drie werken van James Ensor aan het Museum van Schone Kunsten van Antwerpen.
het ballet van James Ensor. Ze kenden elkaar via hun vriend François Gailliard. In 1927 ging La Gamme d’amour in première in het Théâtre Royal de Liège. De artistieke leiding was in handen van
François Gailliard en Mevrouw Albers was verantwoordelijk voor de choreografie. Ensor dankte Mevr. Albers in zijn tekst Discours a l’occasion de la representation de mon ballet de la gamme d’amour :
A
145
Enfin Sonia Korty, l’excellente maîtresse de ballet de l’Opéra Flamand d’Anvers et Madame Albert, Jos Brussel 22 mei 1886 – Ukkel 8 oktober 1981 Jos Albert was een Belgische kunstschilder en graficus. Hij volgde avondlessen aan de academie van Sint-Joost-tenNode. Hij werkte bij zijn vader die schilderdecorateur was. In het atelier van zijn vader maakte hij voor het eerst kennis met enkele grafische technieken. Aan het begin van zijn carrière leerde Albert Auguste Oleffe en de kunstkring L’Effort kennen. Tot 1910 werkte hij zeer intensief in de academie van L’Effort. In deze periode liet hij zijn impres-
a.1
Albert I, Koning Brussel 8 april 1875 – Marche-les-Dames 17 februari 1934 Belgisch koning van 1909 tot aan zijn dood in 1934. Op 23 december 1909 volgde hij Koning Leopold II op. In 1900 huwde Albert met Elisabeth, hertogin van Beieren. Zij kregen drie kinderen : Leopold (later koning Leopold III), Karel en Allais, Alphonse Honfleur 20 oktober 1854 – Parijs 28 oktober 1905 Alphonse Allais was een medewerker van het tijdschrift Le Diable au Corps en het gelijknamige cabaret in Brussel. Le Diablotin, organe des mécontents was een satirisch tijdschrift en veranderde in 1893 van
Albers – Antony
Albers, la délicieuse maîtresse de ballet du Royal de Liège, me soumirent leur grand talent
et leurs sujettes d’Anvers et de Liège levèrent haut le pied pour réaliser un ballet alléchant.
sionistische stijl achterwege en hanteerde hij een fauvistische stijl. Dit gebeurde onder invloed van Oleffe en L’Effort. Albert werkte met heldere en contrastrijke kleuren. Door dit kleurgebruik leunde hij dicht aan bij de Brabantse fauvisten. Zijn vrienden Rik Wouters, Willem Paerels en Ferdinand Schirren maakten ook levendige taferelen in heldere kleurtonen. Hij schilderde vooral landschappen, stillevens en huiselijke taferelen. Zijn vrouw en zijn zoon stonden vaak model voor deze werken. In 1917 kreeg hij zijn eerste individuele tentoonstelling in de Galerie Giroux in Brussel.
Na de Eerste Wereldoorlog verbleef Albert enkele maanden in Parijs. Door zijn vriendschap met André Derain werd hij sterk beïnvloed door het kubisme. Hij begon ook somberdere kleuren te gebruiken. In de jaren twintig vond Albert inspiratie bij de oude meesters en schilderde hij landschappen, stillevens en figuren in een zeer realistische stijl. In de jaren veertig besloot hij geen menselijke figuren meer te schilderen. Jos Albert was een vriend van de Oostendse schilder James Ensor. Hij was er bij toen Ensor in 1929 gevraagd werd om tot de adelstand toe te treden.
Marie-José. Tijdens de Eerste Wereldoorlog bleef Albert bij zijn troepen in het midden van de strijd. Zo kreeg hij de naam Koning-Ridder of Koning-Soldaat. Na de wapenstilstand van 11 november 1918 keerde het gezin triomfantelijk terug naar Brussel. De koning had veel aandacht voor de wetenschappen en kunst. Zo had hij veel respect en bewondering voor James Ensor en benoemde hem
in 1925 tot Commandeur in de Leopoldsorde. In 1929 werd Ensor in de adelstand verheven en in 1938 tot Groot-officier in de Leopoldsorde benoemd. Koning Albert I bezocht ook tentoonstellingen van de kunstenaar en ontmoette hem samen met zijn vrouw thuis in Oostende in 1933. Hun laatste ontmoeting was tijdens de finale van het landjuweel in de Schouwburg van Oostende.
naam naar Le Diable au Corps. Onder andere Charles Vos, Amedée Lynen en Théo Hannon werkten eraan mee. Het tijdschrift werd in 1895 stopgezet wegens financiële problemen. Charles Vos en Amedée Lynen openden op het laatste redactieadres een gelijknamig cabaret. James Ensor was een fervent lezer van het tijdschrift
en bezoeker van het cabaret. In 1894 kregen de abonnees van het tijdschrift een ets aangeboden om fondsen te verwerven voor de volgende jaargang. Lezers konden kiezen tussen Romeinse triomftocht van James Ensor of Het park in van Léon Louis Dardenne.
146
Alpaerts, Flor Antwerpen 12 september 1876 – 5 oktober 1954
a.2
Belgisch componist. Alpaerts wordt beschouwd als één van de bekendste componisten van zijn tijd. Zijn ouders en broer en zus overleden op vroege leeftijd. Alpaerts volgde in 1885 les aan de Antwerpse Muziekschool. Zijn professionele carrière als violist startte in 1891 toen hij toetrad tot het orkest dat verbonden was aan het Vlaams Lyrisch Toneel. Alpaerts hoorde bij de eerste delegatie van studenten die hun opleiding voltooid hadden aan het Koninklijk Vlaams Muziekconservatorium. Hij kreeg ook meteen een positie aangeboden binnen het conservatorium. De componist begon als leraar in 1903 en eindigde in 1941 in de directeursstoel.
Naast leraar was Alpaerts ook dirigent. Hij startte bij een klein amateursorkest en zijn grote doorbraak kwam in 1916 toen hij dirigent werd van de Koninklijke Maatschappij voor Dierkunde. Hij was een tijdsgenoot van Jef Van Hoof en Lodewijk De Vocht. Als componist had Alpaerts geen specifieke voorkeur voor één genre. Hij componeerde zowel kinderliederen als orkestcomposities, toneelmuziek en zijn enige opera Shylock. In 1920 had hij vooral aandacht voor orkestcomposities. Dit wordt beschouwd als één van de belangrijkste periodes uit zijn leven. Één van zijn meest bekende orkestwerken is de James Ensor Suite. Alpaerts hield van het werk van Ensor en een bezoek aan een tentoonstelling met werk van James Ensor inspireerde
hem. Hij was onder de indruk van het werk van de schilder en wilde dat gevoel omzetten naar muziek. De suite begon met het werk De Intocht van Christus in Brussel, vervolgens met de Gemaskerde geraamten betwisten elkaar een gehangene, om dan over te gaan naar een poëtisch intermezzo dat geïnspireerd was op De Liefdestuin. Alpaerts sloot de suite af met een sabbat-slot, De Helse optocht. Hij componeerde de suite in Sint-Idesbald in 1929. In november werd het werk een eerste keer gebracht in Marseille en in 1930 in Oostende. Alpaerts en Ensor hadden via briefwisselingen vaak contact met elkaar en raakten bevriend. James Ensor was zelf een groot muziekliefhebber en was dus zeer verheugd met de suite. Flor Alpaerts overleed in 1954 in Antwerpen.
Andrew, Ann Londen ca. 1816 – Fulham 1904 Andrew, Thomassine Plaats van geboorte onbekend 1819 – Plaats en datum van overlijden onbekend
Ann Andrew was de groot moeder van James Ensor. Ze was gehuwd met James Rainford Ensor. James Frederic Ensor (de vader van de kunstenaar) was hun oudste zoon. Het koppel was welgesteld en woonde in de Britse kuststad
Brighton. Ze reisden regelmatig naar België. Thomassine Andrew was de groottante van James Ensor. Ze was getrouwd met Frederic Rainsford Ensor.
Antony, Maurice Ieper 1883 – Oostende 1963 Antony, Robert Ieper 1885 – Oostende 1966
aan de Nijverheidsschool. Maurice was 16 toen hij in de zaak stapte, Robert kwam er twee jaar later ook bij. Robert nam de portretfotografie, de belangrijkste activiteit van de zaak, over van zijn moeder. De broers wilden vernieuwende foto’s maken en trokken vaak op reportage. Ze bleven niet binnen de grenzen van Ieper en gingen ook naar andere steden en streken. Zo kwamen hun foto’s in verschillende bladen terecht. Toch was Ieper en zijn monumenten een geliefkoosd onderwerp voor Robert en Maurice. In 1911 nam
Maurice Antony zijn bekendste foto van koningin Elisabeth op het strand van Oostende. Maurice ging door zijn deelname aan internationale wedstrijden meer de richting uit van de kunstfotografie. Hij probeerde allerlei onderwerpen, technieken en gezichtspunten uit. Zo heeft hij ook geëxperimenteerd met de autochroomplaten van Lumière. Dit resulteerde in de enige kleurenfoto’s van Ieper voor de Eerste Wereldoorlog. Hij experimenteerde ook vaak met licht. Bij het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog verhuisden
Belgische fotografen. De familie Antony had een succesvolle fotografiezaak in Ieper en de twee broers Maurice en Robert werkten al van jongsaf mee in de zaak. Ze studeerden aan het SintVincentiuscollege en leerden van hun moeder de beginselen van de fotografie. Daarna studeerden ze verder aan de Academie en
a.3
Personenregister
147
Buysse, Léon Georges Gent 2 februari 1864 – 27 februari 1916
b.17
Belgisch kunstschilder. Zijn vader was een grootindustrieel in katoen. Georges Buysse was voorbestemd voor dezelfde carrière in de textielindustrie als zijn vader. Hij werd naar Duitsland en Engeland gestuurd om er in katoenspinnerijen te studeren. Nadat zijn vader ziek werd nam hij het directeurschap over van de ouderlijke firma. In zijn vrije tijd was Buysse een gedreven beeldend kunstenaar. Hij volgde lessen bij de Gentse schilder Louis Tytgadt. Ook Emile Claus, een vriend van Buysse, gaf hem heel wat praktische tips. Pas in 1894 trad Buysse, onder impuls van enkele vrienden (onder andere Claus), voor het eerst naar buiten als kunstschilder. Campendonk, Heinrich Krefeld 1889 – Amsterdam 1957 Duits kunstschilder. Hij studeerde aan de kunstnijverheidschool van Krefeld waar hij les kreeg van de Nederlandse kunstenaar Johan Thorn Prikker. Hij leerde er schilderen en diverse grafische technieken. In 1911 verhuisde Campen donk naar Sindelsdorf waar hij kennismaakte met de kunstenaars Franz Marc en Wassily Kandinsky. De werken van Campendonk waren toen nog Cantens, Maurice Brussel 1891 – Schaarbeek 1965 Maurice Cantents was het
Buysse – Cassiers
Hij toonde twee doeken in het Salon 1894 van de Société Nationale des Beaux-Arts in Parijs. Daarna stelde hij enkel in het buitenland tentoon : Parijs, Venetië, Barcelona, Londen, Berlijn en in de Verenigde Staten. In 1900 begon hij ook in eigen land te exposeren. Hij stelde tentoon op salons van La Libre Esthétique in Brussel en andere Brusselse en Gentse kunstkringen. Hij schilderde vooral landschappen en Gentse stadsgezichten. Vanaf 1899 leed hij aan een ziekte waarvoor nooit een duidelijke diagnose werd gesteld. Samen met Emile Claus trok hij voor enkele maanden naar Zuid-Frankrijk en Noord-Italië voor een rustkuur. Ze trokken door de streek rond Nice en Buysse maakten er zonnige pastels. Zijn vroegste werk was realistisch tot pre-impressionistisch van stijl
en hoofdzakelijk somber van kleurgebruik. Onder invloed van Emile Claus en enkele reizen naar zonnige streken werd zijn werk helderder en begon hij meer impressionistische en luministische stijlelementen te gebruiken. In 1904 was Georges Buysse medestichter van de Brusselse Vie et Lumière, een kring die luministische kunstschilders groepeerde. Andere leden van de groep waren onder andere James Ensor, Anna Boch, William Degouve de Nuncques, Adrien Joseph Heymans, Georges Lemmen, Emile Claus en Jenny Montigny. Na 1910 kon hij weinig werken door zijn ziekte. Bij het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog vluchtte hij, ondanks zijn zwakke gezondheid, naar Engeland maar keert spoedig terug via Nederland.
zeer symbolistisch maar hij raakte al snel onder de indruk van het expressionistische werk van Kandinsky en Marc. Hij werd lid van hun groep Der Blaue Reiter en zou de groep zijn hele leven trouw blijven. In 1913 nam hij deel aan het eerste Duitse Herfstsalon in Berlijn en aan de Rheinische Expressionisten tentoonstelling in Bonn. Campendonk keerde in 1922 terug naar zijn geboorteplaats Krefeld om er les te geven aan de kunstnijverheidsschool. In 1926 werd hij professor aan de
kunstacademie van Düsseldorf, hij doceerde er wand- en glasschilderkunst en mozaïekkunst. In 1934 ontvluchtte hij het opkomende Naziregime en verhuisde naar België. Hij verbleef er een jaar en nam er deel aan tentoonstellingen. In Middelkerke huwde hij met de kunstenares Edith Van Leckwijck. Campendonk verhuisde in 1935 naar Amsterdam en begon les te geven aan de Rijksacademie voor Beeldende Kunsten. Hij had er een grote invloed op veel jonge kunstenaars.
pseudoniem van de Belgische kunstenaar Maurice Mehauden. Hij studeerde in Brussel aan de Academie. Cantens schilderde vooral symbolistische en fantas-
tische figuren, landschappen en portretten. In 1945 maakte hij de inkttekening Au Prince de la peinture, au divin James Ensor.
B-C
166
Cantré, Jozef Gent 26 december 1890 – 29 augustus 1957 Belgisch beeldhouwer en graficus. Hij studeerde aan de Academie van Gent onder leiding van Jean Delvin. Hier leerde hij Gustave De Smet, Frits Van den Berghe en Albert Servaes kennen. In 1913 huwde hij met Martha van Daele. Vervolgens werkte hij in verschillende beeldhouwateliers. Tijdens de Eerste Wereldoorlog verbleef Cantré in Nederland waar hij onderdak bood aan Van den Berghe. Bij zijn terugkeer naar België vestigde het gezin zich in Afsnee
c.1
Carpentier, Evariste Kuurne 2 december 1845 – Luik 12 september 1922 Belgisch kunstschilder. Hij studeerde aan de Academie van Kortrijk en Antwerpen, waar hij verschillende onderscheidingen behaalde. In drie jaar tijd werd hij twee keer laureaat, waardoor hij in 1866 het voorrecht kreeg om over een eigen atelier te beschikken. In 1880 ging Carpentier bij zijn vriend-schilder Jan Van Beers in Parijs wonen. Hij
c.2
Carton de Wiart, Françoise Plaats en datum van geboorte en overlijden onbekend Vrouw van de Belgische minister van justitie, Henri Carton de Wiart (31 januari 1869 – 6 mei 1951). In 1915 publiceerde The New York Times een artikel over Cassiers, Henri Antwerpen 1 april 1859 – Elsene 12 juni 1944
Personenregister
nabij Gent. Als beeldhouwer werd hij sterk beïnvloed door Constantin Meunier en George Minne. Zijn stijl evolueerde van een fris en speels impressionisme naar een expressionistische vormgeving. Zijn mannelijke figuren waren meestal bouwers of steenwerpers en zijn vrouwelijke figuren moeders of kinderen. Hij werd uiteindelijk één van de voornaamste expressionistische beeldhouwers van Vlaanderen. Cantré was ook houtgraveur en illustreerde boeken. Zijn illustraties met houtsneden voor werken van Karel van de Woestijne zijn van hoogstaande kwaliteit. Cantré was lid van de Konink-
lijke Vlaamse academie en leraar moderne typografie aan Ter Kameren. In 1952 behaalde hij de Angelo-prijs voor gravure op de 26ste internationale Biënnale van Venetië. Hij was ook jarenlang stadsbeeldhouwer van Gent. Één van zijn meest gekende werken te Gent is het standbeeld van Edward Anseele. Op zaterdag 19 november 1949 overleed James Ensor. In de namiddag van die dag maakte Cantré de gipsafdruk voor het dodenmasker en een afgietsel van zijn handen. Jozef Cantré overleed in 1957 in Gent.
schilderde er een groot aantal romantische geschiedenis- en oorlogstaferelen. Met de jaren evolueerde zijn schilderkunst van de romantiek naar het impressionisme. In een eerste periode schilderde hij vooral genrestukken en taferelen uit de Franse Revolutie, later vooral levendige scènes uit het boerenleven en landschappen. Onder invloed van het Franse impressionisme werd Evariste Carpentier een van de eerste vertegenwoordigers van het luminisme. In
1897 werd Carpentier tot leraar benoemd aan de Koninklijke Academie van Luik. Hij was er directeur van 1904 tot 1910 en bleef er les geven tot 1919. Hij was lid van de Cercle Artistique et Littéraire de Bruxelles en leerde er onder andere James Ensor kennen. Zijn correspondentie met Ensor werd in 1999 gepubliceerd in het boek James Ensor. Lettres. Evariste Carpentier overleed, na een langdurige ziekte, in Luik in 1922.
deze uitzonderlijke dame. In mei van dat jaar werd Françoise Carton de Wiart in België gearresteerd en veroordeeld tot drie maanden gevangenisstraf omdat ze tijdens de oorlog met haar man correspondeerde die op dat moment in Basel verbleef. In een brief aan Albert Croquez vermeldde James Ensor een bezoek
van Madame Carton de Wiart aan zijn atelier in 1935 : Nombreux visiteurs à l’atelier. Madame Carton de Wiart, déjà venue avec le bon roi Albert, et maintes jolies dames fourrées de léopard et hier, Louis Piérard, député en gaîté.
Belgische architect, kunstschilder, graficus en journalist. Hij werd in 1859 geboren in Antwerpen en studeerde bij
de art nouveau architect Paul Saintenoy. Tijdens zijn opleiding ontwikkelde hij een grote liefde voor de schilderkunst. Hij
C
167
schilderde in Brussel aan de Vrije Academie La Patte de Dindon. In 1881 nam hij deel aan zijn eerste tentoonstelling in Brussel met een aantal realistische schilderwerken. De eerste jaren van zijn carrière waren moeilijk. Hij had het financieel moeilijk en werkte daarom als reporter en illustrator. Cassiers verbleef vaak in Knokke met andere kunstenaars zoals Dario de Regoyos en Theo Van Rysselberghe. Hij reisde vaak doorheen Europa en had een voorkeur voor het Zuiden. Tijdens deze reizen ontstonden allerlei schetsen die hij later gebruikte om werken te creëren. Hij maakte het liefst aquarellen en creëerde charmante schilderijen die door hun fijne toonaarden en grijswaarden perfect diepte suggereerden. Zijn meest voor-
komende onderwerpen waren naïeve en kinderlijke subjecten en plattelandsdorpjes. Vanaf 1905 begon hij te experimenteren en combineerde aquarel met gouache in zijn werken. Dit leidde tot het ontstaan van een zeer persoonlijke schilderstijl. Naast schilderijen maakte hij ook etsen. In deze etsen, die meestel van klein formaat waren en een grijze ondergrond hadden, creëerde hij een picturaal effect door zijn korte gebogen pennenstreken. Cassiers werd vooral bekend als decoratief kunstenaar. Hij maakte affiches en verschillende prentbriefkaarten van Belgische badsteden. Sommige van zijn ontwerpen werden gebruikt als versiering op menukaarten. Hij leverde tekeningen voor een reeks didactische schoolplaten en
illustreerde ook allerlei werken van schrijvers zoals Emile Verhaeren en Stijn Streuvels. Van 1907 tot 1938 was hij voorzitter van de Sociétè Royale Belge des Aquarellistes. Hij nodigde James Ensor in 1908 uit om bij de vereniging te komen tentoonstellen. Ensor werd meteen als lid aanvaard in de groep. Hij exposeerde vijf tekeningen en aquarellen. Cassiers en Ensor waren goed bevriend. Ensor volgde de carrière van Cassiers en noteerde zijn impressies over zijn werken. In een toespraak die Ensor gaf tijdens het Salon des marinistes sprak hij over Cassiers : H. Cassiers allume de feux nacrés ses marines délicates émaillées de joliesses tenues et charmeresses, l’un des princes de l’aquarelle belge.
Chainaye, Achille Luik 26 augustus 1862 – Richmond (Londen) 20 december 1915
beeldhouwer Thomas Vinçotte. In 1885 vestigde hij zich in Brussel. In 1883 werd Chainaye, kort na de stichting, lid van Les XX, de avant-garde groep in Brussel gesticht door onder andere Octave Maus, James Ensor, Willy Finch en Fernand Khnopff. In 1888 nam hij ontslag als lid. Uit zijn gearchiveerde correspondentie blijkt dat hij nadien
bevriend bleef met James Ensor. Na 1888 wijdde hij zich (vooral om financiële redenen) aan de journalistiek. Hij schreef onder andere voor Le Wallon, Le National Belge en La Réforme. Hij was een voorvechter van het Waals gedachtegoed. Tijdens de Eerste Wereldoorlog week hij uit naar Engeland.
ontwierp hij het Casino Kursaal en de de Smet-de Naeyerbrug. Hij was er ook actief in het culturele leven en zetelde onder andere in 1889, samen met James Ensor en Henri Permeke, in een
jury van een tentoonstelling van prentkaarten. In Brussel werd hij lid van de Cercle Artistique et Littéraire de Bruxelles.
tendse stadsbeiaardier Charles Chapel. Chapel maakte figuratief beeldhouwwerk en nam deel aan verschillende tentoonstellingen in Oostende. Ze exposeerde, samen met onder andere James Ensor, op de groepsten-
toonstellingen Kunstenaarspor tretten en Kunstenaars over de vrouw in de Galerie Studio. Ze bezocht de Oostendse meester bij hem thuis.
Belgisch beeldhouwer en journalist. Samen met Jean-Marie Gaspar lag hij aan de basis van de heropleving van de beeldhouwkunst in Wallonië. Hij studeerde aan de Academie in Luik en later in het atelier van Chambon, Alban Varzy 1847 – Elsene 1928 Frans-Belgisch architect. Verhuisde naar België. In Oostende Chapel, Rosita Engeland 1917 – Plaats en datum van overlijden onbekend Belgische beeldhouwster. Ze was de dochter van de Oos-
Cassiers – Cladel
168
Charlet, Franz Brussel 21 januari 1862 – Parijs 8 augustus 1928 Belgisch kunstschilder, etser en lithograaf. Hij wordt beschouwd als een van de belangrijkste impressionisten uit de Nieuwe Belgische School. Zijn broer was de kunstschilder Emile Charlet. Hij studeerde aan de Academie voor Schone Kunsten in Brussel, samen met onder andere Theo Van Rysselberghe, Eugène Broerman, en François Halkett. Na zijn studies in Brussel trok hij naar Parijs om er les te volgen aan de École des Beaux-Arts. Terug in Brussel werd hij lid van de kunstenaarsgroep L’Essor. Charlier, Guillaume Elsene 2 augustus 1854 – Sint-Joost-ten-Node 1925 Belgisch beeldhouwer. Hij studeerde aan de Academie van Brussel. Na zijn opleiding werkte hij in de ateliers van Georges Geefs, Guillaume De Groot en Charles Van der Stappen. In 1882 was hij laureaat van de Prijs van Rome en kon zo Firenze, Rome en Londen bezoeken. Henri Van Cutsem was zijn mecenas en Cladel, Judith Parijs 25 maart 1873 – 28 januari 1958 Franse schrijfster. Haar vader, Léon Cladel, was eveneens schrijver. Cladel publiceerde haar eerste werk, Le Volant, in 1895. Ze werkte mee aan de tijdschriften L’Art Moderne en La Société Nouvelle. Cladel was lid van het comité van Ostende Centre d’Art. Ze gaf ook vaak voordrachten op
Personenregister
Franz Charlet schilderde landschappen, marines, stedelijke taferelen, genretaferelen en portretten. Charlet was een verwoed reiziger. In 1882 trok hij samen met Theo Van Rysselberghe, Constantin Meunier en Dario de Regoyos naar Spanje, Algerije en Marokko. In 1883 trok hij, opnieuw met Theo Van Ryssel berghe, naar Haarlem, waar ze werken van Frans Hals bestudeerden. Hij verbleef ook bij de kunstenaarskolonie in Knokke samen met Van Ryssel berghe, De Regoyos, Willy Schlobach en Willy Finch. Later reisde Franz Charlet nog naar Italië, Zwitserland, Duitsland en Zeeland. Hij stapte
in 1883 samen met Theo Van Rysselberghe en Willy Schlobach uit L’Essor en ze richtten samen de nieuwe groep Les XX op, waar ook James Ensor lid van zou worden. In 1894 was hij samen met onder andere James Ensor, Henri Permeke en Félix Buelens één van de oprichters van de Cercle des Beaux-Arts d’Ostende. In 1906 stichtte hij samen met Fernand Khnopff, Henri Stacquet en Henri Cassiers de Société Internationale de la peinture à l’eau. Charlet had altijd al een voorliefde voor Frankrijk en verhuisde naar Parijs. Hij exposeerde er regelmatig.
Charlier bracht tijdens de zomer vaak tijd door in de villa van Van Cutsem in Blankenberge. Hij was gefascineerd door de stad en haar bewoners en werd er ook nauw bevriend met burgemeester Pauwels. Bij de dood van Van Cutsem erfde de beeldhouwer zijn villa in Blankenberge en een groot deel van zijn collectie, basis van het latere Charliermuseum. Charlier werkte in een realistische beeldhouwstijl en had vooral veel aandacht voor het
vissersleven. Ook bas-reliëfs, sociale onderwerpen, portretten en borstbeelden kwam aan bod. In Blankenberge staan er verschillende beelden van de kunstenaar opgesteld zoals De Stuurman op de zeedijk. Hij nam vaak deel aan tentoonstellingen in Brussel en Parijs. Charlier was samen met onder andere James Ensor lid van de groepen Les XX en Kunst van Heden.
de salons die de vereniging organiseerde. Judith Cladel was de vriendin van Auguste Rodin en de minnares van Edmond Picard. Ze was één van de vele vrouwen in Rodin’s leven. Ze moedigde hem aan om zijn werk in België en Nederland te exposeren. Ze ijverde ook voor de opening van een museum dat aan zijn werk gewijd was. Na de dood van de beeldhouwer was zij de eerste die een biografie over
zijn leven schreef. Rodin, sa vie glorieuse, sa vie inconnue werd in 1936 uitgegeven en werd een belangrijke monografie over Rodin. Cladel was een bekende figuur in het cultuurleven van Oostende door haar bijdrage aan Ostende Centre d’Art. Ze bezocht ook het atelier van James Ensor om naar zijn beroemdste werk De Intrede te kijken.
169
Claus, Emile Sint-Eloois-Vijve 27 september 1849 – Astene 5 juni 1924 Belgisch kunstschilder. Hij startte zijn opleiding aan de tekenschool in Waregem en tussen 1869 en 1874 studeerde hij aan de Academie in Antwerpen. In 1882 stelde hij tentoon op het Salon in Parijs. Hij vestigde zich in 1883 in Astene waar hij zijn hele leven (behalve tijdens de Eerste Wereldoorlog) zou blijven wonen.
c.3
Colin, Paul Sint-Joost-ten-Noode 1895 – Brussel 8 april 1943 Belgisch journalist. Zijn vader was een rijke zakenman. In 1914 ging Colin aan de universiteit geschiedenis en kunstgeschiedenis studeren maar moest zijn studies stoppen door het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog. Na de oorlog werd hij journalist en kunstcriticus en opende mee de kunstgalerij Giroux in Brussel. Hij schreef Collen Turner, Julius Schiefelbein 20 augustus 1881 – Oostende 27 november 1948 Duits-Belgische kunstschilder en graficus. Hij was turnleraar van beroep maar door een blessure aan de arm werd hij
Emile Claus bracht in 1890 veel tijd door in Parijs waar zijn stijl, onder invloed van de Franse impressionisten zoals Claude Monet, veranderde, weg van het naturalistische realisme. In 1904 stichtte hij de kring Vie et Lumière en was lid van de Cercle Artistique et Littéraire de Bruxelles, groepen waar ook James Ensor lid van was. Claus reisde graag en veel. Hij trok onder andere naar Algerije, Spanje, Marokko, de Verenigde Staten en Venetië. Zijn reizen hadden een invloed
op zijn schilderkunst. De Eerste Wereldoorlog bracht hij in ballingschap in Londen door. Daar maakte hij een reeks zichten op de Thames. Na de oorlog keerde hij terug naar Astene. Emile Claus groeide in België uit tot een belangrijk impressionist en luminist. Het Leielandschap was zijn geliefkoosde thema. Hij overleed in 1924 in Astene en werd in zijn eigen tuin begraven.
een aantal boeken over de romantiek en de Belgische schilderkunst. In 1921 schreef hij de eerste Duitstalige monografie over het leven en werk van James Ensor. Tijdens de jaren 30 van de twintigste eeuw raakte Paul Colin gefascineerd door het nazisme en fascisme en in september 1939 tekende hij samen met een tiental andere (zowel extreemlinkse als -rechtse) journalisten een proDuits manifest dat opriep tot de Belgische neutraliteit in de Tweede Wereldoorlog. Colin
stichtte tijdens de Duitse bezetting Le Nouveau Journal, een krant van de extreemrechtse partij Rex. Het eerste nummer verscheen op 1 oktober 1940. In 1943 plande een groep van het Belgische verzet een aanslag op Paul Colin en Léon Degrelle, de leider van de fascistische partij Rex. Colin werd op 8 april doodgeschoten door de negentienjarige Arnaud Fraiteur. De aanslag op Léon Degrelle mislukte.
kunstenaar. Collen Turner volgde een opleiding aan de Hochschule für Bildende Künstler in Berlijn. Hij huwde in 1927 met de Oostendse Aline Höche. In 1936 verliet hij Duitsland en verhuisde naar Oostende, de thuishaven van zijn schoonfamilie. In Oostende begon hij meer te schilderen en
maakte hij portretten, landschappen, marines en religieuze taferelen. Hij schilderde onder andere een portret van James Ensor. Tijdens de Tweede Wereldoorlog verbleef hij in gevangeniskampen in ZuidFrankrijk.
verschillende kranten zoals La Meuse en Tout Liège. Collin is de auteur van onder andere La divine Rencontre (1913), Sisyphe et le Juif errant (1914) en Almanach de Compère Guil-
leri (1931). Ensor sprak over hem in zijn Discours en la cité de Liège. Hun correspondentie is opgenomen in de gebundelde brieven.
c.4
Collin, Isi Luik 1878 – Ukkel 9 januari 1931 Journalist, dichter en romancier. Hij was verbonden aan
Claus – Cornu
170
Coppens, Omer Duinkerke 21 november 1864 – Elsene 1926 Belgisch kunstschilder en graficus. Coppens begon rechten te studeren aan de universiteit van Gent maar gaf zijn studies al snel op om zich op zijn schilderkunst te concentreren. Hij volgde een opleiding aan de Academie van Gent en kreeg er les van Théodore Canneel. Later studeerde hij verder aan de Academie van Sint-Joost-ten-Node. Coppens
c.5
Corman, Nicolas Mathieu Lontzen 15 februari 1901 – Eupen 16 februari 1975 Oostends boekhandelaar, globetrotter en reporter. Na de Eerste Wereldoorlog nam hij dienst bij het leger, waar hij al snel bij de militaire vertalers werd geplaatst. In 1925 zette Corman de eerste stap die zou leiden naar zijn loopbaan in de boekhandel : hij werd in Oostende secretaris van de Société des Grands Hôtels du Littoral, een vennootschap die de grote Palace-hotels exploiteerde. Hij stichtte de Librairie du Carillon en later volgden filialen in Het Zoute, Brussel en Antwerpen. Voor zijn bedrijf hoefde hij niet altijd thuis te zijn dus reisde hij vaak. In 1933 trok hij naar Marokko (over deze reis schreef hij het boek Sous le soleil Marocain), Spanje en de Balkan. Bij het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog werd Corman lid van de communistische partij. Eind 1943 kwam Corman, via Cornu, Oscar Oostende 1866 – 1939 Belgisch figuratief kunstschilder. Hij baatte een druk bezochte zaak in mercerie waren (brei- en
c.6
Personenregister
werd sterk beïnvloed door Gustave Courbet en de school van Barbizon en werd zo een typische pleinarist. Hij debuteerde op een salon van de Cercle artistique de Gand. In 1889 verbeef Coppens in Knokke. Hij raakte gefascineerd door de zee en begon marines te schilderen. In deze periode stichtte hij de kunstenaarsvereniging Cercle pour l’Art. In zijn oeuvre evolueerde hij van het realisme naar het impressionisme. Zijn interieurs uit 1904 weerspiegelen een intiem
gevoel door de heldere kleuren en het plastisch gebruik van licht. Coppens creëerde harmonische schilderijen. Hij maakte reizen naar Italië, Frankrijk en Marokko waar hij verder experimenteerde met het gebruik van licht. Omer Coppens was zowel schilder als aquarellist, lithograaf en etser van genretaferelen, landschappen, marines en stadsgezichten. Samen met James Ensor was hij lid van de Cercle Artistique et Litteraire de Bruxelles en de Sociéte des Aquafortistes Belges.
Portugal, in Engeland aan waar hij als onderluitenant toetrad tot het Britse leger. Na de oorlog reisde hij opnieuw veel. Op de flap van zijn boek Le rendez-vous de Oursk gaf hij een mooie opsomming : tussen 1947 tot 1974 trok hij negen keer naar Rusland, bezocht de Centraalaziatische landen, de Arabische landen, Cuba en de Verenigde Staten. Corman schreef enkele boeken met reisreportages en artikels voor verschillende kranten en tijdschriften. Naast zijn populaire boekhandel in Oostende richtte Mathieu Corman ook zijn eigen uitgeverij op : Tribord. Hij publiceerde er zijn eigen boeken, Russische oorlogsliteratuur en werk van populaire Sovjetschrijvers. Mathieu Corman stierf in 1975. Zijn levensloze lichaam werd op 16 februari in de bossen bij Eupen, vlakbij zijn geboortestreek, gevonden. Hij had zelfmoord gepleegd en de kranten verwezen naar de gerechtelijke perikelen die Corman de laatste
jaren in het nieuws hadden gebracht. Hij werd beschuldigd van de verkoop van ‘pornografische boeken’ en van zedenfeiten. Zijn naam werd ook genoemd in een geheimzinnige moordzaak, de ‘moord in de duinen’ in juli 1933. Er werd toen een jonge vrouw vermoord aangetroffen in de duinen van Mariakerke. Corman was toen samen met zijn literaire en artistieke vrienden vlakbij de vindplaats van de vrouw in restaurant California voor een etentje. Ze moesten allen getuigen op het proces en sommigen van hen, waaronder Corman, werden verdacht. Hij stierf in zijn geboortestreek maar ligt begraven in Oostende, de stad waar hij het grootste deel van zijn leven doorbracht. Zijn boekhandel in de Adolf Buylstraat was steeds een ontmoetingsplaats van kunstenaars en schrijvers : James Ensor, Félix Labisse, Einstein, Huxley, Mac Pacol, Marcel Boll, Karel Jonckheere …
hobbywaren) uit, Au Moulin in de Kapellestraat in Oostende. In de etalage van zijn winkel exposeerde hij vaak zijn schilderijen, meestal landschappen en marines. Hij was medestichter van de
Cercle Artistique d’Ostende waar James Ensor lid van was en nam deel aan verschillende groepstentoonstellingen waar ook Ensor exposeerde.
171
Courmes, Alfred Bormes-les-Mimosas 1896 – Parijs 1993
maakte Courmes regelmatig uitstapjes naar Amsterdam en Brussel om musea te bezoeken. Gedurende deze periode werd hij sterk beïnvloed door de klassieke, surrealistische en Belgische expressionistische kunst. Terug in Parijs kreeg hij in 1927 zijn eerste solotentoonstelling in de galerie Montparnasse. Vijf jaar later won hij de Prix Guillaume en kreeg hij de opdracht het paviljoen van de Internationale Tentoonstelling van Parijs te decoreren. Vervolgens nam hij nog deel aan verscheidene prestigieuze tentoonstellingen in het binnen- en buitenland. In 1991 mocht hij de Chevalier de La Légion d’Honneur in ontvangst nemen. James Ensor vermeldde
Courmes in zijn inleiding voor de catalogus van de tentoonstelling La Boussole Préface pour le catalogue de l’exposition la Boussole à Anvers : Courmès, fils subtil de France, chantre incontesté des aspects de Vénus la glauque, de Cérès la blonde, de Cybèle la brune. Peintre des prêtresses rapaces, des voyants médusés, des midinettes surpolies, des pierreuses de porphyre bien taillé, des grues et des colombes. In diezelfde catalogus vermeldde Ensor ook dat Courmes één van de oprichters was van Club du cinéma. In 1929 namen beide kunstenaars deel aan Oostendse kunstenaars in Galerie Studio.
derijen. Na een kort verblijf in Antwerpen keerde hij in 1873 terug naar Dendermonde om zich in 1874 in Brussel te vestigen. Courtens werd spoedig erkend als een van de eerste promotors van het impressionisme in België. In 1882 werd hij lid van de Brusselse kunstenaarsvereniging La Chrysalide en later sloot hij zich aan bij de Cercle Artistique et Littéraire de Bruxelles, twee verenigingen waar ook James Ensor lid van was. Hij verbleef regelmatig in
Haarlem en had een buitenverblijf in Mol waar hij talloze landschappen schilderde en kennis maakte met Jakob Smits. In 1923 werd hij tot Baron benoemd en in 1932 kreeg hij een grote retrospectieve in het Paleis voor Schone Kunsten in Brussel. Een bronzen buste van Courtens, gemaakt door zijn zoon Alfred, staat in de Frans Courtensstraat in Dendermonde.
Crahay, Marcel Antwerpen 1892 – 1952
Belgisch kunstschilder. Hij woonde en werkte in Antwerpen. Crahay bracht vaak tijd door aan de Belgische kust. Hij
werd er bevriend met James Ensor en de kring rond de Galerie Le Studio van Blanche Hertoge.
Craps, Paul Ukkel 1877 – Drogenbos 1939
talent voor tekenen en dat werd thuis aangemoedigd. Tussen 1894 en 1897 volgde hij lessen aan de Brusselse Academie. De graficus Auguste Danse leerde hem verschillende grafische technieken. In 1894 stelde hij een eerste keer tentoon bij de
Société des Aquafortistes. Via deze groep leerde hij andere Belgische grafici kennen zoals Armand Rassenfosse en James Ensor. Craps ging in Drogenbos wonen en leerde er de schilders Louis Thévenet, Jehan Frison en de beeldhouwer Joseph
Frans kunstschilder. Hij was een leerling van Roger de la Fresnaye. In de jaren 20 van de twintigste eeuw woonde de jonge kunstenaar in de Provence. Hij nam deel aan een tentoonstelling bij de Société Lyonaise des Beaux-Arts. Na zijn verblijf in de Provence verhuisde hij naar Parijs. Hij schilderde er zijn bekende portret van Peggy Guggenheim. Na zijn verblijf in Frankrijk vestigde de kunstenaar zich in Oostende. Hier leerde hij James Ensor, Félix Labisse en Constant Permeke kennen. Samen met de andere kustenaars Courtens, Frans Dendermonde 4 februari 1854 – Sint-Joost-ten-Node 2 januari 1943
c.7
Belgisch kunstschilder. Zoon van een schipper. Met veel moeite overtuigde hij zijn vader om zich in te schrijven aan de plaatselijke Koninklijke Academie voor Schone Kunsten. Frans Courtens had van bij de start van zijn carrière commercieel succes met zijn impressionistische landschapsschil-
Belgisch kunstschilder en graficus. Hij werd geboren in een familie van handelaars. Craps toonde in zijn vroege jeugd al
Courmès – Crommelynck
172
Baudrenghien kennen. Hij was er lid van verschillende verenigingen : het zangkoor, de fanfare en de Uccle Cercle d’Art, die jaarlijks tentoonstellingen organiseerde. Hij bouwde in 1937 een expositieruimte in zijn tuin en hield er in 1938 een expositie, de laatste voor hij stierf in 1939. Paul Craps
etste portretten, landschappen, hoevegezichten en stadsgezichten. Zijn grafiek was scherp en precies. Zijn portretten waren vaak bestellingen van gewone burgers maar hij portretteerde ook enkele beroemdheden uit die tijd : onder andere Frans Liszt, Edith Cavell, Generaal Gérard Leman en kunstenaars
zoals Félicien Rops en Auguste Danse. Hij maakte ook vaak reproductiegravures naar werken van andere kunstenaars zoals bijvoorbeeld James Ensor, Louis Thévenet en oude meesters zoals Rubens, Van Dyck en Van Eyck.
Crespin, Adolphe Anderlecht 17 mei 1859 – Sint-Joost-ten-Node 1944
in Parijs en werd tekenleraar aan de Academie van Schaarbeek. Hij won in 1896 de prijs L’Art de la Rue van de gemeente Elsene voor de decoratie van een gevel. Hij werkte vaak samen met architect Hankar,
maar genoot vooral bekendheid vanwege zijn originele affiches. De correspondentie van Ensor en Crespin is opgenomen in de verzamelde brieven.
verbleef een tijd in Parijs en werd er sterk beïnvloed door het impressionisme. In 1910 sloot zijn stijl sterk aan bij de avant-garde kunstenaars. Toch werd hij tijdens het Salon de Printemps in 1913 bij de fauvisten geplaatst zoals Rik Wouters en Louis Tytgadt. Hij gebruikte ook dezelfde onderwerpen als deze kunstenaars : interieurs, stillevens, en portretten. Creten gaf de voorkeur aan kleur boven opbouw in een schilderij. Hij schilderde in deze periode vooral vrouwenportretten en
naakten. George Creten leerde James Ensor kennen toen hij samen met zijn vader het Kursaal van Oostende decoreerde. Creten had een grote bewondering voor de Oostendse meester en werd sterk beïnvloed door zijn werk. Zijn vrouw Jeanne Creten bezocht Ensor in 1926 in zijn atelier en nam er enkele foto’s. Ze fotografeerde Ensor ook op de dijk en de kaai van Oostende. Ensor zei over haar : Vous êtes la plus sensible et la plus adroite des photographes.
carrière als acteur debuteerde hij in 1906 als dramaturg in het theater van het Warandepark. Hij schreef tal van stukken voor het Parijse en het Brusselse theater, sterk beïnvloed door het Duitse expressionisme en met een typische Vlaamse retorische oprechtheid. Hij won internationale erkenning met het stuk Le Cocu magnifique, een klucht in drie bedrijven. In het stuk Tripes d’or combineerde hij komedie met diepe ernst voor de uitwerking van het thema hebzucht.
In 1908 verbleef Fernand Crommelynck in Oostende, waar zijn vader als bookmaker gevestigd was. Hij werd er bevriend met James Ensor en schreef, onder de initialen G.M., stukjes over het culturele leven in Oostende. Fernand Crommelynck was samen met Michel de Ghelderode de belangrijkste Franstalige Belgische exponent van het expressionisme uit het inter bellum.
Schilder en lithograaf. Hij studeerde bij Blanc-Garin en Janlet in Brussel en bij Bonnat Creten, George Sint-Gillis 14 maart 1887 – Ukkel 1966 Belgisch kunstschilder en beeldhouwer. Zijn vader was decoratieschilder en in zijn atelier leerde Creten met verf werken. Samen met zijn vader hielp hij op vijftienjarige leeftijd met de decoratie van het Kursaal in Oostende. Hij volgde beeldhouwlessen bij Julien Dillens en schilderlessen bij Jean Delville. Behalve deze korte opleidingen bleef hij autodidact. Creten
c.8
Crommelynck, Fernand Parijs 19 november 1886 – Saint-Germain-en-Laye 17 maart 1970 Belgisch dramaturg, acteur, regisseur en journalist. Zijn vader was Belg, zijn moeder Française. Crommelynck acteerde in belangrijke Belgische films van de Franse cineast Alfred Machin, zoals L’histoire de Minna Claessens (1912) en het pacifistische melodrama Maudite soit la guerre (1914). Nog tijdens zijn
Personenregister
173
Croquez, Albert Rijsel 20 augustus 1886 – Parijs 9 september 1949 Advocaat bij de Raad van State en het Hof van Cassatie in Parijs. Hij kwam regelmatig op vakantie naar Oostende waar hij James Ensor ontmoette
en later met hem bevriend werd. Hij schreef al vanaf 1908 bijdragen over hem, o.a. in La Flandre Artiste. In 1935 publiceerde hij bij Maurice Le Garrec in Parijs L’Œuvre gravé de James Ensor – Catalogue raisonné. Verder schreef hij Les Peintres flamands d’aujourd’hui
en een geschiedenis van zijn geboortestad Rijsel. Zijn broer Robert (Rijsel 7 december 1893 – Vichy 5 oktober 1979) publiceerde op zijn beurt in 1970 in Oostende Ensor en son temps.
néma, samen met James Ensor, Michel de Ghelderode, Félix Labisse, Constant Permeke, Désiré Steyns en Henri Storck. De cinéclub programmeerde avant-gardefilms van Fritz Lang, Sergej Eisenstein en Man Ray en verzorgde de
filmrubriek in het magazine Le Carillon. Cuypers schreef in 1925 een monografie over James Ensor en zijn werk en was auteur van de tekst Aspects et propos de James Ensor in 1946.
andere Belgische kunstenaars zoals Gustave Van de Woestijne, Edgard Tytgat en Constant Permeke. Met Van de Woestijne bezocht Daeye allerlei musea en werd hij zo voor een eerste maal geconfronteerd met de werken van William Turner, James Whistler en Amedeo Modigliani. Aan het begin van zijn oeuvre schilderde Daeye voornamelijk naturalistisch maar naarmate de tijd vorderde werd kleur belangrijker en vervaagde zijn toets. Hij schilderde vooral vrouwen en kinderen. De kunstenaar was sterk onder de indruk van het ballet van Serge Diaghilev. Voor hem was dit een inleiding tot avant-gardistische en kubistische kunst. In 1920 keerde hij definitief terug naar België en vestigde hij zich in Antwerpen. In deze
periode schakelde de kunstenaar geleidelijk over naar een meer expressionistische stijl van schilderen. Zijn werken werden voornamelijk gekenmerkt door hun eenvoud. Vier jaar later had Daeye zijn eerste individuele tentoonstelling in Le Centaure te Brussel. Daeye was lid van verschillende kunstenaarsverenigingen waaronder Cercle Artistique et Littéraire de Bruxelles en hij was ook zeer actief binnen het culturele leven. Zo was hij aanwezig in de Paon Royal in Antwerpen voor het banket naar aanleiding van de tentoonstelling van James Ensor bij L’Art Contemporain en tijdens de onthulling van de Ensorbuste in Oostende en op het afscheidsbanket ter ere van Karel Van de Woestijnes vertrek uit Oostende.
midden in de Belle Époque periode. Het was de tijd van de ‘tweede eclectische periode’ als burgerlijke bouwstijl in de architectuur. De vroege ontwerpen van Daniëls zijn ook in deze klassieke burgerlijke
bouwstijl gebouwd. Hij ontwierp een groot aantal gebouwen in Oostende : onder andere de Thermae, de woning van de familie Deweert, een volledig huizenblok in de buurt van de Henri Serruyslaan en het hotel
c.9
Cuypers, Firmin Plaats van geboorte onbekend 1902 – Plaats van overlijden onbekend 1948 Een van de medestichters van de Oostendse Club du CiDaeye, Hippolyte Gent 16 maart 1873 – Antwerpen 18 september 1952
d.1
Belgisch kunstschilder. Op 23-jarige leeftijd begon hij te studeren aan de Academie van Gent. Hij zette zijn studies verder aan het kunstinstituut van Antwerpen van 1900 tot 1902. Daeye reisde graag en maakte tijdens zijn leven reizen naar Duitsland, Italië, Marokko en Spanje. Hij verbleef een tijd in Engeland en ontplooide zich er volledig als kunstenaar. Hij bevond zich in ideale omstandigheden : zijn gezin was bij hem, hij had een atelier in zijn eigen huis, hij kon vrienden ontmoeten en hij stond in rechtstreeks contact met hedendaagse kunst. Hij had vooral contact met Daniëls, André-Louis Oostende 1883 – 1976
d.2
Belgisch architect. Hij studeerde van 1900 tot 1904 architectuur aan de Academie voor Schone Kunsten in Antwerpen,
Croquez – Daveluy
C-D
174
Beau Séjour. Daniëls was actief in het culturele leven in Oostende. Zo was hij lid van het
uitvoerend comité ter bekostiging van het Ensormonument. Hij had ook politieke ambities
en was begin jaren 40 gemeenteraadslid in Oostende.
Danse, Auguste Brussel 1829 – 1919
In 1862 trouwde hij met Adèle Meunier, de zus van beeldhouwer Constantin Meunier. Van 1882 tot 1887 gaf hij les aan de Academie van Bergen. Danse maakte in zijn carrière een groot aantal etsen. Hij was lid van de
Cercle des Aquarellistes et des Aquafortistes en van de Brusselse groep Cercle Artistique et Littéraire de Bruxelles, waar ook James Ensor lid van was.
Directeur van de Compagnie des Assurances générales de Trieste en letterkundige. Ze maakte vooral grafisch werk. Danse was lid van de Cercle
Artistique et Littéraire de Bruxelles, een groep waar ook James Ensor lid van was en ze nam in 1907 deel aan het Salon des Beaux-Arts d’Ostende.
Belgisch kunstschilder en graficus. Danse was een leerling van François-Joseph Navez en Luigi Calamatta. Danse, Louise Sint-Gillis 1867 – 1948 Belgische kunstenares. Ze was de echtgenote van René Sand, Dasnoy, Betty Brussel 22 december 1895 – 1972 Belgische zangeres. Ze was een sopraan en was actief in de eerste helft van de twintigste eeuw. In 1922 kwam ze bij Ensor op bezoek. In een brief aan François Franck van 28
d.3
Daveluy, Georges Parijs 1878 – 1948 Oom van Richard Daveluy, de echtgenoot van Alex, het nichtje van James Ensor. Hij werd in 1878 geboren in Parijs. Hij was aan het begin van de twintigste eeuw actief in het culturele leven in Oostende. Daveluy, Richard Oostende 1 januari 1884 – 1 juli 1949 Daveluy, Jules Oostende 17 juli 1909 – Sint-Agatha-Berchem 28 juli 1976
Personenregister
juli 1923 beschrijft Ensor hoe een brief van Mevrouw Dasnoy hem raakte : Une autre bonne lettre touche agréablement mes cordes musicales. Madame Betty Dasnoy, première chanteuse à l’Opéra d’Anvers a bien voulu m’adresser des lignes élogieuses. Elle m’écrit : « J’ai gardé le plus
charmant souvenir d’une visite à l’atelier que je vous fis l’an dernier au cours de ma saison au Théâtre Royal d’Ostende où j’était engagée en qualité de première chanteuse. J’eus le grand plaisir d’entendre alors des fragments de l’œuvre (ballet). »
Zo was hij medestichter van de Compagnie du Rat Mort, een groep die jaarlijks een liefdadigheidsbal organiseerde en waar ook James Ensor lid van was. Hij was lid van Section Dramatique en Cercle Coecilia en van het organiserend comité van Ostende Centre d’Art. Daveluy bezat een drukkerij
en hij drukte Les Ecus, dat gemaakt werd ter gelegenheid van de benoeming van James Ensor tot de Leopoldsorde. In deze speciale editie stonden allerlei verzen en tekeningen. Er werden maar veertig exemplaren gedrukt, enkel voor de leden van de Rat Mort.
Richard Daveluy was een croupier in het Oostendse casino. In 1908 trouwde hij met Alex Taen-Hee-Tseu, het nichtje van James Ensor. In brieven aan Emma Lambotte schreef Ensor over het familiedrama dat zich afspeelde in de Vlaanderenstraat. Zijn vijftienjarig nichtje
Alex zou trouwen met de werkloze croupier Richard Daveluy. Ensors zus Mitche (Marie Ensor) steunde het huwelijk en kort na de bekendmaking verhuisden ze naar de Koningsstraat. Mitche had al haar vermogen van de bank gehaald, tot groot ongenoegen van Ensor
D
175
en zijn moeder. Zo schreef hij in een brief aan Emma : J’ai fait les plus grands efforts pour empêcher ce mariage ridicule et néfaste. J’ai envoyé des amis mais vainement, ma soeur n’a pas voulu les recevoir, elle est restée sous l’influence de certains mauvais conseillers et nous n’avons eu aucune action sur elle. Alfred Taen-Hee-Tsen, de echtgenoot van Mitche zou Richard aan een baan helpen, zonder veel succes. In 1909 werd Jules geboren, de zoon van Alex en Richard. Ensor schreef in een brief aan Edmond Picard :
Je vous ai écrit, je crois que le jeunes mariés et ma soeur sont rentrées au bercail. Un gros garçon est né. Hij was nauw begaan met de toekomst van Jules. Zo vroeg hij in een brief aan François Franck in 1923 raad in verband met de opleiding van de jonge Daveluy. In 1927 sprak hij opnieuw over Jules : Mon petit neveu Jules est parti en Amérique avec le Livonier et la jeune famille Daveluy voyage joyeusement en France. Jules was in dienst van de marine van het Belgische leger. De familie Daveluy was regel-
matig te zien op feestelijkheden in Oostende. Zo was Richard Daveluy aanwezig in de Paon Royal in Antwerpen voor het banket ter gelegenheid van de tentoonstelling van James Ensor bij L’Art Contemporain. Samen met Jules was hij ook aanwezig op de onthulling van het Ensormonument in 1930. Jules trouwde in 1935 met Simonne Van Wouwe. Ter gelegenheid van hun huwelijk schonk Ensor hen het werk Zelfportret. Baron James Ensor. Zijn duivel. Zijn wapenschild. Ze kregen samen een dochter, Juliette Daveluy.
De Belay, Pierre Quimper 1890 – Oostende 1947
een verblijf in Parijs leerde De Belay kunstenaars zoals Pablo Picasso, Juan Gris en André Salmon kennen. Hij maakte verschillende werken over het leven in Parijs. De Belay schilderde figuren en genretaferelen in een moderne en figuratieve
stijl. Hij maakte vaak gebruik van typische kruisarceringen, hij noemde deze techniek het ‘treillisme’. Hij maakte verschillende portretten van James Ensor.
August De Boeck was goed bevriend met Paul Gilson en hoewel ze ongeveer even oud waren werd De Boeck meestal als leerling van Gilson gezien. Van 1892 tot 1921 werkte hij als organist in enkele kerken : van 1892 tot 1894 in de kerk Onze-Lieve-Vrouw-ter-Noordt in Merchtem, vanaf 1894 in de Sint-Bonifatiuskerk in Elsene en van 1900 tot 1920 in de kerk van de Karmelieten in Elsene. Hij stond in heel België bekend om zijn vakbekwaamheid als organist. Hij werkte van 1909 tot 1920 als professor in harmonie-
leer aan het Koninklijk Vlaams Muziekconservatorium in Antwerpen en tot 1926 aan het Conservatorium van Brussel. Zijn loopbaan werd bekroond met de functie als directeur van het Stedelijk Conservatorium in Mechelen. Hij wordt als een van de vaders van de Belgische blaasmuziek beschouwd. James Ensor vermeldde De Boeck vaak in zijn teksten over muziek. Na zijn dood maakte Ensor een werk ter herinnering aan de componist.
Schrijver, criticus en bibliothecaris. Hij publiceerde al in 1888 zijn eerste geschriften in enkele Antwerpse tijdschriften. Dank zij de steun van Pol de Mont,
Jan van Rijswijck en Max Rooses die zijn literaire aspiraties steunden, kreeg hij een betrekking in de stadsbibliotheek. Hij werd ook het jongste lid van
Frans kunstschilder en graficus. Op jonge leeftijd maakte hij al portretten van personen in zijn nabije omgeving. Tijdens d.4
De Boeck, August Merchtem 9 mei 1865 – 9 oktober 1937
d.5
Julianus Maria Augustinus (August) de Boeck was een Belgische componist, organist en muziekpedagoog. Hij studeerde vanaf 1880 aan het Koninklijk Conservatorium in Brussel. Hij volgde er een orgelstudie en lessen in harmonieleer, contrapunt en fuga die hij met onderscheiding afsloot in 1889. In 1891 kreeg hij het Diplôme de capacité voor zijn virtuoos orgelspel aan het conservatorium. De Bom, Emmanuel Antwerpen 9 november 1868 – Kalmthout 14 april 1953
d.6
Daveluy – De Brock
176
de Antwerpse sectie van het Taalverbond. Door de ontmoeting met August Vermeylen ontdekte hij de wereldliteratuur en het anarchistische gedachtegoed. Met diezelfde Vermeylen richtte hij het tijdschrift Ons Toneel op (1890 – 1891). In 1893 stichtte hij samen met Prosper
Van Langendonck, Cyriel Buysse, Henry Van de Velde en nog eens August Vermeylen, het avant-garde tijdschrift Van Nu en Straks. Later werkte hij nog mee aan het tijdschrift Vlaanderen dat door Vermeylen en Herman Teirlinck in het leven was geroepen. Van 1904
tot 1940 was hij correspondent voor de Nieuwe Rotterdamsche Courant. In 1931 werd hij lid en vanaf 1941 directeur van de Vlaamse Academie voor Taalen Letterkunde. De correspondentie van Ensor met Emmanuel de Bom is opgenomen in de verzamelde brieven.
De Bosschère, Jean Ukkel 5 juli 1878 – Châteauroux 17 januari 1953
1915 vluchtte hij uit België naar Engeland waar hij in Londen vaak in de kringen van de Angelsaksische zogeheten imagisten (Pound, Huxley, Eliot) vertoefde. Hij maakte er veel tekeningen zowel om zijn eigen werk als dat van grote klassiekers te verluchten. Met zijn tweede vrouw, Élisabeth d’Ennetières, vestigde hij zich in 1926 in Parijs. In 1946 stichtte hij het tijdschrift Mouches à miel dat maar drie afleveringen zou kennen
(1938 – 1939). Het koppel vestigde zich uiteindelijk in 1939 definitief in La Châtre (Indre). Hij schreef o.a. de romans Dolorine et les ombres (1911), Marthe et l’enragé (1927), Ulysse bâtit son lit (1929), L’Obscur à Paris (1937) en de dichtbundels Derniers poèmes de l’obscur (1948), Héritiers de l’abîme (1950) en Paria couronné (1956, postuum). De correspondentie van Ensor met De Bosschère is opgenomen in de verzamelde brieven.
Duitsland om er historische plaatsen te schilderen. In Nederland raakte hij geïnteresseerd in het werk van de 17de-eeuwse Hollandse meesters Pieter de Hoogh, Jan Steen en Johannes Vermeer. Zijn werken uit de periode 1860 – 1870 (vooral schilderijen van Oud-Antwerpen) stralen door deze invloeden een kalme en stille poëzie uit. Van 1880 tot 1884 leed De Braekeleer aan een zware geestesziekte. Dit had een ingrijpende invloed op zijn werk. De Braekeleer schilderde voornamelijk inte-
rieurs, stillevens, landschappen en figuren. Naast schilderijen maakte hij ook etsen. Hij was een ‘invité’ bij de bekende Brusselse kunstgroep Les XX. Henri De Braekeleer overleed in 1888 in Antwerpen. Ensor vermeldde hem in verschillende van zijn teksten : Six peintres dont la maîtrise s’est le mieux affirmée entre 1830 et 1900, Discours prononcé au banquet Ensor offert par les peintres d’Anvers en Discours prononcé au banquet Jules Destrée à Bruxelles.
aan de Academie in Brugge en het Royal Institute of Fine Arts in Leicester. In 1908 was hij medestichter van de Cercle Artistique d’Ostende, samen met onder andere Jan en Oscar De Clerck. Jef De Brock schilderde vooral marines, stranden
en havens. In opdracht van de stad Oostende ontwierp hij affiches voor diverse gelegenheden en verzorgde hij stoeten en praalwagens. Hij stierf in 1960 in Oostende.
Dichter en romancier. Toen zijn familie zich in Antwerpen vestigde, ging hij daar les volgen aan de Academie voor Schone Kunsten. Nadat hij een groot aantal essays had geschreven over schilderkunst, beeldhouwkunst en architectuur, wijdde hij zich vanaf 1910 volledig aan de literatuur. In
d.7
De Braekeleer, Henri Antwerpen 1840 – 1888 Henri Jean Augustin De Braekeleer was een Belgisch kunstschilder en graficus. Hij werd opgeleid door zijn vader Ferdinand De Braekeleer, een genreschilder, en door zijn oom Baron Henri Leys. Hij volgde van 1854 tot 1867 les aan de Academie in Antwerpen waar hij bevriend raakte met Jan Baptist Stobbaerts. Samen verzetten ze zich tegen het academisch onderwijs. In 1863 reisde hij naar De Brock, Jef Oostende 13 april 1880 – 30 oktober 1960 Belgisch kunstschilder en graficus. Hij begon zijn kunstopleiding aan de Oostendse École Industrielle en studeerde verder
d.8
Personenregister
177
De Burlet, Jules Elsene 10 april 1844 – Nijvel 1 maart 1897 Doctor in de rechten aan de Katholieke Universiteit van Leuven. Hij was eerst advocaat in Nijvel van 1866 tot 1872, dan plaatsvervangend rechter aan de De Clerck, Jan Oostende 17 augustus 1881 – 24 februari 1962
d.9
Belgisch kunstschilder. Naast onder andere James Ensor en Léon Spilliaert wordt hij als een van de grote Oostendse meesters gezien. Zijn broer Oscar De Clerck werd beeldhouwer en directeur van de Academie van Leuven. Jan De Clerck studeerde aan het Onze-Lieve-Vrouwcollege en volgde lessen aan de École Industrielle, de lokale tekenschool. Toen hij zestien jaar was verliet hij het college en ging in de meubel- en decoratiezaak van zijn ouders werken. Tijdens de winter werd hij naar Brussel gestuurd om er bij te leren over decoratie. Daar kwam hij in contact met de kunstwereld en werd er leerling van de kunstschilder Camille Payen. Voor de Eerste Wereldoorlog exposeerde De Clerck regelmatig in de grote Oostendse hotels en stuurde hij doeken naar groepstentoonstellingen in Oostende, Namen, Doornik, Wenen en Nieuwpoort. Deze vroege werken waren impressionistisch-pointillistische marines, landschappen en stadsgezichten van Oostende, De Clerck, Oscar Oostende 11 december 1892 – Sint-StevensWoluwe 20 januari 1968
d.10
De Burlet – De Ghelderode
Rechtbank van Eerste Aanleg in Nijvel van 1872 tot 1892 en daarna buitengewoon gezant en gevolmachtigd minister in Lissabon van 1896 tot 1897. Intussen was hij burgemeester van Nijvel geweest van 1872 tot 1891, minister van Binnenlandse Zaken en Openbaar Onderwijs
van 1894 tot 1895 en minister van Buitenlandse Zaken van 1895 tot 1896. De briefwisseling van Ensor met de Burlet is opgenomen in de verzamelde brieven. Hier in is sprake van de aankoop van het werk Le Lampiste voor de Koninklijke Musea voor Schone Kunsten van Brussel.
Nieuwpoort en Brugge. In november 1908 stichtte hij samen met enkele bevriende kunstenaars de kunstkring Cercle Artistique d’Ostende. De groep organiseerde tussen 1908 en 1914 enkele salons in Oostende. De Clerck richtte ook de kring Kunst Genegen op voor de Oostendse vissersfamilies. De kring organiseerde onder andere volkstoneel en koorzang. Aan het begin van de Eerste Wereldoorlog vluchtte De Clerck met zijn familie naar Surrey in Engeland, op twintig kilometer van Londen. In 1915 organiseerde hij samen met enkele andere Belgische kunstenaars (onder andere Constant Permeke en Edgar Tytgat) in Kingston upon Thames een Belgian Exhibition of Modern Art. De Clerck keerde in 1919 naar Oostende terug. In 1921 startte hij in zijn atelier een eigen, bescheiden kunstschool voor jonge amateurkunstenaars. Twee Oostendse galeries organiseerden in 1927 een grote retrospectieve met werk van De Clerck en een jaar later verscheen er een monografie over zijn werk. Tijdens de jaren dertig bleef De Clerck schilderen maar nam hij niet
meer deel aan tentoonstellingen in Oostende, waar het heel moeilijk was om zich als kunstenaar te profileren naast een figuur als James Ensor. In 1933 werd er toch nog een retrospectieve met zijn werk georganiseerd in het Kursaal. Aan het einde van de Tweede Wereldoorlog vluchtte De Clerck met zijn vrouw naar het Brabantse Oisquercq waar hij veel aquarellen schilderde. Na het overlijden van James Ensor in 1949 werd Jan De Clerck de belangrijkste kunstenaar in Oostende. Léon Spilliaert was inmiddels naar Brussel verhuisd en in 1946 gestorven en Constant Permeke woonde in Jabbeke. De Clerck genoot van zijn positie als ‘éminence grise’ van de Oostendse kunstwereld met zijn zorgvuldig gecultiveerde imago als artiest met donkere kapmantel en vilthoed. Ter gelegenheid van zijn zeven tigste verjaardag werd in de zomer van 1951 een grote retrospectieve tentoonstelling georganiseerd. Tijdens de late jaren vijftig eisten nieuwe namen de aandacht op in de lokale kunstscène en De Clerck verdween langzaam uit de schijnwerpers.
Belgisch beeldhouwer. Hij groeide op in een groot gezin. Zijn vader Constant De Clerck was een zelfstandig behanger. Henri Permeke, de vader van Constant Permeke, was een goede vriend
van de familie. Oscar begon met de studies zeevaartkunde in Antwerpen. Al gauw gaf hij deze studies op en begon hij te studeren aan de Academie van Gent en vervolgens aan de Academie
178
van Brugge. In zijn eerste impressionistische werken werd de kunstenaar sterk beïnvloed door Auguste Rodin en Rik Wouters. Hier stapte hij al gauw van af en creëerde werken die meer in de kubistische of art deco stijl thuishoren. In 1908 was De Clerck medestichter van Cercle Artistique d’Ostende. Het initiatief kwam van zijn broer Jan en vele Oostendse kunstenaars werden lid. Hij stelde twee werken tentoon op de Wereldtentoonstelling in Gent in 1913. Tijdens de Eerste Wereldoorlog verbleef De Clerck in Engeland en volgde er beeldhouwlessen.
Tijdens de oorlog reisde hij nog naar de Verenigde Staten en maakt daar onder andere een buste van Leopold Stokovski. Hij kreeg hier ook een officiële opdracht voor het realiseren van decoratieve sculpturen voor het tentoonstelling paviljoen te New York. Bij het maken van beeldhouwwerken gebruikte de De Clerck allerlei materialen waaronder aluminium. In 1936 werd hij leraar sculptuur en anatomie aan de Academie van Leuven. Later werd hij directeur van deze school. In de vakschool van Dinant werkte hij als leraar koperslagen. Op een
latere leeftijd keerde hij terug naar de klassieke stijl in zijn beeldhouwwerken. De Clerck maakte een portret van James Ensor en een afgietsel van zijn hand bij een bezoek aan het atelier van Ensor. De Clerck nam tijdens zijn leven deel aan verschillende tentoonstellingen, zowel in het binnen- als buitenland. Hij werd beschouwd als één van de vernieuwers van de beeldhouwkunst in België na de Eerste Wereldoorlog samen met onder andere Oscar Jespers, Henri Puvrez, Geo Verbanck en Emiel Poetou.
De Coninck, René Bredene 24 januari 1907 – Beveren 31 maart 1978
hotels en fabrieken en schreef zich in 1929 in aan de Brusselse Academie. Hij volgde er tot 1931 lessen onder leiding van Jean Delville. In 1931 verhuisde hij naar Antwerpen en volgde er, na een toelatingsexamen, lessen aan de Koninklijke Academie voor Schone Kunsten en aan het Nationaal Hoger Instituut voor Schone Kunsten. Hij kreeg er les van de grafische kunstenaars Jules De Bruycker en Louis Peeters. De Coninck begon in 1946 als leraar etsen aan de Antwerpse Academie te werken (met als directeur Constant Permeke). Voor zijn benoeming als leraar
werkte hij onder andere als fabrieksarbeider en steward op de lijn Oostende-Dover. In Antwerpen gaf hij les aan enkele generaties grafische kunstenaars. Onder andere Maurice Van den Bries, Frans Köhler, Eugène Peters en Paul Van Hoeydonck volgden les bij De Coninck. In 1954 werd hij benoemd tot ridder en in 1969 tot officier in de Kroonorde. Tussen 1949 en zijn overlijden in 1978 werd zijn werk vaak tentoongesteld. Hij groeide uit tot een van de sterkste figuratieve Vlaamse grafici na de Tweede Wereldoorlog.
bewondering voor James Ensor en hij deelde met hem de fascinatie voor het morbide en macabere, de belangstelling voor maskerades, marionettentheater en folklore. Net zoals de schilder werd hij sterk geboeid door de voorstelling van de dood. Ensor schreef een Hommage aan de Ghelderode voor een speciaal nummer van La
Nervie gedateerd 1932 maar in werkelijkheid gepubliceerd op 20 mei 1933. Mede geïnspireerd door de heel eigen persoonlijkheid van de schilder, schreef de Ghelderode in 1933 het pseudohistorische en burlesk stuk Le Siège d’Ostende waarin Sir Jaime de incarnatie is van Ensor.
Belgische kunstschilder, graficus en illustrator. Als kind toonde hij al een opmerkelijk tekentalent. Tijdens zijn jeugd ontmoette hij in Oostende Constant Permeke, die goed bevriend was met zijn vader, en James Ensor. In 1924 trok De Coninck naar Bournemouth, waar zijn oom musicus was. Hij schaafde er zijn kennis van het Engels bij en volgde lessen aan de plaatselijke Academie voor Schone Kunsten. Terug in eigen land werkte hij eerst in
d.11
d.12
De Ghelderode, Michel Elsene 3 april 1898 – Schaarbeek 1 april 1962 Pseudoniem van Adhémar Martens. Vlaams Franstalige schrijver en dramaturg, auteur van o.a. Mort du Docteur Faust, Escurial, Don Juan, Christophe Colomb, Barrabas en Magie rouge. Hij koesterde een manifeste
d.13
Personenregister
179
De Groux, Henry Brussel 16 november 1867 – Marseille 3 januari 1930
d.14
d.15
Belgisch kunstschilder. Zijn vader was de sociaal realistische schilder Charles Degroux. Zoon Henry veranderde zijn naam naar De Groux omdat hij niet wilde geassocieerd worden met het aristocratische milieu van zijn vader. De Groux begon zijn studies aan het College van Vilvoorde en het Atheneum van Mechelen. In deze prille jaren van zijn leven werd het reeds duidelijk dat de kunstenaar een temperamentvol karakter had. Later studeerde hij aan de Academie van Brussel en volgde daar lessen bij de kunstenaar Jan Portaels. In 1886 debuteerde hij in een tentoonstelling bij L’Essor in Parijs en werd hij lid van de De Kat, Anne Pierre Delft 1881 – Brussel 1968 Belgisch-Nederlandse kunstenaar. Hij studeerde aan de Academie voor Beeldende Kunsten in Den Haag. Na zijn opleiding in Den Haag verhuisde hij naar België en studeerde hij verder in Gent en Brussel. Daar was hij de klasgenoot van De Kesel, Karel Zomergem 1849 – Erlangen 1922 Belgisch kunstschilder en beeldhouwer. Hij volgde een opleiding aan de Gentse Kunstacademie en de Academie van Leuven. Later studeerde hij verder aan de École des
Brusselse progressieve groep Les XX. Twee jaar later begon hij aan zijn meesterwerk De bespotting van Christus. In 1890 weigerde De Groux deel te nemen aan het salon van Les XX omdat hij niet samen met Vincent Van Gogh wou exposeren. Hij was ook sterk gekant tegen de impressionisten en pointillisten. Op de opening van het salon, ontstond er een twist met Henri de Toulouse Lautrec wat zou leiden tot zijn ontslag bij Les XX. Hij toonde De bespotting van Christus datzelfde jaar op het driejaarlijkse salon van Brussel. Hier werd het werk onthaald als een succès scandale. In 1891 verhuisde De Groux naar Parijs. Ondanks zijn succes als kunstenaar had hij toch nog financiële en psychische problemen en werd opgenomen in een psychiatrische
instelling. Na zijn ontsnapping uit deze instelling vestigde hij zich definitief in Oostende. Thema’s zoals de Christusfiguur, de verdrukten en de marginalen kwamen vaak aan bod in het werk van De Groux. De kunstenaar wilde in zijn werken beweging suggereren, dit werd vaak fout geïnterpreteerd als geweld. Hij schilderde ook portretten van vrienden en van personen die hij bewonderde of met wie hij zich kon identificeren. Zo heeft hij een portret gemaakt van Emma Lambotte en James Ensor. Ook oudere kunstenaars en opmerkelijke personen zoals Richard Wagner, Charles Baudelaire en Emile Zola kwamen aan bod. De Groux was, net zoals veel collega’s bij Les XX een grote bewonderaar van Wagner.
onder andere Rik Wouters, met wie hij bevriend raakte. In Brussel was hij lid van de Cercle Artistique et Littéraire de Bruxelles. Naast schilderijen maakte hij ook grafisch werk. Zo was hij, samen met onder andere James Ensor, een van de illustratoren van de Contes d’Horace Van Offel, een uitgave met 22 kortverhalen van de Belgische schrijver Horace
Van Offel. De Kat debuteerde met impressionistische landschappen en evolueerde naar het modernisme. Samen met Wouters, Willem Paerels en Jean Brusselmans was hij een belangrijke voorvechter van het Brabantse fauvisme. In 1920 kreeg De Kat de Belgische nationaliteit en in 1945 vestigde hij zich in Frankrijk.
Beaux-Arts in Parijs en bij de beeldhouwer Friedrich Drake in Berlijn. Hij werkte van 1900 tot 1909 in Oostende en was er betrokken bij de decoratie van officiële gebouwen, onder andere de Graaf de Smet de Naeyerbruggen. Ensor en De Kesel ontmoetten elkaar met zekerheid in deze periode. Als
schilder maakte Karel De Kesel portretten, en genre stukken. Als beeldhouwer maakte hij architecturale sculpturen, monumenten en ontwerpen voor keramiek. Zijn dochter Caroline De Kesel was ook beeldhouwster.
d.16
De Groux – De Mont
180
De Knop, Victor Brussel 2 februari 1883 – Anderlecht 11 oktober 1979 Belgisch geneesheer en amateurkunstschilder. Hij was de zoon van Frans De Knop en Marie-Philippine De Muylder. Omstreeks 1901 begon hij zijn studies in de geneeskunde. Tijdens de Eerste Wereldoorlog verbleef De Knop in Nederland. In Blaricum maakte hij kennis met enkele Belgische kunstenaars die er in ballingschap leefden. Zo leerde hij onder andere Frits Van den Berghe en Gust de Smet kennen. Frits Van den Berghe leerde De Knop de beginselen van het tekenen en schilderen. Victor De Knop onderwees Van den Berghe op zijn beurt in de chemie en microscopie. Na de Eerste WereldDe Lee, Jan Leffinge 11 maart 1932 – 2000 Belgisch kunstenaar. Zijn vader was een lokale architect en hij volgde het middelbaar onderwijs aan het Onze-Lieve-Vrouwcollege in Oostende. De Lee waagde zich tijdens zijn carrière als kunstenaar aan verschillende media en technieken. Hij maakte een enorme wandschildering voor de kazerne van Arlon en werkte als keramist bij Baron Antoine de Vinck. Hij werkte ook als graficus en publiciteitsontwerper bij Publi-Art in
d.17
De Mont, Pol Wambeek 15 april 1857 – Berlijn 29 juni 1931 Belgisch schrijver en dichter. Na zijn middelbare studies in Ninove ging hij naar het Klein
d.18
Personenregister
oorlog verbleef hij onder andere in Berlijn en in 1923 vestigde De Knop zich als huisarts in Oostende, aan de Euphrosina Beernaertstraat 62. In Oostende werd hij actief in de kunstwereld. Hij werd er bevriend met onder andere Constant Permeke en Léon Spilliaert en begon te tekenen en schilderen. Hij ging op locatie stadsbuurten, de vissershaven, vissers en vissersvrouwen schilderen in gouache. De Knop leerde in Oostende ook Henri Storck kennen en al snel ontstond er een sterke band tussen de twee. Ze bezochten musea in België en Nederland en De Knop deelde een passie voor de letterkunde (vooral zijn voorkeur voor de Franse surrealisten zoals Breton en Apollinaire) met Storck. Hij introduceerde Storck ook bij Henri Vandeputte, directeur
van het Oostends Kursaal, en bij Jean Teugels, jurist, dichter en auteur van een Ensor-monografie. De twee deelden ook een passie voor film en samen met Firmin Cuypers en Désiré Steyns stichtte De Knop in 1928 de Oostendse Club du Cinéma, een initiatief van de enthousiaste cineast Storck. De Knop werkte mee aan het cultureel tijdschrift Tribord dat in 1930 opgericht werd door Henri Storck en Félix Labisse en schreef korte medische artikels in het lokale blad Le Carillon. Tijdens zijn Oostendse jaren ontmoette De Knop ook James Ensor. Ensor vermeldde hem in zijn tekst Préface pour le catalogue de l’exposition la Boussole à Anvers. In 1932 verliet De Knop Oostende en werkte enkele jaren als scheepsdokter. Omstreeks 1936 vestigde hij zich definitief in Brussel.
Brussel. Uiteindelijk werd hij chef-decorateur bij het Casino in Knokke en was daar verantwoordelijk voor de publiciteit en de decorontwerpen. Zijn beeldhouwwerken, steeds uit hout of steen, waren zeer gestroomlijnd. De Lee had vooral aandacht voor de stilering en sierlijkheid van zijn werken. De kunstenaar had steeds een grote interesse in de schilderkunst. Door de jaren heen is hij van een expressionistische schilderstijl geëvolueerd naar een persoonlijke stijl. Kenmerkend voor deze stijl is de vlakmatige opbouw en het gevoelige coloriet. Hij behandelde
allerlei thema’s zoals figuren, visserstypen, dieren en planten. Zijn kunst vertoonde kenmerken van zowel het kubisme als het hyperrealisme. Toch vormen zijn taferelen steeds een samenhangend geheel op gebied van vorm en kleur. De Lee nam deel aan verschillende tentoonstellingen in het binnen- en buitenland. Hij was ook geselecteerd voor allerlei nationale prijskampen. Aangezien hij een fervent liefhebber was van het Oostendse kamertoneel, realiseerde hij af en toe toneeldecors zoals voor het Bal du Rat Mort en ontmoette hij zo James Ensor.
Seminarie in Mechelen. Daar schreef hij zijn eerste gedichten. In 1875 verscheen zijn eerste dichtbundel Klimoprankske. Twee jaar later ging hij rechten studeren aan de universiteit van Leuven. Hier ontmoette hij
Albrecht Rodenbach en samen stichtten ze Het Pennoen. De Mont publiceerde in 1880 de bundel Gedichten. Hij kreeg voor dit werk de Vijfjaarlijkse Staatsprijs voor Vlaamse Letterkunde. Na zijn studies werkte De Mont
181
d.19
enkele jaren als leerkracht aan het Atheneum in Antwerpen. In 1904 werd hij conservator van het Museum van Schone Kunsten in Antwerpen. Een jaar later stichtte hij het tijdschrift De Vlaamse Gids. Hij was bevriend met enkele kunstenaars en schreef ook over kunst. In 1901
publiceerde hij bijvoorbeeld het naslagwerk Vlaamsche schilders der negentiende eeuw. Hij correspondeerde onder andere met James Ensor. Na de Eerste Wereldoorlog werd De Mont in de pers beschuldigd van activisme (de Vlaamsgezinde politieke beweging die collabo-
reerde met de bezetter voor de Vlaamse zaak) en in 1919 nam hij ontslag als conservator. Hij werd hoofdredacteur van de Vlaamsgezinde krant De Schelde. Enkele van zijn medewerkers bij de krant waren Paul van Ostaijen en Alice Nahon.
De Monzie, Anatole Bazas 1876 – Parijs, 1947
Ondertussen begon hij zijn eigen politieke carrière. In 1904 werd hij verkozen tot raadslid in Castelnau-Montratier en in 1909 gedeputeerde in Cahors. In 1920 werd hij senator. Tijdens zijn carrière was hij in totaal tien keer minister. Hij werd in verschillende regeringen onder andere minister van justitie, minister van financiën, minister van openbare werken en minister van onderwijs. Hij was een radicale socialist. Als minister van onderwijs trok de Monzie in augustus 1933 naar
Oostende om James Ensor het erelint van Commandeur de la Légion d’Honneur te overhandigen. Een jaar eerder had hij al een tentoonstelling geopend van Ensor in het Jeu de Paume. Samen met zijn kabinetsmedewerker Marcel Abraham, Albert Croquez en Ensor ontmoette de Monzie in De Haan Albert Einstein, die enige tijd aan de Belgische kunst verbleef. Anatole de Monzie overleed in 1947, na een lange en boeiende politieke carrière, in Parijs.
selberghe werd de kunstenaar geïntroduceerd bij L’Essor. In deze kunstenaarsvereniging nam hij actief deel aan de strijd tegen het academisme in de kunst. Hij was de enige buitenlandse medestichter van de kunstkring Les XX. De kunstenaar ondernam samen met Van Rysselberghe, Franz Charlet en Constantin Meunier verschillende reizen naar Spanje en Marokko. In 1883 keerde hij terug naar Spanje maar bleef geregeld deelnemen aan tentoonstellingen in België. Hij nodigde ook vaak Belgische kunstenaars uit om deel te nemen aan tentoonstellingen in Spanje. De Regoyos woonde ook een tijdje in Parijs. Hier maakte hij kennis met James Whistler, Camille Pissarro, Edgar Degas, Georges Seurat en Paul Signac. Tijdens zijn verblijf werd hij beïnvloed door hun
pointillistische techniek. Na Parijs besloot de kunstenaar trouw te blijven aan zijn frisse impressionistische schilderstijl. Bij zijn terugkomst wilde De Regoyos het impressionisme introduceren in Spanje maar stuitte hij op verzet. Voor kunstenaars stond Brussel symbool voor vrije expressie in de kunst maar de Spaanse kunstenaars probeerden zich krampachtig vast te houden aan het classicisme. Zijn poging om verandering te brengen werd slecht onthaald bij de anderen en ze verwezen naar De Regoyos als de ‘verwenste schilder’. Uiteindelijk kregen zij toch aandacht voor hem. De Rogoyos ontmoette James Ensor geregeld op bijeenkomsten bij zowel L’Essor als Les XX. In augustus 1883 bezocht hij samen met Emile Verhaeren en Van Rysselberghe Ensor. Na hun
Frans politicus. Zijn middelbare studies deed hij in zijn geboortestreek en daarna trok hij naar Parijs om letteren en rechten te studeren. Na zijn studies werkte hij een tijdje als klerk en als advocaat. de Monzie raakte steeds meer geïnteresseerd in de politiek en werd kabinetchef bij Joseph Chaumité, een senator uit Lot-et-Garonne en later Minister van Justitie. De Regoyos, Dario Riba de Sella 1 november 1857 – Sant Servasi 29 oktober 1913
d.20
Spaans kunstschilder. Zijn vader was een bekend Spaans architect. De Regoyos volgde lessen aan de Academie van Madrid. In 1879 bracht hij een bezoek aan zijn goede vrienden Isaac Albéniz en Enrique Fernandez in Brussel. Wat oorspronkelijk gepland was als een bezoek van een week, werd er een van een aantal jaren. Hij zette in 1880 zijn opleiding verder aan de Academie van Brussel bij de kunstenaar Joseph Quinaux. Door de lessen van Quinaux begon De Regoyos meer aandacht te besteden aan de vibraties van het licht. Tijdens zijn studiejaren leerde hij Theo Van Rysselberghe kennen. Via Van Rys-
De Mont – De Smet
182
ontmoeting raakten de kunstenaars steeds beter bevriend. Ze hielden contact via briefwisseling. De Regoyos maakte een
portret van de zus van Ensor en de twee kunstenaars maakten elkaars portret. De laatste tentoonstelling van La Libre Esthetique
in 1914 was een eerbetoon aan De Regoyos.
De Ridder, André studie over Stijn Streuvels en van Antwerpen 2 oktober 1888 – La Littérature flamande contemBorgerhout 1 juli 1961 poraine (1923). Met P.G. Van Hecke startte hij het tijdschrift Schrijver en kunstcriticus. Sélection op (1920 – 1927) en Hij was de oprichter van de opende de gelijknamige kunsttijdschriften De Boomgaard galerij in de Koloniënstraat (1909 – 1911) en Het Roode Zeil in Brussel. Hij was een groot (1920). De Ridder was ook promotor van het Vlaamse exauteur van de eerste exhaustieve pressionisme en schreef verschil-
lende monografieën. Daarbij was hij ook hoogleraar financiële wetenschappen aan de Gentse universiteit. De brieven van James Ensor aan André De Ridder werden zonder aantekeningen gepubliceerd in James Ensor, Lettres à André De Ridder, Librairie des Arts, Antwerpen, 1960.
de Selliers de Moranville, Léonard Sint-Joost-ten-Node 1853 – Plaats van overlijden onbekend 1946
schilderde stadsgezichten (onder andere van Ieper en Mechelen), landschappen en marines. Hij was lid van de Cercle Artistique d’Ostende waar ook James Ensor lid van was en nam deel aan enkele groepstentoonstellingen in Oostende waar Ensor ook exposeerde. Tijdens de Eerste
Wereldoorlog verbleef hij in Groot-Brittannië en nam er deel aan de Belgian Exhibition of Modern Art in Kingston-uponThames. Terug in Oostende werd hij lid van de kunstkring van de Galerie Studio waar hij een individuele tentoonstelling kreeg in 1933.
Martens-Latem. Tijdens de Eerste Wereldoorlog trok De Smet samen met Frits Van den Berghe naar Amsterdam. Hier kwam hij in contact met andere kunstenaars en kunstgroepen zoals Le Fauconnier, Jan Sluyters en het Duitse expressionisme. Door deze contacten evolueerde zijn schilderstijl naar het expressionisme. Hij schilderde ontwrichte schematische vormen en chaotische landschappen in een donker kleurenpalet. Vooral bruine aarde, baksteenrood en diepblauwe kleuren overheersten. De Smet gaf steeds een wankelende wereld weer, er was een duidelijke dynamische spanning aanwezig. In Amsterdam nam hij deel aan verschillende tentoonstellingen. Na de Oorlog exposeerde hij onder andere bij Galerie Giroux in Brussel. De Smet verbleef een korte tijd bij
Constant Permeke in Oostende vooraleer hij zich definitief vestigde in de Leiestreek. Hier vond hij rust in de landelijke omgeving en dit was merkbaar in zijn werk. Hij bleef expressionistische werken maken maar zijn vormen werden rustiger en zijn kleurenpalet helderde op door het gebruik van warme tonen. In 1926 werd hij even verleid door het kubisme. In zijn werken kwamen meer stedelijke thema’s aan bod. Uiteindelijk keerde hij toch terug naar zijn vertrouwde onderwerpen : mensen, dieren en landschappen uit de Leiestreek. De Smet bezocht James Ensor in 1922 in Oostende. Hij was aanwezig op een privéfeest dat georganiseerd werd door de Oostendse meester en waar Henriette Harlez, de vriendin van Jean-Jacques Gailliard, danste.
d.21
Belgisch kunstschilder. Hij was tussen ca. 1910 en 1931 werkzaam in Oostende. De Selliers De Smet, Gustave Gent 21 januari 1877 – Deurle 3 oktober 1943 Belgisch kunstschilder. Zijn vader was de toneel- en sierschilder Jules De Smet en via zijn vader leerde hij de schilderkunst kennen. In 1889 begon hij lessen te volgen aan de Academie van Gent bij de kunstenaar Jean Delvin. In datzelfde jaar trouwde hij met de Gentse katoenbewerkster Augusta Van Hoorebeke. Zijn eerste werken waren in een impressionistische stijl, onder invloed van Emile Claus. In 1905 vestigde zijn broer Léon De Smet zich in Sint-Martens-Latem en vormde daar samen met Albert Servaes, Constant Permeke en Frits Van den Berghe de tweede Latemse groep. Gustave sloot zich bij hen aan en verhuisde naar Sint-
d.22
d.23
Personenregister
183
De Smet, Léon Gent 20 juli 1881 – Deurle 9 september 1966
d.24
d.25
Belgisch kunstschilder. Hij was de jongere broer van kunstschilder Gustave De Smet. Zijn vader was de toneel- en sierschilder Jules De Smet en in zijn atelier maakte hij kennis met de schilderkunst. Hij studeerde aan de Academie van Gent bij de kunstenaar Jean Delvin. Hij ontving er in 1898 de eerste prijs in de tekenkunst. Een jaar na zijn huwelijk met Maria Willems besloten Léon en zijn gezin om zich in SintMartens-Latem te vestigen. Hier maakte hij deel uit van de tweede Latemse groep die bestond uit zijn broer, Constant Permeke en Frits Van den Berghe. Léon werd beschouwd als de leidinggevende figuur van de groep omdat hij veel verantwoordelijkheden op zich nam. Zijn eerste werken waren De Sutter, Jules Toussaint Gent 10 april 1889 – Fréjus 2 december 1959
d.26
Belgisch componist en dirigent. Hij studeerde aan het Koninklijk Muziekconservatorium van Gent en kreeg er les van Emile Mathieu en Paul Lebrun. De jonge Jules won verschillende prijzen en werd beschouwd als een veelbelovend talent. Zo was hij tweemaal de winnaar van de Romeprijs. Tijdens de oorlog bevond hij zich in Engeland maar hij kwam later terecht aan het Ijzerfront. Aan zijn muzikale activiteiten kwam geen einde tijdens deze turbulente periode en hij werd tweede dirigent van het Symfonisch Orkest van het
De Smet – De Vlaminck
in een impressionistische en luministische stijl geschilderd. Léon schilderde tal van onderwerpen waaronder landschappen stillevens, interieurs, portretten en figuren, steeds met een lichtere toets en een heldere kleur. De andere leden van de groep maakten zich al snel los van deze zintuiglijke schilderstijl maar Léon bleef trouw aan zijn stijl. Zijn broer Gustave De Smet trok naar Nederland en begon meer expressionistisch te schilderen. Toen de Eerste Wereldoorlog uitbrak besloot De Smet Latem in te ruilen voor Londen. Hij werd geïntroduceerd in de Engelse society en schilderde er verschillende portretten. De kunstenaar werd in 1918 door het leger opgeroepen maar keerde na een jaar terug naar Londen. In Engeland werd Léon geprezen als kunstenaar. Gedurende zijn verblijf nam hij deel aan verschillende tentoonstellingen. Bij zijn terugkeer
in België concentreerde de kunstenaar zich voornamelijk op zijn expressionistische schilderstijl. De kunstenaar had een atelier boven Le Centaure. Hij legde vooral nadruk op het plastische, maar deze stijl van schilderen was van korte duur. In 1922 bezocht hij samen met zijn broer een privéfeest van James Ensor in Oostende. Toen hij zich definitief in Deurle vestigde in 1930 keerde hij ook terug naar zijn optimistische doeken die in een losse toets en heldere kleuren werden geschilderd. Léon werd in 1933 tot Ridder in de Leopoldsorde bekroond. Een jaar later scheidde hij van Marie en trouwde voor een tweede maal met Claire Verzele. In Deurle werd voor zijn zeventigste verjaardag een grote viering gehouden. In 1963 bezocht Koningin Fabiola zijn atelier. De Smet maakte een levensgroot schilderij van de koningin.
Belgische veldleger. Na de oorlog werd dit orkest ontbonden en kon hij zich volledig toeleggen op zijn muziek. Met de cantate Thyl Uilenspiegel banni won hij ook de derde Romeprijs. Doordat hij dergelijke prijzen won kon hij verschillende reizen ondernemen. In 1919 werd hij directeur van de Stedelijke Muziekacademie van Oostende. Onder zijn beleid werd de school steeds verder uitgebreid. Hij was ook verantwoordelijk voor de naamsverandering naar Stedelijke Conservatorium. Naast zijn activiteiten binnen de school was hij ook dirigent in het kursaal. De Sutter leverde een belangrijke bijdrage aan het verspreiden van Belgische muziek. Zo voerde hij regel
matig oratoria en cantates op van César Franck, Peter Benoit en Edgar Tinel. Zijn benoeming tot directeur van het Koninklijk Muziekconservatorium van Gent kwam er in 1936. Opnieuw kreeg hij de leiding over de conservatoriumconcerten. Toen De Sutter gezondheidsproblemen kreeg moest hij het dirigeren overlaten aan anderen. Hij kreeg nog wel de titel van eredirecteur. Zijn laatste werk en tevens postuum werk was het Pianoconcerto, opus 73. Het oeuvre van de Sutter situeerde zich stilistisch op de grens van de laatromantiek en het impressionisme. Zijn uitbundig temperament kwam sterk tot uiting in zijn creaties. Hij was bevriend met James Ensor. In zijn tekst Discours
184
prononcé au banquet offert à Ensor par La Flandre Littéraire vermeldde Ensor De Sutter : Et Toussaint de Sutter, bel ami musical, finement teinté de roses blanches et ganté de fleurs
d’oranger. Bel homme ! Beau musicien. Toen er in 1932 een uitvoering van La Gamme d’amour georganiseerd werd op een liefdadigheidsgala kreeg Jules Toussaint
De Sutter hierover de leiding. Naast zijn muzikale activiteiten was De Sutter samen met Ensor één van de redacteurs van het Oostendse blad La Flandre Littéraire.
De Taeye, Ernest Oostende 1890 – 1974
In zijn vrije tijd was De Taeye een grote liefhebber van kunst en cultuur. Hij was secretaris van de kunstkring van Oostende en van de groep rond de galerie Le Studio. De Taeye verzamelde kunst en had enkele werken
van James Ensor in zijn bezit. In 1954 was hij een van de medestichters van de Oostendse heemkundige kring De Plate. Hij werd ook voorzitter van de kring.
kunst in 1900, 1903 en 1906. Hij maakte vooral portretbustes, grafbeelden en genrestukken in realistische stijl. Het bekendste werk van Edmond de Valeriola is het James Ensormonument. De buste van Ensor werd door de stad Oostende besteld en in 1930 onthuld in
de tuin van het Kursaal. Het klassiek figuratief borstbeeld op een gesculpteerde sokkel in art deco stijl staat nu in het Leopoldpark. De Valeriola maakte ook monumenten in Anderlecht, Elsene en Schaarbeek.
Henri Matisse kennen. In de galerie Bernheim-Jeune werd de Vlaminck voor het eerst geconfronteerd met de werken van Vincent Van Gogh. Ze waren als een revelatie voor hem, hij voelde een bijna religieus gevoel bij Van Goghs interpretatie van de natuur. De Vlaminck nam deel aan verschillende tentoonstellingen. Zijn werk kreeg tijdens de tentoonstelling van Les Indépendants vooral sarcastische commentaar. De kunstcriticus Louis Vauxcelles bestempelde zijn werk tijdens het derde Salon d’Automme als werk van fauves of wilde beesten. Door de negatieve kritiek verkocht hij weinig werk. de Vlaminck werd gesteund door zijn vrienden, zoals Matisse, die af en toe een werk van hem kochten. Tot 1908 maakte hij, beïnvloed door André Derain
en Henri Matisse, fauvistische werken. Samen met hen was hij één van de belangrijkste vertegenwoordigers van deze kunstbeweging. Onder invloed van Paul Cézanne veranderde zijn stijl. Sommigen beschouwen zijn naoorlogs werk als een conventioneel expressionisme. Kenmerkend voor deze periode waren de felle kleurcontrasten en opvallende borstelvegen die de kunstenaar hanteerde. De Vlaminck probeerde steeds zijn eigen persoonlijkheid te behouden en zich niet te sterk te laten beïnvloeden door zijn omgeving. De thema’s die hij het meeste behandelde waren stillevens, bloemen en landschappen. Hij schreef ook romans en essays. In 1926 bezocht hij James Ensor in Oostende.
Belgisch legerofficier en kunsten cultuurliefhebber. De Taeye ging bij het leger en schopte het tot officier. De Valeriola, Edmond Schaarbeek 7 februari 1877 – Brussel 1956 Belgisch beeldhouwer. Hij studeerde aan de Academie van Brussel van 1894 tot 1904. de Valeriola nam deel aan de Romeprijs voor beeldhouwd.27
de Vlaminck, Maurice Parijs 4 april 1876 – Reuil-La-Gadelière 10 november 1958 Frans kunstschilder en graficus. Hij kreeg zijn eerste tekenlessen in 1893. Zijn eerste werken waren kleine landschappen. Hij beschouwde de schilderkunst als een medium om zichzelf uit te drukken. De werken die hij creëerde waren dan ook slechts alleen voor hem bedoeld. Schilderen was niet zijn enige passie, hij was ook zeer bedreven in de wielersport. Tijdens zijn legerdienst in 1896 gaf hij vioollessen en las hij boeken van Victor Hugo en Emile Zola. Na 1896 werd hij violist in het orkest Marchetti te Parijs en trad op tijdens de wereldtentoonstelling in Parijs. Hij raakte bevriend met André Derain en leerde via Derain
d.28
Personenregister
185
De Winter, Isabelle Pauline Plaats en datum van geboorte en overlijden onbekend
Aangetrouwde tante van James Ensor. Ze was getrouwd met Leopold Haegheman, een oom langs moeders kant. Samen met haar echtgenoot baatte Isabelle De Winter een souvenirzaak uit
in de Vlaanderenstraat. Ensor zou het huis later erven en er gaan wonen (het huidige museum Ensorhuis). De Winter was een steunend lid van de Cercle des Beaux-Arts d’Ostende.
Degouve de Nuncques, William Monthermé 1867 – Stavelot 1935
Massin. Door zijn vrouw kwam de kunstenaar in contact met de Belgische symbolisten van de groep La Jeune Belgique. In deze periode stelde hij ook tentoon bij Les XX. Hij toonde ook werk op het salon van La Libre Esthétique in 1903 maar kreeg veel commentaar te verwerken. Zo schreven verschillende reporters dat zijn landschappen uit Mallorca wel schapenhersenen of zwezeriken leken. In 1904 stichtten Emile Claus en Georges Buysse de groep Vie et Lumière met als doel het luminisme te stimu leren. Degouve was samen met onder andere James Ensor lid van deze kunstvereniging. Samen met Ensor was Degouve
ook lid van de Cercle Artistique et Littéraire de Bruxelles. Tijdens de Eerste Wereldoorlog verbleven Degouve en zijn vrouw in Nederland. Na de dood van zijn eerste echtgenote kon de kunstenaar een periode niets meer creëren. Door zijn tweede huwelijk en na een verhuis naar Stavelot kreeg hij opnieuw inspiratie. Zijn talrijke reizen naar landen zoals Frankrijk, Italië, Spanje en Oostenrijk waren een grote inspiratie voor hem. Hij creëerde steeds een zeer poëtische maar mysterieuze wereld in zijn schilderkunst. In 1928 raakte hij verlamd en stopte hij met werken.
privétekenschool Abelis-Joseph in Parijs. In Oostende kreeg Johannes Delaruwiere de bijnaam ‘De Baard’. Hij schilderde realistische marines, landschappen en stadsgezichten. Zijn broers Daniel en Eugène Delaruwiere baatten mee
de verfwinkel uit en schilderden ook. Ze maakten naïefrealistische stadsgezichten. Eugène werkte vaak met olie en houtskool en maakte portretschilderijen op keramiek borden.
kunst. Hij correspondeerde met de Oostendse schilder James Ensor en in 1899 werkte hij mee aan een speciaal nummer van het Franse tijdschrift La Plume over het werk van Ensor. Delattre schreef vooral teksten en verhalen over zijn geboorte streek en over Wallonië. Hij was een vriend van de dichter
Albert Giraud en de schrijver Georges Eekhoud. De schrijver Hubert Krains, die een voorvechter was van de Waalse zaak, schreef over Delattre en zijn werk dat hij de ziel van Wallonië uitdrukte, zonder bekrompenheid of kleingeestigheid.
Belgisch kunstschilder. Het gezin Degouve de Nuncques vestigde zich in België waar de jonge William een kunstopleiding begon aan de academie van Elsene. De kunstenaar was leerling van Jan Toorop en werd sterk beïnvloed door zijn leermeester. Op twintigjarige leeftijd trok Degouve naar Parijs. Hier nam hij voor het eerst deel aan exposities en leerde hij Auguste Rodin en Puvis de Chavannes kennen. In 1894 trouwde hij met de schoonzus van Emile Verhaeren, Juliette Delaruwiere, Johannes Oostende 1839 – 1912 Belgisch kunstschilder en handelaar in verfproducten in Oostende. Hij studeerde ca 1863 – 1864 aan de Kunstacademie in Oostende en aan de Delattre, Louis Fontaine-l’Evêque 24 juni 1870 – Ukkel 18 december 1938 Belgisch auteur. Hij werkte aanvankelijk als dokter in de gevangenis van Vorst. Later begon hij te schrijven. Hij schreef proza en teksten over d.29
De Winter – Delville
186
Delen, Ary Leuven 10 maart 1883 – Antwerpen 17 juni 1960 Belgisch schrijver, kunsthistoricus en conservator. Hij studeerde samen met Willem Elsschot aan het Koninklijk Atheneum in Antwerpen en bleef zijn hele leven bevriend met hem. Hij was een leerling van Pol de Mont. In 1915 werd hij assistent- en in 1919 adjunctconservator van het Koninklijk Museum voor Schone Kunsten
d.30
Delteil, Loys Parijs 7 mei 1869 – 9 november 1927 Frans kunstverzamelaar, auteur en graficus. Zijn vader merkte al vroeg een groot talent voor tekenen bij de jonge Loys en leerde zijn zoon de beginselen van de teken- en drukkunst. Delteil richtte zijn eigen magazine L’Estampe et l’affiche op, een tijdschrift met etsen en litho’s. Hij organiseerde zelfstandig publieke veilingen in het Hôtel Drouot in Parijs. Delteil stelde vaak boeken samen voor verschillende uitgevers. Zijn Delville, Jean Leuven 1867 – Vorst 1953 Pseudoniem van Jean Libert. Belgisch kunstschilder en letterkundige. Op twaalfjarige leeftijd begon hij lessen te volgen aan de Academie van Brussel. Vanaf 1885 leerde hij de symbolistische geschriften van Villiers de l’Isle-Adam, Barbey d’Aurevilly en Josephine Péladan kennen, die zijn verdere ontwikkeling zouden bepalen. In 1895 werd hij in Antwerpen laureaat van de Romeprijs. Met het prijsgeld
Personenregister
in Antwerpen. Hij werkte er onder conservator Maurits Sabbe. Van 1936 tot 1944 was Delen conservator van het Stedelijk Prentenkabinet in Antwerpen en later hoofdconservator van het Koninklijk Museum voor Schone Kunsten. Delen had een brede kennissenkring. Hij bracht Elsschot in contact met collega-schrijvers zoals Lode Baekelmans, Karel van den Oever en Victor De Meyere. Hij was ook bevriend met James Ensor. Hun corres-
pondentie is gepubliceerd in de verzamelde brieven. Ensor vermeldde hem in de teksten Ma vie en abrégé, Discours prononcé au banquet offert à Ensor par La Flandre Littéraire en Discours prononcé au banquet Ensor offert par les peintres d’Anvers. Delen schreef enkele romans waarvan de stijl en de thema’s nauw verwant zijn met het werk van Willem Elsschot.
bekendste boek was Le peintregraveur illustré, over moderne grafische kunstenaars. Bij elk werk gaf hij uitleg en de reproductie ervan. De grootste Franse kunstenaars kwam aan bod van Eugène Delacroix tot Henri de Toulouse-Lautrec. Ook Belgische kunstenaars zoals James Ensor werden besproken. Hij ontmoette James Ensor in 1924. Ensor vermelde Delteil in een brief aan Auguste Joye van 1925. Hij vroeg raad aan de kenner : Chez moi les états sont plutôt rares. J’ai gravé tous mes paysages d’après nature et la plupart sans retouches. A l’occasion j’en parle-
rai à Mr. Loys Delteil. En effet, il est bon de connaître le prix des ventes publiques depuis 1920 de mes eaux-fortes a Bruxelles et l’existence d’une ‘alimentation doctrinaire’. Naast het bestuderen en verzamelen van werken van andere kunstenaars wilde Delteil graag zelf produceren. Zijn etsen werden geëxposeerd op het Salon van 1888 en 1897. Hij was lid van verschillende kunstkringen waaronder Société des Peintresgraveurs Français en de Société pour l’étude de la gravure Française.
bouwde hij een huis met atelier in Brussel. In 1900 verhuisde Delville naar het Schotse Glasgow om er les te geven aan de Glasgow School of Arts. In 1906 keerde hij terug naar België. Terug in Brussel werd hij tot leraar tekenen aan de Academie voor Schone Kunsten van Brussel benoemd. Tijdens de Eerste Wereldoorlog vluchtte Delville met zijn gezin naar Londen. Hij bleef er schilderen en schreef artikels en gedichten tegen de Duitse bezetter voor het in Londen uitgegeven tijdschrift L’Indépendence Belge. Hij stichtte
er ook de Ligue des Artistes Belges à Londres en zette zich in voor de promotie van het werk van Belgische kunstenaars in krijgsgevangenschap of in Britse ballingschap. In 1920 vormde hij samen met enkele andere kunstenaars en architecten de groep L’Art Monumental. In samenwerking met vijf decorateurs startte hij in 1926 met de decoratie van het halfrond van de arcade van het Jubelparkcomplex in Brussel en voerde hij decoratieve schilderijen uit in het Justitiepaleis. Hij stichtte ook de Coopérative Artistique met als
187
Fleischmann, Théo Plaats en datum van geboorte en overlijden onbekend Belgisch journalist. In 1924 begon hij voor Radio Belgique te werken en presenteerde samen met vier andere journalisten een gesproken dagblad: Le journal parlé. De presentatoren lazen Fontainas, André Brussel 1865 – Plaats van overlijden onbekend 1948 Frans dichter, schrijver en kunstcriticus van Belgische Franck, François Antwerpen 17 mei 1872 – Oostende 23 maart 1932
f.3
François Franck kreeg zijn opleiding aan het Koninklijk Atheneum van Antwerpen en volgde les aan de Academie voor Schone Kunsten alvorens zich verder te specialiseren bij decorateurs en meubelmakers in Parijs. Eenmaal terug in Antwerpen in 1894, vestigde hij zich met zijn broer Charles in de Everdijstraat om er een zaak van binnenhuisdecoratie en meubelmakerij te beginnen. François werd er vrij snel een vriend van schrijvers en kunstenaars. Van een vroegere kapel die dienst deed als opslagplaats maakte hij een tentoonstellingsruimte en uit dit Franck, Louis Antwerpen 28 november 1868 – Wijnegem 31 december 1937 Belgisch advocaat, politicus en kunstmecenas. Hij studeerde rechten in Brussel. Hij werd
Fleischmann – Frey
bewerkte krantenartikels voor. Het idee om ook reportages te maken en interviews te doen kwam van Fleischmann. Verschillende onderwerpen kregen de aandacht zoals de Wetstraat, actualiteit, specialistenkroniek, financieel nieuws en sportnieuws. Fleischmann maakte in 1925 de eerste rechtstreekse reportage van op de
wielerzesdaagse in het sport paleis van Brussel. In een brief van James Ensor aan René Lyr in 1926, vermelde Ensor dat hij geregeld naar Radio Belgique luisterde. Tien jaar na het eerste live interview, interviewde Fleischmann James Ensor in zijn atelier voor het Nationaal Instituut voor de Radio.
afkomst. Later verhuisde hij naar Frankrijk maar zou nog vaak terugkomen naar Brussel waar hij veel vrienden had. Fontainas was een dichter maar schreef ook essays, onder andere over kunst. Hij correspondeerde met
kunstenaars (onder andere met James Ensor) en schrijvers. Zijn briefwisseling met de schilder Paul Gauguin en de dichter Paul Valéry werd later gepubliceerd. Als dichter was hij een aanhanger van het symbolisme.
initiatief ontstond de vereniging De Kapel die voordrachten en tentoonstellingen ging organiseren. François Franck ontmoette James Ensor rond 1903 via Emma Lambotte en dit contact zou evolueren tot een stevige en duurzame vriendschap. Onder impuls van François Franck en enkele rijke Antwerpenaren ontstond de vereniging Kunst van Heden – L’Art Contemporain die jaarlijks een grote tentoonstelling van internationaal niveau organiseerde met bv. werken van Klee, Kandinsky en de Italiaanse futuristen. Vanaf 1921 had Franck een zitje in de Raad van Bestuur van het Koninklijk Museum voor Schone Kunsten te Antwerpen. In datzelfde jaar schonken de broers Franck
acht werken van Ensor aan het museum. Dankzij de Vrienden van het Museum die in 1925 met de steun van Franck tot stand kwamen, kon het museum talrijke werken van eigentijdse kunstenaars aanschaffen. Ter gelegenheid van het jubileum van Kunst van Heden – L’Art Contemporain, schonken de broers Franck opnieuw een groot aantal kunstwerken aan het Antwerpse museum. Het was dan ook niet meer dan normaal dat de Stad Antwerpen op 3 januari 1931 een receptie ter ere van de broers Franck organiseerde. Een jaar later, op 23 maart 1932, kostte een ongelukkige val in Oostende François Franck het leven.
verkozen in de Kamer van Volksvertegenwoordigers en had een grote invloed op de vernederlandsing van het middelbare onderwijs in Vlaanderen. Tijdens de Eerste Wereldoorlog was hij een tegenstander van het Vlaamse activisme en werd
gedeporteerd naar Duitsland. Bij zijn terugkeer werd hij minister van Koloniën. In 1926 werd hij gouverneur van de Belgische Nationale bank waar hij een dynamisch maar eigenzinnig beleid voerde. Naast zijn politieke carrière had Franck, net zoals zijn
198
broer François Franck, een grote passie voor kunst. Hij maakte deel uit van de groep van mecenassen die enkele werken van James Ensor aan het Museum van Schone Kunsten van Antwerpen schonken in 1921. Franck was ook aanwezig in de Paon Royal voor het banket van de Ensortentoonstelling bij Kunst van Heden-L’Art Contemporain. Hij was in het bezit van het werk Daken van Oostende dat Ensor in
1884 geschilderd had. Naar aanleiding van zijn bezoek aan de wereldtentoonstelling van Gent schreef James Ensor aan Emma Lambotte een brief waarin hij sprak over Franck: J’ai été bien inquiet pour le tableau Pivoines de Mr. Louis Franck. Je n’ai pas trouvé ce tableau à l’exposition et les membres du Jury, commissaires, secrétaires etc., n’ont pu me donner un renseignement puis Mon-
sieur Franck ne me répondait pas à mes lettres. Enfin je suis allé hier à Gand, pour m’informer du tableau et j’ai reçu là un télégramme m’annonçant que Mr. Louis Franck n’a pas envoyé le tableau. Tot zijn grote verbazing werd het werk Pivoines, dat in bezit was van Franck, niet getoond op de wereldtentoonstelling.
Frankignoul, Léon Brugge 1871 – Plaats en datum van overlijden onbekend
Belgisch kunstschilder. Hij werd in 1871 in Brugge geboren en was vanaf begin 20ste eeuw werkzaam in Oostende. Hij schilderde veel stadsgezichten
van Oostende, stillevens met vruchten, landschappen en interieurs. Lid van de groep Cercle Artistique d’Ostende.
Frédéric, Léon Brussel 26 augustus 1856 – Schaarbeek 25 januari 1940
grote invloed op zijn werk en tijdens de reis schilderde hij landschappen en stadsgezichten. Na Italië evolueerde zijn eerdere postromantische schilderstijl naar een naturalistisch realisme. In de jaren 1880 werd hij lid van de kunstkring L’Essor en werd door Octave Maus gevraagd om deel te nemen aan een tentoonstelling bij Les XX. Hij was ook één van de medeoprichters van Kunst van Heden in 1905. Gedurende tien jaar verbleef hij in de Ardennen. Deze natuurlijke omgeving was een grote inspiratiebron voor Frédéric en er ontstonden allerlei landelijke doeken. De kunstenaar had steeds de drang om de werkelijkheid zo getrouw mogelijk weer te geven, zijn invloeden uit Italië
doken ook weer op. Hij stelde tentoon in 1896 in verschillende salons. Enkele jaren later evolueerde zijn stijl onder invloed van de prerafaëlieten met een meer symbolistische vormgeving: een overrompeling van figuren, bloemen en planten en verwant met de art nouveau. Op 6 april 1927 werd Frédéric grootofficier in de orde van de kroon en twee jaar later, samen met James Ensor, door Koning Albert I tot baron benoemd. De twee kunstenaars waren ook lid van Cercle Artistique et Littéraire de Bruxelles. Samen namen ze deel aan de Great Zwans-Exhibition in 1914 en aan Exposition d’Art Belge in 1921.
straat tegenover Ensor. Haar grootvader was een opticien en opende een filiaal in de badstad. Ze leerde als jong meisje de Oostendse meester en zijn werk kennen dat ze sterk bewonderde. Op een dag raapte Alice haar moed bijeen en legde zij haar
tekeningen voor aan de Oostendse meester. Al gauw werd Ensor haar eerste leermeester en moedigde hij haar aan om een opleiding te volgen aan de Koninklijke Academie voor Schone Kunsten te Antwerpen. In 1917 volgde de kunstenares
Zoon van een welgestelde juwelier. Als jongeman volgde hij een opleiding bij de decoratieve schilder Charles Albert. Daarna studeerde hij aan de Academie van Brussel onder leiding van Ernest Slingeneyer. Later werkte hij in het vrije atelier van Jan Portaels. Fréderic beschouwde het beoefenen van kunst als een extensie van zijn menselijk bestaan. Hij nam deel aan de Prijs van Rome en aan de Godecharle wedstrijd. Hij debuteerde aan het salon van Brussel. In 1878 ondernam hij samen met Julien Dillens een reis naar Italië. Deze uitstap had een Frey, Alice Antwerpen 25 juni 1885 – Oostende 4 september 1981 Belgisch kunstschilder. Geboren in Antwerpen verhuisde ze later met haar familie naar Oostende. Ze woonde in de Vlaanderen-
f.4
Personenregister
199
zijn raad op en nam lessen aan de Academie van Antwerpen bij Juliaan De Vriendt en Felix Gogo. Om zichzelf te kunnen onderhouden leerde de kunste nares knippen en naaien aan een beroepsschool. Frey was een stichtend lid van de groep Lumière in 1919. Het doel van deze kunstkring was om moderne kunsttendensen te propaganderen. Ze was ook medestichtster van ça Ira. Alice Frey trouwde in 1922 met kunstcriticus Georges Marlier. Hun huis in Antwerpen werd de ontmoetingsplaats voor kunstenaars en schrijvers zoals Paul van Ostaijen, Jean Brusselmans en Floris Jespers. In 1941 vestigden ze zich opnieuw
in Oostende. In 1949 ontving ze de prijs van de stad Oostende. Haar werk werd tentoongesteld in verschillende steden en er werden ook retrospectieven georganiseerd in Oostende en Hasselt. Alice had goede contacten met het toenmalig stadbestuur en de museumdirectie. Dit leidde tot grote schenkingen aan de stad Oostende. Zo werden er werken van Frey ondergebracht in de trouwzaal van het stadhuis. Deze ruimte werd naar haar vernoemd. Door de jaren heen was haar werk geëvolueerd van een expressionistische schilderstijl naar een symbolisch impressionisme met allegorische taferelen en sprookjesfiguren sterk beïnvloed
door het werk van Ensor. Roger Avermaete noemde haar Alice in Wonderland. Frey staat bekend om haar aquarellen, pastels en tekeningen van figuren in een naïeve, poëtische en feeërieke beeldentaal. Het was een typisch vrouwelijk kleurenpalet met gevoelige pasteltinten. Ze maakte ook kleinere beeldhouwwerkjes. Meestal gaf ze een sensitieve maar moderne jonge vrouw weer in een sfeer van melancholie en verfijning. Ze hanteerde het sprookjesachtige en fanta stische om een diepere werkelijkheid bloot te leggen. Ze had een zeer kenmerkend signatuur: haar naam en een rood hartje.
Fries, Elias Plaats onbekend 15 augustus 1794 – Plaats onbekend 8 februari 1878
studeerde aan de universiteit van Lund waar hij in 1814 zijn doctoraat behaalde. Aan deze universiteit begon hij als assistent in de botanie en tien jaar later professor. Zijn meest gekende werken zijn Systema mycologicum, Elenchus fungorum, Monographia hymenomycetum Sueciae en Hyme-
nomycetes Europaei. James Ensor maakte een ets van Elias Fries. De ets kreeg in allerlei publicaties verschillende namen: Delteil vermeld de ets als Portret van een geestelijke of Grijsaard, Croquez als De voorvader en in de speciale James Ensor editie van La Plume als Portret.
en werd in 1911 aangesteld als directeur van het Théâtre Royal de Liège. Hij tekende in 1931 voor de creatie van de opera Piér li Houyeu van Eugène Ysaye en schreef zelf de opera Francese di Cezelli, het
ballet Au clair de la lune en verschillende andere muziekstukken. Hij zorgde ook voor de creatie van het ballet van James Ensor, La Gamme d’amour.
Elias Fries of Elias Frise was een Zweedse botanicus. Hij was de zoon van een predikant en Gailliard, François Ensival 17 april 1881 – Hombourg 12 juni 1959 Dirigent en toondichter. Hij leidde jarenlang het mannenkoor Les Disciples de Grétry g.1
Gailliard, Jean-Jacques Later volgde hij tekenlessen Brussel 22 november 1890 – aan de Brusselse Academie. Hij Sint-Gillis 17 april 1976 behaalde er in 1910 een tweede prijs met grote onderscheiding. Belgische kunstenaar. Zijn Gailliard werd sterk beïnvloed vader François Gailliard was door de leer van de Zweedse een impressionistische kunstemysticus Emmanuel Swedennaar en gaf zijn zoon de eerste borg. Zijn invloed is dan ook tekenlessen. Gailliard studeerde nadrukkelijk aanwezig in zijn Grieks-Latijnse humaniora keuze voor een symbolistiaan het atheneum van Brussel. sche stijl van schilderen die hij
g.2
Frey – Gérardy
F-G
combineerde met een pointillistische techniek. Hij verzoende vaak schrift met schilderkunst, dans, muziek of poëzie. Volgens de kunstenaar was het samenspel van allerlei kunstvormen de essentie van het symbolisme. Na de Eerste Wereldoorlog sloeg de kunstenaar een totaal andere weg in en begon hij abstracter te werken. Hij onderscheidde
200
g.3
zichzelf van andere abstracte kunstenaars door zijn kleur vlakken en door humor te integreren in zijn werk. Van 1920 tot 1924 verbleef Gailliard in Parijs. Hier nam hij deel aan verschillende tentoonstellingen en had hij goede contacten met schrijvers en kunstenaars. Zo was hij één van de kunstenaars die exposeerde op de tentoonstellingen van 7 Arts en op het salon van La Lanterne Sourde. Een jaar later richtte hij samen met andere kunstenaars de groep Assaut op, met het idee
om de modernistisch geest te verdedigen en te verspreiden. Rond 1928 verliet hij het abstract schilderen en keerde hij terug naar een figuratieve stijl. Hij noemde zijn stijl ‘surimpressionisme’, een term die verwees naar de realiteit die achter de zichtbare werkelijkheid schuil ging. In 1922 bezocht Gailliard, samen met zijn vriendin, de danseres Henriette Harlez, James Ensor in Oostende. Terwijl Gailliard Ensors portret schilderde, dat de basis vormde
voor zijn triptiek Biographie d’Ensor en trois tableaux, speelde Harlez Ensors ballet La Gamme d’amour op een harmonium en tekende Ensor zelf skeletten. ’s Avonds danste Harlez op een privé-feest dat Ensor organiseerde voor enkele bevriende kunstenaars. Enkele weken voor de dood van Ensor in 1949 bezocht Gailliard hem opnieuw om opnames te maken voor zijn animatiefilm Le Réveil d’Ensor.
Ganesco, Constantin Boekarest 1864 – Parijs 1940
eerste artistieke raadgevingen. Hij was eerst beeldhouwer en begon pas in 1914 te schilderen op romaneske thema’s. Hij stelde vanaf 1922 ten toon op de salons van de Société nationale. Hij verzamelde etsen
van James Ensor en bezat het schilderij Barques échouées uit 1892. Ganesco maakte ook deel uit van het erecomité van de Ensortentoonstelling in 1939.
Genot, Julien Plaats en datum van geboorte en overlijden onbekend
Belgische kunstschilder eind 19de – begin 20ste eeuw. Genot schilderde vooral marines en landschappen. In 1931 nam hij deel aan de groepstentoonstel-
ling Marines in de Oostendse galerie Le Studio, een tentoonstelling waar ook James Ensor aan deelnam.
Gerard, Adhémar Plaats en datum van geboorte en overlijden onbekend
Apotheker in Oostende. Hij was actief in de Rotary in Oostende en was er in de jaren 1970 voorzitter. Hij was
bevriend met James Ensor en bezocht de schilder eind jaren 1940.
Gérardy, Paul Sankt-Vith 1870 – 1933
artistique des jeunes catoliques op. Via Le Drapeau introduceerde Gérardy jonge symbolistische auteurs zoals Edmond Rassenfosse en Pol Demade. Gérardy verbleef vaak in Oostende en leerde er James Ensor en de kring van kustenaars en intellectuelen rond Ensor kennen. Ensor tekende in 1894 zijn portret en Gérardy droeg in hetzelfde jaar een exemplaar
van zijn boek Roseaux op aan de schilder. Ze werkten allebei mee aan het tijdschrift La Ligue Artistique. Libre tribune d’art et de littérature. In Burg-Reuland (in het Duitstalige gewest van België) is een museum naar hem genoemd waar boeken, foto’s en knipsels te zien zijn van en over de dichter.
Beeldhouwer en schilder. Hij ontmoette de kunstenaar Ziem in Nice en kreeg van hem zijn
Belgisch dichter. Geboren in Sankt-Vith bracht hij zijn jeugd door in Luik. Zijn poëtisch oeuvre is sterk verwant met de symbolisten. Paul Gérardy schreef voor allerlei tijdschriften en richtte samen met enkele andere auteurs het tijdschrift Le Drapeau, revue littéraire et
Personenregister
G
201
en het blaasorkest. Deze passie kwam tot uiting in zijn symfonische werken. Gilson gaf les aan het Koninklijk conservatorium in Brussel en aan het Koninklijk Vlaams conservatorium te Antwerpen.
Uiteindelijk werd hij zelfs tot inspecteur voor het dagelijks muziekonderwijs benoemd. Tot op het einde van zijn leven bleef hij privé-lessen geven. Samen met Marcel Poot en Maurice Schoemaker stichtte hij in 1924
het tijdschrift La Revue Musicale Belge. Hij was artistiek directeur van dit tijdschrift en in 1930 wijdde hij een artikel aan James Ensor. De Oostendse meester gaf een exemplaar van de ets Le bal fantastique aan Gilson.
Gilsoul, Victor Brussel 9 oktober 1867 – Sint-LambrechtsWoluwe 5 december 1939
Leopold II kocht in 1890 een van zijn schilderijen, wat zijn bekendheid flink deed groeien. Later kocht de koning nog enkele werken van Gilsoul. In 1891 stichtte hij samen met Eugène Laermans, Jan Stobbaerts, Jean Gouweloos en Alfred Verhaeren de kunstkring Voorwaarts. Hij was lid van de Cercle Artistique et Littéraire de Bruxelles, samen met onder andere James Ensor. Gilsoul maakte vaak korte reizen in België en Nederland om schetsen en voorstudies te maken. Die vormden de basis voor zijn atelierschilderijen. Bij het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog vluchtte hij naar Rotterdam en later naar Frankrijk, waar hij in Parijs een atelier had. Tijdens de
oorlogsjaren bezocht hij verschillende Franse steden en streken. Na de oorlog keerde hij terug naar Brussel. Hij gaf enkele jaren les aan het Hoger Instituut voor Schone Kunsten in Antwerpen. In 1933 was er in Brussel een retrospectieve tentoonstelling van het werk van Gilsoul. Hij schilderde vooral stadstaferelen, havens, weidse landschappen, zeetaferelen, spoorlijnen en treinen, interieurs, portretten en stillevens. Zijn kleurgebruik was somber en hij had een voorkeur voor nocturnes (gezichten bij zonsondergang, bij kunstlicht of maanlicht). Vanaf 1901 ging hij over naar een gematigd impressionisme met heldere tonen.
galerie. De Galerie Georges Giroux ging open in 1912 en J.-F. Elslander werd artistiek directeur. Financieel werd de zaak gesteund door de succesvolle modezaak van zijn vrouw die zich naast de galerie bevond. De galerie leverde een belangrijke bijdrage aan het kunstmilieu van begin 20ste eeuw alsook aan de bevordering van de avant-garde. Giroux introduceerde kunstbewegingen die nog nooit gezien waren in België en dit veroorzaakte soms nogal ophef. De galerie was ook een eerste succesvolle voorbeeld van een samenwerking tussen kunstenaars en kunsthandelaars. Oorspronkelijk was ze gevestigd in de Koningstraat maar later verhuisde ze naar de Regentschapslaan.
De eerste tentoonstelling vond plaats in 1912 met Les Bleus de la G.G.G.. (de initialen G.G.G. verwijzen naar Galerie Georges Giroux). Verscheidene kunstenaars hebben tentoongesteld in de galerie zoals Rik Wouters, Auguste Oleffe, Willem Paerels, Ramah, Fernand Schirren, Louis Thévenet en leden van Le Sillon. Buiten tentoonstellingen organiseerde de galerie ook kunstveilingen. Georges Giroux overleed in 1923 en de galerie werd verder gezet door zijn vrouw. Toen zij stierf nam hun neef Georges Willems het over tot 1960, toen werd de laatste veiling gehouden. In 1945 orga niseerde de galerie een grote retrospectieve met meer dan 150 werken van James Ensor.
Belgisch kunstschilder en graficus. Zijn vader was herbergier en kreeg zodoende vaak kunstenaars zoals Alfred Verwee en Louis Artan over de vloer. Hij debuteerde in 1884 als kunstschilder op het Brusselse Salon. Gilsoul studeerde aan de Academie van Brussel en in Antwerpen. Naast het klassieke onderricht had hij contact met modernere kunstenaars zoals Frans Courtens, Alfred Verwee en Louis Artan. Om te overleven schilderde Gilsoul aan het begin van zijn carrière publiciteitspanelen. Koning Giroux, Georges Plaats en datum van geboorte onbekend – Plaats van overlijden onbekend 30 september 1923 Belgisch galerist. Samen met zijn vrouw, een succesvolle modeontwerpster, baatte hij een modezaak uit in Brussel. Ze woonden in Watermaal-Bosvoorde naast kunstkenner J.-F. Elslander. Dankzij Elslander ontwikkelde Giroux een passie voor kunst en begon hij te verzamelen. Giroux was één van de eersten die Belgische hedendaagse kunstenaars actief steunde. Hij leerde Rik Wouters en de kunstkringen Le Sillon en L’Effort kennen en begon te dromen over een eigen
Gilson – Gouweloos
204
Giusto, Fausto Napels 1867 – Zürich 1941
stadsgezichten in onder andere Bern, Sankt-Moritz, Napels, Oostende en Parijs. Hij maakte ook genretaferelen en was een groot zangtalent. Giusto verbleef vaak in Oostende en maakte er gezichten op de Zeedijk, het Wapenplein en
de Leopold II-laan in gouache. Voor het Elixir du Japon van de likeurstokerij Brias & Co maakte hij de affiche. Veel van zijn schilderijen werden omgezet in etsen.
Oostende. In 1919 volgde hij er Arthur Frankignoul op als directeur. Gobin ontwierp aan het einde van de 19de eeuw en het begin van de 20ste eeuw burgerhuizen en villa’s in Oostende. Hij werkte in de toen zeer populaire academische stijl met invloeden
uit de Italiaanse renaissance en barok. In 1894 stichtte hij samen met onder andere James Ensor, Henri Permeke en Antoine Dujardin de Cercle des Beaux-Arts d’Ostende. Tijdens het eerste Salon van de groep was hij commissaris van het Salon.
Atheneum in Brussel. Na zijn studies begon hij te werken als ambtenaar maar al snel kwam Goffin tot het besef dat hij schrijver wilde worden. Goffin schreef kortverhalen, romans en kunsthistorische teksten en boeken. In 1899 werkte hij mee aan de speciale editie
van het tijdschrift La Plume over James Ensor. In zijn fictie is een duidelijke invloed van Baudelaire en Poe merkbaar. In 1923 werd Goffin, deels door zijn kunsthistorische publicaties, benoemd tot docent aan het Hoger Instituut voor kunst en Archeologie in Brussel.
Goffin, Hector Oostende 1 april 1861 – Plaats en datum van overlijden onbekend
Belgisch arts en plaatselijk politicus. Hij studeerde geneeskunde in Brussel. Hij was gemeenteraadslid van Oostende van 1891 tot 1895. Samen met James Ensor was hij
ondervoorzitter van de vereniging voor dierenbescherming het Blauwe Kruis van de Kust. Deze organisatie werd opgericht op 7 november 1929 in het café Fallstaff.
Gouweloos, Jean Brussel 1868 – 1943
In 1901 maakte Gouweloos voor de Loge van Brussel twaalf grote panelen met historische taferelen en symbolen van de vrijmetselarij. In 1905 en 1907 nam hij in het kursaal van Oostende deel aan het salon van de Cercle des Beaux-Arts d’Ostende. Hij was lid van de Brusselse groepen Voorwaarts en Le Sillon. Hij maakte ook, samen met onder andere James Ensor, deel
uit van de Cercle Artistique et Littéraire de Bruxelles. Tijdens de Eerste Wereldoorlog verbleef Gouweloos in de Nederlandse badplaats Scheveningen. Gouweloos schilderde stillevens, landschappen, marines en vooral vrouwenfiguren, naakten en portretten. Hij werkte in een realistische stijl met luministische invloeden.
Italiaans kunstschilder en zanger die een internationale carrière opbouwde. Giusto reisde vaak rond in Europa en schilderde
g.6
Gobin, Jean Oostende 8 september 1860 – 9 juni 1939 Belgisch architect. Hij begon in 1886 als architect te werken. In 1890 werd hij leraar Bouwkundig tekenen aan de Ecole Industrielle et Professionelle in Goffin, Arnold Brussel 1863 – Elsene 1934 Belgisch schrijver. Hij verloor zijn beide ouders op jonge leeftijd en erfde een zwakke gezondheid van hen. Hij studeerde aan het Koninklijk
Belgisch kunstenaar. Hij studeerde in Brussel aan de Academie voor Schone Kunsten bij Jan Portaels. Op zestienjarige leeftijd trok hij naar Parijs om er te werken als tekenaar van affiches. Terug in Brussel begon hij als lithograaf te werken in de drukkerij van zijn familie.
Personenregister
205
g.7
Govaerts, Jean Brussel 1898 – 1985
Belgisch kunstschilder en graficus. Studeerde aan de Academie van Brussel. Hij schilderde marines, landschappen, stillevens
en portretten. Govaerts had een atelier in Oostende. Zijn werk sloot nauw aan bij dat van de animisten.
Guitry, Sacha Sint-Petersburg 21 februari 1885 – Parijs 24 juli 1957
ware roeping als komiek en begon te acteren. Guitry schreef ook zelf theaterstukken waarvan sommige verfilmd werden. Zo heeft hij 36 films en 124 theaterstukken op zijn naam staan. In 1925 schreef hij het libretto Mozart, over de fictieve avonturen van
Mozart in Parijs. Hij was bevriend met Claude Monet en bezat enkele werken van hem. Ook schrijvers zoals Tristan Bernard en Anatole France behoorden tot zijn nauwe vriendenkring. In het kursaal van Oostende ontmoette Guitry James Ensor.
Catherine Haegheman. Arthur had een souvenirzaak in de Kerkstraat in Blankenberge en verkocht er schelpen, porselein, strandstoelen en allerlei souvenirartikels. Hij publiceerde zelf
een leporello (een boekje met twaalf prentbriefkaarten) met zichten op Blankenberge en verkocht die in zijn winkel.
Haegheman, Edouard Oostende 23 maart 1845 – 1905
De broer van Arthur Haegheman. Hij was ook een succesvol handelaar en baatte in de Van Iseghemlaan een souvenirwinkel uit. In de Vlaanderenstraat
had hij een winkel met fantasieartikelen en een winkel met rookwaren. Hij was gehuwd met Clémence Josephine Wagner en had drie kinderen.
Haegheman, Leopold Oostende 26 januari 1833 – 10 januari 1905
De Winter. Het koppel had geen kinderen. Ze baatten in de Vlaanderenstraat een souvenirwinkel uit. Ensor zou het huis in 1917 erven en ging er wonen (het huidige Ensorhuis). Leo-
pold Haegheman en Isabelle De Winter waren steunende leden van de Cercle des Beaux-Arts d’Ostende, een groep die hun neef James mee opgericht had.
als metser en had een souvenirwinkel. Haegheman trouwde in 1832 met Marie-Antoinette Henriëtte Hauwaert. Het koppel had zes kinderen: Leopold,
Marie Louise Catherine (de moeder van James Ensor), Maria Ludovica, Julianus, Edouard en Arthur Haegheman.
Frederic Ensor, een in Brussel geboren Brit. Marie Haegheman kwam uit een familie van handelaars die verschillende winkels aan de Belgische kust bezat. Marie baatte zelf een souvenirwinkel uit in Oostende. Het opgroeien
in een souvenirwinkel zou een grote invloed hebben op de carrière van James Ensor en op zijn rijke verbeelding. Ensor liet zijn moeder en zijn zus Mitche aan het begin van zijn carrière vaak poseren voor schilderijen.
Frans-Russische acteur. Zijn vader was de bekende acteur Lucien Guitry. Hij was een slechte student maar vond zijn g.8
Haegheman, Arthur Oostende 7 mei 1848 – 27 december 1900 Oom van James Ensor. Hij was de broer van Marie Louise
Een andere oom van Ensor. Hij was getrouwd met Isabelle Haegheman, Jean-Louis Oostende 1806 – 1875 De grootvader van James Ensor langs moederszijde. Hij werkte Haegheman, Marie Cathérine Louise Oostende 24 april 1835 – 8 maart 1915 De moeder van James Ensor. Ze trouwde in mei 1859 met James
Govaerts – Hagemans
G-H
206
Moeder Haegheman had ambitie en werkte hard om haar winkel uit te bouwen. In 1875 verhuisde de familie naar een ruim pand op de hoek van de Vlaanderenstraat
en de Boulevard du Nord (nu de Van Iseghemlaan). Het gloednieuwe pand stond in het hart van de buurt tussen strand en stad en had op de begane grond
een winkel en op de verdiepingen enkele kamers voor toeristen en de woonruimte van het gezin. Ensor zou bij zijn moeder blijven wonen tot ze in 1915 overleed.
Haegheman, Maria Ludovica (‘Tante Mimi’) Oostende 31 augustus 1839 – 11 april 1916
Ensor. Ze baatte een souvenirwinkel uit in Blankenberge en buiten het zomerseizoen verbleef ze bij het gezin Ensor-Hae gheman in Oostende. In 1908 zette ze haar zaak stop en trok ze voltijds in bij haar zus. James was de oogappel van ‘tante
Mimi’. Ze gaf hem vaak snoep en de twee gingen geregeld samen wandelen. In haar ene hand hield ze de hand van de kleine James, in haar andere een kooitje met haar kanarie.
plots aandacht voor de film. Zijn films reflecteerden zijn persoonlijkheid. Hij benaderde zijn onderwerp steeds met een verruimde maar kritische blik. De film met als onderwerp de kunstenaar Pieter Bruegel, was een getuigenis van zijn meesterschap. Gedurende de film werden enkel zijn schilderwerken in het licht gesteld en toch leidde deze film tot verassende ontdekkingen. Ook over James Ensor en de kunstenaars van Latem maakte hij films. Samen met zijn broer Luc Haesaerts richtte hij de krant Les Beaux Arts op en schreef hij het boek Flandre, over de hedendaagse Belgische kunst. Luc Haesaerts studeerde rechten, geschiedenis en filosofie aan de universiteit van Leuven. Hij richtte in Brussel het Nationaal Instituut voor Wetenschappelijke cinematografie op. Verschillende professoren namen de leiding en er kwamen vrijwilligers meewerken aan het initiatief. Uiteinde-
lijk werd Luc lid en voorzitter van de Internationale vereniging voor de wetenschappelijke film. Hij nam ook nog het beleid over van de Internationale cinematheek voor de wetenschappelijke film. Hij produceerde ook zelf films. Zijn filosofie was om nooit kunst en wetenschap van elkaar te scheiden. Volgens hem waren dit twee methodes om kennis te benaderen. In L’univers du silence gaf hij aandacht aan de kunstenaar Paul Delvaux. De broers hadden aan het begin van de twintigste eeuw contact met verschillende hedendaagse kunstenaars. In 1930 bezochten ze James Ensor in de Vlaanderenstraat. Ze hadden beiden zo veel respect voor de kunstenaar dat ze hem amper durfden aankijken. Zo vermeldde Ensor in een brief: Paul et Luc Haesaerts, demeurant Etichove, m’ont envoyé, il y a quelque temps, un photographe de Malines pour photographier l’Entrée du Christ à Bruxelles et des fragments de l’œuvre.
schilderen. Na zijn humaniorastudies besloot hij professioneel kunstenaar te worden. Hij volgde echter nooit een echte schildertechnische opleiding. In 1874 ontmoette Hagemans
Félicien Rops. Dit was het begin van een lange vriendschap. In 1875 verhuisde Hagemans naar Anseremme, waar hij in de herberg Au repos des artistes verbleef. Daar was een kleine
Tante van James Ensor. Ze was de zus van Marie Louise Cathe rine Haegheman, de moeder van Haesaerts, Paul Boom 1901 – Brussel 1974 Haesaerts, Luc Boom 1899 – Brussel 1962 Paul Haesaerts was een Belgische schrijver, kunstschilder en cineast. Hij studeerde aan de academie en het hoger instituut voor Schone Kunsten van Antwerpen. Hij volgde ook een aantal vakken aan de faculteit Rechten en Wijsbegeerte te Leuven. Paul was geïnteresseerd in verschillende disciplines; schilderkunst, literatuur, architectuur, film enz. Hij schreef voor talrijke publicaties zoals L’art Vivant en Hommes. Als schilder zocht hij naar een intieme sfeer en een scherpe psychologische weergave in zijn werken. De kunstenaar bleef steeds trouw aan zijn zeer persoonlijke schilderstijl. Paul gaf les aan de Nationale Hogere school van Architectuur en Diffusiekunsten. In 1945 kreeg de kunstenaar
h.1
h.2
Hagemans, Maurice Luik 1852 – Elsene 1917 Belgisch kunstschilder. Hij toonde op jonge leeftijd al een grote aanleg voor tekenen en
Personenregister
H
207
h.3
kolonie ontstaan met kunstenaars als Théo Hannon, Eugène Verdyen, Périclès Pantazis en Félicien Rops. Later vestigde hij zich in Antwerpen. Daar ontstonden vooral streekgebonden werken. In augustus 1883 werd Hagemans lid van de Cercle des aquarellistes et des aquafortistes de Bruxelles, een nieuwe groep met onder andere Edgar Baes, Euphrosine Beernaert, Willy Finch, Auguste Danse en Eugène Verdyen. In 1885 sloot hij zich
aan bij de Société Belge des Aquarellistes. Hij nam deel aan de salons van de vereniging waar ook Emile Claus, Xavier Mellery, Fernand Khnopff, Henri Cassiers en Georges Lemmen lid van waren. In 1886 verhuisde Hagemans definitief naar Elsene. Hij werkte ook vaak in de Ardennen en in De Panne, Nieuwpoort en Blankenberge. Hagemans schilderde zeer diverse thema’s: stillevens met bloemen, havengezichten,
marines, gezichten op boomgaarden, tuinen, vijvers, rivieren, valleien, dieren, moeders met kind,… Hij had een vlotte techniek en een goede beheersing van kleur en licht. Hij gaf de natuur vol poëzie en dromerigheid weer. Ensor vermeldde hem vaak in zijn teksten: Les Aquarellistes d’aujourd’hui, Le Salon des Marinistes en Discours prononcé au banquet Ensor offert par les peintres d’Anvers.
Halkett, François Sint-Jans-Molenbeek 20 december 1856 – Elsene 1921
Belgisch kunstschilder. Hij studeerde aan de Academie van Brussel en was korte tijd mede student van Ensor. Halkett schilderde sociaal bewogen onderwerpen, interieurs, figuren,
portretten, stillevens, landschappen en marines Net als Ensor was hij lid van de kunstenaarsverenigingen L’Essor en de Cercle Artistique et Littéraire de Bruxelles.
Halle, Oscar Bärwalde 1857 – 1921
Omstreeks 1900 verhuisde Oscar Halle naar Oostende en al in april 1900 verscheen er een eerste artikel over Halle en zijn werk in het plaatselijke tijdschrift Le Carillon. Hij integreerde zich vlot in de Oostendse kunstwereld en werd lid van Ostende Centre d’Art, een initiatief van Edmond Picard. Hij exposeerde tijdens de drie salons die de groep inrichtte in 1905, 1906 en 1907. Tijdens de salons was ook werk van onder andere James Ensor te zien. In 1908 werd hij lid van de Cercle Artistique d’Ostende,
de groep opgericht door de broers Jan en Oscar De Clerck. Tot in 1914 nam Halle deel aan de salons van deze kunstkring en in hetzelfde jaar organiseerde hij zijn eigen solo tentoonstelling bij hem thuis in de Wellingtonstraat. Vanaf augustus 1914 bij het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog zijn nergens sporen te vinden van zijn activiteiten. Waarschijnlijk verliet hij het land en vluchtte hij naar een niet-bezet land. Men vermoedt dat hij in 1921 overleed.
basle bij Nancy gestuurd, waar hij zijn vrouw, Marie Debard, heeft ontmoet. Ze trouwden in 1879 en vestigden zich in 1883 in Brussel waar Édouard technisch directeur werd van de Solvay-fabrieken. Met een ware pioniersmentaliteit ondernam hij verschillende reizen naar de Verenigde Staten en Siberië en maakte daarbij reportages over
de Amerikaanse en Russische arbeiders. In 1903 gaf hij aan Jules Brunfaut de opdracht een herenhuis te bouwen dat nu bekend staat als het Hannon Herenhuis en waar een Centre de Photographie Contretype onderdak krijgt. De briefwisseling van Ensor met Edouard Hannon werd opgenomen in de verzamelde brieven.
Duits kunstschilder die het grootste deel van zijn leven in België doorbracht. Hij bracht zijn jeugd door in Berlijn. Daar raakte hij gefascineerd door de schilderkunst en koos voor een artistieke carrière in plaats van een loopbaan als handelaar en zakenman. Hij studeerde schilderkunst in Berlijn en aan de Academie in Dresden. Vanaf 1883 volgde hij lessen bij de schilder Charles Verlat in Antwerpen. Hannon, Edouard Brussel 13 januari 1853 – 23 januari 1931 Ingenieur en fotograaf. Hij was de broer van Mariette en Théo Hannon. Hij studeerde vanaf 1871 aan de Universiteit van Gent en begon zijn loopbaan bij Solvay in 1876. Eerst werd hij naar de vestiging van Dom-
Hagemans – Harry
208
Hannon, Mariette Brussel 1850 – Elsene 1926
Hannon. Ze was de echtgenote van Ernest Rousseau. Ze was als microbiologe verbonden aan het Instituut voor natuurwetenschappen in Brussel. Mariette
Hannon was een van de belangrijkste figuren in het leven van Ensor. Ze maakten wellicht kennis in 1879. Ensor portretteerde haar meermaals.
ges Eekhoud. In 1875 stond hij samen met Victor Reding aan de wieg van het tijdschrift L’Artiste en verzorgde er de kunstrubriek. Hannon schreef onder andere de literaire werken Vingt-quatre coups de sonnet, Le Mirliton priapique, Au pays de Manneken Pis, Une messe de minuit en Au Clair de la dune. Hij was ook criticus bij het tijdschrift La Chronique. Als schilder was Hannon leerling van Camille Van Camp. In 1871 werd hij lid van de Société internationale des Aquafortistes die in 1869 door onder andere Félicien Rops opgericht was. Hannon en Rops ontwikkelden een hechte vriendschap. Er was een intense correspondentie tussen beiden en Hannon regelde veel zaken voor Rops in Brussel. Hij keek etsen na voor zijn vriend en had contacten met uitgevers en drukkerijen. Ze
wisselden ook kunstwerken uit. In 1875 was Hannon, samen met onder andere Eugène Dubois en Auguste Navez, medestichter van de kunstkring La Chrysalide. Ze wilden een tentoonstellingscircuit creëren los van de officiële salons. Ze organiseerden slechts vier tentoonstellingen. Hannon nam aan alle vier deel. In het laatste salon, in 1881, waren werken te zien van Willy Finch en James Ensor. Het oeuvre van Hannon evolueerde van realisme naar gematigd impressionisme. Zijn werken tonen landschappen, bloemen, stillevens en genre taferelen. Hannon was een veelzijdig talent. Hij schilderde, tekende, illustreerde en werkte en schreef mee aan tijdschriften. Théo Hannon was één van Ensors beste vrienden.
Belgisch kunstschilder. Hij studeerde aan de Academie in Leuven en aan het Hoger SintLucasinstituut in Gent. In 1930 verhuisde hij naar Oostende waar hij aan de decoratie van het Heemkundig Museum in het Fort Napoleon meewerkte.
Hij schilderde grote taferelen in het museum: episodes uit het leven van Napoleon, de Hollandse tijd in Oostende, de bouw van het fort, en militaire taferelen uit de Eerste Wereldoorlog. Hij maakte ook portretten en stillevens en ontwierp affiches voor manifestaties in Oostende. Samen met Jef De Brock schilderde Hansoul ook een reeks toeristische en promo-
tionele schilderijen voor de stad Oostende. De doeken met zichten op het strand, de dijk en het Thermae-Palace werden gebruikt in toerisme bureaus en tentoonstellingspaviljoenen. Na de Tweede Wereldoorlog verhuisde hij naar Brussel, waar hij in 1979 overleed. Zijn laatste solotentoonstelling was in 1963 bij Isy Brachot in Brussel.
Harry, Gérard Plaats van geboorte onbekend 1856 – Plaats van overlijden onbekend 1931
Belgisch letterkundige. Hij was lid van de Cercle Artistique et Littéraire de Bruxelles, de kunstkring waar ook James Ensor lid van was. Gérard Harry
schreef onder andere boeken over koning Leopold II en over Maurice Maeterlinck.
De zus van Théo en Edouard Hannon, Théo Brussel 1 oktober 1851 – 7 april 1916 Belgisch kunstschilder, graficus en letterkundige. Zijn vader was geneesheer. Hannon begon ook geneeskunde te studeren maar gaf dit al vlug op en koos voor een carrière in de woordkunst en beeldende kunst. Zijn zus Mariette Hannon was samen met haar echtgenoot dokter Ernest Rousseau een belangrijke mecenas van beeldende kunstenaars zoals James Ensor. Als letterkundige gebruikte Hannon verschillende pseudoniemen zoals Marc Very, Puck, Aladin, Cobalt en Frère Cupidon. Zijn eerste gedichten verschenen in 1874 in Le Journal des Etudiants. Hij werd lid van de Union Littéraire en ontmoette er Camille Lemonnier en Geor-
h.4
Hansoul, René Machelen 23 oktober 1910 – Brussel 19 november 1979
Personenregister
209
Hausenstein, Wilhelm Hornberg 17 juni 1882 – München 3 juni 1957 Hausenstein-Kohn, Margot Brussel 3 september 1890 – Havana 19 februari 1997 Wilhelm Hausenstein was een Duits schrijver en kunsthistoricus. Hij schreef verschillende essays over hedendaagse kunstenaars zoals Paul Klee en over het expressionisme. Hij trouwde op 7 mei 1919 met Margot Kohn. Heckel, Erich Saksen 31 juli 1883 – Radolfzell am Bodensee 27 januari 1970
h.5
Duits kunstschilder, beeldhouwer en drukker. Hij begon in 1904 te studeren aan de Technische hogeschool van Dresden onder leiding van Fritz Schumacher. Een jaar later werd hij vergezeld door zijn goede vriend Karl Schmidt-Rottluff. Op de hogeschool maakte hij kennis met Ernst Ludwig Kirchner en Fritz Bleyl. De vier vrienden merkten al gauw dat ze een interesse voor kunst deelden en besloten in 1905 om de kunstenaarsgroep Die Brücke op te richten. De kunstenaars deelden een passie voor het tekenen en schilderen van modellen en landschappen in hun studio of in openlucht. Ze hielden ook van houtsneden. De houtsneden van Heckel waren vlak en toonden eenvoudige vormen. De werken van de kunstenaars van Die Brücke waren symbolen van hun persoonlijke emotionele onrust.. Heckel had een grote rol binnen Die Brücke.
Hausenstein – Herriot
Van 1934 tot 1943 was Hausenstein redacteur van de Frankfurter Zeitung. Na de Tweede Wereldoorlog was hij de eerste ambassadeur van Duitsland in Frankrijk. Wilhelm Hausenstein schreef in 1918 een tekst over James Ensor in Das Kunstblatt. Samen met zijn vrouw bezocht hij Ensor in Oostende. In 1927 stuurde Ensor Margot een brief waarin hij het volgende schreef: Chère Madame, Avec joie, j’ai reçu de vos bonnes
nouvelles. Elle me font penser à votre agréable visite à l’atelier, visite toute fleurie d’agréables pensées et j’espère vous revoir à Ostende au cours de l’Eté. Suivant votre demande, je vous envoie une eau-forte Les péchés capitaux dominés par la mort pour l’écrit que Monsieur Hausenstein a déjà commencé… J’espère recevoir les lignes de Monsieur Hausenstein à mon sujet. Elles sont toujours d’un artiste et d’un sensible.
Zijn studio was het zakencentrum waar de leden regelmatig samen kwamen en hij was de manager en regelde mogelijke tentoonstellingen. Na hun verhuis naar Berlijn in 1911 was een duidelijke stijlverandering merkbaar. Ondanks dat de individualiteit van de kunstenaars primeerde, was er toch ook nog een algemene stijl herkenbaar die sterk verschilde van de Dresden periode. Er werd vooral gewerkt met een milder kleurpalet en het grafische element nam een zeer belangrijke positie in. Licht was nog steeds een waardevol aspect in de werken van Heckel, maar nu verscheen het eerder als een innerlijke glans in zijn werk. Dit stond in contrast met de agressieve en contrasterende kleuren van de periode rond 1908. Aan het begin van de Tweede Wereldoorlog had Heckel zich opgegeven als vrijwilliger bij het Rode Kruis. Zo werd hij eerst gestationeerd in een medisch kwartier te Gent en vervolgens te Oostende, dat onder leiding stond van de kunsthistoricus Walter Käsbach. Ook
andere kunstenaars deden dienst in dit kwartier, waaronder Anton Kerschbäumer, Max Kaus en Otto Herbig. Tijdens de bezetting was ook James Ensor in Oostende aanwezig. De burgemeester van Oostende gaf Ensor de opdracht een werk te maken dat een hulde moest worden aan de giften die de Oostendenaars ontvingen tijdens deze turbulente periode. Ensor daarentegen zag de nood ulanen af te beelden met doorspieste kinderen omgeven door skeletten. Volgens de burgemeester was dit ongehoord en hij beval de militaire overheid de kunstenaar vast te zetten in de gevangenis van de rue de Babylone. Het was dankzij Walter Käsbach, en de bewondering van de andere kunstenaars voor Ensor, dat hij vrijgelaten werd. Door dit voorval ontstond er een nauwe vriendschap tussen Erich Heckel en James Ensor. Een belangrijk werk dat hij in deze periode maakte was De madonna van Oostende. Hij maakte ook een portret van James Ensor.
210
Hellens, Franz (pseudoniem van Frédéric van Ermengem) Brussel 8 september 1881 – 20 januari 1972 Dichter, romancier en dramaturg. Na zijn studies rechten aan de Gentse universiteit maakte hij zijn schrijversdebuut met En ville morte (1906), gevolgd door Les Hors le vent (1909), allebei sterk getekend door de symbolistische esthetiek. Met Nocturnal (1919),
h.6
Hens, Frans Antwerpen 1 augustus 1856 – 11 mei 1928 Antwerps schilder van post impressionistische strekking. Herbo, Léon Templeuve 1850 – Elsene 1907
h.7
Belgisch kunstschilder. Hij studeerde aan de Academies van Doornik en Brussel. Hermanus, Paul Brussel 19 februari 1859 – 22 september 1911 Belgisch kunstschilder. Zijn vader Alexandre Jules Hermanus was kunstenaar en architect en had een meubelzaak in Brussel. Van zijn vader leerde Paul de beginselen van de tekenkunst. Hermanus studeerde aan de Academie van Brussel en hij vervolledigde zijn opleiding aan de Academie La Patte de Dindon. Zijn studietijd aan de Herriot, Edouard Troyes 5 juli 1872 – Lyon 26 maart 1957
Personenregister
Mélusine (1920) en Réalités fantastiques (1923) sloeg hij de weg in van het fantastische realismew. In 1921 was hij de oprichter van het tijdschrift Signaux de France et de Belgique en in 1922 samen met Mélot du Dy, van het tijdschrift Le Disque vert. Zijn werk als criticus behelst bijdragen over literatuur, schilderkunst en muziek. In 1958 verschenen zijn memoires onder de titel Documents secrets 1905 – 1956.
Over Ensor publiceerde Hellens de artikels ‘L’Influence d’Ensor’ in L’Art Moderne van 10 augustus 1913, pp. 249-251, ‘Nos peintres : James Ensor’ in La Revue Belge van 1 januari 1926, pp. 108-109, ‘Un grand peintre – Ensor’ in L’Art Vivant van 15 januari 1926, pp. 41-44 en een monografie onder de titel James Ensor bij Van Munster in Amsterdam in 1924.
Hij studeerde aan de Antwerpse academie. Frans Hens was van 1919 tot 1923 leraar aan het Hoger Rijksinstituut voor Schone Kunsten te Antwerpen. Hij was stichtend lid en secre-
taris van De XIII, lid van Kunst van Heden. De briefwisseling van Ensor met Hens werd opgenomen in de verzamelde brieven.
Herbo maakte genretaferelen en portretten en reisde naar Frankrijk, Duitsland en Italië. In Brussel was hij, samen met onder andere Henri Permeke en Louis Cambier, medestichter van L’Essor, een groep die jaar-
lijks salons organiseerde en waar ook James Ensor later zou exposeren. In 1894 was hij aanwezig op de officiële opening van het eerste zomersalon van de Cercle des Beaux-Arts d’Ostende, een groep die Ensor mee oprichtte.
Academie voor Schone Kunsten in Brussel viel deels samen met die van James Ensor. In 1880 werkte hij in het atelier van Georges Hebbelinck. Daarnaast had hij zelf ook een decoratiebedrijf. Hermanus had een voorkeur voor het schilderen van landschappen en marines in een realistische schilderstijl. Toch stond hij open voor vernieuwing en paste hij geleidelijk aan een meer impressionistische toets toe. De kunstenaar was voornamelijk te vinden rond
Brugge en aan de Belgische kust maar hij schilderde ook in Londen, Venetië en Capri. Hermanus was, net zoals James Ensor, lid van de Cercle Artistique et Littéraire de Bruxelles. Hij verliet deze kunstkring voor Les Hydrophiles. In 1899 had hij een individuele tentoonstelling in Elsene en kreeg hij de opdracht om de trouwzaal van het gemeentehuis van Ukkel te decoreren.
Frans politicus. Na de Eerste wereldoorlog werd hij de leider van de radicale partij. Later werd hij driemaal tot minister van Frankrijk verkozen, in 1924,
1926 en 1932. Samen met Léon Blum, Maurice Thorez, Edouard Daladier en Daniel Mayer richtte hij het Front Populaire op. Hun doel was om het
211
nationaal-socialisme dat aan het opkomen was in Europa tegen te houden. Tijdens de Tweede Wereld oorlog werd hij overgedragen aan de Duitsers maar in april 1945 bevrijd door het Rode Leger. Edouard Herriot overleed in 1957. In 1931 bevond Herriot zich in Oostende. Hij was in de badstad
om een lezing over Beethoven bij te wonen in het Kursaal. James Ensor’s brief aan François Franck in 1931 vermeldde dat de ex-minister samen met zijn consul en ambassadeur op bezoek was geweest: Jules Destrée a parlé dernièrement sur Richard Wagner. Herriot l’ex-ministre français sur Beethoven. Belle conférence,
Hertoge, Blanche Brugge 10 november 1884 – Oostende 5 december 1951
salons. Voor veel van deze tentoonstellingen schreef Ensor inleidingen voor de catalogi en brochures. Le Studio werd al snel de spil van het kunstleven in Oostende tijdens het interbellum. Blanche Hertoge had dan ook een grote vriendenkring die vaak in de galerie kwam. De schilders Delwaide, Wolvens, Ryckoort, Carol Deutsch, Oscar Jespers, Edgar Tytgat, Gustave De Smet en Frits Van den Berghe kwamen er vaak over de vloer of stelden er tentoon. Ook de schrijvers Karel Van de Woestijne, Henri Vandeputte, Michel de Ghelderode en de dichters Jean Teugels en Claude Bernières waren bevriend met Hertoge. In 1948 werd de vereniging De vrienden van James Ensor door burgemeester Serruys,
de schrijvers Albert Croquez en Jean Stevo en de schilder Armand Delwaide opgericht in de Galerie Le Studio. De galerie was het eerste secre tariaat van de vereniging. Zonder de Studio had het culturele leven in Oostende er ongetwijfeld compleet anders uitgezien. De galerie was het werk van een zeer gepassioneerde vrouw. Tussen 1929 en 1947 organiseerde de galerie meer dan 75 tentoonstellingen. Onder andere James Ensor, Félix Labisse, Médard Verburgh, Oscar De Clerck, Maurice Boel, Carol Deutsch, Armand Delwaide, Emile Wilkin, Henri-Victor Wolvens en Alice Frey stelden er tentoon.
Heymans, Adrien Joseph Antwerpen 1839 – Brussel 1921
Adrien-Joseph Heymans was kunstschilder. Hij was lid van Les XX en van Vie et Lumière waar ook Ensor lid van was. Heymans was erelid van
Kunst van Heden en van de Cercle Artistique et Littéraire de Bruxelles. In 1905 en 1906 nam hij deel aan het Salon des Beaux-Arts d’Ostende.
Hodin, Josef-Paul Praag 1905 – Londen 1995
gen van zijn vader studeerde hij rechten in Praag maar met dit diploma deed hij verder niets. Van 1931 tot 1933 studeerde hij aan de kunstacademies van Dresden en Berlijn. Tijdens de Tweede Wereldoorlog verbleef hij in Stockholm. Daar publi-
ceerde hij in het Zweeds zijn eerste teksten over kunst. Na de oorlog verhuisde hij naar Engeland en studeerde kunstgeschiedenis in Londen. Hodin introduceerde in zijn teksten vaak Europese kunstenaars in Engeland, zoals
Belgische galerie uitbaatster en handelaar in damesartikelen. Na de Eerste Wereldoorlog verhuisde ze naar Oostende waar ze in de Adolf Buylstraat een winkel met dameslingerie opende. In 1929 richtte ze de bovenverdieping van haar winkel in als kunstgalerie en noemde de galerie Le Studio. Blanche Hertoge was een vurige bewonderaarster van James Ensor en Le Studio was vooral de galerie van Ensor. Doorlopend toonde en verkocht Hertoge werken van de beroemde Oostendse meester. Verder organiseerde ze individuele tentoonstellingen voor andere kunstenaars en groeps-
h.8
Kunsthistoricus en -criticus. Zijn vader was een Duitse Jood die in Tsjechoslovakije als fotograaf werkte. Op aandrin-
Herriot – Jelley
voix sonore. J’ai reçu sa visite à l’atelier. Il m’a longuement parlé de mes tableaux exposés à Paris, il y a quelque temps. Les intérieurs, La raie etc. Il a tout vu à l’atelier, peintures, dessins, croquis, gravures et m’a parlé des bons peintres de Belgique et de vous, le mécène magnifique.
212
Emil Nolde, Paul Klee en Max Beckmann. Hij was bevriend met Oskar Kokoshka en schreef
vaak over expressionistische kunstenaars. In 1947 bezocht hij James Ensor
en schreef hierover het artikel ‘A Visit to James Ensor’ voor het tijdschrift Far and Wide.
Jaloux, Edmond Marseille 19 juni 1878 – Lutry 22 augustus 1949
téraires en Candide. Doordat hij van de Franse regering een literaire taak kreeg in Zwitserland, vestigde de schrijver zich in Lausanne. Later verhuisde hij naar de oevers van het meer Léman. Hij woonde lang op deze idyllische plek. Een aantal van zijn artikels werden
later gebundeld in L’Esprit des livres. Hij schreef ook het boek Histoire de la littérature française dat uitgebracht werd in twee volumes. Jaloux stichtte in 1945 La Societé de Poésie. Florent Fels introduceerde Jaloux in het atelier van James Ensor.
werkte hij als leraar in Winterthur. Vanaf 1939 werkte hij als professor kunstgeschiedenis aan de universiteit van Zürich. Jedlicka schreef talrijke naslagwerken over kunst en monografieën over kunstenaars zoals Édouard Manet en Henri de
Toulouse-Lautrec. In de jaren 1930 bezocht hij James Ensor in Oostende en schreef over dit bezoek in het naslagwerk Begegnungen mit Künstlern der Gegenwart.
len, landschappen, marines en stillevens in olieverf en aquarel. Zijn eerste werken tonen een sterke invloed van het impressionisme en stijlelementen van Cézanne, Monet en James Ensor.. Hij ontwierp ook meubels, behangpapier, stoffen, tapijten en interieurs voor de firma Vanderborght in Brussel. Jefferys reisde veel in Europa en maakte in 1893 een rondreis door de Verenigde Staten. Tijdens de Eerste wereldoorlog week hij uit naar London. Daar
werd zijn werk zwaar beïnvloed door de Engelse kunstenaars Turner en Whistler. Na zijn terugkeer naar België werkte hij vaak in de Kempen. Het werk van Marcel Jefferys was gematigd modernistisch maar hij werd toch geweigerd als lid bij Les XX. Hij was lid van de groepen La Libre Esthétique, Les Indépendants en de Cercle Artistique et Littéraire de Bruxelles, waar ook James Ensor lid van was.
verschillende kunstverenigingen die symbolistische en art nouveau kunstenaars verenigden zoals L’Essor, L’Effort en Labeur. Als kunstenaar creëerde hij vooral landschappen en stillevens in een impressionistische schilderstijl. Hij gebruikte zowel olieverf als aquarel. Zijn carrière als architect kreeg in 1900 een duwtje
in de rug door zijn schoonbroer Edouard Elle. Hij stond bekend voor zijn pittoreske architectuur. Jelley bouwde in Watermaal-Bosvoorde verschillende huizen met een indrukwekkend schrijnwerk aan het exterieur. Dergelijke gevels met een verfijnde chromatiek en oriëntalisterende vormen kwamen ook voor in Elsene en
Frans schrijver. Jaloux richtte het tijdschrift Revue méditerranéenne op. Samen met Gaulois werkte hij mee aan La Revue hebdomadaire, Nouvelles litJedlicka, Gotthard Zürich 1899 – Duisburg 1965 Zwitsers kunsthistoricus en -criticus. Hij studeerde kunstgeschiedenis in Zürich, Parijs en Grenoble. Na zijn studies Jefferys, Marcel Milaan 8 augustus 1872 – Elsene 14 mei 1924 Belgisch kunstschilder. Hij kwam uit een welstellend gezin met een Engelse vader en een Luikse moeder. De familie verhuisde in 1880 naar Brussel. Jefferys kreeg privéschilderlessen van Henriëtte Ronner, een familievriendin en haar zoon Alfred, dit waren zijn enige artistieke studies. Hij schilderde figuren, genretafereJelley, William Brussel 16 oktober 1856 – Anderlecht 5 oktober 1932 Belgisch kunstschilder en architect. Hij studeerde schilderkunst aan de Academie van Brussel. Jelley was getrouwd met de kunstenares Anna Bruyère. Hij was betrokken bij het ontstaan van
Personenregister
J
213
de Noordoostwijk van Brussel. Door deze architectuur sluit de kunstenaar aan bij de pittoreske
strekking van de art nouveau. Samen met onder andere James Ensor was Jelley lid van de
Cercle Artistique et Littéraire de Bruxelles.
Jespers, Floris Antwerpen 18 maart 1889 – 16 april 1965
1928. Deze vriendschap had een grote invloed op het werk van Jespers. Na de Eerste Wereldoorlog werd hij lid van diverse kunstenaarsverenigingen, zoals Sélection, Kunst van Heden en Les Compagnons de l’Art. Hij stelde vaak tentoon en was contractueel verbonden met de Brusselse galerie Le Centaure. Jespers ontwierp drie tapijten voor de Wereldtentoonstelling in New York in 1938. In de jaren ‘50 maakte hij een drietal reizen naar het toenmalige BelgischCongo. De invloed van deze reizen was merkbaar in zijn
werken. Jespers debuteerde als post-impressionist, evolueerde naar het kubisme en een poëtisch expressionisme. Na 1930 kwam er een intimistische invloed in zijn werk. Naast schilderijen maakte hij ook tapijtontwerpen, grote decoratieve panelen, glasschilderingen, etsen en houtsneden. Hij illustreerde ook boeken, onder andere de Contes d’Horace Van Offel, de 22 kortverhalen die door evenveel kunstenaars, onder andere James Ensor en Léon Spilliaert, geïllustreerd werden.
tor, Paul Joostens en Paul Van Ostaijen. De kunsttheorieën van Van Ostaijen hadden een grote invloed op zijn werk. In 1917 stelde hij, samen met zijn broer Floris, een eerste keer tentoon in het Koninklijk Kunstverbond in Antwerpen. In 1920 werd hij lid van de groep Sélection. In 1921 was hij samen met Ensor één van de deelnemers aan het Salon van Kunst van Heden. In 1927 verhuisde Jespers naar Brussel en werd er leraar aan het Nationaal Hoger Instituut voor Architectuur en Decoratieve Kunst. Vanaf 1928 begon hij in het
buitenland te exposeren. Jespers werd in 1941 tot lid benoemd van de Koninklijke Vlaamse Academie van België. Zowel qua techniek als thematiek nam Jespers afstand van de vorige generatie beeldhouwers waar ook zijn leermeesters toe behoorden. Zijn werk evolueerde van het impressionisme naar invloeden uit de etnografische kunst en uit het vroege kubisme. Hij kreeg vaak opdrachten voor monumentale reliëfs en ontwierp penningen, medailles en trofeeën.
land, Italië en Engeland. Hij was bevriend met Maximilien Luce, James Ensor, Pierre Bonnard en Georges Rouault. Deze laatste heeft hem ook aangemoedigd om in zijn schilderkunst vrijer te werk te gaan. Volgens Rouault moest Joëts voor zijn schilderwerken lichtere toetsen hanteren en fijnere kleuren kiezen. Hij schilderde vaak in openlucht en
experimenteerde met de weergave van het licht en de lucht. In 1923 werd Joëts conservator van het museum van Saint-Omer. James Ensor was goed bevriend met Joëts en de twee schreven elkaar regelmatig brieven. In een brief aan Albert Croquez van 1935 vermelde Ensor: J’ai reçu plusieurs lettres de Joëts très aimables et très amicales.
Belgisch kunstschilder en graficus. Zijn vader Emiel en broer Oscar waren beeldhouwers. Jespers studeerde aan de Academie in Antwerpen en kreeg er les van Frans Courtens. Aan het begin van zijn carrière verdiende hij de kost als cellist in theater- en music hall orkesten. In 1915 werd hij bevriend met Paul Van Ostaijen. Hun hechte vriendschap zou blijven bestaan tot Van Ostaijen’s overlijden in
j.1
Jespers, Oscar Borgerhout 22 mei 1887 – Sint-LambrechtsWoluwe 1 december 1970 Belgisch beeldhouwer. Zijn vader Emiel was beeldhouwer en zijn jongere broer was de kunstschilder Floris Jespers. Als jongen kreeg hij een initiatie tot het beeldhouwen van zijn vader. Vanaf 1900 volgde hij lessen aan de Academie van Antwerpen en tussen 1908 en 1911 studeerde hij aan het Hoger Instituut voor Schone Kunsten. Jespers was bevriend met René Vic-
j.2
Joëts, Jules Saint-Omer 1 september 1884 – Plaats van overlijden onbekend 1959 Frans kunstenaar. Hij studeerde aan L’école des Arts Deco in Parijs. Vanaf 1908 begon hij te exposeren en kreeg verschillende onderscheidingen. Joëts reisde vaak naar België, Hol-
Jelley – Joye
214
J’expose au Studio quelques œuvres récentes… Ook in Ensor’s tekst Discours de monsieur le Baron James Ensor
werd Joëts vermeld: Et Jules Joëts peintre assez sudiste de l’Académie septentrionale a bien verni mon nez et frisé mes
moustaches. Joëts est présent en personne et en solidité.
Joly, Edmond Elsene 1861 – Plaats onbekend 1932
Franse vader en een Belgische moeder. Joly had artistiek talent, hij schreef, tekende, schilderde en had een grote passie voor muziek. Joly schreef over zijn geloof, over de reizen die hij maakte en over kunst. Hij kende
James Ensor, bezocht hem in zijn atelier en schreef teksten over zijn werk. Hij schreef over een bezoek aan zijn atelier in het tijdschrift Le Samedi.
ren een onuitputbare bron van inspiratie voor zijn gedichten en romans. Onderwerpen zoals de zee, het verlies van het geloof, de gehechtheid aan het geboorteland en de verbondenheid met de voorouders kwamen vaak voor in zijn werk. Jonckheere had een zeer goed observatievermogen en dit werd duidelijk door zijn scherpe formuleringen. Naast zijn gedichten en romans vertaalde de schrijver ook nog sprookjes, reisverhalen enz. Hij werkte mee aan reisgidsen, bewerkte geregeld filmteksten en schreef artikels en essays voor allerlei kranten. Jonckheere was bevriend met de oude James Ensor. Hij schreef een boek over hun vriendschap: Herinneringen aan Ensor. Jonckheere zou de Oostendse meester voor een eerste maal ontmoet hebben in de stadsbibliotheek op het Wapenplein te Oostende. In deze bibliotheek ontmoette hij ook Albert Einstein. Jonckheere
had samen met Carlo Loontiens een toneelstuk, Tone de Stierman, geschreven. Ensor liet weten dat hij geïnteresseerd was in een exemplaar van het werk en nodigde Jonckheere uit in zijn atelier. In 1930 kwam Jonckheere voor het eerst op bezoek in de Vlaanderenstraat. Later kwam hij zeker één maal per maand langs. De schrijver maakte in zijn boek de opmerking dat hij Ensor nooit heeft horen spreken over schilderkunst, sculptuur of literatuur. Tijdens hun ontmoetingen roddelden ze meestal over ‘ware’ kunstenaars of voorbijgangers die ze zagen door het raam van de eerste verdieping. Volgens de schrijver kon Ensor zowel geneesheren als advocaten onderuit halen met slechts enkele woorden. James Ensor was goed in omgang, zo schreef Jonckheere, als er over zijn muziek werd gesproken. Hij speelde voor iedere bezoeker een aria uit La Gamme d’amour.
opgericht door Edmond Picard. Hij werd ook schatbewaarder van het Comité Emile Verhaeren dat de plechtigheden organiseerde voor de overbrenging van het stoffelijk overschot van de schrijver naar het graf op de Scheldeoever in Saint-Amands. Hij was een
groot kenner en verzamelaar van gravures en bezat o.a. 98 prenten van James Ensor. Zijn hele verzameling werd op 9 juni 1960 openbaar verkocht door de Galerie Georges Giroux te Brussel.
Belgisch schrijver en kunstcriticus. Hij werd geboren in een diepgelovige familie met een Jonckheere, Karel Oostende 9 april 1906 – Rijmenam 13 december 1993 Belgisch schrijver. Hij studeerde in Gent en Oostende en behaalde het diploma van leraar in de Germaanse talen. Na zijn studies moest hij zijn legerdienst vervullen in Brugge. Jonckheere had een passie voor schrijven maar oefende verschillende beroepen uit. Toen zijn dienstplicht vervuld was werd hij stadsbediende in Oostende. Vanaf 1929 gaf hij tien jaar lang afwisselend les in Gembloers, Nieuwpoort en Oostende. In 1946 werd hij inspecteur van de openbare bibliotheken en later werd hij ambtenaar bij de Dienst der Letteren van het Ministerie van Nationale Opvoeding en Cultuur. Jonckheere had een grote liefde voor reizen en bezocht verschillende landen, van Cuba tot India. Zijn reiservaringen wa-
j.3
j.4
Joye, Auguste Veurne 24 maart 1878 – Brussel 31 december 1959 Advocaat bij het Hof van Beroep te Brussel, secretaris van de Fédération des Avocats en van La Libre Académie de Belgique die in 1901 was
Personenregister
215
Jussiant, Cléomir Monceau-sur-Sambre 14 februari 1872 – Antwerpen 30 november 1961 Nadat Cléomir Jussiant eerst Nederlands had geleerd in Antwerpen, deed hij zijn middelbare school in het Athénée Royal van Charleroi. Op zijn achttiende kwam hij terug naar Antwerpen en vond er werk als bediende bij een importfirma van noordelijke houtsoorten. Tegelijker tijd werd hij zeer aangetrokken door kunst. Hij maakte snel carrière in zijn bedrijf en al na enkele jaren Kandinsky, Wassily Moskou 4 december 1866 – Neuilly-sur-Seine 13 december 1944
k.1
Russisch kunstschilder. Hij studeerde economie, etnografie en rechten. In 1896 verhuisde Kandinsky naar München en begon hij te schilderen. Hij volgde er lessen aan de kunstschool van Anton Azbe. In 1900 zette hij zijn opleiding verder aan de academie van Stuck. Aan het begin van zijn carrière maakte hij voornamelijk studies van figuren, scènes van ridders en romantische sprookjes, in een pointillistische schilderstijl. In 1902 was München het centrum voor Jugendstil. Kandinsky verliet zowel deze stijl als de Duitse kunst in het algemeen. Hij begon kleine olieschetsen te maken in openlucht. Na verschillende reizen te hebben ondernomen begon te kunstenaar geleidelijk aan af te stappen van de figuratieve schilderkunst en meer abstract te schilderen. Hij had aandacht voor de synthese
Jussiant – Khnopff
vroegen de eigenaars hem de leiding van de zaak op zich te nemen. Later kocht hij het bedrijf en gaf het zijn eigen naam. Maar zijn voorliefde voor kunst bleef en zodra hij over wat geld beschikte, begon hij schilderijen te kopen. Hij was een hele tijd rechter van de Handelsrechtbank van Antwerpen. Later werd hij eerst vicevoorzitter en dan voorzitter van de Kamer van Koophandel van de metropool. Hij toonde interesse voor de studenten van de Academie en van het Instituut voor Schone Kunsten in Antwerpen, steunde en hielp waar hij kon. Hij was van 1937 tot 1957 lid
van de Koninklijke Vereniging tot aanmoediging der Schone Kunsten. De briefwisseling van Ensor met Jussiant werd gepubliceerd in de verzamelde brieven. Hij maakte deel uit van het erecomité van de Ensortentoonstelling in 1939 in Parijs. Jussiant bezat o.a. het werk Kinderen aan de opschik van 1886, Le jardin d’amour van 1888, Pierrot et squelettes van 1907 en Raie et poissons van 1908. Ensor vermeldde hem in Discours de James Ensor proclamé Prince des Peintres le 10 mars 1934 en in Ma vie en abrégé.
van kleuren en voor de lijnen en vormen. Niet alleen zijn werken veranderden maar ook zijn titels werden steeds abstracter. De kunstenaar was overtuigd van de expressieve functie van kunst als communicatiemiddel. Vandaar dat hij zich niet volledig afgezet heeft van het figuratieve, hij legde de nadruk voornamelijk op de effecten van kleur en de proporties tussen de verschillende kleuren. Kandinsky schilderde met snelle toetsen en plaatste strepen en vlekken. Samen met Franz Marc begon hij Der Blaue Reiter Almanach voor te bereiden. Bij het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog moest Kandinsky München verlaten. De oorlog veranderde zijn werk. Hij schilderde figuratieve landschappen, zichten op Moskou en sprookjesscènes. In 1921 werd hij uitgenodigd door Walter Gropius om het Bauhaus in Berlijn te bezoeken. Na dit bezoek volgde meteen een uitnodiging om docent te worden in dit instituut. Ge-
durende de Bauhaus periode groeide zijn liefde voor geometrische vormen. De cirkel kwam vaak voor in zijn werken. Voor Kandinsky had dit een symbolische en kosmische betekenis. Hier ontwikkelde zijn kunsttheorie zich verder. Toen de nazi’s het Bauhaus sloten verhuisde hij naar Parijs. Zijn interesse in biologie en zoölogie deden zijn kunst een andere vorm aannemen. Er kwamen ook een aantal surrealistische elementen bij. Nadat Parijs werd bezet vluchtte hij naar Neuilly. In 1929 waren Kandinsky en zijn echtgenote in België voor een expositie bij Kunst van Heden waar hij aan deelnam. Zij reisden verder naar de Noordzee. Tijdens hun verblijf in de badstad bezochten de Kandinsky’s James Ensor in de Vlaanderenstraat. Kandinsky had veel respect voor hem en zag hem als een wereldberoemde schilder. Beide kunstenaars werden beïnvloed door Helena Blavatsky.
J-K
216
Kaus, Max Berlijn 11 maart 1891 – 5 augustus 1977 Duits kunstschilder en graficus. Hij volgde een opleiding als decoratief kunstenaar en studeerde aan de Kunstgewerbeschule in Charlottenburg. Na een bezoek aan Parijs in 1914 nam de kunstenaar afstand van de decoratieve kunst. Omdat de Eerste Wereldoorlog uitbrak was zijn verblijf in de lichtstad slechts van korte duur. Vooral zijn contact met Erich Heckel was bepalend voor zijn werk. Hij begon meer houtsneden en litho’s te maken. Na de Eerste wereldoorlog probeerde Kaus te overleven door te werken als decoratief schilder. Zijn eerste solotentoonstelling vond plaats in 1919 in de Ferdinand Möller Galerie. In 1920 werd hij lid van Keuller, Renée Schaarbeek 1899 – Antwerpen 1981 Belgische kunstenares. Ze bracht haar jeugdjaren door in Keuller, Vital Rijsel 1866 – Schaarbeek 1945 Belgisch kunstschilder, graficus en affichekunstenaar. Zijn ouders waren Belgisch. Vader Hendrik-Frans Keuller was decoratieschilder en leerde zijn
de Freie Sezession en ontmoette hij Karl Schmidt-Rottluff en Otto Mueler. Kaus bleef expressionistisch schilderen tot het einde van de jaren twintig. Hij gaf les aan de Meisterschule für Kunsthandwerk. In de jaren dertig begon hij te reizen en maakte hij landschapsschilderijen. Na de opkomst van het nazisme werden zijn werken uit de musea gehaald. Onder druk van de nazi’s moest hij ook zijn post als leerkracht verlaten. Tijdens de Tweede Wereldoorlog werd zijn studio vernietigd door bombardementen en verloor hij ook een groot deel van zijn grafisch werk. Na de oorlog werd hij opnieuw leerkracht in de Staatliche Hochschule für Bildende Künste in Berlijn. In deze school werd hij professor in 1949 en onderdirecteur in 1953. Tijdens de Eerste Wereldoorlog bestuurde Kaus
een ambulance in Vlaanderen en was hij vrijwilliger bij het Rode Kruis. Zo werd hij eerst gestationeerd in een medisch kwartier in Gent en vervolgens in de Krankensammelstelle van Oostende, dat onder leiding stond van de kunsthistoricus Walter Käsbach. Ook andere kunstenaars deden dienst in dit kwartier waaronder Erich Heckel, Anton Kerschbäumer en Otto Herbig. Tijdens de bezetting was ook James Ensor in Oostende aanwezig. Ensor had een kunstwerk gemaakt, in opdracht van de Oostendse burgemeester, dat volgens de burgemeester ongehoord was. Hij beval de militaire overheid de kunstenaar vast te zetten in de gevangenis van de rue de Babylone. Het is dankzij Walter Käsbach, en de bewondering van de andere kunstenaars voor Ensor, dat hij vrijgelaten werd.
Oostende. Renée Keuller kreeg lessen van haar vader, de kunstschilder Vital Keuller. Tijdens de Eerste Wereldoorlog verbleef Keuller met haar familie in Groot-Brittannië.
Ze schilderde landschappen, stillevens, portretten en naakten. James Ensor schilderde enkele portretten van Keuller.
zoon omgaan met verf en kleur. Hij studeerde aan de Koninklijke Academie voor Schone Kunsten en aan de School voor Decoratieve Kunst en kreeg er les van onder andere Jan Portaels en Jozef Stallaert. Hij haalde aan de academies eerste prijzen in verschillende
disciplines. Keuller schilderde portretten, figuren, realistische landschappen, marines en stadsen dorpsgezichten. Voor 1914 verbleef hij in Oostende, waar hij met onder andere James Ensor bevriend raakte, maar hij keerde na de Eerste Wereldoorlog niet terug.
nand zijn hele leven zou blijven wonen, afgewisseld met zomers in de Ardennen. Hij begon rechten te studeren maar maakte zijn studies niet af. Tijdens zijn universiteitsjaren droomde de kunstenaar over een fantasiewereld die bestond uit mystieke
wezens en legenden. Khnopff begon aan de Academie van Brussel te studeren bij Xavier Mellery. Hij verbleef drie jaar in Parijs en leerde daar het werk van Jean Auguste Dominique Ingres, Peter Paul Rubens, Rembrandt van Rijn en Eugene Delacroix
k.2
Khnopff, Fernand Grembergen 12 september 1859 – Brussel 12 november 1921 Belgisch kunstschilder en graficus. De familie Khnopff verhuisde naar Brussel waar Fer-
Personenregister
K
217
k.3
kennen. Vooral Gustave Moreau en Edward Burne-Jones hadden een grote invloed op zijn werk. In Parijs zette hij zijn opleiding verder aan de Académie Julian. In 1881 keerde hij terug naar België en zette zijn artistieke zoektocht verder. Hij doorliep verschillende fases en stijlen in zijn werk. Zijn traditionele allegorische werken stelde hij in 1881 tentoon bij L’Essor. Hij raakte erg geïnteresseerd in de literatuur en zijn werk sloot sterk aan bij de symbolisten. In 1883 was hij medeoprichter van Les XX. In dat jaar illustreerde hij ook boeken en nam hij voor een eerste keer deel aan het salon van Parijs. De evolutie van zijn werk was duidelijk te merken aan de hand van zijn portretten. Er was
een groot contrast tussen zijn vroege realistische werken en zijn latere werken waar hij een symbolistische stijl hanteerde. Opmerkelijk is dat Khnopff de fotografie gebruikte voor zijn schilderkunst. Zo nam hij foto’s van zijn zus en gebruikte die als model voor zijn schilderkunst. Hij tekende en schilderde ook vaak op de foto. De vrouw was een veelvoorkomend onderwerp in het oeuvre van Khnopff. Hij gaf haar steeds weer als een verleidelijk en aantrekkelijk wezen. Hij bouwde zijn eigen huis en atelier in 1902. Na de Eerste Wereldoorlog werden zijn werken kwalitatief minder sterk en had hij geen goed gevoel bij de toenmalige avant-garde. Zijn vrouwenfiguren begon-
nen meer hedendaags te lijken en minder symbolistisch. Toch wordt hij beschouwd als één van de belangrijkste symbolistische kunstenaars van de 20ste eeuw. Ferdinand Khnopff en James Ensor kenden elkaar al van hun Academietijd in Brussel. Toen zag men voor Khnopff een grote toekomst en was die van Ensor nog onduidelijk. Beiden waren medeoprichters van Les XX. Een conflict in 1886 verzuurde hun relatie voor eeuwig. De Oostendse meester beschuldigde Khnopff ervan plagiaat te hebben gepleegd met zijn werk Het beluisteren van Schumann dat volgens Ensor te sterk leek op zijn werk Russische muziek dat hij in 1881 gemaakt had.
Kisling, Moïse Krakow 22 januari 1891 – Sanary 29 april 1953
zwaargewond bij de slag om de Somme, als beloning kreeg hij het Franse staatsburgerschap. Na de oorlog keerde hij terug naar Montparnasse en maakte er deel uit van een bloeiende kunstscène. Hij deelde een atelier en woning met Jules Pascin en raakte bevriend met veel andere kunstenaars, onder andere Amedeo Modigliani. In Oostende werd hij door de Franse criticus Florent Fels aan James Ensor voorgesteld. In 1940 werd hij opnieuw
vrijwilliger in het Franse leger. Na de overgave van de Fransen aan de Duitsers vluchtte Kisling, die van Joodse afkomst was, naar de Verenigde Staten. Daar exposeerde hij in New York en Washington en ging in Californië wonen. In 1946 keerde hij terug naar Frankrijk. Kisling schilderde landschappen in een stijl die verwant was met Marc Chagall en later surrealistische naakten en portretten.
culiere tekenschool van Heinrich Kirr te studeren. In 1900 nam hij dan toch deel aan de lessen van Franz von Stuck aan de kunstacademie. Een jaar later beëindigde hij zijn studies en verloofde hij zich met Lily Stumpf. In datzelfde jaar ondernam hij samen met zijn vriend Harmann Haller een studiereis naar Italië. In 1903 vestigde hij zich opnieuw bij zijn ouders in Bern en legde zich volledig toe op zijn kunst. Zo
schilderde hij naakten, creëerde hij etsen, schreef hij theaterkritieken en speelde hij in het orkest. Voor zijn serie etsen Inventions werd hij geïnspireerd door zijn reis naar Italië. Hij werd beïnvloed door Goya en James Ensor. Dit was te merken aan de satirische en groteske elementen in zijn etsen. Vooral Ensor had een fundamentele invloed op Paul Klee. Klee experimenteerde met allerhande technieken om zijn
Pools-Frans kunstschilder. Kisling studeerde er aan de Academie van Krakow. Na zijn studies verhuisde hij naar Parijs, in die tijd het centrum van de kunstwereld. Hij woonde er in Montmartre en Montparnasse. Bij het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog voegde hij zich bij het Franse vreemdelingenlegioen. In 1915 werd hij Klee, Paul Münchenbuchsee 18 december 1879 – Muralto 29 juni 1940
k.4
Zwitsers kunstschilder. Als jongeman had hij al een grote belangstelling voor vioolspelen en werd hij lid van het plaatselijk orkest. Klee wou schilderkunst studeren aan de kunstacademie van München. Hij werd afgewezen en aangeraden eerst aan de parti-
Khnopff – Krenz
218
eigen stijl te exploreren. Na zijn eerste tentoonstelling in Bern maakte hij kennis met de leden van de Blaue Reiter. Zowel Klee als Wassily Kandinsky en Franz Marc geloofden in de spirituele kracht van kunst. Hij nam met 17 werken deel aan hun tweede tentoonstelling. Samen met zijn vrouw Lily reisde hij naar Parijs en werd hij geconfronteerd met de werken van Robert Delaunay, Pablo Picasso en Henri Matisse. Onder invloed van de Blaue Reiter had Klee meer interesse ontwikkeld in de internationale avant-garde. De kunstenaar
was zeer geïntrigeerd door de Franse kunst. Na een reis naar Tunesië maakte hij prachtige waterverfschilderijen. Sommige onderwerpen benaderde Klee zeer naturalistisch en andere dan weer abstract. Tijdens Klees legerdienst werd zijn werk, dat sterk beïnvloed werd door het expressionisme, verkocht door de galerie Der Sturm in Berlijn. Na de Eerste Wereldoorlog trok hij naar München en schilderde voor het eerst zeer intense en kleurrijke landschappen. In 1920 werd hij aangesteld bij het Bauhaus te Weimar. Gedurende
deze periode bleef de kunstenaar schilderen en doceerde hij verschillende vakken. Hij werkte ook verder aan zijn kleurtheorieën. Klee werd bij het Bauhaus ontslagen nadat de nazi’s het bestuur overnamen. Ondanks deze zware teleurstelling brak er wel een zeer creatieve periode voor de kunstenaar aan. Klee werd later aangesteld in de kunstacademie van Düsseldorf maar werd er op staande voet ontslagen. Samen met zijn vrouw emigreerde hij naar Zwitserland.
Knockaert, Margot Oostende 1910 – Bredene 1997
Oostendse Kunstacademie. Ze kreeg er onder andere les van Antoine Schyrgens. Ze werkte vooral in aquarel en schilderde stillevens, marines, bloemstukken, interieurs en figuren. In het late interbellum had ze een
individuele tentoonstelling in de Oostendse Galerie Studio. Ze ontmoette James Ensor en hij maakte een tekening in haar poëziealbum (Ton front est plissé …).
van de Union Postale Universelle. In 1908 publiceerde hij het boek L’Union Postale Universelle, sa fondation et son développement. Van 1925 tot 1928 was hij algemeen directeur van de Belgische post. Krains was een vurige verdediger van de Franse taal en cultuur en een overtuigde Waal. Zijn eerste teksten verschenen in het symbolistische tijdschrift La Wallonie. Via Georges Eekhoud
leerde hij Engelstalige en Russische schrijvers kennen. Tussen 1895 en 1911 verbleef hij in het Zwitserse Bern. Krains schreef ook over kunst. Zo werkte hij in 1899 mee aan de speciale editie van het tijdschrift La Plume over James Ensor. Le Pain Noir, algemeen beschouwd als zijn meesterwerk, verscheen in 1904. Na de Eerste Wereldoorlog kreeg hij nationale erkenning als schrijver.
sluiting van de Galerij Garvens kwam, werd hij in 1924 directeur benoemd van het Kestner Gesellschaft in Hannover. In 1930 opende hij zelf een galerij in Hannover. Hij verhuisde in 1933 naar Berlijn waar hij een nieuwe kunstgalerij opende die gespecialiseerd was in ZwartAfrikaanse en Aziatische kunt, oude landkaarten en moderne gravures. In 1943 werd zijn
galerij vernield en verhuisde hij naar Caputh nabij Potsdam, waar hij na de inval door de Russische troepen gemeenteambtenaar werd. In 1951 keerde hij terug naar Berlijn waar hij een tweede carrière als kunsthandelaar begon. De briefwisseling van Ensor en Krenz is opgenomen in de verzamelde brieven.
Belgische kunstschilder. Ze volgde tijdens het interbellum teken- en schilderlessen aan de Krains, Hubert Les Waleffes 1862 – Brussel 1934 Belgisch schrijver. Hij werd geboren in een arme familie landbouwers. Hij stopte al vroeg met school om zijn vader te helpen in de landbouw. In 1880 begon hij voor de Belgische Post te werken. Bij de post klom hij op en werd in 1895 verkozen tot secretaris Krenz, Hanns Lübeck 10 juli 1888 – 1969 Kunsthandelaar en conservator. Na zijn gevangenschap in het zuiden van Frankrijk tijdens de Eerste Wereldoorlog, kwam hij in contact met Herbert von Garvens-Garvensburg die hem het beheer over zijn kunstverzameling in Hannover toevertrouwde. Toen het tot een
Personenregister
219
Labisse, Félix Douai 1905 – Parijs 1982 Labisse, Antoinette Douai 1908 – Oostende 1992
l.1
l.2
Félix Labisse was een Belgisch kunstschilder en graficus. Hij studeerde aan de visserschool in Oostende. Nadat hij bevriend raakte met James Ensor en Constant Permeke gaf hij zijn studies op en begon te tekenen en te schilderen. Zijn eerste lessen kreeg hij van zijn grootvader Léon Spriet maar al gauw kreeg hij les van Ensor. Vervolgens nam hij deel aan verschillende tentoonstellingen. Labisse was zowel schilder als graficus, tekenaar en illustrator. Hij ontwierp ook theaterkostuums en theaterdecors. Labisse woonde met zijn familie in de Langestraat te Oostende en later in de Villa Les Peupliers. In de Langestraat baatte hij samen met zijn zus Antoinette een kunstgalerij uit, Galerie d’Art Moderne. In 1932 woonde Félix Labisse in Parijs maar kwam hij maandelijks terug naar België. Dit vermeldde Ensor ook in een brief : Laermans, Eugène Sint-Jans-Molenbeek 1864 – Brussel 1940
l.3
Belgisch kunstschilder. Hij volgde lessen aan de tekenschool van Molenbeek. Laermans studeerde verder aan de Brusselse Academie bij Jan Portaels. Hij werd lid van de Brusselse groepen Voorwaarts en Pour l’Art. Hij exposeerde op de tentoonstellingen van La Libre Esthetique en nam verschillende keren deel aan de
Labisse – Lambrecht
Félix Labisse quitte définitivement Ostende pour s’installer a Paris. Plus tard, il aura une villa a Knocke-le Zoute et reviendra souvent à Ostende rendre visite à ses anciens amis ostendais, dont le libraire Matthieu Corman et l’écrivain Henri Vandeputte. Zijn zus Antoinette Labisse was beeldhouwster en leerlinge van Ossip Zadkine. Ze nam deel aan verschillende tentoonstellingen. Félix Labisse had een veelzijdige persoonlijkheid en maakte surrealistische werken. Toch werd hij nooit officieel in het clubje van de surrealisten opgenomen, Labisse was een surrealist op zijn eigen manier. Hij werd gedreven en beïnvloed door de fantasie, magie, erotiek, legende, mirakel, het bovennatuurlijke en het mysterie. Zijn erotische personages waren direct en viriel. In zijn interesse voor magie koos de kunstenaar een weg tussen zwarte en witte magie. Labisse werd ook sterk beïnvloed door de maskers en fantasiewezens van James Ensor. Zijn personages vertonen geen ziel, geen weergave van wat er in hun
binnenste omgaat. Hij gebruikte een sober kleurenpalet, in niet al te brede penseelstreken. Zowel zijn kleur als techniek werden gekenmerkt door orde en evenwicht. Er is een groot contrast tussen zijn techniek en zijn uitbundige inhoud. Naast schilder was Labisse ook gepassioneerd door het toneel. Zo maakte hij verschillende toneelontwerpen en decors en kostuums voor opera’s, komedies en balletten. Hij was een harde werker want naast zijn activiteiten als schilder en toneelontwerper illustreerde hij ook boeken. Labisse en Ensor ontmoetten elkaar geregeld. Ze namen vaak deel aan dezelfde tentoonstellingen in de jaren dertig en schilderden elkaars portret. Ensor schreef het voorwoord voor de catalogus van de tentoonstelling La Boussole in Antwerpen. Hier sprak hij vol vreugde over Labisse : Hardi ! Haro ! Hurrah !! Pour Félix Labisse, un homme, un peintre. Il faut aimer et protéger les puceaux de l’art nouveau.
jaarlijkse salons van OstendeCentre-d’Art. Hij was lid van de Cercle Artistique et Littéraire de Bruxelles, samen met onder andere James Ensor. Laermans werd door een hersenvliesontsteking op elfjarige leeftijd doof. Vanaf 1909 leed hij aan een oogkwaal die in 1924 tot volledige blindheid leidde. Zijn werk werd op tentoonstellingen in verschillende Europese steden met enthousiasme onthaald en in 1925 organiseerde de Brusselse Galerie
Giroux een overzichtstentoonstelling. Aan het begin van zijn carrière schilderde Laermans romantische landschappen en objectief-realistische portretten. Vanaf 1890 werkte hij in een wat zware, wrange stijl die het harde leven van de boeren en fabrieksarbeiders uitbeeldde. Met sombere kleuren legde hij de nadruk op het tragische leven van ‘de kleine man’. Werken uit een latere periode waren minder zwaarmoedig en straalden een zekere rust uit.
L
220
Lambotte, Emma Luik 1878 – Wilrijk 1963 Belgische schrijfster en kunstschilder. Ze was de dochter van de Luikse drukker Edouard Protin. Ze woonde met haar familie in Luik. Na haar huwelijk met Dr. Albin Lambotte verhuisde het koppel naar Antwerpen. Haar man begon te werken in het Stuyvenbergziekenhuis. Ze schreef voor verschillende tijdschriften zoals Le Tout Liège en Mephisto. Bij het weekblad Mephisto ondertekende ze steeds met met het pseudoniem Emaël. Ze schreef ook enkele dichtbundels zoals Les Roseaux de Midas en L’Aventureux. Emma had ook een passie voor schilderen en dankzij James Ensor werd ze uitgenodigd op een zomertentoonstelling in het Kursaal van Oostende. Ze leerde het werk van James Ensor kennen in een nummer van het tijdschrift La Plume uit 1898. Ze was gefascineerd door wat ze zag en besloot zijn tentoonstelling te bezoeken in Oostende. Emma was verplicht om enkele maanden aan de
l.4
l.5
Lambrecht, Constant Roeselare 24 oktober 1915 – 19 Juni 1993 Belgisch kunstschilder. Zijn ouders waren zo overtuigd van zijn talent, dat ze al gauw verkondigden dat hij een groot kunstenaar ging worden. Vooraleer hij dit kon verwezenlijken moest hij schilderlessen volgen aan de technische school. Later vervolledigde hij zijn opleiding aan de Koninklijke academie van Roeselare. Op het einde van zijn studies ontving hij de prijs Emile Duyvewaerdt. In 1935 werd hij opgeroepen voor legerdienst. De
l.6
Personenregister
kust te logeren aangezien dit beter was voor haar hooikoorts. In 1903 ontmoette ze Ensor voor een eerste maal. Ze was gefascineerd door de man en kunstenaar. Samen met haar man kocht ze regelmatig werken van de Oostendse meester. Ook Dr. Lambotte was een grote kunstliefhebber. Tot hun collectie behoorden La Mangeuse d’huîtres, Autoportrait aux masques en Jardin d’amour. Ensor vond het moeilijk om afstand te nemen van werken die hem nauw aan het hart lagen en verkocht ze enkel aan Emma op voorwaarde dat hij ze achteraf nog kon ruilen. Zijzelf werd ook een aantal keer door de Oostendse meester geportretteerd. Op één van die schilderijen staat ze prachtig afgebeeld in een blauwe jurk, een wit hemdje, groene kapmantel en een bloemenhoed. In 1906 schonken zij en haar man een harmonium aan James Ensor. Op dit instrument componeerde hij La Gamme d’amour. Ook de bekende bloemenhoed van zijn zelfportret was een geschenk van Lambotte. Dankzij Emma Lambotte leerde Ensor François Franck, zijn mecenas, kennen. In
1921 stond het jaarlijkse salon van Kunst van Heden in het teken van Ensor. Tijdens dit salon werden er verschillende werken verkocht aan het museum van Antwerpen. Emma had een grote invloed op de tentoonstellingen waar Ensor aan deelnam. De Oostendse meester stelde niet graag tentoon maar werd aangemoedigd door Lambotte. In een brief van 1904 schreef ze zeer kordaat naar Ensor en raadde zij hem aan niet langer te twijfelen om te exposeren. Zo schreef ze : Grote artiesten hebben allicht de gewoonte zich te laten smeken, maar niet in die mate, u gaat een beetje te ver ! Op het einde van haar leven schreef Lambotte enkele teksten met als titel Ensor que j’ai connu. Emma Lambotte en de Oostendse meester correspondeerden en hun brieven zijn gepubliceerd in het boek Lettres à Emma Lambotte. De twee spraken elkaar steeds formeel aan maar hadden een nauwe band. In brieven werd ook vaak Emma’s nichtje Madeleine vermeld. Ensor had regelmatig contact met haar en schilderde ook haar portret.
kunstwereld in de jaren veertig werd gekenmerkt door het einde van het Vlaamse impressionisme en nieuwe opkomende kunstvormen in het buitenland die sterk werden beïnvloed door de politieke situatie van dat moment. Tijdens de Tweede Wereldoorlog trok Lambrecht zich, zoals veel kunstenaars, terug in zijn atelier. De landschappen die hij in deze periode maakte verschilden sterk van zijn vroegere werk. Hij gebruikte krachtigere kleuren en zijn persoonlijkheid is meer present in de werken. Lambrecht leerde zijn vrouw Rachel Hoedt, een zangeres en
pianiste, kennen in 1944. De kunstenaar zette zijn studies verder aan de academie La Grande Chaumière. De twee docenten en kunstenaars Ossip Zadkine en Roger Chapelain-Midi hadden een grote invloed op Lambrecht. Zadkine legde de nadruk op de kracht die een kunstenaar moest bezitten. En Chapelain-Midi had vooral aandacht voor het decoratieve aspect in de kunst. Deze docenten brachten bij Constant de herinnering aan het expressionisme boven waarin hij in het begin van zijn carrière al enorm in geïnteresseerd was. In Parijs leefde het koppel een
221
l.7
l.8
vie de bohème en kwamen in contact met verschillende kunstenaars. In deze periode maakte Lambrecht vooral abstracte schilderijen. Ondanks zijn succes in de Franse hoofdstad keerde hij terug naar zijn roots. Lambrecht raakte bevriend met allerlei vooraanstaande personen uit de Vlaamse kunstwereld. Hij leerde zowel de gebroeders Haesaerts kennen als Robert Giron, de directeur van de Koninklijke Musea voor Schone Kunsten te Brussel. Giron organiseerde
eind 1949 de eerste solotentoonstelling van Lambrecht in het Paleis voor Schone Kunsten. Hij was in deze periode nog aan het onderzoeken hoe hij het expressionisme kon hanteren. Hij volgde steeds zijn eigen gevoel en zo was hij op weg naar een lyriek die zowel figuratief als abstract was. In de jaren vijftig nam Lambrecht verschillende keren deel aan de Jeune Peinture Belge. Hij kreeg tweemaal een eervolle vermelding in deze wedstrijd. Vanaf
1961 werden er in het buitenland ook verschillende tentoonstellingen aan hem gewijd. Hij zette op een zeer persoonlijke wijze het Vlaams Expressionisme verder. Door zijn onvoorwaardelijke toewijding ging hij veel verder dan zijn tijdgenoten. Constant Lambrecht ontmoette James Ensor in 1948 in Oostende. Ensor was zeer geïnteresseerd in het werk van Lambrecht.
Lanciani, Pietro Ravenna 1857 – Brussel 1912
Koninklijke Muntschouwburg, werkte voor Bruxelles-Attractions en was directeur van de harmonie Bruxelles-Kermesse. In Oostende dirigeerde hij het schouwburgorkest en was van 1898 tot 1911 tweede dirigent (onder Léon Rinskopf) van het symfonisch orkest van het Casino-Kursaal. Lanciani componeerde ook zelf muziekstukken. Hij schreef muziek voor de revue Paris-Ostende, het ballet Pierrot Macabre en diverse stukken zoals Marche BruxellesKermesse, Marche des Arlequins,
Pour un moineau en de operette L’amour aux moulin. Lanciani behoorde net als dirigent Léon Rinskopf tot de vriendenkring van James Ensor. Ensor, naast kunstschilder zelf ook componist, schreef in een brief uit november 1906 dat Lanciani de eerste noten van zijn eerste compositie, de wals Enlacements, had geschreven. Deze wals vormde de basis voor La Gamme d’amour, het ballet geschreven door James Ensor.
sident van het Comité de la télévision Française en secretaris generaal van de Université radiophonique et télévisuelle internationale. Hij schreef romans, theaterstukken en poëzie. Met zijn roman Quand la mer se retire won hij de Prix Goncourt. In 1970 schreef hij samen met Marcel Cravenne het scenario van Lys dans la vallée.
Lanoux schreef een tekst over James Ensor. Hij schreef onder andere : Inlassablement, Ensor avait revêtu la réalité de concrétions expressives, préludant superbement, avec Odilon Redon et Gustave Moreau, aux splendeurs futures du surréalisme, servant de chaînon entre le symbolisme et les grands oniriques à naître.
Belgisch fotograaf. Hij was de zoon van fotograaf Louis-Ferdinand Le Bon en nam na de dood van zijn vader (en tijdens de winters, wanneer vader Le Bon
in Cannes verbleef) de zaak over. Hij baatte ook het aquarium onder de studio uit en was de overbuurman van James Ensor.
Italiaans-Belgisch toondichter en dirigent. Hij studeerde aan het Conservatorium van Napels. Hij verliet Italië om verder te studeren aan de conservatoria van Parijs en Brussel. Pietro Lanciani was erg actief als dirigent en werkte in opera’s en theaters in Gent, Lyon, Caïro, Toulon, Le Havre, Caen, La Rochelle en Oostende. In Brussel was hij pianist-begeleider aan de Lanoux, Armand Parijs 24 oktober 1913 – Champs-sur-Marne 23 maart 1983 Armand Lanoux oefende verschillende beroepen uit : bankbediende, tekenaar, schilder, journalist enz. Hij was lid van het Comité littéraire van de uitgever Arthème Fayard, directeur van A La page, preLe Bon, Emile-Gaston Oostende 1883 – Plaats en datum van overlijden onbekend
Lambrecht – Lehrs
222
Le Bon, Louis-Ferdinand Éclaron 1856 – Cannes 1923 Frans-Belgisch fotograaf. In 1877 vestigde hij zich in Oostende als fotograaf. Op de hoek van de Van Iseghemlaan en de Louisastraat opende hij een fotoatelier. Le Bon was op verschillende vlakken actief. Hij maakte klassieke portretfoto’s en toeristenportretten, foto’s van toeristen die zich in het atelier voor een bordkartonnen Le Roy, Grégoire Gent 7 november 1862 – Elsene 5 december 1941 Dichter en criticus. Hij studeerde aan het Sint-Barbaracollege waar hij Maurice Maeterlinck en Charles Van Lerberghe leerde kennen. Zijn studies aan de Gentse universiteit maakte hij niet af, want schilderen en muziek waren intussen zijn passie geworden. Zijn eerste gedichten verschenen in La Basoche. In 1885 trok hij met Maeterlinck naar Parijs en schreef zich in aan de École des Beaux-Arts. Ze vertoefden beide in de kringen van de symbolistische dichters en Le Roy publiceerde in La Pléiade. Eenmaal terug in
l.9
Lehrs, Max Berlijn 1855 – Dresden 12 november 1938 Max Lehrs werkte een tijdlang in de kunsthandel van prenten alvorens in 1880 een betrekking te krijgen bij het museum van Breslau. Vanaf 1883 was hij assistent van het Kupferstichkabi-
Personenregister
decor lieten fotograferen. Naast het studiowerk maakte Le Bon ook foto’s van actuele gebeurtenissen in Oostende zoals het aanspoelen van een walvis, eerste steenleggingen, Leopold II en interieurs van officiële gebouwen. Hij maakte ook postmortemfoto’s, die in die tijd nog zeer gebruikelijk waren. In 1894 opende Le Bon een aquarium in de kelders onder zijn studio. Het was een van de eerste indoor-attracties aan de Belgische kunst. In 1899
opende hij een souvenirwinkel in de Vlaanderenstraat. Le Bon gaf zelf prentkaarten en grote panoramische foto’s uit. Hij bracht de winters door in het Franse Cannes. Daar hield Le Bon zich bezig met de teelt en verkoop van snijbloemen. In Oostende was Le Bon de overbuur van James Ensor en zijn familie. Hij maakte een post-mortemfoto van de vader van Ensor.
Gent, werkten zowel Maeterlinck als Le Roy mee met La Jeune Belgique en Parnasse. Hij publiceerde dan bij Van Melle in Gent La Chanson d’un soir, gevolgd door Mon coeur pleure d’autrefois met een illustratie door George Minne. In het begin van de jaren 1890 liet hij de literatuur voorlopig voor wat ze was om een carrière in de industrie uit te bouwen. Met La Chanson du pauvre was 1907 het jaar van zijn grote terugkeer op het literaire podium. Vanaf 1909 was Le Roy bibliothecaris van de Académie des Beaux-Arts en publiceerde hij o.a. La Couronne des soirs (1911), Le Rouet et la besace (1912) en Contes d’après minuit (1913). In 1919 nam hij
ontslag als bibliothecaris om, tot aan zijn dood, de nieuwe conservator te worden van het Brusselse Wiertzmuseum. Grégoire Le Roy was de auteur van een monografie over Ensor. De briefwisseling van Ensor met Le Roy werd opgenomen in de verzamelde brieven. Ensor vernoemde Le Roy in talrijke teksten : Discours de James Ensor proclamé Prince des Peintres le 10 mars 1934, Le Salon des Ecrivains-Peintres, Ma vie en abrégé, Discours prononcé au Banquet Ensor, Hommage à Grégoire Le Roy en Discours prononcé au banquet offert à Ensor par La Flandre Littéraire.
nett in Dresden en directeur van het museum van 1896 tot 1905 en van 1908 tot aan zijn pensioen in 1924. In het kader van het Kupferstichkabinett richtte hij een afdeling hedendaagse kunst op en kocht werken van Toulouse-Lautrec, Daumier, Manet, Whistler en twaalf etsen van Ensor. Hij zelf schreef heel
wat bijdragen en een magistraal werk, met name Geschichte und kritischer Katalog des Deutschen, Niederländischen und Französischen Kupferstichs im 15. Jahrhundert, dat van 1908 tot 1934 werd gepubliceerd in Wenen. De briefwisseling van Ensor en Max Lehrs werd opgenomen in de verzamelde brieven.
223
Leinekugel Le Cocq, Arthur Plaats en datum van geboorte en overlijden onbekend
Amateurschilder werkzaam in Oostende tijdens het interbellum. Hij woonde in de Van Iseghemlaan 29. Leinekugel schilderde aquarellen, onder
andere stillevens en Bretoense volkstaferelen, in een precieze en gedetailleerde stijl.
Leman, Gérard Luik 8 januari 1851 – 17 oktober 1920
toe. Op 16 augustus 1914 werd hij gevangengenomen door de Duitsers en in het Fort van Loncin geplaatst. Om zijn trots te behouden eiste hij dat in het rapport van zijn gevangenhouding vermeld stond dat hij onbewust was bij zijn arrest. Bij zijn terugkeer naar België werd hij ontvangen als een ware held. James Ensor maakte in 1890 het werk Ensor en generaal Leman discussiëren over schilderkunst. Het zou een weergave zijn van één van zijn vele herinneringen aan de talrijke ontmoetingen ten huize Rousseau. In het werk hebben Ensor en Leman
een discussie over kunst. Ensor schilderde beide personages met attributen. De generaal bedreigt de kunstenaar met een speelgoedkanon en Ensor bestookt hem met zijn penseel. Ensor versierde de generaal met een lauwerkrans en een vrijmetselaars teken en gaf zichzelf vier pluimen. Mariette Rousseau-Hanon kijkt vanuit de achtergrond de twee mannen minzaam toe. Leman werd door Ensor ook afgebeeld in zijn bekende werk De Baden van Oostende.
kunstenaarsgroep Les XX. Hij nam ook deel aan de tentoonstellingen van La Libre Esthétique en in 1904 werd hij lid van de groep Vie et Lumière. Als kunstcriticus werkte hij mee aan het tijdschrift L’Art Moderne. Lemmen leerde in 1887 het werk en de kleurentheorie van Georges Seurat kennen en begon zelf ook neo-impressionistische werken te maken met een gematigd pointillisme. Net voor de eeuwwisseling werd hij, met zijn ontwerpen
voor boekbanden en illustraties, affiches, ornamenten, tapijten, behangpapier, juwelen, tegels en mozaïek, een van de pioniers van de vernieuwingsbeweging van de decoratieve kunsten in Europa. Vanaf 1900 was zijn schilderstijl sterk verwant met die van Les Nabis en begon hij in familiekring taferelen te schilderen die de ziel toonden van de mensen en dingen die hem lief waren. Lemmen was een van de auteurs van het Ensornummer van La Plume.
van Brussel. Later studeerde hij rechten en werkte drie jaar als klerk voor de staat. In 1863 publiceerde hij zijn eerste werk Salon de Bruxelles, een bundel kunstkritieken. Lemonnier was een vurig verdediger van de realistische kunst tegen de academische kunst uit die
tijd en een groot voorstander van de vrijheid van kunstenaars. Lemonnier bezocht in 1870 samen met zijn neef, de kunstenaar Félicien Rops, het slagveld bij het Franse stadje Sedan. Het stadje was verwoest tijdens de Frans-Pruisische oorlog. Lemonnier schreef over dit
Belgisch militair. Hij was verantwoordelijk voor de militaire opleiding van Koning Albert I. Tijdens de Eerste Wereldoorlog kreeg hij de opdracht de Duitsers te vertragen zodat het Schlieffenplan een kans op slagen had. Hij had het bevel over de fronten rond Luik en overtuigde de inwoners van de stad om hun land te verdedigen. Volgens de minister bracht dit de neutraliteit van België in gedrang maar Leman gaf niet Lemmen, Georges Schaarbeek 1865 – Ukkel 1916
l.10
Belgisch kunstschilder, tekenaar en graficus. Hij groeide op in een familie waar schone kunsten belangrijk waren. Zijn vader was architect. Hij studeerde aan de tekenschool van Sint-Joost-ten-Node maar maakte de opleiding niet af. In 1885 begon hij te schilderen en tentoon te stellen in Gent en Brussel. Lemmen werd in 1888 lid van de belangrijke Lemonnier, Camille Elsene 1844 – 1913
l.11
Belgisch auteur en kunstcriticus. Zijn vader was een Waalse advocaat en zijn moeder afkomstig uit Vlaanderen. Hij deed zijn middelbare studies aan het Koninklijk Atheneum
Leinekugel Le Cocq – Lynen
224
bezoek Sedan, zijn eerste roman. Hij ontwikkelde een eigen literaire stijl maar het naturalisme van Emile Zola had een grote invloed op zijn werk. Lemonnier’s oeuvre bedraagt zo’n ze-
ventig werken. Hij schreef vaak over het Belgische plattelandsleven. Naast romans schreef Lemonnier monografieën over kunstenaars zoals Félicien Rops, Emile Claus en Gustave Cour-
bet en teksten over bijvoorbeeld James Ensor. Zijn belangrijkste romans zijn Un Mâle uit 1881 en Happe-Chair uit 1886.
Lequime, Léon Plaats en datum van geboorte onbekend – Plaats van overlijden onbekend 1904
kunst en de muziek van Wagner. Hij schreef kunstkritieken voor de Journal de Bruxelles en verzamelde veel werken van Jan Stobbaerts en Adrien Joseph Heymans. Zijn verzameling schilderijen ging onder de hamer in Brussel op 22 april 1921. Zelf was hij
de auteur van Secrets de Rubens. Omstreeks 1885 was hij als criticus verbonden aan de Journal de Bruxelles. De briefwisseling van Ensor met Lequime werd gepubliceerd in de verzamelde brieven.
en Cercle Artistique et Littéraire de Bruxelles. In 1931 exposeerde hij met André Victor Lynen in Galerie Studio in Oostende. Hij was medewerker van het cabaret Le Diable au Corps samen met o.a. Charles
Vos. Ensor vermeldde hem in verschillende teksten : Les Aquarellistes d’aujourd’hui, Lettre à Amédée Lynen à l’occasion d’un banquet en Discours au Kursaal d’Ostende.
Lynen met enkele doeken deel aan het Salon in Spa. Bij de verwoesting van Nieuwpoort tijdens de Eerste Wereldoorlog ging de hele productie van Lynen verloren. Tijdens de oorlog werd hij bij de verdediging van Antwerpen ingezet als lid van de burgerwacht. Na de ontbinding van de burgerwacht vluchtte hij via Nederland naar Engeland. Daar meldde hij zich begin 1915 als vrijwilliger. Vanaf augustus 1916 werd hij gedetacheerd bij de Section Artistique in Nieuwpoort, waar ook de schilders Bastien en Huygens werkten. Lynen had als taak de verwoestingen en het frontleven in beeld te brengen. In 1917 kreeg hij opnieuw een functie bij een strijdende eenheid omdat hij jonger was dan 30. Enkele van zijn werken die hij bij de Section Artistique maakte waren in 1917 in Zwit-
serland te zien in de Exposition des peintres du front belge. In 1919 verhuisde hij naar Frankrijk. Hij woonde in Versailles en werkte vaak in Bretagne. In Parijs werd hij lid van de Société du Salon d’Automne en nam deel aan de Salons. In 1927 kwam Lynen terug in België wonen. Hij woonde in Brussel en nam deel aan de vele salons in eigen land maar stelde ook tentoon in Kopenhagen, Parijs, Brazilië en Japan. In België werkte hij vaak in Oostende, De Panne, langs de Schelde en in Brussel. In 1931 stelde hij tentoon in Galerie Studio in Oostende. In 1932 was Lynen medestichter van de Société Belge des Peintres de la Mer, een vereniging die zowat alle vooraanstaande Belgische traditionele marineschilders groepeerde en die driejaarlijks in het Paleis voor
Industrieel, zakenman et mecenas. Hij was een groot liefhebber van de toenmalige schilderLynen, Amedée Sint-Joost-ten-Node 1852 – 1938 Lynen behoorde samen met Ensor tot de kunstenaarsverenigingen L’Essor, La Chrysalide Lynen, André Victor Antwerpen 4 december 1888 – Brussel 29 juli 1984 Belgisch kunstschilder. Hij studeerde aan de Academie voor Schone Kunsten in Antwerpen waar hij les kreeg van Piet Verhaert en Isidoor Opsomer. Hij specialiseerde zich in het schilderen van figuren, portretten, landschappen, marines en stillevens. In 1909 installeerde hij een atelier aan de Elisaweg in Nieuwpoort-Bad. Nieuwpoort had toen een sterke artistieke reputatie : Louis Artan had er gewoond en kunstschilders zoals Auguste Oleffe, Albert Crahay, Adolphe Keller en Victor Gilsoul kwamen er werken. De Ijzermonding, de havengeul en de nabije polders waren grote inspiratiebronnen voor Lynen. In 1914, op de vooravond van de oorlog, nam
l.12
Personenregister
225
l.13
Schone Kunsten exposeerde. De groep was een initiatief van Henry Devos, directeur generaal van de administratie van de Marine en onder andere Robert Buyle, Ghislaine Calbron, Gustave Camus, Léon Devos, Géo Mommaert, Rodolphe Stre-
belle en Désiré Van Raemdonck waren lid. Lynen was een overtuigd figuratief schilder met een moderne toets zonder bij een van de eigentijdse strekkingen zoals bv. het expressionisme aan te leunen. Zijn stijl bleef
altijd traditioneel : realistisch met impressionistische invloeden. Hij schilderde vooral de zee, de duinen, het strand, haventjes, Scheldegezichten en portretten.
Lyr, Claude Pessac-Gironde 1916 – Brussel 1995
Claude Lyr debuteerde in een neo-impressionistische schilderstijl maar door zijn bezoek aan Belgisch Congo kwam daar verandering in. Hij werd geconfronteerd met de puurheid van de natuur en geraakte geïntrigeerd door het licht dat voorwerpen onstoffelijk kon maken. Naar aanleiding van deze reis kreeg hij in 1958 de opdracht grote decoratieve en documentaire schilderwerken te maken voor een tentoonstelling in Brussel. Lyr gaf les aan de Academie van Brussel en werd er in 1978 directeur. Van 1965 tot 1981 was hij ook directeur van de Academie van Elsene. Zijn kunst was een weerspiegeling van zijn persoonlijkheid dus moeilijk om bij een bepaalde stroming te plaatsen. Lyr werd
geïnspireerd door ideeën die tot hem kwamen via kleuren en vormen. Hij werd gevoed door zijn onderbewustzijn en zo is er toch een verband aanwezig met de surrealisten. Samen met zijn vader bezocht Lyr op 13 september 1924 James Ensor in Oostende. Dit bezoek noteerde René Lyr gedetailleerd in zijn memoires. Ensor had zijn atelier geordend en ontving zijn gasten in een luxueus burgerlijk appartement. Ze waren alle twee verbaasd over de kunstenaar en alle werken in zijn woning. Voor een twaalfjarige jongen was dit een indrukwekkend bezoek. Claude had net zijn eerste gravures gemaakt en was in de ban van de eindeloze fantasie van Ensor.
du rêve en in 1909 Brises, twee bundels met stukjes poëzie. Met Henry Henge, Mathieu Crickboom en Georges Rens stichtte hij de Groupe des compositeurs belges. Als befaamd musicoloog schreef hij samen met Paul Gilson het hoofdstuk over ‘L’histoire de la musique et des musiciens belges’ voor de Encyclopédie de la Musique van Delagrave. Hij raakte bevriend met Belgische schilders zoals Jean Brusselmans, Louis Thévenet, Auguste Oleffe en James Ensor en voor de reeks Monographies de l’Art Belge schreef hij werkjes over Gustave Camus (1953)
en Louis Thévenet (1954). Hij werd in 1946 benoemd tot directeur van het Instrumentenmuseum in Brussel en was ook medewerker en producer voor de toenmalige Belgische radio-omroep I.N.R. Postuum verschenen nog Les Mots et les Couleurs en Ceux que j’ai défendus. Lyr maakte deel uit van een delegatie kunstenaars die Ensor zijn verheffing in de adelstand kwam melden. Hij was aanwezig op het banket voor Ensor in Hotel Regina op 25 april 1929. Op 13 april 1945 bezocht hij Ensor thuis ter gelegenheid van zijn verjaardag.
Belgisch kunstschilder en beeldhouwer. Zijn vader René Lyr was een zeer gekende dichter en bij hen thuis kwamen verschillende kunstenaars over de vloer. Hij zat in een geprivilegieerde positie en kreeg zijn eerste tekenlessen van Jos Albert. Lyr studeerde tekenkunst, beeldhouwkunst en schilderkunst aan de Academie van Brussel. Zijn kennis over kunst werd niet alleen uitgebreid maar hij leerde ook mensen kennen die even gepassioneerd waren als hij. Samen met zijn vriend Jean Ransy verkende hij Italië waar hij werd geconfronteerd met de Renaissance. Lyr, René Couvin 15 november 1887 – Ukkel 8 oktober 1957 Pseudoniem van René Vanderhaeghe, dichter, musicoloog en kunstcriticus. Hij studeerde klassieke filologie en medicijnen aan de Université Libre de Bruxelles, maar maakte geen van beide studies af. Wel gaf hij lessen Frans aan buitenlandse studenten van de universiteit en zo trouwde hij met een van zijn leerlingen van Poolse oorsprong, Régine Hertzmann. Hij publiceerde in 1908 Chant
Lynen – Maeterlinck
226
Maes, Jan Bredene 1916 – Gross-Rosen 1944 Belgisch beeldhouwer. Zijn vader was een populaire schrijver van toneelstukken en zijn jongere broer Jo Maes was Maes, Jo Bredene 1923 Belgisch kunstschilder en binnenhuisarchitect. Zijn broer was de beeldhouwer Jan Maes die op jonge leeftijd overleed tijdens de Tweede Wereldoorlog. Maeterlinck, Maurice Gent 29 augustus 1862 – Nice 5 mei 1949 Belgisch schrijver. Hij maakte deel uit van een Franstalige bourgeoisie familie. Hij studeerde aan het Sint Barbaracollege in Gent en leerde er onder andere Georges Rodenbach kennen. Hij besloot rechten te studeren aan de Gentse Rijksuniversiteit en beëindigde deze studies succesvol. Nadat hij een korte periode werkzaam was als advocaat, begon Maeterlinck toch meer interesse te tonen in literatuur. In 1886 trok hij samen met Grégoire Le Roy naar Parijs en schreven ze zich in aan de Academie van Schone Kunsten. Zo kwamen de twee vrienden terecht in een kunstmilieu vol met symbolistische kunstenaars. Drie jaar na zijn terugkeer naar Gent, schreef hij zijn eerste werk, Princesse
m.1
Personenregister
binnenhuisarchitect. Maes studeerde aan de Kunstacademie in Gent. Tijdens zijn leven kreeg hij één individuele tentoonstelling in de Galerie Studio in Oostende. Naast beeldhouwwerken ontwierp hij ook enkele gevelsculpturen in
late art-décostijl. Zijn veelbelovende carrière werd abrupt onderbroken door de Tweede Wereldoorlog. Hij overleed in 1944 als gevangene van de Duitsers.
Maes maakte de twee grote wandkeramieken in de lokettenhall van het voormalig postgebouw aan de Hendrik Serruyslaan in Oostende en de figuratief gedecoreerde vensters in de lokalen van de Telefonie en Telegrafie in hetzelfde gebouw. Hij ontwierp
ook raamversieringen voor het Casino-Kursaal in Oostende en enkele reliëfs op de gevel van de Gemeenteschool in Bredene. Als kunstschilder maakte hij aan het begin van zijn carrière oogstlandschappen en zigeunertaferelen.
Maleine, dat bestemd was voor het theater. In het bekende blad Figaro werd hij vergeleken met Shakespeare. Onderwerpen zoals de dood, het menselijke lot, het onderbewuste en het mystieke kwamen vaak voor in zijn werk. In Parijs richtte hij samen met vrienden het tijdschrift La Pléiade op en publiceerde zijn eerste gedichten, Les Serres chaudes. Vanaf 1902 raakten enkele componisten geïnteresseerd in de werken van Maeterlinck. Voor de opera Pelléas et Mélisande schreef de bekende componist Claude Debussy de muziek. Maeterlinck was ook zeer geïnteresseerd in filosofie en schreef zijn eerste filosofische werk Le Trésor des humbles. In dergelijke werken kwamen zijn pessimisme en liefde voor de natuur sterk tot uiting. In 1911 kreeg hij de Nobelprijs voor Literatuur. Na deze
periode begon hij zich meer te concentreren op de metafysica en het occultisme. In 1932 kreeg hij van koning Albert de titel van Graaf toegewezen. Hij begon te reizen met zijn echtgenote en trachtte succes te bereiken in Hollywood. Tijdens de Tweede Wereldoorlog verbleef Maeterlinck in de Verenigde Staten. Hij werd daar rond 1945 ziek en vestigde zich twee jaar later opnieuw in Nice in zijn kasteel Orlamonden, waar hij overleed. Een jaar voor zijn dood werd zijn autobiografie Bulles Bleues. Souvenirs heureux uitgegeven. In een brief aan Pol de Mont van 1898 vermeldde James Ensor de schrijver : J’ai reçu des lignes aimables et sérieuses de Mm. Camille Lemonnier, Emile Verhaeren, Maurice Maeterlinck,… Maeterlinck bezocht Ensor in Oostende.
M
227
Malraux, André Parijs 3 november 1901 – Créteil 23 november 1976
m.2
Frans schrijver. Hij groeide op in een gebroken gezin. Zijn vader pleegde zelfmoord in 1903 en André werd opgevoed door zijn moeder en grootmoeder. In 1922 maakte hij samen met zijn vrouw Clara Goldschmidt een expeditie naar Cambodja. Terug in Frankrijk bracht hij het boek La tentation de l’Occident uit. Hierin maakte hij de vergelijking tussen de Franse en Aziatische cultuur. Zijn eerste novelle werd sterk beïnvloed door zijn ervaring in Cambodja. Malraux was zeer nauw betrokken bij de Spaanse burgeroorlog in de jaren dertig. Bij het begin Mauclair, Camille Parijs 29 december 1872 – 23 april 1945 Pseudoniem van Séverin Faust, Frans dichter, auteur en kunstcriticus. Aan het begin van zijn carrière schreef hij vooral poëzie en proza. Hij was een groot bewonderaar van de schrijvers Stéphane Mallarmé en Maurice Maeterlinck. Zijn gedichten werden op muziek gezet door Ernest Bloch, Gustave Charpentier, Maus, Octave Brussel 12 juli 1856 – 26 november 1919 Belgisch advocaat en schrijver. Naast zijn werk als advocaat was hij een actieve en belangrijke figuur in de Brusselse kunstwereld. In 1881, de periode van het ontstaan van de modernistische beweging in de schilderkunst als reactie tegen de academische kunstwereld, startte hij het
Malraux – Melsen
van de Tweede Wereldoorlog maakte de schrijver deel uit van het Franse leger. Hij werd tot tweemaal toe gearresteerd maar kon ontsnappen. Gedurende deze lange strijd werkte hij aan een nieuwe novelle die later door de Gestapo vernietigd werd. Het eerste deel van dit manuscript werd wel gepubliceerd onder de titel Les Noyers de l’Altenburg. Na de oorlog werd Malraux Minister van Informatie onder Charles de Gaulle. In deze periode schreef hij ook zijn eerste boek over kunst La psychologie de l’Art. In 1960 publiceerde hij het eerste volume uit een reeks van drie boeken over kunst, La Métamorphose des dieux. In 1922 bracht Malraux een bezoek aan James Ensor. In
zijn Antimémoires haalt hij deze herinnering boven : Je suis dans le bureau de James Ensor, à Ostende. Au-delà du piano, le génie strident de l’Entrée du Christ à Bruxelles emplit le mur de ses orphéons grimaçants autour de Jésus. Sur le piano, empaillée, une sirène. Le regard d’Ensor suit le mien. Je les ai vues en Chine, dis-je. Vivantes ? Demande-t-il avec l’humour de ses gravures ? On les fabrique avec un avantcorps de petit singe et un corps de poisson. Il existe pourtant des sirènes… Et, doctoralement désolé, l’index levé : … mais elles ne sont pas comme ça…
Ernest Chausson en Nadia Boulanger. Zijn bekendste boek is Le Soleil des morts, een sleutelroman met fictieve portretten van schrijvers, kunstenaars en muzikanten uit de avant garde van de jaren 1890. Le Soleil des morts werd een belangrijk historisch document van het fin de siècle. Hij schreef ook verschillende non-fictie werken over muziek. Mauclair schreef later in zijn carrière vooral non-fictie, zoals reisverhalen, biografieën van
schrijvers, kunstenaars en muzikanten en kunstkritiek. Hij was een grote voorstander van het impressionisme en het symbolisme in de beeldende kunst. Tijdens de Tweede Wereldoorlog collaboreerde Mauclair met het Franse Vichy-regime van Philippe Pétain en werkte hij voor het Grand Magazine illustré de la Race : Revivre. Mauclair was een van de auteurs van het Ensornummer van La Plume.
tijdschrift L’Art Moderne. In 1883 richtte hij samen met verschillende kunstenaars de groep Les XX op. Ze startten de vereniging in het Brusselse café Taverne Guillaume op de Museumplaats. Les XX was een van de meest opmerkelijke kunstenaarsgroepen uit de Belgische kunstgeschiedenis. De leden waren Achille Chainaye, Franz Charlet, Jean Delville, Paul Dubois, Willy Finch, James
Ensor, Jules Goethals, Adrien Joseph Heymans, Fernand Khnopff, Jef Lambeaux, Périclès Pantazis, Dario de Regoyos, Willy Schlobach, Frans Simons, Gustave Vanaise, Théo Van Rysselberghe, Guillaume Van Strydonck, Piet Verhaert, Theodoor Verstraete, Guillaume Vogels en Rodolphe Wytsman. Op de tentoonstellingen toonde de groep, naast het werk van hun vaste leden, ook werk van
228
binnen- en buitenlandse invités. Onder andere Paul Cézanne, Paul Gauguin, Paul Signac, Vincent Van Gogh en James McNeill Whistler stelden als genodigden tentoon op een van de jaarlijkse Salons. Octave Maus was de oprichter, mecenas, organisator van de tentoonstellingen en de bezieler van de groep. Ze hadden geen vast programma, met als gevolg
dat er geregeld stevige discussies waren. Als vrije kunstenaars verwierpen ze het academisme en andere belemmeringen en aanvaardden ze geen enkele esthetiek. Het gebrek aan programma zorgde vaak voor hevige discussies. Na tien jaar maakte Maus een einde aan de woelige discussies en stopte met de groep wegens het twisten onder lichtgeraakte
individualisten. In 1893 richtte hij de nieuwe kunstkring La Libre Esthétique op. Dankzij een strikter statutair beheer bleef de groep bestaan tot 1914. Octave Maus overleed in 1919 in Brussel. Zijn weduwe, Madeleine Maus, publiceerde in 1926 Trente années de lutte pour l’art 1884 – 1914, een belangrijk naslagwerk over de Belgische Nieuwe Kunst.
Mellery, Xavier Laken 1845 – 1921
Mellery maakte in 1871 een reis door Italië en bewonderde en kopieerde er het werk van Bellini en Carpaccio. In Rome werd hij bevriend met de beeldhouwer Paul De Vigne. Na het zien van de fresco’s in de Sixtijnse Kapel droomde hij ervan om de decoratieve tradities van de renaissance voort te zetten. In 1878 maakte hij opnieuw een reis naar Italië en schilderde in Venetië. In 1882 maakte hij 48 schetsen van de Brusselse gilden en genootschappen die model stonden voor bronzen beeldjes, onder andere uitgevoerd door Constantin Meunier, die in Brussel geplaatst werden. Mellery reisde in 1887 door Duitsland, Tsjechië en Slowakije,
Tirol en Zwitserland. Hij ontwierp een groot aantal diploma’s, affiches en illustraties. Samen met Constantin Meunier trok hij door België voor de illustraties voor het boek La Belgique van Camille Lemonnier. Mellery werd vier keer uitgenodigd om werk te tonen op de salons van de groep Les XX en hij was de eerste leraar van Fernand Khnopff. Hij lag aan de basis van de stichting van de groep Pour l’art in 1892. Het werk van Mellery is sterk symbolistisch. In een brief aan Minister De Burlet schreef Ensor veel steun in moeilijke tijden te hebben ontvangen van Mellery. Hij vernoemde hem in zijn tekst Les Aquarellistes d’aujourd’hui.
vormde met enkele van hen de kunstkring Cercle Labeur. In 1905 besloot hij om de Cercle Labeur te verlaten omwille van meningsverschillen met andere leden. In 1907 stelde hij enkele werken tentoon op het Salon des Beaux-Arts d’Ostende, waar ook James Ensor aan deelnam. Hij had actief contact met andere kunstenaars en nam deel aan moderne tentoonstellingen zowel in het binnenland als buitenland. Dit was een zeer succesvolle periode voor de kunstenaar en hij werd beloond met een bronzen medaille op de
Exposition Universelle. Melsen’s oeuvre kan ruim ingedeeld worden in drie grote categorieën. De donkere periode in zijn oeuvre duurde tot circa 1915. Het boerenleven op het platteland was steeds een centraal thema in zijn schilderkunst. In deze periode werd het thema op een zeer ruwe en karikaturale manier benaderd. Na 1915 liet Marten zich beïnvloeden door de modernisering van de boeren en door allerlei nieuwe kunstvormen. Zo werden zijn werken harmonieuzer. Op het einde van deze periode kreeg hij zijn eerste
Belgisch schilder, tekenaar en illustrator. Hij werd geboren in Laken, dichtbij het koninklijk park. Zijn vader was tuinman bij Koning Leopold I. Mellery was leerling bij de kunstenaarstoffeerder Charles Albert en studeerde aan de Koninklijke Academie voor Schone Kunsten in Brussel. In 1864 behaalde hij de eerste plaats in enkele wedstrijden van de school. In 1865 en 1866 kreeg hij in alle disciplines de eerste prijs en in 1867 was hij laureaat van de grote schilderswedstrijd. In 1870 won hij de Prijs van Rome.
m.3
Melsen, Marten Brussel 1870 – Stabroek 1947 Belgisch kunstschilder en graficus. Zijn vader was een Hollandse immigrant en zijn moeder Belgische. Hij werd opgevoed in een liberaal middenstandsmilieu. In 1888 besloot Marten lessen te volgen aan de Brusselse Académie Royale des Beaux-Arts. Hij kreeg les van zeer conservatieve professoren en blonk uit als de beste tekenaar. Tijdens zijn opleiding leerde hij veel bevriende kunstenaars kennen en
m.4
Personenregister
229
retrospectieve tentoonstelling in Antwerpen. In 1933 produceerde de kunstenaar minder werken en nam hij nog amper deel aan tentoonstellingen. Zijn grootste retrospectieve tentoonstelling werd gehouden toen de kunstenaar 72
jaar was. Tijdens de Tweede Wereldoorlog bleef hij schilderen. Hij bleef gedurende heel zijn carrière, ondanks de invloed van andere kunstbewegingen zoals het neo-impressionisme en fauvisme, in de Vlaamse en Hollandse schilderstraditie werken.
Melsen had geregeld contact met James Ensor. De twee vrienden namen onder andere samen deel aan het Salon des Beaux-Arts d’Ostende. Ensor spoorde Marten Melsen ook aan om meer grafisch werk te creëren.
Mesens, Edouard Leon Theodore Brussel 27 november 1903 – 13 mei 1971
langrijkste vertegenwoordigers van het surrealisme in België. Mesens verwerkte typografische tekens, letters, cijfers, krantenknipsels en stempels in zijn werk. Zijn passie voor muziek weerspiegelde ook in zijn collagewerk door het toevoegen van partituren en afbeeldingen van violen. Andere motieven die regelmatig terugkeerden waren het blad, een hand of schijven die hemellichamen voorstelden. In 1925 bracht Mesens samen met René Magritte het tijdschrift Oesophage uit (één nummer) en een jaar later publiceerde hij Marie. In 1927 werd hij artistiek directeur van de Brusselse galerie L’Epoque. Hier organiseerde hij tentoonstellingen van Magritte, Marc Eemans, Giorgio De Chirico en een internationale tentoonstelling over fotografie. In 1933 stichtte hij de uitgeverij Flamel en publiceerde verschillende surrealistische werken. Een jaar later werd hij benoemd tot secretaris van de Vereniging voor Tentoonstellingen van het Paleis voor Schone Kunsten. Doordat hij internationale
tentoonstellingen organiseerde, geraakte het surrealisme steeds meer verspreid. Het was dankzij zijn inspanningen dat het Franse tijdschrift Minotaure een eerste grote surrealistische tentoonstelling organiseerde. In Londen werd het surrealisme verspreid door een manifestatie die hij samen met André Breton organiseerde. Hij werd er ook directeur van de London Gallery. In Londen organiseerde hij de tentoonstelling Surrealist Diversity en bracht zo de internationale avant-garde naar Engeland. James Ensor en E.L.T. Mesens hebben elkaar een eerste keer ontmoet bij Ensor thuis. In een brief aan André De Ridder van 1928 vermeldde Ensor de surrealistische kunstenaar : A la demande de Van Hecke et Mesens j’ai envoyé pour le n° 2 de Variétés, consacré à Ostende, une page de musique ‘Berceuse’ de mon ballet La Gamme d’Amour. De twee kunstenaars hadden beide een grote passie voor muziek. Ensors’ partituur Marche des rotariens is opgedragen aan Mesens.
wer Charles Auguste Fraikin. Hij volgde ook een opleiding bij de schilder François-Joseph Navez. Zijn eerste werken waren gebaseerd op religieuze en historische thema’s. Op vraag van de Belgische regering verbleef hij van oktober 1882 tot april 1883 in Sevilla om er een kopie te maken van de Kruisaf-
neming van Pedro Campaña. Hij schetste en schilderde ook een groot aantal scènes en volkse taferelen in Andalusië. Hij ontmoette er de Belgische schilders Theo Van Rysselberghe, Franz Charlet en de Spaanse schilder Dario de Regoyos die op doorreis waren naar Marokko. Terug in Brussel werd hij lid van La
m.5
m.6
m.7
Belgisch muzikant, dichter en kunstenaar. Na een ontmoeting met Erik Satie begon Mesens aan een muzikale en universitaire opleiding in Brussel. Hij raakte al op jonge leeftijd bevriend met René Magritte. Mesens was vastberaden om musicus te worden terwijl Magritte startte met het schilderen van abstracte schilderijen. In 1922 schreef Mesens zijn eerste partituur. Een jaar later leverde hij een bijdrage aan de uitvoering en organisatie van een concert van Erik Satie. Toen hij besefte dat zijn composities niets aan Satie’s werk toevoegden kwam er een eind aan hun samenwerking. De kunstenaar begon collages te maken onder invloed van Max Ernst. In die beginjaren kwam deze techniek slechts sporadisch voor maar vanaf 1954 werd dit zijn hoofdbezigheid. Met zijn collages werd hij één van de beMeunier, Constantin Emile Etterbeek 1831 – Elsene 1905
m.8
Belgisch kunstschilder, beeldhouwer en graficus. Nog voor zijn vijftiende jaar begon hij aan de Brusselse Academie te studeren en daarna werkte hij drie jaar als helper bij de beeldhou-
Melsen – Mouqué
230
Chrysalide en een van de invités van Les XX. In opdracht van de auteur Camille Lemonnier tekende hij een reeks illustraties voor een boek over de Belgische mijnstreken. Hij bezocht daarvoor de Cockerill fabrieken in Seraing en de steenkoolmijnen in de Borinage. De wereld van de mijnen, het hard labeur van de arbeiders en de opkomst van de sociale beweging maakten een diepe indruk
op Meunier. Van dan af zou hij zich wijden aan het uitbeelden van de arbeider. In 1884 begon hij opnieuw te beeldhouwen. Meunier vond de beeldhouwkunst een beter medium om het harde bestaan van de arbeider uit te drukken. Hij maakte in 1889 de beelden voor het ophefmakende Monument van de Arbeid in Laken. De volgende twintig jaar maakte hij een indrukwekkend oeuvre als
ode aan de arbeider. In 1885 vestigde hij zich terug in Brussel en een jaar later exposeerde hij met veel succes in Parijs. Meunier werd bekender met zijn sociaal-realistische beeldhouwwerken dan met zijn schilderijen. Hij was een van de auteurs van het Ensornummer van La Plume. Ensor verwees in verschillende van zijn teksten naar het werk van Meunier.
Micha, Alfred Luik 6 december 1845 – 29 november 1925
Advocaat, provincieraadslid en schepen van Schone Kunsten van de stad Luik. Hij bouwde het Huis Curtius om tot archeologisch museum et richtte het
Huis van Ansembourg te Luik in. Hij was de auteur van verschillende werken over de kunst in Luik. Ensor vermeldde hem in zijn Discours en la cité de Liège.
Milo, Jean Sint-Joost-ten-Node 15 mei 1906 – Rixensart 17 december 1993
Leerling van de Academies van Sint-Joost en Brussel. Hij vond aanvankelijk inspiratie bij de School van Latem, maar evolueerde rond 1945 naar lyrische abstractie. Hij was lid van La Jeune Peinture Belge (1946), stichtend lid van de
groep Art abstrait en lid van Réalités nouvelles (1955). Hij heeft een tijd gewerkt voor de galerij Le Centaure in Brussel en schreef Vie et survie du Centaure (Brussel, 1980). De briefwisseling van Ensor en Milo is opgenomen in de verzamelde brieven.
kunstgroepen Als Ik Kan en Association pour l’Art. Na de eeuwwisseling schilderde hij vooral interieurs en portretten van jonge vrouwen, beïnvloed door Pierre-Auguste Renoir. In 1904 startte Morren, samen met onder andere James Ensor en Georges Lemmen, de groep Vie et Lumière. Hij werd secretaris van de groep. Rond 1910 verhuisde Morren naar St. Germain-en-Laye in
Frankrijk. Hij zou er twintig jaar blijven wonen. Aan het eind van de jaren twintig keerde hij terug naar België en vestigde hij zich in Brussel. Naast schilderen hield Morren zich ook bezig met beeldhouwen en toegepaste kunst. Aan het begin van de twintigste eeuw stelde hij zijn ontwerpen tentoon op enkele Italiaanse tentoonstellingen.
aan het Conservatorium in Oostende en het Koninklijk Conservatorium van Gent. In Oostende haalde hij in 1912 de eerste prijzen voor notenleer en piano en in Gent een eerste
prijs notenleer in 1914. In 1930 haalde hij zijn diploma van leraar muzikale opvoeding voor het middelbaar onderwijs. Hij gaf les aan het Koninklijk Atheneum van Oostende en aan de
Pseudoniem van Emile Jean Ghislain Van Gindertael, schilder, tekenaar, grafisch kunstenaar en schrijver.
m.9
Morren, Georges Ekeren 1868 – Brussel 1941 Belgisch kunstschilder, beeldhouwer en toegepaste kunstenaar. Hij kreeg zijn eerste schilderslessen in Antwerpen en studeerde in Parijs bij Eugène Carrière en Alfred Roll. In Parijs maakte hij kennis met het neo-impressionisme. Terug in België exposeerde Morren bij de Antwerpse Mouqué, Aimé Oostende 1894 – Sleidinge 1961 Belgisch componist, toondichter en dirigent. Hij studeerde
Personenregister
231
Rijksnormaalschool in Blankenberge. Van 1939 tot 1956 was hij directeur van de Stedelijke Muziek Academie in Eeklo waar hij ook les gaf in notenleer, harmonie en muziekgeschiedenis. Mouqué was van 1930 tot 1940
orkestmeester in het Kursaal van Oostende. Hij componeerde de Normalistenmarsch, het schoollied van de Rijksnormaalschool van Blankenberge, enkele balletten, operettes en zangspelen en enkele gelegenheidscan-
tates, zoals de James Ensor-cantate. Mouqué assisteerde James Ensor bij het uitschrijven van de pianopartituren voor La Gamme d’amour, de balletpantomime van Ensor.
Muche, Georg Querfurt 1895 – Lindau 1987
verschillende expressionistische kunstenaars kennen en begon als assistent bij Walden te werken. In 1916 stelde hij samen met Max Ernst tentoon bij Der Sturm. Een jaar later stelde hij er opnieuw tentoon met Paul Klee en in 1918 met Alexander Archipenko. Ondertussen gaf hij les aan de Academie die verbonden was met Der Sturm. In 1920 stopte Muche zijn samenwerking met Walden en begon hij te werken aan het Bauhaus. In 1927 verliet hij het Bauhaus en begon les te geven aan een privé-academie. Hij maakte een reis naar Italië en
schreef een boek over de fresco’s die hij er zag en begon ook zelf fresco’s te maken op panelen die hij tentoonstelde in Berlijn. Muche stichtte in 1938 een opleiding textielkunst aan de Höhere Fachschule für Textile Flächenkunst in Krefeld. Hij zou er directeur blijven tot 1958. In 1960 verhuisde hij naar Lindau waar hij verder schilderde en schreef. In 1961 publiceerde Muche het boek Blickpunkt Sturm, Dada, Bauhaus. In het werk omschreef hij onder andere het bezoek dat Wassily Kandinsky in 1929 bracht aan James Ensor in Oostende.
kring Chrysalide, een voorloper van Les XX met onder andere Théo Hannon, Victor Fontaine, Guillaume Vogels, Willy Finch en James Ensor. Het werk van de kunstenaars van Chrysalide was een ware relevatie voor Mundeleer. Door hen beïnvloed koos hij voor een directe interpretatie van het onderwerp en een vrije en intimistische techniek. Hij exposeerde in 1881 op de vierde en laatste tentoonstelling van de groep.
In 1884 verhuisde hij naar Elsene en werd hij lid van de groep Les Hydrophiles. Hij nam deel aan alle salons van de groep van 1884 tot 1888. Léon Mundeleer was vooral bekend als interieurschilder maar maakte ook marines en landschappen. Zijn oeuvre toont een voorkeur voor schaduwwerkingen, mysterieus licht en wazige tussentinten in olieverf en aquarel.
zijn vader (zijn moeder was toen al overleden) naar Sint-Joostten-Node. Hij was voorbestemd om marineschilder te worden. Zijn vader leerde hem schilderen en hij volgde lessen aan de Vrije Academie. In 1865 stelde hij, op dertienjarige leeftijd, tentoon in het restaurant van zijn
oom in Oostende. Tijdens zijn jeugd maakte hij een groot aantal potloodtekeningen terwijl hij zijn zomers aan de kust doorbracht. Hij tekende de Oostendse vuurtoren, de kazernes, het stapelhuis, de Nieuwpoortse vuurtoren, strandgezichten in De Panne, …
Duits kunstschilder en graficus. In 1913 begon hij schilderkunst te studeren aan de privéacademie van Anton Azbe. Een jaar later deed hij mee aan het toelatingsexamen voor de Koninklijke Academie in München maar werd niet toegelaten. Na deze teleurstelling wilde Muche naar Parijs maar werd verhinderd door het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog. Hij verhuisde naar Berlijn en leerde er Herwarth Walden en Mundeleer, Léon Brussel 1851 – 1933 Belgisch kunstschilder. Na zijn humaniora kreeg hij schilderlessen van de kunstschilder Michael Van Alphen. In 1878 stelde Mundeleer voor het eerst tentoon op het Salon de Bruxelles. In 1880 nam hij deel aan de jaarlijkse tentoonstelling van de Cercle Artistique et Littéraire de Bruxelles. Mundeleer sloot zich in 1881 aan bij de kunstMusin, Auguste Oostende 23 april 1852 – Sint-Joost-ten-Node 1923
m.10
Belgisch marineschilder. Zijn ouders waren de marineschilder François Musin en de bloemenschilderes Marie-Celestine Gosselin. In 1856 verhuisde hij met
Mouqué – Naeyaert
232
In 1869 maakte Auguste Musin zijn officieel debuut op de Salons en sindsdien was hij niet meer weg te denken uit zowat alle belangrijke West-Europese en Amerikaanse tentoonstellingen. In zijn marines zette hij het conventionele realisme van zijn vader verder en had daarmee evenveel, zo niet een nog groter commercieel succes.
In 1873 verhuisde hij samen met zijn vrouw (de schrijfster Clémence Musin) naar Engeland en in 1876 kwamen ze terug in Sint-Joost wonen. Hij was een van de belangrijkste leden van de Cercle libre de l’Observatoire, een conservatief kunstenaarsgezelschap in Brussel. Zijn zomers bracht hij door in Oostende waar hij
samen met onder andere James Ensor en Henri Permeke in 1894 de Cercle des Beaux-Arts d’Ostende stichtte. Na 1900 was het Musin-atelier over het hoogtepunt heen : Musin bleef schilderen maar was enkel nog een vierderangsfiguur, teruggedrongen door de evoluerende ideeën in de schilderkunst.
Musin, François Oostende 4 oktober 1820 – Sint-Joost-ten-Node 24 oktober 1888
tende terug. In 1852 liet hij in de duinen een houten paviljoen bouwen. Hij noemde het complex het Pavillon des Dunes en verhuurde het aan Constant en Charles Beerblock die het uitbaatten. In het paviljoen was er een restaurant, een café en een speelplein. Musin had er een atelier. Na de dood van zijn vrouw in 1853 ondernam hij nog enkele studiereizen : hij trok naar Spanje en Portugal, de Italiaanse en Zwitserse Alpenmeren, Frankrijk, Noorwegen en NoordAmerika. Van al deze reizen bracht hij heel wat studies mee die hij in zijn atelier uitwerkte. In 1869 verhuisde hij naar Sint-Joost-ten-Node waar hij tot zijn dood zou blijven wonen. In de tuin van zijn huis liet hij een groot atelier bouwen waar hij zijn zoon Auguste leerde schilderen. Vader en zoon Musin
kregen, ook uit het buitenland, veel bestellingen. In 1877 en 1878 verzorgde hij de decoratie van een zaal in het nieuwe Kursaal in Oostende. Musin was een echte levensgenieter, steeds in prima stemming en een gepassioneerd verteller van zijn vele reisavonturen. Daarnaast was hij ook een harde werker die een enorm oeuvre naliet. Zijn stijl evolueerde van de Romantiek naar het Realisme. Voor 1865 schilderde hij vooral romantische doeken met stormscènes en schipbreuktaferelen of historische zeeslagen. Na 1865 maakte hij realistische marines met beelden uit het zee-, rivierof strandleven. In een later stadium werd zijn schildertechniek wat losser en ging zijn stijl over in een soort pre-impressionistische sfeer.
den gebruikte. Als fotograaf was hij volledig autodidact. Naeyaert werd voor zijn foto’s sterk beïnvloed door de schilderkunst. Zijn oeuvre bestond uit reeksen met landschappen, stillevens, figuren en portretten. Pas rond zijn zestigste begon hij zijn werk aan het publiek te tonen. Hij exposeerde onder andere in het Paleis voor Schone Kunsten in Brussel en in het Jakob Smitsmuseum in Mol. In 1984 werd
in Antwerpen een huldetentoonstelling aan hem gewijd. In 1948 bezocht Naeyaert samen met Albert Van Dyck en Armand Delwaide James Ensor in zijn woning in Oostende. Hij maakte er enkele kleurenfoto’s van Ensor, onder andere het portret van Ensor in zijn zetel naast de schouwmantel dat op de cover van Bij Ensor op bezoek staat. Hij poseerde ook voor een groepsfoto met Ensor, Van
Belgisch marineschilder. Hij werd als een van de meest gerenommeerde marineschilders van zijn tijd beschouwd. In 1831 begon hij les te volgen aan de tekenschool in Oostende en in 1836 studeerde hij verder aan de Academie in Brussel, bij François-Joseph Navez en François Bossuet. Hij debuteerde op het Antwerpse Salon in 1840 en studeerde af aan de Brusselse Academie in 1843. Koning Leopold I kocht in 1845 zijn doek Gezicht te Oostende. Ook in het buitenland had hij succes met zijn werk. Hij woonde een tijde in Engeland en reisde naar Spanje en Portugal. Na de dood van zijn vader in 1849 keerde hij naar Oos-
m.11
Naeyaert Fernand Plaats van geboorte onbekend 1919 – Plaats van overlijden onbekend 1992 Belgisch nijveraar. Voor zijn werk reisde hij de hele wereld rond. Naeyaert was een enthousiast fotograaf en begon in 1939 kleurenfoto’s te maken. Daarmee was hij één van de eerste Belgische fotografen die de kleurenfotografie voor artistieke doelein-
Personenregister
M-N
233
n.1
n.2
Dyck en Delwaide. Beide foto’s werden gepubliceerd in Denkend aan Albert Van Dyck dat Naeyaert
in 1991 publiceerde. In het boek beschreef hij ook uitvoerig hun bezoek aan Ensor. Hij was stich-
ter en voorzitter van het Albert Van Dyckmuseum in Schilde.
Nolde, Emile Nolde 7 augustus 1867 – Seebüll 13 april 1956
Julian in Parijs, maakte hij voor een eerste maal kennis met de impressionistische schilderkunst. Die Brücke werd in 1905 opgericht door vier jonge studenten Ernst Ludwig Kirchner, Fritz Bleyl, Karl Schmidt-Rottluff en Erich Heckel. De jonge Die Brücke kunstenaars waren in de ban van de lichte en rijke kleuren die Nolde gebruikte in het werk Springtime in a room en in 1906 vroegen ze hem zich bij de kunstgroep aan te sluiten. Nolde en Schmidt-Rottluff schilderden vaak samen. Tijdens een reis naar België in 1911 leerde hij in Brussel James Ensor kennen. Hij reisde verder naar Nederland om daar de werken van Rembrandt en Frans Hals te bestuderen. Nolde had al vroeg in zijn carrière
een interesse in kunst uit nietEuropese landen. Hij was vooral gefascineerd door de kinderlijke eigenschappen van primitieve volkeren. Nolde nam deel aan een demografische expeditie naar Duits New Guinea. Over deze reis maakte hij verschillende etsen. In 1940 kwam er een einde aan zijn schilderscarrière. Er werden veel van zijn werken in beslag genomen door de nazi’s en hij kreeg het verbod nog te schilderen. Emile Nolde werd ook beïnvloed door religieuze onderwerpen. In 1911 ontmoette hij James Ensor in zijn atelier. Nolde werd beïnvloed door religieuze onderwerpen en was gefascineerd door enkele werken van Ensor met dezelfde thema’s.
In 1928 won hij de prijs Villa Massimo en trok hij naar Rome. Thuis brandde zijn studio af en werden ongeveer 150 werken vernietigd. Het koppel emigreerde met een toeristenvisum naar België. Zo kwamen ze in Oostende terecht waar ze James Ensor leerden kennen. Nussbaum werd beïnvloed door het werk van Ensor. Na hun kennismaking doken er in zijn schilderijen regelmatig maskers op. Nussbaum begon zich in zijn werk ook steeds meer te profileren als Jood en zijn palet werd langzamerhand donkerder. In 1937 huwde hij met Felka en vestigden ze zich in Brussel. Bij de Duitse inval in België in 1940 werd Nussbaum naar een kamp in de Pyreneeën gedeporteerd. Hij slaagde erin te ontsnappen en keerde terug naar zijn vrouw in Brussel. Zijn drang
om te schilderen was groot en hij werkte in de kelder van een kunstverdeler. Zijn geïsoleerde situatie leidde tot het ontstaan van zijn meest bekende werk Selbstbildnis mit Judenpass. Op 20 juni 1944 werden Nussbaum en Felka gevangen genomen en gedeporteerd naar Auschwitz waar ze in augustus van datzelfde jaar stierven. Zijn werken werden lang opgeborgen door vrienden van de kunstenaar maar in 1971 werden ze tentoongesteld in een herdenkingstentoonstelling. De werken van Nussbaum zijn een getuigenis van de Tweede Wereldoorlog en de erbarmelijke omstandigheden waarin het Joodse volk moest leven. Hij is één van de belangrijkste kunstenaars van Europa die dit in beeld heeft gebracht.
Emile Nolde, geboren als Emile Hansen, was een Duitse kunstschilder. Hij was opgeleid als houtbewerker en werkte bij Heinrich Sauermann als meubelontwerper. In 1892 doceerde hij het vak industriële design aan de Saint-Gallen Crafts school. Dankzij het succes van een serie postkaarten die hij uitgegeven had, begon hij zich op zijn kunst te focussen. Hij besloot om les te volgen aan de privé-school van Friedrich Fehr. Gedurende zijn studies probeerde hij een synthese te realiseren tussen het symbolisme en het realisme. Toen hij in 1900 zijn opleiding vervolledigde aan de Académie Nussbaum, Felix Osnabrück 11 december 1904 – Auschwitz 2 augustus 1944 Platek, Felka Plaats van geboorte onbekend 3 januari 1899 – Auschwitz 2 augustus 1944 Felix Nussbaum was een Duitse kunstschilder. Als jongeman werd hij gestimuleerd door zijn ouders om te schilderen. Hij kreeg een privé opleiding van Willy Jaeckel in Berlijn. Een jaar later studeerde hij kunst aan de staatschool van Berlijn en volgde hij het masterclass van Hans Meid. Zijn werk werd goed onthaald en getoond in verschillende galerijen. Hij leerde in deze periode de Poolse kunstenares, en zijn levensgezellin, Felka Platek kennen.
Naeyaert – Oleffe
N
234
Nyns Marcel Sint-Gillis 18 september 1887 – 1 december 1972
de Academia Belgica in Rome en Belgisch commissaris en aanwezig op verschillende biënnale tentoonstellingen in Venetië. Later werd hij secretaris-generaal van het Ministerie voor Wetenschap en Kunst en daarna op het Ministerie van Openbaar Onderwijs. Nyns was
goed bevriend met René Lyr. De correspondentie van Ensor met Nyns is gepubliceerd in de verzamelde brieven. Ensor vermeldde hem in zijn Discours de James Ensor proclamé Prince des Peintres le 10 mars 1934 en in zijn tekst Discours pour saluer Ostende.
Nyssen Albert Oostende 1915 – 1971
Belgisch kunstschilder. Hij volgde een opleiding bij Alfons Blomme aan de Kunstacademie in Oostende en was lid van de
Oostendse Kunstkring. Nyssen schilderde realistische landschappen en marines.
Ochs, Jacques Nice 18 februari 1883 – Luik 3 april 1971
In 1905 werd Ochs tot Belg geneutraliseerd en tijdens de Eerste Wereldoorlog was hij oorlogsvrijwilliger. Hij maakte schetsen van de oorlog en van rechtszaken voor Parijse kranten. In de jaren dertig raakte hij ernstig gewond en Dr. Albin Lambotte was verantwoordelijk voor de verpleging van de kunstenaar. Doordat hij tijdens Wereldoorlog II anti-fascistische werken maakte werd Ochs gearresteerd. Er kwam bijna een eind aan zijn leven maar hij kon nog net ontsnappen aan een executie. Hij maakte later schetsen over deze gruwelijke ervaringen. Naast zijn passie voor kunst was Ochs ook schermkampioen en
won hij een gouden medaille op de Olympische spelen van 1912. Twee jaar later werd hij wereldkampioen. Toen James Ensors essay Réflexions sur quelques peintres et lanceurs d’éphémères verscheen in Pourquoi pas? was Ochs verantwoordelijk voor de cover. Hij maakte een milde karikatuur van de Oostendse meester die al schilderend bij zijn ezel zat. Ochs maakte ook deel uit van het erecomité van de Ensortentoonstelling van 1939 bij Gazette des Beaux-Arts et BeauxArts in Parijs. James Ensor en Jacques Ochs waren beiden lid van de Cercle Artistique et Littéraire de Bruxelles.
kunstenaars zoals Frans Smeers. Hij debuteerde op het driejaarlijkse salon van Gent in 1890. Tijdens zijn verblijf in Nieuwpoort van 1895 tot 1902, raakte hij gefascineerd door de zee en het leven van de vissers. Hij legde de grootsheid van de zee en het harde vissersleven op een zeer realistische manier vast aan de hand van een somber kleurenpalet. In 1905 stichtte hij, samen met onder andere Ferdinand Schirren de kunstkring
Cercle Labeur, met als doel te reageren op het academisme en de conservatieve groepen en kunstkringen. Volgens hen hield het academisme de ware roeping van de kunstenaar tegen. Oleffe was ook lid van Kunst van Heden, waar ook James Ensor lid van was. De twee kunstenaars namen ook deel aan het Salon des Beaux-Arts d’Ostende. Tijdens deze periode had Oleffe veel succes en nam hij deel aan verschillende tentoonstellingen
Doctor in de rechten. Hij heeft zeer regelmatig deelgenomen aan conferenties in het kader van de Volkenbond. Hij was medeoprichter van
Frans-Belgisch kunstschilder en illustrator. Hij verhuisde op tienjarige leeftijd met zijn familie naar Luik en studeerde er aan de plaatselijke Academie onder leiding van Evariste Carpentier. TIjdens zijn studies in Luik won Ochs de Prix Auguste Donnay. Hij studeerde verder aan de Académie Julian in Parijs. Hij schilderde graag portretten en karikaturen. Dit deed hij al op twintigjarige leeftijd voor allerlei tijdschriften in Luik, Parijs en Brussel. Ook voor het tijdschrift Pourquoi Pas? maakte hij illustraties. Oleffe, Auguste Sint-Joost-Ten-Node 17 april 1867 – Oudergem 14 november 1931 Belgisch kunstschilder. Hij werkte als leerling-lithograaf bij een drukker. Oleffe volgde avondlessen aan de academie van Sint-Joost-Ten-Node en aan de academie van L’Effort. Tijdens zijn studentenjaren was hij actief in de groep Rouge-Cloître samen met andere Belgische
o.1
Personenregister
N-O
235
zoals in de Galerie Giroux te Brussel. Oleffe vestigde zich definitief in Oudergem en zijn stijl veranderde. Hij maakte, beïnvloed door het werk van Renoir en Manet, impressionistisch getinte werken met lichtere tonen. De meest voorkomende onderwerpen waren buitentaferelen met bloemen, tuinen en mensen. Zijn huis was tijdens deze periode een verzamelplaats voor de Brabantse fauvisten. Hij had een zeer grote invloed op kunstenaars zoals Jean Brusselmans en Anne-Pierre De Kat, zonder zelf een fauvist te zijn. Oleffe trad op als grote broer voor verschei-
dene kunstenaars. De Brabantse fauvisten inspireerden zich op de impressionisten en Franse fauvisten. Ze hanteerden een bondige techniek, een levendig kleurenpalet en een vereenvoudiging in de voorstelling. Volgens Rik Wouters, één van de leden, kon een kunstenaar met eenvoudige dingen veel duidelijk maken. In 1926 kreeg Oleffe de grote prijs Des Arts Plastiques. Hij werd ook vice-president van Commision d’Art Moderne des Musées Royaux des Beaux-Arts de Belgique. James Ensor en Auguste Oleffe leerden elkaar kennen door deel te nemen aan dezelfde tentoon-
stellingen. Ze raakten bevriend en hielden via brieven contact. Ensor vroeg Oleffe raad over verschillende zaken en het was duidelijk dat hij zijn mening respecteerde. Zo schreef Ensor hem in 1910: Avant de prendre une décision, je viens vous demander puisque vous avez fait partie de ce jury, de bien vouloir me donner quelques renseignements, par retour du courrier, je vous prie, sur les conditions: durée des fonctions et séjour à Paris etc., etc. choses pour moi importantes car il m’est difficile de quitter Ostende en septembre la saison n’étant pas terminée.
Opsomer, Isidoor Lier 1878 – Antwerpen 1967
in België begon hij in 1905 les te geven aan de Koninklijke Academie voor Schone Kunsten van Antwerpen. Opsomer stelde vaak tentoon in binnen- en buitenland. In 1906 en 1907 nam hij deel aan het jaarlijkse Salon van de Cercle des Beaux-Arts d’Ostende, een groep die James Ensor mee oprichtte. Aan het begin van de Eerste Wereldoorlog verbleef hij een jaar in Engeland. Op vraag van de Belgische regering trok hij na
een jaar naar Den Haag om er tentoonstellingen te organiseren. Na de oorlog keerde hij terug naar Lier. Zijn woning en atelier waren totaal verwoest door het oorlogsgeweld en hij vestigde zich in Antwerpen. Van 1926 tot 1949 was hij directeur van de Koninklijke Academie van Antwerpen. Hij was lid van de Cercle Artistique et Littéraire de Bruxelles, de Brusselse kunstenaarsvereniging waar ook James Ensor lid van was.
Polytechnische school. Hier volgde hij lessen waarnemingstekenen en kunstgeschiedenis. Na zijn academiejaar vestigde hij zich definitief in Brussel. Hij woonde ook een korte tijd in Parijs. Hier maakte hij kennis met de werken van Kees van Dongen, Albert Marquet, Auguste Renoir, Alfred Sisley, Claude Monet, Pablo Picasso enz. De meest voorkomende onderwerpen in zijn werken waren scènes aan de haven van Scheveningen. Paerels was lid van de kunstkring Le Labeur en hij nam samen met de andere
leden deel aan het driejaarlijkse salon van Antwerpen. Toen de kunstkring werd ontbonden werd Paerels lid van Le Sillon en L’Effort. De leden van de kunstkring L’Effort kwamen vaak samen in de brouwerij van Mevr. Van Haelen. Paerels schilderde verschillende portretten van de dame en haar kinderen. Na 1910 nam Paerels deel aan grote tentoonstellingen in het binnen- en buitenland. Zo was hij aanwezig op tentoonstellingen in België, Frankrijk en Venetië. Bij de start van de Eerste Wereldoorlog vestigde hij zich met
Belgisch kunstschilder. Hij studeerde aan de Lierse Academie, aan de Academie van Antwerpen en aan het Nationaal Hoger Instituut voor Schone Kunsten. In 1903 won hij de Godecharleprijs met het drieluik Adam en Eva verjaagd uit het paradijs. Een jaar later verbleef hij in de Villa Medici in Rome. Terug Paerels, Willem Delft 15 juli 1878 – Eigenbrakel 10 februari 1962 Nederlands kunstschilder. Hij toonde al vroeg talent voor tekenen en schilderen. In 1895 besloot hij schilderkunst te studeren en trok naar de Academie voor Schone Kunsten in Brussel. Na één jaar aan de Academie stopte hij met de opleiding. Tot 1897 verdeelde hij zijn tijd tussen Brussel en Delft. Zijn ouders stelden uiteindelijk voor om een opleiding te volgen aan de lokale
p.1
Oleffe – Périer
O-P
236
zijn gezin in Nederland. Hij gaf er tekenlessen en voordrachten. Na de oorlog keerde hij terug naar België. Hij werd geconfronteerd met fauvistische en expressionistische kunst in galerie Giroux en galerie Manteau. Georges Giroux bezorgde Paerels een nieuw atelier in Ukkel. Na het overleden van zijn vrouw in 1920 hertrouwde hij met Hélène Moulaert. Samen met haar reisde hij naar Italië en Spanje. In 1930 werd zijn werk opgenomen in de tentoonstelling Contemporary Belgian Art in de Verenigde Staten. Zijn be-
langrijkste individuele tentoonstelling vond plaats in 1933 in de galerie Giroux. Paerels schilderde vooral portretten, landschappen, stadgezichten en maritieme motieven. Zijn marines schilderde hij in Oostende, Blankenberge, Nieuwpoort, Delft, Rotterdam of Scheveningen. Zijn vroege werken waren impressionistisch. Vanaf 1916 begon hij duidelijk luministisch te schilderen en hechtte hij veel belang aan de kleur. Na de Eerste Wereldoorlog evolueerde zijn stijl naar een gematigd expressionisme. Hij was duidelijk op zoek naar
een evenwichtige compositie tussen vorm en kleur. Zijn werk werd soberder. Na de Eerste Wereldoorlog verbleef hij kort in Parijs. Hij keerde via Oostende terug naar België en schilderde er het portret van James Ensor, een kunstenaar waarvoor hij veel respect had. Na het overlijden van zijn vrouw in 1920 trok Paerels vaak naar de Belgische kust. Ensor portreteerde Paerels samen met Augusta Boogaerts in zijn schilderij Les fumeurs drolatiques.
Pantazis, Périclès Athene 1849 – Brussel 1884
imiteerde maar hij legde ook persoonlijke accenten in zijn werk. Hij werd ook beïnvloed door het werk van Chintreuil en door de impressionisten. Ook de Brusselse kunstscène boeide Pantazis en hij bezocht de stad vaak. Hij raakte er bevriend met Félicien Rops, Edmond Van der Meulen en Leopold Speeckaert. In de herfst van 1872 vestigde Pantazis zich voorgoed in Brussel. Hij werd lid van de kunstenaarskring Cercle de la Patte en raakte er bevriend met de schilder Guillaume Vogels. Hij schilderde in Anseremme in open lucht, samen met Vogels, Théodore Baron, Victor Fontaine en Jean-François Taelemans. Pantazis zou vaak terugkeren naar Anseremme, waar een echte schilderskolonie ontstond met onder andere Fé-
licien Rops, Charles Degroux, Jules Raymaekers en Henri Van der Hecht. In 1874 debuteerde hij in de Belgische kunstsalons. Pantazis was in 1875 medestichter van de groep La Chrysalide, samen met onder andere Victor Fontaine en Théo Hannon. Ook Willy Finch en James Ensor waren lid van de groep die een voorloper was van de latere Les XX. In hetzelfde jaar nam hij een eerste keer deel aan het driejaarlijkse Salon in Brussel. Pantazis verbleef vaak aan de Vlaamse kust en werkte er in Nieuwpoort, Oostende en Heist. Hij bezocht in 1880 zijn broer in Marseille en maakte er aquarellen en olieverfstudies. In 1883 was hij medestichter van de nieuwe groep Les XX, samen met onder andere James Ensor.
Belgisch dirigent. Hij dirigeerde het orkest van het Kursaal van Oostende. Op 22 augustus 1897 werd hij in aanwezigheid van Leopold II gehuldigd in het
Kursaal. Na zijn dood volgde Léon Rinskopf, een goede vriend van James Ensor, hem op als eerste dirigent van het kursaalorkest.
Grieks-Belgisch kunstschilder. Zijn artistieke talenten werden thuis gestimuleerd en zijn plannen om een opleiding tot kunstschilder te volgen werden sterk aangemoedigd. In 1864 schreef hij zich in aan de Academie van Athene en studeerde er met succes af in 1871. Hij schreef zich in september 1871 in aan de Academie in München die hij in 1872 weer verliet, ontgoocheld door de conservatieve geest van de instelling. Pantazis trok via Marseille (waar zijn broer verbleef) naar Parijs, aangetrokken door de progressieve mentaliteit bij de vele kunstenaars in de stad. Hij bewonderde vooral de realist Gustave Courbet, wiens stijl hij
p.2
Périer, Emile Plaats en datum van geboorte en overlijden onbekend
Personenregister
P
237
Permeke, Constant Antwerpen 31 juli 1886 – Oostende 4 januari 1952
p.3
p.4
Belgisch kunstschilder en beeldhouwer. Hij was de zoon van de schilder Henri Louis Permeke. In 1892 verhuisde het gezin Permeke naar Oostende. Vijf jaar na hun aankomst in de badstad werd zijn vader conservator van het Museum van Oostende. Permeke studeerde aan de academie van Brugge en Gent. Tijdens zijn opleiding in Gent ontmoette hij andere kunstenaars zoals Frits Van den Berghe, Gustave en Léon De Smet en de kunstcriticus P-G. Van Hecke. In 1909 verhuisde Permeke naar Sint-Martens Latem en maakte hij deel uit van de tweede Latemse school. Samen met zijn vrouw Marie Delaere woonde hij vanaf 1912 twee jaar in Oostende. Tijdens de Eerste Wereldoorlog moest hij zijn dienstplicht vervullen. Bij de verdediging van Antwerpen raakte hij zwaar gewond. Samen met andere gekwetsten werd hij overgebracht naar Groot-Brittannië, waar hij tot 1919 bleef. Hij keerde samen
met zijn gezin terug naar België. Ze verbleven een korte tijd in Antwerpen en vervolgens opnieuw in Oostende. In 1930 vestigde hij zich definitief in Jabbeke. Dat jaar kreeg hij zijn eerste grote retrospectieve tentoonstelling in het Paleis voor Schone Kunsten in Brussel. Permeke was lid van verschillende kunstenaarsverenigingen zoals Kunst Van Heden, Les Compagnons de L’Art en L’Art Vivant. In 1926 werd hij lid van De IX. Vanaf de jaren dertig stelde hij vaak tentoon in binnen- en buitenland. Tijdens de Tweede Wereldoorlog kreeg hij van de Duitsers het verbod te schilderen en te exposeren. In 1945 werd Permeke directeur van de Koninklijke Academie voor Schone Kunsten te Antwerpen. Permeke begon te schilderen in een impressionistische stijl onder invloed van Emile Claus. Langzaam evolueerde de kunstenaar naar een expressionistische schilderstijl en werd hij uiteindelijk één van de voornaamste figuren van het Vlaams Expressionisme. Na de Eerste Wereldoorlog hanteerde hij on-
der invloed van André De Ridder en P.G Van Hecke een meer kubistische vormgeving. Dit was slechts een tijdelijk verschijnsel. Bij het schilderen en beeldhouwen werd Permeke gedreven door zijn eigen emoties. Zijn meest voorkomende onderwerpen waren de Noordzee, het Vlaamse landschap, de vissers en de boeren. Dit gaf hij op een zeer krachtige manier weer in een donker kleurenpalet. Constant Permeke werd in verschillende brieven van James Ensor vermeld. Ze ontmoetten elkaar geregeld in Oostende en namen vaak deel aan dezelfde tentoonstellingen. Hij ondertekende ook de petitie voor Les Bassins die door Ensor opgestart werd. In Ensor’s brief aan Andre De Ridder van april 1929 vermeldde hij dat Permeke op bezoek was geweest : Il s’agit sans doute du photogra phe ostendais Maurice Antony, originaire d’Ypres. Une Photographie témoigne de leur passage chez Ensor. Elle représente une boule argentée dans laquelle Ensor, Permeke, Antony et le valet de chambre Auguste se miroitent.
bezat een woonboot en samen met Euphrosine Beernaert en Camille Van Camp trok hij langs verschillende Belgische en Nederlandse waterlopen om te schetsen en schilderen. In 1886 werd zijn zoon Constant Permeke geboren, die later een beroemde expressionistische schilder en beeldhouwer zou worden. Permeke vestigde zich in 1891 met zijn gezin in Oostende. In Oostende schilderde hij veel marines en strandtaferelen en begon als restorator te werken. Hij herstelde decoratieve werken uit het Kursaal, religieuze
decoraties in de Sint-Petrus en Pauluskerk en schilderijen uit de verzameling van de stad Oostende. In 1884 stichtte Permeke, samen met James Ensor en andere lokale artiesten en architecten de Cercle des Beaux-Arts d’Ostende. De groep organiseerde enkele Salons in Oostende. Voor de wereldtentoonstelling van 1894 in Antwerpen maakte hij vier houtskooltekeningen. Permeke werd in 1897 aangesteld als conservator van het Museum voor Schone Kunsten in Oostende. Hij stelde een museumcatalogus samen en
p.5
Permeke, Henri Louis Poperinge 1849 – Oostende 1912
p.6
Belgisch kunstschilder en conservator. In 1873 trok hij met een beurs van de stad Poperinge naar de Academie van Brussel. In 1876 was hij een van de medestichters van L’Essor, een Brusselse groep waar ook Albert Baertsoen, Jean Delville, James Ensor, Fernand Khnopff en Jan Toorop lid van waren. In 1878 verbleef Permeke een tijdje in Amsterdam en verhuisde nadien naar Burcht, een pittoresk Scheldedorp. Hij
Permeke – Picard
238
r.10
Naar aanleiding van het vijftigjarig bestaan van de universiteit schonken de studenten Dr. Ernest Rousseau senior een portret in brons dat gemaakt werd door Jef Lambeaux. Ensor zou zich later op deze buste inspireren om Rousseau’s portret
in drogenaaldets uit te voeren. Mariette Rousseau was zijn favoriet model van de familie. In 1889 tekende Ensor Mariette zittend voor de microscoop en in de gravure Zonderlinge insecten portretteerde hij haar met het onderlichaam van een
libel. De maskerades die de familie organiseerde waren een inspiratiebron voor werken zoals Maskerade en Het doopsel van de maskers. In De wanhoop van Pierrot schilderde hij Ernest junior als een pierrot.
Rousseau, Blanche Plaats en datum van geboorte en overlijden onbekend
van Ernest en Mariette Rousseau in Elsene. In 1899 publiceerde het Parijse magazine La Plume een speciaal nummer over Ensor met bijdragen van onder andere Camille Lemonnier, Camille Mauclair, Octave Maus en Edmond Picard. Voor het blad schreef Blanche Rousseau over
haar jeugdherinneringen aan ontmoetingen met Ensor in het huis van haar oom Ernest. Ze beschreef zijn grote, donkere gestalte en zijn zachte en toch sarcastische ogen en hoe hij vertelde over de duivel, een klein scheel ventje dat je voortdurend met één oog aanstaarde.
won hij de Godecharleprijs waardoor hij drie jaar kon reizen. Hij reisde naar Engeland, Frankrijk, Italië en Griekenland. Dankzij de Godecharleprijs kreeg hij erkenning in de Brusselse kunstwereld en de intellectuele elite. Hij werd lid van de Cercle Artistique et Littéraire de Bruxelles, waar ook James Ensor lid van was en nam deel aan diverse Salons, zoals het jaarlijkse Salon des Beaux-Arts d’Ostende. Hij was
ook medestichter van de groep Kunst van Heden. Van 1901 tot 1919 werkte hij als docent sculptuur aan de Brusselse Academie. Later werd hij er directeur. Hij werkte samen met Victor Horta en decoreerde de gevels van enkele huizen van Horta. Rousseau nam deel aan het Salon des Beaux Arts d’Ostende in 1905, 1906 en 1907.
loopbaan. Hij reisde als werknemer op verschillende schepen de wereld rond. Zijn passie voor de scheepvaart bracht hem naar Kaap Hoorn, Kaap de Goede Hoop, Port-Natal, Mozambique, Australië, Valparaiso, Chili en Glasgow. Zijn reizen inspireerden hem tot veel marineschilderijen. Hij behaalde het brevet van tweede luitenant aan de Zeevaartschool en in 1908 het diploma van kapitein. Hij werd luitenant op de pakketboten Oostende-Dover. Als kunstenaar was Royon vol-
ledig autodidact. In 1908 was hij medestichter van de Cercle Artistique d’Ostende, een initiatief van Jan De Clerck, en stelde van 1908 tot 1914 tentoon in de salons die de groep organiseerde. Hij maakte toen vooral fijnzinnige pentekeningen. De Eerste Wereldoorlog bracht Royon in Le Havre door als artillerieofficier bij de zeevaart. Hij ondernam gevaarlijke zeetochten en ontving het maritiem oorlogskruis. Na de oorlog deed hij het toezicht op de Noordzeevisserij.
Blanche Rousseau was een nichtje van de familie Rousseau. De Rousseaus waren goed bevriend met James Ensor. Ensor bracht vaak tijd door in het huis Rousseau, Victor Feluy 16 december 1865 – Vorst 17 maart 1954 Belgisch beeldhouwer. Toen hij elf jaar was begon hij met zijn vader als steenhouwer te werken op de werf van het Brusselse Justitiepaleis. Hij volgde avondlessen aan de tekenschool van Sint-Joost-ten-Node en bezocht het beeldhouwersatelier aan de Brusselse Academie voor Schone Kunsten. In 1890 Royon, Louis Oostende 1882 – Waulsort 1968 Belgisch marineschilder, auteur en zeeman. Hij was kind van een bekende Oostendse zeemans- en handelaarsfamilie van Noordfranse afkomst. Het gezin Royon was kunstminnend. Louis Royon ging als kind naar kostscholen in Geraardsbergen en Brugge maar had moeite om zich aan te passen aan het strenge kostschoolleven. Royon koos al vlug voor een maritieme
r.11
Personenregister
247
r.12
In 1921 stopte Royon met varen als beroep, begon zijn tijd volledig aan het schilderen en pleziervaren te wijden en verhuisde naar Brussel. Hij ontwierp honderden affiches, prentkaarten, uurtabellen en briefhoofden voor grote maritieme maatschappijen. Royon kon het varen niet laten en in 1922 reisde hij naar Afrika. In 1924 kocht hij een oude
vissersboot om via de Franse binnenwateren tot in Zeebrugge te varen en in Oostende had hij een woonboot. Hij stelde regelmatig tentoon in de salons van de Société des peintres de la mer, een groep die hij in 1932 mee had opgericht. Tijdens en na de Tweede Wereldoorlog stelde Royon zijn marines regelmatig tentoon in Brusselse galeries. In 1949 ver-
huisde hij naar een klein huisje in het afgelegen Freyr nabij Waulsort. Royon’s marines hadden een romantische kant met visioenen van grote zeilschepen die sierlijk op de blauwe wateren van exotische zeeën varen. In andere werken primeerde de waarheidsgetrouwe uitbeelding en zijn diepgaande kennis van de zee.
Rucloux, Thérèse Plaats en datum van geboorte en overlijden onbekend
Belgische kunstschilder. Ze was actief als kunstschilder aan het begin van de 20ste eeuw. Ze schilderde uitsluitend vruchten- en bloemenstillevens en
stelde tentoon in de Salons van de Cercle Artistique d’Ostende. Ze woonde in Raversijde bij Oostende.
Ryckoort, Jean Harelbeke 1889 – Abbeville 1940
gewond naar Engeland overgebracht. In het voorjaar van 1915 keerde hij terug naar het front. In die tijd werd hij een overtuigd proletarisch socialist met communistische sympathieën. In 1931 kreeg hij vanwege zijn wankele gezondheid het statuut van oorlogsgepensioneerde. In die tijd begon hij te schilderen en was verbonden aan de Oos-
tendse Galerie Studio waar ook James Ensor vaak tentoonstelde. Vanaf 1932 raakt hij geïnteresseerd in de extreem-rechtse partij Verdinaso van Joris Van Severen. In mei 1940 werd hij gearresteerd en naar Frankrijk getransporteerd. Op 2 mei 1940 werd hij in de kiosk van het Franse stadje Abbeville doodgeschoten door het Franse leger.
Hij kocht verschillende werken van Ensor en leende ze vaak uit voor tentoonstellingen. In 1931 leende Salz werken uit aan de Amsterdamse Galerie HuinckScherjon die een grote tentoonstelling met werk van Ensor organiseerde en werkte mee aan
een tentoonstelling in de Leicester Galeries in Londen. Hij ging ook, samen met zijn vrouw en Carol Deutsch, op bezoek bij de Oostendse meester. Later verhuisde hij naar de Verenigde Staten en introduceerde er het werk van James Ensor.
volgde aan de tekenschool. Vanaf zijn vijftiende studeerde hij aan de Academie in Brussel. In het atelier van Jef Lambeaux leerde hij beeldhouwen. In 1897 stelde hij voor het eerst tentoon samen met enkele andere jonge kunstenaars. Een jaar later richtte hij samen met Auguste Oleffe, Louis Thévenet
en Willem Paerels de groep Le Labeur op. Op de eerste tentoonstelling van de groep exposeerde hij een portretbuste van Helena Blavatsky, de Russische theosofe. Schirren nam aan het begin van de twintigste eeuw deel aan groepstentoonstellingen in de grote Belgische steden en reisde
Belgisch kunstschilder. Hij begon op dertienjarige leeftijd als fabrieksarbeider te werken. In 1906 werd hij beroepsvrijwilliger bij het Belgische leger en vocht in de Eerste Wereldoorlog. Eind 1914 werd hij zwaar Salz, Sigismund Plaats van geboorte onbekend 1851 – Plaats en datum van overlijden onbekend Oostenrijks kunsthandelaar en een vriend van James Ensor. Schirren, Ferdinand Antwerpen 8 november 1872 – Brussel 19 februari 1944
s.1
Belgisch kunstschilder en beeldhouwer. Hij was van RussischJoodse afkomst. Als kind verhuisde Schirren met zijn familie naar Anderlecht waar hij lessen
Royon – Schyrgens
R-S
248
verschillende keren naar Parijs. In 1912 kreeg hij een individuele tentoonstelling in Antwerpen en erkenning in het buitenland : het museum van Keulen kocht enkele van zijn tekeningen. Bij het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog trok Schirren
naar Parijs waar hij PierreAuguste Renoir leerde kennen. Hij bewonderde het werk van Renoir en de twee raakten bevriend. Tijdens de jaren twintig reisde hij met zijn gezin door het zuiden van Frankrijk. De landschappen en de diepblauwe
hemel beïnvloedden zijn werk. Het gezin Schirren dook, uit angst voor deportatie, tijdens de Tweede Wereldoorlog onder. Ensor vermeldde hem in zijn tekst Discours prononcé au Banquet Ensor.
Schlobach, Willy Brussel 1864 – Nonnenhorn 1951
hij medeoprichter van de kunstenaarsgroep Les XX. In 1887 verbleef hij in Engeland. Hij werd er beïnvloed door het werk van William Turner en schilderde portretten van de Londense beau monde. Terug in België vestigde hij zich in Sint-Genesius-Rode. Na de Eerste Wereldoorlog kreeg hij door zijn Duitse sympathieën (hij had de dubbele Belgische en Duitse nationaliteit) problemen
met de administratie. Veel van zijn werken werden in beslag genomen en openbaar verkocht. Verbitterd verliet hij België en vestigde zich in het Duitse vissersdorpje Nonnenhorn, aan de oevers van het Bodenmeer. Willy Schlobach leefde op het keerpunt van de moderne kunststromingen en tijdens de opkomst van het impressionisme. Zijn werk was sterk beïnvloed door het post-impressionisme.
sor. Werner Schmalenbach studeerde kunstgeschiedenis, archeologie en ethnologie aan de universiteit van Basel. Hij had een grote passie voor kunst. Van 1955 tot 1963 was hij directeur van het Kestner Gesellschaft in Hannover. Nadien werd hij directeur van de Kunstsammlung Nordrhein-Westfalen in
Düsseldorf en werkte mee aan Documenta II en III in Kassel. Als kunsthistoricus schrijft hij boeken over moderne kunst, film en Afrikaanse kunst. In 1945 reisde Schmalenbach naar België en bezocht James Ensor in Oostende.
werkte in het Zoniënwoud en in de Kempen. In 1876 nam hij deel aan de eerste tentoonstelling van de progressieve Brusselse kunstenaarsgroep La Chrysalide,
waar Périclès Pantazis, Alfred Verhaeren, Guillaume Vogels, James Ensor en Willy Finch lid van waren. Hij nam vaak deel aan de jaarlijkse Salons in de grote Belgische steden.
Schyrgens bracht een groot deel van de Eerste Wereldoorlog in Giessen door als krijgsgevangene van de Duitsers. Na de oorlog werkte hij als architect mee aan de wederopbouw in Frankrijk en Vlaanderen. In 1928 verhuisde hij naar Raversijde bij Oostende en enkele
jaren later vestigde hij zich in de stad Oostende. In 1934 begon hij als leraar aan de heropgestarte Oostendse Kunstacademie te werken. Tijdens de Tweede Wereldoorlog verbleef hij samen met zijn gezin in Frankrijk. Schyrgens reisde vaak naar Frankrijk, Italië en
Willy Schlobach was een Belgisch-Duitse kunstschilder. Hij was bevriend met James Ensor en Willy Finch. Hij verbleef vaak in het hotel van de ouders van Finch in Oostende. Hij schilderde er in de haven, in de stad en op het strand. Samen met Ensor en Finch was
s.2
Schmalenbach, Werner Göttingen 13 september 1920 Duits kunsthistoricus en journalist. Zijn vader was de filosoof Herman Schmalenbach. Het gezin verhuisde naar Basel toen vader Schmalenbach daar aangesteld werd als profesSchmidt, Louis-Albert Ay 1825 – Brussel 1894 Belgisch kunstschilder. Hij schilderde vooral genretaferelen, landschappen en stillevens en s.3
Schyrgens, Antoine Luik 1890 – Oostende 1981 Belgisch architect en kunstschilder. Hij studeerde architectuur aan de Ecole Saint-Luc in Luik en volgde er ook teken- en schilderlessen.
s.4
Personenregister
S
249
Canada. Hij maakte vooral aquarellen met gezichten uit de Ardennen, Oostende, Leuven, De Panne en plaatsen in het buitenland waar hij tijdens zijn reizen verbleef. Hij schilderde ook portretten, onder andere van James Ensor. Hij maakte
etsen en ontwierp affiches voor de velodroom in Oostende en voor de Zeewijding. Antoine Schyrgens schreef kunstkronieken in het lokale Oostendse weekblad Le Littoral. In 1957 publiceerde hij zijn memoires over zijn contacten en
ontmoetingen met kunstenaars Le monde inconnu des artistes. Hij bezocht Ensor en schreef een verslag van zijn bezoek in 1937 in het weekblad Le Littoral van 8 mei 1937.
Seghers, Franz Brussel 29 maart 1849 – mei 1939
ook Périclès Pantazis, Alfred Verhaeren, Guillaume Vogels, James Ensor en Willy Finch lid van waren. Hij was, samen met Louis Cambier, Léon Herbo, Henri Permeke en Louis Pion, medestichter van de progressieve kunstkring L’Essor. De
groep organiseerde in Brussel, Antwerpen, Oostende en Londen tentoonstellingen met werk van de leden en verdedigde hun belangen bij leveranciers van kunstmaterialen. De groep organiseerde ook concerten en feesten.
Antwerpen. Tijdens het interbellum verbleef hij in Oostende. Seghers schilderde vooral marines en havengezichten en hij nam in 1931 deel aan de
tentoonstelling Marines in de Galerie Studio in Oostende waar ook James Ensor aan deelnam.
log kreeg hij in en rond Gent enkele solotentoonstellingen. In Sint-Martens-Latem maakte hij plannen voor een grote monumentale woning met atelier. In 1918 trok hij in het huis dat hij Torenhuis doopte. Ondanks zijn sterke geloof botste Servaes met de clerus. Voor een kloosterkapel in Luithagen ontwierp hij een kruisweg en de ruwe, onbehouwen vormentaal shockeerde de katholieke goegemeente. Begin jaren 20 kreeg hij enkele solo tentoonstellingen in de avant-gardistische galeries Le Centaure en Sélection. Pater Jeroom organiseerde in 1921 in Nederland een rondreizende tentoonstelling van de kruisweg van Luithagen. In de late jaren 1920 bleef Servaes en zijn werk populair in avant-gardistische kringen en groeide zijn buitenlandse faam. In 1929 kreeg hij een individuele tentoonstelling in het Stedelijk
Museum in Amsterdam. Na de Tweede Wereldoorlog emigreerde hij via Nederland en Duitsland naar Zwitserland. Wegens de sympathieën die hij tijdens de oorlog koesterde voor de Duitse cultuurpolitiek werd hij in België bij verstek tot tien jaar hechtenis veroordeeld. Servaes vestigde zich in het Zwitserse Luzern. Servaes maakte deel uit van een delegatie kunstenaars die Ensor zijn verheffing in de adelstand kwam melden. Hij was aanwezig op het banket in Hotel Regina ter ere van Ensor op 25 april 1929. Net als James Ensor was Servaes één van de illustratoren van Contes d’Horace Van Offel. Hij was ook aanwezig op het banket in de Paon Royal in Antwerpen naar aanleiding van de Ensortentoonstelling bij Kunst van Heden in 1921.
Belgisch kunstschilder. Hij was actief in de Brusselse kunstwereld. Seghers was lid van La Chrysalide, de kunstgroep waar Seghers, Maurice Antwerpen 1883 – 1959 Belgisch kunstschilder. Hij studeerde aan de Academie van
s.5
s.6
Servaes, Albert Gent 1883 – Luzern 1966 Belgisch kunstschilder en tekenaar. Hij wordt als de eerste Belgische expressionist beschouwd. Als handelsreiziger in kruidenierswaren verkende hij rond 1899 op zestienjarige leeftijd de streek rond Sint-Martens-Latem. In 1904 verhuisde hij naar het dorp en deelde er een huis met Frits Van den Berghe. In Latem ging de atheïstische Servaes zich plots voor het religieuze interesseren. Het fanatisme van de bekeerling botste met de ongelovige Van den Berghe en Servaes trok in bij de boer Doorke Malfait. In 1908 ontmoette de kunstenaar pater Jeroom die het spirituele leven van Servaes zou sturen. Voor 1914 kon Servaes nauwelijks van zijn kunst leven maar tijdens de Eerste Wereldoor-
Schyrgens – Smits
250
Servais, Raoul Oostende 1928
men en tapijten. Voor zijn schilderijen gebruikt hij decoratieve, figuratieve thema’s. Zijn eerste film Havenlichten kreeg in 1960 de eerste prijs op het Nationaal Festival van de Belgische Film. Met het prijzengeld maakte hij zijn volgende film. Vijf jaar later brak hij internationaal door met Chromophobia. In 1960 werd hij leraar aan de Academie voor Schone Kunsten in Gent en in 1963 richtte hij er de opleiding Animatiefilm op. Servais groeide uit tot een cultureel ambassadeur en hij werd vaak gevraagd als jurylid of spreker op conferenties. In 1973 werd hij verkozen als lid van
de Koninklijke Academie voor Wetenschappen en Kunsten van België. In 1994 maakte hij Taxandria, zijn eerste langspeelfilm. De film was een combinatie van echte acteurs in een fabelachtig getekend decor. Van 1985 tot 1994 was hij voorzitter van de ASIFA, de International Association of Film Animators. Hij stichtte ook de Centre Belge du Film d’Animation. Servais kreeg tot nu toe al zestien onderscheidingen en vier nominaties. In 2008 kreeg hij het eredoctoraat van de Universiteit van Gent tijdens het filmfestival. Hij ontmoette als jonge kunstenaar Ensor.
Seys, Marcel Plaats en datum van geboorte en overlijden onbekend
Belgisch kunstenaar. Hij woonde en werkte in Brugge. In 1933 nam hij deel aan de tentoonstelling Brugse kunstenaars in Galerie Studio in Oostende. James
Ensor schreef de inleiding voor de catalogus bij deze tentoonstelling.
Simons, Frans Antwerpen 1855 – Brasschaat 1919
was Frans Simons in Brussel medestichter van de groep Les XX, samen met onder andere James Ensor, Guillaume Vogels en Willy Finch. In 1885 verliet hij de groep. Simons was vooral bekend omwille van de anekdotische en volkse taferelen die hij schilderde. Hij schilderde ook stillevens en maakte portret-
ten, onder andere een portret van Koning Albert I te paard. Tijdens de Eerste Wereldoorlog werd hij veroordeeld tot 1000 mark boete en een verblijf van drie maanden in de gevangenis. In zijn schilderij Zijn stervend oog herkende mij nog had hij Duitse pinhelmen afgebeeld, iets wat de Duitse bezetter niet toestond.
zich in Amsterdam, waar hij zijn eerste decoratieopdrachten uitvoerde. In 1884 werd hij directeur van de Nijverheids- en Decoratieschool in Haarlem en ging hij in Blaricum wonen. Vanuit Blaricum maakte hij samen met zijn vriend Albert Neuhuys, schilder van de Haagse School, vaak uitstappen naar de Kempen. In 1888 vestigde hij zich definitief in de Belgische Kempen.
Hij verhuisde naar het Molse gehucht Achterbos en werkte er verder. Zo ontstond de basis van zijn werk dat hij zelf eenvoudig, symbolisch, poëtisch en echt noemde. In 1897 stelde hij tentoon in München en Dresden. In 1901 stelde hij een eerste keer individueel tentoon in Antwerpen. De critici en collega-kunstenaars waren vol lof over zijn werk. Hij nam in 1905 deel aan het Salon van Ostende Centre d’Art in het
Belgisch cineast, kunstschilder en striptekenaar, vooral bekend door zijn animatiefilms. Na de Tweede Wereldoorlog werkte hij een tijd als assistentdecorateur in een grootwarenhuis in Gent. Hij schreef zich in aan de afdeling sierkunst van de Academie van Schone Kunsten in Gent en raakte daar gefascineerd door de animatiefilm. Servais richtte samen met zes medestudenten een studio in en nam er zijn eerste tekenfilm Spokenhistorie op. Ondertussen maakte hij affiches en ontwerpen voor muurschilderijen, glasra-
s.7
Belgisch kunstschilder en graficus. Hij studeerde aan de Academie in Antwerpen en privé bij C. Rumfels. In 1879 debuteerde hij op een tentoonstelling in Antwerpen. In 1883 s.8
Smits, Jakob Rotterdam 1855 – Mol-Achterbos 1928 Nederlands-Belgisch kunstschilder. Hij studeerde aan de Academie in Rotterdam en werkte in het ouderlijke decoratiebedrijf. Hij studeerde verder aan de Academie van Brussel (1873 tot 1876), in München (1878 tot 1880), Wenen en Rome (1880). Na zijn studies vestigde Smits
s.9
Personenregister
251
Kursaal in Oostende, een tentoonstelling samen met onder andere James Ensor. Smits organiseerde in 1907 op vraag van het Molse gemeentebestuur een internationale tentoonstelling van kunstenaars die in de omgeving van Mol landschappen kwamen schilderen. Een zeventigtal kunstenaars uit België, Nederland, Engeland en de Verenigde
Staten namen deel. Het begrip Molse School was geboren. Tijdens de Eerste Wereldoorlog stopte Smits met schilderen en werd hij voorzitter van het Comité voor hulpverlening en voedselvoorziening van het kanton Mol. Na de oorlog verbaasde hij de kunstwereld met schilderijen in een nieuwe stijl en met een nieuwe visie. Smits werd in
1902 officieel Belg en in 1903 werd hij Ridder in de Leopoldsorde, in 1919 Officier in de Kroonorde en in 1927 Commandeur in de Kroonorde. In 1923 werd kaakbeenkanker vastgesteld. Ondanks de pijn werkte hij verder aan zijn oeuvre. In 1977 werd in Mol het Gemeentelijk Jakob Smitsmuseum geopend.
Snauwaert, Camille Plaats en datum van geboorte en overlijden onbekend
haar doel als het samenbrengen van beroepsleiders en leiders uit de zakenwereld die humanitaire diensten verlenen. Het bevorderen van hoge ethische standaarden in alle beroepen en het helpen bij het opbouwen van goodwill en vrede in de wereld is ook een van hun doelen. Het motto van Rotary is Service
above Self, waarmee wordt bedoeld : je eigenbelang ondergeschikt maken aan dat van de maatschappij. James Ensor werd, waarschijnlijk op vraag van onder andere de kunstverzamelaar Snauwaert, in 1927 lid van de Oostendse Rotary afdeling.
de lokalen van het Oostendse magazine Le Carillon en een jaar later in de Cercle Littéraire d’Ostende. In de jaren dertig stelde hij vaak tentoon in de Oostendse Galerie Studio, onder andere samen met James Ensor die Sorel’s talent omschreef met de woorden Gustaaf Sorel, c’est le diamant noir de la peinture contemporaine. Ook de kunstcritici gaven hem positieve kritieken. In 1934 richtte Sorel, samen met onder andere de Roeselaarse schilder en Romeprijswinnaar Alfons Blomme, Antoine Schyrgens en Dora Rommelaere, een nieuwe Academie op in Oostende. Aan het einde van de jaren 1930 begon Sorel in kleur te schilderen. In januari 1940 werd Sorel opgeroepen om als soldaat in de Tweede Wereldoorlog te vechten. Na de capitulatie van het Belgische leger werd hij als krijgsgevangene in een
Oostendse kazerne opgesloten. Na enkele maanden werd hij vrijgelaten en in 1944 verhuisde hij, op de vlucht voor het oorlogsgeweld, naar Elsene. Ondanks de barre tijden bleef hij tekenen en schilderen. Sorel schilderde vaak volksmensen en maakte enkele marinies en donkere landschappen. Hij begon ook huizen en straten te schilderen. De stad werd een centraal thema in zijn werk. Eind 1944 keerde het gezin Sorel terug naar Oostende. Hij vond er werk als bediende bij het stedelijk slachthuis. Na de oorlog richtte hij de Academie opnieuw op. Eerst als (nauwelijks gesubsidieerde) Vrije Academie, later de Stedelijke Kunstacademie. In 1948 werd hij directeur. Hij oefende dit ambt uit tot in 1977. Sorel maakte steeds meer naam als kunstenaar en stelde tentoon in alle grote Belgische steden
Een van de stichters van de Rotary afdeling in Oostende in 1923. Deze internationale organisatie met lokale afdelingen in de hele wereld, omschrijft Sorel, Gustaaf Oostende 1905 – 1981 Belgisch kunstenaar en tekenaar. Hij groeide op in de volkse buurten van het Visserskwartier in Oostende. In 1914 vluchtte het gezin naar Londen. Ze keerden in 1919 terug naar Oostende en Sorel studeerde aan het Koninklijk Atheneum van Oostende. Op school kreeg hij enkele lessen van de kunstenaar Auguste Distave maar Sorel was in grote mate autodidact. Rond 1925 maakte hij zijn eerste werken : lino’s en zwartwittekeningen, sterk beïnvloed door de vernieuwende grafische stijl en de sobere vormgeving van Frans Masereel en Joris Minne. Enkele werken toonden ook een stilistische invloed van zijn stadsgenoot Léon Spilliaert. In 1929 kreeg Sorel een eerste individuele tentoonstelling in
s.10
Smits – Stevens
252
maar ook in Parijs, Bordeaux, Valencia, Düsseldorf, New York en Philadelphia. Zijn stijl
bleef evolueren. Zijn vroege werk was figuratief, later werd hij beïnvloed door zowel het
expressionisme, kubisme als constructivisme.
Spilliaert, Emile Oostende 1858 – 1913
schilderde marines en strand- en duinlandschappen. Emile is de achterneef van de kunstschilder Léon Spilliaert. Spilliaert was bevriend met James Ensor en samen met
onder andere Henri Permeke en Félix Buelens stichtten ze in 1894 de Cercle des Beaux-Arts d’Ostende. Stilistisch is het werk van Spilliaert verwant met het werk van de jonge James Ensor.
Verhaeren, die hem aanmoedigde om meer te schilderen. Na een aanbevelingsbrief van Verhaeren werkte hij in 1904 voor een uitgever in Parijs. Hij leerde er de kunsthandelaar Clovis Sagot kennen die ook het werk van Pablo Picasso verkocht. In 1908 werd hij door Stefan Zweig aanbevolen bij de Weense kunsthandelaar Hugo Heller. Hij nam in 1911 deel aan het Salon des Indépendents van Brussel en een jaar later nam hij deel aan de Brusselse Salons Doe stil voort en Le Sillon. Henri Vandeputte opende in Parijs een galerie met werken van Spilliaert. Hij brak stilaan door met zijn werk. Spilliaert ontvluchtte het geweld van de Eerste Wereldoorlog en verbleef een tijd in Zwitserland. Na de oorlog keerde hij terug naar Oostende. In 1919 publiceerde hij zijn eerste tekst in L’Art Libre, een bewogen stuk tekst waarin hij zijn vriendschap en bewondering voor die andere
grote Oostendse meester James Ensor omschreef. Ensor zelf had aanvankelijk een afstandelijkere en arrogantere houding ten opzichte van de jongere Spilliaert. In 1922 kreeg hij zijn eerste individuele tentoonstelling in de Brusselse galerie Centaure van Walter Schwarzenberg. In 1929 organiseerde de Brusselse Galerie Georges Giroux een belangrijke tentoonstelling van zijn werk. In 1932 vestigde Spilliaert zich met zijn gezin in Brussel. Hij trad toe tot Les Compagnons de l’Art, een groep van ‘ongebonden kunstenaars’ waar ook Constant Permeke, Hippolyte Daeye, Edgard Tytgat, Jean Brusselmans, Paul Delvaux en Oscar Jespers lid van waren. Tijdens de oorlog had het gezin Spilliaert het financieel niet breed. In 1944 organiseerde het Paleis voor Schone Kunsten een grote Spilliaert-tentoonstelling.
Alfred had talent voor tekenen en schilderen en zijn beroepskeuze was snel gemaakt. Stevens studeerde van 1844 tot 1849 bij de romanticus C. Roqueplan in Parijs en aan de Ecole des Beaux-Arts. Hij woonde er samen met de Belgische kunstschilder Florent Willems, die al snel carrière maakte met zijn virtuoze interi-
eurschilderijen in de stijl van de oud-hollandse meesters. Stevens keerde in 1849 terug naar Brussel en maakte er zijn eerste schilderijen. In 1851 toonde hij vier schilderijen in het Brusselse Salon en op een tentoonstelling in Rotterdam. In 1852 keerde hij terug naar Parijs en een jaar later toonde hij drie werken op het Salon
Belgisch kunstschilder. Hij volgde een opleiding aan de Academie van Oostende. Hij Spilliaert, Léon Oostende 1881 – Brussel 1946 Belgisch kunstschilder en tekenaar. Zijn vader had een kapperszaak en parfumerie en creëerde eigen parfums. Spilliaert studeerde aan het Onze Lieve Vrouwe College en schreef zich in 1899 in aan de academie in Brugge. Na enkele maanden stopte hij zijn opleiding. Hij bleef zijn hele leven zo goed als autodidact. In 1900 bezocht Spilliaert samen met zijn vader de Wereldtentoonstelling in Parijs en raakte er onder de indruk van het werk van Jan Toorop, Giovanni Segantini, Ferdinand Hodler, Gustav Klimt en Aubrey Beardsley. Van 1903 tot 1904 werkte hij voor de Brusselse uitgever Edmond Deman en werd er bevriend met de Franstalige dichter en kunstcriticus Emile
s.11
Stevens, Alfred Brussel 1823 – Parijs 1906 Belgisch kunstschilder. Na het overlijden van zijn vader werd Stevens door zijn grootouders opgevoed. Er heerste een artistieke sfeer thuis en zijn oudere broer Joseph koos voor een kunstenaarsopleiding. Ook
s.12
Personenregister
253
van Parijs. Op de Wereldtentoonstelling van Parijs in 1855 was Stevens met zes schilderijen vertegenwoordigd. Hij behandelde in zijn schilderijen vaak het thema van het ‘atelierinterieur’. Stevens stelde ook tentoon op het Salon des BeauxArts d’Ostende. De Oostendse schilder James Ensor schreef een negatieve tekst over Les frères Stevens (Alfred en zijn broer Arthur). Volgens Ensor gaven de broers jongere kunstenaars geen kans en waren ze te negatief over hun werk. Alfred Stevens werd al snel een bekend figuur in de Parijse wereld van kunst en literatuur en zijn vriendenkring breidde al snel uit met kunstenaars zoals Berthe Morisot en Edgar Degas
en schrijvers zoals Alexandre Dumas Jr. Hij nam deel aan grote tentoonstellingen en hield er een zeer luxueuze levensstijl op na : hij verzamelde kostbare antiquiteiten en schilderijen van oude meesters en tijdgenoten. Zijn werk werd ook door enkele belangrijke Amerikaanse verzamelaars ontdekt. In 1878 werd Stevens tot commandeur in het Légion d’honneur benoemd. Door een wankele gezondheid verbleef hij vanaf 1880 vaak in Normandië en later ook Zuid-Frankrijk waar hij marines en landschappen schilderde. Hij maakte ook werken met een meer letterkundige of symbolistische sfeer. Hij raakte bevriend met de succesvolle actrice Sarah Bernhardt en
maakte enkele portretten van haar. In 1895 keerde Stevens terug naar Brussel en had er een bijzonder succesvolle tentoonstelling in La Maison d’Art. Een jaar later keerde hij terug naar Parijs nadat hij tevergeefs gesolliciteerd had voor de betrekking van directeur van de Brusselse Academie. Vanaf 1899 was hij na een ongelukkige val aan een rolstoel gekluisterd. In 1900 kreeg hij, als eerste nog levende meester, een grote overzichtstentoonstelling in de Ecole des Beaux-Arts in Parijs. Stevens maakte vooral schilderijen die een rijk en verfijnd burgerinterieur toonden, waarvoor zijn eigen huis of dat van kennissen model stond.
Stevo, Jean Brussel 1914 – Elsene 1974
stijl die dicht bij het dadaïsme en surrealisme aanleunde. Hij evolueerde van non-figuratie naar abstractie. Hij was ook schrijver, dichter en journalist. Hij had een grote vriendenkring en was bevriend met onder andere James Ensor en René Magritte. Stevo schreef in 1947 een publicatie over Ensor, Hommage à James Ensor en
was, samen met Albert Croquez en burgemeester Henri Serruys, een van de initiatiefnemers van de vereniging Les Amis de James Ensor. Jean Stevo maakte verschillende reizen, onder andere naar Zuid-Amerika, Afrika en de Scandinavische landen. In 1962 nam hij deel aan de Biënnale van Venetië.
impressionistische toets waarin kleur een prominent positie innam. Hij paste vaak de clairobscur techniek toe. In zijn beginjaren schilderde hij vooral stalinterieurs, later had hij meer aandacht voor mythologische taferelen en werken met nimfen in een natuurdecor. Stobbaerts was medestichter van Voorwaarts en Kunst van Heden. In 1884 werd hij uitgenodigd om te exposeren bij Les XX. Hij ontmoette er James Ensor. Stobbaerts en Ensor namen samen
deel aan het Salon des BeauxArts d’Ostende. In een brief aan François Franck uit 1920 vermeldde Ensor Stobbaerts : J’ai appris avec joie l’acquisition de plusieurs oeuvres du beau peintre Jan Stobbaerts pour le musée d’Anvers. Een groep vrienden van het Koninklijk Museum van Schone Kunsten had acht werken van Stobbaerts geschonken aan het Museum van Schone Kunsten van Antwerpen.
Pseudoniem van Justin Van Stijvoort, Belgisch kunstschilder, graficus, dichter, journalist en kunstcriticus. Hij volgde een opleiding aan de Academie in Brussel onder leiding van Edgar Tytgat. Stevo debuteerde in een Stobbaerts, Jan Antwerpen 1838 – Schaarbeek 1914 Belgisch kunstschilder. Hij was een leerling van Emmanuel Noterman en studeerde aan de Academie van Antwerpen. Als pleinarist beschouwde hij zichzelf als baanbreker voor andere kunstenaars zoals Isidore Meyers en Jacques Rosseels. Hij debuteerde met een realistische schildersstijl maar evolueerde geleidelijk aan naar een meer
Stevens – Storie
254
Stobbaerts, Marcel Vorst 1899 – Etterbeek 1979 Belgisch kunstschilder. Hij was de kleinzoon van Jan Stobbaerts. Hij studeerde aan de Academie van Brussel en verbleef na zijn studies een tijd in Parijs. Later zou hij de wereld rond reizen. Stobbaerts schilderde vooral Storck, Henri Oostende 5 september 1907 – Ukkel 17 september 1999 Belgisch cineast. Zijn tante was Blanche Hertoge en in haar Galerie Studio leerde hij al vroeg kunstenaars kennen zoals James Ensor, Constant Permeke en Léon Spilliaert. Samen met onder andere Felix Labisse, Permeke en Ensor stichtte hij in 1928 de Ciné Club. Ze programmeerden avant-garde films van Fritz Lang, Sergej Eisenstein en Man Ray. Hij schreef ook voor de filmrubriek van het plaatselijke blad Le Carillon. In 1929 toonde Storck zijn eigen film Images d’Ostende in de Ciné Club. Hij was gefascineerd door het medium film en maakte het zijn missie om als cineast getuige te zijn van de twintigste eeuw. Hij werd de officiële cineast van Oostende genoemd en maakte
s.13
Storie, José Brugge 1899 – 1961 Belgisch kunstschilder. Hij studeerde aan de Stedelijke Kunstacademie in Brugge, de Academie voor Schone Kunsten in Brussel en als privéleerling bij de Britse beeldhouwer Sir A. Gilbert. Storie stelde vaak tentoon in de Galerie Studio in Oostende, de galerie van
Personenregister
genretaferelen, portretten, figuren, huiselijke en volkse taferelen, naakten, landschappen en stadgezichten. In zijn vroege werken had hij vooral aandacht voor het Brusselse volksleven dat hij op een lichte ironische toon weergaf. Hij werd beïnvloed door de opkomst van het expressionisme en het futurisme en won de Prix Jeune Peinture
Belge. Zijn latere werken waren soberder. In 1936 was hij, samen met James Ensor, één van de illustratoren van de Contes d’Horace Van Offel, een bundel kortverhalen van Horace Van Offel. In 1946 maakte hij een portret van James Ensor.
verschillende documentaires over de badstad. Mede dankzij hem kreeg Oostende internationale allures tijdens het interbellum. Zijn films werden in bioscopen over heel de wereld getoond. Hij evolueerde naar documentair-ethnografisch werk en creëerde surrealistische beelden. Hij bereikte dit effect dankzij het sterke licht van de kust en de hulp van zijn vrienden kunstenaars. Één van zijn meeste gekende films was Borinage, waarin hij de levensomstandigheden van de arbeiders toonde. Storck maakte ook kunstfilms over kunstenaars zoals Peter Paul Rubens, Félix Labisse en Paul Delvaux. In Fétes de Belgique ou l’effusion collective en Une idylle à la plage kwam James Ensor voor. In 1945 filmde hij bij Ensor thuis. Storck was lid van de Fédération Internationale des Films sur l’Art en van de Association
Internationale des Documentaristes. Hij stichtte het Centre de l’Audio-visuel à Bruxelles (C.B.A.) en het Centre du Film sur l’Art (C.F.A.). Storck was één van de oprichters van het Koninklijk filmarchief. Zijn assistent Luc de Heusch maakte op zelfstandige basis films over kunstenaars en België. Hij maakte Zot, dwaas, boosaardig, zo ben ik over James Ensor. Ensor vertelt in de film over zijn leven aan de hand van werken, brieven, foto’s, geschriften en redevoeringen. In het project Oostende 1930, dat gerealiseerd werd door Luc de Heusch, was Ensor ook te zien. Hij was, zoals Karel van de Woestijne zei : Het wandelende standbeeld van Oostende. Volgens de Heusch was hij dominant en dubbel aanwezig omdat hij de motor was achter heel de film. In de film waren nooit eerder vertoonde beelden van Storck te zien.
Blanche Hertoge waar James Ensor en zijn werk prominent aanwezig waren. Hij nam er in 1933 deel aan de tentoonstelling Brugse Kunstenaars, een tentoonstelling waarvoor Ensor een inleiding schreef in de catalogus. Zijn werk was ook te zien op de tentoonstellingen Kunstenaarsportretten en Kunstenaars over de vrouw in de Galerie Studio.
In Brugge stichtte Storie de kunstkring Hedendaagse Kunst. Hij was ook lid van de Westvlaamse Kunstkring. Tijdens de twee wereldoorlogen was hij oorlogsvrijwilliger. Storie schilderde vooral portretten in een realistische stijl en enkele stillevens met bloemen.
255
Stracke, Auguste Naumburg 28 januari 1846 – Oostende 24 september 1935 Belgisch hoteluitbater. Hij baatte een hotel uit in Oostende en was concessionaris van de catering aan boord van de pakketboten tussen Oostende en Dover. Hij was ook de stichter Strebelle, Rodolphe Doornik 1880 – Ukkel 1959 Belgisch kunstschilder en graficus. Hij studeerde aan de Academie van Brussel. Aan het begin van zijn carrière werd hij sterk beïnvloed door zijn collega en vriend Auguste Oleffe. Strebelle Stremel, Max Zittau 31 oktober 1859 – Ulm 26 juni 1928 Kunstschilder. Hij studeerde aan de Academie in München en was bevriend met de schilder Fritz von Uhde. Hij woonde een aanTaen-Hee-Tseu, Mariette Alexandrine Jeanne (‘Alex’) Oostende 26 maart 1893 – 19 juni 1966 De dochter van Marie Caroline Emma Ensor (‘Mitche’) en Alfred John Taen-Hee-Tsen. James Ensor noemde haar altijd Alex of La petite Chinoise en was zeer aan
van het Internationaal Syndicaat van de Hoteliers en derde voorzitter van de Association des Hôteliers-Restaurateurs d’Ostende. Stracke was een grote kunstliefhebber en opende een museum in Mariakerke. De collectie van dit museum bestond uit allerlei soorten voorwerpen. Er waren Kongolese etnische voorwerpen
te zien, skeletten van exotische dieren, opgezette dieren, vogels, vissen enz. Leopold II bracht een bezoek aan het museum. Tijdens de Eerste Wereldoorlog werd het door de Duitsers gesloopt en Stracke schonk zijn collectie aan het Onze-Lieve-Vrouwcollege in Oostende. Hij was bevriend met James Ensor en gaf hem een foto van zichzelf cadeau.
schilderde huiselijke taferelen, portretten, figuren, stillevens en godsdienstige onderwerpen. Zijn composities waren monumentaal en hij gebruikte zachte kleuren. Hij ontwierp ook tapijten en glasramen. Strebelle was lid van de kringen L’Effort, Als Ik Kan en Pour
L’Art en van de Cercle Artistique et Littéraire de Bruxelles, een groep waar ook James Ensor lid van was. Hij gaf les aan de Academie van Molenbeek en aan Ter Kameren in Brussel.
tal jaren in Parijs en kwam op vakantie in Knokke-Zoute. Hij onderging eerst de invloed van von Uhde, maar stapte dan over naar het pointillisme. Er is werk van hem in de musea van Dresden en Ulm. Vermoedelijk kwam hij in contact met Ensor toen
hij aan de Belgische kust met vakantie ging. Ensor nodigde hem uit om deel te nemen aan de Exposition Internationale des Beaux-Arts van 1894 in Oostende. De briefwisseling van Ensor met Stremel werd gepubliceerd in de verzamelde brieven.
zijn nichtje gehecht. In zijn correspondentie met Emma Lambotte uitte hij dan ook zijn ongenoegen en ongerustheid toen Alex op het punt stond om, op vijftienjarige leeftijd, met Richard Daveluy te trouwen. Het deed hem veel verdriet dat zijn zus haar dochter van amper 15 ging uithuwelij-
ken. Alex trouwde toch en beviel in 1909 van een zoon, Jules Daveluy. Ensor maakte verschillende portretten van Alex en ze werd regelmatig vermeld in zijn correspondentie met onder andere Emma Lambotte.
van St. Peters Walworth en leerde Mitche Ensor kennen tijdens een vakantie in Oostende. Hij woonde in Berlijn en had daar een handel in chinoiserieën. Op 31 augustus 1892 stapte het koppel in het huwelijksbootje. Mitche was zeker dat ze de
man van haar leven gevonden had maar Ensor stond zeer sceptisch ten opzichte van de Chinees met een vlecht. Ze hadden een prachtig huwelijk waarop Alfred een deftig kostuum droeg met daarop een geborduurde gouden zon. Ze leken een mooie
t.1
Taen-Hee-Tsen, Alfred John St. Peters Walworth 1861 – Plaats en datum van over lijden onbekend De echtgenoot van Marie Caroline Emma (‘Mitche’) Ensor, de zus van James. Hij was afkomstig
Stracke – Teirlinck
S-T
256
toekomst tegemoet te gaan en na hun huwelijk volgde Mitche haar man naar Berlijn. Na enkele maanden keerde ze al terug naar Oostende, Alfred had de zwangere Mitche verlaten. Hun dochter kreeg de naam Mariette Alexandrine TaenHee-Tseu (‘Alex’) en werd door Mitche en haar familie opgevoed. Wanneer Alex vijftien jaar
later in het huwelijk wou treden met Richard Daveluy brachten ze een bezoek aan haar vader in Dresden. Het koppel had namelijk toestemming nodig om te kunnen huwen. Dit was één van de weinige keren dat Mitche haar ex-man nog terug gezien heeft. Het werk De intrige dat Ensor in 1890 schilderde kan beschouwd
worden als een voorspelling van het foute huwelijk waar Mitche instapte. Op het doek wordt een groteske trouwpartij weergegeven tussen een geile del en een zwijgende man met een hoge hoed. Dit werk werd twee jaar later, het jaar van hun huwelijk, geëxposeerd bij Les XX.
Tailhade, Laurent Tarbes 16 april 1854 – Combs-la-ville 2 november 1919
morfine. Hij schreef over zijn morfine verslaving in het artikel La Noire Idole. Hij besprak de effecten van de drug en de verschillende manieren om ermee te kunnen stoppen. Tailhade schreef gedichten en essays met een anarchistisch en antiklerikaal gedachtengoed. Zijn werken waren shockerend voor de burgerij en hij bracht een jaar in de gevangenis door. Hij steunde openlijk anarchistische terroristen. Tailhade ontmoette James Ensor in 1907 bij Ostende Centre
d’Art waar hij een voordracht gaf over Un monde qui finit : Don Quichote. Een jaar later bracht hij samen met de familie Lambotte een bezoek aan het atelier van Ensor. Tailhade vroeg hem om zijn vertaling van Satyricon van Petronius te illustreren. Ensor schreef in 1908 aan Edmond Picard : Peu de nouvelles. Laurent Tailhade veut me faire illustrer sa traduction de Pétrone. Il insiste beaucoup. Mais j’ai tant envie de peindre maintenant.
Teirlinck, Herman Vlaanderen. Vanaf 1906 werkte Sint-Jans-Molenbeek 1879 – hij als correspondent voor het Lot 1967 Algemeen Handelsblad. In 1909 verhuisde hij naar Linkebeek Belgisch schrijver en dichter. waar hij actief werd in de Zijn vader was de toneelschrijplaatselijke politiek. Hij schreef ver Isidoor Teirlinck. Hij volgde toneelstukken en was betrokken de lagere en middelbare school bij de plaatselijke toneelvereniin Brussel. Teirlinck wilde graag ging. schrijver worden maar ging, op Vanaf 1910 was Herman Teirvraag van zijn vader, geneeslinck leraar Nederlands, eerst kunde studeren in Brussel. Hij op een jongensschool in Brussel, stopte met zijn studies en trok en vanaf 1925 aan de Acadenaar Gent om Duitse taal- en mie voor Schone Kunsten in letterkunde te volgen. Ook die Antwerpen. Hij gaf vanaf 1928 studies maakte hij niet af. In les aan de Stedelijke Meisjes1902 werd hij ambtenaar bij de normaalschool in Brussel en was stad Brussel. docent techniek en toneel aan Teirlinck was in 1903 mede het Nationaal Hoger Instituut oprichter van het tijdschrift voor Bouw- en Sierkunsten,
waar hij in 1938 directeur werd. Teirlinck had ook contacten met het Belgische Hof en werd in 1933 adviseur voor Koning Albert I en vanaf 1934 voor Leopold III. In 1946 was hij medeoprichter van het Nieuw Vlaams Tijdschrift. In hetzelfde jaar startte hij de Studio van het Nationaal Toneel op in Antwerpen, later bekend als Studio Herman Teirlinck. Teirlinck was samen met Ensor een van de genodigden op het afscheidsbanket voor Karel Van de Woestijne in het Hotel des Dauphins in Oostende in februari 1925.
Frans schrijver en dichter. Hij groeide op in een Franse bourgeoisie familie van magistraten en officieren. Hij was een wilde jongeman met een ongedisciplineerde levensstijl en zijn familie probeerde hem in te tomen door hem te verplichten te trouwen. Toen zijn vrouw overleed raakte Tailhade verslaafd aan opium en
t.2
Personenregister
T
257
Templer, Edmund Plaats en datum van geboorte en overlijden onbekend Belgisch kunstschilder. Hij werkte tijdens het interbelTeugels, Jean Mechelen 1896 – Brugge 1944 Belgisch schrijver en dichter. Hij Teygeman, Gustaaf Oostende 1874 – 1960 Belgisch kunstschilder en graficus. Hij schilderde landschappen en voerde decoratieve schilderwerken uit in Oostende. Zo Thulliez, Daan Poperinge 1903 – Oostende 1965 Belgisch kunstschilder en graficus. Tijdens het interbellum was hij leraar aan de Timmermans, Felix Lier 5 juli 1886 – 24 januari 1947
t.3
Belgisch schrijver. Op vijftienjarige leeftijd begon hij les te volgen aan de tekenacademie van Lier. Hij begon al op vroege leeftijd bijdrages te leveren aan verschillende tijdschriften zoals De Boomgaard, De Nieuwe Gids en Van Onzen Tijd. Timmermans was autodidact maar las veel en werd sterk beïnvloed door schrijvers als Maurice Maeterlinck, Hendrik Conscience en Jules Verne. Door het lezen van theosofische geschriften raakte hij in een persoonlijke crisis en hij schreef
Templer – Toorop
lum in Oostende en schilderde vooral marines. In 1931 nam hij, samen met onder andere James Ensor, deel aan de groepstentoonstelling Marines in de Galerie Le Studio in Oostende. Hij was een genodigde op het
banket ter gelegenheid van de inhuldiging van de buste van James Ensor in 1930 en maakte enkele karikaturale schetsen van de aanwezigen.
was Substituut van de Procureur des Konings in Veurne. Hij schreef gedichten en teksten over kunst. In 1931 bracht Teugels Variations sur James Ensor uit
bij de uitgeverij L’Aquarium in Oostende, een korte publicatie over James Ensor. Ensor maakte het schilderij Stilleven met boek van Jean Teugels.
maakte hij de oriëntaals geïnspireerde decoratieve schilderwerken in de Turkse baden van de Thermae in Oostende. Teygeman ontwierp in 1912 het affiche voor het Bal du Rat Mort in het Kursaal van Oostende. In
1928 ontwierp hij de praalwagens voor de Oostendse Vindictivestoet. Hij was lid van de kunstkring van Galerie Studio in Oostende.
Academie van Oostende. Hij schilderde genretaferelen, figuren, landschappen, marines en portretten en maakte ook etsen. Thulliez nam vaak deel aan de groepstentoonstellingen in de Oostendse
Galerie Studio, waar ook James Ensor exposeerde. In 1935 en 1938 stelde hij er individueel tentoon. Hij kon niet leven van zijn kunst alleen en had een groentewinkel in Oostende.
twee pessimistische verhalenbundels. Hij overwon zijn crisis en schreef zijn bekende roman Pallieter, een ode aan het leven en de natuur. Tijdens de Eerste Wereldoorlog had Timmermans openlijk activistische sympathieën. Hij vluchtte naar Nederland om een veroordeling te ontlopen. Ook daar was Pallieter een groot succes. In de jaren twintig keerde hij zonder problemen terug naar Lier. Timmermans was tijdens de Tweede Wereldoorlog redacteur van het Vlaams-nationalistische blad Volk. In 1942 kreeg hij in Hamburg de Rembrandt-prijs. Hij was een graag geziene gast
bij Duitse officieren en hij werd beschuldigd van collaboratie. Hij werd nooit veroordeeld en zijn dossier werd geseponeerd. Timmermans kreeg verschillende prijzen en benoemingen. In 1922 kreeg hij de driejaarlijkse prijs voor letterkunde en in 1929 werd hij tot lid benoemd van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde. In 1924 bezocht Timmermans James Ensor in zijn atelier. Hij gaf in die tijd vaak lezingen over theosofie en over de geheime leer van Helena Blavatsky, onderwerpen waar ook Ensor in geïnteresseerd was.
258
Tinel, Edgard Sinaai 27 maart 1854 – Brussel 29 oktober 1912 Belgisch muzikant en componist. Zijn vader was muziekleraar en gaf hem zijn eerste muzieklessen. Later volgde hij les bij Ferdinand van Durme en studeerde aan het Conservatorium van Brussel. Hij haalde er de eerste prijs en werd in binnen- en buitenland uitgenodigd om op te treden als solist. Hij was gespecialiseerd in het vertolken van Duitse romantiek zoals Ludwig van Beethoven, Jakob Mendelssohn en Robert Schumann. Een solistencarrière boeide
t.4
Tokkie, Bernard Antwerpen 13 december 1867 – Plaats van overlijden onbekend 20 februari 1942 Belgisch muzikant en zanger. Hij studeerde aan het Koninklijk Vlaams Muziekconservatorium. Hij voltooide zijn zangstudies bij Henry Fontaine. Tokkie werd bekend met zijn rol als Papageno in de opera La Flûte enchantée. Hij was een Joodse flamingant en zong in 1887 Ons Vaderland van Jan Blockx. Hij was acteur in het Théâtre Lyrique Néerlandais. Tijdens de Eerste Wereldoorlog verbleef hij in Engeland. Hij bevond zich vaak in antisemitische kringen maar verloochende nooit zijn Joodse afkomst. In 1926 werd hij directeur van de Joodsche
t.5
Toorop, Jan Poerworedjo 1858 – Den Haag 1928 Kunstschilder. Op zijn veertiende trok het gezin Toorop van
Personenregister
Tinel niet, hij was meer geïnteresseerd in het componeren van muziek. In 1874 componeerde hij vooral pianowerken en liederen in het Nederlands, Frans en Duits. Drie jaar later won hij de Romeprijs met Klokke Roeland. Hij trouwde met de schrijfster Emma Coeckelbergh. In 1881 werd hij directeur van de school van godsdienstige muziek in Mechelen. De school bereidde toekomstige kerkmusici voor. Na zijn benoeming begon hij religieuze muziek te componeren. Één van zijn meeste gekende partituren was Franciscus, een oratorium op tekst van Lodewijk de Koninck. Tinel verliet Mechelen en werd
directeur van het Conservatorium van Brussel, het hoogste muzikale ambt van België. In zijn vier jaar als directeur bracht hij opmerkelijke veranderingen. Hij dirigeerde ook de Conservatoriumconcerten. Tinel kende James Ensor en bezocht hem in Oostende. In een brief aan François Franck vermeldde Ensor Tinel : D’autre part j’ai reçu la visite de Tinel, critique musical. Il voudrait voir représentée ‘La gamme d’amour’ à la Monnaie. Il connaît l’œuvre et la juge digne d’être représentée à la Monnaie. De twee correspondeerden regelmatig over hun gezamenlijke passie muziek.
Theaterstudie. Samen met Fé Derickx werd hij in 1932 directeur van de Antwerpse Opera. Flor Bosmans was zijn opvolger. James Ensor schreef aan Tokkie en Derickx dat hij La Gamme d’amour in Antwerpen wilde laten opvoeren : Au cas où vous ne donneriez pas le ballet à votre magnifique théâtre à une date approchée, monsieur Francois Guillard, directeur du théâtre royal de Liège, aimerait beaucoup garder quelque temps à son théâtre le matériel, costumes, décors car il est vivement désireux de donner encore La gamme d’amour au début de la saison prochaine à Liège au théâtre royal. Il me demande de vous écrire à ce sujet pour vous demander votre avis. Flor Bosmans dirigeerde het orkest tijdens de opvoering
van La Gamme d’amour. Nadat zijn ballet werd opgevoerd in Antwerpen stuurde James Ensor in december 1937 een dankbrief aan Tokkie : Veuillez m’excuser, cher maître directeur, Et voici avec retard mes compliments et félicitations. Je me souviens de la “Gamme d’amour”, mon ballet pictural, bien que musical, monté a l’opéra flamand d’Anvers sous votre excellente direction avec amour, délices et orgues en 1924. Tous mes bons souvenirs et mes compliments à ceux qui vous fêtent. Un salut à vos radiateurs et aux amis d’Anvers, notre ville aimée. Baron James Ensor Ook in zijn tekst Discours de la cité Liège bedankte hij de heren Tokkie en Bosmans opnieuw.
het eiland Java naar Nederland. Van 1880 tot 1882 studeerde hij aan de Academie van Amsterdam. Toorop vebleef vaak in België. Hij woonde een tijd in Brus-
sel en deelde in Machelen een atelier met William Degouve de Nuncques. Hij leerde ook de letterkundigen Emile Verhaeren en Maurice Maeterlinck kennen en werd in het kunstzin-
259
nige avant-gardistische milieu geïntroduceerd waar James Ensor en Fernand Khnopff toen de belangrijkste figuren waren. In 1885 werd hij lid van de progressieve kunstgroep Les XX van Octave Maus. Samen met zijn vriend Ensor reisde hij naar Parijs en was er onder de indruk van het pointillisme van Georges Seurat en Paul Signac. Met Verhaeren maakte hij enkele reizen naar Londen. Daar raakte hij geïnteresseerd in het merkwaardige werk van de impressionist James
McNeill Whistler. Toorop keerde in 1890 terug naar Nederland en ontwikkelde er zijn ‘lineair idealisme’. Toorop werd een belangrijke symbolist en werkte in een religieus gerichte art-nouveaustijl. Tot 1904 woonde hij in Katwijk aan Zee waar hij zijn belangrijk werk De Zee maakte. In 1902 en 1903 decoreerde hij de nieuwe koopmansbeurs in Amsterdam. Alle werken hadden een sociaal thema, zoals de emancipatie van vrouwen en arbeiders. De werken zijn
nog steeds te zien in de huidige Beurs van Berlage Café. Toorop woonde aan het begin van de 20ste eeuw in Domburg. Hij werkte er samen met een groep bevriende schilders zoals Marinus Zwart en Piet Mondriaan. Ze werkten niet aan een gezamenlijk oeuvre of een gemeenschappelijke stijl maar vonden wel allemaal inspiratie in het ‘Zeeuwse Licht’, in de duinlandschappen, de bossen en de Zeeuwse bevolking.
Trüssel, Fritz Bern 1873 – 4 oktober 1965
voorzitter van de vriendenkring van het Kunstmuseum in Bern en hij telde kunstenaars als Cuno Amiet en Paul Klee onder zijn vrienden. In de periode 1920 – 1930 kwam hij regelma-
tig op bezoek bij Ensor en kocht tal van zijn prenten. Hij bezat Dame met golfbreker uit 1880 en De Liefdestuin uit 1891.
experimenteren met houtsneden en maakte veel illustratief werk. Na zijn terugkeer in België werd hij directeur van een fabriek die behangpapier maakte. Later vestigde hij zich definitief in Sint-Lambrechts-Woluwe en werd er directeur van het Vrije Atelier. In zijn werk evolueerde hij naar een naïef Vlaams expressionisme. Hij stelde tentoon bij Sélection. In de jaren twintig ontwikkelde hij zijn eigen stijl als illustrator en prentenmaker. Tytgat tekende en schilderde vooral het dagelijkse leven, het circus, de kermis, folklore en volksverhalen. In de jaren veertig werd zijn palet helderder en
zijn techniek losser. Hij haalde inspiratie uit religie, anekdotische verhalen en heldentragedies. Tytgat was tijdens zijn carrière lid van verschillende kunstenaarsgroepen en – verenigingen zoals Kunst van Heden, De IX, Le Centaure en Sélection. Hij was samen met onder andere James Ensor aanwezig op het afscheidsbanket van Karel van de Woestijne in 1925. Tytgat en Ensor ontmoetten elkaar regelmatig en namen vaak deel aan dezelfde groepstentoonstellingen. Ze waren allebei illustrator van de Contes d’Horace Van Offel.
de Sorbonne in Parijs en leerde er verschillende dichters en kunstenaars kennen. In 1915 publiceerde Ungaretti zijn eerste gedicht in Lacerba. Hij was oorlogsvrijwilliger in
de Eerste Wereldoorlog. Na de oorlog verhuisde hij met zijn vrouw naar Parijs en werd correspondent voor Popolo d’Italia. Voor de krant reisde hij ook de wereld rond en schreef reisver-
Advocaat en kunstverzamelaar. Hij was gedurende vele jaren Tytgat, Edgard Brugge 28 april 1879 – Sint-Lambrechts-Woluwe 11 januari 1957
t.6
t.7
Belgisch kunstschilder en graficus. Hij maakte in het atelier van zijn vader kennis met de technieken van de lithografie. Hij studeerde aan de Academie van Brussel bij Constant Montald. Aan de academie maakte hij symbolistische werken. Onder invloed van Rik Wouters werd zijn werk impressionistisch. Ze volgden allebei de lessen van Paul Cézanne. Tijdens de Eerste Wereldoorlog verbleef Tytgat in Engeland. Hij bleef er schilderen, begon te Ungaretti, Guiseppe Alexandrië 10 februari 1888 – Milaan 1 juni 1979 Italiaans dichter. Hij studeerde aan het College de France en
Toorop – Van Cutsem
T-U
260
halen. Ungaretti keerde in de jaren veertig terug naar Italië en begon hedendaagse literatuur te doceren. Hij won verschillende prijzen met zijn werk. Zijn gedichten waren altijd simpel en beknopt. Na kennismaking met het werk van de Franse symbo-
listen begon hij hun technieken over te nemen. De meest voorkomende onderwerpen in zijn oeuvre waren vragen over het menselijk bestaan en de mysteries van het leven. James Ensor en Ungaretti ontmoetten elkaar twee keer. Un-
garetti was in 1925 in Oostende en ontmoette Ensor thuis. Hij was niet onder de indruk van Oostende en vond de stad een uitvinding van zakenmensen die duinen in bankbiljetten omgewisseld hebben.
Uytterschaut, Victor Brussel 1847 – Boulogne-sur-Mer 1917
van stadsgezichten, marines en landschappen in een pleinairistische-realistische stijl met impressionistische invloeden. Hij verbleef vaak in Anseremme, Genk, het Antwerpse en vanaf 1880 ook vaak aan de westkust (Nieuwpoort en De Panne). Hij maakte ook reizen naar Nederland en Engeland. Uytterschaut debuteerde in 1867 op het Salon in Antwer-
pen. In 1875 trad hij, kort na de stichting, toe tot de kunstkring La Chrysalide in Brussel. Onder andere Louis Artan, Willy Finch en James Ensor waren ook lid. Uytterschaut nam deel aan de vier tentoonstellingen van de kring in 1876, 1877, 1878 en 1881. Later nam hij ook deel aan verschillende Salons in Antwerpen, Gent en Oostende.
werken en tijdschriften. Uzanne schreef ook romans. Het waren weelderig geïllustreerde uitgaven waarvoor hij samenwerkte met kunstenaars als Paul Avril en Félicien Rops. Uzanne trok vaak naar Londen of Brussel en maakte in 1893 een wereldreis. Hij frequenteerde artistieke milieus en was bevriend met een groot aantal
art nouveau kunstenaars en symbolisten die allemaal een invloed hadden op zijn werk. Hij werkte mee aan de tijdschriften L’Echo de Paris, La Dépêche de Toulouse, Le Figaro en La Plume. In 1899 schreef hij een tekst over James Ensor voor het speciaal nummer van La Plume dat volledig gewijd was aan de Belgische kunstenaar.
in Nederland. Tijdens de Eerste Wereldoorlog verhuisde hij naar Veere waar hij landschappen en zijn eerste stillevens vooral van bloemen schilderde. Hij schilderde de natuur onbevooroordeeld en met een impressionistische toets en
gebruikte diepe en weelderige kleuren. Vaes reisde naar Venetië en het Midden-Oosten om er landschappen te schilderen. Hij maakte ook enkele portretten, onder andere van James Ensor.
familie van adel. Hij voltooide zijn opleiding architectuur aan de Academie van Brussel en studeerde rechten aan de Universiteit. Hij erfde van zijn vader het Hôtel de Suède in Brussel en baatte het enkele jaren uit. Zijn
vrouw en zoon overleden op vroege leeftijd en hij bleef alleen achter. Om het gemis te compenseren concentreerde Van Cutsem zich op zijn passie voor kunst. Hij werd mecenas van verschillende
Belgisch kunstschilder. Hij werd al heel jong leerling edelsmid in een Brussels bedrijf. Hij deed zijn artistieke studies aan de Koninklijke Academie voor Schone Kunsten in Brussel van 1859 tot 1867. Hij profileerde zich als schilder Uzanne, Octave Auxerre 1851 – Saint-Cloud 1931 Octave Uzanne was een Frans letterkundige en journalist. Hij studeerde aan het college van Auxerre. Na zijn studies verhuisde hij naar Parijs. Vanaf 1875 werkte hij mee aan verschillende letterkundige naslagVaes, Walter Borgerhout 1882 – Antwerpen 1958 Belgisch kunstschilder, tekenaar en graficus. Hij werd geboren in Antwerpen maar verbleef tijdens zijn leven vaak v.1
Van Cutsem, Henri Brussel 25 december 1839 – Ochamps 13 september 1904 Belgisch kunstmecenas en zakenman. Hij behoorde tot een
Personenregister
U-V
261
v.2
kunstenaars en betaalde hun materiaal, studies, boeken en reizen. In 1882 kocht hij een villa in Blankenberge waar hij bevriende kunstenaars, zoals James Ensor, uitnodigde. Er ontstond een kunstenaarskring rond Van Cutsem met André Collin, Guillaume Charlier, Theodoor Verstraete, Auguste Oleffe, Georges Van Zevenberghen en Guillaume Van Strydonck. Hij
had een voorkeur voor jonge ondernemende kunstenaars uit de Brusselse progressieve groep Les XX. Hij vond dat kunst een sociaal en moraliserend doel had. Van Cutsem was ook een gepassioneerd verzamelaar en zijn collectie lag aan de basis van twee musea. Een deel van zijn collectie ging naar de stad Doornik die een gebouw liet
ontwerpen door Victor Horta om de verzameling in onder te brengen. Het andere deel ging naar Guillaume Charlier. De collectie van Charlier werd uiteindelijk het Charliermuseum. Henri Van Cutsem ging geregeld op bezoek bij James Ensor in Oostende en Ensor bezocht hem vaak in zijn villa in Blankenberge.
Van Cuyck, Michel Oostende 1797 – 1875
die tijd nog een kleine verstilde havenstad en bood weinig perspectieven en mogelijkheden aan een kunstschilder als Van Cuyck. Daarom combineerde hij zijn opdracht aan de tekenschool met andere bezigheden. Zo leidde hij een huisschildersbedrijf en voerde hij feestelijke gelegenheidsdecoraties uit in opdracht van de stad. Van Cuyck beoefende in zijn teken- en schilderwerk verschillende genres : landschappen, stadsgezichten, strandtaferelen,
marines, portretten en zelfs Bijbelse taferelen. Hij leverde ook heel wat ontwerpen voor litho’s. Zo ontwierp hij onder andere gezichten op de stad of stadsgedeelten zoals de oude Visserskaai, de balzaal van het Casino en portretten. Van Cuyck schilderde in een romantisch realistische stijl. Zijn litho’s en geschilderd oeuvre hebben een grote historische en documentaire waarde.
haar jeugd door in Oostende, werd er beïnvloed door en raakte bevriend met James Ensor. Ze schilderde hem in zijn atelier. Suzanne Van Damme reisde naar het Zuiden van Frankrijk en naar Engeland. Ze stelde vaak tentoon in België en Parijs. Aan het begin van haar carrière
schilderde ze realistische portretten, stillevens en marines. In 1941 leerde ze het werk van de surrealisten kennen. Vanaf dan beheersten droom en fantasie haar werk. In 1962 nam ze deel aan de Biënnale van Venetië.
met de Antwerpse Academie. Geïnspireerd door Manet en het impressionisme, verliet hij de Academie en voegde zich bij de artiestenkolonie in Wechelderzande. Met zijn vriend Max Elskamp organiseerde hij in 1887 de eerste tentoonstelling van de groep L’Art Indépendant in Antwerpen. Het jaar daarop werd hij opgenomen in de groep Les XX. Hij evolueerde
van een neo-impressionistische naar een meer decoratieve stijl onder invloed van de laatste doeken van Van Gogh. Dankzij een paar collega’s bij Les XX, Georges Lemmen en Willy Finch, ontdekte Van de Velde de theorieën van John Ruskin en het werk van de beweging Arts & Crafts. In 1892 werkte hij samen met August Vermeylen aan het avant-garde tijdschrift
Belgisch kunstschilder. Hij studeerde van 1811 tot 1817 aan de Academie van Brugge. In december 1820 werd in Oostende een stedelijke School van Teeken- en Bouwkunde opgericht. Van Cuyck werd er leraar en bestuurder, een functie die hij tot 1874 zou blijven uitoefenen. Hij gaf er onder andere de eerste tekenlessen aan James Ensor. Oostende was in Van Damme, Suzanne Gent 22 september 1901 – Elsene 11 november 1986
v.3
Belgische schilderes. Ze studeerde aan de Academies van Gent en Brussel en in het atelier L’Effort in Brussel. Ze bracht Van de Velde, Henry Antwerpen 3 april 1863 – Oberägeri 15 oktober 1957
v.4
Schilder, architect en ontwerper. Hij studeerde aan de Academie voor Schone Kunsten te Antwerpen en vanaf 1883 in het privéatelier van Charles Verlat. Hij werd lid van de vereniging Als Ik Kan die banden had
Van Cutsem – Van den Berghe
V
262
Van Nu en Straks. In 1894 zegde hij de schilderkunst vaarwel en wijdde zich nog uitsluitend aan architectuur en decoratieve
kunsten. Op dat vlak zou hij internationale faam verwerven en invloed uitoefenen. De briefwisseling van Ensor met
Van de Velde werd opgenomen in de verzamelde brieven. Ensor vermeldde Van de Velde in zijn tekst Ma vie en abrégé.
Van de Woestijne, Gustave Gent 1881 – Ukkel 1947
de Praetere vormde Van de Woestijne de kern van de eerste groep van Latem met een sterk symbolistische stijl. In 1913 verhuisde hij naar Tiegem en woonde er naast De Saedeleer. Van 1914 tot 1921 woonde hij met zijn gezin in Groot-Brittannië. Vanaf 1925 werd hij docent, eerst in Mechelen, daarna in Antwerpen en Brussel. Van De Woestijne bleef, ondanks de verschillende docentopdrachten, veel schilderen en maakte deel uit van de avant-garde. Zo exposeerde hij in 1925 in de Brusselse modernistische galerie Le Centaure.
In 1929 kreeg hij een individuele tentoonstelling in het pas geopende Paleis voor Schone Kunsten in Brussel. Hij was samen met Gustave De Smet en Frits Van den Berghe lid van de kunstkring Les 9. Ensor en Van de Woestijne ontmoetten elkaar herhaaldelijk. Beiden leverden een bijdrage aan de kunsteditie Le roi Albert et son temps van 1932. Van de Woestijne was een van de genodigden op het banket naar aanleiding van de Ensortentoonstelling bij Kunst van Heden in 1921.
ming als hoogleraar literatuur aan de Universiteit van Gent. In de jaren 1920 woonde hij een tijdlang in Oostende en vestigde zich daarna definitief in Zwijnaarde. Hij publiceerde in de tweede reeks van Van Nu en Straks en was ook lid van de redactie van het tijdschrift Vlaanderen. Hij schreef bundels poëzie en proza waaronder Het Vaderhuis (1903), Interludiën (1912 en 1914), De bestendige aanwezigheid (1918), De mod-
deren man (1920), Beginselen der chemie (1925) en God aan zee (1926). Bij zijn vertrek uit Oostende in 1925 werd de schrijver uitgewuifd met gelukwensen en redevoeringen. Alle grote namen waren aanwezig op zijn afscheidsbanket op 14 februari 1925 : Léon Spilliaert, Edgard Tytgat, Constant Permeke, Herman Teirlinck en Henri Vandeputte. James Ensor nam het laatste woord bij het afscheid van Van de Woestijne.
school in Gent. In 1902 deelde hij een atelier met Robert Aerens, Clement De Porre en Leon De Smet. Hij debuteerde, onder invloed van Emile Claus, met luministische en impressionistische werken. In 1904 trok Van den Berghe naar Sint-Martens-Latem en maakte er deel uit van de tweede Latemse groep. Hij verdeelde zijn tijd tussen Gent en Latem.
Voor de wereldtentoonstelling van Gent in 1913 maakte hij samen met Gustave de Smet en Robert Aerens decoratieve panelen. Een jaar later reisde hij naar de Verenigde Staten maar keerde terug door het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog. Tijdens de oorlog verbleef Van den Berghe in Nederland en gaf les in Laren. Hij nam er deel aan verschillende tentoon-
Belgisch kunstschilder, tekenaar en illustrator. Hij studeerde aan de Gentse Academie. In 1900 trok hij samen met zijn broer, de dichter Karel Van de Woestijne, naar Sint-Martens-Latem. In 1902 bezocht hij de tentoonstelling van de Vlaamse Primitieven in Brugge. De techniek en de spiritualiteit van de oude meesters zullen hem, naast het werk van George Minne, sterk beïnvloeden. Samen met George Minne, Valerius De Saedeleer en Jules Van de Woestijne, Karel Gent 10 maart 1887 – Zwijnaarde 24 augustus 1929 Dichter, criticus en hoogleraar. Hij studeerde aan het Koninklijk Atheneum en daarna aan de Universiteit in Gent. In 1900 vestigde hij zich in Sint-Martens-Latem, in 1906 was hij correspondent voor de Nieuwe Rotterdamsche Courant en in 1920 kreeg hij zijn benoe-
v.5
Van den Berghe, Frits Gent 3 april 1883 – 23 september 1939 Belgisch kunstschilder. Hij studeerde aan de Academie van Gent bij Ferdinand Willaert, Jean Delvin en Jules Biesbroek. Hij leerde Leon De Smet en Albert Servaes kennen aan de Academie en volgde een cursus sierkunst aan de nijverheids-
v.6
Personenregister
263
stellingen. Zijn werk toonde invloeden van het fauvisme van Jan Sluyters, het kubistisch expressionisme van Henri Le Fauconnier en het dramatisch dynamisme van de Duitse expressionisten. Na de oorlog keerde hij terug naar België en verbleef bij Constant Permeke in Oostende, bij Gustave de Smet in Bachte-Maria-Leerne en in Afsnee bij Paul-Gustave Van Hecke.
In 1923 was Van den Berghe een van de oprichters van de het tijdschrift Sélection. Hij maakte kennis met het Brusselse kunstmilieu en zijn stijl veranderde. Zijn kleuren werden geraffineerd en zijn thema’s mondain. In de jaren dertig toonde zijn stijl invloeden van de surrealistische kunst van Max Ernst. Hij gebruikte maskers en burleske mannequins. Hij werkte ook mee aan het surrea-
listische tijdschrift Tribord, een initiatief van Félix Labisse. Hij was medeoprichter van de galerie L’Epoque en lid van L’Art Vivant en Compagnons de l’Art. Van den Berghe bezocht James Ensor in 1922 en hij was, samen met onder andere Constant Permeke, Léon Spilliaert en Gustave en Leon De Smet aanwezig op een feest dat Ensor thuis organiseerde.
Van den Bosch, Ernest Antwerpen 28 maart 1879 – 30 augustus 1936
Onderwijzer. Hij schreef een werk over Jakob Smits (1930) en was voorzitter van het Peter Benoitfonds van 1939 tot 1949. De
briefwisseling van Ensor en Van den Bosch werd opgenomen in de verzamelde brieven.
Van Der Borght, Jean Plaats en datum van geboorte en overlijden onbekend
Borght de Bruxelles qui a son atelier de décors et de costumes. Contrairement à votre supposition, je n’ai pu vous dire que Van der Borght avait eu l’intention de monter le ballet à Bruxelles. Il a voulu éditer les dessins costumes du ballet et la partie piano en un album. Il a renoncé à son projet, après avoir gardé mes dessins pendant plus d’un an parce que les frais d’édition semblaient trop élevés. Een jaar later schreef Ensor aan Franck :
Mr. Jean Van der Borght m’a écrit dernièrement que vous l’avez chargé d’exécuter les costumes pour mon ballet. Afin que cette exécution soit conforme a ma conception, il serait heureux de s’entendre avec moi avant de commencer ce travail, au cas ou je ne pourrais me rendre à Bruxelles très prochainement, il pourrait, éventuellement, me voir à Ostende dans le courant de la semaine.
Jean Van Der Borght was verantwoordelijk voor de kostuums van La Gamme d’amour. Hij publiceerde de tekeningen van het ballet in een boek. Van Der Borght kwam voor in de correspondentie tussen James Ensor en zijn mecenas François Franck : Vous avez songé à Van der Van der Does, Charles Julien Plaats van geboorte onbekend 1886 – Plaats van overlijden onbekend 1974 Pseudoniem van De La Does Julien. Belgisch schrijver en Van Dyck, Albert Turnhout 25 mei 1902 – Antwerpen 27 maart 1951 Belgisch kunstschilder en graficus. Hij volgde lessen aan de plaatselijke tekenschool van
Van den Berghe – Van Hecke
graficus. Hij schreef gedichtenbundels en toneelstukken. Van der Does had regelmatig contact met James Ensor en stelde hem voor aan Michel de Ghelderode. Als amateur-graficus maakte hij een ets met de
titel Les sept pêchés capitaux de James Ensor tels que je les ai vus. Hij ondertekende de petitie Pétition pour sauver les bassins d’Ostende die Ensor organiseerde.
Turnhout. Na zijn middelbare studies in Turnhout studeerde hij aan de Koninklijke Academie van Antwerpen. In 1920 won hij daar de eerste prijs voor tekenen naar levend model. Een jaar later werd
hij toegelaten aan het Nationaal Hoger Instituut voor Schone Kunsten in Antwerpen. Hij werkte onder begeleiding van de tekenaar Albert Ciamberlani en de schilder Isidoor Opsomer.
264
Van Dyck raakte bevriend met Emmanuel De Bom en samen maakten ze verschillende reizen. De Bom stelde hem voor aan andere kunstenaars, schrijvers en toneelmakers. Hij maakte vaak een schets of een tekening van de mensen die hij leerde kennen. Zo maakte hij onder andere een tekening van Karel Van De Woestijne. Van Dyck ontwierp toneeldecors en nam deel aan verschillende tentoonstellingen. Door zijn drukke leven in Antwerpen zocht Van
Dyck vaak de rust op in Kasterlee. Hier kwam hij opnieuw in contact met het eenvoudige en rustige landelijke leven en werd geïnspireerd door de boeren en de dorpskinderen. De stijl van Van Dyck bevond zich tussen het expressionisme en de abstracte kunst. In zijn werken verwerkte hij zijn persoonlijke ontroering maar ze waren nooit sentimenteel. Hij hanteerde een licht schilderspalet dat vergelijkbaar is met Auguste Renoir en Vincent
Van Gogh. In 1930 verhuisde hij naar Schilde en woonde er in een huis dat ontworpen was door Huub Hoste. Hij nam deel aan de tentoonstelling Hedendaags tekenen bij de Brusselse Galerie Giroux en werd door James Ensor en Edgard Tytgat gefeliciteerd met zijn werk. Hij bezocht in 1948, samen met Armand Delwaide en Fernand Naeyaert, James Ensor in Oostende.
van Elslander, Antonin Gent 1921 – Heusden 1999
promoveerde hij in 1950 met een proefschrift over Het refrein in de Nederlanden tot 1600. De studie werd in 1953 uitgegeven. Van 1948 tot 1953 gaf van Elslander ook Nederlandse les aan de Staatsuniversiteit van Rijsel. In 1953 haalde hij aan de Koninklijke Bibliotheek in Brussel het diploma van bibliothecarisbibliograaf en van 1955 tot 1957 was hij bibliothecaris aan de Gentse universiteitsbibliotheek. Eind 1957 volgde hij professor Baur op als docent. In 1967 werd van Elslander verkozen tot lid van de Koninklijke Vlaamse
Academie voor Taal- en Letterkunde, waar hij van 1990 tot 1997 secretaris was. Hij was een opvallende verschijning in Gent, met zijn verfijnde nonchalance, gevoel voor humor en typerende anekdotes. De rederijkers en de Middelnederlandse letterkunde waren zijn favoriete thema’s. Het werk en onderwijs van van Elslander had een grote invloed op zijn studenten. Honderden studenten hebben afstudeerscripties over zijn werk geschreven.
Van Halme-Lévy, Marie Plaats en datum van geboorte en overlijden onbekend
Belgische kunstschilderes. Ze was eind 19de en begin 20ste eeuw actief. In 1894 stichtte ze samen met onder andere James Ensor, Félix Buelens en Henri Permeke de Cercle des Beaux-
Arts d’Ostende. Ze schilderde realistische landschappen, vooral in de omgeving van Oostende, en Oostendse stadsgezichten.
Van Hecke, Paul-Gustave Gent 27 december 1887 – Brussel 23 februari 1967
neerde, richtte hij samen met Oscar de Gruytere in Gent een Vlaamsche Vereeniging voor Toneel en Voordrachtkunst op. In 1906 al begon hij met een nieuw tijdschrift, Nieuw Leven. Later was hij in Antwerpen redacteur bij La Métropole en De Nieuwe Gazet. Met zijn vriend André De Ridder lanceerde hij
verschillende kunsttijdschriften, o.a. De Boomgaard (1901 – 1913), De Tijd (1913 – 1914) en vooral Sélection dat verbonden was met de gelijknamige galerij die van 1920 tot 1931 met veel verve de tweede Latemse school en het Vlaamse expressionisme verdedigde. Door de crisis van 1930 moest hij opnieuw aan
Belgisch literatuurhistoricus en schrijver. Hij studeerde van 1938 tot 1942 Germaanse Filologie aan de Universiteit van Gent. Zijn interesse en talent voor cultuur en muziek erfde hij van zijn moeder. Na zijn studies werkte hij als wetenschappelijk assistent in de universiteitsbibliotheek van Gent en als assistent Nederlandse literatuurgeschiedenis van zijn professor Frank Baur. Bij Baur
Dichter en kunstcriticus. Arbeiderszoon, in zijn jeugd socialistische militant en stichter van een marxistische studiekring. Omdat theater hem zo fasci-
v.7
Personenregister
265
de slag als journalist en werkte voor de Gentse socialistische krant Vooruit. Van 1943 tot 1946 was hij directeur van de uitgeverij Lumière. In 1946 werd hij benoemd tot directeur van het
Festival mondial du Film et des Beaux-Arts de Belgique en vanaf 1947 nam hij de organisatie op zich van talrijke exposities die ieder jaar in het casino van Knokke-Zoute plaatsvonden.
Zijn vrouw Norine werd heel beroemd door haar modeontwerpen. De briefwisseling van Ensor met Van Hecke werd opgenomen in de verzamelde brieven.
Van Hecke, Willem Blankenberge 1893 – 1976
tiefabriek bij Lyon. Vanaf 1917 tot het einde van de oorlog werkte hij als brancardier in een Belgisch legerhospitaal in Le Havre. In 1920 begon zijn carrière als kunstschilder. Van Hecke was zo goed als autodidact. Hij noemde zichzelf altijd een amateur. Hij werd beïnvloed door Henri Permeke, Frits Van den Berghe, Floris Jespers en Jean Dubuffet. Met deze invloeden en een eigen inbreng
ontwikkelde hij een eigen stijl. Hij schilderde vooral marines, landschappen en figuren. In 1931 nam hij, samen met onder andere James Ensor, deel aan de tentoonstelling Marines in de Galerie Studio in Oostende. In de loop van de jaren dertig creëerde hij een eigenzinnig en karakteristiek expressionisme. Hij had een herkenbare eigen stijl. In de jaren vijftig evolueerde hij naar een vorm van abstractie.
Jules Schmalzigaug en Willem Paerels. In 1918 keerde de familie terug naar Antwerpen. Via haar vader leerde Van Leckwyck een belangrijke functionaris van de Perzische ambassade kennen. Ze huwden maar het huwelijk bleek een ontgoocheling. In 1923 werd het huwelijk in Parijs ontbonden. Ze keerde terug naar Antwerpen en begon schilderlessen te volgen bij Floris Jespers. Al snel begon ze deel te nemen aan tentoonstellingen. In 1929 ontmoette Van Leckwyck Wassily Kandinsky en Heinrich Campendonk op een tentoonstelling in de Kunstkring in Antwerpen. Samen met Campendonk reisde ze in 1930 en 1932 naar Bretagne. Ze schilderde ook vaak in Middelkerke.
Vanaf 1931 gaf ze les kleurharmonie in Antwerpen. Ze huwde in 1935 in Middelkerke met Heinrich Campendonk. Het koppel vluchtte uit angst voor de opkomst van het nazisme naar Amsterdam. Campendonk werd er hoofd van de afdeling monumentale kunsten aan de Rijksacademie. Tijdens hun huwelijk stopte Van Leckwyck volledig met schilderen. Heinrich Campendonk overleed in 1957 in Amsterdam. Na het overlijden van haar echtgenoot reisde Van Leckwyck de wereld rond op zoek naar schilderijen van haar man. Ze bleef in Amsterdam wonen maar huurde elke zomer een kleine studio in Oostende waar ze, na zevenentwintig jaar, opnieuw begon te schilderen.
Belgisch kunstschilder. Zijn vader was timmerman en aannemer en bouwde in 1910 een hotel dat de familie nadien uitbaatte. Van Hecke droomde van een carrière als kunstenaar en volgde lessen perspectief en technisch tekenen in Blankenberge. In 1914 werd hij gemobiliseerd en tewerkgesteld in een muniVan Leckwyck, Edith Antwerpen 1899 – Amsterdam 1987
v.8
Edith Clementina Brunhilda Van Leckwyck was een Belgische kunstschilderes. Haar vader was een welvarend industrieel koffiebrander. Het gezin bracht de zomers door aan de kust in een villa in Middelkerke. In 1914 vluchtte het gezin voor het oorlogsgeweld en vestigde zich in Den Haag. Een tentoonstelling van de expressionistische groep Der Sturm in Den Haag in 1916 maakte een diepe indruk op Van Leckwyck. Ze zag er voor het eerst de werken van Heinrich Campendonk. In Den Haag kreeg ze haar eerste schilderkunstopleiding onder leiding van de eveneens uit België gevluchte kunstenaars
Van Hecke – Van Mieghem
266
Van Leemputten, Cornelis Augustinus Werchter 1841 – Schaarbeek 1902 Belgisch kunstschilder. Hij studeerde in de jaren 1855 – 1860 aan de Academie in Antwerpen. Hij schilderde er vooral diertaferelen en Brabantse of Van Leemputten, Frans Werchter 1850 – Schaarbeek 1914 Belgisch kunstschilder. In 1852 verhuisde het gezin naar Brussel en in 1855 naar Antwerpen. Daar volgde Frans Van Leemputten lessen aan de Antwerpse Academie. In 1858 verhuisde de familie opnieuw naar Brussel. Hij werkte toen vooral in het restauratieatelier van zijn vader en maakte zelf enkele traditionele tafereeltjes met pluimvee. Tussen 1865 en 1873 volgde hij lessen aan de Brusselse kunstacademie en kreeg raad van bevriende kunstenaars zoals Constantin Meunier. Hij werd
v.9
Van Mieghem, Eugeen Antwerpen 1 oktober 1875 – 24 maart 1930 Belgisch kunstschilder en graficus. Hij groeide op in het hart van de toenmalige Antwerpse haven. Zijn vader was herbergier. Op zestienjarige leeftijd schilderde hij al stillevens en begon hij lessen te volgen aan de Antwerpse Academie. Hij kreeg er les van Albrecht De Vriendt en werd tijdens zijn eerste jaar eerste van de klas. De jonge kunstenaar aardde echter niet in het strakke keurslijf van het kunstonderwijs en in 1896 verliet hij de academie en begon thuis in de herberg
v.10
Personenregister
Kempische landschappen. Van Leemputten werd beïnvloed door de romantische veetaferelen van Verboeckhoven en zijn school, maar dan in de geest van het realisme. Van Leemputten was een commercieel ingestelde kunstenaar, met een grote, gelijkmatige productie en afzet, zowel op de
binnenlandse als buitenlandse markt. Hij nam met grote regelmaat deel aan de binnen- en buitenlandse salons en behaalde gouden medailles in Gent (1883), Edinburgh (1886), Berlijn (1896) en zilveren medailles in Nice, Melbourne, Barcelona en Keulen. In 1895 werd hij ridder in de Leopoldsorde.
ook beïnvloed door de realist Louis Dubois en werd lid van de vrije tekenclub La Patte de Dindon. Van Leemputten debuteerde in de salons van La Chrysalide, de groep waar onder andere James Ensor, Louis Artan en Guillaume Vogels lid van waren. Hij werd ook lid van L’Essor, een groep die vooral het realisme propageerde en de leden hielp met alledaagse praktische en financiële zaken zoals tentoonstellingsfaciliteiten en gezamenlijke aankoop van materiaal. Door zijn lidmaatschap bij deze groepen had Van Leemputten contact met enkele van de meest vooruitstrevende
Belgische kunstenaars van die tijd. Hij vond inspiratie in de dorpen rond Brussel en de plattelandsdorpen langs de Schelde. Hij ontdekte ook de Kempen en werkte vaak in Retie en Postel. In 1891 werd hij tot leraar dierenschilder benoemd aan het Hoger Instituut voor Schone Kunsten in Antwerpen. Hij bleef in de Kempen, de Antwerpse polders en het Hageland schilderen en werd een verteller van het plattelandsleven. In realistische stijl toonde hij de landelijke vroomheid, de klederdracht en de lokale zeden en gewoonten.
mee te werken. Tijdens zijn vrije tijd zocht hij zijn vrienden van de academie op en sloot hij zich aan bij de artistieke kring De Scalden. In 1900 debuteerde Van Mieghem op de tentoonstelling van La Libre Esthétique’ in Brussel. Twee jaar later stelde hij samen met Walter Vaes en Jakob Smits tentoon in Antwerpen. In 1905 exposeerde Van Mieghem met de pas opgerichte groep Kunst van Heden, samen met onder andere James Ensor, Walter Vaes en Floris Vester. Hij vond inspiratie tijdens zijn lange zwerftochten door de Antwerpse binnenstad en zijn werk evolueerde van
een realistische stijl naar een meer getemperde weergave, soms een duidelijke impressionistische invloed. In 1905 overleed zijn vrouw aan TBC. Hij vond troost in de literatuur en in zijn eigen kunst. Via de groep De Scalden werd Van Mieghem beïnvloed door de art nouveau-stroming, een invloed die duidelijk te zien is in enkele van zijn werken. Tijdens de Eerste Wereldoorlog schilderde hij weinig maar maakte, naast schetsen van de dagelijkse gebeurtenissen, een groot aantal karikaturen, waarin duidelijk zijn afkeer voor de bezetter bleek. 1920 was het jaar van de erkenning
267
voor Van Mieghem. Hij werd benoemd tot professor aan de Koninklijke Academie voor Schone Kunsten in Antwerpen.
Hij sloot vriendschappen met de schilder Jakob Smits en de schrijver Willem Elsschot. Van Mieghem bezocht in de
jaren twintig James Ensor in Oostende en maakte twee portretten van Ensor.
Van Mons, Emile Brussel 30 april 1844 – 1 augustus 1924
de overdracht plaats van de oude collecties van het Paleis voor Schone Kunsten naar het Koninklijk Museum voor Schilderkunst. Na het overlijden van de toenmalige secretaris V. Stiénon, werd Émile Van Mons in 1893 benoemd tot secreta-
ris van de Commissie van het Museum en hij zou dat blijven tot 1907. De briefwisseling van Ensor en Van Mons werd opgenomen in de verzamelde brieven.
Librairie nationale d’Art et d’Histoire G. Van Oest & Cie. Hij was o.a. de uitgever van Pieter Bruegel l’Ancien. Son œuvre et son temps. Étude historique suivie des catalogues raisonnés de son œuvre dessiné et gravé door René van Bastelaer (1907), La Peinture en Belgique. Musées, collections, etc. door Fierens-Gevaert en de reeks monografieën van de Collection des Artistes Belges waaronder die over Fer-
nand Khnopff door DumontWilden, Eugène Laermans door Gustave Van Zype, Émile Claus door Camille Lemonnier en Henri Evenepoel door Paul Lambotte. Samen met J.-E. Buschmann in Antwerpen was hij mede-uitgever van het tijdschrift L’Art flamand et hollandais. De briefwisseling van Ensor en van Oest werd opgenomen in de verzamelde brieven.
Van Offel was gefascineerd door het theater en in 1907 schreef hij twee toneelstukken, beïnvloed door de symbolisten. In Antwerpen opende hij een antiekwinkel maar verhuisde enkele jaren later naar Brussel. In 1909 scheef hij La Victoire, een succesvol toneelstuk. Van Offel verbleef enkele jaren in Parijs en werkte als redacteur voor het Oostende tijdschrift Carillon d’Ostende. In 1913 schreef hij een laatste toneelstuk. Daarna begon hij zich volledig op romans te concentreren. Hij schreef La Chronique de Bruxelles en in 1919 kreeg hij de Prix Goncourt voor de roman L’Exaltation. Aan het einde van de jaren 1910 scheef hij enkele realistische romans. In de jaren 1920 begon hij
historische romans te schrijven. Hij schreef onder andere Le Peintre galant over het leven van Van Dyck en La Terreur fauve en kreeg verschillende prijzen voor zijn werk. In 1935 verscheen Contes d’Horace Van Offel, een bibliofiele uitgave met 22 kortverhalen, geïllustreerd door onder andere James Ensor, Floris Jespers, Jean Brusselmans, George Minne, Isidore Opsomer, Albert Servaes en Léon Spilliaert. In 1940 werd hij redacteur voor Le Soir toen de krant al in handen was van de nazi’s. Hij schreef verschillende artikels waarin hij zich positief uitliet over Adolf Hitler en nazi-Duitsland. Bij de bevrijding vluchtte hij naar het Duitse Fulda.
Van Mons was vanaf 1884 secretaris van het Comité van het Paleis voor Schone Kunsten in Brussel. In 1887 vond Van Oest, Gérard Roubaix 24 december 1875 – Cluny 13 september 1935 Boekhandelaar-uitgever van Nederlandse origine. In 1901 had hij een boekhandel in Gent en in 1904 was hij in Brussel : op 1 juli 1904, recht tegenover de Koninklijke Bibliotheek, op het nummer 16 in de Museumstraat, opende hij zijn uitgeverij Van Offel, Horace Antwerpen 1876 – Fulda 1944 Belgisch schrijver. Zijn vader was verkoper van brei- en naaiproducten en zijn moeder stierf toen Van Offel nog een kind was. Hij begon op negenjarige leeftijd lessen te volgen aan de Academie voor Schone Kunsten in Antwerpen. Als jonge man las hij veel. Hij was een grote bewonderaar van Edgar Allen Poe, Charles Baudelaire, Jules Verne en Auguste Villiers de l’Isle-Adam. Hij publiceerde zijn eerste teksten in het tijdschrift Spectateur d’Anvers en in 1905 verscheen een boek over zijn herinneringen aan zijn soldatentijd : Une armée des pauvres.
Van Mons – Van Ostaijen
268
Van Overloop, Joseph (Jef) Antwerpen 20 september 1878 – Kalmthout 23 augustus 1949 Schrijver en handelaar in prenten. Omstreeks 1900 werd hij benoemd tot secretaris van de kunstvereniging De Kapel die was opgericht onder de auspiciën
van François en Louis Franck. Hij publiceerde sporadisch een paar essays of kritieken in plaatselijke bladen evenals in De Boomgaard. In 1905 nam hij het Huis Zazzarini over, een kunsthandel gespecialiseerd in prenten aan de Schoenmarkt in Antwerpen. In 1908 werd hij benoemd tot actief lid van Kunst van
Heden. Joseph Van Overloop maakte deel uit van het erecomité van de Ensortentoonstelling in Parijs in 1939. Hij bezat de schilderijen Coin de table en Le chou rouge. De briefwisseling van Ensor aan Van Overloop werd opgenomen in de verzamelde brieven. Ensor vermeldde hem in zijn tekst Ma vie en abrégé.
v.11
Van Ostaijen, Paul Antwerpen 22 februari 1896 – Miavoye-Anthée 18 maart 1929 Belgisch dichter en schrijver. Hij studeerde aan verschillende middelbare scholen in Antwerpen maar haalde zijn diploma niet. Van Ostaijen begon te werken als bediende in het stadhuis van Antwerpen. Tijdens de Eerste Wereldoorlog publiceerde hij artikels in Carolus, Ons Land en Ons leven. Tijdens de oorlog was Antwerpen een bezette stad maar er was nog steeds een bruisend nachtleven. Van Ostaijen was een dandy die van het nachtleven en drugs hield. Hij nam deel aan activistische bijeenkomsten en manifestaties en moest, samen met zijn vriendin Emmeke Clément, België ontvluchten om een veroordeling te ontlopen. Ze kwamen terecht in Berlijn waar ze in armoedige omstandigheden leefden. Hij was financieel afhankelijk van Clément die als mannequin werkte. In Berlijn radicaliseerden de ideeën van Van Ostaijen over kunst en politiek en hij leerde er andere schrijvers en kunstenaars kennen. In Berlijn schreef hij zijn dadaïstisch meesterwerk Bezette stad over Antwerpen tijdens de oorlog. Van Ostaijen was een meester in het spelen met woorden, woord associaties en verschillende lettertypes. In de jaren twintig keerde hij terug naar België en
v.12
Personenregister
deed er zijn legerdienst. In 1924 opende hij een boekenwinkel in Brussel en, samen met een vriend, een galerij waar vaak lezingen georganiseerd werden. Hij publiceerde proza, gedichten, recensies en essays in verschillende tijdschriften. In 1917 schreef Van Ostaijen een gedicht met de titel James Ensor. JAMES ENSOR Tentaculaire stad ! Het overaardse. Geheim en wezen samen. Waarom kunnen wij niet aan de roep van deze stad weerstaan ? Waarom willen wij niet ? Als vreemde kluizenaars, – het hart vol verzoeking, geest die bezocht wordt door de pijn-zijden lijven van koninginnen, wrange smaad der hees verlangde vlees-beloningen om ’t Godsverraad, – dwalen wij rond in de stad. Witte wegen naar het wijde wezen van het Zijn. Godstad die ons leidt tot zonde en berouw. Zonde is onze geest enkel bevonden, om het ongeschonden leven van het berouw. Waarom schouwen in dit berouw uw maskers dieper dan het diepe masker van de dood ? O meer dan een stil vermoeden valt uit de kou
van uw oogholten. O begeren in de mateloze doodschrik, maskers die wegvallen. Aan grijpende angst van het Ik, maar groter het verlangen. Over de baren gaat Kristus. Bang zijn de verslagen maskers der mensen. Ontzet weer. Alle gaan, maar geen van alle weet waarheen. Als kinderen ter kruistocht wier stappen machteloos vervallen in het woud, zijn wij die de stem volgen, de aarzelende of de rotsvaste. Dauw valt soms van de takken als lafenis ons op de ogen. Maar de dageraadstranen verdrogen op ons hete oogleden, branden van verlangen. Weten : stad in de ongrijpbare verte opgebouwd, opdat wij al de wegen zouden kunnen gaan : u te vinden. U te vinden ! Maar dit : het wanhopig zoeken ! Ahasver te zijn ! Nooit rustende geest. Elke rustplaats is leugen. Zelfs over de baren gaat zoekend Kristus en zijn handen vallen in de witte mist. 7 november 1917
269
Van Paemel, Jules Blankenberge 1896 – Sauvagemont 1968 Architect en graficus. Hij studeerde aan de Academies van Gent en van Bergen. In 1932 Van Puyvelde, Léon ( Leo) Sint-Niklaas 30 juli 1882 – Ukkel 27 oktober 1965 Léon Van Puyvelde was historicus en kunstcriticus, specialist
stelde hij samen met Albert Colfs zijn tekeningen en gravures tentoon in de Oostendse Galerie Studio. Ensor schreef een tekst voor hem Hommage à Jules Van Paemel, le bon graveur en droeg een exemplaar van de
ets De kathedraal aan hem op op 1 mei 1933. Hij vermeldde Van Paemel in verschillende van zijn teksten : Discours de James Ensor proclamé Prince des Peintres le 10 mars 1934 en Ma vie en abrégé.
van de Vlaamse schilderkunst. Van 1920 tot 1927 was hij gewoon hoogleraar aan de Universiteit van Gent en van 1927 tot 1952 aan de Université de Liège. Bovendien was hij hoofdconservator van de Koninklijke Musea
voor Schone Kunsten in Brussel van 1927 tot 1948. Hij was ook commissaris van de Wereldtentoonstelling in Brussel in 1935. Van zijn hand zijn talloze bijdragen over de oude en moderne Belgische kunst.
bevriend met Octave Maus, de secretaris en initiatiefnemer van de groep en speelde een rol in de keuzes die Maus maakte voor de groep. In november 1883 reisde hij een tweede keer naar Marokko. Hij schilderde onder andere Arabische fantasia, een werk met een luministische invloed en een speling van licht en kleur. Bij een bezoek aan Parijs in 1886 ontdekte Van Rysselberghe samen met Emile Verhaeren de werken van Georges Seurat. Een jaar later exposeerde Seurat bij Les XX. Van Rysselberghe werd beïnvloed door zijn pointillistische techniek. In 1888 trok hij opnieuw naar Marokko en maakte hij er verschillende pointillistische werken. Zijn werken werden levendiger doordat hij met licht speelde. Hij raakte bevriend met
Paul Signac en ze maakten samen verschillende reizen. In 1898 was Van Rysselberghe op zijn neo-impressionistische hoogtepunt. Hij kwam los van het pointillisme en er ontstond meer beweging en dynamiek in zijn werk. Hij maakte nog verschillende reizen en nam deel aan belangrijke tentoonstellingen. Van Rysselberghe en James Ensor ontmoetten elkaar bij Les XX, waar ze beiden lid van waren. In een brief aan Pol De Mont uit 1895 sprak Ensor zijn ongenoegen uit over enkele leden van Les XX, Willy Finch en Theo Van Rysselberghe, die de pointillistische schilderstechniek van Georges Seurat overgenomen hadden.
École Nationale des Beaux-Arts in Parijs. In 1883 debuteerde Van Strydonck met zes werken aan het salon van L’Essor in Brussel. Hij was een van de medestichters (samen met onder andere James Ensor, Fernand Khnopff en Theo Van Rysselberghe) van de Brusselse avant-gardevereniging Les XX en nam deel aan de tien
salons van de groep. Ook in het Salon van Parijs in 1884 toonde hij drie werken. Van Strydonck reisde veel. Hij trok naar Engeland, Nederland en Italië. In 1886 verbleef hij bij de Quakers, een puriteinse gemeenschap in Florida (USA). In zijn werk schonk hij steeds meer aandacht aan licht en kleurvlakken. Zijn stijl stond toen heel
v.13
Van Rysselberghe, Theo Gent 23 november 1862 – Saint-Clair 14 december 1926
v.14
Belgisch kunstschilder. Hij studeerde aan de Academies van Gent en Brussel. In 1881 verhuisde hij naar Brussel. Een jaar later reisde hij een eerste keer naar Marokko, samen met Dario de Regoyos en Constantin Meunier. Deze reis had een grote invloed op Van Rysselberghe. In de werken die hij maakte in Marokko evolueerde zijn stijl van het realisme naar het divisionisme. Hij schilderde er het alledaagse leven in Tanger. In de zomer van 1883 was Van Rysselberghe een van de oprichters van de progressieve kunstgroep Les XX. Hij was goed Van Strydonck, Guillaume Namsos 1861 – Brussel 1937
v.15
Belgisch kunstschilder. Zijn vader werkte in Noorwegen voor een Brugse firma. In 1876 begon Van Strydonck zijn studies aan de Academie van Brussel. Daarna volgde hij lessen bij Jean-Louis Gérôme aan de
Van Paemel – Vandeputte
270
dicht bij die van James Ensor. In 1891 trok hij voor vijf jaar naar Brits-Indië. De reis had een grote invloed op de thematiek van zijn werk in de jaren 90. Na Indië volgden nog enkele grote reizen. Na de eeuwwisseling verhuisde Van Strydonck naar het lande-
lijke Weert bij Antwerpen. Hij schilderde er vooral landschappen. Van 1900 tot 1931 gaf hij tekenlessen aan de Brusselse academie. Samen met onder andere Edmond Picard en Léon Rinskopf was hij een van de bezielers van Ostende Centre d’Art, een groep die tussen 1905
en 1907 concerten, toneelopvoeringen en kunstsalons in het Oostendse Kursaal organiseerde. Van Strydonck is te situeren binnen de eerste generatie impressionisten in België. Hij was van bij het begin betrokken bij de belangrijke groep van Les XX.
Van Uytvanck, Valentijn Antwerpen 24 november 1896 – Cochum 25 maart 1950
Belgisch kunstschilder en graficus. Van Uytvanck maakte schilderijen, tekeningen en houtsneden. Hij werkte vaak voor tijdschriften en weekbladen. Zo maakte hij voor het weekblad
Stad en Land een reeks portretten. Van Uytvanck woonde en werkte een tijd in Nederland. In 1931 schilderde hij in Oostende het portret van Ensor.
Van Vyve, Lucien Zottegem 1911 – Oostende 1993
Belgische kunstschilder. Hij bracht zijn jeugd door in Oostende, was er bevriend met Léon Spilliaert en ontmoette James Ensor.
Na een carrière als chef kok in exclusieve restaurants in de Verenigde Staten keerde hij terug naar Oostende.
Van Yper, Auguste (‘Gustje’) Oostende 1884 – 1963
trouwe knecht en toeverlaat blijven. In 1917 verhuisde hij mee naar het huis in de Vlaanderenstraat (het huidige Ensorhuis) dat Ensor van zijn oom geërfd had. Van Yper is vaak te zien op foto’s van Ensor, zowel op de voorgrond, poserend met zijn baas, als op de achtergrond. Zo is hij onder andere te zien op de beroemde foto die Maurice Antony maakte in de weerspiegeling van
een glazen bol in Ensor’s atelier. Op de voorgrond staan Constant Permeke, Maurice Antony en James Ensor. Gustje Van Yper poseert mee op de achtergrond. Van Yper hield samen met Ensor’s achterneef Jules Daveluy de dodenwacht bij het lichaam van de schilder toen hij opgebaard lag in de rouwkapel van het stadhuis van Oostende.
naars zoals James Ensor, Léon Spilliaert, Constant Permeke en Felix Labisse behoorden tot zijn vriendenkring. Hij schreef La Planète (1901), Le Pain quotidien (1906), Dictionnaire, ajoutez un adjectif en -ique (1922), L’autre Vie (1927), L’Œil éclairé (1927), Petites Lumières (1933), Voix nues (1936) et de roman Petit Gig (1944). Henri Vandeputte was één van de eerste leden van de Oostendse Rotary. Ensor werd lid in juni 1927. De briefwisseling
van Ensor met Vandeputte werd opgenomen in de verzamelde brieven. Ensor had vaak contact met Vandeputte. In 1897 schonk Vandeputte hem een exemplaar van zijn Les heures harmonieuses. Ensor vermeldde hem in verschillende van zijn teksten waaronder Ma vie en abrégé, Discours pour l’inauguration de mon buste à Ostende, Discours pour saluer Ostende en Discours au Kursaal d’Ostende.
v.16
v.17
De huisbediende van James Ensor. In 1906 begon het koppel Ernestine Mollet en August Van Yper als huisbedienden voor het gezin Ensor-Haegeman te werken. Gustje Van Yper was toen eenentwintig en zou tot aan de dood van de schilder in 1949 zijn
v.18
Vandeputte, Henri Schaarbeek 16 februari 1877 – Brussel 4 april 1952 Romancier en dichter. Hij werkte mee aan Le Coq rouge, stichtte L’Art jeune en, samen met Christian Beck, het tijdschrift Antée. Hij was ook redacteur van het Oostendse tijdschrift Tribord. Hij reisde heel veel, werkte als journalist en was jarenlang directeur van het Oostendse casino. Veel kunste-
Personenregister
271
Vandervoort, Pierre Schaarbeek 1891 – Marcinelle 1946 Belgisch architect. Hij ontwierp tijdens zijn carrière verschillende gebouwen aan de Belgische kust. Zo ontwierp hij in de jaren twintig een nieuw neobarok gemeentehuis in NieuwVandewalle, Adriaan Diksmuide 6 juli 1907 – Brugge 18 augustus 1997 Belgisch kunstschilder. Hij volgde lessen aan de Academies van Brugge en Gent en studeerde kunstgeschiedenis aan de Universiteit van Gent. Hij kreeg een studiebeurs en trok enkele maanden naar Den Haag om zijn proefschrift over Jan Toorop en James Ensor voor te bereiden. Door deze twee kunstenaars te vergelijken probeerde hij een verband te zoeken tussen de Vlaamse en Nederlandse schilderkunst op het einde van de negentiende eeuw. Voor zijn onderzoek bezocht hij Ensor in Oostende. Vandewalle woonde in de jaren dertig in Oostende en schilderde er boten, duinen en de zee. Vanheste, Gustaaf Oostende 1887 – 1975 Belgische kunstschilder. Hij was de zoon van Emile Vanheste, een schildersknecht en scheepsportrettist. Tot in de jaren twintig beoefende Vanheste de schilderkunst louter als liefhebberij. Hij was verfhandelaar en later herbergier in het Oostendse visserskwartier. Hij maakte landschappen, marines en stadsgezichten maar beeldde ook vissen en zeedieren uit in hun natuurlijk
Vandervoort – Verbeke
poort nadat het oude gebombardeerd was. In Nieuwpoort ontwierp hij de neo-romaanse Sint-Bernarduskerk die in 1923 gebouwd werd. Hij bouwde huizen en appartementsblokken in Westende. Vandervoort ontwierp het huis en atelier van Constant Permeke in Jabbeke. De vier
winden werd gebouwd in 1929. Permeke maakte verschillende voorontwerpen en Vandervoort transformeerde die in een bouwplan. Vandervoort was, samen met onder andere James Ensor en Henri Storck, medeoprichter van de Club Cinema in Oostende.
Hij debuteerde als expressionist met een donker kleurenpalet. In de jaren veertig trouwde hij met Elisabeth Dewyndt en opende een boekenwinkel. In 1944 werd Vandewalle conservator van het Prentenkabinet in Brugge. Zijn stijl als kunstenaar evolueerde naar het post-expressionisme. Hij had een voorkeur voor landschappen, marines, portretten en stillevens. Hij haalde in 1953 het diploma van tekenleraar en begon les te geven aan het Atheneum van Oostende. In de jaren vijftig nam hij deel aan verschillende tentoonstellingen. Vandewalle publiceerde in 1974 zijn artistieke testament Ontspoorde kunst waarin hij over de situatie van kunst in de twintigste eeuw schreef. Vandewalle ontmoette James Ensor verschillende keren. Hij
beschreef één van die ontmoetingen uitgebreid in zijn dagboek. Vandewalle vroeg Ensor ook vaak om raad. In 1936 stelde hij tentoon in Galerie Studio in Oostende. Ensor schreef een korte inleiding voor de catalogus : Pour Adriaan Van de Walle, Vous n’avez pas froid aux yeux. Bûcheur cramponné a l’arbre de couche. Enfant terrible de Bruges. Coloriste gemme d’azur. Vos lignes anti-polissonnes dressées en pureté sont d’un maître du cru. J’adresse un salut fervent au jeune frère de lutte et crions de concert : En avant ! Hardi pour les bonnes causes ! Vive dame lumière ! Vive sa fille liberté ! Hardi ! Hardi !! Hardi !!! James Ensor, Ostende, juin 1936
milieu, een origineel en zeldzaam thema in de beeldende kunst. Omstreeks 1928 werd Vanheste ontdekt door de bekende Franstalige toneelschrijver Michel de Ghelderode. Hij raakte dankzij de Ghelderode in het Oostendse en Brusselse tentoonstellingscircuit. Vanheste exposeerde in de Canard Sauvage in Brussel en in de Oostendse stadsbibliotheek. Hij nam in 1931 deel aan een expositie van marineschilders in de Oostendse galerie Le Studio,
samen met onder andere James Ensor, Léon Spilliaert en Armand Delwaide. Vanheste werd in 1931 door de stad gevraagd om een carnavalstoet met het thema ‘zee’ te ontwerpen en hij ontwierp ook de affiche voor het evenement. In 1932 restaureerde Vanheste de fresco’s van Heinrich-Otto Pieper in het Fort Napoleon in Oostende. De fresco’s waren beschadigd door verwaarlozing en vandalisme. Hij werd conciërge van het Fort Napoleon dat tijdens de jaren 30 als heemkundig museum
272
diende. Hij ging er met zijn gezin wonen. In 1939 werd het Fort door het Belgisch leger
weer in gebruik genomen. Zijn zonen GeorgesArthur Vanheste (Oostende
1909 – 1996) en Robert Vanheste (Oostende 1913 – 2002) werden later ook kunstschilder.
Vauthier, Maurice Brussel 2 maart 1860 – 25 juni 1931
gemeentesecretaris in Brussel en in 1921 gecoöpteerd in de Senaat. Hij werd in 1927 lid van de regering als minister van Binnenlandse Zaken, later als minister van Kunsten en Wetenschappen tot 1931. Vauthier was erevoorzitter van het comité ter bekostiging van
het Ensormonument in Oostende in 1930. Ensor vermeldde hem in zijn tekst Discours pour l’inauguration de mon buste à Ostende. De briefwisseling van Ensor met Vauthier werd opgenomen in de verzamelde brieven.
en beeldhouwster Marthe Velle. Ze was net als haar zus actief in de Oostendse kunstwereld en ontmoette er James Ensor. Anne Velle maakte non-figuratieve werken en werd in 1960 en 1961 geselecteerd voor de
Grote Prijs voor Schilderkunst van de stad Oostende. In 1963 kreeg ze een individuele tentoonstelling in het Kursaal van Oostende.
en aan de École Nationale Supérieure des Arts in Brussel. Later was ze docente grafiek aan de Academie in Elsene. In Oostende nam ze vaak deel aan groepstentoonstellingen, onder andere aan de tentoonstelling
Kunstenaarsportretten in 1934 en Le Petit tableau in de Galerie Studio samen met onder andere James Ensor. De werken van Marthe Velle waren experimenteel en nonfiguratief.
Verbeke, Henri Kortemark 1862 – Oostende 1935
Belgisch kunstschilder. Hij verhuisde naar Oostende. In 1908 werd hij lid van de Cercle Artistique d’Ostende, de kunstkring waar ook James Ensor lid
van was. Hij schilderde vooral stillevens. In het huis aan de Peter Benoitstraat nummer 57 in Oostende maakte hij grote muurschilderingen.
Verbeke, Léon Tienen 1890 – Middelkerke 1973
Belgische kust. Verbeke schilderde landschappen, marines, stillevens en bloemen en was, samen met onder andere James Ensor, lid van de Cercle Artistique d’Ostende. Hij nam
in Oostende geregeld deel aan groepstentoonstellingen, onder andere aan de tentoonstellingen Le Petit tableau en Marines in de Galerie Studio, samen met onder andere James Ensor.
zijn vader Henri Verbeke en studeerde aan de Academies van Brugge en Antwerpen. Hij schilderde marines, havengezichten, vissers en landschappen in een
modern-figuratieve stijl. Verbeke was lid van de Oostendse Kunstkring en had in 1934 een individuele tentoonstelling in de Galerie Studio.
Jurist. Hij behaalde in 1882 zijn titel van doctor in de rechten aan de Université Libre de Bruxelles en van geaggregeerde in 1887. In 1914 werd hij Velle, Anne Oostende 1913 – Lillois-Witterzee 2002 Belgische kunstschilderes. Ze was de jongere zus en leerlinge van de kunstschilderes, grafica Velle, Marthe Oostende 1907 – Lillois-Witterzee 1994 Belgische kunstschilderes, grafica en beeldhouwster. Ze volgde een opleiding bij Michel Poppe
Belgisch kunstschilder. Hij woonde en werkte aan de Verbeke, Pierre Oostende 1895 – 1962 Belgisch kunstschilder. Pierre Verbeke was een leerling van
Personenregister
273
Verhaeren, Emile Sint-Amands 21 mei 1855 – Rouen 9 oktober 1927
v.19
Belgische dichter en schrijver. Hij volgde middelbaar onderwijs aan het Sint-Barbaracollege van Sint-Amands waar ook Georges Rodenbach studeerde. Later volgde hij rechten aan de universiteit van Leuven. Tijdens zijn studies richtte hij samen met andere studenten het studentenblad La semaine des Verheyden, Isidoor Antwerpen 1846 – Elsene 1905 Belgisch kunstschilder. Zijn vader was de genreschilder JeanFrançois Verheyden. Hij studeerde aan de Academie van Brussel en volgde lessen in het atelier van Jan Portaels. Tussen 1877 en 1883 verbleef hij in Hoeilaert.
étudiants op. In 1881 liep Verhaeren stage bij Edmond Picard, bekend figuur in de politieke en culturele wereld. Verhaeren werkte mee aan kunsttijdschriften zoals L’Art Moderne en La jeune Belgique en werd een verdediger van de Belgische avantgardekunst. In de jaren 1890 publiceerde hij enkele dichtbundels en toneelstukken. Na een opvoering van zijn toneelstuk Le Cloître ontmoette hij Koning Albert I. De ontmoeting was het
begin van zijn vriendschap met de Koninklijke familie. Verhaeren bezocht James Ensor vaak in Oostende en logeerde er regelmatig. Hij kwam tot rust aan de kust. Hij poseerde voor Ensor en één van de portretten werd getoond tijdens een salon van Les XX. Verhaeren schreef de eerste uitvoerige monografie over het werk van James Ensor.
Later verhuisde hij naar Brussel. In 1885 werd hij lid van Les XX, de progressieve kunstgroep met onder andere Willy Finch, Fernand Khnopff en James Ensor. Hij verliet de groep in 1888 maar bleef hun activiteiten met belangstelling volgen. In 1900 begon hij les te geven aan de Academie in Brussel. Verheyden schilderde vooral
landschappen, dikwijls in de omgeving van Brussel en in de Antwerpse Kempen. Hij streefde een zo getrouw mogelijke weergave van de natuur na. Zijn werk evolueerde weinig maar vanaf 1878 was er een lichte invloed van het impressionisme merkbaar. Hij schilderde ook portretten, onder andere van Constantin Meunier en James Ensor.
geschiedenis aan de Université Libre de Bruxelles vanaf 1890, sympathiseerde hij met het individualistische anarchisme en onderging de invloed van Élisée Reclus. Nog altijd tijdens zijn studententijd, stichtte hij samen met Emmanuel de Bom, Cyriel Buysse en Prosper Van Langendock het tijdschrift Van Nu en Straks (1893 – 1894 ; 1896 – 1901) dat een keerpunt betekende in de Vlaamse literatuur. Van 1901 tot 1923 gaf Vermeylen les aan de Université Libre de Bruxelles. Hij werd in 1919 lid en in 1927
directeur van de Koninklijke Academie voor Taal- en Letterkunde. Vanaf 1924 onderwees hij alleen nog aan de Universiteit Gent waarvan hij van 1930 tot 1933 ook rector werd. Naast twee romans, De Wandelende Jood (1906) en Twee Vrienden (1943), schreef hij talloze werken over de taalkwestie of over historische en artistieke onderwerpen. De briefwisseling van Ensor met Vermeylen werd opgenomen in de verzamelde brieven.
Vervisch zijn debuut op een tentoonstelling van de Cercle Artistique de Schaerbeek. Tussen 1927 en 1933 stelde hij tentoon met de Brusselse groep Cercle Artistique et Littéraire. Vervisch exposeerde eind jaren 20
en begin jaren 30 in het Paleis voor Schone Kunsten in Brussel. Samen met Léon Navez, Marcel Stobbaerts en Albert Crommelynck stelde hij tentoon in de Galerie L’Atelier. In 1931 verbleef hij in Parijs en werd er
v.20
Vermeylen, August Brussel 12 mei 1872 – Ukkel 10 januari 1945
v.21
Romancier, essayist, hoogleraar. Hij was zich al heel vroeg bewust van de Vlaamse zaak en samen met zijn medestudenten Lodewijk de Raet en Hubert Langerock stichtte hij zijn eerste tijdschrift, Jong Vlaanderen (1889 – 1890). Toen hij in contact kwam met Emmanuel de Bom, nam hij samen met hem de leiding van het weekblad Ons Toneel (1890 – 1891). Als student Vervisch, Jean Etterbeek 1896 – Brussel 1977
v.22
Belgisch schilder. Hij studeerde aan de Academie van Sint-Joostten-Node. In 1925 maakte
Verhaeren – Vilain
274
v.23
lid van de groep Le Chaînon. Vervisch woonde dertig jaar in Mariakerke bij Oostende. Hij was een goede vriend van James Ensor (van wie hij een portret
schilderde), Léon Spilliaert, Jean Brusselmans en Edgard Tytgat. Hij maakte verschillende reizen naar Noord-Afrika en Italië. Vervisch was een post-impres-
sionist en gebruikte kubistische elementen in zijn werk. Later gebruikte hij ook expressionistische technieken. Hij schilderde stillevens, landschappen en naakten.
Verwee, Alfred Sint-Joost-ten-Node 23 april 1838 – Schaarbeek 15 september 1895
Salon van Parijs. Op aanraden van de beeldhouwer Antoine Barye verhuisde hij naar Parijs. Hij leerde er Edouard Manet, Théodore Rousseau en Narcisse Diaz de la Peña kennen. In 1865 keerde Verwee terug naar Brussel. Een jaar later verbleef hij een korte periode in Londen. Hij was in 1868 een van de medestichters van de Brusselse kunstkring Société Libre des Beaux-Arts, een groep jonge artiesten die zich afzette tegen de academische romantici en realisten. In 1876 was hij medestichter van La Chrysalide, een voorloper van L’Essor en Les XX. Rond 1880 raakte Verwee gefascineerd door de Belgische kust en het polderlandschap in de omgeving van Knokke en
Heist. Knokke was toen nog een gehucht maar groeide in het spoor van Verwee uit tot een kunstenaarsdorp. Veel binnenen buitenlandse kunstenaars trokken in de zomer naar de Knokse Schilderskolonie. Hij zag al snel de troeven van Knokke als toeristisch trekpleister en richtte in 1887, samen met Louis Van Bunnen en Henri Dumortier, een bouwgroep op. Ze kochten duinengrond om te verkavelen. In de jaren daarna veranderde het uitzicht van Knokke grondig. Verwee was in 1884 comitélid van het Salon van Brussel. Hij weigerde werk van James Ensor en Willy Finch op het Salon. Toen hij lid wilde worden van Les XX namen Finch en Ensor wraak door hem te weigeren.
van Verboeckhoven. In het atelier Verboeckhoven maakte hij kennis met enkele eigentijdse Nederlandse en Belgische landschapschilders. Verwee werd door hen beïnvloed en schilderde landschappen en bos- en riviergezichten. Louis Pierre Verwee maakte studiereizen naar Duitsland, Nederland en Frankrijk. In 1867 en 1868 verbleef hij met zijn gezin langere tijd in London. Intussen leerde hij zijn zonen Alfred en Louis het schildersvak. Hij nam
deel aan de Salons en groepstentoonstellingen die in die tijd in de meeste grote en middelgrote steden georganiseerd werden. Verwee is een belangrijke vertegenwoordiger van de romantische Belgische landschapschool. Hij schilderde vooral eigen landstreken volgens de normen van de toenmalige burgerlijke smaak. De Leie en zijn geboortestad Kortrijk zijn vaak aanwezig in de decors van zijn schilderijen. Hij signeerde Ensors petitie Petition pour sauver les bassins d’Ostende.
Belgisch muzikant en componist. Hij studeerde orgel bij JacquesNicolas Lemmens in Mechelen. Hij combineerde zijn studies met een functie als organist bij de Josephieten in Leuven. Na
het overlijden van Lemmens studeerde Vilain verder bij Alphonse Mailly aan het Conservatorium van Brussel. Daar behaalde hij in 1889 zijn diploma. In 1890 volgde Vilain Auguste
Belgisch kunstschilder en graficus. Zijn vader was de Kortrijkse kunstschilder Louis-Pierre Verwee, een romantische schilder van winterse landschappen. Zijn broer Louis-Charles schilderde huiselijke taferelen en portretten. Verwee studeerde aan de privé-academie van de Brusselse genre- en portretschilder François Charles Deweirdt. Hij debuteerde in 1857 op het Salon van Brussel met een dierenschilderij. In 1863 won hij op het Salon van Brussel een gouden medaille met een gelijkaardig schilderij. Een jaar later won hij goud op het Verwee, Louis Pierre Kortrijk 1804 – Sint-Joost-ten-Node 1877 Belgisch kunstschilder. Hij volgde les aan de Academie van Kortrijk en studeerde verder in Gent en Brussel bij de landschapschilder Jean-Baptiste De Jonghe en de dierenschilder Eugène Verboeckhoven. Verwee debuteerde in 1827 op het Brusselse Salon met enkele dierentaferelen die duidelijk beïnvloed waren door het werk Vilain, Léandre Traegnies 26 februari 1866 – Oostende 16 november 1945
Personenregister
275
Wiegand op als organist van de Sint-Petrus en -Pauluskerk in Oostende. Hij werd ook organist van het in die tijd befaamde Kursaalorkest. Elk seizoen bracht hij er dagelijks recitals van populair-klassieke muziek. Zijn optredens in het kursaal maakten hem beroemd en hij werd gevraagd voor recitals in
Londen, Bradford, Manchester, Glasgow, Rome, Algiers en Marseille. In 1920 werd hij benoemd tot Officier in de Leopoldsorde en in 1940 vierde hij zijn gouden jubileum als organist van de Sint-Petrus en -Pauluskerk met een plechtige huldiging. Van 1902 tot 1931 was hij orgelleraar
aan het Koninklijk Conservatorium van Gent. Hij componeerde ook zelf muziek. Vilain kende James Ensor. Ze kwamen elkaar vaak tegen op feestelijkheden zoals het afscheidsbanket van Karel Van de Woestijne in 1925. Ensor vermeldde Vilain in enkele van zijn teksten.
Vinçotte, Thomas Borgerhout 1850 – Schaarbeek 1925
Vinçotte maakte vooral bustes, vaak op bestelling. Hij kreeg vaak opdrachten van Koning Leopold II, zoals verschillende portretten, ontwerpen voor muntstukken, het fronton van het Koninklijk Paleis en het vierspan van de triomfboog van het Jubelpark. Voor de stad Kortrijk maakte hij in 1889 een bronzen standbeeld van Jan Pal-
fijn voor het Schouwburgplein. Vinçotte was een van de invités van de Brusselse progressieve kunstgroep Les XX. Hij was lid van de Cercle Artistique et Littéraire de Bruxelles, waar ook James Ensor lid van was. In 1905 was Vinçotte een van de deelnemers aan het Salon des BeauxArts d’Ostende.
In 1897 won een litteraire wedstrijd voor historische romans, ingericht door het blad Le XXe Siècle. Twee jaar later publiceerde hij zijn eerste werken : En pleine terre en La Glèbe Héroique. Hij schreef ze als Georges Virrès, een pseudoniem dat hij zou blijven gebruiken. In 1899 verhuisden zijn ouders naar Lummen. De jonge schrijver ging mee en in 1903 werd hij er burgemeester. Een ambt dat hij tweeënveertig jaar zou blijven uitoefenen. Virrès schreef romans en teksten over kunst. De Eerste Wereldoorlog was een moeilijke periode voor Virrès als burgemeester. Hij weigerde zich over te geven aan de bezetter en werd gearresteerd. Virrès hield een dagboek bij over zijn leven als gevangene en
publiceerde het in 1921 onder de titel A côté de la guerre. Na de oorlog bleef hij boeken publiceren en werkte voor verschillende tijdschriften. In 1940 publiceerde hij Souvenir, souvenir, zijn memoires over zijn kindertijd en adolescentie in Tongeren en over zijn leven als schrijver. De Tweede Wereldoorlog werd opnieuw hard voor Virrès. Hij werd ontzet uit zijn functie als burgemeester. Zijn laatste boek, Aspects du Limbourg, verscheen in 1945. Virrès maakte deel uit van het erecomité van de Ensortentoonstelling in 1939 in Parijs. Hij bezat Ensors tekening Le combat uit 1894. Ensor vermeldde hem in de tekst Discours prononcé au Banquet Ensor.
Belgisch muzikant en amateur kunstschilder. Hij was een virtuoze saxofonist en dwarsfluitspeler. Naast muzikant was Gilles
Vlaminck ook een verdienstelijk amateur kunstschilder. Hij was lid van de Cercle des Beaux-Arts d’Ostende waar onder an-
Belgisch beeldhouwer. Hij studeerde aan de Koninklijke Academie van Schone Kunsten van Brussel en in Parijs. Van 1886 tot 1921 werkte hij als docent aan de Nationale Hogeschool van Hoge Kunsten in Antwerpen.
v.24
Virrès, Georges Nederheim 1869 – Lummen 1946 Pseudoniem van de Belgische schrijver en kunstcriticus Henry Briers de Lumey. Hij groeide op op het platteland en in Tongeren. Samen met zijn zus ontdekte hij de lectuur en de muziek en hij studeerde aan het strenge Tongerse college. Hij was geen briljante student maar was erg geïnteresseerd in de verhalen van Victor Hugo en verslond de boeken van Rodenbach en Picard. In 1887 trok Briers naar de Universiteit van Leuven om er rechten te studeren en later begon hij in Tongeren als advocaat te werken. Hij kreeg ook interesse in de plaatselijke politiek. Vlaminck, Gilles Celles 1861 – Oostende 1895
Vilain – Vos
276
dere ook James Ensor en Henri Permeke lid van waren. Hij nam deel aan het Salon van de kunstkring in 1894.
Vlaminck schilderde in 1887 het portret van Emile Périer, dirigent van het symfonieorkest van het Kursaal in Oostende.
Vlaminck woonde in de Rogierlaan 8 in Oostende.
Vogels, Guillaume Elsene 1836 – 1896
Périclès Pantazis, werknemer van het bedrijf van Vogels en kunstschilder. Na het ontdekken van de schilders van de Société Libre des Beaux-Arts begon hij vernieuwende landschappen te schilderen. Begin jaren 1870 werd hij vooral beïnvloed door realisten zoals Louis Artan en Hippolyte Boulenger. Via Pantazis leerde hij het impressionisme kennen. Vanaf 1876 vond Vogels zijn eigen stijl. Hij brak met het realisme en herintroduceerde het anekdotische en het sentimentele.
Vogels brak in 1880 door in de Brusselse avant-gardewereld. Verschillende kunstenaars van de groep La Chrysalide, zoals Willy Finch, Jan Toorop en James Ensor, werden door zijn werk beïnvloed en Ensor werd een goede vriend van Vogels. Ze schilderden vaak samen in Oostende en reisden naar Nederland, Engeland en Frankrijk. In 1883 was Vogels betrokken bij de oprichting van Les XX. Hij exposeerde op alle salons van de groep. Hij werd ook lid van de Belgische groep Les Hydrophiles.
dere Otto Dix, Oskar Kokoschka en George Grosz. Hij ontmoette James Ensor een eerste keer in 1910. In een brief aan Edmond Picard schreef Ensor : J’ai reçu dernièrement la visite d’un amateur allemand, Monsieur Herbert Von Garvens-Garvensburg. Or cet amateur éclairé, après avoir acquis quelques dessins, est tombé en arrêt devant mon tableau ‘Le Christ apaisant la tempête’, il veut acquérir cette oeuvre au prix fixé ; deux mille francs. Je ne veux prendre une décision quelconque sans vous avertir.
Von Garvens-Garvensburg publiceerde een catalogus naar aanleiding van een tentoonstelling van Ensor in het Kestner Gesellschaft in Hannover, in Galerie Neue Kunst in Dresden en Galerie Paul Cassirer in Berlijn. Hij werkte mee aan het boek James Ensor, Netschrift zur Ersten Deutschen Ensor-Ausstellung en bezat verschillende werken van Ensor zoals Portret van Willy Finch, Tribulations de Saint-Antoine en Portrait de la marquise.
zelf kunstschilder maar er is tot op heden geen schilderwerk van hem gekend. Vos was ontwerper van decors en kostuums voor de Muntschouwburg in Brussel. Hij was handelaar in tweedehandsboeken, schilderijen, antiek en prenten en gaf ook zelf boeken en drukgrafiek uit. Zo gaf hij
teksten van onder andere Arnold Goffin en Eugène Demolder uit en litho’s en illustraties van Amedée Lynen en Georges De Feure. In 1898 startte Vos het nieuwsblad Le Journal des Ventes. Hij was ook jarenlang medewerker van het satirische tijdschrift Le Diablotin, dat later van naam ver-
Belgisch kunstschilder. Hij werkte als huisschilder en had een eigen bedrijf : Peinture et Décoration in Brussel. Tijdens zijn opleiding aan de Academie voor Schone Kunsten maakte hij kennis met de schilderkunst. Hij volgde ook een opleiding bij de gebroeders Bellis. Voor 1858 maakte Vogels enkel decoratieschilderingen. Zijn echte artistieke carrière startte pas laat, toen hij bevriend raakte met de kunstschilder
v.25
Von Garvens-Garvensburg, Herbert Hannover 24 september 1883 – Bornholm 9 september 1953 Duits kunstcriticus, -verzamelaar en curator. Het werk van James Ensor kreeg de eerste internationale aandacht in Duitsland. Von Garvens-Garvensburg speelde hier een grote rol in. Vanaf 1910 begon hij artikels te schrijven over het werk van Ensor. Von Garvens-Garvensburg organiseerde regelmatig tentoonstellingen met werk van onder anVos, Charles Brussel 1860 – 1939 Belgisch kunstschilder, kunsthandelaar, galerie-uitbater en uitgever. Over zijn jeugd en opleiding is weinig geweten. Hij was een zeer veelzijdig en boeiend figuur in de Brusselse kunstwereld. Hij noemde zich-
Personenregister
277
anderde in Le Diable au Corps. Hij verzamelde kunst en bezat etsen van onder andere James
Ensor en Félicien Rops, met wie hij bevriend was. Ensor droeg een exemplaar van zijn album
met etsen Douze Eaux-Fortes op aan zijn vriend Charles Vos.
Vraimont, Georges Lijssen 23 november 1896 – Brussel 28 februari 1961
het Frans. Hij gaf het album La Gamme d’amour, gebaseerd op het ballet van James Ensor, uit in 1929. Hij baatte een zaak uit aan het Brusselse conservatorium en publiceerde partituren van onder andere August De Boeck, Paul Gilson en James Ensor. Vraimont en Ensor waren
bevriend en onderhielden een uitgebreide correspondentie. Na een bezoek van Vraimont en enkele van zijn vrienden aan Oostende schreef Ensor hem : …Votre visite m’a mis aux anges et vos amis sont charmants.
werken waren realistische studies van stillevens en interieurs. In 1889 werd Vuillard lid van de kunstenaarsgroep Les Nabis. Paul Gauguin had een grote invloed op zijn werk. Vanaf 1892 maakte hij gebruik van fotografie en schonk meer aandacht aan het licht in zijn werk. Hij vond inspiratie in Japanse houtsneden en het theater. Vuillard raakte bevriend met de gebroeders Natanson en dankzij hen kreeg hij verschil-
lende opdrachten van de Parijse beau monde. Hij groeide uit tot een succesvol schilder met veel opdrachten en schilderde landschappen, portretten en interieurs. In 1912 stelde hij tentoon bij Kunst van Heden in Antwerpen. Vuillard bezocht Ensor in 1932. Dit bezoek is vereeuwigd op een foto van beiden samen aan de Sint-Annakerk in Stene bij Oostende.
Wagemans debuteerde in 1900 op het Salon van de groep Le Sillon en boekte in 1902 zijn eerste succes op het Salon van Gent. In 1912 nam hij deel aan een tentoonstelling in de Brusselse Galerie Georges Giroux. Hij was lid van de Cercle Artistique et Littéraire de Bruxelles, waar ook James Ensor lid van was, en van Kunst van Heden en Pour l’Art. Wagemans schilderde landschappen, marines, stillevens en strandscènes en evolueerde
in zijn carrière van het realisme naar een luministisch impressionisme. Ensor vernoemde hem in verschillende van zijn teksten : Discours prononcé au Cercle Artistique de Bruxelles, L’Aquarelle à Ostende en Discours prononcé au banquet Ensor. Wagemans was een van de genodigden op het banket in de Paon Royal te Antwerpen naar aanleiding van de Ensortentoonstelling bij Kunst van Heden in 1921.
Belgisch beeldhouwer en kunstschilder. Hij volgde schilderlessen aan de Academie in Luik. Zijn vader zag zijn talent en de familie verhuisde naar Brussel zodat zijn zoon er kon studeren
aan de Academie. In 1890 werd hij een leerling van Jean Portaels. Wansart debuteerde in 1893 op het Salon van Brussel en in hetzelfde jaar won hij de Godecharleprijs met een houtskool-
Belgisch uitgever en vertaler. Hij vertaalde het oeuvre van Paul Valéry en Paul Claudel naar het Nederlands en het werk van Karel Van de Woestijne naar Vuillard, Edouard Saône-et-Loire 11 november 1868 – La Baule 21 juni 1940 Frans kunstschilder. Zijn beste vriend Ker-Xavier Roussel moedigde hem aan om te komen schilderen in het atelier van Diogine Maillant. Enthousiast door zijn eerste kennismaking met de schilderkunst schreef hij zich in aan de Academie Julian bij Tony Robert Fleury. Zijn eerste
v.26
Wagemans, Maurice Plaats van geboorte onbekend 1877 – Plaats van overlijden onbekend 1927 Belgisch kunstschilder. Van 1890 tot 1895 studeerde hij aan de Academie van Brussel bij Jan Portaels en Jean Stallaert. Hij studeerde, samen met Alfred Bastien en Frans Smeers, verder in Parijs, waar hij beïnvloed werd door het werk van Henri FantinLatour en Edouard Manet.
w.1
Wansart, Adolphe Plaats van geboorte onbekend 1873 – Plaats van overlijden onbekend 1954
Vos – Wouters
V-W
278
tekening. In 1900 stopte hij met schilderen en ging terug naar de Academie van Brussel om er beeldhouwkunst te studeren. Als beeldhouwer maakte hij vooral portretten en bustes. In 1927 kocht Wansart een huis in Parijs
om in alle rust aan zijn ontwerpen voor nieuwe beelden te kunnen werken. Voor de uitvoering ervan keerde hij terug naar zijn atelier in Ukkel. Hij was lid van de Cercle Artistique et Littéraire de Bruxelles, waar ook James En-
sor lid van was. Hij maakte ook deel uit van de delegatie kunstenaars die Ensor zijn verheffing in de adelstand kwam melden en was een van de genodigden op het banket in Hotel Regina in Oostende op 25 april 1929.
Wilkin, Emile Oostende 1905 – Vorst 1993
en schilderde landschappen, marines en stads- en havengezichten. Hij nam, samen met onder andere James Ensor, deel aan de groepstentoonstelling Marines in Galerie Studio in
1935. Ensor schreef de inleiding van de catalogus die in 1936 werd uitgegeven naar aanleiding van een solotentoonstelling van Wilkin in Galerie Studio.
ken. Wolvens reisde enkele keren naar Praag en in 1930 vestigde hij zich na zijn huwelijk definitief in Brugge. Hij was lid van enkele kunstenaarsgroepen en -kringen, onder andere Les compagnons de l’Art en van Orientation. Wolvens bracht vaak tijd door aan de Belgische kust. Hij stelde geregeld tentoon in de Oostendse galerie Le Studio, waaronder een duo-tentoonstelling met James Ensor in 1948. In 1964 kreeg hij een retrospectieve
tentoonstelling in het Casino van Knokke. Oorspronkelijk schilderde Wolvens vooral zichten op Brussel, stations en figuren uit de grootstad. Later raakte hij in de ban van het licht en begon hij zeezichten, het strand en wandelaars op de dijk te schilderen. Zijn werk, een synthese van impressionisme en expressionisme, werd gekenmerkt door een krachtig en kleurrijk palet.
met Edgard Tytgat en Willem Paerels. Wouters tekende in 1911 een contract met de Brusselse galerie Giroux. Hij was de eerste Belgische kunstenaar die zich met een contract aan een galerie verbond. Wouters kreeg een maandgeld van 200 frank en zijn totale productie, zowel schilderijen en tekeningen als beeldhouwwerken, moest verkocht worden via Giroux. In de jaren 1912 en 1913 maakte Wouters de beste werken uit zijn te korte carrière. Hij maakte veel schilderijen en beeldhouwwerken met Nel als model en een buste van James Ensor, die het werk van Wouters bewonderde en erover schreef. In 1912 ontdekte
Wouters de kleuren van Cézanne. In 1914 kreeg Wouters nog een individuele tentoonstelling bij Giroux maar korte tijd later werd hij opgeroepen als soldaat en ingezet bij de verdediging van Luik. Hij werd gevangen genomen en moest naar een krijgsgevangenkamp in Zeist, Nederland. Ondertussen was ook Nel naar Amsterdam getrokken. Wouters kampte als gevangene met zware hoofdpijn en in 1915 werd de diagnose vastgesteld : Wouters had kaakbeenkanker. Dankzij de tussenkomst van Emile Verhaeren kreeg Wouters de toelating om overdag het kamp te verlaten en werd hij uiteindelijk volledig vrijgelaten. Samen met Nel woonde hij in Amsterdam.
Belgisch kunstschilder. Hij was een leerling van Jan De Clerck Wolvens, Henri Victor Brussel 1896 – Brugge 1977 Belgisch kunstschilder. Hij studeerde aan het Sint Lucasinstituut in Schaarbeek en volgde een kunstopleiding aan de Academie van Sint-Joost-ten-Node en de Academie van Sint-Gillis. In 1925 kreeg hij zijn eerste individuele tentoonstelling in de Brusselse galerie Giroux, hij toonde er een honderdtal wer-
w.2
w.3
Wouters, Rik (Hendrik Emil) Mechelen 1882 – Amsterdam 1916 Belgisch kunstschilder en beeldhouwer. Op twaalfjarige leeftijd stopte hij met school en begon als houtsnijder te werken in het meubelatelier van zijn vader. Hij volgde lessen aan de plaatselijke Academie en studeerde ‘beeldhouwkunst naar de natuur’ aan de Academie van Brussel. In de grootstad vond hij ook de liefde van zijn leven : Nel, een jong model. Ze trouwden in 1905 en Nel zou zijn korte leven totaal beheersen. Het koppel verhuisde in 1907 naar Bosvoorde, bij het Zoniënwoud. Rik Wouters was ondertussen bevriend geraakt
w.4
Personenregister
W
279
Wyseur, Marcel Komen 2 juni 1886 – Brugge 13 maart 1950 Dichter, schrijver en jurist. In 1931 droeg hij een exemplaar Wytsman, Rodolphe Dendermonde 11 maart 1860 – Linkebeek 2 november 1927 Belgisch kunstschilder. Hij studeerde aan de Academie Ysewijn, Marcel Lokeren 1921 Belgisch kunstschilder en graficus. Hij studeerde aan de Academie van Gent bij Pieter Gorus. Hij schildert figuren, stillevens en huiselijke taferelen en maakt grafisch werk. Zweig, Stefan Wenen 29 november 1881 – Petrópolis 22 februari 1942 Joods Oostenrijks schrijver. Aan het begin van de Eerste Wereldoorlog werd hij oorlogsreporter. Door hetgeen hij zag aan het front werd hij steeds meer gekant tegen de oorlog en besloot om naar het neutrale Zwitserland te verhuizen. Hij schreef er voor de Neue Freie Presse. Na de oorlog keerde Zweig terug naar Oostenrijk. Zijn boeken werden een groot succes. Toen de nazi’s de macht veroverden in Duitsland besloot hij naar Londen te emigreren. Bij het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog nam hij de Engelse nationaliteit aan.
Wyseur – Zweig
van zijn publicatie Le Zwyn op aan Ensor. Marcel Wyseur was aanwezig tijdens de onthulling van de Ensorbuste op 13 april 1930 in Oostende. In februari 1924 verscheen zijn artikel Une
heure chez Ensor in Le Carillon. Hij was net als Ensor lid van de Cercle Artistique et Litteraire de Bruxelles.
van Brussel. Zijn studietijd viel deels samen met James Ensor. Wytsman schilderde voornamelijk landschappen. Hij evolueerde van een realistische schilderstijl via het impressionisme naar het luminisme. Hij was net als James
Ensor lid van de kunstkringen L’Essor, Les XX, de Société des Aquafortistes Belges en de Cercle Artistique et Littéraire de Bruxelles.
Ysewijn experimenteerde een periode met abstracte kunst maar keerde uiteindelijk terug naar het figuratieve werk. Hij werd in 1956 geselecteerd voor de provinciale prijs van de OostVlaamse schilderkunst. Ysewijn bezocht James Ensor in 1945, samen met Roger Raveel.
Het bezoek van de twee jonge kunststudenten was onverwacht. Bij hun aankomst hing er een gespannen sfeer maar door een aantal humoristische opmerkingen van Ensor was die sfeer al snel verdwenen. De twee studenten hadden veel respect voor de oude Oostendse meester.
Zweig bezocht James Ensor in 1914. In zijn boek Le monde d’hier. Souvenirs d’un Européen schreef hij over zijn bezoek: J’étais lors installé dans un café avec quelque amis belges, un jeune peintre et l’écrivain Crommelynck. Nous avions passé l’après-midi chez James Ensor, le plus grand peintre moderne de la Belgique, un homme singulièrement solitaire et refermé, qui était bien plus fier des mauvaises petites polkas et des valses qu’il composait pour des fanfares militaires que de ses peintures fantastiques esquissées en tons éclatants. Il nous avait montré ses oeuvres d’assez mauvaise grâce, car il était tourmenté de la crainte bouffonne que quelqu’un voulût lui en acheter une. Son rêve était à la vérité, comme mes amis me
le dirent en riant, de les vendre très cher et cependant de pouvoir les garder toutes, car il tenait avec la même âpreté à l’argent qu’à chacune des ses oeuvres. Chaque fois qu’il en avait cédé quelqu’une, il était désespéré pendant quelques jours. Ce génial Harpagon nous avait égayés par toutes ses bizarre lubies; et comme justement passait une des ces troupes de soldats avec une mitrailleuse attelée d’un chien, l’un d’entre nous se leva et caressa la bête, au grand dépit de l’officier, qui craignait que par cette caresse faite a un objet guerrier la dignité de l’institution militaire se trouvât compromise. Stefan Zweig stapte in 1942 samen met zijn tweede vrouw uit het leven.
W-Y-Z
280
Illustraties personenregister
Bijschriften bij de illustraties van p. 145 tot en met 280
a.1 Jos Albert ten halve b.3 Auguste Beernaert, lijve, in zijn atelier, 1973 1907 Letterenhuis Antwerpen Beeldbank Oostende Fotograaf Frans van Fotograaf Adolf den Bremt Eckstein a.2 Flor Alpaerts, ca. 1910 Letterenhuis Antwerpen Fotograaf Ferdinand Claes a.3 Maurice Antony, 18 april 1921 Mu.ZEE, Oostende Fotograaf Maurice Antony a.4 Louis Artan de SaintMartin, Marine, z.d. Olieverf op doek 35 x 55 cm Getekend onderaan rechts: artan Mu.ZEE, Oostende Inv. No. 1993/1.777 a.5 Roger Avermaete, z.d. Letterenhuis Antwerpen Anonieme foto b.1 Henri Louis Baels (2de van links, bezoek van gouverneur Baels aan de kunsttentoonstelling in het Casino Kursaal in 1934) Beeldbank Oostende Fotograaf Maurice Antony b.2 Albert Baertsoen, z.d. Letterenhuis Antwerpen Anonieme foto
b.4 Euphrosine Beernaert, De Schelde in Burcht, 1873 Olieverf op doek 34 x 55 cm Gemonogrammeerd en gedateerd onderaan rechts: e.b. 73 Mu.ZEE Oostende Inv. No. 1901/379 b.5 Franz Binje, Landschap met de kerk van OnzeLieve-Vrouw-ter-Duinen te Mariakerke, z.d. Olieverf op doek 40 x 60 cm Getekend onderaan rechts: F. Binje Mu.ZEE Oostende Inv. No. 1971/207 b.6 Alfons Blomme met Ensor, z.d. Letterenhuis Antwerpen Anonieme foto b.7 Anna Boch, Tijdens de elevatie, 1893 Olieverf op doek 113 x 74,5 cm Mu.ZEE, Oostende Inv. No. 2002/2.365 b.8 Maurice Boel, 1967 Letterenhuis Antwerpen Fotograaf Filip Tas
b.9 Daan Boens, 1967 Letterenhuis Antwerpen Fotograaf Edgar Barbaix b.10 Augusta Boogaerts met Albert Croquez, Florent Fels en James Ensor op een caféterras, 1932 Mu.ZEE Oostende Anonieme foto b.11 Auguste Borgers, 1907 Beeldbank Oostende Fotograaf J. Ketels b.12 Jean Brusselmans, 1920 Letterenhuis Antwerpen Anonieme foto b.13 Jean Brusselmans, Zelfportret, 1935 Olieverf op doek 88 x 58 cm Mu.ZEE, Oostende K000375 b.14 James Ensor, De antiquaire (Portet van Paul Buéso), 1902 Olieverf op doek 85,5 x 42,5 cm Dexia, Brussel Inv. No. 1242 Tr. 403 p. 139 b.15 Emile Bulcke met zijn echtgenote en dochter Dinah, ca. 1919 – 1939 Beeldbank Oostende Anonieme foto
b.16 Emile Bulcke werkt c.6 Oscar Cornu, Voor de aan de burgemeesters oude vismijn te Oostende, portretten in zijn atelier, 1932 ca. 1955 Olieverf op doek Beeldbank Oostende 65 x 76 cm Fotograaf Luc Getekend onderaan rechts: cornu 1932 Mu.ZEE, Oostende b.17 Léon-Georges Buysse, Inv. No. 1955/519 z.d. Letterenhuis Antwerpen c.7 Franz Courtens, 1923 Anonieme foto Letterenhuis Antwerpen Anonieme foto c.1 Beeld De Communicatiemedia van Jozef Cantré c.8 George Creten, z.d. op het postgebouw in Letterenhuis Antwerpen Oostende, ca. 1963 Anonieme foto Beeldbank Oostende Fotograaf Roger De c.9 Albert Croquez met Gryse onder andere James Ensor en Alex Daveluy c.2 Evariste Carpentier, z.d. in De Haan, 1933 Letterenhuis Antwerpen Mu.ZEE Oostende Anonieme foto Anonieme foto c.3 Emile Claus, z.d. Letterenhuis Antwerpen d.1 Hippolyte Daeye, z.d. Letterenhuis Antwerpen Anonieme foto Anonieme foto c.4 Julius Collen Turner, d.2 André-Louis Daniëls James Ensor, 1940 met James Ensor in Ets Oostende, 1935 33,5 x 23,5 cm Mu.ZEE Oostende Getekend onderaan Fotograaf Maurice rechts Antony Mu.ZEE, Oostende Inv. No. 1940/577 d.3 Betty Dasnoy, 1929 Letterenhuis Antwerpen c.5 Omer Coppens, Haven Fotograaf S. Polak van Oostende-Nocturne, 1895 d.4 Pierre de Bélay, Ensor Olieverf op doek jouant piano, 1947 120,5 x 201 cm Gravure (editie van 25) Getekend en gedateerd: 26,2 x 33,5 cm 95 Omer Coppens Collectie Musée des Mu.ZEE, Oostende Beaux-Arts, Quimper Inv. No. 1996/2.048 (FR)
281
d.5 August De Boeck, 1906 Letterenhuis Antwerpen Anonieme foto d.6 Emmanuel De Bom, ca. 1914 Letterenhuis Antwerpen Anonieme foto d.7 Jean De Bosschère, 1903 Letterenhuis Antwerpen Fotograaf Gustave Buyle d.8 Visitekaartje Aux Grands Parcs d’huitres Anglaises, J. De Brock, z.d. Beeldbank Oostende d.9 Jan De Clerck, Het vlotdok te Oostende, z.d. Tekening 49 x 63 cm Getekend onderaan links Mu.ZEE, Oostende Inv. No. …./579 d.10 Oscar De Clerck, Afgie tsel van de rechterhand van James Ensor, 1933 Brons 7 x 25 x 11 cm Opschrift op de snede van de pols: la main
du baron james ensor / Getekend op de onderarm tegen de snede van de pols aan:
par oscar de clerck statuaire Mu.ZEE, Oostende Inv. No. …./2.312
d.11 René De Coninck (4de van links in licht pak) in het Museum voor Schone Kunsten in Oostende, 1966 Mu.ZEE, Oostende Fotograaf Roland d.12 René De Coninck, Oostende (Tweede titel: Oude sluizen in Oostende), 1966 Ets (editie van 10) 41,5 x 49,5 cm Mu.ZEE, Oostende Inv. No. 1978/966
d.13 Michel De Ghelderode, ca. 1930 Letterenhuis Antwerpen Anonieme foto d.14 Henry De Groux, ca. 1918 Letterenhuis Antwerpen Anonieme foto d.15 Henry De Groux, Portret van Emma Lambotte, 1866 Pastel op papier 110 x 91 cm P. Florizoone, James Ensor Archief, Gent d.16 Karel De Kesel, Scheepstimmerman, 1904 – 1905 Basreliëf in terracotta ca. 76 x 56 x 12 cm Mu.ZEE, Oostende Inv. No. 1905/1.625 d.17 Jan De Lee, Judas penningen, z.d. Collage en aquarel 135,5 x 99,5 cm Mu.ZEE, Oostende Inv. No. 1982/1.508 d.18 Pol De Mont, 1876 Letterenhuis Antwerpen Anonieme foto d.19 Anatole De Monzie met James Ensor op het balkon in de Vlaanderenstraat, 1933 Mu.ZEE Oostende Anonieme foto d.20 Darío de Regoyos y Valdés, Portret van Ensor’s zuster, z.d. Potlood op papier 21 x 16 cm P. Florizoone, James Ensor Archief, Gent d.21 André De Ridder, z.d. Letterenhuis Antwerpen Fotograaf Luc Francken d.22 Gustave De Smet, z.d. Letterenhuis Antwerpen Fotograaf Robert de Smet
d.23 Gustave De Smet, Meisje met hoed, ca. 1939 Olieverf op doek 86,3 x 66,1 cm Collectie Museum van Deinze en de Leiestreek, Deinze d.24 Léon De Smet, z.d. Letterenhuis Antwerpen Anonieme foto d.25 Léon De Smet, Stilleven met porselein, 1919 Olieverf op doek 72 x 92 cm Collectie Museum voor Schone Kunsten, Gent Inv. 1920-AB d.26 Jules Toussaint De Sutter, ca. 1945 Beeldbank Oostende Fotograaf Michael d.27 Edmond De Valériola, Borstbeeld James Ensor, 1930 Gips 62 x 60 x 32 cm Getekend op de schouder Mu.ZEE, Oostende Inv. No. 1959/653 d.28 Maurice de Vlaminck, Nature Morte, ca. 1910 Olieverf op doek 60 x 73 cm Collectie Von der Heydt-Museum, Wuppertal Inv. No. G 0255 d.29 Louis Delattre, z.d. Letterenhuis Antwerpen Anonieme foto d.30 Ary Delen, z.d. Letterenhuis Antwerpen Fotograaf Gazet van Antwerpen d.31 Armand Delwaide, Stilleven met garnalen, 1920 Olieverf op paneel 26 x 31,5 cm Getekend onderaan rechts: Delwaide 20 1920 Inv. No. 1949/470
d.32 Kunstenaars (v.l.n.r.) Armand Delwaide, Ninette Labisse, Carol Deutsch en Felix Labisse op een tentoonstelling in het Casino Kursaal, ca. 1919 – 1939 Mu.ZEE Oostende Anonieme foto d.33 Eugène Demolder, z.d. P. Florizoone, James Ensor Archief, Gent Anonieme foto d.34 Fé Derickx, ca. 1906 Letterenhuis Antwerpen Fotograaf A. Verbeeck & Co d.35 Jules Destrée, z.d. Letterenhuis Antwerpen Anonieme foto d.36 Carol Deutsch en James Ensor, ca. 1930 Fonds Xavier Tricot, Mu.ZEE Oostende Anonieme foto d.37 Edouard Dubar op latere leeftijd in een wagentje aan hotel Wellington, ca. 1865 – 1914 Beeldbank Oostende, Collectie Koninklijke Oostendse Historische Kring De Plate Anonieme foto d.38 Jef Dutillieu, Staketsel bij woelige zee, z.d. Olieverf op paneel 39 x 54 cm Mu.ZEE, Oostende Inv. No. …./474 e.1 James Ensor en Georges Eekhoud op de dijk in Oostende, 21.08.1920 Letterenhuis Antwerpen Anonieme foto
e.3 Albert Einstein, Marcel Abraham, Anatole De Monzie, Albert Croquez en James Ensor, De Haan, augustus 1933 Fonds Xavier Tricot, Mu.ZEE Oostende Fotograaf Maurice Antony e.4 Max Elskamp, z.d. Letterenhuis Antwerpen Anonieme foto e.5 Foto van James en Mitche Ensor en de kleine Alex op strand ca. 1896 – 1897 Mu.ZEE, Oostende Anonieme foto f.1 v.l.n.r. James Ensor, Willy Finch, Ernest Rousseau, Mariette Rousseau, Marie Ensor, professor Roiti, ca. 1888 Mu.ZEE Oostende Anonieme foto f.2 Alfred William (Willy) Finch, De Noordzee, z.d. Olieverf op doek 60 x 100 cm Verzameling Frank de Jonghe f.3 François Franck, z.d. Letterenhuis Antwerpen Anonieme foto f.4 Alice Frey, 1971 Letterenhuis Antwerpen Fotograaf Frans van den Bremt g.1 Franz Gailliard, Wandelaars op de zeedijk, z.d. Olieverf en gouache op papier 54 x 67 cm Mu.ZEE, Oostende Inv. No. 1960/484
e.2 Alphonse Elleboudt en zijn echtgenote Louisa Moulaert, ca. 1942 Beeldbank Oostende Anonieme foto
282
g.2 Jean Jacques Gaillard, Ensor voyageur sans voyage ou Ensor aux favoris fluides et blancs, 1949 Oost-Indische inkt op papier 70 x 53 cm Privéverzameling Fotograaf Luc Schrobiltgen g.3 Jean-Jacques Gailliard, ‘Ensoriana’, La cheminée de l’atelier d’Ensor, 1949 Olieverf op doek 94 x 84,5 cm Privéverzameling Fotograaf Luc Schrobiltgen g.5 Eugène-Achille Ger bosch, Zelfportret, 1936 Aquarel 80 x 60 cm Getekend onderaan links Mu.ZEE, Oostende Inv. No. …./426 g.6 Fausto Giusto, De Leopold II Laan en het Kursaal, ca. 1905 – 1910 Gouache op papier 19 x 31 cm Getekend onderaan rechts: j. giusto Mu.ZEE, Oostende Inv. No. 1986/1.629 g.7 Jean Govaerts, Marine, z.d. Olieverf op doek 60 x 90 cm Getekend onderaan rechts Mu.ZEE, Oostende Inv. No. 1965/13 g.8 v.l.n.r. Sacha Guitry, toneelgezelschap en James Ensor op het balkon van het Kursaal in Oostende, 1933 Mu.ZEE Oostende Fotograaf Maurice Antony h.1 Paul Haesaerts en James Ensor Mu.ZEE Oostende Fotograaf Henri Storck
h.2 Paul Haesaerts en James Ensor Mu.ZEE Oostende Fotograaf Henri Storck h.3 Oscar Halle, 1918 Letterenhuis Antwerpen Anonieme foto
k.1 Wassily Kandinsky, Zonder titel, 1929 Inkt op papier 35 x 47 cm Privéverzameling
k.3 Fernand Khnopff, Étude de cheveux, 1899 Drogenaald op papier 24,2 x 17 cm Mu.ZEE, Oostende Inv. No. 2001/2.340
h.5 Erich Heckel, Alte Frau, 1915 Olieverf op doek 70 x 65 cm Collectie P. Florizoone, James Ensor Archief, Gent
k.4 Paul Klee, Apparat für magnetische Behandlung der Pflanzen, 1921 Oost Indische inkt op papier 22,2 x 28,2 cm Privéverzameling, Courtesy Galerie Seghers, Oostende l.1
h.7 Frans Hens, 1880 Letterenhuis Antwerpen Fotograaf Photographie Artistique h.8 v.l.n.r. J.F. Elslander, Georges Ramaekers, James Ensor, Claude Bernières en Blanche Hertoge in Galerie Studio te Oostende Mu.ZEE Oostende j.1
Floris Jespers, ca. 1963 Letterenhuis Antwerpen Anonieme foto
j.2
Oscar Jespers, ca. 1917 Letterenhuis Antwerpen Anonieme foto
j.3
Karel Jonckheere, z.d. Letterenhuis Antwerpen Anonieme foto
j.4
Karel Jonckheere en zijn eerste vrouw op het balkon van het Kursaal, 1928 Beeldbank Oostende Anonieme foto
Illustraties personenregister
Emma Lambotte, geboren Protin (pseudoniem Emaël), Oude vuurtoren en Klein Strand, 1909 Olieverf op doek 30 x 45 cm Getekend onderaan links Mu.ZEE, Oostende Inv. No. 1957/246
l.6
Constant Lambrecht, Portret van Rachel Hoedt (echtgenote van de kunstenaar), 1946 Olieverf op doek 88 x 78 cm Collectie Familie Constant Lambrecht
m.2 André Malraux, ca. 1955 Letterenhuis Antwerpen Anonieme foto
l.7
Constant Lambrecht en James Ensor, z.d. Collectie Familie Constant Lambrecht Anonieme foto
m.3 Portret van Xavier Mellery door Paul de Vigne?, z.d. Letterenhuis Antwerpen Anonieme foto
l.8
Rachel Hoedt en James Ensor, z.d. Collectie Familie Constant Lambrecht Anonieme foto
l.9
Gregoire le Roy, z.d. Letterenhuis Antwerpen Anonieme foto
m.4 Marten Melsen, Zelfportret, 1893 Olieverf op gema roufleerd papier 44 x 34 cm Collectie Stichting Marten Melsen, Stabroek
k.2 Vital Keuller, 1958 Beeldbank Oostende Fotograaf Luc
h.4 Théo Hannon, De Camera Obscura nabij het klein strand te Oostende, z.d. Olieverf op doek 40 x 60 cm Mu.ZEE, Oostende Inv. No. 1901/341
h.6 Franz Hellens, ca. 1950 Letterenhuis Antwerpen Anonieme foto
l.5
l.2
Félix Labisse, Bonjour Monsieur Ensor, 1964 Olieverf op doek 115 x 88 cm Getekend onderaan links: Labisse Getiteld, getekend en gedateerd op de rugzijde van het doek: “Bonjour Monsieur Ensor Labisse 1964” Mu.ZEE, Oostende Inv. No. 1965/32
l.10 Georges Lemmen, Naakt met duif, 1910 Olieverf op paneel 87 x 74 cm Getekend onderaan links Mu.ZEE, Oostende Inv. No. 1965/29
Félix Labisse en James Ensor op de Albert I promenade in Oostende, l.11 Camille Lemonnier, z.d. ca. 1889 Mu.ZEE Oostende Letterenhuis Antwerpen Anonieme foto Fotograaf Eugène Guérin l.3 Eugène Laermans, ca. 1895 l.12 André-Victor Lynen, Letterenhuis Antwerpen Redders op het staketsel Anonieme foto te Nieuwpoort, 1912 Olieverf op doek, l.4 Emma Lambotte, z.d. 125 x 100 cm Letterenhuis Antwerpen Mu.ZEE, Oostende Anonieme foto Inv. No. 1997/2.081
l.13 Claude Lyr (pseudoniem van Claude Vanderhaeghe), Hommage à Ensor, 1949 Collage 39 x 96 cm Mu.ZEE, Oostende Inv. No. ..../1.186 m.1 Maurice Maeterlinck, ca. 1895 Letterenhuis Antwerpen Fotograaf Standaard Uitgeverij
m.5 Marten Melsen, Zelf portret, 1925 – 1928 Ets, pastel, kleurpotlood, potlood en houtskool op papier 61 x 50 cm Collectie Stichting Marten Melsen, Stabroek m.6 Edouard L.T. Mesens, Het ledige en het volle, 1963 Assemblage 74 x 63 x 35 cm Mu.ZEE, Oostende K 001646 m.7 Edouard L.T. Mesens, z.d. Letterenhuis Antwerpen Anonieme foto
283
m.8 Constantin Meunier, Oostendse visser, 1890 Brons 82 x 30 x 25 cm Mu.ZEE, Oostende Inv. No. 1906/431 m.9 Jean Milo (pseudoniem van Emile Van Gindertael), De intrede van Ensor te Oostende, 1976 Olieverf op doek 130 x 161 cm Getekend onderaan rechts Mu.ZEE, Oostende Inv. No. 1979/1.162
p.2 Périclès Pantazis, Marine, ca. 1876 Olieverf op doek 40 x 55 cm Getekend onderaan rechts: P. Pantazis Stempel van de atelierverkoop van Pantazis, 1885 Mu.ZEE, Oostende Inv. No. 1966/846 p.3 Constant Permeke, ca. 1950 Letterenhuis Antwerpen Anonieme foto p.4
m.10 Auguste Musin, De zeedijk te Oostende, 1877 Olieverf op paneel 29 x 50 cm Getekend onderaan links Mu.ZEE, Oostende Inv. No. 1966/251 m.11 François Musin, De redding van Kapitein Cantillon, z.d. Olieverf op doek 33 x 49 cm Getekend onderaan links Mu.ZEE, Oostende Inv. No. …./434
p.5
p.6
n.1 Emil Nolde, Masken stilleben II, 1911 Olieverf op doek 73,5 x 88 cm Collectie Nolde Stiftung, Seebüll WVZ. Urban 441
p.7
n.2 Emil Nolde, Herr und Dame (im grünen Kleid), 1911 Olieverf op doek 73,5 x 88 cm Collectie Nolde Stiftung, Seebüll WVZ. Urban 434
p.9
p.8
o.1 Auguste Oleffe, z.d. Letterenhuis Antwerpen Anonieme foto r.1 p.1 Willem Paerels, Portret van Giroux, z.d. Olieverf op doek 100 x 75 cm Collectie Dexia
r.2 Armand Rassenfosse, Het toilet, 1919 Olieverf op karton 65 x 50 cm Collectie Museum M, Leuven r.3 Roger Raveel, ca. 1970 Letterenhuis Antwerpen Fotograaf M.F. Sagaert r.4 Léon Rinskopf, ca. 1865 – 1914 Beeldbank Oostende Anonieme foto
r.12 Jan Ryckoort, Marine, ca. 1920 – 1940 Olieverf op doek 87,5 x 79,6 cm Getekend onderaan links Mu.ZEE, Oostende Inv. No. …./566 s.1 Ferdinand Schirren, Jonge vrouw, z.d. Houtskool op papier, 90 x 60 cm Getekend onderaan links Mu.ZEE, Oostende Inv. No. 1965/265
r.5 Georges Rodenbach, z.d. s.2 Willy Schlobach, Marine, 1883 Constant Permeke, 1920 Letterenhuis Antwerpen Gemengde techniek Beeldbank Oostende Fotograaf Nadar op papier Fotograaf Mevr. Creten 35 x 56 cm r.6 Maurice Roelants, z.d. Getekend en gedateerd Constant Permeke, Letterenhuis Antwerpen onderaan rechts: Volksvrouw, 1921 Anonieme foto Willy Schlobach 1883 Houtskool, verf, inkt, Mu.ZEE, Oostende krijt op papier r.7 Félicien Rops, z.d. Inv. No. 2002/2.368 86,6 x 64,5 cm Letterenhuis Antwerpen Collectie Museum Anonieme foto s.3 Louis-Albert Schmidt, Dhondt-Daenens, Op de Albert I-Wandeling Deurle r.8 Ernest Rousseau Jr. ter hoogte van de oude en James Ensor in vuurtoren, ca. 1900 Henri Permeke, de duinen, 1892 Olieverf op doek ca. 1865 – 1914 Beeldbank Oostende 29,5 x 39 cm Mu.ZEE Oostende Anonieme foto Getekend onderaan Anonieme foto rechts r.9 James Ensor en de Mu.ZEE, Oostende Edmond Picard, ca. 1890 familie Rousseau – Inv. No. …./507 Letterenhuis Antwerpen Hannon op één van Anonieme foto hun talrijke verkleeds.4 Antoine Schyrgens, feestjes, ca. 1891 ca. 1919 – 1939 Louis Piérard, z.d. Mu.ZEE Oostende Beeldbank Oostende Letterenhuis Antwerpen Anonieme foto Anonieme foto Anonieme foto r.10 James Ensor en de s.5 Maurice Seghers, Jan Portaels, Giacinta, familie Rousseau – ca. 1923 1861 Hannon op één van Letterenhuis Antwerpen Olieverf op doek hun talrijke verkleedAnonieme foto 100 x 75 cm feestjes, ca. 1891 Getekend onderaan Mu.ZEE Oostende s.6 Albert Servaes, Christus links: “Rome octobre Anonieme foto aan het kruis, 1924 1861 à mon ami et Olieverf op doek compagnon de route r.11 Louis Royon, Marine, 160 x 130 cm Jules Devaux” 1940 Getekend onderaan Mu.ZEE, Oostende Olieverf op paneel rechts Inv. No. 1948/375 57 x 103 cm Mu.ZEE, Oostende Getekend onderaan Inv. No. 1969/73 Armand Rassenfosse, z.d. links: Ls. royon 1940 Mu.ZEE, Oostende Letterenhuis Antwerpen Inv. No. 1982/1.499 Anonieme foto
s.7 Raoul Servais ontvangt de zilveren medaille van de Grote Prijs voor Schilderen uit handen van schepen De Kinder, 1960 Beeldbank Oostende Fotograaf Roger s.8 Frans Simons, voor 08.04.1899 Letterenhuis Antwerpen Fotograaf Verbeeck Frères s.9 Jakob Smits, z.d. Letterenhuis Antwerpen Anonieme foto s.10 v.l.n.r. Gustaaf Sorel, Albert Hagers, André Sorel en Charles Vandevelde, 1957 Beeldbank Oostende Fotograaf Photo Michaël s.11 Léon Spilliaert, Zelfportret met rood potlood, 1908 Gewassen OostIndische inkt, gouache, kleurpotlood op papier 85 x 69 cm Mu.ZEE, Oostende Inv. No. 1953/5 s.12 Alfred Stevens, Allegorie op de nacht, z.d. Olieverf op paneel 87 x 65 cm Getekend onderaan links Mu.ZEE, Oostende Herkomst: Legaat Carbon, 1948 Inv. No. 1948/620 s.13 Henri Storck, z.d. Letterenhuis Antwerpen Fotograaf Albay t.1 Mariette Alexandrine Jeanne (‘Alex’) Taen Hee Tsue met James Ensor en Richard Daveluy in Hotel de Ville te Oostende, z.d. Mu.ZEE Oostende Anonieme foto
284
t.2 Herman Teirlinck, z.d. Letterenhuis Antwerpen Fotograaf Marcel de Backer t.3 Félix Timmermans, z.d. Letterenhuis Antwerpen Fotograaf Bernard Janssens t.4 Edgard Tinel, z.d. Letterenhuis Antwerpen Anonieme foto t.5 Bernard Tokkie, z.d. Letterenhuis Antwerpen Fotograaf Karel van Boghout t.6 Edgard Tytgat, ca. 1945 Beeldbank Oostende Fotograaf Eeckhout t.7 Edgard Tytgat, Het bezoek, 1940 Olieverf op doek 73,5 x 92 cm Collectie Museum Dhondt-Dhaenens, Deurle Inv. No. 000137 v.1 Walter Vaes, ca. 1903 Letterenhuis Antwerpen Anonieme foto v.2 Michel Van Cuyck, Gezicht op het strand te Oostende, ca. 1860 Olieverf op paneel 30 x 49 cm Getekend onderaan rechts Mu.ZEE, Oostende Inv. No. …./511 v.3 Suzanne Van Damme, 1973 Letterenhuis Antwerpen Fotograaf Frans van den Bremt v.4 Henry Van de Velde, z.d. Letterenhuis Antwerpen Fotograaf Ad Hamesse
v.5 Karel Van de Woestijne, 1912 Letterenhuis Antwerpen Fotograaf Gaston Gysselynck v.6 Frits Van den Berghe, 1919 Letterenhuis Antwerpen Anonieme foto v.7 Paul-Gustave Van Hecke, z.d. Letterenhuis Antwerpen Anonieme foto v.8 Edith Van Leckwyck, ca. 1965 Letterenhuis Antwerpen Fotograaf Paul Lambert v.9 Frans Van Leemputten, ca. 1895 Letterenhuis Antwerpen Anonieme foto v.10 Eugeen Van Mieghem, z.d. Letterenhuis Antwerpen Anonieme foto v.11 Joseph Van Overloop, ca. 1900 Letterenhuis Antwerpen Anonieme foto v.12 Paul Van Ostaijen, ca. 1923 Letterenhuis Antwerpen Anonieme foto v.13 Leo van Puyvelde, met E. de Bom, H. Cornette, Lode Monteyne, Toussaint van Boelaere en Alfons van de Velde aan tafel, als jury of tijdens een bijeenkomst van de Vereniging van Vlaamse Letterkundigen, z.d. Letterenhuis Antwerpen Anonieme foto
v.15 Guillaume Van Strydonck, Na het middageten in Blankenberge, 1886 Olieverf op doek 67,5 x 54 cm Collectie Charlier museum, Brussel Inv. No. I-2921-1996 v.16 James Ensor, Carol Deutsch en Valentijn Van Uytvanck, z.d. Mu.ZEE Oostende Anonieme foto v.17 Lucien Van Vyve, Koninklijke Galerijen en staketsel, z.d. Acrylverf op doek 51 x 61 cm Mu.ZEE, Oostende Inv. No. 1977/848 v.18 Auguste Van Yper (‘Gustje’) en James Ensor, z.d. Mu.ZEE, Oostende Anonieme foto v.19 Emile Verhaeren, 1912 Letterenhuis Antwerpen Foto uitgegeven door Photographische Gesellschaft, Berlijn v.20 Isidoor Verheyden, Portret van James Ensor, 1886 Olieverf op doek 154 x 86 cm Getekend en gedateerd links: Verheyden 1886 Mu.ZEE, Oostende Inv. No. 1955/31 v.21 August Vermeylen, z.d. Letterenhuis Antwerpen Anonieme foto v.22 Jean Vervisch en James Ensor, z.d. Mu.ZEE Oostende Anonieme foto
v.24 Thomas Vinçotte, Borstbeeld van Koning Leopold II Brons 79 x 60 x 41 cm Mu.ZEE Oostende Inv. No. …./1.578 v.25 Guillaume Vogels, La rue Sainte-Cathérine, 1890 Olieverf op doek 61,5 x 41 cm Collectie Musée de l’Art Wallon de la Ville de Liège v.26 James Ensor en Edouard Vuillard, Steene 1932 Mu.ZEE, Oostende Anonieme foto w.1 Maurice Wagemans, Amazone op het strand, z.d. Olieverf op doek 100 x 130 cm Mu.ZEE, Oostende Inv. No. 1947/140 w.2 James Ensor en HenriVictor Wolvens in de Galerie Studio, z.d. Mu.ZEE, Oostende Fotograaf Maurice Antony w.3 Henri-Victor Wolvens, Zeegezicht, 1945 Olieverf op doek 50 x 70,4 cm Collectie Museum Dhondt-Dhaenens, Deurle w.4 Rik Wouters, Portretbuste van James Ensor, 1913 Brons 99 cm x 70 cm x 44 cm Mu.ZEE, Oostende Inv. No. 1968/144
v.14 Théo Van Rysselberghe, Portrait d’Octave Maus v.23 Jean Vervisch en James lisant, 1883 Ensor in Brussel bij Olieverf op doek Manneken Pis, z.d. 55 x 38 cm Mu.ZEE Oostende Collectie Musée Anonieme foto d’Ixelles, Brussel
Illustraties personenregister
285
Lijst van de werken
Alle werken door James Ensor, tenzij anders vermeld
Het blauwe salon 1. Zelfportret, 2 juni 1877 Olieverf en gouache op papier gemaroufleerd op paneel 50,5 x 40,5 cm kbc Bank nv, Brussel Inv. No. 70013320 (2006) Tr. 77 p. 13 2. Portret van de kunstenaar, genaamd ‘Klein hoofd’, 1879 Olieverf op paneel 20 x 14 cm Privéverzameling Tr. 118 p. 13 3. Visserspaar, ca. 1873 – 1875 Olieverf op roze karton 10,5 x 13 cm Mu.ZEE, Oostende Inv. No. 1966/170 Tr. 2 p. 14 4. Fort Napoleon, 28 augustus 1876 Olieverf op karton 18 x 24 cm Mu.ZEE, Oostende Inv. No. 1956/169 Tr. 41 p. 14
5. Fort Wellington, 30 augustus 1876 Olieverf op karton 18,5 x 24 cm Mu.ZEE, Oostende Inv. No. 1956/162 Tr. 42 p. 14 6. Taverne in de regen, 1875 Olieverf op doek 19,5 x 14 cm Privéverzameling Tr. 12 p. 15 7. Villa’s in opbouw in Oostende, 1876 Olieverf op karton 23,5 x 18,5 cm Verzameling Zoé van der Schueren, Brussel Tr. 59 p. 15 8. De markt in Oostende, 1881 Olieverf op paneel 24,5 x 32 cm kbc Bank nv, Brussel Inv. No. 98000433 (2008) Tr. 209 p. 15 9. Vrouw met rode sjaal, 1880 Olieverf op doek 40 x 32,5 cm Privéverzameling Tr. 162 p. 16
10. Het burgersalon, 1880 Olieverf op doek 65 x 57 cm Privéverzameling Tr. 168 p. 16 11. Stilleven, ca. 1880 (1876?) Olieverf op doek 35 x 25 cm Mu.ZEE, Oostende Inv. No. 1999/2206 Tr. 135 p. 16 12. Bloemen en zee schelpen, 1927 Olieverf op doek 100 x 80 cm Privéverzameling Tr. 577 p. 17 13. De oestereetster, 1908 Olieverf op doek 142 x 108 cm Privéverzameling Tr. 430 p. 17 14. Mijn tante, z.d. Kleurpotlood op papier 24 x 17,5 cm Mu.ZEE, Oostende Inv. No. 1958/303 p. 17 15. Het jongentje met de blauwe pet, z.d. Houtskool, gouache, aquarel en pastel op papier 80 x 60 cm Verzameling Galerie Seghers, Oostende p. 17
16. Ik, mijn kleur en mijn attributen, december 1939 Olieverf op paneel 36 x 27 cm Privéverzameling Tr. 832 p. 18 17. Ik en mijn milieu, februari 1939 Olieverf op paneel 30 x 24 cm Privéverzameling Tr. 807 p. 18
21. Mijn dode tante, 1916 Kleurpotlood, houtskool op papier 45 x 61 cm Mu.ZEE, Oostende Inv. No. 1962/333 p. 20 22. Pêle-mêle, z.d. Potlood op papier 52 x 52 cm Privéverzameling p. 21
23. Ensors slapende moeder en figuren, ca. 1880 – 1885 Potlood op papier 18. Carnaval in Vlaanderen, 22 x 17,5 cm 1928 – 1929 Mu.ZEE, Oostende Olieverf op paneel Inv. No. 1955/327 27 x 36 cm p. 22 Kunsthaus, Zürich Inv. No. 2123 24. Portret van mijn moeTr. 592 der en figuren, 1880 p. 18 Potlood op papier 21,5 x 17 cm 19. Mijn dode moeder, Mu.ZEE, Oostende 1915 Inv. No. 1950/304 Olieverf op doek p. 22 75 x 60 cm Mu.ZEE, Oostende 25. Mijn dode vader, 1888 Inv. No. 1975/713 Ets op papier Tr. 477 9,2 x 13,1 cm p. 19 Mu.ZEE, Oostende Inv. No. 1972/1382 20. Mijn dode moeder, p. 23 maart 1915 Potlood, kleurpotlood 26. Mijn portret in 1960, op papier 1888 27 x 24 cm Ets op papier Privéverzameling 6,4 x 11,4 cm p. 20 Mu.ZEE, Oostende Inv. No. 1958/1381 p. 23
286
Stilleven en interieur 27. Zonder titel (portret van Mitche in profiel met vaas), 1883 Potlood op papier 22 x 17 cm P. Florizoone, James Ensor Archief, Gent p. 47 28. Bolhoed en schoen, 1880 – 1885 Potlood op papier 22 x 17,5 cm Mu.ZEE, Oostende Inv. No. 1955/325 p. 47 29. Hoek in het atelier met kachelvoet, kist en figuren, ca. 1880 – 1885 Houtskool, potlood op papier 22 x 17,5 cm Mu.ZEE, Oostende Inv. No. 1958/324 p. 47
34. Maskers kijken naar een schildpad, 1894 Olieverf op doek gemaroufleerd op paneel 22 x 37 cm Verzameling Franck Deceuninck Tr. 370 p. 49
41. Zeeschelpen, tanagrafiguurtje en vaas, ca. 1935 Olieverf op paneel 16 x 21,5 cm Privéverzameling Courtesy Galerie Seghers, Oostende Tr. 667 p. 53
35. Harmonie in het blauw, 1919 Olieverf op doek 45 x 76 cm Privéverzameling Tr. 504 p. 50
42. Bloemen en maskers, ca. 1920 Olieverf op doek 54 x 65 cm Stedelijk Museum, Amsterdam Inv. No. A71 (1930) Tr. 508 p. 54
36. Bloemen en porse leinen, 1882 Olieverf op doek 84 x 49 cm Verzameling Galerie Adrian David, Knokke Tr. 237 p. 50
37. De hoek van de tafel, 15 augustus 1882 30. Silhouetten met kachel, Olieverf op karton z.d. 23 x 19 cm Potlood op papier P. Florizoone, James 21,5 x 17,5 cm Ensor Archief, Gent P. Florizoone, James Tr. 244 Ensor Archief, Gent p. 51 p. 47 38. Licht ontdaan van 31. Accessoires, 1881 bladeren, 26 mei 1936 Olieverf op paneel Olieverf op doek 26 x 33 cm 60,5 x 75,5 cm Privéverzameling Musée d’Art Moderne Courtesy Galerie et d’Art Contemporain, Seghers, Oostende Luik Tr. 205 Inv. No. AM 408/1523 p. 48 Tr. 688 p. 52 32. De kapstok, 27 juli 1876 39. De rog, 1908 Olieverf op karton Olieverf op doek 24 x 19 cm 80 x 100 cm Privéverzameling Verzameling Galerie Tr. 33 Adrian David, Knokke p. 48 Tr. 431 p. 52 33. Blauwe flacon en een kip, 1880 40. Zeeschelpen, Olieverf op doek 14 oktober 1933 47 x 55,5 cm Olieverf op doek KB Lux Bank, 50 x 60 cm Luxemburg Collection JyR, Liège Tr. 144 Tr. 626 p. 49 p. 53
Lijst van de werken
43. Verse bloemen en vrolijke figuren, februari 1937 Olieverf op doek 59 x 67,5 cm Privéverzameling Courtesy Galerie Seghers, Oostende Tr. 720 p. 55
Literaire kamer 44. Zelfportret (‘Pas fini’), 1885 Potlood en houtskool op papier 22 x 17,5 cm Mu.ZEE, Oostende Inv. No. 1961/659 p. 77 45. Vrouwenprofiel (Mariette Rousseau), ca. 1885 Potlood op papier 12,5 x 22,5 cm Mu.ZEE, Oostende Inv. No. 1958/302 p. 78 46. Willy Finch op de rug gezien, 1880 Potlood op papier 21,5 x 17 cm Mu.ZEE, Oostende Inv. No. 1950/305 p. 78
47. De briefschrijfster (Ensors zuster), 1883 Zwart krijt op papier 21 x 29 cm Mu.ZEE, Oostende Inv. No. 1950/296 p. 79
54. De ballerina’s (De dans), 1896 Olieverf op doek 30 x 39,5 cm Privéverzameling Tr. 383 p. 82
48. Dario de Regoyos schrijvend, ca. 1884 – 1886 Houtskool op papier 22 x 17,5 cm Mu.ZEE, Oostende Inv. No. 1955/313 p. 79
55. Ballet, 1921 Meerkleurige repro ductielithografie naar een tekening 21,5 x 27,5 cm Mu.ZEE, Oostende Inv. No. 1973/1215 p. 83
49. Geïllustreerd boek van Mallarmé, 1899 Tekeningen in kleurpotlood in boek 23,07 x 16,04 cm Privéverzameling p. 80
56. Koningin van het ballet, 1930 Olieverf op paneel 31 x 39 cm Verzameling Galerie Adrian David, Knokke Tr. 600 p. 83
50. Isabelle kleurige blauwkousen roepen Laurent Tailhade aan, 1912 Kleurpotlood, inkt, potlood op papier 29 x 45,5 cm Privéverzameling Courtesy Galerie Seghers, Oostende p. 80
Muziekkamer 51. De muziek gaat voor alles, z.d. Potlood op papier 21 x 17 cm P. Florizoone, James Ensor Archief, Gent p. 81 52. De cello, 1880 Olieverf op karton 23,5 x 18 cm Privéverzameling Tr. 124 p. 81 53. De liefdestuin, 1926 Olieverf op doek 38 x 47 cm Hachmeister Galerie, Münster Tr. 568 p. 82
57. Ensor, muzikant met zijn solsleutels, november 1939 Olieverf op paneel 18 x 14 cm Privéverzameling Tr. 828 p. 84 58. Aan het conser vatorium, 1902 Olieverf op doek gemaroufleerd op paneel 56 x 71,5 cm Musée d’Orsay, Parijs Inv. No. 2009-4 Tr. 404 p. 84 59. De ziel van de muziek, 1940 – 1941 Olieverf op doek 75 x 58 cm Privéverzameling Tr. 849 p. 85 60. De bloeiende klarinet, juni 1938 Olieverf op paneel 32,5 x 15,5 cm P. Florizoone, James Ensor Archief, Gent Tr. 778 p. 85
287
61. Zingende maskers, 1928 – 1929 Olieverf op paneel 32 x 40 cm Verzameling JyR, Luik Tr. 594 p. 85 62. La Gamme d’amour, 1929 Gebonden album van 22 meerkleurenlitho’s op papier 25 x 32,5 cm Mu.ZEE, Oostende p. 86-87 a. Brutonne Inv. No. 1993/1.761 b. Grognelet Inv. No. …./1.219 c. Miamia Inv. No. 1993/1.774 d. De bedelares Inv. No. 1993/1.762 e. Fifrelin Inv. No. 1989/1.677 f. Muzikanten Inv. No. 1993/1.763 g. Pituiton met de lange neus Inv. No. 1989/1.683 h. Corylopsis Inv. No. 1989/1.678 i. Helio Inv. No. 1989/1.679 j. Murmuramis Inv. No. 1989/1.680 k. Muzikanten II Inv. No. …./1.231 l. Vuurwerkboeket Inv. No. 1993/1.766 m. Grimacet, Craco-Cigaret… Inv. No. …./1.228 n. Popofigue & Germina Inv. No. 1993/1.764 o. Puerilla & Pollen Inv. No. 1993/1.765 p. De schelpen Inv. No. 1993/1.767 q. Het luminisme – het Kubisme – de Gravure Inv. No. 1993/1.768 r. Spar – Huisje uit Neurenberg – Racket Inv. No. 1989/1.681
63. Decor voor het ballet La Gamme d’amour, eerste tafereel: De winkel van Grognelet, 1912 Olieverf op doek 92 x 116 cm Privéverzameling Tr. 462 p. 88 64. (a – f) Zes danspakken voor het ballet La Gamme d’amour, 1923 – 1924 Eigenhandig beschilderd textiel Mu.ZEE, Oostende p. 88-89 65. Decor voor het ballet La Gamme d’amour, 1929 Gebonden album van 22 meerkleurenlitho’s op papier 25 x 32,5 cm Mu.ZEE, Oostende Inv. No. 1993/1.760 p. 89
Oostende 66. Marine, 1880 Olieverf op doek 33 x 40 cm Privéverzameling Courtesy Galerie Seghers, Oostende Tr. 174 p. 107 67. Marine, 1882 Olieverf op doek 27,5 x 35 cm Privéverzameling Tr. 240 p. 107 68. Duinen, 1877 Olieverf op karton 24 x 33 cm Mu.ZEE, Oostende Inv. No. 1954/165 Tr. 85 p. 108
69. De Van Iseghemlaan onder de sneeuw, januari 1881 Olieverf op paneel 32,5 x 26 cm Mu.ZEE, Oostende Inv. No. 1977/864 Tr. 210 p. 108 70. Na de storm (Regenboog, roze wolk), 1880 Olieverf op doek 52,5 x 62,5 cm Mu.ZEE, Oostende Inv. No. 1964/166 Tr. 171 p. 109 71. De tuin van het café Tivoli in Oostende, 21 september 1876 Olieverf op karton 26 x 32,5 cm Mu.ZEE, Oostende Inv. No. 2002/2352 Tr. 50 p. 110 72. Grote marine – zonsondergang, 1885 Olieverf op doek 114 x 161 cm Mu.ZEE, Oostende Inv. No. 1966/159 Tr. 271 p. 110 73. James Ensor / Guillaume Van Strydonck, Duinen, juli 1885 Olieverf op doek 50 x 60 cm getekend onderaan links: Commencé par G.G. Vanstrydonck r.o.: terminé J. Ensor Musée Hôtel Charlier, Brussel Tr. 278 p. 111 74. Gezicht op Mariakerke, 1901 Olieverf op doek 54 x 67 cm Mu.ZEE, Oostende Inv. No. 1975/712 Tr. 400 p. 111
75. De Van Iseghemlaan, 1893 Olieverf, potlood op paneel 24 x 18,5 cm Museum Alice & David Van Buuren, Ukkel Inv. No. 420 (1973) Tr. 362 Copyright Museum & tuinen Van Buuren p. 112 76. Gezicht op Oostende, 1900 – 1901 Olieverf op doek 48 x 73 cm Mu.ZEE, Oostende Inv. No. 2005/2481 Tr. 399 p. 113 77. Gezicht op het theater van Oostende, 1906 Olieverf op doek 73 x 50 cm Mu.ZEE, Oostende Inv. No. 1967/168 Tr. 417 p. 113 78. Silhouetten, z.d. Houtskool, inkt en gouache op papier 11,5 x 19 cm P. Florizoone, James Ensor Archief, Gent p. 114 79. Silhouetten over 17de eeuwse studie, z.d. Houtskool op papier 21 x 27 cm P. Florizoone, James Ensor Archief, Gent p. 114 80. De vuurtoren van Oostende, 1919 Potlood, kleurpotlood op papier 23,5 x 16,5 cm Verzameling Chantal Crousel, Parijs p. 115
81. Silhouetten, z.d. Houtskool, inkt, gouache op papier 19 x 14 cm P. Florizoone, James Ensor Archief, Gent p. 115
Vrienden en vrouwen 82. Portret van Dario de Regoyos, 1884 Olieverf op doek 68 x 57,5 cm Collectie Dexia, Brussel Tr. 268 p. 137 83. Willy Finch in zijn atelier, 1880 (1881?) Olieverf op doek 54 x 48 cm Stedelijke Musea, Sint-Niklaas Inv. No. SN.S.M.19 Tr. 159 p. 137 84. Portret van M. Albert Croquez, 1928 Olieverf op doek 69 x 53 cm Privéverzameling Tr. 583 p. 138 85. Portret van Mme Albert Croquez, 1927 Olieverf op paneel 70 x 60 cm Privéverzameling Tr. 582 p. 138 86. Monna Lisa omringd door maskers, 1934 Olieverf op doek 60 x 45 cm Privéverzameling Tr. 652 p. 138 87. De antiquaire (Portet van Paul Buéso), 1902 Olieverf op doek 85,5 x 42,5 cm Dexia, Brussel Inv. No. 1242 Tr. 403 p. 139
288
88. De koddige rokers, 1920 Olieverf op doek 77 x 66 cm Privéverzameling Tr. 507 p. 140
95. Portret van Félix Labisse, z.d. Potlood op papier 20,5 x 13,5 cm P. Florizoone, James Ensor Archief, Gent p. 144
89. De gevaarlijke koks (schets), 1896 Pastel 30 x 20 cm Privéverzameling p. 141
96. Mariette Rousseau, z.d. Potlood op papier 16,8 x 12,9 cm Privéverzameling p. 144
90. Portret van Augusta Boogaerts, november 1939 Olieverf op paneel 22 x 16 cm Privéverzameling Courtesy Galerie Seghers, Oostende Tr. 827 p. 142 91. De vrouw door de jaren heen, 1928 Olieverf op doek 60 x 70 cm Privéverzameling Tr. 588 p. 143 92. M. en Mme Rousseau praten met Sophie Yoteko, 1892 Olieverf op paneel 12 x 16 cm Privéverzameling Tr. 355 p. 143 93. Portret van Richard Daveluy, z.d. Kleurpotlood op papier 24,5 x 16,5 cm P. Florizoone, James Ensor Archief, Gent p. 144 94. Portret van Maurice Desforges, z.d. Potlood op papier 22,5 x 17,2 cm Verzameling Galerie Seghers, Oostende p. 144
Lijst van de werken
Fotoverantwoording
KB Lux Bank, Luxemburg 49 Verzameling Frank de Jonghe, Mechelen 197 Stedelijk Museum, Hachmeister Galerie, Amsterdam 54 Münster 82 Letterenhuis, Antwerpen Oostende Beeldbank 149, 146, 147, 149, 150, 156, 153, 160, 165, 167, 177, 184, 193, 194, 215, 217, 158, 163, 166, 167, 170, 238, 243, 246, 249, 251, 172, 173, 175, 174, 176, 252, 260 177, 179, 180, 181, 183, 184, 186, 187, 189, 190, Mu.ZEE, Oostende 14, 16, 17, 19, 20, 22, 23, 47, 77, 194, 195, 198, 199, 208, 78, 79, 83, 86, 87, 88, 89, 211, 214, 215, 220, 221, 90, 108, 109, 110, 111, 223, 224, 227, 228, 229, 113, 147, 149, 154, 156, 230, 235, 238, 239, 240, 157, 159, 163, 170, 171, 241, 242, 244, 245, 250, 174, 178, 179, 180, 181, 251, 255, 257, 258, 259, 182, 185, 188, 190, 194, 261, 262, 263, 265, 266, 195, 196, 197, 200, 202, 267, 269, 270, 274 205, 206, 207, 209, 212, Groeningemuseum, Brugge 218, 220, 221, 224, 225, 56 226, 230, 231, 232, 233, Charliermuseum, Brussel 237, 238, 241, 246, 247, 270, 111 248, 249, 250, 253, 256, Dexia, Brussel 137, 139, 262, 271, 274, 275, 276, 164, 236 278, 279 Familie Constant Lambrecht, Nolde Stiftung, Seebüll 234 Brussel 221, 222 Stichting Marten Melsen, KBC Bank NV, Brussel Stabroek 229, 230 13, 15 Mercatorfonds, Brussel 50, Von der Heydt Museum, Wuppertal 185 51, 52, 55, 68, 83, 85, 88, Kunsthaus, Zürich 18 112, 124, 137 Musée d’Ixelles, Brussel 270 Museum Deinze en de Leiestreek, Deinze 183 Museum Dhondt-Dhaenens, Deurle 238, 260, 279 Fotografie Daniël de Kievith 11, 16, 17, 47, 48, 49, 51, 53, 55, 66, 68, 80, 81, 85, 114, 115, 142, 144, 176, 180, 182, 210, 218, 241 Fotografie Hugo Maertens 20, 21, 144 Fotografie Steven Decroos 8, 9 Museum voor Schone Kunsten, Gent 184 P. Florizoone, James Ensor Archief, Gent 189 Wallraf- Richartz-Museum, Keulen 67 Collection JyR, Luik 53, 85 Musée d’Art Moderne et d’Art Contemporain, Luik 52 Musée de L’Art Wallon de la Ville de Liège, Luik 277
289
Index namen
Abbo, Jussuf 43 Abraham, Marcel 145, 182, 195, 286 Adam, George 145 Adam, Paul 194 Aerens, Robert 188, 263 Aerts, Alphonse 145 Agneessens, Edouard 149, 163 Akarova, Marguerite 152 Aladin 209 Albéniz, Isaac 182 Alberdingk Thym, Antoinette C.T. 133 Alberdingk Thym, Karel J.L. 133 Albers, Mevrouw 145 Albert, Charles 199, 229 Albert, Jos 146, 226 Allaert, Gella 191 Allais, Alphonse 146 Alpaerts, Flor 147 Amiet, Cuno 260 Andrew, Ann 117, 147 Andrew, Thomassine 147 Anseele, Edward 167 Antony, Maurice 39, 42, 98, 100, 102, 103, 132, 147, 148, 238, 271 Antony, Robert 147, 148 Apol, Armand 148 Apollinaire, Guillaume 181 Archipenko, Alexander 232 Arnould, Victor 148 Art, Berthe 245 Art, Raymond 106, 149 Artan de Saint Martin, Louis 60, 149, 154, 204, 225, 261, 267, 277 Asselbergs, Alphonse 160 Avermaete, Roger 149, 200 Avril, Paul 261 Azbe, Anton 216, 232 Baekelmans, Lode 187 Baels, Henri Louis 149
Baels, Liliane 150 Bernard, Charles 75, 76, Baertsoen, Albert 150, 154, 155 238 Bernard, Marie Laurence Baes, Edgar Alfred 92, 93, 99 150, 151, 208 Bernard, Tristan 206 Baes, Emile 150 Bernhardt, Sarah 254 Baes, Firmin 150 Bernières, Claude 63, 155, Baes, Henri 150 212 Baes, Lionel Oscar 92, 93, Besnard, Albert 155, 156 150, 151 Biesbroek, Jules 263 Baeyens, O. 98 Binjé, Franz 156 Baeys, Prosper 151 Blanc-Garin, Ernest 173 Balanchine 246 Blavatsky, Helena 156, 216, Barbey d’Aurevilly, Jules 248, 258 187 Bleyl, Fritz 210, 234 Baron, Théodore 237 Bloch, Ernest 228 Barye, Antoine 275 Blockx, Jan 259 Baseleer, Richard 151 Blomme, Alfons 103, 106, Bastien, Alfred 152, 158, 156, 157, 235, 252 225, 278 Blum, Léon 211 Bastin, Fernand 152 Boch, Anna 157, 166, 239, Baudelaire, Charles 180, 245 205, 241, 242, 245, 268 Boch, Eugène 157 Baudrenghien, Joseph 173 Boekwijt, Johan Louis 136 Baugniet, Marcel-Louis Boel, Louis 105, 158 152 Boel, Maurice 105, 106, Baur, Frank 265 158, 212 Bayaux, Pierre H. 105 Boel, Pieter-Nicolaas 105 Beardsley, Aubrey 253 Boens, Daan 158 Beck, Christian 271 Boès, Karl 158, 190 Beckmann, Max 153, 213 Boin, Victor 159 Beekhuis, Aleida Magdelyje Boll, Marcel 171 162 Bonaparte Napoleon 209 Beerblock, Charles 233 Bonnard, Pierre 214 Beerblock, Constant 233 Bonnat, Léon 165, 173 Beernaert, Auguste 92, 153, Bonsor, familie 117 154 Bonsor George 117 Beernaert, Euphrosine Boogaerts, Augusta 57, 142, 92, 150, 151, 154, 157, 159, 160, 237 163, 208, 238 Boonen, Jac 160 Bellini, Giovanni 229 Borgers, Auguste 160 Bellis, Charles-Louis 154, Borremans, Henri 91 155, 277 Bosch, Hieronymus 243, 244 Bellis, Hubert 154, 155, 277 Bosmans, Flor 259 Bossuet, François 91, 92, 233 Belvaux, Renée 155 Bouchery, Albert 160 Benoit, Peter 184
Boulangier, Nadia 228 Boulenger, Hippolyte 160, 277 Brachot Isy 209 Braecke, Pieter 151 Braque, Georges 158 Braud 193 Breckpot, Joseph 161 Breitner, George Hendrik 161 Bremmer, Hendricus Petrus 162 Bresdin, Rodolphe 242 Breton, André 181, 230 Briers de Lumey, Henry 276 Broerman, Eugène 92, 163, 169 Brouck, Léon 163 Brouez, Fernand 192 Bruegel, Pieter 197, 207, 243, 244, 268 Brunfaut, Jules 208 Brusselmans, Jean 7, 163, 164, 180, 200, 226, 236, 253, 268, 275 Brusselmans, Michel 164 Bruyère, Anna 213 Buelens, Félix 96, 97, 98, 150, 154, 164, 169, 193, 253, 265 Buéso, Joseph Charles 164 Buéso, Paul 139, 164 Buffa, J. 91, 164 Bulcke, Dinah 165 Bulcke, Emile 95, 97, 99, 165, 194, 239, 240 Bulcke, Georges 165 Buls, Charles 59 Burne-Jones, Edward 218 Buschmann, J.-E. 268 Buyle, Robert 226 Buys, Robert 165 Buysse, Cyriel 177, 274 Buysse, Georges Léon 166, 186 Buytaert, Stephanie 99
Calamatta, Luigi 175 Calbron, Ghislaine 226 Callewaert, Claire 57, 62, 76 Cambier, Louis 211, 250 Campaña, Pedro 230 Campendonk, Heinrich 166, 266 Camus, Gustave 226 Canneel, Théodore 171 Cantens, Maurice 166 Cantré, Jozef 167 Capeinick, Jean 150 Carpaccio, Vittore 229 Carpentier, Evariste 167, 235 Carrière, Eugène 231 Carton de Wiart, Françoise 167 Carton de Wiart, Henri 167 Cassiers, Henri 167, 168, 169, 208 Cavell, Edith 173 Cézanne, Paul 163, 185, 213, 229, 260, 279 Chagall, Marc 197, 202, 218 Chainaye, Achille 168, 228 Chambon, Alban 168, 193 Chapel, Charles 106, 168 Chapel, Rosita 106, 168 Chapelain-Midi, Roger 221 Charlet, Emile 169 Charlet, Franz 97, 169, 182, 228, 230 Charlier, Guillaume 169, 262 Charpentier, Gustave 228 Chaumité, Joseph 182 Chausson, Ernest 228 Chintreuil, Antoine 237 Ciamberlani, Albert 264 Cladel, Judith 169 Cladel, Léon 169 Claudel, Paul 278
290
Claus, Emile 157, 166, 170, 183, 186, 208, 225, 238, 263, 268 Clauvaud, Armand 242 Clément, Emmeke 269 Clissen, Anouck 6 Cneut, Carll 7 Cobalt 209 Coeckelbergh, Emma 259 Colfs, Albert 270 Colin, Paul 170 Collen Turner, Julius 99, 170 Colleye, Hubert 160 Collin, André 262 Collin, Isi 170 Conscience, Hendrik 258 Coosemans, Joseph 161 Coppens, Omer 171 Corman, Mathieu 171, 220 Cormon 161 Cornu, Oscar 103, 171 Corot, Camille 149 Coucke, Thomas 6 Coulier, Hélène 155 Courbet, Gustave 26, 149, 171, 193, 225, 237 Courmès, Alfred 105, 172 Courtens, Alfred 172 Courtens, Frans 172, 204, 214 Couture, Thomas 193 Crahay, Albert 225 Crahay, Marcel 172 Craps, Paul 172, 173 Cravenne, Marcel 222 Crespin, Adolphe 173 Creten, George 173 Creten, Jeanne 173 Crickboom, Mathieu 226 Crommelynck, Albert 274 Crommelynck, Fernand 159, 173, 280 Croquez, Albert 138, 145, 167, 174, 182, 200, 212, 214, 254 Croquez, Mevrouw Albert 138 Croquez, Robert 174 Culus Gustave 69 Curran, Thomas 243 Cuypers, Eduard 136 Cuypers, Firmin 174, 181 Cuypers, Maria-CatharinaUrsula 133, 135 Cuypers, Petrus J.H. 133 D’Ardenne Jean 192 d’Ennetières, Elisabeth 177 d’Hoop, Alfred junior 191 d’Hoop, Alfred senior 191 d’Hoop, Hedwige 191
D’Indy, Vincent 246 d’Ursel, Roland 194 Daeye, Hippolyte 174, 253 Daladier, Edouard 211 Daniels, André 174, 175 Danse, Auguste 151, 172, 173, 175, 208 Danse, Louise 175, 245 Dardenne, Léon 146 Darwin, Charles 242 Dasnoy, Betty 175 Daumier, Honoré 223 Daveluy, Georges 131, 175 Daveluy, Jules-Jacques 130, 131, 132, 175, 176, 256, 271 Daveluy, Juliette 176 Daveluy, Richard 123, 127, 128, 129, 130, 131, 132, 144, 175, 176, 256, 257 de Belay, Pierre 176 De Beul, Julien 165 de Boeck, Auguste 176, 278 De Bom, Emmanuel 176, 177, 203, 265, 274 De Bosschère, Jean 177 De Braekeleer, Ferdinand 177 De Braekeleer, Henri 61, 177 De Brock, Jef 102, 165, 177, 209 De Bruycker, Jules 160, 179, 191 De Burlet, Jules 60, 61, 178, 229 de Chavannes, Puvis 186 De Chirico, Giorgio 230 De Clerck, Constant 178 De Clerck, Jan 100, 101, 102, 158, 160, 177, 178, 179, 202, 208, 245, 247, 279 De Clerck, Oscar 102, 177, 178, 202, 208, 212 De Cock, César 100 De Coene, Henri 154 De Coninck, René 179 De Doncquers, Aimé 95, 99 De Feure, Georges 277 de Gaulle, Charles 228 de Ghelderode, Michel 45, 105, 160, 173, 174, 179, 212, 264, 272 De Groot, Guillaume 169 De Groux, Henry 58, 180, 190, 245 de Gruytere, Oscar 265 de Hem, Louise 239 de Heusch, Luc 255 de Hoogh, Pieter 177 de Jongh, J. 136
Index namen
De Jonghe, Jean-Baptiste 275 De Kat, Anne-Pierre 180, 236 De Kesel, Caroline 180 De Kesel, Karel 180 De Knop, Frans 181 De Knop, Victor 181 de Koninck, Lodewijk 259 De La Does, Julien 264 de la Fresnaye, Roger 172 De Lee, Jan 181 de Maistre, Xavier 25 De Meyere, Victor 187 De Mont, Pol 70, 176, 181, 187, 192, 227, 270 de Monzie, Anatole 12, 145, 182, 195 De Muylder, Marie-Philippine 181 De Nijs, Zulma 242 De Porre, Clement 263 de Praetere, Jules 263 de Raet, Lodewijk 274 de Rayssac, Berthe 243 de Regoyos, Dario 79, 137, 157, 168, 169, 182, 228, 230, 270 De Ridder, André 26, 27, 183, 230, 238, 265 De Sadeleer, Pascal 58, 59, 61 De Saedeleer, Valerius 148, 263 De Sain, Elisabeth Bernardina Maria 136 De Schampheleer, Edmond 154 de Selliers de Moranville, Léonard 103, 183 De Smet, Gustave 167, 181, 183, 184, 212, 238, 263, 264 De Smet, Jules 183, 184 De Smet, Léon 183, 184, 238, 263, 264 de Sutter, Jules Toussaint 184, 185 De Taeye, Ernest 185 de Toulouse-Lautrec, Henri 180, 187, 213, 223 de Valeriola, Edmond 185 De Vigne, Paul 229 de Vinck, Antoine 181 de Vlaminck, Maurice 44, 185, 196 De Vocht, Lodewijk 147 De Vriendt, Albrecht 267 De Vriendt, Juliaan 200 De Winter, Isabelle 125, 186, 206
De Witte, Adrien 241 Debard, Marie 208 Debussy, Claude 227 Degas, Edgar 149, 182, 254 Degouve de Nuncques, William 58, 70, 166, 186, 259 Degrelle, Léon 170 Degroux, Charles 180, 237 Delacroix, Eugène 187, 217, 242 Delaere, Marie 238 Delaroche, Paul 241 Delaruwière, Daniel 94, 186 Delaruwière, Eugène 186 Delaruwière, Johannes 94, 186 Delattre, Louis 70, 186, 194 Delaunay, Robert 219 Delen, Ary 187 Delmotte, Estelle 135 Delteil, Loys 187, 200 Delvaux, Paul 149, 207, 253, 255 Delville, Jean 151, 152, 163, 173, 179, 187, 188, 192, 228, 238 Delvin, Jean 167, 183, 184, 263 Delwaide, Armand 103, 104, 105, 188, 212, 233, 234, 265, 272 Demade, Pol 201 Deman, Edmond 188, 253 Demblon, Célestin 188 Demolder, Alfred 59, 60, 61 Demolder, Alice 61, 62 Demolder, Eugène 57, 58, 59, 60, 62, 63, 64, 65, 66, 67, 68, 69, 70, 71, 72, 73, 74, 75, 76, 189, 194, 246, 277 Den Duyts, Gustave 150 Denis, Hector 189 Derain, André 146, 185 Derickx, Fé 189, 259 Des Esseintes, Jean 32 Des Ombiaux, Maurice 57, 59, 72, 189 Desforges, Maurice 144, 190 Desnos, Youki 44, 45 Deschamps, Léon 159, 190 Destrée, Jules 177, 188, 190, 212 Detailleur, Corneel 7 Detouche, Henri 59 Deutsch, Carol 100, 102, 103, 104, 105, 190, 212, 248 Devaux, Jonathan 70, 72
Devos, Henry 226 Devos, Léon 226 Devriendt, Daniel 191 Deweirdt, FrançoisCharles 275 Dewyndt, Elisabeth 272 Diaghilev, Serge 174, 246 Diaz de la Peña, Narcisse 275 Dietrich, Francisca Lucia 125, 191 Dillens, Julien 163, 173, 199 Distave, Auguste 106, 191, 243, 252 Dix, Otto 43, 153, 277 Doff, Neel 192 Dommartin, Léon 192 Drake, Friedrich 180 Du Dy, Mélot 211 Du Jardin, Jules 192, 193 Dubar, Edouard 91, 92, 193 Dubois, Eugène 209 Dubois, Louis 60, 193, 267 Dubois, Paul 228 Dubuffet, Jean 266 Dujardin, Antoine 193, 205 Duluc, Aurélie 245 Duluc, Léontine 245 Dumas, Alexandre Jr. 254 Dumolin, Roméo 193 Dumortier, Henri 275 Duncan, Raymond 152 Dupiereux, Richard 193 Dupont, Gabriel 246 Dutillieu, Jef 165, 194 Duyck, Charles 203 Eekhoud, Georges 58, 186, 189, 192, 193, 194, 209, 219 Eemans, Marc 230 Einstein, Albert 130, 145, 157, 171, 182, 195, 215 Eisenstein, Sergej 174, 255 Eliot, T.S. 177 Elle, Edouard 213 Elleboudt, Alphonse 194, 195 Elskamp, Max 192, 195, 262 Elslander, J.-F. 204 Elsschot, Willem 187, 268 Emaël 221 Empain, Edouard 59 Engelen, Cor 102 Ensor, Frederic Rainsford 147 Ensor, James Frederic 117, 120, 122, 147, 196, 206
291
Ensor, James Rainford 117, 147 Ensor, Léonce 118 Ensor, Marie Caroline Emma (Mitche) 47, 123, 126, 127, 128, 129, 130, 132, 135, 175, 176, 196, 206, 245, 256 Ensor, Mary Anne 120 Ernst, Max 230, 232, 264 Evenepoel, Henri 268 Fabry, Emile 151, 188 Falguiére, Alexandre 190 Falguière, Patricia 37 Fantin-Latour, Henri 278 Faust, Séverin 228 Fehr, Friedrich 234 Felix, Jan 106, 196 Fels, Florent 196, 213, 218 Fernandez, Enrique 182 Fétis, Edouard 61, 62 Fierens, Paul 196, 197 Fierens-Gevaert, Hyppolyte 197 Finch, familie 117 Finch, Willy 46, 59, 60, 78, 95, 96, 127, 129, 137, 150, 151, 157, 163, 168, 169, 197, 208, 209, 228, 232, 237, 240, 245, 249, 250, 251, 261, 262, 270, 274, 275, 277 Flaubert, Gustave 242 Fleischmann, Théo 198 Fleury, Tony Robert 278 Florizoone, Patrick 5, 57, 64, 76, 91, 117 Florizoone Roland 99 Fontainas, André 198 Fontaine, Henry 259 Fontaine, Victor 232, 237 Foujita, Tsuguharu 44 Fourmois, Théodore 154 Fraikin, Charles-Auguste 230 Fraiteur, Arnaud 170 France, Anatole 206 Franck, César 184 Franck, Charles 198 Franck, François 28, 36, 44, 45, 97, 104, 155, 175, 176, 192, 198, 199, 212, 221, 254, 259, 264, 269 Franck, Louis 198, 199, 269 Francken, Frans (II) 36, 37 Frankignoul, Arthur 205 Frankignoul, Léon 102, 199 Frédéric, Léon 199 Frère Cupidon 209
Frey, Alice 164, 199, 200, 212 Fries, Elias 200 Frisch, Maria 163 Frison, Jehan 172 Gadeyne, Jules 243 Gailliard, François 145, 200 Gailliard, Jean-Jacques 183, 200, 201 Ganesco, Constantin 201 Gaspar, Jean-Marie 168 Gauguin, Paul 157, 198, 229, 278 Gaulois 213 Gautier, Théophile 25 Geefs, Georges 169 Genot, Julien 201 George, Ernest 118 Gerard, Adhémar 201 Gérardy, Paul 159, 201 Gerbosch, Eugène-Achille 102, 202 Gérôme, Jean-Louis 270 Gertler, André 202 Gertler, Tibor 202 Gevaert, Francois Auguste 197, 203 Gevers, Marie 202 Gevers, Max 202 Gianotti, Francisco Terencia 99, 202 Gianotti, Jean Baptiste 98, 99, 202 Gilbart, Olympe 31, 203 Gilbert, Sir A. 255 Gilliams, Frans 203 Gilliams, Maurice 203 Gilson, Paul 164, 176, 203, 204, 226, 243, 278 Gilsoul, Victor 204, 225, 245 Giotto 242 Giraud, Albert 186 Giron, Robert 222 Giroux, Georges 204, 215, 220, 236, 237, 253, 265, 278, 279 Giusto, Fausto 205 Gobin, Jean 205 Goethals, Jules 228 Goffin, Arnold 205, 277 Goffin, Hector 205 Gogo, Felix 200 Goldschmidt, Clara 228 Gorin, Stanislas 242 Gorus, Pieter 280 Gosselin, Marie-Celestine 232 Gouweloos, Jean 204, 205 Govaerts, Jean 206
Goya y Lucientes, Francisco José de 160, 218 Greiner, Alexis 239 Greshoff, Jan 192 Gris, Juan 176 Gropius, Walter 216 Grosz, George 43, 153, 277 Gütinger, Erich 132 Guggenheim, Peggy 172 Guillard, François 259 Guitry, Lucien 206 Guitry, Sacha 206 Haegheman, Arthur 126, 206 Haegheman, Augusta-Clara 126 Haegheman, Edouard-Désiré 125, 126, 206 Haegheman, HenricaErnestina 126 Haegheman, Irma-Angèle 126 Haegheman, Jean-Louis 118, 206 Haegheman, JulianusEugenius 125, 191, 206 Haegheman, Leopold 36, 120, 125, 127, 128, 130, 186, 206 Haegheman, Lucia Virgina 125 Haegheman, MargaretaElisa 125 Haegheman, Maria Ludovica (‘Tante Mimi’) 124, 206, 207 Haegheman, MarieCathérine-Louise 121, 191, 196, 206, 207 Haesaerts, Luc 207, 222 Haesaerts, Paul 60, 76, 207, 222 Hagemans, Maurice 207, 208 Halkett, familie 117 Halkett, François 169, 208 Halle, Oscar 97, 208 Haller, Harmann 218 Hals, Frans 63, 169, 234 Hankar, Paul 173 Hannema, Mevrouw 162 Hannon, Edouard 208, 209, 246 Hannon, Mariette 35, 78, 96, 127, 129, 143, 144, 208, 209, 224, 245, 246, 247 Hannon, Théo 145, 146, 208, 209, 232, 237, 239, 244, 246
Hansen, Emile 234 Hansoul, René 209 Haris, Willem 161 Harlez, Henriette 183, 201 Harry, Gérard 209 Hartung, Hans 158 Hausenstein, Wilhelm 210 Hauwaert, Marie-Antoinette 118, 119, 206 Hebbelinck, Georges 211 Heckel, Erich 153, 210, 217, 234 Hellens, Franz 192, 210 Heller, Hugo 253 Hellweg, Claudine 7 Henge, Henry 226 Hens, Frans 211 Herbig, Otto 210, 217 Herbo, Léon 211, 250 Herman, Georges 43 Hermanus, Alexandre Jules 211 Hermanus, Paul 211 Herreman, Raymond 244 Herriot, Edouard 211, 212 Hertoge, Blanche 103, 172, 188, 202, 212, 241, 255 Hertoge, Clementina 188 Hertzmann, Régine 226 Heymans, Adrien Joseph 157, 166, 212, 225, 228 Hitler, Adolf 268 Hodin, Josef-Paul 212 Höche, Aline 170 Hodler, Ferdinand 235 Hoedt, Rachel 221 Hoffman, E.T.A. 73 Hoover, Herbert 243 Horta, Victor 247 Hoste, Huub 265 Hostyn, Norbert 5, 91, 92, 93, 97, 98, 99, 100, 101, 102, 103, 117 Huberti, Gustave 164 Hugo, Victor 185, 276 Huygens, Léon 225 Huysmans, Joris-Kare 32 Huxley, Aldous 171, 177 Hyspa, Vincent 45 Ibert, Jacques 246 Ingres, Jean Auguste Dominique 217 Isabey, Jean-Baptiste 242 Jaeckel, Willy 234 Jaloux, Edmond 196, 213 Janlet, Henry 173 Janssens, Jacques 76 Jedlicka, Gotthard 213 Jefferys, Marcel 213
Jelley, familie 117 Jelley, William 213, 214 Jespers, Emiel 214 Jespers, Floris 200, 202, 214, 266, 268 Jespers, Oscar 179, 202, 212, 214, 253 Joëts, Jules 214, 215 Joly, Edmond 215 Jonckheere, Karel 102, 171, 202, 215 Joostens, Paul 214 Jordaens, Jacob 197 Joye, Auguste 187, 215 Jussiant, Cléomir 216 Käsbach, Walter 210, 217 Kandinsky, Nina 12, 44 Kandinsky, Wassily 7, 12, 44, 166, 198, 216, 219, 232, 266 Kaus, Max 210, 217 Keller, Adolphe 225 Kermarrec, Yvon 105 Kerremans, R. 100 Kerschbäumer, Anton 210, 217 Keuller, Hendrik-Frans 217 Keuller, Renée 217 Keuller, Vital 98, 217 Khnopff, Fernand 59, 152, 163, 168, 169, 188, 197, 208, 217, 218, 228, 229, 238, 239, 245, 260, 268, 207, 274 Kirchner, Ernst Ludwig 210, 234 Kirr, Heinrich 218 Kisling, Moïse 196, 218 Klee, Paul 12, 198, 210, 213, 218, 219, 232, 260 Klimt, Gustave 152, 253 Knip, Henriëtte 245 Knockaert, Margot 106, 219 Köhler, Frans 179 Kohn, Margot 210 Kokoshka, Oskar 43, 213, 277 Koning Albert I 146, 152, 194, 199, 224, 227, 251, 257, 274 Koning Leopold I 229, 233 Koning Leopold II 118, 146, 204, 223, 237, 256, 276 Koning Leopold III 146, 150, 257 Koningin Elisabeth 146, 147, 152, 159 Koningin Fabiola 184 Koningin Louise Marie 91
292
Kooreman, Dirk 162 Korty, Sonia 146 Krains, Hubert 63, 76, 186, 194, 219 Krenz, Hanns 44, 219 Krischel, Roland 69 Kröller-Müller, Helene 162 Kubin, Alfred 43 Kuhnen, Pierre-Louis 154, 157
Lemmens, Jacques-Nicolas 275 Lemonnier, Camille 58, 61, 70, 71, 209, 224, 225, 227, 229, 231, 247, 268 Lequime, Léon 225 Leroux, Karel 244 Lévi-Strauss, Claude 10, 12 Levy-Elkan, David 65 Leys, Henri 177 Libert, Jean 187 Labisse, Antoinette 104, Liebermann, Max 153 105, 220 Lifar, Serge 246 Labisse, Félix 104, 105, 106, Liszt, Frans 173 144, 171, 172, 174, 181, Lochner, Stefan 67, 69 212, 220, 255, 264, 271 Löwenthal, Margot 157 Laermans, Eugène 60, 151, Loontiens, Carlo 215 192, 204, 220, 268 Louf, Dokter 155 Lair, R.M. 30 Luce, Maximilien 214 Lambeaux, Jef 228, 247, Lynen, Amedée 58, 62, 63, 248 146, 225, 245, 277 Lambotte, Emma 32, 43, Lynen, André Victor 225, 73, 121, 124, 126, 129, 226 155, 175, 180, 192, 196, Lyr, Claude 226 198, 199, 221, 239, 240, Lyr, René 198, 226, 235 256, 257 Lambotte, Dr. Albin 43, Mabille, Valère 59 221, 235 Machin, Alfred 173 Lambotte, Madeleine 221 Madyol, Jacques 165, 194 Lambotte, Paul 245, 268 Maes, Jan 104, 191, 227 Lambrecht, Constant 221, Maes, Jo 104, 227 222 Maeterlinck, Maurice 58, Lanciani, Pietro 222 62, 209, 223, 227, 228, Lang, Fritz 174, 255 240, 258, 259 Langerock, Hubert 274 Magritte, René 149, 152, Langui, Emile 99 230, 254 Lanneau, Guillaume 154 Maillant, Diogine 278 Lanoux, Armand 222 Maillard, Léon 190 Lapie, Pierre-Olivier 145 Mailly, Alphonse 275 Lazare, Bernard 158 Malfait, Hubert 242 Le Bon, Emile-Gaston 222 Mallarmé, Stéphane 63, 80, Le Bon, Louis-Ferdinand 188, 195, 228 99, 222, 223 Malraux, André 196, 228 Le Fauconnier, Henri Victor Manet, Édouard 213, 223, Gabriel 183, 264 236, 262, 275, 278 Le Garrec, Maurice 174 Marc, Franz 166, 216, 219 Le Roy, Grégoire 223, 227 Marinus, Ferdinand 245 Lebas, Louis-Hippolyte Marlier, Georges 200 242 Marmontel, Jean-François 63 Lebrun, Paul 184 Marquet, Albert 236 Legrand, Francine-Claire Martel, Paul-Jean 194 37 Martens, Adhémar 179 Lehrs, Max 223 Marx, Mieke 102 Leinekugel Le Cocq, Masereel, Frans 106, 252 Arthur 224 Massin, Juliette 186 Lejeune, Emile 58 Mathieu, Bandello 72 Leman, Gérard 173, 224 Mathieu, Emile 184 Lemmen, Georges 58, Mathieu, Paul 158 59, 60, 62, 70, 166, Matisse, Henri 185, 219 188, 195, 208, 224, Mauclair, Camille 228, 247 231, 262
Index namen
Maus, Madeleine 229 Maus, Octave 58, 59, 61, 148, 157, 168, 199, 228, 229, 240, 247, 260, 270 Mayer, Daniel 211 Mazel, Henri 158 Meester van Flémalle 190 Mehauden, Maurice 166 Meid, Hans 234 Mellery, Xavier 59, 208, 217, 229 Melsen, Marten 229, 230 Mendelssohn, Jakob 259 Merill, Stuart 158 Mesens, Edouard Leon Theodore 230 Meunier, Adèle 175 Meunier, Constantin Emile 61, 149, 167, 169, 175, 182, 229, 230, 231, 239, 245, 267, 270, 274 Meyers, Isidore 254 Micha, Alfred 231 Michiels, Gust 191 Milo, Jean 231 Minne, George 167, 223, 263, 268 Minne, Joris 106, 252 Minne, Richard 244 Modersohn-Becker, Paula 43 Modigliani, Amedeo 174, 218 Möller, Ferdinand 217 Mollet, Ernestine 271 Mommaert, Géo 226 Mondriaan, Piet 260 Monet, Claude 149, 170, 206, 213, 236 Montald, Constant 148, 260 Montigny, Jenny 166 Montigny, Jules 161 Morannes, Etienne 63, 66 Moreau, Gustave 218, 222 Morisot, Berthe 254 Morren, Georges 151, 192, 231 Moulaert, Hélène 237 Mouqué, Aimé 231, 232 Mozart, Wolfgang Amadeus 206 Mucha, Alphonse 190 Muche, Georg 12, 232 Mueler, Otto 217 Mundeleer, Léon 232 Musin, Auguste 92, 94, 154, 232, 233 Musin, Clémence 233 Musin, François 92, 94, 149, 232, 233 Mussche, Achilles 244
Naeyaert, Fernand 7, 46, 104, 233, 234, 265 Nahon, Alice 182 Nahrath, Mily 246 Natanson, gebroeders 278 Navez, Arthur 148 Navez, Auguste 209 Navez, François-Joseph 154, 175, 230, 233 Navez, Léon 274 Nellens, Gustave 197 Neuhuys, Albert 251 Neurdenburg, Christoffel 161 Nix, C. Th. 136 Nolde, Emile 7, 213, 234 Noterman, Emmanuel 254 Nussbaum, Felix 234 Nyns, Marcel 235 Nyssen, Albert 235 Ochs, Jacques 235 Ocreman 23, 31 Offenbach, Jacques 73 Oleffe, Auguste 146, 163, 204, 225, 226, 235, 236, 248, 256, 262 Opsomer, Isidoor 225, 236, 264, 268 Osterrieth, Mr. 28 Osthaus, Karl Ernst 162 Pacol, Mac 171 Paerels, Willem 146, 148, 180, 204, 236, 237, 248, 266, 279 Palfijn, Jan 276 Pantazis, Périclès 60, 157, 208, 228, 237, 249, 250, 277 Pascin, Jules 152, 218 Pauwels, Arthur 169 Payen, Camille 100, 178 Peeters, Louis 179 Péladan, Josephine 187 Pelonzi-Taen, Nino 136 Périer, Emile 98, 237, 277 Permeke, Constant 98, 99, 100, 105, 148, 149, 158, 164, 172, 174, 178, 179, 181, 183, 184, 188, 191, 194, 202, 220, 238, 239, 244, 245, 253, 255, 263, 264, 271, 272 Permeke, Henri Louis 7, 92, 93, 95, 98, 99, 100, 149, 150, 154, 168, 169, 178, 193, 205, 211, 233, 238, 239, 250, 253, 265, 266, 277 Pétain, Philippe 228
Peters, Eugène 179 Petit, Georges 239 Petronius 257 Philippson, Mevrouw Maurice 239 Pica, Vittorio 239 Picard, Angèle 239 Picard, Edgar 34, 239 Picard, Edmond 58, 59, 61, 62, 63, 72, 148, 169, 176, 188, 208, 215, 239, 240, 244, 247, 257, 271, 274, 276, 277 Picard, Georges 60 Picard, Robert 240 Picasso, Pablo 176, 219, 236, 253 Pieper, Heinrich-Otto 272 Piérard, Louis 240 Pieron, Sander 155 Pil, Charles 240 Pion, Louis 250 Pissaro, Camille 182 Plaschaert, Jean 117 Platek, Felka 234 Pleyn, Irmin 240 Poe, Edgar Allan 7, 63, 205, 242, 268 Poelaert, Joseph 59 Poetou, Emiel 179 Poolman, Frances Alice 132 Poot, Marcel 204 Poppe, Michel 106, 273 Porta, Félix 241 Porta, Rosetta 241 Portaels, Jan 163, 180, 199, 205, 217, 220, 241, 274, 278 Potier, Charles 158 Pound, Ezra 177 Prick, Harry G.M. 133 Prins Chun 134 Prins Karel 146, 152 Prinses Marie-José 146 Protin, Edouard 221 Proust, Marcel 6 Puck 209 Puni, Ivan 43 Puvrez, Henri 179 Quinaux, Joseph 182 Raeymaekers, Jules 161, 237 Raick, Henri 131 Ramaekers, Georges 241 Ramaekers, mevrouw 126 Ramah 204 Ransy, Jean 226 Rassenfosse, Armand 70, 172, 241
293
Rassenfosse, Edmond 201 Raveel, Roger 7, 242, 280 Ray, Man 174, 255 Reballio, Albert 242 Reclus, Elisée 192, 274 Reding, Victor 209 Redon, Odilon 188, 190, 222, 242, 243 Redonnel, Paul 190 Regoudt, Frans 104, 243 Reich, Almansor 243 Renoir, Pierre-Auguste 149, 231, 236, 249, 265 Rens, Georges 226 Rinskopf, Léon 97, 165, 222, 237, 240, 243, 244, 271 Robert, Eugène 148 Roberts-Jones, familie 117 Robie, Jean 163 Rochussen, Charles 161 Rodenbach, Albrecht 181 Rodenbach, Georges 227, 244, 274, 276 Rodin, Auguste 155, 169, 179, 186, 240 Roelants, Maurice 244 Roiti, Antonio 127, 129, 245 Roll, Alfred 231 Rommelaere, Dora 106, 252 Ronner, Alice 245 Ronner, Emma 245 Ronner, Henriëtte 213 Rooses, Max 176 Rops, Claire 58, 60, 61, 63, 66, 189 Rops, Félicien 58, 60, 61, 63, 149, 154, 161, 173, 189, 190, 192, 195, 207, 208, 209, 224, 225, 237, 241, 245, 246, 261 Roqueplan, Camille 253 Rosseels, Jacques 254 Roth, Philip 12 Rouault, Georges 214 Rouché, Jacques 246 Rousseau, Blanche 247 Rousseau, Dr. Ernest (senior) 35, 96, 127, 129, 143, 189, 209, 245, 246, 247 Rousseau, Ernest-Joseph (junior) 246, 247 Rousseau, Théodore 275 Rousseau, Victor 151, 247 Roussel, Albert 246 Roussel, Ker-Xavier 278 Royon, Euphrosine-Josèphe 154
Royon, Louis 247, 248 Rubens, Peter Paul 173, 217, 255 Rubinstein, Ida 246 Rucloux, Thérèse 102, 248 Rumfels, C. 251 Ruskin, John 262 Ruttiens, Raoul 193 Ryckoort, Jean 212, 248 Sabbe, Maurits 187 Sagot, Clovis 253 Sailer, Anton 45, 46 Saintenoy, Paul 167 Salmon, André 176 Salz, Sigismund 153, 248 Sand, René 175 Satie, Erik 45, 230 Sauermann, Heinrich 234 Schiller 79 Schirren, Ferdinand 146, 204, 235, 248, 249 Schlobach, Willy 169, 228, 240, 249 Schmalenbach, Herman 249 Schmalenbach, Werner 249 Schmalzigaug, Jules 266 Schmidt, Louis-Albert 249 Schmidt-Rottluff, Karl 210, 217, 234 Schoemaker, Maurice 204 Schumacher, Fritz 210 Schumann, Robert 218, 259 Schwarzenberg, Walter 253 Schyrgens, Antoine 104, 106, 219, 249, 250, 252 Segantini, Giovanni 253 Seghers, Franz 250 Seghers, Maurice 103, 250 Serigiers, Georges 192, 195 Serruys, Henri 212, 254 Servaes, Albert 167, 183, 250, 263, 268 Servais, Raoul 251 Seurat, Georges 96, 163, 182, 195, 197, 224, 260, 270 Seys, Marcel 251 Shakespeare, William 188, 227 Signac, Paul 157, 182, 229, 260, 270 Sillevis, John 242 Simons, Frans 228, 251 Simons, Rosalina 135 Sisley, Alfred 236 Slingeneyer, Ernest 199 Sluyters, Jan 183, 264 Smeers, Frans 235, 278 Smits, Jakob 60, 97, 172, 251, 252, 264, 267, 268
Snauwaert, Camille 252 Van Camp, Camille 151, Taen-Hee-Tseu, Mariette Sorel, Gustaaf 160, 191, 160, 209, 238, 246 Alexandrine Jeanne 252 Van Cutsem, Henri 163, (Alex) 40, 46, 123, Speeckaert, Leopold 237 169, 261, 262 127, 128, 129, 130, 131, Speth, Mr. 28 132, 133, 135, 175, 176, Van Cuyck, Alphonse Spilliaert, Emile 97, 154, Edouard 95 196, 256, 257 253 Van Cuyck, Edouard Taen, Magdalena 136 Spilliaert, Léon 7, 37, 97, Johannes 91, 95 Taen, Maria-Theresia99, 106, 163, 164, 178, Van Cuyck, Michel Julien Modesta 134, 136 181, 214, 244, 252, 253, Taen, Nico 136 94, 99 255, 263, 264, 268, 271, Taen, Theodorus-Josephus Van Cuyck, Michel Thomas 272, 275 Antoine 90, 91, 92, 134, 136 Spriet, Léon 220 94, 262 Taen, Tommy 135 Stacquet, Henri 169 Van Cuyck, Michel Thomas Taevernier, Auguste 46 Stallaert, Jean 278 Séraphin 94, 95 Tailhade, Laurent 80, 257 Stallaert, Jozef 217 Van Cuyck, Octavius Tassaert, Octave 25 Steen, Jan 177 Ludovicus 95 Teirlinck, Herman 177, Steinmetz, Rudolf 162 Van Cuyck, Willy 92 244, 257, 263 Stevens, Alfred 253, 254 van Daele, Martha 167 Teirlinck, Isidoor 257 Stevens, Joseph 163, 253 Templer, Edmund 104, 258 Van Damme, Suzanne 262 Stevo, Jean 212, 254 Teugels, Jean 181, 212, 258 Van de Velde, Henry 7, 44, Steyns, Désiré 174, 181 59, 60, 162, 177, 192, Teygeman, Gustaaf 99, 258 Stiénon, V. 268 195, 262, 263 Thévenet, Louis 148, 172, Stobbaerts, Jan 177, 204, Van de Woestijne, Gustave 173, 204, 226, 248 225, 254, 255 174, 263 Thoma, Léon 99 Stobbaerts, Marcel 255, 274 Thorez, Maurice 211 Van de Woestijne, Karel Stokovski, Leopold 179 167, 174, 212, 244, 255, Thorn-Prikker, Johan 166 Stolz, Alban 71, 73, 76 257, 260, 263, 265, 276, Thulliez, Daan 103, 106, Storck, Henri 7, 39, 105, 278 258 174, 181, 255, 272 Van den Abeele, Patrick Thysebaert, Emile 148 Storie, José 255 118, 131 Timmermans, Félix 258 Stracké, Auguste 256 Tinel, Edgard 164, 184, 259 Van den Berghe, Frits 167, Strebelle, Rodolphe 226, 181, 183, 184, 188, 212, Tokkie, Bernard 189, 259 256 238, 250, 263, 264, 266 Toorop, Jan 157, 162, 186, Stremel, Max 256 192, 238, 253, 259, 260, Van den Boogaard, Oscar 7 Streuvels, Stijn 168, 183 Van den Bosch, Ernest 264 272, 277 Stumpf, Lily 218 Tricot, Xavier 5, 25, 46, 60, Van den Bossche, Phillip 5 61, 62, 76 Sulzberger, Max 61, 62 Van den Bries, Maurice 179 Trüssel, Fritz 260 Swedenborg, Emmanuel Van den Bussche, Willy Tube, Minna 153 200 53, 99 Swyncop, Philippe 165, 194 Turner, Joseph Mallord van den Oever, Karel 187 William 174, 213, 249 Van Der Borght, Jean 264 Tytgadt, Louis 166, 173 Taelemans, Jean-François Van der Does, Charles Julien Tytgat, Edgard 174, 178, 237 264 212, 244, 253, 254, 260, Van der Hecht, Henri 156, Taen, Agnes 136 263, 265, 2750, 279 Taen, Albert-Frederik-George 237 127, 130, 134, 135 Van der Meulen, Edmond Ungaretti, Guiseppe 260, Taen, Antonina-Francisca 237 261 134, 136 Van der Stappen, Charles Uytterschaut, Victor 261 Taen-Arr-Hee, Albert 132 163, 169 Uzanne, Octave 261 Taen-Arr-Hee, Frederick van der Weyden, Rogier George 127, 133, 134, 190 Vaes, Walter 261, 267 135 van Deventer, Salomon 162 Valéry, Paul 198, 278 Taen-Err-Tong, Friedrich Van Deyssel, Lodewijk 133 van Acker, Florimond 188 Georg 134, 135 van Dongen, Kees 197, 236 Van Alphen, Michael 232 Taen, George 130, 135 Van Dorpe, Caroline 154 van Bastelaer, René 268 Taen-Hee-Tsen, Alfred van Durme, Ferdinand 259 Van Beers, Jan 123, 167 John 123, 127, 128, Van Dyck, Albert 7, 104, van Beethoven, Ludwig 129, 130, 132, 133, 233, 234, 264, 265 212, 259 134, 135, 136, 176, van Dyck, Anthony 173, Van Bunnen, Louis 275 196, 256, 257 197, 268
294
van Elslander, Antonin 265 van Ermengem, Frédéric 211 van Eyck, Jan 173 Van Gindertael, Emile Jean Ghislain 231 Van Glabbeke, Arthur 99 Van Gogh, Vincent 157, 161, 162, 180, 185, 195, 196, 229, 262, 265 Van Haelen, Mevrouw 236 Van Halme-Lévy, Marie 98, 154, 265 Van Hecke, Paul-Gustave 7, 183, 230, 238, 264, 265, 266 Van Hecke, Willem 266 Van Hercke, Marie 131 Van Hoeydonck, Paul 179 Van Hoof, Jef 147 Van Hoorebeke, Augusta 183 Van Hove, Edmond 188 Van Hyfte, Yvan 125 Van Langendock, Prosper 177, 274 Van Leckwyck, Edith 166, 266 Van Leemputten, Cornelis 267 Van Leemputten, Frans 267 Van Lerberghe, Charles 223 Van Mieghem, Eugeen 267, 268 Van Mons, Emile 268 Van Oest, Gérard 30, 268 Van Offel, Horace 180, 255, 268 Van Ostaijen, Paul 158, 182, 200, 214, 269 Van Overloop, Joseph 269 Van Paemel, Jules 270 Van Puyvelde, Léon 270 Van Raemdonck, Désiré 226 van Rijn, Rembrandt 25, 217, 234 Van Rijswijck, Jan 176, 195 Van Rysselberghe, Theo 32, 60, 157, 163, 168, 169, 182, 188, 228, 230, 270 van Severdonck, Jan 197 Van Severen, Joris 248 Van Stijnvoort, Justin 254 Van Strydonck, Guillaume 111, 163, 192, 228, 240, 262, 270, 271 Van Uytvanck, Valentijn 271 Van Vyve, Henri 105 Van Vyve, Lucien 105, 106, 271
Van Wijngaarden 242 Van Wouwe, Simonne 176 Van Yper, August (‘Gustje’) 7, 100, 194, 238, 271 Van Zevenberghen, Georges 262 Van Zype, Gustave 268 Vanaise, Gustave 228 Vandeputte, Henri 181, 212, 220, 244, 253, 263, 271 Vanderhaeghe, René 226 Vandervoort, Pierre 272 Vandevelde, Charles 106 Vandewalle, Adriaan 272 Vanheste, Emile 272 Vanheste, GeorgesArthur 105, 273 Vanheste, Gustaaf 105, 272 Vanheste, Robert 105, 273 Vauthier, Maurice 273 Vauxcelles, Louis 185 Velle, Anne 273 Velle, Marthe 104, 273 Verbanck, Geo 179 Verbeke, Henri 273 Verbeke, Léon 102, 273 Verbeke, Pierre 102, 273 Verboeckhoven, Eugène 267, 275 Verbrugge, J. 106 Verburgh, Médard 212 Verdyen, Eugène 208 Verhaeghe, J. 94 Verhaeren, Alfred 204, 249, 250 Verhaeren, Emile 10, 29, 30, 58, 61, 62, 63, 69, 76, 99, 164, 168, 182, 186, 188, 189, 192, 215, 227, 240, 244, 253, 259, 260, 270, 274, 279 Verhaert, Piet 225, 228 Verheyden, Isidoor 35, 157, 163, 239, 274 Verheyden, Jean-François 274 Verlaine, Paul 194, 195 Verlat, Charles 97, 208, 262 Vermeer, Johannes 177 Vermeersch, Els 6 Vermeersch, Pieter 7, 10 Vermeylen, August 177, 262, 274 Verne, Jules 258, 268 Verschaeve, Cyriel 160 Verstraete, Theodoor 228, 262 Vervisch, Jean 274, 275 Verwee, Alfred 204, 275 Verwee, Louis-Charles 275
Index namen
Verwee, Louis-Pierre 275 Very, Marc 209 Verzele, Claire 184 Vester, Floris 267 Victor, René 214 Vilain, Léandre 275, 276 Villefranche, Jacques 145 Villiers de l’Isle-Adam, Auguste 187, 268 Vinçotte, Thomas 276 Virrès, Georges 276 Vlaminck, Achille 98, 105 Vlaminck, Gilles 276, 277 Vogels, Guillaume 60, 97, 154, 155, 157, 228, 232, 237, 249, 250, 251, 267, 277 Von Garvens-Garvensburg, Herbert 43, 44, 219, 277 Von Hahn, Helena Petrovna 156 von Stuck, Franz 218 von Uhde, Fritz 256 Vos, Charles 43, 64, 146, 225, 277, 278 Vraimont, Georges 278 Vuillard, Edouard 7, 278
Ysaye, Eugène 200 Ysewijn, Marcel 280 Zadkine, Ossip 105, 152, 158, 202, 220, 221 Zay, Jean 145 Zehnder, Frank Günter 69, 76 Zola, Emile 180, 185, 194, 225 Zwart, Marinus 260 Zweig, Stefan 6, 253, 280
Wagemans, Maurice 278 Wagner, Clémence-Josephine 126, 206 Wagner, Richard 180, 203, 212 Waldberg, P. 105 Walden, Herwarth 232 Wansart, Adolphe 278, 279 Watteau, Antoine 33 Wauters, C.A. 96 Whistler, James McNeill 174, 182, 197, 213, 223, 229, 260 Wiegand, Auguste 276 Wilkin, Emile 101, 102, 212, 279 Willaert, Ferdinand 263 Willems, Florent 253 Willems, Georges 204 Willems, Maria 184 Witsen, Willem 161 Wolvens, Henri Victor 212, 279 Wouters, Rik 146, 163, 173, 179, 180, 204, 236, 260, 279 Wyseur, Marcel 280 Wytsman, Rodolphe 59, 228, 280 Yoteko, Sophie 143 Young, P.M. 134
295
Deze publicatie is verschenen ter gelegenheid van de tentoonstelling Bij Ensor op bezoek, te zien in Mu.ZEE Oostende, van 13 februari tot en met 29 augustus 2010. Inhoudelijke samenstelling Phillip Van den Bossche Els Vermeersch Xavier Tricot Concept tentoonstelling Sven Grooten Oscar van den Boogaard Steven Van Watermeulen Scenografie tentoonstelling B-architecten
Auteurs essays Phillip Van den Bossche Xavier Tricot Patrick Florizoone Norbert Hostyn Teksten en redactie personenregister Els Vermeersch Anouck Clissen Thomas Coucke Vertaling Michel Perquy Uitgever Pandora Publishers NV, Brasschaat info@pandorapublishers.eu www.pandorapublishers.eu Vormgeving Jeroen Wille, Studio Luc Derycke Fotolitho’s Mediascan, Wetteren Druk Vestagraphics, Vosselaar Afbeelding cover voorplat James Ensor thuis, september 1948 Foto Fernand Naeyaert Afbeelding cover achterplat James Ensor op het strand van Oostende, jaren 1920 Foto Maurice Antony
Mu.ZEE dankt de volgende bruikleengevers en de verschillende privé bruikleengevers die anoniem wensen te blijven – Koninklijk Museum voor Schone Kunsten, Antwerpen – Jeroen Florizoone, Beernem – Groeningemuseum, Brugge – Charliermuseum, Brussel – Collectie Dexia, Brussel – Collectie Zoé van der Schueren, Brussel – Familie Constant Lambrecht, Brussel – Koninklijke Bibliotheek van België, Cabinet Verhaeren, Brussel – Koninklijke Musea voor Schone Kunsten van België, Brussel – KBC Bank NV, Brussel – Museum van Elsene, Brussel – Museum Alice & David Van Buuren, Brussel – Museum van Deinze en de Leiestreek, Deinze – Museum DhondtDhaenens, Deurle – Museum voor Schone Kunsten, Gent – P. Florizoone James Ensor Archief, Gent – Galerie Adrian David, Knokke – Museum M, Leuven – Musée d’Art moderne et d’Art contemporain de la Ville de Liège, Luik – Collection JyR, Luik – Musée de l’Art Wallon de la Ville de Liège, Luik – Roger Raveel Museum, Machelen-Zulte – Collectie Frank de Jonghe, Mechelen – Galerie Seghers, Oostende – Collectie Frank Deceuninck, Roeselare – Stedelijke Musea, Sint-Niklaas – Stichting Marten Melsen, Stabroek – Kunsthalle – Der Kunstverein in Bremen, Bremen (DE)
– Museum Ludwig, Keulen (DE) – Galerie H. Hachmeister, Münster (DE) – Felix Nussbaumhaus, Osnabrück (DE) – Nolde Stiftung, Seebüll (DE) – Von der Heydt-Museum, Wuppertal (DE) – Centre Pompidou, Parijs (FR) – Musée d’Orsay, Parijs (FR) – Galerie Chantal Crousel, Parijs (FR) – Musée des Beaux-Arts, Quimper (FR) – KB Lux Bank (LU) – Stedelijk Museum, Amsterdam (NL) – Van Abbemuseum, Eindhoven (NL) – Kröller-Müller Museum, Otterlo (NL) – Kunsthaus Zürich (CH)
Bijzondere dank gaat naar Dries Otten Sven Grooten Oscar van den Boogaard Steven Van Watermeulen Carll Cneut Pieter Vermeersch Xavier Tricot Patrick Florizoone Annick Teughels Sabine Bown-Taevernier Guy Cogeval Laurence Madeline Philippe Seghers Linde Seghers Ellen Debucquoy Luc Derycke Jeroen Wille Korneel Detailleur Claudine Hellweg Cobra.be Art Brussels 2010 Provincie West-Vlaanderen Stad Oostende Vlaamse Overheid Haven Oostende Klara Knack De Standaard NMBS Mobiliy Levis Thermae Palace
© Pandora Publishers NV / Mu.ZEE Oostende Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd en/ of openbaar gemaakt door middel van druk, fotokopie, microfilm of welke andere wijze ook, zonder voorafgaande toestemming van de uitgever. De uitgever heeft ernaar gestreefd de rechten van de illustraties volgens wettelijke bepalingen te regelen. Degenen die desondanks menen zekere rechten te kunnen doen gelden, kunnen zich alsnog tot de uitgever wenden: Pandora Publishers Bredabaan 61 B-2930 Brasschaat Van werken van beeldende kunstenaars, aangesloten bij een CISAC-organisatie is het auteursrecht geregeld met Sabam te Brussel. © 2010 Sabam Brussel © 2010 SOFAM Brussel
isbn 97890-5325-306-9 d/2010/5890/1 (230) Mu.ZEE Collecties van de Provincie West-Vlaanderen en Stad Oostende met als ambassadeurs het Permekemuseum te Jabbeke en het Ensorhuis te Oostende info@muzee.be
Ontdek het blauwe salon van James Ensor (1860 – 1949), waar Belgische en internationale kunstenaars, dichters, componisten, politici, de schilder van de maskers en de zee een bezoek brengen. Deze publicatie bevat een eerste overzicht van vijfhonderd personen, van Koning Albert I, Jean Brusselmans,
Wassily Kandinsky, Emil Nolde, Paul van Ostaijen tot Édouard Vuillard. Naast een voorwoord van Phillip Van den Bossche en essays van Xavier Tricot, Patrick Florizoone, en Norbert Hostyn, geïllustreerd met talrijke afbeeldingen van de Meester van Oostende.
Verschenen naar aanleiding van de gelijknamige tentoonstelling in Mu.ZEE Oostende