Kring Nieuws uitgave van kring
vrienden van ’s‑Hertogenbosch
Jaargang 35 nummer 3 mei 2009
Vooraf 2 Korte berichten
2
100ste sterfdag Lambert Hezenmans 3 450 jaar bisdom ’s-Hertogenbosch (2)
4
Het reserveringsbureau
6
Nort Lammers
7
Drie maal scheepsrecht?
8
Korte berichten
9
De Moerputten, een natte natuurparel
10
Inburgeraars worden Boschloog
12
Plaquette 13 De historische binnenstad (3) 14 Bouwstijlen: Functionalisme
(1915-1965) 15
Reinier van Arkelwandeling 16 De heemkunderol van de Kring in 2008
19
Tuinendag 2009
21
Korte berichten
21
Werkgroep Bouwplannen
22
Beeld van Catharina
24
nieuwe
plek
V K Vooraf
Korte berichten
Nik de Vries
LEF: Oost Duitsland
In dit KringNieuws treft u het Jaarverslag van de Kring aan. Ons idee van vorig jaar om daar een losse bijlage van te maken viel in de smaak. Complimenten voor onze vormgevers, die ook nu weer een hele kluif hadden aan alle artikelen die er in dit nummer moesten. Dat jaarverslag hoort natuurlijk bij de jaarvergadering van de Kring. Inmiddels weet u al waar en wanneer, maar ik herhaal het hier even: dinsdag 2 juni vanaf 19.00 uur in de Hervormde Kerk aan het Kerkplein; de kerk is open vanaf 18.00 uur. Natuurlijk is er weer veel te doen in ’s-Hertogenbosch. De herbestrating van de Markt is gereed en uiteraard is niet iedereen gelukkig met het resultaat. Mensen houden soms niet van verandering. Loop er eens heen op zondagmorgen. Dan is er nog niets te doen en kunt u het plein als geheel in ogenschouw nemen. Ik vind het mooi geworden. Alleen jammer dat het puthuis weg is en die paar zielige boompjes in een hoekje… De herinrichting van de Parade komt nu in zicht. We hebben kunnen kiezen uit twee voorstellen en als u dit leest, zal de winnaar bekend zijn. Ook hier kennen we voor- en tegenstanders. Maar ook hier zal een keuze gemaakt moeten worden. De Parade is veel te mooi om te laten verslonzen.
In dit nummer krijgt een aantal series een vervolg: de historische binnenstad van ’s-Hertogenbosch wordt verder verkend, over het jubilerende bisdom gaat een artikel in op de recente historie, de Moerputten staan centraal in de reeks over water en de heiligenbeelden krijgen een vervolg. De lange serie over bouwstijlen is bijna klaar. Dat geldt niet voor ons overzicht van de werkgroepen van de Kring: daar gaan we nog even mee door.
De redactie
‘20 Jahre Mauerfall’ is voor de werkgroep LEF mede aanleiding geweest om exclusief voor leden van de Kring Vrienden van ’s-Hertogenbosch een 10-daagse culturele rondreis door het voormalig Oost-Duitsland te organiseren. Deze bijzondere reis wordt begeleid door een lid van de werkgroep LEF, Gabriele van der Meijs. Gabriele heeft als reisleidster een brede ervaring bij rondreizen door het oosten van Duitsland. De deelnemers vertrekken op 24 september 2009 vanuit ‘s‑Hertogenbosch naar de eerste overnachtingplaats in de buurt van Eisenach. Tijdens deze rondreis worden onder meer Erfurt, Weimar, Leipzig, Dresden en Berlijn aangedaan. Deze bijzondere reis kost slechts € 659,-- op basis van een 2-persoonskamer. Voor de rondreis zijn al voldoende aanmeldingen binnen waardoor zekerheid bestaat over het doorgaan ervan. Voor belangstellenden zijn echter nog steeds voldoende plaatsen beschikbaar. Alle inlichtingen, het ‘Van dag tot dag’ programma en het aanmeldingsformulier zijn verkrijgbaar bij de Kringbalies. Telefonisch informatie kan rechtstreeks bij Gabriele van der Meijs 073 - 613 73 57 en Sonja van Rosmalen 073 - 503 32 96 of e-mail naar algmeen@kringvrienden.nl t.a.v. werkgroep LEF.
Enfin, leest en kijkt u maar zelf. Er zit voor ieder wat in dit nummer. Wilt u zelf een bijdrage leveren: doe dat via het mailadres van de redactie. Illustraties graag aanleveren in het Kringhuis in het Lombardje. U kunt dat doen tot 26 juni. Lintjesregen 2009
Foto voorpagina: Ellie de Vries Het standbeeld van Jeroen Bosch opnieuw geplaatst op de Markt.
2
KringNieuws mei 2009, jaargang 35 nummer 3
Gerard ter Steege
Vanwege speciale verdiensten op het maatschappelijke of sociale vlak hebben op 29 april de onderstaande vrijwillgers van de Kring een Koninklijke onderscheiding ontvangen: – Wil Mulders, schipper en vaarinstructeur bij de Binnendieze; – Cees Mosch, schipper van het eerste uur en instructeur ‘bomen’ bij de Binnendieze; – Inge Harkema, voorzitter werkgroep Binnendieze.
H
100ste sterfdag Lambert Hezenmans Lambertus Christianus Hezenmans werd op 15 oktober 1841 in ’s-Hertogenbosch geboren als tweede zoon van Adrianus Hezenmans en Isabella Bovee. In 1870 trouwde Lambert met Johanna Clasina Jeuken. Het huwelijk bleef kinderloos. Jan Hezenmans was een acht jaar oudere broer, die later bekend werd als letterkundige en historicus. Lambert werd geboren in de Lange Putstraat waar al snel bleek dat hij over een artistieke aanleg beschikte. In 1854 werd hij als 12-jarige al ingeschreven aan de Koninklijke School voor Nuttige en Beeldende Kunsten te ’s-Hertogenbosch. Hij kreeg tot 1858 les in handtekenen, bouwkundig tekenen, schilderen en boetseren.
het graf van Hezenmans op begraafplaats Orthen
Atelier Veneman In 1857 is Lambert in de leer gegaan bij de beeldhouwer en architect Louis Veneman. In zijn werkplaats waar meer dan 45 werknemers werkten was volop werk. Door de opleving van het katholieke geloof was in de kerken volop behoefte aan het herstellen of vernieuwen van de inventarissen. In het atelier van Veneman werden tientallen neogotische biechtstoelen, preekstoelen, koorbanken, altaren en honderden heiligenbeelden vervaardigd. In december 1858 werd Veneman officieel aangesteld als hoofd restaurateur van de buitenzijde van de Sint-Jan. In deze hoedanigheid betrok hij zijn leerling Lambert Hezenmans graag bij de restauratie en nam hem regelmatig mee naar de bouwloods van de Sint-Jan. Lambert kon zich hier als gezel verder bekwamen in het hakken van hogels, pinakels en ander ornamentwerk. Een hogel is een gebeeldhouwd ornament ter versiering van pinakels. Een pinakel is een torenvormige versiering boven op een steunbeer of luchtboog. Een pinakel komt veel voor bij gotische kerkgebouwen. Hezenmans kreeg hierbij ook de kans om zelf te ontwerpen en bouwtekeningen te maken. Hoofd restauratie Sint-Jan In 1863 moest Louis Veneman als gevolg van een beroerte zijn werkzaamheden staken en kreeg Lambert Hezenmans de verantwoordelijkheid voor de restauratiewerkzaamheden aan de Sint-Jan. Dagelijks was hij te vinden op de bouwsteigers en op de daken om metingen te verrichten en profielen te schetsen. Hij ging zich ook steeds meer bezig houden met het interieur van de kerk terwijl hij eigenlijk alleen was aangesteld om zich te bekommeren om de restauratie van de buitenkant van de kerk. Lambert maakte de ontwerpen voor de gebrandschilderde ramen, de neogotische inrichting van het Hoogkoor en de Sacramentskapel en ontwierp onder andere de altaren voor de straalkapellen en de heiligenbeelden voor de kooromgang en het schip.
tekst: Bert van Coenen, foto: Nik de Vries Hij raakte door heel Nederland bekend en werd gevraagd om ook andere restauraties te leiden zoals de gevel van het stadhuis van Gouda, de toren van het stadhuis van Middelburg, kasteel Maurick te Vught en de Sint-Antoniuskapel te ’s-Hertogenbosch. Tot zijn vriendenkring behoorde de beroemde architect Pierre Cuypers met wie hij als rijksadviseur regelmatig inspecties uitvoerde bij grote restauraties zoals de SintServaas en Onze Lieve Vrouwekerk in Maastricht. Hij ontwierp bovendien ook nog een aantal neogotische kerken.
Aanzien Tijdens zijn leven genoot hij veel aanzien zowel in binnen- als buitenland. In 1873 kreeg hij onder andere het lidmaatschap van La Société Française d’archeologie aangeboden. Meer dan vijftig jaar werkte Lambert Hezenmans aan ‘zijn’ Sint-Jan. In 1908 vierde hij zijn gouden jubileum. Bij gelegenheid hiervan werd hij niet alleen onderscheiden met het officierskruis in de orde van Oranje Nassau, maar ook met de ridderorde van Gregorius de Grote en het erekruis Pro Ecclesia et Pontifice. Erg lang heeft Hezenmans hier niet van kunnen genieten want na een kort ziekbed stierf Lambert op 28 april 1909. Enkele maanden daaraan voorafgaand was zijn broer Jan al overleden, een broer die zijn hele leven bij hem had ingewoond. Beide broers liggen begraven op de begraafplaats in Orthen. Na zijn dood kwam er ook kritiek los op de manier waarop hij met de restauratie was omgegaan. Tegenwoordig worden zijn restauratiewerkzaamheden veel genuanceerder benaderd. Hierdoor krijgt Hezenmans meer de waardering, die hij zeker verdient bij de langdurige restauratiegeschiedenis van de Sint-Jan. Bronnen: H. Hezenmans, De gebroeders Hezenmans Patrick Timmermans, Lambert Hezenmans
KringNieuws mei 2009, jaargang 35 nummer 3
3
V
450 jaar bisdom ’s-Hertogenbosch (2)
In het eerste artikel over 450 jaar bisdom ’s-Hertogenbosch is de periode tot 1853 belicht. In deze bijdrage gaan we samen met dr. J. Peijnenburg door de geschiedenis van het bisdom en zijn bisschoppen vanaf 1853. In dat jaar werd de bisschoppelijke hiërarchie in Nederland hersteld. Op 4 oktober 1629 verliet bisschop Ophovius de stad en brak een periode van ruim 200 jaar aan waarin het bisdom werd bestuurd door apostolisch vicarissen. Henricus den Dubbelden (1831-1851) was de laatste apostolisch vicaris. Hij werd in 1842 tot bisschop gewijd en bestuurde zijn gebied vanuit de Ruwenberg in Sint-Michielsgestel. Door zijn overlijden in 1851 heeft hij het herstel van het bisschoppelijke hiërarchie in 1853 niet meer mee kunnen maken. Joannes Zwijsen Voor de kerkgeschiedenis van Nederland en voor de katholieke bevolking is 1853 een belangrijk jaar. Nederland werd weer een volwaardige kerkprovincie met een aartsbisschop en bisschoppen. De nieuwe grondwet van 1848 van Thorbecke heeft dit herstel mogelijk gemaakt. Deze grondwet bepaalde namelijk vrijheid van vereniging, vergadering en van godsdienst. Met de bulle Ex qua die arcano van paus Pius IX werd het herstel werkelijkheid. Mgr. Joannes Zwijsen (17941877) werd benoemd tot aartsbisschop van Utrecht en tevens apostolisch administrator van het bisdom ’s-Hertogenbosch.
Mgr. Zwijssen
Na zijn priesterwijding was Zwijsen kapelaan en pastoor in verschillende plaatsen. In 1832 werd hij benoemd tot pastoor van ’t Heike in Tilburg. In deze hoedanigheid werd hij geconfronteerd met de problemen in een groeiende industriestad: grote armoede, slechte medische en hygiënische
4
KringNieuws mei 2009, jaargang 35 nummer 3
Geert Donkers en Gerard ter Steege omstandigheden, hoge kindersterfte en een laag onderwijspeil. Gedreven door een gevoel van christelijke naastenliefde stichtte Zwijsen enkele religieuze congregaties: de zusters en fraters van O.L.Vrouw van Barmhartigheid. Deze congregaties hebben een belangrijke rol gespeeld bij de opbouw van de katholieke kerk in het bisdom. In Tilburg sloot Zwijsen vriendschap met de kroonprins en latere koning Willem II. Een vriendschap die hem later nog goed van pas zou komen. In 1842 werd hij gewijd tot titulair-bisschop van Gerra en co-adjutor van apostolisch vicaris Den Dubbelden. In 1853 werd hij niet alleen formeel bestuurder van het bisdom ‘s‑Hertogenbosch, maar ook aartsbisschop van Utrecht. Geen bisschop heeft zo’n grote invloed gehad op het kerkelijk leven in Nederland als Zwijsen. Het was de krachtfiguur waar de kerk in de 19de eeuw behoefte aan had. In 1865 organiseerde hij onder meer een Provinciaal Concilie in de Sint-Jan over de kerk van de toekomst. Hij stichtte parochies, weeshuizen en kloosterordes. Kerk- en armenbesturen werden opgericht, het katholiek onderwijs van de grond getild en een nieuwe priesteropleiding in het leven geroepen in Rijsenburg. De grote verdienste van Zwijsen was dat hij een duidelijke structuur heeft aangebracht in de parochies, met name door de stichting van het aartsbisdom. In 1868 trad mgr. Zwijsen terug als aartsbisschop. Hij richtte zich, samen met zijn hulpbisschop Joannes Deppen met grote daadkracht op het bestuur van het bisdom ’s-Hertogenbosch. In 1877 overleed hij in het door hem aangekochte bisschopshuis aan de Parade 10. Twee dagen voor Zwijsens overlijden was Adrianus Godschalk (1819-1892) tot hulpbisschop gewijd. Paus Pius IX benoemde hem in januari 1878 tot bisschop. Godschalk bouwde voort op de goed georganiseerde bisdomstructuur van zijn voorganger. Zijn episcopaat werd gekenmerkt door weinig opzienbarende gebeurtenissen. Wel verzette hij zich tijdens zijn bestuur heftig tegen ‘uitspattingen’, zoals het Bossche carnaval en verbood het dansen en andere vermakelijkheden. Dit leidde in 1882 tot de oprichting van de Oeteldonkse Club. Het Rijke Roomsche Leven In de eerste helft van de 20ste eeuw was de katholieke kerk prominent aanwezig in het maatschappelijke en culturele leven. Het kerkelijke leven floreerde in menig opzicht. Nieuwe parochies werden gesticht en kerken gebouwd. Het aantal roepingen voor het priesterschap en bij religieuze congregaties was groot. Men spreekt over die tijd wel van ‘het Rijke Roomsche Leven’.
Drie bisschoppen bestuurden het Bossche diocees in deze periode. Mgr. Wilhelmus van de Ven (1892 tot 1919) was sociaal bewogen. Hij trachtte antwoorden te vinden op de problemen van de industrialisatie en het opkomend socialisme. Voorzichtig manoeuvrerend stond hij positief tegenover de katholieke sociale beweging. Hij werd daarbij ondersteund door een aantal gedreven priesters. Pastoor Prinsen van de Bossche Sint-Jacobparochie was een van hen. In 1895 richtte mgr. Van de Ven de Bisschoppelijke Kweekschool op. Voor de continuering van het katholieke onderwijs was een goede opleiding van onderwijzers belangrijk. Zijn opvolger Arnoldus Diepen (1919-1943) bouwde voort aan de ontwikkeling van het katholiek onderwijs. De Katholieke Universiteit in Nijmegen en de Katholieke Hogeschool in Tilburg werden in die tijd gesticht. Hij was actief betrokken bij de stichting van enkele Brabantse ziekenhuizen en bij de organisatie van het katholieke sociale leven waaronder het jeugdwerk. Tijdens zijn bestuur werden 49 nieuwe parochies en 13 rectoraten opgericht. Hij wijdde 153 nieuwe kerken en kapellen in. In de donkere tijd van de Tweede Wereldoorlog stierf mgr. Diepen. In 1942 begon het sterk door de oorlog getekende episcopaat van Wilhelmus Mutsaers. Hij zag het als zijn belangrijkste taak om verwoeste kerken te herstellen en in nieuwe wijken kerken te bouwen. De gesloten katholieke zuil begon na de oorlog echter te wankelen. Het moderniseringsproces in de samenleving kreeg ook invloed op het katholieke volksdeel. De eerste tekenen van de ontkerkelijking en de verzwakking van de geloofsbeleving vormden voor mgr. Mutsaers een probleem. Het tij was echter niet te keren. In 1960 trad hij terug.
Mgr. Bekkers
Roerige tijden Bisschop Wilhelmus Bekkers (1960-1966) gaf vorm aan een pastoraat dat aansloot bij de veranderende samenleving. Zijn episcopaat viel samen met het Tweede Vaticaans Concilie. Het elan en de geest van het concilie nam hij mee naar zijn eigen bisdom. Hij kende de mensen met hun noden, hun vragen en hun twijfels. Door zijn open karakter en communicatieve vaardigheden was hij zeer gezien in die tijd. Met zijn televisiepraatjes wist hij niet alleen de katholieken te boeien en te inspireren. Hij wees de mensen op hun eigen geweten maar dan wel een ‘goed gevormd’ geweten. Zijn beleid heeft hij door zijn vroege dood niet kunnen voltooien. Mgr. Bekkers is de enige bisschop die buiten de stad ligt begraven.
Mgr. Johannes Bluyssen, bisschop van 1966 tot 1984, voerde een beleid waarin de uitkomsten van het concilie vorm moesten krijgen. Een pastoraat van uitnodiging, meer ruimte voor leken en speciale aandacht voor de oecumene. Maar ook een pastoraat met een forse daling van het aantal priesters, teruglopend kerkbezoek en een toenemende polarisatie binnen de kerk. Vanwege gezondheidsproblemen trad mgr. Bluyssen in 1984 noodgedwongen terug. In een sfeer van verwarring en verscheurdheid benoemde de paus iemand ‘van buiten’ tot bisschop: mgr. Johannes ter Schure. In het begin ondervond hij een sterke weerstand en veel onbegrip. Hij stond dan ook onwrikbaar voor een bisdom dat naadloos paste in de wereldkerk. “Niet mijn mening telt,” zei hij ooit, “maar die van de Kerk.” Hij richtte een nieuwe opleiding op voor priesters en diakens in het SintJanscentrum, Daarnaast reorganiseerde hij het bisdom in parochieverbanden, samenwerkende parochies met een pastoraal team. Bij zijn afscheid constateerde hij: “Ik ben zuur gekomen, maar zoet gegaan.” In 1998 werd hij opgevolgd door de huidige bisschop mgr. Antonius Hurkmans. Ondanks het priestertekort, het dalend kerkbezoek en de sluiting van kerken, ziet het bisdom voldoende aanleiding om het 450-jarig bestaan van het bisdom groots te vieren met onder meer een bedevaart naar Rome. Antwoorden 450 jaar bisschoppelijke historie levert een boeiend beeld op van het katholieke geloof in Brabant. Een geschiedenis die niet los staat van maatschappelijke ontwikkelingen in de samenleving. Vanuit een achterstandssituatie in de 19de eeuw emancipeerden de katholieken zich tot een volwaardige geloofsgemeenschap. In de eerste helft van de 20ste eeuw was er zelfs sprake van verzuiling met een zekere mate van zelfverzekerdheid en triomfalisme. In de open samenleving van de laatste decennia werd vooral gezocht naar antwoorden op het proces van ontkerkelijking en secularisatie. Bronnen J. Peijnenburg, Zij maakten Brabant katholiek deel 2 H. van de Eerenbeemt(red), Geschiedenis van Noord-Brabant - 3 delen
KringNieuws mei 2009, jaargang 35 nummer 3
5
H
Het reserveringsbureau
Het hele jaar door komen bezoekers naar ’s-Hertogenbosch om van de historische stad te genieten. Bezoekers die daarbij vaak een keuze maken uit het activiteitenprogramma van de Kring. De meeste belangstelling hiervoor ligt in de periode van 1 april tot 1 november. De zomerfolder biedt de gasten de helpende hand door een duidelijk overzicht te geven van alle activiteiten die door de Kring worden aangeboden. Al ver voordat de nieuwe zomerfolder uitkomt zijn bij de Kring boekingsaanvragen binnengekomen. Aanvragen voor de verschillende activiteiten van de Kring maar de meeste aanvragen toch wel voor de vaartochten op de Binnendieze. Aanvragen, die met de nodige accuratesse worden omgezet in reserveringen om dubbelboekingen te voorkomen. De voorbereidingen voor het volgende seizoen beginnen direct na afloop van het lopende seizoen. Met de betrokken coördinatoren wordt de gang van zaken geëvalueerd en worden werkafspraken gemaakt voor het nieuwe seizoen. Daarna wordt als eerste het activiteitenschema opgesteld. Dit activiteitenschema vormt de basis voor de nieuwe zomerfolder en voor het reserveringssysteem. De zomerfolder 2009, Verrassend & Veelzijdig, laat dit keer een kleurrijke verdeling zien van het varen, de stadswandelingen, de rondleidingen en de speciale activiteiten. Reserveringssysteem Bij het reserveringsbureau zijn ondertussen de nodige aanvragen binnengekomen. Het daadwerkelijk verwerken hiervan in de computer begint pas zodra het nieuwe activiteiten- en vaarschema in het reserveringssysteem is geprogrammeerd. De aanvragen die voor half januari via de post of per e-mail zijn binnengekomen worden in eerste instantie verzameld door de dames van het reserveringsbureau. Bij toerbeurt zijn dit: Dineke Kronenburg, Pieternel Klösters en Francien van Gent.
Tekst en foto’s Gerard ter Steege “Het reserveringssysteem is te vergelijken met een theater-reserveringsprogramma dat via een zaalplattegrond de reserveringen inzichtelijk maakt. Met dit systeem kunnen wij precies zien of bij een bepaalde vaartocht of stadswandeling nog plaatsen beschikbaar zijn. In het systeem zijn de computers van het reserveringsbureau, van de verkoopbalies en het internet aan elkaar gekoppeld. Hierdoor worden dubbelboekingen voorkomen. Tot vier dagen voorafgaand aan de deel te nemen activiteit kan via het reserveringsbureau (0900-2020 178) of via het internet worden geboekt. Voor alle Kringinformatie en contante kaartverkoop is de balie in het Theater aan de Parade (073-613 50 98) bijna het hele jaar open. De balie in de Molenstraat (073-612 23 34) is bemand van 1 april tot 1 november voor de kaartverkoop en informatie over alle vaartochten en de individuele stadwandelingen.” Dineke vult aan: “Het is opvallend dat dit jaar de internetreserveringen aanzienlijk zijn toegenomen. De telefonische boekingen zijn afgenomen maar zijn wel meer gericht en we krijgen minder telefoontjes om informatie.” De werkzaamheden van het reserveringsbureau strekken zich uit op werkdagen van eind januari/begin februari tot eind oktober. “Wij moeten redelijk stressbestendig zijn. Soms is het hier net een ‘gekkenhuis’ om alle reserveringen te verwerken en de kaarten op tijd de deur uit te krijgen.” Groepsarrangementen Nieuw voor dit zomerseizoen zijn de reserveringen van groepsarrangementen. In overleg met de klant wordt een cultureel programma op maat samengesteld. De klant maakte een keuze uit de cultuurhistorische activiteiten (droog en nat) van de Kring en daarnaast bestaat de mogelijkheid om een kopje koffie met Bossche bol en/of lunch te reserveren. “Wij maken een kant en klaar dagprogramma . Enkele horecagelegenheden, die aansluiten op de
“Zodra het reserveringssysteem operationeel is, verwerken wij eerst de binnengekomen voorboekingen. Als wij daar mee klaar zijn, is het weer mogelijk om via de telefoon en het internet te reserveren, meestal is dat tegen eind februari,” vertelt Pieternel.
6
KringNieuws mei 2009, jaargang 35 nummer 3
N
Nort Lammers
cultuurhistorische aspecten van de activiteiten, zijn hiervoor beschikbaar. Bij de groepsarrangementen gaat het vaak om grotere groepen zoals personeelsuitjes, familiedagen, clubs etc.,” aldus Pieternel. “De gezelschappen kunnen begeleid worden door gidsen die daarbij soms de rol van gastheer of gastvrouw vervullen. Hierdoor bereik je dat de groepen niet te laat komen bij een wandeling, een vaartocht of bij de lunch.” Bij de start van het eerste groepsarrangement, op 24 april in het Theatercafé, heeft de voorzitter van de Kring met een feestelijk woordje het starschot gegeven. De deelnemers kregen hierbij de bekende Jeroen-Bosch tas als attentie aangeboden.
Jaarlijks worden vele tienduizenden kaarten verkocht voor de verschillende Kringactiviteiten. De baliemedewerk(st)ers, het reserveringbureau en het internet zijn de drie pijlers bij de verkoop van deelnemerskaarten. Kaarten, die ervoor zorgen dat een dagje ’s-Hertogenbosch slaagt en een mooie, blijvende herinnering oplevert.
Onlangs is Nort Lammers teruggetreden als voorzitter van de cursus Boschlogie. Resie Rabou schreef voor hem het volgende gedicht.
Al eeuwen lang, ik kan het niet laten, houd ik de luchtbogen in de gaten! Ik zag de beelden bij de beeldhouwer staan en toen die hoge boog opgaan. En sinds die late Middeleeuwen hoorde ik ze hele dagen geeuwen. “Geen mens, die onze geschiedenis kent, maar ach,” riepen zij, “echt alles went!” Maar eeuwen later, ik heb het zelf gehoord, kwam er een trio bij elkaar. Dus… weer nieuwsgierig toch, nietwaar? Daar zaten drie kerels saâm te praten. (ik hield ze heel goed in de gaten... ) “Een cursus voor veel Bosschenaren, zij moeten kennis van de stad vergaren en die vertellen aan alle mensen, ja... dàt zijn onze bossche wensen!” Maar hoe moet die cursus dan gaan heten? Die bijeenkomst wordt niet gauw vergeten. Het werd een heetgebakerd gesprek! Maar Nort Lammers was ook niet gek! Wie kreeg gelijk? Wie van de drie? Het werd zowaar: boschlogie! Maar zei niet eens een engelse geleerde “What is in a name?” Nort verdient “stone of fame.” En alle beelden, ook in het kerkportaal, horen nu dikwijls hùn verhaal. De beelden voelen zich trots en fier. Een verwaande duvel riep: “Ik zit hier!” Maar onlangs hoorde ik een zacht geschrei van boven... van de luchtboog komen en heus... ik was niet aan het dromen. Wie was dat in die beeldenrij? “Nort gaat verdwijnen,” klonk de kreet die ieder door de stenen sneed. “Hé beelden... nu niet janken je hebt toch veel aan Nort te danken? Dank zij hem ben je nu bekend, toon dankbaarheid aan die bossche vent.” Toen bogen alle luchtboogbeelden die zich sinds 20 jaar niet meer verveelden. Dank Nort, voor wat je hebt gedaan het moge je verder nog heel goed gaan.
KringNieuws mei 2009, jaargang 35 nummer 3
7
D
Drie maal scheepsrecht? Nik de Vries
In april 2009 is het beeld van Jheronimus Bosch op de Bossche Markt voor de derde maal onthuld. Weer heeft het een nieuwe plaats gekregen na de herbestrating en herinrichting van een van de mooie pleinen van ’s-Hertogenbosch. In 1927 houdt burgemeester Frans van Lanschot voor de radio een praatje over zijn stad. Hij is trots op zijn stad en nodigt alle luisteraars uit ’s-Hertogenbosch met een bezoek te vereren. Duizenden geven gehoor aan de oproep en worden door de burgemeester persoonlijk rondgeleid. Het enige waar de burgemeester zich voor schaamt is dat er in de stad niets herinnert aan een van haar bekendste kunstenaars, Jheronimus Bosch. Bij gelegenheid van zijn 12½-jarig ambtsjubileum vraagt Van Lanschot een cadeau voor de stad. Bosschenaren en luisteraars naar de actie Luistervinken geven gul. Daardoor kan aan beeldhouwer August Falise de opdracht voor het ontwerpen van een beeld van Jeroen Bosch worden gegeven. Het initiatief wordt mede ondersteund door stadsarchivaris Henri Ebeling en provinciaal griffier Vincent Cleerdin, die beiden hun sporen verdiend hebben op het gebied van de Bossche en Brabantse geschiedschrijving.
Bosch) en kunsthistorische waarde door de realistische stijl die typerend is voor beelden uit de jaren ’30 van de 20ste eeuw. Daarnaast geeft het inzicht in de ontwikkeling van Falise, past het fraai in het totale beeld van de Markt en is het gaaf gebleven.
Onthulling In 1929 begint August Falise aan zijn beeld. Het is zijn bedoeling het uiteindelijke werk in brons te gieten. Op 17 juli 1930 is het zover: het beeld van Bosch wordt onthuld. Duizenden volwassenen en kinderen van de hoogste klassen van de lagere school wonen de onthulling bij. Het beeld staat midden op de Markt. Het bronzen beeld is ruim 2 meter hoog en staat op een granieten sokkel van 1.50 meter hoogte. Aan de voorzijde van het beeld is een opschrift aangebracht: Iheronimus Bosch 1450 – 1516. Het beeld van Falise is inmiddels een rijksmonument. Het heeft niet alleen een algemeen belang, maar heeft ook cultuurhistorische waarde (herinnering aan
8
KringNieuws mei 2009, jaargang 35 nummer 3
Verplaatsing In 1953 gaat de Bossche Markt ingrijpend op de schop. Het hele plein wordt anders ingericht en compleet opnieuw bestraat. Bij deze herinrichting wordt ook het beeld van Jeroen verplaatst. In plaats van midden op het plein wordt het geplaatst in een zogenaamd intiemer hoekje, schuin tegenover het Stadhuis. Sommigen vinden het nu wat weggedrukt, maar hun stem wordt (nog) niet gehoord. Als de Markt klaar is, legt Zoete Lieve Gerritje bij haar eerste publieke optreden in ’s-Hertogenbosch de laatste steen. Deze is voorzien van een tekst van dichter en leraar Nederlands Jan van Sleeuwen: Van vele honderden lei Gerritje mij als leste tot voetveeg onder den eersten boer den beste. JvS
K
Korte berichten Oproep WINDE
Het beeld wordt steeds meer een verzamelplaats voor oudere en jongere Bosschenaren. In de zomer van 1966 vinden rond het beeld enkele poetry readings plaats, in navolging van de happenings rond het Amsterdamse Lieverdje. Hier treden onder anderen dichters als Hans Vlek en Peter H. van Lieshout op. De politie is ‘not amused’ en probeert de bijeenkomsten te verbieden.
Laatste stek? Op 22 maart 2009 wordt het gerestaureerde beeld van Bosch voor de derde keer onthuld. Zou het nu op zijn laatste en definitieve plek zijn beland, vlak bij zijn ouderlijke en vermoedelijke geboortehuis? Het is nog een heel karwei geweest om alles op de juiste plaats te krijgen: bij het ontmantelen van het geheel is men vergeten de verschillende delen te nummeren en nu moet de puzzel passend gemaakt worden. Opnieuw is de Markt herbestraat, nu als totaalbeeld, zodat er een eenheid is ontstaan. Niet iedereen is overigens gelukkig met de gekozen materialen, maar ja, zoals altijd zal het wel een kwestie van wennen zijn. De tekst op de sluitsteen is deze keer geschreven door Coen Free:
Waar Jeroen zijn wezens schiep en den eerste boer mee Gerritje liep ligt nu eigentijds graniet waarop de Bosschenaar voortaan van handel en vertier geniet.
En ook op zijn nieuwe plaats is het beeld een prachtige hangplek voor jong en oud. Waar anders kunnen zij terecht, nu het puthuis is verdwenen? De voorpagina van deze KringNieuws geeft een mooie impressie van de nieuwe plaats van Jeroen Bosch op de Markt. (red.)
August Falise leeft van 1875 tot 1936. Hij is beeldhouwer en medailleur. Zijn opleiding krijgt hij aan de Rijksschool voor Kunstnijverheid Amsterdam. Aanvankelijk maakt hij vooral medailles, penningen en kleine beelden. Later ontwerpt hij ook monumenten en grote beelden. Falise is van 1921 tot 1936 verbonden aan Koninklijke School voor Kunst, Techniek en Ambacht te ’s-Hertogenbosch. Hij geeft er les in anatomisch tekenen en boetseren. Zijn werk is onder andere te zien in Venlo, Nijmegen, Wageningen en Roermond. In ’s-Hertogenbosch zijn van hem, naast het beeld van Jeroen Bosch op de Markt, onder andere te zien: het beeld van Kardinaal Van Rossum (op het gelijknamige plein) en de beelden Handel en Nijverheid (aan de oude V&D, Schapenmarkt)
Bij de Werkgroep Industrieel Erfgoed (WINDE) van de Kring Vrienden van ’s-Hertogenbosch is een vacature voor een werkgroeplid (m/v). Het profiel ziet er als volgt uit:
– affiniteit met en interesse in Industrieel Erfgoed en Industriële Archeologie; – goede beheersing van de Nederlandse taal; – door werkgroepleden aangeleverd bronmateriaal kritisch bestuderen en vervolgens een samenvatting aanleveren in woord aan het werkgroeplid dat voor het inpassen van dat materiaal in de Atlas Industrieel Erfgoed ’s-Hertogenbosch zorg draagt; – samenwerken in een team van negen mensen; – daarnaast ook samenwerken in een kleiner teamverband; – zes maal per jaar op dinsdagmiddag vergaderen met de gehele werkgroep; – de benodigde tijd voor deze functie is afhankelijk van de hoeveelheid aangeleverd bronmateriaal en wordt geschat op maximaal enkele uren per week; – de stad ’s-Hertogenbosch een warm hart toedragen. Wij hebben te bieden: werken in een informele sfeer bij de werkgroep; uitdagend vrijwilligerswerk. Kandidaten kunnen, voor meer informatie, contact opnemen met de voorzitter van de werkgroep Industrieel Erfgoed WINDE, de heer Ad van Zantvliet. Telefoon: 073-621 05 99 of email algemeen@kringvrienden.nl t.a.v. de werkgroep WINDE.
Beste redactie
Gerry Brullemans
Ik las het stukje over het Hellegat op pagina 8 van het KringNieuws. Ik wil even een datum rechtzetten. In het boek van Peter Verhagen over de Binnendieze staat inderdaad de datum van verzakking van de Statenzaal op 11 december 1966. Dit klopt niet!! Ik heb in het stadsarchief een kopie gemaakt van een 3 pagina’s tellend document met daarin exact datum en uren van verzakking en herstel. Het document is ondertekend door G.J.A. Spit, Architect Provinciale Waterstaat. Dit document geeft aan: 11 januari 1966.
KringNieuws mei 2009, jaargang 35 nummer 3
9
D
De Moerputten, een natte natuurparel
De Moerputten is een van de weinige overgebleven laagveenmoerassen ten zuiden van de grote rivieren en daarom belangrijk voor de ecologische hoofdstructuur van Nederland. Het gebied is zo’n 120 hectare groot met moeras, riet- en biezenvelden, open water, bosjes van elzen en wilgen en blauwgraslanden. De streek rondom ’s-Hertogenbosch is het laagste punt van Brabant. Het is van oudsher een waterrijk gebied. Dat water is niet alleen afkomstig van kleine rivieren uit het oosten en midden van Brabant als de Aa, de Dommel en de Zandley. Maaswater stroomde lange tijd via de Baardwijkse Overlaat het gebied binnen. Er komt ook kwelwater uit de grond. Dat kwelwater is regenwater dat misschien al honderden of duizenden jaren geleden in de Kempen en op andere hoge delen van Brabant in de bodem is weggezakt. Ondergronds sijpelt dit regenwater naar de lagere delen van de provincie en tenslotte komt het op het laagste punt weer aan de oppervlakte. Dat kwelwater is voedselarm en rijk aan kalk, eigenschappen die bepalend zijn voor de specifieke flora in de Moerputten. In zo’n vochtig gebied ontstaat laagveen: een moeras bestaande uit een dik pakket van afgestorven plantenresten.
Turfafgraving De naam Moerputten komt van ‘moeren’, dat turfsteken betekent. Turf is lange tijd een gewilde brandstof geweest, zowel om het huis te verwarmen als om op te koken. Het laagveenpakket was zo dik geworden dat het de moeite waard was om het te ontginnen. Als de bovenlaag van het moeras is weggeschept, worden uit het daaronder liggende natte laagveen turven gestoken, met een speciale schep. Die turven moeten, voordat ze gebruikt kunnen worden, eerst drogen. Dat gebeurt op zogenoemde legakkers: dijkachtige smalle veenruggen die overblijven als aan weerszijden de turf wordt uitgestoken.
Tekst en foto’s Marjan Vonk Al gravende ontstonden twee plassen, ‘petgaten’ in de taal van de turfgravers. De grootste is de Lange Putten. De Moerput is een kleiner petgat. Ook veel legakkers zijn nog te herkennen. Uit archieven blijkt dat er van 1854 tot 1859 een “moerderij” in Deuteren was, waar zeven mensen werkten, alleen in de zomermaanden. Zij verdienden een dagloon van 75 cent tot 1 gulden. Tot omstreeks 1920 is er turf gegraven in de Moerputten. Daarna is de turfwinning niet langer economisch rendabel. De Moerputtenbrug Prominent aanwezig in de Moerputten is de 600 meter lange spoorbrug. De brug was onderdeel van de spoorlijn van ’s-Hertogenbosch naar Waalwijk en verder naar Lage Zwaluwe. Zij is speciaal aangelegd voor de schoenindustrie in de Langstraat. De populaire naam voor dit spoortraject is het ‘Halve Zolenlijntje’ omdat er voornamelijk leer en aanverwante artikelen over dit enkele -en dus ‘halve’- spoor vervoerd werden. Bij de aanleg van de spoorlijn moesten de ontwerpers rekening houden met de militaire functie van het gebied. De Moerputten maakte namelijk deel uit van het militaire inundatiegebied van ‘s‑Hertogenbosch. Dat is het gebied dat in tijden van oorlog onder water gezet kon worden om de stad extra te beschermen tegen vijandelijke aanvallen. Een spoordijk door het gebied was daarom in de jaren zeventig van de 19de eeuw niet mogelijk. Daar komt bij dat de Moerputten in die tijd ook deel uit maken van de Baardwijkse Overlaat, bij hoog water kon hier overtollig water naar toevloeien. Uit dat oogpunt heeft de aanleg van een dijk door het gebied ook bezwaren. De spoorlijn krijgt daarom een lange spoorbrug van 600 meter. Zo kan zowel het inundatiegebied als de waterberging blijven functioneren. Aan de Moerputtenspoorbrug is gebouwd vanaf het najaar van 1881 tot 1887. Pas eind 1890 wordt de brug in gebruik genomen. Bijzonder aan de brug is de stalen constructie die vergelijkbaar is met de overkapping van de Bossche perrons. De brugdelen zijn werkelijk loodzwaar. Zij wegen elk 40.000 kilo Bij de bouw heeft men rekening gehouden met een toekomstige spoorverdubbeling. De massieve bakstenen pijlers zijn breed genoeg uitgevoerd voor een tweede ijzeren brugdeel. De lijn is echter tot aan de sluiting in 1972 enkelsporig gebleven. Restauratie van de brug In de loop der jaren raakt de brug ernstig in verval. Brokstukken, ijzerdelen en afbladderende loodmenieverf vallen in het water. Hierdoor dreigt de
10
KringNieuws mei 2009, jaargang 35 nummer 3
moerasbos met elzen en wilgen
wandelpad
bodem onder het bouwwerk ernstig vervuild te raken. In 1987 wil de NS de brug slopen. Onder druk van actievoerders koopt de gemeente ‘s‑Hertogenbosch de sloop in 1995 af en wordt de Moerputtenbrug rijksmonument. Twee jaar later heeft Staatsbosbeheer de brug van het Rijk overgenomen.
Leden van de werkgroep landschapsonderhoud van het IVN ’s-Hertogenbosch maken op verzoek van Staatsbosbeheer de spoordijk weer begaanbaar. Struiken en bomen die midden op de dijk staan worden gekapt en gerooid, zodat de dijk nu als wandelpad gebruikt kan worden. Aan het ene einde ligt de brug, aan het andere einde ‘wachtpost 39’. Vanuit dit huis werden de spoorwegbomen over de Deuterense straat bediend. Provincie Noord-Brabant, gemeente ‘s‑Hertogenbosch, de Europese Unie en particuliere fondsen financieren 6,5 miljoen euro voor het eerste deel van de restauratie. Inmiddels is de renovatie van de staalconstructie, één bruggenhoofd en drie pijlers voltooid. Met 350 ton grit is er ruim 13 ton oude verf en teer afgestraald. Vervolgens is er weer 9.000 liter verf op gespoten in de oorspronkelijke kleur oker. Dit allemaal in een ‘rijdende bouwkeet’ die er voor zorgde dat de geluidsoverlast tot een minimum werd beperkt en er geen schadelijke stoffen meer in het water terecht kwamen. Na drie jaar renovatie is in oktober 2006 het rijksmonument de Moerputtenbrug voor het eerst officieel toegankelijk voor wandelaars. Het is een prachtig stukje industrieel erfgoed geworden. Nu is de brug helaas tot december 2010 weer gesloten voor verdere restauratiewerkzaamheden.
Natuurgebied De Moerputten bestaat uit veel verschillende terreintypen. Er zijn hooilanden, rietvelden, moerassen, open water en wilgenbossen. Door die verschillende terreintypen is er ook een grote diversiteit aan planten, dieren, en zeldzame vissen als de grote en de kleine modderkruiper. In de zogenaamde blauwgraslanden groeien veel zeldzame en bedreigde plantensoorten. De Vogel- en Natuurwacht ‘s‑Hertogenbosch schatte in 2000 het aantal reeën op vijfendertig en het aantal vossen op tien, al laten deze dieren zich niet snel zien. De kans is groter om roofvogels zoals de buizerd te zien. Bijzondere bewoners zijn het pimpernelblauwtje en het donkere pimpernelblauwtje. Deze vlinders kwamen oorspronkelijk al in het gebied voor en zijn in 1990 opnieuw uitgezet. De Moerputten is al met al een uniek gebied dat door de Europese Unie aangewezen is als te beschermen natuurgebied. Het maakt deel uit van een netwerk van Europese natuurgebieden, dat bekend staat onder de naam Natura2000. Op dit moment werkt de provincie Noord-Brabant aan het beheersplan voor de Natura 2000-gebieden Vlijmens Ven, Moerputten & Bossche Broek. Zij worden de ‘natte parels’ genoemd. En dat zijn het, parels in ons landschap, vlakbij de stad. Doel van het beheersplan is herstel van de oorspronkelijke vochtige schrale bodem. Om dit te bereiken moet de huidige waterstand verhoogd worden en moet meer kwelwater het gebied instromen. De Moerputten is van nature niet erg toegankelijk voor wandelaars. Vroeger werden de turven per boot afgevoerd. Een pad bestond niet. Het moerasbos is voor mensen ondoordringbaar. Om toch van al dat moois te kunnen genieten heeft Staatsbosbeheer twee schitterende wandelpaden aangelegd. De rode wandelroute komt vanuit de stad en steekt door naar de Gementroute. In de Moerputten loopt hij een stukje over de oude spoordijk, door moerasbos en graslandjes. Vanaf de parkeerplaats aan de Deuterense straat kunt u naast de rode ook de blauwe route volgen. Het pad leidt tot de brug over vlonders door het moerasbos.
Staatsbosbeheer organiseert regelmatig excursies over de brug. U kunt, onder begeleiding van mensen van de aannemer de brug bekijken op 24 juni, 21 juli, 14 augustus, 24 september, 21 oktober, 10 november en 16 december. Opgave bij de boswachter José Borsboom: j.borsboom@staatsbosbeheer.nl. Voor meer informatie over de wandelroutes kunt u ook terecht op www.staatsbosbeheer.nl/meierij.
KringNieuws mei 2009, jaargang 35 nummer 3
11
I
Inburgeraars worden Boschloog Tekst en foto’s Marjan Vonk
Dinsdag 7 april kregen 19 nieuwe Bosschenaren het certificaat van de cursus InBo, Inburgerings Boschlogie. Deze voor Nederland unieke cursus, een aanvulling op de succesvolle Boschlogie reeks, heeft als doel nieuwe Nederlanders kennis te laten nemen van de Bossche cultuurhistorie, om de participatie in onze samenleving te vergemakkelijken. De cursus is, net als de ‘gewone’ cursus Boschlogie en de andere varianten als jeugd-Boschlogie en Boschlogie voor raadsleden en ambtenaren, ontwikkeld door de organisatie Boschlogie. Aanvankelijk werd deze cursus aangeboden naast de inburgeringscurus van het Koning Willem I College. Dat bleek geen goede oplossing. In de nieuwe opzet wordt de cursus InBo organisatorisch ingepast in de inburgeringscursus van het Koning Willem I College. De deelnemers moeten voldoende Nederlands spreken en verstaan om de cursus te volgen. Twintig inburgeraars kregen dit voorjaar de kans ’s-Hertogenbosch beter te leren kennen. Zij volgden in twee groepen de cursus InBo nieuwe stijl. Gidsen van de Kring, schippers en anderen hebben zich ingezet om de cursus tot een succes te maken. In zes dagdelen van twee uur maakten de deelnemers kennis met het Stadsarchief, de historische binnenstad, de Binnendieze, de Sint-Jan, het Stadhuis en het Jheronimus Bosch Art Center.
de cursisten met de aanwezige organisatoren in willekeurige volgorde voor het Kringhuis: Asker Ali Annak, Amal Fajr, Ania Lis, Ayako Sato, Mohammed Ben Djafer, Christina Osipjan, Esma Dayioglu, Fadoua Benhadé, Gabby Henskens, Hazim Hafizullah, Jutarat Thippachot, Mariusz Kolacz, Prosper Gbetoho, Raquel Abbot, Rita Noemi Hernàndez, Rodney Downey, Rohan Iddamalgoda, Solmaz Darabi, Yasemin Dönmez, Ani Harutunjan en Elena Emerich-Kok.
12
KringNieuws mei 2009, jaargang 35 nummer 3
Eigen presentatie Aan 19 van hen, afkomstig uit Turkije, Marokko, Polen, Japan, Algerije, de Sovjet Unie, Afghanistan, Thailand, Togo, de Dominicaanse Republiek, Mexico, Sri Lanka en de Verenigde Staten wordt, tijdens een bijzonder feestelijke bijeenkomst in het Kringhuis aan het Lombardje, het certificaat uitgereikt. De twintigste deelnemer moet nog een enkele les inhalen. En dat kan dit najaar wanneer er een nieuwe cursus InBo van start gaat. Drie cursisten houden een korte presentatie over wat ze het meest aardig vinden van deze kennismaking met de stad. Amal Fajr uit Marokko bewaart de mooiste herinneringen aan de Sint-Jan. De uitdrukking ‘rijke stinkerds’ heeft ze meteen aan haar Nederlandse woordenschat toegevoegd. Fadoua Benhadé, ook uit Marokko is het meest onder de indruk van het stadsarchief. Daar heeft ze geleerd dat democratie al eeuwen gemeengoed is in Nederland. Christina Osipjan uit de Sovjet Unie heeft genoten van de vaartocht over de Binnendieze. De presentaties worden professioneel aan elkaar gepraat door Hazim Hafizullah. Zijn wieg stond in Afghanistan. Prosper Gbetoho uit Togo bedankt tenslotte alle mensen die deze cursus tot een succes gemaakt hebben.
P
Plaquette Nik de Vries
Sinds 1990 heeft de werkgroep Het Kleine Monument van de Kring plaquettes toegekend aan eigenaars van winkel- of bedrijfspanden die hun pand op waardige wijze hebben gerestaureerd, met respect voor cultuurhistorie en verleden. Op zondag 3 mei is de elfde plaquette onthuld in De Oranjeboom, het pand van apotheek Albers aan de Bossche Markt.
v.l.n.r.: Amal Fajr, Fadoua Benhadé, Christina Osipjan en Hazim Hafizullah en houden een presentatie
Het is voor de deelnemers een mooie kennismaking met onze stad geweest. De gidsen hebben nog nooit zoveel vragen gehad bij een rondleiding. De meeste cursisten hebben een opschrijfboekje bij zich om nieuwe woorden te noteren. Diezelfde morgen zijn ze eerst nog naar het Jheronimus Bosch Art Center geweest. Daar hebben ze het bekende schilderij met de hooiwagen van Jeroen Bosch bekeken. Maar wat is hooi? Ja dat weten ze nu: gedroogd gras, dat koeien vroeger in de winter als veevoer kregen. Drie begeleiders van het Koning Willem I College hebben gedurende de cursus assistentie verleend, juist om te helpen bij het vertalen van moeilijke begrippen. Jo Timmermans reikt de certificaten uit. Hij benadrukt dat het een pittige cursus is geweest. Er zijn cadeaus: een oude kaart van ’s-Hertogenbosch en een tas van Hartje Den Bosch voor de cursisten, bloemen en snoep voor de gidsen en begeleiders. Dan wordt er nagepraat. Het is opvallend hoe enthousiast deze nieuwe Nederlanders zijn over de stad waar ze nu wonen. Hazim kan nog wel uren vertellen. Misschien wordt hij later stadsgids. Verschil in culturen komt ook aan de orde. In Iran kunnen veel mensen oude dichters nog met gemak lezen. In Nederland kan bijna niemand een dichter als Vondel meer begrijpen. Iedereen is het over eens: houd ook je eigen cultuur in ere. Dat geldt voor nieuwe Nederlanders, het geldt ook voor geboren Nederlanders.
Ayako Sato met haar certificaat
Na een welkom van werkgroepvoorzitter Piet van Leeuwe krijgt Nort Lammers het woord. Hij schetst kort het ontstaan van de groep, nu 20 jaar geleden. Zo lag het beeld van Sint-Pieter, afkomstig van de net afgebroken kerk, in diggelen. Het beeld werd gered. De steen van Domien van Gent, Oe gotte kèk daor, is zoek, maar wordt teruggevonden. Dat geldt ook voor het beeld van de Zwarte Arend van de gelijknamige sociëteit aan de Markt. De glas-in-lood ramen van Huib Luns uit de V&D waren verdwenen; ook zij zijn weer terecht.
Nort prijst het doorzettingsvermogen van eigenaar Bas Albers en zijn partner. Ze hebben overwogen elders te gaan wonen, maar “we zijn verliefd op het pand.” Mede daardoor heeft de restauratie, die in twee fases twee jaar in beslag nam, tot een fantastisch resultaat geleid. Tot slot zegt Nort nog dat de komst van een Mall in Tilburg ons allemaal zou moeten verontrusten, maar “de relatie tussen cultuurhistorie en commercie is onze sterke troef”. Hierna spreekt Tini Bertrums, voorzitter van Hartje ’s-Hertogenbosch, op zijn beurt enkele lovende woorden. Het is een mooi licht pand geworden, “zelfs vrolijk en dat is best bijzonder voor een apotheek.” Vervolgens gaat hij over tot de onthulling van de plaquette in de etalage van het pand. Een korte rondgang door het hele pand leert dat historie en moderne bedrijfsvoering, onder andere een volledig geautomatiseerde medicijnenaan-, in- en uitvoer, prima samengaan. We wensen de medewerkers van apotheek Albers nog veel plezier.
KringNieuws mei 2009, jaargang 35 nummer 3
13
D
De historische binnenstad (3) Hoge waterstanden
Vanaf de stichting van ’s-Hertogenbosch in 1185 werden de inwoners van de stad herhaaldelijk geconfronteerd met hoge rivierstanden in de Maas, de Dommel en de Aa. Bij deze hoge standen konden de Dommel en de Aa hun water niet meer kwijt in de Maas en vloeiden ze uit over het naastgelegen terrein. De hoge rivierstanden hebben, met name na 1300, periodiek extreme vormen aangenomen. Dat was vaak catastrofaal voor de nabij de rivieren wonende mensen. Uit aantekeningen in oude kloosterkronieken blijkt dat hoge waterstanden ook in de Middeleeuwen veelvuldig plaatsvonden. Vooral de zogenaamde Marcelliusvloeden van 1219, 1266, 1356, 1374, 1375 en 1511, waarbij waarschijnlijk tevens zeer hoge rivierstanden in onze streken optraden, hadden een extreem karakter. Ook de Sint-Elizabethsvloed van 1421, waarbij het zee- en rivierwater tot aan de stadspoorten van ’s-Hertogenbosch reikte, behoort tot deze categorie. Na 1600 werden door het stadsbestuur de peilen van hoge waterstanden vastgelegd door peilmerken in hardsteen in gebouwen aan te brengen, waardoor de hoogteligging van deze merken momenteel gemakkelijk kan worden herleid tot NAP-maten. Tot in onze tijd zijn hoge waterstanden in en rond ’s-Hertogenbosch periodiek voorgekomen en vastgelegd. De laatste hoge waterstand van 4.92 m + NAP kennen we uit 1995. Daarbij liep zelfs de A2 ten zuiden van de stad onder water. Sint-Janskathedraal Als gevolg van hoge waterstanden heeft vermoedelijk elf keer het water in, of bijna in de Sint-Janskathedraal gestaan. Dit is zeker gebeurd in 1651, 1695, 1735, 1741, 1752, 1757, 1768 en 1799. In die jaren moesten de door het hoge water verzakte grafzerken in de kerk opnieuw worden geplaatst. De reeks van hoge waterstanden zette zich voort in de 19de eeuw. In 1807, 1828, 1834, 1840 en 1880 werden waterstanden gemeten van rond 6.00 m + NAP, waarbij grote delen van de stad blank kwamen te staan. De juiste hoogte van de hoogst bekende waterstand rond 1200 is niet bekend. Wel kan bij benadering deze hoogte worden vastgesteld. Het is namelijk bekend dat de torenvloeren van de romaanse Sint-Jan en van de huidige kathedraal tussen 1221 en 1515 vier keer zijn verhoogd. De totale verhoging bedraagt 1.85 m. Aangezien de vloer van de Sint-Jan nu ligt op 6.35 m + NAP. Lag de oorspronkelijke vloer van de romaanse kerk op 4.50 m + NAP. Aangenomen mag worden dat deze vloer op een veilige hoogte van bijvoorbeeld twee Bossche voeten boven de hoogst bekende waterstand is aangelegd. De kerk moet immers in tijden van rampspoed een meer dan veilig toevluchtsoord
14
KringNieuws mei 2009, jaargang 35 nummer 3
Ing. D. Hoogma zijn. De hoogst bekende waterstand rond 1200 – 1221 zal dan ook vermoedelijk hebben gereikt tot 3.90 – 3.95 m + NAP. De gemiddelde grondwaterstand in de zomer zal mogelijk hebben gelegen op 2.25 m + NAP. Bij het geringe verschil tussen deze waterstanden dient te worden bedacht dat er in die tijd nog geen dijken langs de Maas ten noorden van ’s-Hertogenbosch waren aangelegd. Het overtollige water kon zich nog over een groot oppervlak ter weerszijden van de rivier verspreiden, waardoor extreem hoge waterstanden boven 4.00 m + NAP nog niet voorkwamen. Breede Haven De Breede Haven is aangelegd tussen 1441 en 1449, dus nog tijdens de omvangrijke ophogingen in de Bossche binnenstad tijdens de Middeleeuwen. Evenals op andere plaatsen in de binnenstad zal men met de aanleg van kademuren en de daarnaast gelegen wegen rekening hebben gehouden met de in die tijd hoogst bekende waterstand. In verband met de vele eeuwen optredende klink van de ophoging zal de oorspronkelijke hoogte van het wegdek aan de westzijde van de Breede Haven hebben gelegen op 5.48 m + NAP. Momenteel bedraagt deze hoogte 5.25 m + NAP. De hoogst bekende waterstand tijdens de aanleg van de Breede Haven was vermoedelijk 5.20 m + NAP, zijnde een drooglegging van een Bossche voet. In de tijd van de aanleg van de Breede Haven was het versteningsproces in de binnenstad van ’s-Hertogenbosch reeds zover gevorderd dat er nagenoeg geen houten huizen aan de Breede Haven werden gebouwd. Na de aanleg van de haven heeft er aan de westzijde geen ophoging van enige betekenis meer plaatsgehad, als gevolg van de vele stenen huizen. Ophogingen Uit de noodzaak van de middeleeuwse ophogingen in de Bossche binnenstad blijkt dat de inwoners herhaaldelijk met hoge waterstanden zijn geconfronteerd. Over de omvang en het tijdstip van de ophogingen is weinig bekend. Wel kan worden aangenomen dat de periodieke ophogingen minimaal tot een veilige hoogte van een Bossche voet boven de op dat moment hoogst bekende waterstand hebben gereikt. In een volgend artikel zal ik nader ingaan op de aard van de periodieke verhogingen en de daarmee samenhangende ontgravingen in de binnenstad van ’s-Hertogenbosch. Bronnen J. Buisman, 1000 jaar weer, wind en water in de Lage Landen. Franeker 1996. D. Hoogma en A. Steketee, ’s-Hertogenbosch waterstad. ’s-Hertogenbosch 1996. C. Peeters, De Sint-Janskathedraal te ’s-Hertogenbosch. ’s-Gravenhage 1985. G.P. van de Ven (red.), Leefbaar Laagland. Utrecht 1993.
B
Bouwstijlen: Functionalisme
De moderne architectuur start bij het rationalisme van Berlage c.s. Van buitenaf, vanuit de schilderkunst, bijvoorbeeld het kubisme, kwamen invloeden, die de verdere ontwikkeling van de bouwkunst stimuleerden. Met name Theo van Doesburg, Piet Mondriaan en anderen bepleitten in hun tijdschrift De Stijl een abstracte, ornament- en decoratieloze vormgeving. Dit geestesgoed was sterk internationaal georiënteerd. Met Le Corbusier in Frankrijk, Walter Gropius in Duitsland (Bauhaus: Nieuwe Zakelijkheid), El Lissitzky in Rusland, Frank Lloyd Wright in Amerika ontstond een internationale stijl, functionalisme genoemd. In Nederland sprak men ook wel, vanaf 1928, van Het Nieuwe Bouwen of naar het tijdschrift van Van Doesburg over De Stijl. In de bouwkunst ontwikkelde men als het ware een anti-stijl, waarin de gebruiksfunctie bepalend was. Vanuit hun maatschappijvisie van sociale gelijkheid streefden zij naar verbetering van de leefomstandigheden door middel van sociale woningbouw en stedenbouw.
(1915-1965)
Tehst en foto’s Ton Graus en Jan-Hein Schutselaars Kenmerken De ‘witte doos’ werd als uitgangspunt genomen, waarbij de door de mens afgeperkte ruimte in visueel contact moest blijven met de oneindige buitenruimte. Het beton- of staalskelet biedt grote glasvlakken om het zonlicht binnen te laten. Gewapend beton als deel van de architectuur. Witgepleisterde gevels bieden lichtheid. Platte daken als ‘vijfde’ gevel, zo mogelijk als (dak) terras. Open en transparant: het verschil tussen binnen- en buitenruimte opheffen. Asymmetrische gevels, rechte hoeken, rechthoekige vormen. Kubusachtig. Ontmaterialiseren: geen ornamenten, geen decoraties, geen ambachtelijkheid (eerder prefab!). Dunne stalen raamprofielen. Ronde buizen, glasdraad ruiten, glazen bouwstenen.
Voorbeelden Hét voorbeeld in Nederland bij uitstek van het functionalisme is het Rietveld-Schröderhuis te Utrecht; in 1924 gebouwd door Gerrit Rietveld, gebaseerd op abstracte vormtheorieën. In een historische binnenstad als die van ‘s‑Hertogenbosch zullen we die stijl uiteraard nauwelijks tegenkomen. Net buiten de muren staat een mooi voorbeeld: het Witte Huis aan de Citadellaan. Het voormalige pompstation -onlangs verplaatst- aan Vughterweg kunnen we ook hieronder rekenen.
KringNieuws mei 2009, jaargang 35 nummer 3
15
R
Reinier van Arkelwandeling
In het winterseizoen 2008-2009 heeft de Kring Vrienden het bestaande programma met drie nieuwe en bijzondere activiteiten uitgebreid. Een ervan is de Reinier van Arkelwandeling. Al vanaf de Middeleeuwen waren de Bosschenaren trots op hun caritas, hun liefdadigheid. Die kwam onder meer tot uiting in de omvangrijke zieken- en armenzorg. Die zorg is in de eeuwen daarna, tot op de dag van vandaag, gehandhaafd en zelfs verder uitgebreid. Tijdens het eerste deel van de wandeling bekijkt men de plaatsen en gebouwen in de stad waar de ziekenen armenzorg plaatsvond. Aansluitend is er de unieke gelegenheid om eens binnen de muren van de Reinier van Arkelgroep aan het einde van de Hinthamerstraat te kijken. Men bezoekt dan onder andere de ‘Oudheidkamer’, waardoor men een goed inzicht krijgt in de psychiatrische verzorging en behandeling van vroeger.
eenhoorn van Apotheek Albers
Weeshuis Op vrijdag 27 maart 2009 hadden zich 13 personen verzameld in de hal van de Kringbalie aan de Parade. Onder deskundige leiding van de enthousiaste stadsgids Irene van Hoorn, ging de Reinier van Arkelwandeling van start. Al snel werd stilgehouden, tegenover Parade 18. Op deze plaats stond het klooster der Alexianen of Cellebroeders (ca. 1410–1576). Deze broeders waren vooral gespecialiseerd in het verplegen van pestlijders en begroeven de daaraan overledenen ook (cella = grafkamer). De pest werd ook wel ‘haastige ziekte’ genoemd: binnen no time was je dood. In 1564 namen de Alexianen de zorg voor weeskinderen op zich. Vanwege deze werkzaamheden werd het klooster tijdens de beeldenstorm van 1566 gespaard. In 1576 stierf de laatste Cellebroeder. Het weeshuis werd toen tot stadsweeshuis bestempeld.
Tekst en foto’s: Ed Hupkens In 1619 werd een nieuw gebouw neergezet. In 1629 kwam het weeshuis onder protestants bestuur, in 1865 werd het afgebroken. Op dezelfde plaats kwam het Gereformeerd Burger Weeshuis, dat er nog steeds staat. Er werden weeskinderen tot 12 jaar aangenomen. De meisjes werden opgeleid tot dienstmeisje, de jongens tot timmerman; zij timmerden vooral doodskisten! Ter herinnering aan het werk van de Alexianen bevindt zich in het hoekpand Triniteitsstraat / Parade een gevelsteen. Het Latijnse opschrift luidt: Egentibus quod orphanis opus datu iuva memor 1619. De vertaling is: Help door te geven, wat arme wezen nodig hebben 1619. Groot Ziekengasthuis Via de Kerkstraat bereiken we de Gasselstraat. Het Groot Ziekengasthuis (GZG) bevond zich rond 1274 aan het Gasthuisstraetken, dat later Gastelstraat genoemd werd. De Bossche stadstaal maakte daar al gauw Gasselstraat van. De Gasselstraat, die de Kerkstraat met de Hinthamerstraat verbindt, is dus een verbastering van Gasthuisstraat. Aan het einde van de Gasthuisstraat bevindt zich de vroegere hoofdpoort, die van 1661 tot 1932 de toegang vormde tot de terreinen van het Groot Ziekengasthuis. De geschiedenis van de ziekenzorg in ‘s‑Hertogenbosch gaat terug tot vóór 1274. Toen werd voor het eerst melding gemaakt van het Groot Gasthuis in de stad. Links van de poort zit een luik van waaruit eeuwenlang aan de armen en bedeelden in de stad medicijnen werden uitgedeeld. Je moest daarvoor een penning, het zogenaamde loodje, overleggen als bewijs dat je recht op medicijnen had. Bij overlijden moest de penning ingeleverd worden; daar komt ons spreekwoord ‘het loodje leggen’ vandaan. Het uitdelen van medicijnen stopte overigens in 1942, toen door de Duitse bezetters het Ziekenfonds werd ingevoerd. Apotheek Op de grens van de Markt met de Hinthamerstraat is Kringapotheek Albers gevestigd. Boven de toegangsdeur is een beeld van een eenhoorn te zien. Begin 19de eeuw was de eenhoorn het symbool van ‘zuiver voedsel’: als de eenhoorn bloedde, was het eten vergiftigd. De eenhoorn is natuurlijk een fabeldier, waarbij aan de hoorn medicinale kracht werd toegedicht. Hoorns die te koop werden aangeboden als afkomstig van eenhoorns, bleken vaak de hoorn van de narwal te zijn. Een narwal is een kleine arctische walvis, met een hoektand die 3 tot 5 meter lang kan worden.
16
KringNieuws mei 2009, jaargang 35 nummer 3
liefdadigheid. Zoals de Rotaryclub dat tegenwoordig doet, alleen niet in de openbaarheid, maar achter de schermen. Vondelingenhuis Het hoekpand Choorstraat en Clarastraat 23-25 was van 1570 tot 1629 in gebruik als Vondelingenhuis. Te vondeling gelegde baby’s konden er tot hun vierde jaar verblijven, daarna volgde opneming in het Weeshuis aan de Parade. De vondelingen werden ook wel houwkinderen genoemd.
gevelsteen ter herinnering aan het Weeshuis
Tafel H. Geest Aan de Hinthamerstraat 72 was vanaf de Middeleeuwen de Tafel van de Heilige Geest gevestigd, ook wel Spine of Geefhuis genoemd, en opgericht vóór 1281. In staat gesteld door aalmoezen (die aanvankelijk op een tafel achterin de Sint-Jan gelegd konden worden) van de gegoede burgerij, kon in het Geefhuis eeuwenlang wekelijks roggebrood en soms kleding aan armen en behoeftigen uitgereikt worden. In 1824 veranderde deze belangrijke instelling voor armenzorg in een Oude Mannen- en Vrouwenhuis. Vanaf 1973 is de Stadsbibliotheek er gehuisvest.
Het Gek Eind De brug over de Binnendieze (Groote Stroom) aan de Hinthamerstraat heet Geerlingse brug. Het Hinthamereinde begon vroeger al bij de Geerlingse brug, en werd door de bevolking ook wel het Gek Eind genoemd. Die naam had te maken met het Zinnenlooshuis, dat in 1442 door Reinier van Arkel werd opgericht voor zes zinlozen. Tegenwoordig is de Reinier van Arkel Groep een van de grootste psychiatrische instellingen van Nederland. Katersgasthuis De Sint-Jacobstraat heeft twee gasthuisjes gekend. Het eerste is het Herpensgasthuis, in 1449 door Roelof van Herpen gesticht voor acht oude vrouwen. Het andere is het Katersgasthuisje, dat in 1607 door Catharina Katers werd opgericht voor vier oude vrouwen. De gevelsteen ervan bevindt zich nog altijd in de voorgevel van het huis op nummer 31-32.
Zwanenbroedershuis In het Zwanenbroedershuis aan Hinthamerstraat 94 is de Illustre Lieve Vrouwe Broederschap gevestigd, opgericht in 1318. De Zwanenbroeders zorgden zelf niet voor zieken of armen, maar deden wel aan
Reinier van Arkel Stadsgids Irene van Hoorn brengt de groep naar de achterkant van een gebouw dat behoort tot de Reinier van Arkelgroep, aan de Windmolenbergstraat. Aan de achtergevel is een muurgedicht van A. Roland
beeldengroep Mungos.
KringNieuws mei 2009, jaargang 35 nummer 3
17
R D
De heemkunderol
Holst aangebracht, met de titel In gevaar. Op een binnenplaats is een beeldengroep te bewonderen, voorstellende de korfbalspelersgroep Mungos uit Spanje. Binnen de muren van het uitgebreide gebouwencomplex bezoeken we de voormalige kapel en refter van de Congregatie van OLV van Barmhartigheid. Deze zusters kwamen in 1853 vanuit Honse (B) in ’s-Hertogenbosch aan om bij Reinier van Arkel te komen werken. Tot slot van de wandeling is er gelegenheid de Oudheidkamer te bezoeken: een kleinschalig museum in een van de overdekte binnenplaatsen van het complex.
’s-Hertogenbosch beschikt na Amsterdam over de grootste heemkundekring van het land. De leden van de verschillende werkgroepen van de Kring waken over de vele facetten van de historische stad. Ze verdiepen zich in de geschiedenis van de stad en de verschillende bouwwerken. Ze werken mee aan plannen voor restauratie of herstel van essentiële (onder)delen van de stad en waken ervoor dat historische elementen definitief verloren gaan. De heemkunderol van de Kring Vrienden krijgt vooral invulling door de leden van de werkgroepen en het overkoepelende Kenniscentrum (KC). In het kader van het verzamelen en uitdragen van die heemkundekennis is het ook van belang om jaarlijks vast te leggen wat de betreffende werkgroep zoals gedaan heeft. Dat wordt opgenomen in de jaarverslagen van de werkgroepen en het Kenniscentrum. Een bloemlezing uit de verslagen uit 2008 geeft u een beeld van de rol van de Kring als heemkundeorganisatie. In 2008 zijn de werkgroepen Verzamelaars en Archeologie opgenomen in het Kenniscentrum en is de werkgroep ICT ontbonden.
Een bloemlezing ui Rini van Houten
Via vele foto’s, tentoongestelde voorwerpen en medische apparaten (zoals een dwangbuis) krijgt men een goed inzicht in de verzorging en therapeutische behandelingen van psychiatrische patiënten uit vroegere tijden. Ook is er een vitrine met kappersgereedschappen, die geschonken zijn door Rini van Houten, de laatste kapper in vaste dienst (43 jaar) bij Reinier van Arkel. Al met al een zeer geslaagde wandeling langs plaatsen en gebouwen in de stad waar de zieken- en armenzorg plaatsvond. Elke tweede en vierde vrijdag van de maand start om 14.30 uur een Reinier van Arkelwandeling. Inlichtingen en kaartverkoop bij de Kringbalie aan de Parade 23.
Een aantal activiteiten wordt door leden van verscheidene werkgroepen verzorgd. Een mooi voorbeeld daarvan is de samenwerking tussen de gemeente en vertegenwoordigers van de werkgroepen Vestingwerken, Openbare Ruimte en Bouwplannen om een toekomstvisie op te stellen voor het herstel van de (omgeving) van de Citadel. In zo’n samenwerkingsverband blijkt dat de Kringwerkgroepen over veel kennis beschikken die niet altijd beschikbaar is bij de gemeente. Het resultaat was een boeiend rapport dat door het College van B&W is overgenomen. Met de andere Monumenten Belangenorganisaties is een gezamenlijke zienswijze opgesteld op een (overigens niet gerealiseerde) bouwplan van Van Lanschot. Een ander project was de samenwerking met Boschtion FM, om door middel van korte radio-uitzendingen de luisteraars en geïnterviewden in de stad te informeren en te bevragen over de cultuurhistorische zaken in de stad. Symposium De werkgroep Kerken en Kloosters organiseerde een succesvol Symposium Religieus Erfgoed, zonder beleid geen toekomst. Ruim 200 aanwezigen luisterden naar
18
KringNieuws mei 2009, jaargang 35 nummer 3
van de Kring in 2008
Peter van Gurp en Jos Holland
de lezingen van vertegenwoordigers van organisaties als bisdom en gemeentelijke overheid die nauw betrokken zijn bij de problematiek van leegkomende kerken en kloosters. Centraal stond de problematiek van herbestemming. Daarnaast waren de leden actief bij het verrichten van (archief)onderzoek, het verzorgen van publicaties, het opzetten van wandelroutes langs religieus erfgoed en het bevorderen van passende herbestemmingen.
(kaart van Joan Blaeu anno 1649)
Openbare ruimte In de jaarverslagen van de werkgroepen is sprake van het wel en wee in het afgelopen jaar. Zo maakt de werkgroep Openbare Ruimte melding van het trieste verlies van de gewaardeerde collega en warme persoonlijkheid Robert de Zwart. De (vaak trage) voortgang van verschillende (bestemmings)plannen bepaalt in belangrijke mate de agenda van deze werkgroep. De Markt is gereconstrueerd en hoewel het puthuis is verdwenen, is er na veel discussie binnen en buiten de Raad uiteindelijk toch gekozen voor een herstel van de put
it de verslagen van 2008 als bijzonder monument via een zit-kijk-constructie. Het ontwerp voor de herinrichting van de Parade is in 2008 nog niet afgerond. Het is jammer dat door de gemeente niet meer geïnvesteerd is in een visie op het toekomstig gebruik van die Parade. De Bossche bevolking mag nu gaan kiezen uit de twee ontwerpen die recent zijn gepresenteerd. De vraag is zeer of de gekozen procedure wel tot het meest optimale ontwerp zal leiden. Ook de strijd van de Kring via de werkgroep Openbare Ruimte voor een goed plan voor het GZG-terrein is succesvol afgerond: alle monumenten worden behouden, er komt geen hoogbouw en er zal een Nieuwe Dieze in het plan worden opgenomen., Binnendieze De werkgroep Binnendieze wil bij mogelijke ontwikkelingen rond de Binnendieze het behoud van de cultuurhistorische waarden van die Binnendieze in de gaten houden. Ook de ruimtelijke ontwikkelingen waarbij de Binnendieze op de een of andere wijze in beeld kan komen en het thema water in en direct om de vesting is een onderdeel van het takenpakket. De werkgroep heeft zich daarbij verdiept in de
opstapplaatsen aan het Voldersgat, de kop van de Haven en de inpassing en vormgeving van de Nieuwe Dieze in het GZG-plan. Empel Na ruim twee jaar heeft de werkgroep Empel de Kadastrale kaart Empel en Meerwijk 1832 kunnen afronden en publiceren. De uitgave bestaat uit een gekleurde topografische kaart waarop de namen van de percelen en hun gebruik is aangegeven. De bewoning in 1832 is in detailkaarten aangegeven. Een register is gereconstrueerd met daarin alle percelen, hun afmetingen in oppervlak, hun gebruik en de eigenaar. Na een oriëntatie is het project Empelse woorden en uitdrukkingen van start gegaan. Gestart is met het vaststellen van een fonetische standaard en verder worden woorden en uitdrukkingen vastgelegd waarvan vermoed wordt dat ze de kwalificatie ‘Empels’ kunnen dragen. Kleine monumenten Met het opsporen en het in ere herstellen van kleine monumenten van cultuurhistorische waarde is de werkgroep Het Kleine Monument druk doende. De resultaten worden mogelijk gemaakt in samenspraak met particulieren en waar nodig met de gemeente. Enkele voorbeelden uit 2008 zijn: de plaquette die werd uitgereikt voor het pand Hinthamerstraat 148/150, de restauratie van het H. Hartbeeld op het Emmaplein en de poortomlijsting van het oude SintJosefhuis. Op de Stationsbrug werd een herdenkingsbijeenkomst gehouden bij de daar geplaatste plaquette ter herinnering aan Piet Kerssens, de jonge Bosschenaar, die op 26 oktober 1944 zijn leven gaf om een gewonde Britse militair te redden. Dit monumentje is gerestaureerd op instigatie van onze werkgroep.
KringNieuws mei 2009, jaargang 35 nummer 3
19
D
Namen De Werkgroep Toponymie is actief sinds 11 april 2006. De doelstelling is het ‘in kaart brengen van de geografische namen in de stad’. Het ‘in kaart brengen’ is nader te omschrijven als het inventariseren, lokaliseren, dateren en verklaren van deze namen. In het afgelopen jaar stond het onderzoek vooral in het teken van het digitaal maken van gegevens, die Ferdinand Smulders overgenomen heeft uit de akten van de schepenbank van ’s-Hertogenbosch. De bevindingen worden opgenomen in de Bossche Encyclopedie. Daarnaast wordt wekelijks een stukje gepubliceerd over een straat, plein, hofje of steegje in het Stadsblad. Verder is meegewerkt aan de totstandkoming van het boekje Hemels ’s-Hertogenbosch: wandelen langs het eeuwenoude religieuze erfgoed van de Brabantse hoofdstad’.
Verzamelaars Tijdens de Stamp Passion in de Brabanthallen heeft de werkgroep Verzamelaars Hertog Jan de presentatie van de expositie ’s-Hertogenbosch op de kaart gezet verzorgd. Het hierbij behorende unieke boek is een combinatie van prentbriefkaarten en filatelie. Het boek is bekroond met de Vermeil-prijs. In 2008 is het project Op bezoek bij … nieuw leven ingeblazen. De leden gaan op bezoek bij personen die een bepaalde (Bossche) verzameling hebben. Van al deze bezoeken wordt een verslag gemaakt, dat wordt gepubliceerd in het KringNieuws. Een uitvloeisel van een bezoek aan Rob de Vrind is dat een lid van de werkgroep zich is gaan bezig houden met het in de markt zetten van het Liniebier 1629. Vestingwerken Bij de restauratie van de vestingwerken was 2008 een jaar van uitvoering. De werkgroep Vestingwerken kreeg daardoor meer gelegenheid om activiteiten te ontplooien in het kader van kennisverwerving en kennisuitbreiding. Zo werd een ‘Stellingstudieteam’ ingesteld, een studiedag over de Lunetten werd georganiseerd en er werd een bijdrage geleverd aan de ‘Groene Vesting’. Het verslagjaar wordt vooral gekenmerkt door bijdragen aan de vele bouwactiviteiten zoals aan de Westwal / Sint Janssingel, met de herinrichting van de Stadsdommel als ecologische verbindingszone en de bouw het Bastiononder. Medio 2008 is er overleg gestart met de gemeente over de verdere planvorming voor de vestingwerken. Daarbij komt de nadrukte liggen op de stadsentree.
20
KringNieuws mei 2009, jaargang 35 nummer 3
Bouwen Het bewaken van bouwactiviteiten in de stad is een belangrijke taak van de werkgroep Bouwplannen. Het beoordelen van bouwinitiatieven van derden en aan derden verleende bouwvergunningen en advisering daarover is de kerntaak van de werkgroep. Om capaciteitsredenen wordt het werkterrein beperkt: in grote lijnen omvat dit het gebied binnen de stadsmuren, het Zand en de Muntel. Het proces van beoordeling van bouwplannen staat aangegeven in een nieuw handboek waarin ook de te hanteren criteria staan vermeld. Industrieel erfgoed De werkgroep Industrieel Erfgoed WINDE heeft zich in het afgelopen jaar bezig gehouden met het inventariseren, onderzoeken en beschrijven van het industriële erfgoed van ’s-Hertogenbosch. Resultaten worden vastgelegd in de Atlas Industrieel Erfgoed. Zo is onderzoek gedaan naar de drukkerijen van ’s-Hertogenbosch, de confectie-industrie en de militaire kleermakerijen. Zo maar een greep uit de vele activiteiten, naast de voorbereiding van de module Industrieel Erfgoed van de cursus Boschlogie III. Het tijdens de vrijwilligersdag 2008 gepresenteerde boekje over de Bossche sigarenindustrie mag hierbij zeker niet onvermeld blijven. Molens Het laat zich raden waar de werkgroep Molens druk mee is. In een vergunning uit 1504 is al sprake van de oprichting van een windmolen op een stuk grond tegen de stadswal “achter de Tolbrug”. Aanvankelijk stonden de windmolens vanwege de windvang meestal buiten de stad, maar door de oorlogsdreiging werden deze in 1585 verplaatst naar de stadswallen. Naast de wind- en watermolens hebben er vele rosmolens bestaan. Met de sloop in 1939 van de Nieuwe Steenen Molen aan de Vughterweg (Bastion Deuteren) kwam een einde aan het molenpatrimonium van ‘s‑Hertogenbosch. De werkgroep zet zich nu in voor de herbouw van een wind- en een rosmolen.
T K Tuinendag 2009
Korte berichten
Wilna Quekel, Antoinette de Vries en Joop van Dijk
Tijdens ‘Bossche Stadstuinen in bloei 2009’ in de binnenstad van ’s-Hertogenbosch zal op zondag 14 juni a.s. van 11.00 tot 17.00 uur weer een aantal tuinen worden opengesteld voor publiek: grote en kleine tuinen, bekende maar ook verrassend nieuwe, klassieke en moderne, kortom: u zou écht (weer) moeten komen kijken. In het traditionele groene boekje (dat tevens toegangsbewijs is) treft u een plattegrondje aan waarop de deelnemende tuinen ingetekend staan. Zoals u van ons gewend bent, is er vanuit de cultuurhistorische invalshoek een beschrijving gemaakt van de wijk, het pand en de tuin. Er wordt een wandelroute aangegeven en onze gasten gaan zelf op stap, zonder gids, maar het staat u vrij om zelf een selectie te maken uit de soort of het aantal tuinen dat u wilt bezoeken. Ook dit jaar kunt u meevaren op één van de twee fluisterboten die gedurende die dag worden ingezet. De Binnendiezeschippers brengen u tussen 11.00 uur en 16.30 uur vanaf de aanlegsteiger bij het Vughtereiland naar Bastion Oranje en terug. Op Bastion Oranje kunt u op vertoon van uw groene boekje een bezoek brengen aan het Bastionder dat onlangs werd geopend. Toegangskaarten kosten € 10,-- per stuk en de verkoop start op dinsdag 2 juni 2009 aan de kassa van de verkoopbalie van Kring Vrienden aan de Parade. Telefonisch reserveren kan vanaf 2 juni tot vier dagen vóór de dag van de Tuinenwandeling, via telefoonnummer 0900 – 20 20 178 (0,90 per gesprek), op werkdagen tussen 10.00 en 12.00 uur en van 13.00 – 16.00 uur. U dient dan wel rekening te houden met reserveringskosten van € 0,50 per toegangskaart. We organiseren dit evenement nu voor de vierde keer, er blijkt elk jaar weer veel belangstelling voor te bestaan. Bestel dus uw kaarten op tijd. Traditiegetrouw zullen we een boerenmetworst offeren aan zr. Clara, in de hoop dat het óók dit jaar weer een mooi zonnige dag zal zijn op zondag 14 juni 2009, onze Tuinendag!
Hellegat, een reactie
J. van Haaren
In het maartnummer van deze jaargang van het KringNieuws wordt een poging gedaan om uit te leggen hoe de naam Hellegat is ontstaan. Het ligt in ieder geval niet aan de duisternis. Ooit is het een ondiepe plek geweest waar men de bodem van de Binnendieze goed kon waarnemen. Voor de periode dat dit gedeelte nog niet overkluisd was kan dit een doorwaadbare plek zijn geweest. Vergelijk ons Hellegat maar eens met bijvoorbeeld Helvoirt, Helmond, Hellevoetsluis en Hellegat bij Willemstad. Op deze plaatsen kon je de reis (Hel)voirt zetten, meestal te voet. In sommige gevallen kan het ook ‘diepte’ betekenen, dus juist het tegenovergestelde. In latere jaren zijn er brugjes gelegd of duikers tussen beide oevers, zodat men droog aan de overkant kwam. Het woord ‘hel’ heeft in sommige delen van Brabant de betekenis van ‘slim’. Ik zat lang geleden in een café in Oss te lunchen, toen er een ‘hundje’ naar mij toe kwam gelopen. Het ging voor mij zitten en met zijn kopje een beetje scheef keek hij mij heel wijs aan. De bazin van het café keek in mijn richting en reageerde: “Ja, meneer, dè hundje is een hel ding.” Hopelijk ben ik met dit stukje een beetje ‘helder’ geweest.
De Tijdreiziger Junior De Tijdreiziger heeft al lang een eigen website. Voor de jeugd is nu een speciale pagina aangehaakt: De Tijdreiziger Junior (www.detijdreiziger.nl/junior). Het is de leukste cultuurhistorische website van de stad zijn. Op deze pagina staan onder andere de ’Schatten van de Draak’: schatkaarten met mooie historische locaties in ‘s‑Hertogenbosch. De schatkaart voor de wijk Noord is al geplaatst met onder iedere schat interessante achtergrondverhalen en foto’s. Bekijk ook zelf de schatten van ’s-Hertogenbosch aan de hand van de fietstochten van Annemarie Bon. Op De Tijdreiziger junior plaatsen wij binnenkort ook een aantal interessante wijkevenementen zoals een workshop Drakentekenen in de bibliotheek.
Joop, Wilna en Antoinette
KringNieuws mei 2009, jaargang 35 nummer 3
21
W
Bewakers van het culturele erfgoed (4) Wer Een serie artikelen over de werkgroepen van de Kring die samen het Kenniscentrum (KC) vormen
De werkgroep Bouwplannen heeft als doel het beoordelen en zonodig bijsturen van bouwinitiatieven in en om de binnenstad. Alle initiatieven (sloop, aan- en verbouw, nieuwbouw) worden vanuit de optiek van cultuurhistorische erfgoed bekeken: wordt zorgvuldig omgegaan met architectonische en cultuurhistorische waarden van het pand, de locatie en de naaste omgeving? In zekere zin vormt de werkgroep (een stukje van) het cultuurhistorisch geweten van de stad. Het is de kunst om in een zo vroeg mogelijk stadium op de hoogte te komen van de planvorming, vooral omdat in deze fase nog de meeste kans bestaat om invloed uit te oefenen. Zonodig maakt de werkgroep via het bestuur van de Kring gebruik van wettelijke middelen zoals “zienswijzen”, “bezwaar” en “beroep”, om ongewenste ontwikkelingen tegen te gaan. Levend organisme De leden van de werkgroep beoordelen bouwplannen vanuit de vraag of met respect wordt omgegaan met het cultuurhistorisch erfgoed in de stad, dit is het hoofdcriterium. Het is niet de bedoeling om voor te schrijven - als dat al mogelijk zou zijn – hoe gebouwd moet worden en evenmin wordt bij voorbaat gezegd hoe niet gebouwd mag worden. Van geval tot geval worden de bouwplannen vanuit het bovengenoemde criterium beoordeeld. Hierbij wordt niet alleen het gebouw zelf beoordeeld, maar ook de verschillende schaalniveaus: wat betekent het bouwplan voor het ensemble, hoe verhoudt het zich tot de omliggende (historische) bebouwing, wat is het effect van (gewijzigde of nieuw ingelegde) straten en structuren voor de stad. De stad moet worden gezien als een levend organisme, waarin functies veranderen en waarin ook gebouwen kunnen en mogen veranderen. Gebouwen hebben in principe een langere levensduur dan de functie waarvoor ze zijn gesticht en maken dus een permanente wordingsgeschiedenis door. Als je in (de oude stad van) ’s-Hertogenbosch voor nieuwe gebouwen alleen ‘historische’ architectuur toestaat, maak je er een openluchtmuseum van en sla je de stad dood. Datzelfde geldt als je bij voorbaat geen veranderingen zou toestaan omdat een gebouw ‘oud’ of ‘monumentaal’ is. Dit alles betekent zeker niet, dat romantische architectuur wordt afgewezen. Wel betekent het dat van plek tot plek wordt bekeken of een bouwplan qua schaal, ligging en architectuur past in zijn historische context. Historische vervalsingen - zoals bijvoorbeeld nepgeveltjes - stuiten bij de leden van de werkgroep op wantrouwen, omdat deze in veel gevallen geen respect voor de omgeving inhouden. Imitatie gaat immers vaak ten koste van de herkenbaarheid van wat oorspronkelijk is. Wel is het denkbeeldig dat eventuele verwijzingen naar historische vormen en context plaatsvinden in de hedendaagse vormentaal. Een recent voorbeeld van een ‘historiserend’ plan
22
KringNieuws mei 2009, jaargang 35 nummer 3
dat in de werkgroep werd besproken, is de gevel van speelgoedwinkel Bart Smits in de Kerkstraat. Hier zijn vormen gebruikt die duidelijk ‘refereren aan’ de vroegere bebouwing, zonder dat de indruk wordt gewekt alsof het een reconstructie zou zijn. Een stad als ’s-Hertogenbosch is zo interessant, omdat de geschiedenis is terug te lezen in de structuur, de openbare ruimte en de gebouwen. Met andere woorden: juist de veranderingen in het verleden hebben het heden zo boeiend gemaakt. Om diezelfde redenen moet men niet bang zijn voor de veranderingen van nu en straks. Daaruit ontstaan immers de monumenten van de toekomst.
Handboek De werkgroep adviseert het bestuur van de Kring. Een advies kan een aanbeveling inhouden om in overleg te treden met de architect of de opdrachtgever en daarbij aan te dringen op aanpassingen of het maken van een officieel bezwaar, eventueel later gevolgd door beroep, tegen een uiteindelijk verleende vergunning. Alvorens een advies wordt geformuleerd wordt in een zo vroeg mogelijk stadium informatie verzameld over komende bouwplannen. Daarbij stellen we ons de volgende vragen: – Op welke locatie vindt het bouwinitiatief plaats? – Betreft het een terug te draaien kleine wijziging of is er sprake van een verbouwing, geheel of gedeeltelijke sloop en/of nieuwbouw? – Betreft het mogelijk een pand van architectonische of historische waarde? – Behoort het te (ver-)bouwen pand eventueel tot een architectonisch of historisch ensemble? – Komt het pand of aangrenzende panden voor op een monumentenlijst? – Is er sprake van beschermd stadsgezicht?
rkgroep Bouwplannen Tekst en foto’s: Jan Ram en Gerard ter Steege – Komt het perceel voor op de historische en archeologische verwachtingskaart? – Wat zijn de bouwplannen en betreft het een sloop- en of uitbreidingsvergunning? – Wordt bij de plannen voldoende rekening gehouden met de historische achtergrond? – Wordt een waardevol pand of zijn directe omgeving aangetast? De leden van de werkgroep hoeden zich ervoor om vanuit een persoonlijke smaak als een soort ‘welstandscommissie’ te opereren. Eventuele bezwaren moeten voldoende zijn te motiveren en worden beoordeeld vanuit de genoemde uitgangspunten. De werkgroep betrekt bij de meningsvorming ook de oordelen van monumentenbelangenorganisaties en van het Kenniscentrum (KC). Om de beoordelingen zo objectief mogelijk te maken wordt een handboek gehanteerd, waarin de criteria en de werkwijze zijn vastgelegd. Bij bedenkingen tegen voorgenomen bouwplan is het belangrijk om in een zo vroeg mogelijk stadium naar mogelijkheden te zoeken en eventuele medestanders te vinden om het bouwplan bij te sturen.
vlnr: Dirk Jongejans, Ad de Vrieze, John Barendregt, Jan Ram, Wim Vugs en Ben de Vrijer. (Roeland-Kees Schulkes was afwezig)
Bij de advisering gaan de leden niet over één nacht ijs. He blijkt vaak nodig diverse activiteiten te ontplooien: – Gesprekken met contactpersonen bij de afdeling BAM van de gemeente. – Lijsten doornemen van en inspreken bij de gemeentelijke commissies. – Signaleren van mogelijk relevante gevallen uit de lijst van aangevraagde bouwvergunningen in de Bossche Omroep op Zondag. – De stukken inzien op het Stadskantoor. – Contact opnemen met initiatiefnemer van het bouwplan.
– Adviezen opstellen en via het Kenniscentrum aan het bestuur voorleggen. – Indien nodig de Kring vertegenwoordigen bij de bezwarencommissie, de Rechtbank en de Raad van State (of een eventuele juridisch adviseur ondersteunen). Vergunning De werkgroep is zich er terdege van bewust dat het verwachtingenpatroon bij formele bezwaar- en beroepsprocedures meestal niet te hoog mag worden gesteld. De bestuursrechter spreekt meestal geen inhoudelijk waardeoordeel uit over een bouwplan. De rechter laat dat over aan het gemeentebestuur. Alleen bij vormfouten, onvoldoende motivering en willekeur kan de rechter een verleende vergunning nietig verklaren. Gelukkig lopen de belangen van de gemeente en van de Kring meestal parallel. Wel blijft het nuttig om in voorkomende gevallen in het stadium voorafgaand aan de formele beroepsgangen de mening van de Kring bij de gemeente kenbaar te maken, dit om beroepsprocedures te voorkomen. Een paar aansprekende voorbeelden van bouwplannen die de werkgroep, al dan niet in samenwerking met anderen,heeft geprobeerd te beïnvloeden zijn: – de verbouwing van de kantoren van Van Lanschot, – de ontwikkeling van het Zuidwalkwartier, – de toekomst van het voormalige Huis van Bewaring, – de plannen met het Museumkwartier, Leden De actieve leden van de werkgroep zijn: John Barendregt (voorzitter), Jan Ram (secretaris), Roeland-Kees Schulkes, Ad de Vrieze, Ben de Vrijer en Wim Vugs. Daarnaast zijn er nog enkele leden op afstand, die niet aan de vergaderingen deelnemen, maar wel beschikbaar zijn voor hulp en advies. Voor dit inspirerende en belangrijke werk is versterking van de werkgroep met enkele nieuwe leden zeker wenselijk. Gezocht wordt naar mensen met een ‘Bosch’ hart en met belangstelling en liefde voor architectuur en cultuurhistorie. Belangstellenden kunnen contact opnemen met John Barendregt, tel. (073) 551 32 50.of per e-mail: algemeen@kringvrienden.nl t.a.v het Kenniscentrum.
In deze reeks komen de volgende werkgroepen aan bod: Archeologie, Binnendieze, Bouwplannen, Empel, Het Kleine Monument, Industrieel Erfgoed, Kerken & Kloosters, Molens, Openbare Ruimte, Toponymie, Verzamelaars Hertog Jan en Vestingwerken.
KringNieuws mei 2009, jaargang 35 nummer 3
23
B
Beeld van Catharina Geert Donkers
In de voorgevel van de Sint-Catrien- of Kruiskerk in ’s-Hertogenbosch bevindt zich een beeld van de patroonheilige van deze kerk: de H. Catharina van Alexandrië. Het beeld werd geplaatst nadat de door Jan Stuyt gebouwde kerk in 1918 was ingewijd. De maker is niet bekend, maar gezien de stijl is het wellicht een beeld uit de werkplaats van Van Bokhoven en Jonkers uit ‘s‑Hertogenbosch. Catharina is uitgebeeld als een statige vrouw. Zij is gekroond en draagt in haar linkerhand een zwaard, terwijl ze rechts een rad vasthoudt. Het beeld is drie meter hoog. Catharina was volgens het verhaal een geleerde en wijze koningsdochter uit Alexandrië. Zij leefde in de vierde eeuw en bekeerde zich tot het christendom. Keizer Maxentius begeerde haar en trachtte haar geloof te ondermijnen. Op zijn verzoek ging zij in debat met 50 heidense filosofen. Zij kwamen echter als christen uit dit debat en werden door de keizer meteen omgebracht. Ook Catharina werd ter dood veroordeeld. Zij werd vastgebonden op een martelwerktuig dat bestond uit vier wielen bezet met spijkers. Een blikseminslag verwoestte het apparaat echter. Daarna werd zij onthoofd. Engelen brachten haar lichaam naar een klooster op de berg Sinaï. Catharina was in de Middeleeuwen een van de meest populaire heiligen. Zij werd vaak afgebeeld terwijl zij een ring krijgt van het christuskind: het zogenaamde ‘Mystieke huwelijk van Sint Catharina’ een metafoor van haar geestelijke verbintenis met God. Officieel werd Catharina in 1969 van de heiligenkalender afgevoerd, omdat haar levensverhaal niet op historische gronden berustte. Het beeld van Catharina aan de Catrienkerk draagt een kroon, omdat zij een koningsdochter was. Aan haar rechterkant staat het rad waarmee zij gemarteld werd en in de andere hand draagt zij het zwaard dat haar onthoofdde. Zo werd ze ook in de Middeleeuwen vaak uitgebeeld. Soms vertrapte ze keizer Maxentius met haar voeten. Voor wie nog meer van Catharina wil zien kan terecht in de Sint-Jan. Daar is op een raam het gesprek van Catharina met de filosofen uitgebeeld. Het raam bevindt zich aan de zuidkant van het koor. Het werd ontworpen door L.C. Hezenmans en uitgevoerd door Bazin-Latteux. (1888) Bronnen: Bossche Encyclopedie J. Timmers, Christelijke symboliek en iconografie Bussum 1974
KringNieuws is het minimaal zes maal per jaar verschijnend tijdschrift van Kring Vrienden van ’s‑Hertogenbosch. Redactie: Nik de Vries (voorzitter), Jan Korsten, Gerard ter Steege, Marjan Vonk, Ellie de Vries (fotografie) en Johan Strang (bestuur). Vormgeving: Egbert van den Berg en Jack van Elten Redactie-adres: Secretariaat KringNieuws Postbus 1162, 5200 BE ’s‑Hertogenbosch E-mail: redactie@kringvrienden.nl Druk: Drukkerij Opmeer bv, Den Haag Oplage 3.050 stuks Niets uit deze uitgave mag worden overgenomen zonder schriftelijke toestemming van de redactie. De redactie heeft getracht alle rechthebbenden van het illustratiemateriaal te achterhalen. Personen of instanties die desondanks van mening zijn aan deze uitgave aanspraken te kunnen ontlenen wordt verzocht om contact op te nemen met de redactie.
Secretariaat Postbus 1162 5200 BE ’s‑Hertogenbosch E-mail: algemeen@kringvrienden.nl Internet: www.kringvrienden.nl Betalingen: Postgiro 3.119.716 Jaarlijkse bijdrage minimaal € 17,50 Jeugdleden € 8,75 Kringhuis Lombardpassage 14 Kringbalie Parade 23 (Theater aan de Parade) Telefoon 073 - 613 50 98 Telefax
073 - 614 60 21
Ma. 13.30 - 17.00 uur. Di. tot en met za. van 10.00 - 17.00 uur, zo 11.00 - 17.00 uur.
24
KringNieuws mei 2009, jaargang 35 nummer 3