Kring Nieuws uitgave van kring
vrienden van ’s‑Hertogenbosch
SEIZOENS-SPECIAL
Een warm onthaal…
V U Voorwoord
Uitgaan in ’s‑Hert
Je hebt een bijzonder boekje in handen. Het is geschreven en geïllustreerd met foto’s door mensen die van ’s‑Hertogenbosch houden. Ze zijn lid van de Kring Vrienden van ’s‑Hertogenbosch. In de teksten hebben ze hun eigen stem laten doorklinken.
Stel je hebt een dagje vrij of een avondje tijd en je wilt niets ingewikkelds doen, maar je wilt wel lekker uitgaan of ‘stappen’. Dan toont ’s‑Hertogenbosch zich op zijn best. Het blijkt een plek te zijn waar jong en oud graag vertoeven. En..er is meestal ook van alles te doen… Hoe je dat te weten komt? Strijk neer op een terras, of zoek verkoeling of verfrissing in een van de talloze cafés. ’s‑Hertogenbosch is een bruisende en een Bourgondische stad met een origineel middeleeuws centrum. Het aanbod van horecagelegenheden is enorm. Het centrum van ’s‑Hertogenbosch is in 2003 verkozen tot de beste binnenstad van Nederland. De gevarieerde mix van winkels, cafés, restaurants, historische bezienswaardigheden en musea is hier ontzettend groot.
We beginnen met ’s‑Hertogenbosch als uitgaansstad. Als je het stukje leest, ontdek je dat je tijd tekort komt. Lekkers, terrasjes, bioscopen en theaters, maar ook veel openluchtfestivals nodigen je uit. Daarna varen we over de Binnendieze. Ooit was deze een vervallen riool, rijp voor demping. Later werd ze restauratie-object nummer een van de gemeente. Nu de Binnendieze ‘af’ is, is diezelfde gemeente begonnen met de vestingwerken, die misschien niet uniek, maar wel heel bijzonder zijn. Het meest bijzonder is de aanwezigheid van een echt natuurgebied tegen de wallen aan de zuidzijde van de stad, het Bossche Broek. Aan de ‘achterkant’ van het station wordt niet het verleden hersteld, maar wordt gebouwd aan een wijk van de toekomst, vol prachtige staaltjes van moderne architectuur. Wonen, werken en studeren gaan daar een ware drieëenheid vormen. Nu al bruist het er zo van leven, dat wel wordt gesproken van de ‘nieuwe binnenstad van ’s‑Hertogenbosch’. Natuurlijk heeft ’s‑Hertogenbosch, zoals alle respectabele steden, de nodige musea. Ze hebben een zeer gevarieerd aanbod. Niet alleen voor een regenachtige dag, maar in feite altijd leuk om te doen, ook met kinderen. Het Noordbrabants Museum bijvoorbeeld heeft speciaal voor hen activiteiten ontwikkeld. Aandacht besteden we even aan de misschien beroemdste Bossche kunstenaar, Jeroen Bosch. Zijn werk is op tal van plaatsen te zien, maar niet in zijn geboorteplaats zelf. Zijn geest leeft echter voort in de stad. Tot slot komen enkele interessante kerken voorbij, waarvan sommige nog steeds functioneren als godshuis. We sluiten het boekje echt af met dé trots van ’s‑Hertogenbosch, de Sint-Jan, een uniek staaltje van Brabantse gotische bouwkunst. De Sint-Jan wordt door velen beschouwd als mooiste kerk van ons land. De redactie wenst je met dit boekje veel lees- en kijkplezier. We zijn ervan overtuigd dat je een fijne tijd kunt doorbrengen in deze mooie stad. Dit boekje helpt je daarbij met wat achtergrondinformatie. Op de plattegrond kun je de verschillende besproken plekjes terugvinden. In de tekst staan nummertjes, die op de plattegrond zijn terug te vinden. Mocht je over bepaalde zaken meer willen weten: er is ontzettend veel geschreven over ’s‑Hertogenbosch. Veel van die boeken zijn in de stad verkrijgbaar. Bovendien kun je altijd met een gids van de Kring Vrienden van ’s‑Hertogenbosch nader kennismaken met de stad of met een plekje dat je vooral interesseert.
Seizoens-special KringNieuws
Wie aankomt via het fraaie Bossche station vindt op weg naar de stad meteen al iets speciaals. Aan de rechterkant, vlak naast de Drakenfontein vind je de meest bekende bakker van de stad! Het is de winkel van bakker De Groot, waar je de echte Bossche Bol kunt kopen of verorberen in de gezellige lunchroom. De bol, gevuld met slagroom en overgoten met een speciale chocolade wordt nergens zo gegeten als bij bakker De Groot. Maar het geheim van de delicatesse wordt nooit prijsgegeven! Overigens kent ’s‑Hertogenbosch nog een andere delicatesse, de Bossche Koek, die je op verschillende plaatsen in de binnenstad kunt kopen.
togenbosch Als je verder naar het centrum loopt, de Wilhelminabrug oversteekt en vervolgens na 30 meter rechtsaf gaat, sta je in de Lepelstraat. Hier begint de wijk de Uilenburg 8 waar je heerlijk zitten kunt op een terrasje. De vele kleine restaurantjes, gevestigd in oude huizen van weleer en gelegen aan de Binnendieze bieden bij elk jaargetijde een sfeervolle aanblik.
Het is er goed verpozen en op de menulijst prijken overheerlijke gerechten. Maar ook wie even neerstrijkt om een pilsje te drinken of de sfeer van de stad op zich in laat werken waant zich hier al snel in het Quartier Latin van Parijs. Hier toont de bruisende stad zich op een vriendelijke manier aan de bezoeker. En als je verder de Uilenburg inloopt, zie je behalve sfeervolle restaurantjes ook bijzondere bric-a-brac winkeltjes
Seizoens-special KringNieuws
waar het gezellig toeven is en waar je je al snel laat verleiden tot een aankoop. Ook voor het Bossche Stadhuis 14 op de Markt 15 is het altijd gezellig. Met een drankje op een terrasje en de blik op de bekende Bossche schilder Jeroen Bosch vergeet je de tijd snel! De Korte Putstraat 24 , vlakbij de Parade 26 en de SintJan, wordt ook wel het eetstraatje genoemd. Overal vind je restaurantjes die elk hun specialiteiten hebben. Op een fraaie zomerdag kom je daar ogen en oren te kort om alles in je op te nemen. Een andere Bourgondische plek bevindt zich aan de Parade naast de fraaie Sint-Jan. In de vroege Middeleeuwen was hier een groot begijnhof. Nu liggen aan de rand van dit plein met zijn prachtige kastanjebomen gezellige cafeetjes en restaurantjes. En voor wie dat nog niet genoeg is: loop gewoon eens door het nostalgische centrum, verdwaal eens in zijstraatjes, geef je over aan een verleidelijke ontdekkingstocht langs marktkraampjes, antiekzaken en echt overal zul je unieke adresjes ontdekken. Als je uit wilt gaan, kun je niet alleen in horecagelegenheden terecht; de stad telt drie bioscopen, Eurocinema, Filmtheater Jeroen en Cinema Parade. Verder heeft ’s‑Hertogenbosch een aantal discotheken en zijn er verschillende theaters, zoals het bekende Theater aan de Parade, het Muziekcentrum, Theater Bis, de Azijnfabriek en de Muzerije. Uitgaan in ’s‑Hertogenbosch is een thema waarover je kunt blijven praten. Daarom moet je het vooral ondergaan en de tijd ervoor nemen. In elke jaargetijde kan dat gebeuren maar speciaal met Carnaval, Bevrijdingsfestival, Jazz in Duketown, Theaterfestival Boulevard en ’s‑Hertogenbosch Maritiem staat de stad op zijn kop en is het uitgaansleven tot kunst verheven.
B
Binnendieze Varen op de Binnendieze in een fluisterboot. Varen door het centrum van de stad over een riviertje dat soms tussen twee oude opgemetselde muren doorloopt en dan weer onder de huizen verdwijnt. Het is een unieke belevenis en het kan alleen in ’s‑Hertogenbosch. De schipper is ook je gids en kan veel vertellen. Over het ontstaan van de waterloop, over de panden waar je achterlangs en onderdoor vaart, over de restauratie van de Binnendieze en nog veel meer. Je geniet van mooie doorkijkjes en van een stilte, die je in een drukke stad niet verwacht. Meer dan duizend jaar geleden, Brabant is nog nauwelijks bewoond, stromen twee riviertjes vanuit het zuiden naar de Maas: de Aa en de Dommel. Ze doorsnijden een paar hoge zandbanken en verenigen zich, kort voordat ze in de Maas uitmonden tot een stroom: de Dieze. De hoge zandruggen bieden de eerste boeren in dit gebied een goede woonplaats. Veilig voor overstromingen en dicht bij de vruchtbare rivierklei. Het dorpje ligt extra gunstig omdat de Dommel en de Aa hier gemakkelijk over te steken zijn. In 1185 kiest de Brabantse hertog Hendrik I deze plaats, aan de noordgrens van zijn rijk, om een versterkte stad te stichten.
4
Het ontstaan van de Binnendieze Die eerste stad is niet veel groter dan de huidige Markt en ligt in zijn geheel op de zandbanken. De Aa en de Dommel vormen een natuurlijke gracht. ’s‑Hertogenbosch is ook in die tijd een stad waarin het goed wonen is. De inwoners krijgen een aantal privileges. Ze hoeven bijvoorbeeld geen tol te betalen voor het vervoer van goederen in Brabant, in het gebied van de graaf van Gelre en ook niet op de Rijn tot in Duitsland toe. Dat trekt veel handelaren. De stad groeit en de muren moeten uitgelegd worden. De werkzaamheden beginnen in 1318. ’s‑Hertogenbosch krijgt, op enkele details na, de omtrek van de vestingstad zoals we die kennen uit 1629. Door deze uitbreiding komen de beide riviertjes met hun zijtakken binnen de muren te liggen. Het waterstelsel in de stad krijgt de naam Binnendieze. Seizoens-special KringNieuws
De zandbanken bieden onvoldoende ruimte voor de uitbreiding van de stad. De nieuwe straten komen op lager gelegen land te liggen. Die zouden bij hoog water onderlopen. De stedenbouwers van toen hogen de nieuwe stad beetje bij beetje op met twee tot drie meter zand. Je kunt dat nog zien in de Sint-Jan die destijds buiten de eerste muren gebouwd is. De toren van de huidige Sint-Jan is nog de romaanse toren van een eerdere kerk. Als je die toren van binnen bekijkt, zie je de toppen van de onderste bogen boven de vloer uitsteken. De voet van de toren zit veel dieper en is verdwenen met de ophoging van het gebied. Het schip van de Sint-Jan is gebouwd na de ophoging.
Die ophoging heeft op haar beurt gevolgen voor de oevers van de waterlopen. Het oorspronkelijke natuurlijke talud wordt vervangen door hoge houten beschoeiingen en gemetselde keermuren. Het water stroomt enkele meters lager. Bewoners van de huizen aan de Binnendieze metselen een trap naar beneden, naar een vlonder vanwaar ze emmers water halen, waar ze hun was doen en hun boot aan leggen. De Bosschenaren gebruiken de Binnendieze vooral voor vervoer. Ze helpen de natuur ook een handje: er worden zijtakken gegraven om een betere infrastructuur te krijgen. Aan een van de waterlopen wordt een haven aangelegd: de Breede Haven 13 . Elke dag varen boten met groente, met turf, met graan, met bouwmateriaal en alles wat de stedelijke bevolking verder nodig heeft via de Binnendieze naar hun bestemming.
De vesting In ieder historisch verhaal over de stad kom je het jaartal 1629 tegen: het jaar dat Frederik Hendrik ’s‑Hertogenbosch verovert op de Spanjaarden. De nieuwe machthebbers verbeteren de vestingwerken en de stad wordt aangewezen als vestingstad aan de zuidgrens van de Verenigde Nederlanden. Het besluit dat ’s‑Hertogenbosch vestingstad blijft, heeft onder andere tot gevolg, dat er niet buiten de muren gebouwd mag worden: het schootsveld moet vanuit de stad overzichtelijk blijven. De vijand mag geen gelegenheid krijgen zich ongezien dicht bij de stad te wagen.
5
De stad heeft aanvankelijk genoeg ruimte om verdere bevolkingsgroei op te vangen. Binnen de muren liggen huizen met grote tuinen. Kloosters hebben uitgestrekte moestuinen. Er zijn binnen de muren ook een paar boerderijen, die in tijden van beleg voor voedsel zorgen. Maar langzamerhand wordt de grond in ’s‑Hertogenbosch schaars. Achter het voorhuis komen enkele achterhuizen. Namen van diverse kleine straatjes herinneren daar nog aan: Achter het Wild Varken leidt naar de huizen die achter het huis Het Wild Varken zijn gebouwd. Tenslotte is alle ruimte op. Wat nu te doen. Al vanaf de 15de eeuw is ruimte gecreëerd door de Binnendieze te Seizoens-special KringNieuws
overkluizen, dat wil zeggen een toogbrug over het water te bouwen. Boven op die toog of overkluizing worden huizen gebouwd. In de volgende eeuwen gaat dat bouwproces door. Die overkluizingen van toen zorgen er nu voor dat de stad een waterstelsel heeft dat ten dele onder de stad loopt. Het vervoer gaat natuurlijk gewoon door, al is het hier en daar wel donker geworden. De schippers hebben soms alleen een klein lichtpunt om zich te oriënteren. Vraag de schipper van nu eens, zijn licht uit te doen als je door het Hellegat vaart. Dan ervaar je iets van de situatie van de schippers die hier tweehonderd jaar geleden met een schuit turf voeren.
B
Riool De bepaling dat ’s‑Hertogenbosch niet mag bouwen buiten de vestingwerken geldt tot 1874, dus bijna 250 jaar. In de laatste periode is de stad overvol. Mensen wonen opgepropt in kleine, vaak slechte huizen in nauwe straatjes. De Binnendieze wordt steeds minder gebruikt voor de scheepvaart. De waterweg doet nu voornamelijk nog dienst als riool. De brouwers, smeden, wolververs en lakenblekers lozen er hun afval
6
in. Maar er wordt ook water voor de huishouding uit betrokken. Het is geen wonder dat het ongezond wonen is in de stad. ’s‑Hertogenbosch wordt in die tijd onder andere getroffen door een cholera-epidemie. Na 1874 mag buiten de muren gebouwd worden. In nieuwe wijken worden moderne huizen gebouwd, voorzien van waterleiding en elektriciteit. De oude gebrekkige huizen aan de Binnendieze worden verlaten. Ze veranderen in bouwvallen en opslagplaatsen. De beschoeiingen en togen raken eveneens in verval. De eigenaars hebben geen geld voor onderhoud. De Binnendieze wordt een stinkende sloot, dwars door de stad. Dempen lijkt de enige mogelijkheid. Dat gebeurt ook, vanaf 1923 tot 1962 worden steeds kleine stukken dichtgegooid. Elders in de stad blijven zich problemen voordoen. In de Vughterstraat zakt een keer een bus door het plaveisel. Seizoens-special KringNieuws
De gemeenteraad besluit in 1969 tot de aanleg van een rioleringsstelsel in de binnenstad en tot het dempen van de hele Binnendieze. Het is een moeilijk besluit, de raad heeft er 14 uur over vergaderd. Er komt weerstand uit de bevolking. Zo’n uniek waterstelsel, mag je dat zomaar dichtgooien? Dat kan toch ook bestaan blijven? De riolering moet er komen, dat is duidelijk. Maar dat waterstelsel, dat is een historisch gegeven, dat je in ere moet houden. Bekende Bosschenaren als mr. Hein Bergé en architect Jan van der Eerden kloppen aan bij de Rijksdienst voor Monumentenzorg en pleiten ervoor de Binnendieze tot beschermd stadsgezicht te verklaren. Zij en hun medestanders winnen het pleit tenslotte. In dezelfde week dat de Gemeenteraad in 1972 opnieuw het besluit tot demping goedkeurt, komt er een beschikking van het Ministerie waarbij de Binnendieze tot beschermd stadsgezicht verklaard wordt. ’s‑Hertogenbosch zit dan wel even met een politiek probleem, maar de Binnendieze is gered.
7
Onderzoek Al gauw komen er plannen voor de restauratie van de keermuren en de overkluizingen, een gigantisch werk. Voordat die restauratie kan beginnen, moet in de binnenstad eerst riolering aangelegd worden. In 1971 lozen nog ongeveer 850 panden op de Binnendieze. De belangrijkste winkelstraat, de Hinthamerstraat, ligt maanden open om grote rioolbuizen aan te leggen. De eigenaren van alle panden die op de Binnendieze lozen wordt gevraagd hun riolering te verleggen van de achter- naar de voorzijde. De vloeren van al die huizen moeten dus ook open en de eigenaren moeten een deel van de nieuwe riolering onder hun huis zelf betalen. Soms is niet bekend hoe en waar precies een huis zijn afvalwater loost. De aannemer spoelt dan een potje rode vloeistof door het toilet en gaat in de Binnendieze kijken uit welk gat de rode kleur naar buiten komt. Als er niet meer op de Binnendieze geloosd wordt, kan de restauratie beginnen. Dat is geen gemakkelijke opgave. Geen toog is gelijk, iedere eigenaar bouwde vroeger naar eigen inzicht. Van de constructie is vaak weinig bekend. Soms is in het stadsarchief iets te vinden over de fundering, maar ook vaak niet. In de periode waarin de muren en de togen gebouwd zijn, was het moeilijk om de bouwput droog te houden. Daarom zijn veel funderingen niet diep genoeg aangelegd en niet altijd voldoende dik. De restaurateurs hebben per overkluizing en keermuur eerst onderzoek gedaan. Een muur ziet er van buiten goed uit. Heeft de eigenaar hem steeds goed onderhouden, of is er in het verleden voor het mooie gezicht een nieuw muurtje tegen de vervallen keermuur gezet? Seizoens-special KringNieuws
Ambachtelijke restauratie Na dat onderzoek begint de restauratie. Sommige overkluizingen zijn te slecht om te restaureren, zij worden opnieuw gebouwd. Bij andere wordt het oude metselwerk hersteld. Als je over de Binnendieze vaart, merk je hoe nauw de doorvaart soms is. Ruimte voor graaf- en heimachines is er niet. De hele Binnendieze is ambachtelijk gerestaureerd. Soms is het zo laag, dat de metselaars op hun rug lagen te werken. De gemeente, de provincie en het rijk hebben de restauratie gesubsidieerd Zij waren ook opdrachtgever. Dat is bijzonder, omdat het hier voor het overgrote deel om particulier bezit ging. Maar op deze wijze is de restauratie onder een eenduidige regie uitgevoerd en hoefde niet iedere burger zelf aan de slag. In 2003 is de restauratie voltooid. Een van de laatste werkzaamheden was het aanleggen van een doorvaart naar de Singel. Vanuit de smalle en soms donkere Binnendieze vaar je nu de brede verdedigingsgracht aan de zuidkant van de stad op. Hier is de oude situatie nog intact. Buiten de vestingmuren is niet gebouwd. Je ziet aan de ene kant de stadsmuur met het Oranjebastion en aan de andere zijde het weiland van het Bossche Broek 7 .
V
De Vestingwerken ’s‑Hertogenbosch is heel lang, tot 1874, vestingstad geweest. In dat jaar is de ontmanteling begonnen, maar gelukkig niet voltooid. Vandaar dat de stad nog veel vestingwerken kent. Het is heerlijk erlangs te lopen. Je zou bijvoorbeeld een rondje vestingmuren kunnen maken. Over die werken vertellen we graag wat meer. De stad is ontstaan eind 12de eeuw op een hoge zandheuvel in de moerassige delta van de riviertjes de Aa en de Dommel. Hier bouwden de handelaren met toestemming van de landeigenaar, de hertog van Brabant, hun houten huizen met bomen uit zijn bos. Vandaar de naam ’s‑Hertogenbosch. Op de plaats van die zandheuvel ligt nu de Markt, het centrum van de stad. In het kielzog van de kooplieden volgden de ambachtslieden, kroegbazen en notarissen. Omliggende steden werden jaloers en ondernamen regelmatig plundertochten. De rijke kooplieden wilden daarom de stad verdedigen door middel van een stenen muur met een gracht eromheen en enkele poorten. De hertog stond die toe en gaf ’s‑Hertogenbosch stadsrechten. Zo kreeg de stad haar eerste muren, poorten en grachten.
8 Seizoens-special KringNieuws
De muren waren vrijstaande muren van ongeveer 1 meter dik en ruim 7 meter hoog, gebouwd op grondbogen en aan de bovenzijde voorzien van weergangen en kantelen. Er waren drie hoofdpoorten. Iedere poort bestond uit twee hoefijzervormige torens (met de ronde zijde naar buiten) en de doorrijbreedte van de poort was bijna 4 meter. De Leuvense Poort 23 stond aan het begin van de Hinthamerstraat. Van deze poort is nog één toren voor een groot deel aanwezig in het pand op nummer 10. In de winkel daarnaast kun je de geheel ingebouwde ronde vorm van het onderste gedeelte van de toren zien en als je iets verder de straat inloopt en je omdraait, kun je boven het dak van dezelfde winkel de bovenzijde van de toren en de torenspits zien. Waar de andere toren heeft gestaan is in de bestrating aangegeven. Zo is ook in de bestrating aangegeven waar de twee andere poorten hebben gestaan. De Antwerpse Poort 12 lag aan het eind van de Schapenmarkt en de Brusselse Poort 11 lag midden in de Orthenstraat. De stad had ook een kleine binnenhaven met twee waterpoorten. Van een van die waterpoorten zijn nog resten te vinden aan het Herman Moerkerkplein 18 . Als je op de trap naar het water gaat staan en omhoog kijkt, zie je rechts nog de onderbouw van een van de torens; links is een toren nagebouwd in de bebouwing op de hoek van het Rozemarijnstraatje. Dit straatje lag direct achter de weergang van de eerste ommuring. Tussen de twee torens is een richel te zien, waar de boom zich bevond. Door een grote boom met lange pinnen vlak boven het water te hangen werden boten verhinderd de stad binnen te komen. Ook kun je hier heel goed zien hoeveel de stad later is opgehoogd, want oorspronkelijk lag het straatniveau maar iets boven het water!
Ook daarna ging men nog door met het bouwen langs de Vughterdijk en het Hinthamereind. De bebouwing langs de Vughterdijk werd rond 1400 ommuurd en bij de stad getrokken. Hetzelfde gebeurde met de bebouwing van het Hinthamereind rond 1500. De uitbreidingen kregen elk een nieuwe poort, namelijk de Pieckepoort (Heetmanplein) en de Hinthamerpoort. Rond 1500 had de stad definitief haar uiterste omvang bereikt en dat zou bijna 400 jaar zo blijven.
De tweede ommuring of de eerste stadsuitbreiding Er was genoeg werk in de stad en dat trok veel mensen aan. Al spoedig bouwde men buiten de muren. Hier werden onder andere de Sint-Jan en het eerste gasthuis gebouwd. Ook vestigden joden en Lombarden zich buiten de stadsmuur. Zo begon men kort na 1300 aan de tweede ommuring. De oude stadsmuren werden meestal gebruikt als muren bij de latere bebouwing. Zwarte strepen in het wegdek van Kerkstraat, Kolperstraat, Ridderstraat, Visstraat en Burg. Loeffplein geven aan waar de oudste muur heeft gelopen. De oorspronkelijke stadsgrachten kwamen binnen de vesting te liggen en werden soms overkluisd. De tweede stadsmuur was nauwelijks verschillend van de eerste muur. In de muur bevonden zich diverse muurtorens, rondelen, landpoorten en de nieuwe haven had weer een Boompoort. In de stadsmuur werden verschillende poorten gebouwd, waardoor verkeer van en naar alle richtingen de stad in en uit kon. Aan de bouwactiviteiten moesten ook inwoners van de Meierij meewerken, zo belangrijk was de stad ook voor hen.
9 Seizoens-special KringNieuws
V De periode 1500-1629 De techniek van oorlogvoeren veranderde. In plaats van stenen kogels, afgeschoten met katapulten en slingerwapens, ging men over tot het gebruik van buskruit en ook ijzeren kogels. De oude stadsmuren waren te dun en de hoge torens waren niet bestand tegen de kracht van het geschut. Ook de wijze van oorlogvoeren veranderde: in plaats van op de persoon gerichte aanvalstechnieken richtte men zich meer op het schieten van bressen in de muren. De torens waren van verre zichtbaar en zo een gemakkelijk doelwit voor de vijand. Daarom besloot het stadsbestuur tot enkele
10 Seizoens-special KringNieuws
verbeteringen: muren werden verlaagd en verstevigd met aarden wallen, stadsgrachten uitgediept, verschillende muurtorens omgebouwd tot rondelen en van enkele poorten werden de torens afgebroken De abt van Sint-Geertrui kwam op het idee het water in de verdedigingswerken op te nemen. Door afdamming en doorsteken van dijkjes zou de overstroming kunstmatig worden toegepast (=inundatie). Zo kon het water ervoor zorgen dat de vijandelijke troepen de stad niet konden innemen. Tijdens het Twaalfjarig Bestand (1609-1621) kwamen de eerste echte verbeteringen aan de vestingwerken. De stad kreeg een aantal bastions. Vanaf de 5-hoekige bastions kon men de stadswal geheel bestrijken met vuur. Opmerkelijk was wel dat die bastions vooral aan de noordelijke en zuidwestelijke kant van de stad lagen; in het zuiden, tussen bastion Vught en bastion Baselaar 33 , was alleen een aangeaarde muur met rondelen. De afstand was veel te groot om goed te kunnen verdedigen en daar profiteerde Frederik Hendrik in 1629 van toen hij de stad innam! Ook moest de stad van de regering in Brussel een nieuw Kruithuis 22 bouwen, omdat de kruitopslagplaatsen her en der over de stad verspreid lagen en dat was te gevaarlijk. Zo kwam er het Kruithuis, dat nu nog aan de Zuid-Willemsvaart staat.
De tijd na 1629 Na de verovering door ‘de Stedendwinger’ volgden er twee grote veranderingen aan de vestingwerken: de aanleg van bastion Oranje 10 in het zuiden en de bouw van een flink fort met vijf bastions aan de noordzijde van de stad, de Citadel 20 . De nieuwe stadsuitgang, richting Orthen, kwam over het fort te liggen. Onze stad kreeg voorwerken bij de St.-Janspoort, de Hinthamerpoort en de Pieckepoort. In de 19de eeuw waren de vestingmuren zo slecht dat de buitenzijde met een nieuwe schil metselwerk werd bekleed. Als je nu een wandeling langs de muren maakt, zie je dus negentiende-eeuwse muren met daarachter de oude muur. Ook werden de muren in de 19de eeuw op een paar plaatsen doorbroken vanwege de aanleg van de ZuidWillemsvaart en de toegangsweg naar het station. Het station lag immers buiten de vesting. Bij de verbreding van de Zuid-Willemsvaart werd het zuidelijk bastion van de Citadel opgeofferd. En toen kwam 1874…de vesting werd opgeheven. ’s‑Hertogenbosch mocht buiten de muren bouwen, was niet langer meer een vestingstad. Men kon de vesting gaan ontmantelen. Poorten en voorwerken werden afgebroken en de wallen afgegraven. Gelukkig voor ons konden de muren niet volledig worden geslecht, omdat deze ook een functie hadden als waterkering. Bijna ieder jaar stond het water tot aan de stad en ook vaak tot in de stad! Op maar enkele plaatsen zijn de muren geheel verdwenen, nl. langs de St.-Janssingel en bij de Oostwal. Daar verdween de muur onder taluds of een ophoging. En zo kun je nog steeds een wandeling maken langs de stadsmuren met als pareltjes het Bossche Broek aan de zuidzijde en de Citadel aan de noordkant.
11 Seizoens-special KringNieuws
P
Het Paleiskwartier, stadshart aan de and “Rijkelijk wonen in het hart van ’s‑Hertogenbosch”; “ Blijvend mooi, blijvend leefbaar”;“Vorstelijk leven in het Paleiskwartier”, een kleine greep uit de slogans waarmee het Paleiskwartier wordt aangeprezen in allerhande foldermateriaal van projectontwikkelaars en de gemeente. Het Paleiskwartier, een nieuwe moderne wijk tegen het historische stadshart aan. De transformatie van een enigszins verkommerd bedrijventerrein tot een prestigieus voorbeeld van stedenbouwkundige herontwikkeling. Voor bezoekers van ’s‑Hertogenbosch de mogelijkheid om kennis te maken met moderne architectuur en met hedendaagse ideeën over wonen, werken en recreëren in de stad. Bedrijventerrein De westzijde van het spoor is ontstaan door de stadsuitbreidingsplannen van direct na de Tweede Wereldoorlog, het zogenaamde Plan West. Direct achter het station kwam toen het bedrijventerrein de Wolfsdonken. Daar zetelden onder andere schrijfmachinefabrikant Remington-Rand, het farmaceutische bedrijf Interpharm, busonderneming BBA en de distilleerderij van Cooymans. Geleidelijk verkommerde het gebied echter.
12 Seizoens-special KringNieuws
Bedrijven vertrokken, panden werden verwaarloosd en straatprostitutie veroorzaakte grote problemen. Dit alles vormde begin jaren negentig aanleiding tot het ontwikkelen van plannen om het gebied nieuw leven in te blazen. Paleiskwartier Integrale gebiedsontwikkeling was het toverwoord. De nieuwe stadswijk moest uitgroeien tot een prestigieus nieuw stadshart waar wonen, werken en recreëren gecombineerd zouden worden. In totaal ging het om een gebied van zo’n twintig hectare tussen het station, het toen nog aan te leggen Westerpark en de Onderwijsboulevard met zijn onderwijsinstituten. De cijfers spreken voor zich: 1400 nieuwe woningen, 180.000 m2 kantooroppervlakte en 30.000 m2 winkelruimte. Het Paleiskwartier werd uiteindelijk de naam, een nieuwe wijk met fraaie namen als La Gare, De Magistraat, Binnenhof, Huis Den Bosch, de Armada 1 en de Rivatoren 2 . Nu de wijk voor een aanzienlijk deel is voltooid, loont het de moeite er rond te dwalen en de openbare ruimtes, de gebouwen, de kunst en het groen op je te laten inwerken. Stadsuitbreiding Een bezoek aan het Paleiskwartier kun je het best beginnen aan de ‘oude’ stadskant van het spoor, de zuidzijde van het station. Hier werd eind 19de eeuw de eerste grote stadsuitbreiding gerealiseerd. Verschillende factoren hadden eeuwenlang uitbreiding van de stad buiten de stadswallen in de weg gestaan. Vanuit verdedigingsoogpunt moest bebouwing direct buiten de wallen zoveel mogelijk worden voorkomen. Daarnaast maakte de drassige omgeving van ’s‑Hertogenbosch stadsuitbreiding vrijwel onmogelijk. Pas in de 19de eeuw kwam daarin verandering. De vesting ’s‑Hertogenbosch verloor haar militaire functie en moderne technieken en veel mankracht maakten stadsuitbreidingen mogelijk. Voor de realisatie van het Zand moest een terrein van dertig ha maar liefst vier meter worden opgehoogd. Als glorieuze afsluiting van die eerste stadsuitbreiding verrees aan de noordkant een door Eduard Cuypers ontworpen station. Dit werd met de oude binnenstad verbonden door de nieuwe Stationsweg met zijn Wilhelminabrug en de in 1903 onthulde Drakenfontein. Om de Stationsweg toegankelijk te maken vanuit de binnenstad werd overigens een grote doorbraak gemaakt in de oude bebouwing. Het fraaie, monumentale station van Cuypers was helaas geen lang leven beschoren. Na de Tweede Wereldoorlog restte van het station slechts een puinhoop. Ondanks protesten besloten de NS het gebouw te slopen en
dere kant van het spoor
13
te vervangen door een station van architect Van Ravesteijn. Ook dit gebouw heeft er niet lang gestaan, in 1995 werd het gesloopt om plaats te maken voor een modern complex met veel glas. “Een balkon voor de stad,” aldus architect Rob Steenhuis. Het nieuwe stationscomplex fungeert namelijk niet alleen als de poort naar verder weg gelegen oorden, maar fungeert ook als poort naar een nieuw deel van de stad. De passerelle 5 – feitelijk het verlengde van de Stationsweg - verbindt de oude stad met het nieuwe stadscentrum, het Paleiskwartier, aan de andere kant van het spoor.
Seizoens-special KringNieuws
Vrouwe Fortuna Aan de achterzijde van het station valt je allereerst de 55 meter hoge Van Lanschottoren 4 op. Een markante bakstenen toren met een groenkoperen dak die het hoofdkwartier huisvest van de van origine Bossche Van Lanschotbank. Het pand ligt aan het Da Vinciplein. Tegen de fietsenstalling op het plein is in spiegelbeeld de Italiaanse tekst ‘Als vrouwe Fortuna mij gelukkig maakt, zal ik u dat tonen’ zichtbaar. Daarnaast hangt een plaquette met een afbeelding uit een van de schetsboeken van Leonardo Da Vinci. Een ander dominant gebouw aan de parallel aan het stationscomplex lopende gevelrij is het in 1998 opgeleverde Paleis van Justitie 3 , dat is ontworpen door de Belgische architect Charles Vandenhove. Een enorm, statig ogend gebouw in carrévorm rondom een grote binnenplaats. Het complex is getooid met opvallende gebogen tondaken. Deze daken zijn deels bekleed met zink en deels met glas. In totaal werd 8.500 m2 zink gebruikt, daarmee is het het grootste zinken dak van Nederland. Het is tevens het grootste gerechtsgebouw van Nederland, met een vloeroppervlak van 52.000 m2. Buren van het Paleis van Jusitie zijn de Magistraat, Huis Den Bosch en Het Binnenhof. De Magistraat is een acht verdiepingen tellend gebouw van de Noorse architect Ralph Erskine. Het gebouw huisvest woningen én kantoren van de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) Stad aan het water Architect Stefan Ritzen is verantwoordelijk voor het ontwerp van de Rivatoren. Een glanzend groen betonnen kantoorgebouw van tien verdiepingen in de vorm van een boot waar, aldus de architect, de stedelijke ruimte als een boeggolf omheen vloeit. De puntige achterzijde van het gebouw kijkt uit op de verschillende waterpartijen en de op volle kracht oprukkende Armada. Die Armada is een complex van tien zich in het water spiegelende appartementengebouwen waarvan de zuidgevels lijken op door de wind gebolde zeilen. De Britse architect Antony Mcguirk tekende voor het ontwerp. Als een in roestvrij staal, steen, hout en glas vormgegeven vloot varend in een spiegelende vijver van 350 meter lang en 36 meter breed. Die spiegelende watervlakte onttrekt overigens een grote parkeergarage aan het zicht Een fraai schouwspel, zeker onder zo’n typisch Hollandse wolkenlucht. Alsof de Spaanse vloot in volle vaart op weg is om bijna vierhonderd jaar na de verovering van de vesting ’s‑Hertogenbosch door de troepen van Frederik Hendrik de stad terug te veroveren. Toch een verwijzing naar het Bossche verleden?
M
Bossche musea Een regenachtige middag, een uurtje iets anders, een vroege Van Gogh, kaarten van het beleg van ’s‑Hertogenbosch in 1629, een modern sieraad lenen of iets willen weten over het Bossche carnaval? Allemaal redenen om eens naar een museum te gaan. Ook als je niet van plan bent naar binnen te gaan, is het de moeite om langs het Noordbrabants Museum 17 te lopen. Het is gevestigd in het voormalige paleis van de gouverneur. Op deze plaats stond eerst een klooster, dat in 1629 door Frederik Hendrik gevorderd werd als paleis van de Militaire Gouverneur van ’s‑Hertogenbosch. In 1768 zou het pand een nieuwe, in die tijd moderne voorgevel krijgen. Maar de constructie van het oude klooster was niet zo goed als men dacht. Toen de bouwers gingen heien voor de fundering van de nieuwe voorgevel, stortte het pand in. Volledige nieuwbouw was de enige oplossing. Daaraan danken we nu een museum dat is gebouwd in de classicistische stijl van die tijd: een symmetrische voorgevel met een fronton en pilaren, die verwijzen naar oude Romeinse voorbeelden. In de vertrekken van het oude paleis hangt de vaste collectie van het museum: bloemstillevens in de zalen
14 Seizoens-special KringNieuws
rechts en Brabantse schilders van naam als Sluiters en Van Dongen links. Hier hangt ook een vroege Van Gogh en het werk van leerlingen van Jeroen Bosch. Op de benedenverdieping van de nieuwbouw wordt de geschiedenis van Noord-Brabant toegelicht. Naast martelwerktuigen uit de Middeleeuwen staat een moderne computer. Vanuit de museumzaal kun je nagaan of je voorouders ooit met de politie in aanraking zijn geweest. De tijdelijke exposities zijn altijd weer het bekijken waard. De museumtuin is een van die plekken in de stad waar je heerlijk kunt genieten: oude bomen, moderne sculptuur en een lekker kopje koffie. Op het terrein van de Sint-Jan staat het Museum De Bouwloods 25 . Iedere grote kerk had vroeger een bouwloods op het terrein staan. Er was immers altijd wel iets dat gerepareerd of vervangen moest worden. De bouwloods van de Sint-Jan is nu een klein museum. Hier vindt u de originele middeleeuwse beelden van monsters en fabeldieren, heiligen en profeten die ooit de kerk gesierd hebben en bij een restauratie vervangen zijn. De beelden hebben een heel leven achter de rug. De details zijn afgesleten door
Museum Het Kruithuis 31 heeft zich toegelegd op het tonen van kunst van na 1945. Oorspronkelijk was het museum gevestigd in het voormalige Kruithuis 22 , vandaar de naam. Nu heeft het museum een tijdelijk onderkomen in de binnenmanege van de voormalige Bossche cavalerie. Het museum is met name bekend om de collectie keramiek en sieraden. Er zijn verschillende andere redenen om hier eens binnen te stappen. Het museum heeft naast de eigen collectie altijd weer een verrassende tijdelijke expositie. Daarnaast beheert het museum een kunstuitleen met wel 4000 werken, een speciale uitleen van kunst voor junioren en, heel bijzonder, een uitleen van moderne sieraden. In de museumwinkel kun je slagen als je een bijzonder cadeau zoekt.
regen, wind en uitlaatgassen. Maar hier, in Museum De Bouwloods geven ze je een goede indruk van al het moois dat het dak van de kerk siert en dat je vanaf de grond nauwelijks kunt zien. De Bossche familie Slager telt drie generaties schilders. Petrus Marinus Slager (1814-1912), zijn zoons, dochters, schoondochters en een kleinzoon zijn bekende portret- en landschapschilders geweest. Zowel vader Petrus als zoon Piet waren leraar aan de Koninklijke School te ’s‑Hertogenbosch, een voorloper van de huidige kunstacademie. De ongeveer vierhonderd olieverven, aquarellen, tekeningen en etsen van de acht schilders uit de familie hangen nu in het charmante Museum Slager 28 . Het museum is gevestigd in de nabij de Sint-Jan gelegen Choorstraat in een aantal oude Bossche woonhuizen die met elkaar verbonden zijn. De schilderijen hangen in de omgeving waar ze voor gemaakt zijn.
15
Geïnteresseerd in het beleg van ’s‑Hertogenbosch? Dan moet je beslist een bezoek brengen aan Het Bossche Prentenmuseum 16 . Hier hangt een uitgelezen verzameling kaarten van de vesting rond 1629, van de diverse versterkingen en van de kampementen van de belegeraars. Je kunt als het ware het hele beleg volgen. Ook kun je enkele oude globes en atlassen van de bekende zeventiende-eeuwse kaartenmakers Blaeu bewonderen. Op de eerste verdieping van het museum hangen etsen van de Bossche kunstenaar Hendrik de Laat. Hij laat de stad zien zoals ze was rond 1900. Nog een verdieping hoger vind je werk van een andere Bosschenaar, Herman Moerkerk.
Seizoens-special KringNieuws
Het Oeteldonks Gemintemuzejum 29 is niet alleen met carnaval open. Je kunt hier het hele jaar de sfeer proeven van het Oeteldonkse carnaval. Oeteldonk is de officiële naam van ’s‑Hertogenbosch in de carnavalsperiode. Het museum laat de attributen, de maskers, de prachtige kostuums zien en vertelt over de gemeente Oeteldonk, haar burgervader en het bestuur van de stad in die drie carnavalsdagen. Het museum toont ook maskers, affiches en prenten van het carnaval uit andere landen.
J
Jeroen Bosch ’s‑Hertogenbosch heeft best wel veel kunstenaars binnen zijn grenzen geboren zien worden. Andere artiesten brachten kortere of langere tijd door in de hertogstad. Maar geen kunstenaar is zo beroemd als Jeroen Bosch. Hij werd in 1450 geboren aan de Bossche Markt 15 . Het pand staat er nog; nu zit er De Kleine Winst in. Bewonderaars hebben aan het huis een plaquette aangebracht. Later, na zijn huwelijk, verhuisde hij naar een ander pand aan de Markt. Ook dat huis staat er nog; nu zit er schoenenzaak Invito in. Jeroen heeft het nijvere stadsleven dus aan den lijve ondervonden. Het gewoel van de boeren uit de Meierij en andere kooplieden die hun waren verkochten op de markt, de ambachtslieden die vaak in de open lucht hun spullen maakten, de terechtstellingen van misdadigers voor het Stadhuis. Hij leefde in een roerige tijd, waarin het geloof een alomvattende rol speelde. De mensen werden nog bang gemaakt voor de hel, voor de duivels; ze moesten vroom leven om in de hemel te komen. Bosch schilderde en tekende die mensen. Niet alleen hoe ze eruit zagen, maar ook hun angsten legde hij vast in vaak gruwelijke taferelen.
16 Seizoens-special KringNieuws
Jeroen Bosch moet in zijn tijd een belangrijk man zijn geweest. Hij was lid van de Illustre Lieve Vrouwe Broederschap 30 , een groep mensen die de verering voor Maria hoog in het vaandel had. Het in de 19de eeuw herbouwde huis van de Broederschap staat in de Hinthamerstraat, in de buurt van de Sint-Jan, en is een bezoek meer dan waard. Helaas heeft de stad ’s‑Hertogenbosch geen originele werken van Jeroen Bosch in haar bezit. Het merendeel werd gekocht of genaast door de Spaanse vorsten, Philips II, die een groot bewonderaar was van het werk van Bosch, voorop. Voor dat werk moeten we vooral naar Spanje. Wel bezit het Noordbrabants Museum in de Verwersstraat een aantal doeken van navolgers van de grote schilder. Daaromheen heeft het museum een permanente tentoonstelling over de wereld van Bosch ingericht.
In de Sint-Jan, die in de tijd van Jeroen Bosch voltooid werd, kunnen we op de plafonds tekeningen zien die doen denken aan de schilderijen van de grote meester. Zou hij zelf daaraan meegewerkt hebben? We weten het niet, maar wel zien we dat zijn fantasie ook in de kerk tot haar recht kwam. Is de stad ergens op de doeken van Bosch afgebeeld? Nee, niet rechtstreeks. Wel heeft de schilder zijn plaatsgenoten vastgelegd, zoals we eerder zagen. Niet herkenbaar, zeker niet voor ons. Misschien dat tijdgenoten elkaar hebben herkend. Op de Markt staat een standbeeld van Jeroen Bosch, vlak bij het Stadhuis. Het is gemaakt door de beeldhouwer Falize en is onthuld in 1935. Daar staat hij dan en kijkt opnieuw uit over zijn stad en het gewoel aan zijn voeten. Want nog steeds is het iedere dag markt. En nog steeds kun je ronddwalen door van oorsprong middeleeuwse straatjes en steegjes. Kun je iets proeven van de sfeer van toen, de rust ervaren die een drukke stad als ’s‑Hertogenbosch ook nog kent. Kun je luisteren naar het boeiende carillon van de Sint-Jan op een van de binnenplaatsjes of pleintjes die de stad rijk is. Alleen de executies zijn verleden tijd. Laten we daarvoor maar kijken naar de schilderijen van de grootste kunstenaar die ’s‑Hertogenbosch heeft voortgebracht.
17 Seizoens-special KringNieuws
K
Kerken in ’s‑Hertogenbosch Wie de hoofdstad van de provincie Noord-Brabant nadert per auto of trein, ziet in de verte reeds de contouren van de stad. Heel duidelijk steelt de fraaie kathedraal meteen alle aandacht, want ook vanuit de verte is het een magnifieke kerk. Maar ook heel opvallend steken andere spitsen van kerken af tegen de horizon. Hoe dichter je de stad nadert hoe groter de kerkgebouwen worden en wie eenmaal in de stad is, komt ogen en oren tekort om alle kerken in zich op te nemen. Al van oudsher heette ’s‑Hertogenbosch “Cleyn Rome”. Er waren zoveel kloosters en kerken en zelfs twee begijnhoven in de Middeleeuwen, dat deze naam zeer wel paste bij de stad. Maar de Middeleeuwen zijn verleden tijd; wat gebleven is is een historische binnenstad met een aantal prachtige kerken, die overigens niet allemaal zo oud zijn als de Sint-Jan. We laten er enkele de revue passeren.
18
Sint-Cathrien We beginnen met de oudste kerk (na de SintJan), de Sint-Cathrien 9 .Deze kerk ligt aan de Kruisbroedershof en is in 1533 als kloosterkerk gesticht. Vanaf 1569 werd de kloosterkapel tevens als parochiekerk in gebruik genomen. Het oudste deel van de kapel is nog te zien: het is de zestiende-eeuwse koorpartij die over de Binnendieze is gebouwd. Na 1629, toen alle kloosterlingen de stad moesten verlaten en de kerken gesloten werden, kreeg het gebouw allerlei andere functies. Zo werd het gebruikt door de protestanten, gedurende de Franse tijd werd het een broodbakkerij, paardenstal en hooimagazijn. Op bevel van Napoleon werd in 1810 net als de Sint-Jan, de kerk teruggegeven aan de katholieken. Tussen 1842 en 1844 werd de kerk ‘omgevormd’ tot een symmetrisch gebouw waaraan een transept en een vieringskoepel werden toegevoegd. Toch voldeed het gebouw niet helemaal aan de wensen van de Bosschenaren: niet alleen werden er gebreken gesignaleerd, ook het zicht op altaar en preekstoel was beperkt. Daarom volgde een ingrijpende reconstructie van de kerk die tussen 1916 en 1917 werd uitgevoerd door architect Jan Stuyt. Deze liet zich zeer inspireren door de Byzantijnse bouwtraditie. De centrale koepel, omringd door zijkapellen, is het meest dominerende element van het gebouw. De koepel is van binnen beschilderd door Jan Oosterman met het thema : de Bergrede. Verder zijn er belangrijke schilderijen te zien die in de 19de eeuw zijn verworven van de abdij van Averbode. In 1996 en 1997 werd de kerk gerestaureerd. Het loont de moeite om deze kerk te bezichtigen. Uitgekeken in de kerk? Dan vervolg je je weg en ga je naar een kerk die eveneens gebouwd werd onder architectuur van Jan Stuyt, de Sint-Jacobskerk.
Seizoens-special KringNieuws
Sint-Jacob Aan de Hinthamerstraat staat de fraaie SintJacobskerk 32 .Het is de vierde kerk met deze naam. In de 17de en 18de eeuw stond op deze plek een schuilkerk. In de Franse tijd werd dit gebouw vernieuwd en vergroot. De huidige kerk die gebouwd werd in een bouwstijl die onder invloed stond van de Byzantijnse kerkelijke architectuur dateert van 1907. In de kerk zijn fraaie fresco’s te bezichtigen die vervaardigd werden door Georges de Geetere. Anno 2004 fungeert de Sint-Jacobskerk niet langer als parochiekerk. De kerk werd aangekocht door een stichting die binnen enkele jaren hier een cultureel centrum wil realiseren, met de figuur van de bekende middeleeuwse Bossche schilder Jeroen Bosch in de hoofdrol.
Grote Kerk In het centrum van de stad staat de fraaie Grote of Hervormde Kerk 21 die gelegen is aan het Amadeiroplein in de Kerkstraat. In 1629, na de verovering van ’s‑Hertogenbosch door Frederik Hendrik, hadden de protestanten de Sint-Jan in handen gekregen. Bijna twee eeuwen lang werden daar hun kerkdiensten gehouden. Na Napoleon kwam de Sint-Jan weer in katholieke handen. De hervormden mochten toen een nieuwe kerk bouwen. Dat gebeurde rond 1820. De bouw van die kerk stond onder toezicht van het Departement van Waterstaat. Architect J. de Greef ontwierp de bijzondere kerk die ook Waterstaatskerk wordt genoemd. Op 6 januari 1822 werd de kerk in gebruik genomen. Het orgel, gebouwd door de firma Batz dateert uit 1831. De doopvont is ouder en dateert uit 1718. Deze werd gemaakt als “verplaatsbaar doopbekken”, voor gebruik in de Sint-Jan. Toen de Grote Kerk in gebruik werd genomen, verhuisde het fraaie kopersmeedwerk mee naar dit nieuwe kerkgebouw. Elke zondag wordt er in deze kerk een dienst gehouden. Vaak ook wordt het fraaie gebouw gebruikt voor concerten en lezingen.
19 Seizoens-special KringNieuws
Kapucijnenkerk Een bijzondere kerk is de Kapucijnenkerk 6 aan de Van der Does de Willeboissingel. De kerk is gebouwd rond 1898 en ligt net buiten het centrum aan de overkant van de Dommel. Het interieur heeft een prachtige kroonlijst en tongewelven. Het hoogaltaar met zijaltaren, preekstoel en biechtstoelen kent rijke neorenaissance kenmerken en dateert uit de bouwtijd van de kerk. Enkele broeders Kapucijnen uit Handel hebben het altaar zelf vervaardigd.
Lutherse Kerk De Lutherse Kerk 19 bevindt zich in de Verwersstraat. De kerk werd in 1847 in neogotische stijl gebouwd. Binnen zie je gietijzeren kandelaars en lezenaars. Vooral de kansel is heel fraai. Deze in de 16de eeuw gesneden preekstoel is oorspronkelijk afkomstig uit de in 1645 gesloopte Sint-Pieterskerk. Via de Sint-Geertruikerk kwam de preekstoel uiteindelijk in dit gebouw terecht. De kansel heeft een zeskante kuip en is voorzien van fraai houtsnijwerk. Op elke zijde bevindt zich een voorstelling, waaronder die van een paus. Ook het aanwezige orgel komt uit de Sint-Geertruikerk. Van dit orgel zijn alleen de kast en de frontpijpen aanwezig. Als je de kerk betreedt, zul je onder de indruk komen van het geweldige interieur. De kerk bezit kostbare prenten en een eerste druk van de Nederlandse Lutherbijbel uit 1648. Ook zijn er enkele exemplaren van de statenbijbel, te weten uit 1665 en 1776. Het avondmaalszilver dateert uit de 18de en 19de eeuw.
S
De Sint-Jan Zoals we eerder zagen, kun je, als je ’s‑Hertogenbosch nadert, hem al zien liggen: de trots van de stad, de Sint-Janskathedraal 27 . Volgens Bosschenaren en andere kenners is het de mooiste kerk van Nederland. Hoe het ook zij, het is een oude kerk. De geschiedenis gaat terug tot 1385, toen begonnen werd aan de bouw van de huidige kathedraal. Daarvoor had er op dezelfde plaats een romaanse kerk gestaan, maar die was te klein geworden. Daarom begon men op het eind van de 14de eeuw met een vergroting in een heel andere stijl, de gotiek. Men begon aan de oostkant met de straalkapellen. Vandaar werkte men vele generaties lang naar het westen tot men begin 16de eeuw aan de toren toekwam. Helaas was toen het geld op voor een schitterende voorkant met twee torens. Vandaar dat het nog steeds net is alsof de Sint-Jan niet helemaal af is.
20 Seizoens-special KringNieuws
In de loop der eeuwen is er veel veranderd aan en in de kerk. De houten middentoren is bij een brand in 1584 verwoest en nooit meer herbouwd. Wel kwam er in de 18de eeuw een koepel voor in de plaats, met aan de binnenkant het oog van God. De kerk is momenteel aan zijn derde restauratie toe. De eerste vond plaats vanaf de 19de eeuw, de tweede na de Tweede Wereldoorlog. En dan nu opnieuw, want weer laten stukken natuursteen los en worden andere delen aangevreten. Van binnen is met name de tweede restauratie revolutionair geweest. De Sint-Jan werd in een paar jaar van een donkere opnieuw een lichte kerk. Op vele plaatsen op het plafond kwamen fel gekleurde schilderingen te voorschijn: bloemen, dieren, maar ook mensen. Soms een beetje zoals die ook op schilderijen van Jeroen Bosch te zien zijn. Nu zou je een toneelk ijker best kunnen gebruiken, want de Sint-Jan is behoorlijk hoog: de nokhoogte van het middenschip is 39 meter. Om te beginnen kun je om de kerk heen lopen. Je start het best bij de toren, waar ook de hoofdingang is. Aan die toren zie je duidelijk, dat deze in het onderste deel anders is dan in het bovenste. Op de romaanse toren is gewoon een gotische top gebouwd. Als je naar rechts gaat, richting de Parade, kom je langs de ingang van de toren, die vanaf hier met een gids te beklimmen is. Je ziet het beeld van Johannes met de adelaar. Maar kijk ook eens naar boven. Op de luchtbogen namelijk zitten soms de meest wonderlijke figuren, 96 in totaal. Ze weerspiegelen de middeleeuwse maatschappij, maar ook zijn er dieren te zien en duivels en monsters. Ze zijn uniek; geen andere gotische kathedraal kent deze versieringen. Verderop kom je langs het zuiderportaal, waarboven een groot koperen beeld over de stad uitkijkt. In het portaal zie je onder andere beeldhouwwerk dat Johannes op Patmos verbeeldt. Je gaat verder langs de kapellen, waar het allemaal mee begonnen is en loopt dan op het voormalige kerkhof, waar de ‘gewone’ mensen werden begraven; de rijken lagen in hun graftombes in de kerk. Vandaar de uitdrukking: rijke stinkerds. Aan de noordkant moet je langs de muur in de Hinthamerstraat. Via de Torenstraat kom je terug bij de Sint-Jan. Je gaat even linksaf langs de kerk en ziet vlak voor het noorderportaal boven een van de ramen de beroemde afbeelding van de Erwtenman. Deze bouwmeester was zo trots op zichzelf, dat hij eens een pot erwten, die zijn vrouw had klaargemaakt, omtrapte, omdat hij vond dat hij betere kost verdiend had. In het noorderportaal vind je onder andere een beeld van Maria met kind. En dat kind heeft de gelaatstrekken van Napoleon, inclusief de voor hem
21 Seizoens-special KringNieuws
zo typerende lok haar. Deze heeft in 1810 de kerk teruggegeven aan de katholieken, samen met een bisschop. Zoals eerder vermeld kregen de protestanten een nieuwe kerk: de Grote Kerk. Schuin tegenover het noorderportaal bevindt zich het Museum De Bouwloods, waar te zien is hoe het eraan toe is gegaan bij de bouw van de kerk en bij de verschillende restauraties. Tijd om naar binnen te gaan. Je doet dat via de hoofdingang. In het portaal zie je links hoog in de muur een deurtje, dat toegang geeft tot de zogenaamde Stadskomme. Daar werden vroeger de belangrijke papieren van ’s‑Hertogenbosch bewaard, hoog en droog en veilig in tijden van nood. In de kerk kijk je eerst maar eens naar voren en naar boven. Even laat je het grootse op je inwerken. Dan ga je naar rechts; daar vind je aan de rechterkant de doopkapel met een prachtige koperen doopvont, gemaakt door Aert van Tricht. Het grote deksel is gemaakt door Bossche smeden en kan met een ingenieus systeem door een persoon opzij gedraaid worden. Naast de doopkapel zie je een groot schilderij van Abraham Bloemaert uit de 17de eeuw, Maria Middelares. De blote borst van Maria heeft indertijd nog voor heel wat beroering gezorgd. Je loopt vervolgens naar voren over vele grafstenen, waarvan sommige nog goed te lezen zijn. Ze zijn begin 20ste eeuw netjes opnieuw gelegd, waarbij de onderliggende grafkelders volgestort zijn. Links zie je rond een pilaar de schitterend bewerkte preekstoel. Als je midden onder koepel bent aangeland, kun je naar het zuiden en naar het noorden prachtige glas-in-lood ramen zien. Kijk eens naar het verschil; het ene raam is veel ouder dan het andere, maar ze passen allebei mooi in de sfeer van de kerk. Onder de koepel zie je het moderne altaar van Niel Steenbergen.
S
Zo blijkt dat elke tijd zijn bijdrage aan het interieur heeft geleverd. De beelden tegen de pilaren van het middenschip bijvoorbeeld stammen alle uit de 19de eeuw. Dan kun je achter langs lopen. Daar zie je de straalkapellen, elk oorspronkelijk toebehorend aan een ander gilde. Een van de kapellen is ingericht als gedachteniskapel voor de slachtoffers van de Tweede Wereldoorlog. Ook hangen hier de wapenschilden van de verschillende bisschoppen die ’s‑Hertogenbosch gekend heeft. Terug onder de koepel loop je naar het noorden. Kijk rechts even de Sacramentskapel in met een fraaie kroonluchter. Deze is ooit aan de Bosschenaren geschonken voor betoonde moed door de inwoners van ’s-Gravenbrakel. Op een van de pilaren nabij
22 Seizoens-special KringNieuws
deze kapel zie je overigens een oude schildering die de Boom van Jesse voorstelt. Deze is geschilderd door de grootvader van Jeroen Bosch. Tegenover de Sacramentskapel hangen de resten van een bijzonder oordeelspel. Omdat het op een zeker moment niet meer functioneerde, is het afgebroken. Van de doeken die er hangen is lang gedacht dat ze door Jeroen Bosch zelf vervaardigd zouden zijn. Helaas is dat verhaal na onderzoek onderuit gehaald. Als je rechtsaf gaat, terug naar de torenkant, passeer je rechts een kapelletje, dat vol hangt met Russische iconen. Heel bijzonder voor een katholieke kerk. Nu loop je door en plotseling sta je in een zee van licht, afkomstig van vele waxinelichtjes. Ze branden voor het wonderbeeld van Maria uit 1380. Nog steeds zit haar kapel dagelijks vol met biddende mensen. Via het beeld komen mensen in contact met Maria en op haar voorspraak gebeuren er al vele eeuwen tal van wonderlijke zaken. Zieken worden genezen, zo bewijzen de zilveren schildjes aan de wanden van de kapel. De meimaand is vanouds de maand van Maria: haar beeld staat dan voorin de kerk en duizenden pelgrims komen van heinde en ver om haar te aanbidden. Via de zij-ingang kun je de Sint-Jan weer verlaten. Kijk nog even om en bedenk wat een werk het is geweest om dit imposante bouwwerk neer te zetten. En mocht er op de nabij gelegen Parade plaats zijn: gun jezelf even tijd voor een terrasje. Daarmee ben je weer terug bij het begin: ’s‑Hertogenbosch als uitgaansstad.
W
Waar is wat in ’s-Hertogenbosch
ghw
ate
4
rlaa
n
3
5
Sta
der
wijs bou
leva rd
2
Ko nin
gs
we g
1
el
m
m Do
Dom
me
23 Seizoens-special KringNieuws
tio
Lee
On
1. Armada 2. Rivatoren 3. Paleis van Justitie 4. Van Lanschottoren 5. Station met passerelle naar het Paleiskwartier 6. Kapucijnenkerk 7. Het Bossche Broek 8. Uilenburg, hier is ook de opstapplaats voor vaartochten op de Binnendieze 9. Sint-Cathrien 10. Bastion Oranje 11. Brusselse poort 12. Antwerpse Poort 13. Breede Haven 14. Stadhuis 15. Markt, met geboortehuis van Jeroen Bosch en woonhuis van de schilder 16. Het Bossche Prentenmuseum 17. Noordbrabants Museum 18. Herman Moerkerkplein 19. Lutherse Kerk 20. Citadel 21. Grote of Hervormde kerk 22. Kruithuis 23. Hinthamerstraat, winkelstraat met de resten van de Leuvense poort 24. Korte Putstraat 25. Museum De Bouwloods 26. Parade 27. Sint-Jan 28. Museum Slager 29. Oeteldonks Geminte Muzejum 30. Illustre Lieve Vrouwe Broederschap 31. Museum Het Kruithuis 32. Sint-Jacob 33. Bastion Baselaar
l
AA
e
Di
AA
De
ze
el
20
mm
Do
id-
Zu aa
sv
m
ille W rt
ieze De D
Ja n
H ein
s straat
on
NS
Orthenstraa t
Buit en
have
n
22
Statio
11
13
nswe
B
v.
g
at
ra
lst
e ck er
t phstra a St.Jose
e
we
17
t raa
9
27
Hint
ham
erstr
aat
32
26
Par
Het Bossche Broek
Zuidwal
He
ze
31 Hekellaan
10 Dommel
7
ke
Oude Die
h ern
.B
Pr
lla
t
aa
str
ard
n klaa
an
19
33 Zuiderpark
al stw
traat
Parade
rsst
ter
gh Vu
30
amers
28
24
Ver traat
Waters
Hinth
Oo
t
St-Jan
16
ind
Uilen
traa Pos
tels
25
re
burg
el ng Jan ssi St.
ch S12
me
l
nge is si
bo
ill e
eW sd
oe
rD de an
29
21
nm
t
rt
23
kt ar 14
Vughterstraat
aa str
aa
Markt
e ap
sv
18 15
tha
sau Nas nje Ora
eg
8
AA
w een
V
m ille -W id Zu
e St
6
Hin
Laa
n
AA
Hog
Visstraat
De Sint-Jan
24 Seizoens-special KringNieuws
Secretariaat Postbus 1162 5200 BE ’s‑Hertogenbosch E-mail: bestuur@kringvriendenvanshertogenbosch.nl Internet: www.kringvriendenvanshertogenbosch.nl Betalingen: Postgiro 3.119.716 Jaarlijkse bijdrage lidmaatschap: Volwassenen minimaal 14,00 Jeugdleden 7,00 Kringhuis Verwersstraat 19A , ’s‑Hertogenbosch Telefoon
073 - 613 50 98
Telefax
073 - 614 60 21
Openingstijden: Dinsdag tot en met zaterdag van 10.00 - 17.00 uur Zon- en feestdagen van 10.30 - 16.00 uur maandag 10.30 - 14.00 uur Binnendieze Molenstraat 15A , ’s‑Hertogenbosch Telefoon
073 - 612 23 34 (informatienummer)
Telefax
073 - 614 08 04
Reserveringen: 0900 - 20 20 178 (€ 0,35 per minuut) bereikbaar op werkdagen 10.00 - 12.00 uur en 13.00 - 16.00 uur KringNieuws KringNieuws is het zes maal per jaar verschijnend tijdschrift van de Kring Vrienden van ’s‑Hertogenbosch. Redactie: Jan Korsten, Frans van Sundert, Marjan Vonk, Nik de Vries en Gerdie de Zeeuw-Nieuwenhuis (voorzitter). Met een bijdrage van Lieve Lockefeer. Vormgeving: Egbert van den Berg en
25
Studio Van Elten, ’s‑Hertogenbosch Fotografie: Jack van Elten Nik de Vries Redactie-adres: Postbus 1162, 5200 BE ’s‑Hertogenbosch E-mail: redactie@kringvriendenvanshertogenbosch.nl Druk: Comcorde Grafimedia, Bladel
Seizoens-special KringNieuws
Oplage 7500 stuks Niets uit deze uitgave mag worden overgenomen zonder schriftelijke toestemming van de redactie.