Kring Nieuws UITGAVE VAN KRING
VRIENDEN VAN ’S‑HERTOGENBOSCH
JAARGANG 39 NUMMER 4 JULI 2013
Vooraf 2 Bosch Parade 2013
3
Ladderwedstrijd 4 4 Paradepaardjes 5 Nieuwe uitgave Beleg van 1629
6
Bootgesprekken: Een boot vol filmmensen 6 8 Korte berichten
9
Hier staoi ik dan 10 10 Een nadere kennismaking 7 11 Opleiding stadsgids begonnen 12 Korte berichten
13
Nieuwe spreuksteen
14
Bossche klokken 7 15 Kluizenaressen: ingemetselde vrouwen in de middeleeuwse stad 1 16 Bijzondere beiaard
19
Bosch Museumkwartier is ontmoetingsplaats 20 Plaquette Weckgebouw
23
Spanjaarden in de stad
24
Woeste Stilte
26
Zomeravondconcerten Binnendieze 27 Beeld van Jan Baptist
28
Blijde
incomste
V B Vooraf
Bosch Parade 201
Voor u ligt het zomernummer van KringNieuws. Op het moment dat ik dit schrijf, laat de echte zomer het nog wat afweten, maar we blijven optimistisch. We hebben geprobeerd er weer een mooi gevarieerd nummer van te maken. Mede dankzij onze schrijvers hopen we daarin geslaagd te zijn.
Het begint al een aardige traditie te worden: de Bosch Parade in juni. Dit jaar zagen we de vierde aflevering. Twee keer was de Binnendieze het decor; nu voor de tweede keer voeren de bouwsels over de rivier de Aa. Was de Binnendieze intiem en besloten, de Aa is veel groter en opener. Donderdag 13 juni genoten we van de première.
Naast enkele doorlopende rubrieken, zoals Beeld van..., Hier staoi ik dan, Een nadere kennismaking en Bossche klokken, hebben we artikelen over de studiedag die het Bossche Stadsarchief organiseerde, over een nieuw kunstwerk in het Bossche Broek en de opening van het Bossche Museumkwartier.
We zijn er trots op u het eerste deel van een bijzonder tweeluik te kunnen presenteren. Redacteur Ed Hupkens ontdekte dat ook ‘s-Hertogenbosch kluizenaressen heeft gekend. In dit en volgend nummer kunt u zijn gedegen artikel hierover lezen. De ladderwedstrijd mag zich verheugen in een nog steeds toenemend aantal inzenders. Laat u eens verleiden door de nieuwe opgave: wandel door de stad en kijk om u heen. Wellicht ontdekt u het steentje met de bijl. In de zomer gaan in de stad weer veel evenementen van start: naast de prachtige voorstellingen van de Boulevard (gaat u eens kijken; daarmee draagt u uw steentje bij aan de instandhouding van dit festival), is een bijzondere tentoonstelling van drie jonge fotografen te verwachten in het Jheronimus Bosch Art Center. En voor september kunnen we ons al verheugen op ‘s-Hertogenbosch Maritiem en de Open Monumentendag. Verder zijn er tal van (al dan niet geleide) wandelingen te maken door de Bossche natuur en uiteraard door de Bossche binnenstad - met een gids van de Kring ziet u meer! Graag wens ik u weer veel kijk- en leesplezier. En als de zomer mee wil werken kunt u lekker buiten lezen. Kopij voor het volgende nummer kunt u insturen tot en met 22 augustus: het liefst via de mail. Illustraties graag in een zo hoog mogelijke resolutie apart en in bijlage insturen.
Foto voorpagina: Ellie de Vries Van ouds houden de hertogen van Brabant bij hun aantreden een Blijde Incomste in de hoofdsteden van hun gebied. Koning Willem Alexander treedt in hun voetsporen.
2
KringNieuws juli 2013, jaargang 39 nummer 4
Maanden van voorbereiding gingen aan de vierde editie vooraf. De proefvaarten eerder leerden dat er hier en daar nog wat mocht gebeuren voor de echte show. Ook op de eerste avond ging niet alles even vlotjes. Helaas vielen er nogal wat gaten, waardoor de aandacht langzamerhand wat verslapte. Het idee De Bosch Parade is een van de onderdelen van het grote project Jheronimus Bosch 500. In aanloop naar 2016, het jaar waarin herdacht wordt dat de grote Bossche schilder 500 jaar gelden gestorven is, vindt een aantal activiteiten plaats. De opzet van de Bosch Parade is dat kunstenaars en anderen zich laten inspireren door het werk van Jheronimus Bosch. Deze inspiratie moet dan leiden tot een vaartuig met een twist. Elk vaartuig wordt bevolkt door een of meer vrijwilligers. Miesjel van Gerwen trad op als artistiek leider, terwijl Marc Eysinck Smeets de projectcoördinator was.
Dit jaar deden 20 creaties mee. Deze varieerden van heel eenvoudig – een klein duikbootje – tot erg uitbundig. Opvallend was dat er nogal wat kinderen op de varende kunstwerkjes meevoeren. In hun enthousiasme sleepten ze het talrijke publiek mee. Op de bijgaande foto’s krijgt u een kleine indruk van de fantastische vloot. Ook voor volgend jaar is een Bosch Parade gepland. De eerste ideeën zijn er al. Wie weet varen we dan over de andere Bossche stadsrivier, de Dommel. Foto’s: Ellie de Vries
13 Nik de Vries
KringNieuws juli 2013, jaargang 39 nummer 4
3
L
Ladderwedstrijd 4 Nik de Vries
De derde opdracht voor de ladderwedstrijd heeft opnieuw geleid tot veel inzendingen. Het was dit keer niet zo moeilijk: de foto liet duidelijk de naam Antoon Derkinderen zien. Op de grote foto is alles nog duidelijker. de stad trok bij haar 700-jarig bestaan. In 1891 voltooide hij een wandschildering in het Stadhuis van ’s-Hertogenbosch; tussen 1892 en 1896 maakte hij de andere wandschildering. Beide zijn nog steeds te bewonderen. Antoon Derkinderen overleed kinderloos op 2 november 1925 in Amsterdam. In 1927 gaf zijn weduwe diens herinneringen uit. Daarin is onder andere te lezen, dat Antoon zich zijn geboortehuis niet meer zo goed kon herinneren. Wel een aardige anekdote over het kerkzilver van de Sint-Jan, dat gewogen moest worden. Daartoe werden de vingers van zijn vader gezegend, anders mocht hij het zilver niet aanraken. De kelken, monstransen en wat al niet meer kwam op een grote kar naar de Vughterstraat.
Ondanks de brand die het pand geteisterd heeft, bevindt de granieten herdenkingssteen zich nog steeds in de gevel van het pand Vughterstraat 116 (voorheen wijk H nummer 135). De steen is onthuld op 16 juli 1935 door burgemeester mr. Frans van Lanschot. Dit gebeurde in het kader van de festiviteiten rond het 750-jarig bestaan van ’s-Hertogenbosch. Op de steen lezen we: “ANTOON DER KINDEREN WERD 20 DECEMBER 1859 HIER GEBOREN”
De kelken, monstransen en wat al niet meer kwam op een grote kar naar de Vughterstraat Antoon Der Kinderen (of Derkinderen) was de jongste van negen. Zijn vader was goud- en zilversmid en had een fabriekje. Tot 1867 woonde het gezin in de Vughterstraat, daarna ging het naar de Postelstraat. In 1873 ging Antoon naar de kweekschool en dankzij zijn leraar tekenen studeerde hij daarna van 1878 tot 1880 aan de Koninklijke School voor Beeldende Kunsten in ’s-Hertogenbosch. Hij rondde zijn opleiding af aan de Rijksacademie te Amsterdam. Daar zou hij in 1907 hoogleraar-directeur van worden. Hij was onder andere kunstschilder, glazenier en tekenaar. Voor zijn geboortestad heeft Antoon Derkinderen enkele bijzondere werken gemaakt. In 1885 ontwierp hij de historisch-allegorische optocht die door
4
KringNieuws juli 2013, jaargang 39 nummer 4
Natuurlijk hebben we ook een winnaar. Uit alle goede inzendingen – sommige voorzien van tekst en uitleg, soms zelfs foto’s – trokken we: Joep van Rosmalen. Voor hem ligt een leuke prijs klaar in het Kringhuis.
En dan nu de nieuwe opgave. De vraag bij de foto van Ellie de Vries is: waar bevindt zich dit gevelsteentje? Uw oplossingen kunt u tot 22 augustus insturen via het mailadres van de redactie of door middel van een kaartje of briefje naar het Kringhuis, Parade 12. Foto’s: Ellie de Vries
P
Paradepaardjes Parade 12 Aan de cursusruimten in het Kringhuis bleken in de loop van de tijd enkele belemmeringen te kleven. Door de vrij harde materialen van wanden en daken was de akoestiek niet erg goed. Ook de hoogte van de projectie – veel gebruikt i.v.m. powerpointpresentaties – bleek voor verbetering vatbaar. Intussen is een nieuw projectiedoek geïnstalleerd dat wat hoger tegen de projectiewand is bevestigd. Medio juni zijn akoestische voorzieningen getroffen door het aanbrengen van akoestische panelen tegen de schuine plafonds in beide cursusruimten. Naar verwachting is de akoestiek hiermee verbeterd. Parade 12 is een Rijksmonument. Na de aankoop is het pand in 2010/2011 grondig verbouwd en gerenoveerd. Het bestuur heeft besloten om het pand elk jaar te laten controleren door de Monumentenwacht NoordBrabant. Eventuele gebreken worden zodoende tijdig bekend en kunnen worden verholpen. Mede daarom is ook besloten om een meerjarig onderhoudsplan te laten opstellen. Met de kosten van dit groot onderhoud kan dan in de begroting en jaarrekening rekening worden gehouden.
Medaille waterschap De Dommel Het waterschap De Dommel bestaat 150 jaar. Het waterschap viert dit jubileum dit jaar en geeft daaraan onder meer aandacht door het uitreiken van een medaille aan 150 bijzondere personen of instellingen die zich (mede) inzetten voor en betrokken zijn bij het werk van het waterschap. De heer mr. drs. P.C.G. Glas, watergraaf van het waterschap De Dommel, heeft op zondag 26 mei 2013 deze medaille uitgereikt aan de Kring Vrienden van ’s-Hertogenbosch. Namens het bestuur heeft Harry Satter, bestuurslid, deze onderscheiding in ontvangst genomen. Het Kringbestuur is het waterschap buitengewoon erkentelijk voor deze onderscheiding. Een foto van deze medaille is hierbij afgedrukt. In het bovenste vlak van de medaille verbeelden de huizen de zorg van het waterschap voor “droge voeten”, de vis in het water houdt verband met de inspanningen van het waterschap voor “schoon water” en de planten in het onderste vlak hebben betrekking op “voldoende water”. De kleuren wit, blauw en geel in het lint van de medaille zijn de kleuren en vlakverdeling van de vlag van het waterschap. De Latijnse spreuk “Aqua pro omnibus” betekent “water voor iedereen”.
manieren: door bestudering en onderzoek van erfgoed en cultuurhistorie, door het aanbod van stadswandelingen en bezoek aan objecten en door de vaartochten over de Binnendieze en de Dommel. De activiteiten met betrekking tot wandelen en varen zijn het meest bekend. Zij zijn een uitvloeisel van de doelstelling van de Kring, namelijk het onder de aandacht brengen van erfgoed en cultuurhistorie. Bestudering en onderzoek van erfgoed en cultuurhistorie is veel minder bekend, maar desondanks heel belangrijk én zeer interessant. De Kring heeft een groot aantal werkgroepen dat zich met verschillende aspecten van erfgoed en cultuurhistorie bezig houdt, zoals archeologie, openbare ruimte, monumenten, toponymie, bouwplannen, molens, kerken en kloosters, vestingwerken en industrieel erfgoed. De werkgroepen zijn verenigd in het Kenniscentrum. We kunnen ons voorstellen dat u niet direct stadsgids of schippergids zou willen zijn, maar wel bijvoorbeeld vanuit (eerder) beroep of hobby geïnteresseerd bent in erfgoed en cultuurhistorie in het algemeen of in een of meer van de hiervoor genoemde onderdelen daarvan. Hebt u belangstelling om vrijwilliger te worden op dit terrein of wilt u meer informatie, neem dan contact op met Cees Roodnat, voorzitter van het Kenniscentrum. Een mailtje naar algemeen@kringvrienden.nl, waarin u uw belangstelling meldt, is voldoende. Algemene Leden Vergadering 25 juni 2013 Op de agenda van de Algemene Leden Vergadering op 25 juni j.l. stond onder meer de herverkiezing van vier bestuursleden: Joop Thissen, voorzitter, Johan Strang, secretaris, Joop van Dijk, bestuurslid, en Harry Satter, eveneens bestuurslid. Allen hadden zich herkiesbaar gesteld. Bij de schriftelijke stemming bleek dat Joop Thissen (101 stemmen voor, 34 tegen), Johan Strang (126 stemmen voor, 9 tegen) en Joop van Dijk (128 stemmen voor, 5 tegen) zijn herkozen. Harry Satter (51 stemmen voor, 83 tegen) is helaas niet herkozen. Dit betekent dat er in het bestuur een vacature is. Degenen die belangstelling hebben om bestuurslid te worden of die de aandacht willen vestigen op geschikte kandidaten, kunnen dat laten weten aan het bestuur: bestuur@kringvrienden.nl.
Vrijwilligers Alle werkzaamheden van de Kring hebben betrekking op de doelstelling van de Kring: zorg voor het erfgoed van de stad ’s-Hertogenbosch. Dat gebeurt – kort gezegd – op drie verschillende
KringNieuws juli 2013, jaargang 39 nummer 4
5
N
Nieuwe uitgave Beleg van 1629
Op maandag 18 maart 2013 hield Jan van Boxtel in de hal van het Bestuurscentrum in het kader van de Contactavond Vestingwerken een lezing over zijn nog te verschijnen boek over het Beleg van ’s-Hertogenbosch in 1629. Het is de eerste, volledige vertaling van het bekende, in het Latijn geschreven werk van Daniel Heinsius uit 1631.
Jan van Boxtel.
Titelpagina van Sylva-Ducis. Twee jaar na de inname in 1629 van ’s-Hertogenbosch door Frederik Hendrik verscheen bij uitgeverij Bonaventura en Abraham Elzevier te Leiden de uitgave Rerum ad Sylvam-Ducis atque alibi in Belgio aut a Belgis anno MDCX XIX gestauram Historia. In het Nederlands: Verhaal over de krijgsdaden bij ’s-Hertogenbosch en elders in de Nederlanden of door de Nederlanders in het jaar 1629. In datzelfde jaar verschijnt er naast de Latijnse ook nog een Franse editie. Beide uitgaven zijn nooit herdrukt. Van de hand van de auteur Jan van Boxtel verschijnt nu voor het eerst van de Latijnse editie een volledig Nederlandse vertaling, met de titel: Het beleg van ’s-Hertogenbosch in 1629. En andere gebeurtenissen uit die tijd. De vertaalde uitgave is nummer 3 in de Bosch|Reeks. Het boek is vanaf 14 september 2013 (Open Monumentendag) verkrijgbaar bij: Selexyz Adr. Heinen, Jheronimus Bosch Art Center, Kring Vrienden en het Stadsarchief. Deze uitgave is mede mogelijk gemaakt dankzij een inhoudelijke en financiële bijdrage van onder andere de Kring Vrienden van ’s-Hertogenbosch. ISBN 9789070545000. Prijs € 19,95.
6
KringNieuws juli 2013, jaargang 39 nummer 4
Ed Hupkens en Gerard ter Steege Daniel Heinsius De auteur van Rerum ad Sylvam-Ducis is Daniel Heinsius. Hij werd als Daniel Heins in 1580 te Gent geboren uit protestantse ouders. In 1583 vluchtte het gezin weg uit de Zuidelijke Nederlanden. In 1603 werd Heinsius aan de Leidse universiteit aangesteld als hoogleraar in de poëtica en in de filologie, de wetenschap van de zogenaamde dode talen. Hij zou zijn hele verdere leven verbonden blijven aan de Leidse universiteit. Heinsius genoot als humanistische geleerde internationaal grote bekendheid als uitgever van klassieke teksten, literair theoreticus en dichter. Hij stierf in 1655 en werd begraven in de Pieterskerk te Leiden. Zijn vriend Constantijn Huygens – secretaris van Frederik Hendrik – stimuleerde Heinsius om de loftrompet te steken over de grootsheid van de daden van stadhouder Fredrik Hendrik. Rerum ad Sylvam-Ducis wordt beschouwd als deel van een goed doordachte en uiterst effectieve oorlogspropaganda in binnen- en buitenland. Het Beleg van ’s-Hertogenbosch en de inzet van de prins voor de zaak van de Republiek markeren het definitieve keerpunt in de Spaanse overheersing van de Lage Landen. Daarna starten diplomatieke vredesonderhandelingen, waarbij Spanje na het sluiten van de Vrede van Münster in 1648 de jonge Republiek als soevereine staat erkent. De inhoud Heinsius heeft voor het schrijven van zijn boek veel unieke bronnen kunnen raadplegen: onderschepte brieven van de Spaanse bezetter, werk van andere schrijvers, getuigenissen van militairen, spionnen in de Raad, zoals ook blijkt uit de briefwisseling tussen Heinsius en Huygens (de ‘geheimschrijver’ van Frederik Hendrik). Heinsius beschrijft in zijn boek wat voorafging aan het Beleg van ’s-Hertogenbosch: de situatie in de Republiek, het Twaalfjarig Bestand (1609-1621), de opvolging van prins Maurits door Frederik Hendrik, Piet Hein en de verovering van de Zilvervloot, de inname van Amersfoort en Wezel. Ook beschrijft hij uitgebreid het beleg en inname van ’s-Hertogenbosch zelf. Het boek is duidelijk geschreven vanuit de standpunten van de opstandelingen uit de Noordelijke Nederlanden tegen het Spaanse gezag. De vertaling Deze eerste, volledig Nederlandse vertaling door Jan van Boxtel vormt, met de uitvoerige inleiding, een waardevolle aanvulling op de geschiedschrijving van ’s-Hertogenbosch. De vertaalde uitgave is voorzien
“Je
werkzame leven vervulde Jan van Boxtel onder meer directeursfuncties bij de vestigingen van de Rabobank in Rosmalen en ’s-Hertogenbosch. Zijn liefde voor Oudgrieks en vooral Latijn heeft Jan echter altijd behouden. Via internet was hij op zoek naar de Latijnse tekst van Heinsius’ Sylva-Ducis, omdat er geen Nederlandse vertaling van was te vinden. Hierbij kwam Jan terecht bij de HeinsiusCollectie van de Leidse universiteit, waar dit boek wel was genoemd, maar niet uitgegeven. Om de tekst beschikbaar te krijgen voor het internet, moest die in zijn geheel overgetypt worden. Uitgedaagd door Ton Harmsen, redacteur van de Heinsius-Collectie, heeft Jan die taak op zich genomen. Nieuwsgierig geworden naar de inhoud van het boek, is hij de Latijnse tekst gaan vertalen. Dat was geen gemakkelijke klus. Het boek is geschreven in het Neolatijn, door iemand uit de hoogtijdagen van de renaissance. Jan van Boxtel heeft enkele jaren over de vertaling gedaan. “Je moet prettig gestoord zijn om zoiets te willen doen”, aldus Van Boxtel. Foto’s: Ed Hupkens en Gerard ter Steege
e moet prettig gestoord zijn om zoiets te willen doen” van tien bijzondere, historische cartografische afbeeldingen. Hiervan zijn er zes (uitvouwbaar tot 47 x 66 cm) los bijgesloten. Enkele gravures zijn van de hand van Willem Hondius, een Haagse graveur (1597 – 1658). Speciaal is dat de originele, in het Frans opgestelde tekst van het militaire capitulatieverdrag in zijn geheel is opgenomen. De Nederlandse vertaling ervan ontbreekt evenmin. Daarnaast zijn aantekeningen van Frederik Hendrik en ingenieur Theodoor Niels in de kantlijn van een exemplaar van de Franse editie van het boek van Heinsius gevonden. Verder is een aantal brieven uit die tijd van Huygens en anderen opgenomen, die betrekking hebben op SylvaDucis. Jan van Boxtel Auteur Jan van Boxtel is in 1944 geboren te SintOedenrode, hij volgde een gymnasiale opleiding op het Damiaancollege van de paters HH. Harten van Jezus en Maria in zijn geboorteplaats. Een van zijn docenten adviseerde Jan om klassieke talen te gaan studeren. Het werd een studie rechten in Nijmegen. In zijn
Heinsius maakt in zijn boek over het Beleg van 1629 een klein zijstapje over de eendenkooi van Grobbendonck, een pareltje dat niets met het beleg te maken heeft, maar te aardig om niet te vermelden: “Wanneer men vanuit Vlijmen de stad wil bereiken, moet men Deuteren passeren. Dat naburige dorp steekt enigszins boven het terrein uit. Daar heeft Grobbendonck een buitenhuis en een eendenkooi die hij volgens het gebruik van de Hollanders heeft geplaatst. Onder de huidige uitvindingen geeft die edele vogelarij de inwoners aangenaam vermaak en voordeel. In een bepaalde tijd van het jaar verzamelen de vogels zich in een grote groep op gebruikelijke en bekende plaatsen. Voor hen worden netten opgezet welke door middel van wilgentenen de vorm van een fuik hebben. Erin zitten lokvogels die met hun geluid de andere uitnodigen. Hierbij lokt de vogelaar een afgericht hondje, waarvan de staart met hooi is omwonden, met een kluif of trekt het naar zich toe. Bij tussenpozen laat het hondje zich, wanneer het uitloopt, aan een vogel zien en verbergt het zich weer met de vogelaar: een vermaak voor een naderende vogel en de ondergang voor een gevangen vogel. Immers, de door de plotselinge toeloop van de vogelaar gefopte en in het nauw gedreven vogels betalen hun genoegen met de dood.”
KringNieuws juli 2013, jaargang 39 nummer 4
7
B
Bootgesprekken: Een boot vol filmmens
De boot zit behoorlijk vol voor het bootgesprek op 28 mei 2013. We praten met filmers en schippers over de twee films die gemaakt zijn in opdracht van het bestuur van de Kring Vrienden. Aan boord hebben we Gerard Willemsen, Henk Dillen, Louis Vos, Wim Veld en Peter Hendriks van de BOFA, de Bossche Film Amateurs. Daarnaast de schippers Jaap Schinkel en Ger Wiegers, die namens de schippergidsen meegewerkt hebben aan de film over het varen, onze vaste schipper Gerard ter Steege en fotografe Ellie de Vries. En uiteraard uw twee verslaggevers. Het verhaal begint in 2004. De broer van Ger was erg ziek en kon geen vaartocht meer meemaken, daarom nam Ger het initiatief om de vaartocht over de Binnendieze voor zijn broer op de film vast te leggen. Beide schippers hebben toen dat plan opgepakt en de opnames daarvoor gemaakt. Jaap heeft de film helemaal gemonteerd. Iedereen die de film ziet, is razend enthousiast. De film wordt zelfs gebruikt als voorbeeld voor beginnende schippers. Ger kan trouwens nog steeds geen genoeg krijgen van de Binnendieze, zo blijkt tijdens de vaartocht. “Het is een voorrecht om schipper te mogen zijn,” zegt hij, vandaar dat hij gepassioneerd blijft ‘uitleggen’ en steeds weer wijst op details.
Twee echte films Bij het 25-jarig jubileum van de Binnendieze is het idee geopperd de film te vertonen in Bossche bejaarden- en verpleeghuizen. Daar immers zitten veel mensen die niet meer met de bootjes mee kunnen. De bestaande film is echter gedateerd en met moderne camera’s en digitale montagetechnieken is veel meer mogelijk. Reden om na te denken over een nieuwe film. BOFA-lid Gerard Willemsen vertelt: “Bij mij in de straat wonen vijf schippers. Uit het contact met hen wordt duidelijk dat er een plan is voor een nieuwe film.” Zouden jullie dat kunnen doen? is een logische vraag. Er wordt contact gezocht met het bestuur van de Kring, daar wordt het idee aangekaart – “we zijn een echte Bossche club!” – en de onderhandelingen leiden tot een positief resultaat. Dan is een tweede idee ook snel geboren: ook een film maken over de stadswandelingen. Twee ploegen van de BOFA gaan met de plannen aan de slag. Jaap Schinkel en Ger Wiegers begeleiden het team voor de Binnendiezefilm. Voor de stadswandeling stippelt stadsgids Joop van Dijk in samenwerking met de filmers een route uit. Het maken van de films is niet eenvoudig. Verschillende vaartochten over de Binnendieze en diverse wandelingen door de stad leveren genoeg materiaal op. Dat vergt veel planning en voorbereiding. Bij de film over de stadsgidsen is zelfs een heuse scriptgirl aanwezig. De scenes waaruit de film bestaat zijn namelijk niet in een keer vastgelegd, de film bestaat uit beelden van verschillende wandelingen.
8
KringNieuws juli 2013, jaargang 39 nummer 4
Voor de films is exp Om de illusie overeind te houden dat je als kijker één wandeling volgt, zorgt de scriptgirl ervoor dat omstandigheden overeenkomen. Op de Binnendieze was dat wat eenvoudiger, hoewel verschillende lichtomstandigheden ook daar een rol speelden. De filmers zijn nog steeds enthousiast over het project. Tijdens het bootgesprek herinneren ze zich een tocht waarbij het water van de Binnendieze werkelijk spiegelglad was. Ook komen weer herinneringen naar boven van nieuwsgierige reacties van voorbijgangers gedurende het filmen in de stad. De beelden zijn op de digitale montagetafel samengevoegd tot een fraai eindresultaat. Daarbij is er ondermeer contrast ingebracht, omdat de film uiteindelijk vertoond wordt via een beamer, waardoor er zonder extra contrast soms te donkere stukken zouden zijn.
De door BOFA-leden gemaakte films van de vaartochten op de Binnendieze en de stadswandelingen zijn niet te koop. Ze worden uitsluitend vertoond in zorginstellingen in de regio ’s‑Hertogenbosch. Di gebeurt bij voorkeur in het winterseizoen. Daarbij geeft een (schipper)gids toelichting.
K
sen 6
Korte berichten
Nik de Vries en Jan Korsten
Open tuinendag 2013
Films met live commentaar Bij het maken van de films schuren soms twee belangen even: het bestuur heeft een bepaalde film voor ogen, de filmers willen het vanuit filmisch oogpunt net anders. Maar ook hier geldt: de opdrachtgever bepaalt. Of, zoals Wim Veld het formuleert: “In ons filmhart hadden we liever een andere film gemaakt, maar we zijn wel tevreden, gezien de opdracht en de doelgroep.” Voor de films is expliciet gezocht naar beweging. Dit is vooral belangrijk bij de film over de vaartochten. Zo wordt de illusie gewekt, dat je als kijker zelf vaart op de Binnendieze. Beide films zijn zonder ingesproken commentaar gemaakt. Het is de bedoeling dat een gids live een toelichting geeft bij het publiek tijdens de vertoning. Op zich heeft dit ook een minpuntje: het klotsen van het water is bijvoorbeeld niet goed te horen, zo blijkt bij een proefvertoning in de
pliciet gezocht naar beweging Noorderkroon. De reacties van het publiek daar zijn overigens buitengewoon goed. De BOFA De Bossche Film Amateurs zijn opgericht in 1949. Aanvankelijk is het een wat elitaire club: films zijn in die tijd erg duur, 30 gulden per vier minuten film is een bedrag dat niet veel mensen zich kunnen veroorloven. Er wordt dan nog gewerkt met echte filmcamera’s. Tegenwoordig kan in principe iedereen lid worden. Er wordt gefilmd met digitale camera’s. Via computerprogramma’s worden de films in elkaar gezet. Zo iets kun je natuurlijk in je eentje doen, maar met een stel gelijkgestemde mensen is het leuker en gezelliger. Bovendien kun je als lid waardevolle tips krijgen van andere leden. Zo krijg je steeds meer kennis van je camera, van filmen, van monteren. De club maakt lange en korte speelfilms en documentaires. Dat doet ze al ruim 60 jaar, vandaar de slogan: “Al zestig jaar het kloppend hart van filmend ’s-Hertogenbosch.” Voor meer informatie en voorbeelden van films kun u terecht op de site van de BOFA: www.bofafilmclub.nl.
Johan Strang
Op zondag 16 juni werd voor de achtste keer onder het motto Bossche stadstuinen in bloei de open tuinendag gehouden. 21 tuinen waren door de eigenaren en bewoners belangeloos open gesteld. Ook kon weer een vaartocht worden gemaakt vanaf bastion Oranje naar het Vughtereiland. De belangstelling was wederom groot: er zijn 420 passe-partouts verkocht.
Ooit ontstaan als een afstudeerproject van een drietal (vrouwelijke) stadsgidsen, verheugt de open tuinendag zich steeds weer in een behoorlijke belangstelling. De wandeling gaat uiteraard over tuinen, maar het cultuurhistorische aspect speelt ook een grote rol. De open gestelde tuinen zijn zeker niet altijd tuin geweest. Veel tuinen hadden vroeger een heel andere bestemming en gebruik. Het is mooi om te zien en te ervaren hoe en waarom een tuin in de loop van de tijd tot stand is gekomen. De verbinding met het pand waartoe de tuin behoort, is daarom altijd interessant. De korte beschrijving die bij elke tuin hoort en voor de bezoekers beschikbaar is, geeft dan ook terecht informatie over het betreffende pand en zijn directe omgeving. Zo’n tuinenwandeling is overigens een perfecte gelegenheid om de nieuwsgierigheid te bevredigen van wat achter die gevel of straatwand verscholen is. Dit jaar was een viertal tuinen voor de eerste keer opgenomen in de tuinenwandeling. Zij trokken terecht zeer de aandacht. Er waren wederom mooie en ook zeer bijzondere tuinen te zien, tuinen die voor de aandachtige bezoekers iets zeggen over de zorg van de bewoners voor hun directe eigen omgeving, maar ook over de bebouwing en het grondgebruik in de loop van de jaren. De organisatoren van de Open Tuinendag, de medewerkers en degenen die hun tuin belangeloos open stelden verdienen daarvoor zeer zeker dank. Hun inzet en medewerking maakten deze open tuinendag weer tot een groot succes.
Foto: Ellie de Vries
KringNieuws juli 2013, jaargang 39 nummer 4
9
H
Hier staoi ik dan 10
Nu ’t Misverstant geen misverstand meer is, vervolgen we onze route door de Snellestraat richting Schapenmarkt. Door jeugdsentiment bevlogen kijk ik instinctief toch nog een keertje achterom en flits ik terug in de tijd naar mijn eerste schrede in het Bossche uitgaanswereldje. Het was in het toenmalige soulcafé The Maple Leaf Club, naast de cafetaria van Valentijn en tegenover het rommelwinkeltje van Malle Pietje, waar ik menig weekend mijn vertier zocht. En waar mijn fiets op het einde van de gezellige avonden onvindbaar was tussen de tientallen andere tweewielers op het pleintje aan de Minderbroederstraat.
Het lichtvenster van de Binnendieze buiten en binnen.
Waar de ‘nieuwe’ V&D daar ook nog een achteringang had, en waar je even verderop in het Tweede Korenstraatje (in de Bossche volksmond ook wel ’t Pisstraatje genoemd) de HEMA via een zijingang kon binnenlopen.
Sjef Brummer En dan nog de Baseldonkpoort, Capucijnenpoort Sint Janspoort, Minderbroederspoort, Molenpoort Gasthuispoort, Ruische poort, Sint Anthoniuspoort Waterpoort, Maaspoort, zelfs de Knillis heet z’n poort Veind ’t eigelijk ok best wel mooi de poorte gave de Stad heur fraaie tooi Mar d’r is ’r ok ééntje, die ik benijd dè’s de poort die oe naor d’n Hemel leidt De poort op de Schapenmarkt was de Antwerpse poort en behoorde tot de eerste ommuring van de stad. Deze is genoemd naar één van de drie Belgische zusterhoofdsteden. Deze poort werd ook wel de Lieve Vrouwepoort, Jodenpoort en Vughterpoort genoemd. Jodenpoort was een bijnaam, omdat midden 13de eeuw in deze omgeving veel Joden woonden. De poort was overigens de kleinste van de drie poorten, en had als enige een valhek. Wellicht dat we later op onze tocht de andere poorten nog aandoen, in ieder geval zeker de Leuvense poort in de Hinthamerstraat, daarover dus mettertijd meer.
Door jeugdsentiment bevlogen kijk ik instinctief toch nog een keertje achterom Over ingangen gesproken, want ik ben aan het afdwalen, zien we als we onze route vervolgen direct op het einde van de Snellestraat links op de Schapenmarkt de contouren van de oude stadspoort door middel van zwarte stenen in het plaveisel. ’s-Hertogenbosch kende tientallen poorten die toegang tot de stad gaven, zowel bij de eerste ommuring uit de 13de eeuw alsook later bij de tweede en derde stadsmuren en wallen. Op diverse plaatsen in de stad zie je dan ook deze sierbestrating weer opduiken, leuk om deze eens een keer te volgen en te zien waar de poorten en ommuringen de stad markeerden. Stadse poorten Hier staoi ik dan, ben wir aon ’t woord wil ’t mee jou hebbe over de Stadse poort Mar ’t zijn er zôveul, ’t is ongehoord waor ben ik aon begonne, ik lèk wel gestoord Van onze drie Belze zusjes, nao hullie erewoord de Antwerpse, Brusselse en Leuvense poort En van onze bure, die gonge ok akkoord mee de Hinthamer, Orthense en Vughterpoort
10
KringNieuws juli 2013, jaargang 39 nummer 4
Wat ik op deze plek ook altijd even laat zien, ik kijk er zelf immers herhaaldelijk naar als ik er langs loop, is het straatrooster tegen het pand van Schapenmarkt 35. Ben je te gast op de vaartocht over de Binnendieze dan schakelt de schipper beneden even vóór dit punt zijn zoeklamp uit. Hij vertelt dan dat ze vroeger ook geen verlichting hadden en ze in het pikkedonker moesten varen op de lichtstraal van dit rooster om zonder brokken de goede richting heen te gaan. We steken de Schapenmarkt over naar het straatje Achter het Verguld Harnas. ’s-Hertogenbosch telt ruim 20 straatnamen die met “Achter” beginnen, met de meest uiteenlopende luisterrijke namen. Een paar voorbeelden: Achter de Bijenkorf, Achter de Drie Zwanen, Achter de Mollen, Achter den Doove en Achter het Vuurstaal. Ook weer een leuk idee om op een zonnige zondagmiddag eens te gaan wandelen langs al deze “Achter”straatjes, u zult aangenaam verrast zijn. Voor nu zit het er voor mij weer op, hopelijk sluit u de volgende keer ook weer aan. Foto’s: Ellie de Vries
E
Een nadere kennismaking 7 Redactie
De lintjesregen bij gelegenheid van de laatste Koninginnedag ligt al weer even achter ons. Toch vond de redactie het nodig om daar even op terug te komen. Een van de vrijwilligers van de KringVrienden heeft toen namelijk uit handen van de burgemeester het lintje mogen ontvangen, dat hoort bij de benoeming tot lid van de Orde van Oranje Nassau. Voor het KringNieuws van mei kwam deze feestelijke gebeurtenis helaas te laat. De reden om hem alsnog aan de hand van vijf vragen aan de lezers voor te stellen.
Mijn laatste kunstje was een grote brouwerij in Kaluga (Rusland) brouwerij in Kaluga (Rusland) voor een bedrag van € 1.600.000. In 1971 trouwde ik met Nelleke en gingen we in de Hertog Janstraat wonen. Daar zijn onze twee kinderen geboren: Frans en Heleen. We hebben twee kleindochters: Mette en Jelka. In 2003 ben ik vervroegd met pensioen gegaan.
2) Wat heb je met ’s-Hertogenbosch? Het is mijn geboorteplaats maar ik ben me pas rond mijn vijftigste gaan interesseren voor de stad. Historisch besef komt met de jaren. Gestart met Boschlogie 1, toen viel het kwartje. Daarna Boschlogie 2 en vervolgens zo’n vijftien modules van Boschlogie 3. In de tussentijd begonnen met de stadsgidsopleiding 2004-2006. ’s-Hertogenbosch laat je dan niet meer los. 3) Wat doe je bij de Kring? - Lid van de werkgroep Vestingwerken sinds 2004; - Stadsgids en Vestinggids sinds 2006; - Sint-Jangids sinds 2008; - Nu ook lid van de Commissie Opleiding Stadsgidsen.
1) Wie is Frans Wijtmans? Een Bosschenaar. Geboren in de Willemstraat, op ’t Zand, en mijn jeugd doorgebracht op de Vughterweg. Na de lagere en middelbare school heb ik de HTS gevolgd en met succes afgerond. Na mijn diensttijd waarbij ik het gebracht heb tot reserveofficier ben ik met mijn werkzame leven aangevangen bij AMP en ik ben na een paar jaar overgestapt naar Grenco, een dochteronderneming van Grasso’s Koninklijke Machinefabrieken. Ik heb daar zo’n 34 jaar met veel plezier gewerkt als Senior Project Engineer en ontwierp daar koelinstallaties. Indien nodig mocht ik voor technische ondersteuning ook nog af en toe naar het buitenland. Mijn laatste kunstje was een grote
4) Hoe heb je het krijgen van een lintje ervaren? Overdonderend en volkomen onverwacht. Als het later wat dieper doordringt, is het heel fijn als blijk van waardering voor je vrijwilligersactiviteiten. 5) Heb je ook activiteiten buiten de Kring ? – Ik ben 28 jaar coördinator geweest van de Technische Commissie van de hockeyclub ’s-Hertogenbosch en ben daar in juli 2012 mee gestopt. – Verder ben ik sinds 2001 suppoost en rondleider in het Oeteldonks Gemintemuzejum. – En sinds 2012 inleider bij Boschlogie 1 over ‘s-Hertogenbosch als vesting- en garnizoensstad. Foto’s: Ed Hupkens (Frans) en Ellie de Vries (stadswal)
KringNieuws juli 2013, jaargang 39 nummer 4
11
O
Opleiding stadsgids begonnen
Op maandagmiddag 27 mei 2013 zijn twaalf kandidaten van start gegaan met de opleiding tot stadsgids. Tijdens deze startbijeenkomst heeft de commissie Opleiding stadsgidsen de kandidaten uitvoerig geïnformeerd over de opzet en indeling van de cursus. De voorzitter van de nieuwe commissie is Jan van den Berg, hij wordt bijgestaan door de leden Dirk Jongejans, Jan-Hein Schutselaars en Frans Wijtmans.
Gerard ter Steege architect zal hij ook inhoudelijk worden ingezet. De eindverantwoordelijkheid van de opleiding blijft bij de coördinator van de stadsgidsen. Constructieve samenwerking Van de vorige opleidingscommissie is een nagenoeg kant en klaar opleidingsplan overgenomen. Een plan waar heel veel energie in was gestoken en dat voldoet aan hedendaagse eisen. Verder zijn uit de evaluatie van de opleiding 2011-2012 bruikbare aanbevelingen en verbeterpunten meegenomen. Jan van den Berg daarover: “De nieuwe leden zijn diep onder de indruk van hetgeen door de vorige opleidingscommissie aan lesmateriaal en planningen is gerealiseerd en overgedragen. Wij zijn dus in staat om door te gaan met het lesmateriaal en de ervaringen waarmee de voormalige leden zijn geëindigd. Het
Aan de hand van een men leren de kandidaten Commissie opleiding stadsgidsen: van links naar rechts JanHein, Frans, Jan en Dirk.
12
De nieuwe commissieleden hebben het scholingswerk overgenomen van de vorige opleiders. De leden van die werkgroep hadden kenbaar gemaakt niet door te willen gaan met het organiseren van de opleiding. Reden voor Nort Lammers (voorzitter managementteam Coördinatoren) en Hanny Roodnat (coördinator stadsgidsen) om voortvarend aan de slag te gaan met het samenstellen van een nieuwe opleidingsgroep. Bij de voortgangsgesprekken met alle stadsgidsen heeft iedereen kenbaar kunnen maken in te zijn voor een bredere inzet. Hanny en Nort hebben aan de hand van deze gegevens potentiële kandidaten benaderd en persoonlijk met hen gesproken. Dit heeft geresulteerd in een gezamenlijke oriënterende bijeenkomst van de kandidaten waarin uitvoerig met elkaar hierover is gesproken. Na enige bedenktijd hebben de vier kandidaten groen licht gegeven en is de nieuwe opleidingscommissie stadsgidsen benoemd. Zij werkt op basis van vastgelegde werkafspraken met het Kringbestuur. De voornaamste taak is het organiseren en in goede banen leiden van de opleiding tot stadsgids. Frans en Dirk zijn vooral bezig met het invullen van het programma en het aanzoeken van deskundigen die een inleiding bij een module verzorgen. Jan-Hein gaat zich vooral bezig houden met het praktijkdeel en vanuit zijn achtergrond als
KringNieuws juli 2013, jaargang 39 nummer 4
opleidingsschema is bijna helemaal overgenomen. Wel heeft de nieuwe werkgroep op enkele onderdelen een eigen invulling aangebracht. Wij zijn van mening dat een aantal nuances meer moet worden benadrukt zoals het praktijkgerichtheid werken, nog meer zelfwerkzaamheid, waar nodig maatwerk toepassen. Daar waar mogelijk zal gebruik worden gemaakt van het Kenniscentrum. Hierbij wil ik graag opmerken dat wij het bijzonder op prijs stellen dat tussen de nieuwe en de voormalige leden sprake is van een prettige en constructieve samenwerking. Over de voortgang van de opleiding wordt regelmatig van gedachten gewisseld met een commissie van advies. Deze bestaat uit Pien Barendrecht, Nort Lammers en Rob van de Laar.” Leertoets Voor de nu gestarte opleiding bleek het niet nodig om in de media een oproep te plaatsen. In het recente verleden hadden zich al voldoende personen aangemeld met het verzoek om tot deze opleiding te worden toegelaten. Met de kandidaten is een intakegesprek gehouden. Hierna is gekeken naar de beschikbaarheid en is een inschatting gemaakt van de geschiktheid van de kandidaten. Aan de hand van al deze gegevens is de opleidingsgroep samengesteld. Kandidaten die in aanmerking komen voor de opleiding tot stadsgids hebben in ieder geval de cursussen Boschlogie 1 en 2 gevolgd. Uit relevante hoofdstukken van deze beide cursussen moet begin september al direct de eerste leertoets worden afgelegd.
K
Korte berichten Reactie
Zo hopen de cursisten in 2015 ook rond te lopen.
Naast het theoretische gedeelte wordt ook meteen begonnen met de praktische opleiding. Aan de hand van een mentor/coach leren de kandidaten eerst de stad nader te verkennen. Dit wordt gevolgd door samen met de mentor zelfstandig onderdelen van een stadswandeling uit te gaan voeren. Uiteindelijk moet de kandidaat doorgroeien om geheel zelfstandig een stadswandeling te kunnen verzorgen. Als in mei 2014 de cursus succesvol wordt afgesloten, gaat de cursist als aspirant-stadsgids aan de slag.
entor/coach eerst de stad nader te verkennen Modules Het theoretisch gedeelte dat op de maandagmiddag wordt gegeven is opgedeeld in zes modules. Voor iedere module is een literatuurmap beschikbaar. Een inhoudelijke deskundige verzorgt daarbij een inleiding. Dit kan soms vergezeld gaan van een extra bijeenkomst of activiteit om de te bestuderen literatuur te ondersteunen. De te volgen modules zijn: Geschiedenis van Brabant en ’s-Hertogenbosch; SintJan, andere kerken en kloosters; ’s-Hertogenbosch als vesting- en waterstad; Bouwhistorie en Architectuur; Jheronimus Bosch en Couleur locale. Deze laatste module is gericht op de kleine en bijzondere dingen van de stad zoals onder meer: Kleine monumenten, Poëzie op straat, Spreuken van Domien van Gent, Carnaval en nog andere bijzondere verhalen van de stad. Verder wordt in de opleiding aandacht besteed aan de techniek van het goed en helder kunnen communiceren en presenteren, wordt een vaartocht gemaakt op de Binnendieze en maakt ook de cursus Reanimatie onderdeel uit van de opleiding. De inzet van de opleidingscommissie is om medio maart 2015 twaalf nieuwe stadsgidsen bij de Kring Vrienden af te leveren. Om dat te kunnen bereiken zullen alle cursisten zich voor de volle honderd procent moeten inzetten om aan het eind van de opleiding het certificaat Stadsgids in ontvangst te nemen.
Van de heer Ed Hoffman ontvingen we een aantal opmerkingen over fouten in het artikel De hertogen van Brabant 5. In 1481 is het zoontje niet drie, maar pas twee jaar. Wat verderop staat “Het zit de hertog en hertogin niet mee.” Er was echter geen Hertog, alleen een getrouwde hertogin. “…met wie hij ook trouwt…”: ze hebben elkaar op hun huwelijksdag pas voor het eerst gezien, in Lier. Tot slot: Karel V is niet gedoopt in de Sint-Jan in ‘s-Hertogenbosch, maar in de Sint-Jan in Gent (dit heeft ook Theo van Dinther gemeld!). Tegenwoordig heet die kerk – niet een kathedraal – de Sint-Baafs. De redactie dankt de heer Hoffman voor zijn kritische opmerkingen
Geachte redactie, Als gepensioneerde betonbouwer van NS heb ik uw artikel over de Ponte Palazzo met interesse gelezen. Er staan echter twee onregelmatigheden in uw verhaal. 1. Prorail is net als onder andere Rijkswaterstaat een overheidsinstelling. Zij is verantwoordelijk voor het beheer en onderhoud van de spoorinfrastructuur. Prorail is dus een opdrachtgever voor het onderhouden en bouwen van sporen, viaducten, tunnels, en zo voort. Het onderhoud en de ‘Design en Costruct’ ontwerpen geschieden door aannemers. Het maken van ontwerpen, bouwbestekken, toezicht op de bouw geschiedt door ingenieursbureaus. 2. In de eerste zin van uw verhaal staat dat in het weekend van 16/17 maart een brugdeel ingehesen zou worden. Verderop schrijft u dat de spectaculairste werkzaamheden om 5.00 uur zouden plaats vinden. Dit taalgebruik kan volgens mij alleen worden gebruikt als werkzaamheden wel zijn gepland, maar door omstandigheden niet of later hebben plaatsgevonden. Met vriendelijke groet, C.F. Vink Vlijmen
Foto’s: Ed Hupkens (commissie) en Ellie de Vries (gids)
KringNieuws juli 2013, jaargang 39 nummer 4
13
N B
Nieuwe spreuksteen Bossche klokken 7 Leo Vos
De werkgroep Het Kleine Monument van de Kring Vrienden van ’s-Hertogenbosch houdt zich al meer dan 20 jaar bezig met cultuurhistorische onderwerpen die met de stad ’s-Hertogenbosch te maken hebben.
Onthulling door Jarno.
Het project Oe gotte kèk daor loopt al vanaf 1991. Het kreeg in 1995 een impuls toen de steen met eerdergenoemde tekst werd teruggevonden, in een gevel geplaatst en onthuld. Het betreft hier het ten uitvoer brengen van het oorspronkelijke plan van Domien van Gent om Bossche uitdrukkingen in dialect te tonen in steen en deze aldus niet verloren te laten
De meeste vakantiegangers willen veel meemaken en zien: natuurschoon, historie, cultuur, mooi weer en zo voort. Het plezier daarvan begint bij de voorbereiding en eindigt met het nagenieten. Bossche klokken kunnen dan een interessant item zijn, bij het vooraf plannen uitproberen en achteraf om de thuiskomst te vieren.
Je hoort ze wel, maar je ziet ze niet. Dat is onze slogan als inventariseerders van de ruim 180 Bossche klokken. Voor de meeste klokken is dat 100% waar. Als er in een gebouw, of deel daarvan, verschillende klokken hangen, zijn ze letterlijk aan het oog onttrokken.
‘Kulleke’ is een Bossche liefkoosnaam gaan. Op deze ludieke wijze zijn er momenteel zo’n 41 spreukenstenen, over de stad verdeeld, te bekijken. De 42ste spreuk (“ons kulleke”) werd zaterdag 27 april 2013 feestelijk onthuld bij Ad en Maria Koppens, Stoofstraat 17 in ’s-Hertogenbosch. Zij vierden bovendien dat zij op die dag 34 jaar getrouwd waren. Er werd een toespraak gehouden door Ad Koppens, waarin hij inging op de geschiedenis van het pand. Nort Lammers, voorzitter van Het Kleine Monument, benadrukte in zijn toespraak het belang van het in stand houden en doorgeven van het Bossche dialect. De spreuk werd daarna onthuld door Ad Koppens en zijn oudste kleinkind Jarno. Tijdens het feestelijk samenzijn er na, bood Marianne Loch, namens de werkgroep, een taart aan het echtpaar aan. ‘Kulleke’ is een Bossche liefkoosnaam, meestal voor meisjes. De spreuk is hier gekozen voor de kleinkinderen van Ad en Maria Koppens, Jarno, Jara en Ise. Foto’s: Leo Vos
14
KringNieuws juli 2013, jaargang 39 nummer 4
Je hoort ze wel, De 72 luid-, slag- en beiaardklokken van de SintJanstoren zijn vanaf de Torenstraat of Parade niet of nauwelijks te zien. Één uitzondering: bij het Angelusluiden, even na 12 uur ’s middags, zien we hoog in de lantaarn een klokje bewegen. De 36 beiaardklokken van het stadhuis zijn wel te horen, maar ook vanaf de Markt weer nauwelijks te zien. Hetzelfde geldt voor de twee, drie of vijf klokken in de
Klokken-scene en klokken zien, Werkgroep Klokken torens van de Sint-Lukaskerk aan de Zuiderparkweg, de Wederkomstkerk aan de Rijnstraat, de San Salvatorkerk in Orthen en de Landelinuskerk in Empel.
Klokken van het Stadhuis.
Het klokje van Reinier van Arkel.
De klok van de Sacramentskerk.
Horen en zien? Ook de resterende ruim 80 klokken, meestal één klok per locatie, hangen op veelal verborgen plekken. Maar bij deze regel past natuurlijk de bekende uitzondering. Een kleine wandeling in de binnenstad biedt zicht op enkele klokken die in het dagelijks blikveld niet de aandacht trekken. Ze zijn er wel! Door de hoogte en afstand blijft ‘het zien’ beperkt tot het herkennen van de klokvorm. We kunnen mogelijk ook de grootte inschatten en achterhalen of het een luid- of slagklok is: zien we een luidwiel-en-klepel of alleen hamers? Wandelend vanaf het station richting centrum passeren we de Wilhelminabrug over de Dommel. Op die brug naar rechts kijkend ontdekken we een klok in de dakspits van het kloostergebouw Mariënburg. Aan het Burgemeester Loeffplein, nabij de bovengrondse parkeergarage, vinden we de klok van de kapel van het voormalige Grootziekengasthuis. In de Hinthamerstraat ter hoogte van het Jheronimus Bosch Art Center zien we aan het eind van de straat de gevel van de vroegere Antonius Abt-kapel: bovenin de dakspits hangen twee klokken, waarvan de grootste 440 jaar oud is. Lopen we door het smalle Sint-Jacobsstraatje, dan komt de gevelspits van het Reinier van Arkel-complex in beeld. Het klokje daarin kan - na een oproep van onze werkgroep - sinds kort weer luiden. Teruglopend via de Clarastraat en Choorstraat zien we achter ons twee klokken in de dakspits van wat voorheen het Claraklooster was. En verder gaand richting Markt is halfweg de Kerkstraat, na enig speuren, de klok van de Nederlands Hervormde Kerk te bekijken. De klok draagt de uitnodigende tekst “Comt allen te samen”. Alle genoemde klokken luiden nog steeds, over het algemeen
van de Willibrordkerk. Vergelijkbaar daarmee is de plaats van de klok van de Sacramentskerk aan de Ophoviuslaan. Een van de weinige klokken waarop een beeltenis zichtbaar is. Aan de Pettelaarseweg 170A, richting Provinciehuis, kort voor de kruising met de Zuiderparkweg, bij pand Hangar 9, hangt een klokje afkomstig uit Mexico. Als u wachtend op groen licht bij het Heetmanplein (eigenlijk Willems- en Wilhelminaplein) ´s-Hertogenbosch wilt verlaten, wordt u uitgeklokt vanaf de torenspits van het Essentgebouw. Kunt u inmiddels niet genoeg krijgen van het `klokken zien`: een beklimming van de Sint- Janstoren brengt u oog in oog met 63 van de 72 klokken. U ziet ze dan op een afstandje van armlengte en … u hoooooort ze, … zeker weten.
, maar je ziet ze niet Mexicoklokje aan de Pettelaarseweg.
bij speciale gelegenheden, soms regelmatig als tijdmelder. Buiten het centrum Tenslotte laten de volgende klokken zich duidelijker op nagenoeg ooghoogte zien. Ze bevinden zich niet in het oude stadscentrum; daarom is het wellicht een fietstochtje waard in plaats van een wandeling. Aan de Boschmeersingel in West toont zich de klok op de Sint-Annakerk. In de Maaspoort aan de Kwartierenlaan vinden we de klok pal boven de ingang
Foto’s: Ellie de Vries (Mexico-klokje) en Frans van der Smissen (overige klokken)
KringNieuws juli 2013, jaargang 39 nummer 4
15
K
Kluizenaressen: ingemetselde vrouwen i
In de jonge steden van middeleeuws Noordwest-Europa lieten honderden vrouwen zich vrijwillig inmetselen om een extreem religieus leven te leiden. In tegenstelling tot hun mannelijke voorgangers, de kluizenaars, kwamen deze vrouwen uitsluitend in steden voor. Ondanks hun verborgen bestaan ontwikkelden zij zich tot spirituele raadgeefsters voor een hele stad en op deze manier wisten ze grote invloed te verkrijgen. Ook in ’s-Hertogenbosch en omgeving blijken vrouwen geleefd te hebben, die het leven in daadwerkelijke opsluiting als kluizenares hebben doorgebracht. In dit artikel wordt een algemeen beeld van het leven van kluizenaressen geschetst. In het volgend nummer van KringNieuws wordt nader op de Bossche situatie ingegaan.
De tralievensters van de kluis in de Jacobikerk te Utrecht.
Het verschijnsel kluizenaarschap ontstond ongeveer tegelijk met het monnikenwezen. De eerste kluizenaars waren in de 3de en 4de eeuw in Egypte, Israël en Syrië te vinden. Het waren vooral mannen die zich tot deze levenswijze aangetrokken voelden. Zij leefden vaak in afgelegen gebieden zoals woestijnen, bossen of bergen. Zij werden anachoreten genoemd (Grieks: anachorein = zich terugtrekken). Specifiek in de woestijn wonende anachoreten werden ook wel (h)eremieten (Grieks: eremos = woestijn) genoemd. Soms verbleven
vanaf de 12de en 13de eeuw ten tonele, met name in gebieden ten zuiden van de Alpen. Pas vanaf het einde van de 14de eeuw duiken kluizenaressen ook in de Noordelijke Nederlanden op. Deze vrouwen kwamen vrijwel uitsluitend in de steden voor. Ze woonden in kleine kluizen naast een kerk of kapel, die ze in principe nooit mochten verlaten (wat kluizenaars wel mochten). Daarom werden ze ook wel ‘reclusen’ (van het Latijnse recludere = opnieuw sluiten) of ‘inclusen’ (Latijn: includere = insluiten) genoemd. Met de inkluizing sloot men zich van de wereld af om levenslang in een enge ruimte uitsluitend God geheel en al lief te hebben, ‘soli Deo vacare’. De insluiting werd als een hogere vorm van het religieuze leven beschouwd. Kluizen Kluizen (of reclusoria) waren aanbouwsels aan een kerk, klooster of kapel – soms ook tegen een hospitaal of leprozerie - die gemakkelijk weer afgebroken konden worden. Dit is er waarschijnlijk de oorzaak van, dat zo weinig resten van kluizen in Nederland behouden zijn. Alleen in Delft (Nieuwe Kerk), Utrecht ( Jacobikerk) en Zaltbommel (Sint-Maartenskerk) zijn nog restanten bewaard gebleven. Meestal werden deze gebouwtjes tegen het koor, aan de zuidzijde ervan, opgetrokken. De kluizenares kon zo optimaal profiteren van het licht en de warmte van de zon. Bij uitzondering werd de kluis (of reclusorium) niet naast, maar in de kerk gebouwd. Zo werd de kluis van de Jacobikerk te Utrecht in een ruimte aangebracht, die uitgespaard was in de westelijke pijler van het zuidertransept. Het is een zeer kleine cel, 1 x 1,75 meter groot, ook wel ‘huysgen in die pyleerne’ genoemd. Ook de kluis van de Sint-Maartenskerk te Zaltbommel werd niet aan, maar in de kerk aangebracht: een ruimte tussen de noordzijde van de apsis (koorsluiting) en
Het leven in een kluis was zwaar, ongezond en onhygiënisch anachoreten op een (hoge) pilaar, deze stonden bekend onder de naam stylieten (Grieks: stylos = pilaar) of pilaarheiligen. Sommige heremieten hadden veel volgelingen; zo had de bekende heremiet Antonius Abt in de Egyptische woestijn volgens de overlevering zo’n 6000 volgelingen en leerlingen. Zij woonden in een soort kolonies bij elkaar en vormden als het ware de eerste kloosters. In de 11de eeuw daalde het aantal kluizenaars. De eerste kluizenaressen verschenen
16
KringNieuws juli 2013, jaargang 39 nummer 4
de buitenmuur. Kluizen bestonden uit een kleine ruimte, meestal niet groter dan een paar vierkante meter. Sommige hadden een ‘spreeckhuijsseken’, waar bezoekers konden plaatsnemen, of een bescheiden tuintje voor het kweken van groente. In de kluis werd altijd een klein venster gemaakt. Hierdoor had de kluizenares zicht op het altaar en het tabernakel met de hostie, kon ze biechten en communiceren, maar ook om ‘onzer God dair te sien’. Dit venster
in de middeleeuwse stad 1 Ed Hupkens laatste sacramenten toegediend. Tijdens de dienst deed de vrouw haar wereldlijke kleding af, waarna ze voor het altaar knielde. Er moesten geloften van armoede, kuisheid, gehoorzaamheid en standvastigheid worden afgelegd. Na de zegening van de kluizenaressenkleding werd die aangetrokken. Onder klokgelui ging men in processie naar de kluis, die ook werd ingezegend. Onder gezang trad de vrouw de ruimte binnen, daarna zong zij zelf: ‘Dit is de plaats van mijn rust in eeuwigheid, hier zal ik wonen, omdat ik haar heb uitverkoren.’ Onder de woorden ‘Rust in vrede, amen’ werd de recluse met wijwater en stof besprenkeld. Vervolgens werd de deur afgesloten en de sleutel in bewaring gegeven aan pastoor of abt van kerk of klooster. Soms werd de deur verzegeld of dichtgemetseld.
Dichtgemetseld raam en deur van de kluis in de SintMaartenskerk te Zaltbommel.
was behangen met een ‘swart doecxsken’, omdat de ingekluisden niet mochten worden gezien. Vaak was er een tweede venster aan de buitenzijde, waardoor men lucht en licht ontving en bovendien het voedsel, omdat de deur werd verzegeld. Ook voor het buitenvenster, ‘een cleyn trali veinsterkijn’, hing een zwarte doek. Kluizenaressen hadden een bijzondere verering voor het heilig sacrament. Het instellen van de feestdag van het Corpus Christi (Sacramentsdag) in 1264 was voor een belangrijk deel te danken aan de inspanningen van kluizenares Juliana van Cornillon van de Luikse Sint-Martinuskerk. Insluitingsplechtigheid Dankzij onder meer Gijsbertus Coeverincx (circa 1539 – 1613) zijn we goed op de hoogte van de insluitingsregels en –rituelen. Deze Brabantse aartsdiaken en bisschoppelijk secretaris bezocht in de eerste jaren van het nieuwe bisdom ‘s-Hertogenbosch (opgericht 12 mei 1559 door paus Paulus IV) vele kerken en kloosters. Tijdens zijn visitaties verzamelde en kopieerde Coeverincx vele oude bullen, oorkonden en geschriften. Om kluizenaressen tegen zichzelf in bescherming te nemen en de goede naam van het kluizenaarschap niet in gevaar te brengen, moesten zij meestal een lange tijd van voorbereiding ondergaan: drie jaar in een klooster en een proeftijd van een jaar. Zij moesten de toestemming van een bisschop hebben. Een speciale liturgie voor inkluizingen is bekend vanaf de 11de eeuw. Onder het lezen van gebeden werd de kluizenares in een processie naar het altaar geleid. Omdat de toekomstige kluizenares zich naar een soort graf ging begeven, waren dat grotendeels gebeden en psalmen van de dodenmis (het middeleeuwse requiem bestond uit negen onderdelen). Soms kreeg ze de
Leven in een kluis De inrichting van een kluis was zeer bescheiden: een bed en wat kookgerei: ollam (pot), nappam (kroes of kruik) en ciphum (schotel). Deze voorwerpen mochten niet van tin of koper zijn. De kleding was zeer eenvoudig. In reglementen werd bepaald dat ze een ‘passende habijt’ moesten dragen, waarmee een kleed van grove witte, zwarte of grijze stof werd bedoeld. Het dragen van kousen en schoenen was toegestaan, velen leefden echter zomer en winter barrevoets. Een enkele kluis had een turf- of houtoventje, in de meeste kluizen brandde nooit vuur. Het ritme van de dag werd bepaald door het bidden (van de middeleeuwse versie) van de getijden (metten, lauden, priem, terts, sext, none, vespers en completen) en het bijwonen van de dagelijkse missen. De vrouwen hielden zich ook bezig met mediteren en allerlei vormen van handwerk als spinnen, naaien en vlechten. Soms gaven ze onderwijs aan jonge meisjes. Het leven in een kluis was zwaar, ongezond en onhygiënisch. Toch hielden vrouwen het soms tientallen jaren vol: de bekende Utrechtse kluizenares en dichteres Suster Bertken woonde 57 jaar in een kluis, Truydesuster uit Delft 47 jaar, Heilwig Hoets uit ’s-Hertogenbosch 30 jaar en Claerken Sanders uit Oss ruim 64 jaar. Terugkeer naar de wereld was niet mogelijk. Alleen beschadiging van de kluis en ziekte of lichaamszwakte vormden hierop een uitzondering. Bij overlijden of ziekte werd de deur – met bisschoppelijke goedkeuring - geopend voor begraving of verpleging. Wie de kluis uit eigen beweging verliet, werd geëxcommuniceerd. Toch werd deze regel niet altijd nauwgezet nageleefd. Van sommige kluizenaressen in ’s-Hertogenbosch is bekend, dat ze hun kluis verlieten om voor de schepenbank een volmacht te ondertekenen, die de pastoor van hun Nicolaaskerk het recht gaf hun belangen te behartigen.
KringNieuws juli 2013, jaargang 39 nummer 4
17
K
Ingemetseld en toch invloedrijk In 2005 verscheen de wetenschappelijke verhandeling Lives of the Anchoressess. The Rise of the Urban Recluse in Medieval Europe van Anneke MulderBakker. In 2007 kwam dit werk in een Nederlandse vertaling - in aangepaste vorm bedoeld voor een breder publiek – uit onder de titel Verborgen Vrouwen. Kluizenaressen in de middeleeuwse stad. In beide werken over het reclusendom beschrijft MulderBakker de opkomst van een nieuw type ‘religieuze vrouw’ vanaf de 12de eeuw: de stadskluizenares. De druk van kerkelijke leiders om non te worden weerstonden zij met succes. Op basis van bewaard gebleven Vitae of levensverhalen vertelt Mulder-Bakker de levensgeschiedenissen van vijf reclusen. Deze zijn aangevuld met zes beeldverhalen die centrale thema’s
zich echter als de (informele) vrouwelijke tegenhanger van de pastoor, vaak met veel aanzien. Zij traden op als godsdienstlerares, raadgever en doorgever van nieuws. Zij bekleedden een nieuw soort functie in de stad, die van mediatrix of middelares in heil. Vanwege hun adviserende rol noemt Mulder-Bakker ze ook wel: ‘wijze wijven’. De populariteit van de kluizenaressen verklaart Mulder-Bakker uit het feit dat zij, meer dan de traditionele geestelijkheid, in staat bleken de juiste snaar bij de gelovigen om hen heen te raken. Ze waren dood voor de wereld, maar levend voor de mensen. Reclusen toonden compassie met stadsbewoners en hadden het vermogen om hen daadwerkelijk te inspireren tot een beter leven. Zowel burgers als geestelijken bezochten regelmatig de kluizen of werden daar zelfs ontboden. Dat laatste gebeurde
uit de middeleeuwse, stedelijke devotie (waaronder de Mariaverering) inzichtelijk maken. De auteur toont duidelijk het dubbele karakter van de leefwijze van de kluizenaressen aan: onzichtbaar maar toch zichtbaar, besloten maar toch open. Deze vrouwen waren ingemetseld in een kluis, maar hielden contact met de stadsbevolking en plaatselijke geestelijkheid, binnen in de kerk of via raampjes aan de straatkant. In die tijd konden vrouwen geen publieke posities bekleden en zeker in zaken van geloof mochten ze geen leidende rol spelen. In die middeleeuwse wereld ontpopten zij
bijvoorbeeld als er een nieuwe stadsraad was gekozen. Ze bekleedden – als dode-op-aarde - een bijzondere positie tussen hemel en aarde, maar ook tussen de geestelijkheid en het lekendom in de middeleeuwse stad. Aan de locatie, midden in het stadscentrum, kun je aflezen dat kluizenaressen een centrale rol speelden. Volgens Mulder-Bakker is de middeleeuwse stedelijke context essentieel om de opkomst en bloei van het reclusendom te kunnen begrijpen.
De inmetseling van Suster Bertken.
18
KringNieuws juli 2013, jaargang 39 nummer 4
Foto’s: Ed Hupkens
B
Bijzondere beiaard Nik de Vries
Van woensdag 5 tot en met zondag 9 juni 2013 vond de 24ste Bossche beiaardweek plaats. Er waren opnieuw de ‘gewone’ bespelingen van de beiaarden van het Stadhuis en de Sint-Jan. Daarnaast vond een aantal bijzondere concerten plaats. Een van die concerten konden we beluisteren op de Bossche Parade. Daar stond op 6 juni een gigantische reizende beiaard opgesteld: die van Landgoed De Paltz uit Soest. Deze werd bespeeld door Joost van Balkom.
De reizende beiaard. Sjef van Balkom bespeelt de Paltz op de Parade.
De reizende beiaard is zo groot, dat deze niet de Parade op kon; hij stond opgesteld onder de bomen aan de zuidkant. Met behulp van een Mack SuperLiner-truck was hij naar ’s-Hertogenbosch vervoerd. Nietsvermoedende voorbijgangers en buspassagiers keken even vreemd op bij het zien van dit gevaarte en het horen van de fraaie muziek. Historie De geschiedenis van de reizende beiaard is nog maar kort. In 1965 bestelt een rijke Zwitser, Walter Meierhans, bij Petit & Fritsen in Aarle-Rixtel een beiaard van 39 klokken. Omdat dit nog niet voldoet aan zijn wensen bestelt hij er later acht zwaardere klokken en 12 distantklokjes bij. In zijn woonplaats Libingen staat dan een van de grootste beiaarden ter wereld. Na 18 jaar verhuist het geheel naar Zürich en vandaar gaat het in 1984 naar het Franse Chateaurenard. Weer twee jaar later gaat de beiaard terug naar Zwitserland, waar Meierhans in Salavaux een kasteel gekocht heeft. Dankzij een van de mensen van Petit & Fritsen wordt de beiaard een reizende beiaard. Deze rijdt rond om op tal van plaatsen het 700-jarig bestaan van Zwitserland extra glans te geven. Uiteindelijk komt de beiaard in handen van de heer E.S. Raatjes, die de klokken een grondige opknapbeurt laat geven. Sinds 1997 pronkt de reizende beiaard op Landgoed De Paltz en reist vandaar stad en land af. Zo ook naar ’s-Hertogenbosch.
De beiaard De reizende beiaard bestaat uit liefst 59 klokken. De grootste klok van het carillon weegt 2150 kilo en de kleinste 8,5 kilo. Samen wegen de klokken 10957 kg. Daarom is een bijpassende grote truck nodig voor het vervoer. Behalve de klokken is er ook een grootse ingebouwde verlichting van ruim 170 lichtpunten. Daarvoor is meer dan 10 kilometer lichtvezel gebruikt. Een aantal klokken heeft een naam en/of een opschrift. Zo is de zwaarste genoemd naar dr. Albert Schweitzer. De klok van 1500 kilo heeft als opschrift: “HIMMEL UND ERDE WERDEN VERGEHEN, ABER MEINE WORTE WERDEN NICHT VERGEHEN.” Ook de kleinste klok heeft een naam: die van Carl Zuckmayer. Zoals gezegd: Joost van Balkom bespeelde de beiaard. Hij had er zicht- en hoorbaar veel plezier in. En dat plezier sloeg over naar de luisteraars. We zijn erg benieuwd wat de jubileumeditie van volgend jaar gaat brengen. Foto’s: Ellie de Vries
KringNieuws juli 2013, jaargang 39 nummer 4
19
B
Bosch Museumkwartier is ontmoetingspl Op vrijdag 24 mei 2013 opende prinses Beatrix in het Museumkwartier de nieuwbouw van het Stedelijk Museum ’s-Hertogenbosch (SM’s) en de renovatie en uitbreiding van het Noordbrabants Museum (NbM). Gebruikelijk wordt bij een opening een lint doorgeknipt. Echter, prinses Beatrix verbond twee kleurige linten met elkaar, als symbool voor de samenwerking van beide musea. Een dag later mocht het grote publiek gratis naar binnen. Gedurende de gehele middag vonden allerlei activiteiten binnen en buiten het Museumkwartier plaats. De belangstelling was buitengewoon groot, al voor het openingsuur stond een flinke rij mensen tot aan de Verwersstraat. De prognose van 2.500 belangstellenden op deze eerste publieksdag werd ruimschoots overtroffen: maar liefst rond de 7.000 bezoekers maakten van de gelegenheid gebruik om een kijkje te nemen in het nieuwe Museumkwartier ‘s-Hertogenbosch.
Maar ze doen ook een aantal zaken niet samen. “En dat moet zo blijven”, vinden directeur Charles de Mooij van het NbM en René Pingen van het SM’s. Zo zijn er geen afspraken over gezamenlijke exposities gemaakt. Het Stedelijk is experimenteler, zit dichter op de actualiteit en heeft hedendaagse kunst en design. Het Noordbrabants draagt een historie van 175 jaar verzamelen met zich mee, het heeft meer distantie in tijd. Met ruim 5.000 vierkante meter kan het nieuwe Museumkwartier zich tot de grote musea van Nederland rekenen. De totale kosten bedragen 53 miljoen euro. Janneke Bierman (Bierman Henket
Er is iets moois ont Verw Architecten) ontwierp de plannen voor de renovatie, uitbreiding en nieuwbouw. “Een vergeten hoek in de binnenstad is getransformeerd tot een culturele ontmoetingsplaats”, aldus Bierman.
Collectie Raakvlakken. Er is iets moois ontstaan tussen Verwersstraat en De Mortel. Bij en na de opening waren vooral veel waarderende woorden te horen. Twee compleet verschillende musea samen onder één dak, die nauw samenwerken maar ook hun eigen identiteit willen behouden. Ze delen een aantal voorzieningen: bibliotheek, beveiliging, schoonmaak, klimaatbeheersing, telefooncentrale, marketing,
Wonderlijke verzameling Zeven eeuwen historie komen samen in de wonderlijke opeenhoping van gebouwen tussen Verwersstraat, Beurdsestraat, De Mortel en Waterstraat. Van bogardenklooster (1309) en jezuïetencollege (1613) tot gouvernement (1768), is het Noordbrabants Museum sinds 1987 in dit gebouw gehuisvest. Het NbM herbergt regionale kunst, cultuur en geschiedenis. Het is volledig gerenoveerd, de zogenaamde Quistvleugel – vernoemd
Framed van Ted Noten. Marc Mulders met The Moonlight Garden. expeditie, werkplaats, auditoria, museumwinkel, restauratieatelier, restaurant, personeelskantine. Openingstijden dinsdag t/m vrijdag 10.00 – 17.00 uur, zaterdag, zondag en feestdagen 12.00 – 17.00 uur. Meer informatie: www. hetnoordbrabantsmuseum.nl en www.sm-s.nl.
20
KringNieuws juli 2013, jaargang 39 nummer 4
naar de architect Wim Quist - is uitgebreid met nieuwe museumzalen. De nieuwe zalen worden omringd door vijf museumwoningen, die een blinde muur aan het aangrenzende plein voorkomen. Aan de overkant van de gouvernementstuin heeft het Stedelijk Museum een nieuw gebouw gekregen met een eigen hoofdentree. De markante wenteltrap van Janneke Bierman in de open en
plaats Ed Hupkens
Expositie Co-evolution.
lichte ruimte valt direct op. De inrichting van de receptie van de broers Humberto en Fernando Campana uit Brazilië is een blikvanger: een golvend beeldhouwwerk, bestaande uit 194 lagen multiplex, dat reikt van vloer tot plafond en zich uitstrekt van hal tot museumwinkel. Het werk vormt tevens de buitenzijde van het auditorium, dat plaats biedt aan lezingen, concerten en ontvangsten. De ovale ruimte is bespannen met koeienhuiden. Een bijzondere groenglazen gevel en uitkragende massa’s die meedraaien met de richting van de aangrenzende steeg De Mortel, vormen een eigentijdse ingreep in deze voorheen verloren hoek van de binnenstad.
tstaan tussen wersstraat en De Mortel
receptie en auditorium (rechts) van het SM’s.
Waterstraat Tussen beide musea, aan de Waterstraat, ligt het 19deeeuwse monumentale gebouw van de voormalige provinciale griffie van de architect en rijksbouwmeester Jacobus van Lokhorst (1844 – 1906). Hier zijn de gemeenschappelijke functies gevestigd. Daarnaast zijn Erfgoed Brabant en het Provinciaal Archief
Bodemvondsten er gehuisvest. De gebouwen vormen als het ware een kralensnoer om de monumentale museumtuin. Zowel het oude gouvernement als het nieuwe Stedelijk openen zich naar de stad. Aan alle kanten biedt het Museumkwartier doorkijkjes naar stad
en tuin. En ook van buitenaf ogen de panden opener. Beide musea en de gezamenlijke afdelingen worden met elkaar verbonden door een centrale verbindingsgang. Deze hoge ruimte heeft een glazen gevel aan de tuinzijde en maakt een rondgang om de tuin mogelijk. De transparante gang vormt de verschillende gebouwen tot een ruimtelijk geheel,
KringNieuws juli 2013, jaargang 39 nummer 4
21
B
terwijl beide musea hun eigen karakter behouden. Modernisme naast traditie. Beleving naast verstilling. Lef, vermaak en reuring naast monumentaliteit en historie. Zelfs voor wie musea en cultuur niet zijn of haar ding zijn, kan hier terecht: museumtuin, winkel, restaurant, verbindingsgang en bibliotheek zijn zonder toegangskaartje vrijelijk te bezoeken.
De wenteltrap van Janneke Bierman.
Openingstentoonstellingen Uit de tentoonstellingen blijkt de eigenheid van beide musea. Het Noordbrabants Museum heeft vier openingsexposities. Met The Moonlight Garden heeft de kunstenaar Marc Mulders een grote overzichtstentoonstelling gekregen met werken uit alle door hem beoefende genres: schilderijen, glaskunst, aquarellen, natuurfotografie, politieke collages en tapijten. Kiki van Eijk en Joost van Bleiswijk tonen in Co-evolution tachtig topstukken uit de eerste tien jaren van hun succesvolle carrières. Kiki van Eijk is ook de ontwerpster van het speciale, koningsblauwe, stoffen behang in de Statenzaal. Saenredam in Den Bosch is een kleine expositie van veertien werken van de wereldberoemde kunstenaar Pieter Saenredam (1597 - 1665). De gedetailleerde kerkinterieurs en nauwkeurige stadsgezichten zijn alle ontstaan in 1632 te ‘s-Hertogenbosch. Onder de noemer Brabantse Nieuwe biedt het NbM een podium aan jonge kunstenaars uit Brabant. De spits wordt afgebeten door kunstenares Marina Visic. Het Stedelijk Museum heeft drie openingsexposities. Voor de tentoonstelling Framed treedt Ted Noten op als gastcurator, waarbij hij zijn netwerk van inspiratiebronnen presenteert in combinatie met eigen werk. Thema’s als hebzucht, leegte, schoonheid, sterfelijkheid en intimiteit staan centraal. Onder de titel Your Fly is Open presenteert de Engelse kunstenares Julie Verhoeven een installatie met drie video’s, waarbij ze refereert aan sieraden en keramiek uit de collectie van het SM’s. Met de tentoonstelling Raakvlakken kiest het SM’s voor een selectie hoogtepunten uit zijn vermaarde collectie kunstenaarskeramiek en sieraden van na 1945.
Vaste collecties Naast de tijdelijke tentoonstellingen hebben beide musea hun vaste collecties. De vroegere Statenzaal is grondig gerenoveerd en doet nu dienst als ontvangstzaal en auditorium. Indrukwekkend zijn de glas-in-loodramen, de kolossale kroonluchters, het houten plafond en het speciale behang van Kiki van Eijck. De stof werd geweven in het Textiellab van het Textielmuseum in Tilburg. De Bruegel- en Tenierszalen vormen het decor voor kunst uit de 16de
22
KringNieuws juli 2013, jaargang 39 nummer 4
en 17de eeuw. Naast werken van beide schilderfamilies zijn er schilderijen van hun tijdgenoten. Op de bovenverdieping wordt in drie paviljoens het verhaal van de oude Romeinen verteld: Soldaten aan de Grens, Thuis in Romeins Brabants en De Wereld van de Goden (met onder meer de Tempel van Empel). In het najaar van 2013 wordt in de Brabantzaal de expositie geopend over de geschiedenis van hertogdom en provincie, van de Middeleeuwen tot in de 20ste eeuw. Wat de toekomst Brabant kan bieden is te zien – ook vanaf de herfst - in het toekomstpaviljoen. Op talloze plaatsen in het museum staan beeldschermen. Via deze interactieve verdiepingsschermen duikt men digitaal in de achtergronden van de tentoongestelde objecten. Speciaal voor kinderen zijn er multimediale ontdekstations. Deze grote interactieve touchscreens laten kinderen door hun eigen ogen de achtergronden van de collecties ontdekken. Naast het kijken biedt het museum het onderwijs en individuele ouders de mogelijkheid om te ‘doen’ via twee educatieve ruimtes, het Medialab en het Spetterlab. De kern van de museale collectie van het Stedelijk Museum wordt gevormd door moderne en eigentijdse sieraden en keramiek. Met werken van aansprekende kunstenaars als Pablo Picasso, Alessandro Mendini, Gijs Bakker en Hella Jongerius. Daarnaast worden werken van veelbelovend en jong lokaal talent tentoongesteld. Het SM’s heeft ook een kunstuitleen. De uitleen heeft de beschikking over een actuele verzameling moderne kunst. De collectie bestaat uit schilderijen, prenten, foto’s, kleine beelden en objecten en sieraden. Foto’s: Ed Hupkens
P
Plaquette Weckgebouw
Alweer even geleden, op zondag 14 april 2013, is de nieuwe plaquette van de Kring Vrienden onthuld. Dit keer viel de eer te beurt aan Studio Boot. Eigenaars Edwin Vollebergh en Petra Janssen hebben met familie, vrienden en kennissen het oude Weckgebouw aan de Van Tuldenstraat grondig aangepakt. Daardoor is van een bijna bouwval een juweeltje gemaakt. De plaquette, toegekend door de werkgroep Het Kleine Monument van de Kring, is een terechte bekroning van het werk.
Edwin Vollebergh, Petra Janssen en Piet Lathouwers enthousiast over plaquette.
Het gebouw Van Tuldenstraat 4-6 dateert uit de jaren ’20 van de vorige eeuw. Het is gebouwd als garage voor de firma Lathouwers. Opnieuw prijkt op de voorzijde ‘F.H.LATHOUWERS GARAGE AUTOMOBIELEN’. De letters zijn zorgvuldig geschilderd. Meneer F.H. Lathouwers was in 1848 begonnen als wagenmaker. Hij repareerde en maakte rijtuigen. Later legde de firma zich toe op het vervaardigen van carrosserieën van auto’s en bussen. Na de Eerste Wereldoorlog werd het bedrijf de vertegenwoordiger van General Motors in Nederland. Na de Tweede Wereldoorlog trok de firma Weck in het pand. Dat was een technisch installatiebureau, dat uit zijn jasje aan de Korte Waterstraat was gegroeid. In 1976 is het bedrijf verkocht. Daarna is er lange tijd niets meer mee gedaan; oorspronkelijk waren er plannen voor een uitbreiding van de naastgelegen bioscoop. In 2010 is het pand gekocht door de huidige eigenaren. In de volksmond was het gebouw niet genoemd naar de oorspronkelijke eigenaar, maar naar de firma Weck.
Nik de Vries Vervuiling en restauratie In 2010 was het pand behoorlijk vervallen, een aanfluiting voor de straat. “We waren de trotse bezitters van een enorme duiventil. Een rotte dichtgetimmerde gevel met binnen groeiende bomen, verdwenen vloeren en onbegaanbare vloeren. Erachter lag waarschijnlijk nog een tuin, maar om die te
zien moesten we eerst een ondoordringbaar bos verwijderen,” zo schrijven de eigenaren. Begin daar maar eens aan. Gelukkig zagen ze al snel de potentie van dit gebouw en hadden ze de moed aan een enorme klus te beginnen. “We hebben het pand in ere hersteld, maar wel in de wereld van Boot.” De ruimte wordt gebruikt als fotostudio, werkplaats, vergaderruimte, galerie en woning. Het geheel ziet er weer fantastisch uit. De (over)buren zullen tevreden zijn. Onthulling plaquette Na koffie met chocolade bolletjes, toespraken van Nort Lammers namens Het Kleine Monument, Huib van Olden namens de gemeente ’s-Hertogenbosch en Piet Lathouwers, inderdaad van de firma, mocht deze laatste de plaquette onthullen. Het feestje werd besloten met een traditionele brandewijn, met of zonder suiker. Graag feliciteren we de eigenaren van Studio Boot. We wensen hen veel geluk in hun nieuwe en mooie onderkomen. Foto: Ellie de Vries
KringNieuws juli 2013, jaargang 39 nummer 4
23
S
Spanjaarden in de stad In het Stadsarchief van ’s-Hertogenbosch werd zaterdag 25 mei 2013 een studiedag gehouden over de beeldvorming en propaganda rondom de Tachtigjarige Oorlog. In het bijzonder die van de Spanjaarden in onze stad. Harry van den Berselaar was initiatiefnemer van deze dag. Hij had een vijftal sprekers uitgenodigd, onder wie bevriende Spaanse studiegenoten uit Toledo, om inhoud aan deze dag te geven. Het doel was om meer nuance te brengen in de beeldvorming over deze periode door deze vanuit verschillende invalshoeken te belichten.
Organisator Harry van den Berselaar. Wethouder Huib van Olden heette iedereen welkom en refereerde aan de al ruim 200 jaar bestaande connectie tussen Spanje, Nederland en Bolduque, de Spaanse benaming van ’s-Hertogenbosch. Naast de militaire aspecten waren er vooral ook de wederzijdse betrekkingen door middel van handel, politiek, cultuur, religie en kunst. Verrassend was te horen hoe de mensen een typerend beeld van elkaar hadden. In het boek De Tachtigjarige Oorlog in Spaanse ogen van Yolanda Rodrigues Pērez lezen we dat de Spanjaarden de Nederlandse vrouwen zagen als lang met blond haar, grote borsten en veel te wit omdat ze te weinig zon kregen en te veel bier dronken. De mannen hadden de vrouwen hier niet onder controle. De Spanjaarden daarentegen werden hier gezien als klein met snor en donker door te veel zon en rode wijn. Vooroordelen en typeringen zijn van alle tijden. Het is lastig een objectief beeld te schetsen over de Tachtigjarige Oorlog, temeer omdat er uit deze periode
24
KringNieuws juli 2013, jaargang 39 nummer 4
beperkte informatie ter beschikking is. We moeten het hebben van pamfletten, zinneprenten, beeldthema’s en brieven. Propaganda was ook in die tijd een sterk middel voor beïnvloeding. Van Olden dacht dat deze vijf verhalen ons aan het denken zou kunnen zetten en wenste ons een vruchtbare dag toe.
Philips II was een la ui Hemelse Machten in 1585 en 1629,door Harry van den Berselaar. Over de bemoeienissen van ‘boven’. Gedreven vertelt initiatiefnemer en eerste spreker Van den Berselaar over hoe religie een belangrijke rol speelde tijdens de oorlog. Onze stad ’s-Hertogenbosch was hier twee maal bij betrokken, in 1585 in Empel en 1629 met de bestraffing van de verraders. De strijd bij Empel vond plaats tussen het Spaans leger en de noordelingen, de republikeinen. De Spanjaarden werden in 1585 tijdens de opmars naar het noorden in de Bommelerwaard in het nauw gedreven. De noordelingen staken de dijken door om de terugweg naar het zuiden te blokkeren. De Spanjaarden werden vanaf de ‘platboten’ beschoten. In de nacht van 8 december vroor het zo hard dat de Maas was dichtgevroren zodat de Spaanse troepen over het ijs konden vluchten terug naar de stad. Voor hen was deze redding een teken dat God het eens was met hun strijd tegen de hervormden. Dit deed de Spanjaarden besluiten Maria Onbevlekte Ontvangenis als patrones van de infanterie en zelfs van geheel Spanje te maken. Nog steeds wordt in Toledo dit gebeuren jaarlijks herdacht op 8 december. In Oud-Empel herinnert de Mariakapel ons aan dit ‘Wonder van Empel’ 1629 Bezet of bevrijd ? door Valentijn Paquay; De Spanjaarden en hun leiders als vijanden en bezetters. Dit onderwerp werd belicht aan de hand van bewaarde brieven in het Stadsarchief over hoe ’s-Hertogenbosch en Brabant bevrijd werden van het Spaanse juk. Brieven geschreven door bewoners aan het stadsbestuur om hun beklag te doen over de Spaanse troepen. Men vond dat ze hier niet thuis hoorden. Het verzet uitte zich vooral ook door middel van zinneprenten zoals: de Nederlandse leeuw gemangeld onder een pers als symbool voor onderdrukking van het eigen volk met de Spanjaard als schuldenaar. De paus en zijn vertegenwoordigers
Michèle van den Heuvel uitgebeeld als een ‘kermis’, onbetrouwbaar omdat zij zich achter de vorst hadden geschaard. De propaganda was er voor bedoeld de Spanjaarden negatief af te beelden met behulp van karikaturen, waardoor een erg ongenuanceerd beeld ontstond op basis van vooroordelen. Het geschetste beeld van bezetting en overheersing bleek onjuist omdat ons land niet echt bezet werd.
andsheer die itverkoren was door God
De sprekers: Frans van Gaal, Juan Elices Mateos, Harry van den Berselaar, Valentijn Paquay en Fernando Martinez Lainez.
Soldaten voor Spanje, god en de koning door Juan Elices Mateos. Deze spreker gaf een beeld van hoe het Spaanse leger werd samengesteld en hoe hun aanvoerroute was om in Vlaanderen te strijden voor de goede zaak. De Spaanse soldaten onder koning Philips II kwamen vooral uit Midden-Spanje en werden met schepen vanuit Noord-Spanje naar de havens van Vlaanderen vervoerd. Het ‘internationale’ leger bestond slechts voor 10% uit Spanjaarden en voor 90% uit huurlingen uit Italië, Portugal, Wallonië en Duitsland. Zij kwamen via de landroute Vlaanderen binnen. Zij streden vooral om de eer, de status en de loyaliteit aan de koning. Hij was een landsheer die uitverkoren was door God. De werkelijkheid bleek harder dan gedacht. Allerlei epidemieën braken uit, maar ook de soldij bleef veelal uit en zo ontstonden dan ook lijfspreuken als in Spanje ‘mi Natura’, daar ben ik geboren; in Italië ‘mi Fortuna’, daar ligt mijn geluk en in Vlaanderen ’mi Sepultura’, daar ligt mijn graf.
1629 Bevrijd of bezet? door Frans van Gaal. De Republikeinen als bezetters. Een van de stellingen van Van Gaal luidde: archieven zijn niet betrouwbaar. De overwinnaar bepaalt de geschiedschrijving veelal door wat er wel of niet bewaard wordt. Hierdoor ontstaat vaak een ander beeld van de werkelijkheid. ’s-Hertogenbosch had zich aan de zijde van de Spaanse koning geschaard, maar de mensen waren hier niet enthousiast over. Zijn volgende stelling: ‘s-Hertogenbosch was door de Hollanders bezet. Frederik Hendrik had, na diverse pogingen van zijn voorgangers, de meest zuidelijke stad in 1629 ingenomen. Daarmee kreeg onze stad te maken met de streng gereformeerde noordelingen die de katholieken allerlei ver- en geboden oplegden. De stad veranderde in een garnizoensstad en kerken en kloosters werden voor andere doeleinden gebruikt, zoals paardenmanage voor het leger. Het katholieke geloof mocht niet meer in het openbaar beleid worden. Door deze repressie was geen sprake van bevrijding maar juist van bezetting, omdat de bevolking liever onder Spaans bestuur was gebleven ook vanwege wederzijdse katholieke geloof. Koning naast God door Fernando Martínez Laínez. Aan zowel de Spaanse zijde als aan de zijde van de Republikeinen werd gestreden onder de vlag van God, vorst en vaderland. Philips II beschouwde zichzelf als uitverkoren door God en als verdediger van Gods rijk op aarde. Hij vocht tegen de moslims uit het oosten en de gereformeerden uit het noorden. De koning had de politieke volmacht en stond daarmee boven de wet. Ook de Hollanders (de staatsen) voerden vanuit een eendere religieuze achtergrond, het protestantisme, hun strijd voor een onafhankelijk Nederland. De Spaanse koning zond Alva met een legermacht naar de 17 noordelijke gewesten om de afvalligen met harde hand tot de orde te roepen. Hij werd dan ook gezien als de tiran en de personificatie van het kwaad dat veel woede opriep. En mogelijk ligt hierin de verklaring voor de calvinistische heldenverering van de prins van Oranje als verlosser van deze tirannie. Met deze voordrachten en onderzoeken wilden de sprekers de historie meer in balans brengen. Ons toehoorders heeft men in ieder geval een verruimend beeld gegeven van deze lange historische periode. Met dank aan deze volhardende sprekers. Foto’s: Michèle van den Heuvel
KringNieuws juli 2013, jaargang 39 nummer 4
25
W Woeste Stilte
Ed Hupkens
Op 22 maart 2013 is aan de Sterrebosweg in het Bossche Broek, nabij de brug over de Dommel en pal naast de PTT-plas, het kunstwerk Woeste Stilte geplaatst. De plek wordt begrensd door de stadsgrens tussen ‘s-Hertogenbosch en Vught enerzijds en het viaduct onder de A2 anderzijds. Het object is een onderdeel van een operatie, die gekoppeld is aan het inrichtingsplan ecologische verbindingszone uit 2012. Het kunstvoorwerp vormt een markering, die bezoekers van het Bossche Broek de mogelijkheid biedt vanaf een uitkijkpunt de schoonheid van het natuurgebied en de stad te ervaren.
Met zichtlijn op de Sint-Jan.
Voor dit specifieke project werd een prijsvraag uitgeschreven onder auspiciën van het Brabants Kenniscentrum Kunst en Cultuur (BKKC), de gemeente ’s-Hertogenbosch en de provincie NoordBrabant. De opdracht hierbij luidde: maak de ingang naar het Bossche Broek vanuit Vught aantrekkelijker en opvallender. De beeldend kunstenares Carmela Bogman uit Haarlem won De Kunstopdracht 2010. Haar kunstobject Woeste Stilte is uitgevoerd in cortenstaal en is ongeveer zes meter hoog. Via een loopplank van duurzaam hout kunnen bezoekers een geabstraheerde kapel betreden en vanaf ongeveer drie meter vanuit een uitkijkpunt over het gebied uitkijken. Daarbovenop is een windvaantje geplaatst. Het torentje staat op de zichtlijn, gezien vanuit de dijk in de polder, richting de Sint-Jan.
Voor de vormgeving van de kapel liet ze zich leiden door een zogenaamde kèske
Kunstobject Woeste Stilte.
Wonder Carmela Bogman liet zich bij haar ontwerp inspireren door de historie van de locatie. Het Bossche Broek was eeuwenlang een woest en ontoegankelijk moerasgebied en er werden oorlogen gevoerd. Dat het nu een vrij toegankelijk natuurgebied is waar niet gebouwd mag worden, ziet Bogman als een wonder. En een wonder verdient een ‘kapel’. Daarbij sluit Bogman aan bij een oude katholieke traditie, dat waar zich een mirakel heeft afgespeeld, er een kapel werd opgericht. Voor de vormgeving van de kapel liet ze zich leiden door een zogenaamde kèske. Een kèske is een wegkapelletje, dat je in veel Brabantse dorpen nog steeds tegenkomt. Ze zijn meestal met vier nissen uitgevoerd, waarin (achter glas) heiligenbeelden zijn geplaatst. Kèskes markeerden van oudsher begin- en eindpunt van de hoofdstraat in een dorp. Bogmans object is geplaatst tussen bomen aan de rand van het natuurgebied het Bossche Broek en doet dienst als ‘poort’. Het symboliseert op deze wijze een vanzelfsprekende verbinding tussen de natuur en een Brabantse traditie. Foto’s: Ed Hupkens
26
KringNieuws juli 2013, jaargang 39 nummer 4
Z
Zomeravondconcerten Binnendieze Vaar mee in de boten van de Binnendieze naar het Voldersgat aan de Zuidwal. Onderweg genieten de deelnemers van de idyllische waterlopen en de imposante, gerestaureerde vestingmuren. Aangekomen in het Voldersgat meren de boten af voor een klein podium. De daar aanwezige muzikanten verwelkomen de deelnemers met heerlijke muzikale klanken. De Stichting Havenconcert organiseert dit jaar voor de 17de keer het kleinschalige muziekevenement Muziek op de Binnendieze. Op 24 en 31 augustus en op 7 september worden de laatste van de zes concerten verzorgd. Sinds 1999 worden de concerten uitsluitend gegeven door professionele musici. Zij staan garant voor een zeer gevarieerd programma. Na het invallen van de duisternis ontstaat een romantische combinatie van een verrassende boottocht en de heerlijke klanken van wereldmuziek.
Gerard ter Steege gezongen teksten zijn poëtisch en teder, soms diepzinnig, dan weer humoristisch. De aandachtige luisteraar hoort in de liedjes vrolijkheid, passie en levenswijsheid. Beide musici zijn al van jongs af aan met de muziek opgegroeid. Pim heeft in verschillende bands gespeeld en componeert ook nummers. Welmoed heeft een passie voor talen en mooie teksten en weet deze met haar zangtalent te combineren. Ontspannen luisteren naar een spiritueel improvisatieensemble. Zaterdag 31 augustus Het gezelschap Wood & Winds bestaat uit de bekende slagwerker Peter Wilms en de rietblazer Werner Janssen. Beiden zijn aansprekende musici met nationale en internationale ervaring. Hun ideeën en muzikale expressie sluiten naadloos op elkaar aan. Op het kleine podium ontstaat een synergie van de zachte klanken van de marimba. Een expressief geluid van de sopraan- en altsaxofoon samen met de klanken van de klarinet en de dwarsfluit. Zij verzorgen een geheel eigen klankwereld waarin zij de luisteraars meenemen naar bijzondere plekken en nieuwe belevingen. Zaterdag 7 september Voor het laatste zomeravondconcert van dit seizoen staat het klassieke Amsterdam Wind Quintet geprogrammeerd. In dit programma schenkt het kwintet naast composities van Mozart ook aandacht aan werken van zijn leraren, leerlingen en bewonderaars. Tim Wintersohl (fluit), Marije Clemens (hobo), Hanka van Doesem-Clout (klarinet), Ellen Bayens (hoorn) en Marijke Zijlstra (fagot) geven sinds 2006 kamermuziekconcerten waarbij ze zich speciaal richten op mensen met belangstelling voor klassieke muziek. Muziek die door de Tsjechische componist Dvořák is verwoord als ‘pure zonneschijn’.
Impressie van een concert.
Het is een uniek muzikaal concept, mede mogelijk gemaakt door sponsoren en schippers van de Binnendieze. Zaterdag 24 augustus Zodra Welmoed Homan (zang) en Pim Thiemens (gitaar) van Par Mi Par La beginnen te spelen wordt een onmiskenbare Franse sfeer opgeroepen. De
Kaartverkoop De zomeravondconcert zijn uitsluitend per boot bereikbaar. Daarvoor zijn zeven boten beschikbaar; in elke boot kunnen 16 deelnemers mee. Iedere concertavond zijn er twee afvaarten: om 19.30 uur en om 21.30 uur vanaf de steiger in de Molenstraat (Uilenburg). De kosten voor een concert inclusief de vaartocht bedragen € 15.00 p.p. Reserveren en kaartverkoop bij de balies van de Kring Vrienden aan de Parade en in de Molenstraat. Voor meer informatie: www.muziekopdebinnendieze.nl Foto: Gerard ter Steege
KringNieuws juli 2013, jaargang 39 nummer 4
27
B
Beeld van Jan Baptist
Geert Donkers In de wijk het Boschveld aan de Edisonstraat bevindt zich aan de zijgevel van een voormalig schoolgebouw een kunstwerk. Het werk stelt Sint-Jan Baptist, ook wel de Doper genoemd, voor. Het gebouw, waarin ooit de Sint-Jans-mulo begon, staat op de nominatie om gesloopt te worden. Het behoud van het kunstwerk komt dan wellicht in het geding. Het kunstwerk is uitgevoerd in laag reliëf op een ondergrond van bruingeel geglazuurde keramiektegels met een totale afmeting van 125 bij 125 cm. Aan de linkerkant is Johannes afgebeeld zittend op een steen, aan de rechterzijde een lam. De lineaire voorstelling is op een naturalistische wijze vervaardigd en ondertekend met Ninaber. In de jaren 1960/1962 werd het werk gemaakt in het kader van de ‘Rijkspercentageregeling’. Dit gebeurde bij de opening van de school.
KringNieuws is het minimaal zes maal per jaar verschijnend tijdschrift van Kring Vrienden van ’s‑Hertogenbosch. Redactie: Nik de Vries (voorzitter), Michele van den Heuvel, Ed Hupkens, Jan Korsten, Gerard ter Steege, Ellie de Vries (fotografie) en Johan Strang (bestuur). Vormgeving: Jack van Elten Redactie-adres:
Johannes de Doper was de zoon van Zacharias en Elisabeth. Hij werd boeteprediker en doper in de woestijn. Ook Jezus liet zich door hem dopen. Johannes noemde Jezus toen het Lam Gods. Johannes had later kritiek op de levensstijl van koning Herodes en Herodias. Hij werd toen door een list gevangen genomen en onthoofd. Johannes werd meestal afgebeeld als een asceet en prediker, gekleed in een kemelharen kleed. In de hand droeg hij vaak een kruisstaf met een banderol. Daarop stond dan de tekst: Ecce Agnus Dei (dit is het Lam Gods). Soms wees hij naar het lam. In de Duitse kunst droeg hij vaak een discus voor de borst met daarop een lam. Op het reliëf wijst Johannes met de rechterwijsvinger naar een lam. In de linkerhand draagt hij een staf met een banderol. Op de band staat de tekst: Agnus Dei.
Secretariaat KringNieuws Postbus 1162, 5200 BE ’s‑Hertogenbosch E-mail: redactie@kringvrienden.nl Oplage 2.250 stuks Niets uit een editie mag worden gekopieerd of elders gepubliceerd zonder uitdrukkelijke toestemming van Kring Vrienden en de redactie; dit geldt ook voor het in enige vorm elektronisch beschikbaar stellen. De redactie heeft getracht alle rechthebbenden van het illustratiemateriaal te achterhalen. Personen of instanties die desondanks van mening zijn aan deze uitgave aanspraken te kunnen ontlenen wordt verzocht om contact op te nemen met de redactie.
Kunstenaar Toon Ninaber van Eyben (1896-1977) genoot zijn opleiding aan de Koninklijke Academie van Beeldende Kunsten Den Haag. Hij ontwikkelde zich daarna als een veelzijdig kunstenaar en leraar. In de jaren ’20 was hij lid van het Genootschap van R.K. kunstenaars te ’s-Gravenhage. Hij was schilder, beeldhouwer, glazenier en hij maakte mozaïeken. In ’s-Hertogenbosch had hij al naam gemaakt met de decoratie van de Sacramentskerk. Zowel voor als na de oorlog vervaardigde hij voor deze kerk fresco’s, ramen en altaren. Hij was bovendien gedurende een periode tekenleraar aan het Sint-Janslyceum. Hoewel niet gesigneerd is het aannemelijk dat het reliëf op de andere zijgevel van het gebouw ook van de hand van Toon Ninaber van Eyben is. Het is in dezelfde techniek uitgevoerd en stelt een jongen voor op een paard in lichte draf. Overigens maakte de beeldhouwer Frans van der Burgt een beeld van Johannes de Doper voor de Sint-Janskathedraal. Het bronzen beeld werd geplaatst op het dak van de zogenaamde doopkamer vlakbij het koor van de kerk. Het was een toepasselijke plek.
Secretariaat Postbus 1162 5200 BE ’s‑Hertogenbosch E-mail: algemeen@kringvrienden.nl Internet: www.kringvrienden.nl Betalingen: ING Bank 3119716 Jaarlijkse bijdrage minimaal € 17,50 Kringhuis en Kringbalie Parade 12 Telefoon 073 - 613 50 98 Telefax
073 - 614 60 21
Ma. van 13.30 - 17.00 uur Bronnen:
Di. tot en met za. van 10.00 - 17.00 uur
J. Timmers, Christelijke symboliek en iconografie
Zon- en feestdagen van 11.00 - 17.00 uur.
Bossche Encyclopedie
Foto: Ellie de Vries
28
KringNieuws juli 2013, jaargang 39 nummer 4