KringNieuws juli 2011

Page 1

Kring Nieuws UITGAVE VAN KRING

VRIENDEN VAN ’S‑HERTOGENBOSCH

JAARGANG 37 NUMMER 4 JULI 2011

Vooraf 2 Jubileumactiviteiten met omwonenden en mantelzorgers 3 Bootgesprekken: Terug naar hoe het varen begon 4 Finale Van wie bende gij d’r ene?

6

Beeld van de heilige Familie 7 Bijzondere muntenvondst in de binnenstad

8

Korte berichten

9

Hoogste Bossche bouwwerk 10 De opdracht voor een engel 11 Van stad naar gemeente (3) 1629-1794 12 Bossche stadstuinen in bloei 14 Vervlogen tijden uit De Pijp herleven

15

Massagraf op Bastion Baselaar

16

Paradepaardjes 19-21-23-25 Bosch Parade 2011

20

Verrassende cultuur in Empel

22

Nieuwe stadsgidsen aan de slag

24

Korte berichten

25

Niets meer te verliezen

26

Salonboot gedoopt

28

Bosch

Parade


V J Vooraf

Jubileumactiviteite

Nik de Vries

De verhuizing van het Kringhuis is achter de rug. Allen die eraan hebben meegewerkt, hebben een zucht van verlichting geslaakt. Het was een enorm karwei om alles in een dag over te hebben, zodat onze ‘klanten’ weer snel geholpen konden worden. In dit nummer hebben we een foto-impressie van de verhuizing. Andere belangrijke momenten voor de Kring waren de doop van de salonboot en de diploma-uitreiking aan de nieuwe stadsgidsen. Uiteraard doen wij u kond van beide heuglijke gebeurtenissen. Het jubileumvaren gaat gestaag verder: in mei mochten de omwonenden mee en in juni een groot aantal mantelzorgers. We mogen stellen dat beide groepen ervan genoten hebben. Dan was er de inmiddels traditie geworden tuinenwandeling in juni. Jan liep namens de redactie mee en sprak met enkele eigenaren. We gaan verder met de serie artikelen Van stad naar gemeente, waar de 17de en de 18de eeuw centraal staan. En er is weer een Beeld van…: in het vorige nummer was daar helaas geen plaats voor. Uiteraard gebeurde er nog veel meer. Waar nodig en mogelijk was de redactie van KringNieuws aanwezig om een artikel(tje) te maken. We hebben weer ons best gedaan dit nummer gevarieerd te doen zijn. We nemen aan dat er voor iedereen wel iets van zijn of haar gading bij is. En mocht u zelf iets willen aanleveren: dat kan via ons mailadres. Illustraties graag in zo hoog mogelijke resolutie. Als u wel iets te melden hebt, maar het niet ziet zitten dat zelf op te schrijven: wij helpen u graag. Kopij moet uiterlijk 19 augustus bij ons binnen zijn. Ik wens u weer veel lees- en kijkplezier en een fijne vakantie!

Bosch Parade Het beeld op de voorpagina laat twee spelers zien die meededen aan de Bosch parade 2011. Ze zitten op Gedrocht, een “levend eiland omringd door mist, dat wordt voortgeduwd door onheilspellende geluiden”. Het vond zijn inspiratie bij Jheronimus Bosch werk Het Laatste Oordeel. Verderop in dit nummer vindt u een verslag van Bosch Parade 2011. Foto Ellie de Vries

2

KringNieuws juli 2011, jaargang 37 nummer 4

In het 25ste vaarseizoen op de Binnendieze wordt iedere keer op de 25ste van de maand een jubileumactiviteit georganiseerd, waarbij het feestcomité er in is geslaagd om telkens een andere doelgroep mee te laten genieten. Op 25 mei staan de bewoners van de woningen langs de Binnendieze centraal. Niet verwonderlijk als je bedenkt dat in het vaarseizoen dagelijks vele boten met gasten achter en onder de huizen door varen. Veel bewoners kennen de verhalen en weten soms precies welke schipper aan het roer zit. Om de bewoners in de gelegenheid te stellen weer eens het hele verhaal te horen waren ze uitgenodigd voor een speciale vaartocht. We varen over de historische waterlopen met een extra muzikaal intermezzo op de Dommel.

Het is op die woensdagavond prachtig weer als ongeveer 175 bewoners zich melden in de Molenstraat. 14 boten liggen ondertussen al te wachten in de Breede Haven om de passagiers aan boord te nemen. Vlak voor het inschepen wordt nog een flesje water aangereikt, want het gaat een lange avond worden. Na het inschepen vertrekken de boten naar het verzamelpunt op de Singelgracht bij de Kruisbroedershekel. Enkele redactieleden varen mee op de ‘persboot’ met schipper meneer Gerard. “Wat is het hier romantisch, die dijk, met een enkele wandelaar, het lijkt wel een schilderij van Friedrich,” verzucht Nettie. Daar in die bocht voegen zich drie boten met muziek bij het gezelschap om als een ware armada naar fort Anthonie te varen. Onder de vrolijke klanken van de band van carnavalsvereniging de Loeiers en de jazzband Toetsie Foetsie wordt over de Dommel gevaren. “Het is net alsof we meevaren in de film Fanfare van Haanstra…,” zo merkt een van de deelnemers op. Onderweg worden we enthousiast toegezwaaid door de bewoners van de Vughterweg met uitzicht op het Bossche Broek. Intussen doen de dieren wat ze altijd doen: we zien een fuut (het is een mannetje, weet Ed) duiken en even later met een vis in de bek bovenkomen. En de fotografen zoeken het beste plekje voor de boot: “Laten we verder gaan naar de volgende bocht.” “Nee, joh, want hier hebben we mooi strijklicht…” Klein feestje Aangekomen bij fort Anthonie (het ‘kasteeltje van De Valk’) worden de boten in het riet afgemeerd. De muzikanten van de Loeiers spelen er lustig op los vanaf een balkon dat zich bevindt aan de achterzijde van het oude fort. Vrolijke klanken en bekende melodieën zorgen voor een gezellige sfeer en enthousiasme bij de toehoorders, die al snel meezingen en meedeinen in de boten. De muzikanten van Toetsie Foetsie zijn in de boot blijven zitten om van daaruit de deelnemers


en met omwonenden en mantelzorgers Gerard ter Steege en Nik de Vries dragen bij aan de gezellige zomerse sfeer. Alleen daar plassen, dat is lastig: water dat erin gaat, wil er ook weer uit op een gegeven moment. Tegen half negen keren de boten over de Dommel terug naar de stad om via de Grote Hekel en de Verwersstroom terug te keren in de Molenstraat. Daar wordt ook nog even de Breede Haven aangedaan via de nog onbekende doorgang onder de Lepelstraat en de Visstraat. Uit de vele positieve reacties is op te maken dat de bewoners langs de Binnendieze aangenaam verrast waren over de unieke invulling van deze succesvol verlopen avond.

aangenaam te verrassen op heerlijke jazzmuziek. De fotografen zoeken opnieuw mooie plekken: “Niet in die inham gaan liggen, Gerard, daar ziede niks…” Tijdens de serenade komen enkele luchtballonnen over. Ze

Mantelzorgers Op zaterdag 25 juni zijn de mantelzorgers aan de beurt. De vrijwilligers van Vivent en Divers hebben zich in groten getale aangemeld om mee te gaan met een tochtje over de stadsrivier. Het wordt een welkome afwisseling voor mensen die zich belangeloos inzetten voor chronisch zieken, gehandicapten en hulpbehoevenden. Het is ook hier weer een drukte van belang maar de organisatie zorgt ervoor dat iedereen een plaatsje in de boot krijgt. Veel gasten geven aan nog niet eerder door de stad te hebben gevaren. Anderen hebben al eerder een tochtje gevaren maar genieten toch weer van deze altijd indrukwekkende vaartocht. Tevreden en met een kleine attentie keren de mantelzorgens die avond weer huiswaarts. In het vervolg van het jubileumprogramma staan op 25 juli de klanten centraal en op 25 augustus gaan de schippers naar de zorgcentra om daar de bewoners een virtuele vaartocht te laten beleven. In september komen de vrijwilligers van de Kring aan bod. Het jubileumprogramma wordt op de laatste vaardag (30 oktober) afgesloten met een slotavond voor de vrijwilligers van de Binnendieze. Foto’s Ellie de Vries

KringNieuws juli 2011, jaargang 37 nummer 4

3


B

Bootgesprekken: Terug naar hoe het var

Een serie terugkerende gesprekken waarbij de redactie personen uitnodigt om tijdens een vaartocht over de Binnendieze wetenswaardigheden te vertellen over actuele en historische zaken die de stad en/of de Kring aangaan.

Jeanine boomt (v.l.n.r.) Jan Kleijne, Nort Lammers en Cees Mosch.

Het ontstaan van de vaartochten op de Binnendieze is genoegzaam bekend. Maar wat waren de beweegredenen voor de Kring om hier in mee te gaan? Wat waren de eerste ervaringen van de bestuurders en bomers? Redenen om in de serie Bootgesprekken met enkele mannen en een vrouw van het eerste uur herinneringen op te gaan halen uit die tijd. Op een mooie zomeravond is in de boot gesproken met: Jan Kleijne, Nort Lammers, Cees Mosch en Jeanine Carels. Aan de keukentafel spraken wij met Herman van den Heuvel. In de tachtiger jaren van de vorige eeuw vorderden de restauratiewerkzaamheden van de Binnendieze gestaag. De belangstelling vanuit de bevolking hiervoor nam ook toe. De eerste vaartochten werden aanvankelijk verzorgd door een Stichting, waarin de stichting Uilenburg Actief, de vereniging Rond Janus en Bet en de Kring Vrienden van ‘s-Hertogenbosch samenwerkten. Met twee boten, de Hertog Hendrik en de Hertog Jan, werd vanaf De Swarte Leers in de Molenstraat gevaren. Deze samenwerking was maar een kort leven beschoren. Tijdens verschillende ontmoetingen uitte de gemeente haar bezorgdheid over de toekomst van het varen op de Binnendieze. Verschillende partijen legden hun ideeën aan de gemeente voor over de wijze waarop invulling kon worden gegeven aan deze vaartochten. Keuze voor de Kring Uiteindelijk koos de gemeente bij monde van wethouder Van de Berg uit alle gegadigden voor de Kring. Herman van den Heuvel hierover: “De grote betrokkenheid van de Kring bij het wel en wee in de stad was in 1985 al duidelijk geworden bij de viering van het achthonderdjarig bestaan van ‘s-Hertogenbosch.

4

KringNieuws juli 2011, jaargang 37 nummer 4

De Kring verzorgde daarbij verantwoorde rondleidingen met de intentie om een bijdrage te leveren aan een beter historisch besef in de stad. Een stad waar in die tijd op verschillende plaatsen roofbouw werd gepleegd op het historisch erfgoed. Voor de organisatie van de vaartochten is van meet af aan om praktische redenen door het toenmalige Kringbestuur gekozen voor de stichtingsvorm. Het eerste stichtingsbestuur bestond uit Herman van den Heuvel (voorzitter), Jan Kleijne (secretaris), Wout Kuijsten, Ad Adriaanse (penningmeester) en Joep van de Griendt (chef bomer). Zeker in de beginperiode was het heel hard werken. We hadden net een verhuizing van het Kringhuis aan de Stationsweg naar het pand De Put in het Tweede Korenstraatje achter de rug. Daarbij voerden we allerlei activiteiten uit in het kader van het achthonderdjarige bestaan van de stad. En daar kwam het op poten zetten van de vaartochten achteraan. De Stichting Vaartochten Binnendieze werd opgericht met alle juridische en praktische rompslomp die daar bij hoort. Aan de praktische kant was al enige ervaring opgedaan omdat in de voorgaande jaren al tochtjes met de eigen leden over delen van de Binnendieze waren verzorgd,” beëindigt Herman zijn verhaal. Garanties Later op die dag kwamen in de boot meer feiten en herinneringen uit die tijd boven. Vooral Jan Kleijne kon zich die tijd nog goed voor de geest halen. Jan is in 1973 al betrokken geweest bij de oprichting van de Kring. Als secretaris van zowel de Kring als van de stichting heeft hij een grote bijdrage geleverd aan het beginnen en uitbouwen van de vaartochten op de Binnendieze. “De gemeente gaf de concessie voor het varen aan de Kring om een aantal redenen,” begint Jan te vertellen. “ Het uitgangspunt van de gemeente was dat het vaarproject moest bijdragen aan het versterken van de cultuurhistorische waarde van de stad. Verder bood de Kring betere garanties voor de langere termijn; daarbij was de gemeente van oordeel dat een stadsbelang het beste kan worden gewaarborgd door een stadsorganisatie. Op 1 mei 1986 zijn de vaartochten begonnen van dinsdag tot en met zondag. In het prille begin nog vanaf het steigertje bij de Poort van Diepen en met als eindpunt Zoete lieve Gerritje. Dat duurde gelukkig niet lang omdat al spoedig met hulp van de gemeente een trap en aanlegsteiger in de Molenstraat werden aangelegd. We zijn begonnen met de twee boten van de gemeente. De eerste bomers waren veelal kinderen van leden van de Kring, met hun vrienden. Het was een kwestie van mond-tot-mondreclame,” aldus Jan. “Dat klopt, ik was nog maar zeventien jaar,” reageert Jeanine Carels. “Zelf ben ik via de jongerensoos


ren begon Tekst: Gerard ter Steege en Ed Hupkens, schipper: Peter van den Dungen

Bomen anno 1988.

Herman van den Heuvel.

Advertentie varen 1987.

De Hint in de Hinthamerstraat in contact gekomen met de bomers en daarna met het bomen. In 1987 en 1988 heb ik met veel plezier geboomd op de Binnendieze. De opleiding tot bomer was toen nog redelijk summier, we leerden vooral veel van elkaar. In die tijd waren het ‘heen en weer’ tochten. Op elke kant van de boot een bomer. De ene boomde over de Vughterstroom naar de driesprong bij de gedempte Parkstroom en de 4 Azen. De andere bomer nam het daar over en boomde weer terug zonder te keren. In de Verwersstroom konden we toen tot ongeveer de Stoofstraat varen. Je deed er ongeveer 50 minuten over. Na afloop gingen we vaak met een stel jongelui eten bij de Griek. Toen we ook verplicht werden om door de week te gaan varen, ben ik gestopt met het bomen.” Bomers worden schippers De belangstelling voor het varen was in die tijd ook al groot. De telefonische reserveringen kwamen bij Jan binnen. Hij kruiste deze dan af op een schematische bootindeling op papier. De indeling met de open gebleven plaatsen ging wekelijks naar café De Korenbrug (nu Het Veulen) in de Korenbrugstraat waar de verdere kaartverkoop achter de bar plaats vond. Cees Mosch was via een oproep in de Erwtenman van het Brabants Dagblad in 1986 bomer geworden en is de Binnendieze tot medio 2010 trouw gebleven. Cees kende het klappen van de zweep, omdat hij in zijn jeugd al veel had geboomd. In 1989 werd gekozen om een extra boot aan te schaffen en te gaan varen met elektromotoren. “Dat vonden wij jammer,” zegt Cees. “Het romantisch varen ging weg. In die tijd hoorde je tijdens het varen alleen het plonzen van de vaarboom in het water, dat hoorde bij het historische karakter.“ Nort Lammers: “Daar heeft Cees helemaal gelijk in, maar de belangstelling was zodanig toegenomen dat een derde boot noodzakelijk werd en met een elektrische voortstuwing waren ook minder mensen nodig. Dat moest duidelijk gemaakt worden aan de bomers en dat was niet altijd even makkelijk.” Cees daarover: “ Veel jonge bomers zijn toen gestopt, zij zagen het niet zitten om van bomer schipper te worden. Ook de verplichting om een dagdeel in de week te varen heeft toen voor veel opschudding gezorgd.” Nort was in 1988 voorzitter van de Kring geworden. Hij wilde graag weten hoe het er bij het varen toeging en wat zich daar afspeelde. Dus meldde hij zich aan als bomer en kreeg zijn opleiding van Cees Mosch. “Het was eigenlijk best zwaar, zeker onder het Minderbroedersplein,” vertelt Nort. “Je moest goed uitkijken want in de beginperiode waren vooral in de Verwersstroom nog niet alle riooluitgangen afgesloten. Bij sommige plaatsen moest je extra opletten. Het

kon daar soms goed mis gaan.” Na verloop van tijd werd een pand in de Molenstraat gehuurd waar de kaartverkoop en de administratie werden ondergebracht. Acht baliemedewerkers waren toen al belast met de kaartverkoop. Het onderhoud van de motoren werd een taak van Rinus van Nielen.

Reünie Met drie oud-bomers in de boot en de voormalige secretaris Jan Kleijne laat het zich raden dat veel verhalen en belevenissen uit die tijd naar boven kwamen. Wij van de redactie konden het niet nalaten om zowel Jeanine als Nort uit te dagen om met behulp van de boomstok de boot verder te varen. Bij Jeanine ging dat nog met speels gemak, alsof ze het nog dagelijks doet. Bij Nort viel het ook niet tegen, maar na enige tijd zagen wij bij hem toch enkele zweetdruppeltjes te voorschijn komen. Tegen de avondschemering kwam de boot terug in de Molenstraat. Een ontspannen bootgesprek met enthousiaste gasten. Bij het verlaten van de boot verzuchtte Jeanine: “Wat zou het toch leuk zijn om een reünie van de bomers uit die tijd te organiseren. Ik weet niet of het kan, maar misschien komt het er nog eens van?” De conclusie is gerechtvaardigd dat met het toekennen van de vaarconcessie in 1986 aan de Kring, de gemeente destijds de juiste keuze heeft gemaakt. Het zijn de pioniers van de Kring geweest, die in staat zijn geweest om met vallen en opstaan een juiste fundering onder het varen op de Binnendieze te leggen. Een basis waarop na 25 vaarseizoenen nog steeds wordt voortgebouwd. De vaartochten door de historische stadsrivier van ’s-Hertogenbosch hebben tot op de dag van vandaag nog steeds onverminderd een grote aantrekkingskracht op de bewoners en bezoekers van onze stad. Foto’s: Ed Hupkens

KringNieuws juli 2011, jaargang 37 nummer 4

5


F

Finale Van wie bende gij d’r ene?

Najaar 2010 lanceerden het Stadsarchief ’s-Hertogenbosch en de bibliotheek een wedstrijd verhalen schrijven onder de noemer Van wie bende gij d’r ene. Dit gebeurde naar aanleiding van 200 jaar Burgerlijke Stand in Nederland. Op 16 mei 2011 vond de finale avond plaats in de Koningszaal van het Koning Willem I College (KWIC). Liefst 32 verhalen werden ingestuurd. Drie prijzen werden uitgereikt; twee andere inzendingen kregen een eervolle vermelding.

De winnaars: v.l.n.r. een zoon van Margarita Mirone (3de), Richard Verstappen (1ste) en Leonie van Eeten (2de).

Jac Biemans van het Bossche Stadsarchief praatte de avond aan elkaar. Na zijn korte inleiding gaf Eric Alink de column Veger en blik ten beste. Hij vertelde een deel van zijn familiegeschiedenis rond de drogisterij van zijn vader in de Bossche Pieter Brueghelstraat. De 22 m² grote zaak werd een middelpunt van De Vliert. Vader en moeder verkochten niet alleen hun waren, maar met name vader was vertrouwenspersoon, hulpverlener en willig oor van velen. Vol humor beschreef Alink het familieleven in de jaren 1950. Studenten drama van het KWIC speelden het stuk Bouten en moertjes. Het ging over een overleden vader en wat er na zijn dood binnen de familie gebeurde. Als derde mocht de Bossche cineast Jef Monté zijn film Naast het graf laten zien. De film gaat over de Heusdense stadhuisramp in de Tweede Wereldoorlog. De toren van het stadhuis werd door de Duitsers opgeblazen toen de bevrijders in aantocht waren. Veel mensen hadden juist in het stadhuis een schuilplaats gezocht. Velen van hen kwamen om onder het puin. Vooral werd duidelijk gemaakt wat nog steeds de gevolgen zijn van deze wandaad van de Duitsers, met name voor de broer en zus van een bij de ramp omgekomen jongen. De uitslag Het grote moment was aangebroken: de jury ging de winnaars bekend maken. Die jury bestond uit Tineke Hendriks, schrijfster en cursusleidster Verhalen schrijven, Rolf Hage, stadsarchivaris en Eric Alink, stadschroniqueur.

6

KringNieuws juli 2011, jaargang 37 nummer 4

Nik de Vries Rolf Hage vertelde dat de samenwerking tussen archief en bieb veel potentie blijkt te hebben. Het was overigens moeilijk kiezen uit de 32 inzendingen. Hij gaf aan dat de jury vooral gelezen heeft op het historisch perspectief van de verhalen: wat heeft de persoonlijke geschiedenis te maken met die van de stad ’s-Hertogenbosch? Er bleek veel aandacht te zijn voor de kleine historie: de gevolgen van de Tweede Wereldoorlog voor de familie bijvoorbeeld. Er waren veel jeugdherinneringen bij en dat is logisch, want hoe ouder je wordt, hoe meer je je herinneringen gaat sorteren: wat leg je vast? De deelnemers hebben hun jeugd vastgelegd en dat is een dappere daad. Tegelijk is dat vastleggen belangrijk voor ook anderen. Door die familieverhalen ontstaat een identiteit. We leven in een jachtige tijd, vol hypes. Daardoor is het zinvol herinneringen in alle rust vast te leggen. De grote winnaars zijn vooral de kinderen, kleinkinderen en andere nazaten van de vastleggers. Hage besloot met: “Ga dus vooral door met het opschrijven van herinneringen.” Hierna mocht Tineke Hendriks de winnaars bekend maken. Ze gaf aan dat de 32 verhalen een waaier van onderwerpen, stijlen en structuren te zien gaven. Vooral bleek een grote liefde voor de stad en de eigen afkomst, zonder het verleden alleen maar te verheerlijken. Twee inzendingen kregen een eervolle vermelding: die van Hans van Kasteren en van Roger Rosweissel. De derde prijs ging naar Margarita Mirone met een verhaal over de komst van een Italiaanse familie naar ’s-Hertogenbosch. De tweede prijs werd gewonnen door Leonie van Eeten met een verhaal over haar moeder Annie. De eerste prijs werd uitgereikt aan Richard Verstappen. Onder de titel Kunnen bloemen lijmen? schetste hij een middenstandsgezin in de jaren 1950. Vader Verstappen dreef in die tijd bloemenmagazijn Iris in de Gasselstraat. Vol humor beschreef zoon Richard wel en wee van het gezin en de zaak. De avond werd afgesloten door twee studentes van het KWIC, Irene en Floor, die het toepasselijke nummer Papa ten gehore brachten. Al met al kunnen we terugkijken op een leuke en afwisselende avond, die zeker naar meer smaakt. Foto Ellie de Vries


B

Beeld van de heilige Familie

Boven een van de toegangsdeuren van het klooster Mariënburg aan de Sint Janssingel bevindt zich een rechthoekige stenen plaat van 245 bij 125 cm. Op de plaat is een voorstelling in reliëf van de heilige Familie uitgebeeld: Maria en Jozef aan weerszijden geknield voor een staande Jezus als kind. Rondom de familie zijn vier engelenkopjes geplaatst en de woorden Ora et Labora. Het is voor dit gebouw een toepasselijke voorstelling. In dit klooster leefden namelijk de Zusters van de H. Maagd Maria, ook genaamd de Sociëteit van Jezus, Maria en Jozef (JMJ).

Geert Donkers Huisgezin, waarin veel van de ideeën verspreid werden, bestond van 1869 tot 1965. Vanaf 1946 werd het uitgegeven onder de naam Familieblad. Het aantal H. Familiekerken, met als beroemdste voorbeeld de Sagrada Familia van architect Gaudi in Barcelona, nam sterk toe. In veel kerken werden

Beeld van de heilige Familie Mariënburg. Sinds de 17de eeuw wordt de heilige Familie vereerd en uitgebeeld. Het thema kwam waarschijnlijk voort uit het beeld van de rust op de vlucht naar Egypte. Het kreeg vooral in de 19de eeuw een extra impuls. In 1844 richtte de Belgische officier Henri Belletable namelijk de aartsbroederschap van de heilige Familie op. Het doel van de parochiële Heilige Familieverenigingen was het verrichten van pastorale en charitatieve arbeid onder arbeidersgezinnen. De gezinshoofden kwamen in groepen van twaalf bijeen om samen te bidden en om losbandigheid en dronkenschap af te zweren. Op deze manier hoopte men harmonieuze gezinnen te verkrijgen. In 1851 werd met medewerking van de paters Redemptoristen in ’s‑Hertogenbosch een Nederlandse afdeling opgericht. Het aantal leden van de verenigingen groeide enorm in de loop van de tijd. Waren dat in 1894 400.000 leden waarvan 100.000 in Nederland, in 1951 waren er wereldwijd 700.000 leden waarvan 300.000 in Nederland. Het tijdschrift Heilige Familie, Zondagsblad voor het Katholieke

beelden van de heilige Familie geplaatst, terwijl ook de verspreiding van beeldjes, vaak onder een stolp, in huisgezinnen een grote vlucht nam. De Bossche beeldhouwer Piet Verdonk dankte overigens een deel van zijn bekendheid aan zijn ontwerp voor een standbeeld van Henri Belletable. Het beeld werd in 1938 opgericht in Venlo bij de kerk van de H. Familie. Het klooster- en schoolcomplex Mariënburg werd in de jaren 90 van de 19de eeuw door architect J.H. van Groenendael in neogotische stijl ontworpen. Het reliëf met de voorstelling van de heilige Familie past wat stijl betreft bij het gebouw. De voorstelling werd in 1897-1899 ontworpen door de Bossche beeldhouwer Jos ( Josephus) Kuijpers. Hij was een zoon van de beeldhouwer Frans Kuijpers, kreeg zijn opleiding aan de Koninklijke School in de stad en was voornamelijk in ’s‑Hertogenbosch werkzaam. Bron Bossche Encyclopedie Foto Ellie de Vries

KringNieuws juli 2011, jaargang 37 nummer 4

7


B

Bijzondere muntenvondst in de binnensta

Op woensdag 27 april 2011 vond in het Bestuurscentrum de presentatie plaats van het boek Van penningen en groten, De schatvondst Achter het Verguld Harnas, onder redactie van stads-archeoloog Hans Janssen en senior-archeoloog Johan Treling. De vondst van een pot met zilveren munten aan Achter het Verguld Harnas bleek een toevalstreffer te zijn met groot wetenschappelijk belang. Van september 1997 tot en met februari 1998 verrichtte de gemeentelijke afdeling Bouwhistorie, Archeologie en Monumenten (BAM) archeologisch onderzoek aan Achter het Verguld Harnas. De

De pot met munten.

opgravingen volgden na de sloop in 1996 van een in 1938 gebouwd woningcomplex. Voorheen was daar het sociëteitsgebouw van De Katholieke Kring gevestigd. Later verrees op die plek het grote appartementenwinkelcomplex in zogeheten Gaudistijl (met Spaanse en Moorse stijlelementen), naar ontwerp van de architect Wilco Meeuwis. De archeologen vonden een onbekende, 13de-eeuwse, gegraven tak van de Binnendieze, met een breedte van Van penningen en groten, De schatvondst Achter het Verguld Harnas; redactie H.L. Janssen en J.R. Treling; ISBN 978-90-534-542-51; 208 pagina’s; verkrijgbaar in de boekhandel; prijs € 24,95.

8

KringNieuws juli 2011, jaargang 37 nummer 4

8,5 meter. Vanwege verzandingproblemen werd die gegraven waterloop in de tweede helft van de 13de eeuw alweer gedempt. Op het ontstane terrein werd zo’n vijfentwintig jaar na de demping een min of meer vierkante, bakstenen woontoren gebouwd, waarvan de zware funderingen zijn teruggevonden. Dergelijke middeleeuwse, stedelijke woontorens zijn uiterst zeldzaam. De BAM vermoedt dat we hier te maken hebben met een ‘mansio’, een soort stadsvilla. Uit de archieven weten we dat in deze omgeving het in 1346 vermelde huis van de Bossche schepen Engelbert Ludine van Dijk heeft gestaan. Woontorens van dit type waren volgens Janssen pogingen van plaatselijke patriciërs om in de stad de kastelen van de adel op het platteland te imiteren. De woontoren heeft bestaan tot 1876, toen het complex werd verkocht aan sociëteit De Katholieke Kring. Die liet het geheel afbreken en er een nieuw gebouw voor in de plaats zetten. Als klap op de archeologische vuurpijl echter werd op maandag 5 januari 1998 een pot met ruim tweeduizend zilveren munten gevonden. Onder in de muntpot bevond zich tussen de munten ook nog een zilveren gespbroche. Schatvondst BAM-archeoloog Johan Treling kreeg het eerste exemplaar van het boek over de muntschat uitgereikt uit handen van het hoofd van de BAM, Hans Meester. In een terugblik vertelde Treling dat de vondst puur toeval was. Ze hadden de fundamenten van de woontoren in beeld gekregen. Voor alle zekerheid werd een smalle gleuf gegraven naar een van de zijgevels van de belendende gebouwen. Bijna tegen de muur zag Treling een grote scherf. Maar omdat het al bijna donker was, liet hij die zitten. Toen hij hem de dag erna weghaalde, keek hij recht in de pot met munten. Het was onder het 14de-eeuwse maaiveld verstopt, dicht tegen het buurpand aan. Dit oorspronkelijk houten huis op een bakstenen fundering kreeg in de eerste helft van de 15de eeuw stenen zijmuren. Bij het leggen van de puinfundering werd de bovenkant van de pot beschadigd, zonder dat de bouwlieden dat gemerkt hebben. Hun pech vormde zeshonderd jaar later het geluk voor de BAM-archeologen. In zijn tijdens de boekpresentatie gehouden lezing sprak Hans Janssen van een gevoel van “enorme sensatie”. Het wetenschappelijk belang was vanaf de eerste dag overduidelijk, ook al waren de munten in de loop van de eeuwen tot één vastgeroeste, groen uitgeslagen klomp geworden en duurde het jaren voor ze waren losgeweekt, gereinigd en gedetermineerd. De muntschat werd aangetroffen in een gebroken drink- of schenkkan van steengoed, afkomstig uit het productiecentrum Langerwehe in het Rijnland.


K

ad

Korte berichten

Ed Hupkens

De wereld van ’t Moer

Hans Janssen.

Johan Treling.

Aanvankelijk dacht men dat het om rond de vijfhonderd munten ging, maar uiteindelijk waren het er liefst 2.119. De munten werden gereinigd door restauratieatelier Restaura van J. Kempkens uit Haelen. Een eerste determinatie (door Hans Jacobi van het toenmalig Koninklijk Penningkabinet te Leiden) wees uit dat het vooral om munten gaat, die geslagen zijn door de Franse koning Philips IV (1285-1314), de Hollandse graaf Floris V (1256-1296), de Gulikse graaf Gerard I (1297-1328), de Loonse graaf Arnold V (12791323) en Godfried II van Heinsberg (1303-1331). De datering werd voorlopig geplaatst rond 1310. In het boek is een zeer uitgebreide muntcatalogus van de schatvondst opgenomen. Context Muntschatten uit deze middeleeuwse periode zijn uitermate zeldzaam. Het bijzondere bovendien van deze muntschat is de archeologisch gecontroleerde context waarin hij werd aangetroffen. Bij de meeste schatvondsten zijn de vondstomstandigheden onduidelijk of zelfs onbekend. De Bossche muntvondst is van groot belang voor onze kennis van het opkomende geldverkeer in dit tijdperk. Volgens onderzoek door Jan Pelsdonk van het Geldmuseum in Utrecht dateert de jongste munt van 1304. De muntschat vertegenwoordigde ook in het begin van de 14de eeuw een aanzienlijke waarde. Bij een vondst van munten komt altijd de vraag op wie hem heeft verstopt en waarom. De omgeving rond de eerste Vughterpoort was in die tijd een handelsbuurt waar lombarden (rijke Italiaanse bankiers) en joodse geldhandelaren woonden. Uit een aantal oorkonden is bekend dat er in 1305-1306 grote problemen met de openbare orde waren door politieke en sociale onrust. Onder meer als gevolg van een interne machtsstrijd binnen de stad. Gewelddadigheden in de stad (met dodelijke slachtoffers) hebben bijna tot een burgeroorlog geleid tussen de oudste ambachtsgilden en het stedelijk patriciaat. Waarschijnlijk werd de pot met munten verstopt in afwachting van rustigere tijden. In de slotbeschouwing komt Hans Janssen tot een plausibele verklaring voor het begraven van de schat en zelfs tot een ‘daderprofiel’ van de mogelijke eigenaar van de munten. Hoe dan ook, het boek is geschreven voor iedereen met belangstelling voor archeologie, de Bossche geschiedenis en de middeleeuwse muntencirculatie. Het is tevens bedoeld als naslagwerk voor wetenschappelijke studies. De taal is erg toegankelijk, het beeldmateriaal ziet er prachtig verzorgd uit. Foto’s Ed Hupkens, Johan Treling, afdeling BAM

De redactie

Zoals u bekend zal zijn, is het Noordbrabants Museum vanaf 16 mei 2011 tijdelijk gesloten. Het museum wordt grondig verbouwd en gaat eind 2012 weer open. In de tussentijd heeft het museum zijn website vernieuwd. Het is mogelijk een virtuele rondgang te maken door het toekomstige Museumkwartier, waarbij ook het Stedelijk Museum ’s-Hertogenbosch een nieuw onderdak vindt. Meer bijzonder is de eerste digitale tentoonstelling van het museum: De wereld van ’t Moer. De wereld van ’t Moer wordt getekend door Miesjel van Gerwen. Al 15 jaar volgt hij in het Brabants Dagblad de Bossche actualiteit. Vooral besluiteloze politici en klagende burgers bevolken zijn wereld, de wereld van het politieke moeras, ’t Moer. Die zompige wereld uit de cartoons van Miesjel van Gerwen is vanaf 16 mei te betreden door een put in het plaveisel van het museumplein. Deze bevindt zich op de homepage van het museum. De bezoeker kan dwalen door de raadskelder, de kroeg, straten en krochten. De begeleidende teksten zijn van de hand van stadschroniqueur Eric Alink. Geregeld zullen er nieuwe tekeningen te zien zijn. De wereld van ’t Moer is 24 uur per dag, zeven dagen lang, 365 dagen per jaar, gratis toegankelijk via www.noordbrabantsmuseum.nl.

Ingezonden

Ton Vogel

Naar aanleiding van wat ik vol interesse lees in ons ‘Kringnieuws’ van mei jl. wil ik het volgende opmerken: Op pagina 3 wordt Rob van de Laar, 34 jaar geleden een rol als ‘stagiaire’ toebedeeld. Ik denk dat je hem een plezier doet als je van hem, in een correctie, ‘stagiair’ van maakt. Op pagina 15: ‘In 1629 werd de Sint-Jan ‘overgedragen’ aan de Protestanten.’ En juist heeft Aart Vos in zijn ‘Ingezonden’ op p.19 in de zelfde uitgave uitgelegd dat alleen de Gereformeerden er diensten hielden. Géén Lutheraan, noch Doopsgezinde! Op p.10: de inleiding bij het artikel van Marjan Vonk: ‘In 1430 is Brabant, net als een aantal andere Nederlandse provincies, deel van het Habsburgse Rijk geworden’. Ik meen dat Filips de Goede een Bourgondiër was, die in 1430 Brabant onder zijn gezag had en dat pas met de dood van zijn kleindochter Maria van Bourgondië, in 1482, haar man, Maximiliaan Van Oostenrijk, de macht in handen kwam van de Oostenrijkse Habsburgers. Hij werd toen regent namens hun vierjarige zoontje Filips de Schone.

KringNieuws juli 2011, jaargang 37 nummer 4

9


H

Hoogste Bossche bouwwerk Peter van den Dungen

Sinds 2 februari 2011 is ’s‑Hertogenbosch officieel een nieuw hoogste bouwwerk rijker. Op die dag werd aan de Treurenburg de eerste windmolen in gebruik genomen. De vaklui noemen hem liever windturbine. Het is sinds drie jaar weer de eerste die in Nederland is gebouwd. Het is een molen van het type Enercon 82, daar staan er honderden van in de hele wereld, en dat is er een van gemiddelde afmetingen. Het bouwwerk is toch nog zo’n 40 meter hoger dan het Provinciehuis, dat 104 meter hoog is. Daarmee is deze windmolen nu veruit het hoogste bouwwerk in de stad. De rotor zit ongeveer op een hoogte van 100 meter. De turbinebladen zijn 50 meter lang. Het geheel staat op een dikke betonnen voet, die op zijn beurt door heipalen op de plaats wordt gehouden.

De windturbine vanaf het noorden.

Bij het in gebruik nemen van de turbine werd de link gelegd naar Nederland in de 17de eeuw. De economie van de Gouden Eeuw draaide volledig op 4000 windmolens. Met de producten die daarmee werden gemaakt, heerste Nederland toen over alle wereldzeeën. Nederland is een windland en daar zou veel beter gebruik van kunnen worden gemaakt. Qua opbrengst zijn er betere plaatsen voor zo’n windturbine te bedenken. Als deze in West-Brabant zou staan, zou het rendement vele malen hoger zijn. De opbrengst van deze windmolen aan de Treurenburg is goed voor het elektriciteitsverbruik van ongeveer 1600 huishoudens. Eisen Een windturbine moet aan allerlei strenge eisen voldoen, op het gebied van schaduw/licht- en geluidshinder. Ook moet rekening worden gehouden met bijvoorbeeld teveel wind en ijsafzetting op de rotorbladen. Ook voor de locatie zijn er allerlei factoren die van belang zijn, zoals plaatsing in de nabijheid van infrastructuur (spoorwegen en wegen). Daarnaast heeft men gezocht naar een ligging als logisch oriëntatiepunt of markant landschapselement. Voorlopig moet men nog met een trap naar boven klimmen voor de onderhoudswerkzaamheden( 100 meter ), maar het is de bedoeling dat er spoedig een lift wordt geplaatst. Kortom, een imposant bouwwerk en het is de bedoeling van de gemeente ’s‑Hertogenbosch om nog een aantal van dit soort windturbines te plaatsen . De plannen voor deze windturbine zijn al in 2006 gemaakt en zijn onderdeel van het voornemen om in 2050 een klimaatneutrale gemeente te zijn. ’s‑Hertogenbosch werkt aan de opwekking van duurzame energie en daarbij is windenergie van onmisbaar belang . Het plaatsen van zo’n grote windturbine roept bij de bevolking vaak heel veel gemengde reacties op. Veel mensen vinden zo’n groot stalen gevaarte gewoon

erg lelijk; slechts een enkeling vindt ze mooi. Weer anderen geloven niet in windenergie en in al die meningen zitten nog enkele honderden nuances. De gemeente heeft echter besloten om daadwerkelijk iets te doen aan het duurzamer maken van de energievoorziening en daar is deze windturbine het eerste en wel heel duidelijk symbool van. De gevolgen van de recente aardbeving en tsunami in Japan bij de kernenergiecentrales leren ons dat er zeker geen gemakkelijke oplossingen zijn te vinden op het gebied van een veilige energievoorziening. Energie opgewekt door wind kan hieraan wel een noodzakelijke en veilige bijdrage leveren. De windturbine wordt geëxploiteerd door de Firma Raedthuys uit Enschede. Een belangrijke eis bij het realiseren van dit project was het betrekken van de bevolking hierbij. Dit is gebeurd door het uitgeven van participatiebewijzen. Het was dus mogelijk om een financiële participatie te nemen in deze windturbine. Er zijn vierhonderd aandelen verkocht, maar de vraag was veel groter. Dat wil wel iets zegt over de belangstelling voor groene energie. De skyline van ’s‑Hertogenbosch heeft er een niet te missen element bij gekregen. Zelfs op een afstand van 20 tot 30 km zie je bij helder weer de windmolen staan en heeft de stad er een heel zichtbaar oriëntatiepunt bij gekregen. Foto Ellie de Vries

10

KringNieuws juli 2011, jaargang 37 nummer 4


D

De opdracht voor een engel Resy Rabou

Al eeuwen lang, ik kan het niet laten, houd ik de luchtboogbeelden in de gaten. Ik zag de beelden bij de beeldhouwer staan en later die hoge boog opgaan. Maar ik had me ernstig voorgenomen dat ik zou stoppen met al die dromen Helaas… Helaas ik kon mij niet bedwingen, toen ik een engel hoorde zingen… Hij zong zijn lied in een stenen mobieltje En dacht: “Dat hoort God wel,” het arme zieltje. Dit was wat ik van het gezang heb gehoord…

“Ach, God , wat hebt U mij aangedaan? Moet ik nu voor altijd op die luchtboogstoel staan? En waarom niet in een engelenkleed? Waarom bezorgt U mij dit spijkerbroekenleed? Kijk ik omhoog, dan word ik bang van een duvel , die alsmaar weer gaat blèren, “Dag engeltje , ik zie oê toch zo gère.” En van die draak met een monsterkop, die steeds maar roept: “ik vreet oê op!” dan weer hoor ik een drinkebroer hard gillen, ik zie...een manneke met blote billen! Ik zie Melchior met zijn kistje met goud Maar zijn hart is van steen...is dat niet koud? Ach Heer, ik zie een wenende man Wellicht dat ik voor hem iets betekenen kan! Wat zitten er veel mensen op dit gebouw… Ik zoek…ik zoek….ik zoek een vrouw. Misschien kan ik die duvel wel wat temmen En kan ik zijn kwaaisprekerij een beetje temmen. Ik zie twee mannen, die elkaar omhelzen Da’s prachtig Heer , da’s heel mooi werk zo bovenop Uw grote kerk! Ai, ik hoor een monster alsmaar janken… Is dat zijn manier om u te danken? Heeft iedereen zo zijn eigen wijze Om Uw Heerlijkheid alom te prijzen? Armen, rijken, kreupelen en muzikanten Wat wonen er in Uw Rijk toch merkwaardige klanten. Hé, ik zie ook veel vrijwilligers staan Ook zij zijn met uw kerk begaan. Nu weet ik wat mijn taak gaat worden!! Nu weet ik, waarom U mij hebt gestuurd!! Weet U wat ik ga proberen? Ik ga hier en daar coördineren En met uw volkje communiceren Als ik uw werk zo kan ondersteunen, Ja, als ik zó te werk kan gaan, Dan blijf ik voor eeuwig op mijn luchtboogstoel staan. De engel van de Sint-Jan.

KringNieuws juli 2011, jaargang 37 nummer 4

11


V

Van stad naar gemeente (3) 1629-1794 In de tweede helft van de 16de eeuw komen verschillende Nederlandse provincies in opstand tegen de Spaanse koning. Zij scheiden zich af en roepen een onafhankelijke staat uit, de Zeven Verenigde Nederlanden. Die nieuwe staat kiest de gereformeerde kerk als staatskerk. De Provinciale Staten van het toenmalige Brabant besluiten de Spaanse koning en de rooms-katholieke kerk trouw te blijven. Iedereen kent het verhaal van de verovering van ’s-Hertogenbosch door Frederik Hendrik in 1629. In de nieuwe situatie valt ’s-Hertogenbosch direct onder het gezag van de Staten-Generaal van de Verenigde Nederlanden. Van een belangrijke stad in het hertogdom wordt ze een garnizoensstad zonder politieke invloed. ’s-Hertogenbosch is echter in strikt juridische zin niet door Frederik Hendrik veroverd, de stad heeft zich overgegeven op basis van een capitulatieverdrag. In dat verdrag behoudt de stad haar privileges. De stad houdt een eigen onafhankelijk bestuur en een zekere mate van politieke autonomie. De andere steden in de zuidelijke provincies hebben die voorrechten niet. Dit betekent dat ook na 1629 de bestuurlijke structuur van onze stad gehandhaafd blijft. Het is aardig om na te gaan hoe dat precies uitwerkt.

Het capitulatieverdrag van 1629. De chirurgijn, prent van Jan Luyken.

Het capitulatieverdrag Direct na 1629 komen gereformeerden vanuit de noordelijke Nederlanden naar de veroverde stad. Na niet al te lange tijd maken zij één vijfde van de bevolking uit, de rest blijft katholiek. Het capitulatieverdrag bepaalt dat ’s-Hertogenbosch een gereformeerde stad wordt. Dat wil zeggen dat haar bestuurders de nieuwe godsdienst moeten aanhangen. Daarnaast moet de helft van de belastingen die de Bosschenaren opbrengen, overgemaakt worden naar Den Haag. Ook het militair beleid valt niet langer onder het stadbestuur, maar komt onder centraal gezag. Er is wel wat ruimte om te onderhandelen. Afgevaardigden van de stad pleiten regelmatig en

12

KringNieuws juli 2011, jaargang 37 nummer 4

Marjan Vonk met succes in Den Haag voor een verruiming van de capitulatievoorwaarden. Die onderhandelingen betreffen met name de belastingdruk. Slechts een enkele keer wordt de stadsregering door Den Haag tot de orde geroepen, zoals in 1638, als de StatenGeneraal het Bossche stadsbestuur schrijven dat men strenger dient op te treden tegen de ‘paapsche stoutigheden’. Oligarchie Het stedelijk beleid laten de ‘Hoogmogende Heeren’ in Den Haag over aan het lokale bestuur. Ook de samenstelling van dat stadsbestuur blijft gelijk. Alleen de dekens van de gilden verdwijnen uit de stukken. Zij worden niet meer voor vergaderingen opgeroepen. Frederik Hendrik benoemt in 1629 voor eenmaal een nieuw stadsbestuur van in totaal 49 personen: negen schepenen, zeven gezworenen en drieëndertig raden. Zij moeten officieel van gereformeerde huize zijn en komen voor een groot deel van buiten de stad. Toch worden bij de schepenen ook de ervaren Bossche katholieke bestuurders Robert van Voorne en Johan Pelgrom benoemd, en zij worden nog een aantal malen herbenoemd. Van een aantal gezworenen en raden is bekend dat zij, weliswaar niet openbaar, de roomskatholieke godsdienst aanhangen. Ook onder het nieuwe regime maken de zittende schepenen en gezworenen zelf de voordracht voor de nieuw te benoemen schepenen. Een voordracht die bijna altijd opgevolgd wordt. Na een katholieke elite vestigt zich nu een gereformeerde oligarchie in de stad. In 1660 wordt het aantal stadsbestuurders op eigen verzoek teruggebracht tot 40. Mogelijk omdat de bestuurlijke taken ook met minder mensen uitgevoerd kan worden. Maar Jozef Hoekx en anderen opperen in hun artikel De Stadstaat een andere reden. Zij vermoeden dat de gereformeerde schepenen inmiddels zoveel macht verzameld hebben, dat ze de rijen kunnen sluiten en het bestuur van de stad aan een beperkte groep burgers kunnen geven. Gilden, schutterijen en blokken Een gereformeerde bestuurselite, die voor een deel ook nog van buiten ‘s-Hertogenbosch komt, en een bevolking die overwegend katholiek is en weinig politieke invloed heeft. Dat zou veel weerstand kunnen oproepen. Gelukkig is de werkelijkheid lang zo rechtlijnig niet. De overwegend katholieke gilden maken dan wel geen deel meer uit van het stadsbestuur, zij bepalen wel in grote mate het economische en sociale leven in de stad. De schutterijen blijven de orde in de stad bewaren.


Ambtenaren Naast het stadsbestuur benoemt Frederik Hendrik een hoogschout, pensionarissen die de financiën beheren, secretarissen en een griffier. Na die eerste benoeming worden deze ambtenaren, behalve de hoogschout, weer op basis van de privilegiën van de stad, door de stadsgregering benoemd. De stadsregering benoemt ook andere ambtsdragers. In de archieven zijn voorbeelden van die benoemingen terug te vinden, zoals drie dokters, een apotheker en chirurgijn van het Groot Ziekengasthuis, zeven professoren aan de Illustere School, twee organisten, voorzangers en voorlezers in de kerken, een schrijfmeester en vijf preceptoren (leraren Latijn) aan de Latijnse school, twee klokkenstelders, de rentmeester van het weeshuis, de huurkoetsier en vier opzieners van de brandspuiten. Hoekx is van mening dat de bestuurlijke elite er zelf belang bij had om zoveel ambten te vergeven. Van het geld dat schepenen voor hun diensten krijgen, kan men niet leven, klaagt er een. Dan is het aantrekkelijk om een aantal nevenfuncties te hebben. In 1702

Bisschop Ophovius.

Frederik Hendrik.

De negen ‘blokken’ of wijken van de stad zijn net als voorheen belast met de brandveiligheid en de armenzorg. Zo worden handel en nijverheid, sociale zorg en veiligheid behartigd door organisaties die ingebed zijn in het katholieke deel van de Bossche bevolking. Deze instellingen kunnen ook de politieke agenda beïnvloeden, door een verzoekschrift te schrijven. De politieke agenda Net als in eerdere perioden gaat de besluitvorming van de schepenen en gezworenen vooral over kleine zaken. Grote veranderingen in beleid komen nauwelijks voor. Bijna driekwart van de agendapunten betreft gemeentelijke ambtenaren. Er wordt beslist over het traktement van de organist, de aanstelling van een arts in het ziekenhuis, het pensioen van de weduwe van één van de schepenen. Ook als het gaat om de openbare orde, het wegennet, veiligheid en gezondheidszorg, vormt een verzoekschrift meestal de aanleiding tot behandeling en niet een initiatief van het gemeentebestuur. Dat betekent overigens niet dat er geen eenduidig beleid is. Meestal verbetert een toegekend verzoekschrift de bestaande regeling. Voorstellen voor grote vernieuwingen, zoals de plannen voor verbetering van de haven, komen niet van het stadsbestuur, maar van de landsregering.

wordt een soort roulatie systeem van kracht voor het vergeven van ambten. Wanneer een betrekking vrij komt, hebben de zittende schepenen het recht om zichzelf of iemand anders te benoemen. Soms gaat het om lucratieve ambten als een rentmeesterschap of een postmeester. Maar functies als graan- en turfmeter, nachtroeper, en doodgraver worden ook genoemd. Natuurlijk gaat zo’n deftige schepen dan ‘s- nachts niet de tijd omroepen. Daar huurt hij weer iemand voor in. Het gevolg van deze regeling is, dat ook het ambtenarenapparaat op het gebied van stedelijke administratie, ordehandhaving, onderwijs en toezicht, veelal uit dezelfde mensen bestaat. Bronnen Jozef Hoekx e.a., De stadstaat. In : ‘s-Hertogenbosch, de geschiedenis van een Brabantse stad 1629-1990. ‘s-Hertogenbosch 1997. P. Huizenga, De opkomst van de modern-democratische gedachte. 1941.

KringNieuws juli 2011, jaargang 37 nummer 4

13


D

Bossche stadstuinen in bloei Jan Korsten

De weergoden waren de organisatoren van de zesde editie van Bossche stadstuinen in bloei goed gezind. Viel de regen op zaterdag nog met bakken uit de lucht, zondag 26 juni was het weer ideaal om te genieten van 21 stadstuinen, waaronder drie nieuwe tuinen. Een korte impressie.

De tuin van Achter de Wereld 3-5.

Eigenaresse Anita v.an de Akker reageerde zes jaar geleden meteen enthousiast op het verzoek om haar tuin open te stellen. De meeste Bosschenaren kenden destijds het smalle steegje Achter de Wereld niet en waren er al helemaal niet van op de hoogte dat er mensen woonden én tuinierden. Bezoekers reageren altijd enthousiast op het paradijselijke omsloten tuintje aan het einde van het smalle steegje. De eigenaresse heeft trouwens plannen om de tuin wat te veranderen. Door strakkere, modernere materialen toe te passen wil ze een spannende tegenstelling tussen oud en nieuw creëren. Mogelijk kunnen we volgend jaar het resultaat al bewonderen. Een poortje leidt direct in de tuin van de Huib en Caroline van Olden aan de Peperstraat. Ook zij doen al voor de zesde keer mee. De tuinpoort naar Achter de Wereld wordt trouwens alleen gebruikt tijdens de jaarlijkse tuinenwandeling, ze hebben immers ook direct toegang tot de Peperstraat. Het in de loop der tijd steeds verder uitgebouwde huis is al verschillende generaties familiebezit. De Bossche tuinarchitect Maréchal ontwierp in 1920 het basisplan voor de tuin. Aan de hand daarvan is de tuin een aantal jaren geleden nieuw leven in geblazen. Duidelijk is hoe goed de tuinarchitect erin slaagde om huis en tuin tot een eenheid te smeden. Oog voor detail Aan de overkant van de Peperstraat lonkt de fraaie tuin van huis De Loet. Veel snoeivormen van buxus en taxus, potten met verschillende blauwbloeiende planten, potten met witbloeiende engelentrompetten en natuurlijk het theehuis met het porseleinen klokkenspel. Clemens van der Ven vertelt vol enthousiasme over het huis en de tuin waarin hij inmiddels al veertig jaar woont. Bij de koop inbegrepen waren destijds de schildpadden die nog steeds in de tuin rondscharrelen. Naar schatting zijn de dieren inmiddels zo’n zestig jaar oud.

Nieuwkomers Vanuit het Koestraatje, een steegje in de Verwersstraat, was de tuin achter de panden Peperstraat 3-5 te bereiken, één van de drie nieuwkomers dit jaar. Het blijft een speciale ervaring om via een doodlopend, uit de Middeleeuwen daterend steegje in een mooie,

14

KringNieuws juli 2011, jaargang 37 nummer 4

omsloten tuin aan de Peperstraat te belanden. In de statige panden is het kantoor van sigarenfabrikant Schimmelpenninck gevestigd. Een pendelboot zorgde voor het vervoer van het Voldersgat naar Bastion Oranje. Aan de Sint Jorisstraat stellen de Broeders van Onze Lieve Vrouw van Lourdes hun tuin al jarenlang gastvrij open. Dit jaar was voor het eerst ook de tuin van de buren open. Bewoner Cees van Aalst verzorgt hier met liefde de weelderige, zonnige tuin achter de fraai gerestaureerde woning. Aan de andere kant van de binnenstad tenslotte de laatste nieuwkomer, een tuin aan het Peter de Gekstraatje. Een steegje aan het einde van de Orthenstraat waar vroeger de arbeiders woonden. Eigenaar Maarten Coppens wist het kleine binnenplaatsje om te toveren tot een groene oase. Kleine impressie Dit artikel biedt natuurlijk maar een beknopte impressie van een wederom geslaagd evenement. Je moet het zelf ervaren en je laten meevoeren door het enthousiasme van de trotse tuinbezitters, de gedreven organisatoren en de behulpzame vrijwilligers. Foto Jan Korsten


V

Vervlogen tijden uit De Pijp herleven Vijfenzestig jaar geleden, op 4 en 5 mei 1946, vierde volkswijk De Pijp uitbundig de bevrijding van de Duitse overheersing. Het volksfeest was georganiseerd in Franse stijl, de wijk werd getransformeerd in Montparnasse, genoemd naar de bekende Parijse wijk. De toenmalige Lange Tolbrugstraat werd voor die gelegenheid omgedoopt tot Rue de la Pipe. Er werd zelfs een eigen koningin gekozen: Antje Glabbeek mocht zich voor twee dagen ‘Kôônegin van Montparnasse’ noemen. Inmiddels is de wijk verdwenen. Afgelopen zondag 1 mei 2011 vond op het Burgemeester Loeffplein een feestelijke reünie plaats vooral voor oud-bewoners van het roemruchte kwartier.

De 91-jarige Koningin van Montparnasse, Antje Glabbeek.

Het Tolbrugkwartier, beter bekend als De Pijp, werd in de jaren vijftig en begin jaren zestig van de vorige eeuw helemaal gesloopt. Een door de wijk lopende tak van de Binnendieze (Marktstroom) werd gedempt. Straten met prachtige namen als Ruilebuil, Peterseliestraatje, Suikerstraat, Achter de Raam, Snijdersplein, Lange en Korte Tolbrugstraat, behoren tot de verleden tijd. Op de plaats van de gesaneerde wijk verrees moderne bebouwing op het huidige Burgemeester Loeffplein, het winkelcentrum de Arena, een ondergrondse parkeergarage, een politiebureau (inmiddels ook al verdwenen) en uitbreidingen van het Groot Ziekengasthuis. De bewoners van de oude wijk vonden allemaal huisvesting op verschillende plaatsen in de stad. Dit jaar is het 65 jaar geleden, dat de bevrijding in De Pijp groots gevierd werd. Ter gelegenheid hiervan organiseerde Marcel Ploegmakers (Duke Cultural Productions) op zondag 1 mei een feest op het Burgemeester Loeffplein voor oud-Pijpbewoners om terug te blikken op 1946. Het plein was in Franse sfeer aangekleed. De Komische Fanfare De Kikvorschen, op 11-11-1927 in herberg ’t Pumpke aan de Hooge Nieuwstraat in De Pijp opgericht, trad op en liet onder andere muziek uit 1946 horen. Oud-bewoner Theo Heesbeen stond er met zijn prachtige dansorgel Mortier anno 1912, net zoals zijn vader ‘De Lange Daan’ dat in die vroegere jaren deed. De nu 91-jarige Antje van Dartel-Glabbeek mocht in 1946 het lied Montparnasse vertolken, ze werd daarvoor uitgeroepen tot Koningin

Ed Hupkens van Montparnasse. Op zondag 1 mei was ze de eregast. Ook de familie Dupuis (‘De Rul’) woonde in De Pijp. Op het feest werd het Spul van de Rul (lekker zelfgemaakt ijs) geschept uit de fraai gerestaureerde ijscokar uit 1907. Stadsherberg ’t Pumpke, nu op de Parade, verzorgde de drankjes. In de etalages van de winkels aan het Loeffplein en in De Arena was in samenwerking met het Stadsarchief een foto-expositie ingericht met sfeervolle zwart-witfoto’s uit De Pijp. Herinneringen uit De Pijp Nog steeds kun je in de stad mensen verhalen horen vertellen over de toenmalige wijk, haar bewoners en de feestelijkheden die er hebben plaatsgevonden. Ook op de reünie van 1 mei werd er wat afgepraat, over de gemoedelijkheid, gezelligheid en saamhorigheid van weleer. Heel wat handen werden er geschud en vele kusjes gegeven. Herinneringen werden opgehaald, vaak over de eigen kinderjaren. Je zag dat oud-bewoners elkaar oude foto’s lieten zien, elkaar meetroonden naar andere bekenden van vroeger, adressen en telefoonnummers werden uitgewisseld. Als de Kikvorschen hun bekende liedjes speelden, gingen de beentjes van vele 80-plussers van de vloer, of ze zwierden met veel plezier mee in een polonaise. Maar er waren ook verhalen over de kleine behuizing in De Pijp met de slechte hygiënische omstandigheden (“daar stonden de openbare pisbakken en sekreten”), de ruzies en criminaliteit, de prostitutie, den èrremoei (“we hadden niets, de we deelden alles”). Maar de weemoed en nostalgie overheersten toch op het zonovergoten Loeffplein. Jammer genoeg zijn die prachtige verhalen over De Pijp nog nooit opgetekend, er is ook weinig beeldmateriaal van de voormalige volkswijk in het Stadsarchief te vinden. Om hieraan tegemoet te komen deed organisator en initiatiefnemer Marcel Ploegmakers via de pers een beroep op alle oudbewoners hun herinneringen te vertellen. Vrijwilligers van het Stadsarchief tekenen alle verhalen graag op. Ook beeldmateriaal van De Pijp (foto’s, tekeningen, schilderijen, paspoorten, lidmaatschapskaarten, et cetera) is erg welkom. Het Stadsarchief hoopt dat mensen thuis nog materialen hebben en die willen aanbieden. Enkele tientallen oud-bewoners van De Pijp hebben zich inmiddels bereid verklaard om over hun vroegere woonwijk te vertellen. Mensen die dat ook willen doen, kunnen contact opnemen met het Stadsarchief, 073-6155295, of met Marcel Ploegmakers, 073-6123888, of mail naar info@dukeproductions.nl. Foto Ed Hupkens

KringNieuws juli 2011, jaargang 37 nummer 4

15


M

Massagraf op Bastion Baselaar

Eind maart, begin april 2011 zijn menselijke resten op Bastion Baselaar aan de Hekellaan gevonden. Zes weken lang heeft een wisselende groep van archeologen en vrijwilligers de overblijfselen van minimaal 66 geraamtes blootgelegd. De dagelijkse leiding was in handen van Constance van der Linde (archeoloog/fysisch antropoloog) en Bosschenaar Patrick van Luytelaar (onderzoeker van Synthegra Archeologie uit Doetinchem). De skeletten zijn vermoedelijk van Franse soldaten die in 1794 en 1795, na de inname van de stad door Pichegru, in een militair hospitaal in ’s-Hertogenbosch zijn overleden. De onderzoekers vermoeden dat ze op het bastion begraven zijn, omdat elders in de stad geen plaats was. Directe aanleiding voor het archeologisch onderzoek was de vondst half maart van enkele menselijke botten op het bastion. Daar moest het wortelstelsel van een boom worden geprepareerd die verplaatst gaat worden voor de toekomstige, ondergrondse garage aan de Hekellaan. De politie werd gebeld, en uiteindelijk werd de gemeentelijke afdeling Bouwhistorie, Archeologie en Monumenten (BAM) ingeschakeld. “Het was al snel duidelijk dat het geen recent botmateriaal was. Daarop hebben wij besloten om archeologisch onderzoek te doen,” vertelt archeoloog Eddy Nijhof van de BAM. Collega-archeoloog Johan Treling spreekt van een bijzondere vondst. “We vermoeden dat de geraamtes van Franse soldaten zijn, die op 9 oktober 1794 de stad hebben ingenomen en enkele dagen erna in een militair hospitaal zijn overleden.” Het Franse invasieleger maakte tijdens zijn opmarsen gebruik van mobiele veldhospitalen. In veroverde steden werden veelal vaste hospitalen gevestigd. Zo kreeg ook ‘s-Hertogenbosch een ‘Frans hospitaal’. Het werd ingericht in het Gouvernementspaleis, waar nu het Noordbrabants Museum zit, voor in totaal 600 soldaten. Het Gouvernement bleek al snel te klein voor alle zieke en gewonde patiënten. Men week uit naar burgerhuizen, een gedeelte van het Groot Ziekengasthuis en de bogaarden (oefenterreinen) van de schutterijen van De Handboog (aan de Lange Tolbrugstraat) en van De Jonge Voetboog (aan Achter den Bogaard). In augustus 1795 werd het hospitaal opgeheven (Portegies 2001, p. 193-199). Zonder plichtplegingen Vermoedelijk zijn de Franse soldaten dus in het hospitaal overleden, en niet op het slagveld omgekomen. Op de bestaande kerkhoven in de stad bleek echter geen plaats te zijn om grote aantallen doden te begraven. De Fransen vroegen aan het stadsbestuur plaatsen aan te wijzen waar wel begraven kon worden. Bastion Baselaar en de Pettelaarse Schans werden daar voor aangewezen. De aantallen doden – zowel onder burgers als militairen - waren relatief hoog, onder meer ten gevolge van een heersende dysenteriebesmetting. Volgens Gudde

16

KringNieuws juli 2011, jaargang 37 nummer 4

Ed Hupkens (1958) en Mommers (1955) stierven in de periode 12 oktober tot 26 november 1794 in de barakken aan de Kuypertjeswal en in de Berewoutkazerne alleen al 70 Franse soldaten. Grotendeels ten gevolge van koortsen, longziekten en vooral dysenterie (in die tijd ‘rode loop’ genoemd). Tot overmaat van ramp braken in januari 1795 bij Lith en Alem de dijken door, waardoor de hele omgeving van ‘s-Hertogenbosch en de stad zelf grotendeels, onder water kwamen te staan. December 1794, januari 1795 was geen timmerhout voor lijkkisten meer verkrijgbaar. Veel lichamen van overleden Franse soldaten zijn zonder verdere plichtplegingen in de grafkuil op het bastion geworpen. Dit gezien het feit dat een aantal op de buik aangetroffen is, zonder kist, naakt (er zijn geen resten van uniformen gevonden) of hoogstens gewikkeld in een lijkwade. De aanwezigheid van een zandlaag tussen verschillende lagen skeletten geeft aan, dat de kuil niet in één keer is opgevuld met lichamen. Uit de archieven weten we, dat de Fransen hun doden dagelijks naar de voor hen aangewezen begraafplaatsen brachten met behulp van karren. Wellicht werden de lijken steeds tijdelijk met zand afgedekt, waarna er de volgende dag weer nieuwe bijkwamen, vermoedt Eddie Nijhof. Beleg van 1794 De historische aanloop van de archeologische vondst vindt zijn oorsprong aan het einde van de 18de eeuw. Op 1 februari 1793 verklaarde de Franse Republiek de oorlog aan de koning van Engeland, George III, en de Nederlandse stadhouder Willem V. Frankrijk raakte daardoor in strijd met Oostenrijk, Pruisen, Engeland en de Republiek der Verenigde Nederlanden. Na een aanvankelijk mislukte veldtocht in 1793, viel de hoofdmacht van het Franse leger in september 1794 Staats-Brabant binnen. De Franse troepenmacht – het Noorder Leger – stond onder bevel van de generaal Jean-Charles Pichegru (17611804). Het omvatte in totaal 72.000 soldaten, 18.500 paarden en 304 stukken geschut. Al na enkele weken kreeg dit leger problemen met de bevoorrading. Het midden en oosten van Staats-Brabant – globaal het huidige Noord-Brabant – leverde te weinig voedsel voor de manschappen en paarden op. De toenmalige legers leefden in aanzienlijke mate van wat het land opleverde; leeftocht werd gekocht of gevorderd. Antwerpen lag inmiddels te ver weg om de troepen adequaat te bevoorraden. Een snelle doorbraak naar Holland was niet mogelijk, vanwege de sterke linie Bergen op Zoom – Breda met haar vele inundaties. Een oplossing voor het probleem van de bevoorrading kondigde zich aan toen de Engelsen zich medio


Constance van der Linde.

september bij Grave en Ravenstein ten noorden van de Maas terugtrokken. Daardoor kon Pichegru ‘s-Hertogenbosch omsingelen en zou hij de stad voor Antwerpen kunnen vervangen als voorraadschuur. Het was bekend dat er levensmiddelen waren opgeslagen. Ook zou de Franse krijgsmacht, die sterk door besmettelijke ziekten getroffen was, in de stad op krachten kunnen komen. Op 22 september 1794 was ’s-Hertogenbosch ingesloten, de dag erop begonnen de Fransen de stad met houwitsers te bombarderen. Het bombardement hield dagen en nachten achtereen aan. De vesting ‘s-Hertogenbosch werd slechts verdedigd door 1.351 man, terwijl minstens 5.000 soldaten nodig waren om een belegering goed te kunnen weerstaan. Al voor het beleg was het aantal zieke en gewonde militairen hoog. Daags voor de aanval werden nog 30 zieke soldaten in de stad opgenomen, die het Franse leger krijgsgevangen had gemaakt. Tijdens het beleg nam het aantal zieke en gewonde verdedigers sterk toe als gevolg van oververmoeidheid en slechte verzorging. Omdat er geen militair hospitaal was, moesten noodvoorzieningen getroffen worden. Op 9 oktober 1794 gaf de militair gouverneur van ‘s-Hertogenbosch, generaal Willem Landgraf von Hessen Philipsthal, zich als eerste Nederlandse stad aan de Fransen over. Het garnizoen mocht vrijelijk afmarcheren, voor de zieken en gewonden werd een goede regeling getroffen (Portegies 2001, p. 85-87). Fysisch-antropologisch onderzoek De grafkuil op het Bastion Baselaar bevatte de skeletresten van minimaal 66 individuen, het precieze aantal is nog niet bekend. Dit omdat een aantal skeletten niet compleet was vanwege een eerdere

verstoring die ontstaan was tijdens het prepareren van de eerder genoemde boom. Tijdens het uitgraven werden de posities van alle skeletten in het graf nauwgezet in kaart gebracht en op schaal ingetekend. De skeletresten zelf werden in depot op de BAM in bewaring gebracht. Stadsarcheoloog Ronald van Genabeek geeft te kennen dat verder antropologisch onderzoek van het geborgen botmateriaal wordt uitgesteld, tot de bouw van de parkeergarage over anderhalf tot twee jaar begint. Dat onderzoek wordt dan in een keer uitgevoerd, omdat niet uitgesloten wordt dat op het bastion nog meer skeletten gevonden gaan worden. Het antropologisch onderzoek zal worden verricht door Constance van der Linde, fysisch antropoloog en archeoloog uit Amsterdam. Het skeletmateriaal zal macroscopisch (met het blote oog waarneembaar) worden onderzocht en beoordeeld. Hierbij zal Van der Linde zich laten leiden door het protocol van Barges Antropologica, het Instituut voor Fysische Antropologie van het Leids Universitair Medisch Centrum, alsmede de aanbevelingen van de Workshop of European Anthropologists (Van der Linde 2011). De bestudering van het menselijk botmateriaal dat op Bastion Baselaar gevonden is, heeft de volgende doeleinden: - het bepalen van het minimum aantal individuen (MAI) dat in dit massagraf is begraven; - het bepalen van de leeftijd bij overlijden, het geslacht en de lichaamslengte van de onderzochte skeletten; - het vaststellen van eventueel aanwezige pathologische afwijkingen en anatomische varianten op het botmateriaal. Methodieken Voor het vaststellen van het MAI worden de skeletten, die in situ (ter plaatse, in anatomisch verband) lagen, gebruikt voor de berekening van het minimum aantal overledenen. Los botmateriaal zal buiten beschouwing worden gelaten, met uitzondering van schedelfragmenten en pijpbeenderen waarbij een bepaling van de leeftijd bij overlijden kan worden toegepast, en die met zekerheid zijn toe te schrijven aan één individu. De geslachtsdiagnose berust op verschillen in de vorm en grootte van de schedel (cranium) en het bekken (pelvis). De schedel heeft vijftien morfologische kenmerken en het bekken tien criteria op basis waarvan aan een skelet een mannelijk of vrouwelijk geslacht kan worden toegeschreven. Aan de in totaal 25 anatomische geslachtskenmerken worden waarden toegekend die kunnen variëren van zeer mannelijk (+2) tot zeer vrouwelijk (-2). Bij scores tussen -0.5 en +0.5 is het geslacht niet vast te stellen. De hoeveelheid

KringNieuws juli 2011, jaargang 37 nummer 4

17


M

aanwezige anatomische geslachtskenmerken waarover een uitspraak kan worden gedaan, bepaalt de nauwkeurigheid van de geslachtsdiagnose. Voor de vaststelling van de leeftijd bij overlijden van volwassenen kunnen de volgende criteria in acht worden genomen: de sluiting van de schedelnaden (opgedeeld in zestien secties) aan de binnenzijde van de schedel, de verandering van het oppervlak van de beide schaambeenderen (symphysis os pubis) verdeeld in vijf fasen, de verandering van het sponsachtige been (substantia spongiosa) van het dijbeen (caput femoris) en het opperarmbeen (caput humeri), waarbij de degeneratie in beide botten in zes leeftijdsstadia is ingedeeld. Net als bij de geslachtsbepaling geldt: hoe meer indicatoren, hoe betrouwbaarder het eindresultaat voor de leeftijdsbepaling bij overlijden. De leeftijd bij overlijden van niet-volwassenen wordt bepaald op basis van de mineralisatie (verkalking) en doorbraak van de melktanden en permanente gebitselementen, de vergroeiing van de skeletelementen in het axiale skelet (borstkas, wervelkolom en borstbeen), de vergroeiing van de epifyse (de uiteinden van pijpbeenderen) met de diafyse (de schacht van het bot) dat rond het veertiende levensjaar volgens een vast patroon gebeurt, de lengtegroei van de lange pijpbeenderen. De staande lichaamslengte bij leven zal worden

Patrick van Luytelaar.

18

berekend aan de hand van de methode van Trotter en Gleser. Daarnaast zal de lichaamslengte van mannen ook worden vastgesteld met behulp van de methode van Breitinger (Van der Linden 2011). Om de gebitsstatus van elk individu te bepalen wordt, voor zover mogelijk, een aantal aspecten geregistreerd, zoals aanwezige elementen; tandverlies ante mortem (v贸贸r de dood) en post mortem (na de dood); het aantal cari毛s, abcessen en fistels; tandsteenvorming; slijtage molaren (kiezen); groeifouten in het tandglazuur.

KringNieuws juli 2011, jaargang 37 nummer 4

Elk botfragment wordt tot slot gecontroleerd op de aanwezigheid van pathologische botafwijkingen en/of anatomische varianten, en indien aanwezig, gefotografeerd. Voorlopige conclusies De skeletten die in het massagraf zijn opgegraven lijken grotendeels volwassen mannelijke individuen te zijn. In ten minste vier gevallen kan het vrouwelijke geslacht worden toegeschreven. In het leger dienden niet alleen mannen, maar ook marketentsters en vrouwen die voor de voedselvoorziening zorgden. Bij veel skeletten zijn de epifysen nog niet met de diafysen vergroeid. Dit is bij verschillende lichaamsdelen waargenomen. Zowel (jonge) volwassen individuen als adolescenten komen in deze sample voor. Opvallend is het veelvuldig voorkomen van verscheidene richelvormige, horizontale storingen in het glazuur bij de gebitten. Hieruit kan worden opgemaakt dat deze personen tot ongeveer het twaalfde levensjaar verschillende stofwisselingsstoornissen hebben gehad. Gedurende de opgraving is er al een aantal ziektes en anatomische varianten op het botmateriaal geconstateerd. Zo is er zes maal onderaan een dijbeen een amputatie waargenomen. Eenzijdige infecties zijn gediagnosticeerd aan bovenarmen en scheenbenen. Een dergelijke infectie wordt periostitis genoemd. Dit is een ontsteking van het periost of periostium met oppervlakkige botveranderingen ten gevolge van een bacteri毛le infectie, mogelijk door bijvoorbeeld een huidbeschadiging. Naast infecties zijn pathologische afwijkingen door chronische bloedarmoede (anemia) vastgesteld. Dit kan worden geconcludeerd op basis van poreuze dijbeenhalzen of oogkassen. In dat geval heeft de persoon in kwestie ijzertekort gehad door mogelijk een inadequaat dieet of parasitaire darminfecties. Daarnaast is wervelkolom-osteofytose gediagnosticeerd. In een vroeg stadium stulpt de tussenwervelschijf uit in het er boven- en onder gelegen wervellichaam, en ontstaan er impressies in de eindplaten, de zogenoemde Schmorlse noduli. De impressies kunnen rond, lineair of als een combinatie van beide voorkomen. Zij zijn een algemeen verschijnsel onder ouderen, en het resultaat van degeneratie van de tussenwervelschijf. De impressies komen ook bij adolescenten voor, maar niet zo veelvuldig als bij ouderen het geval is. Indien het bij jongeren voorkomt, is dit het gevolg van trauma na een valpartij, te zware lichamelijke belasting of een verkeerde beweging.


P

Paradepaardjes

Ingetekende skeletten op schaal.

Monument De opgraving van de skeletten op Bastion Baselaar trok veel publieke belangstelling en bekijks. Iedere dag kwamen soms tientallen mensen langs om achter de hekken de werkzaamheden in en rond het massagraf te bekijken. Volgens Patrick van Luytelaar werden er veel vragen gesteld, men vond het erg interessant en indrukwekkend. De skeletten worden zeer waarschijnlijk niet herbegraven. Ze blijven in depot bij de BAM, zodat deze altijd beschikbaar zijn voor (toekomstig) wetenschappelijk onderzoek. Onderzoeker Van Luytelaar heeft de suggestie gedaan om ooit een monumentje te plaatsen, ter nagedachtenis van de Franse soldaten. De gemeente is in principe bereid om na de bouw van de garage een gedenksteen of grafsteen te plaatsen, zodat er iets van de geschiedenis van deze plek verteld kan worden. Bronnen Gudde, C.J., Vier eeuwen geschiedenis van het garnizoen ’s-Hertogenbosch, ’s-Hertogenbosch 1958. Linde, Constance van der, Methodieken fysisch-antropologisch onderzoek skeletmateriaal, Amsterdam 2011. Mommers, A.R.M., De gezondheidstoestand te ’s-Hertogenbosch. Na de verovering door de Fransen in October 1794, Brabantia, jrg. 4, 1955, p. 73-80. Portegies, M.M., Zieke en gewonde soldaten in ’s-Hertogenbosch tijdens het beleg van 1794, Nederlands Militair Geneeskundig Tijdschrift, jrg.54, mei 2001, p. 85-87. Portegies, M.M., Zieke en gewonde soldaten in ’s-Hertogenbosch tijdens het beleg van 1794, Nederlands Militair Geneeskundig Tijdschrift, jrg. 54, mei 2001, p. 193199. Foto’s Ed Hupkens

Foto’s Ellie de Vries

KringNieuws juli 2011, jaargang 37 nummer 4

19


B

Bosch Parade 2011 Nik de Vries

Vorig jaar trok voor het eerst een bonte stoet kunstwerken voorbij op en in de Binnendieze. Het was een van de onderdelen van het project Jheronimus Bosch 500. Tot en met 2016, het jaar dat we de 500ste sterfdag van Jheronimus Bosch groots herdenken, worden tal van activiteiten ontwikkeld die te maken hebben met deze grote Bossche schilder, de belangrijkste Nederlandse schilder uit de Middeleeuwen. Uiteindelijk moet de jaarlijkse Bosch Parade uitgroeien tot een internationaal evenement van grote klasse. Eind juni 2011 kwam voor de tweede maal een pracht optocht voorbij. Duizenden hebben ervan genoten. Het was een goed idee dit keer met de stroom mee te varen en lopen: het valt toch al niet mee in dat op den duur koude water het een uur of meer uit te houden.

Via 23 wonderlijke werken lieten tal van mensen zien geïnspireerd te zijn door het werk van de grote meester. Professionele kunstenaars, vormgevers, componisten, regisseurs en choreografen sloegen de handen ineen om het (Bossche) publiek te laten genieten van hun levend geworden breinbrouwsels. Vijf keer kwamen de uitvoerenden voorbij.

Christoffel met het kind. De Duiventil (zure koffie) Boot.

20

Bosch’ wondere wereld De opmaat werd dit jaar gevormd door twee koren, Pur Sang en Het Koor, die elkaar voortdurend uitdaagden en zo het publiek vermaakten. Met behulp van de afvalstoffendienst kwam het project Dekselse Bosch/ Afval is goud tot stand. De boodschap: scheid je afval kwam goed over. Rust en opwinding wisselden elkaar af. Voel was zo’n tot nadenken stemmend vaartuig, waarbij mensen en poppen samen een bootje deelden. Gedrocht bracht leven in de brouwerij: opgebouwd uit (opnieuw) afval brulden de opvarenden het soms uit, daarbij rook en lawaai producerend.

KringNieuws juli 2011, jaargang 37 nummer 4

Wadend door het water kwam Christoffel tot leven: het kind op de nek van de man dat reikt naar de wereldbol. Een andere wandelaar was de ploeterende steltloper die een vervreemdende takkenbos met zich meesleepte: wat moet hij hebben afgezien op die stelten! Op Bosch geënte kunstwerken kwamen voorbij: de koepels van Brave New World met danseressen van Dans- en balletstudio Dorry Langenberg, de glas-inlood ramen van Walter Breukers en Jaap Godrie, de spiegels van Frans Beerens en de Troostvloot van Ellen Rijk met afbeeldingen van heiligen. Bijzonder in de smaak vielen ook drie eendjes, een idee van Ellen Seegers en Arno Tummers. Via mobiele nummers kon het publiek deze radiografisch bestuurde eendjes laten kwaken. Spannend waren ook de Vier kapiteins op één schip: ze wilden ieder een andere kant uit, maar moesten elkaar ook waarschuwen voor (soms erg) lage bruggetjes; het ging bij de Muzerije maar net goed…


P

Paradepaardjes

California Dreaming vaart onder grote belangstelling mee.

Van humor getuigde ook de groep die Zure koffie schonk: heuse obers liepen langs het parcours om mensen te voorzien van een bakkie. Natuurlijk doe ik de niet genoemde kunstenaars tekort, maar ik kan in deze beperkte ruimte niet de hele stoet beschrijven. Maar graag geef ik mijn complimenten aan alle deelnemers, organisatoren en werkers op de achtergrond. Op naar volgend jaar: Bosch Parade 2012. En zo door naar 2016… Foto’s Ellie de Vries

Vensters op Jeroen Bosch, met draaibare en in- en uitklappende glas-in-lood ramen.

Foto’s Ellie de Vries

KringNieuws juli 2011, jaargang 37 nummer 4

21


V

Verrassende cultuur in Empel Alle dagen van mijn leven Zie’k de pracht van het empels land Zou er alles voor willen geven Mensen hou het zo in stand

Aida en Leon.

Dat de Empelse gemeenschap beschikt over een bloeiend verenigingsleven is algemeen bekend. Het jaarlijkse muziekfeest van de drumfanfare Exempel en de Empelse Revue zijn daar aansprekende voorbeelden van. Bij de vele sporttoernooien, Empel Sportief en overige culturele activiteiten blijkt steeds weer dat de bewoners van Empel hechten aan de eigen ‘dorpse’ identiteit en niet voor een kleintje vervaard zijn. Nieuw dit jaar waren de openluchtmusical en de atelierroute. Maar liefst 14 kunstenaars, allen woonachtig in Empel, namen eind juni deel aan die Empelse atelierroute. In de ateliers of woningen konden de bezoekers kennis maken met de kunstenaars en met de gemaakte kunstwerken. Kunstwerken met een grote variatie op het gebied van schildertechnieken, keramiek, beeldhouwwerk, mozaïek, fotografie en wandkleden. Productieteam Dat dit vredige dorp aan de Maas ook in staat was om een heuse openluchtmusical te realiseren hielden velen voor onmogelijk. Toch is het zover gekomen. In het laatste weekend van mei was op de Brink voor het voormalige gemeentehuis een groot podium opgebouwd voor de opvoering van Aïda aan de Maas. Aan deze musical is vele jaren door

22

KringNieuws juli 2011, jaargang 37 nummer 4

Gerard ter Steege ongeveer 175 vrijwilligers gewerkt. Al in 2008 liep Vic van Zonsbeek met het idee rond een musical over Empel in de jaren 1920 te realiseren, bij voorkeur op de Brink, het kloppend hart van Empel. Het plan werd enthousiast ontvangen maar voor men daadwerkelijk aan de gang ging, moest eerst voor een werkbare financiële onderbouwing worden gezorgd. Dankzij overheidssteun en de steun van bedrijven en particulieren kon aan het eind van 2009 groen licht worden geven. Om te beginnen werd een productieteam samengesteld. Voor alle disciplines werden audities gehouden. De repetities van zang, dans, toneel en orkest begonnen op ‘t Wikveld. De decorbouwers kregen onderdak in een boerderij en de kostuummaaksters gingen thuis aan de slag. De regie was in handen van Vic van Zonsbeek, die samen met Ton de Vos ook tekende voor de (song)teksten. Han van den Heuvel werd de muzikale leider van het orkest en zorgde eveneens voor de composities. Britta Lemmens en Marjolein Lom tekenden voor de choreografie. Ondanks de lange voorbereiding was de spanning groot toen op zaterdagavond 28 mei 2011 de première van start ging. Ondanks het matige en kille weer waren vele honderden belangstellenden met klapstoeltjes en versnaperingen naar de Brink gekomen. Tot hun grote enthousiasme hebben zij ervaren waartoe de Empelse gemeenschap in staat is. Onmogelijke liefde Het musicalverhaal gaat over een onmogelijke liefde tussen een arme boerendochter en een rijke rederszoon. Dit speelt in Empel in de dertiger jaren met een overheersende dorpspastoor aan de ene kant en een niets ontziende reder aan de andere kant. De boerendochter ‘Aïda’ (uitstekend vertolkt door Amrita van Dijk) rebelleert tegen de onderdrukking van de arme boeren. De rederszoon Leon (sterk gespeeld door Peter de Jonge) worstelt met de afwijzende houding van zijn aristocratische vader Boris. Beiden willen solidair blijven aan hun achterban, maar worden door hun opbloeiende liefde eerder als verraders aangemerkt. Dit enorm spanningsveld tussen de twee eindigt met het vertrek van Aïda alleen uit het boerendorp. Het werd een flitsende musical met vele afwisselende scènes en dansen. Waren de weersomstandigheden op de zaterdagavond nog matig, bij de voorstelling op de zondagavond waren de weergoden de spelers gunstiger gezind. De vele bezoekers, ook van ver buiten het dorp, hebben kunnen genieten van een succesvol uitgevoerde musical Aïda aan de Maas. De niet aflatende inzet van de vele vrijwilligers is daar zeker debet aan. Het niveau van de voorstelling kon de toets der kritiek


P

Paradepaardjes

Musical op de Brink.

Beeld van de musical.

ruimschoots doorstaan en smaakt naar meer. Vanwege de hoge kosten zal het geen jaarlijks evenement worden in Empel. ’s-Hertogenbosch kent jaarlijks zijn opera op de Parade. Deze Empelse productie zou ook daar zeker niet hebben misstaan. Met in het achterhoofd het succes van dit jaar lijkt het niet ondenkbaar dat op de Brink over een aantal jaren weer een dergelijk aansprekende productie kan worden gerealiseerd. Foto’s Gerard ter Steege

Foto’s Ellie de Vries

KringNieuws juli 2011, jaargang 37 nummer 4

23


N

Nieuwe stadsgidsen aan de slag

Uit handen van wethouder Van Olden mochten negen van de tien geslaagde cursisten het fel begeerde certificaat Stadsgids in ontvangst nemen. De bijeenkomst werd op woensdag 15 juni 2011 gehouden in het stijlvol gerestaureerde nieuwe Kringhuis aan de Parade.

De redactie Nieuwe fase Het theoretische gedeelte bestaat uit vijf modules: De geschiedenis van Brabant en ’s-Hertogenbosch, de SintJan en kerken en kloosters, de Vesting- en Waterstad,

Een toost met de geslaagden: (achterste rij v.l.n.r.) Geert de Roy, Bert Schoot, Nell Hogenboom, Ine Verboort, Geert Eijkelenboom, Ton (COS), Trudy (COS) en Jac Teklenburg, (voorste rij v.l.n.r.) Anneke van Leeuwen, Lieke Kil, Pien (COS) en Jos Bakker.

De certificaten werden uitgereikt aan: Anneke van Leeuwen, Lieke Kil, Nell Hogenboom, Ine Verboort, Jack Teklenburg, Bert Schoot, Geert de Roy, Gert Eijkelenboom en Jos Bakker. Jan van den Berg was met vakantie. De wethouder merkte hierbij op het knap te vinden dat de Kring al zoveel jaren de vrijwilligers aan zich weet te binden. Vrijwilligers geven de samenleving telkens weer perspectief, zeker in dit Europese Jaar van de Vrijwilliger. In de komende jaren zal de samenleving steeds vaker een beroep doen op vrijwilligers om de handen uit de mouwen te steken. Pien Barendregt gaf als voorzitter van de Commissie Opleiding Stadsgidsen (COS) een terugblik op deze eerste opleiding nieuwe stijl. De opleiding ‘oude stijl’ dateerde al weer van 2004-2006. ‘Vernieuwing’ was het sleutelwoord voor de nieuwe COS, die naast Pien bestaat uit Trudy Kuipers en Ton Govaars. In januari 2010 werd begonnen met de voorbereidingen om in september te kunnen starten met tien cursisten. Deze kandidaten moesten wel in het bezit zijn van de certificaten Boschlogie I en II.

Jeroen Bosch en Bouwstijlen. In het praktijkgedeelte worden vier fases doorlopen, van meelopen met een mentor tot zelfstandig gidsen onder toezicht van diezelfde mentor. Nort Lammers en Rob van de Laar zorgden voor de ‘couleur locale’ in de opleiding. Over alle onderdelen moet een toets worden afgelegd. Menig zweetdruppel is hierbij gevallen en regelmatig was te horen: “Dat leer ik nooit, waar ben ik toch aan begonnen?” Uiteindelijk hebben alle cursisten de eindstreep gehaald. “Door het enthousiasme en doorzettingsvermogen van deze groep kunnen ook wij tevreden terugkijken op deze eerste opleiding ‘nieuwe stijl’ waar wij zeker mee door zullen gaan,” verwoordde Ton Govaars de gevoelens van de commissieleden. Namens de cursisten bedankte Jos Bakker de deskundige inleiders, de mentoren en de commissieleden. “Met het certificaat gaan wij weer een nieuwe fase in. Door verder te leren in de praktijk hopen wij ook een bijdrage te kunnen leveren aan de continuïteit van het gidsen door de Kring. Het is onvermijdelijk dat de ‘roedel’ van gidsen regelmatig wordt vernieuwd.” Aan het eind van de bijeenkomst werd tijdens een gezellig samenzijn in het imposante Kringhuis het glas geheven op de nieuw gecertificeerde stadsgidsen. Foto: Ed Hupkens

24

KringNieuws juli 2011, jaargang 37 nummer 4


K P Korte berichten Kamp Vught in de zomer

Paradepaardjes

De redactie

Nationaal Monument Kamp Vught toont de bezoeker hoe het leven was in Konzentrationslager Herzogenbusch tijdens de Tweede Wereldoorlog. Daarnaast is het een plaats van bezinning over oorlog en vervolging. Het is gratis te bezoeken. Gedurende de zomermaanden juli en augustus is het alle dagen geopend: van maandag tot en met vrijdag van 10 tot 17 uur en zaterdag en zondag van 12 tot 17 uur. Momenteel is er nog de tentoonstelling Alle kinderen,

ze zijn weg. Kamp Vught, juni 1943 te zien over het verloop van de kindertransporten naar Sobibor. Elke dag van de zomervakantie is er om 14 uur een rondleiding voor individuele bezoekers. Vrijwilligers vertellen het verhaal van het leven in het kamp. Deelname kost € 3,50 of € 2,50 (10 tot en met 12 jaar). Daarnaast zijn er in juli en augustus elke zondag rondleidingen over het voormalige SS-terrein in Vught. Normaal gesproken is dit deel van het voormalige kamp, waar tijdens de Tweede Wereldoorlog de SSbewakers waren gehuisvest, niet toegankelijk voor publiek. Deelname hieraan kost € 5,00 of € 3,50 (10 tot en met 12 jaar), inclusief toegang tot het nabij gelegen Geniemuseum. Reserveren is noodzakelijk; dat kan op werkdagen via 073 656 67 64.

Foto’s Ellie de Vries

KringNieuws juli 2011, jaargang 37 nummer 4

25


N

Niets meer te verliezen

De jeugdroman Niets meer te verliezen is gesitueerd in onze stad en haar omgeving in het jaar 1629. De protestante geuzen uit de Noordelijke Nederlanden zijn al meer dan zestig jaar in oorlog met Spanje en willen het katholieke ‘s-Hertogenbosch veroveren. De zestienjarige Freek kan nergens werk vinden, en sluit zich daarom met zijn vriend Willem aan bij het Staatse leger. In een dorp vlakbij woont Hella. Door de oplaaiende strijd kan ze haar vriendje Aart niet langer opzoeken, die in de vestingstad als leerling-brouwer werkt. Maar ook in haar dorp wordt het leven grimmiger. De levens van Freek en Hella kruisen elkaar op gruwelijke wijze. Daarna is niets meer hetzelfde. Wie is vriend en wie is vijand? En wie is er nog te vertrouwen? Annemarie Bon (1954) is geboren in de Bossche wijk De Muntel en opgegroeid in West. Ze volgde een opleiding aan de Hogere Laboratoriumschool en werkte enkele jaren als biochemisch analiste. Als freelance journaliste bij het Brabants Dagblad schreef ze steeds vaker stukjes voor de kinderpagina. In 1991 werd Annemarie hoofdredacteur van het kinderblad Taptoe van uitgeverij Malmberg. Dat blad schreef ze voor de helft zelf vol. In die tijd begon ze tevens verhaaltjes voor het kindertijdschrift Okki (‘Onze Kleine Katholieke Illustratie’) en informatieve boekjes (serie Junior Informatieboekjes) te schrijven. Van het een kwam het ander: sinds 2002 is Annemarie Bon fulltime schrijfster. In het afgelopen decennium heeft ze zich ontpopt als een veelzijdige, creatieve en productieve duizendpoot. Ze schrijft vooral informatieve boeken en leesboeken, maar ook verhalen voor taal- en leesmethoden, puzzels, artikelen voor diverse tijdschriften en kranten, speciale boeken voor dyslectische kinderen. Ze richt zich op alle leeftijden, van kleuters tot pubers en ook volwassenen. Daarnaast verzorgt Annemarie schrijversbezoeken op scholen en bibliotheken, ter bevordering van leesplezier en leesmotivatie. Op verzoek houdt ze lezingen voor ouders, leerkrachten en bedrijven over een verscheidenheid aan onderwerpen. Elk najaar kunnen schrijvers-in-de-dop zich aanmelden voor een cursus kinderboeken schrijven, waarin alle aspecten aan bod komen die met het schrijven van verhalen en boeken voor kinderen te maken hebben.

Plattegrond beleg 1629.

26

Liefde voor de stad Annemarie Bon heeft altijd grote belangstelling gehad voor de geschiedenis en cultuur van haar geboortestad. Vanuit de kennis van het lezen van vele boeken over ‘s-Hertogenbosch en de achtergronden opgedaan in de cursussen Boschlogie I en II, wilde ze er steeds meer over weten. Hoe meer je weet, des te sterker je verbonden voelt met de stad, is haar motto. Enkele jaren geleden vroeg de gemeente ’s-Hertogenbosch haar een lespakket voor de groepen 5 en 6 van het basisonderwijs te ontwikkelen. Met als doel kinderen

KringNieuws juli 2011, jaargang 37 nummer 4

Ed Hupkens gevoelig te maken voor erfgoed en cultuur van de stad. Een en ander resulteerde in De Schatten van de Draak, waarmee kinderen op een leuke en actieve manier de bijzonderheden van de zeven verschillende stadsdelen van ‘s-Hertogenbosch leren kennen. Aan de basis liggen twee vragen die de leerlingen moeten beantwoorden: 1) wat zou je willen bewaren voor de toekomst, wat vind je een schat in je eigen wijk; 2) de dingen zijn niet altijd zo geweest zoals ze nu zijn, ze veranderen. Het lespakket is uit te breiden met excursies naar bijvoorbeeld Grasso, Melkfabriek St. Jan, Scouting, Museum Hertogsgemaal, Schutterij, Staatsbosbeheer, Kruithuis. De Schatten van de Draak werd met ingang van het schooljaar 2007-2008 in de vorm van een grote schatkist gratis aan alle basisscholen binnen de gemeente ’s-Hertogenbosch aangeboden. Door dit lespakket kwam bij Annemarie het idee op om een historische jeugdroman te schrijven, die zich in en rond ‘s-Hertogenbosch afspeelt. Ze voelde zich als het ware ‘schatplichtig’ om op haar manier een steentje bij te dragen aan de Bossche cultuur. Dat doen meer mensen, Annemarie doet het op de manier die haar past: schrijven. Ze heeft honderden verhalen en leesboeken gepubliceerd, maar nog nooit een historische jeugdroman. Vooraf heeft ze grondig research verricht door het raadplegen van vele deskundigen en organisaties. Zo heeft ze nagespeurd

hoe historisch gezien bijvoorbeeld een bierbrouwerij werkte, hoe het landschap rond de stad er in 1629 uitzag, hoe de 17de-eeuwse legers strategisch en


vestingwerken uitgebreid aan bod, evenals de linies van Frederik Hendrik die nu nog op veel plaatsen in het landschap te herkennen zijn. De hoofdpersonages in het verhaal hebben niet echt bestaan, ze zijn verzonnen. Dat er een potvis in Noordwijk was aangespoeld, dat Piet Hein zijn zegetocht door Leiden hield, dat de wapenschouw op de Mookerhei was en het verloop van het beleg; dat berust allemaal op historische feiten. Ook klopt het dat Bosschenaren vaak nachtelijke aanvallen uitvoerden op de Staatse kampementen. Zo namen in de nacht van 8 juli 1629 honderdvijftig man deel aan een grote uitval. Daarbij stierven 200 geuzen, onder wie veel officieren. Maar of die slachtpartij nu precies zo in Deuteren plaatsvond? Annemarie heeft vooral een verhaal willen schrijven zoals het gebeurd had kunnen zijn en daarbij zoveel mogelijk historische feiten verwerkt.

Kinderboekenschrijfster Annemarie Bon.

tactisch vochten. Ze deed dit bewust om zelf de sfeer te ervaren, ze kon zich hierdoor beter inleven in het verhaal en de personages. Als je dit niet doet – je eigen zoektocht uitvoeren – ontbreekt de emotie, vindt ze. Er tekende zich wel een valkuil af. Annemarie had zo veel historische feiten verzameld, dat ze die aanvankelijk allemaal wilde gebruiken. Dan loop je het gevaar een geschiedenisboek te schrijven in plaats van een roman. Gelukkig heeft zich dat niet voorgedaan. Opbouw verhaal Als achtergrond in het boek fungeert de Opstand van de Noordelijke Nederlanden tegen het machtige Spanje. Die opstand zou later de Tachtigjarige Oorlog (1568-1648) genoemd worden. In een apart hoofdstuk geeft Annemarie Bon een toelichting op de aanloop en het verloop van die strijd tussen de protestantse republiek en het katholieke Spanje. Ook geeft ze uitleg van enkele kanten van de 17de-eeuwse stad ‘s-Hertogenbosch en haar omgeving. Zo komen de Annemarie Bon is een bekende schrijfster van leesboeken en verhalen voor kinderen. Afgelopen juni was de presentatie van haar eerste, historische jeugdroman Niets meer te verliezen, voor kinderen vanaf 13 jaar: Een spannend verhaal over vriendschap, vertrouwen en verraad, tegen de achtergrond van de Tachtigjarige Oorlog en het beleg van ’s-Hertogenbosch in 1629. Door de wisselende perspectieven zowel voor jongens als meisjes boeiend. Het boek is verkrijgbaar via de boekhandel. Het telt 223 pagina’s en kost € 14,99. Voor meer informatie: www.annemariebon.nl.

In de roman zijn drie verhaallijnen, chronologisch opgebouwd, die elkaar op een gegeven moment ontmoeten. In de eerste verhaallijn kan de zestienjarige Freek nergens werk vinden. Daarom sluit hij zich met zijn vriend Willem aan bij het leger van de jonge republiek. Hij wordt het hulpje van een van de officieren van Frederik Hendrik. Freek ontdekt al gauw dat het leven in het leger veel harder is dan hij dacht. In de tweede verhaallijn ontmoeten we Aart, een jongen die in de stad woont. Vele (historische) aspecten uit en van ‘s-Hertogenbosch passeren de revue en zijn zeer herkenbaar. Aart werkt als leerlingbrouwer bij brouwerij Sint-Joris in de Vughterstraat. Hij gaat op een gegeven moment het verkeerde pad op. De derde verhaallijn gaat over Hella, een boerenmeisje uit Gemonde die meer van de wereld te weten wil komen. Regelmatig bezoekt ze met haar vader de markten van de grote stad ‘s-Hertogenbosch om er groenten, granen en klein vee proberen te verkopen. Ze raakt bevriend met Aart, maar door het beleg van de stad kunnen ze elkaar niet meer ontmoeten. Ook in haar dorp wordt het alledaagse leven boosaardiger vanwege de schermutselingen om en rond de stad. De levens van Freek en Hella kruisen elkaar op een angstaanjagende manier, die zeer realistisch beschreven is. Daarna is niets meer hetzelfde. Wie is vriend en wie is vijand? En wie is er nog te vertrouwen? De twee hoofdfiguren Freek en Hella raken alles en iedereen kwijt. Noodgedwongen, maar ze zien het ook als een nieuwe kans, besluiten ze om samen verder door het leven te gaan. De strekking van het boek: oorlog kent alleen maar verliezers, zeker bij gewone mensen. Foto’s Ed Hupkens en Henk Kneepkens

KringNieuws juli 2011, jaargang 37 nummer 4

27


S

Salonboot gedoopt Nik de Vries

Begin 2011 ging de nieuwe attractie van de Kring Vrienden van ’s-Hertogenbosch van start. De salonboot Frederik Hendrik ging varen over de Dommel, voorlopig naar het ‘kasteeltje van Valk’. 22 mei werd de boot officieel gedoopt door Renée Glas, de echtgenote van de dijkgraaf van waterschap De Dommel.

Renée Glas doopt de Frederik Hendrik.

KringNieuws is het minimaal zes maal per jaar verschijnend tijdschrift van Kring Vrienden van ’s‑Hertogenbosch. Redactie: Nik de Vries (voorzitter), Peter van den Dungen, Ed Hupkens, Jan Korsten, Gerard ter Steege, Ellie de Vries (fotografie) en Johan Strang (bestuur). Vormgeving: Egbert van den Berg en Jack van Elten Redactie-adres: Secretariaat KringNieuws Postbus 1162, 5200 BE ’s‑Hertogenbosch

Op 22 mei 2011 kwamen tal van genodigden samen in het nieuwe Kringhuis aan de Parade: het bestuur van de Kring Vrienden, schippers en gidsen van de nieuwe boot, de dijkgraaf en zijn vrouw, de wethouder en anderen. Na de koffie met een zoetigheidje begaf het gezelschap zich naar het Voldersgat. De zon scheen, niets stond het feestelijk gebeuren in de weg. Bij het Voldersgat zorgde Naovenant voor passende muziek. Joop Thissen, voorzitter van de Kring, vertelt dat het bestuur een boot wilde hebben om het beleg van ’s-Hertogenbosch te verduidelijken. Het moest een overdekte boot worden, zodat zomer en winter gevaren kan worden. Die winter kan nog knap lastig zijn, zo ondervond men in januari: het water stond tot aan de togen en toen dat gezakt was, lag er 15 cm ijs! Inmiddels zijn schippers en gastvrouwen opgeleid en hebben de eerste tochten al plaats gevonden: er is veel belangstelling.

E-mail: redactie@kringvrienden.nl Druk: Opmeer drukkerij bv, Den Haag Oplage 2.600 stuks Niets uit een editie mag worden gekopieerd of elders gepubliceerd zonder uitdrukkelijke toestemming van Kring Vrienden en de redactie; dit geldt ook voor het in enige vorm elektronisch beschikbaar stellen. De redactie heeft getracht alle rechthebbenden van het illustratiemateriaal te achterhalen. Personen of instanties die desondanks van

De doop De nieuwe wethouder, onder andere van toerisme, Jan Hoskam, houdt zijn eerste officiële toespraak. Hij vindt dat de Kring een mooie nieuwe tocht heeft bedacht. Dat is goed voor de Kring, maar ook voor de stad. Hij wenst iedereen veel succes met de nieuwe boot. Dan is het grote moment aangebroken. Dijkgraaf Peter Glas zal de fles champagne ontkurken, zijn vrouw zal de boot dopen. Een boot dopen moet altijd door een vrouw gebeuren! Hij zegt dat het goed is dat zoveel vrijwilligers zorgen voor veel toeristen. Eigenlijk staat hij net in het gebied van een ander waterschap: de vestingwal is de grens. Hij vindt het fijn dat het verhaal verteld wordt van het water en de stad. De Dommel, zijn werkgebied, stroomt helemaal van België naar hier. Jammer dat de rivier binnen ’s-Hertogenbosch Dieze heet… Hij verhaalt nog dat afgelopen winter het besluit genomen had kunnen worden Het Bossche Broek onder water te zetten. Dat zou dan de tweede keer zijn na 1995. Alleen ging het toen per ongeluk! Drie dagen hebben de echtelieden geoefend voor deze doop. Het is voor hen namelijk de eerste keer dat ze dit doen. En na de ontkurking doopt mevrouw Glas de boot: “Ik doop u Frederik Hendrik.” Onder luid getoeter van de boot en muziek (Lang zal ze leven) wordt de champagne netjes uitgeschonken over de salonboot. We wensen haar en haar bemensing een behouden vaart. Foto Ellie de Vries

28

KringNieuws juli 2011, jaargang 37 nummer 4

mening zijn aan deze uitgave aanspraken te kunnen ontlenen wordt verzocht om contact op te nemen met de redactie.

Secretariaat Postbus 1162 5200 BE ’s‑Hertogenbosch E-mail: algemeen@kringvrienden.nl Internet: www.kringvrienden.nl Betalingen: ING Bank 3119716 Jaarlijkse bijdrage minimaal € 17,50 Kringhuis en Kringbalie Parade 12 Telefoon 073 - 613 50 98 Telefax

073 - 614 60 21

Ma. 13.30 - 17.00 Di. tot en met za. van 10.00 - 17.00 uur, zon- en feestdagen van 11.00 - 17.00 uur.


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.