Kring Nieuws uitgave van kring
vrienden van ’s‑Hertogenbosch
Jaargang 34 nummer 2 maart 2008
Voorwoord 2 Coehoorn mortier voor Cor Gillhaus
3
Geen stadsgids, maar stadskenner 4 Maarten van Rossum en de Meierij
6
Korte berichten
9
De molen in Rosmalen
10
Project ‘Cityguiding’ afgesloten 12 Korte berichten
13
Rosmalen bij Boschlogie
14
Wat nu?
15
De boten gaan weer varen
16
Uitnodiging 17 Centrum van geloofsleven op de Muntel, ten heil en zegen van zijn vele gelovigen 18 Korte berichten
21
Jaarboek van een bouwpastoor
22
Bouwstijlen: Neogotiek
24
mooi
varen
V C Voorwoord
Coehoorn mortier
Nik de Vries
Met een dubbel gevoel schrijf ik nu het voorwoord in het Kringnieuws. Na het plotselinge overlijden van Gerdie de Zeeuw hebben de redactieleden mij gevraagd om voorzitter van de redactie te worden. Na enig wikken en wegen heb ik besloten om de door Gerdie in geslagen weg voort te zetten. Samen met de overige redactieleden bepalen we de inhoud van het KringNieuws en de wijze waarop deze tot stand komt. Deze samenwerking is voor mij van groot belang om voor de leden van de Kring een lezenswaardig blad te kunnen blijven maken.
In dit nummer staan enkele bijdragen die te maken hebben met religieus erfgoed. 2008 is uitgeroepen tot Jaar van het Religieus Erfgoed en wij besteden daar de nodige aandacht aan. Er is in ’s-Hertogenbosch al te veel gesloopt op dat terrein. Denk bijvoorbeeld aan de Sint-Pieter, de Leonardus en de oude Bartjeskerk. In dit nummer het eerste deel van het verhaal van de Antoniuskerk. Laten we vooral zuinig zijn op wat er nog rest. Daarnaast treft u eindelijk het tweede deel aan van de artikelen over Maarten van Rossum en de Meierij. Het eerste deel kon u lezen in het nummer van september 2007. Natuurlijk besteden we aandacht aan de uitreiking van de Coehoorn mortier aan onze oud-voorzitter Cor Gillhaus. We feliciteren hem van harte met deze belangrijke blijk van waardering voor zijn vele werk op het gebied van de vestingwerken. Naast andere bijdragen stip ik nog even aan enkele stukken over Rosmalen. Niet alle inwoners van die plaats waren in 1996 even gelukkig met het opgaan van hun gemeente in de grotere gemeente ’s-Hertogenbosch. Daarom is het goed als Bosschenaren beseffen dat ook Rosmalen een boeiende geschiedenis kent.
Tot slot en persoonlijke noot. Ik vind het jammer dat het Puthuis van de Bossche Markt is verdwenen. U rest de voorpaginafoto van nummer 6, november 2007. Nu is herontdekt dat in de grond de restanten van de oorspronkelijke 15e-eeuwse put zitten. Ik heb in het Italiaanse Lecce gezien wat daarmee gedaan kan worden: mooi dik glas erop, keurig aangelicht; zo heb je er als gemeente weer een toeristisch trekpleistertje bij. Ach, het is maar een idee, maar zomaar een dikke betonnen deksel erbovenop, dat is pas zonde. Graag wens ik u weer veel leesplezier. En wilt u zelf eens een bijdrage leveren aan KringNieuws: de uiterste inleverdatum is 20 april. Graag uw teksten in MS Word via de mail en uw illustraties rechtstreeks aanleveren in het Kringhuis in het Lombardje. foto omslag: Ellie de Vries
2
KringNieuws maart 2008, jaargang 34 nummer 2
Op 18 januari kreeg Cor Gillhaus, van 1999 tot 2003 voorzitter van de Kring Vrienden van ’s‑Hertogenbosch de Coehoorn mortier uitgereikt. Dit is de hoogste onderscheiding van de stichting Menno van Coehoorn, die sinds 1932 ijvert voor het behoud van historische verdedigingswerken. Gillhaus is lid van het hoofdbestuur van de stichting. De oorkonde noemt een aantal commissies, waarin Cor actief is.
Over de hele wereld zijn tenminste 800 fortificaties uit de 15e, 16e en 17e eeuw gevonden waar Nederlanders een bijdrage aan geleverd hebben. Cor Gillhaus is de initiatiefnemer van de commissie, die deze versterkingen in kaart brengt en er informatie over verzamelt. Een andere commissie waar Gillhaus zijn hart aan heeft verpand is die van het landschap rond de vesting.
Vesting en landschap Oorspronkelijk denken veel mensen bij het horen van de naam stichting Menno van Coehoorn alleen aan stenen of aarden verdedigingswerken. Gillhaus nam het initiatief om het belang van het landschap onder de aandacht te brengen. De omgeving moet je gaan zien door de ogen van een strateeg: hoe kan ik hier op de beste manier gebruik maken van het landschap. ’s-Hertogenbosch is begonnen als marktplaats. Die marktplaats had versterking nodig en zo ontstond onze vestingstad. Dat is dus niet in de eerste plaats een strategische vesting. Maar later, toen Frederik Hendrik de stad belegerde, is wel degelijk gebruik gemaakt van de mogelijkheden van het omliggende landschap om die belegering tot een succes te maken. De vesting Naarden kent een andere geschiedenis. Het was van belang voor Amsterdam een verdedigingswerk te bouwen langs de toevoerweg. Er wordt een fort gebouwd op een strategische plek. Dan moeten soldaten gehuisvest, er gaan ook andere mensen wonen en zo ontstaat Naarden als vestingstad.
Cor is een vesting Als in Nederland de gedachte aan waterlinies ontwikkeld wordt, is dat landschap opnieuw een bepalende factor. In de 18e eeuw wordt een verdedigingslinie ontwikkeld om de zuidgrens van de Republiek der Nederlanden te kunnen verdedigen. De linie loopt van Sluis via Steenbergen en Bergen op Zoom, langs Geertruidenberg, Heusden, ’s-Hertogenbosch en Grave tot aan Nijmegen. Hier werden de strategische mogelijkheden van het
voor Cor Gillhaus Marjan Vonk landschap zo optimaal mogelijk benut. Welke plek leende zich tot het bouwen van een versterking, welke plek kon gemakkelijk onder water gezet worden. Cor heeft zich met name ingezet voor het traject van Bergen op Zoom naar Steenbergen. Deze Zuiderwaterlinie valt samen met een bijzonder Brabants natuurfenomeen. Op het grensvlak tussen zand en kleigronden bevinden zich de natte kwelgebieden. Deze zone van Oost- naar West-Brabant wordt aangeduid als De Naad en herbergt zeer zeldzame en beschermde flora en fauna. De aandacht voor het landschap bracht vestingbeschermers en natuurbeschermers dichter bij elkaar. Waar vroeger weinig onderlinge affiniteit bestond wordt nu samengewerkt. Soms wordt dat strategische landschap door nieuwe ontwikkelingen verstoord. Een aardig voorbeeld is de situatie bij fort Crèvecoeur. Dat had een vrij schootsveld over de Maas, totdat de spoorbrug naar Hedel gebouwd werd. Als compensatie zijn toen meer naar het oosten twee aarden batterijen opgeworpen.
Fort Crèvecoeur foto: Studio Van Elten
Forten ver weg Nederlanders waren altijd al bekende vestingbouwers. Zij werden daarom gevraagd bij het bouwen van versterkingen van verschillende Hanzesteden in Europa. De Hanze, een stedenverbond om de onderlinge handel te stimuleren, kende haar bloeitijd tussen de 12e en de 16e eeuw. Een latere stimulans voor verspreiding van de Nederlandse vestingbouwkunde waren de activiteiten van de Verenigde Oost-Indische Compagnie en haar tegenhanger de West Indische Compagnie. Overal waar zij een steunpunt veroverden werd een vesting gebouwd. Manhattan is gebouwd op het oude fort
Nieuw-Amsterdam. Brazilië, dat een aantal jaren in Nederlandse handen is geweest kent een fort Oranje. In Portugal, Zuid-Afrika, India, Sri Lanka, Taiwan, overal zijn Nederlandse forten te vinden. Cor is zelf naar Brazilië geweest. Nederlanders hebben daar een poos een kolonie gehad. Op het eilandje Itamaracá, vlak voor de kust, werd in 1631 het fort Oranje gebouwd. De kolonie werd in 1654 veroverd door de Portugezen. Een Amsterdamse archeoloog doet daar nu onderzoek. Onder het Portugese fort is een Nederlands kruithuis gevonden, gebouwd van IJsselsteentjes. Die stenen werden door de schepen op de heenreis als ballast meegevoerd als ze suiker van de plantages kwamen halen. In de 17e eeuw waren Nederlandse vestingbouwers beroemd. Ze konden overal aan de slag. Gillhaus licht dat toe. ’s-Hertogenbosch was een moeilijk in te nemen stad. Prins Maurits had dat in de negentiger jaren van de 16e eeuw een aantal keren geprobeerd, maar het was hem niet gelukt. Onder Frederik Hendrik kwamen deskundigen van toen, ingenieurs zouden wij nu zeggen, met een nieuw plan. Er werd een soort vesting rond de vesting ’s-Hertogenbosch gebouwd, water werd weggepompt met rosmolens, u kent het verhaal. Frederik Hendrik had succes, de stad viel in 1629. De ingenieurs waren daarna zonder emplooi. Maar er was volop werk elders. Als je kon aantonen dat je als vestingbouwer meegewerkt had aan de inname van de vesting ’s-Hertogenbosch (dat gold natuurlijk niet voor de boerenarbeiders en de soldaten), kon je aan de slag tot ver in Europa. Veel Nederlandse ingenieurs vonden werk in Zweden. Nederlanders bouwden ook het fort aan de Narva, op de grens tussen Estland en Rusland. Vestingboschloog Ook in zijn eigen stad heeft Cor niet stil gezeten. Je zou hem de vader van de vestingboschlogen kunnen noemen. In het kader van de cursus boschlogie ontwierp hij lessen over de vesting en voor de derdejaars studenten de module vestingboschlogie. Hij was jarenlang voorzitter van de werkgroep vestingwerken van de Kring Vrienden. Die werkgroep en de vestingboschlogen hebben door middel van studie en werkstukken een enorme hoeveelheid kennis verzameld over onze Bossche vestingstad. Menno van Coehoorn was een vestingbouwkundige die leefde van 1641-1704. Hij heeft onder meer een kleine mortier ontworpen die door twee mannen gedragen kan worden. Menno van Coehoorn heeft niet kunnen bedenken dat een miniatuur van zijn mortier zo’n bijzondere onderscheiding zou worden.
KringNieuws maart 2008, jaargang 34 nummer 2
3
G
Geen stadsgids, maar stadskenner
Volgens de statuten van de Kring Vrienden van ’s-Hertogenbosch is een van de doelstellingen ‘het bevorderen en beschermen van de leefbaarheid, de schoonheid en het historische, ruimtelijke karakter van ’s-Hertogenbosch en de daarin aanwezige waardevolle en karakteristieke bebouwing, de structuur van de openbare ruimte, de wallen, grachten en Binnendieze en het stadsgezicht’. Kringlid Antoine de Visser bevordert en beschermt op eigen wijze de cultuur en historie van de openbare ruimte in onze stad. Bijna veertig jaar heeft Antoine de Visser voor de klas gestaan. Hij is in 1965 als onderwijzer begonnen op de Sint Jacob lagere school van frater Albertus (Fraters van Tilburg), die toen nog aan de Jacob van Maerlantstraat gevestigd was. In 1984 ging hij over naar basisschool Masemüde in de Maaspoort, waar hij in 2001 zijn onderwijsloopbaan afsloot. Antoine houdt van cultuur en geschiedenis, heeft er zich altijd mee bezig gehouden. Met de vaderlandse geschiedenis in het algemeen (“Je kunt de geschiedenis van Nederland op die van ’s‑Hertogenbosch leggen”), en die van ’s-Hertogenbosch in het bijzonder (“Ik ben bijna vanaf het begin lid van de Kring Vrienden en de Boschboom”).
Antoine de Visser
spreuksteen aan de Molenstraat 18
4
Aanschouwelijk onderricht Antoine de Visser vond het belangrijk, dat zijn leerlingen kennis opdeden over ’s-Hertogenbosch. “Zodat ze trots konden zijn op de stad waarin zij wonen,” geeft hij aan. Hij behandelde geen droge leerstof uit een geschiedenisboekje, maar hij vertelde in aansprekende verhalen over de geschiedenis en cultuur van de stad. De twee hoogste klassen nam Antoine mee de stad in, zodat de kinderen concreet konden ervaren waarover de meester had verteld. “En die combinatie van verhalen vertellen en laten zien waar en wat zich in de werkelijkheid heeft afgespeeld, blijft het beste bij hen hangen,” aldus de Visser.
KringNieuws maart 2008, jaargang 34 nummer 2
Ed Hupkens Vanuit zijn activiteiten bij de verkennerij kende hij Kok de Bekker. Via haar is hij de Werkgroep Jeugdboschlogie ingerold. Deelnemende basisscholen schrijven zich in, omdat ze hun leerlingen graag wat meer willen laten weten van de geschiedenis van de stad waarin ze wonen. “En daar was ik op mijn eigen school ook al mee bezig,” zegt Antoine. De kinderen krijgen geen les vanuit een leslokaal, maar gaan tijdens de lessen Jeugdboschlogie daadwerkelijk op stap. Vijf historische avonturen staan op het programma. Deze spelen zich allemaal af in de stad: de historische binnenstad vormt als het ware het leslokaal. De kinderen gaan al wandelend, speurend, varend, klimmend en opdrachten uitvoerend op zoek naar historische weetjes. “Het is de bedoeling dat de kinderen zien waar het over gaat. De lessen gaan over de ontstaansgeschiedenis van ’s-Hertogenbosch, de verdediging van de stad, het stadhuis en de Sint‑Jan, armen- en ziekenzorg in de Middeleeuwen, en de afdeling BAM (Bouwhistorie, Archeologie en Monumenten) en haar omgeving, steeds met spelvormen en beeldende materialen. Daardoor leeft de stad meer voor hen. Door de kinderen raken de ouders ook geïnteresseerd, het maakt de geschiedenis levend en levendig.” Spreukstenen In de afgeplatte hoek van het historische pand Het Rood Kruis aan de Molenstraat 1, op de hoek van de Sint Jansstraat, zijn onder de vensterbank twee stenen in de gevel gemetseld, met daarop de spreuk “oe gotte kèk daor”. Een van de vele ideeën die Domien van Gent had bedacht om de binnenstad te verfraaien met typisch Bossche uitdrukkingen. Hij wilde meer van deze Bossche spreuken in de stad plaatsen, maar na deze eerste tekst overleed hij in 1979. Domien van Gent noemde zichzelf ‘los werkman in dienst der muze’. Hij heeft zich zijn hele leven ingezet voor de verspreiding van kunst en cultuur in ’s-Hertogenbosch en omgeving. Inmiddels is Domiens wens de afgelopen jaren op diverse plaatsen alsnog in vervulling
gevelgedicht aan de Kuipertjeswal
puntdicht in de Hinthamer straat, nabij de St. Annaplaats
gegaan. De in 1989 opgerichte Werkgroep Het Kleine Monument van de Kring Vrienden heeft daar actief aan meegewerkt. De spreuken in steen waren Antoine de Visser op zijn vele tochten door de binnenstad opgevallen. “Die teksten kon ik wel gebruiken voor mijn eigen Bossche lessen op school. Ik begon de spreuken bij te houden, en om ze te kunnen onthouden maakte ik er foto’s van.” Van elke spreuk heeft Antoine een detailopname, plus een totaalbeeld van de woning gefotografeerd. En uiteraard de straat opgeschreven, waar zich het betreffende pand bevindt. Op deze wijze heeft Antoine alle tot nu toe aangebrachte 32 spreuken in kaart gebracht. Na een expositie in de voormalige Jacobskerk aan de Hinthamerstraat over Domien van Gent, maakte Antoine de Visser kennis met Nort Lammers, de voorzitter van Het Kleine Monument. Die was erg benieuwd naar de foto’s van de spreukstenen. Ter gelegenheid van het vijftienjarige bestaan van de werkgroep heeft Het Kleine Monument in 2004 een wandelroute langs de spreukstenen van Domien van Gent samengesteld. “En dat is mede op basis van mijn fotomateriaal gebeurd,” aldus de Visser. Poëzie op straat Op 17 augustus 1998 verscheen aan de gevel van boekhandel Heinen/Selexyz, hoek Krullartstraat en Kerkstraat, het gedicht ‘Een boek: een bijl voor de bevroren zee in ons’ van Franz Kafka. Het was het eerste gevelgedicht, een initiatief van de Stichting Poëzie op Straat. Sinds de regel van Kafka, zijn er de afgelopen tien jaar nog eens negentien gedichten op muurgevels aangebracht. “De bedoeling van de muurschilderingen is om het straatbeeld van de binnenstad te verrijken en het publiek te verrassen,” zegt De Visser. Hij heeft de tot nu toe twintig onthulde gevelgedichten gefotografeerd (detailopname en totaalbeeld), en een overzicht gemaakt van de adressen van de betrokken panden. “De VVV organiseert wandeltochten langs de gevelgedichten,” weet hij. Puntdichten In 1998 werd de Spaanse architect Beth Galí gevraagd voor een herinrichting van een aantal straten in de binnenstad. Zij ontwierp roestvrij stalen fietsrekken en een onorthodoxe straatverlichting, en koos voor een plaveisel met patronen van natuursteen. Als onderdeel van de herbestrating van de Hinthamerstraat schreef de gemeente een prijsvraag uit voor kinderen voor het schrijven van puntdichten (epigram). De beste puntdichten met de namen van de kinderen werden in de natuurstenen bestrating gegraveerd, je loopt er letterlijk overheen. Als je komt vanaf de Markt, is het eerste puntdicht aan de rechterkant van de
Hinthamerstraat: Mijn gedicht staat op een tegel / ik loop er over heen / ik zou hem willen pakken / maar ja het is een steen ( Joost van Hoof). Helemaal doorlopend naar de Zuid-Willemsvaart, zijn er zestien puntdichten in het wegdek opgenomen. Aan de andere kant van de straat, teruglopend richting Markt, zijn nog eens veertien puntdichten te lezen. Het laatste puntdicht bevindt zich vlakbij de Korte Waterstraat: Rosmalen bij Den Bosch / hoera dan hoeven wij niet zo ver / te fietsen (Peter Thijssen). Antoine de Visser heeft de dertig puntdichten gefotografeerd, en schematisch aangegeven waar de stenen puntdichten in de Hinthamerstraat liggen.
Volgens Antoine de Visser versieren en verrijken de Bossche spreukstenen, gevelgedichten en puntdichten de stad, geven haar een cultureel tintje, ook voor latere generaties. “Ze nodigen uit om met open ogen door de stad te gaan. Je wordt er geen stadsgids van, maar je leert wel een beetje de stad kennen.”
Informatie: aplmdevisser@home.nl
KringNieuws maart 2008, jaargang 34 nummer 2
5
M
Maarten van Rossum en de Meierij Maarten van Rossum als legeraanvoerder van de Hertog van Gelre (1515-1543) (deel 2)
Filips de Schone en Karel de Stoute hadden, toen ze hertog van Brabant waren, op verschillende manieren geprobeerd de verschillende gewesten in de Nederlanden bij hun bezit te krijgen. In die gewesten werd dan, in plaats van een hertog of graaf, door hen een stadhouder benoemd. De titel hertog behield alleen Brabant, want dat bleef rechtstreeks onder hun gezag en Brussel bleef de hoofdstad van Brabant én de Nederlanden. De volledige eenwording van de Nederlanden zou pas gestalte krijgen onder Karel V. Hij had als ‘Heer der Nederlanden’ alle titels in zijn persoon verenigd. Ondanks dat Karel van Egmond, hertog van Gelre, in een bestand in 1517 te Utrecht Karel V erkende als heer van Friesland, verbrak hij al snel het verdrag. Hij beloofde de Friezen, die daar bij hem om hadden gevraagd, zijn blijvende steun. Als bewijs stuurde hij in 1518 Maarten van Rossum naar Sneek en stelde hem daar aan de Staten voor als zijn stadhouder. Maar al in 1519 legde Maarten van Rossum het ambt neer. Hij was meer bevelhebber dan bestuurder. Blijkbaar beviel dat de hertog van Gelre niet, want het blijft enige jaren stil rond zijn bevelhebber.
Antoine de Visser
getekend. De Staten van Overijssel, toen Oversticht geheten en bestuurd door de bisschop van Utrecht, hadden de keizer de eed van trouw gezworen en er werd in de vergadering van Holland al onderhandeld over betaling voor een leger. Hertog Karel van Gelder besloot daarop te handelen. Maarten van Rossum hield nog steeds de stad Utrecht vast voor de hertog van Gelre. Hij kreeg opdracht om Den Haag aan te vallen. Maarten trok op en onder de kreet “Gelre, Gelre” viel zijn leger van twee kanten de stad binnen. Na brandschatting, plundering en een afbetaling vertrok het Gelderse leger weer naar Utrecht. Daarna trok hij naar Overijssel, maar daar stond de veldoverste van keizer Karel, Joris Schenk, klaar die hem gevoelige verliezen toebracht. Maarten van Rossum trok zich terug. Vervolgens trok hij naar de Meierij. Daar werd zijn leger door Bosschenaren, samen met versterkingen van Helmond en Eindhoven en krijgsvolk uit De Peel vervolgd en tot over de Maas gejaagd. Vrede van Gorinchem Het geluk liet Karel van Gelre in de steek. Hulp vanuit Frankrijk, waar hij om had gevraagd, was niet meer te verwachten. Koning Frans I had zijn handen vol om zijn eigen gebied te verdedigen tegen invallen in het noorden, in Picardië, evenals in het zuiden. In Italië had hij diverse nederlagen geboekt. De hertog verloor stad na stad, zoals Utrecht, het slot bij Amersfoort en zelfs Hattem en Elburg in Gelre. Jonker Aert Heijm, hoofdschout van ’s‑Hertogenbosch, dreef een groep Gelderse soldaten, die Megen, Oss en Nuland ‘in kolen hadden gelegd’ terug, de Maas over. Daarna trok hij met Bosschenaren de Bommelerwaard in en overmeesterde het slot Poederoyen, dat net weer in staat van verdediging was gebracht. Daarop vernielde hij deze bezitting van Maarten van Rossum definitief.
Maarten van Rossum Van Rossum en Utrecht Dan wordt Maarten van Rossum in 1527 tot bevelhebber benoemd om tegen de bisschop van Utrecht te strijden, op verzoek van de stad Utrecht. Delen van Overijssel (Oversticht) waren in handen van Karel van Gelre. De bisschop zocht steun bij keizer Karel V door hem de wereldlijke macht van zijn bisdom aan te bieden. Dit op voorwaarde dat de keizer hem bij zou staan. In 1527 werd dit verdrag te Schoonhoven
6
KringNieuws maart 2008, jaargang 34 nummer 2
Maarten, winnaar of ve In 1528 op 5 oktober werd in Gorinchem de vrede gesloten, waarbij Karel van Gelre zijn landen van Gelre en Zutphen aan Karel V toekende en hij als leenman van de keizer zou worden aanvaard. Alles zou overgaan naar de keizer als de hertog kinderloos zou sterven. Het vredestraktaat zou ondertekend, van zegels voorzien en bezworen worden, eerst in Arnhem, in bijzijn van vertegenwoordigers van de keizer en daarna in Mechelen.
Voor dat doel begaf Maarten van Rossum zich naar Mechelen in opdracht van de hertog. De landvoogdes, Margaretha van Oostenrijk (tante van Keizer Karel V), was daar ook aanwezig. Maar de vermaarde en tegelijk gevreesde legeraanvoerder viel haar mee. De ruwe soldaat was zijn hoofse opvoeding niet vergeten. Maarten van Rossum tekende daar, namens de hertog, samen met andere edelen en in tegenwoordigheid van enige leden uit de regering van ’s‑Hertogenbosch , het vredesverdrag. Margaretha wenste deze overste voor haar Huis te winnen. Zij bepaalde dat Karel van Gelre een afdeling ruiterij van 250 man onder bevel van Maarten van Rossum ten dienste van de keizer moest stellen.
Hertog Willem van Gelre
erliezer
Via ’s‑Hertogenbosch Al in 1529 gaf de keizer aan Maarten van Rossum de opdracht, om met zijn ruiterij vanuit Gelre naar Vilvoorden, even ten noorden van Brussel, te trekken. Zo kwam de stoet Brabant in en trok, onder trompetgeschal en wapperende Gelderse banieren, ’s‑Hertogenbosch binnen om er voor een dag te rusten. De stedelingen liepen uit om die gevreesde aanvoerder te zien. Ze dachten aan wat alom werd gezegd: “Twee Maartens stellen de geheelen wereld in roeren. De eene plaagt de Kerk, de ander de boeren.” (namelijk Maarten Luther en Maarten van Rossum). Het was een indrukwekkende stoet en de veldmaarschalk kwam met vreedzame bedoelingen. De ruiterij werd ingekwartierd. Maarten van Rossum nam zijn intrek in de herberg De Roode Poort, gelegen in de Hinthamerstraat en genoot van het onthaal dat het stadsbestuur hem aanbood. (Mosmans, Huizen en straten, pag. 34 nr. 272/273: De Rooipoort; Sasse v. Ysselt, Huizen en Gebouwen I, pag.247: De Roode Poort) In augustus was Maarten met zijn ruiterij weer op de terugreis. Hij trok opnieuw via ’s‑Hertogenbosch en Hedel naar Arnhem. Voor de overtocht van de ruiterij over de Maas bij Hedel werd 7 gulden betaald. (Van Hasselts Arnhemsche Oudheden, III) Hertog Karel dood Het Gelderse volk hoopte dat er nu blijvende vrede zou komen. Maar al snel kwam er een gerucht dat de hertog zijn land bij zijn dood, aan de koning van Frankrijk zou nalaten. Karel van Gelre was kinderloos gebleven, dus was de kans groot dat Gelre in de macht van de Habsburger keizer Karel V vallen, wat beslist niet zou mogen gebeuren. Waarom had hij anders Nijmegen, Arnhem en Doesburg van een sterk garnizoen voorzien en werden de muren van Arnhem versterkt? De hertog sloot een verbond met Christiaan III, de koning van Denemarken, die ook grieven tegen keizer Karel V had. Het broeide overal in Gelre.
Hertog Karel voelde zijn einde naderen. Hij belegde in 1537 een landdag in Arnhem. Daar verzocht hij de Staten om de koning van Frankrijk tot zijn opvolger te benoemen. Zij wensten er geen gehoor aan te geven. De Staten en steden onderhandelden met de hertog van Gulik en Kleef. Die had eigen rechten op het gebied. Het kwam in 1538 tot een akkoord: Willem van Gulik, oudste zoon van de hertog van Gulik, werd aangewezen tot opvolger van hertog Karel van Gelre. In datzelfde jaar stierf de oude hertog. Hij werd begraven in de Sint-Eusebiuskerk te Arnhem.
De nieuwe hertog, Willem van Gulik, kreeg de kans in 1542 om zijn moed en kracht te tonen. Keizer Karel V was met een leger naar Algiers getrokken. De koning van Frankrijk, Frans I, verklaarde daarop de oorlog aan de keizer en zocht bondgenoten. Die vond hij in de koningen van Denemarken en Zweden en natuurlijk in de hertog van Gelre. Tegelijk wilde de sultan van Turkije optrekken naar Wenen. De hertog gaf Maarten van Rossum opdracht een leger te werven. De trommen roffelden weer door heel Gelre. Veldmaarschalk Maarten van Rossum had het plan om dwars door Brabant naar Antwerpen te trekken en die dan te plunderen of brandschatten, zoals destijds in 1528 Den Haag. Maatregelen ’s‑Hertogenbosch In ’s‑Hertogenbosch was men zich, in opdracht van de landvoogdes Maria van Hongarije, zus van keizer Karel V, extra aan het verdedigen: Geldersen moesten de stad uit, huizen die tegen de stadsmuren stonden, werden afgebroken, elke burger moest meehelpen
KringNieuws maart 2008, jaargang 34 nummer 2
7
M
om een aarden wal tegen de binnenkant van de stadsmuren op te werpen. Het rijke mannenklooster van de orde der Wilhelmieten (naar de stichter Wijnand van Basel ook klooster der Baselaars genoemd) dat in 1205 buiten de Sint-Teunispoort op een donk was gebouwd, moest worden afgebroken en binnen de stad overgebracht, ondanks alle smeekbeden van de kloosterlingen. Ook de Leprozie bij de Vliertsesteeg werd gesloopt en alle bomen rondom de stad gekapt.
Maria van Hongarije (landvoogdes)
Maarten van Rossum trok bij Ravenstein de Maas over met 14.000 man voetvolk, 2000 ruiters en 18 stuks geschut. Vele dorpen, zoals Erp en Sint-Oedenrode werden geplunderd en verbrand. Ook Antwerpen was op zijn komst voorbereid. Het stadsbestuur riep de hulp in van René van Chalons, prins van Oranje, zoon van hertog Hendrik van Nassau, die in zijn vaderstad Breda verbleef. Die lokte met zijn leger Maarten uit tot een gevecht. Maarten van Rossum trok plunderend via Leuven weg uit Brabant. Hij moest terug naar Gelre, want René van Chalons was naar Gelre gezonden om daar met gelijke munt terug te betalen. Brabant geplunderd In 1543 had hertog Willem van Gulik opnieuw zijn veldmaarschalk nodig. Karel V wilde een eind maken aan de plunderingen en brandschattingen door het leger van de Gelderse hertog en tegelijk zijn macht geheel ontnemen. Maarten van Rossum trok naar
8
KringNieuws maart 2008, jaargang 34 nummer 2
Amersfoort, viel de stad aan, die bij de vijfde stormloop zich gewonnen gaf. De plundering werd afgekocht. Toen trok hij opnieuw naar Brabant. Boxtel werd leeggeplunderd. Daarna was ’s‑Hertogenbosch aan de beurt. De stad was op zijn komst voorbereid; ze zou zich verdedigen. Dat toonde de stad heel demonstratief door de heraut, die namens Van Rossum de stad kwam opeisen, vanaf de wallen bij de Vughterpoort dood te schieten. Dat was een belediging die gewroken moest worden, maar Maarten kende zijn kansen en kracht. Een belegering zou hem weken of maanden kosten; de soldaten zouden aan het muiten slaan. Hij trok weg, maar helaas voor het omliggende land, want dat zou moeten boeten voor de dood van de heraut. Vught en het kasteel Leeuwenburg gingen in vlammen op, het Karthuizerklooster werd geplunderd. Maarten vervolgde zijn tocht eerst naar Vlijmen en opnieuw naar Boxtel. Verder langs dorpen en steden die moesten betalen om brandschatting te voorkomen. Eindhoven weigerde, werd belegerd, veroverd en leeggeplunderd. Vlak bij Helmond lag het klooster De Haage. Het werd in opdracht van heer Joost van Helmond in brand gestoken en daarna afgebroken ter bescherming van zijn stad. De zusters waren kort tevoren weggevlucht via ’s‑Hertogenbosch naar het klooster Annenborg in Rosmalen. Van Rossum trok weg met rijke buit; Brabant achterlatend met rokende boerderijen, verwoeste kastelen en geplunderde kloosters. De keizer neemt wraak Hoe kon dat ongestraft gebeuren? Waar was keizer Karel V? Hij bevond zich nog in Spanje, waar hij zowel daar als op de Middellandse Zee de dreiging van de Turken wilde tegengaan. In 1542 werden zijn troepen nog tegengehouden door Frankrijk. Hij ging daarom in 1543 te Barcelona scheep naar Genua en vandaar door naar Bonn.
Maarten, heer of vero Hij was vast besloten om een eind te maken aan het verzet van de Geldersen. Hier verzamelde hij zijn legermacht. Dat leger telde 14.000 Duitse soldaten en 8000 Italianen en Spanjaarden. Uit Brabant kwam een leger van 12.000 man voetvolk en 4000 ruiters, onder aanvoering van René van Chalons, prins van Oranje. Zo trok men op naar Duuren, de sterkste stad van Gulik; Karel V veroverde de stad na twee dagen, die daarna werd geplunderd en in brand gestoken, burgers en soldaten gedood. Geen enkele stad durfde zich meer te verzetten: alle poorten werden geopend.
K
Korte berichten Herstel
De redactie
In het vorige nummer van KringNieuws stond bij het tweede deel van het artikel over mevrouw Brouns-van Besouw een inleidinkje dat niet van de hand van de auteur van het artikel, Tineke Plettenberg, was. Door tijdsdruk staan daarin enkele onjuistheden die we hierbij rechtzetten, met verontschuldiging aan mevrouw Plettenberg. Carnaval in 1917 werd afgeschaft dankzij het raadslid de heer Thijssen. Mevrouw Brouns zat toen nog niet in de raad. Dat kon ook niet, daar pas twee jaar later de vrouw actief kiesrecht kreeg.
Gravure Hogenberg inspireert schrijver De redactie
keizer Karel V
overaar
Willem van Gulik hoorde van de val van Duuren en van de overgave van Venlo en was verpletterd. Hij was “getemd en als bedonderd en achtte daarom alleen zijn heil te staan in de bloote genade des Keizers”. Hij wendde zich daarvoor tot René, prins van Oranje, die het verzoek aan de keizer overbracht. Op 7 september 1543 bood hertog Willem van Gulik, in de keizerlijke legerplaats, tegenover Karel V en in het bijzijn van vele edelen en bevelhebbers, zijn onderwerping aan. De voorwaarden waren hard voor Willem. Hij moest zijn bondgenootschap met Denemarken en Frankrijk verbreken, afstand doen van zijn rechten op Gelre en Zutphen, zijn bevelhebbers ontslaan van hun eed van trouw aan hem en de keizer als zijn heer en meester erkennen. Op deze voorwaarden kreeg hij Gulik en Kleef als leen van de keizer terug. Ravenstein, dat vroeger aan de Franse koning was opgedragen, kwam ter beschikking van de keizer. Op 12 september werd Keizer Karel V als erfheer der landen Gelre en Zutphen ingehuldigd. Voor het Kwartier van Nijmegen tekende en zegelde Maarten van Rossum, met zijn broer Johan van Rossum, de oorkonde der overgave.
Op zondag 6 april wordt om 12.45 uur in gemeenschapshuis De Engelenburcht in Engelen het boek Een gravure Hogenberg Engelen feestelijk gepresenteerd. De schrijver van dit boek, Ton van de Mortel, is geïnspireerd door de bekende gravure van Frans Hogenberg waarop de veldslag op de Engelerschans in 1587 staat afgebeeld. Achter op deze gravure staat een tekst in het Frans geschreven. Deze tekst is voor de auteur de eerste aanzet geweest om zijn uitgebreide zoektocht naar de gebeurtenissen tijdens deze veldslag te beginnen. Ton beschikt over een brede kennis van de stad ’s-Hertogenbosch en zijn woonplaats Engelen. Dat bewees hij al door in 2006 verrassend de BQ-test te winnen en in 2007 in de finale ervan te staan. Zijn diepgravende onderzoek naar die schermutselingen bij de Engelerschans heeft hij opgetekend wat nu heeft geleid tot het uitbrengen van dit historische boekwerk. Gastsprekers bij de presentatie van dit boek zijn Ronald Glaudemans, Rob de Vrind en Rob van de Laar. De presentatie wordt muzikaal opgeluisterd door Rond&Blond en Tusseneusenlippe. De toegang is gratis voor leden van de Kring Vrienden van ’s-Hertogenbosch.
KringNieuws maart 2008, jaargang 34 nummer 2
9
D
De molen in Rosmalen
Binnen onze gemeente zijn diverse basisscholen die wat extra kunnen en willen toevoegen aan het onderwijs. Zo is bij enkele scholen de cursus JeuBo, JeugdBoschlogie, al enige jaren een bekend fenomeen. Tijdens de ‘gewone’ Boschlogie cursus heeft menigeen de geschiedenis voorbij zien en horen gaan van het onderwijs. Dit is steeds aan verandering en vernieuwing onderhevig. Een recent voorbeeld hiervan vinden we in Rosmalen. In de nieuwbouwwijk de Groote Wielen staat basisschool Wittering.nl. Deze school is een initiatief van SIGNUM en KPC Groep. Schoolbestuur SIGNUM verzorgt in ’s-Hertogenbosch primair onderwijs op 22 basisscholen met een bijzondere grondslag. Met de bouw van de Groote Wielen kreeg SIGNUM de mogelijkheid een nieuwe school te bouwen. Op zoek naar een onderwijsconcept dat beter recht doet aan de kinderen van deze tijd kwam SIGNUM in contact met KPC Groep, een adviesorganisatie voor onderwijs en opleiding, eveneens gevestigd in ’s-Hertogenbosch. SIGNUM en KPC Groep ondertekenden in 2001 een convenant voor het ontwerp van een school op basis
Leerlingen maken diverse excursies een nieuw leerconcept. Vanwege het belang van een goede opleiding voor het personeel zochten beide partijen contact met Fontys PABO te ’s-Hertogenbosch. Vanaf dat moment begon de uitwerking van een nieuw leerconcept dat met ingang van het schooljaar 2004 2005 is uitgemond in de start van Wittering.nl: een nieuwe school met een nieuwe manier van leren. De school maakt met de leerlingen diverse excursies. De afgelopen jaren zijn ze onder andere in het Stadhuis, op de Binnendieze en in het Sportiom geweest. In het kader van het kernconcept Energie zijn ze begin januari 2008 op visite gegaan bij de molen
10
KringNieuws maart 2008, jaargang 34 nummer 2
Rob Hoogeboom in Rosmalen. Hier werden ze vriendelijk ontvangen en rondgeleid door de molenaar Piet Lemmens. Die vertelde in enkele uren over de werking en de geschiedenis van deze molen. De molen 1732-1959 Onze huidige gemeente ’s-Hertogenbosch heeft in de afgelopen eeuwen veel molens gekend. Een 22 tal stond op de voormalige stadswal van de stad ’s-Hertogenbosch, een in Orthen en zeven in het dorp Rosmalen. Die van Rosmalen in de Molenstraat heeft stand gehouden. Het is tenslotte een standerdmolen. Van de zogenoemde molen van Duffhues in de Pastoor Coolenstraat/Deken Fritsenstraat staat nog een restant dat nu in gebruik is als woonhuis. De mensen die de Boschlogie III module Molens van René Vogels hebben gevolgd of gaan volgen merken dat deze steeds door nieuwe feiten wordt aangepast. De molen in Rosmalen is geplaatst op een natuurlijke verhoging in 1731/1732. Het was een bestaande molen maar waar de molen of onderdelen vandaan komen is onbekend. De eerste molenaar was Dirk Teulings die in 1749 overleed. Zijn vrouw Anna Maria van de Mosselaar hertrouwde met Jan van Lith. Hij was een zoon van Dirk van Lith en Ida Franken, molenaar te Alphen aan de Maas. Oorspronkelijk was het een open standerdmolen maar al snel is de open constructie dichtgemaakt om het houtwerk te beschermen tegen weersinvloeden. Men verkreeg op deze manier een kleine opslagruimte. Als Jan van Lith in 1787 overlijdt, heeft zijn zoon Dirk de molen van zijn vader al overgenomen. Zes generaties lang zal de molen door een Van Lith worden bemalen. Na Dirk volgt zoon Jan hem op en die heeft op een van de balken de naam “NOOIJD GEDAGT 1801“ aangebracht. In die tijd stonden molenaars bekend als notabelen van het dorp. Zo was Jans zoon Bart getrouwd met Jans van Erp, dochter van de burgemeester van Rosmalen. Als Bart overlijdt in 1907, volgt zijn zoon Johannes van Lith hem op. Hij laat de molen voorzien van stalen roedes en laat een pakhuis aan de overzijde van de weg bouwen. Het is ook deze Johannes die de molen tijdens de oorlogsjaren samen met zijn knecht Harry van Eerd, zoon van molenaar Sjef van Eerd uit Lith aan de Maas, laat werken. Het mocht niet van de bezetter. Dat deed men dan ’s nachts. Ook de molen van Duffhues draaide in die tijd met gevaar voor eigen leven in de nachtelijke uren. Helaas heeft Johannes de bevrijding niet meegemaakt. Hij overlijdt in augustus 1943 en zijn zoon Albert neemt dan het bedrijf op 18-jarige leeftijd over. In 1947 laat hij een elektrische maalinrichting in het pakhuis installeren. Hij overlijdt in maart 1948 op 23-jarige
leeftijd. Zijn zus Cornelia van Lith neemt samen met haar man Gerard Peters de molen over en ze draaien door tot het eind van 1959. Men gebruikt de molen af en toe want de elektrische maalinrichting doet het grote werk. De toestand van de molen wordt slechter en men denkt er over om de molen te laten afbreken. Gelukkig wordt de molen op de monumentenlijst gezet waardoor de sloop is voorkomen. De molen 1960-heden In 1960 koopt de gemeente Rosmalen de molen voor een symbolisch bedrag en ze laat in 1960 en 1967 enige restauraties en reparaties uitvoeren. Hierdoor draait molenaar Peters af en toe de molen en geeft rondleidingen. In 1972 wordt de molen in het licht gezet zodat hij in de avond is te zien. Als in 1974 Peters toezegt te willen draaien, voert men een restauratie uit om de molen maalvaardig te maken. Inmiddels heeft hij hulp gekregen van vrijwillig molenaar Jan Wengelaar en als Peters in 1976 overlijdt, neemt deze het beheer van de molen over. In die jaren komt er steeds meer bebouwing rond de molen wat een behoorlijke windvangbelemmering oplevert en kinderen beschouwen de molen als een groot speeltuig met alle gevolgen van dien. Men besluit tot het nemen van veiligheidsmaatregelen door het zetten van een haag en af te sluiten openingen. Het gemeentebestuur en omwonenden vervallen vanwege dit gebeuren in miscommunicatie en over en weer brieven en bezwaarschriften. Door al dat geneuzel draait de molen niet meer en raakt weer in verval. Tijdens een inspectie in 1983 blijkt dat een
zeer grondige onderhoudsbeurt nodig is. De gehele linker zijwand (het linker bint) moet bij nader inzien worden vervangen. Tot eind 1986 is men druk in de weer. Een van de stalen roeden wordt vervangen en van een nieuw hekwerk voorzien. Het hekwerk van de oude roede wordt deels vervangen en gerepareerd. Inmiddels heeft vrijwillig molenaar René Vogels, molenaar op De Vlijt in Geffen, zich aangemeld om te zorgen dat de molen weer regelmatig draait. Met molenvrienden uit Geffen en vakmolenaar Michel van Aarsen uit Ravenstein wordt de molen maalvaardig gemaakt. In 1995 is er weer een grondige restauratie en op de Nationale Molendag in 1997 draait de molen weer voor het eerst sinds twee jaar. Van 1998 tot 2002 krijgt Vogels assistentie van Nancy van Roosmalen. Vervolgens komt Piet Lemmens bij hem in de leer. En in 2005 behaalde Piet, zijn vader bilde de molenstenen van de Hapertse molen, zijn examen voor vrijwillig molenaar. Hij kan nu samen met Vogels nagenoeg elke week de molen laten draaien. Dit op afspraak zoals de leerlingen van Wittering.nl konden ervaren of op bijna elke zaterdag van 10.00 tot 12.00 uur. Een molen met een bewogen en lange geschiedenis en hopelijk nog een lang bestaan. En ook nog een bestaande en draaiende molen waar men met recht trots op mag zijn, sinds 1732!
Bij menigeen is bekend via persberichten en artikelen dat men druk doende is met een eventuele herbouw van een molen op de Bossche stadswal. Ook is men met een aantal personen druk in de weer met een onderzoek van alle molens binnen de huidige gemeentegrens. Gebaseerd op de onderzoeken van Nico Jurgens en de Boschlogie III module Molens van René Vogels. De bedoeling hiervan is om dit in 2010 als boek te gaan uitbrengen. Hierdoor wordt dieper ingegaan op de geschiedenis van alle molens binnen de gemeente. Bronvermelding; Nico Jurgens, ’s-Hertogenbosch, jaargang 1996-1998 René Vogels, Boschlogie III, Module Molens Rob Hoogeboom, KringNieuws november 2006 Archief familie Duffhues www.bosschemolens.nl www.wittering.nl www.heemkundekringrosmalen.nl
KringNieuws maart 2008, jaargang 34 nummer 2
11
P
Project ‘Cityguiding’ afgesloten
Onlangs waren in Zwolle directies van VVV-kantoren, bestuurders van cultuurhistorische verenigingen en vertegenwoordigers van toeristenorganisaties uit binnen- en buitenland bijeen om iets mee te beleven van moderne ontwikkelingen en trends op het terrein van begeleid wandelen in de stad. Zelfs vanuit Canada was hiervoor belangstelling. Relatie met ‘s-Hertogenbosch Het project City Guides is ontwikkeld vanuit de gedachte van Jos Paulusse om binnen Europa mee te werken aan uitbreiding en verdere verbetering van de kwaliteit van het opleiden van stadsgidsen. Dit vanzelfsprekend naar aanleiding van de opleidingen in ’s-Hertogenbosch. Meestal gebeurt het opleiden door onderwijsinstellingen, cultuurhistorische verenigingen en beroepsorganisaties, al dan niet in samenwerking met elkaar. Het doel van het project was vooral om cultuurhistorische verenigingen in kleine steden in Europa een handreiking te bieden om de organisatie van een opleiding goed op te zetten. Die handreiking is er gekomen en is vooral ook gebaseerd op de ervaringen opgedaan binnen de Kring Vrienden van ’s-Hertogenbosch. Discussie Bij de start van het project bleken de opvattingen over het ‘beroepscompetentieprofiel’ nogal uiteen te lopen. Is een bestuurder van een stadstreintje wel een stadsgids en de begeleider van groep fietsende toeristen en de persoon die een groep op de step
Gidsen op universitair niveau begeleid? Sommige organisaties en ook sommige nationale ‘toeristenraden’ zijn van mening dat elke gids (aan te duiden als tourist guide) op universitair niveau moet zijn opgeleid, meer dan een taal spreekt en grondige kennis heeft van de vele aspecten die in dit vak naar voren komen. Het bestaan van verschillende niveaus, specialisaties en alternatieve vormen van gidsen heeft in het project tot heel veel discussie geleid. Het stadsgidsenwerk is vooral in de kleinere toeristencentra vaak een zaak van vrijwilligers, parttimers, cultuurhistorische organisaties. Er is een grote interesse van de zijde van het publiek voor deze activiteiten en het gevolg is dan ook dat er steeds meer aanbieders op de markt verschijnen. Aanbieders met allerlei mogelijkheden om de stad (of een gebouw of
12
KringNieuws maart 2008, jaargang 34 nummer 2
Jos Paulusse een gebied) op een speciale manier te beleven. De ontwikkeling van dit aanbod is concurrentievergrotend maar stimuleert ook meer mensen om de stad of het monument te bezoeken en om er iets mee te doen. Ervaring ROC Landstede (Zwolle) en NHTV (Breda) hebben vanaf het begin in het project met elkaar gesproken over de ontwikkeling van doorstroom mogelijkheden van MBO- naar HBO-niveau. Hierbij is gidsen of rondleiden een relatief klein onderdeel van het geheel. Samenwerking met organisaties als VVV Zwolle en gebruikmakend van kennis en ervaring van de Kring Vrienden van ’s-Hertogenbosch toont goed aan dat er uitstekende mogelijkheden zijn om mensen op te leiden tot stadsgids tot op een zeer hoog niveau. Het is zelfs mogelijk een (aanvullend) inkomen te verwerven met deze activiteiten. Creativiteit en ondernemerschap komen dan om de hoek kijken. Gereguleerde landen Door het project City Guides is een aantal landen en met name partners in die landen gestimuleerd om het opleiden van stadsgidsen (opnieuw) ter hand te nemen. Het grote verschil met drukke toeristencentra als Athene en Cyprus maar ook Spanje, Italië en België is duidelijk naar voren gekomen. Er is sprake van zogenaamde gereguleerde landen en niet gereguleerde landen waarbij de eerste groep de richtlijnen opgesteld door de WFTGA/FEG volgt. Enerzijds beperken deze regelingen innovatie en ondernemerschap en wordt de eigen markt beschermd, anderzijds werkt dit kwaliteitsbevorderend en kan men organisaties en gidsen er op aanspreken. Ondernemers in gereguleerde landen moeten soms behoorlijk vindingrijk zijn om met groepjes mensen zonder officiële gids op stap te gaan. Het is overigens niet in alle gereguleerde landen zo strak geregeld als in Griekenland. Ons doel was om iets op te zetten voor de kleinere steden en toeristencentra in Europa en dat is uitstekend gelukt. Het in de conferentie gepresenteerde boekje zal goed kunnen worden gebruikt door cultuurhistorische verenigingen om een eigen opleiding in elkaar te zetten. De toepassing van andere of nieuwe technologieën en ook van andere presentatievormen (theater wandeling, cabareteske wandelingen) komt uitstekend over bij de bezoekers (toeristen) en het gebruik van i-pod’s en GPS kan hierbij een bruikbaar hulpmiddel zijn. Het kan betekenen dat bestaande opleidingen in dit opzicht hun cursusprogramma moeten aanpassen en aandacht moeten schenken aan deze ontwikkelingen.
K
Korte berichten
Wat kan de Kring betekenen voor het City Change Centre? Het City Change Centre (CCC) is een onafhankelijk platform dat tot doel heeft veranderingsprocessen in de stad te voeden vanuit verschillende invalshoeken. Daarbij wordt beter dan nu gebruik gemaakt van de in de stad aanwezige expertise en creativiteit.
Elke partner heeft en houdt een eigen visie op het opleiden van stadsgidsen. Een groot aantal basiselementen van een opleiding tot stadsgids is onafhankelijk van land, taal of cultuur, zoals: – techniek van presenteren, – veiligheid en verkeer, – BHV kennis (bedrijfshulpverlening), – omgangsvormen etc. Specifieke kennis van de lokale situatie blijft echter noodzakelijk. Toeristen stellen een goed verhaal met plaatselijke bijzonderheden zeer op prijs. Daarbij gaat het niet zozeer om precieze jaartallen maar veel meer over hoe het leven vroeger was, waarom een en ander zo is ontstaan, hoe men woonde, leefde en werkte, enz. Ook moderne ontwikkelingen zoals stedelijke vernieuwing, moderne architectuur en het lokale beleid zijn van belang. Het is ook gebleken dat juist voor de algemene zaken en voor werkopdrachten in de opleiding het internet goed bruikbaar is in stadsgidsopleidingen. Zowel Norton Radstock College (Bath, UK) als NHTV (Breda) en Landstede (Zwolle) hebben er veel gebruik van gemaakt. Vrijwilligers Ondernemerschap is een aspect dat in de toekomst ook meer aandacht zal gaan krijgen. Steeds meer mensen zijn zich gaan interesseren voor de geschiedenis in een stad en willen erover lezen en iets kunnen beleven. Er zal meer vraag gaan ontstaan naar bepaalde arrangementen en deskundige begeleiding en organisatie. In Nederland wordt heel veel gewerkt met vrijwilligers maar de concurrentie van ‘vrije ondernemers’ zal toenemen. Vrijwel alle partners in het project hebben plannen ontwikkeld om ook in de toekomst cursussen aan te bieden en samenwerking met cultuurhistorische organisaties te verbreden. Kortom het project kan succesvol worden genoemd met een zeer geslaagde afsluiting!
Naast de Kring hebben ruim 15 instanties/organisaties van allerlei aard en achtergrond het convenant eind vorig jaar ondertekend. Jacky Goosens is per 1 februari de intendant/projectleider van het CCC. Joep Baartmans is voorzitter van het bestuur geworden. Peter van Gurp heeft, als voorzitter van het Kenniscentrum van de Kring, zitting in de kerngroep. Het CCC zou in 2008 zichtbaar moeten maken dat een andere manier van (samen)werken en een beter gebruik van de in de stad aanwezige kennis en expertise tot betere resultaten kan leiden. Een belangrijke doelstelling van het project is het stimuleren van ideevorming en het genereren van ideeën voor belangrijke veranderingsprocessen in de stad. Het ‘vrijdenken’ zal vanuit de Kring weliswaar gevoed worden door onze cultuurhistorische achtergrond, maar los daarvan kunnen inspelen op de toekomst van de stad en het welbevinden van de burgers. Van een aards paradijs naar het aartsparadijs dus. Er moeten binnen de Kring mensen zijn, die hun fantasie op hol durven laten slaan om daarna anderen enthousiast te maken voor hun denkbeelden. Met zo’n inspirerende rol kun je echt bij kleinkinderen aankomen!
De vraag is welke mensen uit de Kringorganisatie bereid en in staat zijn “met de voeten van de grond” dit soort denkprocessen te voeden. Peter (T: 06 502 506 93; E: p.v.gurp@planet.nl) hoort graag wie dit aandurven.
KringNieuws maart 2008, jaargang 34 nummer 2
13
R
Rosmalen bij Boschlogie
Voor cursisten die Boschlogie I en II hebben afgerond, bestaat een mogelijkheid deel te nemen aan de Boschlogie III module Rosmalen. In deze module wordt aandacht besteed aan 1200 jaar Rosmalen in vogelvlucht, de Sint-Lambertuskerk, Rosmalen tijdens de Tweede Wereldoorlog en het landgoed Coudewater.
De redactie In 1437 werd het dubbelconvent Mariënwater gesticht door Milla van Kampen op het eigendom van Peter de Gorter. De abdij zorgde voor de belangrijkste cultuurhistorische waarden.
officiële geboorted 22 augustu In 1485 was ridder Jan van Baexen, van 1505 tot 1511 heer tot Rosmalen, medestichter van het klooster Sinte Annenborch. Die naam wordt nog steeds uitgedragen door het plaatselijke verzorgingstehuis. Het Rosmalense gilde Sint-Catharina – Sint-Joris vierde in 2005 zijn 500-jarig bestaan. Een zilveren papegaai uit 1505 vormt het bewijs dat in 1505 de ‘guld’ zou zijn opgericht.
De module wordt ieder jaar in het voorjaar gedurende vier ochtenden op locatie gegeven. Ze is interessant voor Boschlogen sinds Rosmalen opgenomen is in de gemeente ’s-Hertogenbosch. Rosmalen heeft een minstens even oude en rijke historie. Geschiedenis Met Orthen, Engelen, Empel en Gewande hoopt Rosmalen een 1200-jarige naamsvermelding te vieren. In een oorkonde, bewaard in Lorsch, blijkt al in 815 van een bestaan als eenvoudige woonplaatsen. Rosmalen heeft zijn naam te danken aan de gerechtsplaats (‘malla’) in het riet (‘rausa’). De plaats ligt vrijwel op de scheiding tussen zand- en kleigrond. Het grondgebied helt van zuid naar noord af naar de Maas. Door die rivier had deze streek met veel overtollig water te kampen. Pas in 1942, toen de Beerse Overlaat dicht ging, waren de inwoners van Rosmalen minder afhankelijk van de elementen geworden. De strijd tegen het water leverde Rosmalen vroegtijdig een vorm van bestuur op: op 21 augustus 1309 zorgde hertog Jan II voor een polderbestuur van zeven heemraden. Al eerder kreeg Rosmalen erkenning als leefgemeenschap. Daarom wordt als officiële geboortedag 22 augustus 1300 aangehouden.
14
KringNieuws maart 2008, jaargang 34 nummer 2
De vele oorlogen tussen Brabant en Gelre zijn niet ongemerkt aan Rosmalen voorbijgegaan. In 1512 bijvoorbeeld werden Rosmalen en Hintham grotendeels platgebrand. Tijdens de Tachtigjarige Oorlog was het een komen en gaan van vreemd krijgsvolk. Ook na de vrede van 1648 werd het nauwelijks beter: ’s-Hertogenbosch en omgeving werden door Den Haag als veroverd gebied beschouwd. Pas na de Tweede Wereldoorlog verloor Rosmalen zijn plattelandskarakter. Enkele grote aannemersbedrijven waren en zijn er gevestigd en deze profiteerden van de noodzakelijke wederopbouw. In de tweede helft van de 20e eeuw veranderde Rosmalen ook van aanzien: het groeide van landbouw- en aannemersdorp uit tot een forensengemeente.
dag us 1300
W Wat nu?
Lambertuskerk Het hoogste punt van Rosmalen was eeuwenlang een toevluchtsoord voor de inwoners bij overstroming. Op deze natuurlijke terp werd ook de eerste kerk gebouwd, gewijd aan de heilige Lambertus. De kerk die we nu zien dateert uit de Middeleeuwen: baksteen met tufstenen lagen en een toren uit begin 15e eeuw. De kerk zelf heeft verschillende verbouwingen en uitbreidingen gekend. De Mariakapel dateert uit 1550. Het dak werd in de loop der tijden verhoogd. In 1629 ging de kerk over in hervormde handen. De katholieken zochten hun toevlucht in de kapel op Coudewater. Later kwam er een schuurkerk in het dorp zelf.
De kerk kwam weer in katholieke handen in 1823, zij het niet zonder veel moeite. Er was een grote restauratie nodig: let op de sluitsteen boven de deur onder de toren met het jaartal 1824. Naarmate het inwonertal groeide, werd de kerk te klein. Hintham kreeg een zelfstandige kerk, de SintAnna, en de Lambertus werd vergroot. Dat gebeurde in 1910-1911 onder architect F. Ludwig. De Tweede Wereldoorlog zorgde ook in Rosmalen voor de nodige schade. Zo werden de klokken geroofd. Pas in 1977-1978 kwam het tot een nieuwe restauratie. Slot Zoals we in de inleiding al aangaven: er zijn meer onderwerpen die in deze module aan bod komen. Nieuwsgierig geworden? Hopelijk hebben we weer een groot aantal Boschlogen warm gekregen voor een speciaal stukje historie. Rosmalen is eigen, maar hoort bestuurlijk bij ’s-Hertogenbosch. We hebben bovenstaande informatie geput uit een grotere samenvatting, gemaakt door Martien Veekens, Antoine de Visser, Ad Hermens, Leo Balmer en Arie van de Ven.
Wauw voorbij!
De Redactie
Het Noordbrabants Museum heeft net een opnieuw succesvolle tentoonstelling achter de rug. Meer dan 100.000 mensen bezochten de tentoonstelling Wauw! over de jaren ’70 in Nederland. Het was een expositie waar nostalgie hoogtij vierde. Omdat de periode nog dichtbij ons ligt, was er veel herkenbaars te bekijken en beluisteren. Nu is het tijd om eens te kijken wat het museum ons te bieden heeft in 2008. Het gaat heel goed met het Noordbrabants Museum. Het museum staat niet alleen bekend om zijn aantrekkelijke tentoonstellingen, maar ook om de grote afwisseling in onderwerpen. Door de grote variatie komen steeds andere publiekgroepen aan hun trekken. Ook voor 2008 staat er een gevarieerd tentoonstellingsaanbod klaar, met aandacht voor hedendaagse kunst, cultuurhistorie, oude kunst en archeologie. De laatste jaren heeft het Noordbrabants Museum sterk de aandacht getrokken met cultuurhistorische exposities, maar ook kunsttentoonstellingen blijven belangrijk. Dat geldt zeker als het gaat om kunstenaars die gezichtsbepalend zijn voor Noord-Brabant, maar ook in landelijk opzicht van betekenis zijn. Leon Adriaans was zo’n kunstenaar. De expositie van zijn werk en over zijn leven, die op 16 februari geopend is, loopt nog tot en met 6 april. Ze toont het belang van deze intens bezielde Brabander, schilder en paardenman, die onder andere in ’s-Hertogenbosch leefde en werkte. In het Sterrenbos had hij de laatste jaren van zijn leven zijn atelier. Daar ook boerde hij, wat hem intens gelukkig maakte. In de loop van het jaar volgen grote exposities over muziek in de kunst en over het dagelijks leven tijdens de bezetting en wederopbouw. De tentoonstelling Muziek gespeeld en verbeeld is gewijd aan de muziekbeoefening in de Nederlanden. Onder het motto ‘hoe klinkt een schilderij?’ valt er vanaf 26 april tot en met 31 augustus niet alleen veel te zien in het museum maar ook veel te luisteren. En daarbij worden zowel kleine als grote bezoekers van harte uitgenodigd om de eerste viool te komen spelen. Een kijk- en luisterfeest voor jong en oud! Tot slot kondigen we alvast de tentoonstelling aan die van 20 september 2008 tot en met 4 januari 2009 gehouden wordt. Deze fototentoonstelling is gewijd aan de jaren ’40 en dan met name hoe het gewone dagelijkse leven doorging, ondanks de bezetting.
KringNieuws maart 2008, jaargang 34 nummer 2
15
D
De boten gaan weer varen
Vanaf 12 april kunnen de gasten weer terecht op de Binnendieze. De boten zijn in de winter opgeknapt en voorzien van een nieuwe verflaag. De technische dienst heeft de motoren gereviseerd en de boten vaarklaar gemaakt. Het reserveringsbureau is al druk bezig met de kaartverkoop. De schippers en de baliemedewerkers staan te popelen om aan een nieuw seizoen te beginnen. In de afgelopen maanden is hard gewerkt om het komende vaarseizoen weer tot een succes te maken. Wel zijn enkele veranderingen doorgevoerd.
Wil Wingender
Bewogen tijd Tijdens de najaarsvergadering heeft Wil Wingender de functie van bedrijfsleider neergelegd. In de afgelopen acht jaren heeft hij een groot aandeel gehad bij de ontwikkelingen op het vaargebied van de Binnendieze. Toen ongeveer twaalf jaar geleden een vierde boot, de Godfried, in gebruik werd genomen, is het aantal schippers uitgebreid en is hij gaan varen. In een later
Gerard ter Steege Collectief De vaartochten over de Binnendieze zijn in de loop van de tijd uitgegroeid tot een haast professionele vrijwilligersorganisatie. Na het vertrek van Wil is gekozen voor een vierhoofdige leiding, die in teamverband de organisatie aanstuurt. Dit team wordt gevormd door ervaren coördinatoren, die al jarenlang zeer intensief betrokken zijn bij het wel en wee van de Binnendieze. Deze invulling betekent niet dat de leiding is opgedeeld in vier taakvelden. Gezamenlijk zijn Ans Lathouwers, Nico Aarens, Jan van Roosmalen en Dick de Rooij verantwoordelijk voor de gang van
Al met al een bewogen tijd
v.l.n.r.: Dick, Ans, Jan en Nico
16
stadium werd hij gekozen tot bedrijfsleider en hij is voortdurend bezig geweest om het schip op de juiste koers te houden. Wil daarover: “In het begin waren we met ongeveer 25 schippers en 15 baliemedewerkers. Er was nog geen computer in gebruik en ook de techniek liet het nog al eens afweten. Een door Leo Hendriks met de typemachine gemaakte telefoonlijst was zo ongeveer het enige waardevolle document. De meeste inspanning heeft de verbouwing gekost en het verkrijgen van het pand. Ook het kunnen huren van de werkplaats was voor mij erg belangrijk. Het verbeteren van de boten en het langzaam vervangen van de oude vloot geeft mij veel voldoening (de laatste zijn dit jaar uit de vaart genomen). Het omgaan met vrijwilligers is moeilijker. De meeste mensen hebben al een lang werkzaam leven achter de rug zijn dus niet zo gemakkelijk om te buigen en meestal ook nog bang voor het nieuwe of voor hen onbekende. Al met al een bewogen tijd. Ik hoop dat de huidige organisatie verder verbeterd of gecontinueerd zal worden en wens deze mensen heel veel succes maar vooral ook plezier toe, want daar gaat het uiteindelijk om. Verder wens ik alle medewerkers een fijn vaarseizoen.” De voorzitter van de Kring die hem bedankte voor zijn grote verdienste verwoordde dat als volgt: “Mede dankzij de grote inzet van Wil staat er nu een moderne organisatie die garanties biedt naar de toekomst toe.”
KringNieuws maart 2008, jaargang 34 nummer 2
zaken op en rond de Binnendieze. Wel is onderling een taakverdeling aangebracht met speciale aandacht voor de vrijwilligers, voor de kaartverkoop, voor het varen en voor de opleidingen. Dit neemt overigens
U
Uitnodiging
niet weg dat ieder lid van dit team op elk onderdeel van de bedrijfsvoering altijd aanspreekbaar is. Ans, Nico, Jan en Dick blijven dus op alle onderdelen gezamenlijk verantwoordelijk. De inzet voor alle vier is: kwalitatief verantwoorde vaartochten met voor hun taak berekende schippers en baliemedewerkers. Daarbij is het een ‘must’ om enthousiast, kundig en klantvriendelijk te opereren. De onderlinge communicatie tussen alle medewerkers speelt daarbij een belangrijke rol en is daarom van ‘meet af aan’ een van de belangrijkste speerpunten voor het team.
Winterseizoen Als de boten niet varen, wil dat nog niet zeggen dat er geen activiteiten zijn. Een aantal schippers is in het winterseizoen opgeleid voor het officiële examen voor het vaarbewijs 1. Onder de gasten die jaarlijks een vaartocht maken bevinden zich ook vele buitenlanders. Om deze nog beter van dienst te kunnen zijn schoolt Bernadette Woerdman een aantal schippers bij in het gidsen in de Engelse taal. Bij de verschillende winteractiviteiten is het meelopen met de intocht van Prins Amadeiro al jarenlang een vast item. Dit jaar hebben de mensen van de Binnendieze op ludieke wijze hun zorgen kenbaar gemaakt over de begrotingsplannen van de gemeente. ‘Wij geven liever elke Oeteldonker een ‘ton’, dan een ton extra aan de gemeente om het begrotingsgat te dichten’ was het motto.
Toeristische trekpleister De vaartochten op zich ondergaan het komende seizoen weinig veranderingen. Alle tochten blijven onverkort gehandhaafd. De beperktheid van de waterlopen biedt ook weinig mogelijkheden tot meer variatie. Wel wordt gewerkt aan een betere verdeling tussen het aantal afvaarten in de Molenstraat en in het Voldersgat. De vertrouwde kaartverkoop in de Uilenburg blijft maar bij de nieuwe balie van de Kring in het Theater aan de Parade worden het komende seizoen ook kaarten verkocht voor de verschillende vaartochten. Na jarenlange trouwe dienst zijn dit najaar de beide ‘Hertogboten’ verkocht. In plaats daarvan worden twee nieuwe boten in de vaart genomen. Deze boten zijn vernoemd naar de gedempte Parkstroom en het Baaiwater (oude naam van het stukje water vanaf de Geertruisluis tot aan de haven). Nog even en de gasten kunnen weer volop genieten van de historische waterlopen die door en onder het historische centrum van ’s-Hertogenbosch stromen. Een unieke stadsrivier, die zijn gelijke elders niet heeft en juist daarom een belangrijke toeristische trekpleister is voor de stad mede dankzij de inzet van de vele vrijwilligers.
Aan de leden van de Kring Vrienden van ’s-Hertogenbosch Namens het bestuur Frans van Sundert, secretaris U wordt van harte uitgenodigd voor het bijwonen van de Algemene Ledenvergadering van de Kring Vrienden van ’s‑Hertogenbosch op 21 mei 2008 in het Jeroen Bosch Centrum aan de Hinthamerstraat te ’s-Hertogenbosch. De vergadering begint om 19.30 uur en eindigt om 20.30 uur.
De agenda luidt als volgt: 1. Opening en welkom door de voorzitter. 2. Berichten van verhindering, ingekomen stukken en evt. mededelingen. 3. Jaarverslag Kring over 2007. 4. Verslag kascommissie. Vaststelling jaarrekening 2007. Decharge van de penningmeester. Verkiezing nieuw lid van de kascommissie. Vaststelling contributie 2009. 5. Rondvraag. 6. Sluiting van de vergadering om uiterlijk 20.30 uur. 7. Pauze. 8. Lezing. (onder voorbehoud) Na afloop is er tot 22.15 uur gelegenheid om onder het genot van een drankje gezellig met elkaar na te praten Het vjaarverslag van 2007 vindt u als bijlage bij dit KringNieuws.
KringNieuws maart 2008, jaargang 34 nummer 2
17
C
Centrum van geloofsleven op de Muntel,
De Antoniuskerk (deel 1)
2008 is uitgeroepen tot Jaar van het Religieus Erfgoed. Het doel is om de belangstelling voor en kennis over het religieus erfgoed in Nederland te vergroten en een duurzame toekomst hiervoor te bevorderen. Onze stad telt nog veel religieus erfgoed, variërend van kerken, klooster, kapellen, begraafplaatsen, moskeeën en een synagoge. Veel is er echter de laatste dertig jaar al verdwenen. Door ontkerkelijking staat het bestaande religieus erfgoed onder zware druk. Steeds meer kerken en kloosters verliezen hun oorspronkelijke bestemming en het kost veel moeite om voor de gebouwen een nieuwe bestemming te vinden. De kans op sloop is dan reëel. Aan de Sonniusstraat op de Vliert bevindt zich tussen een voormalig klooster en enkele woningen een onopvallend laag gebouw. Je vermoedt er een praktijk of kantoor, maar op de ramen staat de werkelijke bestemming van dit pand: ‘Sacramentskerk’. Het kerkje is onderdeel van de r.k. parochie Moeder Teresa en deze omvat het gehele noordoostelijk deel van de stad tot aan Rosmalen toe. ‘Roomse olifant slankt af’, kopte enkele jaren geleden het Brabants Dagblad in een artikel over de grootschalige sluiting en sloop van kerken in het bisdom ’s-Hertogenbosch. En dat slaat zeker op de sluiting en sloop van verschillende kerken in dit stadsdeel.
Roomse olifant slankt af Ook de oorspronkelijke Sacramentskerk, met meer dan 1400 plaatsen ooit een van de grootste kerken van het bisdom, is niet aan de slopershamer ontkomen. Dit gebouw werd in 1974 als kerk verkozen boven de Antoniuskerk op de Muntel, toen beide parochies samengevoegd werden. In dit artikel wordt nog eens teruggekeken op de geschiedenis van de Muntelkerk, die 25 jaar geleden werd gesloopt en uit het stadsbeeld verdween, waarmee de gelijknamige wijk een stukje van haar oorspronkelijk karakter verloor. Parochie H. Antonius bestond maar 50 jaar In de twintiger en dertiger jaren kende de parochie een stormachtige groei. Ze beleefde na de oorlog een periode van bloei en kreeg tussen 1960 en 1970 te maken met een sterke afname van aantal parochianen door vergrijzing en verhuizing en meer nog door de geloofscrisis die de hele katholieke gemeenschap van Nederland in die tijd doormaakte. Voor de katholieke bewoners van de Muntel – ooit zo’n 75 procent van de wijkbewoners – was de Antoniuskerk een plaats van
18
KringNieuws maart 2008, jaargang 34 nummer 2
verbondenheid. Ze beleefden er hun geloof, vierden er de hoogtepunten van het leven en droegen de ‘roomse’ emancipatiegedachte met hart en ziel uit. In al zijn eenvoud gaf de Antoniuskerk de wijk bij binnenkomst uit de stad een eigen gezicht. Aan de buitenzijde viel vooral de massa van het hoge en oranjegekleurde dak op, geflankeerd door twee wat gedrukte gemetselde torentjes en bekroond door een hoge gemetselde klokkenstoel op de achterzijde van de kerk. De Antoniuskerk behoorde niet tot de absolute meesterwerken. Het was geen gebouw dat triomfantelijk het roomse zelfbewustzijn aan de wereld toonde, maar wel praktisch en van binnen met een verrassende ruimtewerking. De wijk de Muntel In 1912 worden de eerste plannen gemaakt voor de nieuwe wijk de Muntel, een gebied bestaande uit graslanden, gelegen ten noordoosten van de vestingstad, aan de overkant van de rivier de Aa.
ten heil en zegen van zijn vele gelovigen Toine Janssen Het zijn vooral woningbouwverenigingen die actief zijn in de Muntel. Liefst negen van hen bouwen op verschillende plekken in de wijk woningen voor hun eigen leden. In de geest van de verzuiling bouwen er naast Katholieke Woningbouwverenigingen, een Protestants Christelijke, een Socialistische en een Neutrale Woningbouwvereniging. Daarbij zijn er enkele bouwverenigingen actief die bouwen voor hun personeel. Door de hogere huurprijzen voor de woningen op de Muntel trekken vooral de beter gesitueerde arbeidersgezinnen en mensen van buiten de stad naar deze wijk. Hoewel heterogeen van afkomst en samenstelling, is de maatschappelijke status van de nieuwe bewoners van de Muntel vrij homogeen te noemen.
De Dienst Gemeentewerken maakt in 1915 een uitbreidingsplan voor het gebied. In het plan worden de Aa en de stadsmuren behouden en in het plan geïntegreerd. Voor het eerst wordt in ’s‑Hertogenbosch een stadswijk ontworpen, waarbij niet alleen de straten en pleinen in een plan zijn vastgelegd, maar waar ook de plaats van openbare gebouwen -kerk, -scholen in de planning worden meegenomen. De Gemeente stelt zich minder terughoudend op dan bij de planontwikkeling van de wijk het Zand. Directeur Gemeentewerken Perey wil in zijn plannen rond het centrale plein van de wijk de belangrijkste gebouwen groeperen: een R.K. kerk, de Koninklijke School voor Techniek en Ambacht en een nieuw lyceum. Op 13 maart 1919 start men met het opspuiten van de nodige gronden en ruim een jaar later wordt er een begin gemaakt met de bouw van de eerste woningen. In 1922 bereikt de bouw van nieuwe woningen een hoogtepunt met de aanbesteding van 828 woningen.
De katholieke gemeenschap in de jaren twintig In de jaren twintig kenmerkt de katholieke emancipatie zich door een sterk zelfbewustzijn. Katholieken zijn ervan overtuigd dat zij een bijdrage moeten leveren aan kerk en maatschappij en dat doen zij door zich uitdrukkelijk te manifesteren. De vitaliteit van de kerk is op de eerste plaats herkenbaar in de parochie. Het kerkgebouw vormt de spil, een markant gebouw midden in de wijk als demonstratie van het toegenomen zelfbewustzijn. Daaromheen bouwt men scholen, kloosters en een parochiehuis. Zo ontstaat op de Muntel een rooms bolwerk dat het hart vormt van de wijk. Ook op gebied van onderwijs en zorg, volksgezondheid en wijkverpleging, sport en vrijetijdsbesteding neemt de parochie het initiatief. Het stichten van een nieuwe parochie is geen gemakkelijke opgave. Wil in de nieuwe parochie de pastoor eenheid smeden onder zijn parochianen en grip krijgen op het geloofsleven en de morele en zedelijke opvoeding van de parochianen, dan moet vanaf het begin een complex stelsel van organisaties, scholen en instituten uit de grond gestampt worden. De parochie heeft in de nieuwbouwwijk een samenbindend karakter, terwijl er tevens door de geestelijkheid toezicht gehouden wordt op de geestelijke, sociale en morele ontwikkeling van haar parochianen. Het geloof wordt door de katholieke gemeenschap collectief gedragen en mensen steunen elkaar daarin. Bouwopdracht nieuwe kerk Muntel De Bossche bisschop mgr. A.F. Diepen geeft op 6 december 1920 Arnoldus J.M. de Beer de opdracht een nieuwe parochie te stichten in de wijk, waarvan de bouw nog maar net gestart is. De nieuw te bouwen kerk moet de zesde parochiekerk worden van de zich uitbreidende Brabantse hoofdstad.
KringNieuws maart 2008, jaargang 34 nummer 2
19
C
Daar waar het lastig is de financiering rond te krijgen, kan men voor de bouw van een kerk in aanmerking komen voor financiering. Dankzij een legaat van bijna een half miljoen gulden van de 1911 overleden Rotterdamse handelaar Johannes Grewen wordt in de bisdom ’s‑Hertogenbosch de Kerkbouwstichting opgericht onder voorzitterschap van de Bossche bisschop. Deze stichting neemt de bouwkosten voor een groot deel voor haar rekening. Voorwaarde van de weldoener is dat de kerk wordt toegewijd aan de Heilige Antonius van Padua. De in Utrecht woonachtige architect Wolter te Riele krijgt de opdracht een ontwerp voor de kerk te maken. Hij laat eerst de structuur van de grond onderzoeken waarop de kerk gebouwd gaat worden. Daarbij komt hij tot de ontdekking, dat de grond buitengewoon slecht is om op te bouwen. Als het plan dat hij ontworpen heeft uitgevoerd wordt, zal de fundering veel zwaarder en kostbaarder moeten zijn. Mgr. Diepen verwerpt dit plan als veel te duur. Hij komt met het idee om eerst een voorlopige kerk te bouwen bij de brug aan de weg naar Hintham die later tot patronaat kan worden verbouwd. Mr. F. van Lanschot, burgemeester van ’s-Hertogenbosch, deelt de bisschop mee dat het bisdom voor de bouw van een dergelijke kerk niet hoeft te rekenen op subsidie en evenmin op een bouwvergunning omdat de gekozen plaats tot gevolg
20
KringNieuws maart 2008, jaargang 34 nummer 2
zal hebben dat de parochie nooit levenskrachtig wordt. Tenslotte krijgt architect Te Riele de opdracht om een derde kerk te ontwerpen. Veel minder kostbaar, veel eenvoudiger, en vooral minder zwaar, zodat volstaan kan worden met een minder dure fundering. Te Riele ontwerpt nu een kerk met een hoog
K
Korte berichten
middenschip en een dakbedekking van rode pannen. De voorgevel wordt geflankeerd door twee traptorens, die met een stenen achtkantige spits worden bekroond. De lagere zijbeuken staan haaks op het middenschip en zijn afgedekt met een zadeldak. Hij past in de detaillering veel schoonmetselwerk toe en drukt daarmee zijn persoonlijke stempel op de vormgeving, zodat de kerk een mengeling is geworden van gotische en andere motieven. Eerstesteenlegging en inzegening nieuwe kerk Op 28 mei 1923 vindt de eerstesteenlegging plaats. Het is de bedoeling deze te laten verrichten door de Bossche bisschop. Op het laatste moment worden er bezwaren geuit, op grond van de Wet op de Kerkgenootschappen, waardoor het verboden is, zelfs op eigen terrein, specifiek kerkelijke plechtigheden te verrichten, indien deze van de straat af zichtbaar zijn. Onder protest legt pastoor De Beer zich neer bij deze wetsinterpretatie waarbij hij zich verplicht alle kerkelijke ceremonieën achterwege te laten. Daarop wordt besloten de eerste steen te zegenen in de directiekeet op het bouwterrein en deze in een plechtige stoet naar de plaats te brengen waar hij wordt ingemetseld. De bouw van de kerk verloopt voorspoedig. Op 13 september 1923 kan de vlag gehesen worden op het in aanbouw zijnde kerkgebouw. De pastorie wordt al op 27 december van dat jaar betrokken. ‘Helaas heeft de Gemeente verzuimd het gas en de waterleiding aan te sluiten,’ vermeldt pastoor De Beer in het Memoriaal. Op 11 april 1924 wordt de nieuwe kerk door mgr. Diepen geconsacreerd. In tegenstelling tot de eerstesteenlegging kan de consecratie van de kerk met het gebruikelijk kerkelijk ceremonieel plaats vinden. ‘De autoriteiten achten een afsluiting met touwwerk thans voldoende om te voldoen aan de wet,’ staat er in het Parochiememoriaal te lezen. Een groot gedeelte van de parochianen van de Sint-Jacob en de SintPieter gaat over naar de H. Antonius van Padua zodat de nieuwe parochie op het eind van haar eerste jaar meer dan 6000 parochianen telt. De nieuwe parochie groeit snel omdat in die jaren nog verschillende bouwplannen in de Muntel gereed komen. Bij de stichting van de nieuwe parochie van H.H. Antonius en Barbara in 1928 gaan ongeveer 3000 parochianen van de wijken Hinthamerpoort en Graafse Wijk over naar deze nieuwe parochie. De stad breidt zich in de dertiger jaren verder naar het noorden uit. De wijk de Vliert wordt ontworpen en nadat de terreinen met zand uit de IJzeren Vrouw zijn opgespoten, komt ook daar de woningbouw op gang. Op 13 november 1933 is voor deze nieuwe wijk de parochie van het Allerheiligst Sacrament opgericht. De parochianen van de Muntel en de Vliert worden over beide parochies verdeeld.
Bedankt
Jo van Liempt
Onverwachts overkomt het je. Plotseling krijg je hartproblemen en voor je het weet lig je in ‘’t Grôôt’. Na een spannende week trad gelukkig herstel in en ben ik na enige tijd hieraan geholpen in Utrecht. Nu gaat het steeds beter met me en ben ik al weer volop in de ‘running’. Iedereen wil ik bedanken die op enigerlei wijze heeft bijgedragen om ons door deze moeilijke periode heen te helpen. In het ziekenhuis en ook daarna heb ik vele kaarten en goede wensen mogen ontvangen. Kaarsjes zijn opgestoken bij ‘Onze Zoete Moeder’ en gebedjes naar boven gezonden. Maar gelukkig ben ik er weer! Op de Binnendieze hoop ik weer een fijn seizoen mee te kunnen draaien.
Stamppassion
De redactie
Onder de naam Stamppassion vindt van 11 tot en met 13 april een grote postzegeltentoonstelling plaats in de Bossche Brabanthallen. De verzamelaarswerkgroep Hertog Jan van de Kring Vrienden van ’s-Hertogenbosch is er ook bij met een expositie van prentbriefkaarten uit onze stad met een bijzondere adreszijde. Entree is € 10,00. Vrijdag 13 april gaat de tentoonstelling om 12.00 uur open. U kunt er terecht tot 19.00 uur. Op zaterdag is de beurs open van 10.00 tot 17.00 uur en op zondag van 10.00tot 16.00 uur. Er zijn tal van nationale en internationale handelaars die hun mooiste collecties laten zien. Bijzonder is ook de collectie van Boudewijn Büch, bekend van zijn vele verzamelingen. Elke dag wordt een speciale beurspostzegel uitgegeven; deze zegels worden natuurlijk ware collector’s items. Daarnaast is het mogelijk een eigen postzegel te (laten) ontwerpen, die u ook kunt meenemen. Uiteraard kunt u uw verzameling postzegels gratis laten taxeren. Tot slot wordt de NVPH Design Award 2008 uitgereikt. Daarvoor is onder andere het boek ’s-Hertogenbosch in de kaart gekeken genomineerd.
KringNieuws maart 2008, jaargang 34 nummer 2
21
J
Jaarboek van een bouwpastoor (deel 1)
Ton Vogel, foto’s Stadsarchief
De Z.E. Heer A. Sweens, pastoor van de Kruiskerk (de Sint-Catharina aan de Kruisbroedershof) van 1910-1921, hield een jaarboek bij. Dit is opgenomen in het archief van de Sint-Cathrien, in de Bouwloods bij Leo Peters, archivaris, waar Gerard Boode en ondergetekende regelmatig grasduinen. In dit archiefstuk memoreert de pastoor de belangrijkste gebeurtenissen binnen zijn parochie, maar ook politieke en maatschappelijke verschijnselen komen aan de orde. In deze eerste aflevering lezen we over de jaren 1913/1914 en melden letterlijk wat in het “Notamina pro historia” door hem genoteerd werd.
interieur 1916, richting hoofdaltaar, de kerk van architect Jos de Kroon uit 1842, waarover steeds gesproken wordt”. foto A. Schreurs
1913 Van 2 tot 6 Jan. werd er in de kerk een Triduüm gehouden voor de leden van het Jongenspatronaat. (het gebouw staat ten zuiden van/ naast de kerk.) De predicatiën werden gedaan door den Eerw. Pater Innocentius O.Cap. Het Triduüm werd geopend op 2 Jan.’s avonds 7½ u. met Lof en preek. Vrijdags en Zaterdags na de Mis van 6½ korte preek; ’s avonds 7½ Lof en sermoen. ’s Zondags heeft de Eerw. Pater onder de Hoogmis gepreekt over het nut der Patronaten, ook biecht gehoord. ’s Avonds om 7½ sermoen voor de leden van het Groot Patronaat. Op 6 Jan. om 7 uur H. Mis met korte toespraak en Alg. H. Communie. Onder de H. Mis voerde de zangvereeniging van het Jongenspatr. eenige gewijde gezangen uit. Na de H. Mis ontvingen zij een gemeenschappelijk ontbijt in de lokalen van het Meisjespatronaat door de mildheid van den Heer E. de Heusde v.d. Sluijse. ’s Avonds om 6 uur plechtig Lof met preek en opdracht. Ook ik heb een woordje gezegd.
kosterswoning, oorspr. gebouwd als Pastorie. uit 1619 en kerk, in 1907”, foto Pierre Weijnen
de Sint Catharinakerk, vanaf de Spinhuiswal, tussen 1842 en 1917
22
KringNieuws maart 2008, jaargang 34 nummer 2
In het jaar 1913 zijn de nieuwe privaten in de pastorie aangebracht. Het werk is verricht volgens bestek van W. v. Aalst, architect, het metselwerk gemaakt door H. v. Doremalen, de closets en waterleiding geplaatst door Govers. van Lith. Het werk heeft gekost f. 1590.= In hetzelfde jaar is de pastorie van buiten geverfd. (De pastorie was in de Vughterstraat nr. 98, De Ossehuit en ’t Zwart Beerke anno 1694.) Het werk is na inschrijving gegund aan Berendsen voor de som van f. 125.= Bij de herstellingen in de kamer van den pastoor is de vloer uitgebroken en vernieuwd; de wandschilderingen van A. v. Straeten zijn weggenomen en door gewoon behangsel vervangen, verkocht voor f. 400,= Later in het bezit van den Heer Smit van Gelder te Bennebroek. Twee hardstenen vazen staande op de poort van den tuin van Verhoeven verkocht voor f. 225,=
portret van Petrus van Beugen 1813-1895, fabrikant, schilder A.G. Schull./Hans Boselie Een der schilderijen in de kerk voorstellende Maria Magdalena, de voeten van Jezus wasschende, geheel op nieuw doek gebracht en gerestaureerd door den heer H. Cordemons de Bruijne te Brussel voor de som van f. 368,62 alles inbegrepen. Op den 16e Aug. 1913 ontving de Pastoor van Mej. Dorothée van Beugen de som van tienduizend gulden voor het bouwen van eene nieuwe kerk. Deze vorstelijke gift werd gegeven uit piëteit voor haar overleden vader Petrus van Beugen, die vóór juist 100 jaar, 16 Aug. 1813 was geboren. Van 30 Oct. tot 2 Nov. werd er in alle parochiekerken der stad en bij de Eerw. Paters Capucijnen (niet bij de Eerw. Paters Redemptoristen) een Triduum gehouden tot plechtige viering van het Jubilé, door Z. H. Pius X uitgeschreven bij gelegenheid van het 16e eeuwfeest van het Edict van Milaan door Keizer Constantijn. In deze kerk werden de oefeningen gegeven door den Eerw. Paters Josaphat en Marinus O. Capuc. Op vrijdag 31 Oct. werd gepreekt na de eerste en de laatste Mis, op Zaterdag 1 Nov. en Zondag 2 nov. onder de drie gestelde H.H. Missen en ’s avonds om half acht. Zondag 2 Nov. om half acht ’s avonds werd het Triduum met de Pausel. zegen gesloten. Maandag 3 Nov. onder de solemnele H. Mis hield de E. P. Marinus nog een korte predicatie over de gelovige zielen. Biecht werd gehoord door de twee E.E. Paters en door de geestelijken van de parochie. De menschen kwamen goed op, vooral des avonds. De Paters ontvingen als honorarium f. 25,=. De koster voor zijne moeite f 5,=. 1914 In dit jaar ben ik begonnen gelden in te zamelen voor de restauratie van den oude, of voor den bouw van eene nieuwe parochiekerk. Deze collecte is voortgezet door de H.H. Kerkmeesters bij gelegenheid
van mijn zilveren Priesterfeest. De namen dergenen die bijgedragen hebben, volgen hieronder. ( twee foliovellen met namen en bedragen volgen inderdaad; ik heb ze weggelaten, T. V.) Intusschen hadden wij den Heer H. v. Heeswijk, architect belast met de restauratie der Kathedraal, opgedragen ons een advies uit te brengen, òf en in hoever de bestaande kerk kon gerestaureerd worden, daar wij meenden dat dit de voordeeligste weg zou zijn. De Heer van Heeswijk leverde ons een dubbel plan van restauratie der bestaande kerk in, volgens welk het priesterkoor en de kosterswoning zou behouden blijven, en de kerk in den stijl van het priesterkoor geheel nieuw zou worden opgetrokken. De kosten van het grootste plan (vijf beuken) werden geraamd op f. 135.000.=; die van het kleinste plan (drie beuken) op f. 126.000,=. (beide: behalve banken, licht en centrale verwarming). Deze begrooting kwam ons te hoog voor. Intusschen werd op initiatief van den Heer D. v. Kolcker, directeur van het Stolk-museum te Haarlem, het idee geopperd de oude kerk te verkopen als Bisschoppelijk museum voor Kerkelijke Kunst, en de parochiekerk in de Vughterstraat te bouwen. Dit plan werd èn in de parochie èn in de dagbladen zeer toegejuicht, doch de vraag, tot nu toe niet opgelost, hoe aan de koopsom te komen? Op 15 Juni vierde ik door Gods genade mijn zilveren Priesterfeest. Om 9 uur droeg ik aan het rijk versierde altaar eene solemnele H. Mis van dankzegging op. Om 12 uur was er receptie in de pastorie, waarvan zeer druk gebruik werd gemaakt en waarbij door Mej. Johanna de Heusde v.d. Sluijse, geb. Vermeulen eene som van f. 7000,= te mijner beschikking werd gesteld voor een hoogaltaar in de nieuwe kerk. ’s Namiddags om 5 uur Lof. Op dien dag werd ik ook gehuldigd in de parochiale jongens- en meisjesschool. Van de weesmeisjes ontving ik zes superpli’s voor de misdienaars; van de zusters van het Weeshuis (uit de Keizerstraat!) een witzijden velum voor de lezenaar voor het Epistel- en Evangelieboek. 27 Juli verklaarde Oostenrijk den oorlog aan Servië naar aanleiding van den, met Servie’s medeplichtigheid, te Serajevo op 28 Juni gepleegden moord op de Oostenrijkschen aartshertog troonopvolger Frans Ferdinand en zijne gemalin Sophie, hertogin van Hohenberg. Hierop volgde zeer spoedig de oorlogsverklaring van Duitschl. aan Rusland en Frankrijk, - van Engeland en België aan Duitschland. In ons land werd de mobilisatie van militie en landweer bevolen; en dientengevolge werden in onze stad op 1 Aug. circa 4000 man ingelegerd. Het jongenspatronaat en de Jongensschool werden door de soldaten ingenomen. In de pastorie werd kolonel de Bock ingekwartierd. Zij vertrokken naar het Zuiden op 12 Aug.
KringNieuws maart 2008, jaargang 34 nummer 2
23
B
Bouwstijlen: Neogotiek
Ton Graus en Jan-Hein Schutselaars
KringNieuws is het minimaal zes maal per jaar verschijnend tijdschrift van
De vrijheid van godsdienst vanaf de Bataafs-Franse tijd leidde in de 19 eeuw tot een revival van het katholicisme. In de bouwkunst keek men terug naar de glorietijd van de bouw van gotische kathedralen. Dit leidde tot de neogotiek (1830-1910). De meeste kerken en kloosters in de Brabantse dorpen en steden uit die tijd zijn in neogotische stijl opgetrokken. Dat verwijzen naar het verleden was ideologisch geladen. Voor de katholieken was het de tijd van vóór de Reformatie. Maar ook iemand als koning Willem II greep daarnaar terug als de tijd waarin de Oranjedynastie was ontstaan. e
Kring Vrienden van ’s‑Hertogenbosch. Redactie: Nik de Vries (voorzitter), Jan Korsten, Gerard ter Steege, Frans van Sundert, Marjan Vonk en Ellie de Vries (fotografie). Vormgeving: Egbert van den Berg en Jack van Elten Redactie-adres: Secretariaat KringNieuws Postbus 1162, 5200 BE ’s‑Hertogenbosch E-mail: redactie@kringvriendenvanshertogenbosch.nl Druk: Drukkerij Opmeer bv, Den Haag Oplage 2.800 stuks Niets uit deze uitgave mag worden overgenomen zonder schriftelijke toestemming van de redactie. De redactie heeft getracht alle rechthebbenden van het illustratiemateriaal
Aanvankelijk ontwikkelde zich de zogeheten vroege neogotiek, waarin men namaakte wat van de middeleeuwse kathedralen, waaronder bijvoorbeeld kruisribgewelven, werd afgekeken. Deze vroege stroming werd achteraf ‘stucadoorsgotiek’ genoemd en was sterk decoratief van aard. Vanaf ongeveer 1850 werd onder invloed van met name Pierre Cuypers de rationele gotiek ontwikkeld. De technische constructie van de middeleeuwse kerken werd doorgrond en opnieuw toegepast bij de grote kerkenbouw. De techniek werd, net als in de gotiek, gecombineerd met een sterke symboliek.
te achterhalen. Personen of instanties die desondanks van mening zijn aan deze uitgave aanspraken te kunnen ontlenen wordt verzocht om contact op te nemen met de redactie.
Secretariaat
Kenmerken De neogotiek is een bewuste imitatie van de gotische bouwwijze uit de Middeleeuwen. Hoge torenspitsen bij de kerken. Traveeën met wimbergen, venstertraceringen en hoge ezelsrugbogen. Koolmotieven in het stucwerk. Kantelen in combinatie met spitsbogen, pinakels etc. Door het gebruik van machinaal vervaardigde bakstenen zien de gebouwen er blijvend ‘nieuw’ uit. In ’s-Hertogenbosch vindt men in de neogotische gebouwen alle kenmerken van de Sint-Jan terug.
Postbus 1162 5200 BE ’s‑Hertogenbosch E-mail: algemeen@kringvriendenvanshertogenbosch.nl Internet: www.kringvriendenvanshertogenbosch.nl Betalingen: Postgiro 3.119.716 Jaarlijkse bijdrage minimaal € 15,00 Jeugdleden € 7,50
Voorbeelden Vroege neogotiek in onze stad: Zwanenbroedershuis (Hinthamerstraat), het pand Kerkstraat 34, De Eenhoorn (Markt 39-41), voormalige SintJosephkerk (Sint Josephstraat), de voormalige Evangelisch-Lutherse Kerk in de Verwersstraat. Het voormalige Rijksarchiefgebouw (Waterstraat 16-18) is een voorbeeld van rationele en de Mariënburg (Sint Janssingel) van ideologische neogotiek.
Kringhuis Lombardpassage 14 Kringbalie Parade 23 (Theater aan de Parade) Telefoon 073 - 613 50 98 Telefax
073 - 614 60 21
Openingstijden: dinsdag tot en met zaterdag
24
KringNieuws maart 2008, jaargang 34 nummer 2
van 10.00 - 17.00 uur, zon- en feestdagen van 12.00 - 16.00 uur.