Kring Nieuws uitgave van kring
vrienden van ’s‑Hertogenbosch
Jaargang 36 nummer 5 september 2010
Vrijwilligersdag in oude Sint‑Jacob 2 Eer en verdienste
3
Korte berichten
3
140 jaar ‘Zorg voor Elkaar, Overal en Altijd’
4
Berichten uit 1810
6
Boschlogie 1990 - 2010, eenpersoonlijke impressie
7
Korte berichten
9
Molen van Van Esch
10
Korte berichten
10
Markt 2
11
Dat gaat naar den Bosch toe: 12 per spoor (5) Jeugdboschlogie: meer willen weten van je eigen stad 14 Sint-Josephkerk
17
Het Bossche Broek, natuurgebied en postmilitair landschap 19 ‘O kom er eens kijken…’ Sint‑Nicolaas 21 Korte berichten
24
Bewakers van het culturele 26 erfgoed Ecclesia en synagoge
28
Vrijwilligersdag
2010
V
Vrijwilligersdag in oude Sint-Jacob
De Sint-Jacob als kazerne.
De overgang naar museum.
Deel van een tentoonstelling.
2
KringNieuws september 2010, jaargang 36 nummer 5
Nik de Vries Op zondag 3 oktober vindt de jaarlijkse Vrijwilligersdag van de Kring plaats. Dit keer mocht de redactie van KringNieuws deze dag organiseren. Het feestje vindt plaats in de oude Sint-Jacobskerk aan de Bethaniestraat. De oorsprong van het gebouw ligt in 1430. Paus Martinus V geeft toestemming tot de bouw van een kapel en hospicium voor de pelgrims naar Santiago de Compostella. Het is logisch dat de kapel de naam meekrijgt van de heilige uit Santiago, Sint-Jacob. In 1569 wordt de kapel verheven tot parochiekerk van de nieuwe parochie Sint-Jacob. Vanaf 1584 wordt ze verbouwd. De Sint-Jacob is nu een driebeukige kruisbasiliek. De kruisarmen zijn nooit voltooid. De zijbeuken zijn voorzien van steunberen. Van religieus naar profaan Als na de inname van ’s-Hertogenbosch door Frederik Hendrik in 1629 er een andere religieuze wind gaat waaien, krijgen de katholieke kerken een andere functie. Tot halverwege de 17de eeuw blijft de SintJacob in gebruik bij de hervormden. Daarna wordt het gebouw gebruikt als paardenstal voor de cavalerie (1689) en als wapenarsenaal (1752). In 1744 wordt de kerk verbouwd tot kazerne. Samen met een nieuw gebouwde barak ernaast kent de kazerne 60 kamers met elk zes tweepersoons bedsteden. Deze situatie blijft gehandhaafd tot 1924. In dat jaar wordt er opnieuw verbouwd. Nu gaat Oscar Leeuw aan de slag om er een museum voor de collecties van het Noordbrabants Genootschap van te maken. Onder andere wordt de voorgevel gemoderniseerd en komen er nieuwe verdiepingen in de zijbeuken. In 1925 worden ook de stedelijke kunstcollecties hier ondergebracht. Eerst wordt het museum het Centraal Museum genoemd, later krijgt het de naam Noordbrabants Museum. In 1987 verhuist het museum naar het voormalige Gouvernementsgebouw aan de Verwersstraat, waar nu opnieuw een verbouwing plaatsvindt. In 1988 krijgt de voormalige Sint-Jacob een nieuwe bewoner: de BAM, de stedelijke afdeling Bouwhistorie, Archeologie en Monumenten, krijgt hier een kantoor en een depot. Na een restauratie van twee jaar, gedurende welke ook een archeologisch onderzoek plaatsvindt, wordt het feestelijk heropend op 26 januari 2007. En in dat fraaie onderkomen en in de erachter gelegen Azijnfabriek houdt de Kring haar jaarlijkse Vrijwilligersdag.
E K Eer en verdienste
Korte berichten
Redactie
Op de Algemene Ledenvergadering van de Kring Vrienden van ‘s-Hertogenbosch op 25 juni is een aantal leden benoemd tot erelid of lid van verdienste. We geven van hen graag een korte karakteristiek.
Jo Timmermans is tot erelid benoemd. Hij was van mei 2003 tot en met mei 2010 voorzitter van het bestuur van de Kring en van de hieraan verbonden Stichtingen Binnendieze en Gastheerschap. Hij heeft deze functie op voortvarende wijze uitgeoefend. Vooral de manier waarop hij leiding en sturing heeft gegeven aan een proces van professionalisering van deze vrijwilligersorganisatie is buitengewoon waardevol. De vrijwilligers beschouwt hij als hart en kapitaal van de vereniging; hij draagt hun een zeer warm hart toe. Jo Timmermans heeft op buitengewone wijze zijn rol in het belang van de Kring waar gemaakt. Ook Nort Lammers is nu erelid. Hij is al zeer lang vrijwilliger bij de Kring. Van 1988 tot 1992 is hij voorzitter van de Kring geweest. Daarna heeft hij zich tot op de dag van vandaag op zeer bijzondere wijze ingezet als voorzitter van de werkgroep Het Kleine Monument. Hij heeft laten zien hoe deskundigheid, vasthoudendheid, stuurmanskunst en enthousiasme leiden tot fraaie resultaten die iedereen in de stad ’s-Hertogenbosch elke dag kan waarnemen. Leden van verdienste Vier leden werden benoemd tot lid van verdienste. Eric Overdijk is 12 jaar bestuurslid geweest. Hij heeft zich niet alleen als bestuurslid met hart en ziel ingezet voor de Kring maar ook als initiator en vormgever van cultuurhistorische activiteiten van de Kring, zoals de aandacht voor de Jeroen Boschwandelingen en de werkzaamheden van lezingen, excursies en fietsen.
Coen Free is jarenlang adviseur geweest van de Kring. Hij heeft zich daarbij nooit op de voorgrond geplaatst en hij heeft zijn rol als adviseur op een ingetogen wijze vervuld. Daarbij heeft hij altijd het belang van de Kring voor ogen gehad. Ton Vogel is al geruime tijd een gewaardeerd vrijwilliger, lid van de werkgroep Kloosters en Kerken. Hij heeft onlangs een boekwerk afgerond over kerken, schuilkerken en kloosters in ’s-Hertogenbosch.
Jubileumconcert Binnendiezekoor Jan van de Gevel
Het Binnendiezekoor bestaat 10 jaar. Dat is reden voor een feestje. Het Binnendiezekoor wil dit feest samen vieren met de leden van de Kring Vrienden van ’s-Hertogenbosch. Het koor nodigt u allen uit om te komen luisteren naar een feestelijke concert op 30 oktober in het Jheronimus Bosch Art Center. Aanvang: 20.00 uur, einde concert 23.00 uur. Toegang gratis.
Samen met nog drie andere koren uit de directe omgeving zal het Binnendiezekoor een aantal liederen ten gehore brengen waarvan u heerlijk kunt genieten. Als eerste zal optreden het Binnendiezekoor, een gemengd koor dat vele liederen vierstemmig zingt. Het koor gaat ongetwijfeld ook een paar bekende Bossche liederen voor u zingen. Dan is het de beurt aan Cantharos uit Rosmalen, een mannenkoor bestaande uit 17 mannen, hun repertoire bestaat uit klassiek- tot barbershopachtige songs. Het derde koor komt uit Vught en draagt de mooie naam Vught Vocaal. Ook dit is een gemengd koor en het brengt een zeer gevarieerd programma: van klassiek tot modern en in diverse talen. Als laatste zal voor u optreden het Rosmalens mannenkoor. Dit timmert graag aan de weg en manifesteert zich op diverse podia en op verschillende manieren. Vanzelfsprekend brengt het een veelzijdig en afwisselend repertoire; ook arrangementen van de eigen dirigent maken onderdeel uit van dit repertoire. Noteer in uw agenda dit bijzonder jubileumconcert op 30 oktober en wij hopen u te mogen verwelkomen in het Jheronimus Bosch Art Center.
Annie Timmermans is al jarenlang gastvrouw in het Kringhuis. Zij vervult die rol op een onopvallende wijze, maar is vooral door haar lieve dienstbaarheid volop aanwezig. Haar rol als gastvrouw was - zonder dat zij zich daarop liet voorstaan - heel erg belangrijk in haar sociale context.
KringNieuws september 2010, jaargang 36 nummer 5
3
H
140 jaar ‘Zorg voor Elkaar, Overal en Alt In het boek Een herinnering aan Solferino wordt door de Zwitserse bankier Jean Henry Dunant (1828-1910) de basis gelegd voor het Internationale Rode Kruis. Na een veldslag tussen het Franse leger onder Napoleon III en het Oostenrijkse leger in 1859 bij Solferino bleven 40.000 slachtoffers zonder hulp op het slagveld achter. Dunant was hier een toevallige getuige van en ging de gewonden helpen. Met de hulp van Italiaanse vrouwen richtte hij hulpposten in voor het verzorgen van de gewonden van beide partijen. Deze gebeurtenis bleef hem bezig houden en zette hem tot het schrijven van zijn boek met aansprekende voorstellen. Elk land moet een vrijwillige hulpvereniging oprichten om gewonden op het slagveld te verzorgen. Die gewonden, het medische personeel en hun uitrusting moeten als neutraal worden aangemerkt en door een kenteken beschermd. In een internationaal verdrag moeten deze voorstellen worden bekrachtigd. In 1863 keurden 16 Europese staten Dunants voorstel goed om verenigingen van vrijwillige hulpverleners op te richten. Als kenteken werd gekozen voor een rood kruis op een wit vlak. Later zijn deze afspraken vastgelegd in het eerste Verdrag van Geneve, de basis voor het Humanitair Oorlogsrecht. Aan de oorspronkelijke taak van hulpverlening aan oorlogsslachtoffers is na de Eerste Wereldoorlog het idee toegevoegd om het Rode Kruiswerk ook in vredestijd voort te zetten.
‘s-Hertogenbossche Hulpcomité Het Nederlandse Rode Kruis is in 1867 opgericht en al vrij snel daarna in 1870 werd in ’s-Hertogenbosch het Comité van het Roode Kruis opgericht, het ’s-Hertogenbossche Hulpcomité. De hulpverlening stond dat eerste jaar vooral in het teken van de hulpverlening aan de slachtoffers van de FransDuitse oorlog (1870-’71). In de jaren daarna werd geld ingezameld voor de slachtoffers van de oorlog in Transvaal, de Balkanoorlog en weer later de Eerste Wereldoorlog. Ook werden slachtoffers hier in de stad verzorgd en behandeld. Aanvankelijk had de Tweede Wereldoorlog een demoraliseerende invloed op de stuurloze colonne
4
KringNieuws september 2010, jaargang 36 nummer 5
maar later stond deze weer paraat bij de evacuaties van zieken en ouden van dagen vanuit de westelijke provincies naar het zuiden. De bevrijding van ’s-Hertogenbosch in oktober 1944 was voor de colonne een uitzonderlijke periode. Met gevaar voor eigen leven werden met de bakfiets hulpverleningsgoederen vervoerd en ernstig zieke patiënten naar ziekenhuizen overgebracht. Na de oorlog ging het werk gewoon door, nu als bemiddelaar voor pakketten voor politieke delinquenten. Het Bossche Rode Kruis heeft in 1945 in het kader van de actie Zuid helpt Noord vele levensmiddelenpakketten verzorgd voor de uitgehongerde westerlingen van ons land. In een later stadium is het Rode Kruis een uitgebreid scala van sociale activiteiten en maatschappelijke dienstverlening gaan ontplooien. Vooral de plaatselijke afdelingen kregen hierbij een hoofdrol. In de stad verlenen de vrijwilligers van de plaatselijke afdeling hulp en ondersteuning bij talloze evenementen. Tijdens de jaarlijkse carnavalsoptocht laat de plaatselijke afdeling van het Rode Kruis zich opvallend zien met een groot laken voor de broodnodige financiële ondersteuning. Wie herinnert zich niet de humanitaire hulp die de afdeling in 1979 heeft verleend aan de groep van 175 christen-Turken, die de Sint-Jan als wijkplaats hadden gekozen om aan een uitzetting uit ons land te ontkomen. Als onpartijdig instituut is ondanks de toenmalige publieke opinie, die het ‘kraken’ van de Sint-Jan ongehoord vond, de noodzakelijke hulp geboden.”Los van politieke, religieuze of welke motieven dan ook, voelen wij ons verplicht de groep Turken in de SintJan medisch, hygienisch en humanitair te begeleiden”
tijd’ Gerard ter Steege was hierbij de beweegreden van het Rode Kruis. Zoals zo vaak kreeg deze hulpverlening pas achteraf de waardering die het verdiende. Huisvesting In het maatschappelijke leven van ’s-Hertogenbosch zijn de vrijwilligers van het Rode Kruis dit jaar al 140 jaar aanwezig en actief bezig. Op talloze terreinen van ziekenvervoer, welfare, gehandicaptenzorg, inzamelingsacties etc. wordt hulp geboden aan zieken, gehandicapten en bejaarden. Een goede hulpverlening vraagt om een adequate huisvesting. Wat dat betreft is in de loop van de jaren wel het een en ander veranderd. In 1953 was de afdeling gevestigd in het Voldersstraatje met een oefenruimte in de Havendwarsstraat. Later verhuisde men naar de Handelskade 6 en weer later naar de Verwersstraat 60. Bij het 100-jarig bestaan van de afdeling in 1970 kreeg
F. Teeuwen en meer recent mevr. C. van Zwieten-de Meijer. Momenteel kent het bestuur acht leden onder voorzitterschap van Arie van Olst. De binnen de Kring als schipper geen onbekende Peter van den Dungen is nu secretaris. Peter over het komende jublileum: “Een jubileum op zich is een heel bijzondere gebeurtenis. In ’s-Hertogenbosch zijn weinig verenigingen met een zodanig lange staat van dienst. Bij dit jubileum is bewust gekozen om niet iets speciaals te gaan doen. Naast de vele dingen die we ieder jaar al organiseren is daar dit jaar een aantal extra activiteiten aan toegevoegd. Voor hulpbehoevenden zijn meer vakantiemogelijkheden aangeboden. Voor de bewoners van Cello zijn enkele extra activiteiten georganiseerd. Een aantal bewoners heeft een bezoek gebracht aan Indoor Brabant en verder is een bijdrage geleverd aan de realisatie van een kermis op het terrein van de Binckhorst. Met de bewoners van Kentalis is
Het huidige Rode Kruispand aan de Oude Dieze 12.
Onmisbare attributen.
men, mede dankzij de inzet van oud burgemeester mr. R. Lambooy, de beschikking over een gedeeelte van het monumentale Hof van Zevenbergen in de Keizerstraat. Financiële redenen noopten het Rode Kruis op zoek te gaan naar een andere lokaliteit. Dankzij de warme steun uit de bevolking en van het gemeentebestuur is het uiteindelijk gelukt om in 1992 het imposante pand Oude Dieze 12 te betrekken. Een pand dat de toenmalige procureur-generaal mr. Theodore Serraris in 1888 heeft laten bouwen. Jubileum Aan het eind van de vorige eeuw is de afdeling Sint-Michielsgestel samengegaan met de afdeling ’s-Hertogenbosch. De afdeling Vught heeft aan het begin van deze eeuw dit voorbeeld gevolgd. De achterliggende redenen van dit samengaan zijn de zorg voor continuïteit en een nog betere invulling van de hulpvraag. In de afgelopen 140 jaar heeft de plaatselijke afdeling talloze bekwame en prominente bestuurders en colonnecommandanten gekend. Enkele opvallende namen daarbij zijn: A.W.J. van Lanschot, Constant Tilman, dr. K. Lamers (oprichter van de bloedbank), dr.
een bezoek gebracht aan het jeugdcircus in Haaren en is een fietstocht op de tandem gemaakt. De bijna 280 vrijwilligers van het Rode Kruis worden niet vergeten, voor hen wordt een leuke feestavond georganiseerd.” Bij het 125-jarig bestaan schreef mevr. Van Zwieten: “Internationaal zal de hulp aan slachtoffers bij oorlogen en rampen hoogst belangrijk blijven, maar dicht bij huis zal in de toekomst, nog meer dan voorheen, aandacht geschonken moeten worden aan de hulpbehoevenden in onze eigen leefgemeenschap, onder het motto ‘Zorg voor Elkaar, Overal en Altijd’ opdat wij kunnen bijdragen aan een meer vreedzame, meer tolerante en meer humane samenleving.” Nu bij het 140-jarig bestaan van het plaatselijke Rode Kruis geven haar woorden nog steeds de intentie aan waarmee de oorspronkelijke en huidige doelstellingen worden nagestreefd. Het blijven de speerpunten in de strategie van het Nederlandse Rode Kruis. Wel is daar nu ook de aandacht bijgekomen voor het zelf weerbaar maken van de kwetsbare individuen en groepen in de maatschappij. Bron: Harten Kloppen van Jacques Luyckx Foto’s Ed Hupkens
KringNieuws september 2010, jaargang 36 nummer 5
5
B B Berichten uit 1810
Boschlogie 1990 -
Nik de Vries
Als we de Bossche krant van 1810, doorlezen, valt op dat er veel officiële berichten, vooral van overheidswege, in staan. Rutger de Graaf heeft er in zijn proefschrift Journalistiek in beweging al op gewezen dat er tussen 1813 –het eerste jaar dat hij onderzocht heeft- en 1829 vooral veel overheidszaken in de krant staan. Dat blijkt dus drie jaar eerder ook al het geval te zijn. Overigens: niet alles wat in de krant stond, kwam van de overheid, zoals uit onderstaande voorbeelden moge blijken.
De voorbeelden ter illustratie komen uit de Bossche krant Journal du Département des Bouches du Rhin, uitgegeven tot oktober 1810 door J.P. Hoffers, daarna door H. Palier et Fils en P. Arkesteyn. De krant is tweetalig, Frans en Nederlands, logisch, omdat Nederland bezet is door de Fransen. Op 14 september lezen we: “De Thesaurier der Stad ’s Hertogenbosch zal, namens den Heer Maire van gemelde Stad, op Zaturdag den 22 September 1810, des ’s morgens ten 11 uren, in een der vertrekken van het Stadhuis, in het openbaar aanbesteden, het leveren van 300 TONNEN TURF en 300 GANGEN STEENKOLEN. De voorwaarden dezer aanbesteding leggen te leezen bij den Klerk G. NEEFS, in de Vuchterstraat.” Ook particulieren maken graag reclame. Op 5 oktober staat de volgende advertentie in de krant: “TOT NARIGT VAN DEN REIZIGER> Word aan een ieder bekend gemaakt, als dat alle Donderdagen en Zondags ’s morgens, in het Keizershof bij VAN BOEKEL, afrijd eenen Postwagen van ’s Bosch naar Maastricht, alwaar ’s anderendaags omtrent middag zal aankomen. De Reizigers zullen hier door het genoegen hebben, om bij wintertijd den tweeden dag van ’s Bosch te Aaken of te Luik te kunnen arriveeren. Den Postmeester van de linie tusschen Maastricht en ’s Bosch, H.P. BONHOMME.” Er zijn ook in die tijd goede mensen, gezien de volgende mededeling op 9 november: “De Chirurgijn Major van het militaire Hospitaal binnen ’s Hertogenbosch, bied zich aan, om alle minvermogende Vrouwen, welke zijnen dienst als Vroedmeester noodig hebben, voor niets te bedienen. Hij woond ten Huize van den Heer Rulo, in de St. Jorisstraat.” Tot slot: AOW of pensioen bestond niet, getuige de volgende advertentie op 23 november: “Eene bejaarde JUFVROUW, van den Hervormden Godsdienst en voorzien van zeer goede Getuigschriften, zag zich gaarne geplaatst als Huishoudster of Jufvrouw van Gezelschap, tegen eene geringe belooning – Onderrigting verlangende, kan men dezelve met gefrankeerde Brieven bekomen bij H. Palier en Zoon, in ’s Bosch, bij wien een assortiment van Fransche Regtsgeleerde Werken voorhanden en de Lijst gratis te bekomen is.” Een merkwaardige combinatie van een personeelsadvertentie en een commerciële. Zou de juffrouw daarom haar advertentie gratis hebben mogen plaatsen?
6
KringNieuws september 2010, jaargang 36 nummer 5
Het is niet vanzelfsprekend maar toch ook weer niet zomaar uit de lucht komen vallen. De Boschlogiecursus viert in 2010 haar 20-jarig bestaan. De voedingsbodem is gelegd tussen 1960 en 1985. Voor mij als doorgewinterd Boschloog een aanleiding om deze voorgeschiedenis en mijn eigen belevenissen op papier te zetten. Je bent Boschloog, maar wat doe je ermee?
Wie kent het verhaal niet. Structuurplannen, demping Binnendieze, oprichting Beter Bestuur met daaropvolgend Raadsgroepering Knillis, oprichting Boschboom en Kring Vrienden van ’s-Hertogenbosch. Enkele gebeurtenissen die plaatsvonden in de jaren 1960-1970. De Bosschenaar wordt zich meer en meer bewust van in wat voor bijzondere stad hij vertoeft en wil daar graag meer over weten. De jaartallen, de personen, de gebouwen. Gelukkig is deze geest al aanwezig geweest, denk aan de boeken van Martien Coppens, Van Sasse van Ysselt, Van Lanschot, Kees Spierings en Carel Teulings. In 1978 verscheen het eerste deel Bossche Bouwstenen van de Kring onder redactie van Peter-Jan van der Heijden. Het was het eerste van negen. Men werkte toe naar het jaar 1985, het jaar dat de stad ’s-Hertogenbosch haar 800-jarig bestaan ging vieren. Eind 1984, begin 1985 is de Kring gestart met een cursus Stadsgids. Eén van die Stadsgidsen van het eerste uur is Jan Masselink en deze kan nog altijd met trots zijn speld laten zien. Zijn kennis en verzameling van de stad doen mij als Boschloog verbleken, een eredoctoraat Boschlogie komt hem wel toe. Ik ben ook één van die personen waar het historische en heemkundige gevoel voor de stad rond 1984/1985 is gaan leven. Na een vaartocht in september 1985 over de Binnendieze met gids Ben Vogel heeft de stad mij geheel omarmd met haar vestingmuren. Mijn fotocamera werd mijn onafscheidelijke vriend en meteen vanaf het begin liet ik aan familie en vrienden trots mijn foto’s zien. Zo kweek je nog meer liefde en een stevige bodem voor een vervolg van historisch besef. In de jaren daarna leerde ik vooral in café Janus en Bet in de Karrenstraat heel wat mensen kennen die hun Bossche hart op de juiste plaats hadden. Het Kringhuis lag er 100 meter vandaan en werd ook voor mij een vaste ontmoetingsplaats. Boschlogie geboren Een andere bijzondere locatie is de Knillispoort. Daar werd door Coen Free, Peter-Jan van der Heijden en Nort Lammers begin 1990 gesproken over een manier om “kennis over de stad en liefde voor de stad” over te brengen op een groter publiek. Zo zag de cursus Boschlogie het levenslicht. Tot op de dag
2010, een persoonlijke impressie Rob Hoogeboom van vandaag georganiseerd door het Koning Willem I College in samenwerking met de Kring Vrienden en het Stadsarchief. Het woord Boschlogie is bepaald door Coen Free. Ik hoorde er begin 1990 van, meldde mij aan en zocht naar medeleerlingen. En zo begon op 15 september 1990 de eerste cursus Boschlogie met 14 onderwerpen verdeeld over 10 locaties. Men wist een keur aan inleiders te strikken die vol passie hun kennis van de stad overbrachten. Op 15 december 1990 mochten ik en 52 anderen ons certificaat in ontvangst nemen. Zelf vond ik het zo geweldig dat ik een visitekaartje liet maken met daarop de tekst “Afgestudeerd Boschloog”. Tijdens de cursus werden de deelnemers nog enthousiaster dan ze al waren, vooral door de grote inzet van de inleiders. Ook bij de cursisten was een van de eerste vragen: “Wat ga je nou doen met die kennis?” Ik doe er heel veel mee. Gastenboeken, brieven en e-mails worden door mij ondertekend met Boschloog en op mijn visitekaartje staat ook nog altijd Boschloog vermeld. Het geeft altijd stof tot praten. Verder ga je meer boeken lezen en kopen en voor je het weet krijg je een heuse verzameling. Dit was ook de aanleiding om, na een oproep van Frans Teulings,
op de Ledenvergadering van de Kring in 1991 de werkgroep Verzamelaars op te richten. Want wat doe je nou met je Bossche verzameling, hoe ga je verzamelen en hoe kun je deze kennis delen. De anderen van het eerste uur waren Jo Hendriks, Sjef Beekwilder en ondergetekende. De naam van deze werkgroep werd al gauw veranderd in Verzamelaars Hertog Jan.
En nu verder De honger was nog niet gestild. De Boschlogen van 1990 wilden meer met Boschlogie gaan doen en men begon te werken aan een vervolg. Op 17 september 1994 begon deel II met een hernieuwde kennismaking in de lokalen van het MBO college aan de Sportlaan. Men ging nu dieper in op diverse onderwerpen. Op 17 december 1994 mocht ik het certificaat Boschlogie II in ontvangst nemen. Kopieën van beide certificaten zijn zelfs opgenomen in het bestand van personeelszaken bij mijn werkgever. Want zeg nou zelf, een certificaat Boschlogie geeft toch veel eerder gesprekstof dan een diploma Cum Laude van de TU in Eindhoven. Wat meer waarde heeft laat ik even in het midden. In ieder geval loop ik ook letterlijk te koop met Boschlogie. Een aantal stropdassen met Binnendieze taferelen en een met een verzameling van Bossche ansichten valt altijd wel op bij een feestje of receptie. De roep om nog meer Boschlogie werd steeds luider. Natuurlijk heel leuk maar je moet wel de mensen hebben die dit ook nog willen organiseren. En warempel, zo ontving ik augustus 1997 een brief met de koptekst “Boschlogie III komt eraan”. In het najaar van 1997 werd ermee gestart. Dit is niet meer een algemene cursus, maar men kan kiezen uit specialistische modules. Intussen liepen Boschlogie I & II als een trein en de eerste wachtlijsten kondigden zich aan. Mijn eerste module begon op 8 november 1997, over het Bossche dialect, gegeven door Harry van den Berselaar. Het getuigschrift voor de aantekening van een doorlopen module Boschlogie III was toen overigens nog niet voorhanden, dat volgde pas enkele maanden later. Tot nu toe heb ik al 28 modules Boschlogie III gevolgd. Sommige modules hebben een langer staartje gekregen, zoals de Vestingwerken, de Bossche Kelders, de Molens en het Beleg 1629. Het zijn zelfsturende werkgroepen geworden. Degene die Vestingwerken heeft gevolgd noemt zich dan ook Vestingsboschloog en gaat een keer per jaar naar een speciale bijeenkomst. De module Molens heeft geleid tot een werkgroep Molens onder de vleugels van de Kring. Er is een Stichting Herbouw Molens van ’s-Hertogenbosch opgericht, evenals een Vereniging Vrienden van de molens van ’s-Hertogenbosch. Deze gaan zich inzetten voor het terugplaatsen van minstens een (klimaat)molen langs de stadswallen. Achter de schermen is men druk doende met het schrijven van een lijvig boek over de historie van de Bossche molens. In een wat kleiner formaat wordt ook gewerkt aan een boek over de Rosmalense molenhistorie.
KringNieuws september 2010, jaargang 36 nummer 5
7
B
Zo bestaat ook al enige jaren het Bossche keldergenootschap. Dit onderzoekt en bezoekt minstens een keer per jaar de Bossche kelders. Mede dankzij de modules Natuur rondom ’s-Hertogenbosch, Beleg 1629 en Vestingwerken van Rob de Vrind en Charles Limonard is Stichting De Groene Vesting opgericht. Die heeft tot doel het zichtbaar en leefbaar maken van de Linie 1629. Dit onder meer met een wandel- en fietsroute, introduceren van streekproducten zoals Liniebier 1629. Op internet is Boschlogie ook niet weg te denken. Men maakt eigen websites wat men als Boschloog meemaakt. Maar Boschlogen zoeken naar meer wegen om elkaar te ontmoeten. Zo startte eind 1999 het Boschlogiecafé in de Knillispoort. In april 2001 presenteerde ik een lezing namens en over de werkgroep Verzamelaars Hertog Jan. Het Boschlogiecafé heeft helaas niet lang mogen bestaan, want ook hier geldt: men moet ook mensen hebben die er zich voor kunnen en willen inzetten. Misschien een idee voor de latere lichtingen Boschlogen om dit een doorstart te geven.
Nog meer cursussen Wat menig Boschloog verbaasde was dat er door Bossche gemeenteambtenaren soms onjuiste beslissingen zijn of worden genomen. De vraag of die ambtenaren niet verplicht een cursus Boschlogie zouden moeten gaan volgen werd dan ook vaak gesteld. Tijdens de bijeenkomst van de 1000ste Boschloog in het stadhuis op 15 april 2000 is deze vraag gesteld door Nort Lammers. Om maar meteen de daad bij het woord te voegen werd aan burgemeester Rombouts en zijn vrouw een cursus Boschlogie I aangeboden. Het zoemde rond in de stad en tijdens de carnavalsoptocht in 2003 kon men op de wagen van CV Nooit Op Tijd Thuis een mooie pop met het boek Boschlogie voor
8
KringNieuws september 2010, jaargang 36 nummer 5
ambtenaren zien. Misschien gaf dit wel de doorslag want in het najaar van 2003 startte er inderdaad een pilot Boschlogie voor ambtenaren. De eerste volwaardige cursus volgde al snel in het najaar van 2004. Boschlogie voor raadsleden en ambtenaren, kortweg RAMBO, voorziet in een behoefte en heeft een vervolg gekregen in 2005. De enthousiaste werkgroep RAMBO staat onder leiding van Jac Biemans. Wie de jeugd heeft heeft de toekomst. Er was al langer sprake om ook op de basisschool iets te doen met Boschlogie. Hiervoor hebben onder anderen Marjon van Rooij en Kok de Bekker het initiatief genomen en in het najaar van 2000 volgde de eerste JEUBO ofwel Jeugd Boschlogie, in de vorm van een pilot, op basisschool Het Bossche Broek. Vanaf 2004 is JEUBO officieel van start gegaan. JEUBO wil geschiedenis (be)leefbaar maken voor kinderen. Leerlingen van groep 8 van de deelnemende basisscholen kunnen ‘Poorter’ worden van ’s-Hertogenbosch als zij de diverse opdrachten naar behoren hebben afgewerkt. Hertog Hendrik komt hoogstpersoonlijk de oorkondes overhandigen die bij het poorterschap behoren. In het najaar van 2007 was de start van een nieuwe loot: Boschlogie voor inburgeraars, kortweg InBo genoemd. De eerste 20 allochtonen die deelnamen kwamen uit landen als Irak, Japan en Burundi. De deelnemer uit Irak was zo blij dat die de ambassadeur van zijn land had uitgenodigd voor de uitreiking van de certificaten. In 2005 is de 1500ste Boschloog en in 2009 de 2000ste Boschloog gehuldigd. In dit tempo is met Boschlogie 25 jaar in het verschiet de 2500ste Boschloog zeer nabij. Zoals ik begon wil ik ook graag eindigen: Je bent Boschloog maar wat doe je ermee?. Met dank voor hun inbreng: Gerrie SpieringsHoogeboom en Nort Lammers Foto’s Rob Hoogeboom
K
Korte berichten Gratis lezingen
In oktober en december organiseert werkgroep LEF twee lezingen door Theo Hoogbergen. Deze zijn uitsluitend toegankelijk voor leden. Ze vinden plaats in het Kringhuis in het Lombardje.
Dinsdag 19 oktober 2010 om 20.00 uur Marius de Leeuw, veelzijdig Bossche kunstenaar van tekeningen, aquarellen, schilderijen, glasin-loodramen, kostuums, intarsia, sgaraffitti etc. Winnaar van de Prix de Rome in 1947. Verslag van zoektocht naar verloren tekening. Ontstaan boek. Productie glas-in-loodramen in het glasbewerkingsbedrijf te Tilburg. Lezing met PowerPoint (55 afbeeldingen van persoon en werk) met nadruk op glas-in-loodramen in Sint-Jan, KPN-gebouw, Essentgebouw, oude Paleis van Justitie, Koning Willem I college, Maurick- college > Maurickcollege et cetera.
‘Hemels wandelen’ in de week van de geschiedenis De week van de geschiedenis, van 16 tot en met 24 oktober, heeft als thema Dat gaat naar Den Bosch toe. In het verleden zijn diverse groepen mensen naar ’s-Hertogenbosch getrokken. Onder hen waren ook veel mannelijke en vrouwelijke kloosterlingen, begijnen en seculiere priesters. Verreweg de meeste van de ruim 40 religieuze groeperingen die in onze stad gewoond hebben, kwamen van buiten de stad. Van de talrijke kerken, kapellen, kloosters, refugiehuizen en gasthuizen is de plaats bekend. Resten van een aantal zijn ook nog herkenbaar.
Dag Brabantse Volkscultuur Honderd jaar geleden sprak vrijwel iedereen in Brabant zijn eigen dialect. Nu lijkt het erop dat dat dialect aan het verdwijnen is, in ieder geval aan het vervagen. Vroeger wist elke Bosschenaar door het Bossche dialect al snel uit welke buurt (en uit welke klasse) zijn of haar gesprekspartner kwam. Elke buurt had zijn eigen eigenaardigheden. Is dat nu al helemaal verdwenen? Op 2 oktober wordt de Dag van de Brabantse Volkscultuur georganiseerd. Dat gebeurt in Den Dungen bij Boer Goossens. Het programma start om 10.00 uur met koffie en een Dungense slof en wordt om 16.00 uur muzikaal afgesloten.
Eric Overdijk (LEF) Dinsdag 21 december 2010 om 14.00 uur Bossche Pietje (alias Marinus van der Lubbe), aanstichter van de Rijksdagbrand, op ‘Rosenmontag’ 27 februari 1933. Woonde op vier Bossche adressen. Fascinerend levensverhaal als metselaar, radencommunist, retorisch talent, zorgvuldige voorbereiding op geslaagde brandstichting eerder op twee gebouwen in Berlijn. Reactie van duivels trio Adolf Hitler, Joseph Goebbels en Hermann Goering. Geguillotineerd op 10 januari 1934, 24 jaar oud. Reconstructie op grond van literatuur, stadsarchief, politierapporten, psychiatrisch rapport, verhoren, eigen brieven. Veroordeling en rehabilitatie op 13 januari 1999 (!). Attentie: Gezien de beperkte zaalruimte (50 personen) bezoek voor beide lezingen na inschrijving (met vermelding van naam en lidmaatschapsnummer) bij de Kringbalie, Parade 23, tel. 073- 6135098.
Marjan Vonk In de week van de geschiedenis biedt de werkgroep Kerken en Kloosters van de Kring Vrienden wandelingen aan, langs die plaatsen in de stad. Zij doen dat aan de hand van het boekje Hemels Wandelen, dat voor een vriendenprijsje (€ 2,-) te koop is bij de verkoopbalie van de Kring aan de Parade 23. Voor deze gelegenheid is aan dat boekje een inlegvel met achtergrondinformatie over dit thema toegevoegd. U kunt in ons KringNieuws ook het een en ander nalezen in het meinummer van dit jaar. Voor het boekje of afspraken voor zo’n wandeling: verkoopbalie aan de Parade 23: tel. 073-6135098.
Redactie Wat spreken jonge Brabanders nu eigenlijk? Hoe uiten ze zich wanneer ze onder hun vrienden zijn, of als ze sms-berichten schrijven? Op het programma staat ook een innovatief literair project waarin het dialect een rol speelt, en ook de nieuwste popmuziek in Brabants dialect. Het volledige programma van de Dag van de Brabantse Volkscultuur is te vinden op www.erfgoedbrabant.nl. Hier kunt u zich ook aanmelden als deelnemer. De studiedag kost € 20,00 per persoon, inclusief lunch.
KringNieuws september 2010, jaargang 36 nummer 5
9
MK Molen van Van Esch
Korte berichten
Lodewijk van Gorkom
Ik heb een vraag over de molen van Van Esch: waar kwam die familie Van Esch vandaan, waren het geboren Bosschenaren of kwamen ze van elders in Brabant? Wanneer kwam de molen in hun bezit? Wat was hun achtergrond?
Ik heb in mijn jeugd de familie Van Esch goed gekend en ik herinner me de afgeknotte molen en de afbraak ervan heel goed. De familie Van Esch woonde naast ons in het benedenhuis op Koningsweg 115. Van Esch was een kleine, dikke man met een rood hoofd en een stalen brilletje. Hij was graan- en meelhandelaar en de afgeknotte molen diende als pakhuis voor meel. Hij boerde goed en reed in een grijze Ford (jaren ‘30). Het meel werd rondgebracht met paard en wagen door een kleine, gebochelde man, die, geloof ik, ook in de molen woonde; “onzen Bernhard, met da bultje,” zeiden de kinderen Van Esch. De familie Van Esch had acht kinderen: Frans, priester geworden, Jan, historicus, leraar aan de RK Lycea, Harry, kort na de oorlog bij een verkeersongeval omgekomen, Willy, bakker, Helma, Paula, Victor en Louis. Wat er van de laatste vier is geworden, weet ik niet. Victor zat bij mij in de klas op de Aloysiusschool. Ze hadden twee dienstbodes, een tweeling, wonderlijke, licht gebochelde roodharige vrouwen, Maria en Bertha. Ze zongen soms luid: “Maria te minnen, wahat zalig genot - Bertha, invallen Zij is onze moeder, duhhe moeder van God”... De familie Van Esch had het breder dan wij (mijn vader was conrector van het Gymnasium) en kreeg lang vóór ons, een radio. Dan riep mevrouw Van Esch: “Maria, zet ‘t meziek ‘s aon.” Wij hadden een keurig tuintje met grint en bloemperkjes, maar bij Van Esch was de tuin een plat gestampte zandpartij. Daar speelden de kinderen voetbal: “Van Bakhuis naar Vente, van Vente naar Smit, van Smit naar Wels, van Wels naar Bakhuis, goal!!!!” (het EK van ‘34!) ‘s Avonds plaste de oude Van Esch klaterend in de tuin. Ze hadden ook kippen en een haan. Maar het ging Van Esch goed en later in de jaren ‘30 verhuisde de familie naar een groot huis aan de overkant van de Koningsweg, naast mevrouw Van Gool, bij wie de Bossche procureur-generaal Speyart van Woerden op kamers woonde. Ik ben de familie volledig uit het oog verloren (ik verliet ‘s-Hertogenbosch in 1945). Heel goed herinner ik mij de afbraak van de molen en de bouw van het Esso tankstation; ik kwam er iedere dag langs op weg naar het gymnasium. Ik hoop, dat iemand mijn vragen kan beantwoorden en misschien iets meer kan vertellen over wat er met de familie Van Esch verder is gebeurd.
10
KringNieuws september 2010, jaargang 36 nummer 5
Reactie op KringNieuws Extra 1 E.N. van Gelder – Boxtel
Zo gauw reageer ik niet. Ik ben al heel lang lid (20 jaar of langer) en reageer nu voor het eerst.
Leuk artikel van Theo Hoogbergen, maar waar hij schrijft onder Groningen en ‘s-Hertogenbosch: een hier onbekende vereniging, zo onbekend is die niet, ik ben al jaren lid van die vereniging, zelfs een buitengewone interessante excursie naar de Baltische staten met hen gemaakt. Een vergelijkbare vereniging is die van Alde Fryske Tsjerken (Oude Friese Kerken). Daar ben ik al sinds de oprichting in 1970 lid van. Op pagina 7 helemaal rechts op de blz. wordt gesproken over o.a het infrastructurele object De oude Kasseienweg naar Luik. Gaat u daar nu eens kijken, deze oude weg is helemaal volgestort met grote hopen grond en het bijbehorende informatie bord is ook verdwenen. Ik heb zo’n idee dat men deze herinnering uit het verleden stilletjes wil laten verdwijnen. En verderop wordt Het Puthuis op de Markt aangehaald: ik kon er al niet bij dat dit gezichtsbepalend object zomaar verdween van de Markt. Nu snap ik er nog minder van dat hij misschien herplaatst wordt naar een absoluut niet ter zake doende plaats. Welke malloten hebben dit bedacht ??
Reactie op KringNieuws Extra 2 Jo van Hoek Naar aanleiding van het artikel van Nik de Vries wil ik het volgende opmerken: Inderdaad, wat heb ik (ik ben 84 jaar) veel moois zien verdwijnen. Zo ook de hoek Wolvenhoek-Waterstraat. Ik kan me echter n i e t herinneren dat daar ooit een pand door oorlogsgeweld werd verwoest. Wel door de slopershamer. Het provinciebestuur wilde namelijk tegenover de provinciale griffie een nieuw gebouw realiseren. Zo werd dus alvast begonnen met de sloop van de mooie gevel van Lamers & Indemans en in de Waterstraat werd onder andere het huis van de familie Slager gesloopt.
M Markt 2
In het KringNieuws van mei 2010 (jaargang 36 nr. 3) stond een zeer interessant artikel over de Markt van Ton Graus. Het artikel gaat over de inrichting van de Markt. Deze keer niet over de bestratingen of lantaarnpalen maar veel essentiëler over de structuur, of liever gezegd over het negeren van de historisch gegroeide structuur van de Vestingstad. Iets wat ons raakt omdat we allebei in de jaren ‘90 betrokken waren bij het ontwerpteam dat in het leven geroepen was voor de herinrichting van de openbare ruimte in onze Binnenstad. In dat ontwerpteam voor de herinrichting van de Binnenstad hebben we (in de 90’er jaren) in eerste instantie samen met het bureau Bakker en Bleeker proberen te doorgronden en te beschrijven wat de uitgangspunten zouden moeten zijn voor herinrichting. Het doel was om een specifiek op ‘s-Hertogenbosch geënt plan te maken. In dit plan De Binnenstad Buiten was ook voor de Markt een globale beschrijving opgenomen, met als basis de structuur van de vesting en de plaats en betekenis daarin van de Markt. Net als velen voor ons hebben we daarbij de ‘Geest van de Plek’ (genius loci) proberen te doorgronden en vandaar uit aanbevelingen gedaan voor herinrichting.
Jan Nicolaas van der Mijl 1784
De betekenis van de plek (genius loci) Dit is een van de belangrijkste dingen die een ontwerper heeft om een specifiek op de plek toegespitst ontwerp te maken. De betekenis van de plek zit hem een deel in de plek zelf, maar ook in de geest van de plek (genius loci). Dus in alles wat de plek in de tijd in zich opgenomen heeft, hoe de plek ontstaan is, de historische en culturele achtergrond enz. Dus alles wat een plek interessant (boeiend) maakt en anders dan andere.
Jan van der Ven en Jan van Grinsven Voor je gaat ontwerpen moet je proberen dit te doorgronden. Dus open staan voor een zoektocht naar de waarde en structuren waaraan de plek zijn eigen karakteristiek ontleent. In een historische stad heb je altijd te maken met een geheugen, de ontstaansgeschiedenis en de daaruit ontstane structuur. Je moet dus op zoek naar wat er was, wat er is en wat het kan worden. De geest van de plek is eigenlijk ontdekken welke condities er liggen om tot een juist ontwerp te komen. Dit wil niet zeggen dat je het heden niet als uitgangspunt mag nemen. Maar je gaat op zoek naar de historie, de condities en wat dit als meerwaarde voor de plek kan opleveren. Het is een kwestie van je gedragen in de historische omgeving waarin je mag ontwerpen. Als je dit alles beschouwt, is er iets essentieels fout gegaan. Dit wordt met name ook al aangegeven in het artikel van Ton Graus, stadsgids in onze stad. Het meest essentiële in de structuur van de vestingstad en ook de Markt, de historische stadsradialen, is als zodanig niet meer te herkennen. De Markt is niet meer opgenomen in de structuur, maar is op de hoekpunten afgesloten en een plek op zich geworden. Iets wat je een historische stad als ‘s-Hertogenbosch niet aan kunt doen. De Markt maakt deel uit van de vesting en verdient een zorgvuldige zoektocht naar de waarde, structuren enz. waaraan deze plek zijn ziel (geest) ontleent. Continuïteit van de stadsradialen is toch wel het minst wat je vanuit de geest van de plek zou voorstaan. ‘s-Hertogenbosch en uiteraard ook de Markt is op deze samenkomst van wegen ontstaan. Als men de zoektocht echt serieus zou ondernemen, lijkt het ons sterk dat niet meer elementen en structuren ontdekt worden die de moeite waard zijn om bij een afweging naar de toekomst betrokken te worden. Er is in het verleden veel, ja heel veel, gestudeerd op onze straten en pleinen. Er zijn veel rapporten gemaakt die de basis zouden kunnen vormen voor ontwikkeling. We hebben zelfs reizen gemaakt met gemeentebestuur, ambtenaren, technici, en ondernemers om ideeën op te doen. Daar zijn verslagen van gemaakt door raadsleden en al die anderen die er aan meegedaan hebben. En het resultaat is een Markt die in zijn essentie niet voldoet…. Jammer. geraadpleegde lectuur: De Binnenstad Buiten, 1993 Beleidsplan openbare ruimte in de binnenstad van ‘s-Hertogenbosch Verslag studiereis Parijs Binnenstad Buiten, oktober 1997 Ontwikkelingsvisie Stadscentrum, 2003
KringNieuws september 2010, jaargang 36 nummer 5
11
D
Dat gaat naar den Bosch toe: per spoor(5)
De ijzeren spoorrail bestaat al langer, maar de komst van de trein moet wachten tot de stoommachine is uitgevonden. In het begin van de 19de eeuw is vervoer per rail eindelijk mogelijk. De eerste trein rijdt in 1825 in Engeland. De Nederlandse overheid denkt dat ons land met zijn brede rivieren meer geschikt is voor vervoer over water. En veel mensen menen dat de stoomtrein alleen maar ziekte en narigheid met zich mee brengt. Dat laatste kan wel kloppen, passagiers in de open rijtuigen hebben veel last van rook en roet. Koning Willem I denkt anders over het spoor. Hij zorgt er persoonlijk voor dat de plannen voor de aanleg van de eerste spoorlijn in Nederland doorgang kunnen vinden.
De eerste trein in Nederland rijdt vanaf 1839 tussen Amsterdam en Haarlem. In mei 1845 richten Burgemeester en Wethouders van ’s-Hertogenbosch zich tot de koning, met het verzoek om een spoorweg naar de stad aan te leggen. Al snel wordt, in 1846, aan de firma D. Dronkers en Compagnon te Middelburg een concessie verleend voor de aanleg van een Zeeuws-Noordbrabants-Limburgse spoorweg, waarbij ’s-Hertogenbosch in het traject wordt opgenomen. Er heerst grote vreugde: de vlaggen gaan uit, de kerkklokken luiden en het stadhuis wordt geïllumineerd. Maar ’s-Hertogenbosch moet nog even wachten. De plannen worden niet gerealiseerd. In Nederland wordt het spoorwegnet in die tijd aangelegd en geëxploiteerd door particuliere ondernemingen. Zij leggen die spoorlijnen aan, waarvan het rendement hoog is. Verbindingen van Noord naar Zuid horen daar niet bij: dan moeten er dure bruggen over de grote rivieren gebouwd worden. En ’s-Hertogenbosch ligt in een moeras, er moeten kostbare spoordijken komen, dat remt investeerders ook. In 1860 wordt een wet aangenomen die de overheid opdraagt een spoorwegnet in Nederland te realiseren. De nieuwe plannen van de regering houden onder andere een verbinding in tussen de sporen in NoordNederland en de al bestaande lijnen in het zuiden.
Architect Ed. Cuypers, bouwjaar 1893.
12
’s-Hertogenbosch aan het spoor Op 1 november 1868 wordt ’s-Hertogenbosch aangesloten op de lijn Boxtel-Eindhoven. In Boxtel sluit de lijn aan op de enkele jaren eerder geopende Staatslijn E, de spoorlijn van Breda over Eindhoven en Venlo naar Maastricht. Staatslijn H, van Utrecht naar ’s-Hertogenbosch, wordt in fasen geopend: op 1 november 1868 is het traject Utrecht –Waardenburg klaar. In 1869 loopt het spoor door tot Hedel. Dan volgt de brug over de Maas en op 15 september 1870 is de verbinding met ’s-Hertogenbosch een feit. Samen met de Staatslijn E vormde deze spoorlijn lange tijd de belangrijkste spoorwegverbinding tussen de Randstad en Zuid-Nederland.
KringNieuws september 2010, jaargang 36 nummer 5
Dat er behoefte is aan een spoorverbinding, blijkt meteen al uit de cijfers: in de eerste twee maanden worden bijna 9000 reizigers vervoerd en 30 wagons slachtvee. In 1872 volgt de verbinding Nijmegen’s‑Hertogenbosch-Tilburg en in 1881 wordt de lijn naar Waalwijk en Zwaluwe geopend. En ten slotte is er de goederenspoorlijn naar de Rietvelden. Deze lijn begint aan de noordzijde van het emplacement van station ’s-Hertogenbosch, loopt door de wijk Boschveld en over de industrieterreinen Veemarktkwartier en de Rietvelden. Ze eindigt langs de Graaf van Solmsweg nabij de huidige A59. Dit traject is niet meer in gebruik. De gemeente wil de lijn graag slopen. Om dat te voorkomen heeft Heineken hier in 2006 nog een trein laten rijden. Daardoor mag de lijn pas in 2016 (na een termijn van tien jaar) ontmanteld worden. Snelle verbinding, de boemel verdwijnt Net als op elke 19de-eeuwse spoorlijn wordt de dienstregeling in eerste instantie uitgevoerd met stoomtractie. In 1934 worden op het traject Utrecht en Eindhoven dieseltreinen in gebruik genomen. In 1938 wordt de spoorlijn Utrecht - ‘s-Hertogenbosch - Eindhoven geëlektrificeerd. De kolenopslag en watervoorzieningen op het station verdwijnen. De trein wordt sneller en er komen ook andere middelen van vervoer. Dat betekent dat de trein kleine
stations niet meer aan doet. Station Hedel en station Waardenburg worden gesloten en later gesloopt. Het traject ’s-Hertogenbosch-Zwaluwe wordt opgeheven.
) Marjan Vonk 3de klas heeft kale houten banken. Ten behoeve van de reizigers die met de trein naar Hoek van Holland reizen, geeft de stationsklok de Greenwichtijd aan.
Het eerste station.
Architect: ir. S. van Ravensteyn, bouwjaar 1952.
Vier Bossche stations Het allereerste station van ’s-Hertogenbosch heeft die naam niet eens gekregen. Het was een houten barak met een paar ijzeren tafels en stoelen in de buurt van het oude fort Sint-Anthonie aan de Vughterdijk. Al snel verrijst een echt station, ter hoogte van het Emmaplein. De architect is K.H. van Brederode. In die tijd ligt dat station in de polder, zo’n 200 meter buiten de muren. ’s-Hertogenbosch is nog steeds een vestingstad. Gebouwen buiten de muren moeten in tijden van oorlog gemakkelijk verwijderd kunnen worden. Het station is een houten vakwerkbouw van één verdieping. Naast de voorzieningen als een plaatskaartenkantoor en wachtkamers, bevat het gebouw ook woningen voor de stationschef en de restauratiehouder. En er zijn enkele openbare ‘privaten’. De trein heeft geen toilet. Bij halteplaatsen stappen de passagiers even uit om op het station hun behoefte te doen. Het bekendste Bossche station is het tweede, dat in 1896 gebouwd is door Eduard Cuypers. Directe aanleiding voor de bouw is, dat de spoorlijn 50 meter naar het westen wordt verlegd in verband met een nieuwe hogere spoorbrug over de Dieze. De stad is inmiddels geen vesting meer. Er zijn niet langer beperkende bouwvoorschriften. In het nieuwe stadsdeel het Zand moet een nieuw station komen, met daarvoor een boulevard met bebouwing die aansluit op de stijl van het station: een monumentale entree van de stad. Het station van Cuypers, ‘één van de mooiste stations van het hele land’, heeft internationale allure. Een hoge hal met een granieten vloer en roodmarmeren zuilen. Wachtkamers met eikenhouten lambrisering, met kevers, vlinders en sprinkhanen beschilderde wanden, met grijs trijp beklede meubels en centrale verwarming. De damessalon is al even mooi, hier zijn de banken en stoelen met roze trijp bekleed. Deze luxe geldt overigens alleen voor de reizigers die 1ste of 2de klas reizen. De wachtkamer
In 1944 is het gebouw bij de bevrijding van de stad, onherstelbaar beschadigd. Een nieuw station volgt in 1952, gebouwd door Van Ravesteyn, architect in dienst van de NS. Het stadsbestuur is niet gelukkig met het ontwerp, zij willen een moderner stationsgebouw. Maar de Nederlandse Spoorwegen laten weinig keus. En ten slotte verrijst in 1998 het huidige station van Rob Steenhuis. Het nieuwe Paleiskwartier vraagt om een directe verbinding met het centrum voor voetgangers. Het station is gebouwd rond een brede
lichte passerelle die de stad met de nieuwe wijk verbindt. De oude perronoverkapping is gebleven, het plaatskaartenbureau is vervangen door een kaartjesautomaat, wachtkamers bestaan niet meer.
Ansichten collectie Nik de Vries, foto Studio Van Elten
KringNieuws september 2010, jaargang 36 nummer 5
13
J
Jeugdboschlogie: meer willen weten van Boschlogie staat alom bekend als een unieke opleiding voor iedereen, die geïnteresseerd is in de cultuurhistorie van ’s-Hertogenbosch. Daarnaast bestaan er cursussen Boschlogie voor enkele specifieke doelgroepen: voor raadsleden en ambtenaren (Rambo), voor inburgeraars (Inbo), en voor vrijwilligers van de Kring Vrienden van ’s-Hertogenbosch (Kringbo). Jeubo is de afkorting voor Jeugdboschlogie, de speciale cursus Boschlogie voor leerlingen van groep 8 van het basisonderwijs. Jeubo wordt aangeboden in het voorjaar, ná de Cito Eindtoets. Tussen begin maart en eind juni zwermen groepen kinderen uit over de oude binnenstad van ‘s-Hertogenbosch, op zoek naar historische feiten en weetjes van de stad.
Een middeleeuws toneelstuk bij de Gasthuispoort.
Hertog Hendrik I en Jeroen Bosch.
14
Woensdag 24 februari 2010 is de officiële openingsbijeenkomst in de Koningszaal van het Koning Willem I College (KWIC). Een bijzondere gast, hertog Hendrik I van Brabant, spreekt de bijna 160 leerlingen van groep 8 van zes basisscholen, hun ouders, leerkrachten en enkele stadsgidsen toe. Deze hertog was in 1185 de stichter van ’s-Hertogenbosch. De historisch geklede figuur ( John Vermulst) vertelt de aandachtig luisterende en muisstille kinderen over ontstaan en groei van de stad, de stadsverdediging, de bouw van de Sint-Jan en de rechten die de poirters (burgers) van de hertog toen kregen. Er worden ook verhalen verteld over typisch Bossche zaken, zoals het hennetje (in plaats van een haantje) op de Antoniuskapel en de legende over de Erwtenman van de Sint-Jan. Tussen de verhalen en presentaties door is er een quiz en zorgen leerlingen van het KWIC voor flitsende dansacts. Aan het slot van de bijeenkomst geeft de hertog iedere leerling van groep 8 een leren stuiver. Tijdens de cursus kunnen de kinderen vijf stuivers verdienen. “Daarmee kunnen ze aan het eind van de cursus het poirterschap kopen,” zegt Marijke van der Ven, een van de organisatoren van Jeubo. “Poorters waren in de Middeleeuwen burgers die een eed hadden afgelegd en door de hertogen van Brabant
KringNieuws september 2010, jaargang 36 nummer 5
opgenomen werden als Bossche burgers. Daar moesten ze zes stuivers voor betalen. Het poirterschap leverde bepaalde rechten op.” Leslokaal Elk jaar ontvangen alle groepen 8 in de gemeente ’s-Hertogenbosch een folder en een inschrijvingsformulier. Er kunnen steeds maximaal 160 leerlingen meedoen. Deelnemende scholen schrijven zich in, omdat hun leerlingen graag wat meer willen weten van de cultuurgeschiedenis van de stad waarin ze wonen. Vooraf krijgen de scholen geen inhoudelijke informatie, anders belast je de leerkracht te veel en is het verrassingselement kleiner. De leerlingen krijgen geen les vanuit een leslokaal, maar gaan daadwerkelijk op stap. Op het programma staan vijf Historische Avonturen: ontstaan en groei van de stad, stadsverdediging, bestuur, armen- en ziekenzorg en de BAM (Bouwhistorie, Archeologie en Monumenten). Deze spelen zich allemaal af in de stad: de historische binnenstad vormt als het ware het leslokaal. Op dinsdag- en donderdagochtenden gaan de kinderen al wandelend, speurend, discussiërend, varend, klimmend en opdrachten uitvoerend op zoek naar historische weetjes. “Het is de bedoeling dat de kinderen zien waar het over gaat, steeds met
spelvormen en beeldende materialen. Daardoor leeft de stad meer voor hen. Door de kinderen raken de ouders ook geïnteresseerd, het maakt de geschiedenis levend.” Vijf Historische Avonturen Tijdens Avontuur 1 komt de ontstaansgeschiedenis van de stad aan bod en spelen de drie eerste, voormalige stadspoorten een belangrijke rol. Bij elke stadspoort staat een stadsgids in middeleeuwse kledij. Met een grote, gietijzeren sleutel. Die leest een proclamatie voor,
je eigen stad Ed Hupkens
Archeoloog Dick van de Vrie geeft uitleg.
Toekomstige Boschlogen.
hoe het vroeger ging. Bij iedere poort is een opdracht voor de kinderen, met aanschouwelijk materiaal. Zo worden de kinderen bij de Leuvense Poort aan de Hinthamerstraat (ook wel Gevangenpoort genoemd) in hun spel betrokken met originele straffen (kwaai wievenstraf, schandpaal). Daarna loopt de groep met ouders en leerkrachten naar de Brusselse Poort (Orthenstraat) of de Antwerpense Poort (Vughterstraat) voor een nieuwe opdracht. Avontuur 2 gaat over de verdediging van de stad. Gestart wordt op Bastion Oranje. De leerlingen maken een vaartocht over de Binnendieze en krijgen uitleg over de vestingwerken. Tevens staat een bezoek aan het Bastionder op het lesprogramma. Daarna maken ze een wandeling met fotospeurtocht, onder leiding van een stadsgids. Ze krijgen uitleg over bastions, rondelen en de vier stadskazernes uit 1744. Avontuur 3 gaat in op het bestuur van de stad, zowel wereldlijk als geestelijk. De kinderen brengen onder begeleiding van gespecialiseerde objectgidsen een bezoek aan het Stadhuis en de Sint-Jan. Avontuur 4 behandelt de armen- en ziekenzorg. De les begint met een middeleeuws toneelstuk bij de voormalige toegangspoort van het Groot Ziekengasthuis aan de Gasthuisstraat. Daarna maken de kinderen onder leiding van stadsgidsen een
rondgang langs plekken, die in het verleden een rol hebben gespeeld in de Bossche armen- en ziekenzorg. Onder meer het Gereformeerd Burgerweeshuis, het Geefhuis, Reinier van Arkel en de Cameren worden bezocht. Avontuur 5 vindt plaats in het gebouw van de BAM, waarbij drie zaken behandeld worden. Het gebouw zelf wordt via een rondleiding verkend. Daarna krijgen de kinderen uitleg over wat een archeoloog zoal doet. Tenslotte mogen ze in het laboratorium proberen om uit gevonden scherven, serviesgoed samen te stellen.
Na afloop van elke avonturenles krijgen de kinderen nog schriftelijke informatie mee. Aan hun leerkracht is het of daar nog iets mee gedaan wordt op school. Afsluiting De afsluitende bijeenkomst is op maandag 7 juni; voor het eerst niet in de Statenzaal van het Noordbrabants Museum, maar in het Jheronimus Bosch Art Center. De kinderen krijgen eerst een film van Floris over Jeroen Bosch te zien. Vervolgens worden zij met een fotodetail van een schilderij door het hele gebouw gestuurd om te ontdekken van welk schilderij hun stukjes zijn. Wie de meeste stukjes gevonden heeft, krijgt een prijs. Hertog Hendrik I is ook hier weer aanwezig, hij neemt de met de Avonturen verdiende stuivers in ontvangst. In ruil daarvoor krijgen alle kinderen zijn Akte van Poirterschap: het bewijs van het burgerschap van de stad Den Bosch. Net als Boschlogie is Jeugdboschlogie opgezet door het Koning Willem I College, het Stadsarchief en de Kring Vrienden van ’s-Hertogenbosch. De Kring levert schippers, stads- en objectgidsen, boten en ondersteuning door het Kringhuis. Officieel bestaat Jeubo in deze vorm tien jaar. Dit jaar deden 154 leerlingen van groep 8 mee. Deelnemende basisscholen in 2010: Beekman, Jeroen Bosch, De Ontdekking, Mgr. Bekkers, Kameleon, ’t Boschveld. Organisatie Jeubo: Kok de Bekker, Nico Bosters, Jacques Glaudemans, Lieke Kil, Marijke van der Ven, Josje Vierhout en Antoine de Visser. Foto’s Ed Hupkens
KringNieuws september 2010, jaargang 36 nummer 5
15
S
Sint-Josephkerk – nu Orangerie – 150 ja
Sint Josephstraat na sloop Kweekschool 1982.
Sluiting van kerk en klooster Het besluit om kerk en klooster begin jaren ‘50 niet te verplaatsen uit de binnenstad, blijkt uitstel van executie. In 1970 verschijnt het rapport Kerkopbouw Binnenstad. Hierin wordt geadviseerd om de hele binnenstad en de wijk het Zand onder de parochie Binnenstad te laten vallen en op korte termijn twee parochiekerken (Sint-Pieter en Sint-Leonardus) te sluiten. Ook voor de Sint-Josephkerk is er geen toekomst meer omdat, volgens het rapport, “door haar ligging in de onmiddellijke omgeving van de Sint-Jan aan deze kerk geen reële functie kan worden toebedeeld”. De redemptoristen trachten sluiting te voorkomen door erop te wijzen “dat zij wel degelijk hun plaats zien in een pluriform aanbod van zielzorg in de binnenstad”. Vele Bosschenaren komen in verzet tegen dit plan waarbij er meer dan honderd schriftelijke bezwaren en duizend handtekeningen worden verzameld om zo het tij te keren. De bisschop neemt de adviezen uit het rapport echter over en in overleg met het bestuur van de Congregatie der redemptoristen wordt besloten kerk en klooster te sluiten. Op 25 juli 1971 wordt dit aan de kerkgangers meegedeeld. en nog geen maand later, op zondag 22 augustus vindt de laatste Eucharistieviering in de Sint-Josephkerk plaats. Verontruste Bosschenaren wordt de verzekering gegeven “dat als troost voor allen die onze kerk dierbaar zijn en voor hen die het gave neogotische interieur bewonderen een regeling getroffen zal worden om het kerkgebouw niet te slopen en het interieur ongeschonden te bewaren”. Drie dagen eerder, op 19 augustus heeft de gemeenteraad een voorstel van B&W goedgekeurd tot aankoop van grond en gebouwen voor de som van 500.000 gulden. Op 1 september wordt ook het klooster verlaten door de overgebleven negen paters en vijf broeders redemptoristen.
Voorgevel SintJosepherk/ Orangerie. Onder hen bevindt zich pater Lodders, die 43 jaar in ’s‑Hertogenbosch werkzaam is geweest en oprichter was van de Volksbibliotheek aan de Nieuwstraat, die enige jaren eerder is opgegaan in de Openbare Bibliotheek.
16
KringNieuws september 2010, jaargang 36 nummer 5
Een onzekere toekomst Het gemeentebestuur heeft snel en adequaat gehandeld, toen zij de kans kreeg om het kloostercomplex en de kerk aan de Sint Josephstraat aan hen te kopen, maar er zijn nog geen concrete plannen voor de bestemming van gebouwen en grond. Voor de duur van vijf jaar wordt met de bandenfabriek Michelin een overeenkomst gesloten om haar buitenlandse werknemers in het kloostergebouw te huisvesten in afwachting van een definitieve bestemming van het pand. In 1975 komt de gemeente met een studie Bestemmingsplan Hinthamerdriehoek, waarin staat dat de kerk gesloopt moet worden om de ontwikkeling van het achterliggende gebied mogelijk te maken. “De kerk is niet bijzonder fraai, het gebouw is inmiddels van binnen uitgekleed, het gebouw heeft hoge onderhoudskosten en de functiemogelijkheden zijn beperkt”, zo beargumenteert wethouder Wagemakers in die dagen. In de plannen van de gemeente moet ook het noviciaatsgebouw wijken, vanwege vermeende bouwvalligheid. Tevens maakt de gemeente bekend dat het gemeentearchief -dat nog Achter het Stadhuis gehuisvest is- onder te brengen in het klooster. Bij het afscheid van burgemeester Van de Ven in 1978 wordt de naam van het gebouw -dat dan inmiddels weer leeg staat- omgedoopt in het Burgemeester van de Venhuis. Op 30 juli 1979, acht jaar na het vertrek van de paters, slaat het Brabants Dagblad alarm. Onder de kop “Sint Josephkerk in de vernieling” bericht de krant over de slechte staat waarin het gebouw van binnen verkeert. De inventaris is grotendeels verdwenen te zijn. De
aar oud (1859-2009)(5 (slot)) Toine Janssen
Interieur Orangerie december 2007.
paters blijken te hebben bedongen dat ze de inventaris mee mochten nemen uit vrees dat een en ander op een verkeerde plaats terecht zou komen. Hierover was tegen de gemeenteraad niets verteld toen deze in 1971 tot koop overging. Lekkages aan het gebouw, veroorzaakt door diefstal van lood en zink aan het dak, hebben er voor gezorgd dat de gestukadoorde gewelven op verschillende plaatsen zijn weggerot door vochtschimmel, terwijl ook de muurschilderingen behoorlijk zijn aangetast. Het gebouw verkeert van binnen in een staat van stof, vuil en puin, zo bericht de krant. De verontwaardiging in de stad is groot. Hoe is het mogelijk dat in acht jaar tijd een gebouw dat “in prima staat was”, is verworden tot een bouwval, rijp voor de sloop, zo vraagt men zich af. De SOS-rommelmarkt die medio 1979 het pand betrekt, krijgt van de gemeente een zogenaamd ‘sloopcontract’ aangeboden, dat inhoudt dat men moet vertrekken op het moment dat de tijd van sloop zich aandient. De grote fracties in de gemeenteraad maken in de raadscommissie Openbare Werken bekend “geen toekomst te zien voor het kerkgebouw”. Naspeuring brengt aan het licht dat een deel van de inventaris van de kerk is ondergebracht in de H. Hartkerk en de H. Gerardus Majellakerk in Oss terwijl de banken naar een kerk in Duitsland zijn overgebracht. Ook met het kloostergebouw, dat bestemd is als nieuw onderkomen van het Stadsarchief, gaat het mis. In het leegstaande gebouw is sinds oktober 1981 het Inloophuis ondergebracht, maar in maart 1982 breekt er brand uit in het voorgebouw. De zolder en de tweede etage branden geheel uit. Ook het kerkgebouw wordt ernstig aangetast en loopt rook- en waterschade op. Twee jaar later, in 1984 moet de brandweer wederom uitrukken om een binnenbrand in het kerkgebouw te blussen. Het interieur is nu helmaal zwartgeblakerd. Een werkgroep, die zich in opdracht van de gemeente, bezighoudt met een mogelijke bestemming van de kerk bericht in 1983 dat de mogelijkheden om het gebouw een nieuwe functie te geven minimaal zijn. Restauratie van het gebouw wordt begroot op minimaal drie miljoen, terwijl er van het rijk geen subsidie te verwachten valt. Een jaar later, in 1984, gloort er weer hoop voor het kloostergebouw. De plannen om er het Stadsarchief in onder te brengen zijn van de baan, maar het gebouw zal casco worden opgeknapt, waarna de 55 huurders de ontstane wooneenheden zelf kunnen opknappen. Het aangrenzende noviciaat behoudt in deze plannen, zijn woonfunctie. De achterliggende tuin zal openbaar gemaakt worden.
Sint-Josephkerk verder als Orangerie Nadat het kerkgebouw in 1984 tot rijksmonument is verheven en sloopplannen definitief van de baan zijn, wordt het beheer van het gebouw door de gemeente overgedragen aan de Hendrik Hendrikstichting die zorgt voor een ‘casco-restauratie’. Aanvankelijk lijkt het erop dat deze stichting het Keramisch werkcentrum als nieuwe gebruiker heeft gevonden. Dit plan gaat niet door omdat hiervoor het gebouw in twee verdiepingen verdeeld moet worden waarbij het gotisch gewelf aangetast zou worden. Dit plan kan geen genade vinden in de ogen van Monumentenzorg. In september 1990 draagt de stichting het gebouw voor een gulden over aan ondernemer Jan-Karel Konings, die plannen heeft om in het kerkgebouw zijn bloemsierkunstbedrijf de Orangerie te vestigen.
Daarnaast is er in de plannen van deze ondernemer plaats voor horeca, kantoren en expositieruimte. Het zwaar aangetaste interieur zal worden geconserveerd en opgeknapt en de kerk krijgt nieuwe zwart marmeren tegels met vloerverwarming. De ruimtelijke beleving van het kerkgebouw blijft daarbij intact. De kosten hiervan zijn geraamd op zo’n een miljoen gulden. Op 5 september 1991 herrijst de SintJosephkerk als Orangerie, als een feniks uit zijn as, als deze haar deuren officieel opent onder grote belangstelling van de media. Interieur en exterieur
KringNieuws september 2010, jaargang 36 nummer 5
17
S H
Het Bossche Broek
Orangerie aan de achterkant.
van het gebouw zijn sober gerestaureerd. De nieuwe bestemming betekent een doorbraak in de herbestemming van kerken. Geen sloop, verbouwing tot tapijtenhal of het opdelen van de ruimte in wooneenheden, maar een herbestemming waarbij de beleving van het kerkgebouw in tact is gebleven. Hoewel velen hun goedkeuring geven aan de herbestemming van de Sint-Josephkerk en blij zijn dat dit gebouw, als weerspiegeling van het katholieke verleden van de stad, behouden is gebleven, zijn er ook die er minder gelukkig mee zijn. Het bisdom is van mening dat de Orangerie “een pijnlijk voorbeeld is van een verkeerde afloop van herbestemming”. Liever had het bisdom gezien dat het gebouw was afgebroken , nadat het aan de kerkelijke eredienst was onttrokken. Theo Hoogbergen verwoordde het eens zo: “Kerkgebouwen horen tot het cultureel erfgoed van onze stad. Opgebouwd met geld van onze gelovige voorouders, vertegenwoordigen ze een grote historische en emotionele waarde die hoger reikt dan de visie van het bisdom. Kerkgebouwen rijzen immers boven de huizen uit en houden ons daarmee een hoger doel voor ogen. Ook historisch gezien zijn kerken altijd meer geweest dan alleen gebouwen voor liturgieviering. Het zijn plaatsen van inspiratie, ontmoeting, rechtspraak, begraven, toneel en muziek. In en rond een kerk hebben zich altijd sociale functies vermengd. De vele evenementen die er nu plaats vinden, versterken de sacrale sfeer van het gebouw, waarbij velen zich geraakt weten.” Bronnen: Geschiedenis van het bisdom ’s-Hertogenbosch deel IV L. Schutjes Sint Michielsgestel 1873; Naar Gothieken Kunstzin, museumcatalogus 1979 en (H. Rosenberg: 19e eeuwse kerkelijke bouwkunst in Nederland 1975). Dr. H. Mulders C.ss.R.: Bijdragen tot de Geschiedenis van de Nederlandse provincie der redemptoristen jrg. VII 1955: De vestiging van de redemptoristen in Den Bosch. CJ Gudde: Vier eeuwen Geschiedenis van het garnizoen ’s-Hertogenbosch, ’s-Hertogenbosch 1958. JP Magry: Bedevaartplaatsen in Nederland dl 2 NoordBrabant 1998. Joannes Zwijsen, bisschop Dr. J. Peijnenburg uitg. Stichting Zuidelijk Historisch Contact Tilburg 1996; Ottie Thiers: Devotie tot de OLVrouw van Altijd Durende Bijstand ; Brabants Dagblad: 12-7-2003 over woningbouwvereniging Eigen Bezit.. Th. Hoogbergen e.a.: De Muntel, een nieuw Land van belofte 2001. Van den Eerenbeemt: Den Bosch en de redemptoristen Boschboombladeren 1971. Website: Bossche Encyclopedie ; H. Pijfers e.a. : Memoriale 1996; Brabants Dagblad: 277-‘71;21-8-‘71; 23-8-’71; 3-8-’75; 3-9-’75; sept. 77; 14-3-’79; 30-7-’79; 2-8-’79; 22-11-’80 ; 23-10-’81; maart ’82; 4-8-’83; 21-8-’84; 20-1-’89; sept.’80; aug.’81; 7-9-’91; juli ’96. Bisdomblad jan. 2003; Volkskrant: 31-9-’91; Th. Hoogbergen: Bossche Omroep 24 -12-06. Foto’s Toine Janssen
18
KringNieuws september 2010, jaargang 36 nummer 5
In 2009 is het natuur- en recreatiegebied het Bossche Broek door Staatsbosbeheer in samenwerking met de Dienst Landelijk Gebied, waterschap de Dommel en de gemeente ’s-Hertogenbosch opnieuw ingericht. In het reconstructieplan is het Bossche Broek aangewezen als natte natuurparel. De doelstelling in deze gebieden is verdroging tegen te gaan en ze te vernatten. In de praktijk wil dit zeggen dat de waterhuishouding in het gebied moet worden aangepast. Bij de herinrichting heeft het Bossche Broek ook uiterlijk een flinke gedaanteverandering ondergaan. Nieuwe wandelpaden zijn aangelegd. Ook is er flink gesnoeid en gekapt in het groen. Enkele waterpartijen, met name bij de Zuiderplas langs de Sterrenbosweg, zijn vergroot, de strakke oevers zijn afgegraven om zich tot natuurvriendelijke oevers te kunnen ontwikkelen. Tevens is de bijzondere relatie met het vestingverleden van ’s-Hertogenbosch op een originele wijze zichtbaar gemaakt. Op 5 februari 2010 vond de officiële opening van het heringerichte gebied plaats. De waterhuishouding en het Segers-gemaal De belangrijkste veranderingen betreffen de waterhuishouding in het Bossche Broek. Die werd tot nu toe geregeld door een slotenstelsel dat het water afvoerde, zodat de grondwaterstand op een bepaald peil bleef. Door nu de grondwaterstand te verhogen kan weer het oorspronkelijke bloemrijke ‘schraalgrasland’ ontstaan, waarin zeldzaam geworden planten en bijbehorende dieren weer kunnen terugkeren. Daarvoor is het nodig dat er schoon, onbemest water binnenkomt. Het nieuwe Segersgemaal, langs de Dommel bij de A2, voert inmiddels al het vervuilde landbouwwater uit het gebied de Kloosterstraat rechtstreeks af naar de Dommel. Maar hoe komt er schoon water in het gebied? Natuurlijk door de regen die rechtstreeks in het gebied valt, maar vooral ook door kwelwater. Het Bossche Broek ligt ten opzichte van de directe omgeving enige meters lager. Maar ten opzichte van zuidoost NoordBrabant ruim 30 m lager. Het regenwater dat in het zuidoosten, op de zandige, doorlaatbare grond valt, stroomt ondergronds naar het noorden en komt in lagere gelegen gebieden zoals het Bossche Broek, als kwelwater weer aan het oppervlak. Omdat de bodem van het Bossche Broek grotendeels bedekt is met een kleilaag, kan het kwelwater niet overal zo maar naar boven komen. Wel komen hier en daar verspreid zandkoppen aan het oppervlak, die deel uitmaken van de lange strook van de dekzandrug die langs de noordelijke rand van Brabant loopt. Door die zandkoppen tussen de ondoorlaatbare klei wordt het kwelwater naar boven gedrukt.
k, natuurgebied en postmilitair landschap Charles Limonard
Plan van de perceelen en gedeelten van perceelen liggende binnen de Verboden Kringen van de vesting ‘s-Bosch met de forten St Antonie en Isabella.... [enz.] 1858. Bron: BHIC
Om het water vast te houden is een aantal sloten gedempt en zijn een paar kleine stuwen geplaatst. Regen- en kwelwater worden op die manier langzamer afgevoerd waardoor de grondwaterstand stijgt. De resterende sloten, zijn nu ‘natuurwater’ en hebben hun afvoerfunctie verloren. De randen van veel sloten zijn afgevlakt om een natuurlijke overgang van water naar land te verkrijgen. Natuur en recreatie Het zo dicht bij het stadscentrum gelegen Bossche Broek is van oudsher een ideaal recreatiegebied. In het reconstructieplan is sprake van een stedelijk uitloopgebied voor de inwoners van de stad. Maar soms zijn natuurbeheer en recreatie met elkaar in strijd. Om beide functies mogelijk te maken is nu onderscheid gemaakt tussen enerzijds het noordelijke deel (tegen de stad aan) met de Zuiderplas, en anderzijds het zuidoostelijke afgesloten ‘reservaatgedeelte’ inclusief de PTT-plas (bij het gemaal). Dit afgesloten deel herbergt bijzondere planten zoals moeraskartelblad en wateraardbei. Dit deel is alleen toegankelijk tijdens excursies. Het noordelijke deel is toegankelijker geworden door de aanleg van nieuwe wandelpaden. Dat is tevens de meest in het oog springende verandering. Verder is er voorzien in een ‘struingebied’ zonder paden (west van de Zuiderstrandweg), waar overal mag worden gewandeld.
Cultuurhistorie. Een postmilitair landschap Vanaf de stichting van de stad was ‘s-Hertogenbosch al omringd door laaggelegen moerassige gronden die regelmatig onder water stonden. In de loop der tijd heeft de vesting ‘s-Hertogenbosch, als moerasdraak, steeds weer voor haar verdediging gebruik gemaakt van dat water als weermiddel. Deze moerasgronden vormden zo een natuurlijk verdedigingssysteem. Als gevolg van de eerste stadsuitbreiding in de 14de eeuw vormen de zuidelijke stadsmuren de harde noordgrens van het Bossche Broek. Vanaf die tijd is er sprake van een hechte relatie tussen de stadsverdediging en dit laaggelegen moerasgebied. Oftewel een relatie tussen cultuur en natuur. Die relatie wordt nog eens versterkt door de bijzondere muurvegetatie op de stadsmuren. Verdedigen doe je niet alleen met water, want de niet onder water staande delen van het gebied moesten met vuur (geschut) worden bestreken. Het Bossche Broek was dan ook het voormalige schootsveld van het zuidelijk deel van de vesting. Daarom is het gebied niet alleen van belang als natuur- en recreatiegebied maar ook cultuurhistorisch omdat het het voormalige schootsveld vormde van de forten Isabella en SintAnthonie en van de bastions Vught en Oranje. De plaatsen waar natuur en cultuur elkaar raken zijn zo bijzondere plekken geworden. Men spreekt van een verweven gebied. Om de wandelaars ervan bewust te maken dat zij in dat voormalige schootsveld van de zuidelijke vestingrand lopen, heeft Staatsbosbeheer de militaire geschiedenis van het Bossche Broek op een speciale manier zichtbaar gemaakt, door langs een aantal wandelpaden de begrenzingen van de zogenaamde Verboden Kringen te markeren, en op de respectievelijke kringafstanden van 300, 600 en 1000 meter, roestvrij stalen paaltjes met de volgende teksten aan te brengen: Verboden Kring. Bastion Oranje 1000 m, Bastion Vught 600 m, fort Anthonie 300 m en fort Isabella 600 m (zie afb.). Het is vanzelfsprekend dat de vroegere schootsvelden vrij moesten zijn van obstakels, zoals bouwwerken, bomen en struiken. Vanwege de militaire en strategische betekenis voor de stad is het Bossche Broek daarom zo goed als onaangetast gebleven. Verboden Kringen Een vrij schootsveld is van essentieel belang voor de taakuitoefening van een verdedigingswerk. Om dit te kunnen afdwingen zijn in de loop der tijden diverse wettelijke bepalingen van kracht geweest. Zo namen de Staten van Holland al in de 18de eeuw maatregelen om ervoor te zorgen dat het terrein rondom de verdedigingswerken open was en bleef.
KringNieuws september 2010, jaargang 36 nummer 5
19
H
In 1810 werd een Franse wet uit 1791 van toepassing op de Nederlandse forten: bouwen binnen een straal van 500 m werd aan strenge regels gebonden. In 1814 werd een voorloper van de Kringenwet uitgevaardigd: “houdende bepalingen omtrent de militaire ’s lands gronden en gebouwen; en het bouwen en aanleggen van woningen, tuinen en boomgaarden en andere gestichten in den omtrek van vestingen, sterkten, posten en linien van Defensie”. Artikel 9 bepaalde dat alle bouwsels binnen een afstand van 300 roeden van alle plaatsen die de afgelopen vijftig jaar als verdedigingswerk hadden gediend, in geval van nood onmiddellijk konden worden platgebrand of afgebroken, zonder dat daar een vergoeding voor eigenaren tegenover stond.
Binnen deze cirkels golden strenge bouwvoorschriften. Binnen de kleinste kring mocht alleen met hout worden gebouwd en dan nog uitsluitend met toestemming van de minister van Oorlog. In de middelste kring was het toegestaan “gebouwen en getimmerten te plaatsen, waarvan de dekking naar verkiezing kan worden gemaakt en welke gebouwen en getimmerten van steenen voeten niet hooger dan vijf palm (50 centimeter) boven den beganen grond, en van gemetselde stookplaatsen en schoorstenen zullen mogen worden voorzien zijn, maar voor het overige uit verbrandbare stoffen zijn samengesteld”. Hiertoe moest men wel de Eerstaanwezend Ingenieur der Genie informeren, van het rayon waarin het verdedigingswerk lag. In de buitenste kring waren in principe alle
bouwmaterialen geoorloofd, maar in geval van “afkondiging van den staat van oorlog”, maar ook bij mobilisatie konden op last van de militaire bevelhebber alle aanwezige gebouwen, bomen en andere obstakels zonder enige vorm van proces worden geruimd. Gedupeerden ontvingen wel een schadevergoeding. De Kringenwet van 1853 is nooit gewijzigd; in 1951 werd de wet opgeschort en pas in 1963 officieel ingetrokken. De 110 jaar oude Kringenwet heeft dan ook een enorme invloed gehad op de ruimtelijke ordening van het landschap. Op veel plaatsen in de Nieuwe Hollandse Waterlinie herinneren de talrijke houten huizen nog aan de Verboden Kringen, bijvoorbeeld rond de vestingen Naarden en Weesp.
In 1853 werd uiteindelijk de feitelijke Kringenwet ingevoerd: “houdende bepalingen betrekkelijk het bouwen, planten en het maken van andere werken binnen zekere afstand van Vestingwerken van den Staat”.1 Op grond van deze wet waren voortaan rond alle belangrijke forten zogenaamde ‘Verboden Kringen’ van kracht. Rondom de buitengrenzen van ieder vestingwerk lagen drie denkbeeldige kringen: een kleine kring op 300 meter van het werk, een tweede of ‘middelbare’ op 600 meter en de grote op 1000 meter.
20
KringNieuws september 2010, jaargang 36 nummer 5
Ten slotte Wilt u genieten van de natuur en tegelijkertijd cultuurhistorie opsnuiven, ga dan wandelen in het postmilitaire landschap van het Bossche Broek. Ga op zoek naar de metalen palen met de Verboden Kringen en probeer ze alle tien te vinden. Bronnen. - Inrichtingsplan Bossche Broek Noord. Bossche Broek herleeft. (Dienst landelijk Gebied) - De (voorloper van) de Kringenwet van 1814 - De Kringenwet van 1853 - BHIC (Citadel). Kaart met Verboden Kringen Foto’s Charles Limonard
O
‘O kom er eens kijken…’ Sint-Nicolaas De heilige Nicolaas van Myra mag dan eeuwen dood zijn, Sinterklaas is springlevend, althans zolang we hem in ere houden. Nu de dagen weer korten komt het feest, dat ter ere van deze populaire heilige wordt gevierd met rasse schreden naderbij. In deze bijdrage leest u hoe Sint-Nicolaas in de loop der tijden zijn sporen heeft nagelaten in ’s-Hertogenbosch en hoe zijn feest hier werd en wordt gevierd.
Insigne met Sint-Nicolaasafbeelding van het Kramersgilde uit 1726.
Sint-Nicolaas en de reformatie.
Verbreiding van populariteit in West-Europa Omstreeks het jaar 1000 maken de Lage Landen kennis met Sint-Nicolaas, als op het Valkhof in Nijmegen de eerste kapel te zijner ere wordt opgericht in opdracht van de Byzantijnse prinses Theofanou, die in 972 getrouwd was met Otto II, keizer van het Duitse Rijk. In het Byzantijnse Rijk had de verering van Sint-Nicolaas al een hoge vlucht genomen. De prinses stimuleerde de verspreiding van de verering van Nicolaas door in verschillende plaatsen langs de Rijn kerken te laten bouwen die gewijd waren aan de heilige Nicolaas. Als in 1087 het gebeente van de heilige wordt geroofd uit zijn graf in Myra door Italiaanse zeevaarders om het uit handen van oprukkende moslims te houden en naar het Italiaanse Bari wordt overgebracht, groeit de populariteit van Sint-Nicolaas ook in West-Europa. Dit werd nog versterkt door het verschijnen van de Legenda Aurea (Gouden Legenden), waarin de Italiaanse dominicaan Jacobus de Voragine de levens van de bekendste heiligen op schrift zette. De verhalen uit dit boek vormden vanaf die tijd de basis voor de heiligenverering over heel Europa. In dit boek wordt ook ruim aandacht geschonken aan de wonderen en legendes die door Sint-Nicolaas zouden zijn verricht. Een van de legendes die een beslissende rol hebben gespeeld in de populariteit van Sint- Nicolaas handelt over drie vermoorde jongens, waarin de heilige als beschermer van de jeugd naar voren komt. Het
Toine Janssen andere verhaal gaat over drie arme meisjes die hem bekendheid gaven als gulle gever en beschermer van de jeugd. In de iconografie is Sint-Nicolaas dan ook altijd herkenbaar als bisschop die als attribuut drie gouden ballen (appeltjes van oranje) draagt of als bisschop met drie jongens in een tobbe aan zijn voeten. Sint-Nicolaas en ’s-Hertogenbosch in de Middeleeuwen In 1274 komen we de naam van Sint-Nicolaas voor het eerst in ’s-Hertogenbosch tegen. Van de vier altaren in de Sint-Jan is er één toegewijd aan Sint-Nicolaas waaraan een priester was verbonden, die onderhouden werd uit een fonds en die verplicht was dit altaar te bedienen. In datzelfde jaar wordt op het begijnhof, gelegen op de plaats van de huidige Parade, een kerk met een eigen priester en een eigen kerkhof gewijd aan Sint-Nicolaas. Het kerkgebouw bleef tot 1629 in gebruik, maar stortte in 1696 vanwege bouwvalligheid in elkaar. De fundamenten van deze kerk zijn nog onder het maaiveld van de Parade terug te vinden. Het Bossche kramersgilde had Sint-Nicolaas als zijn patroon. In de buitenste zuidelijke koorbeuk van de Sint-Jan had dit gilde een gildealtaar dat was gewijd aan Sint-Nicolaas. Omdat zich in deze beuk alleen het altaar van het kramersgilde bevond, werd dit gedeelte van de kerk het ‘Sint-Nicolaaskoor’ genoemd. Tegen een van de pijlers in dit koor bevindt zich nog een 15de-eeuwse muurschildering, waarop een bisschop is afgebeeld die in de ene hand een brandend huis en in de andere een brandhaak draagt. Hoewel een associatie met Sint-Nicolaas voor de hand ligt, zijn er ernstige twijfels of we hier te maken hebben met een afbeelding van Sint-Nicolaas, omdat deze nooit met deze attributen wordt afgebeeld.
KringNieuws september 2010, jaargang 36 nummer 5
21
O
In de Middeleeuwen werd op zes december ‘Sunter Claes dach’ gevierd. Het was een verplichte feestdag, waarop niet werd gewerkt. Men ging naar de kerk en nam deel aan de feestelijkheden ter ere van SintNicolaas. De armen kregen na de hoogmis brood en geld. In ’s-Hertogenbosch werd op die dag één van de twee jaarmarkten gehouden, de Sint-Nicolaasmarkt. Naast de vele kramen voerde men toneelstukken op voor de burgerij. In de 16de eeuw was het gebruikelijk dat scholieren hun eigen kinderbisschop kozen, die in optocht naar de Sint-Jan werd geleid. Het gildehuis van het kramersgilde stond naast het toenmalige stadhuis aan de Markt en droeg de naam Sinter Claes. In 1599 kocht de stadsregering dit pand en voegde het bij het stadhuis. Ook het gilde van de Bossche vleeshouwers had SintNicolaas als patroonheilige. Quirinus van Amelsfoort schilderde in 1789 voor dit gilde een levensgroot schilderstuk waarop de heilige in vol ornaat is afgebeeld te midden van rundvee en de tobbe met de drie vermoorde jongetjes. Negen jaar later, in 1798, werden de gildes door de Municipaliteit van de stad, in opdracht van de Bataafse republiek, officieel opgeheven. Nadat in 1810 het Vleeshuis aan de Pensmarkt door het gilde aan de stad was overgedaan, belandde het grote schilderij bij de herentrap in het stadhuis. Sint-Nicolaas en de Reformatie De Reformatie maakte een einde aan de heiligenverering zoals die in de Middeleeuwen gegroeid was. Ook Sint-Nicolaas ontkwam daar niet aan. Alle openbare verering van de heilige werd verboden. SintNicolaas verloor zijn religieuze betekenis, maar behield zijn naam van heimelijke geschenkenbrenger. In huiselijke kring, waar de gereformeerde dominees geen invloed hadden en ze tevergeefs tegen te hoop liepen, vierde men het feest van Sint-Nicolaas door elkaar geschenken te geven, banket en suikergoed te eten en koeken te bakken met een afbeelding van de heilige. Aan het eind van de 18de eeuw kreeg Sint-Nicolaas het opnieuw zwaar te verduren. In de geest van de Verlichting mochten aan kinderen geen onwaarheden worden verteld. Cadeautjes mochten wel uit naam van de heilige gegeven worden, maar men vond dat men de jeugd niet mocht wijsmaken, dat de heilige nog zelf zijn ronde deed. Sint-Nicolaas wordt Sinterklaas In de 19de eeuw groeit de populariteit van het Sinterklaasfeest. De legendes over Sint-Nicolaas raken vermengd met oude Germaanse volksverhalen en winterfeesten. Het Sinterklaasfeest wordt onder brede lagen van de bevolking gevierd en behoort voortaan tot
22
KringNieuws september 2010, jaargang 36 nummer 5
de Nederlandse folklore. Op volks- of kinderprenten die gewijd zijn aan Sint-Nicolaas, wordt deze uitgebeeld als bisschop te paard - een vanzelfsprekend vervoermiddel in die tijd - die kinderen bezoekt en hen beloont met cadeautjes. Rond 1850 maakt de Amsterdamse onderwijzer Jan Schenkman een versjesboek met gekleurde afbeeldingen met de titel Sint-Nicolaas met zijn knecht. De beginregels van dit vers kent iedere Nederlander uit zijn hoofd: ‘Zie ginds komt de stoomboot…’. Begrippen als Spanje en stoomboot worden moeiteloos aan het verhaal van de Sint toegevoegd. Dat de Sint ook over een knecht beschikt – die dan nog niet Zwarte Piet wordt genoemd- is ook een vondst van Schenkman. Deze knecht is een prima alter ego van de goede Sint die hem behulpzaam is bij het vele werk dat hem wacht. Omdat er lange tijd geen beeldidee was van hoe de knecht van Sint-Nicolaas er uitzag, varieerde zijn kleding van een duivel of schoorsteenveger tot Moorse page met de bekende pofbroek met muts en veer. Zelfs na de Tweede Wereldoorlog liepen er bij de intocht in ’s-Hertogenbosch zwarte knechten mee, die de kinderen angst in moesten boezemen door boe-roepend langs het publiek te trekken, waarbij zij rammelden met kettingen. In het prentenboek Sint-Nicolaas reis door Nederland uit 1876 zien we hem vergezeld van zijn ‘Moorse’ knecht in ’s-Hertogenbosch. Het raam kijkt uit op de Sint-Jan. De onbekende tekenaar heeft voor deze afbeelding van de kathedraal een bestaande prent van Tollenaar uit 1841 gebruikt en die in spiegelbeeld weergegeven. Familiefeest In de 19de eeuw is de viering van het Sinterklaasfeest vooral een familiefeest. Weken voor het 5 december werd, mochten de kinderen hun schoen zetten die gevuld werd met een wortel voor het paard. In ruil daarvoor ontving men van de Sint een suiker- of chocoladebeestje, borstplaatjes of een taai-taaipopje. Voor de kleintjes ‘reed Suntere Kloas’ op 6 december op een mooie wit gedekte tafel, waarop de cadeautjes en andere lekkernijen waren uitgestald. Bij welgestelde families bracht Sinterklaas met zijn gevolg een bezoek aan huis in levenden lijve. Er werden Sinterklaasliedjes gezongen en na een toespraak van de Goedheiligman moesten de kinderen vervolgens om de beurt op hun knieën voor de Sint gaan zitten. Na vermanend toegesproken te zijn en aangespoord tot grotere deugdzaamheid, ontving elk kind uit handen van Sint-Nicolaas een geschenk.
Feest voor rijk en arm Aan het eind van de 19de eeuw wordt het SintNicolaasfeest niet alleen meer in familiekring gevierd, maar treedt de Sint meer en meer in de openbaarheid. Sint- Nicolaas bezoekt scholen en ziekenhuizen, zoals het Grootziekengasthuis. De viering van het Sinterklaasfeest brengt de tegenstelling arm en rijk schrijnend aan het licht. De Elisabeth- en Vincentiusvereniging in de stad organiseert voor kinderen wier ouders het minder breed hadden, speciale Sinterklaasfeesten. In de Provinciale Noordbrabantse en ‘s-Hertogenbossche Courant worden regelmatig berichten over donaties en opbrengsten voor dit doel gepubliceerd.
Beeld van SintNicolaas in de Sint-Jan (H. van der Geld, 1895).
Middenstand stimuleert het Sinterklaasfeest Ook voor de commercie is het Sinterklaasfeest aantrekkelijk. In de weken voorafgaand aan het feest staan de kranten vol met advertenties waarbij de middenstand van de stad haar mooi versierde Sinterklaasetalages aanprijst bij de bevolking. Voor de anonieme bezorging van de cadeautjes wordt de post ingeschakeld. Het postkantoor is in de decembermaand zelfs speciaal voor het SintNicolaasfeest langer open om pakjes te kunnen brengen, die namens de Sint aan huis worden bezorgd. Nog mooier is het, als Sint-Nicolaas zelf de pakjes aan huis bezorgt. Banketbakker Lambermont adverteert met: ‘Alle bestellingen boven een gulden worden donderdag gratis thuisbezorgd door Sint-Nicolaas en zijn knecht. Komt naar onze zaak waar de Sint van 3 tot 5 uur zal vertoeven’. De Verenigde Vishandel van Hartman in de Minderbroederstraat had bedacht: ‘Sint-Nicolaas komt zelf des avonds tussen 8 en 9 uur bij mij in de winkel en doet zijn inslag van gerookte paling en diverse gerookte zalmsoorten, welke speciaal voor Sint-Nicolaas zijn ingepakt.’ Ook de Sint-Nicolaasmarkt wordt in ere hersteld, al zal deze markt na de oorlog weer langzaam verdwijnen. De sociëteit Casino adverteert met de aankondiging van een Sint-Nicolaasbal op zondag 3 december 1911 in de grote zaal van het Casino aan de Papenhulst waarbij ‘een reuzenklomp zal worden uitgezet en Sint-Nicolaas het Casino per statiekaros zal bezoeken’. Openbare viering van het Sinterklaasfeest In het zuiden worden aan het eind van de 19de eeuw voor het eerst intochten georganiseerd om geld en goederen te verzamelen voor de benodigde geschenken voor speciale Sinterklaasfeesten ten bate van de armen. Waarschijnlijk heeft de rooms katholieke traditie, die Sint-Nicolaas altijd al hoog in het vaandel droeg, bijgedragen aan de popularisering van de heilige. In
Bergen op Zoom en Venray worden in 1888 de eerste officiële Sint-Nicolaasintochten gehouden, gevolgd door Breda in 1900 en Tilburg in 1901. Voor zover valt na te gaan, organiseert de Vereeniging Koninginnedag op zondag 29 november 1909 de eerste officiële intocht van SintNicolaas in ’s-Hertogenbosch. Bijna alle elementen die we na een eeuw nog terugzien bij de intocht, zijn dan al herkenbaar. Alleen is er nog geen sprake van een officiële ontvangst van Sint-Nicolaas door de burgemeester. Opmerkelijk is de gulheid van geschenken, die de Bossche jeugd ten deel valt bij zijn intocht. In 1910 slaat men de intocht een jaartje over, maar in 1911 organiseert de Sint-Nicolaasvereeniging, waar de R.K. Middenstandsorganisatie achter schuil gaat, een officiële Intocht. Als extraatje dat jaar ontvangen alle kinderen een kaartje voor een voorstelling in de Chicago Bioscoop aan de Markt. Ondanks het enthousiasme en de uitstekende organisatie waarmee Sinterklaas in die jaren in ’s-Hertogenbosch ontvangen wordt, duurt het maar liefst 25 jaar, voordat de Sint de stad weer officieel zal aandoen met zijn stoomboot. Terwijl het naburige Vught in de twintiger jaren Sinterklaas ontvangt op de Vughtse hei, waar hij per vliegtuig landt, laat Sinterklaas in ’s-Hertogenbosch in die jaren verstek gaan. Pas op 29 november 1936 organiseert het Comité Sint-Nicolaasintocht 1936, waar vertegenwoordigers van de R.K. Middenstandsvereniging en de R.K. Winkeliersvereniging zitting in hebben, weer een ‘Plechtige Intocht van Sint-Nicolaas’ in de stad, waar deze met veel enthousiasme wordt onthaald, op bijna dezelfde wijze als 25 jaar eerder. Burgemeester Van Lanschot waardeert dit initiatief van de middenstand en ontvangt de Sint persoonlijk op het stadhuis. Een jaar later organiseert dit comité wederom een intocht, nu is samenwerking met de Sint-Vincentiusvereniging, die de intocht gebruikt om te collecteren voor de armen van de stad, waardoor de intocht naast een commerciële ook een ideële doelstelling krijgt. In 1938 wordt door de leden van het comité het ‘SintNicolaascomité ’s-Hertogenbosch’ opgericht, die onafhankelijk opereert en die vanaf dat jaar van de intocht een traditie weet te maken. Op 26 november 1939, de oorlog tussen de Europese mogendheden is dan al begonnen, maakt Sinterklaas wederom zijn opwachting in ’s-Hertogenbosch. De weersomstandigheden zijn zo slecht dat vanaf het stadhuis de witte vlag gehesen is, ten teken dat de intocht is afgeblazen. Toch arriveert de stoomboot met de Sint aan de kade, die daar zijn paard achterlaat
KringNieuws september 2010, jaargang 36 nummer 5
23
O K
Korte berichten Luisterroute door Vught
Van oudsher gaan Bosschenaren graag naar Vught. De IJzeren Man had en heeft een grote aantrekkingskracht als zwem- en recreatieplas. Daarnaast gingen Bosschenaren uit in Vughtse clubs. In het verleden lieten gefortuneerde Bosschenaren in Vught grote landgoederen inrichten om zo ‘buiten’ te kunnen wonen. Een zwarte bladzijde in de Vughtse geschiedenis was de oprichting van het Konzentrationslager Herzogenbusch. Daar werden door de Duitsers gestraften en joodse burgers vastgezet, soms in afwachting van hun berechting, soms van hun verdere vervoer naar het oosten, waar hun ellende en dood wachtten.
Middeleeuwse muurschildering van (waarschijnlijk) Sint-Brandaan in het SintNicolaaskoor van de de SintJanskathedraal.
en zich per auto naar het stadhuis begeeft, waar hij erachter komt dat er bijna niemand ter begroeting aanwezig is. Zo is deze trieste ontvangst onbewust een voorbode van vijf donkere jaren, waarbij er geen intochten plaats vinden. Door de bezetter worden er in die jaren tevergeefs pogingen ondernomen om de secretaris van het SintNicolaascomité over te halen om een Sinterklaasintocht te organiseren ten bate van Winterhulp. Het Sint-Nicolaascomité doorstaat de oorlogstijd en blijkt levensvatbaar, zodat op 24 november 1945 de stoomboot met Sinterklaas al weer aanmeert bij de aanlegsteiger van rederij Schuijt aan de Zuid-Willemsvaart, enthousiast begroet door duizenden kinderen. Burgemeester Loeff legt de Sint uit dat er veel huizen en dus ook veel schoorstenen bij de bevrijding gesneuveld zijn, zodat nu drie of meer gezinnen het met één schoorsteen moeten doen. Hij vraagt aan Sinterklaas om er toch vooral op toe te zien dat geen enkel kind vergeten wordt. Sindsdien bezoekt de Sint ’s-Hertogenbosch trouw – dit jaar al weer voor de 72ste keer - en laat hij vele kinderhartjes sneller kloppen bij de jaarlijks intocht van de Goedheiligman in de Bossche binnenstad. Bronnen en Literatuur : Wel en wee van het Sint-Nicolaascomité te ’s-Hertogenbosch 1936 – 1951 ; Provinciaal Noordbrabantse en ’s-Hertogenbossche Courant ; De Optocht van de blijdschap,Jetta de Ruiter in de Bossche Omroep, november 2007 ; Jan Mosmans: De Sint Janskerk te ’s-Hertogenbosch; Eugenie Boer en John Helsloot: het Sinterklaasboek; Marie-Jose Wouters: Sinterklaas Lexicon; PJ van de Heijden (red.) Bossche Bouwstenen VI; P. Kuijer: ’s-Hertogenbosch, stad in het hertogdom Brabant ; A. Vos ( red.); ’s-Hertogenbosch, de geschiedenis van een Brabantse stad; Mr. JMA Hoex in Bossche Bouwstenen III; E. Boer en J. Helsloot: het Sinterklaasboek; Paul Spapens: Sinterklaas is jarig; Frits Booy: Op zoek naar Zwarte Piet ; JAM Roelands: Zo was Den Bosch; Carel Teulings: Jeugd in een oude stad. Foto’s: Noordbrabants Museum ’s-Hertogenbosch, Toine Janssen
24
Redactie
KringNieuws september 2010, jaargang 36 nummer 5
Al vele jaren is het restant van het kamp ingericht als monument. Samen met het monument op de Vughtse Hei voor de gevangenen die door de Duitsers vermoord zijn vormt dit een levende herinnering aan de Tweede Wereldoorlog. Nu is er een speciale luisterroute aan toegevoegd. Deze luisterroute verbindt Nationaal Monument Kamp Vught met het Vughts Historisch Museum tijdens de dubbel-expositie Zichtbare herinneringen (tot en met 9 januari 2011). Uitvergrote historische foto’s staan vaak precies op de plek waar ze in de oorlog werden gemaakt, met ieder hun eigen verhaal van vervolging en terreur, van hulp en wegkijken. Met een mp3-speler hoort u verhalen over de oorlog in Vught, afgewisseld met muziek van de cd Wie. Start en einde zijn mogelijk in beide musea. De route is gratis te downloaden via www.nmkv.nl. Ook kunt u een mp3-speler lenen bij de musea (borg € 10; route kaart € 2; gratis hoofdtelefoon). Voor meer informatie: bel (073) 656 67 64, Nationaal Monument Kamp Vught.
Parade 1920
M. Rits
Bij het lezen van het artikel over de Parade in KringNieuws van juli 2010 dacht ik: “Ja, zo heb ik die nog gekend!” Wij, familie Rits-Goulmy, kwamen in 1933 op de Parade (Weerstraat) wonen. Ook de paardenstallen waren toen een vertrouwd beeld…en af en toe brak er een paard los en galoppeerde over de Parade. Dat was gauw afgelopen toen men het Casino ging bouwen!
Reactie op de Bossche Tuinenwandeling
Ton Vogel, secretaris werkgroep ‘Kerken en Kloosters’
In het julinummer van het KringNieuws staat een artikel over de ‘Bossche tuinenwandeling’ In dat verslag staat naar mijn mening een onjuiste weergave van de werkelijkheid in de zin: ‘In de Sint Jorisstraat (nummer 72) stond in het verre verleden het klooster van de Broeders van het Gemene Leven’. Alle mogelijke bronnen heb ik geraadpleegd om deze bewering te kunnen verifiëren. Mijn conclusie is echter dat de Broeders van het Gemene Leven nooit in de Sint Jorisstraat een klooster hebben gehad. In 1424 stichtten ze hun gemeenschap achter de gevel van een pand in de Hinthamerstraat (nu nummer164, oostelijk van de Schildersstraat). Het complex bestond uit het Arme en Rijke Fraterhuis en de kloosterkapel, toegewijd aan de patroon van het huis, Gregorius de Grote. En inderdaad Desiderius Erasmus is er enkele jaren (1485-1487) in de kost geweest. In 1526 herbergde het convent van het ‘Rijke Fraterhuis’ 21 fraters en 24 betalende kostgangers, die
Beeld van Sint-Jan In KringNieuws jaargang 36 nummer 4 juli 2010 geeft Geert Donkers enige gegevens uit het leven van de H. Johannes, de apostel en evangelist, en ook de lieveling van Jezus die naast Hem zat bij het laatste avondmaal. Het verhaal dat deze Johannes in Rome door overgieting met kokende olie gemarteld is – wat hij wonderbaarlijk ongeschonden overleefde – is een legende. Dat dit historisch niet bevestigd kan worden doet niets af aan de devotionele waarde. Anders ligt dat met het verhaal dat de apostel-evangelist na verbanning naar het eiland Patmos aldaar zijn visioenen geschreven zou hebben. Hoewel volgens tamelijk recent onderzoek naar de schrijver van het boek van de Openbaringen van Johannes met vrij grote zekerheid is gebleken dat de schrijver van dit boek – dat ook wel de Apocalyps wordt genoemd –niet dezelfde is als de bekende apostel. De kerk houdt
-soms ook- elders naar de Latijnse school gingen. Het ‘Arme Fraterhuis’ telde 100 scholieren. Het klooster had namelijk een internaat waar de kostjongens hun geestelijke vorming genoten. In de bijgebouwen werd ook Grieks en Latijn onderwezen aan de studenten. De kloostergemeenschap hield zich verder bezig met zielzorg, studie, handwerk, het kopiëren van manuscripten en het drukken van boeken. In 1623 werd het klooster opgeheven en werd het complex verkocht aan de Norbertijnen van Berne die er hun refugiehuis inrichtten. Tot 1629 verbleven ze er. Daarna volgde de sloop en werden er op deze locatie woonhuizen gebouwd. De Broeders van het Gemene Leven woonden echt een heel eind verwijderd van Sint Jorisstraat 72. Bronnen: Ad van Drunen, in: ‘Kloosters en Religieus Leven, 2002, p.62 ; J. Hoekx, in: ‘Bossche Bouwstenen’ VI p.24 ; Van Sasse van Ysselt: ‘De voorname huizen en gebouwen van ‘s-Hertogenbosch’, deel III, p.103-132
Drs.G.J.H.Beckers echter de oude traditie in stand. Men bedenke echter dat de naam Johannes toentertijd – 1ste eeuw na Christus – even populair was als Jan tegenwoordig. Nauwkeurig onderzoek heeft het aannemelijk gemaakt dat deze ‘Jan’ van de Apocalyps een zwervende presbyter was uit Ephese, die niet om zijn geloof, maar veeleer om zijn anti-Romeinse houding – verbannen werd. De Romeinen waren immers de bezetters van onder andere Klein Azië; ze waren gehaat bij de joden en de Christenen, vooral door de hoge belastingen die zij moesten betalen. De schrijver werd verbannen naar Patmos – een onherbergzaam bannelingsoord – en daar, verblijvend in een grot, kreeg hij visioenen die volgens de verhalen opgetekend werden door Prochorus, zijn leerling en secretaris. Deze Prochorus wordt in de oosterse ritus als heilige vereerd.
KringNieuws september 2010, jaargang 36 nummer 5
25
B
Bewakers van het culturele erfgoed (9) Ver Een serie artikelen over de werkgroepen van de Kring die samen het Kenniscentrum (KC) vormen
De werkgroep Verzamelaars Hertog Jan heeft een directe link met de start van de Boschlogie cursus in 1990. Sjef Beekwilder, Frans Teulings, Annemarie van Haaren en Rob Hoogeboom waren met 44 anderen de eerste deelnemers. Zij kenden elkaar van café Anders in de Karrenstraat en de bezoeken aan het Kringhuis in De Put. Jo Hendriks was ook een van die mensen die het Kringhuis regelmatig bezocht. Tijdens onze gesprekken daar is gepraat over onze Bossche verzamelingen. Het idee om wat met je verzameling te doen werd versterkt door de Boschlogie cursus. Wat gaan we doen en hoe pakken we dat nu aan? Tijdens de Algemene Ledenvergadering van de Kring op 24 maart 1991 is dit door Frans Teulings naar voren gebracht. Het idee van een verzamelaargroep werd daar geboren. Op 6 juni 1991 is onder toeziend oog van de toenmalige secretaris Anne Boer en Kringvoorzitter Nort Lammers de werkgroep Verzamelaarclub i.o. echt begonnen met als leden Kees van Hoesel, Sjef Beekwilder, Jo Hendriks, Frans Teulings en Rob Hoogeboom. We moesten nog formuleren wat we eigenlijk wilden, hoe we er mee bezig wilden zijn en hoe we deze club zouden gaan noemen. Al snel meldden ook Frits op ten Berg, Paul Krielen en Jan de Wit zich bij de werkgroep. Eind 1991 waren Paul en Jan alweer vertrokken. Op de verzamelaarsbijeenkomst van 14 november 1991 deed Jack van Elten een oproep aan de verzamelgroep om artikelen met beeldmateriaal te leveren voor het Kringnieuws. Tot op de dag van vandaag wordt dat nog steeds door ons gedaan. Voorheen in de verdwenen rubriek Moette nou toch’s kijke. Zo zijn er inmiddels rond de 120 verhalen, die Jo Hendriks de eerste 10 jaar aanleverde; later is dat overgenomen door Rob Hoogeboom. Op deze bijeenkomst besloten we ook om de verzamelingen bij elkaar thuis te gaan bekijken. Elke keer tassen en dozen naar het Kringhuis te slepen bleek erg onpraktisch. In 1992 zijn Jan Masselink, Marijke Janssens en Annemarie van Haaren bij de groep gekomen. Voor de naam Verzamelaars Hertog Jan een feit was, zijn vele namen de revue gepasseerd. De eerste expositie Stations in de Knillispoort in september 1993 heeft dit probleem opgelost. Ter wille van de promotie naar pers en andere instellingen is de naam werkgroep Verzamelaars Hertog Jan geboren. Compleet met eigen logo, ontworpen en getekend door Sjef Beekwilder. Deze eerste expositie is geopend onder toeziend oog van oud-burgemeester Don Burgers. Begin jaren ‘90 zouden nog vele exposities in onder meer de Knillispoort volgen. Op 11 juni 1996 (vlak voor de expo Brabant 1796-1996) overleed onze voorzitter en medeoprichter Frans Teulings. In 1997 versterkte Maarten Rovers onze gelederen.
26
KringNieuws september 2010, jaargang 36 nummer 5
Vooral de vele verhalen van Jo Hendriks in het Kringnieuws zijn niet onopgemerkt gebleven. Op 26 oktober 2002 kreeg Jo op zijn ziekenhuisbed het certificaat Lid van Verdienste. In de jaren ‘90 begonnen we met ons Bossche Markt project: het in beeld brengen aan de hand van onze verzamelingen van alle gebouwen, beelden, objecten op de Markt en de geschiedenis daarvan. De bedoeling was al die bevindingen in boekvorm uit te brengen. Het is allemaal anders gaan lopen. De Kring kreeg in 2003 haar nieuwe voorzitter Jo Timmermans. Tijdens een lunchbijeenkomst in de Raadskelder kwamen we tot het idee om prentbriefkaarten uit te zoeken die nog nooit in andere boeken waren verschenen en deze te gebruiken voor een nieuw boek dat verder zou gaan dan de Markt alleen. In eerste instantie gingen Rob Hoogeboom, Jo Hendriks en Jan Masselink aan de slag om in de eigen verzameling en die van Jo Timmermans deze kaarten te gaan zoeken. Al snel werd duidelijk dat het veel tijd
rzamelaars Hertog Jan Rob Hoogeboom ging kosten: Jan Masselink en Jo Hendriks stortten zich op deze gigantische klus. Daarnaast moesten er teksten bij de kaarten komen en zou alles in het Bossche Prentenmuseum geëxposeerd worden. Midden in deze voorbereidingen overleed geheel onverwachts op 29 januari 2005 Jo Hendriks. In oktober 2005 werd de expositie ’s-Hertogenbosch in de kaart gekeken door wethouder Van de Mortel geopend. Hij maakte daarbij de opmerking eens naar de achterkant van kaarten te kijken. Dat kreeg een vervolg. In datzelfde jaar zijn de eerste contacten met de ’s-Hertogenbossche Filatelisten Vereniging. Deze bestond 75 jaar en vierde dat met een expositie in de Helftheuvel waaraan ook de VHJ zijn steentje heeft bijgedragen. Door beide gebeurtenissen ontstond bij Rob Hoogeboom het idee om inderdaad de achterkant of de filatelie van de prentbriefkaart eens te gaan bekijken. Intussen meldde in 2006 Toine Janssen zich aan als lid. Zijn verzameling ansichten en bijbehorende informatie gaven nog meer cachet
aan de kaart op zich, zowel de voor- als achterkant. Het contact met Huber van Werkhoven van ‘sHFV was daarbij een grote doorbraak. Vanwege zijn diepe kennis van filatelie werd samen met Jan Masselink
en Jo Timmermans wederom een project opgezet. Dat resulteerde in het boek ’s-Hertogenbosch op de kaart gezet en een daarbij behorende expositie in het Bossche Prentenmuseum. Deze expositie werd in oktober 2007 opnieuw geopend door Roderick van de Mortel, inmiddels burgemeester van Vught. Het boek krijgt nog een extra staartje: het was een unicum in Nederland. In december 2008 is het een onderdeel van een landelijk filatelie evenement in Veendam en krijgt een hoge eervolle prijs toegekend. De samenwerking tussen ‘sHFV en VHJ is vruchtbaar gebleken. Tijdens Hertogpost 2010 in de Brabanthallen kon men de prentbriefkaarten uit 1900-1902 van Jan Masselink bekijken met daarbij behorende foto’s uit 2010 van Toine Jansen. En Huber van Werkhoven heeft alles uit zijn verzameling gehaald om een fantastisch boek Postverkeer in barre tijden te openbaren. En indirect heeft Rob Hoogeboom samen met ‘sHFV gezorgd voor een prachtige verzameling Bossche postzegels. Het verzamelen is een passie die zich niet direct door regels en een vaste structuur laat binden. Juist het losse aspect maakt zo een voedingsbodem voor projecten die de leden van VHJ zelf verder ontplooien. Soms met en onder de Kring paraplu. Ook raakvlakken met andere personen of verenigingen die een cultuurhistorische waarde toevoegen aan de gemeente ’s-Hertogenbosch zijn en worden niet uit de weg gegaan. Of zelfs ver daarbuiten, want de grens is niet bepaald door de oude stadsmuren van de 13de eeuw. Het blijft toch bijzonder leuk als je in mei 2010 een museum in de Vogezen binnen loopt en dan een kaart met post(koets) routes ziet hangen waarbij ’s-Hertogenbosch staat aangeven als een Hoofd Poststad . Momenteel bestaat de werkgroep Verzamelaars Hertog Jan uit Frits op ten Berg, Toine Jansen, Jan Masselink, Huber van Werkhoven, Annemarie van Haren en Rob Hoogeboom. Mocht u vragen over de stad hebben, of wilt u iets aanbieden van of over ’s-Hertogenbosch waar u afstand van wilt doen, of wilt u ons uitnodigen om uw verzameling te bekijken, dan kunt u gerust contact opnemen met Kring Vrienden. Foto’s Rob Hoogeboom en Nik de Vries
In deze reeks komen de volgende werkgroepen aan bod: Archeologie, Binnendieze, Bouwplannen, Empel, Het Kleine Monument, Industrieel Erfgoed, Kerken & Kloosters, Molens, Openbare Ruimte, Toponymie, Verzamelaars Hertog Jan, Heraldiek en Vestingwerken.
KringNieuws september 2010, jaargang 36 nummer 5
27
E
Ecclesia en synagoge Geert Donkers
In de voorgevel van de voormalige Sint-Jacobskerk (nu Jheronimus Bosch Art Center) aan de Hinthamerstraat bevindt zich een groot roosvenster. Aan weerszijden staan onder een baldakijn en op een console twee opmerkelijke beelden. Het zijn vrouwenfiguren van 2.30 meter hoog. Het linkse beeld (gezien vanuit de toeschouwer) is gekroond en draagt een kelk en een kruisvaan. Zij is uitgebeeld in een triomfantelijke houding. Zij symboliseert de kerk of ecclesia. Het andere beeld heeft het hoofd afgewend en is geblinddoekt. Zij draagt een korte staf. Zij is het symbool van de synagoge. De beelden zijn in de jaren twintig van de vorige eeuw vervaardigd in het Bossche atelier van Van Bokhoven en Jonkers. De voorstelling van ecclesia en synagoge is al bekend in de Middeleeuwen. Het motief komt aanvankelijk voor in kruisingsscènes. De personificatie van ecclesia staat rechts en kijkt op naar het kruis of de gekruisigde Christus. Zij herkent het ware geloof, terwijl de synagoge zich afwendt van het kruis. In deze voorstellingen gebruikt ecclesia haar kelk soms om het bloed uit de zijdewond van Christus op te vangen. Vanaf de 13de eeuw komen ecclesia en synagoge ook voor als zelfstandige figuren in de kunst. Een bekend voorbeeld vindt men in het portaal van het zuidelijk transept van de Dom van Straatsburg. Het thema van kerk en synagoge werd in de Middeleeuwen nog op een geheel andere wijze vormgegeven. Als de beide verkenners van Kanaän die een druiventros dragen, worden uitgebeeld, staat de druiventros symbool voor Christus. De voorste drager is de synagoge: hij keert zijn rug toe naar Christus. De achterste drager houdt de ogen gericht op de druiventros en is symbool van ecclesia of het geloof. De beelden van ecclesia en synagoge zijn, zeker voor een relatief jonge kerk, vrij uniek. De verklaring is te vinden als de gevel in zijn totaliteit bekeken wordt. De Sint-Jacob werd gebouwd naar een ontwerp van de architecten Joseph Cuypers en Jan Stuyt en werd in 1907 ingewijd. De kerk was toen echter nog niet geheel klaar. In de jaren twintig waren er weer voldoende financiën om de toren af te bouwen, het voorportaal te plaatsen en om de gevel met beelden te versieren. De voorzijde van het voorportaal werd versierd met hoofden van de rassen op aarde. Aan weerszijden van het portaal werden beelden geplaatst van Theresia van Lisieux en Franciscus Xaverius, patronen van de missie en missionarissen. Het levendig houden van de missiegedachte is de inspiratiebron geweest voor de decoratie van de voorgevel. De beelden van geloof en ongeloof maken deel uit van deze gedachte en zijn te begrijpen in de totale ornamentiek. De iconografie is gebaseerd op de oude voorbeelden. Foto Nik de Vries
28
KringNieuws september 2010, jaargang 36 nummer 5
KringNieuws is het minimaal zes maal per jaar verschijnend tijdschrift van Kring Vrienden van ’s‑Hertogenbosch. Redactie: Nik de Vries (voorzitter), Peter van den Dungen, Ed Hupkens, Jan Korsten, Gerard ter Steege, Ellie de Vries (fotografie) en Johan Strang (bestuur). Vormgeving: Egbert van den Berg en Jack van Elten Redactie-adres: Secretariaat KringNieuws Postbus 1162, 5200 BE ’s‑Hertogenbosch E-mail: redactie@kringvrienden.nl Druk: Opmeer drukkerij bv, Den Haag Oplage 3.050 stuks Niets uit deze uitgave mag worden overgenomen zonder schriftelijke toestemming van de redactie. De redactie heeft getracht alle rechthebbenden van het illustratiemateriaal te achterhalen. Personen of instanties die desondanks van mening zijn aan deze uitgave aanspraken te kunnen ontlenen wordt verzocht om contact op te nemen met de redactie.
Secretariaat Postbus 1162 5200 BE ’s‑Hertogenbosch E-mail: algemeen@kringvrienden.nl Internet: www.kringvrienden.nl Betalingen: ING Bank 3119716 Jaarlijkse bijdrage minimaal € 17,50 Kringhuis Lombardpassage 14 Kringbalie Parade 23 (Theater aan de Parade) Telefoon 073 - 613 50 98 Telefax
073 - 614 60 21
Ma. 13.30 - 17.00 uur Di. tot en met za. van 10.00 - 17.00 uur, zon- en feestdagen van 11.00 - 17.00 uur.