KringNieuws juli 2012

Page 1

Kring Nieuws UITGAVE VAN KRING

VRIENDEN VAN ’S‑HERTOGENBOSCH

JAARGANG 38 NUMMER 4 JULI 2012

Vooraf 2 Paradepaardjes 2 Nieuwe stadsgidsen

3

Bossche buitengebied: waterrijke natuur

4

Grafzerkje op de Parade

7

Fort Crèvecoeur: een verwaarloosde vesting

9

Het Bossche Makershuis: een creatieve broedplaats

11

We gaan naar Leuven toe

12

Bastionderbabbel 14 Een nadere kennismaking

16

Bossche klokken

17

Stedenband ’s-Hertogenbosch-Focsani 18 Kamerklanken 19 Nieuw fresco

20

Bosch Parade 2012

21

De tuinen van 2012

22

Zomeravondconcerten Binnendieze 24 FilaFair 2012

25

Zilveren Anjer

25

Bosch klikt

26

Hier staoi ik dan

27

Beeld twee dominicanen

28

Bossche stadstuinen

in bloei


V P Vooraf

Paradepaardjes

Nik de Vries

De zomer lijkt, als ik dit schrijf, nog ver weg. Dat levert in ieder geval één voordeel op: u kunt dit nummer van KringNieuws lekker rustig lezen. In dit nummer hebben we enkele zomerse artikelen: de zevende Tuinenwandeling van de Kring Vrienden, zomeravondconcerten op de Binnendieze, de opening van de Meerwijkse Brug.

Daarnaast starten we in dit nummer met een variant op de bootgesprekken: Bastionderbabbels. Deze houden we als het weer iets minder is. Aanleiding voor het eerste gesprek in het Bastionder is de voorzitterswisseling binnen de werkgroep Vestingwerken van de Kring. Ook nieuw is het eerste deel van een reeks over Bossche klokken van de Klokkengroep ’s-Hertogenbosch. Deze groep presenteert vanaf het volgende nummer steeds een of meer klokken in woord en beeld. Natuurlijk hebben we onze vaste rubrieken: de stedenband van ’s-Hertogenbosch met diverse andere steden, Hier staoi ik dan, beeld van… We hebben ook een aantal actualiteiten opgenomen. De belangrijkste voor de Kring is de installatie van negen nieuwe stadsgidsen. Wij wensen hen veel succes met hun wandelingen.

Eind juni zijn liefst drie nieuwe boeken over ’s-Hertogenbosch verschenen. Allereerst Bossche straten en stegen van Ed Hupkens, namens de werkgroep Toponymie van de Kring. Het kost € 19,95. Bij dezelfde uitgeverij, Wolfaert in ’s-Hertogenbosch, verscheen een nieuw boek over De Gruyter: De fabriek in de etalage. Frans van Gaal en Niek van der Donk beschrijven niet alleen opkomst en ondergang van het bekende kruideniersconcern, maar ook het huidige gebruik van de fabriek aan de Veemarktkade. Dit boek kost € 21,95. Tot slot verscheen Putten uit het Bossche verleden, een vriendenbundel voor stadsarcheoloog Hans Janssen bij gelegenheid van diens afscheid. Het is uitgegeven door Uitgeverij Veerhuis en kost € 39,95. Liefst 22 bijdragen kent deze bundel. Daardoor krijgen we een prachtig overzicht van vele zaken rond opgravingen en de (vernieuwde) inzichten die we daardoor krijgen. In het volgende nummer van KringNieuws gaan we uitgebreid op de drie boeken in. Nu kunt u ze alvast kopen, onder andere in het Kringhuis, en lekker lezen. Kopij voor het volgende nummer kunt u mailen naar het adres van de redactie. Dat kan tot en met 17 augustus.

2

KringNieuws juli 2012, jaargang 38 nummer 4

Het bestuur

Boek Bossche straten en stegen Het eerste exemplaar van dit boek is op dinsdag 3 juli 2012 officieel aan de burgemeester van ’s-Hertogenbosch aangeboden. Het boek is vanaf 4 juli 2012 voor iedereen te koop in de winkel in het Kringhuis aan de Parade 12 voor €19,95. Degenen die schriftelijk op dit boek hebben vooringetekend, kunnen vanaf 4 juli 2012 dit boek in de winkel in het Kringhuis afhalen tegen betaling van de voorintekenprijs van € 14,95 per exemplaar. Wilt u dan wel uw lidmaatschapskaart 2012 meebrengen? Bolwerk Sint-Jan De Kring is in gesprek met het gemeentebestuur van ’s-Hertogenbosch over de invulling van het Bolwerk Sint-Jan en de rol die de Kring daarbij kan spelen. De gemeente voert thans de ruimtelijke procedure die nodig is om op die plaats te kunnen bouwen en treft voorbereidingen voor de (aanbesteding van de) bouw. De bedoeling is dat de gemeente voor de bouw en realisatie van het Bolwerk Sint-Jan zorgt en dat de exploitatie van het gebouw in overleg met de gemeente door andere partijen wordt gedaan. In de komende maanden zal het bestuur aan de hand van de gesprekken met de gemeente en eventuele andere partners een definitief standpunt gaan bepalen. Voor de Kring zijn de kosten van de exploitatie en de identiteit van de Kring belangrijke punten in dit overleg.

Kamermuziekfestival Kamerklanken op 16 september 2012 Een keer per twee jaar wordt in ’s-Hertogenbosch dit kamermuziekfestival georganiseerd, waarbij in historische gebouwen en woningen kamermuziek ten gehore wordt gebracht. Dit jaar wordt dit festival gehouden op zondag 16 september. De organisatie heeft aan de Kring gevraagd om daarvoor ook een deel van het Kringhuis aan de Parade 12 te mogen gebruiken. Het bestuur heeft ermee ingestemd dat de grote bibliotheekruimte achter in het Kringhuis daarvoor wordt gebruikt. In die ruimte zal speciaal voor kinderen worden gemusiceerd. Zie ook het stuk elders in dit nummer.

Foto voorpagina: Ellie de Vries. Op zondag 17 juni vond de zevende Tuinenwandeling van de Kring Vrienden plaats. In dit nummer een verslag ervan. Op de voorpagina een van de mooie tuinen, die Achter het Zwart Beerke.


N

Nieuwe stadsgidsen Op 1 juni 2012 krijgen negen nieuwe stadsgidsen het officiële certificaat, dat hoort bij hun nieuwe status. Dat gebeurt in het Kringhuis tijdens een geanimeerde bijeenkomst, waarin de nieuwelingen in treffende woorden gekarakteriseerd worden. De negen hebben er hard voor gewerkt om toe te mogen treden tot het selecte gezelschap van stadsgidsen van de Kring Vrienden. Zowel theoretisch als praktisch zijn ze op een voortreffelijke manier geschoold. Nu mogen ze gasten rond gaan leiden in onze mooie stad.

Nik de Vries Elly Willems verraste bij de workshop verhalen vertellen met het complete verhaal van het Salomonsoordeel in de Sint-Jan. Ton Raes is zeer gedetailleerd bezig. Hij weet veel over godsdienstige zaken en heeft tijdens de cursus nog veel opgestoken van katholieke medecursisten. Cuup Hofhuizen heeft meer dan anderen proef gewandeld. Hij runde de opleidingswebsite. Rob Hoogvliet is een van de meest enthousiaste gidsen. Hij beschikt over een uitermate geschikte stem voor het gidsenwerk.

De negen nieuwe stadsgidsen. Toespraken Bij een plechtige aangelegenheid als deze horen toespraken. Namens het bestuur heet Johan Strang onder anderen wethouder Huib van Olden welkom. Het is fijn dat deze namens het gemeentebestuur aanwezig is. Johan noemt de stadsgidsen van de Kring ambassadeurs van de stad. Ze ‘verkopen’ de stad al wandelend als een waar cultuurmonument. Het verhaal dat ze vertellen hoeft niet per se zwaar te zijn. Het bestuur is erg gelukkig met de opleiding van de stadsgidsen met veel deskundigheid, zorgvuldigheid en diepgang. Pien Barendregt feliciteert de nieuwe gidsen namens de opleiders. Ze memoreert dat het uitgangspunt van de cursisten ongelijk was: in historische kennis, in presentatievaardigheden. Nu zijn ze allemaal op een hoog niveau aangekomen. Ze typeert de acht aanwezige nieuwe gidsen (de negende is helaas afwezig wegens vakantie). Diny Albers-Reynen heeft een proefwandeling gedaan op koopzondag: een groep met drie kinderwagens van Voldersgat naar Voldersgat met een goed verhaal. Dorine Oliemeulen is bescheiden, maar goed. Ze stelde veel vragen aan de inleiders.

Pierre Collombon komt uit het onderwijs en kent zo het klappen van de zweep bij kennisoverdracht. Hij heeft een prettige verhalende stem. Karel van Herpen is te allen tijde de rust zelve. Zelfs tijdens de Bacchuswandeling (van café naar café, met verhalen onderweg) maakt hij zich niet druk. Wethouder Huib van Olden heeft een gedichtje van buiten geleerd: Spreken, horen, denken en doen, Vind je in soorten rijp en groen. Zelden vind je in één woord gerekend Spreken, horen, denken, doen. Hij vertelt dat hij dit soort bijeenkomsten leuk vindt om te doen. ’s-Hertogenbosch afficheert zich graag als gastvrije stad en dat is ook belangrijk voor de economie. Hij zegt toe dat hij te zijner tijd een van de cursussen van de Kring wil gaan volgen. Het ‘vak’ van stadsgids is best lastig. Je krijgt een groep mee en die moet je meenemen door de stad. De een luistert, de ander niet. Voor sommigen is het verhaal te lang, anderen willen juist meer gedetailleerde informatie. Vervolgens mag hij de certificaten uitreiken. De redactie van KringNieuws wenst de nieuwe stadsgidsen veel succes. Foto Ed Hupkens

KringNieuws juli 2012, jaargang 38 nummer 4

3


B

Bossche buitengebied: waterrijke natuur

Op zaterdag 2 juni 2012 vonden in het groene buitengebied van ’s-Hertogenbosch twee feestelijke openingen plaats. In de ochtenduren werd de vispassage Crèvecoeur officieel in gebruik genomen. Vanaf nu kunnen vissen de Maasdijk ‘doorsteken’ en via de Dommel en de Aa tot in Limburg en België komen. In de middaguren werd de Meerwijkse Brug geopend, die de Henriëttewaard met de Dieskant verbindt. Hierdoor wordt het voor wandelaars en fietsers nog aantrekkelijker om het natuurgebied de Diezemonding te verkennen. Gedeputeerde Johan van den Hout (links) en wethouder Ruud Schouten openen de vispassage.

De waterbekkens stromen vol.

4

De Diezemonding is gelegen aan de noordwestkant van ’s-Hertogenbosch. Zij strekt zich uit van de Ertveldplas tot aan de Maas ten noorden van de stad, en omvat onder andere de Ertveldpolder, de rioolwaterzuivering, de Henriëttewaard en Crèvecoeur. De monding van de Dieze vormt het overgangsgebied tussen een uitgebreid Brabants bekenstelsel en het rivierengebied. In ’s-Hertogenbosch komen de laaglandbeken Dommel en Aa én het kanaal Zuid-Willemsvaart samen, ongeveer ter hoogte van de Citadel. Ze stromen verder als Dieze. Via spuisluis Crèvecoeur in de Oude Dieze stroomt het Diezewater ten noorden van de stad uit in de

Meer informatie over de vispassage op www.aaenmaas.nl. Meer informatie over de groene gebieden rondom ’s-Hertogenbosch op www.de-groene-delta.nl.

KringNieuws juli 2012, jaargang 38 nummer 4

Maas. De omgeving van de Dieze biedt kansen voor grootschalige natuurontwikkeling, onder meer voor het aanleggen van een ecologische verbindingszone (EVB). Een EVB is een natuurstrook die andere al bestaande natuurgebieden met elkaar verbindt. Hierdoor kunnen flora en fauna zich beter verplaatsen en ontwikkelen. Waterschap Aa en Maas en de gemeente ’s-Hertogenbosch hebben in 2004 gezamenlijk een visie voor het gebied opgesteld: de Waterpoort. In deze visie staan de ambities op het gebied van water, natuur en recreatie. De spuisluis Crèvecoeur regelt de afvoer en het peil in de Dieze. Zo houdt ’s-Hertogenbosch droge voeten. Tegelijkertijd blijft de Dieze bevaarbaar voor schepen die vanuit de Maas de Zuid-Willemsvaart willen bereiken. De spuisluis is echter wel – evenals de Maasdijk - een onneembare barrière voor vissen die vanuit de Maas de beken op willen zwemmen om zich voort te planten. Daarom heeft Waterschap Aa en Maas een omleiding via een kunstmatige beek gemaakt om de spuisluis heen. Met het realiseren van de vispassage is als het ware ‘de voordeur’ vanaf de Maas opengezet. Vispassage Crèvecoeur Waterschap Aa en Maas heeft bij spuisluis Crèvecoeur een zogeheten bekkentrap vispassage aangelegd. Bij een bekkentrap wordt het peilverschil van het water geleidelijk overbrugd door een serie waterbekkens achter elkaar. Het peilverschil tussen twee bekkens is 8 cm. Dat is klein genoeg voor elke vis om zich stroomopwaarts te begeven. Bij Crèvecoeur komt dit neer op 22 achter elkaar geplaatste waterbekkens. Zo overbrugt de vispassage het peilverschil van gemiddeld rond 1,60 meter. Diverse soorten vissen (winde,


Ed Hupkens kopvoorn, rivierprik, rivierdonderpad, grondel) kunnen via de vistrap en Dieze een enorm groot achterland in de provincies Noord-Brabant, Limburg én een gedeelte van België bereiken. Met een visteller registreert het waterschap elke vis die hier passeert. Ook andere dieren profiteren van de vispassage. Zo is de bever onlangs gezien in de Dieze, op slechts honderd meter van de uitstroom van de passage. Vispassage Crèvecoeur doorkruist de Maasdijk. Bij hoog water op de Maas moet de dijk echter wel het achterland beschermen. Daarom is de doorlaat afsluitbaar. In elk van de drie kokers, waarmee de vispassage de Maasdijk doorkruist, zit een dubbele set automatisch werkende schuiven die bij hoogwater dicht gaan. Zo is de veiligheid in het gebied toch gewaarborgd. Dit betekent wel dat tijdens periodes van hoog water in de wintermaanden vissen geen gebruik kunnen maken van de vistrap.

Frederik Hendrik opent de Meerwijkse Brug.

Veel belangstelling voor de Meerwijkse Brug.

Meerwijkse Brug Deze nieuwe brug nabij kasteel Meerwijk is in een bijzondere vorm uitgevoerd: bijna geheel van hout en met de mogelijkheid om hem handmatig op te halen. Hierdoor is de brug voor vaartuigen van Defensie te passeren. De brug maakt het ook mogelijk om de route over de historische linie uit 1629 te wandelen of te fietsen. Frederik Hendrik heeft deze linie aangelegd bij het beleg van de stad in 1629. De linie bestaat onder meer uit zogeheten circumvallatiedijken. Het gedeelte bij Engelen heeft een belangrijke rol gespeeld. Hier immers stonden de rosmolens opgesteld die – onder leiding van Leeghwater – het water wegpompten zodat het Bossche Broek droog kwam te liggen. Hierdoor kon op 11 september 1629 een eerste bres worden geslagen in de stadsmuur van Bastion Vught. Drie dagen later was de capitulatie van de vesting ’s-Hertogenbosch een feit. Door de aanleg van de Meerwijkse Brug kan men

nu fietsend of wandelend een deel van de linie beleven. De brug ontleent zijn naam aan kasteel Meerwijk. Oorspronkelijk stond het kasteel aan de westoever van de Dieze. Het werd daar begin 14de eeuw gebouwd. Dit kasteel is echter in verval geraakt. Midden 19de eeuw werd besloten een nieuw kasteel te bouwen. Nu aan de oostzijde. Dit kasteel is in 1855 in Tudorstijl gerealiseerd. Het pand heeft jaren dienst gedaan als bordeel. Een aantal jaren geleden is het echter verkocht en het wordt nu privé bewoond. Met maatregelen als de Meerwijkse Brug en de vispassage wordt de Diezemonding een nieuw prachtig en ontsloten natuurgebied op een steenworp afstand van de stedelijke kern van ’s-Hertogenbosch. Foto’s Ed Hupkens

KringNieuws juli 2012, jaargang 38 nummer 4

5


G

Grafzerkje op de Parade

Aan de voet van het standbeeld van Sint-Jan de Evangelist op de Parade lag gedurende enkele decennia het enige teruggevonden religieus relict van het Groot Begijnhof, de grafzerk van een begijn. Na de herinrichting van de Parade dit jaar werd het natuurstenen grafzerkje teruggeplaatst op dezelfde kwetsbare plek. Door toedoen van Ton Vogel en Cees Roodnat van de Kring Vrienden van ’s-Hertogenbosch ligt de grafsteen nu op een veilige locatie achter het hekwerk van de Sint-Jan, nabij het zuidertransept. Een gesprek met twee volhardende bewakers van het Bossche culturele erfgoed. Op het plein dat nu Parade heet, lag in de Middeleeuwen het Groot Begijnhof. Volgens een oorkonde waren er in 1274 al begijnen of bagijnen in onze stad. Begijnen hadden een status tussen die van een kloosterling en een leek in. Zij legden wel een gelofte van gehoorzaamheid en kuisheid af, maar niet voor eeuwig. Begijnen konden altijd het hof verlaten. Een gelofte van armoede ontbrak geheel. Het Groot Begijnhof was zeer uitgestrekt, het was een van de grootste begijnhoven van de zuidelijke Nederlanden. Het omvatte het gebied van de huidige Parade, het Theater en de Cavaleriestraat tot aan de Binnendieze. Alles met een hoge muur omsloten. De hoofdpoort was tussen de Sint-Jan en de huidige plebanie aan de Choorstraat, er was nog een kleine poort aan de Peperstraat. Het begijnhof bestond uit het eigenlijke hof voor de welgestelde begijnen, zij woonden met twee tot vijf vrouwen in een ruimte. Daarnaast waren er twee verblijven (de kleine en grote infirmerie) waar de arme begijnen gehuisvest waren. In bloeitijden – zoals in 1526 - woonden er wel 160 begijnen. De begijnen mochten een eigen kerk, kerkhof en priester hebben. In 1304 was de driebeukige kerk gereed, deze was aan Sint-Nicolaas toegewijd. De begijnen besteedden hun tijd met bidden, lesgeven aan meisjes en met weven van stoffen. Met dit laatste verdienden ze niet alleen hun kost, maar betaalden ze ook de bomen op het begijnhof. Dat waren lindebomen, al vanaf de vroege Middeleeuwen een symbool van Maria. De begijntjes stonden in ‘s-Hertogenbosch in hoog aanzien. Tijdens de Beeldenstorm van 1566 werd het begijnhof met rust gelaten.

Laatste tastbare herinnering Bij de inname van ‘s-Hertogenbosch in 1629 woonden er 78 vrouwen in het hof. In de overgavebepalingen was opgenomen dat het begijnhof mocht blijven bestaan, totdat de laatste begijn gestorven zou zijn. Dat was in 1675 het geval: bijna vijftig jaar later na het beleg stierf Cornelia van Deursen. Na haar dood ontstonden felle geschillen over de eigendom van het terrein. Deze onenigheden duurden tot 1721. Toen werd een deel van het gebied staatseigendom, en een deel stadseigendom. In de jaren daarna raakten steeds meer gebouwen van het begijnhof in verval. De SintNicolaaskerk is in 1701 gesloopt. In 1749 werden de laatste resten van het hof opgeruimd. Het vrijgekomen terrein werd ingericht als parade- en exercitieplaats voor het garnizoen en was toen onbestraat. Daar komt de straatnaam Parade vandaan. Op de plek waar nu het theater staat en langs de Triniteitsstraat werden twee lange militaire paardenstallen gebouwd. Deze situatie bleef zo’n twee eeuwen gehandhaafd. Na jaren van verval en een grote brand werden de stallen in 1934 gesloopt. Aan de Bossche begijnen bestaat nog slechts één herinnering: een grafzerk afkomstig uit hun kerk. De grafsteen werd gevonden tijdens een archeologische opgraving op de Parade in 1983. Sindsdien lag de zerk aan de zuidkant van de kathedraal, in het plaveisel bij het beeld van Sint-Jan de Evangelist van de beeldhouwer Mari Andriessen. Het grafsteentje heeft ook een periode centraal op de Parade gelegen, nabij de zuil voor betaald parkeren.

Ton Vogel is secretaris van de werkgroep Kerken en Kloosters van de Kring Vrienden. Cees Roodnat is voorzitter van de werkgroep Archeologie en voorzitter van het Kenniscentrum, eveneens van de Kring Vrienden.

Grafzerk van Yken Goyaerts Haubraken.

6

KringNieuws juli 2012, jaargang 38 nummer 4

Yken Goyaerts Haubraken, 1519 De bewuste grafsteen is niet zo groot, 50 x 79 cm, vervaardigd van lichte Maaskalksteen met witte aders, destijds was hij bestemd voor het graf van een begijn. De rechterbovenhoek is afgebroken. Op de


Ed Hupkens

De oude plek van de grafsteen.

De nieuwe plaats van het grafmonumentje.

steen staat in hier en daar lastig te herkennen letters (de inscriptie volgt de rand): hier leet begun ijken / goeijaert haubrakens dochter / baghý die sterf / ao xvc xix d’s sondaghs nae beloke / paeschen. In hedendaags Nederlands: Hier ligt begraven IJken Goeijart Haubrakens dochter begijn gestorven op de zondag na Beloken Pasen 1519. De oorspronkelijke tekst ziet er wat ‘afgebrokkeld’ uit; in de (late) Middeleeuwen was het gebruikelijk om allerlei woorden af te korten. Hier is dat gedaan met: begraven – baghijn – zondags – beloken. Het afkorten van woorden werd met streepjes erboven aangegeven. De kleine c boven de v in het getal XV staat voor het Romeinse cijfer 100 (afgeleid van het Latijnse centum = honderd). Yken Goyarts Haubraken was een dochter van de snijder Goyart Willems Haubraken en diens eerste vrouw Catharina. Ida of Yken was begijn op het Groot Begijnhof. Haar inschrijving in 1470/71 als gewoon lid van de Illustre Lieve Vrouwe Broederschap is bewaard gebleven: Yda Goyarts dochter van Houbraken begynen opten groten hof. Ze leefde een teruggetrokken bestaan op het begijnhof en heeft weinig sporen nagelaten in de archieven. Ida overleed op de zondag na Beloken Pasen 1519, dat wil zeggen op 8 mei van dat jaar. In de rekening van de Broederschap over het jaar 1518/19 staat de betaling van de doodschuld voor de overledene Yda Goyart Houbraken dochter beghyne opgetekend. Ida werd zeer waarschijnlijk in de Sint-Nicolaaskerk begraven. Kwetsbare plek Bij de herbestrating van de Parade dit jaar was het begijnengrafzerkje – op verzoek van Ton Vogel - van zijn plek gelicht en had het een tijdelijke, verticale plaats tegen een zuidwestelijke steunbeer van de Sint-Jan gekregen. Medio mei ontdekte Ton dat de grafsteen weer op zijn oude locatie aan de voet van het beeld van Sint-Jan de Evangelist in het plaveisel was teruggebracht. Dat vond hij te gek van woorden. Hij schreef een ‘brandmail’ naar Hans Meester, hoofd van de afdeling BAM (Bouwhistorie, Archeologie en Monumenten). “Het baarde mij zorgen dat de enige grafzerk van een begijn die ooit gevonden is onder het maaiveld van de Parade en bewaard is gebleven, op dezelfde kwetsbare plek is teruggelegd als enige tientallen jaren geleden,” vertelt Ton Vogel. “Bij of na de recente herinrichting van de Parade is de zerk nog meer beschadigd geraakt. Ik stelde voor om dit kostbare relict uit 1519 een veiligere locatie te bieden. Door het bijvoorbeeld verticaal te plaatsen tegen een steunbeer van de Sint-Jan, achter het hekwerk, waardoor het niet verder aangetast kan worden,” vult Ton aan. De reactie van Hans Meester

was positief, hij wilde zich hier zeker voor inzetten. Ter aanvulling op zijn voorstel kwam Ton met de optie om het grafsteentje in depot te brengen op de BAM. Bouwhistoricus Harry Boekwijt gaf desgevraagd aan, dat de steen inderdaad te lijden heeft van het belopen ervan. Natuursteen is echter goed bestand tegen ons klimaat. Boekwijt adviseerde de steen een nieuwe plek te geven, dicht tegen de Sint-Jan aan, waar hij niet kan worden belopen. Het advies van de BAM kwam dus overeen met Tons voorstel. Veilige locatie Enkele dagen later legde Ton Vogel zijn voorstel aan plebaan Gertjan van Rossem voor. Die stond er zeer welwillend tegenover, hij adviseerde Ton om contact op te nemen met Wim Hendriks van het Bouwbedrijf van de Sint-Jan. Deze wees een veilige en goed zichtbare ligplaats voor het zerkje aan, die direct gemarkeerd werd. Tevens werd contact gezocht met de hulpuitvoerder van het stratenmakersbedrijf Van Haterd. Deze laatste zou, na kennisgeving van het kerkbestuur en de opdracht van de verantwoordelijke gemeenteambtenaar, meteen tot uitvoering kunnen overgaan. Nu was de Werkgroep Archeologie – onder voorzitterschap van Cees Roodnat – in een ander verband ook met de Parade en de herinrichting ervan bezig. Cees werd gevraagd of hij zijn goede contacten met de gemeente en de BAM wilde inzetten ten behoeve van een herplaatsing van de grafzerk. Deze ondernam graag actie richting de verantwoordelijke gemeenteambtenaren, met de vraag of zij de benodigde opdracht aan het stratenmakersbedrijf konden afgeven. De ambtenaren gaven te kennen dat zij graag wilden meewerken aan een verplaatsing van het grafzerkje. Inmiddels ligt de grafsteen van Yken Goyaerts Haubraken ongeveer een meter van de lantaarnpaal (waarop een toelichting staat over de Engel met de Mobiel), op ruim 100 cm achter het hekwerk. Een prachtige plek waar het verhaal over de Sint-Jan en zijn naamgever en dat van de historie van 400 jaar aanwezigheid van het Groot Begijnhof verteld kunnen worden. Een en ander dankzij inzet en volharding van twee actieve Kringvrijwilligers en de positieve medewerking van meedenkende gemeenteambtenaren, medewerkers Bouwbedrijf en leden kerkbestuur. Ton Vogel: “Het is maar goed dat ik thuis was, toen de Engel met de Mobiel mij belde over het grafzerkje…” Foto’s Ed Hupkens

Bronnen: Ed Hupkens, Bossche straten en stegen, 2012, pag. 60-62. Anton Schuttelaars, De grafzerken van de Sint-Jan, 2010, deel III, pag. 316. Ton Vogel, Schuilkerken en hun bedienaren in ’s-Hertogenbosch, pag. 22-25.

KringNieuws juli 2012, jaargang 38 nummer 4

7


F

Fort Crèvecoeur: een verwaarloosde ve

Op zaterdag 2 juni 2012 werden bij Fort Crèvecoeur rondleidingen gehouden. Het gebied rondom het fort is sinds lange tijd in gebruik door de genie als militair depot en oefenterrein. Normaal is het uitgestrekte terrein verboden gebied voor burgers. De belangstelling om er eens kijkje te kunnen nemen – onder leiding van gidsen van de Groene Vesting en Natuurmonumenten - was daarom groot. Fort Crèvecoeur – gelegen aan de monding van de Dieze – was van groot strategische betekenis. Het fort werd gebouwd eind 1587, in opdracht van de graaf van Hohenlo, legeraanvoerder in dienst van de Staten-Generaal van Holland. Ongeveer op de plek waar hij in de zomer van dat jaar de Spaanse troepen had verslagen. De stad ’s-Hertogenbosch had de hulp ingeroepen van de Spaanse strijdmacht ter verdediging van een mogelijke aanval door het Staatse leger. De Spaanse veldheer Claude de Barlaimont, heer van Haultepenne, werd bij een aanval getroffen door een schot uit een coluvrini (een klein kanon) vanaf een schip. Ernstig gewond werd hij naar ’s-Hertogenbosch vervoerd, waar hij op 14 juli 1587 overleed. Het verdriet om de dood van deze geliefde Spaanse krijgsman was zo groot, dat de onder hem staande troepen de plaats, waar hij getroffen werd, ‘Crepi Cordium’ noemden. In het Frans werd dat ‘Crèver Coeur’, hetgeen betekent: hartsmart – harteleed – hartbreker. Een andere verklaring van de naam Crèvecoeur geeft A.J. van der Aa in zijn Aardrijkskundig Woordenboek der Nederlanden uit 1841. De Bosschenaren zouden deze naam gegeven hebben uit onvrede, omdat de scheepvaart naar de Maas door de controlerende aanwezigheid van dit militaire bolwerk ernstig belemmerd werd.

Voormalig kruitmagazijn. Hevige machtsstrijd Tijdens de Tachtigjarige Oorlog is het fort lijdend voorwerp geweest van hevige gevechten. Wie het fort in bezit had, had de controle over de scheepvaart op de Maas. Bovendien kon het dienen als vooruitgeschoven post ofwel ter verdediging (door de Spanjaarden) dan wel als aanvalspunt (door de Staatsen) van de stad ’s-Hertogenbosch. Door de

8

KringNieuws juli 2012, jaargang 38 nummer 4

jaren heen wisselde de schans verschillende keren van eigenaar. Enkele malen werd het fort tot de grond toe afgebroken, weer opgebouwd, uitgebreid en versterkt met bolwerken. In 1629 lukte het Frederik Hendrik om de Onoverwinnelijke Moerasdraak – zoals de bijnaam van ’s-Hertogenbosch luidde – te veroveren. Ook Fort Crèvecoeur heeft in het beleg en de inname van de stad zijn aandeel gehad. Met het sluiten van de Vrede van Münster eindigde in 1648 de Tachtigjarige Oorlog met de Spanjaarden. Tot 1672 bleef het rustig in en rond Fort Crèvecoeur, toen verschenen echter Franse troepen in het Brabantse land. Begin juli van dat jaar sloeg de Franse generaal Turenne het beleg rond het fort, dat op 19 juli capituleerde. Staatse troepen dwongen de Fransen in 1673 het fort te verlaten. Die brachten grote vernielingen aan, lieten het kruithuis met 500 pond kruit de lucht invliegen. Woningen en gebouwen werden in brand gestoken. Het commandeurshuis en soldatenkerkje bleven vooralsnog gespaard. Bij besluit van de Staten-Generaal in 1673 werden echter het commandeurshuis en resterende verdedigingswerken alsnog gesloopt, teneinde de vijand geen gelegenheid te bieden zich daar eventueel opnieuw te verschansen. In die tijd was Fort Crèvecoeur direct aan de Maas gelegen. De Dieze had toen twee armen, die rond het gebied van het fort naar de Maas leidden. Nadat de vesting er jaren verwoest bij had gelegen, ontwierp zo’n veertig jaren later de Nederlandse vestingbouwkundige Menno van Coehoorn plannen tot herstel van Crèvecoeur. Zuider Frontier Eind 17de, begin 18de eeuw ontstonden plannen voor een verdedigingslinie tegen een inval door Franse troepen vanuit het zuiden, zoals was gebeurd in het Rampjaar 1672. ’s-Hertogenbosch zou deel uitmaken van deze linie, de Zuider Frontier. In 1701 werd een aanbesteding gedaan voor de herbouw van Crèvecoeur, naar een ontwerp van Menno van Coehoorn. Zijn plan stuitte op veel verzet uit kringen van boeren en schippers. Zij zouden hinder ondervinden van mogelijke onderwaterzettingen (inundaties), een aan het fort – door middel van sluizen – toebedeelde taak. Na jaren van praten, tekeningen maken, begrotingen indienen, kwam men met de volgende oplossing: er zou een kanaal met schutsluis komen, dat dwars door het fort kwam te lopen van de Dieze naar de Maas; daarnaast zou een gracht gegraven worden, die moest dienen als reserve voor het water dat nodig was om in geval van dreiging het land onder water te kunnen zetten. Geldgebrek en de dood van zowel stadhouder Willem III als de ontwerper Menno van


esting Ed Hupkens

Gids Rob van de Vrind (midden).

Coehoorn waren de oorzaak, dat het oorspronkelijke plan slechts voor een deel werd uitgevoerd. In 1735 is de volgende bebouwing gerealiseerd: kazematten, twee Corps de Garde (wachtgebouwen), één grote en drie kleine kruitmagazijnen, commandeurshuis, woning voor sluispersoneel, haven met waterpoort, het in 1673 gespaard gebleven kerkje. Verder telde het fort: zeven bastions (met de namen: Empel, Heel, Maase, Boeckhoven, Dies, Engelen, Henriëtte), drie ravelijnen, twee halve manen. In 1746 kwam de uitvoering van de sluis en de schutsluizen klaar.

Zo werd het aantal bastions aan de westzijde van de sluis van vijf naar drie teruggebracht. In 1832 meldde een inspectierapport: “De vestingmuur verkeert in de hoogste staat van bouwvalligheid.” Vanaf 1866 begon het fort zijn classificatie en strategische waarde te verliezen door veranderende inzichten omtrent de strategie van het verdedigen van land en water. Het behield echter wel zijn militaire bestemming. De in deze periode gebouwde spoorbrug ’s-Hertogenbosch – Utrecht maakte nieuwe voorzieningen aan het fort nodig. De kruin van de spoorbaan lag hoger dan de hoofdwal van het fort. Daardoor was het niet meer mogelijk rechtstreeks op de Maasdijk en het land ten zuiden van de rivier te vuren. Daarom werden er in 1874 aan de oostzijde van de spoorbrug twee batterijen geschut geplaatst. In 1890 werd het Henriëttekanaal gegraven, waardoor het kanaal in het fort overbodig werd. Bij Koninklijk Besluit van 28 mei 1926 werd Crèvecoeur als vesting opgeheven. Tot 1937 bestond Fort Crèvecoeur nog in zijn oorspronkelijke vorm. Bij de bouw van de verkeersbrug over de Maas in dat jaar, werd de nieuwe weg over het oostelijk gedeelte van het fort aangelegd. De bastions Hedel en Empel werden hiertoe afgegraven, daarbij werd ook de gracht aan de oostzijde gedempt. Tijdens de bevrijding van ’s-Hertogenbosch in oktober 1944 werden de meeste vroegere gebouwen zwaar beschadigd. Bij de verbreding van de verkeersweg in 1945 moest het nog resterende gedeelte van het oostelijke bolwerk worden gesloopt. Het kanaal en de schutsluis, die het fort in tweeën deelden, zijn al heel lang geleden gedempt en gesloopt. De loop van het kanaal is echter nu nog goed herkenbaar door een verlaging in het terrein. Van de oostelijke helft van het fortterrein is weinig meer over dan restanten van een ravelijn. Het westelijk deel van het uitgestrekte gebied is nog grotendeels, zij het sterk verwaarloosd, aanwezig. Er zijn nog diverse elementen bewaard gebleven, zoals kazematten en een kruithuis. Die verkeren echter in een dermate slechte staat, dat het tijdens een rondleiding gevaarlijk en dus verboden is er al te dicht bij te komen. Herstel en restauratie van de nog aanwezige militaire relicten is dringend gewenst: zij vormen een afspiegeling van de interessante en belangwekkende geschiedenis van dit eens zo machtige bolwerk. Foto’s Ed Hupkens

Restanten kade spuisluis.

Verwaarloosde vesting Na 1748 werden er vrijwel geen gelden meer beschikbaar gesteld voor onderhoud van het fort. In 1794 werd Crèvecoeur veroverd door het Frans Noorderleger van Pichegru. Na de Franse Tijd werd het fort regelmatig veranderd in de 19de en 20ste eeuw.

Bronnen: H. Bruggeman, Rond Crèvecoeur, ’s-Hertogenbosch, 1992 E. Nijhof & A. Steketee, Sluis op het fort Crèvecoeur, ’s-Hertogenbosch 3 (1996), pag. 99-101

KringNieuws juli 2012, jaargang 38 nummer 4

9


H

Het Bossche Makershuis: een creatieve

Het Bossche Makershuis realiseert kunstprojecten in opdracht van diverse partijen: profit en non-profit. Met als doel het creatief potentieel van ’s-Hertogenbosch (en Brabant) zichtbaar te maken en de samenleving de kans te bieden ten volle van dit potentieel gebruik te maken. Volgens het Makershuis breng je met creatieve kracht mensen in beweging, vind je onverwachte oplossingen en breng je meer kleur in de maatschappij. Het Bossche Makershuis (afgekort: HBM) is enkele jaren geleden opgericht door Romijn Conen, Joost van Pagée en Kirsti Pol. Kunst en kunstenaars moeten in de stad veel zichtbaarder zijn, is hun visie. Het HBM moet een platform zijn waar contacten tussen kunstenaars, culturele wereld, onderwijs en bedrijfsleven eenvoudig tot stand moeten komen. Een soort bedrijfsverzamelgebouw, maar dan voor makers uit alle creatieve beroepen. Panden waar kunstenaars ook een maatschappelijke rol vervullen, en betrokken zijn bij hun omgeving. Dat kan bijvoorbeeld door wijkbewoners te helpen bij de vormgeving van de wijkkrant, of voorstellingen te maken over actuele wijkthema’s. Door verschillende creatieve disciplines onder één dak te brengen stimuleer je onderlinge samenwerking. Het HBM wil kunstenaars betrekken bij de stad en de stad bij kunstenaars. Het Makershuis wil maatschappelijk betrokken zijn, zichtbaar en herkenbaar. Een open huis voor presentaties, projecten en ontmoetingen.

Projecten “Het Makershuis is een snel groeiende organisatie in Den Bosch met een groot netwerk aan kunstenaars en andere creatieve ondernemers,” vertelt Femke Klein van HBM. “Er kan gebruik gemaakt worden van een grote database van kunstenaars uit alle vakgebieden. Zij worden gevraagd projecten uit te voeren. Vaak in wijken, straten, openbaar ruimtes, maar ook op scholen. Op dit moment is HBM betrokken bij drie soorten projecten: Makerskamers, Verwonderstraten en Makers op Locatie.” Makerskamers “In de Makerskamers werken kunstenaars aan projecten, die gebaseerd zijn op wat zich voordoet in de wijk. Het idee is dat, door de inzet van kunst en creativiteit, buurtbewoners verwonderd raken en in

Verwonderstraat Minderbroedersplein.

10

Het bezoekadres van Het Bossche Makershuis is: Burgemeester Loeffplein 70G (op het voormalige GZG-terrein). Het boek Eikendonk, portret in herinnering is voor 15 euro verkrijgbaar bij het Makershuis, telefoon 06-50263267, of via joost@hetmakershuis.nl.

KringNieuws juli 2012, jaargang 38 nummer 4

beweging worden gebracht. De Makerskamers staan daarom midden in de wijk. Vanuit de Makerskamer proeven kunstenaars de sfeer in de buurt, horen verhalen, leren de bewoners en hun behoeftes goed kennen. En op basis dáárvan zetten ze projecten op: een kunstuiting, een manifestatie, een klankbord. Of een proces, een aanpak, een beeld dat zeggingskracht krijgt, omdat deze zijn voortgekomen uit wat er bij de mensen in deze wijk leeft.” En dat is belangrijk. Want alleen als deze goed zijn ingebed in de buurt en door bewoners gedragen, kunnen de projecten succesvol zijn. De ontmoeting met de bewoners is hierbij steeds het uitgangspunt. Maar ook het verbinden van individuen en groeperingen, die doorgaans niets met elkaar te maken hebben, is van belang. De aandacht ligt op een voor de bewoners vaak vreemd of onbekend gebied: kunst. In de Makerskamers doen kunstenaars om en om een project, in periodes die wisselen van enkele weken tot enkele maanden. Tot nu toe zijn Makerskamers gerealiseerd in de Bossche krachtwijken Hambaken, Bartjes en Kruiskamp en in de wijk Breukelen (Boxtel). In deze wijken zijn kunstenaars met verschillende projecten actief geweest. Op de website www.makerskamer.nl krijgt men een indruk van de vele projecten die zij gedaan hebben en van wat er nog komen gaat. Verwonderstraten “In ’s-Hertogenbosch ondergaan maar liefst 20 straten een metamorfose. Bewoners die een goed idee hebben over hoe ze hun straat kunnen opknappen, gaan samen met een of meer professionele kunstenaars aan de slag. En creëren een zogenaamde Verwonderstraat,” geeft Femke Klein aan. Het project is gericht op het verbeteren van het onderlinge contact en de sfeer in de buurt door samen creatief bezig te zijn. De maker prikkelt het talent van de bewoners en samen realiseren ze een straat waar ze trots op zijn. Het concept Verwonderstraat is bedacht door Typisch Den Bosch en de bewoners van de Eerste Reitse Dreef in ‘s-Hertogenbosch-Noord. Zij toverden tijdens de


broedplaats Ed Hupkens in het hofje, iets wat uitnodigt tot meer onderling contact. Op het Minderbroedersplein is een flashmob georganiseerd, waarbij de straatbewoners gezamenlijk een performance verzorgden. Begin juni 2012 vormde de Sprookjesbuurt het toneel voor een straatfeest. Hier werd iets creatiefs gedaan met de vele vuilcontainers die regelmatig op straat staan. In de Boschbuurt in de Grote Wielen komen lezingen over schilderijen en tekeningen van Jheronimus Bosch waarnaar straten zijn vernoemd. Inmiddels zijn twaalf Verwonderstraten gerealiseerd, de overige acht worden in het weekend van 28 en 29 september opgeleverd tijdens een Verwonderstraatfestival. Voor meer informatie over de projecten: www.verwonderstraat.nl.

Kijk die Wijk in de Gestelse buurt.

zomer van 2010 hun wat anonieme straat om tot een kleurrijk gebied, inclusief grandioze zebrastrepen en landelijk vogelgeluid. “Het succes was de opmaat voor een groot project van nog eens 20 Verwonderstraten. Het Makershuis kreeg de opdracht deze te realiseren,” aldus Femke Klein. De straten zijn een representatieve dwarsdoorsnede van de Bossche straten: zowel huurals koopwoningen, zowel eengezinswoningen als flats, et cetera. “We laten zien wat er allemaal mogelijk is om je eigen straat een beetje op te fleuren.” De behoeften of wensen bij bewoners zijn per straat verschillend. Zo wilde men in de Zusters van Orthenpoort meer groen

Makers op locatie Onder de noemer Makers op locatie schaart het Makershuis alle projecten die in de openbare en publieke ruimte plaatsvinden. Dit kunnen autonome kunstprojecten zijn, projecten in opdracht en community art-projecten met een verschillende mate van participatie. Het project Straatlevens – georganiseerd in het kader van de Maand van de Geschiedenis in 2011 - is hier een voorbeeld van. In de periode 10 tot en met 23 oktober 2011 maakte kunstenaar Harmen de Hoop werk – onder meer aan de Binnendieze en in het steegje Achter de Mollen - waarbij hij uitging van de historie en verhalen rond de Hinthamerstraat. In diezelfde periode maakte de kunstenaar Wouter Huis werk, uitgaande van de historie en verhalen rond het Zwanenbroedershuis. Zijn kunstuiting was gesitueerd in de tuin van het Zwanenbroedershuis, een locatie die normaliter verborgen is voor het publiek. Een ander voorbeeld is het project rond de wijk Eikendonk. In 2011 is deze karakteristieke volkswijk gesloopt voor nieuwbouw. Drie kunstenaars verzamelden verhalen over de buurt en brachten deze samen in het boek Eikendonk, portret in herinnering. Vanuit hun woning/atelier in de Eikendonk legden de auteurs contact met (ex-) bewoners en verzamelden bijzondere herinneringen. “Persoonlijke verhalen en foto’s van bewoners en materiaal uit archieven, die samen een portret vormen van deze ooit zo hechte wijk,” zegt Klein. Het boek is opgezet als een wandeling. “Via Sluis 0 loop je door de Van Paesschenstraat naar het hart van de wijk, het Eikendonkplein. Onderweg kun je buurten bij Carla, een ‘bekske doen’ bij Sjef en Toos en meezingen met Jan en Gerda,” aldus de makers. Op 20 december 2011 werd het boek feestelijk gepresenteerd en uitgereikt aan oud-bewoners. Foto’s Annelies van den Boogaard en Monique van der Steen

KringNieuws juli 2012, jaargang 38 nummer 4

11


W

We gaan naar Leuven toe 750 jaar geleden is het vriendschapsverdrag tussen Leuven en ’s-Hertogenbosch ondertekend. Daar waren overigens meer steden bij betrokken: het was een verdrag waarbij verschillende Brabantse steden beloofden elkaar te hulp te komen als de hertog moeilijk zou doen. In februari 2012 is het verdrag in ’s-Hertogenbosch plechtig vernieuwd. Nu gaat het om een echt vriendschapsverdrag. In november gaat een Bossche delegatie hooggeplaatsen naar Leuven. Tussendoor mochten 750 Bosschenaren een bezoek brengen aan Leuven en 750 Leuvenaars aan ’s-Hertogenbosch. Op 2 juni vertrekken 15 bussen vanaf het transferium De Vliert naar de zuidelijke zusterstad, of beter moederstad, want ooit ontleende ’s-Hertogenbosch zijn wetten aan Leuven. Het Bosch Gemengd Koor en carnavalsvereniging De Krabkes gaan mee om voor muzikale noten te zorgen. Hoe verder we zuidelijk rijden, hoe beter het weer wordt. In Leuven schijnt de zon uitbundig. Onderweg worden we door busleider Michel Vandenput uitgebreid ingelicht over de geschiedenis van Leuven en verbanden van die stad met ’s-Hertogenbosch. Hertogen, vluchtelingen en bier passeren de revue.

Wij bezoeken de Pieterskerk, waar de stichter van ’s-Hertogenbosch, hertog Hendrik I, begraven ligt. Die van Leuven zijn stiekem een beetje jaloers op het feit dat ’s-Hertogenbosch een kathedraal heeft. Daar staat uiteraard tegenover dat Leuven een universiteit heeft en daardoor duizenden studenten, die de stad extra levendig maken. Het Leuvense stadhuis herbergt onder andere een mooie zaal met een prachtig plafond. Hier hield oudtijds de hertog als eerste zijn Blijde Inkomste. Pas daarna maakte hij zijn rondje langs de andere steden van zijn hertogdom Brabant.

Leuvense gids aan het woord.

Ontvangst De ontvangst in Leuven is uiterst hartelijk te noemen. Voor een natje en een droogje is gezorgd. Een van de schepenen heet de deelnemers welkom. Daarna vertrekken diverse groepen met een gids voor een rondleiding van een dik uur. Andere deelnemers gaan op eigen houtje de stad verkennen.

12

KringNieuws juli 2012, jaargang 38 nummer 4

Leuven en ’s-Hertogenbosch Na de lunch lopen we mee met een uitstekende gids. Hij laat in dik twee uur vele facetten van de stad zien, waarbij de focus vooral ligt op de overeenkomsten tussen Leuven en ’s-Hertogenbosch. Beide steden zijn nog steeds hoofdstad: Leuven van Vlaams Brabant en ’s-Hertogenbosch van Noord-Brabant. Beide hebben een gerechtshof (in Vlaanderen heet het Assisenhof). In de late Middeleeuwen volgden jonge mannen de Latijnse school in ’s-Hertogenbosch. Dit mag beschouwd worden als een soort vooropleiding voor de universiteit. Die van Leuven was daarbij


Nik de Vries

Bosschenaren voor de Leuvense bibliotheek

favoriet bij de Bosschenaren. Deze universiteit dateert van 1425 en is daarmee de oudste van de Lage Landen. Onder anderen Erasmus en Mercator hebben deze weg afgelegd. Voor beide grootheden op hun wetenschappelijk gebied is in Leuven een beeldje opgericht. Studenten hebben ook vrije tijd. We komen onder andere langs studentencafé De Dry Coppen. De naam heeft te maken met drie talen, drie tongen. Onder die laatste naam heeft Erasmus het Drietalencollege opgericht. Hier werd vooral onderwijs gegeven in Latijn, Grieks en Hebreeuws, want “je kunt de bijbel alleen begrijpen in de oorspronkelijke taal,” aldus Erasmus. We bekijken de originele draaitrap naar het vroegere college. We komen de Dijle tegen, niet een keer, maar vaker. Precies zoals je in onze stad overal de Binnendieze tegenkomt. Beide steden hadden heel vroeger een levendige haven. Vanuit Leuven gingen de schepen naar Antwerpen. Aan de Dijle zien we de resten van de priorij van Sint-Geertrui. Toen in de 16de eeuw Brabant onveilig gemaakt werd door Maarten van Rossum, werd vanuit Leuven het refugiehuis van SintGeertrui op de Bossche Spinhuiswal gebouwd. Dat staat er nog steeds.

Begijnhof Een van de meest attractieve plekken van Leuven is zeker het Begijnhof. ’s-Hertogenbosch heeft voor 1629 ook enkele begijnhoven gekend (onder andere een groot begijnhof naast de Sint-Jan – de huidige Parade –), maar daar is niets meer van over. Ook in Leuven dreigde de definitieve ondergang door verwaarlozing. Gelukkig is het van oorsprong 12deeeuwse begijnhof gered en fraai gerestaureerd. Vanaf 1961 is er ongeveer 12 jaar gewerkt aan de restauratie. Behoud wat behouden kan worden en vernieuw waar dat nodig is, dat was het motto. Nu worden de huizen bewoond door (gehuwde) studenten en hoogleraren die van elders komen. We lopen rond door het grote begijnhof. Vroeger hadden rijke begijnen een eigen woning; arme begijnen woonden bij elkaar in een convent. Ook hier vertelt de gids over een Bossche connectie. In 1600 wordt in ’s-Hertogenbosch Anna van Asseldonk geboren, in het Huis van Nuenen in de Windmolenbergstraat. Zij vlucht voor de hervormde troepen en woont sinds 1628 in het Leuvense begijnhof, hoewel ze zelf geen begijn is. Na de dood van haar moeder sticht ze samen met haar broer Jan een rooms-katholiek weeshuis in Aken. Zelf overlijdt ze in 1638 in Antwerpen. Ze wordt begraven in de kerk van het begijnhof. Bij testament laat ze geld na. Hiervan kunnen vijf studiebeurzen voor jongens en zeven voor meisjes bekostigd worden. Ze laat een huis na in het begijnhof voor meisjes van 7 tot 17 jaar om “op te groeien in deugdzaamheid”. Het huis bestaat nog steeds: het convent Van Asseldonk. Slot Een van de verhalen onderweg gaat over de president van het H. Geestcollege. Deze vlucht in de Franse tijd naar ’s-Hertogenbosch. Hij neemt veel archieven van de Leuvense universiteit mee. In 1803 gaat hij terug, maar hij neemt niet alle archiefstukken mee. Pas in 1907 wordt alles wat dan nog in ’s-Hertogenbosch bewaard wordt, teruggegeven door de toenmalige Bossche bisschop. Na nog tal van boeiende verhalen belanden we weer op de Grote Markt. Daar blijkt ook een Moriaen te staan, opnieuw een overeenkomst met onze stad. Alleen is de Leuvense Moriaen minder oud dan de Bossche. We nemen afscheid van de gids en dan is het tijd voor de broodjes en het bier. Gelaafd en gespijsd gaan we huiswaarts. Rest nog: dank voor de organisatie, dank in Leuven voor de gastvrijheid. We komen zeker terug. Foto’s Ellie de Vries

KringNieuws juli 2012, jaargang 38 nummer 4

13


B

Bastionderbabbel 1

Een van de werkgroepen van de Kring Vrienden houdt zich speciaal bezig met alle aspecten van de vestingwerken. Onlangs vond daar een wisseling van voorzitter plaats. Charles Limonard maakte plaats voor Jan van de Berg. Tijd voor een gesprek met beide heren. En waar kan dat beter dan in het Bastionder, een van de bijzondere plaatsen van de Bossche vesting.

Naast cursusleider van de module vestingwerken is Charles in 2006 begonnen met de module Het beleg van 1629. Als geboren noorderling vertelde hij de cursisten dat in 1629 ’s-Hertogenbosch bevrijd werd van het Spaanse juk. Dat viel niet goed bij een deel van de aanwezigen. Bij een latere groep leidde dat zelfs tot felle reacties. Een nieuwe godsdiensttwist leek geboren. Maar na nog meer lezen hierover werd het ook Charles duidelijk, dat het anders was: het ging in de Tachtigjarige Oorlog niet alleen om een gebieds-, maar ook om een geloofsoorlog. Het is een van de vele anekdotes die op deze middag van 23 mei de revue passeren. Jan voegt overigens aan dit verhaal toe, dat wethouder Huib van Olden 14 september, de datum waarop Frederik Hendrik in 1629 de stad veroverde, zou willen gaan vieren. “Maar daar is het kenniscentrum van de Kring mordicus tegen,” weet Jan. Trots In 2005 neemt Charles het voorzittersstokje van de werkgroep Vestingwerken over van Cor Gillhaus. Het meest trots is hij erop dat vanaf 2005 de leden van de werkgroep meer betrokken worden bij allerlei zaken rond de vesting. Zo worden alle leden van de

14

KringNieuws juli 2012, jaargang 38 nummer 4

werkgroep ingeschakeld bij de module vestingwerken en bij de excursies. “Iedereen is multi inzetbaar geworden,” aldus Charles. In totaal hebben 243 cursisten meegedaan aan deze cursus om Vestingboschloog te worden. 188 van hen

hebben het, na het maken van een werkstuk, ook daadwerkelijk gehaald. In totaal produceerden ze 86 van die werkstukken. De eerste doelstelling van de werkgroep is en blijft advies geven aan de gemeente in de gemeentelijke klankbordgroep vestingwerken. Daarin speelt de Kring een grote rol, naast de stadsbedrijven, de BAM (Bouwhistorie, Archeologie en Monumenten) en andere belangenorganisaties als Hartje ’s-Hertogenbosch en binnenstadsbewoners. Er is inmiddels een prima vertrouwensrelatie met de gemeente opgebouwd door consensus over en weer. En dat is belangrijk als je iets wilt bereiken. Charles geeft als voorbeeld de ontwikkeling van Bastion Antonie. Dat was een groot probleemgebied. Er staan grote bomen. De kanonnen moesten opgesteld worden op de flanken, maar dat kon niet vanwege die bomen. Daarop heeft Marc van Roosmalen, vestingarchitect, op advies van de werkgroep een goed ontwerp aangedragen en dat is uitgevoerd. Niet altijd wordt er overigens gehandeld in de geest van de klankbordgroep. Bij het Bastionder bijvoorbeeld zijn de eerste schetsen afgeschoten (te groot, te hoog), waarna er iets veel luchtigers is gekomen. Velen hebben dat kunnen ervaren bij een bezoek aan het Bastionder.


Ed Hupkens, Gerard ter Steege en Nik de Vries In 2009 vond de zomerexcursie van de Stichting Menno van Coehoorn plaats in onze stad. De deelnemers waren erg onder de indruk van de aanpak van ’s-Hertogenbosch met betrekking tot de vestingwerken. “Men vond het een schitterend voorbeeld van hoe je met een vesting om kunt gaan. Zo veel mogelijk van het oude bewaren en er hier en daar zonodig een moderne vormgeving aan toevoegen,” zegt een trotse Charles Limonard. De wisseling van de wacht De belangstelling voor de Bossche vestingwerken van Charles heeft maar zijdelings te maken met zijn legerachtergrond. Hij vertelt: “Ik werd commandant van de Isabellekazerne. Daardoor werd ik meteen voorzitter van de Stichting Fort Isabella. Ik was ondertussen gevraagd om correspondent te worden van de Stichting Menno van Coehoorn. Deze landelijke stichting beijvert zich sinds 1932 voor het behoud van voormalige verdedigingswerken. In 1995 werd de Kring Vrienden door de gemeente verzocht medewerking te verlenen aan het uitzetten van een vestingwandeling. Een jaar later werd de Kring gevraagd deskundig commentaar te geven op een tweetal rapporten, Renovatie Vestingwerken en Restauratie van de Vesting, Bouwhistorisch en Archeologisch begeleidingsplan. Deze twee zaken vormden de aanleiding tot de instelling van de werkgroep in 1996 (met als leden onder anderen Cor Gillhaus, Jan van Ee en ikzelf). En daarmee ontstond een steeds groeiende belangstelling voor vestingwerken in het algemeen en voor de Bossche vesting in het bijzonder.” Jan van de Berg intussen woont sinds 1990 in ’s-Hertogenbosch. “Onder andere vanuit mijn interesse voor geschiedenis ben ik meer dan geïnteresseerd geraakt in de stad,” zo vertelt hij over zichzelf. Deze Arnhemmer van geboorte werkte bij Fugro, een ingenieursbureau voor civiele techniek, vooral als geotechnisch vooronderzoeker. Vandaaruit kwam hij te werken bij een zelfstandige afdeling van de PNEM als hoofd van een geotechnisch laboratorium. Hij volgde de cursussen Boschlogie 1 en 2 en een aantal modules van 3. Naast Vestingboschloog is hij sinds 2011 ook stadsgids van de Kring. Als aspirant Vestingboschloog maakte hij een werkstuk over de zuidelijke inundaties. Daarna wilde hij graag lid worden van de werkgroep Vestingwerken, maar die zat ‘vol’. In 2009 was er plaats voor hem en meteen is hij erg actief geworden. Hij merkte dat langzaamaan allerlei taken van voorzitter Limonard werden overgenomen door andere leden van de werkgroep. Binnen de werkgroep werd ook naarstig gezocht naar een opvolger als

voorzitter. Jan kwam daarbij bovendrijven. Jan heeft allerlei initiatieven ontplooid, verzorgt de excursie naar Naarden en heeft zich enorm ingewerkt. De werkgroep heeft hem met algemene stemmen als nieuwe voorzitter gekozen. Jan gaat ook meedraaien in de klankbordgroep van de gemeente. Op niveau houden Jan zegt dat alle leden van de werkgroep een virus hebben opgelopen, “een virus van interesse in vestingwerken in het algemeen en van de stad in het bijzonder.” Van hieruit is onder andere een studie op gang gezet naar de Stelling van ’s-Hertogenbosch en is een inundatiestudieteam gevormd. Die twee initiatieven zorgen voor de nodige diepgang. Naar de toekomst toe blijven de leden van de werkgroep advies geven over de restauratie van de vestingwerken nu en in de nabije toekomst. “Wij proberen de vesting zichtbaar te krijgen en te houden, we wijzen op de cultuurhistorische waarde ervan,” aldus Jan. Andere zaken die blijven spelen zijn bijvoorbeeld de herinrichting van het Heetmanplein en de ontwikkeling van de stadswalzone. Over het Heetmanplein is een multidisciplinair advies uitgebracht: diverse werkgroepen van de Kring hebben eraan meegewerkt. Daardoor vindt de gemeente zo’n advies veel sterker en dwingender. Nieuw wordt het gezamenlijk optreden: als Jan als voorzitter een verplichting niet kan invullen, neemt één van de andere leden zijn taak over. Het gaat zelfs nog verder, zo vertelt Jan: “Als er iemand van de werkgroep ergens naartoe moet, hoeft dat niet per se de voorzitter te zijn, maar wordt gekeken welk lid van de werkgroep daar het meest geschikt voor is.” Slot Charles merkt nog op dat het belangrijk is dat er ook mannen en vrouwen zonder militaire achtergrond in de werkgroep zitten. “De vesting heeft meer aspecten dan alleen militaire. Zij heeft een deel van het leven van veel Bosschenaren bepaald.” En Jans slotwoord luidt: “Bij herinrichting of restauratie moet je vooral kijken naar datgene wat je zichtbaar kunt maken vanuit het verleden, zodat mensen een realistisch beeld krijgen van hoe het geweest is. Dat is ook prettig voor de stadsgidsen van de Kring: je kunt bezoekers aanschouwelijk laten zien hoe het ooit geweest is.” Foto Ellie de Vries

KringNieuws juli 2012, jaargang 38 nummer 4

15


E

Een nadere kennismaking 2

De Bossche beiaardweek ligt al weer achter ons. De stad heeft kunnen genieten van de mooie klanken van de beiaards. Bijna dagelijks zijn in de stad klokken te horen. Bekende en onbekende klokken. Klokken met een eigen geluid. Klokken met een geschiedenis. Klokken met een verhaal. Reden voor de redactie om in het KringNieuws een serie te beginnen over de Bossche Klokken. Jan de Bont (voorzitter van de werkgroep Klokken) gaat deze serie coördineren. De reden om hem aan de hand van vijf vragen aan de lezers voor te stellen.

Jan de Bont. 1. Wie is Jan de Bont? Ik ben nu voorzitter van de werkgroep Bossche klokken. Mijn aanloop daartoe. In 1946 werd ik geboren in Wagenberg. Na een vijftal jaren verhuisde ons gezin naar Made. Ik doorliep na de lagere school daar de puberjaren op de ULO in Raamsdonkveer en kwam tenslotte in 1962 op de Bisschoppelijke Kweekschool in ‘s-Hertogenbosch terecht. Voor mijn ouders was dat een vertrek naar het einde van de wereld. Vervolgens was ik ruim 30 jaar actief in ‘s-Hertogenbosch en Hedel als onderwijzer lager onderwijs / schoolhoofd / leraar basisonderwijs. De laatste 8 jaar daarna was ik leraar VMBO en met name daarbinnen leraar Nederlands (NT2=Introductie-Nederlands voor (nog)nietNederlanders). Mooie tijd. Inmiddels met pensioen: Vrijwilliger Kring, Regionaal Contact Persoon CVN – afdeling onderwijs en Viventchauffeur voor bewoners de Hooghe Clock, een middagje van en naar de Helftheuvel. 2. Wat heb ik met ’s-Hertogenbosch? Uit het vorige mag blijken dat ik me in ’s-Hertogenbosch thuis voelde . Ik woonde intern bij de kweekschoolfraters en kreeg alle kans om de stad te verkennen. Mijn overstap naar werken in ’s-Hertogenbosch was een aangename en logische voorzetting daarop. Intussen woon ik er 50 jaar en ik wil er nooit meer weg.

De redactie Na een 25-jarig huwelijk, beëindigd met een scheiding, en na vervolgens ruim 17 jaar solo-bestaan geniet ik nog steeds uitgebreid van mijn vaderschap van een zoon en dochter en een viertal kleinkinderen. Ik verbaas me nog regelmatig over het intense genot daarvan. 3. Wat doe ik bij de Kring? Ik beleef veel plezier aan het lidmaatschap, aan de vele contacten binnen de club. Inmiddels ben ik zo’n 17 jaar lid van de Kring. Daarnaast ben ik torengids en Sint-Jansgids. Iedere rondleiding geeft me de energie om het de volgende keer nog beter te doen. Wat wil de bezoeker, is daarbij mijn belangrijkste drijfveer. Gezien de reacties lukt me dat aardig. 4. Waarom de werkgroep Klokken? 2000: een jubileumjaar ‘drie-generaties-Van Balkombeiaardiers’ was de aanleiding voor actie. Gegroeide interesse voor klokken was de reden. De zoektocht die wij aflegden, bracht in 2002 een boek voort: Inventarisatie van klokken in en rondom ’s-Hertogenbosch. Al snel bleek dat zich veranderingen voordeden. Ook leidden reacties/opmerkingen/foutmeldingen en berichten van wijzigingen ertoe dat we ons bewust werden: we zijn hiermee niet afgewerkt. Na een aantal enigszins ‘slapende’ jaren bleek een update tot hernieuwde actie te leiden. In 2000 startten we als een aantal betrokken amateurs. Voortschrijdende kennis en inzicht maakten ons kritischer en extra alert: Wat we melden, moet wel 100% kloppen. 2010: Tekortkomingen moeten weggewerkt en zonodig aangevuld. Dat hebben we de afgelopen 3 jaar als plan opgepakt en uitgewerkt. We hopen dat eind dit jaar in de vorm van een website wereldkundig te maken. 5 Wat kunnen lezers van deze serie verwachten? We tekenden vele gegevens en boeiende verhalen op. We willen de kennis over klokken, opgedaan bij de tweede inventarisatieronde delen met iedere klokgeïnteresseerde. We hebben historische, anekdotische en welke andersoortige (en dus ook vandaag-de-dag-) verhalen verzameld die van doen hebben met klokken en klokkengelui in ’s-Hertogenbosch. Ook nieuwe verhalen zijn en blijven welkom. We kennen al veel verhalen. Deze zullen we in de komende serie zeker in het KringNieuws bekend maken. Foto Ed Hupkens

16

KringNieuws juli 2012, jaargang 38 nummer 4


B

Bossche klokken 1

ge n b os c h

klo

rto

n k t al s e e n k li

k

‘s-H e

Met deze woorden openen wij, als klokkengroep ’s-Hertogenbosch graag een serie artikelen over de Bossche klokken. Waar hebben we het dan eigenlijk over? In woordenboeken kom je als eerste betekenis tegen: instrument dat tot klinken wordt gebracht met een hamer of een klepel. Dat is de oudste betekenis van het woord ‘klok’, vandaar dat die op de eerste plaats staat. Vaak denken torenbezoekers aan de tweede betekenis: uurwerk waarop men de tijd kan aflezen. Wij houden ons bezig met de luid- en slagklokken, met de eerste woordenboekbetekenis dus. Muzikale instrumenten met een rijke geschiedenis.

Een van de klokken in de toren van de Sint-Jan.

Tien jaar geleden brachten we een boek uit over de Bossche klokken. Dat boek is toe aan een update. Er zijn klokken verdwenen bij het sluiten van gebouwen, er zijn ook klokken bijgekomen. Alles wat we tien jaar geleden wisten, hebben we uitgebreid opnieuw bekeken. Alle klokken hebben we opnieuw bezocht. Daar waar het mogelijk was, hebben we ze ook gefotografeerd. Onvolkomenheden in het boek uit 2002 zijn rechtgezet of aangevuld. Bij de klauter-, klim-, en kruip- en sluipdoorpartijen in torens en op zolders werd opnieuw duidelijk, dat we 180 keer een ambachtelijk kunstwerk tegenkwamen. Al zagen we steeds weer dezelfde standaardvorm, de hand van de klokkengieter was ook iedere keer onmiskenbaar zichtbaar. Door een bijzondere sierrand, tekst of beeltenis in opstaand reliëf wordt een klok tot een uniek object. We kennen klokken meestal alleen aan hun bronzen stem bij het luiden of slaan. Maar ze zijn het bekijken meer dan waard: Welluidende instrumenten met de uitstraling van een ambachtelijk sieraad.

Klokkengroep ‘s-Hertogenbosch Verhalen Steeds weer blijkt: we weten meer over klokken dan we doorgaans denken. De vorm is overbekend. Vrijwel iedereen weet wat we bedoelen als we lezen dat het Lelietje-van-Dalen een plant met klokvormige bloemen is. Een aantal paddenstoelen heeft een klokvormige hoed . Een klokgevel halen we zo tussen de andere gevels uit. Enkele tientallen jaren geleden zagen we dames modieus in een klokrok flaneren. Onze taal zit vol klokwoorden en -uitdrukkingen. Zonder verdere uitleg snappen we allemaal wat er aan de hand is als iemand “de klok heeft horen luiden…”, maar niet weet waar de klepel hangt. Als iets klinkt als een klok weten we, dat het over iets moois gaat. Heb je iets wat de moeite waard is om aan veel mensen bekend te maken, dan “hang je het aan de grote klok”. De moderne ‘klokkenluiders’ weten hoe je dat doet. Wij willen de klok zelf in beeld vertellen. De klok zelf en de verhalen die eromheen hangen. Klokken hebben in ’s-Hertogenbosch een lange geschiedenis. De oudste Bossche klok hangt sinds 1372 in het stadhuis. In de toen nog heersende katholieke opvattingen was de tekst vanzelfsprekend: “Ic heit: Maria d’Oerclock…” (Ik heet Maria en ben de uurslagklok). Die functie heeft ze, 640 jaar later, nog steeds. Een van de oudere gebruiken rondom klokkengelui horen we vanuit de Sint-Janstoren. Op het hoogst mogelijke punt in de spits hangt de kleinste luidklok, de Angelusklok. Met een eigen luidpatroon 3 slagen – pauze - 3 slagen – pauze - 2 minuten-slag werden gelovige Bosschenaren dagelijks om stipt 12 uur opgeroepen het Engel des Heren te bidden: een kort moment van bezinning. Alle arbeid werd onderbroken, ook thuis kort voor de warme maaltijd. Wellicht kunnen 65+-ers zich dat nog herinneren. Oude klok, oud geluid. Ook nieuwere, ‘levende’ klokken brengen wij graag onder ieders aandacht. Als wij over ‘levende’ klokken praten, bedoelen we daarmee daadwerkelijk luidende klokken. Daar zijn en worden klokken uiteindelijk voor gemaakt. Klokkenbezit was en is nog steeds een teken dat staat voor status: “Wij willen uitdragen te staan voor onze religieuze of maatschappelijke intenties.” In een van de volgende artikelen gaan we daar verder op in. Foto Ellie de Vries

KringNieuws juli 2012, jaargang 38 nummer 4

17


S

Stedenband ’s-Hertogenbosch-Focsani

Er zijn verscheidene motieven om een stedenband aan te gaan. De oudste stedenband van ‘s-Hertogenbosch is die met Leuven (zie maartnummer). Die stedenband is ontstaan doordat de hertog van Brabant in Leuven resideerde en hij van daaruit de relatie met de nieuwe stad bepaalde. Leuven stond model voor de bestuurlijke inrichting van ’s-Hertogenbosch. Zij is als het ware onze ‘moederstad’. Op haar beurt kennen wij weer een ‘dochterstad’: Haarlem. Daarover in een volgend artikel. Een tweede motief is het ontstaan van een nieuw Europa, na de Tweede Wereldoorlog. Dat was de aanleiding voor onze band met Trier (zie meinummer). Een derde aanleiding is het aangaan van een stedenband op basis van ideële samenwerking en solidariteit. In dat kader heeft ’s-Hertogenbosch tien jaar een intensieve band met de Roemeense stad Focsani onderhouden. In 1995 besluit de gemeenteraad van ‘s-Hertogenbosch de mogelijkheid te onderzoeken om op basis van solidariteit een band aan te gaan met een stad in het voormalige Oostblok. Het bestuur van die steden wil na de ‘Wende’ democratischer worden, zij willen een ‘Europese gemeente’ worden. De Bossche gemeenteraad is er, met veel andere gemeentebesturen in ons land, van overtuigd, dat hij daarbij goed kan helpen. De raadsleden staan immers voor dezelfde taken en hebben ervaring in democratisch besturen. Dat Bossche burgers ook veel kritiek op het gemeentebestuur hebben...dat hoort er nu eenmaal bij. Nadat een verkenner op pad is gestuurd om de mogelijkheden te onderzoeken, wordt de Roemeense stad Focsani uitgekozen. Focsani is, net als ’s-Hertogenbosch, een provinciehoofdstad. Ze ligt in het zuidoosten van Roemenië en heeft ongeveer 100.000 inwoners. De stad heeft textiel- en voedselindustrie als belangrijkste bestaansbron. Verder is er een universiteit, een algemeen ziekenhuis en diverse onderwijsinstellingen. In de stad heerst veel armoede. De woningen, met name de flatgebouwen die nog dateren uit de Sovjettijd, zijn verwaarloosd en geven de stad een trieste aanblik. Het is dan zes jaar geleden dat na hevige onlusten de communistische dictator Ceaucescu werd afgezet en vermoord. Zijn regime heeft het land in grote armoede gebracht. Het communistische regime heeft de meeste initiatieven van lokale overheden en burgers effectief de kop ingedrukt.

Burgers en overheid In 1997 gaan beide gemeenten aan het werk om de samenwerking gestalte te geven. Na een aantal inleidende besprekingen ondertekenen de besturen van Focsani en ‘s-Hertogenbosch een jaar later het document Voor ons, door ons!. Daarin maken beide gemeentebesturen afspraken over het doel van de samenwerking. Focsani wil zich ontwikkelen tot een open en democratische samenleving, zoals wij die in West-Europa kennen. Een belangrijk punt is het verbeteren van de communicatie tussen de burgers van Focsani en de lokale overheid. Een tweede doel is het vergroten van de efficiency en klantgerichtheid van de ambtelijke organisatie. Er volgden uitwisselingsbezoeken. Gemeenteraadsleden uit Focsani volgen een cursus in onze stad over de versterking van het lokaal bestuur. Daarbij wordt onder andere gewerkt aan een duidelijke taakverdeling tussen het gemeentebestuur en de ambtelijke organisatie. Berichten uit die tijd onderstrepen het verschil in welvaart tussen de steden, maar ook het verschil in politieke en bestuurlijke werkwijze. Waar Nederlandse gemeenten initiatief nemen, zijn steden uit het voormalige Oostblok afwachtend. De regels kwamen van de centrale regering, de gemeenten voerden slechts uit. Gemeentelijk informatiecentrum Een andere belangrijke vraag van het gemeentebestuur van Focsani is: hoe bereik je de burgers in je gemeente? Die burgers in Roemenië waren vaak net zo afwachtend als hun gemeentelijke overheid. En als ze de gemeente

18

KringNieuws juli 2012, jaargang 38 nummer 4


K

Kamerklanken

Marjan Vonk wilden benaderen, ging dat waarschijnlijk net zo als vroeger in Brabantse dorpen: je maakte een praatje met een wethouder of een bekende ambtenaar en dan werd er mogelijk wel iets geregeld. Een van de eerste concrete resultaten is het openen van een gemeentelijk informatiecentrum in het stadhuis van Focsani in december 2003. De Vereniging van Nederlandse Gemeenten subsidieert de inrichting, ambtenaren uit ‘s-Hertogenbosch helpen bij de opzet en werkwijze. Het nieuwe informatiecentrum is de centrale plaats waar de burgers terecht kunnen voor vergunningen, documenten, informatie en hulpverlening. Voor Roemeense begrippen is zo’n informatiecentrum voor burgers in 2003 uniek. Focsani wordt daarmee gelijk voorbeeldgemeente voor steden in de omgeving. De gemeentelijke hulp heeft soms ook een wat luchtiger kantje: Bossche ambtenaren helpen bij het opzetten van een digitale nieuwsbrief en een website. Maar ook met het organiseren van activiteiten voor het jaarlijkse bevrijdingsfestival. Nog veel meer activiteiten In het kader van de samenwerking tussen ’s-Hertogenbosch en Focsani zijn veel meer activiteiten ontplooid. De brandweer schenkt een brandweerauto en brengt die zelf naar Roemenië. Een docent van de groenschool ontwikkelt met leerlingen van de groenschool een plan voor de inrichting van een parkje in Focsani. Leerlingen van de groenschool daar werken de plannen uit. Het Jeroen Bosch ziekenhuis helpt bij het vernieuwen van de kraamzorg. Ook de wasserij van het ziekenhuis wordt gemoderniseerd. Er zijn contacten met de ambulancedienst en de gevangenis. Te veel om op te noemen. De Stichting Focsani-‘s-Hertogenbosch bemiddelt bij een groot aantal van deze initiatieven.

Nik de Vries

Elk even jaar wordt in ’s-Hertogenbosch het muziekfestival Kamerklanken georganiseerd. Dit jaar belooft het festival extra bijzonder te worden. Het wordt gehouden op zondag 16 september. Het openingsconcert vindt plaats in de hal van het Stadhuis en duurt van 11.00 uur tot 12.00 uur. Daarna zijn er drie rondes, waarbij de deelnemers een keuze kunnen maken uit concerten in elf huiskamers – de oorspronkelijke omgeving – , het Zwanenbroedershuis, Sociëteit De Zwarte Arend en de hal van het Stadhuis. Daarnaast vinden er drie kinderconcerten plaats in het Kringhuis aan de Parade.

Kinderconcerten Wat is er mooier dan je eigen kinderen of kleinkinderen te zien genieten van prachtige muziek? Dat kan in het Kringhuis. Daar wordt op 16 september drie keer Peter en de wolf van de Russische componist Sergej Prokofjev uitgevoerd, een spannend muzikaal verhaal. Kinderen mogen hun (groot)ouders meenemen. Het Anemos Arts Ensemble verzorgt de muziek. Kinderen van 6 tot 12 jaar betalen € 4,00; ouderen kost het € 8,00. Zo’n kans laat je toch niet schieten? De concerten beginnen om 13.45 uur, 15.15 uur en 16.45 uur. De huiskamerconcerten vinden plaats bij particulieren thuis. Deze concerten beginnen om 13.30 uur, 15.00 uur en 16.30 uur. Entree is € 8,00 per concert; een passe-partout kost € 20,00. Voor meer informatie kunt u terecht op www.kamermuziekshertogenbosch.nl. Hier kunt u ook kaarten bestellen.

Aan het samenwerkingsverband komt een einde in 2007 als Roemenië toetreedt tot de Europese gemeenschap. Focsani is een heel eind op weg naar een modern bestuur. Natuurlijk zijn de achterstanden niet verdwenen. En de gevolgen van tientallen jaren dictatuur worden door 10 jaar stedenband ook niet weg gepoetst. Maar er is veel gebeurd. Burgemeester Rombouts biedt Focsani als afscheid een startsubsidie aan van € 30.000 voor het project Meals on wheels van het Rode Kruis in Focsani. Er wordt nu dagelijks een warme maaltijd bezorgd bij bejaarde, uiterst kwetsbare inwoners van de stad. Het geld is besteed aan het inrichten van een keuken en het aanschaffen van een speciale auto voor de bezorging van de maaltijden. De gemeente Focsani neemt deel aan het project door een pand beschikbaar te stellen. Foto’s Marjan Vonk

KringNieuws juli 2012, jaargang 38 nummer 4

19


N

Nieuw fresco Nik de Vries

In ’s-Hertogenbosch kan men een bijzondere opleiding volgen: Oude schildertechnieken. Tijdens deze tweejarige opleiding worden onder leiding van Lukas Stofferis studenten opgeleid tot meester schilder. Studenten hebben onlangs als afstudeerproject een fraai fresco aangebracht op een zijmuur aan de Schilderstraat. Op 1 juni 2012 is het fresco feestelijk onthuld. De groep Trikosis uit Elst zorgt voor zonnige muziek. Kleine kinderen maken spontaan een dansje. Er is drank en er zijn hapjes. De zon maakt het feest af. De locatie is prachtig: een grote, voorheen witte, zijmuur van het pand van de familie Van Vught in de Schilderstraat. Wekenlang is er gewerkt aan het fresco dat geïnspireerd is door het werk van Jheronimus Bosch. Op het linkerluik van diens Tuin der lusten is onder andere de figuur van Eva te zien. Deze is vergroot en naar onze tijd vertaald.

Trikosis.

Deel fresco met in het raam v.l.n.r. Lukas Stofferis en de stukadoor.

Techniek Het doel van de opleiding Oude schildertechnieken is vooral met die oude technieken moderne dingen doen. Dat geldt ook voor het nu onthulde fresco. Een fresco is een schildering in natte kalk. Eerst brengt een stukadoor een flinke onderlaag aan. Deze moet goed drogen. Dan wordt een dun laagje kalk aangebracht en hierin wordt de verf als het ware opgesloten. Daarom moet er snel gewerkt worden, steeds in kleine delen, want in zo’n 2½ uur is de kalk droog. De techniek is dezelfde als Michelangelo al toepaste. Hij was een tijdgenoot van Jheronimus Bosch. Bosch zelf heeft overigens geen fresco’s gemaakt. De twee fresco’s in ’s-Hertogenbosch – eerder al is een fresco geschilderd op een grote muur in de Jeroen Boschtuin – zijn uniek voor Nederland.

Afbeelding Op het fresco zien we Eva meer dan levensgroot. God en Adam zijn hier niet aanwezig. Eva staat als oermoeder centraal. Het 9 meter hoge fresco geeft zo een eigentijdse kijk op de wereld van Jheronimus Bosch. Van hem overgenomen zijn bijvoorbeeld de symbolische beelden van de appel en de kooi. Daar zijn geheime merktekens aan toegevoegd. Die geheimen komen weer overeen met de vaak geheimzinnige beeldentaal van Bosch. Onthulling Er wordt voor de onthulling nog verteld dat de weersomstandigheden tijdens het werken niet altijd meezaten. Zo was het op de eerste schilderdag 12º bij een harde wind; zeven dagen later was het 32º. Dat betekent dat er zowel van de stukadoor als van de schilders veel gevergd werd. In augustus, als alles goed gedroogd is, wordt er nog een coating aangebracht. Dan wordt ook bekeken of er nog wat geld in het potje zit voor het aanbrengen van bladgoud. Misschien kan Zayaz – nu al grote geldschieter en steun, naast de gemeente ’s-Hertogenbosch en de Stichting Jheronimus Bosch 500 – verleid worden. Anders zal de verkoop van kleine schilderijtjes en posters soulaas moeten bieden. Tijd voor de onthulling. Een enorm zeil wordt naar beneden gelaten, zodat de schildering zichtbaar wordt. Veel belangstellenden verdringen zich om een blik te kunnen werpen op het schitterende fresco. Alleen jammer dat er een flinke boom in de weg staat. Foto’s Ellie de Vries

20

KringNieuws juli 2012, jaargang 38 nummer 4


B

Bosch Parade 2012 Foto’s Ellie de Vries.

KringNieuws juli 2012, jaargang 38 nummer 4

21


D

De tuinen van 2012

Zondag 17 juni was het weer zover: de dag van de Tuinenwandeling. Het was al de zevende keer dat vrijwilligers van de Kring Vrienden dit evenement organiseerden. Dit keer tekenden Wilna Quekel en Joop van Dijk voor de organisatie van een wederom zeer geslaagde dag. Het weer werkte gelukkig goed mee: niet te warm, precies goed om buiten te zijn.

ooit ontstaan als uitvloeisel van de opleiding tot stadsgids. Die gidsen kunnen ons alles vertellen over geschiedenis, cultuur, maar ook over de natuur, al dan niet spontaan ‘gegroeid’.

De Tuinenwandeling is elk jaar weer een bijzondere belevenis. Hoe vaak krijg je namelijk de kans bij ‘vreemden’ in de tuin rond te wandelen en te kijken? Dit jaar waren 25 tuinen opengesteld. De variatie was groot: mooi aangelegde, klassieke tuinen en fraaie moderne. Daarnaast best wel wilde tuinen. Altijd was er de verrassing wat er achter de huizen aan bijzonders te zien valt.

Een paar voorbeelden We kwamen in de tuin aan de Binnendieze Achter het Vuurstaal. Dit steegje hoort nog bij het middeleeuwse stratenpatroon en kent zijn huidige vorm vanaf de 17de eeuw. Het is genoemd naar het pand op de hoek van de Hinthamerstraat, Het Vuurstaal. Met een vuurstaal kon je een revolver doen afgaan, wat doet vermoeden dat hier ooit een wapensmid heeft gewoond. In het steegje bevond zich ook de nooduitgang van de bioscoop Cinema Royal. En in het steegje is in de 15de eeuw een gasthuis gesticht voor vijf arme vrouwelijke familieleden van de stichters, Hendrik Brant en zijn zus Elisabeth. In het Peter de Gekstraatje, een zijstraatje van de Orthenstraat, bevindt zich een klein tuintje, dat wat vergroot is door een deel van de straat erbij te betrekken. Peter de Gek was een ambtenaar uit de 17de eeuw, die hier gewoond heeft. Het tuintje hoort bij nummer 6, een van de gerestaureerde zogenaamde cameren, huisjes die uit een kamer bestonden en waarin een heel gezin woonde. Achter het Zwart Beerken is weer zo’n merkwaardig steegje. Het loopt van de Vughterstraat naar Het Kruisbroedershof. Daar bevindt zich een half bebouwd

Tuinen en cultuur Niet allen konden we veel mooie tuinen bewonderen, ook was er in elke tuin een vrijwilliger van de Kring aanwezig om wat te vertellen over het pand waar de tuin bij hoort. Voor wie liever zelf rondkeek lag er een keurige beschrijving klaar. Vaak ook was de eigenaar aanwezig om het een en ander te vertellen, meestal vol terechte trots. Op een aantal plaatsen kregen we een drankje aangeboden. Die cultuurhistorische achtergrond is een van de belangrijke kenmerken van deze wandelingen. Ook voor wie niet zo thuis is in bloemen, planten en bomen, is het aangenaam deze wandeling mee te maken. Het is ook een van de achtergronden van de organisatie,

22

KringNieuws juli 2012, jaargang 38 nummer 4


Nik de Vries Heen en weer Nieuw was dit jaar de mogelijkheid je te laten varen. Vanaf het Vughtereiland ging het naar het Voldersgat en vice versa. Opvallend was het dat zoveel mensen niet wisten dat het Vughtereiland te bereiken is vanaf de Westwal: onder de Willemsbrug door, Over de Dommel en zo naar het pontje, waarmee je naar Het Bossche Broek kunt oversteken. Voor velen moet dit een ware ontdekking zijn geweest. Wij hoefden dit keer het pontje niet te bedienen, want er lag een bootje van de Stichting Binnendieze met schipper klaar om ons verder te brengen. Onderweg vertelde schipper Hugo nog het een en ander over bijzondere begroeiing op en aan de vestingmuren. We bezochten nog enkele tuinen in de Hinthamerstraat en de Sint-Jacobstraat. Een van de aardige zaken

plein, waar onder andere een mooi gerestaureerd pand te bewonderen valt. Het heeft een grote tuin, over de Binnendieze heen, heel modern ingericht, met hier en daar klassieke elementen. Het werkt wonderwel. Het pand was van 1770 tot 1954 de pastorie van de SintCathrien. Bij de renovatie van het pand is het steegje weer opengemaakt. In de Vughterstraat was een aantal tuinen te bezoeken. De voor mij meest bijzondere was wel de heel smalle, maar erg lange tuin achter het pand waar eertijds bakkerij Van Eeten zat. Nu nog wordt het pand bewoond door kinderen van de bakker.

daarbij is je voor te stellen hoe het er vroeger uitgezien heeft. De tuinen liepen toen tot aan de Binnendieze, een deel dat nu gedempt is. En als je dan in de tuin van de kapper staat en een brief ziet, die vraagt niet op een plaat te gaan staan, omdat de buren toch niet thuis zijn, word je nieuwsgierig naar de smalle gang: waar leidt die heen? Zoals ik al eerder aangaf: het was weer een geslaagde dag. Dank past de organisatoren en de andere vrijwilligers van de Kring, zonder wie dit soort bijzondere zaken niet mogelijk is. Op naar de achtste editie! Foto’s llie de Vries

KringNieuws juli 2012, jaargang 38 nummer 4

23


Z

Zomeravondconcerten Binnendieze De redactie

Klassiek, jazz of wereldmuziek Kom, vaar, luister en geniet!

Het Nederlands Fluitkwartet.

Dit jaar wordt voor de 16de keer het kleinschalige maar sfeervolle muziekevenement Muziek op de Binnendieze georganiseerd. Eenvoudig begonnen met enkele boten en vier concerten groeide dit evenement snel uit tot een succesvolle concertserie met zes zomeravondconcerten. Een unieke combinatie van een verrassende vaartocht door en onder de stad met de heerlijke klanken van een miniconcert. De boten leggen aan bij een podium in het Voldersgat (Zuidwal) en daar genieten de deelnemers van de muzikale klanken. Sinds 1999 worden de concerten uitsluitend verzorgd door professionele musici; dit is mogelijk dankzij de sponsoren en de schippers van de Binnendieze. Ook dit jaar heeft de organisatie weer kans gezien een uitstekend reeks zomeravondconcerten samen te stellen.

verrassends en een uitdaging om de muziek steeds dieper te doorgronden. De leden van het kwartet bespelen verschillende fluiten: van bas tot piccolo. Jacqueline van der Zwam, Egbert-Jan Louwerse, Karin Leutscher en Ivo Visser studeerden allen aan het Sweelinckconservatorium te Amsterdam.

Muziek op de Binnendieze.

Programma tweede helft 2012 Zaterdag 25 augustus Quartetto Claro is een strijkkwartet met een zeer gevarieerd en lichtvoetig repertoire. Van Mozart en Bach tot Argentijnse tango en oldtime jazzmelodieën. Het kwartet – opgericht in 2004 – is te horen op veel concertpodia, maar ook bij intieme huisconcerten. De kwartetleden Anne-Marie van de Grint, Annerieke Nentjes, Martine Littel en Marieke Langkamp zijn afgestudeerd aan conservatoria en werkzaam als professioneel musicus. Zaterdag 1 september Een gemeenschappelijke passie voor uiterste precisie maakt Het Nederlands Fluitkwartet tot een prachtig boeiend ensemble. Het richt zich op een breed repertoire dat varieert van barok tot hedendaagse muziek. Voor het kwartet heeft iedere uitvoering iets

24

KringNieuws juli 2012, jaargang 38 nummer 4

Zaterdag 8 september Een swingende avond als afsluiting van de concertserie 2012 met La Clé de Soul, jazz pop-soulzangeres Clementine Noordzij. Zij vertolkt een breed repertoire aan covers, variërend van swingende en zwoele jazzstandards tot populaire en tijdloze pop- en soulliedjes en ballads. Zij nodigt u uit samen met haar en haar vaste begeleiders een bijzonder muzikale reis te maken. Kaartverkoop Per concert zijn zeven boten beschikbaar waarin per boot voor zestien deelnemers plaats is. Per avond worden twee concerten verzorgd. Voor het eerste concert is de afvaart op 19.30 uur in de Molenstraat (Uilenburg) en voor het tweede concert is het vertrek om 21.30 uur. De kosten voor het bijwonen van een concert inclusief de vaartocht bedragen € 15.00. De kaarten zijn verkrijgbaar bij de balie van het Diezehuis in de Molenstraat. Muziek op de Binnendieze wordt georganiseerd door de Stichting Havenconcert. Voor meer informatie: www.muziekopdebinnendieze.nl Foto’s Romain d’Ansembourg en Johan Strang


F Z FilaFair 2012

Zilveren Anjer

Rob Hoogeboom

Op 23 en 24 maart 2012 is weer het filatelie evenement Filafair gehouden in Maaspoort Sports & Events te ‘s-Hertogenbosch. Deze unieke locatie aan de rand van ’s-Hertogenbosch is goed bereikbaar en heeft veel te bieden. Dat moeten zowel de standhouders en bezoekers gedacht hebben. In twee dagen tijd bezochten ruim 4000 bezoekers uit binnen- en buitenland deze speciaal opgezette filatelie ruilbeurs. De organisatie is in handen van een stichting waarvan de leden lid zijn van de ’s-Hertogenbossche Filatelisten Vereniging. Die vereniging heeft onder andere in de afgelopen jaren ook gezorgd voor evenementen als Stamppassion en Hertogpost.

Persoonlijke postzegels. Het leuke van FilaFair is dat men elk jaar een speciale postzegelserie uitgeeft, geënt op lokale bezienswaardigheden. Dit jaar heeft men gekozen voor foto’s van Wim van Laarhoven. Hij maakt vooral foto’s van de Bossche binnenstad en met diverse software bewerkt hij zijn foto’s op allerlei manieren. De organisatie heeft speciaal voor Filafair 2012 een achttal foto’s geselecteerd en deze laten vereeuwigen op een postzegel. Voor de algemene filatelist maar zeker voor verzamelaars van Bossche zaken is het een set van unieke postzegels. Zelf is door de organisatie een Europa- en Wereldzegel van de Bossche Markt anno 1650 uitgebracht. Deze was op zaterdag vlak na de middag al uitverkocht. Aanwezig was ook Postnl die twee setjes het levenslicht liet zien met als omranding het Jeroen Bosch beeld en gebouwen rondom de Markt zoals Hotel Central en het Stadhuis. Het was ook mogelijk om persoonlijke postzegels te laten maken. Deze vorm van postzegels is zelfs zo populair dat de recent opgerichte VPPV aanwezig was. Het leuke van persoonlijke postzegels is dat men elk onderwerp kan laten afdrukken. Gelukkig heeft Postnl deze gelegenheid ook op Filafair gegeven. Mede daardoor hebben zijn hier de Liniebier 1629, Taekwondo Rosmalen en Kollergang Rosoliemonument postzegels ontworpen en afgedrukt. De VPPV, Vereniging voor Verzamelaars van Persoonlijke Postzegels, heeft toegezegd dat deze drie postzegels in de komende jaarcatalogus van de vereniging worden opgenomen. Zo worden een sportclub en cultuurhistorie in de gemeente ’s-Hertogenbosch op een andere manier voor het voetlicht gebracht.

Jan Korsten

Uit handen van koningin Beatrix ontvingen Clemens en Neeltje van der Ven dinsdag 19 juni in het paleis op de Dam in Amsterdam de Zilveren Anjer. Ze ontvingen deze bijzondere onderscheiding voor hun bijdrage aan verschillende culturele instellingen en cultuurhistorische initiatieven binnen en buiten ’s-Hertogenbosch.

Eén van de meest tot de verbeelding sprekende initiatieven is het besluit om Huizinghe De Loet, hun monumentale woonhuis aan de Peperstraat, na te laten aan de Bossche gemeenschap. Het pand moet voor toekomstige generaties Bosschenaren uitgroeien tot een centrum voor museale en culturele activiteiten. Om die droom te verwezenlijken bracht het echtpaar van der Ven in 2005 het huis, de gedurende de afgelopen decennia opgebouwde kunsten antiekcollecties en hun vermogen alvast onder in een stichting. De toekomst van De Loet is daardoor gewaarborgd. Voortuitlopend op de toekomstige museumfunctie stelt het gastvrije echtpaar overigens ook nu al hun huis en tuin regelmatig open voor lezingen, huisconcerten en evenementen als Bossche stadstuinen in bloei.

Huizinghe De Loet is niet de enige reden voor het toekennen van de Zilveren Anjer. Clemens en Neeltje van der Ven zetten zich al tientallen jaren actief en belangeloos in voor het behoud van het cultuurhistorisch erfgoed. Zo zijn ze onder andere betrokken bij de Bossche Beiaardstichting, het Noordbrabants Museum en Kasteel Heeswijk. Met hun inhoudelijke en geldelijke bijdragen aan allerlei culturele instellingen én hun besluit de samenleving te laten genieten van hun stadspaleisje fungeert het echtpaar volgens de jury van het Prins Bernhard Cultuurfonds als een eigentijdse mecenas. Dat is iets dat waardering, respect en zo mogelijk navolging verdient.

Foto Rob Hoogeboom

KringNieuws juli 2012, jaargang 38 nummer 4

25


B

Bosch klikt

Het Jheronimus Bosch Art Center (JBAC) is niet alleen een museum, waar men alles van de Bossche schilder in kopie op ware grootte kan bewonderen. Het is ook niet alleen een plaats, waar zo’n beetje alles wat er over Bosch geschreven is, kan lezen en bestuderen. Het JBAC wil ook een podium bieden aan jonge kunstenaars die zich hebben laten inspireren door het werk van Jheronimus Bosch. Vorig jaar was graffiti artiest Belin te gast met grote gespoten werken. Dit jaar is het de beurt aan Mattijn Franssen. Hij is vooral opgevallen door zijn surrealistische kunstfoto’s. Naast deze foto’s toont het JBAC ook schilderijen en computer animaties van zijn hand.

Mattijn Franssen.

Mattijn Franssen Mattijn is geboren in 1971. Hij woont en werkt in Hilversum, maar “die plaats is niet zo boeiend en inspirerend als een stad als ’s-Hertogenbosch,” zo vertelt hij. Hij is autodidact en is begonnen met schilderijen. Omdat hij daarin niet alles goed kwijt kon, is hij overgestapt op de fotografie. “Maar ik noem me bewust geen fotograaf. Ik gebruik alleen het medium om mijn ideeën vorm te geven.” Vorig jaar won hij het Vierkante Ei, een crossmediaal project van de Volkskrant, NTR, Kunstfactor en zes musea voor moderne kunst, met het werk Relapse. Dat heeft hem geen windeieren gelegd. Hij is sindsdien benaderd door musea en galerieën. Via een van die galerieën, De Queeste in Heerlen, is hij bij het JBAC terecht gekomen. “We kregen als JBAC een mailtje van die galerie met de vraag of het werk van Mattijn iets voor ons zou zijn,” zegt Willeke Cornelissen van het JBAC. “We gingen daar graag op in.”

Visiting ‘s-Hertogenbosch.

26

KringNieuws juli 2012, jaargang 38 nummer 4

Nik de Vries Een van de werken die te zien zullen zijn, is geïnspireerd op de Tuin der Lusten van Bosch. Het heet Visiting ’s-Hertogenbosch. De collage is opgebouwd uit veel foto’s die hij in onze stad gemaakt heeft. “Ik was hier op bezoek en heb veel foto’s gemaakt. Daarvan heb ik de collage samengesteld. Vooraf maak ik daarbij een ontwerp. Dan groeit de foto in mijn hoofd,” legt Mattijn uit. Hij vertelt ook hoe hij als schilder foto’s ging maken. “In principe ben ik meer schilder dan fotograaf. Maar als de compositie van een schilderij niet lukte, maakte ik foto’s als hulpmiddel. Daaruit zijn later de fotomontages ontstaan. Toch vind ik schilderijen in olieverf mooier dan foto’s: ze hebben meer reliëf.” “De afgelopen zes jaar heb ik 442 fotomontages gemaakt. Er is er maar één, waarop ik lachend te zien ben. Ik heb al die jaren altijd mijn camera bij me, een handige kleine Olympus. Je weet namelijk nooit wanneer je een geschikt beeld tegenkomt, dat je wilt vastleggen.” Hij vindt het overigens jammer dat deze vorm van fotografie nog niet helemaal geaccepteerd is. Wie weet, dat deze expositie daar verandering in brengt. Foto’s Ellie de Vries en Mattijn Franssen

De tentoonstelling Bosch klikt is in het Jheronimus Bosch Art Center te zien van 8 juli tot en met 2 september. Het drieluik Visiting ’s-Hertogenbosch is door het JBAC aangekocht.


H

Hier staoi ik dan 4

Zoals afgesproken staan we bij de Moriaan op de Markt, het oudste bakstenen huis van ’s-Hertogenbosch. Eerst maar eens uitzoeken wat de naam “Moriaan” betekent, tegenwoordig via Google een peulenschilletje zou je zeggen. Niet dat ik snel opgeef, maar ik kom na enige tijd zoeken niet verder dan: Arabier, Gaper met Oosterse tulband, moiré (een soort zijde) en een Oud-Frans woord dat afgeleid is van de Morianen. En dat zijn dan weer verouderde negers die niet wit van kleur worden door zich te wassen en/of schuren, anders gezegd: het is ‘vergeefse moeite’, net zoals mijn zoektocht naar de betekenis hiervan. Dan het pand zelf. De bekende Bossche kroniekschrijver Albertus Cuperinus schreef in de 16de eeuw dat de stichter van ’s-Hertogenbosch, hertog Hendrik I, de Moriaan liet bouwen. Het gebouw diende door de eeuwen heen naast woonhuis ook als kerk, bisschopshuis (bisschop Metsius woonde hier tijdens het Schermersoproer). De hervormden hielden hier tijdens de Beeldenstorm hun geheime bijeenkomsten. In mijn herinnering zijn er al decennia lang het VVV en horeca gevestigd, onder andere de bij mijn generatie zeer populaire uitgaansgelegenheid Club Castell. Wat ook interessant is, zijn de namen van de percelen die rechts in hetzelfde rijtje van de Moriaan op de Markt staan. De eerste plek waar woningen werden gebouwd in ’s-Hertogenbosch na de stichting in 1185, dit omdat deze plek het hoogst gelegen lag, zodat men de voeten droog hield. Dus voor schoenen ga je naar Het Root Cruijs (Invito, Markt 61), ooit het woonhuis van Jheronimus Bosch. En zo koopzuchtig als we zijn, wordt de lingerie gekocht in de Roodenburg (Hunckemöller, Markt 73), ooit bewoond door Henrick Beckerdijn, over wie het verhaal gaat dat hij een afstammeling zou zijn van Karel de Grote! Om het geheel in stijl af te maken wordt de kleding in de Groote en de Kleine Engel aangemeten (WE, Markt 63-65). Bepakt en bezakt sluiten we dit onderwerp af met een hapje en een drankje in de Leeuwenborgh (Hotel Central, Markt 51) en verlaten we platzak de Markt via de Marktstraat, de straat die vroeger toegang gaf tot de oude Bossche buurt de Pijp, een echte volkswijk waar veel ambachtelijk werk werd verricht. Waar bordelen, danshuizen en cafés de bewoners even hun armoede en ellende deden vergeten. Waar het draaiorgel van ‘de Lange Daan’ Heesbeen zijn klanken door de straten slingerde en waar in 1927 achter de toog van stadsherberg ’t Pumpke de komische fanfare de Kikvorschen werd opgericht. Aan de gevel op de hoek Marktstraat/Burgemeester Loeffplein houdt oudKikvorsch dirigent Jan Somers met in zijn hand een glaasje brandewijn met suiker nog altijd weemoedig een oogje in het zeil. Zich afvragend: “Waarom heeft de tijd hier niet stilgestaan?”

Sjef Brummer De Pijp Hier staoi ik dan, vervloge tije herleve In één van de markantste buurte van de stad Ge zouw er nouw ginne stuiver meer veur geve De tand des tijds heet ok hier z’n invloed gehad Netuurlijk moes de ouwe volkswijk verdwijne ‘t schrôôt veur de moderne gebouwe Elders zitte oud-bewôners nouw weg te kwijne Hadde ze ’t ooit mar tege kunne houwe Waor zijn de café’s, waor is de gezelligheid Verdwene zijn de hoere, weg is de sfeer Verdwene zijn de mense, weg saomheurigheid ‘t is jammer, maar diejen tijd komt nooit meer Al lot dees herinnering oe nie meer los Vergif de mensheid veur dees vergrijp ’t waar ’n schôôn stukske ’s-Hertogenbosch Koester de ouwe Bossche volksbuurt de Pijp Foto Ellie de Vries

KringNieuws juli 2012, jaargang 38 nummer 4

27


B

Beeld twee dominicanen Geert Donkers

Aan een steunbeer van de noordelijke zijbeuk van de Sint-Janskathedraal, vlakbij de ingang naar de Mariakapel, bevindt zich een beeld van de heilige Dominicus. Twee pijlers verder staat het beeld van Thomas van Aquino, een volgeling van Dominicus. Het zijn twee dominicanen.

KringNieuws is het minimaal zes maal per jaar verschijnend tijdschrift van Kring Vrienden van ’s‑Hertogenbosch. Redactie: Nik de Vries (voorzitter), Michele van den

Dominicus Guzman werd omstreeks 1170 in Spanje geboren. Hij studeerde aan de universiteit van Palencia en stichtte in 1215 de orde van de dominicanen ook wel predikheren genoemd. Het doel van de orde was het bestrijden van de Albigenzen in het zuiden van Frankrijk en het uitbannen van ketterij in het algemeen. Dominicus stierf in 1221 in Bologna en werd in 1234 heilig verklaard.

Heuvel, Ed Hupkens, Jan Korsten, Gerard ter

Dominicus wordt in het beeld aan de pijler van de Sint-Jan uitgebeeld in het habijt van zijn orde. In zijn rechterhand draagt hij een lelie, links een boek. Op het voorhoofd ziet men een ster en aan zijn voeten ligt een hond. Onder de draagsteen bevindt zich een groepje van vijf personen dat in gesprek is. De lelie duidt op Dominicus’ zuiverheid, het boek op zijn geleerdheid. Volgens een legende droomde zijn moeder dat zij een hond zou baren: Domini canis (hond van de Heer). Bij zijn geboorte zou de aarde in een lichtglans gehuld zijn geweest: vandaar de ster.

Redactie-adres:

Steege, Ellie de Vries (fotografie) en Johan Strang (bestuur). Vormgeving: Jack van Elten

Secretariaat KringNieuws Postbus 1162, 5200 BE ’s‑Hertogenbosch E-mail: redactie@kringvrienden.nl Oplage 2.400 stuks Niets uit een editie mag worden gekopieerd of elders gepubliceerd zonder uitdrukkelijke

Dominicus.

Thomas van Aquino werd enkele jaren na de dood van Dominicus in Italië geboren (1225). Hij studeerde in Napels en trad in 1243 in bij de dominicanen. Vanaf 1252 doceerde hij onder andere in Parijs theologie. Hij schreef veel theologische traktaten. Zijn belangrijkste werken waren de Summa theologiae en de Summa contra gentiles. Op weg naar het concilie van Lyon stierf Thomas in 1274.

toestemming van Kring Vrienden en de redactie; dit geldt ook voor het in enige vorm elektronisch beschikbaar stellen. De redactie heeft getracht alle rechthebbenden van het illustratiemateriaal te achterhalen. Personen of instanties die desondanks van

In 1323 werd hij heilig verklaard en in 1567 verheven tot kerkleraar. Ook Thomas van Aquino is uitgebeeld als dominicaner monnik. Op zijn rechterschouder zit een duifje. Thomas heeft een ganzenveer in de hand en houdt een geopend boek voor de borst. Op het boek is de aanhef van de hymne Lauda Sion Salvatorem (lof aan de redder van Sion) te lezen. Het duifje is een beeld van de Geest die hem zijn geleerde teksten influistert. Het boek en de ganzenveer verwijzen naar zijn geleerde schrijfactiviteiten. Onder de draagsteen zijn drie engeltjes aangebracht met een luit, een boek en een harp. De noordelijke zijbeuk van de Sint-Jan is tussen 1874 en 1878 gerestaureerd. Het is aannemelijk dat de beelden van Dominicus en Thomas in of kort na deze jaren vervaardigd zijn. De ontwerpen zijn waarschijnlijk van de hand van restauratiearchitect Lambert Hezenmans. De beeldhouwer is vooralsnog onbekend.

mening zijn aan deze uitgave aanspraken te kunnen ontlenen wordt verzocht om contact op te nemen met de redactie.

Secretariaat Postbus 1162 5200 BE ’s‑Hertogenbosch E-mail: algemeen@kringvrienden.nl Internet: www.kringvrienden.nl Betalingen: ING Bank 3119716 Jaarlijkse bijdrage minimaal € 17,50

Thomas van Aquino.

Vanaf eind 13de eeuw was er in de stad een dominicanerklooster. In 1629 werd het convent gesloten en verliet een relatief grote groep dominicanen de stad. De kloostergebouwen werden verkocht en in de loop der tijden afgebroken. Alleen de naam Predikheerenpoort herinnert nog aan het oude klooster.

Kringhuis en Kringbalie Parade 12 Telefoon 073 - 613 50 98 Telefax

073 - 614 60 21

Ma. van 13.30 - 17.00 uur Foto’s Ellie de Vries

Di. tot en met za. van 10.00 - 17.00 uur Zon- en feestdagen van 12.00 - 16.00 uur.

Bronnen: J.Timmers, Christelijke symboliek en iconografie C.Peeters, De Sint Janskathedraal te ‘s-Hertogenbosch

28

KringNieuws juli 2012, jaargang 38 nummer 4


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.