KringNieuws mei 2011

Page 1

Kring Nieuws uitgave van kring

vrienden van ’s‑Hertogenbosch

Jaargang 37 nummer 3 mei 2011

Voorwoord 2 Paradepaardjes 2 Blik gericht op de toekomst

3

Wie kent ze nog: Herman van den Eerenbeemt, letterkundige 5 Feestelijke opening vaarseizoen 6 Korte berichten

7

De architecten Van Groenendael

8

Van stad naar gemeente (2) 1500 – 1600

11

In het DNA van de stad

12

Pickepoort, ja of nee?

14

Kinderen in de Bouwloods 15 Boschlogie: een uniek concept

16

Wapenborden 18 Korte berichten

19

Vestingwerken update

20

Korte berichten

21

Nieuwe plaquette

22

Lof der Zotheid 500 jaar

23

100 jaar Henri Bakker

24

Zesde tuinenwandeling

28

restauratie

Vestingwerken


V P Voorwoord

Paradepaardjes

Nik de Vries

Opnieuw hebben we een dikke aflevering van KringNieuws kunnen samenstellen. We bedanken hiervoor mede onze gastschrijvers. In dit nummer het tweede deel over de architecten Van Groenendael, deel twee van vergeten Bosschenaren uit de 20ste eeuw en deel twee van de miniserie Van stad naar gemeente. Daarnaast hebben we een langer artikel van Harrie Satter over de Bossche luchtvaartpionier Henri Bakker: diens legendarische show vond deze zomer honderd jaar geleden plaats. Ook ontvingen we enkele reacties op artikelen in het vorige nummer, die we graag plaatsen. Natuurlijk heeft de redactie niet stil zitten wachten op kopij: we trekken er op uit om voor de Kring Vrienden belangrijk en/of interessant nieuws te ‘verslaan’. Veel aandacht gaat deze keer uit naar de vestingwerken van onze stad en naar Boschlogie. In april begon het vaarseizoen, het 25ste. En zoals we vorige keer al aangaven: we besteden daar elk nummer extra aandacht aan. Dit keer is dat de start: letterlijk werd het seizoen open geschoten. In dit nummer starten we opnieuw een kleine serie: bootgesprekken. Steeds worden enkele mensen uitgenodigd met ons in de boot te stappen en te praten over alles wat onze gasten bezighoudt. We beginnen met de nieuwe adviseurs van de Kring. Natuurlijk is het u niet ontgaan dat de restauratie van de Sint-Jan voltooid is. Pieter van Vollenhove kwam naar ’s-Hertogenbosch onder andere om een nieuwe engel te onthullen, eentje van deze tijd, met mobiel en jeans. In een volgend nummer komen we terug op deze restauratie. In dat in juli te verschijnen nummer staan ook enkele recensies van onlangs verschenen boeken over ’s-Hertogenbosch: vakantie is voor velen een tijd om bij te lezen.

De redactie ontvangt zoals steeds graag uw bijdrage. Deze kunt u via het mailadres van de redactie aanleveren. Richtlijnen voor tekst en beeld zijn bij de redactie op te vragen. En als u een boeiend verhaal hebt, maar niet in de gelegenheid bent het zelf op te schrijven, laat het ons weten: we komen dan bij u langs. In het vorige nummer stond bij een artikel geen auteur vermeld. De schrijver is Gerard ter Steege. Inleveren van kopij kan tot en met 24 juni aanstaande. Foto voorpagina Ellie de Vries De Bossche vestingwerken worden zoals bekend gerestaureerd. Inmiddels is bekend dat het gebied aan de Hekellaan opgeknapt kan worden. Een deel is al gereed. Het grote karwei is van start gegaan. In 2014 moet dit gebied helemaal heringericht zijn. Zie ook het artikel verderop in dit nummer.

Algemene Ledenvergadering 22 juni 2011 Op woensdag 22 juni 2011 zal de reguliere Algemene Ledenvergadering van 2011 plaats hebben. De uitnodiging en agenda voor deze ALV vindt u bij deze editie van het KringNieuws.

Parade 12 Wanneer u dit KringNieuws onder ogen krijgt, is de verbouw van het nieuwe Kringhuis aan de Parade vrijwel afgerond. De bouwkundige oplevering heeft intussen plaats gehad. Medio mei worden in de aanbouw achter het monumentale gedeelte nog een nieuwe stalen spiltrap en een glazen piramidedak geplaatst.

De inrichting van de verschillende ruimten (balie, kasten in de bibliotheek/mediaruimte, inrichting keuken en pantry, vloerbedekking) zal ook medio mei gereed zijn. Op 23 mei 2011 nemen we het nieuwe Kringhuis in gebruik. De plannen voor de officiële opening worden nu uitgewerkt. U hoort daar binnenkort meer over.

Voor de inrichting van het nieuwe Kringhuis wordt zoveel mogelijk het bestaande meubilair gebruikt. Van de parochie Sint-Jan Evangelist hebben we kort geleden 24 zogenaamde kapittelstoelen kunnen kopen voor een zeer acceptabel bedrag. Deze prachtige stoelen die heel goed bij het monumentale Kringhuis passen, worden nu nagezien en zo nodig gerestaureerd. Daarna zullen ze dienst gaan doen in de bestuurskamer en de vergaderkamers op de eerste verdieping. foto’s Ellie de Vries

2

KringNieuws mei 2011, jaargang 37 nummer 3

Bestuur


B

Blik gericht op de toekomst Bootgesprekken

Gerard ter Steege en Ed Hupkens, schipper Peter van den Dungen

Een serie gesprekken waarbij de redactie personen uitnodigt om tijdens een vaartocht over de Binnendieze wetenswaardigheden te vertellen over actuele en historische zaken die de stad en/of de Kring aangaan.

Rob van de Laar, Ton Meulman en Vincent Verstappen.

Voor het eerste gesprek in deze serie is de redactie van wal gestoken met de drie nieuwe adviseurs van de Kring Vrienden van ’s‑Hertogenbosch. Benieuwd naar de achtergrond, intentie en invulling van het adviseurschap werden Rob van de Laar, Ton Meulman en Vincent Verstappen op een heerlijke lentedag uitgenodigd om een rondje over de Binnendieze te maken. Wellicht de meest bekende van het drietal is Rob van de Laar. Een binnenstadskind geboren in de Hinthamerstraat waar zijn grootouders een luxe banketbakkerij en lunchroom runden, De Witte Brug, tegenover de Predikherenpoort. Tijdens zijn schooljaren op het gymnasium Bernrode is geleidelijk zijn belangstelling voor geschiedenis ontstaan. Na zijn diensttijd groeide via de archivaris van Uden zijn belangstelling voor het archiefwerk. Via de hogere archiefopleiding op de Rijksarchiefschool kwam hij als stagiaire terecht op het Stadsarchief. Dat was 34 jaar geleden, en Rob zit er nog steeds, in zijn huidige functie als hoofd Externe Dienstverlening. “Archiefwerk heeft een stoffig imago maar voor mij is iedere dag nieuws. Het is juist de kunst om geschiedenis tastbaar te maken: via het heden interesse te wekken voor het verleden,” aldus Rob. Zijn grote bemoeienis met carnaval heeft daar mee maken, omdat deze tradities ook zijn gebaseerd op geschiedenis. In de loop van de jaren heeft

hij blijk gegeven van een grote betrokkenheid bij het reilen en zeilen in de stad. Rob vervult en heeft vele bestuursfuncties vervuld waaronder BLOS (nu Boschtion), Maritiem ’s‑Hertogenbosch, Oeteldonksche Club, et cetera. Buitenstadskind Ton Meulman is een man van buiten ’s‑Hertogenbosch. Geboren in Eindhoven verhuisde hij op negentienjarige leeftijd naar Amsterdam waar hij in de marketing werkzaam was. Tijdens dit werk groeide zijn belangstelling voor de cultuur en de belangen daarvan. Na 22 jaar keerde hij terug naar Eindhoven, maar kon daar geen passende woonruimte vinden. Opvallend is dat hij die wel vond in ’s‑Hertogenbosch. In tegenstelling tot zijn landelijk en rustig wonen bij Amsterdam koos hij hier voor een woning in het historische centrum van de stad met een dakterras. Nog steeds woont Ton daar tot grote tevredenheid met zijn vrouw. In 1994 kreeg hij de unieke kans om boekhandel Adr. Heinen in de Kerkstraat over te nemen. “Een lot uit de loterij,” vindt Ton. Elf jaar lang heeft hij daar met veel plezier gewerkt. In die periode heeft hij actief bijgedragen aan het verschijnen van rond de 120 boeken over ’s‑Hertogenbosch. Boeken met als Magnum Opus De Grafzerken van de Sint-Jan samen met een team van circa 20 medewerkers. Een klus die meer dan 10 jaar in beslag nam. Vanuit zijn grote belangstelling voor de cultuur, de cultuurhistorie en de geschiedenis is hij nog dagelijks actief als cultureel ondernemer. “Als vrijwilliger,” voegt hij toe. Verknoopt en verknocht Vincent Verstappen is ook een binnenstadskind. Geboren in de Gasselstraat moest hij al op jonge leeftijd helpen bij zijn ouders in de bloemenzaak. Door het bezorgen van bloemen op de fiets leerde hij de stad op zijn duimpje kennen. “In de volkswijken kreeg ik meer zakgeld toegestopt dan in andere wijken,” geeft Vincent aan. Hij is verknoopt met en verknocht aan de stad. Want ondanks dat hij nu woont in Batenburg in het Land van Maas en Waal is ’s‑Hertogenbosch altijd zijn stad gebleven. Zelfs in zijn (digitale) wachtwoorden zitten altijd wel de woorden Den Bosch. Zijn loopbaan speelt zich voornamelijk af in het onderwijs. Als neerlandicus en conrector is hij verbonden aan het Jeroen Bosch College. Bij de rederijkerskamer Moyses’ Bosch, Hoofdkamer van Rhetorica voor NoordBrabant, ’s‑Hertogenbosch is Vincent bestuurslid. Een toneelvereniging die een grote bekendheid geniet en een nog grotere historie kent.

KringNieuws mei 2011, jaargang 37 nummer 3

3


B W

Wie kent ze nog: He

Uitzicht naar voren Alle drie de heren zijn zeker vereerd met hun benoeming tot adviseur van de Kring. Natuurlijk zijn zij niet over een nacht ijs gegaan, ook de huidige perikelen waren geen belemmering. Doorslaggevend was toch het enorme belang van de Kring binnen de Bossche samenleving. “Gelukkig waren wij geen onbekenden voor elkaar. Wij zijn gevraagd op grond van individuele kwaliteiten. Daarbij zijn wij ervan overtuigd elkaar te kunnen aanvullen om gevraagd en ongevraagd met onze adviezen een positieve bijdrage te kunnen leveren aan het Kringgebeuren,” aldus Ton. “Wij zijn op dit moment bezig met ons breed te oriënteren binnen de Kring. Eerst luisteren, hoe zit het hier en nu met de club, aanhoren van achtergronden. “Er wordt door de vrijwilligers heel veel nuttig en belangrijk werk verricht. In de verschillende werkgroepen is ongelofelijk veel kennis beschikbaar, die veel meer benut kan worden,” vult Vincent aan. Vanuit verschillende achtergronden en met veel bestuurlijke ervaring zijn de heren van mening dat het belangrijk is om bij de advisering de blik op de toekomst te richten. De vraag daarbij is wat de toekomstverwachting is van de Kring. De heemkunde is de basis van de vereniging, onze core business. Met in het verlengde hiervan het uitdragen van de kennis via het gidsenwerk en de vaartochten en in tastbare producten als artikelen en boeken over ’s‑Hertogenbosch. De adviseurs zijn gezamenlijk van mening dat het verder nadenken over een visie belangrijk is: waar wil je naar toe met de Kring; hoe ziet de club er over tien jaar uit. Volgens Rob moet ook worden nagedacht over de onderlinge samenhang tussen de verschillende geledingen in de Kring. Maar ook het zoeken naar samenwerking met andere instanties is belangrijk. Hij is een voorstander van, wat hij noemt, ‘de Bossche koek’methode: een multidisciplinaire aanpak, zoals dat nu al plaats vindt bij de Avond van de Geschiedenis in het kader van de Tijdreiziger. Allemaal onontbeerlijk om succesvol de toekomst in te gaan. Na ruim een uur gevaren te hebben, komt de boot terug in de Molenstraat. Rob, Ton en Vincent gaan terug naar hun dagelijkse werk. Wij hebben drie betrokken en gemotiveerde adviseurs ontmoet die openhartig in de boot hebben gesproken. “Hier hebben de muren tenminste geen oren,” werd gekscherend gezegd. Hopelijk geldt dat niet voor de adviezen die de Kring gevraagd en ongevraagd van deze adviseurs kan en mag verwachten. foto Ed Hupkens

4

KringNieuws mei 2011, jaargang 37 nummer 3

In de vorige eeuw waren er in ’s‑Hertogenbosch mensen actief die op een of andere manier een cultureel stempel op de stad drukten. Hun namen en daden zijn echter vaak vergeten.

Herman van den Eerenbeemt, letterkundige In mei 1936 werd in de hal van het stadhuis van ’s‑Hertogenbosch een marmeren plaquette onthuld. De korte tekst op de plaquette luidt: “In de Julimaand van 1935 vierde onze stad het feest van haar 750-jarig bestaan”. Daarna volgen de namen van F.J. van Lanschot, de toenmalige burgemeester, en die van Herman van den Eerenbeemt. Van den Eerenbeemt was namelijk gevraagd om de algehele leiding van de feestelijkheden op zich te nemen. Gezien het aantal commissies, medewerkers en activiteiten was dat een behoorlijk groot karwei. Als dank ontving hij de speciale gedenkpenning van de stad en zijn naam, met die van de commissie-voorzitters op de herinneringsplaquette. Herman van den Eerenbeemt werd in 1890 in ’s‑Hertogenbosch geboren. Hij was de oudste van vier kinderen. In de stad volgde hij het gymnasium. Daarna ging hij studeren aan de universiteiten van Amsterdam, Parijs, Londen, Berlijn en Utrecht. Hij studeerde farmacie, biologie, filosofie, kunstgeschiedenis en letteren. Hij vestigde zich na zijn studies in Amsterdam en werkte een periode als assistent-apotheker. Hij trouwde met Willy Attema.

Herman van den Eerenbeemt, tweede van links. Letterkundige en bestuurder Daarna werd Herman van den Eerenbeemt directeur van N.V. Van Munsters drukkerijen en uitgeverij. Het katholieke tijdschrift Opgang werd onder andere bij Van Munster uitgegeven. Van dit tijdschrift over kunst, literatuur en cultuur was Van den Eerenbeemt tot 1933 hoofdredacteur. Naast zijn werk was hij actief op veel gebieden. Hij was lid en bestuurder van de r.k. kunstenaarsvereniging De Violier. Hij stond daar ingeschreven als letterkundige. Van den Eerenbeemt schreef in die hoedanigheid een aantal toneelstukken. Zijn stukken Samson (1918) en Malmström (1923) kregen hun première in de


erman van den Eerenbeemt, letterkundige Geert Donkers

Herman van den Eerenbeemt (rechts) met Jan van de Mortel bij feest 750 jaar stad.

Affiche van toneelstuk van Herman van den Eerenbeemt.

Amsterdamse Stadsschouwburg. Voorts schreef hij een boek met de titel De Hollandsche kunstenaarskring en een inleiding bij het werk van Matthieu Wiegman. Namens De Violier was hij betrokken bij de oprichting van de Algemene Katholieke Kunstenaars Vereniging (AKKV) in 1920. Van 1946 tot 1949 was hij zelf voorzitter van deze vereniging. Daarnaast was hij lid van de schoonheidscommissie van Amsterdam, voorzitter van de jubileumcommissie bij het 50-jarig bestaan van het Concertgebouw en regent van het museum Amstelkring in de hoofdstad. Kruisweg Herman van den Eerenbeemt speelde ook een rol in de commotie rond de Kruisweg(1919) van de Vlaamse schilder Albert Servaes. In opdracht van de prior van de karmelieten in het Vlaamse Luythagen tekende Servaes het lijdensverhaal van Christus. Hij deed dat echter op een zeer expressieve wijze. Het protest tegen deze kruisweg en de uitbeelding van Christus nam grote vormen aan. De kruisweg moest uit het klooster verwijderd worden en bij decreet verbood de kerk zelfs dat dit kunstwerk als geheel getoond mocht worden. De kruisweg werd aanstootgevend voor ‘eenvoudige zielen’ gevonden. In het tijdschrift Opgang werd juist positief over Servaes’ werk geschreven en verschenen

ook afbeeldingen. In 1923 kocht Van den Eerenbeemt de hele serie tekeningen en zorgde voor het behoud van de cyclus. Via een schenking kwam de kruisweg in de jaren vijftig terecht bij de trappisten in de abdij van Koningshoeven in Tilburg. Daar bevinden zich de tekeningen nog steeds. Herman van den Eerenbeemt overleed in 1951. Herinnering In 1953 werd in het kader van Den Bosch Muziekstad een beeld, een fontein onthuld in de Casinotuin. Het was de Harpspeelster, vervaardigd door Jacques van Rhijn. Het beeld werd aangeboden door de reüniecommissie Oud ’s‑Hertogenbosch. De commissie wilde tevens de nagedachtenis eren van Herman van den Eerenbeemt, de leider van de viering van het 750-jarig bestaan van de stad. Het opschrift bij het beeld luidt: Herman van den Eerenbeemt, 1953, zijn vrienden. De Harpspeelster kreeg later een plaats op het grasveld aan de Hertog Hendriksingel. Daar staat het nog steeds. Bronnen: Internationaal Instituut Sociale Geschiedenis Amsterdam H.Molhuysen, Oe Gotte kèk daor

KringNieuws mei 2011, jaargang 37 nummer 3

5


F

Feestelijke opening vaarseizoen Nik de Vries

Vrijdag 15 april 2011 is het vaarseizoen officieel en feestelijk geopend. Bijzonder feestelijk is het dit jaar, omdat het het 25ste seizoen is, dat er op de Binnendieze gevaren wordt.

Schipper Bert Schoot voert de armada aan.

Kringvoorzitter Joop Thissen schiet het seizoen open.

Toos Neijndorff begeleidt Jan van der Eerden.

6

In en rond het Bastionder is de start van het programma. Onder een stralende zon speelt het orkest Da Capo uit Rosmalen vrolijke muziek. De organisatiecommissie, Jaap Schinkel, Annie Aarens, Toos Neijndorff, Frans Maas en Ger Wiegers, ontvangt onder anderen wethouder Huib van Olden en eregast Jan van der Eerden. Zonder de inspanningen van deze laatste, samen met Hein Bergé, was er geen Binnendieze geweest.

Knallende opening Buiten staat de Schutterij opgesteld bij haar fraaie kanon. Daaromheen zijn de schippers van de Kring verzameld. Met veel ceremonieel wordt het kanon geladen, waarna Kringvoorzitter Joop Thissen het vuur in de lont mag aansteken. Een knal, veel rook en een beetje vuur volgen. Daarna mag de wethouder het tweede schot lossen. Een drankje wordt rondgedeeld door de marketentster. Het eerste onderdeel van de opening is daarmee voltooid. Genodigden en schippers vullen vervolgens de bootjes om in optocht naar de Molenstraat gevaren te worden. Wat zijn er inmiddels veel bootjes! Onderweg kunnen we enkele van de foto’s bewonderen die bij gelegenheid van het jubileum langs de Binnendieze zijn opgehangen. Het zijn uitvergrotingen van oude foto’s van de Binnendieze, afkomstig uit het Bossche Stadsarchief. Ze blijven het hele jubileumseizoen hangen. De vlag in top Bij het schippershuis in de Molenstraat vindt het tweede deel van de officiële opening plaats. Wethouder Van Olden heeft met de engel van de Sint-Jan gebeld,

KringNieuws mei 2011, jaargang 37 nummer 3

vandaar het mooie weer. Hij memoreert nog eens dat de vaartochten niet alleen een cultureel belang dienen, maar inmiddels ook een economische factor van belang zijn. Hij benadrukt dat de band tussen de Kring en het gemeentebestuur goed is. 25 jaar geleden ging het wat ambtelijker. Uit het Stadsarchief heeft de wethouder enkele brieven opgeduikeld. In 1983 schrijft een ambtenaar (wie zou dat toch zijn…?) aan de toenmalige wethouder dat bij het 800-jarig bestaan van de stad in 1985 varen een prima attractie kan vormen. Er volgt een inspectietocht, waarbij enkele gebreken worden geconstateerd: daar kan beter niet worden gevaren.


K

Korte berichten Herstel

De organisatiecommissie: Frans Maas, Ger Wiegers, Annie Aarens, Jaap Schinkel en Toos Neijndorff.

In oktober 1984 schrijft dezelfde ambtenaar dat er vanaf 1985 gevaren mag worden, met vrijwilligers. Er volgt een inschrijving, die ‘gewonnen’ wordt door een combinatie van Stichting Uilenburg Actief ( Jan van Kollenburg heeft al gevaren), de vereniging Janus en Bet en de Kring Vrienden van ’s‑Hertogenbosch. De gemeente verwacht veel van deze combinatie. En die verwachting is helemaal waargemaakt! Wethouder Van Olden overhandigt aan de voorzitter van de Kring een mooi stuk keramiek van Cor Unum als blijk van waardering. Na een kort dankwoord van Joop Thissen hijsen Janus en Bet met wat moeite de ietwat vale vlag. En onder het zingen van het lied van Zoete Lieve Gerritje gaat iedereen naar binnen voor een lekker hapje en drankje. Janus en Bet Voor het eten houden Janus en Bet nog een aanspraak tot de schippers en andere aanwezigen. Tal van aardige anekdotes passeren de revue. De schippers genieten met volle teugen van bijvoorbeeld het verhaal van een van hun collega’s die een nat pak haalde in het Voldersgat. Een andere collega die dit tafereel onder water op de gevoelige plaat wilde vastleggen, zoekt nog steeds zijn ‘kodakske’. En dat het varen met de nieuwe salonboot best lastig is, bewees een schipper die gewoon was olietankers te ‘besturen’: hij testte de deuren van de Grote Hekel. Tot slot hadden Janus en Bet nog een kleine verrassing in petto voor de schippers: ze krijgen allemaal een ‘medallie’, een ‘bets’. De eerste wordt uitgereikt aan Leo Hendriks, de enige die al 25 jaar meedoet als schipper. Hij is ruim 80 jaar en wil nog vele jaren mee. Als dank kreeg hij een mooie ingelijste foto. En daarna is het nog lang gezellig achter en in het honk van de schippers. Het 25ste seizoen is begonnen. Op zaterdag 16 april hebben de eerste tochten al plaatsgevonden. Die dag was al helemaal vol geboekt. Graag wensen we alle schippers opnieuw een goed jaar toe. foto’s Ellie de Vries

Ilonka de Ridder

Leuk om te zien dat jullie in KringNieuws aandacht hebben besteed aan de manifestatie Jheronimus Bosch 500. Over twee onderwerpen is echter foutieve informatie opgenomen. Wat betreft de bijdrage van de BankGiro Loterij: Stichting Jheronimus Bosch 500 en het Noordbrabants Museum hadden een gezamenlijke aanvraag ingediend vanwege de samenwerking in het kader van de activiteiten rondom de herdenking van de 500ste sterfdag van Jheronimus Bosch in 2016. De 2,5 miljoen euro voor vijf jaar is door de BGL als volgt toegekend: voor 1 miljoen euro is de BankGiro Loterij de eerste officiële founding partner van de manifestatie Jheronimus Bosch 500 (Bosch500) geworden. Dit bedrag is bestemd voor de overzichtstentoonstelling Bosch Visions in 2016, die wordt gehouden in het Noordbrabants Museum. De 1,5 miljoen voor het Noordbrabants Museum worden door het museum aan de herinrichting van het nieuwe museum dat eind 2012 haar deuren opent en voor aankoop en behoud van de vaste collectie. Verderop in het artikel schrijven jullie dat Bosch Diner op 4 september plaats heeft: dat moet zijn 11 september 2011.

Oproep De administratie van de Kring Vrienden van ’s‑Hertogenbosch vraagt u uw e-mailadres door te geven. Dat kan via algemeen@kringvrienden.nl. Met dank voor uw medewerking.

Bossche kamermuziek

Redactie

De Stichting Vrienden Kamermuziek ’s‑Hertogenbosch organiseert dit jaar vier extra concerten. Elk concert wordt voorafgegaan door een inleiding, waarin de betekenis van muziekcultuur centraal staat. Hiermee wordt een bijdrage geleverd aan de maatschappelijke discussie over kunst- en cultuursubsidie in het algemeen. Het eerste concert vindt plaats op zaterdag 21 mei aanstaande om 17.00 uur in het Jheronimus Bosch Art Center. Inleiding door cabaretière Anne Nusselder over Wat is de betekenis van de klassieke muziekcultuur in onze maatschappij en in het bijzonder binnen onze stad ’s‑Hertogenbosch. Hierna volgt het concert door het Koperquintet van het Brabants Orkest. Toegang is vrij; na afloop kan men een vrijwillige bijdrage doneren.

KringNieuws mei 2011, jaargang 37 nummer 3

7


D

De architecten Van Groenendael

De architecten uit de familie Van Groenendael (uit de tweede helft van de 19de en eerste helft van de 20ste eeuw) hebben veel monumentale bouwwerken ontworpen in het westen en zuiden van ons land: kerken, pastorieën, kloosters, patronaatsgebouwen, scholen en internaten. Wie heeft echter wàt gebouwd? Daarover bestaan wel eens misverstanden. Enkele jaren geleden is er op verzoek van een nakomeling van deze bouwmeesters een onderzoek gedaan door G. Louwe uit Rotterdam. Twee zeer degelijke rapporten, een boeiende genealogie uit 2004 en een overzicht van uitgevoerde werken van J.H.H. van Groenendael uit 2006, waren het resultaat. Ze werden binnen de familie verspreid. Van een nakomeling die in ’s‑Hertogenbosch woont, Alexander van Groenendael, mocht ik deze bronnen raadplegen.

De jonge Hubert van Groenendael. (l) Hubert van Groenendael, gedecoreerd tot Ridder in de Orde van Sint Silvester. (r)

8

De vierde zoon, Hubert (1868-1942) Deze schepper van een indrukwekkend oeuvre is de bekendste geworden van de hele familie. Hij werd als Joseph, Hendrikus, Hubertus geboren te Nunhem en kreeg als roepnaam Hubèrt. Net als zijn jongere broers Frans en Henri en zusje Marie ontving hij zijn eerste scholing in Haelen, een dorpje bij Nunhem. Als 15-jarige woonde hij thuis in ’s-Gravenhage en ging daar naar school aan het Westeinde. Drie jaar later kon hij zijn loopbaan beginnen als architect onder P.J.H. Cuypers die bureau hield in de bouwloods van het Rijksmuseum te Amsterdam. In 1891 vertrok hij naar Zwolle, als rijksopzichter onder rijksbouwmeester J. van Lokhorst. Hij was daar betrokken bij de bouw van de Statenzaal bij het Gouvernementsgebouw. Hij huwde Anna Verkuyl in 1895 te Ootmarsum (het huwelijk werd gezegend met tien kinderen) en vertrok naar ’s‑Hertogenbosch in 1898 waar hij benoemd was tot opzichter bij de verbouwing van het Gouvernementsgebouw, het huidige Noordbrabants Museum. Nu begon ook zijn loopbaan als zelfstandig architect. Eerst woonde hij in Vught, maar tussen 1908 en 1916 woonde het gezin in de Verwersstraat 45 te ’s‑Hertogenbosch, naast het Gouvernement. Vervolgens trok de familie naar een huis in de

KringNieuws mei 2011, jaargang 37 nummer 3

Ton Vogel Brusselsestraat in Maastricht, waar Anna Verkuyl op de leeftijd van 53 jaar na een langdurig ziekbed overleed. Ze was lid van de Derde Orde van Sint Franciscus. Hubert van Groenendael verhuisde in 1932 naar een koopwoning aan de St. Hubertuslaan 13. Daar bleef hij wonen tot zijn overlijden in 1942. Hij werd bijgezet in het familiegraf in Nunhem. Zie verder de bijlage. De andere kinderen Ze werden geen van allen architect. De vijfde zoon heette Frans (Franciscus, Andreas, Hubertus). Zoals boven opgemerkt leefde hij slechts 22 jaar. Daarna volgde een dochter, Marie genoemd (1872-1945). Ze had drie doopnamen, Anna, Maria en Gertrudis. Ze huwde een banketbakker, Tom Theuns. Uit dit huwelijk werden 8 kinderen geboren, waarvan er twee binnen het eerste levensjaar overleden en twee andere vóór de tweede verjaardag. Tenslotte was er Henricus, Antonius, Godefridus (1874 tot 1944). Deze Henri was actief als jurist, politicus en ondernemer Als rechtenstudent verbleef hij rond het jaar 1898 een jaar te Aywaille, eveneens om zijn broer Mathieu te helpen bij diens onderneming. Later was hij lid van de Tweede Kamer, maar hij moest in 1919 de katholieke fractie verlaten, omdat hij in het geheim besprekingen had gevoerd met een Franse gezant over een aansluiting van Nederlands Limburg bij België. Vanaf 1921 woonde hij in een kasteel te Angers (Fr); daar schreef hij ook een boek over het leven van Jeanne d’Arc. In 1937 verhuisde hij met zijn Belgische vrouw naar Brussel, waar hij in 1944 overleed. Vijf van hun elf kinderen waren te Zwolle geboren, waar Henri tussen 1908 en 1917 griffier was van de Provinciale Staten van Overijssel. Veel van de elf kinderen zijn in Frankrijk gebleven. Ze werkten in het onderwijs, twee werden er jezuïet, waarvan Edouard lang werkte op de Filippijnen, één arts, één ingenieur en een ander verpleegster. Bijlage: het werk van H.J.J. (Hubert) van Groenendael, 1868-1942 Tot circa 1914 overheerste in zijn tekeningen de neogotische stijl, waarschijnlijk onder invloed van J. van Lokhorst. Opvallend zijn de speklagen van gele baksteen. Na 1870 was de Nederlandse baksteenindustrie in staat om gekleurde steen te leveren. Bij de kerk in Helvoirt is dat goed te zien. Broer Jean gebruikte die gele steen ook bij het klooster Mariënburg. Naast die gele baksteen werd ook natuursteen gebruikt voor o.a. ornamenten en venstertraceringen. Na 1914 nam hij van allerlei stijlen elementen over. Dit eclecticisme toont barok-,


renaissance-, en zelfs Jugendstilkenmerken. Typisch is de ui-vormige torenhelm. Tenslotte zien we, onder invloed van zijn zoon Hubert François Marie, genoemd Huub, (1904-1987) die als medearchitect op zijn bureau werkte, zelfs moderne tendensen, met name bij de bouw van ziekenhuizen en scholen. Tussen 1893 en 1934 werden er naar plannen van H.J.J. van Groenendael ruim 35 kerken gebouwd of vergroot met deze zeer uiteenlopende stijlkenmerken. SintNicolaaskerk te Helvoirt (1903).

Sint-Antonius van Paduakerk (1917) te Eindhoven; vanaf 1984 Museum Kempenland.

Eén van de personen die in het leven van Van Groenendael een belangrijke rol hebben gespeeld wanneer het ging om het verkrijgen van opdrachten, was mgr. A. Hermus, directeur van het Instituut voor Doofstommen te Sint-Michielsgestel. Hij was tevens raadsman van de Zusters van het Heilig Hart te Moerdijk en bovendien de eerste priesterzoon van de Stephanusparochie uit die plaats. Hubert was architect van het Instituut voor Doofstommen en voldeed ook aan veel opdrachten van de genoemde zustercongregatie. Dat Hubert belangstelling had voor iconografie, blijkt uit zijn plan om een boek over dit onderwerp te publiceren. Het is er niet van gekomen. Maar het interieur van de Nicolaaskerk te Helvoirt toont zijn interesse. In het nu volgende overzicht van zijn werken nemen we niet op de vele onderwijzers-, kapelaans-, middenstands- en arbeiderswoningen, de dorpsscholen, pastorieën, gemeentehuizen, gestichten (kloosters met bejaardenhuizen) en patronaten in Maastricht, Velddriel, Empel, Mierlo, Raamsdonk, Orthen, Boxtel, Mariaheide, Vught, Gennep, Ammerzoden, Oyen, Eindhoven, Sint-Agatha, Baardwijk, Lith, Zevenbergschenhoek, Bergen op Zoom, Oss, Rossum, Bergharen, Helvoirt, Moerdijk (klooster van de Zusters van het H. Hart, scholen en uitbreidingen), Deurne, Heeswijk, Terwinselen, Sint-Michielsgestel (uitbreiding in 1911 van Huize Ruwenberg, waar enkele van zijn kinderen op het internaat zaten), Boxtel (scholen bij het SintAnnagesticht Duinendaal), Goes, Sluiskil en Kaalheide. Kerken die in de oorlog verwoest zijn (van Maren uit 1904, Neerkant uit 1905) en enkele noodkerken uit Weert vermelden we evenmin. De belangrijkste kerken volgen hier. 1. Nunhem, Sint-Servatiuskerk, 1893. 2. Ammerzoden, Sint-Willibrorduskerk, 1894, met broer Jacques (in de oorlog opgeblazen). 3. Griendtsveen, Sint-Barbarakerk, 1895. 4. Baardwijk, Sint-Clemenskerk, 1896, met broer Jacques.

5. Helvoirt, Sint-Nicolaaskerk, 1901. 6. Empel, Sint-Landelinuskerk, 1902, met C. Franssen uit Roermond (in 1944 verwoest). 7. Rijen, H. Maria Magdalenakerk, 1904. 8. Dongen, Sint-Josephkerk, 1906, (in 1955 verbouwd door architect C.P. Schellekens en in 2007 gesloopt). 9. Mariaheide, kerk van O.L. Vrouw, Moeder van Goede Raad, 1907 (in 1933 voltooid). 10. Zegge, kerk van H. Maria Boodschap, 1911 (met broer Jacques). Oorlogsschade in 1944, restauratie was in 1958 voltooid. 11. Hank, kerk van O.L. Vrouw Onbevlekt Ontvangen, 1912 (sloop dreigt). 12. Maastricht, Sint-Lambertuskerk, 1914 (neoromaans, in Kunrader steen en mergel); het gebouw krijgt nu een nieuwe bestemming, kantoor, uitgevoerd door bouw- onderneming Laudy. Dit was de favoriete kerk van de architect; vanaf 1916 woonde hij er vlakbij in de Brusselsestraat. Gelukkig is sloop voorkomen. (R.M.) 13. Nieuwenhagen, kerk van O.L. Vrouw Hulp der Christenen, 1916. (R.M.) 14. Eindhoven-Strijp, Sint-Antonius van Paduakerk, ‘Steentjeskerk’,1917, in basilicastijl (in 1971 gesloten, vanaf 1984: museum Kempenland). 15. Geulle, Sint-Martinuskerk, uitbreiding/nieuwbouw in Kunrader steen, 1919. (R.M.) 16. Terwinselen, kerk van O.L. Vrouw Onbevlekt Ontvangen, 1921. (R.M.) 17. De Rips, kerk van de H. Margaretha Maria Alacoque, 1921 (dit intieme éénbeukige kerkje is in 1965 vervangen door een nieuw bedehuis van Ir. v.d. Lee). 18. Westerbeek (tot ca. 1940 Twist genaamd), kerk van het H. Hart van Jezus, 1921. (R.M.) 19. Eindhoven-Woensel, Sint-Pauluskerk, 1923 (in 1996 afgebroken). 20. Wijlre, Sint-Gertrudiskerk, het 19de-eeuws kerkje kreeg een uitbreiding in 1924; in 1996 volgde een restauratie o.l.v. architect J. Peutz. (R.M.) 21. Hoogeloon, Sint-Pancratiuskerk, 1924. (R.M.) 22. Bladel, kerk van Sint-Petrus’Banden, 1925. (RM) 23. Lennisheuvel, Sint-Theresiakerk, 1925 (met zoon Huub). 24. Schin op Geul, Sint-Mauritiuskerk, uitbreiding, 1926 (restauratie in 1959). (R.M.) 25. Esch, Sint-Willibrorduskerk; tegen de middeleeuwse toren (R.M.), uit de 2de helft van de 15de eeuw, stond een kerk uit 1856; deze kerk werd wegens bouwvalligheid gesloopt in 1926. De nieuwe kerk van Van Groenendael werd op een

KringNieuws mei 2011, jaargang 37 nummer 3

9


D V

Van stad naar gem De 16de eeuw wordt gekenmerkt door een tweetal conflicten die zich niet beperken tot onze stad, maar waar ’s‑Hertogenbosch wel bij betrokken raakt. In West-Europa dient zich een nieuwe kerkelijke beweging aan. Volgelingen van Luther en Calvijn hebben kritiek op de praktijken van kerken en kloosters. Maatschappelijke onrust is het gevolg. Daarnaast is er in veel provincies onvrede met het landsbestuur. In 1430 is Brabant, net als een aantal andere Nederlandse provincies, deel van het Habsburgse rijk geworden. De keizer laat zich vertegenwoordigen door een landvoogdes. Nederlandse steden komen in opstand tegen de beden (belastingen) die de keizer hun oplegt. De Tachtigjarige Oorlog werpt haar schaduw vooruit. In de stad spelen nog twee andere conflicten een rol. De verhouding tussen schepenen enerzijds en de ambachtsgilden anderzijds leiden regelmatig tot spanning. Daarnaast is er veel onvrede over het functioneren van de schout. Die positie wordt lange tijd ingenomen door leden van de familie Van Brecht. Hun gedrag lokt woede uit in de stad.

Kerk van O.L. Vrouw te Mariaheide.

andere plaats dan zijn voorganger in 1927 tegen de oude toren gebouwd (vriendelijke mededeling van N. Smulders, emeritus pastoor). 26. Moerdijk, Sint-Stephanuskerk, 1928 (in 1944 verwoest, daarna in 1956 vervangen door een nieuwe kerk van J.J.M. van Halteren, die eind 2010 buiten gebruik wordt gesteld). 27. Stein, Sint-Martinuskerk, uitbreiding en restauratie, 1929. Na een brand in 2004 volgde restauratie in 2005/2006. 28. Maastricht, Sint-Theresiakerk, 1933 (met zoon Huub). 29. Meerlo, kerk van de H. Johannes de Doper, 1934 (in 1944 opgeblazen door de Duitsers, na de oorlog hersteld, in 1954 werd een nieuwe toren gebouwd, o.l.v. zoon Huub). foto’s: Ton Vogel en Nik de Vries

10

KringNieuws mei 2011, jaargang 37 nummer 3

Schout en schepenen De samenstelling van het stadsbestuur bestaat in 1500 uit een schout, zeven schepenen, zeven gezworenen, een aantal raadsleden en de dekens van de ambachtsgilden. Wat doen zij nu precies? De schout wordt rechtstreeks benoemd door de landvoogd. Hij oefent de politionele en rechterlijke macht uit in de stad èn in de Meierij van ’s‑Hertogenbosch. De schepenen worden ook benoemd door de landvoogd, maar op voordracht van het zittende college. Schepenen vervullen hun functie één jaar. Zij zijn belast met de dagelijkse gang van zaken van het gemeentebestuur. Dat betreft enerzijds veel administratie, zoals het vastleggen wie er voogd wordt over een minderjarig weeskind of de verkoop van huizen. Bij hen worden ook geschillen tussen burgers gemeld, net als overtredingen en misdrijven. Om die administratie goed bij te houden is het noodzakelijk dat op het stadskantoor steeds een aantal schepenen aanwezig is. Karel V bepaalt in 1525 dat iedere dag, op vaste uren, zowel ’s morgens als ’s middags schepenen op het stadhuis aanwezig moeten zijn. Ook op zondagen en feestdagen. Dat kunnen we nagaan omdat die schepenen hun werkzaamheden nauwkeurig bijhouden in zogenoemde schepenprotocollen. Gezworenen zijn zij, die schepen zijn geweest. Gezworenen maken nog één jaar deel uit van het stadsbestuur. Personen die een jaar gezworene zijn geweest, worden raadsheer. Zij worden, net als de dekens van de ambachtsgilden, voor een vergadering


meente (2) 1500 – 1600 Marjan Vonk huisvuil mag pas vrijdags op straat gegooid worden, tegen de muur van het huis. Varkens mogen niet meer de hele dag los rondlopen, aanvankelijk mogen zij enkele uren in de straten hun kostje zoeken, later moeten zij in een kooi gehouden worden. Daarmee is het probleem kennelijk niet opgelost. Een poos later komt er een nieuwe verordening: kooien voor varkens mogen niet boven de straat of boven de Dieze uitgebouwd worden, vanwege de drek die er uit loopt.

Alphons van Gulik als Karel V voor de optocht van 1885. opgeroepen als dat voor de besluitvorming nodig is. In de praktijk zijn de raadslieden niet erg actief. Omdat de schepenen hun inbreng toch op prijs stellen, besluiten ze in 1544 de raadsleden presentiegeld te betalen, een stuiver per vergadering. De dekens van de ambachtsgilden hebben stemrecht als het gaat om belangrijke financiële beslissingen en het heffen van accijns. De dekens bezoeken de raadsvergaderingen trouw en verweren zich voortdurend tegen de enorme financiële lasten die de burgers van de stad moeten opbrengen om een garnizoen te onderhouden en aan de ‘beden’ die de landvoogd oplegt, te voldoen. Portret van Luther.

Portret van Calvijn.

De raadsvergadering De schepenen en de gezworenen zijn zo’n beetje het dagelijks bestuur van de stad. Zij komen ongeveer 40 keer per jaar bij elkaar om te vergaderen en beslissingen te nemen. De vergadering wordt voorgezeten door de president-schepen. Hij bepaalt wat op de agenda van de vergadering staat. Die vergadering is besloten. Ook de schout mag niet aanwezig zijn, tenzij hij uitgenodigd wordt. De agendapunten gaan bijna altijd over de handhaving van orde en recht binnen de stad en over de verhouding met de hertog en de bescherming van de stad en de poorters, de Bosschenaren, tegen invallen. Soms gaat het om een eenvoudig besluit: het herstel van de trappen van het stadhuis, of het verzoek van een poorter die een bruggetje over de Binnendieze wil bouwen om sneller bij zijn bleekveld te kunnen komen. Voor andere zaken wordt een stedelijke verordening gemaakt, bijvoorbeeld om het rumoer van kinderen en rabauwen in de kerk tegen te gaan. Of er zijn maatregelen nodig tegen de verspreiding van de pest. Een vaak terugkerend onderwerp is het schoonhouden van de stad. Mensen gooien hun huisvuil op straat. Zaterdag wordt dat door de slijkvegers opgeruimd. Veel mensen houden een varken en laten dat op straat lopen. Die beesten wroeten natuurlijk lekker in het op straat gegooide huisvuil. Er komt een verordening: het

Conflicten In 1525 krijgt de stad een conflict met de landsheer Karel V. De gildedekens weigeren, in tegenstelling tot de schepenen, een vaste bijdrage aan de landsheer te betalen. Zij beschuldigen de schepenen ervan, dat zij in de gunst van de keizer willen komen, ten koste van het welzijn van de stad. Natuurlijk trekt het gewone volk aan het kortste eind. Dat moet boete doen. In zwarte kleren trekken 150 gildeleden de landvoogdes tegemoet, vallen voor haar op de grond en smeken vergiffenis. De stad betaalt de gevorderde bijdrage en krijgt ook nog een flinke boete. Een ander conflict speelt zich af tussen de gilden en de kloosters. Kloosters en kerken zijn vrijgesteld van het betalen van accijns, onder andere op drank. En het gaat om grote hoeveelheden: de kanunniken van de Sint-Jan bijvoorbeeld eisen vrijstelling van accijns voor 250 amen Rijnwijn (aam = ongeveer 150 liter) en 1200 vaten bier. De kloosters beroepen zich op de landvoogdes, die hun privileges garandeert. De bevolking plundert de voorraadkelders van de Wilhelmieten en de Predikheren. De Karthuizers kunnen dat voorkomen door in hun boomgaard tafels met brood, boter, kaas en bier klaar te zetten. Een derde conflict is dat tussen de schout en het stadsbestuur. Dat de schout zowel het hoofd van de politie de als hoogste rechter is, is nu niet meer denkbaar. Immers, als die hoogste bestuurder een verdenking tegen bepaalde personen koestert, stuurt hij er zijn eigen politie op af en is daarna hoofd van de rechtbank die de betreffende personen veroordeelt. Dat druist in tegen ons gevoel van recht. Schout Jan van Brecht en zijn zoon en opvolger Jacob van Brecht zijn actief van 1535 tot 1559. Zij worden beschuldigd van huisvredebreuk, omkoping, mishandeling en intimidatie. Jacob richt met name zijn aandacht op Bosschenaren die hij ervan verdenkt het roomse geloof niet oprecht aan te hangen. De schepenen klagen, maar het helpt niet. De hertogin blijft achter haar functionaris staan. Bronnen: Anton Schuttelaars, Heren van de raad, Bestuurlijke elite van ’s‑Hertogenbosch in de stedelijke samenleving 1500-1580 Mr. B.M.C. Jacobs, Justitie en politie in ’s‑Hertogenbosch voor 1629 foto (Karel V) Stadsarchief

KringNieuws mei 2011, jaargang 37 nummer 3

11


I

In het DNA van de stad Ed Hupkens en Nik de Vries

Al sinds de start in 1990 geldt Boschlogie als een unieke cursus in Nederland. In het Kring-Nieuws van 6 september van dat jaar schreef het Kringbestuur dat de belangstelling zo groot was, dat er twee cursussen georganiseerd moesten worden. Inschrijven had geen zin meer. Het Kringbestuur liet voorzichtigjes weten: “Waarschijnlijk komt er in de toekomst nog wel een dergelijke cursus.” Twintig jaar na dato is Boschlogie niet meer weg te denken uit de Bossche samenleving. In gesprek met Coen Free over de aanloop tot en voorgeschiedenis van een uniek concept. “Als jullie hier zijn voor het ware verhaal over het ontstaan van Boschlogie, ben je aan het goede adres…”

Hier vinden veel cursussen Boschlogie plaats.

12

Begin zestiger jaren van de vorige eeuw was de stad ’s‑Hertogenbosch in rep en roer geraakt door het gemeentelijk Structuurplan. Dit plan beoogde om de stad op te stuwen in de moderne vaart der volkeren: het stadscentrum moest beter bereikbaar worden voor de automobiel. Daartoe zouden grote delen van de middeleeuwse binnenstad gesloopt dienen te worden, en de gehele Binnendieze zou moeten worden gedempt. Vanuit de Bossche bevolking verrees verzet tegen deze plannen. Jan van der Eerden en Hein Bergé richtten de politieke partij Beter Bestuur op. Stadspartij Knillis nam later het stokje over als het ging om de bescherming van Bossche monumenten. De Bosschenaar werd zich meer en meer bewust in wat voor bijzondere stad hij of zij woonde en wilde daar graag meer over weten. Uitgaven van auteurs over Bossche onderwerpen vonden gretig aftrek. In 1978 verscheen het eerste deel van de Bossche Bouwstenen, onder redactie van Peter-Jan van der Heijden. Het betrof een reeks van acht syllabi, die een neerslag vormden van lezingen voor leden van de Kring Vrienden, met medewerking van de Gemeentelijke Archiefdienst (nu Stadsarchief). Het laatste deel verscheen in 1985, het jaar dat de stad ’s‑Hertogenbosch haar achthonderdjarig bestaan vierde. Eind 1984 begin 1985 was de Kring Vrienden gestart met een cursus Stadsgids, onder leiding van PeterJan van der Heijden. Deze boeiende periode van drie decennia vormde de opmaat naar Boschlogie. Knillispoort Coen Free was in de jaren ’80 directeur van de DagAvondmeao, die volwassenenonderwijs verzorgde aan het Nachtegaalslaantje. Naast vakken als boekhouden en economie, wilde Free graag als aanvulling een cursus over de Bossche geschiedenis aan de Bosschenaar aanbieden. De cursus moest zinvol van inhoud zijn, plezant om te volgen, en financieel mocht er geen drempel zijn. Hij zocht contact met Nort Lammers, die toen voorzitter was van de Kring Vrienden. De Kringleden konden een vijver aan potentiële cursisten zijn. Verder benaderde hij Peter-Jan van der Heijden, medewerker van de Gemeentelijke

KringNieuws mei 2011, jaargang 37 nummer 3

Archiefdienst. De (inmiddels overleden) Van der Heijden was een spin in het web van activiteiten op het gebied van de geschiedenis van de stad en het verspreiden van de kennis ervan. Als creatief visionair wist hij als geen ander ‘taaie’ geschiedenis te vertalen in boeiende inhouden. Coen Free legde zijn idee voor aan plebaan Van de Camp, de Sint-Jan moest immers een belangrijke plaats innemen, en kreeg van hem zijn herderlijke zegen. Frees idee werd vervolgens met Peter-Jan en Nort verder uitgewerkt aan de stamtafel van Knillis in de Knillispoort aan de Korte Waterstraat. Coen Free is ook de bedenker van de naam Boschlogie. De drie initiatiefnemers zochten in eigen kring inleiders. En zo werden Cock de Bekker-Dupont, plebaan Gerrit van de Camp, Jan van Ee, Coen Free, Frans van Gaal, Theo Gielis, Peter-Jan van der Heijden, Henny van der Heijden-Molhuysen, Charles de Mooij, Rien van Rosmalen en Peter Verhagen de inleiders van het eerste uur. Nort Lammers kreeg in 1992 een rol als roostermaker-projectleider. Na een persbericht waren binnen twee weken alle vijftig beschikbare plaatsen bezet. Op zaterdag 15 september 1990 ging de eerste cursus Boschlogie van start. Op dertien achtereenvolgende zaterdagen passeerden verschillende facetten van de geschiedenis van onze stad de revue. Op 15 december reikte de Wethouder van Onderwijs, Joke van der Beek, in het Stadsarchief de eerste certificaten uit aan vijftig trotse, nieuwbakken Boschlogen. Een van hen was Rob Hoogeboom, die sindsdien op zijn visitekaartje trots ‘Boschloog’ heeft staan. Hij staat, mede dankzij zijn opleiding, tevens aan de wieg van de Werkgroep Verzamelaars Hertog Jan van de Kring Vrienden.

Beleving Plebaan Van de Camp hield zijn inleiding niet op de zaterdag, maar nodigde zijn cursisten op de vrijdagavond uit, in de grote en lege kathedraal. Hij vroeg de deelnemers om het gebouw eerst op zich te laten inwerken, in stilte. Daarna vertelde hij over het interieur en behandelde hij de Sint-Jan als bezinningsgebouw. Voor de cursisten waren het fantastische ervaringen. Dit laatste (de beleving van de cursisten) is altijd het geheim van het grote


subsidiëring, structurering, reglementering. Dit ‘gevaar’ bedreigde bijvoorbeeld op zeker moment Jeubo, Jeugd-Boschlogie. “Onze vrijwilligers moesten zich ineens gedragen als ambtenaar,” aldus Free, “ze werden er doodongelukkig door. Ik heb toen heel snel de gemeentelijke subsidie van 10.000 gulden teruggegeven; hadden ze bij de gemeente nog nooit meegemaakt.” Zijn advies: zorg ervoor, dat de gemeente geen subsidiërende partij wordt.

Coen Free in de Jeroen Boschzaal van het KW1C.

succes van Boschlogie geweest. In die beginfase kwamen de deelnemers vooral uit de Kring Vrienden; tegenwoordig komen veel mensen ook van buiten ’s‑Hertogenbosch, soms uit verre buitenlanden, zoals de Verenigde Staten. Een van de deelnemers uit dat land was een oud-Bossche, die na de cursus opnieuw in haar geboortestad ging wonen. Vanwege de grote belangstelling werd na de eerste cursus een tweede reeks bijeenkomsten georganiseerd; die was ook binnen de kortste keren volgeboekt. Nadien werd elk jaar in het voor- en najaar een cursus Boschlogie georganiseerd. En steeds waren de cursusplaatsen snel bezet, er ontstonden wachtlijsten. Boschlogie is, aldus Coen Free, een instituut geworden, op het moment dat Boschlogie in de carnavalsoptocht haar intrede deed. Met carnaval 2003 werd via een praalwagen de draak gestoken met ambtenaren die niks van ’s‑Hertogenbosch zouden weten. Zo is het idee voor Rambo ontstaan, de Boschlogiecursus voor raadsleden en ambtenaren. Navolging Landelijk zijn er pogingen geweest om Boschlogie na te volgen. De enige geslaagde poging tot nu toe is Gouda, met de naam Goudologie. De organisatie – het Gouds Historisch Platform – onder voorzitterschap van oudBosschenaar Hans Suiskens, heeft het Bossche concept vrijwel voor 100% gekopieerd. De reden dat het in andere steden niet gelukt is, ligt volgens Coen Free in het gegeven dat er steeds partnerschap gezocht werd met de gemeente. Zodra een gemeente gaat meedoen, worden er allerlei eisen gesteld aan professionalisering,

Cultureel DNA Inzet en deskundigheid van de inleiders zijn binnen Boschlogie onverminderd groot. Samen met de ‘beleving’ voor de cursisten is dit de kern van het grote succes. “Er heerst een bepaalde cultuur onder onze vrijwilligers; die is vol passie.” Men ziet het belang in van behoud en verspreiding van het Bossche culturele erfgoed. De aanwezigheid van bijzondere monumenten als de Sint-Janskathedraal, de Binnendieze en ons unieke stratenpatroon speelt hierbij ongetwijfeld een rol. Evenals het feit dat ’s‑Hertogenbosch hoofdstad is geweest van een van de vier rechtsgebieden van het voormalige hertogdom Brabant. En ook beeldbepalende organisaties als de Illustre Lieve Vrouwe Broederschap en Rederijkerskamer Moyses’ Bosch doen dat. Zoiets nestelt zich in het culturele DNA van een stad. Er bestaat nog volop belangstelling om als inleider te fungeren. Nog steeds komen mensen met een Bosch onderwerp op de proppen: zo blijft het elan erin. Toekomst Succes kent vele vaders. Met het concept van Boschlogie gaan personen en/of organisaties wel eens aan de haal. Om een mogelijk misverstand uit de wereld te helpen: het Koning Willem I College (KW1C) is intellectueel, economisch en juridisch eigenaar van de cursus Boschlogie; de inleiders blijven uiteraard intellectueel eigenaar van hun bijdragen. Organisatie en uitvoering van de Boschlogiecursussen zijn vanaf het begin tot nu toe in handen van drie partijen: KW1C, Kring Vrienden en Stadsarchief. Boschlogie blijft een wezenlijk onderdeel van het KW1C, ook als Coen Free geen algemeen directeur meer zal zijn. En de toekomst ziet er nog steeds zonnig uit: elke nieuwe cursus zit vol, er zijn wachtlijsten en vele nieuwe onderwerpen kunnen nog deel gaan uitmaken van Boschlogie III. Zelfs de wervende folders van de eerste jaren kunnen inmiddels achterwege blijven. ’s‑Hertogenbosch blijft in alle opzichten een unieke en rijke stad! foto’s Ed Hupkens

KringNieuws mei 2011, jaargang 37 nummer 3

13


P

Pickepoort, ja of nee?

Al enige tijd is een groep mensen in ’s‑Hertogenbosch aan het ijveren voor herbouw of reconstructie van de Pickepoort, de voormalige Vughterpoort. Deze poort geldt als de mooiste poort die ’s‑Hertogenbosch kende. De poort is in de 18de eeuw sterk versoberd; het werd een saai gebouw. Na de opheffing van de vestingstatus van de stad is ook deze poort gesloopt. De vraag is of iets van de luister van weleer te zijner tijd moet terugkeren of niet. De Pickepoort op de kaart van BraunHogenberg van rond 1580.

De buitenzijde van de Vughterpoort kort voor 1883.

Op 22 maart 2011 houdt het Bosch Architectuur Initiatief (BAI) een informatie- en discussieavond over deze zaak. Twee inleiders geven hun visie. Na de pauze is er gelegenheid tot het stellen van vragen en het meedoen aan de discussie Reconstructie leuk en nuttig Wies van Leeuwen bijt het spits af. Aan de hand van voorbeelden van elders laat hij zien dat reconstructie leuk en nuttig kan zijn. Tegenover de mensen die vinden dat terugbrengen van het verleden niet kan of mag stelt hij dat er ook in vroeger tijd reconstructies gebouwd zijn, met aanpassingen aan de tijd. Zo zijn poorten in Haarlem en Zierikzee behouden. Veel poorten zijn in de 19de eeuw gesloopt in naam van de vooruitgang. Daarnaast zijn er ook voorbeelden uit de 19de en 20ste eeuw van reconstructies: het Muiderslot is zelfs enkele malen aangepast aan de kijk die mensen hadden op het verleden, de Lakenhal in Ieper, Heusden. En ook de Breede Haven in ’s‑Hertogenbosch is een voorbeeld van verschillende reconstructies uit de jaren ’60 en ’70 van de vorige eeuw. Soms wordt bij een reconstructie iets totaal nieuws bedacht: zo heeft in Rotterdam de Deltsche Poort zijn oude vorm gekregen in nieuwe materialen, ijzer en staal. In ’s‑Hertogenbosch zou de Vughterpoort herschapen kunnen worden. Er is nog fundament aanwezig en je beschadigt niets. Wel is het nostalgisch. Moet er dan altijd eigentijds gebouwd worden? Ook in onze stad is bij de restauratie van de vestingwerken een en ander gereconstrueerd. Stadsmuren en stadspoorten geven een grotere belevingswaarde aan het stadsbeeld. Daar kan een reconstructie bij helpen.

14

KringNieuws mei 2011, jaargang 37 nummer 3

Nik de Vries Warm voorstander Peter Verhagen acht het noodzakelijk dat de Vughterpoort gereconstrueerd wordt. Hij vertelt dat het voormalige Wilhelminapark heringericht is. In en rond dat park hebben veel historische gebeurtenissen plaatsgevonden. Veel is echter verdwenen door oorlogshandelingen. Vanaf de 14de tot het eind van de 19de eeuw was het hier een drukte van jewelste: er was een komen en gaan van karren, koetsen, paarden en voetgangers. De Vughterpoort was de drukste poort van de stad: ongeveer 70% van het in- en uitgaande verkeer ging hier doorheen. De gemeente wil nu de omgeving hedendaags invullen, een reconstructie komt niet ter sprake. Verhagen pleit echter voor een nauwgezet reconstrueren van de oudste Vughterpoort. Zo’n historische reconstructie is niet hetzelfde als historiserend bouwen, zoals gebeurd is met de panden van Van Lanschot uit 1952 door architect Valk. ’s‑Hertogenbosch is een middeleeuwse vestingstad, maar “nergens is een plaats waar de tijdsfasering van de vesting te zien is, behalve de recente restauratie van de Westwal en Sint Janssingel.” Zelfs de Sint-Jan is door alle restauraties anders dan oorspronkelijk, maar we zien er wel het best haalbare resultaat, mede dankzij deels historiserende reconstructie. Dat geldt ook voor de Moriaen. Is de Vughterpoort te reconstrueren? Volgens Peter Verhagen wel, omdat ’s‑Hertogenbosch een aantal zeer deskundige mensen heeft op het gebied van bouwhistorie en archeologie. Het zal zeker veel geld kosten, maar die kosten worden dubbel en dik terugverdiend. Kijk maar naar de Binnendieze! Slot Natuurlijk roept zo’n pleidooi voor reconstructie vragen en discussie op. Zo kun je je afvragen waar de poort precies komt te staan. Staan de flatgebouwen Sonneveld en Windmolenberg niet in de weg? Of staat straks de poort niet in de weg voor de flats? Is de poort alleen door te gaan voor langzaam verkeer of kan ook het auto- en busverkeer erdoorheen? Wat te doen met bestemmingsverkeer? En een heel belangrijke opmerking kwam van architect Van der Laan: we moeten voor de eventuele reconstructie de hele omgeving erbij betrekken, anders kan het niets worden. Ik zou zeggen: wordt vervolgd. Op de avond zelf zijn de aanwezigen er niet uitgekomen, hoewel mijn indruk is dat de meerderheid wel iets voelt voor de plannen van met name Peter Verhagen.


K

Kinderen in de Bouwloods

Bijna iedereen kent de Sint-Jan als de prachtige, gotische, natuurstenen kerk met een opvallende bakstenen toren. Dat daar een lange bouwgeschiedenis aan verbonden is, staat onomstotelijk vast. Al vele jaren worden oude bouwarchieven nageplozen om van detail tot detail de geschiedenis van deze imposante kerk in beeld te brengen. Bijna 150 jaar is vanaf de 14de eeuw gebouwd aan de rijk versierde kerk. Al die tijd en zelfs tot vandaag de dag hebben bouwloodsen hierbij een belangrijke functie vervuld. De kerkfabriek was oorspronkelijk de plaats waar de bouwactiviteiten werden voorbereid. Van hieruit gaven de loodsmeester en de architect leiding aan de vele ambachtlieden die aan de kerk werkten. Ook na de voltooiing van de kerk in 1529 bleven de bouwloodsen staan voor de onderhouds- en restauratiewerkzaamheden. In 1629 werd de SintJan ‘overgedragen’ aan de protestanten. Dit leidde tot een ernstige verwaarlozing en verval. Als in 1810 de kerk weer in katholieke handen komt, is de noodzaak voor herstelwerkzaamheden duidelijk aanwezig. Pas in 1859 werd begonnen met de eerste, grote restauratie. Daarna volgden er meer en onlangs is weer een grote restauratie afgesloten. In de loop van de eeuwen werden beeldhouwwerken, bouwfragmenten, bouwtekeningen et cetera steeds opgeslagen in de bouwloodsen, die overvol raakten.

Ambachtentafel met stenen. Stenen Bouwloods In 1985, na het einde van de tweede grote restauratie, ontstond het idee om al dit historisch materiaal onder te brengen in een nieuw te bouwen stenen bouwloods. Deze permanente bouwloods moest de oude houten loodsen gaan vervangen. Toen de nieuwe bouwloods in 1989 werd opgeleverd, kende deze aanvankelijk drie functies: het restauratiearchief veilig stellen, onderdak bieden aan de medewerkers van het bouwbureau en een expositieruimte. Geleidelijk aan werd al het historisch materiaal in de nieuwe bouwloods geordend en uitgestald waardoor de bouwloods meer en meer een museum werd. Het Sint-Jansmuseum De Bouwloods werd opgericht. Dankzij de hulp van vele vrijwilligers werd het museum op een passende wijze ingericht en opengesteld voor bezoekers. Bezoekers

Gerard ter Steege die naast een bezoek aan de Sint-Jan ook in De Bouwloods terecht kunnen om kennis te maken met de rijke geschiedenis van de kathedraal. Zeker nu de bouwsteigers zijn verdwenen en de recente restauratie is afgesloten wordt een bezoek aan dit museum meer dan de moeite waard. Kinderen Binnen het museum is een werkgroep Educatie bezig met het realiseren van een aantrekkelijk informatief programma over de Sint-Jan door de tijden heen. Vanuit de gedachte ‘wie de jeugd heeft, heeft de toekomst’ richt dit programma zich speciaal op leerlingen van de groepen 6 en 7 van het basisonderwijs. Aan de hand van een PowerPoint presentatie worden de kinderen wegwijs gemaakt in het leven in de Middeleeuwen. Daarna wordt het boekje Ontdekkingstocht door de middeleeuwen, met aanvullende informatie en opdrachten uitgereikt. De kinderen worden in groepjes rondgeleid waarbij ook opmerkelijke details bij de oude beelden worden getoond. Het beeldje met het stepje of het beeldje van de ‘billenveger’ zijn voorbeelden hiervan. Ook is er een oude ambachtentafel met stenen van de kerk waar de kinderen deze stenen in de hand kunnen bekijken. Het is de bedoeling van het project om de interesse bij de kinderen te vergroten voor het imposante kerkgebouw. Ook kinderen van passanten worden niet vergeten. Iedere maand wordt aan deze kinderen een themablad uitgereikt waarin een specifiek thema wordt behandeld, zoals bijvoorbeeld in de meimaand de Mariaverering. In de Bouwloods zijn meer dan 200 beeldhouwwerken, luchtboogbeelden en wimbergen te bewonderen. Naast een gedetailleerde maquette van de Sint-Jan staat in het museum ook een maquette waarmee middeleeuwse bouwtechnieken van de kerk aan belangstellenden maar zeker aan de kinderen aanschouwelijk duidelijk wordt gemaakt. Met ingang van het schooljaar 2011-2012 gaat het museum kinderen naar de Bouwloods halen. Een prijzenswaardig initiatief dat scholieren de mogelijkheid biedt om op een speelse en verantwoorde wijze de interesse voor de bouwgeschiedenis van deze monumentale kerk te vergroten. Informatie over dit scholingsprogramma is, naast alle overige informatie, verkrijgbaar in het Sint-Jansmuseum De Bouwloods bij het noordertransept van de kerk. Het museum is alle dagen - met uitzondering van de maandag - geopend van 13.00 – 16.30 uur. (e-mail: sintjansmuseum@live.nl) foto Gerard ter Steege

KringNieuws mei 2011, jaargang 37 nummer 3

15


B

Boschlogie: een uniek concept Ed Hupkens en Gerard ter Steege

Boschlogie is dé cursus over de cultuurhistorie van de stad ’s‑Hertogenbosch, zij is en maakt onderdeel uit van de Community-gedachte van het Koning Willem I College (KW1C). De uitvoerders van het eerste uur, Coen Free (KW1C), PeterJan van der Heijden (Stadsarchief) en Nort Lammers (Kring Vrienden van ’s‑Hertogenbosch) hadden destijds niet kunnen bevroeden dat hun idee zo’n grote vlucht zou nemen. December 2009 kon de tweeduizendste Boschloog gecertificeerd en gehuldigd worden.

Jeubo in actie.

Met Peter-Jan van der Heijden als historicus, Coen Free als onderwijskundige en Nort Lammers als eerste voorzitter van de werkgroep Boschlogie, ontstond een driemanschap dat alles in huis had een nieuwe cursus te realiseren. Het doel ervan was en is deelnemers wegwijs te maken in de cultuurgeschiedenis en ontwikkeling van ’s‑Hertogenbosch. Niet alleen het overdragen van kennis is belangrijk. Het is ook de intentie dat men er iets mee gaat doen, dat deelnemers hart voor de stad krijgen. Een andere doelstelling is het werven van vrijwilligers voor allerlei organisaties en instanties in ’s‑Hertogenbosch. Naar aanleiding van speciale kennismaking met bepaalde culturele objecten, kunnen cursisten op het idee komen om daar vrijwilligerswerk te verrichten. Het is een wederkerig proces. Ten slotte is een doelstelling dat via Boschlogie een groep onbekenden uitgroeit tot een eenheid waar initiatieven uit voortvloeien, die de Bossche samenleving ten goede komen. Voorbeelden hiervan zijn het Keldergenootschap, de Vestingboschlogen, of de werkgroepen van de Kring. De belangstelling voor de cursus Boschlogie is met de jaren enorm gegroeid. Mensen stemmen met hun voeten, er is sprake van een sterk-positieve mondelinge reclame. Alle cursussen zijn steevast volgeboekt, op dit moment is er zelfs sprake van een wachtlijst voor de cursus Boschlogie I. Wat de cursisten betreft is er duidelijk een verjonging ingetreden. De jongste cursist tot nu toe is 21 jaar, de gemiddelde cursistenleeftijd is begin vijftig jaar.

Op zaterdag 28 mei 2011 vindt de informatie- en inschrijvingsmarkt voor Boschlogie III plaats tussen 09.00 en 11.00 uur in het leerlingenrestaurant van het Koning Willem I College aan de Vlijmenseweg. Tijdens deze markt kunnen geïnteresseerden in de cultuurhistorie van ’s‑Hertogenbosch zich laten informeren over de verschillende modules. Inschrijven voor één of meer van de modules Boschlogie III in het najaar 2011 kan alleen als men in het bezit is van het certificaat Boschlogie II. Op de markt kan men tevens informatie krijgen over en zich inschrijven voor Boschlogie I.

16

KringNieuws mei 2011, jaargang 37 nummer 3

Opbouw Boschlogie Boschlogie kent een opleiding, gevormd door de basiscursussen Boschlogie I en II en de modulaire cursus deel III, die alleen in deze volgorde gevolgd kunnen worden. Tijdens de basiscursus worden 15 algemene onderwerpen behandeld, die betrekking hebben op de maatschappelijke en cultuurhistorische ontwikkeling van ’s‑Hertogenbosch. De lessen worden voornamelijk gegeven op de zaterdagochtend, deels in de sfeervolle ambiance van de gebouwen van het Koning Willem I College (KW1C) en deels op een externe locatie. De theorie wordt afgewisseld met stadswandelingen, rondleidingen en bezoeken aan bijzondere locaties in de stad, zoals de Sint-Jan, het Noordbrabants Museum, de Binnendieze, het Zwanenbroedershuis en het Stadhuis. Het geheel wordt afgesloten met een speurtocht en de uitreiking van het certificaat. Cursisten kunnen zich nu Boschloog noemen. Boschlogie II is een vervolgcursus, ontstaan naar aanleiding van vragen van deelnemers die Boschlogie I hadden afgerond; zij hongerden naar méér. In de cursus worden meer specifieke onderwerpen behandeld, die verder worden uitgediept. Deel II wordt afgesloten met een Bosch Spelleke, een Bossche toast en de uitreiking van het certificaat. Boschlogie III is totaal anders van opzet. Deze bestaat uit een aantal losse modules over voornamelijk Bossche onderwerpen en thema’s. Zij bieden de cursist meer vrijheid en tegelijkertijd wordt er meer van de deelnemers zelf verwacht. Belangstellenden komen naar een soort markt op het KWIC, waar de modules worden gepresenteerd. Afhankelijk van waar de


interesse ligt, stellen de cursisten dus zelf hun eigen verdiepingsprogramma samen. Het aanbod omvat momenteel 36 modules en 4 in voorbereiding.

Ron van der Vaart, Annemarie Verschoof, Frans Peters en Jos van Bruggen van de Projectgroep.

Projectgroep Nog steeds zijn de oprichters (Koning Willem I College, Stadsarchief ’s‑Hertogenbosch en Kring Vrienden van ’s‑Hertogenbosch) de drijvende krachten achter de opleiding Boschlogie. De huidige organisatie is in handen van een brede projectgroep onder leiding van Jos van Bruggen. Frans Peters is de secretaris en ontwikkelaar modules Boschlogie III, Ron van der Voort regelt de inroostering voor zowel Boschlogie I als II. Annemarie Verschoof (KW1C) is de administratieve en logistieke spin in het organisatieweb. Verder maken Jac Biemans, Antoine de Visser en Nannie van Berkum deel uit van de projectgroep. Voor het overbrengen van de kennis over de vele facetten van de stad heeft de organisatie kans gezien een respectabel aantal inleiders aan Boschlogie te binden. Stuk voor stuk zijn het deskundigen met een brede kennis en ervaring, van wie enkelen ondertussen al wel een respectvolle leeftijd hebben bereikt. Reden voor de projectgroep om met regelmaat te evalueren, innoveren en naar de toekomst te kijken. Het geheel is, zowel wat betreft docenten, begeleiders als organisatoren, een vrijwilligersorganisatie. De projectgroep wordt ondersteund door een Raad van Advies, bestaande uit Coen Free (KW1C), Rolf Hage (Stadsarchief) en Joop Thissen (Kring).

Inbo bij de Sint-Jan. Nieuwe loten In navolging van Boschlogie is er een Boschlogie voor de jeugd ontstaan, Jeubo genaamd. Deze op groep 8 van de basisschool gerichte cursus ging in het voorjaar van 2004 van start. Jeubo wordt aangeboden ná de Cito Eindtoets, en bestaat uit vijf Avonturen: Ontstaan van ’s‑Hertogenbosch; Verdediging van de stad; SintJan en het Stadhuis (bestuur); Armen- en ziekenzorg; Bouwhistorie, Archeologie en Monumenten. Na elk Avontuur gaan de leerlingen de stad in, werken

opdrachten uit, doen spelletjes, beantwoorden vragen, et cetera. Het gaat om praktisch leren. Na afloop ontvangt de leerling een certificaat en wordt hij of zij benoemd tot Poirter van de stad. Jeubo is er op gericht om jongeren bewust te laten worden van hun leefomgeving. Verder is een speciale verkorte Boschlogiecursus ontwikkeld voor gemeenteraadsleden en ambtenaren: Rambo. In tien lessen wordt ze basiskennis bijgebracht over de gemeente waarvoor zij werken. Anders dan de reguliere cursus vinden de lessen op locatie plaats en zijn ze voor de helft theoretisch (een lezing, verhaal) en voor de helft praktisch (een busrit, wandeling of vaartocht). Er worden ook zoveel mogelijk andere kernen van de gemeente ’s‑Hertogenbosch behandeld: Bokhoven, Empel, Engelen en Rosmalen. Najaar 2009 is de verkorte cursus Boschlogie voor

buitenlandse inburgeraars van ’s‑Hertogenbosch van start gegaan, Inbo geheten. Het tien lessen omvattende programma maakt onderdeel uit van het Educatieen Inburgeringsprogramma van het KW1C. De bijeenkomsten op locatie zijn deels theoretisch (lezing, verhaal) en deels praktisch (rondleiding, wandeling, vaartocht). De eerste ervaringen zijn erg positief, de vaak hoog geschoolde deelnemers zijn veelal zeer gemotiveerd. Inbo kan een sterk instrument zijn bij het proces van integratie. September 2010 is de jongste loot (als pilot) aan de Boschlogiestam ontsproten: de Masterclass Boschlogie. Drie studenten (Hans van Hulsel, Peter de Laat en Charles Marchand) doen een onderzoek naar de invloed van het garnizoen op stad en bevolking van ’s‑Hertogenbosch in de 18de eeuw. Een en ander moet (verplicht) nieuwe informatie over het onderwerp opleveren, het geheel dient te resulteren in de publicatie van een artikel in een gerenommeerd cultuurhistorisch tijdschrift. foto’s Ed Hupkens

KringNieuws mei 2011, jaargang 37 nummer 3

17


W Wapenborden

In de geschiedenis van ’s‑Hertogenbosch neemt 1481 een bijzondere plaats in. Dat jaar vindt het veertiende Kapittel van de orde van het Gulden Vlies plaats in de Bossche Sint-Jan, die op dat moment nog niet af is. Daarvoor worden onder andere wapenborden vervaardigd van de deelnemende ridders. Deze worden tijdens het kapittel opgehangen in de kerk. Tot 1794 blijven ze daar hangen. In dat jaar worden ze door de Fransen verwijderd en het merendeel op de Parade verbrand.

Nik de Vries nodig na alle omzwervingen. Als 1985 voorbij is en het feestgedruis verstomd is, wil het kerkbestuur van de Sint-Jan de borden kwijt. Rond 1988 verschijnt een gedegen rapport over wat er met de borden moet gebeuren. Het idee is vier borden in de Sint-Jan te laten hangen en deze om de paar jaar te vervangen door

De wapenborden hangen rond het altaar in de voormalige Sint-Jacob, het huidige Jheronimus Bosch Art Center. In de aanloop naar 1985 –het 800-jarig bestaan van de stad ’s‑Hertogenbosch gaat dan gevierd wordenbedenkt de Kring Vrienden van ’s‑Hertogenbosch een zogenaamde Hertogenwandeling. Een van de plaatsen die daarbij worden aangedaan is de Sint-Jan. Daar wordt het veertiende Kapittel nagespeeld. Dat moet zo getrouw mogelijk gebeuren en daarvoor wordt onder andere contact gelegd met Het Bossche Palet, een vereniging van amateurschilders. Ook daar leeft het idee de wapenborden te reconstrueren. Vanaf 1981 wordt onder de bezielende leiding van Lambert van Lith gewerkt aan dit plan. Uitgezocht wordt hoe de borden eruit hebben gezien. Er zijn nog vier originele borden bekend: twee in het Rijksmuseum en twee in het Noordbrabants Museum. In het Stadsarchief bevinden zich nog tekeningen en beschrijvingen. Dan gaat men aan de slag: welke verf is gebruikt, welke kleuren, welke houtsoort, enzovoort. In 1985 pronken de gereconstrueerde wapenborden in de Sint-Jan. Terug in het openbaar Op 11 maart 2011 zijn de wapenborden door de Kring Vrienden in bruikleen overgedragen aan het Jheronimus Bosch Art Center (het JBAC). Ze zijn door leden van het Bossche Palet grondig schoongemaakt, bijgewerkt en voorzien van nieuwe lijsten. Dat was

18

KringNieuws mei 2011, jaargang 37 nummer 3

vier andere. Het rapport verdwijnt in een diepe la. De borden verdwijnen in de kelder van de Bouwloods. Als die geleegd moet worden, verhuizen de borden naar de kelder van de Mariënburg. Vervolgens komen ze op een particuliere zolder en tenslotte komen ze terecht bij het Koning Willem I College. Daarna verhuizen ze naar de kelder van het Kringhuis en uiteindelijk zijn ze weer in de openbaarheid gekomen in het JBAC. Waarom daar? Volgens Nort Lammers, voorzitter van de werkgroep Het Kleine Monument van de Kring Vrienden, heeft dat te maken met Jheronimus Bosch. Hij heeft als 31-jarige alle festiviteiten rond het kapittel meegemaakt en heeft dat zelfs gebruikt als inspiratie, bijvoorbeeld voor diens Keisnijding. Bovendien heeft Bosch een opdracht overgehouden aan het kapittel: Engelbrecht van Nassau bestelt een schilderij, dat nu nog bekend staat als De tuin der Lusten, voor ons te bewonderen in het Prado in Madrid. Tot slot Joop Thissen benadrukt dat hij als voorzitter van de Kring Vrienden erg blij is met de mooie plaats die de borden hebben gekregen: rond het priesterkoor van de voormalige Sint-Jacobskerk. Hij vertelt dat de Kring een map met werktekeningen heeft ontvangen van Lambert van Lith. Joop overhandigt de borden symbolisch aan


K

Korte berichten

De overeenkomst wordt getekend door Joop Thissen. Links Nort Lammers en rechts Jo Timmermans kijken toe.

Bezoek Bokhoven

Jo Timmermans, de grote man achter het JBAC. Cor de Vries spreekt namens Het Bossche Palet veel respect uit voor degenen die rond 1481 de oorspronkelijke borden gemaakt hebben. “Nu werken we vanaf tekeningen die al bestonden; toen moest alles tot op de millimeter kloppen.” Hij overhandigt Joop Thissen enkele werktekeningen van het bord dat hij zelf heeft nageschilderd. Tenslotte vertelt Jo Timmermans dat er nog een monitor komt met een touchscreen, waarop de bezoeker uitleg krijgt over de borden en de historische achtergrond ervan. En dat alles in vier talen. ’s‑Hertogenbosch is opnieuw een attractie rijker.

Frans van der Smissen

Op vrijdag 1 april 2011 vond het laatste winterprogramma-onderdeel voor de schippers van de Binnendieze plaats. Ze maakten een mooie fietstocht vanaf het gemaal Crèvecoeur via de Maasdijken naar Bokhoven en Heusden. Vooral Bokhoven viel erg in de smaak. De schippers maakten een ‘stadswandeling’ door het beschermd dorpsgezicht van dit droomstille dorp, ook wel ‘Parel aan de Maas’ genoemd. Ze kregen een rondleiding in het prachtige kerkje, waar de bijzonder interessante geschiedenis van het dorp en de kerk werd verteld. Ook werd gewezen op het prachtige praalgraf van de graaf van Bokhoven. Alleszins de moeite waard voor iedereen om een fietstocht te ondernemen over de Maasdijken van ’s‑Hertogenbosch of Heusden naar Bokhoven. Van mei tot en met september is er iedere donderdag om 13.30 uur een rondleiding. U kunt ook met een groep reserveren via de balie aan de Parade, tel. 073-6135098.

foto’s Ellie de Vries

De orde van het Gulden Vlies is in 1430 gesticht door hertog Philips de Goede van Bourgondië. Hij trouwde met Isabella van Portugal en kreeg het ‘aanbod’ lid te worden van de orde van de Ridders van de Kousenband. Daarvoor moest hij trouw zweren aan de koning van Engeland en dat wilde hij niet. Dus stichtte hij zijn eigen tegenhanger. Het Gulden Vlies komt van de Griekse sage van Jason en zijn Argonauten. Het doel, een ramsvacht die goud schitterde in de zon, kon pas na vele uitdagingen, moeilijke tochten en tal van lastige opdrachten bereikt worden. Dat werd ook het ideaal van de ridders die lid mochten worden van de orde van het Gulden Vlies. Het veertiende Kapittel werd bijeengeroepen door keizer Maximiliaan van Oostenrijk. Hij verbleef in het Predikherenklooster. Zijn vrouw, Maria van Bourgondië, en driejarig zoontje Filips verbleven in het klooster van de Zusters van Orthen. Tijdens het kapittel werd het zedelijk gedrag van de ridders onderzocht. Engelbrecht van Nassau krijgt voor de tweede keer een reprimande wegens losbandig gedrag. Vier ridders worden uit de orde gestoten wegens heulen met de Franse koning. Een van de nieuwe leden van de orde is de driejarige Filips: hij wordt door Adolf van Ravenstein voor het hoofdaltaar van de Sint-Jan tot ridder geslagen. Rond de vergadering van het kapittel vinden er tal van festiviteiten, zoals steekspelen, plaats in ’s‑Hertogenbosch.

foto Ellie de Vries

Ingezonden

Aart Vos

Geachte heer Van Hoek, geachte redactie, Met belangstelling las ik het verhaal over het Sacramentshuis in de Sint-Jan. De afbraak van het Sacramentshuisje in 1647 had zowel de instemming van Gouverneur Van Brederode als van Frederik Hendrik, tenminste als wij Van Brederode, die evenals zijn zwager FH als tolerant bekend stond, mogen geloven. De Prins had wellicht oog voor ‘kunst’, maar het huisje moest er aan geloven! (Zie mijn proefschrift p. 358-359) In het artikel las ik ook dat de Sint-Jan in protestantse handen kwam. Ik geloof niet dat er tussen 1629 en de teruggave van de kerk een Lutheraan of een Doopsgezinde op de preekstoel heeft gestaan. Ook zaten mannen met die kleur niet in de kerkenraad. De kerk kwam in 1629 in handen van de Gereformeerden.

KringNieuws mei 2011, jaargang 37 nummer 3

19


V

Vestingwerken update Nik de Vries

We schrijven 16 maart 2011. Het is druk in de raadszaal van de gemeente ’s‑Hertogenbosch. Vrijwilligers van de Kring Vrienden van ’s‑Hertogenbosch, de Hertogboeren en de VVV zijn bijeen om bijgepraat te worden over de vestingwerken. Wat is er klaar, wat staat te gebeuren, wat brengt de toekomst? De gemeente praat voor de tweede keer belangstellenden bij. Verantwoordelijk wethouder Huib van Olmen opent de avond: “Ik ben de enige wethouder die binnen de vesting woont,” zo typeert hij zichzelf. Peter van Roosmalen praat ons bij. Hij noemt ’s‑Hertogenbosch een unieke stad met haar ruim 6,5 km. aan vestingwerken. In 2010 zijn het Bolwerk SintJan en de Westwal – Sint Janssingel gereed gekomen. In uitvoering is het gebied aan de Hekellaan, met name het Vonk en Vlam terrein en Bastion Baselaar. De restauratie van het ravelijn bij het Muntelbolwerk en de bouw van de nieuwe Bartenbrug staan op het punt te starten. In de toekomst is de aanleg van een steiger in de Binnenhaven voorzien.

Gerestaureerd rondeel Hekellaan.

Steiger Een van de meest in het oog springende projecten is de aanleg van een steiger in de Binnenhaven. Dit heeft ook voor de schippers van de Binnendieze grote voordelen. Als die steiger aan weerszijden van de stuw er is, kunnen bezoekers overstappen van binnen varen naar buiten varen en omgekeerd. Bovendien wordt zo de zichtbaarheid van de boottochten vergroot voor bezoekers die vanaf het station de stad binnenkomen. Nu lopen velen door de Visstraat rechtdoor, straks zien ze de boten en kunnen dan spontaan tot een tochtje besluiten. Nieuw project Koepoort Huibert Crijns, de nieuwe projectleider van de vestingwerken, begint met te stellen dat naar de Pickepoort, de toegang vanuit het zuiden, ook de SintJanspoort of Koepoort, de toegang vanuit het westen, mooi is geweest. In 1572 was het een poort met een hoge toren, in 1588 werd die toren neergehaald en in 1649 werd de vesting aldaar van een vertikaal werk een horizontaal geheel. Ter plaatse is het mogelijk en wenselijk de unieke archeologische vondsten zichtbaar te maken. Als je daar een mooi geheel van maakt, kun je er bezoekers vanaf het station ontvangen. Als alles goed gaat, gaat in april een voorstel daartoe naar het College van Burgemeester en Wethouders, na goedkeuring gaan de procedures en vergunningaanvragen van start. Intussen vindt er een verkennende restauratie plaats. Medio 2012 kan gestart worden met de aanleg en twee jaar later zou alles klaar kunnen zijn.

20

KringNieuws mei 2011, jaargang 37 nummer 3

Stadswalzone Tot slot bespreekt Ivo Scheffers de voortgang van de stadswalzone. Dat is het gebied aan de Hekellaan en het Zuiderpark. De Raad van State heeft in februari groen licht gegeven voor de plannen. Deze zijn voortgekomen uit de Parkennota van 1991, waarin al sprake is van ondergronds parkeren. Het wordt een integrale aanpak van de vestingwerken, waarbij een parkeergarage onder water is voorzien. Het plan is ook goed voor de cultuurhistorie, de natuur, het toerisme, bezoekers en bewoners, volgens Scheffers. Aan de Sint Janssingel verrijst binnen enkele jaren het nieuwe bolwerk Sint-Jan. Eind 2014 moet het klaar zijn. Het ontwerp van het bolwerk is van Marc van Roosmalen en Marlene van Gessel. De Stichting Binnendieze gaat er haar vaarkaartjes verkopen. De Kring Vrienden wil er groepen gaan ontvangen: stadswandeling en historische uitleg. De VVV start er een tweede vestiging. Het Koning Willem I College begint er een leer-werkbedrijf voor horeca. De bouw gaat 3,9 miljoen euro kosten: 300.000 euro komt van het rijk, een miljoen van het Europese Fonds voor de Regionale Ontwikkeling Landsdeel Zuid; de stad hoopt verder twee miljoen te krijgen van de provincie uit het Fonds Agenda van Brabant.


K

Korte berichten

Torengidsen geslaagd

Hier verrijst het nieuwe bolwerk Sint-Jan.

Uitgangspunten waren: de stadsmuur is aan restauratie toe, de muur moet beter zichtbaar gemaakt worden, het cultuurhistorisch bewustzijn kan opgekrikt worden, de ruimtelijke structuur dient verbeterd en het toerisme verder ontwikkeld worden. Het huidige maaiveld van het Vonk en Vlam terrein wordt een paar meter verlaagd. Daar wordt een parkeergarage in drie lagen aangelegd, onder water.

Martin Jansen

Tijdens de goed bezochte voorjaarsvergadering van de Sint-Jansgidsen en de Torengidsen op 23 maart 2011 hebben zes cursisten het certificaat Torengids in ontvangst mogen nemen. Het hoofd van de opleiding, Frans van der Smissen, gaf aan dat ondanks de koude winter de opleiding probleemloos was verlopen. Dat de opleiding wat langer heeft geduurd, komt doordat er weinig groepen beschikbaar waren om rond te leiden. De meeste cursisten hadden echter al wel de nodige ervaring opgedaan met gidsen als schipper/gids op de Binnendieze en dat maakt het rondleiden in de toren een stukje gemakkelijker. De voorzitter van de Kring, Joop Thissen, reikte de certificaten uit aan: Adrie Vogel, André Heijmans, Cor van Tilburg, Hans van de Heuvel, Dennis van Hoof en Bram Valk. Joop bedankte het opleidingsteam voor de inzet. Opgemerkt werd nog dat de belangstelling van bezoekers voor het beklimmen van de toren van de Sint-Jan is in het afgelopen jaar aanzienlijke is gestegen, dit in tegenstelling tot een aantal andere rondleidingen. Tot slot van de bijeenkomst werd Martien van den Berg nog even in het zonnetje gezet. Martien is nog steeds actief als torengids. Hij is de enige torengids die vanaf het begin in 1985 bezoekers met veel enthousiasme rondleidt in de toren.

Kennismakingsbijeenkomst voor leden Jos Holland

De huidige Bartenbrug die gaat verdwijnen. Via een pad en een loopbrug op hoogte van het middeleeuwse maaiveld kunnen voetgangers naar en van de binnenstad wandelen. De stadsgracht wordt 1,25 meter diep en gemiddeld 40 meter breed. Door de aanleg hiervan wordt de stadsmuur weer zichtbaar; het Zuiderpark wordt ruimtelijk vergroot. Het project gaat van start eind 2011 en rond 2014 zal alles klaar zijn. Intussen is de restauratie van de stadsmuur in volle gang. Bij Bastion Baselaar bleken complete wortelstelsels tussen de buiten- en de binnenwand te zitten. Daardoor werden de stenen los gedrukt. Na het verwijderen van de wortels zijn de stenen opnieuw vastgezet. Nieuwe stenen worden min of meer bijgekleurd, zodat ze niet zo opvallen als nieuw. Toch blijft zichtbaar waar de grens tussen toen en nu ligt.

Op woensdagavond 15 juni houdt de PR commissie weer een kennismakingsbijeenkomst voor nieuwe leden, dit maal in ons nieuwe Kringhuis aan de Parade 12. We beginnen om 19.30 uur. Vele bestaande leden hebben gevraagd om een bijeenkomst te mogen bijwonen. U bent van harte welkom. In verband met de logistiek verzoeken we U vooraf aan te melden, via algemeen@kringvrienden.nl of telefonisch 073 - 612 49 18. Gaarne naam, lidmaatschapsnummer en aantal personen waarmee u wenst deel te nemen.

foto’s Ellie de Vries

KringNieuws mei 2011, jaargang 37 nummer 3

21


L

Lof der Zotheid 500 jaar Ed Hupkens

In 2011 is het 500 jaar geleden dat Lof der Zotheid (Morias enkomiom, sive Stultitiae laus) werd uitgegeven. Het is het bekendste boek van Nederlands grootste humanist, Erasmus. Hierin drijft hij de spot met egoïsme, ijdelheid, dwaasheid, schijnheiligheid en kortzichtigheid. Zijn pijlen richt hij op vorsten, notabelen en de kerkelijke mores. Zijn leven lang trachtte hij humanisme en christendom tot een synthese te brengen. Genadeloos en satirisch vocht hij misstanden in de kerk aan.

Beeld van Erasmus te Rotterdam.

Erasmus voltooide zijn magnum opus in het Latijn in 1509, nadat hij was teruggekeerd van een reis naar het Italië van de Renaissance. Hij schreef het in de week dat hij in Engeland bij zijn vriend Thomas More verbleef. Erasmus liet het in 1511 in Parijs publiceren; nog tijdens zijn leven beleefde het 45 herdrukken. Bij monde van de Zotheid (Stultitiae), die samen met haar vijf dochters over de wereld heerst, worden allerlei menselijke dwaasheden aan de kaak gesteld. Behalve kerkelijke autoriteiten worden ook kooplieden, vorsten en wetenschappers tot op het bot bekritiseerd. Erasmus was een goede vriend van Thomas More, deelde diens droog gevoel voor humor en intellectuele interesses. Erasmus droeg de Lof der Zotheid dan ook op aan deze Engelse humanist, wiens Utopia enkele jaren later werd gepubliceerd. De Griekse titel Morias enkomiom kan ook gelezen worden als Lof voor More, zulke twee- en drievoudige betekenissen vindt men door de hele tekst. In Europa is het een van de meest invloedrijke werken geworden; een boek dat mede de weg vrijmaakte voor de reformatie. Het heeft generaties aan het denken gezet en hen geleerd met open blik en gezond verstand de wereld te bekijken.

Erasmus en ’s‑Hertogenbosch Desiderius Erasmus werd als Geert Geerts geboren op 27 oktober 1467 waarschijnlijk te Rotterdam en overleed op 12 juli 1536 te Bazel. Erasmus was een onwettig kind (defectus natalis) van een priester en diens huishoudster. Door het vroege overlijden van beide ouders in 1484 werd Erasmus voor studie naar ’s‑Hertogenbosch gestuurd. Zijn drie jaar oudere broer Pieter verbleef hier al. Erasmus studeerde van 1484 tot 1487 aan de Latijnse School, de voorloper van het gymnasium. Deze school was in zijn tijd gelegen ter hoogte van het pand Kerkstraat 73/75, op het achterterrein. Erasmus vertoefde tijdens zijn Bossche tijd in het Fratershuis (1425-1623) van de broeders van het Gemene (= gemeenschappelijk) Leven. Dit was geen echt klooster, maar meer een leefgemeenschap van ongehuwde mannen die – zonder kloostergeloften af te leggen - een religieus leven leidden. Aan het Fratershuis was een soort internaat verbonden, waar leerlingen van de Latijnse School woonden en opgevoed werden door de fraters. Het was verdeeld

22

KringNieuws mei 2011, jaargang 37 nummer 3

in het Arme Fratershuis (voor arme studenten) en het Rijke Fratershuis; Erasmus verbleef in het laatste huis. Later zou Erasmus verklaren, dat hij bar weinig had opgestoken in ’s‑Hertogenbosch. In 1487 vertrok Erasmus naar Gouda, om in te treden in de orde van de augustijnen. Na vijf jaar werd hij daar tot priester gewijd. Hierna reisde hij af naar Zwitserland voor verdere theologische en filosofische studies. foto Ed Hupkens

Lid van de redactie Gerard ter Steege is benoemd tot Lid in de Orde van Oranje Nassau. We feliciteren hem met deze benoeming.


N

Nieuwe plaquette

Het is bijna een jaarlijkse gebeurtenis: de onthulling van een nieuwe plaquette, toegekend door de werkgroep Het Kleine Monument van de Kring Vrienden van ’s‑Hertogenbosch. Dit jaar zijn we te gast bij de familie Verdonk. Bas Verdonk heeft een mooi pand in de Lange Putstraat gerestaureerd en daarin zijn goudatelier en juwelierszaak gevestigd. Zondag 3 april is het druk in het pand Lange Putstraat 14, de Drie Edamse Kazen. Nort Lammers, voorzitter van de werkgroep Het Kleine Monument, vertelt dat de vader van Bas Verdonk, Hans, mede-oprichter en eerste voorzitter van de Kring Vrienden was. Toen hij een keer thuis kwam, vertelde hij dat de penningmeester ene Van de Toren was, want hij woonde ergens bij de toren van de Sint-Jan.

Familie Verdonk en genodigden luisteren naar Nort Lammers.

Onthulling van de plaquette door Bas Verdonk (links) en Huib van Olden.

Joekel en menneke In de buurt van de Lange Putstraat zitten verschillende spreukstenen in diverse panden. In de Verwersstraat zit ‘Wènne joekel’ en in het Oud Bogardenstraatje ‘Wèn menneke’. Joekel en menneke kunnen niet zonder elkaar. De joekel is de Sint-Jan, die vandaag officieel opgeleverd wordt na een nieuwe ingrijpende restauratie. Daar zie je veel detail, onder andere mennekes en daardoor komt de Sint-Jan pas echt tot leven. Andersom kun je veel kleine zaken niet elders plaatsen, want ze horen bij de grote joekel. Ook in de detailhandel geldt een samenhang tussen groot en klein. Helaas dreigen de grote zaken de kleine soms te verdringen, waardoor je een eenheidsworst krijgt. Daar zijn we ook als Kring Vrienden op tegen. Bas Verdonk laat zien dat ook kleine zaken, zoals die van hem, in de Bossche binnenstad thuishoren. Het is belangrijk het oude met het nieuwe te verenigen en volgens Nort is dat hier goed gelukt. In het pand zat voorheen antiquariaat Brabant en dat was een lekker volgestouwde winkel vol bijzondere boeken, waar het goed vertoeven was. Het is de verdienste van

Nik de Vries Bas Verdonk en de mensen die hij hierbij ingeschakeld heeft, dat er een stijlvol pand gemaakt is, waar de oude sfeer gehandhaafd is in een nieuwe ambiance. Wethouder Huib van Olden prijst hierna de werkgroep. Het gemeentebestuur is trots op de verstrengeling van groot en klein, zo vertelt hij. Hij verhaalt een kleine persoonlijke anekdote. 24 jaar geleden, op 3 april, is hij verloofd. Voor de bekostiging van de ringen verkocht hij zijn Peugeot! Onthulling Dan is het tijd naar buiten te gaan voor de officiële onthulling van de plaquette. Bas Verdonk en Huib van Olden trekken samen de doek weg en de koperen plaat wordt zichtbaar. Hierin zijn onder andere gegraveerd het pand en de rebus, ’s Hart ogen bossche, die ook de andere plaquettes siert. Daarna vertelt Bas Verdonk dat zijn vader Hans trots zou zijn geweest: op de Kring, op de zaak en op de familie. Vanaf 1866 is juwelier Verdonk al in ’s‑Hertogenbosch bezig als goudsmid en juwelier. Bas is de vijfde generatie en dit pand is ook het vijfde pand van de firma Verdonk. Hij verhaalt hoe hij op slag verliefd werd op het pand. Hij heeft zich wel afgevraagd hoe in zo’n mooi pand een juwelierszaak te creëren. Hij is apetrots op de zaak en op de plaquette. Tot slot brengt Kringvoorzitter Joop Thissen een dronk uit, waarbij hij zegt trots te zijn op Parade 12. Hij is een beetje jaloers op de plaquette en zegt: “Misschien zit er eentje in het vat, want het pand Parade 12 zal zeker voldoen aan de eisen van de werkgroep Het Kleine Monument.” We wachten af. We wensen de familie Verdonk geluk met de plaquette en de mooie zaak. foto’s Ellie de Vries

KringNieuws mei 2011, jaargang 37 nummer 3

23


H

100 jaar Henri Bakker Harry Satter

Dit jaar is het 100 jaar geleden zijn dat Henri Bakker van 27 juni tot 2 juli 1911 zijn fameuze vliegtochten boven de Pettelaar uitvoerde. In september gevolgd door zijn deelname aan de eerste legermanoeuvres waarbij motorvliegtuigen werden ingezet die eveneens gehouden werden bij de Pettelaar. Ter gelegenheid van de 25e verjaardag van deze gebeurtenissen in 1936, werd voor hem een monument opgericht dat in 1938 werd onthuld en geplaatst op een rondeel van de oude vestingwerken aan de Hekellaan. Als gepensioneerd luchtmachtofficier heb ik mij vaak geërgerd aan de verwaarloosde staat waarin dit monument lange tijd heeft verkeerd. Bij de huidige restauratie van de vestingmuren op deze plek is gelukkig ook dit monument in zijn oude luister hersteld. In het verleden is al vaker aandacht besteed aan deze bekende Bosschenaar. Nu bij het 100-jarig jubileum lijkt mij enige hernieuwde aandacht voor deze koene Bosschenaar zeker op zijn plaats.

Het monument voor Henri Bakker.

Henri Bakker was in feite zijn tijd ver vooruit. Zoals zo vaak met mensen die hun tijd vooruit zijn, heeft ook hij weinig plezier beleefd aan zijn hobby en ideeën. Over zijn leven is met uitzondering van enkele spectaculaire gebeurtenissen niet veel bekend. Het nodige speurwerk hiernaar heeft ook nauwelijks nieuwe informatie opgeleverd. Niet zo vreemd want zijn actieve loopbaan als vlieger heeft in totaal slechts 7 jaar mogen duren. Desondanks is het in dit jubileumjaar gerechtvaardigd om deze Bosschenaar opnieuw in de schijnwerpers te plaatsen. Met de hulp van het Nederlands Instituut voor Militaire Historie zijn enkele interessante documenten aan de reeds bekende informatie toegevoegd. Zo is er het “Gedenkboek H. Bakker” van Jhr. G. Bosch van Drakenstein uit 1938. Voorts blijkt er bijvoorbeeld een speciale ‘Bossche Vliegmarsch’ te zijn gecomponeerd, die was opgedragen aan den ‘Bosschen Aviateur” (uitgevoerd tijdens de feestelijkheden bij de onthulling van het monument in 1938). Bovendien heeft de vraag: Wie mag zich de ‘Eerste Nederlandse vlieger’ noemen, nogal eens aanleiding gegeven tot vele discussies en misverstanden en verdient een nadere uitleg.

Een waaghals en pionier Henri (Kornelis, Hendrikus) Bakker werd op 15 februari 1878 geboren in ’s‑Hertogenbosch, als zoon van Leendert Willem Bakker en Gertrud Hagedorn. Zijn vader was amanuensis aan de HBS. In een van de hoekpandjes van de Putgang met de Korte Putgang begon Henri een werkplaats voor fietsen. Zelf woonde hij later Achter ‘t Stadhuis op nummer 18. In de telefoonlijst van het Rijkstelefoonkantoor s’-Hertogenbosch stond hij vermeld als: “Bakker, Henri. Verhuurinrichting van automobielen, vertegenwoordiger der Spijker auto’s. Korte Putstraat.” In zijn jeugd was hij ook een enthousiast voetballer en een uitstekend schaatser. Zijn jonge jaren zijn te kwalificeren met het motto ‘Excelsior steeds sneller en hoger’. Van het schaatsen naar het fietsen en van de fiets naar de motorfiets. Daarna kwam de automobiel ook al reed hij liever op de motor. Het was dan ook

Renkum, januari 1924. niet verwonderlijk dat deze avontuurlijke Bosschenaar zich in 1911 aanmeldde bij de “Eerste Nederlandsche

24

KringNieuws mei 2011, jaargang 37 nummer 3


Vliegvereniging” op de Molenheide bij Gilze-Rijen met de mededeling: “Ik kom hier vliegles nemen.” Deze jonge stadsgenoot behoorde zeker tot de uitzonderlijke categorie van mensen die hun tijd ver vooruit zijn. Hij voorspelde toen al grote gevolgen voor de uitvinding van het vliegtuig. Zo meldde hij in 1911 al dat op dat moment de vliegtuigen nog te onbetrouwbaar waren, maar dat in de toekomst vele mensen door de lucht zullen worden vervoerd. Een reis naar Indië zou korter dan week gaan duren en voor het leger zou het bij de oorlogsvoering onmisbaar worden. Hoezeer hij gelijk heeft gekregen weten we inmiddels maar al te goed. Bakker is zeker een van de luchtvaartpioniers geweest. In de ban van het vliegen Het waren de gebroeders Wright die het in 1903 lukte om met een motorvliegtuig enkele seconden in de lucht te blijven. In 1905 gevolgd door een vlucht

Trouwboekje.

van 38 minuten waarbij een afstand van 39 kilometer werd afgelegd. In 1909 slaagde Bleriot er in om als eerste over het Kanaal te vliegen. Mede door dit soort successen begonnen steeds meer waaghalzen zich toe te leggen op de vliegsport. Ook in Nederland ontstond een competitie wie als eerste successen zou gaan boeken. Zo organiseerde suikerfabrikant S.C.J. Heerma van Voss bij gelegenheid van het 40-jarig bedrijfsjubileum op 27 juni 1909, de eerste vlucht van een motorvliegtuig boven Nederland op de hei bij Etten-Leur. Vlieger was de Belgische graaf Charles de Lambert. Op 29 juli 1910 was Jan Hilgers uit Nijmegen

de eerste Nederlander die opsteeg vanaf Nederlandse bodem op de Doesburgerheide bij Ede. Met zijn vlucht was hij Clemens van Maasdijk te vlug af. Deze van Maasdijk (een Fries) was de eerste die op 29 juli een rondje boven Nederland vloog. 100 jaar later speelde deze competitie tussen steden nog evenzeer. In Heerenveen sprak men over ‘Het mirakel van Fryslân’, dat in 2010 feestelijke is herdacht. In Ede werd in 2010 een speciale tentoonstelling aan Hilgers gewijd. Bij de militaire luchtvaart heeft vooral de in oktober 1907 opgerichte Nederlandse Vereniging tot Bevordering van de Luchtscheepvaart (de latere KNVvL), een belangrijke rol gespeeld. De eerste voorzitter was kolonel Snijders. Een man met visie, die in de periode 1914-1918 als chef van de Generale Staf en Opperbevelhebber van Land- en Zeemacht van grote betekenis is geweest voor de totstandkoming van de militaire luchtvaart. Met recht wordt generaal Snijder gezien als de grondlegger van de luchtstrijdkrachten, waardoor deze in 1953 tot zelfstandig onderdeel van de krijgsmacht werd verheven. Eerste Het jaar 1910 was dus een memorabel jaar voor de opkomst van de vliegerij in Nederland. In dat jaar is in Nederland nogal wat onderlinge strijd en na-ijver geweest tussen verschillende steden om de ‘Eerste Nederlandse vlieger’ in hun midden te hebben. Niet alleen toen, zoals hiervoor aangegeven werd ook na honderd jaar nog steeds strijd geleverd tussen diverse steden over wie nu feitelijk de eerste is geweest! Op zijn monument, wordt Henri Bakker omschreven als: ‘de Eerste piloot van het Nederl: Leger’. Waar staat onze stad met deze luchtvaartpionier in de strijd wie zich “de eerste” mag noemen? Is hier sprake van enige chauvinistische geschiedvervalsing? Wellicht een beetje. De crux zit hem in de juiste kwalificaties, in de precieze omschrijving. Van belang voor Bakker (en ’s‑Hertogenbosch) zijn ook de woorden: ‘Nederlandse Leger’. “Eerste piloot” is alleen te rechtvaardigen in samenhang met “Nederl. Leger” en het feit dat hij zijn vliegbrevet in en boven Nederland heeft behaald. Nederlandse In 1909 werd op initiatief van een aantal enthousiastelingen een oprichtingskapitaal bijeen gebracht om de Eerste Nederlandse Vliegvereniging (EVN) op te richten. Er werd voor de Molenheide bij Gilze-Rijen gekozen om een vliegterrein aan te leggen met een hangar en werkplaats. Een Blériot vliegtuig werd aangekocht en de heer Archer (een in Nederland wonende Engelsman) werd aangesteld als directeur/instructeur. Begonnen werd met drie

KringNieuws mei 2011, jaargang 37 nummer 3

25


H Henri Bakker voor de Condor op Vlb.

leerlingen: A. Mulder, H. Bakker en J. van Bussel. Elk van hen wilde de eerste zijn die in en boven Nederland het vliegbrevet zou halen! Hiervoor was slechts één toestel beschikbaar en niet eens van de beste kwaliteit. Voortdurend was er de angst dat de ander brokken zou maken. De EVN had in die tijd het alleenrecht verkregen om boven Nederland het examen voor een vliegbrevet af te nemen. Op 13 februari 1911 was het - na dagen wachten op geschikt weer - dan eindelijk zover dat de drie kandidaten hun vliegersexamen konden afleggen. Mulder meldde zich als eerste met slechts enkele seconden verschil was Bakker de tweede. Aangezien er maar één toestel beschikbaar was moest men op elkaar wachten. Er moest o.a. driemaal rond het terrein worden gevlogen op een hoogte van 100 meter. Mulder slaagde en toen was het de beurt aan Bakker. Hij wilde zijn voorganger overtreffen en maakte zijn hoogtevlucht tweemaal zo hoog. Beangstigend volgens de mensen op de grond,

Noordwijk.

26

KringNieuws mei 2011, jaargang 37 nummer 3

maar het liep goed af. Bakker was hiermee dus de tweede die boven Nederland zijn brevet haalde. Ook Bussel slaagde, waarna op 7 april de brevetten werden uitgereikt. Nederland was toen drie échte Nederlandse vliegers rijker. Dit roept vragen op naar de juistheid van de kwalificatie: “Eerste piloot...”. Zoals gezegd moet dit in samenhang worden gezien met het vervolg: “...van het Nederl. Leger”. Leger Het eerste wapenfeit van Bakker dat veel aandacht kreeg in zijn geboortestad, was zijn deelname aan de ’s‑Hertogenbosche Vliegweek, in 1911 georganiseerd door “de Vereeniging ’s‑Hertogenbosch Belang” boven de Pettelaarse Schans. Tienduizenden hebben daar toen zijn kunsten aanschouwd. Toegangsprijs voor leden: f 1,50, niet-leden f 2,50; 1e rang: f 0,50 c.q. f 0,25. Na afloop werd hij groots gehuldigd met onder meer een juwelen dasspeld en een rondrit door de stad. Een overweldigend succes, maar niet van belang voor zijn kwalificatie als ‘Eerste piloot van het Nederlandse Leger’. Tijdens militaire manoeuvres bij het vliegterrein aan de Pettelaar in september 1911 wilde generaal Snijders ook gebruik maken van motorvliegtuigen. Zelf beschikte het leger nog nauwelijks over vliegtuigen laat staan vliegers. Een aantal burgers met een eigen

vliegtuig werd uitgenodigd om aan deze manoeuvres deel te nemen, waaronder Bakker. De vliegtuigen werden ingezet voor het doen van verkenningen boven het gebied van Maas en Waal. Hierbij manifesteerde Bakker zich wederom als een uitnemend vlieger. Hij werd aangesteld tot (reserve) sergeantvlieger en werd benoemd tot Ridder in de Orde van Oranje Nassau met de Zwaarden! Tijdens de mobilisatie van 19141916 werd hij opgenomen in de luchtvaartafdeling van het leger en bevorderd tot luitenant-vlieger. Gevoegd bij zijn in Nederland behaalde brevet, rechtvaardigt dit de omschrijving op zijn monument: “Eerste piloot van het Nederlandsche Leger”. Volgens een bericht in “Het Nieuws van de dag” van oktober 1913 zou Bakker


zich ook tot de Minister van Oorlog hebben gewend met een rekest teneinde in actieve dienst bij het leger over te gaan en geplaatst te worden bij de Militaire Luchtvaart Afdeling te Soesterberg. Zover is het echter nooit gekomen, het waarom is helaas onbekend.

Begrafenis Henri Bakker

Uitdaging Na het behalen van zijn vliegbrevet was Bakker medeoprichter van de Nederlandse Aviateurs Maatschappij De Condor op 15 mei 1911. Met een geheel nieuwe tweepersoons Bleriot eendekker ‘De Condor’ vestigde zijn maatschappijtje zich op een terrein op de Hertenberg bij Ede. In de korte tijd van het bestaan werd een groot aantal demonstratie- en reclamevluchten gemaakt. Bakker hield wel van een uitdaging. Zo deed hij o.a. ook mee aan een vlucht vanaf de Molenheide naar en om de toren in Breda waarvoor een gouden medaille en een zilveren beker was uitgeloofd. Hij vloog vanaf Ede naar Breda en landde - tot verrassing van de velen - op het paradeterrein bij de Chassé-kazerne. Bakker wist zowel de gouden medaille als de zilveren beker te winnen. Henri Bakker was een uiterst consciëntieus en kundig vlieger wiens vakkennis door velen werd geroemd. In zijn relatief korte carrière heeft hij vrijwel geen ongelukken gemaakt. Toch is hem dit een keer overkomen toen zijn toestel na de start in de Singelgracht te Breda terecht kwam. Middelen voor een nieuw toestel waren er niet en de demonstratieen reclamevluchten leverden onvoldoende op. Zijn maatschappij de Condor ging in 1912 failliet en toen was het afgelopen. Bakker wilde wel maar zonder nieuw vliegtuig ging het niet. Toch begon hij een vliegschool op vliegkamp Ede en was hij nog de enige pionier die met vliegen zijn boterham wilde verdienen, maar het was geen vetpot. In 1918 gaf ook Bakker er de brui aan. Ook een aanbod van de Franse vliegtuigfabriek Déperdussin, onder de indruk van de prestaties van Bakker, om voor deze fabriek te gaan vliegen, wees hij af. Zijn roemruchte vliegersperiode heeft nauwelijks zeven jaar geduurd. Hij verliet Ede en vestigde zich in Wageningen om terug te keren in de autohandel als Ford-dealer. Op 13 maart 1933 stierf Bakker op 55 jarige leeftijd aan een nierziekte. Eerbetoon In 1936 werd bij het ‘vliegveld de Pettelaar’ feestelijk herdacht dat Bakker 25 jaar geleden boven de stad zijn vliegkunsten had vertoond. Negen vliegtuigen kruisten die dag boven ’s‑Hertogenbosch, waaronder een ‘esquadrille’ van vijf militaire vliegtuigen. De dochter van Bakker wierp een krans met geel-zwarte linten uit op het terrein. Burgemeester van Lanschot gaf deze door aan de weduwe van Bakker waarbij hij

de wens uitsprak voor een gedenkteken op de wallen van ’s‑Hertogenbosch. Een ‘Comité ter herdenking van wijlen den eersten Bossche en militairen vlieger Henri Bakker’ werd opgericht onder voorzitterschap van H.J.M. Nederveen. Verder kwam er een ‘Erecomité’, met vele vooraanstaande Bosschenaren. Hoewel in die tijd vele tienduizenden Bosschenaren van Bakker’s vluchten hadden genoten bleek het bijna onmogelijk om het bedrag voor een gedenkteken bij elkaar te krijgen! Roem bleek ook toen al snel vergankelijk.

Gedenkteken Uiteindelijk is in 1938 het gedenkteken er wel gekomen. Vervaardigd door de architect Co Brandes en de beeldhouwers Dupuis en later Albert Termote. Het bestaat uit blokken Duitse Muschelkalksteen met in het midden een bronzen plaquette. Op de plaquette een vliegende adelaar (een Condor als verwijzing naar zijn vliegtuig). Op het gedenkteken de tekst: ‘De burgerij dezer stad aan haren luchtvaartpionier. 1911 Henri Bakker 1936. Eerste piloot van het Nederl: Leger’. Het gedenkteken is geplaatst bij een voormalig ronddeel aan de zuidzijde van de stadsmuur aan de Hekellaan. Het monument werd onthuld op 27 augustus 1938. Voor zover bekend heeft onze stad geen plannen voor een herdenking in 2011 van de vliegkunsten door Bakker honderd jaar geleden. Gelukkig dat door de restauratie van de vestingwerken, dit monument ter nagedachtenis aan een bijna vergeten Bosschenaar, juist dit jaar weer in oude glorie kon worden hersteld. Bronnen - Nederlands Instituut voor Militaire Historie. - Gedenkboek Henri Bakker 1911-1936, Jhr. G. Bosch van Drakestein, ’s‑Hertogenbosch 1938. - “Aviateurs van het 1e uur”, W. Schoenmaker, T. Postma. - Jo Hendriks, Kringnieuws november 2004. - “De Vliegende Hollander”, september 1981. - A. de Bruin: “Brabants Dagblad”, 28 juli 2010. - Bossche Encyclopedie. - Bastion Oranje/Steegjes. foto’s Harrie Satter en Ellie de Vries (monument Bakker)

KringNieuws mei 2011, jaargang 37 nummer 3

27


Z

Zesde tuinenwandeling Jan Korsten

Op zondag 26 juni aanstaande stellen zo’n twintig trotse tuinbezitters hun groene paradijsjes in en rondom het centrum van ’s‑Hertogenbosch open in het kader van de zesde editie van Bossche stadstuinen in bloei. Bezoekers krijgen wederom de kans te zien wat voor moois er verscholen ligt achter gevels en poorten. Ze komen op verrassende, vaak onbekende plekjes midden in de stad en ervaren hoe dichtbij de natuurlijke schoonheid van de Bosche Broek is. Nieuw dit jaar zijn enkele muzikale optredens.

Tuin van Huize de Loet 2008.

Ook in deze editie staat weer een brede schakering aan tuinen op het programma: van groot tot klein, van modern tot klassiek. Het gaat zowel om particuliere tuinen, kloostertuinen en tuinen van woongemeenschappen. De organisatoren Antoinette de Vries, Wilna Quekel en Joop van Dijk zijn er wederom in geslaagd om nieuwe tuinen aan de inmiddels indrukwekkende lijst toe te voegen. Het enthousiasme van de organisatoren en de tuineigenaren werkt blijkbaar aanstekelijk en zorgt jaarlijks voor verrassingen.

KringNieuws is het minimaal zes maal per jaar verschijnend tijdschrift van Kring Vrienden van ’s‑Hertogenbosch. Redactie: Nik de Vries (voorzitter), Peter van den Dungen, Ed Hupkens, Jan Korsten, Gerard ter Steege, Ellie de Vries (fotografie) en Johan Strang (bestuur). Vormgeving: Egbert van den Berg en Jack van Elten Redactie-adres: Secretariaat KringNieuws Postbus 1162, 5200 BE ’s‑Hertogenbosch E-mail: redactie@kringvrienden.nl Druk: Opmeer drukkerij bv, Den Haag Oplage 2.650 stuks Niets uit een editie mag worden gekopieerd of elders gepubliceerd zonder uitdrukkelijke toestemming van Kring Vrienden en de

Afwisselend aanbod Daarom staat vast dat er 26 juni weer heel veel moois valt te ontdekken. Neem de binnenstadsoase van de Zusters van de Choorstraat met de fraai aangelegde borders en de met rozen en clematissen begroeide pergola die fungeert als moderne kloostergang. Een ander juweeltje is de klassieke tuin van Huize de Loet aan de Peperstraat. Snoeivormen van taxus en buxus, leilinden, antieke tuinornamenten en grote potten met agapantus en engelentrompetten zorgen hier voor sfeer. Bijzonder is het uit het begin van de 19de eeuw daterende tuinhuis met het porseleinen carillon. Er zijn echter ook prachtige moderne tuinen te bezoeken, met strakke lijnen en materialen als roestvast staal. Daar zorgt de tegenstelling tussen de moderne tuinarchitectuur en het klassieke woonhuis weer voor een heel eigen dynamiek.

redactie; dit geldt ook voor het in enige vorm elektronisch beschikbaar stellen. De redactie heeft getracht alle rechthebbenden van het illustratiemateriaal te achterhalen. Personen of instanties die desondanks van mening zijn aan deze uitgave aanspraken te kunnen ontlenen wordt verzocht om contact op te nemen met de redactie.

Secretariaat

Samenwerking Behalve van fraaie tuinen valt er die dag nog veel meer te genieten. Er wordt samengewerkt met verschillende organisaties. Zo verzorgt een koor enkele bijzondere optredens in het groen. Boten van de Stichting Binnendieze onderhouden een pendeldienst tussen het Voldersgat en Bastion Oranje. Dat biedt bezoekers de kans om comfortabel te genieten van de grootste tuin, het Bossche Broek.

Postbus 1162

Kaartverkoop Op het moment dat we dit schrijven is het volledige programma nog niet bekend. Ook de prijs van de passe partouts moet nog worden vastgesteld. Vanaf 14 juni aanstaande kunnen in het nieuwe Kringhuis aan de Parade passe partouts worden aangeschaft. Wees er snel bij, want het aantal kaarten is beperkt!

Kringbalie - Kringhuis

foto Jan Korsten

5200 BE ’s‑Hertogenbosch E-mail: algemeen@kringvrienden.nl Internet: www.kringvrienden.nl Betalingen: ING Bank 3119716 Jaarlijkse bijdrage minimaal € 17,50

Parade 12 Telefoon 073 - 613 50 98 Telefax

073 - 614 60 21

Openingstijden kringbalie Ma. 13.30 - 17.00 uur Di. tot en met za. van 11.00 - 17.00 uur, zon- en feestdagen van 12.00 - 16.00 uur.

28

KringNieuws mei 2011, jaargang 37 nummer 3


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.