KringNieuws maart 2009

Page 1

Kring Nieuws uitgave van kring

vrienden van ’s‑Hertogenbosch

Jaargang 35 nummer 2 maart 2009

Vooraf 2 Bestuur 2 Boten boven de Binnenhaven 3 Bastion & Bastionder

4

Antoniuskerk 5

De Heinis

6

Korte berichten

7

Het Hellegat

8

Hans Smits

9

Aanwinst BHIC

9

Bouwstijlen: Expressionisme 10 Toon Festival

11

Bijzonder Bastionder

12

Vleermuizen in de stad

14

Archeologie 15 450 jaar bisdom

16

Werkgroep Binnendieze

19

Schermersoproer 20 Werner Weissmann

21

Carnaval 21 De historische binnenstad

22

Beeld van Christus

24

Bastionder

bekijk ’t


V B Vooraf

Bestuur

Nik de Vries

Zoals u bekend is, is er altijd veel te doen in ’s-Hertogenbosch. Zo zal over enige tijd het Bastionder geopend worden. Wilt u meer over dit bijzondere bouwwerk te weten komen, dan zit u goed met dit nummer van KringNieuws. Liefst twee artikelen zijn eraan gewijd. Op 22 maart vindt de officiële opening van de vernieuwde Markt plaats. Het belooft een waar spektakel te worden met onder andere een grootse modeshow. Ook het beeld van Jheronimus Bosch heeft dan zijn nieuwe plaats gekregen.

Het SM’s, het Bossche museum voor moderne kunst, hoeft voorlopig niet tijdelijk te verhuizen. De kredietcrisis heeft even een stokje gestoken voor de plannen van een megabioscoop. Misschien kan het museum het nu uitzingen tot de definitieve verhuizing naar het museumkwartier achter de Verwersstraat. Tenminste: als gemeente en bezwaarmakers uit de impasse rond de monumentale kastanjeboom komen. Ik vraag me echt af waarom een prima architect geen rekening heeft kunnen houden met dit natuurmonument. Intussen heeft het SM’s een prachtige tentoonstelling georganiseerd rond zijn eigen waardevolle keramiekcollectie: voor het eerst is deze in ’s-Hertogenbosch te zien. Ga er eens naar kijken, het is de moeite waard. En dan is natuurlijk het vaarseizoen weer aanstaande. Vanaf 11 april kunt u de Binnendieze bevaren met een van onze schipper-gidsen. De boten zijn er in de winter voor klaargemaakt.

Vooraankondiging Jaarvergadering

De jaarvergadering (Algemene Ledenvergadering van de Kring Vrienden van ’s-Hertogenbosch) zal worden gehouden op dinsdag 2 juni 2009 om 19.30 uur. Wilt u deze datum al vast in uw agenda reserveren? De agenda met nadere gegevens en te behandelen onderwerpen zal in de tweede helft van de maand april van dit jaar aan alle leden worden verstuurd.

In dit nummer starten we met twee nieuwe series: een driedelige naar aanleiding van het 450-jarig bestaan van het bisdom ’s-Hertogenbosch en een wat langere serie over heiligenbeelden in onze gemeente. Daarnaast gaan we verder met de reeks artikelen over de historische binnenstad van ’s-Hertogenbosch, waar we bijzonder trots op zijn. Ook de serie over water in en rond ’s-Hertogenbosch krijgt een vervolg in dit nummer. We wensen u opnieuw veel lees- en kijkplezier. Voor bijdragen van uw kant staan we altijd open. U kunt deze sturen via ons mailadres (zie achterzijde) of inleveren bij het Kringhuis in het Lombardje. Daar kunt u ook illustratiemateriaal aanleveren. Uiterste inzenddatum is 24 april 2009.

Foto omslag Ellie de Vries. Het Bastionder onder bastion Oranje is onder andere gebouwd om het kanon De Booze Griet een mooi onderdak te geven. Bovendien wordt het een informatiecentrum, waar gidsen op hun wandeling en schippers op hun vaartocht uitleg geven over de vestingwerken.

2

KringNieuws maart 2009, jaargang 35 nummer 2


B

Boten boven de Binnenhaven

Het is geen alledaags gezicht, boten die boven de Binnenhaven zweven. Gedwongen door de omstandigheden was daar begin dit jaar even sprake van. Na afloop van het vaarseizoen gaat ieder jaar de helft van de Binnendieze-boten naar de werf om opgeknapt te worden. Medio januari komen deze dan terug en wordt de andere helft opgehaald. Dit uit- en intakelen van de boten gebeurt normaal altijd in het Voldersgat.

Wim, Rinus en Bert van de TD aan het werk

boot boven de Binenhaven

Dit jaar ging dat even mis. De gemeente had het Voldersgat in december drooggelegd om het noodzakelijk onderhoud te kunnen verrichten. Bovendien zorgde de strenge vorstperiode van begin januari voor ijsvorming en schotsen in de waterlopen. De uitwisseling van boten kon hierdoor niet plaats vinden in het Voldersgat. Goede raad was duur. Uiteindelijk werd besloten om uit te wijken naar de Binnenhaven. Dagelijks is hier veel autoverkeer en regelmatig moeten daar de stadsbussen passeren. Zo kwam het dat op een koude en regenachtige zondag in januari in alle vroegte ongeveer 20 vrijwilligers van de Binnendieze waren opgetrommeld om deze klus te klaren. Een grote truck met oplegger en voorzien van een kraan manoeuvreerde zich voorzichtig langs de waterkant. Bij iedere rit werden telkens twee opgeknapte boten opgetakeld en in het water terug gebracht. Waarna twee andere boten mee terug gingen naar de werf. De gerenoveerde boten werden door de schippers van de schoonmaakploeg naar de Molenstraat gevaren om aan de steiger direct al een begin te maken met het terugplaatsen van de gereviseerde onderdelen. De hele operatie is probleemloos verlopen en werd rond het middaguur beëindigd. Als dank kregen de vrijwilligers een kop heerlijke erwtensoep voorgeschoteld. Nadat de boten terug zijn van de werf, is het de beurt aan de mannen van de technische dienst om daar mee aan de slag te gaan. ,,In het winterseizoen zitten wij zeker niet stil,” vertelt Bert Brullemans. Naast Bert bestaat de technische dienst uit: Cor Scheepens, Rinus van Nielen, Wil van de Langenberg en Wim Tempel.

Tekst en foto’s: Gerard ter Steege Bijna iedere week zijn deze mannen enkele dagen in de weer om de boten klaar te krijgen voor het nieuwe vaarseizoen.” Als de boten zijn ontmanteld en naar de werf gaan, begint voor ons het onderhoud en de revisie van de motoren, de omvormers en de schakelkasten. Alles wat op de boten aanwezig is zoals lampen,

joystick, vlonders, accu’s, touwen en ga zo maar door, wordt nagekeken en zo nodig gerepareerd of vervangen. Zelfs de inhoud van de EHBO-doos wordt gecontroleerd en aangevuld,” vertelt Bert. ,,Op de Binnendieze wordt gevaren met 12 grote en 4 kleinere boten. In totaal zijn daarvoor 32 motoren beschikbaar. Stuk voor stuk worden deze in de winter gereviseerd en daarna in het water afgeregeld op 80% van het vermogen. Dat is nodig om veilig en verantwoord te kunnen varen.” Het is nog even poot aan spelen voor de mannen van de technische dienst. Het nieuwe vaarseizoen nadert met rasse schreden en alle boten moeten op tijd vaarklaar zijn. Dat is zeker nodig want bij het reserveringsbureau zijn vanaf het begin van het jaar al veel aanvragen binnen gekomen om alvast een reservering te maken voor één van de tochten. Op zaterdag 11 april komen de baliemedewerk(st)ers en de schippers zich weer melden in de Molenstraat. Na een ‘korte winterslaap’ worden vanaf die dag de kaartjes weer verkocht. De schippers gaan weer varen. Met de joystick en het roer in de hand weten zij de boten routineus door de smalle waterlopen te manoeuvreren. Vanaf die dag gaan de bezoekers weer volop genieten van de unieke vaartochten op de Binnendieze. En de mannen van de technische dienst? Die kunnen het even wat rustiger aan doen!

KringNieuws maart 2009, jaargang 35 nummer 2

3


B

Bastion & Bastionder

Met de ingebruikneming van het nieuwe Bastionder in bastion Oranje -medio april- beschikt de stad nu over een informatiecentrum over de vestingwerken, dat zijn gelijke niet kent. Het informatiecentrum Bastionder gaat op educatieve en eigentijdse wijze aandacht besteden aan de krijgsgeschiedenis van de vestingstad ’s-Hertogenbosch, de regio en aan de omliggende natuurwaarden. Vanuit het Bastionder heeft de bezoeker uitzicht over het natuurgebied het Bossche Broek, een onderdeel van het Nationaal Landschap Het Groene Woud. Het Bastionder moet een onderdeel zijn van een toeristisch netwerk. Dit wordt het startpunt van een bezoek aan stad en regio met cultuurhistorie aspecten, ongerepte natuur en met informatie over verleden en heden. Het Bastionder maakt ook deel uit van één van de vaarroutes over de Binnendieze. In de 14de eeuw waren in de vestingmuur rondelen gebouwd, waarop torens stonden van waaruit de stad door de gilden kon worden verdedigt met pijl en boog. Later na de uitvinding van het buskruit waren de rondelen niet langer bestand tegen het zwaardere geschut van kannonen en kwamen daar bastions voor in de plaats. Bastions zijn vijfhoekige verdedigingswerken, die tegen de vestingmuur werden gebouwd. Bastion Oranje bevindt zich aan de stadsmuur van ’s-Hertogenbosch. Het dateert uit 1634 en dankt zijn naam aan het gegeven, dat dit bastion in opdracht van de Staatse overheid werd gebouwd. Dit bastion werd aan de omwalling toegevoegd, omdat de afstand tussen bastion Vught en bastion Baselaar te groot was. Bastion Vught lag bij de Vughterpoort, waar nu het Heetmanplein ligt. Bastion Baselaar lag aan de huidige Hekellaan waar nu een parkeerterrein ligt. Bastion Oranje lag ongeveer halverwege en had een prima schootsveld over het Bossche Broek. Door de Vestingwet van 1874 verloren de vestingwerken hun verdedigingsfunctie. De vestingmuren met onder meer het bastion hielden wel de waterkerende functie. Deze rol vervult het heden ten dage nog steeds.

Tekst en foto’s: Gerard ter Steege Archeologisch onderzoek Het Bastionder is een ondergrondse presentatieruimte in bastion Oranje waarin een deel van de tweede middeleeuwse stadsommuring is opgenomen samen met het bekende kanon Stuer Gewalt. Voor de realisatie is ook diverse malen archeologisch onderzoek verricht naar de muur en bijbehorende muurtoren. Eén van de belangrijkste constateringen van het archeologisch onderzoek is, dat de muurtoren niet gelijktijdig met de tweede stadsmuur is aangelegd. De tweede stadsmuur is vermoedelijk kort na 1300 aangelegd. De toren moet pas rond 1543 zijn gebouwd. Oorspronkelijk ging men vanuit een opening in de muur via een trap naar de weergang. Na aanleg van de

toren is de trap afgedankt en voor de toegankelijkheid van de toren hakte men een deuropening in de bestaande muur. Na de aanleg van het bastion in 1634 werd deze doorgang op zijn beurt overbodig en werd hij dichtgemetseld. Direct na het bouwen van de muur, dus nog voorafgaand aan de bouw van de toren, is een groot terrein buiten de muur opgehoogd en in gebruik genomen als een gedeelte van de stad buiten de muur (ook wel bekend als het Molenerf). Dit betekent dat er in de vroegste fase direct buiten langs de muur géén stadsgracht aanwezig was. Vermoedelijk was het opgehoogde en bebouwde Molenerf aan de buitenzijde wel voorzien van een gracht. Uit historische bron is bekend dat hier verschillende huizen op stonden en een gasthuis, het Adam van Miertgasthuis.

4

KringNieuws maart 2009, jaargang 35 nummer 2


A

Antoniuskerk

Sloop In de jaren 1542-1543 wordt, ten gevolge van de onrust met de hertog van Gelre en de dreiging die hiervan uitging, de bebouwing op dit buiten de muur gelegen terrein gesloopt om te voorkomen dat deze gebruikt kon worden voor de belegering van de stad. Rond 1590 wordt de toren afgetopt en met grond dichtgegooid om kanonnen op de toren te kunnen plaatsen. Deze activiteit hangt samen met de dreigende belegeringen van Maurits. In deze periode zijn de schietgaten en de doorgang in de stadsmuur dichtgemetseld. Bij de bouw van het bastion raakt de defensieve functie van dit deel van de muur geheel buiten gebruik doordat dit binnen de muur komt te liggen. Op het bastion stond een standerdmolen die in 1674 werd vervangen door een stenen stellingmolen. In 1848 werd naast de molen een gebouw met stoommachine gebouwd dat uitgroeide tot een olieen meelfabriek. Molen en stoomfabriek verdwenen in 1885 uit het stadsbeeld. Wel zijn er nog enkele restanten van de stoomfabriek aangetroffen, waaronder een waterkelder.

Weer een poortje ontdekt Bouw Bastionder In december 2007 en januari 2008 werd de bouwput voor het Bastionder uitgegraven, waardoor de buitenzijde van de 14de-eeuwse stadsmuur en de 16de-eeuwse toren volledig bloot kwam te liggen. Een verrassende ontdekking was de aanwezigheid van een primair in de muur aanwezig poortje dat toegang tot het Molenerf moet hebben gegeven. Buiten de grote officiële poorten waren er wel meer van dit soort kleine poorten naar buiten, die in tijden van gevaar makkelijk konden worden afgesloten. Het ligt hier half verscholen achter het zware muurwerk van het latere bastion. Voor de realisatie van het Bastionder heeft de gemeente ’s-Hertogenbosch een subsidie van € 600.000,– toegekend gekregen uit het EU-programma EFRO (Europees Fonds voor de Regionale Ontwikkeling). Dit Fonds is vanuit het Operationeel Programma ZuidNederland 2007-2013 bestemd om de economische structuur van het landsdeel Zuid te versterken en de werkgelegenheid te bevorderen. Dit gebeurt onder meer door enerzijds te investeren in kansrijke sectoren als kenniseconomie en innovatie, anderzijds door het vestigings- en verblijfklimaat te versterken.

Ton Vogel

Een jaar geleden verscheen er een studie van Toine Janssen over de Antoniuskerk op de Muntel. Tussen 1923 en 1983 stond deze markante kerk op het Duhamelplein, het plein dat na de oorlog genoemd werd naar Kapelaan Koopmans. De rijk geïllustreerde publicatie is al een tijd uitverkocht en de werkgroep Kerken en Kloosters, waarvan Toine lid is, verzorgt nu een heruitgave.

De studie omvat de geschiedenis van de kerk, haar architect, pastoors en kapelaans, de inventaris van de kerk, het wel en wee van de parochie, de parochiescholen, de wijk, de oorlogsjaren en tenslotte de sloop. Daarnaast wordt een uitgebreide lijst met literatuur en geraadpleegde bronnen toegevoegd. Omdat de Kring niet met onverkochte exemplaren wil blijven zitten, wordt aan u, als belangstellende, gevraagd om in te tekenen, zodat het gevraagde aantal boeken wordt gedrukt. De prijs bedraagt € 3,50 De omvang is 38 pagina’s, op A-4 formaat, geringd. Wilt u binnen een maand reageren: gewoon een mailtje met uw naam en adres verzenden aan Ton Vogel, secretaris van de werkgroep: algemeen@kringvrienden.nl t.a.v. Ton Vogel, werkgroep Kerken en Kloosters. Vanaf 1 mei ligt uw exemplaar dan bij de kringbalie op de Parade.

Bronnen www.vestingstad.com www.vestingwerken.nl

KringNieuws maart 2009, jaargang 35 nummer 2

5


D De Heinis

Waar hoort u nog zo dicht bij de stad de nachtegaal en de wielewaal?

De Heinis is een klein natuurgebiedje tussen ’s-Hertogenbosch en Rosmalen. Het is 50 hectare groot en is sinds 1989 eigendom van het Brabants Landschap. Al in 1982 heeft de gemeente ’s-Hertogenbosch een beheersplan voor het natuurgebied opgesteld, nadat eerst sprake was van bebouwing rond de wielen. Tegenwoordig ligt De Heinis helemaal ingeklemd tussen de het industriepark De Herven en verschillende woonwijken langs de Bruistensingel. Dit maakt de Heinis uniek: een stukje natuur met een boeiende historie, midden in de stad Midden door de Heinis loopt een dijk. De Hervense Dijk (ten westen van de A2) en in het verlengde daarvan de Heinisdijk (ten oosten van de A2) is een van de weinige overgebleven stukken van een vroegere winterdijk van de Maas. Ook bij het gehucht Bruggen in Rosmalen, zijn er nog stukjes van die winterdijk te zien.

Dijken langs de Maas Rond 1100 wijzigt zich de hoeveelheid water die via de Maas afvloeit. Daar zijn verschillende oorzaken voor aan te wijzen. Het klimaat verandert, het gaat meer regenen. Tegelijk groeit de bevolking en daarmee de vraag naar voedsel. Bossen worden gekapt om landbouwgrond te krijgen. Daardoor neemt de grond ook minder water op. En tenslotte vloeit het water van de Maas niet zo gemakkelijk meer af, nadat een kunstmatige verbinding tussen Maas en Waal is aangelegd. Het water in de Waal staat wat hoger en blokkeert als het ware de afvoer van de Maas.

Tekst en foto: Marjan Vonk De huidige dijk, waarvan de Hervense dijk een onderdeel is, wordt in de 14de eeuw aangelegd. Zij is niet alleen bedoeld om landbouwgrond te beschermen, maar ook om dorpen in Noord-Oost Brabant en de stad ’s-Hertogenbosch te behoeden voor hoge waterstanden in de Maas. De dijk loopt van Cuyk via Orthen naar het westen. Bij Beers worden twee stukken opzettelijk niet bedijkt. Bij hoge waterstand stroomt Maaswater via deze Beerse Overlaat achter de dijk, en zet grote gebieden in het noordoosten van de provincie onder water. Dat ontlast de dijken en verhoogt de vruchtbaarheid van het land. Op oude kaarten staat de Maasdijk bij Rosmalen aangegeven als dorpsdijk. Dat is niet verwonderlijk. De boeren uit het gebied hebben de dijk zelf aangelegd. De regel was: wien het water deert, die water weerdt. Dat betekent dat ieder die land heeft, dat overstroomt als de waterstand hoog is, daar zelf iets aan moet doen. Die middeleeuwse boeren zijn overigens niet de eerste bewoners die last hadden van het Maaswater. Aan de Heinisdijk ligt een oudere terp die bewoners al langer veiligheid bood bij hoog water. Bewoners denken, dat die terp uit de tijd van de Romeinen dateert. Bij de terp wordt binnenkort archeologisch onderzoek gedaan, zij ligt gedeeltelijk op het tracé van de nieuwe Zuid-Willemsvaart. De Hervense dijk was tot in de 20ste eeuw een belangrijke waterkerende dijk van de Beerse overlaat. In 1920 en in 1926 moeten de bewoners van de Heinisdijk vluchten. Het water stroomt over de dijk heen, de boerderijen staan onder water. Daarna is de Maas gekanaliseerd en is de Beerse overlaat verhoogd. Vanaf 1930 zijn de overstromingen verleden tijd.

De hogere waterstand van de Maas betekent vaker overstromingen. Dat de Maas ’s winters buiten haar oevers treedt, is in die tijd geen probleem, integendeel. Met die overstroming wordt ook elk jaar vruchtbare rivierklei afgezet. Maar ’s zomers moet de landbouw beschermd worden tegen overvloedig water. De eerste dijken zijn aan het eind van de 12de eeuw aangelegd.

6

KringNieuws maart 2009, jaargang 35 nummer 2

De vesting Rond de stad wordt tijdens het beleg van 1629, in opdracht van Frederik Hendrik een zogenoemde circumvallatielinie aangelegd, een tweede ring van dijken en verdedigingswerken. Hierdoor is het moeras rond de stad ingedijkt, en kan het droog gepompt worden. Deze circumvallatielinie heeft ten dele het tracé van de Hervense dijk gevolgd, met dit verschil, dat de linie altijd ten zuiden van de wielen lag. In het weiland ten westen van het Kantoor van de Toekomst is nog een deel van die linie zichtbaar. Fort Titselaar, waarvan aan het einde van de Hervense dijk nog resten te zien zijn, maakte deel uit van die buitenste ring. Nu heeft de kunstenaar Henri Titselaar daar zijn atelier.


K

Korte berichten

Natuurgebied De Heinis wordt gekenmerkt door tal van wielen, die het gevolg zijn van dijkdoorbraken. Op de plaats van zo’n doorbraak kolkt het water naar binnen. Er ontstaat een ‘wiel’, een diep rond gat op de plaats van de dijk. De dijk herstellen dwars door dat wiel is bijna onmogelijk. Meestal wordt, als het land weer drooggevallen is, de dijk aan de noordkant omgelegd, zodat geen landbouwgrond verloren gaat. Het wiel blijft bestaan. Soms is dijkherstel aan de noordkant niet mogelijk en wordt de dijk aan de zuidkant van de dijkdoorbraak aangelegd. Daarom kronkelt de Hervense dijk nu tussen schilderachtige meertjes. Het natuurgebied De Heinis kent acht wielen. Zeker lijkt het dat één wiel ooit gedempt is. Dat betekent dat op dit korte stukje ooit 9 dijkdoorbraken zijn geweest. Over die wielen gaan nog verhalen. Het Heilige Geestwiel heette vroeger het Bleekerswiel, omdat er vlas werd gebleekt. Een ander wiel werd het gat van Hanna Coolen genoemd. Hanna Coolen was een weduwe. Zij kon indertijd het herstel van de dijk langs haar land niet betalen, en moest toen van haar land af. Dat is de keerzijde van de eerder genoemde regel, dat aanwonenden de kosten voor de dijk en het dijkherstel moeten opbrengen.

De Heinis ten westen van de A2 is nu aangemerkt als natuurgebied. Een deel heeft zelfs de status van staatsnatuurmonument: het Heilige Geestwiel met een moerasje, een stukje loofbos en de grashelling van de dijk: een combinatie van veel verschillende grondsoorten en bijbehorende begroeiing. De plantengroei is in het hele gebied tamelijk soortrijk geweest. De afwisseling van natte en droge gebieden, van vlakke stukken en de stijlranden van het dijklichaam, geven aanleiding tot begroeiingsverschillen. Na een aantal cultuurtechnische ingrepen zoals verlaging van de waterstand en een ruilverkaveling in 1968 liep het aantal plantensoorten terug, maar nu is er weer een toename gesignaleerd. In de huidige landschapsvisie is de Heinis één van de belangrijke droge ‘lange lijnen’, die een verbinding vormt tussen de Diezemonding en de Rosmalense polder. Het beheer is erop gericht de soortenrijkdom van de begroeiing te bevorderen. Dat heeft op haar beurt effect op vogels en andere dieren, die de Heinis gebruiken als rustplaats, een plek om de broeden of te foerageren.. Bronnen D. Hoogma en A. Steketee: ’s-Hertogenbosch waterstad, Adr. Heinen 1996 Rosmalla, tijdschrift van de heemkunde vereniging Rosmalen 1995, nr. 4. Een halve eeuw Brabants Landschap nr. 59, voorjaar 1982

Ingezonden brief

Beste redactie,

Zojuist het nieuwe KringNieuws ontvangen. Het geheel ziet er erg goed uit. Het artikel over Bokhoven is prima, maar er zit één storend foutje in. Niet de pastoor heeft contact gezocht met de Kring, maar ik ben (als coördinator van verschillende kerken) de initiatiefnemer tijdens een gesprek over het mechanische uurwerk in de toren.

In afwachting en gegroet, Frans van der Smissen.

Fietstocht Agnes Heijting Op zaterdag 16 mei organiseert LEF een fietstocht langs het religieuze erfgoed. Deze tocht staat in het teken van het 450-jarig bestaan van het bisdom ’s-Hertogenbosch. De tocht gaat ‘langs wegen en paden’ met de kathedrale Sint-Jan aan de horizon. De afstand is ongeveer 50 km. We starten om 9 uur aan de voet van de Sint-Jan. Inschrijven voor deze fietstocht gaat bij de balie van de Kring in het Theater aan de Parade of per telefoon: 073 - 613 50 98.

Boekje Noviciaat Redactie Alweer even geleden verscheen een aardig boekje over het Noviciaat in de Sint Josephstraat. Het heet In de Geest van de Tijd. 100 jaar noviciaat. Het vertelt over de diverse bewoners ervan, onder andere aan de hand van gesprekken met hen. Achtereenvolgens zijn dat de novicen Redemptoristen (1903-1971), Spaanse gastarbeiders (1971-1978), krakers (1978-1988) en huidige bewoners (vanaf 1989). Stukjes geschiedenis en duidelijke plattegronden maken het geheel af. Het boekje kost € 8,00. Als u belangstelling hebt voor een exemplaar, kunt u dat bestellen bij Lian van Meel, telefoon 073 - 614 19 64.

KringNieuws maart 2009, jaargang 35 nummer 2

7


H

Het Hellegat Vrij naar de Bossche encyclopedie Smal onoverzichtelijk deel van de Binnendieze dat onder de voormalige Statenzaal, nu gehoorzaal van het Noordbrabants Museum, loopt vanaf de voordeur in de Verwersstraat tot bij de synagoge . Volledig overkluisd waardoor er zonder licht niets te zien is. Het zou zijn naam te danken hebben aan het feit dat in 1901 hier het lichaam gevonden is van iemand die zich daar had opgehangen. Ook gaat het verhaal dat de Fransen, toen het Gouvernement werd gebruikt als militair hospitaal, via een luik hun doden in het water wierpen. De lengte is 100 meter. Op 11 december 1966 stortte de fundering van de Statenzaal in, precies boven het Hellegat. Na herstel (zie draagconstructie van beton) werd de Statenzaal heropend (16 juni 1967).

Peter Verhagen in De Binnendieze van ’s-Hertogenbosch (blz. 189) Het Hellegat is met een lengte van 100 meter weliswaar de kleinste maar evenwel de meest tot de verbeelding sprekende tak van de Binnendieze. Het verhaal gaat dat soldaten die in de Franse tijd in het tot hospitaal omgebouwde Gouvernement werden verpleegd en deze behandeling niet overleefden, in de Binnendieze werden gegooid. Het lijkt waarschijnlijk dat het

Tekst: Ton Graus, foto: Gerard ter Steege ter plaatse van het Gouvernement de Binnendieze is overbouwd. Dit sluit aan bij wat Van Sasse van Ysselt schrijft over de openstelling van deze in Engelse stijl aangelegd tuin voor het publiek. In het Hellegat vond op 11 december 1966 de beruchte instorting van de Statenzaal plaats. Helaas werd bij het herstel de gemetselde toog én de fundering aan één zijde in beton uitgevoerd. De bodem van het Hellegat werd tevens van een betonnen vloer voorzien. Deze wijze van herstel was tekenend voor de opvattingen in die tijd over de historische kwaliteiten van de Binnendieze. Vervanging van deze uitermate degelijk uitgevoerde betonconstructie door metselwerk was vanwege de enorme kosten niet mogelijk. De restauratie van het overige metselwerk aan funderingen, muren en togen werd uitgevoerd door het Hellegat geheel droog te zetten, wat voor bezoekers en uitvoerders van de restauratie als spectaculair werd ervaren. De Kievieten Het boek De Kievieten van Walter Breedveld vertelt het levensverhaal van Peer van Bokstel uit Cromvoirt, als stadsbaggeraar in dienst van de stad ’s-Hertogenbosch tegen een beloning van 8 gulden per week. In de danstent in Orthen krijgt hij een relatie met de struise Trui de Kieviet. Het verhaal speelt einde negentiende en begin twintigste eeuw. “Zou jij met mij het hellegat in durven varen op m’n schuit?” vroeg hij. Waar is ‘t hellegat, Peer? huiverde ze. In de stad. ‘t Is een stuk van de Diest onder ‘t huis van de gouverneur. ‘t Is er zo donker, dat ge er geen hand voor je ogen kunt zien en het krioelt er van de ratten. Voor geen millioen! Ze werd er bleek van. Ik doe het voor een kwartje en ik doe het ook voor niks als ‘t moet. In ‘t hellegat heeft zich een vent verhangen vroeger. Hij was er in gevaren met een roeiboot. Toen heeft hij in ‘t gewelf een kram geslagen.

Het krioelde van de ratten Hellegat zijn naam ontleent aan de absolute duisternis die er heerst. Deze duisternis kan er echter pas hebben geheerst vanaf 1884 toen de Binnendieze in de Gouvernementstuin werd overwelfd. Op de plattegrond van Joan Blaeu (1649) is dit gedeelte van de Binnendieze nog geheel open, terwijl op de kaart van Luit. Ing. E.G. van der Plaat (1787) alleen

8

KringNieuws maart 2009, jaargang 35 nummer 2

Een baggerman botste recht tegen ‘t lijk op. Hij schrok er zo erg van, dat ze hem regelrecht naar Reinier van Arkel hebben moeten brengen; hij is nooit meer wijs geworden. Daarom noemen ze ‘t daar nou het hellegat. D’n opzichter heeft het mij zo verteld. Tot zover een deel van het hellegatverhaal (verder gaat het over de ratten met de gloeiende oogjes om Trui angst aan te jagen).


H A Hans Smits

Aanwinst BHIC

1943–2009

Tekst en foto collega’s Binnendieze

De Binnendieze ligt verlaten, rimpelloos in het winterlicht. Een schippervriend moest ons verlaten, het anker voor het laatst gelicht

Voor de derde keer binnen één jaar moest de schippersfamilie van de Binnendieze definitief afscheid nemen van een gewaardeerde collega. Dit keer niet geheel onverwachts. Sinds het moment dat de ongeneeslijke ziekte zich bij Hans openbaarde, wist hij dat zijn horizon naderde. Op zijn geheel eigen wijze wist hij daar mee om te gaan. De rust om het leven los te laten creëerde hij door het initiatief en de regie van zijn afscheid in eigen hand te houden. Regelmatig bleef hij komen in de Molenstraat voor een praatje of om even een vaartochtje te maken. In zijn werkzaam leven is Hans lange tijd als beleidsmedewerker actief geweest binnen het politiekorps Brabant-Noord. Bij het definitieve afscheid typeerde de korpschef hem als een betrokken en nauwgezet mens. Een echte regelneef, een vraagbaak voor zijn collega’s, altijd loyaal en dé ‘bouwpastor’ van het nieuwe bureau aan de Vogelstraat. Na zijn pensionering ging zijn grote droom in vervulling. Varen op de Binnendieze. Hij was er de man niet naar om over één nacht ijs te gaan. Als hij ergens aan begon ging hij voor de honderd procent en voor kwaliteit. Dat was te merken toen hij vanaf 2005 is gaan varen. Een hobby die hij met veel passie en verve heeft vervuld. Hij was een boeiende soms breedvoerige verteller, die zijn gasten waar voor hun geld wist te geven. Tot op het laatst wist hij de vele blijken van medeleven zeer te waarderen. Velen maar zeker ook Huipje hebben hem daarbij op een geweldige wijze terzijde gestaan. In het ziekenhuis is het Binnendiezekoor nog langs geweest om hem toe te zingen. “Niet snotteren, maar zingen!” gaf hij ze mee. Met Hans verliezen wij een kleurrijke schippervriend met het hart op de goede plaats. Wij zullen zijn humor, nuchtere maar optimistische levenshouding erg missen zeker nu hij een lege plek achterlaat in het schippershonk.

Margot America

Het Brabants Historisch Informatie Centrum (BHIC) heeft een nieuwe aanwinst in ontvangst mogen nemen: het onderzoeksarchief van het Woordenboek Brabantse Dialecten. Dit is geschonken door de Letterenfaculteit van de Radboud Universiteit in Nijmegen. Het archief, dat in de Bossche locatie van het BHIC ligt en een omvang van 17 meter heeft, is geheel openbaar. De inventaris is via de website van het BHIC (www. bhic.nl/onderzoek) te raadplegen. Belangstellenden kunnen in de Bossche studiezaal ook alle delen van het woordenboek inzien.

Het archief bevat de bronnen van het project Woordenboek van de Brabantse Dialecten. Dit project ontstond in 1960 op initiatief van prof. dr. A.A. Weijnen. Het woordenboek zelf is in 33 afleveringen gepubliceerd tussen 1967 en 2005 en beschrijft de agrarische woordenschat, de vaktalen (bijv. van een diamantbewerker, molenaar of brouwer) en de algemene woordenschat van de dialecten in de provincies Noord-Brabant, Antwerpen en VlaamsBrabant. De redactie zetelde bij de Nijmeegse Centrale voor Dialect- en Naamkunde (NCDN), die later is opgegaan in de afdeling Taalwetenschap van de Faculteit der Letteren van de Radboud Universiteit Nijmegen. Belangstellenden vinden in het archief onder meer ingevulde vragenlijsten van de Nijmeegse enquête over diverse woorden in het lokale Brabantse dialect. Daarnaast verzamelde de redactie informatie over de verschillende Brabantse dialecten in de vorm van knipsels, ingezonden woordenlijsten en dialectbeschrijvingen e.d. en beheerde zij het materiaal dat in voorgaande decennia door wetenschappelijk onderzoek was vastgelegd. Zo bevinden zich ook de aantekeningen van J.M. Renders uit Woensel (opgetekend tussen 1930 en 1961) over vele verschillende Brabantse en Limburgse dialecten in dit archief. Een ander onderdeel bestaat uit de invullingen van de vragenlijsten die professor A.A. Weijnen tussen 1938-1950 verwerkte en publiceerde in de tijdschriften Brabantia Nostra en Edele Brabant. Het is dus deels ook zijn persoonlijke archief.

KringNieuws maart 2009, jaargang 35 nummer 2

9


B

Bouwstijlen: Expressionisme

Greep men met de Heroriëntatie of historiserende bouwstijl terug op meer traditionele waarden uit de barok, het classicisme en de renaissance, het expressionisme (1910-1930) was primair een reactie op het rationalisme van Berlage c.s. Met name de buitenzijde van de huizenblokken en gebouwen ging men expressief vormgeven. De vormgeving werd belangrijker geacht dan de functionaliteit.

Ton Graus en Jan-Hein Schutselaars In Amsterdam werden huizenblokken, straatwanden en hele buurten in deze stijl opgetrokken. Vandaar dat deze bouwstijl meestal aangeduid wordt met ‘Amsterdamse School’. Het bureau van Ed. Cuypers -de bouwer van het station van 1896 in ’s-Hertogenbosch- herbergde een aantal architecten, die varianten van deze stijl ontwikkelden. De meest uitbundige variant gaat richting Art Deco (bijvoorbeeld het Tuschinski-theater in Amsterdam); ingegeven door de economische crisis ontwikkelde zich het ingetogener zakelijk expressionisme. Kenmerken – Veelal een (gewapend) beton-skelet met expressieve, plastische vormen in een grote variatie van ritme en volumes; daar omheen een bakstenen bekleding als wijd overkleed geplooid. – Bijzonder gebruik van baksteen met staand metselwerk en veel vertandingen. – Golvende gevels en lange, soms bijna verticaal staande pannendaken. – Uithangende laddervensters en driekwart ronde torenvormige erkers met glas-in-loodramen. – Veel smeedwerk en beeldhouwwerk. – Kozijnen van zware afmetingen met veel roedenverdelingen en kleine ruitjes. – Accent op decoraties door middel van siermetselwerk, gietijzer en natuursteen. – Woningen veelal samengevoegd in een bouwblok met bloembakken, tuinmuurtjes en hekwerken ‘in stijl’.

10

KringNieuws maart 2009, jaargang 35 nummer 2


T

Toon Festival Klassieke en actuele kamermuziek

Redactie

Van 19 tot en met 22 maart 2009 vindt in Muziekcentrum De Toonzaal aan de Prins Bernhardstraat 4-6 te ’s-Hertogenbosch het tweede Toon Festival Brabant plaats. In tegenstelling tot andere kamermuziekfestivals in ons land is dit festival geconcentreerd rond een blazer, namelijk klarinettist Lars Wouters van den Oudenweijer. Met zeven concerten in vier dagen zorgt het festival voor een soepele overgang van de melancholische winter naar het bruisende voorjaar. Veel fantastische musici van Nederlandse bodem brengen repertoire uit overwegend de eerste helft van de 20ste eeuw. In het gevarieerde programma – met werken van onder anderen Willem Pijper, Paul Hindemith, Aaron Copland en Igor Stravinsky - krijgen de werken van de componist Darius Milhaud (ooit de vrolijkste componist van Europa genoemd) een extra accent. Gespeeld worden zijn aanstekelijke (eerste) Symphonie de Chambre - bijgenaamd Le Printemps - en het zelden uitgevoerde Concert de Chambre. Kinderen kunnen op zondagochtend genieten tijdens het familieconcert met het muzikale sprookje Het Dappere Kleermakertje van de Gebroeders Grimm. De musici die tijdens het Toon Festival hun opwachting maken behoren zonder uitzondering tot de top van musicerend Nederland. Voor meer informatie: www.toonfestivalbrabant.nl

Voorbeelden De in 1944 vernielde Wilhelminabrug met sculpturen van Hildo Krop -aan de Hekellaan zijn nog enkele beeldhouwwerken daarvan op de stadsmuur terug te vinden- was een voorbeeld van deze bouwstijl. De Ruckertbrug over de Aa in de Van Berckelstraat met zijn karakteristiek metselwerk en smeedijzeren lantaarns is in de expressionistische stijl gebouwd. Twee woonblokken van de architect E. Nijsten uit Vught zijn te vinden aan de Parklaan (1-4) en de Enckevoirtstraat (26-28). Het pand Smalle Haven 135139A van A. Aronsohn. De Nutsschool aan de Van der Does de Willeboissingel van K.C. Suijling en het woonblok Emmaplein 6-22 van H.W. Valk.

KringNieuws maart 2009, jaargang 35 nummer 2

11


B

Bijzonder Bastionder Tekst: Nik de Vries, foto’s Ellie de Vries en Gerard ter Steege

“Ik zal maar niet proberen de opbouw van de vestingwerken van ’s-Hertogenbosch te bespreken: er zit geen enkel systeem achter. Het is een vreemdsoortig samenraapsel van elementen door steeds andere handen aaneengebreid, al naar gelang het doel dat men voor ogen had en de periode waarin men werkte.” Aldus een Franse militair na inspectie in 1795 van de Bossche vestingwerken. Nu is er opnieuw bijgebouwd: op en onder bastion Oranje verscheen het Bastionder, een bijzondere ruimte waarin onder andere de Boze Griet tentoongesteld is. Daar vertellen de schippers en stadsgidsen van de Kring hun verhaal over de vestingwerken. Tijd om bij te praten met Marlène van Gessel, architecte van Van Roosmalen Van Gessel architecten, en Eric van de Wetering, projectleider bij bouwbedrijf De Bonth van Hulten. Vanaf 1998 verschenen in ’s-Hertogenbosch enkele rapporten over de vestingwerken van de stad. Daarvoor waren er al veel onderzoeken verricht naar de technische staat van de muren, bastions en wat al niet meer te doen is met de vestingwerken. Na het gereedkomen van de restauratie van de Binnendieze ontstond bij het gemeentebestuur het plan de vestingwerken meer voor het voetlicht te brengen. De vraag was alleen: hoe? Enkel de muren opknappen leek te saai en daarvoor krijg je de handen niet op elkaar. Door een werkbezoek van de afdeling BAM van de gemeente ’s-Hertogenbosch aan het Rijksarchief in Maastricht, waar het archief in een gerestaureerde kerk met kloostergebouwen en ondergrondse nieuwbouw is ondergebracht, kwam Marc van Roosmalen, de architect van het Rijksarchief in beeld.

Aanvankelijk wilde men, na archeologisch onderzoek en inventarisatie, bastion Oranje laten zoals het is, een groen parkje met uitzicht over het Bossche Broek. Aan de andere kant vormde juist die ligging aan het Bossche Broek en een stadsmuur en rondeel net onder het maaiveld en het kanon, dat uniek is, maar beschermd moest worden tegen wind- en weersinvloeden, een ideale plaats. En zo is het idee van het Bastionder geboren. Het is alsof de aarde opgetild is, waarbij het doorzicht maximaal is gehouden. Daardoor kan ook iemand zonder bootkaartje naar binnen kijken. De plaats is bewust wat verder van de steiger gekozen, waardoor de varende gasten op weg erheen een mooi uitzicht over het Bossche Broek hebben.

Aan de slag De architecten maken het plan, er wordt een bestek opgesteld, aannemers schrijven in en daarbij komt De Bonth van Hulten als laagste inschrijver naar voren. “Zo, en niet anders is het gegaan,” aldus Eric van de Wetering. Hij mag het project gaan leiden. Marlène van Gessel vult aan: “Er was inmiddels de nodige expertise, zowel bij ons als bij de aannemer, door de restauratie van de Zuidwal. Je leert als het ware de muren lezen en dat is erg belangrijk.”

Niets staat re Informatiecentrum In het rapport Van Hekel tot Hekel is sprake van een informatiecentrum op de plaats van het oude stoomgemaal aan de Groote Hekel. Dat gaat er in de toekomst komen, maar er is nu een extra ruimte gecreëerd: het Bastionder. Daar wordt informatie over de vesting gepresenteerd.

12

KringNieuws maart 2009, jaargang 35 nummer 2

Het uitgangspunt bij het ontwerp was sappeurswerk: zoals sappeurs ooit de vesting aanvielen door het graven van loopgraven en gangen om zo de vesting te kunnen benaderen, zo ging men ook hier aan de slag. Daarbij stuitte men op muren en wortels van bomen: dat zijn vaste gegevens. Soms ook kwamen er verrassende zaken tevoorschijn, bijvoorbeeld een poortje, waarvan men het bestaan wel vermoedde, maar het zat op een onverwachte plaats.


maatvoering van het dak een koud kunstje konden we het beton van het dak in het werk storten.” Het beton is door en door okergeel gekleurd. Er was enige zorg hoe het er in het groot uit zou zien, maar dat heeft goed uitgepakt. Ook de cortenstalen afwerking heeft men bewust in het zicht gelaten. “Daardoor doet alles mee en worden het gebouw en de omgeving als het ware naar elkaar getrokken. Het dak wordt uiteindelijk groen met krokussen en gras,” vertelt Marlène nog.

Aan de bomen en de historische muren wilde men zo min mogelijk doen: de ondergrond moest zo min mogelijk verstoord worden en de bomen moesten intact blijven. “De zomerlinde op 3 meter van het gebouw en dan 6 meter de diepte in, dat vereiste een technisch hoogstandje van onze mensen,” vertelt Eric. Belangrijk bij het ontwerp was ook het uitzicht over het Bossche Broek. Het Bastionder moet het idee geven dat je als bezoeker kijkt in de richting van Vught: daar zat indertijd de vijand en die moest daar blijven. Uitdaging “De grootste uitdaging was het werk op zich: niets staat recht, alles staat scheef. De bestaande muren zijn een gegeven; daarna werd het een driedimensionale puzzel van schuine wanden. Daarom is het geheel uitgetekend in een 3D-programma. Daarvan werden 2D-tekeningen gemaakt en aan de hand daarvan werd een model gebouwd: als dat lukt, kan het buiten in het echt ook,” legt Eric nuchter uit. Het ontwerp werd verder aangepast aan de

echt, alles staat scheef gegevenheden. “Bij een boom als de grote zomerlinde kun je niet goed bouwen. Je mag de wortels niet beschadigen. Dus hebben we de trap daar gepland die meedraait met de wortels,” aldus Marlène. “Bovendien kun je door dit ontwerp goed zien hoe de vesting gegroeid is.” Het dak ziet er spectaculair uit. “Toch was het een van de simpelste dingen die we gedaan hebben. Toen de muren en de staalconstructies eenmaal stonden, was

Topper Voor de architecten was het Bastionder een topper om aan te werken. In 2002 al is het schetsontwerp voor het Bastionder genomineerd voor de prestigieuze Schreuderprijs. Ten opzichte van het werk aan de Kruisbroedershekel is er nu nog meer expertise. Daar werd gezegd: er zou een muur kunnen liggen en die werd ook gevonden; al werkend werd het ontwerp van de muurkamer definitief. Hier wisten architecten en aannemer meer, waardoor eerst het ontwerp afgemaakt kon worden. Daarna ging men pas over tot de uitvoering van het werk. Bosschenaren en bezoekers kunnen inmiddels trots zijn op een nieuw hoogstandje van architectuur. Het Bastionder laat zien hoe het oude en het nieuwe mooi gecombineerd kunnen worden. Het is nu aan de schippers en de stadsgidsen van de Kring ermee aan het werk te gaan. Straks meren de schippers hun bootjes aan en wandelen de stadsgidsen naar bastion Oranje. Daar laten ze hun gasten een totaal nieuwe presentatie zien, specifiek gemaakt voor het Bastionder. Dat wordt een unieke ervaring.

KringNieuws maart 2009, jaargang 35 nummer 2

13


V

Vleermuizen in de stad Tekst en foto’s: Gerard ter Steege

Vrijwel iedereen heeft wandelend in de stad wel eens een vleermuis gezien. In de avondschemering komen ze te voorschijn in parken en tuinen om achter muggen en andere insecten aan te jagen. De gewone dwergvleermuis verblijft in de zomer vooral in spouwmuren of onder dakbeschot. Vleermuizen roepen bij veel mensen vervelende gedachten op. Zo zouden vleermuizen in je haren vliegen en allerlei ziektes verspreiden. ‘Onbekend maakt onbemind’ gaat zeker op voor vleermuizen. Vleermuizen zijn zoogdieren met vleugels. De ‘vleugel’ of vlieghuid is tussen arm en vingers gespannen en loopt door naar de achterpoten. Ook de staart is in de vlieghuid opgenomen, alleen de duimen en de voeten zijn vrij. Als ze niet vliegen, kunnen vleermuizen hun vleugels helemaal inklappen. Vleermuizen vormen binnen de Klasse der zoogdieren een grote groep (Orde), op dit moment zijn ongeveer 1100 soorten bekend. Vleermuizen komen over heel de wereld voor met uitzondering van de poolgebieden. Alle Nederlandse vleermuissoorten zijn insecteneters. Een vleermuis moet om te overleven per nacht een kwart tot een derde van zijn lichaamsgewicht aan insecten eten. Één enkele watervleermuis kan in de zomerperiode ruim 40.000 muggen opeten. Bij het jagen vangen vleermuizen de insecten meestal in de vlucht en gebruiken daarbij hun vleugels of staartvlieghuid als vangnet.

Ecolocatie De grillige manier van vliegen van vleermuizen is een gevolg van het achtervolgen van hun prooien. Vleermuizen jagen in de avondschemering en nacht. In de nacht is er minder concurrentie en hebben ze minder te vrezen van roofdieren. Om in het donker op insecten te kunnen jagen hebben vleermuizen aan alleen hun ogen niet genoeg, ze ‘kijken’ ook met hun oren. Ze maken een kort klikgeluidje en wachten daarna op de echo. We noemen dit echolocatie. Een vleermuis krijgt per jaar maar één jong. Maar bijvoorbeeld de dwergvleermuis kan wel ongeveer 16 jaar oud worden. In Nederland worden vroeg in de zomer de jonge vleermuizen geboren. Vervolgens wordt het jong zo’n vier weken lang gezoogd. In augustus breekt voor veel vleermuizen de paartijd aan. Bij de gewone dwergvleermuis en rosse vleermuis vertonen de mannetjes dan baltsgedrag. Door een lokroep te laten horen probeert een mannetje vrouwtjes te lokken. Andere soorten, zoals de watervleermuis, paren vooral in de winterperiode. In het najaar bereiden vleermuizen zich voor op de winterslaap door hun vetreserves aan te vullen. De meeste soorten zoeken aan het eind van de herfst de winterslaapplaats op, waarvoor vaak een grotachtige plek wordt gebruikt. Naast de mergelgroeven in

14

KringNieuws maart 2009, jaargang 35 nummer 2

Limburg komen in ons land hiervoor ook oude forten en ijskelders in aanmerking. En natuurlijk de Binnendieze. De winterslaap is een van de opmerkelijkste eigenschappen van vleermuizen, die warmbloedig zijn. Verstoring van vleermuizen tijdens de winterslaap kan gevaarlijk zijn. Te vaak wakker worden kan teveel energie kosten. De duur van de winterslaap varieert per soort en per individu. De winterperiode is wel de uitgelezen periode om de populatie vleermuizen in bekende vleermuisverblijven vast te stellen. In onze stad zijn dat bijvoorbeeld de Judastoren, de Binnendieze en bij het Engelermeer. In 1994 raakte Peter Twisk van de vleermuiswerkgroep Noord-Brabant betrokken bij het beheer van de Binnendieze. Op zijn aandringen werd tijdens de restauratie al rekening gehouden met vleermuizen door holle stenen in het metselwerk op te nemen. Later zijn zelfs stenen voorzieningen in de vorm van een vleermuis aangebracht.


A

Archeologie

Vleermuistellingen De belangrijkste vleermuizen bij de Binnendieze zijn de grootoor-, de water- en de gewone dwergvleermuis. Sinds 1994 worden ieder jaar in de winterperiode tellingen uitgevoerd op de Binnendieze. Met een speciale vergunning gaan enkele leden van de vleermuizenwerkgroep Noord-Brabant onder leiding van Peter Twisk voorzichtig te werk om het aantal vleermuizen vast te kunnen stellen. Met de gemeenteboot vaart Leo Valentijn het kleine gezelschap kundig langs de plaatsen waar vleermuizen worden verondersteld. Met grote lampen worden de kastjes, spleten of holle stenen slechts een moment aangeschenen. Vanuit hun ervaring kunnen de tellers in ‘no time’ de soort en het aantal vaststellen. “Slechts bij hoge uitzondering nemen wij een bezoeker mee,” zegt Peter. “Wij willen ons telwerk in alle rust kunnen verrichten. De vleermuizen moeten daarbij zo min mogelijk worden gestoord. Bovendien ziet de leek nog niet een fractie van wat wij zien. Dit jaar hebben we 65 vleermuizen geteld. 61 dwergvleermuizen en 4 watervleermuizen. De meeste zijn aangetroffen in de Verwersstroom onder de V&D. De temperatuur is daar constanter met een hoge luchtvochtigheid en weinig tocht.”

Alle gegevens over de vleermuizen en de tellingen wordt verzameld door de Vleermuizenwerkgroep Nederland (VLEN) in samenwerking met de Zoogdiervereniging VZZ. Dit platform is in 1952 opgericht voor iedereen met belangstelling voor zoogdierkunde en zoogdierbescherming. Deze vereniging is een professionele organisatie voor mensen die actief kennis verzamelen, ontwikkelen en uitdragen. Het doel is de actieve bescherming van zoogdieren en hun leefgebieden. Meer informatie is te vinden op: www.vleermuis.net

Werkgroep Archeologie

Gezocht: Mensen die geïnteresseerd zijn in archeologie en die bereid zijn de archeologische belangen van de Kring Vrienden van ’s-Hertogenbosch te behartigen. Dit in een samenwerkingsverband met de afdeling Bouwhistorie, Archeologie en Monumenten van de gemeente ’s-Hertogenbosch. De op te richten werkgroep Archeologie heeft een optimale mix van “doeners en denkers”. Iedereen die, in de breedste zin van het woord, belangstelling heeft voor archeologie is van harte welkom. Geïnteresseerden kunnen zich aanmelden via e-mail: algemeen@kringvrienden.nl t.a.v. werkgroep Archeologie.

Doelstelling: Het behartigen van de archeologische belangen in de stad ’s-Hertogenbosch. Werkwijze: Signalering (ogen en oren van de archeologie), belangenbehartiging (geweten van de archeologie), meewerken (doeners en denkers) en zichtbaar maken van archeologie (kweker van draagvlak). Activiteiten: Opzetten en enthousiasmeren van de werkgroep door kwartiermaker Werven werkgroepleden (circa 10). De werkgroep is op zoek naar een voorzitter, secretaris/ penningmeester en leden. Nagaan stand van zaken, bepalen wat nog te doen, taken verdelen Opstellen samenwerkingsdocument met de afdeling Bouwhistorie, Archeologie en Monumenten van de gemeente ’s-Hertogenbosch. Onderhouden contacten met onder andere werkgroep Bouwplannen en werkgroep Openbare Ruimte via het KMC Kennis(deel)centrum. Onderhouden contacten en kennisuitwisseling met contactpersonen archeologie van Brabants Heem. Informatie Via: Kringhuis Lobardpassage 14 & Postbus 1162, 5200 BE Contact ’s-Hertogenbosch Tel 073-6135098 Fax 073-6146021 Per e-mail: algemeen@kringvrienden.nl t.a.v. werkgroep Archeologie

KringNieuws maart 2009, jaargang 35 nummer 2

15


4

450 jaar bisdom ’s-Hertogenbosch (1)

Dit jaar is het 450 jaar geleden dat paus Paulus IV met de bul Super Universas drie nieuwe kerkprovincies in de toenmalige Nederlanden oprichtte: Utrecht, Mechelen en Kamerijk. Bij die gelegenheid werd ook een aantal nieuwe bisdommen in het leven geroepen waaronder het bisdom ’s-Hertogenbosch,dat bij de kerkprovincie Mechelen hoorde. Later in 1853 bij het herstel van de bisschoppelijke hiërarchie in Nederland werd het bisdom toegevoegd aan de Utrechtse kerkprovincie. Aan de hand van dr. J. Peijnenburg, oud-archivaris van het bisdom, gaan wij door de geschiedenis van het bisdom. In deze eerste aflevering de periode tot 1853.

Christendom In de loop van de eeuwen is het christendom uitgegroeid tot één van de grootste en belangrijkste wereldgodsdiensten. Een godsdienst waarvan de oorsprong ligt bij de kruisdood en verrijzenis van Jezus Christus. Jezus is de zoon van God de Vader, die de mensen begeleidt op aarde en een vooruitzicht geeft op het hiernamaals. In het begin was deze godsdienst aantrekkelijk voor de armen en onderdrukten, maar de aantrekkingskracht groeide vanwege de goede structuur. De grootte van het Romeinse Rijk zorgde voor een snelle verspreiding van het geloof door Romeinse ambtenaren, soldaten en kooplieden. In 380 werd het christendom door keizer Theodosius verheven tot staatsgodsdienst. Na de val van het Romeinse Rijk trokken de christelijke missionarissen ook naar de Germaanse gebieden. Sint Servatius wordt in de 4de eeuw ‘de eerste bisschop van Nederland’. Voor de kerk in Brabant gaan we terug naar de 8ste eeuw toen Lambertus en later Hubertus vanuit Luik in deze gebieden het christelijk geloof verkondigden. In dezelfde tijd was Sint Willibrord al actief vanuit de noordelijke Nederlanden. Reformatie Aan het eind van de 12de eeuw maakte de Meierij van ’s-Hertogenbosch deel uit van het hertogdom Brabant. Kerkelijk gezien behoorde dit gebied al sinds de jaren 700 tot het gebied van het bisdom Luik. Dit was zeer tegen de zin van de hertogen van Brabant. De grens tussen de bisdommen Luik en Kamerijk liep dwars door hun land. In het oosten van hun hertogdom hadden zij te maken met de prins-bisschop van Luik. Deze bisschop bezat zowel het kerkelijk als het wereldlijk gezag. Alle pogingen om hier verandering in aan te brengen mislukten tot in de 16de eeuw. In die eeuw was een godsdienstige beweging ontstaan mede onder invloed van Maarten Luther en Johannes Calvijn. Deze beweging staat bekend als de reformatie. De reformatie beoogde de katholieke kerk van binnenuit te hervormen door misstanden

16

KringNieuws maart 2009, jaargang 35 nummer 2

Gerard ter Steege en Geert Donkers aan de kaak te stellen. Vooral door de boekdrukkunst kon de aanhang van de hervormingsgezinden snel groeien. In het boek Lof der zotheid uitte Erasmus zijn verontwaardiging en kritiek op de geestelijkheid maar veel minder op het katholieke geloof. De katholieke leiders daarentegen wezen de reformatie af en bestreden de nieuwe beweging. De katholieke vorsten onder leiding van de jonge keizer Karel V hielpen de bisschoppen bij het bedwingen van deze beweging. Concilie Als reactie op de reformatie riep paus Paulus III het concilie van Trente bijeen (1545-1563). Het concilie had tot doel de misstanden en misbruiken binnen de katholieke kerk aan te pakken. Over de betwiste geloofspunten moest het duidelijkheid geven. Dit concilie wordt beschouwd als de start van de contrareformatie. De priesteropleidingen werden verbeterd, misstanden aan de kaak gesteld, de invloed op het onderwijs vergroot en met geloofspropaganda werd de protestantse ‘ketterij’ bestreden. Een belangrijk probleem hierbij vormden de zeer grote bisdommen, die historisch gegroeid waren en nauwelijks waren te controleren. Het prinsbisdom Luik besloeg zo’n enorm gebied en was daardoor nagenoeg onbestuurbaar. Het was onder meer Sonnius die bij paus Paulus IV pleitte voor een nieuwe indeling van Luik in kleinere en overzichtelijke bisdommen. Op 12 mei 1559 besloot de paus tot de oprichting van een


Vlaamse, een Waalse en een Gelderse kerkprovincie. In het verlengde hiervan werd ook het bisdom ’s-Hertogenbosch opgericht als onderdeel van het Vlaams aartsbisdom Mechelen. Een bisdom dat zich uitstrekte over de Meierij van ’s-Hertogenbosch, de Langstraat, de Bommelerwaard en een gedeelte van de Belgische Kempen. Op 10 maart 1561 werd Franciscus Sonnius benoemd tot de eerste bisschop van het nieuwe bisdom ’s-Hertogenbosch. Sonnius Franciscus Sonnius werd als Frans van de Velde in 1507 geboren te Son. De naam Sonnius, die hij later voerde, heeft betrekking op zijn geboorteplaats. Hij stamde uit een rijke boerenfamilie die meerdere geestelijken heeft voortgebracht. Zijn benoeming tot bisschop wordt algemeen beschouwd als een beloning voor zijn inspanningen voor een nieuwe kerkelijke indeling in de Nederlanden. De nieuwe bisschop ondervond bij zijn aantreden veel oppositie. Verzet van de adel, verzet van abdijen en verzet vanuit Luik. Het ontstaan van het bisdom viel niet bepaald onder een gelukkig gesternte. In 1566 vernielden beeldenstormers het interieur van de Sint-Jan. In 1569 besloot de bisschop de zielzorg in de stad ’s-Hertogenbosch te verdelen in vier parochies: de Sint-Jan, de Sint-Pieter, de Sint-Jacob en de SintCatrien. Juist toen de zaken in het bisdom beter leken te gaan, werd Sonnius in 1570 benoemd tot bisschop van Antwerpen en opgevolgd door Laurens Metsius. Deze tweede bisschop heeft het bisdom opgedeeld in tien dekenaten met 194 parochies en hoopte hiermee het pastoraat te verbeteren. Metsius werd later opgevolgd door Masius, die evenals de latere Zoesius en Ophovius poogden de Bossche kerk op te bouwen in de geest van het Concilie van Trente. Ophovius Ondertussen was de politieke situatie steeds onduidelijker te worden. Filips II probeerde in de Nederlanden het protestantisme uit te roeien. De Spaanse inquisitie zorgde daarbij voor veel doodvonnissen tegen ‘ketters’. In 1567 kwamen de protestanten in opstand, waarop Filips II een leger onder leiding van de hertog van Alva stuurde: het begin van de Tachtigjarige Oorlog. De stad ’s-Hertogenbosch lag voortdurend in de frontlinie en werd diverse malen belegerd door de Staatse troepen. In 1629, toen stadhouder Frederik Hendrik de stad belegerde, was de Bosschenaar Michaël Ophovius hier bisschop. Tijdens dat beleg heeft Ophovius het de toenmalig gouverneur Van Grobbendonck kwalijk genomen dat hij niet had gezorgd voor meer voorraden aan eten en munitie. Dit was een belangrijke reden

waarom de stad niet langdurig was te verdedigen. In tegenstelling tot Ophovius nam daardoor het aanzien bij de bevolking voor Van Grobbendonck meer en meer af. Toen op 14 september het overgaveverdrag werd ondertekend was Ophovius één van de ondertekenaars.

Vanaf dat moment maakte een protestantse minderheid de dienst uit in de stad. De stad kwam onder het Staatse (protestantse) bewind. Voor de katholieken brak een periode aan waarin het geloof werd getolereerd maar niet erkend. De meeste burgers bleven wel trouw aan de katholieke godsdienst. In het geheim werden in de stad bijeenkomsten georganiseerd in schuur- en schuilkerken. Met de komst van de Fransen aan het eind van de 18de eeuw kwam er weer meer godsdienstvrijheid. De Bossche Sint-Janskerk kwam weer in katholieke handen en een herstel van het kloosterleven werd mogelijk. In 1853 kreeg ’s-Hertogenbosch na bijna twee eeuwen weer een eigen bisschop. In het volgende nummer van het KringNieuws gaat het over de periode vanaf 1853 tot heden. Een periode van opbouw van de kerk zoals die tot 1960 bestaan heeft. De kerk van Zwijsen en Bekkers. Maar ook de periode van secularisatie, de afname van de invloed van de kerk op het maatschappelijke leven en de ontkerkelijking. Bron: Zij maakten Brabant katholiek

KringNieuws maart 2009, jaargang 35 nummer 2

17


B

Bewakers van het Bossche culturele erfg Een serie artikelen over de werkgroepen van de Kring die samen het Kenniscentrum (KC) vormen

In 1995 nam het toenmalige bestuur van de Kring Vrienden van ’s-Hertogenbosch en de aan de Kring verbonden Stichting Binnendieze het initiatief tot de aanzet van een samenhangende visie op de toekomst van de Binnendieze. Het nodigde daartoe een aantal deskundige personen uit, om à titre personel en tezamen na te denken over deze toekomst. De uitgenodigde personen waren voor het merendeel geen lid van de Kring Vrienden en hadden geen primaire binding met de Binnendieze. In beginsel stonden zij ongebonden ten opzichte van het onderwerp. De groep personen was multidisciplinair samengesteld: Jan van der Eerden (architect), Joep van de Griendt (Stichting Binnendieze), Wim Harmsen (econoom), Alma Kennis (landschapsarchitect), Jan Kleyne (Kring, voorzitter), Peter Ligtvoet (stedenbouwkundige), Renate van de Weijer (historicus) en Marius van den Wildenberg (architect). September 1995 werd met de werkzaamheden gestart: de eerste Werkgroep Binnendieze was een feit.

onderdoorgang Visstraat

De opdracht aan de werkgroep luidde om na te denken over de toekomst van de Binnendieze en daarbij aandacht te schenken aan: – het unieke karakter van dit cultuurhistorische element als één van de tijdslijnen waarlangs de geschiedenis van de stad ’s-Hertogenbosch zich laat lezen; – de stedenbouwkundige aspecten en gebruiksmogelijkheden van de Binnendieze als architectonisch element in de ontwikkeling van de binnenstad; – de toeristische aspecten en gebruiksmogelijkheden van de Binnendieze als vaarwater. Oktober 1996 kon de werkgroep haar bevindingen aan het bestuur van de Kring en de gemeentelijke politiek aanbieden, in de vorm van een visierapport onder de titel De Binnendieze: wél vaart of vaart wel? Na een informatieavond en tentoonstelling in de kelders van het Mariënburgklooster, werd de werkgroep opgeheven. Nieuwe werkgroep Het nadenken over de toekomst van de Binnendieze bleef actueel, ook na de opheffing van de eerste werkgroep. In 1998 vond, na een oproep van het bestuur van de Kring, een ‘doorstart’ plaats: er werd een nieuwe Werkgroep Binnendieze opgericht, met als voorzitter Henry van Valkenburg. Een belangrijke doelstelling van de huidige werkgroep is het bewaken en versterken van de cultuurhistorische waarden van de Binnendieze. Daarnaast heeft de werkgroep zich ten doel gesteld om actief mee te denken in die ruimtelijke ontwikkelingen, waarbij de Binnendieze op

18

KringNieuws maart 2009, jaargang 35 nummer 2

een of andere wijze in beeld is of kan komen. Verder beschouwt de werkgroep het thema water in en direct om de vesting als onderdeel van het takenpakket. De werkgroep wil actief meedenken in zaken die betrekking hebben op het toeristisch varen op onze stadsrivier en de daarmee in verbinding staande waterlopen. Ten aanzien van het gehele ruimtelijke beeld van de historische binnenstad, beschouwt de Werkgroep Binnendieze zich als een integrerende werkgroep, waarbij de Binnendieze als een bindend element opgevat wordt.

Activiteiten De werkgroep heeft meegewerkt aan de nota Varen in en onder ’s-Hertogenbosch, een visie op het toeristisch varen op de Binnendieze (2005). Enkele belangrijke conclusies: het vergroten van het vaarnetwerk door de uitbouw van de Binnendieze op het GZG-terrein; het realiseren (op termijn) van drie Diezehuizen met ieder een eigen thema; het aanbieden van een herkenbare verscheidenheid aan vaarmogelijkheden in combinatie met museumbezoek en wandelingen; het gezamenlijk bewaken van de vereiste kwaliteit van het varen op de Binnendieze. Twee werkgroepleden maken deel uit van de klankbordgroep Vestingwerken. Hierbij worden bij de uitvoering van de restauratie van de vestingwerken die zaken bewaakt, die te maken hebben met de Binnendieze, vaarmogelijkheden op binnen- en buitenwater en de voorzieningen die daartoe getroffen worden. Gaande het proces van de herinrichting van het GZGterrein, hebben de Werkgroepen Binnendieze en Openbare Ruimte voorgesteld om in het toekomstige


goed (4) Werkgroep Binnendieze Tekst: Ed Hupkens, foto’s: Gerard ter Steege in het zicht te brengen – gecombineerd met eventueel een opstapplaats – is het deel van de Verwersstroom onder het voorplein van het Noordbrabants Museum. De samenwerking met de gemeente is op een hoog peil gekomen. Dit in tegenstelling met het verleden, waarbij het vaak ging om het bestrijden van gemeentelijke plannen; er bestond een wederzijds wantrouwen. Dat laatste is voorbij. Nu wordt met de gemeente samengewerkt in gemeenschappelijke werkgroepen en klankbordgroepen; de wederzijdse reacties zijn erg positief. De relatie met het vaarbedrijf van de Stichting Binnendieze was niet altijd optimaal. De toenmalige leiding was bang, dat de werkgroep zich met de dagelijkse praktijk van het varen wilde bemoeien. Dat was en is de werkgroep absoluut niet van plan. Naar aanleiding van een notitie is een nieuwe en sterk verbeterde vorm van samenwerking met het vaarbedrijf tot stand gekomen. De werkgroep is thans bezig met een aantal onderwerpen: GZG-terrein en de nieuwe Binnendieze, doortrekking Groote Stroom; varen over de Zuid-Willemsvaart als de omleiding uitgevoerd is; opstapplaatsen Voldersgat, GZG-terrein en Binnenhaven; terug in het zicht brengen van de Coninxbrug; opstapplaatsen musea; visieontwikkeling toeristisch varen op korte en lange termijn; beoogde waterbouw- en bouwkundige voorzieningen ten behoeve van het varen op Binnendieze en buitenwater.

v.l.n.r.: Wim Vugs, Inge Harkema, Peter Ligtvoet, Ed Hupkens, Jeff Wessels

plan een uitbouw van de nieuwe Binnendieze op te nemen. Dit voorstel is door de huidige ontwerpers deels overgenomen. Mede door de Werkgroep Binnendieze zijn bepaalde plekken in de binnenstad bereikbaar geworden per boot. Te denken valt aan de opstapplaats voor huwelijksbootjes onder het Bestuurscentrum; de museumroute is een ander voorbeeld hiervan. De werkgroep ijvert ervoor om, daar waar mogelijk door verbouwingen, gedeelten van de Binnendieze open en weer zichtbaar te maken. Zoals dat gebeurd is bij de voormalige synagoge aan de Prins Bernhardstraat en bij het gedeelte achter het Stadskantoor. Een prachtige plek om de Binnendieze

Samenstelling De Werkgroep Binnendieze bestaat uit: Inge Harkema (voorzitter), Ed Hupkens, Peter Ligtvoet, Wim Vugs (secretaris) en Jeff Wessels. In de werkgroep heeft altijd iemand als vertegenwoordiger van de schippergidsen gezeten. In het najaar 2008 nam Erik Lamers, als representant van de schippers, afscheid van de werkgroep. De Werkgroep Binnendieze verwelkomt graag nieuwe leden. Voor meer informatie over de werkgroep en haar activiteiten kunt u contact opnemen met Inge Harkema via algemeen@kringvriendenvanshertogenbosch.nl ter attentie van het Kenniscentrum.

In deze reeks komen de volgende werkgroepen aan bod: Archeologie, Binnendieze, Bouwplannen, Empel, Het Kleine Monument, Industrieel Erfgoed, Kerken & Kloosters, Molens, Openbare Ruimte, Toponymie en Vestingwerken.

KringNieuws maart 2009, jaargang 35 nummer 2

19


S

Schermersoproer

Een historisch ingrijpende gebeurtenis in ’s-Hertogenbosch is ons overgeleverd als het Schermersoproer van 1 juli 1579. Om deze gebeurtenis te kunnen duiden moeten we terug naar de Beeldenstormen van 1566. In augustus en oktober van dat jaar raasde een furie door de stad, die vele kerken en kloosters trof. Opvallend was dat geen der vier schutterijen ingreep, noch de Oude Voetboog, noch de Jonge Voetboog, noch de Handboog, noch de Colveniers. Dit was in Brussel waar de landvoogdes zetelde en bij de Spaanse koning Filips II, hertog van Brabant, niet onopgemerkt gebleven. Om orde op zaken te stellen werd de hertog van Alva naar onze gewesten gestuurd en deze kwam zo ook, in 1567, in ’s-Hertogenbosch aan. Als eerste sanctie legerde hij een overwegend Spaans garnizoen in de stad, dat ingekwartierd werd bij de burgers. Vervolgens werden de vier schutterijen bij gebleken falen opgeheven.

De Nederlanden stonden aan de vooravond van de Opstand der (zeven) gewesten, later de 80-jarige oorlog genoemd. De belangrijkste oorzaken lagen in de centralisatiepolitiek van de Spaanse koning, die strijdig was met de rechten van de adel én de steden. In het opleggen van belastingen in plaats van het doen van ‘beden’ en in de bestrijding van aanhangers van de ‘nieuwe’ godsdienst. In de stad deelden de verschillende partijen, katholieken en protestanten, hun anti-garnizoen en daardoor anti-Spaanse opvattingen. In 1573 wordt de hertog van Alva teruggeroepen en onder diens opvolger Requesens vertrekt in september 1576, na 9 jaar, (voor korte duur) het garnizoen. Na het vertrek van Alva kregen de teruggekeerde calvinisten een toenemende invloed in de stad en ook binnen het stadsbestuur. In 1576 werden de vier oude schutterijen hersteld. Intussen hadden de calvinisten een keurkorps opgericht om taken van het garnizoen over te nemen, het Schermersgilde. De interne strijd in de stad, die toen gevoerd werd over de keuze vóór of tegen de Opstand ging gepaard met vele escalaties en incidenten.

20

KringNieuws maart 2009, jaargang 35 nummer 2

Ton Graus Op 1 juli 1579 kondigt het stadsbestuur van ’s-Hertogenbosch vanaf het bordes van het stadhuis op de Markt het toetreden tot de Unie van Utrecht af en het heeft dus daarmee partij gekozen voor de opstandige gewesten. Bij die afkondiging wordt het Schermersgilde beschoten en er breekt een gevecht uit tussen de schutterijen met 40 doden en 120 gewonden als bedroevend resultaat. In de stad vindt een omslag plaats. Farnese, prins van Parma, verovert Maastricht en laat de stad plunderen. Een reële dreiging, die ook ’s-Hertogenbosch kan overkomen. Het Schermersgilde wordt ontbonden; de gereformeerden ontvluchten de stad. Het bestuur kiest voor de Unie van Atrecht, dus voor de Spaanse koning, dus voor het katholicisme. De gevolgen zijn zeer ingrijpend. Duizenden inwoners verlaten de stad en trekken naar veiliger geachte oorden. Door de keuze raakt men in oorlog met de Zeven Gewesten, uiteindelijk resulterend in de verovering van de stad vijftig jaar later in 1629 met de langdurige status van generaliteitsstad. De stad maakt een sterke economische teruggang door.


WC Werner Weissmann

Carnaval

1938-2009

Collega’s stads- en torengidsen

De redactie, foto Gerard ter Steege

Het carnaval ligt al weer even achter ons. Een geslaagd volksfeest dat zich afspeelde onder gunstige weersomstandigheden. Zowel tijdens de intocht van de Prins, bij de Grote optocht als bij de Kinderoptocht was de belangstelling weer ouderwets druk en vooral gezellig. De vele muziekskes zorgden voor een onvervalste carnavalssfeer

Geheel onverwachts bereikte ons eind januari het droeve bericht dat Werner van ons is heengegaan. Een geboren Bosschenaar met een grote belangstelling voor zijn stad. Zijn ’s-Hertogenbosch met al zijn pracht en praal. De stad van het Bourgondische leven en waar volgens de traditie van carnaval iedereen gelijk is ‘of ge nu arm of rijk bent’. Nadat Werner in 2000 zijn bedrijf WKS Projectinrichters B.V. had overgedragen aan zijn zoon, ging hij het rustiger aandoen. Geleidelijk wist hij zijn aandacht te verleggen van het werk naar zijn stad. Maar er was meer! Ruim veertig jaar is Werner ook lid geweest van de automobielclub De Hertogrijders waar hij een gedreven bestuurder en organisator van de Radio-Rally’s en Hots-Knots-Ritten was. De liefde voor zijn stad bracht hem ertoe de cursus Boschlogie te gaan volgen. Daarna meldde hij zich aan bij de Kring om in 2000 te beginnen met de opleiding tot stadsgids. Nadat hij deze succesvol afgesloten had, brak de tijd aan om zijn kennis van de stad over te dragen aan anderen. Regelmatig gidste hij met bezoekers door de stad. Het duurde niet zo lang of hij werd ook ingeroosterd voor de Vesting- en de Paleiskwartierwandelingen. Een gewaardeerde stadsgids, die vele jaren ook nog de toren van de SintJan heeft beklommen. Enkele jaren geleden kreeg hij fysieke problemen wat hem noodzaakte het rustiger aan te doen. Maar wandelen met bezoekers door de stad bleef zijn grote hobby. Alleen het beklimmen van de toren liet hij daarna aan anderen over. Werner was nauw betrokken bij het wel en wee van de Kring. Nooit werd er tevergeefs een beroep op hem gedaan. Dit jaar was hij ook weer bezig met de cursus Jeugdboschlogie. Enkele dagen voor zijn overlijden ging hij nog bij de planners langs met de opmerking: “Je kunt me gerust blijven inplannen voor stadswandelingen”. Helaas is daar niets meer van terecht gekomen. Werner was een ‘no nonsens’ gids, een fijne collega en een oprecht mens. Wij zullen hem zeker gaan missen.

Ook de Kring was weer vertegenwoordigd bij de intocht van Prins Amadeiro X XV. De vrijwilligers van de Binnendieze hadden dit keer een ‘Elf Togentocht’ uitgezet, want ‘Oeteldonk stikte er d’n draok mee’. Het had gelukkig niet gevroren waardoor er geen ijs op de Binnendieze was te bekennen. “Dan steken wij er ‘d’n draok mee’ en gaan wij ‘klunen’ door de stad met de schaatsen om onze nek” riepen de Binnendiezers. Een toog werd daarbij meegezeuld en zelfs een controlepost was niet vergeten. Een carnavaleske groep,die niet alleen zichzelf maar ook de toeschouwers aan de kant zeker heeft vermaakt. Voor volgend jaar wordt het motto: ‘Oeteldonk, un grenzelôôs féést’. Het is weer afwachten waar de schippers dan mee voor de dag komen.

KringNieuws maart 2009, jaargang 35 nummer 2

21


D

De historische binnenstad (2)

Opgravingsput 2000 Ac

ht er

de

To lb

ru

g

t

n

di

Beschoeiïng in 12.00 - 1225 Dommel/Aa in 1200 - 1225

8B

at rkt str a Ma

oss

che

roe d

8B

en =

os sc

46.

he

00

ro e

m

de

n=

46

.0

0m

ei

h Sc

aa tr gs

Rooilijn Markt

De Moriaan 10 m

22

KringNieuws maart 2009, jaargang 35 nummer 2

Bossche stadsrechtversie In de Bossche stadsrechtversie van 1284 is sprake van twee perceelsbreedten, zonder dat de breedtematen worden genoemd. Gezien de hoogte van de vermelde cijnsbedragen gaat het om een standaardbedrag en de helft ervan. De bedragen zijn uitgedrukt in geld en in hoenders, waardoor er geen omrekening naar breedtematen mogelijk is. Er is sprake van hele erven (percelen), belast met 12 Keulse penningen en twee hoenders, en halve percelen, belast met de helft van de aanslag. Omdat een perceelsbreedte van 20 voet (een roede) veel voorkomt in de cijnsboeken, is het aannemelijk dat dit de maat is van een half perceel. Ook nu nog komt deze breedte van 5.75 meter in de historische binnenstad van ’s-Hertogenbosch veel voor. Tijdens de 14de en 15de eeuw is de perceelsbreedte namelijk geleidelijk gehalveerd tot 5.75 meter per

8 Bossche roede

46 m

afbeelding 1

eden =

Historisch gezien is het bijzonder dat deze kavelstructuur in de binnenstad van ’s-Hertogenbosch op veel plaatsen nog vrijwel volledig intact is gebleven: lange en smalle percelen, die lopen van de meestal natuurlijke stromen tot de straat. Deze percelen zijn grotendeels nog niet opgedeeld in verschillende eigendommen. De gelijkmatige kavelstructuur wijst op een structurele uitgifte van percelen door het stadsbestuur onder toezicht van de hertog. De percelen waren belast met hertogcijns (belasting), waaruit mag worden afgeleid dat ze oorspronkelijk bezit van de hertog waren. Bij het graven van nieuwe waterlopen werden nagenoeg dezelfde kavelstructuren gehanteerd als bij de natuurlijke stromen. Het gevolg was een fijnmazige eigendomsstructuur over het grootste deel van de historische binnenstad.

Inventarisatie Binnendieze Tijdens de inventarisatie van de Binnendieze tussen 1997 en 2005 is gebleken dat langs de Marktstroom en de Groote Stroom de lengte van de uitgegeven percelen een vaste maat had, namelijk 8 Bossche roeden oftewel 46 meter. De breedte van de percelen bedraagt veelal een Bossche roede, 5.75 meter, of een veelvoud hiervan. De lengte van 46 meter is vastgesteld door metingen van de afstand tussen de opgegraven vroeg 13deeeuwse houten beschoeiingen. In 2000 gebeurde dit langs de oorspronkelijke natuurlijke Marktstroom nabij de Marktstraat (zie kaart 1). In 1989 langs de Groote Stroom in de Louwse Poort (zie kaart 2). Deze werden vergeleken met de huidige (middeleeuwse) rooilijnen langs Markt en Hinthamerstraat. Ook de afstand tussen het nog zichtbare restant van de op de zuidelijke oever van de Marktstroom gebouwde waterpoort uit het begin van de 13de eeuw nabij het Rozemarijnstraatje (zie kaart 3) en de rooilijn van de Markt/Hinthamerstraat voldoet aan de maatvoering van 46 meter. Dat hier sprake is van een exacte situering van de zuidelijke oever kan enerzijds worden afgeleid uit het gegeven dat de afstand tussen de twee waterpoorten uit defensief oogpunt zo smal mogelijk moest zijn en anderzijds dat de doorstroomcapaciteit zo min mogelijk mocht worden verminderd. Door de vaste lengtemaat van de percelen langs de huidige Orthenstraat, Markt en Hinthamerstraat konden de te betalen cijnzen worden vastgesteld aan de hand van de breedtematen. Binnen de eerste ommuring konden langs de Orthenstraat en de Markt 72 percelen (inclusief dwarswegen) met een breedte van een roede worden uitgegeven. Langs de Hinthamerstraat lagen 115 percelen.

che ro

In het eerste artikel van deze serie heb ik al enige aandacht besteed aan de beginfase van ’s-Hertogenbosch met de bouw van drie stads- en twee waterpoorten in het waterrijke deltagebied van Dommel en Aa. Bij het begin van de uitgifte van gronden tussen ‘stroom en straat’ door het stadsbestuur, vermoedelijk eind 12de, begin 13de eeuw, ontstond in het deltagebied een vrijwel gelijkmatige kavelstructuur.

n = 46 m

Ing. D. Hoogma, illustraties Studio Van Elten

8 Boss

Van stroom tot straat


32

18

19

16

14

17 23

Louwsepoort

21

12

13

Dommel/Aa

9 7

4 11

2

5

9 2 3

Rooilijn 96

98

n = 46 m

Beschoeiïng van houten palen ± 1275

15

8 Bossche roede

11 m

30

perceel. Omgerekend naar de huidige maten was het oppervlak van een oorspronkelijk uitgegeven perceel 11.50 x 46.00 = 529 m2. Opvallend is dat rondom het Zwanenbroedershuis, perceelnummers Hinthamerstraat 88 tot en met 98, de percelen nog nagenoeg geheel voldoen aan deze uit de Bossche stadsrechtversie te distilleren breedtematen van 5.75 en 11.50 meter. Ook de lengte van deze percelen voldoet nog aan de maat van 46 meter uit de 13de eeuw. Hier zijn de oorspronkelijke percelering en eigendomssituatie dan ook het best bewaard gebleven.

25

106

100

110 114 112

102 104

116

120 118

124 122

128

± 5 roeden = ± 29 m

Hinthamerstraat

afbeelding 2

75

5.96+

18

16

14 9

16 12 7

m

10 Aanzet van de zuidelijke toren van de waterpoort (1200 - 1225)

6

ter h

2 14

Hintha

e roede

raa t

Ach

Rooilijn

1

2

16

merstr aat

22 5 roe

afbeelding 3

3

isst

4

3

8 Bossch

12

6

Gas thu

2

10

5 Korte Water straat

4

14

Dommel/Aa in 1200 - 1225

n = 46 m

12

et V uur staa l

14

den

26 =±2

9m

28

Nader onderzoek Nader onderzoek moet nog plaats vinden voor de vraag in hoeverre het bovenstaande van toepassing is op de overige natuurlijke en gegraven waterlopen in de Bossche binnenstad, zoals gedeelten van de Verwersstroom en de Vughterstroom. Ook moeten de redenen van mogelijk geleidelijk ontstane afwijkingen onderzocht worden. Nu al kunnen we een vorm van afwijkingen constateren langs de Groote Stroom. Tussen de eerste stadsmuur en de huidige Orthenstraat liggen de percelen nog haaks op de rooilijn. Bij de percelen langs de Hinthamerstraat heeft een verschuiving in oostelijke richting plaats gevonden, waardoor de percelen niet meer haaks op de rooilijn staan. Misschien is de aanleg van brandtrappen naar de Groote Stroom, zoals in de Gasthuisstraat en de Boerenmouw, hiervan de oorzaak. Tijdens het versteningsproces, met name in de 14de en 15de eeuw en zeker direct na de grote stadsbrand van 1463, zijn mogelijk deze stenen brandtrappen aangelegd. Duidelijk is dat vanaf de stichting van ’s-Hertogenbosch in 1185 de aard en de omvang van de infrastructurele maatregelen op waterstaatkundig gebied structureel door het stadsbestuur, onder toezicht van de hertogen van Brabant, hebben plaats gehad. In de volgende artikelen zal ik onder andere nader ingaan op de aard van de genoemde hoogste waterstanden en de hiermee samenhangende ophogingen voor de bereikbaarheid van de verschillende percelen en de hiervoor noodzakelijke ontgravingen van zand. Voorts zal ik nader aangeven welke (hoge) terreingedeelten vermoedelijk alleen cijnsplichtig waren.

30

32

34

Literatuur: Drunen, A. van: ’s-Hertogenbosch van Straat tot Stroom. 2006. Boekwijt, H.W. en E. Nijhoff: ’s-Hertogenbosch, deel 3, blz. 85-96. Vlierman, K.: ’s-Hertogenbosch 2000, deel 4, blz. 118-125. Hoogma, D. en A. Steketee: ’s-Hertogenbosch Waterstad. 1996. Kring Vrienden van ’s-Hertogenbosch (beheerder: Ton Wetzer): Encyclopedie van ’s-Hertogenbosch: inventarisatie Binnendieze (binnenkort gereed).

KringNieuws maart 2009, jaargang 35 nummer 2

23


B

Beeld van Christus Geert Donkers

KringNieuws is het minimaal zes maal per jaar verschijnend tijdschrift van

In de gevel van de kerk van het Kapucijnenklooster aan de Does de Willeboissingel bevindt zich een beeld van Christus. De kerk werd in 1897 gebouwd en kreeg als patroon het H. Hart van Jezus. Het beeld in de gevel werd in 1947/1948 gemaakt door pater Urbanus J.B. Westerhoudt. De Christusfiguur is gekleed in een lange mantel, heeft op de borst een hart en draagt een doornenkroon op het hoofd. Het is een zogenaamd H. Hartbeeld, maar wel een bijzonder. Een doornenkroon op het hoofd van Christus is namelijk een nieuw element in de iconografie van het H. Hartbeeld.

Kring Vrienden van ’s‑Hertogenbosch. Redactie: Nik de Vries (voorzitter), Jan Korsten, Gerard ter Steege, Marjan Vonk, Ellie de Vries (fotografie) en Johan Strang (bestuur).

De gangbare uitbeelding van dit type beelden was een staande Christus, gekleed in een lang gewaad met een duidelijk zichtbaar hart op de borst. Het hart was omringd door een doornenkroon. In de stand van de armen en handen werd gevarieerd. In de tijd van het ‘Rijke Roomsche leven’ (1920-1940) werden in veel steden en dorpen, vooral in Brabant en Limburg, H. Hartbeelden opgericht. Ook ’s-Hertogenbosch kreeg in 1925 een H. Hartmonument (nu op het Emmaplein): een staande Christus met twee geknielde figuren. De Bosschenaar Dorus Hermsen en de Vlaming Aloïs De Beule ontwierpen dit monument. De groots opgezette inwijdingssplechtigheden en de jaarlijkse huldiging bij het H. Hartbeeld waren manifestaties van openbare katholieke geloofsuiting.

Vormgeving:

Behalve stilistische veranderingen in de vormgeving, zijn er in de beeldvorming enkele typen toegevoegd. Na de instelling van het feest van Christus Koning worden er gekroonde H. Hartbeelden met scepter en wereldbol geplaatst. In Hintham staat bij de Annakerk een H. Hartbeeld met kroon en scepter. Het ontwerp is van Charles Grips.

De redactie heeft getracht alle

Ook de beelden van Christus als Goede Herder zijn een variant op dit thema. Het beeld van Piet Verdonk achter de San Salvator in Orthen toont Christus met het hart op de borst, een lam op de schouders en twee lammeren bij de voeten. Deze beelden werden net na de oorlog geplaatst. De devotie tot het H. Hart was toen al over zijn hoogtepunt heen. Veel beelden zijn echter blijven staan: in Noord-Brabant zo’n 120! De beeldhouwer van het beeld aan de kerk van de Kapucijnen beeldt Christus uit met een doornenkroon. Het doet denken aan oude afbeeldingen van de Man van Smarten: een beeld van Christus gekleed in een lendendoek en op het hoofd een doornenkroon. Uit zijn zijdewond stroomt zijn bloed. Dit beeld wordt beschouwd als een voorloper van het H. Hartbeeld. Pater Urbanus voegt elementen van het oude beeld toe aan het bestaande en komt zo tot een nieuw type H. Hartbeeld.

Egbert van den Berg en Jack van Elten Redactie-adres: Secretariaat KringNieuws Postbus 1162, 5200 BE ’s‑Hertogenbosch E-mail: redactie@kringvrienden.nl Druk: Drukkerij Opmeer bv, Den Haag Oplage 3.050 stuks Niets uit deze uitgave mag worden overgenomen zonder schriftelijke toestemming van de redactie.

rechthebbenden van het illustratiemateriaal te achterhalen. Personen of instanties die desondanks van mening zijn aan deze uitgave aanspraken te kunnen ontlenen wordt verzocht om contact op te nemen met de redactie.

Secretariaat Postbus 1162 5200 BE ’s‑Hertogenbosch E-mail: algemeen@kringvrienden.nl Internet: www.kringvrienden.nl Betalingen: Postgiro 3.119.716 Jaarlijkse bijdrage minimaal € 17,50 Jeugdleden € 8,75 Kringhuis Lombardpassage 14 Kringbalie Parade 23 (Theater aan de Parade) Telefoon 073 - 613 50 98 Telefax

073 - 614 60 21

Di. tot en met za. van 10.00 - 17.00 uur, zo 12.00 - 16.00 uur. Maandag gesloten.

24

KringNieuws maart 2009, jaargang 35 nummer 2


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.