KringNieuws maart 2012

Page 1

Kring Nieuws uitgave van kring

vrienden van ’s‑Hertogenbosch

Jaargang 38 nummer 2 maart 2012

Vooraf 2 Paradepaardjes 2 Wie kent ze nog?

3

Molenaar Rosmalen

4

Poosplaatsen langs de Dommel: steenharde poëzie 5 Reizen vroeger

6

’s-Hertogenbosch en zijn band met Leuven 7 Het bootje van Bosch Een ongewone gewone wandeling (2)

8 9

Een hofleverancier aan de Torenstraat: Maison Linette 10

Provinciehuis: Huis voor Brabant bestaat 40 jaar

13

Korte berichten

15

Uitnodiging 16 Henri Bakker in 1912

17

Verboden vruchten

18

Lips in Drunen

19

Beeld van Birgitta

20

de hal van het

Stadhuis


V P Vooraf

Paradepaardjes

Nik de Vries

Het voorjaar lonkt en dat betekent dat we ons weer wat meer naar buiten gaan richten. Het nieuwe vaarseizoen wordt aangekondigd via bijgevoegde folder.

In het vorige nummer stond een artikel van Ed Hupkens: hij schreef een stuk naar aanleiding van 200 jaar justitie in ’s-Hertogenbosch. Enkele van onze gidsen hadden het idee dat we hiermee reclame zouden maken voor ‘de concurrentie’. Uiteraard was dat niet de bedoeling. De Kring Vrienden heeft een flink aantal fantastische wandelingen in de aanbieding en al die wandelingen worden geleid door uitstekende gidsen, laat daar geen misverstand over bestaan. Zoals we in het verleden al deden, besteden we daar in de toekomst ook graag aandacht aan. De Kringwandelingen horen tot de belangrijkste activiteiten van de Kring!

Foto voorpagina: Ellie de Vries In de hal van het Bossche stadhuis staan twee kanonnen. Hun functie is puur decoratief. In het verhaal van Sjef Brummer kan het ook anders zijn…

2

In dit nummer van KringNieuws starten we met een nieuwe korte serie van de hand van Marjan Vonk: ze neemt u mee naar de steden waarmee ’s-Hertogenbosch vriendschappelijke banden heeft. Ze start met Leuven, de stad waarmee onze stad al 750 jaar in vriendschap verbonden is. Ook maak ik u graag attent op de uitnodiging om medewerker te worden van een van de werkgroepen van de Kring. Er is soms zoveel werk te verrichten, dat uitbreiding welkom is. Sjef Brummer vervolgt zijn reeks virtuele wandelingen, gecombineerd met een Bosch gedicht. We weten dat zijn eersteling in de smaak is gevallen. Dat ’s-Hertogenbosch verschillende hofleveranciers telt, zal misschien niet bij iedereen bekend zijn. In dit nummer een artikel over een modezaak die kleding ontwierp en leverde aan verschillende leden van het koninklijk huis: Maison Linette. Verder kregen we een leuk verhaal binnen van Rommert Kruithof. We wilden u zijn Verboden vruchten aan de Binnendieze niet onthouden. En Geert Donkers heeft niet stil gezeten: een ‘nieuwe’ Bosschenaar wordt voorgesteld en een nieuw beeld. Mocht u zelf een verhaal of artikel willen insturen, dan kan dat via het mailadres van de redactie. Afbeeldingen graag inleveren in zo hoog mogelijke resolutie. En u weet het: als u iets hebt dat de moeite waard is voor de andere leden, maar geen mogelijkheid om dit zelf op te schrijven, komt iemand van de redactie graag bij u langs. Kopij voor het volgend nummer moet binnen zijn uiterlijk 20 april 2012.

KringNieuws maart 2012, jaargang 38 nummer 2

Het bestuur

Algemene Leden Vergadering (ALV) De ALV van de Kring heeft dit jaar plaats op dinsdag 26 juni 2012 om 19.30 uur in het Sociaal Cultureel Centrum De Helftheuvel, Helftheuvelpassage 115 in ‘s-Hertogenbosch. Het bestuur nodigt u van harte uit om deze ALV bij te wonen. Bij het Kringnieuws van mei 2012 zult u de agenda voor deze ALV en het jaarverslag over 2011 aan treffen. Bestuur Eind vorig jaar hebben we u meegedeeld dat in de samenstelling van het bestuur een wijziging is gekomen door het vertrek van de heer Peter van Gurp en mevrouw Antoinette de Vries. Het bestuur is verheugd om u te kunnen melden dat de heren Joop van Dijk en Harry Satter bereid zijn gevonden om zich als lid van het bestuur voor de Kring in te zetten. Ze zullen in de Algemene Leden Vergadering van 27 juni 2012 als bestuurslid worden voorgedragen. Als kandidaat-bestuursleden nemen ze vanaf januari 2012 al aan de bestuursvergaderingen deel.

Boeken Eind vorig jaar hebben we u bericht dat het bestuur besloten heeft om weer boeken uit te gaan geven. Dit besluit is de afgelopen tijd verder uitgewerkt, waarbij samenwerking is gezocht met Uitgeverij Wolfaert in ’s‑Hertogenbosch. Onder de vlag van deze uitgeverij is gestart met de Bosch / reeks. Het eerste boek in deze reeks, Eeuwenlang verbonden, 750 jaar stedenband Leuven ’s-Hertogenbosch, is begin dit jaar naar aanleiding van de viering van het 750-jarig bestaan van deze stedenband uitgekomen. Dit boek is onder andere bij de balie in het Kringhuis verkrijgbaar voor € 9,95. Het bestuur is zeer blij om u te melden dat een tweede deel in deze reeks eind mei 2012 zal verschijnen. Dit boek, Bossche straten en stegen, de historische binnenstad in 180 doorkijkjes, van de hand van Ed Hupkens, lid van de werkgroep Toponymie van de Kring en redacteur van het KringNieuws, is een samenvatting van een aantal artikelen met bijbehorende foto’s van straten, stegen, pleintjes en hofjes in de historische binnenstad die vanaf 2006 zijn gepubliceerd in het Stadsblad. Bij deze uitgave van het KringNieuws is een flyer gevoegd waarmee u als lid van de Kring tegen een sterk gereduceerde prijs dit boek kunt kopen. Folder 2012 Het seizoen gaat dit jaar voor alle activiteiten op zondag 1 april 2012 van start. Dat geldt ook voor de vaartochten over de Binnendieze. Bij deze editie van het KringNieuws hebben we een exemplaar van de folder voor 2012 gevoegd.


W

Wie kent ze nog? In de vorige eeuw waren er in ’s-Hertogenbosch mensen actief die op een of andere manier een cultureel stempel op de stad drukten. Hun namen en daden zijn echter vaak vergeten.

Drieluik uit 1913.

Tegeltableau Marktstraat ’s‑Hertogenbosch.

Dorus Hermsen, schilder In de Marktstraat in ’s-Hertogenbosch aan de zijgevel van het pand Markt 37 bevindt zich een groot tegeltableau. Het stelt hertog Hendrik I van Brabant te paard voor die een monster verjaagt. De begeleidende tekst luidt: ‘Gaat weg van hier monster. Dit Bosch behoort mij.’ De ontwerper van het tableau is Dorus Hermsen. Hij ontwierp het werk in 1910 voor De Groote Bossche van 1838, een verzekeringsmaatschappij. Dorus, Theodorus Antonius Bonifacius, Hermsen werd op 14 mei 1871 in ’s-Hertogenbosch geboren. Zijn vader was aannemer en timmerman. Hermsen werd aan de Koninklijke School voor Nuttige en Beeldende Kunsten in de stad opgeleid tot schilder. Een van zijn leraren was Petrus Slager. Hermsen specialiseerde zich aanvankelijk als schilder van kerkinterieurs. Hij beschilderde de gewelven en muren van de Willibrorduskerk in Deurne (19011902) en maakte schilderingen in de kerk van Overasselt. In Den Haag vervaardigde hij fresco’s in de kerk van Sint-Antonius en Lodewijk (in de oorlog verwoest) en in de SintJosephkerk (in 1975 gesloopt). In de Sint-Josephkerk in ’s-Hertogenbosch schilderde hij in de zijkapellen taferelen uit het leven van Maria en de H. Alphonsus. In de Sint-Jan kreeg hij de opdracht om de wanden van twee straalkapellen te polychromeren: de H. Hartkapel (1914) en de Sint-Josephkapel (1918).

Geert Donkers Naast decoratieve elementen schilderde hij een aantal historische figuren en heiligen. Deze schilderingen bleven na de restauraties bewaard. Verhuizing Hermsen maakte verder affiches en boek- en tijdschriftillustraties. Voor de grote tentoonstelling van religieuze kunst in de stad in 1913 ontwierp hij een aantal affiches. Dorus Hermsen trouwde in 1895 en woonde en werkte als kunstenaar in het pand De Goede Herder in de Kerkstraat. Hij was echter ook op andere terreinen actief. Zo was hij bestuurslid van Sociëteit De Katholieke Kring en hij was enige tijd lid van de Gemeenteraad. In de raad pleitte hij voor kwalitatief goed kunstonderwijs in de stad. Verder was hij als lid en bestuurder betrokken bij de rooms katholieke kunstenaarsvereniging De Violier. In 1918 verhuisde Dorus Hermsen naar Den Haag. Aan het Lange Voorhout had hij een kunsthandel. Zijn artistieke kwaliteiten werden in zijn geboorteplaats echter niet vergeten. In ’s-Hertogenbosch spande de H. Hartstichting zich in om een H. Hartmonument op te richten in de stad. Na jarenlang overleg met het gemeentebestuur over de locatie kreeg het beeld een plaats op het Julianaplein. Dorus Hermsen ontwierp de beeldengroep: een staande Christus geflankeerd door een moeder met kind en een knielende man. In het atelier van de Vlaming Aloïs De Beule werd het werk uitgevoerd en in 1925 werd het monument ingezegend. Hermsen en De Beule hadden succes met hun ontwerp. In Eindhoven (Strijp), Dinther en het Gelderse Horssen werden bijna identieke monumenten opgericht. Vanaf 1923 was de kunsthandel van Hermsen gevestigd in het pand Huys van Jan de Witt aan de Kneuterdijk in Den Haag. Het was een voornaam huis met een gerenommeerde collectie. Dorus Hermsen overleed op 27 april 1931 in Den Haag. Foto’s: Nik de Vries en Ellie de Vries

Bronnen: C. Peeters, De Sint-Janskathedraal te ’s-Hertogenbosch; G. Donkers, Het Heilig Hartmonument; in: Bossche Bladen 2002, nr.4.

KringNieuws maart 2012, jaargang 38 nummer 2

3


MU

Molenaar Rosmalen Poosplaatsen lang Rob Hoogeboom

Tijdens de nieuwjaarsreceptie op 8 januari 2012 van Vereniging Vrienden van de Molens van ’s‑Hertogenbosch bij de molen in Rosmalen is Frans Hollander (1955) aan het grote publiek voorgesteld als de nieuwe molenaar voor Rosmalen. Samen met stadsmolenaar René Vogels en Piet Lemmens gaat Frans twee keer in de maand de molen van Rosmalen draaien.

Frans Hollander op zijn molen. De eerste les kreeg Frans Hollander op 4 oktober 2008, op Werelddierendag. Hij koos speciaal deze dag omdat ter ore was gekomen dat René Vogels zijn verjaardag vierde. Later bleek dat René doelde op zijn achternaam en dat hij deze dag daarom extra in ere houdt. Vele jaren deed Frans praktijk op op de molen in Rosmalen en andere molens in Brabant. Ook een groot deel theoretische kennis hoorde erbij voor hij op 13 oktober 2011 op molen De Kroon in Arnhem het molenaarsexamen met positief resultaat aflegde. Op 1 november 2011 kwam een officiële brief met de bevestiging van de gemeente ’s‑Hertogenbosch dat Frans Hollander als molenaar in Rosmalen is beëdigd. In zijn studiejaren als leerling-molenaar en nu nog steeds maakte Frans met plezier modellen van bepaalde delen van een molen. Deze staan allemaal bovenin de standardmolen van Rosmalen en worden gebruikt voor uitleg aan bezoekers. Ook het door hem gemaakte model van de Kollergang heeft mede de doorslag gegeven dat men nu op de Graafsebaan (in de volksmond ook wel Oude Baan genoemd) in Rosmalen kan genieten van een klein monument binnen de gemeente ’s‑Hertogenbosch. Foto: Rob Hoogeboom

4

KringNieuws maart 2012, jaargang 38 nummer 2

Wandelend of fietsend, aan het begin van de Pettelaarseweg via de verharde fiets- en wandelweg Het Bossche Broek in, met de auto mag je er niet komen. De eerste weg rechtsaf, de Singelgrachtweg in. Na ongeveer 700 meter, vlak vóór het oude gemaaltje bij het voetveer linksaf het graspad op, en dan duiken de zwerfkeien vanzelf op. In de stenen staan teksten van Brabantse dichters gebeiteld. De natuurstenen keien maken onderdeel uit van het project Poosplaatsen langs de Dommel.

De term en het concept ‘poosplaatsen’ zijn afkomstig van dichteres en beeldend kunstenares Pien Storm van Leeuwen. In dit neologisme klinken ‘verpozen’ en ‘poëzie’ door in relatie tot een bepaalde plek. Al enige jaren werkt ze aan kunstprojecten die op innovatieve wijze het landschap verbinden met de wijze waarop mensen zich tot dit landschap verhouden. Poëzie geïnspireerd door de plek, is daarbij de gedachte. Nietsvermoedende voorbijgangers en recreanten treffen tijdens hun wandelingen en fietstochten mooie gedichten aan, die aanzetten tot bezinning en waardering. Met deze projecten beoogt de kunstenares een intensieve ervaring van het landschap door middel van poëzie. Hiervoor ontwerpt ze arduinen zitelementen en zoekt ze granieten zwerfkeien, waarin teksten gebeiteld kunnen worden. Ze kiest voor harde steensoorten, onverweerde aarde, omdat deze materialen zich op een natuurlijke manier tot hun omgeving verhouden. Daarbij verdiept ze zich in geologie en historie, zoekt locaties die in onderlinge samenhang een levendig beeld van een gebied schetsen. Niet alleen zelf schrijft ze gedichten voor de stenen, maar ze betrekt ook andere dichters bij haar ontwerpen. Inmiddels zijn twee projecten met poosplaatsen voltooid. In 2004 werd Poosplaatsen in het grensgebied afgerond. In de grensstreek ten zuiden van Breda en Tilburg zijn 27 objecten gerealiseerd. Hierover is het boekje Poosplaatsen verschenen met alle gedichten, teksten van Pien, foto’s van Han van Meegeren, en ook wandel- en fietstochten. Bij de afronding van het tweede project De Mark en de stad Breda in 2009 is een cassette met vijftien kunstkaarten, foto’s, poëzie en teksten uitgekomen. Er liggen nu zo’n vijftig gedichten in de provincie Noord-Brabant versteend te velde. In 2010 ontving Pien onder meer voor deze poosplaatsen de Brabant Bokaal van het Prins Bernhard Cultuurfonds.


gs de Dommel: steenharde poëzie Ed Hupkens

In het gedicht over de winter staat de vos centraal.

Het gedicht over de herfst en de gans.

“Kunst hoort midden in de maatschappij als toevallige of gezochte ontmoeting op ieders pad. Zij is de mogelijkheid, de stimulus en katalysator om ervaringen te intensiveren. Poëzie, gewogen spel van klank en woord en van de dimensies daarachter, geeft richting aan het denken van hem die leest, stelt hem in staat de ervaring van de kunstenaar te delen. De aanwezigheid van de natuur en ruimte en rust maken ons ontvankelijk voor de meerwaarden van het leven, genereren ruimte voor verdieping. Even stilstaan, zowel in letterlijke als figuurlijke zin, draagt bij tot de kwaliteit van het leven”. Pien Storm van Leeuwen

Pas op de plaats Her en der in Brabant komen er nieuwe poosplaatsen bij. Een derde groot project is begin oktober 2011 tussen ’s-Hertogenbosch en Sint-Michielsgestel in uitvoering gekomen: Poosplaatsen langs de Dommel. Het is een onderdeel van het projectplan Het is genieten langs de Dommel, dat gezamenlijk door de provincie en de gemeentes ’s-Hertogenbosch, Vught en Sint-Michielsgestel gefinancierd wordt. In totaal zullen twaalf poosplaatsen worden gerealiseerd. Samen met de Bossche landschapsarchitect Joeri de Bekker heeft Pien een aantal plekken uitgezocht. Drie thema’s zijn hierbij belangrijk. Het water: vennen, beken en rivieren hebben grote invloed gehad op de menselijke bewoning. De tijd: is in zijn geleidelijkheid nauwelijks waarneembaar en manifesteert zich in veranderingen. Grenzen: in zowel letterlijke als figuurlijke zin. De eerste twee zwerfkeien met gedichten bevinden zich sinds begin oktober 2011 op het terrein van Kentalis, in de bermen van het wandelpad dat langs een afgesloten meander van de Dommel loopt. Het zijn twee van de vier seizoenen - Herfst en Winter -, de andere twee worden later nog geplaatst. Behalve een jaargetijde staat in de verzen ook een dier dat in Het Bossche Broek voorkomt, centraal. In het gedicht over de herfst staat de gans in het middelpunt: ‘Nog warmt een najaarsdag, vergankelijke gloed over het broek, ganzen klanken melancholie tot lied, langs lage wiekslag wuiven oevers, glanzend goudgesneden riet’. In het gedicht van de winter staat de vos in het brandpunt: ‘Kleur ligt in gebreke en onder, een koudedeken van winterrag, dit binnenveld bezweken, toch, jaagt diep weg een rode vlam, spiegelen we inbloeds nog, de vos’. In het gedicht over de lente zal de haas en in dat over de zomer zal de vis centraal staan. Bovendien komen er twee zwerfstenen met verzen over het beleg van 1629 en er komt een poëziebank, gemaakt van graniet. Alle projecten hebben in ieder geval iets met de Dommel te maken. In totaal komen er elf poosplaatsen langs of nabij de Dommel, tussen Bastion Vught en SintMichielsgestel. Het is tevens de bedoeling dat er een publicatie verschijnt over het project Poosplaatsen langs de Dommel. Daarin zijn niet alleen alle gedichten opgenomen, maar ook foto’s, routes en cultuurhistorische informatie die de poëzie in een context plaatsen. Foto’s: Ed Hupkens

KringNieuws maart 2012, jaargang 38 nummer 2

5


R H Reizen vroeger

’s-Hertogenbosch e

Nik de Vries

Als we vandaag de dag vanuit ’s-Hertogenbosch naar Utrecht of Rotterdam willen, kunnen we de trein nemen. In een half uur zijn we in de Domstad, een uur doen we erover de Maasstad te bereiken. Vroeger lag dat even anders. Toevallig kwam ik in twee kranten, een van 200 jaar geleden en een van 100 jaar geleden, advertenties tegen van vervoersmaatschappijen.

De boot naar Rotterdam.

Advertentie uit 1912 voor de boot naar Rotterdam.

6

In het Journal du Département des Bouches du Rhin staat op 7 maart 1812 het volgende: “BEKENDMAKING Aan een ieder wort bekent gemaakt, dat de Diligence op Utrecht aanstaande dingsdag wederom in eenen dag over zal rijden, des morgens om zes uren van ’s Bosch om des avonds op de nagt-schuit in Utrecht te zijn, een provisioneel tot nader bekendmaking van ’s Bosch dingsdags, donderdags en zaturdags, en van Utrecht maandag-, woensdags en vrijdags, ook ’s morgens om zes uren, om des avonds tijdelijk in ’s Bosch te zijn.” Even op en neer voor een vergadering of een gezellig dagje uit zat er niet echt in. Bovendien was de diligence nu niet bepaald een voorbeeld van groot comfort. Onderweg moesten in ieder geval de Maas en de Waal per veerpont overgestoken worden.

Naar Rotterdam In de Provinciale en ’s-Hertogenbossche Courant van 22 maart 1912 worden via een advertentie tijden en tarieven bekendgemaakt van de boot op Rotterdam. Vanaf 28 maart gaan twee boten op en neer tussen de Hertogstad en de Maasstad. Ook hier moet je vroeg uit de veren: ’s maandags vertrekt de eerste boot om 6 uur. Deze komt in Rotterdam aan om 10.45 uur. Is 6 uur wat vroeg, dan kunnen de mensen ook mee om 13.30 uur; aankomst 18.15 uur. ’s Woensdags vertrekt de boot nog vroeger: al om 4 uur start de tocht naar Rotterdam. Ook om 11 uur vertrekt er nog een boot. Passagiers betalen voor de eerste kajuit ƒ 1,25 enkele reis of ƒ 1,80 retour. De tweede kajuit kost ƒ 0,75 enkele reis en ƒ 1,15 retour. Ook voor Rotterdam geldt: op een dag heen en weer en daar leuk of nuttig of allebei iets doen, zit er niet in. En dat betekent weer dat reizigers, net als in 1812, minstens een nachtje moeten overblijven. Reizen is niet alleen duur door de reis zelf, maar ook door de noodzakelijke verblijfskosten. Logisch dus dat de meeste mensen thuis bleven.

KringNieuws maart 2012, jaargang 38 nummer 2

Ruim 25 jaar geleden, om precies te zijn op 6 oktober 1984, sluiten ’s-Hertogenbosch en Leuven een cultureel verdrag. Al vanaf het begin van de jaren ’80 zijn er incidenteel contacten tussen verschillende Leuvense en Bossche verenigingen. Ook ondernemersorganisaties van beide steden zoeken elkaar op. Zo ontstaat het initiatief voor een officiële zusterband. Het vriendschapverdrag wordt op 6 oktober 1984 in Leuven gesloten. De steden hebben echter een onderlinge band die veel ouder is. ’s-Hertogenbosch is aan het einde van de 12de eeuw gesticht door hertog Hendrik I, die in Leuven resideert.

Oorspronkelijk bezitten de graven van Leuven een klein gebied rond die stad. Maar de Leuvense graven hebben ambitie: door oorlog en onderwerping, door huwelijk en door het sluiten van verdragen breiden ze hun gebied uit. Ze voegen grote delen van Waals Brabant aan hun bezittingen toe. De graven hebben ook belangstelling voor de Maasvallei. Dat is niet voor niets: de Maas is vanaf de vroegste Middeleeuwen een belangrijke handelsweg. Dorpen aan de oever van de rivier groeien uit tot rijke nederzettingen. Hendrik I, inmiddels in rang opgeklommen tot hertog van Brabant, verovert systematisch grote delen van onze provincie. Orthen, niet ver van de linker Maasoever is al vroeg in zijn bezit. Hier, vlak bij de Maas sticht de hertog in 1185 een nieuwe versterkte stad: ’s-Hertogenbosch. Die stad moet een belangrijke handelsstad worden en invallen van de graven van Gelre en Holland het hoofd bieden. Hertog Hendrik bestuurt het hertogdom Brabant vanuit zijn hoofdstad Leuven. Het bestuur, de rechtspraak en de stadsrechten van Leuven staan model voor die van de nieuwe stad dicht bij de Maas. En als onze bestuurders een probleem hebben bij het uitvoeren van die rechten, gaan zij om raad naar Leuven. ‘Hofvaart’ heet een dergelijk bezoek aan het hof in de moederstad. De stichter van ’s‑Hertogenbosch ligt, begrijpelijk, in de Sint-Pieterskerk van Leuven begraven. Het verdrag uit 1262 Om van ’s-Hertogenbosch de beoogde belangrijke handelsstad te maken krijgt de stad een groot aantal privileges van Hendrik I en zijn opvolgers. Die privileges gaan onder andere over rechten van burgers, de vrijstelling van tolgelden en andere belastingen. Zij worden in 1221 en 1234 vastgelegd in verdragen met de hertog. In februari 1261 overlijdt hertog Hendrik III. Zijn opvolger is minderjarig en Hendriks vrouw Aleidis wordt hertogin-regentes. Enkele dagen voor zijn dood laat Hendrik III een testament opstellen waarbij alle Brabanders vrijgesteld worden van bijzondere


en zijn band met Leuven Marjan Vonk

Kaart van Leuven (Braun & Hogenberg).

De universiteit van Leuven.

belastingen. Het lijkt erop dat hij op die manier de trouw van zijn onderdanen aan zijn opvolger wil vergroten. Daaropvolgend sluiten Brabantse steden in 1261 en 1262 een aantal onderlinge verdragen. Zij beloven hierbij elkaars rechten te zullen respecteren en verplichten zich om de hertog te verdedigen, als die wordt aangevallen. Het verdrag tussen Leuven en ’s‑Hertogenbosch wordt gesloten op “zaterdag voor het feest van Maria Lichtmis in 1261”. De kalender is inmiddels wat gewijzigd. In onze tijd is de datum van de overeenkomst 29 januari 1262. In het verdrag besluiten beide steden tot wederzijdse handhaving van vrede en vriendschap. Zij beloven elkaar te zullen bijstaan in de handhaving van hun rechten en verplichtingen. Dit verdrag is het oudste stuk dat in het Bossche stadsarchief wordt bewaard. Een uiteraard handgeschreven document, voorzien van het stadszegel van Leuven. Het is een vriendschapsverdrag, maar vooral ook een politiek en economisch verdrag. Enkele tientallen jaren later komt hertog Jan I aan de macht. Zijn zoon Jan II overlijdt jong en regenten besturen Brabant in naam van de minderjarige hertog Jan III. De Brabantse steden vertrouwen de regenten niet helemaal. Om hun eigen belang veilig te stellen sluiten de belangrijkste Brabantse steden, waaronder ook ’s-Hertogenbosch en Leuven, op 28 juli 1313 een nieuw verdrag. Zij beloven opnieuw elkaar bij te staan en te waken over hun gemeenschappelijke belangen.

universiteit opgericht. Tussen 1550 en 1750 studeren bijna duizend studenten uit ’s-Hertogenbosch in Leuven. Een ander voorbeeld is het voormalige Refugiehuis aan de Spinhuiswal. In het begin van de 16de eeuw wordt het gebouwd in opdracht van abt Petrus Was van de Abdij Sint-Geertruy uit Leuven. Het dient om in roerige tijden onderdak te verschaffen aan de kloosterlingen van de abdij. Tot 1767 – als het verkocht wordt - is het gebouw in het bezit van de Leuvense kanunniken. De stichting Vriendschap ’s‑Hertogenbosch-Leuven onderhoudt nu de vriendschapsband en organiseert activiteiten bij officiële momenten. In het najaar van 2009 is het initiatief genomen om in 2012 het 750-jarig bestaan van de band tussen ’s-Hertogenbosch en Leuven te vieren. Het organiserend comité wil in dit feestjaar culturele uitwisselingen met Leuven organiseren. De meer officiële herdenking van de oude vriendschapsband is op 28 januari in ’s-Hertogenbosch en aan het eind van het jaar in Leuven. In kadertje. ’s‑Hertogenbosch heeft banden met verschillende steden als Leuven, Brussel, Antwerpen, Trier en Haarlem. Wat is de achtergrond van de speciale band met deze steden, hoe zijn ze ontstaan en wat speelt er nu? Foto’s: KULeuven

De band met Leuven blijft In de loop van de 14de eeuw wordt Leuven overvleugeld door Brussel en Antwerpen. Leuven is niet langer de hoofdstad van Brabant. De politieke en economische band met Leuven wordt minder belangrijk. Maar de culturele band tussen ’s-Hertogenbosch en Leuven blijft. Een voorbeeld daarvan is het aantal Bossche studenten dat in Leuven de universiteit bezoekt. In 1425 is de Leuvense

KringNieuws maart 2012, jaargang 38 nummer 2

7


H

Het bootje van Bosch

Wat hebben Joan, een jong meisje uit Nieuw Zeeland, en Janne, een meisje uit de tijd van Jheronimus Bosch met elkaar te maken? We kunnen het lezen in een onlangs verschenen kinderboek van Karin Hilterman, Het bootje van Bosch.

De voorkant van het boek. Karin Hilterman is lerares Nederlands. Ze heeft al een flink aantal jeugdboeken op haar naam staan. Nu heeft ze opnieuw een bijzonder jeugdboek geschreven. Ze heeft daarin haar drie grote ‘liefdes’ jeugd, literatuur en ’s-Hertogenbosch met elkaar verbonden. Heden en verleden laat ze door elkaar lopen en dat past we bij de verbeeldingswereld van onze grote schilder Bosch.

Louis Pirenne en Karin Hilterman.

Presentatie Op 4 november is het boek gepresenteerd in het Jheronimus Bosch Art Center ( JBAC). Door dit centrum is het ook uitgegeven. Volgens Coen Free, die de presentatie voor zijn rekening nam, is dat een logische stap: het JBAC wil een levend kunst- en cultuurcentrum zijn, waar persoon en werk van Jheronimus Bosch centraal staan. Naast exposities en bibliotheek begeeft het JBAC zich steeds meer op de boekenmarkt. Het boek van Karin Hilterman past in Het bootje van Bosch, geschreven door Karin Hilterman, is uitgegeven door het Jheronimus Bosch Art Center. Het 194 pagina’s tellende boek is geïllustreerd door Jan Egas. Het boek is verkrijgbaar in het JBAC en in de boekhandel. Het kost € 12,50.

Nik de Vries de filosofie van het centrum. En ondanks het feit dat Het bootje van Bosch een jeugdboek is, is het ook voor volwassenen goed te lezen. Helaas ontbreken op de presentatie de eerste boeken. Ergens tussen Oost-Europa, waar ze gedrukt zijn, en Nederland rijdt een auto met die exemplaren. Toch kan Karin het eerste exemplaar symbolisch uitreiken aan Louis Pirenne. Aan hem en zijn broers is het boek opgedragen. Het tweede exemplaar is voor de schrijfster. Zij vertelt trots te zijn op haar boek en blij met de presentatie. “Ik was op weg naar Nieuw Zeeland, naar mijn broer, toen ik het idee kreeg een boek over landverhuizers te schrijven. Daarna is er veel veranderd: het boek schreef zichzelf. Ik weet nooit van tevoren hoe een boek gaat…, “ aldus de schrijfster. Ze bedankt met name Henny Molhuysen, die haar boek op historische zaken heeft gecontroleerd en in orde bevonden. Archivaris Pirenne In zijn dankwoord ging archivaris Pirenne in op de vraag wat we nu eigenlijk weten van Jheronimus Bosch. Op de hem eigen wijze vertelde hij dat Eindhoven, Tilburg en Breda een Jeroen Boschstraat kennen; andere grote steden in den lande niet. Pas in 1948 hoorde Pirenne echt van Bosch: “Ik dank archivaris Ebeling voor het feit dat hij toen aan kwam met een boek van Bax.” Een jaar eerder was de visie van Jan Mosmans op Bosch verschenen, maar “die sloeg erg door in zijn fantasie,” aldus Pirenne. Daarna heeft hij vooral veel geleerd dankzij de beantwoording van brieven met vragen aan het archief over de schilder. “Nu zouden die vragen naar het JBAC gaan,” denkt hij. Het hoogte­ punt rond Bosch is voor Louis Pirenne nog steeds de grote tentoonstelling van 1967. Hopelijk gaat zo iets opnieuw lukken in 2016. Daarna was het tijd voor het heffen van het glas op het nieuwe boek van Karin Hilterman. Foto: Ellie de Vries

8

KringNieuws maart 2012, jaargang 38 nummer 2


E

Een ongewone gewone wandeling (2)

Fijn dat u weer van de partij bent. Zoals u wellicht nog weet, hebben we de vorige keer het stadhuis alleen van de buitenkant bekeken. En omdat we er toch zijn, lijkt het mij wel interessant om ook maar even naar binnen te gaan. Via de trappen het statige bordes op, waar een houten deur ons toegang tot de hal verleent. Voordat we de deur achter ons sluiten, kijken we nog even om om te genieten van het prachtige uitzicht over de Markt, daar waar menig bruidspaar zich door marktkooplui en hun klanten laten bewonderen.

Sjef Brummer Ook zou je er zomaar kunnen verdwalen in de talloze opvallende kamers, elk met een eigen karakter en verhaal. Je zou er zomaar de tijd vergeten, mocht die daar al bestaan. Want de eeuwen vliegen je als in een tijdmachine om de oren, daar waar ook de tijd heeft stilgestaan. Museumwaardig, en meer dan de moeite waard om je in een middagje door dit prachtige stadhuis te laten rondleiden. Om ons te ontdoen van alle opgedane indrukken, begeven wij ons weer door de houten deur naar buiten. We genieten wederom van het prachtige uitzicht over de Markt, waar direct ons oog valt op het imposante standbeeld van Jheronimus Bosch. Een mooi vertrekpunt voor de volgende keer, maar we nemen geen afscheid zonder een Bosch gedicht.

Jheronimus Bosch Hier staoi ik dan, Jheronimus Bosch Gebore as Jeroen van Aecken; allenig wanneer? Dè wit d’r ginne’n ene meer Zon 500 jaor geleje, in ’s‑Hertogenbosch ‘t waar ‘n reurige tijd, mee onheil en brand Viet ik al gauw ‘nne kwast in m’n hand

De hal van het stadhuis.

Eenmaal binnen worden we verwelkomd door een aantal in het oog springende kanonnen. Mijn eerste gedachten gaan uit naar “het recht” dat vroeger in de Vierschaar in deze hal door de schepenen werd uitgesproken. En ook al weet ik beter: zouden het deze kanonnen geweest kunnen zijn die dan direct het vonnis voltrokken? Het was ook in deze hal waar ik geheel onverwacht een Gouden Olympische medaille kreeg omgehangen. Alle Bossche medaillewinnaars van de Olympische Spelen 2000 werden in het stadhuis door burgemeester Rombouts ontvangen. Toevallig was ik daar voor de cursus Boschlogie, en in de wandelgang liep ik aanvoerder van het Nederlands hockeyteam Jeroen Delmee tegen het lijf. We raakten aan de praat en plots had ik een loeizware gouden medaille om mijn nek hangen, een onvergetelijke en bijzondere belevenis. Ook bijzonder is al het moois dat we zien als we verder het stadhuis al rondkijkend doorlopen. Prachtige schilderijen, houtsnijwerken, wand- en vloerkleden, en wat al niet meer.

Ingegeve deur dees nôôdlot en chaos Veur de stad ‘nne waore vloek Zette ik de “Tuin der Lusten” op ’t doek Begos ‘r lol in te krijge, gong himmaol los Ik wier alsmar bekwaomer Schilderde “’t Narrenschip” en “de Marskraomer” “Johannes d’n Ivvegelist op Patmos” “Zondvloed en hèl”, “De dôôd van `nne vrèk” Ik schilderde mar deur, niks waar mijn te gèk Mee Onze Lieve Zute Moeder van Den Bosch Zocht ik rust, en dees vond ik al rap As lid van de Illustre Lieve Vrouwe Broederschap Eeuwige rust, mee m’n leste reis naor de kosmos Al m’n creaties veurbij zwevend Nao 500 jaore nog altijd “springlevend” Foto: Ellie de Vries

KringNieuws maart 2012, jaargang 38 nummer 2

9


E

Een hofleverancier aan de Torenstraat:

Mode kan gezien worden als een cultuurverschijnsel. In het verre verleden voorbehouden aan de elite, vandaag de dag toegankelijk voor brede lagen van de bevolking, van jong tot oud. Exclusiviteit wordt nog steeds duur betaald. Het winkelend publiek in onze stad kan kiezen uit een breed aanbod met aan de top kleding van modeontwerpers van naam en faam, zoals ‘onze’ Addy van den Krommenacker.

Het Sevengester in de Verwersstraat.

gaat over de centrale rol die ’s‑Hertogenbosch heeft gespeeld in de aankleding van ons koningshuis na de Tweede Wereldoorlog.

Zijn hoofdkwartier in Verwersstraat 79 heeft een fraaie gevelsteen met een afbeelding waar het pand vanaf de bouw in 1566 naar genoemd is : Het Sevengester. Dat is de Oudhollandse beaming voor de Pleiaden, een sterrenhoop in het sterrenbeeld de Stier. De zeven sterren zijn in een heldere nacht met het blote oog waarneembaar. En heden en verleden komen mooi bij elkaar : het licht van de sterrenhoop is vertrokken omstreeks het bouwjaar van het pand - de afstand is ca. 440 lichtjaren. De Griekse mythologie beschrijft hoe Zeus zeven zusjes aan de hemel plaatst - de naamgeving Pleiaden komt daar vandaan. Niet alleen de Grieken, maar ook andere volkeren hebben hun eigen mythes geschapen. In Japan staat de groep bekend als “Subaru” (vandaar het logo van het automerk ) en in het voormalige keizerrijk Perzie als “Soraya”, gebruikt als naam voor het grootkruis van de belangrijkste keizerlijke orde - en een welbekende keizerin. En daarmee zijn we via een omweg beland bij de vorstelijke elite - door de eeuwen heen grootverbruikers van mode. De rest van dit artikel

Naaisters aan het werk aan de bruidsjurk.

10

KringNieuws maart 2012, jaargang 38 nummer 2

Torenstraat 1 Het hoekpand gelegen aan de westzijde Hinthamerstraat/Torenstraat is een bekend referentiepunt tijdens stadswandelingen. De dakstructuur is een mooi voorbeeld van sheddaken die werden en worden toegepast om een mooie lichtval te genereren : de oriëntatie van de vlakke vensters ligt altijd op het noorden. Op die manier werd een ‘zachte’ lichtinval zeker gesteld. Zoals zovele panden in onze stad is dit hoekhuis belangrijk geweest in de ontwikkeling van de sigarenindustrie in ’s‑Hertogenbosch. Dat stuk van de geschiedenis is voldoende elders beschreven [referentie 1]. Wat minder bekend is het feit dat het bovenhuis van dit pand (Torenstraat 1) het hoofdkwartier was van een modeatelier in de periode 1930 tot 1973. Onder de bezielende leiding van Caroline (‘Lien’) Bergé-Farwick (1902-1980) werd hier haute couture gerealiseerd met een ploeg van ruim dertig naaisters onder leiding van enkele coupeurs/coupeuses. De klantenkring was van meet af aan exclusief ( echtgenotes van burgemeesters, ondernemers, bankiers). Maar de grote klapper werd gemaakt via een hofdame van Paleis Soestdijk : Juliana was onder de indruk van de kleding van deze dame en kwam op die manier in contact met het modeatelier Lien en haar medewerk(st)ers . Lien Lien kwam uit een modefamilie : Clemens Farwick , afkomstig uit Duitsland trouwde in 1896 met Eugenie Ariens uit Heerlen - Lien was hun tweede dochter. Lien trouwde met een broer van Hein Bergé. De ouders van Lien hadden al een modehuis met couture afdeling. Vanaf haar 14de mocht ze al mee met de jaarlijkse inkoop in Parijs, in die tijd toonaangevend in de mode. De zaak ging echter failliet, omdat de vermogende klanten hun rekeningen niet betaalden. In 1930 begon


: Maison Linette Jos Bakker Lien met haar eigen modeatelier : Maison Linette. In 1952 werd koningin Juliana klant, in 1956 werd het modehuis op initiatief van Juliana hofleverancier. Niet alleen Juliana, ook haar drie oudste dochters werden klant, net als haar moeder vanaf 1960 tot haar overlijden. Lien was uiterst discreet: haar staf moest van een foto in de plaatselijke krant afleiden dat ene mevrouw Humbert in werkelijkheid de koningin was. Van het een kwam het ander: de namen B. Humbert en I. Humbert waren de pseudoniemen voor de prinsessen Beatrix en Irene. Juliana is nooit op bezoek geweest in de Torenstraat, hoewel prins Bernhard en zij zich regelmatig lieten zien in Vught en de lunch gebruikten in Chalet Royal - de mare wil dat Bernhard zelfs een privé wijnvoorraad had in de kelder van het restaurant. In plaats daarvan ging Lien met een of meer medewerk(st)ers in een AA auto met chauffeur naar Paleis Soestdijk. Een van de begeleidende coupeuses was Riek van Lieshout (1910-?, medewerkster van 1956 tot 1973) - de meeste anekdotes komen uit haar koker:

Lien BergeFarwick (zwarte jurk/ parelsnoer ) met onbekende medewerksters op kousenvoeten.

Zuinigheid Juliana was ‘zuunig’: dure kleren werden alleen aangeschaft voor speciale gelegenheden en vaak meer keren gebruikt. Het motto was: gewoon als het kan, sjiek als het moet. In een blauwe japon voor Prinsjesdag 1960 werd aan het eind van hetzelfde jaar de schaar in gezet (korter) om opnieuw te kunnen dragen tijdens het traditionele kerstfeest op paleis Soestdijk (warme chocolademelk geserveerd door de koningin). Het eindstation voor veel van de kleren was de verkleedkist (ten behoeve van het toneelspelen tussen de schuifdeuren, een geliefde hobby van Juliana). De enige kleren van Juliana in het Koninklijk Huisarchief zijn de trouw- en inhuldigingsjurk uit respectievelijk 1937 en 1948 - helaas niet gemaakt door Maison Linette. Hoeden Juliana had een hekel aan hoeden, net zoals haar moeder. Tijdens de TV-uitzending van de trouwpartij van Beatrix zagen de medewerk(st)ers tot hun ontzetting dat Juliana hun hoed verkeerd om had opgezet - maar dat heeft niemand opgemerkt! Bloot Wilhelmina was degene die Juliana dwong op haar huwelijksdag een dikke wollen onderjurk te dragen – niet zo flatteus. De laatste twee jaar van haar leven werd ze echter ook klant van Lien – maar wel een heel lastige. Lien kreeg een forse uitbrander tijdens een van de korte bezoekjes (Wilhelmina trok maar 10

minuten uit per keer...): haar werd verboden nog langer strapless jurken te vervaardigen voor haar dochter en kleindochters. Wapenfeiten Op elke Prinsjesdag tussen 1953 en 1973 droeg Juliana een jurk van Maison Linette. Per jaar leverde Lien wel 10 à 15 jurken, soms meer - afhankelijk van het aantal staatsbezoeken. De trouwpartij van Beatrix in 1966 was een absoluut hoogtepunt. Niet alleen de bruidsjurk van Beatrix, maar ook de kleren van Juliana en Margriet en de bruidsmeisjes kwamen uit de Torenstraat. De jurk zelf is beroemd geworden: in het tweedelig ensemble waren fluweelachtige motieven aangebracht door de draadjes uit het witte satijn te trekken. Dat is maanden werk geweest. Lien was benauwd dat er iets met de bruidsjurk zou kunnen gebeuren en huurde een kluis bij een welbekende bank in de Verwersstraat (Lentjes & Drossaers). Als de bank al gesloten was, had haar zoon Paul pech: hij moest dan op een sofa in het atelier slapen met de jurk onder handbereik. Ook voor het huwelijk van Margriet in 1967 heeft Maison Linette de familie aangekleed. Bij Irene gebeurde dat niet: daar mocht Lien alleen de stof uitkiezen in Parijs - die jurk werd gemaakt door Balmain. De satijnen bruidsjurk met margrietjes voor Margriet was voorzien van een sleep die zo zwaar was van de honderden pareltjes dat er een tuigje aan te pas moest komen om dit gewicht te trekken. 1962 kende zowel een hoogte- als dieptepunt: de zilveren bruiloft van Juliana en Bernhard met een complete garderobe voor de koningin van de hand van Lien, en een half jaar later een herhaling in het wit ter gelegenheid van de begrafenis van Wilhelmina. Juliana en Lien konden uitstekend met elkaar opschieten - het klikte wat minder met de dochters: die werden na hun trouwen klant van modehuizen in Amsterdam en ‘s-Gravenhage [zie inzet]. Epiloog In de jaren zestig werd couture te duur voor de meeste klanten; Maison Linette werd drastisch ingekrompen. Begin 70’er jaren werd Lien ziek - de zaak is in 1973 gesloten - de paspoppen van Juliana en Beatrix gingen met Riek mee naar huis. Riek moest het verder met een uitkering zien te rooien - ze hoopte bij Juliana nog wat bij te verdienen als huisnaaister , maar Juliana was daar principieel op tegen ( “dat mag niet met een uitkering”). Beatrix echter zat daar niet mee: tot 1980 bleef Riek voor Beatrix en haar kinderen als huisnaaister werken, op haar 70ste vond ze het toen welletjes.

KringNieuws maart 2012, jaargang 38 nummer 2

11


MP

Provinciehuis: Huis

Nederlandse mode in vogelvlucht

De couturewereld in het Nederland van de 50er jaren bestond uit goed opgeleide vakmensen,voor het merendeel vrouwen die zich het vak zelf eigen hadden gemaakt (via naaister tot coupeuse en ontwerper). Een klant zocht een stof aan de hand van een stalenboek en voor het model maakten de ontwerpers vaak gebruik van ‘halffabrikaten’ (“etoiles”) die ze jaarlijks inkochten in Parijs voor veel geld bij de beroemde modehuizen van Dior,Chanel et cetera Het was een eer om daar te mogen inkopen - dat recht verkreeg je niet zomaar. De Parijse modellen werden dan vrijelijk aangepast aan de pasvorm/wensen van de klant met eigen variaties.

Een nieuwe naoorlogse generatie - mannelijke - ontwerpers sprak vaak geringschattend over die dames van die ‘naaiateliers’ en probeerde zich te onderscheiden met eigen ‘ontwerpen’...hoewel ze voornamelijk hun inspiratie putten uit de Parijse modeshows (Ernst-Jan Beeuwkes in een interview Haagse Courant in 1965: “...jammer dat Juliana niet zo op haute couture gesteld is en haar japonnetjes liever bij een kleermaakster in ’s‑Hertogenbosch laat maken ...”). Waar de mannen de publiciteit bewust opzochten , werkten hun vrouwelijke concurrenten liever met ‘stille’ reclame via referenties. Het is dan ook opvallend dat geen van de heren het tot de ‘Michelinster voor couturiers’ heeft geschopt : hofleverancier. In de zestiger jaren kwam de klad erin: opening van boetieks met betaalbare confectie of ontwerp voor de jongere generatie, haute couture werd onbetaalbaar. De elite vond zelf de weg naar Parijs en andere steden. Uiteindelijk zijn vele roemruchte modehuizen (Max Heymans, Dick Holthaus, Frank Govers - begonnen als etaleur bij de bekende bontzaak van Frits van der Ven op de Markt , Benno Premsela et cetera) in de 70’er jaren gesloten. Dat gold ook voor het handjevol beroemde kledinghuizen voor de betere stand (Bonneterie, Hirsch, Kuehne).

Ook nu nog is Nederlandse couture alleen voor de happy few, waarbij mensen van naam het vooral moeten hebben van BN’ers als klant en verkoop aan grote ketens. Zelfs de Parijse modehuizen zoals Chanel halen slechts 5% van hun omzet uit haute couture, de rest komt uit andere producten en licenties. De spreekwoordelijke uitzondering in Nederland is bruidskleding ; dat is weer een niche waar vrouwelijke ondernemers dominant zijn: ook in ’s‑Hertogenbosch zijn nu enkele gespecialiseerde zaken succesvol. Foto’s: Jos Bakker en Uitgeverij Balans Amsterdam

12

KringNieuws maart 2012, jaargang 38 nummer 2

Begin jaren vijftig van de vorige eeuw wordt het duidelijk: het oude Gouvernementsgebouw in de Bossche binnenstad wordt te klein. Sinds 1814 woont de gouverneur van Brabant er. Daarnaast biedt het kolossale complex ook kantoorruimte voor alle ambtenaren van de steeds groter wordende provinciale diensten, de Griffie. Nieuwbouw moet er komen, in de binnenstad, tegenover het Gouvernement. Op de Wolvenhoek en aan de Waterstraat koopt en sloopt de provincie enkele statige stadswoningen.

In 1514 sticht de welgestelde Hendrick Proening van Deventher een gasthuis ten behoeve van zes arme, oude mannen. Dit Van Deventhers Gasthuis wordt gehuisvest in een complex van negen woningen aan de zuidzijde van de Waterstraat, de huidige even nummers. Van 1616 tot 1629 maken deze huizen onderdeel uit van het jezuïetenklooster. De hoofdingang van dit kloostercomplex ligt aan de Verwersstraat. In de periode waarin ’s-Hertogenbosch met de bijnaam Kleyn Rome is getooid, studeren aan het jezuïetencollege honderden jongemannen om later als missionaris naar het noorden (de Republiek) te worden uitgezonden. Na de inname van ’s-Hertogenbosch in 1629 verdwijnen jezuïeten en studenten uit de stad. Het jezuïetencollege aan de Verwersstraat wordt de ambtswoning van de militaire gouverneur. Tussen 1767 en 1770 worden onderdelen van het jezuïetenklooster gesloopt en ondergaat het restant van het collegepand een grondige verbouwing. Onder leiding van architect Pieter Swart krijgt het de huidige vorm in Lodewijk XVI-stijl. In totaal negentien militaire gouverneurs hebben er van 1629 tot aan de Franse Tijd (1795-1813) huisvesting genoten. Enkele zalen (de rode en groene salons) hebben als hospitaal gediend voor gewonde en zieke soldaten van het Franse Noorderleger (1795). In 1810 wordt het Gouvernementshuis ingericht tot woning en kantoor van de Franse prefect: Hôtel de la Préfecture. Na de val van Napoleon wordt het complex tot paleis bestemd van de Gouverneur des Konings; in 1850 verandert de functienaam in Commissaris van de Koning(in). Brabantse commissarissen wonen tot 1983 in het Gouvernementspaleis. In 1987 krijgt het paleis een nieuwe bestemming als het Noordbrabants Museum. Eind 19de eeuw richt rijksbouwmeester Lokhorst het huidige, monumentale gebouw aan de Waterstraat op, dat dienst gaat doen als provinciale griffie, het provinciehuis. De gevel is opgetrokken in neogotische stijl, de rijkversierde en geornamenteerde hoofdingang is er een zwijgende getuige van. Vanaf het begin van de 20ste eeuw besturen ambtenaren en politici de provincie Noord-Brabant vanuit Waterstraat 16. De Statenzaal (ooit de kapel van de jezuïeten) wordt in


is voor Brabant bestaat 40 jaar Ed Hupkens Wolvenhoek. Bij nader inzien blijken deze prachtige, statige herenhuizen niet geschikt te zijn om verbouwd te worden tot kantoorruimten. Vier ontwerpers van uiteenlopende signatuur krijgen in 1952 de uitnodiging voor het opstellen van een eerste plan tot de bouw van een geheel nieuw kantorencomplex. Een daarvan is de functionalistische architect Hugh Maaskant (1907-1977). De adviescommissie kiest voor zijn idee: twee blokken aan een tussenliggend plein. In zijn visie was behalve de sloop van de monumentale panden aan de Waterstraat en Wolvenhoek ook die van het Lombardje inbegrepen. Om allerlei redenen blijft zijn plan in een la liggen.

De grote hal van het provinciehuis.

1904 verbouwd tot vergaderzaal van Provinciale Staten. De Bossche gemeenteraad heeft er ook jaren vergaderd. Nu is de Statenzaal onderdeel van het Noordbrabants Museum. Ruimtetekort In 1814 wordt Noord-Brabant een zelfstandige provincie met ’s-Hertogenbosch als hoofdstad. Van de bijna 200 jaar van hun bestaan zijn het provinciaal bestuur en het ambtenarenapparaat voor het grootste gedeelte gehuisvest geweest in het Gouvernement aan de Verwersstraat en, na de 19de-eeuwse uitbreiding, aan de Waterstraat. Na de Tweede Wereldoorlog wordt het bestuurs- en ambtenarenkorps enorm uitgebreid, met als resultaat een aanzienlijk ruimtetekort. Daarom koopt de provincie een aantal panden aan de overkant van de bestaande huisvesting aan de Waterstraat en

Grootse plannen Pas in 1958 neemt de provincie weer contact met Maaskant op, met de vraag zijn ontwerp aan te passen aan de inmiddels bijna verdubbelde behoefte aan kantoorruimte. Hij vervangt een van beide blokken door een toren met veel glas en aluminium van 13 verdiepingen en 62 meter hoog. Het gemeentebestuur twijfelt echter over hoogbouw en de aantasting van de stadshorizont, tot dan toe gedomineerd door de 70 meter hoge Sint-Janskathedraal. Als met de aanbesteding bijna wordt begonnen, blijkt dat het gemeentebestuur in de tussentijd een andere bestemming voor deze locatie heeft bedacht: de nieuw geplande ringweg rond het centrum (Structuurplan). Door kavelruil verplaatsen de beleidsmakers in 1962 hun plannen naar de Zuidwal/Beurdsestraat. Met een provincietoren van 28 verdiepingen en 100 meter hoog, volgens Maaskant het ‘esthetisch optimum’, zoekt de architect bewust de concurrerende werking met de Sint-Jan. De bestuurders proberen de plannen geheim te houden. Het Comité Behoud Binnenstad brengt deze echter in de publiciteit; het vindt dat het provinciehuis de Sint-Jan reduceert tot ‘een onbelangrijk gebouwtje’. Een tekening in de plaatselijke pers van het bouwplan zorgt voor een ware opstand onder de Bosschenaren. De schoonheidscommissie en de gemeenteraad – geschrokken van alle ophef onder de bevolking – reageren negatief. Daarmee is het plan definitief van de baan. De sloop van de prachtige stadshuizen aan de Waterstraat en Wolvenhoek had inmiddels – begin 1962 - wél plaatsgevonden. Jarenlang wordt de kaalslag als parkeerterrein gebruikt. Eind 1975 wordt op die plek aan de Waterstraat de eerste parkeergarage gebouwd, De Kuil genaamd. De provincie besluit ondertussen de druk op te voeren, dreigt het provinciehuis in Breda of Tilburg te bouwen, als de gemeente niet snel met een geschikte locatie komt. Dat helpt. En zo komt het al spoedig tot een nieuw plan: een provinciehuis aan de rand van de stad, op een

KringNieuws maart 2012, jaargang 38 nummer 2

13


P Het provinciehuis.

Boekenbeurs. Midden in de hal zweeft als het ware de Statenzaal met zijn vleugelvormig dak. Deze zaal is bereikbaar via de grote staatsietrap. De signatuur van Maaskant. Op een gevelplaat naast de hoofdingang heeft Maaskant zijn handtekening in het beton laten zetten. Hiermee wilde hij laten zien dat het gebouw in feite een kunstwerk is. Het provinciehuis is zo nauw verweven met de architect, dat de bijnaam ‘de Dikke Vinger van Maaskant’ luidt. Het varkenskunstwerk. Kunstenaar Kees Jansen (1946) uit Dongen vervaardigde in 1979 Zeug met biggen. Dit kunstwerk bestaat uit elf bronzen biggen en een zeug. De varkensgroep die prijkt op het plein voor het provinciehuis, is een gift van de Vereniging van Varkenshouders van de Noord-Brabantse Christelijke Boerenbond aan het provinciaal bestuur. De antichambre. Tussen de werkkamer van de commissaris van de koningin (CvK) en de kamer van de bode bevindt zich de ‘antichambre’. Dit is de wachtkamer voor bezoekende personen. De bode, ook wel kamerbeheerder genoemd, plaatst gasten in deze ruimte om te ‘antichambreren’, voordat de CvK er zijn gastgezelschap verwelkomt. De ronde hoeken. Het exterieur van het provinciehuis

weiland dat net door een grondruil met de gemeente Den Dungen is overgegaan in Bossche handen. Voor die locatie past Maaskant in 1963 zijn plan aan tot een derde ontwerp. De bouw start in 1966, eind 1971 is het (toen nog) hoogste kantoorgebouw een feit. Op 12 november 1971 verricht koningin Julina de officiële openingshandeling van het nieuwe provinciehuis.

De Dikke Deur.

Markante details Wie in vroeger dagen ’s-Hertogenbosch vanuit het zuiden naderde, zag één gebouw boven de stad uitsteken: de Sint-Janskerk. Tegenwoordig is het provinciehuis met zijn 23 verdiepingen nauwelijks over het hoofd te zien. Wie het gebouw van dichtbij en van binnen bekijkt, ontdekt de ene na de andere kleine en grote verrassing. De negen meest bijzondere op een rij. De centrale hal. Wat direct opvalt in het imposante gebouw, is de royale centrale hal van meer dan 2.500 m2. De hal is regelmatig het toneel van bijeenkomsten, exposities en presentaties. Zo hield de Vincentiusvereniging er tot 2008 haar jaarlijkse De voormalige Provinciale Griffie aan de Waterstraat is nu het onderkomen van het Noordbrabants Museum, Erfgoed Brabant, Provinciaal Depot Bodemvondsten en vanaf maart 2012 ook van Museum SM’s

14

KringNieuws maart 2012, jaargang 38 nummer 2

laat zich omschrijven als strak, scherp en recht. In het interieur vallen juist de ronde en zachte vormen op, als compensatie daarvan. Zo zijn er in het gebouw talloze ‘ronde hoeken’ te ontdekken, bijvoorbeeld tussen de afzonderlijke kantoorruimten. Het balkon van de CvK. De kamer van de CvK heeft als enige ruimte een eigen balkon, dat op het zuiden uitkijkt. Er kunnen er acht personen vergaderen.


R

Korte berichten Risicowedstrijd?

Bijzonder zijn twee bronzen beelden: De Kat van Anet van Elzen (1963), en Vluchtende vogel van Hein Koreman (1921). De bronzen deur. De liefst vier ton wegende, bronzen deur voor de toegang naar de Statenzaal heeft als bijnaam ‘de Dikke Deur’. Dankzij een slim geplaatste spil kan de deur toch met één vinger geopend worden. Om dit kunstwerk van Toon Slegers (1929) is heel wat te doen geweest. Het moest een geschenk worden van alle Brabantse gemeenten, die per inwoner een dubbeltje moesten betalen. Daar was niet iedere gemeente het mee eens, een aantal gemeenten heeft dan ook niet meebetaald. Bois le Duc-zaal. In deze ruimte op de begane grond hangt het enorme wandkleed van 8 bij 25 meter van de Poolse kunstenares Magdalena Abakanowicz (1930). Vanaf de opening van het gebouw worden in deze zaal ontvangsten, lezingen, symposia en concerten gehouden. Het provinciehuis herbergt meer dan 2.000 kunstobjecten, waaronder de grootste collectie wandtapijten van Europa. De atoomvrije bunker. Onder het provinciehuis ligt de zogenaamde atoomvrije bunker. Wellicht de enige ruimte waarop Maaskant geen directe invloed had, omdat de bunker er al lag bij de start van de bouw. De trapverbindingen van en naar het provinciehuis zijn later op elkaar afgestemd. De bunker diende in de tijd van de Koude Oorlog als noodbestuurspost. Het was geen vluchtkelder, maar een plek van waaruit een crisisteam kon opereren. Tegenwoordig vinden we er een kunstdepot, archieven en repetitieruimten van huisorkest De Torentoeters, cabaretgroep Spiegel en het provinciale popkoor KOORbusiness. Architect Huig Aart (Hugh) Maaskant beschouwde het provinciehuis als zijn levenswerk, zijn magnum opus. Het werd een monumentaal bouwwerk, opgetrokken uit moderne materialen als beton, glas en metaal. Met veel strakke lijnen en robuuste, ronde vormen. En voor het interieur sobere materialen als natuursteen, wol en leer, aangekleed met (veel) kunst. Dat is wat Maaskant – voorvechter van het ‘nieuwe bouwen’ – voor ogen had met ons Brabants provinciehuis. Critici vonden het echter een ‘belichaming van bestuurlijke macht die niet meer van deze tijd was’. Oud-CvK Constant Kortmann heeft ooit eens over Maaskant en het provinciehuis gezegd: “Hij heeft meer willen geven dan een kantoorflat. Hij heeft Brabant een nieuwe standaard gegeven”. Het is echter de vraag of iedereen wel met die standaard gelukkig is. De meningen over de architectonische schoonheid van het provinciehuis blijven verdeeld.

Nik de Vries

Dat voetbal tegenwoordig verantwoordelijk is voor vele blessures, is een ieder bekend. Kennelijk was het 100 jaar geleden niet anders, getuige bijgaande advertentie uit de Provinciale en ’s-Hertogenbossche Courant van 1912:

Advertentie uit 1912. Voetbalwedstrijden duren in het algemeen twee keer 45 minuten. Vroeger kon het wel eens anders lopen. Op 5 maart 1912 bericht de krant: “Wilhelmina – B.V.C. Een Wilhelmina-combinatie, met J. v.d. Meerendonk als keeper en P. Gevers als back, voor ’t meerendeel bestaande uit eerste elftallers met enkele spelers van het 3e elftal, heeft gisteren B.V.C. geklopt met 13 – 1. Toen deze stand bereikt was, hield men maar op met spelen!” Ik denk zo dat ook tegenwoordig sommige teams het niet erg zouden vinden als een wedstrijd voortijdig beëindigd zou kunnen worden…

Corry Bernsen Redactie Een van onze lezers, Frank Mommersteeg, meldt ons dat hij een schilderij gekocht heeft van de Bossche kunstenares Corry Bernsen. Als kind heeft de heer Mommersteeg les gehad van de kunstenares. In de jaren ‘50 woonde ze aan de Zuid-Willemsvaart. De heer Mommersteeg is op zoek naar informatie over haar. Behalve een geboortejaar, 1918, heeft hij niets kunnen vinden. Wie kan hem helpen? Informatie graag via het mailadres van de redactie. Als deze informatie boeiend genoeg is, wijden we graag een artikeltje aan haar.

KringNieuws maart 2012, jaargang 38 nummer 2

15


U

Uitnodiging Cees Roodnat

Zoals bekend heeft de Kring niet alleen een vaarbedrijf en vele enthousiaste gidsen maar ook een zogenaamd Kenniscentrum. Dit Kenniscentrum heeft als doel (de naam zegt het al) kennis te verzamelen, bepaalde vraagstukken te bespreken en te bestuderen en mede daarover te publiceren. Daarbij staat het behoud van het cultureel erfgoed van onze stad ’s-Hertogenbosch centraal.

Funderingen 14e-eeuwse burgerhuisjes Beurdsestraat.

Daarvoor zijn werkgroepen actief: 13 in totaal! Allemaal enthousiaste mensen die op specifieke gebieden zoals archeologie, stedelijke planontwikkelingen, behoud en herstel van kleine monumenten, kerken en kloosters, et cetera, zinvol werk doen op vrijwillige basis. Enkele van deze werkgroepen zoeken versterking.

Archeologie Wij zoeken vrijwilligers die het voortouw nemen met betrekking tot opgravingen. Veelal in samenwerking met de gemeentelijke BAM, maar ook zelfstandig. Het zelf initiatieven nemen –binnen de vastgestelde kaders– en contacten leggen is belangrijk. Iets voor u? Heeft u zelfs enige ervaring met opgravingen, dan zou dat geweldig zijn! Molens Vindt u molens een interessant erfgoed ? Wij zoeken enthousiaste vrijwilligers met belangstelling voor en enige kennis van techniek, zoals constructies en (water)krachtoverbrenging bijvoorbeeld. Een uitdaging voor hen die méér willen weten hoe molens werken, hersteld en behouden kunnen worden.

16

KringNieuws maart 2012, jaargang 38 nummer 2

Bouwplannen Wij beoordelen bouwinitiatieven in en om de binnenstad en sturen die zo nodig bij. Het ruimtelijk beleid en ontwikkelingen daarvan hebben onze voortdurende aandacht met betrekking tot de bewaking van architectonische en cultuurhistorische waarden. Wij zoeken nu naar mensen met een Bosch hart en met liefde voor deze waarden, die als vrijwilliger willen deelnemen aan het proces van informatievergaring, beoordeling van initiatieven, overleg met initiatiefnemers, gemeente en anderen en zonodig het voeren van officiële procedures. Spreekt u dit aan en heeft u misschien zelfs enige kennis van, maar in ieder geval interesse in bouwkunde en/of juridische kennis in de sfeer van bouwrecht? Dan bent u degene die wij zoeken als versterking van onze werkgroep. Openbare ruimte Onze werkgroep werkt in sterke mate samen met onder andere de werkgroep Bouwplannen. Wij bewaken de kwaliteit en cultuurhistorie van de binnenstad en directe omgeving. Wij nemen initiatieven en doen verbetervoorstellen aan de gemeente en aan andere belanghebbenden. Ruimtelijke ordening is daarbij het sleutelwoord. Wij zoeken versterking van onze werkgroep! Geïnteresseerd? Neem dan contact op met de voorzitter van de werkgroep waarin u geïnteresseerd bent. Dat kunt u doen via het secretariaat van de Kring. Foto’s: Ellie de Vries (maquette) en Ed Hupkens (opgraving)


H

Henri Bakker in 1912

In het meinummer 2011 van KringNieuws schreef Harry Satter uitgebreid over de Bossche vliegenier-pionier Henri Bakker. Vorig jaar was het 100 jaar geleden dat Bakker zijn fameuze vliegshow boven de Pettelaar liet zien. De kranten stonden ook in het najaar van 1911 vol nieuws en berichten over vliegers. Het ene record na het andere sneuvelde. Helaas sneuvelden ook vele vliegers bij pogingen hoger, verder of langer in de lucht te blijven. In de winter is het even stil, maar voorjaar 1912 betekent weer nieuws van het vliegfront.

Nik de Vries Het moet in zijne bedoeling liggen, wanneer hij binnenkort hier uit huis vliegende zal arriveeren, gedurende een veertiental dagen hier te blijven en in dien tijd verschillende vluchten te maken.” Alles is dus klaar voor een nieuwe serie shows van onze stadgenoot.

(foto: Stadsarchief) De Provinciale Noordbrabantsche en ’s-Hertogenbossche Courant meldt op woensdag 12 maart 1912 dat Henri Bakker wakker is geworden: “Henri Bakker Onze stadgenoot heeft Zaterdag middag van uit Ede een mooi vluchtje gemaakt. ’t Was zijn bedoeling om Arnhem en omstreken van uit vogelvlucht te gaan bezichtigen, doch boven stond veel wind, zoodat hij van richting veranderde, naar Lunteren vloog en in een wijden boog over Hartskamp weer naar zijn hangar terugkeerde. Om 4.30 uur opgestegen, daalde hij om 5 uur in een prachtige zweefvlucht vanaf eene hoogte van 400 M. vlak voor zijn hangar en werd door de vrij talrijke ooggetuigen van deze eerste voorjaarsvlucht hartelijk toegejuicht.” Pettelaar Enkele dagen later maakt dezelfde krant gewag van het feit dat vliegkamp Pettelaar in gereedheid is gebracht voor nieuwe vliegavonturen. “Men deelt ons mede, dat de hangar, die nu in het Vliegkamp “Pettelaar” zal worden opgericht, daar voor goed zal blijven staan, zoodat de aviateurs dus voortaan in de omgeving onzer stad een geschikt terrein tot landing en tot berging van hun machine zullen kunnen vinden. Onze Bossche vliegenier Henri Bakker kan dus dezen zomer ook nog eens enkele keeren komen overwippen.

Bakker naar ’s-Hertogenbosch Ruim een week na het voorgaande bericht staat opnieuw iets te lezen over Bakker: hij komt eraan! De krant bericht op 26 maart 1912: “Naar wij vernemen, vertrekt de Bossche aviateur Henri Bakker morgen naar Ede, waar zijn toestel reeds geheel gereed staat en zal hij daar op een mooien dag wachten om met een zijner leerlingen als passagier naar hier te vliegen. Wanneer het weder dus goed wordt en blijft, kan men hem nog deze week verwachten. Bakker is voornemens gedurende eenige dagen hier te blijven. Het vliegkamp “Pettelaar” is in orde en het is geen bezwaar, dat de hangar nog niet is gereed gekomen. Ook zonder hangar kan het toestel hier eenige dagen blijven. Vanaf “Pettelaar” zal Bakker naar Breda vliegen en trachten den uitgeloofden beker van Breda te behalen.” In het volgende nummer van KringNieuws breng ik u van het vervolg op de hoogte.

KringNieuws maart 2012, jaargang 38 nummer 2

17


V L Verboden vruchten

Lips in Drunen

Rommert Kruithof

Hij zat op een doordeweekse dag in het voorjaarszonnetje bij het Gemintemuzejum aan de Binnendieze naar aasvisjes voor de snoekbaars te vissen. Enkele meters verderop genoot een jong stelletje van Koerdische afkomst van de, in die kringen streng verboden, voorhuwelijkse vruchten der liefde. Ook de visserman deed verder geen vlieg kwaad. Het ene witvisje na het andere belandde in z’n emmer met water, een incidenteel gevangen ringbaarsje werd keurig door hem teruggezet en een bleitje herkreeg z’n vrijheid omdat dat volgens hem ‘te breed’ was om de volgende dag aan de Maas als snoekbaars-aas te dienen. En voor een langskomende rondvaartboot van de Stichting Binnendieze, haalde hij netjes z’n hengel op.

Plaats delict.

Een vredig tafereeltje al met al, tot er twee politieagenten over de aanlegsteiger aan kwamen geslenterd, die om z’n vergunning vroegen. Meer tegen mij dan tegen de agenten zei de visserman ‘Da’s voor de derde keer in vijfentwintig jaar’. Vandaar misschien dat het even zoeken was in welk vakje van welke binnenzak de gevraagde papieren bleken te zitten: de landelijke visvergunning die op een bankpasje lijkt en de plaatselijke vergunning die uit twee opgevouwen A4-tjes bleek te bestaan. Daarin trof de vrouwelijke agente na lang zoeken de bepaling aan dat gevangen vis levend moet worden teruggezet. Ik suggereerde de visserman daar volmondig mee in te stemmen, omdat hij er immers de volgende dag mee aan het snoekbaarzen zou slaan en de gevangen visjes zichtbaar in de emmer met water in leven hield. Maar het was een aardige visserman, een tikje naïef hooguit, die er meer tegen mij dan tegen de agenten uit flapte dat de aasvisjes die avond in het vriesvak zouden verdwijnen voor gebruik de volgende dag. Ik denk eigenlijk dat de agenten het niet eens hebben gehoord want de vrouwelijke agente overlegde intussen al met haar meelopende mannelijke collega en besloot het hoofdkwartier per portofoon om raad te vragen. Hoe het afliep, weet ik niet. Een afspraak twee straten verderop kon niet langer op zich laten wachten. Wel adviseerde ik de visserman geen genoegen te nemen met een bekeuring en het desnoods voor te laten komen, daarbij zorgvuldig dat vriesvak achter de haag zijner tanden houdend. En op samenzweerderige toon namen wij afscheid van elkaar. De agenten groette ik niet; zij waren te druk in overleg met hun hoofdkwartier. Alsof het om een zaak van levensbelang ging. En ook het Koerdische stelletje zat niet op mijn afscheidsgroet te wachten. Dat had wel wat beters te doen. Toen ik een half uur later op de veronderstelde ‘plaats delict’ terugkwam om mijn nalatigheid goed te maken en alsnog een fotootje te schieten, was de visserman weg. Net als het jonge stelletje van Koerdische afkomst, dat kennelijk eveneens even z’n bekomst had van verboden vruchten. Ook tijdelijk, mag ik hopen. Foto: Rommert Kruithof

18

KringNieuws maart 2012, jaargang 38 nummer 2

Wat heeft de voormalige firma Lips in Drunen met ’s-Hertogenbosch te maken? In feite alles, want in onze hertogstad start in 1849 ene Jean Chevalier een ijzergieterij aan het Ortheneind, hoek Peter de Gekstraatje. Tot 1939 zal er een ijzergieterij in ’s-Hertogenbosch actief blijven. In dat jaar begint Lips in Drunen.

Deze geschiedenis kunnen we lezen in een onlangs verschenen boek, N.V. ’s-Hertogenbossche Schroevengieterij M. Lips te Drunen. Opkomst en groei van een Noord-Brabantse scheepsschroevenfabrikant. Het boek is geschreven door twee oud-medewerkers, Frans Bult en John Straatman. Presentatie Kees van den Oord, de uitgever van het boek, vertelt hoe hij de afgelopen jaren als alfa ‘alles’ te weten is gekomen over scheepsschroeven. Hij memoreert hoe het bedrijf van Max Lips groeit van 40 werknemers in 1939 naar 2600 in de jaren 2000. Frans Bult, een van de auteurs, vertelt dat hij al jaren rondliep met het plan een boek over Lips te schrijven. Een ontmoeting met John Straatman, die met dezelfde plannen rondloopt, is de start van een jarenlange samenwerking. Beiden gaan uit van hun fascinatie voor een bloeiend bedrijf en vooral voor de directeur ervan, Max Lips. De auteurs hopen dat het door hen geschreven boek een monument is voor Lips. Daarom moet alle informatie kloppen en moeten illustraties alles visueel maken. Het boek N.V. ’s-Hertogenbossche Schroevengieterij M. Lips te Drunen. Opkomst en groei van een Noord-Brabantse scheepsschroevenfabrikant is geschreven door Frans Bult en John Straatman. Het is uitgegeven door Histordia Bokhoven. Het boek is rijk geïllustreerd, mooi ingebonden en heeft zelfs een leeslintje. Het kost € 25,00 en is verkrijgbaar bij Het Stadsarchief.


Nik de Vries

Frans Bult overhandigt boek aan burgemeester Willems.

Na zijn praatje worden eerste exemplaren uitgereikt aan onder meer burgemeester Willems van Heusden en de familie Lips. In zijn dankwoord laat burgemeester Willems horen en zien dat Drunen veel te danken heeft aan Lips. Niet alleen zorgt het bedrijf voor veel werkgelegenheid, maar ook op sociaal en cultureel gebied heeft Lips altijd de eerste partij geblazen.

Frans Bult en John Straatman.

Uitgever Kees van den Oord en de auteurs Frans Bult en John Straatman.

Het boek In een kleine 200 pagina’s laten de auteurs een bijzonder bedrijf tot leven komen. Voor mensen die vooral in ’s-Hertogenbosch geïnteresseerd zijn, is met name het eerste deel van het boek meer dan de moeite waard. Natuurlijk kennen velen stukken van de rijke historie, maar hier worden al die delen aaneen gesmeed tot een heldere geschiedenis. Zoals gezegd begint die geschiedenis voor onze stad in 1849. Tot 1909 zijn verschillende bedrijfjes actief in de Bossche binnenstad. In dat jaar begint Lips sr. Zijn ’s-Hertogenbossche Schroevengieterij. In 1934 neemt Max Lips jr. de touwtjes in handen. Het bedrijf is inmiddels gevestigd op de kop van ’t Zand. Veel Bosschenaren spreken nog over de zaak van Dufay. Tot voor kort was hier de Talent Factory in gevestigd. In 1939 vertrekt het bedrijf naar Drunen. In ’s-Hertogenbosch zijn geen mogelijkheden tot uitbreiding meer. Drunen heeft de juiste ondergrond en beschikt over veel arbeidskrachten: boerenzoons die omgeschoold worden tot gieter. In Drunen maakt het bedrijf een explosieve groei door. Het wordt toonaangevend voor de fabricage van

scheepsschroeven. Daarnaast worden andere objecten gegoten in opdracht. Zo wordt er de Schroef van Archimedes vervaardigd, een kunstwerk van de BritsDuitse beeldhouwer Tony Cragg. Deze schroef staat sinds 1993 aan het begin van de Pettelaarseweg in ’s-Hertogenbosch. Het is het laatste product dat het bedrijf maakt voor het geheel in handen komt van John Crane Marine. Foto’s: Ellie de Vries

KringNieuws maart 2012, jaargang 38 nummer 2

19


B

Beeld van Birgitta Geert Donkers

Tegenover het hoofdgebouw op landgoed Coudewater in Rosmalen staat op een lage sokkel het beeld van een vrouw. Het is een beeld van de heilige Birgitta van Zweden. Op deze plek stond namelijk ooit het klooster Mariënwater. De kloosterlingen van dit klooster hoorden bij de orde die door Birgitta gesticht was. Birgitta werd omstreeks 1303 in de buurt van het Zweedse Uppsala geboren. Ze trouwde op jonge leeftijd, kreeg acht kinderen en werkte als hofmeesteres van de vrouw van de koning. In 1342 ging zij met haar man op pelgrimstocht naar Santiago de Compostela. Twee jaar later werd ze weduwe en ze leefde daarna een leven van boete en versterving. Ze noteerde de visioenen die zij al sinds haar jeugd had in een boek. In 1346 stichtte Birgitta op het koninklijke landgoed Vadstena in Zweden een nieuwe kloosterorde. De kloosterlingen leefden vaak in zogenaamde dubbelkloosters: een afdeling voor mannen en een voor vrouwen. Vanaf 1350 woonde Birgitta in Rome. Tijdens een pelgrimage naar het Heilige Land werd ze ziek, ze keerde terug naar Rome en overleed daar in 1373. In 1393 werd Birgitta door paus Bonifatius IX heilig verklaard. Birgitta wordt afgebeeld als pelgrim met staf en tas of in het habijt van haar orde. Opvallend is dan de merkwaardige hoofdbedekking. Dat is namelijk een soort kroon bestaande uit een linnen band en twee zich kruisende beugels van linnen. Op de snijpunten bevinden zich rode stukjes stof in de vorm van druppels. Deze stellen de wonden van de gekruisigde Christus voor. De kroon wordt over de sluier gedragen. Als attributen kan ze verder een abdissenstaf, een boek en een schrijfveer met inktkoker bij zich dragen. Het beeld op het landgoed Coudewater stelt Birgitta voor als pelgrim. Een vrouw in een jak en lange rok met een kapje op het hoofd dat afhangt tot op de schouders. In de rechterhand steunt zij op een stok. Naast haar liggen de Birgittijnse kroon als teken van haar kloosterorde, het boek met visioenen en een kruis. Het beeld is vervaardigd in wit keramisch materiaal door de kunstenares Jeanne van Iersel. Het werd in juni 2008 geplaatst en onthuld onder meer door toedoen van de Sociëtas Birgitta Europa. Dit is een organisatie die het gedachtegoed van Birgitta in Europa zowel in geestelijke als materiële zin levend wil houden. De aanleiding voor het plaatsen van dit beeld in Rosmalen was de herinnering aan het voormalige klooster Mariënwater. Het klooster werd in 1434 gesticht door Milla van Campen. Het was een zogenaamd dubbelconvent volgens de regel van de H. Birgitta. Het klooster maakte rustige maar ook turbulente tijden door. Met name de jaren in de Tachtigjarige Oorlog waren dieptepunten in het bestaan van het klooster en de bewoners. In 1652 vertrokken de overgebleven birgittijnen naar een klooster in de buurt van Antwerpen. Het zusterklooster werd in 1713 opgeheven. De birgittinessen vestigden zich uiteindelijk in de abdij Maria Refusie in Uden. Het Museum van Religieuze Kunst is medebewoner van deze abdij. Overigens is het beeld van de H. Birgitta ook te zien in de Sint-Jan. Zij staat daar tegen een zuil op de hoek van het noordertransept. Zij is uitgebeeld in het kleed van haar orde en ze draagt een boek en een staf. Het beeld is in 1896 gemaakt door Hendrik van der Geld.

KringNieuws is het minimaal zes maal per jaar verschijnend tijdschrift van Kring Vrienden van ’s‑Hertogenbosch. Redactie: Nik de Vries (voorzitter), Michele van den Heuvel, Ed Hupkens, Jan Korsten, Gerard ter Steege, Ellie de Vries (fotografie) en Johan Strang (bestuur). Vormgeving: Jack van Elten Redactie-adres: Secretariaat KringNieuws Postbus 1162, 5200 BE ’s‑Hertogenbosch E-mail: redactie@kringvrienden.nl Oplage 2.450 stuks Niets uit een editie mag worden gekopieerd of elders gepubliceerd zonder uitdrukkelijke toestemming van Kring Vrienden en de redactie; dit geldt ook voor het in enige vorm elektronisch beschikbaar stellen. De redactie heeft getracht alle rechthebbenden van het illustratiemateriaal te achterhalen. Personen of instanties die desondanks van mening zijn aan deze uitgave aanspraken te kunnen ontlenen wordt verzocht om contact op te nemen met de redactie.

Secretariaat Postbus 1162 5200 BE ’s‑Hertogenbosch E-mail: algemeen@kringvrienden.nl Internet: www.kringvrienden.nl Betalingen: ING Bank 3119716 Jaarlijkse bijdrage minimaal € 17,50 Kringhuis en Kringbalie Parade 12 Telefoon 073 - 613 50 98 Telefax

Foto: Ellie de Vries

073 - 614 60 21

Ma. gesloten, Di. tot en met za. van 10.00 - 17.00 uur,

Bronnen Bossche Encyclopedie; J.Timmers, Christelijke symboliek en iconografie.

20

KringNieuws maart 2012, jaargang 38 nummer 2

zon- en feestdagen van 12.00 - 16.00 uur.


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.