Kring Nieuws uitgave van kring
vrienden van ’s‑Hertogenbosch
Jaargang 37 nummer 5 september 2011
Vooraf 2 Paradepaardjes 2 Sjef Beekwilder
3
Korte berichten
3
Graffiti in het museum
4
Vierhonderd jaar dienstverlening aan kerk en Bossche samenleving
6
Jan Stuyt terug in Sint‑Jacobskerk 8 Nogmaals massagraf op Baselaar 9 Moerputten, een uniek gebied 10 Wie kent ze nog: Frans van der Burgt, beeldhouwer
12
Verzamelaars Hertog Jan 20 jaar
14
Droogvaren op de Binnendieze 15 Stadspartij Knillis en Knillispoort 40 jaar
16
Barricade of Fort?
18
Van stad naar gemeente: 1794-1848 19 Stickers weg
20
Molenvereniging biedt rosmolenmonument aan de stad
21
Bosch Kelder Genootschap 12,5 jaar
22
Beeld van Anna
24
Wandelen door de
Moerputten
V P Vooraf
Paradepaardjes
Nik de Vries
De vakantie is weer voorbij en uiteraard hopen we dat u allen die goed bent doorgekomen. De redactie is hard aan de slag gebleven en mede dankzij enkele artikelen van Rob Hoogeboom, een van de eerste Boschlogen van de Kring Vrienden, hebt u opnieuw een gevarieerd blad in handen. Voor ons geen komkommertijd… Inmiddels heeft binnen de redactie een wisseling van de wacht plaats gevonden. Peter van den Dungen heeft besloten op andere plaatsen in de Kring zich verdienstelijk te maken. Hierbij danken we Peter voor zijn werk binnen de redactie. Zijn plaats is inmiddels ingenomen door Michele van den Heuvel. Zij wordt onder andere secretaris van de redactie. We verwelkomen haar graag en we hopen en verwachten dat ze een goede nieuwe kracht zal zijn.
Opnieuw is er veel beroering in ’s-Hertogenbosch over de put op de Markt. De glazen plaat die de put niet alleen markeert, maar ook zichtbaar maakt, is voor de tweede maal gebarsten en al maanden liggen er grote balken overheen. Het oude Puthuis ligt inmiddels in opslag. Waarom zou de oude put niet beter en duidelijker gemarkeerd kunnen worden, zonder gevaar voor lijf en leden? Nu ziet het er ook niet uit. Een andere plek die er momenteel niet uitziet, is het voormalige Groot Ziekengasthuis. Stalen platen zijn voor ramen en deuren geslagen, wat een naargeestig beeld oproept. En dan te bedenken dat er nog wel enkele jaren overheen gaan voor er iets gebeurt met sloop en nieuwbouw. Misschien zou het al wat schelen als bijvoorbeeld studenten van de Bossche kunstacademie de platen fleurig zouden beschilderen. Jheronimus Bosch zou daarbij een mooie inspiratiebron kunnen zijn. Enfin, er staat ons nog een mooi najaar vol activiteiten te wachten. Laten we er maar weer flink van genieten, van alles wat onze mooie stad te bieden heeft. Wilt u zelf iets schrijven of hebt u een goed idee voor een artikel: ons mailadres staat voor u open. Kopij voor het novembernummer kunt u inzenden tot en met 14 oktober 2011. Richtlijnen voor auteurs zijn te vinden op de site van de Kring.
Foto voorpagina: Ellie de Vries. De Moerputten vormen een uniek natuurgebied aan de zuidwestkant van ’s-Hertogenbosch. In dit nummer leest u meer over de toegankelijkheid ervan, dankzij Staatsbosbeheer.
2
KringNieuws september 2011, jaargang 37 nummer 5
Algemene Ledenvergadering 22 juni 2011 Op woensdag 22 juni 2011 heeft de reguliere ALV van 2011 plaats gehad. Deze vergadering is goed verlopen. De vergadering heeft de notulen van de ALV van 25 juni 2010 en van 26 januari 2011 ongewijzigd vastgesteld. Verder heeft de ALV ingestemd met het jaarverslag van de Kring over het jaar 2010, met de jaarrekening over dat jaar en met de begroting van de Kring voor het jaar 2011. De ALV heeft de heren Satter en De Groot aangewezen als leden van de kascommissie. De notulen van de ALV van 22 juni 2011 zijn op 15 augustus 2011 door middel van een notarieel proces-verbaal vastgesteld. Parade 12 In het KringNieuws van mei hebben we u meegedeeld dat we van de parochie Sint-Jan Evangelist 31 zogenaamde kapittelstoelen hebben kunnen kopen. Deze prachtige stoelen zijn geheel gerenoveerd en hebben hun plaats in het Kringhuis gevonden. De redactie komt er in het volgende KringNieuws in een apart artikel op terug. Op 19 augustus 2011 hebben we de naaste buren ontvangen om hun het nieuwe Kringhuis te laten zien. Dit is een zeer geanimeerde bijeenkomst geweest. Aan de plannen voor de officiële opening wordt de laatste hand gelegd. In het volgende KringNieuws leest u daar meer over. Lombardje Met de verhuizing naar de Parade is het bestaande Kringhuis aan het Lombardje verlaten. In de eerste aflevering van het KringNieuws van dit jaar hebben we gemeld dat dit pand te koop is gezet. Het is per 1 september 2011 verkocht. Vanuit onze winkel: Historische Atlas van ’s-Hertogenbosch De ruimtelijke ontwikkeling van een vestingstad Door: Ernest Verhees & Aart Vos Gebonden – 80 pagina’s – rijk geillustreerd Van € 26,50 voor € 7,95.
S K Sjef Beekwilder
Korte berichten
Piet van Leeuwe
Ingezonden:
Correctie bij mijn artikel over de Architecten Van Groenendael. In het KringNieuws van mei 2011 staat een hinderlijke fout. Het artikel is geheel gewijd aan Hubèrt van Groenendael, (1868-1942), de meest productieve architect van de familie. Hij had de volgende doopnamen: Joseph, Hendrikus, Hubertus. De initialen moeten dus zijn: J.H.H. Abusievelijk staat er H.J.J. vermeld. Dat schept verwarring. Excuus daarvoor. Ton Vogel
Onze Sjef is er niet meer Ik durf te zeggen onze Sjef als ik spreek namens de Kring Vrienden van ’s-Hertogenbosch, en de werkgroep Het Kleine Monument in het bijzonder. De werkgroep die hij mede heeft opgericht en waarvan hij jaren voorzitter is geweest. De huidige voorzitter Nort Lammers, helaas afwezig, heeft mij gevraagd namens hem te spreken. Sjef, onze nestor, voor ons een echt aanspreekpunt door zijn kennis van de stad. En waren er zaken die hij niet paraat had, dan ging hij op zoek en kwam altijd met een goed doordacht en duidelijk antwoord. Het is niet voor niets dat hij door de Kring benoemd werd tot lid van verdienste.
Gevelbelettering Parade 12 Aan Parade 12 is in de laatste volle week van augustus de gevelbelettering aangebracht. Zowel aan de zijde van de Parade als aan de zijde van de Lange Putstraat is een logo gemonteerd. Foto: Jack van Elten
Ook ik zal hem erg missen. We hebben samen meerdere projecten gerealiseerd, waarbij hij altijd een goede partner was. Sjef zorgde altijd voor iets extra’s, waardoor de presentatie meer uitstraling kreeg. Hij had dikwijls over veel zaken een eigen mening en stak die op zijn manier niet onder stoelen of banken. Binnen onze werkgroep Het Kleine Monument is soms discussie over wat is nu een groot of een klein Monument. Sjef vond alles klein ten opzichte van de Sint-Jan. De Sint-Jan die hij elke dag vereerde met een bezoek aan de Zoete Moeder. Sjef had vele kwaliteiten; zo was hij voor mijn nichtje Diella een steun en toeverlaat bij Hotel Centraal. Kortom, hij was een sympathieke man met het hart op de goede plaats, geliefd bij iedereen, we zouden hem nog vele jaren bij ons willen houden. Helaas het mag niet zo zijn. Maar hij laat een breedspoor van informatie voor ons achter. God hebbe zijn ziel. Wij zullen Sjef niet vergeten. Foto: Rob Hoogeboom
Middeleeuwse geschiedenis komt tot leven bij BHIC Het Brabants Historisch Informatie Centrum in ’s-Hertogenbosch houdt op zaterdag 1 oktober Van schaap tot oorkonde: een dag waarop de middeleeuwse geschiedenis tot leven komt. Tijdens deze open dag kun je onder andere kennismaken met: perkament vervaardigen, miniaturen schilderen, middeleeuwse verhalen, lakzegels restaureren, tijdrekenkunde, het erfgoed van de kartuizers en een kudde Kempische heideschapen. De hele dag is gratis toegankelijk. Voor voorinschrijvers wordt een plaats gereserveerd en is er een leuke attentie. Het volledige programma en het inschrijfformulier vindt u op www.donb.nl.
KringNieuws september 2011, jaargang 37 nummer 5
3
G
Graffiti in het museum Nik de Vries
In het weekend van 20 en 21 augustus is in ’s-Hertogenbosch graffitikunstenaar Belin in actie geweest. Op het plein bij het Jheronimus Bosch Art Center ging hij aan de slag met zijn spuitbussen. Hij creëerde een vijfde werk, gebaseerd op werk van de door hem bewonderde Jheronimus Bosch. De eerste vier werken hingen al binnen; dit werk werd er zaterdagavond aan toegevoegd. De tentoonstelling die daarmee een feit is kan nog tot en met 2 oktober bezocht worden.
Belin is trots als het klaar is.
Eind jaren ’60 van de vorige eeuw verschijnen in de metro van New York de eerste vormen van wat wij nu nog kennen als graffiti: met de spuitbus aangebrachte tekeningen en schilderijen op treinwagons. Twee namen springen eruit: Keith Haring en Jean-Michel Basquiat. Zij maken zodanige werken dat ze ontdekt worden door belangrijke mensen op kunstgebied. Ze krijgen opdrachten graffiti te maken voor galerieën en musea. In Nederland is Frans Haks, directeur van het Groninger Museum, een van de eersten die graffiti de museumwereld binnenhaalt. Nu bezitten veel musea graffitikunst. Daarmee is graffiti ook officieel erkend als nieuwe kunstvorm.
Voorbijgangers zien Belin aan het werk. Belin De Spaanse kunstenaar Belin wordt in 1979 in Linares geboren. In 1995 maakt hij kennis met graffiti en hij is meteen verkocht. Hij lijkt voor de spuitbus geboren te zijn. Zijn werk als graffitikunstenaar is op tal van plaatsen in de open lucht te bewonderen. Soms gaat het wel eens mis in de communicatie. Zo maakte hij een werk op de muur van een vervallen fabriek. Enkele weken later gaf de gemeente opdracht het werk over te schilderen en de fabriek te slopen. In 2004 volgt de grote doorbraak voor Belin. Sinds die tijd heeft hij aan tientallen tentoonstellingen deelgenomen, onder andere in Spanje, Italië, de De tentoonstelling Bosch en Belin is tot en met 2 oktober 2011 te bezichtigen in het Jheronimus Bosch Art Center. Meer informatie vindt u op www.jheronimusbosch-artcenter.nl. Wilt u nader kennismaken met Belin en zijn werk, dan kan dat op zijn eigen site: www.belin.es.
4
KringNieuws september 2011, jaargang 37 nummer 5
Verenigde Staten, Duitsland en ook Nederland. Daarnaast heeft hij talloze prijzen gewonnen met zijn werk. Zo werd hij in 2009 wereldkampioen graffiti. Ondanks het feit dat hij een steeds grotere naam krijgt als kunstenaar maakt hij nog steeds graag werk in de buitenlucht, zomaar op een blinde muur of in verlaten gebouwen. In wezen is dat voor veel graffitispuiters erg belangrijk: hun werk moet door zoveel mogelijk mensen gezien worden. Belin en Bosch Een paar jaar geleden is Belin bezig op een graffitifestival in Eindhoven. Daar wordt hij ontdekt door Kees Rovers uit Nuenen. Deze galeriehouder neemt hem onder zijn hoede. Belin maakt voor hem een aantal werken, gebaseerd op het werk van Vincent van Gogh. Deze werken worden geëxposeerd in het Vincentre in Nuenen. De ‘opdracht’ voor dit jaar is een aantal werken te maken, die zijn geïnspireerd door Jheronimus Bosch. Vier werken maakt Belin in Nuenen, waaronder een drieluik, dat Belins visie weergeeft op de Tuin der Lusten van Bosch. Inmiddels is ook contact gelegd met het Jheronimus Bosch Art Center, dat graag de werken tentoonstelt. Het drieluik wordt zelfs aangekocht, zodat dat deel gaat uitmaken van de vaste collectie. Belin is, in navolging van Salvador Dali, onder de indruk geraakt van het werk van Bosch en dan vooral diens grenzeloze fantasie. Vandaar dat we al snel stilistische overeenkomsten zien tussen Bosch en Belin. In tegenstelling tot Bosch wil Belin echter geen religieuze boodschap overbrengen. Belin wil, net als Bosch, verschillende elementen vermengen tot nieuwe wezens, figuren die we uit duizenden
kunnen herkennen als afkomstig van Jheronimus Bosch. Terwijl Bosch soms veel verschillende dier- en menselementen vermengt, houdt Belin het bescheidener: een vissenkop met ogen met wimpers bijvoorbeeld.
Belin poseert tussen Coen Free en wethouder Jan Hoskam, geflankeerd door de burgemeesters van Nuenen en Best. Belin geconcentreerd aan het werk.
Aan het werk Zaterdag 20 augustus is Belin een dikke vijf uur in de weer geweest met het spuiten van een groot werk, geïnspireerd door Bosch. ’s Morgens staat er een groot wit vlak in de zon op het plein aan de Hinthamerstraat, in de volgende uren wordt het witte vlak deel voor deel ingevuld, zodat voorbijgangers goed kunnen zien hoe Belin te werk gaat. Eerst worden met zwart de contouren aangebracht. Dan worden grote eenkleurige vlakken ingevuld en vervolgens begint het fijnere werk: een oog krijgt langzaamaan vorm, een mouw wordt ingespoten. Eerst in een kleur in het platte vlak en dan spuit Belin bijna achteloos enkele ‘lijnen’ erover en zo ontstaat diepte, een driedimensionaal beeld. Dit fijnere werk vereist concentratie, maar die kan hij opbrengen, ondanks de soms grote publieke belangstelling. Belin sluit zich af in zijn wereld en heeft in zijn hoofd hoe het werk er uit gaat zien. Tussendoor praat hij even met enkele jonge Bossche collega’s die zijn goede raad graag ter harte nemen. Een streetdance optreden van Cmonfeet1 inspireert hem zelfs even mee te doen: Belin blijft de artiest van de straat. Maar dan moet hij snel terug naar zijn eigen werk. De heilige Antonius moet nog afgemaakt worden. Tegen vijf uur is hij klaar. Van een afstand bekijkt hij het resultaat om te zien of het echt af is en als hij tevreden is voltooit hij zijn werk met zijn handtekening.
Alles wordt uit de hand met een spuitbus gedaan. Als je het resultaat ziet, is dat nauwelijks te geloven. En wie mij niet gelooft, moet zelf maar gaan kijken. Opening Zondag 21 augustus is de tentoonstelling officieel geopend. Coen Free is opperstalmeester van dienst en hij haalt met genoegen de Bossche Omroep tevoorschijn die deze ochtend in de Bossche bussen is gevallen: de gemeente schrijft op haar officiële pagina dat graffiti onmiddellijk verwijderd wordt. Later zal wethouder Jan Hoskam dit nuanceren tot ‘ongewenste graffiti’ wordt verwijderd.
Na een kort optreden van de Bossche flamencogroep Cada Lunes krijgt Thomas Vriens het woord en hij heeft de moeilijke taak in een kwartier uit te leggen wat de relatie is tussen het werk van Jheronimus Bosch, Salvador Dali en Belin. Met een aantal goedgekozen voorbeelden slaagt hij daar wonderwel in. Hij laat bijvoorbeeld een zelfportret van Belin zien, waar deze vol angst omkijkt naar een bij die hij zelf aan een draadje met zijn ene hand vasthoudt. In zijn andere hand heeft hij een spuitbus. Deze ambiguïteit vertoont ook Bosch in een zelfportret, een tekening waar hij zich geportretteerd heeft als een uil, een bosvogel te midden van een bos (Bosch in ’s-Hertogenbosch). Zowel Bosch als Dali en Belin vragen veel van de toeschouwer: deze wordt geacht op een creatieve manier mee te kijken met de kunstenaar. Wat bij alle drie opvalt is hun grote technische begaafdheid. Belin is daarmee een van de beste graffiti kunstenaars ter wereld. Na een tweede optreden van Cada Lunes opent wethouder Hoskam de tentoonstelling op passende wijze: met een spuitbus. Als hij daarvoor handschoentjes aantrekt, kijkt Belin lachend toe… Foto’s: Ellie de Vries
KringNieuws september 2011, jaargang 37 nummer 5
5
M
Vierhonderd jaar dienstverlening aan ker Tijdens een stadswandeling door het historische centrum van ’s-Hertogenbosch komen vele facetten van de Bossche samenleving aan de orde. De geschiedenis van de stad, de historische gebouwen, de levens- en werkwijze door de eeuwen heen en ook het geestelijke leven in de stad. In de Middeleeuwen werd ’s-Hertogenbosch ook wel aangeduid als ‘Cleyn Rome’. Dit door de vele kloosters en kloosterordes die in de stad gevestigd waren. In de straatnamen is daar nog veel van terug te vinden. De Minderbroederstraat, de Clarastraat en de Capucijnenpoort. Straatnamen die veelal verwijzen naar een van de vele kloosters die in de stad actief waren of nog zijn. De paters kapucijnen zijn nog steeds in de stad. Deze paters behoren tot de familie van de minderbroeders, allen volgelingen van de Heilige Franciscus. Het kapucijnenklooster aan de Van der Does de Willeboissingel 12 is vandaag de dag nog het enige mannenconvent in de stad. Ongeveer 15 kapucijnenpaters wonen daar nog, onder wie pater Hans de Visser. “Franciscus leefde rond 1200. Geboren als zoon van een rijke Italiaanse koopman droomde hij ervan om ridder te worden. Na opgesloten te hebben gezeten in een gevangenis gaat hij zich meer en meer het lot van de zwakkeren en verdrukten in de maatschappij aantrekken. In het evangelie van de wegzending van de apostelen staat onder meer dat de volgelingen van Jezus geen goud en zilver bezitten, geen beurs, tas en stok meenemen onderweg en geen sandalen dragen. Franciscus trok zich dat letterlijk aan, paste zijn kleding aan en verzette zich zijn verdere leven tegen geld en bezit. De intense zorg voor de minderbedeelden die Franciscus toonde, inspireerde velen. Hij kreeg vele
De Kloosterkapel.
Van 20 september tot en met 13 december 2011 wordt deze rondleiding door de Kring verzorgd. Iedere dinsdagmiddag van 14.00 tot 16.00 uur. Maximaal 15 personen per rondleiding. De kosten voor deze rondleiding en het bijbehorend boekje Stadswandeling bedragen € 6,-. Het boekje is ook los verkrijgbaar in het Kringhuis en bij de VVV voor € 2,50. Kaarten voor deze rondleiding en de stadswandeling zijn verkrijgbaar bij de balie in het Kringhuis aan de Parade. Voor groepen kan -mits tijdig aangemeld- naar een alternatief worden gezocht.
6
KringNieuws september 2011, jaargang 37 nummer 5
volgelingen, die de minderbroeders werden genoemd. De minderbroeders onderscheiden zich in twee groepsvolgelingen, te weten de conventuelen en de spirituelen. De conventuelen opereerden vanuit hun eigen gemeenschappelijk bezit (kloosters). Vandaag de dag wonen er conventuelen onder andere in Limburg. De spirituelen daarentegen gingen van deur tot deur zonder enige vorm van bezit,” vertelt pater Hans. De kapucijnen Ten tijde van de reformatie van Luther en Calvijn ontstond binnen de spirituele beweging een contrareformatorische orde, de kapucijnen. Herkenbaar aan de grote capuchon aan de paterspij. Een orde die aandacht vroeg en vraagt voor het oorspronkelijke gedachtegoed van Franciscus. De naam ‘franciscanen’ is pas rond 1895 ontstaan op aandringen van paus Leo XIII om de overige groepen minderbroeders te verenigen onder één gemeenschappelijke naam. Het verschil tussen de drie orden (= conventuelen, kapucijnen en franciscanen ) ligt eerder in het verleden bij het ontstaan dan in het heden. Samenwerking staat nu voorop. Pater Hans vertelt verder: “In 1585 vestigden de kapucijnen zich vanuit Parijs in Antwerpen in het hertogdom Brabant. Van daaruit verspreidde de orde zich over Brabant. Bij de komst van de kapucijnen naar ’s-Hertogenbosch speelt Goyart van Engelant, schepen en meester van het gasthuis ‘der sinneloze mensen’ een vooraanstaande rol. Hij stelde een huis op de Windmolenberg beschikbaar aan de paters. Vocht deed de paters verhuizen naar een huis van Goyart in de Diepstraat. Maar toen deze woning ook niet aan de doelstelling van de kapucijnen beantwoordde, liet rond 1611 Goyart in de tuin van het refugiehuis van de Abdij van Postel in de Postelstraat een klooster bouwen. Dit deed hij met toestemming van aartshertog Albert en bisschop Masius. Een klooster met 33 cellen. Bij de val van de stad in 1629 waren nog 25 cellen bezet. Na de overgave van de stad in 1629 werden alle kloosters geconfisqueerd en moesten alle manlijke geestelijken, dus ook de kapucijnen, de stad verlaten. De kloostergoederen werden door de Raad van State in ‘s-Gravenhage verkocht. Enkele paters kapucijnen bleven in het geheim achter en werkten verder in schuilkerken. De meest bekenden onder hen zijn Columbianus en Basilius. In 1761 overleed de laatste pater kapucijn, Theodorus, zelf een Bosschenaar, in de stad en hij werd toen opgevolgd door een seculiere priester.”
erk en Bossche samenleving Gerard ter Steege pastoraat en sacramenten blijven wij met jonge en oudere mensen werken aan het heden en de toekomst. Een toekomst waarin de kapucijnen de spiritualiteit en het gedachtegoed van Franciscus als de voornaamste leidraad in hun leven blijven zien.”
V.l.n.r. Harry Soors, pater Hans en pater Anastasius.
Dienstbaar ook in oorlogstijd.
Klooster op het Zand Rond 1850 stond koning Willem II toe dat de kloosters weer novicen mochten aannemen. Geleidelijk aan bloeide het kloosterleven op. In 1897 keerden de kapucijnen terug naar ’s-Hertogenbosch. Een van de stelregels van de orde was het afwijzen van eigen bezit. De vermogende mevrouw Dorothé van Beugen liet een nieuw klooster bouwen voor de kapucijnen in Het Zand. Architect van het klooster en kerk was broeder Felix Baijens uit Dennenburg. Het interieur van deze kerk is gepleisterd met lisenen kroonlijst en tongewelven. Het neorenaissance hoogaltaar met zijaltaren, de preekstoel en biechtstoelen zijn uit de bouwtijd van de 19de eeuw en te Handel gemaakt onder leiding van de schrijnwerker Adrianus Derkinderen uit Sint-Michielsgestel. Op 29 augustus 1898 werd de kapucijnenkerk officieel in gebruik genomen, in die tijd nog geen parochiekerk maar wel voor iedereen toegankelijk. Vanaf 1906 fungeerde het klooster ook als provincialaat. In 1935 bouwde architect M. van Beek aan het klooster een afzonderlijk provincialaatsgebouw met archief, bibliotheek en museum. Het tweede Vaticaans concilie zorgde voor een grote ommekeer in het kloosterleven. Was het vóór die tijd een streng gesloten bolwerk, door dat concilie gingen de deuren open en kwam de dienstbaarheid aan kerk en samenleving veel nadrukkelijker centraal te staan. Pater Hans daarover: “Vandaag de dag willen wij midden in de samenleving staan. Wij voelen ons sterk met allerlei medemensen verbonden. De problemen in de kerk, de individualisering van de maatschappij raken ons ook diep en hevig. Ontwikkelingen waar wij de ogen niet voor mogen en willen sluiten. Zo voelen wij ons ook nog steeds sterk verbonden met de Bossche samenleving. Via
Unieke rondleiding Nu na 400 jaar wil de kloostergemeenschap de Bosschenaren en andere mensen deze verbondenheid weer eens duidelijk tonen. Deze saamhorigheid willen de paters laten zien door de vertrekken op de begane grond van het klooster dit najaar voor bezichtiging open te stellen voor belangstellenden. Vanuit een al bestaande nauwe samenwerking met de Kring is Harry Soors gevraagd om hieraan invulling te geven. Harry is binnen de Kring de coördinator van de kloosterwandelingen. “De leden van de Kring en andere belangstellenden krijgen dit najaar een uniek kans om het kapucijnenklooster te bezoeken,” aldus Harry. “Vele Bosschenaren kennen de kapucijnenkerk, maar weten zij ook dat daarachter een kloosterkapel ligt? In de kerk ging de predikant vroeger op
zon- en feestdagen na de vroegmis via een van de kloostergangen naar de preekstoel. En wie herinnert zich nog de vissersmis iedere zondagochtend om 5 uur? In de kloostergangen hangen prachtige religieuze schilderijen. Naast het klooster gaat de rondleiding ook naar de kleine begraafplaats in het Pandhof, de werkhuizen en de prachtige kloostertuin. Na afloop bestaat de mogelijkheid om een bezoek te brengen aan een tentoonstelling in het Franciscushuis naast het klooster.” In opdracht van de orde heeft Frans Peters een Stadswandeling 4 eeuwen onderweg – Kapucijnen ’s-Hertogenbosch 1611 – 2011 samengesteld met diverse foto’s, een plattegrond en wetenswaardigheden over de verbondenheid van kloosters met de stad. Een prima leidraad bij deze unieke rondleiding,” volgens een enthousiaste Harry Soors. Foto’s: Gerard ter Steege
KringNieuws september 2011, jaargang 37 nummer 5
7
J
Jan Stuyt terug in Sint-Jacobskerk Jan Korsten
Jan Stuyt (1868-1934) was een veelzijdig architect. Nog steeds in het oog springend zijn de katholieke kerken die hij verspreid over het land ontwierp. Zo was hij in ’s-Hertogenbosch betrokken bij het ontwerp van de Sint-Jacobskerk (1907) en de Sint-Catharinakerk (1917). Hij ontwierp echter ook raadhuizen, ziekenhuizen en woonhuizen. De Sint-Jacobskerk herbergt tegenwoordig het Jheronimus Bosch Art Center. Daar is vanaf 1 november 2011 een tentoonstelling te zien over Jan Stuyt.
Jan Stuyt.
De SintCatharina. (l) De Sint‑Jacob (r)
8
Stuyt begon zijn carrière in 1891 bij het bureau van Pierre Cuypers. Grote projecten waarmee hij te maken kreeg waren de herbouw van kasteel De Haar in Haarzuilens, de bouw van de Sint-Josephkerk in Enschede en de bouw van de Sint-Bavokathedraal in Haarlem. Net voor de eeuwwisseling trad Stuyt toe tot het bureau van Jos Cuypers, de zoon van Pierre. Samen zouden ze een groot aantal kerken ontwerpen. Stuyt ontwikkelde zich in die periode tot een veelgevraagd architect en gold als een van de grote talenten van de Nederlandse architectuur. Aanvankelijk werkte hij nog in de rijke neogothische traditie van Pierre Cuypers met zijn vele ornamenten. Geleidelijk werden de ontwerpen soberder van
KringNieuws september 2011, jaargang 37 nummer 5
uitvoering. Kenmerkend onderdeel van de kerken was de grote centrale koepel en de aanwezigheid van Byzantijnse, romaanse en gotische elementen. Stuyt ontwikkelde een herkenbare stijl die ook in de Bossche kerken is terug te vinden. Na zijn dood raakte Stuyt geleidelijk in de vergetelheid en werd hij neergezet als een ouderwetse kerkenbouwer. Recentelijk is er echter sprake van een herwaardering en wordt hij in de literatuur gekenschetst als een veelzijdig en vernieuwend architect. Nijmeegse kunst- en architectuurhistorici publiceerden eerder dit jaar het boek Jan Stuyt (18681934). Een begenadigd en dienend architect. In het boek gaan ze in op het oevre van Stuyt en de ontwikkeling die hij doormaakte. Tegelijkertijd is er een rondreizende tentoonstelling samengesteld en ontsluit een website het leven en werk van Jan Stuyt (www.Janstuyt.nl). De tentoonstelling is vanaf 1 november te zien in het Jheronimus Bosch Art Center in ’s-Hertogenbosch. Foto’s: Ellie de Vries
N
Nogmaals massagraf op Baselaar
In het julinummer van het KringNieuws stond een artikel van Ed Hupkens over de op bastion Baselaar gevonden skeletten. Bij dezen zou ik op een aantal punten daaruit commentaar willen leveren.
Zoals Hupkens aangeeft zijn het vermoedelijk de overblijfsels van in de maanden na de inname van de stad (begin oktober 1794) hier overleden Franse militairen. Maar waarom werden die soldaten op de wal begraven? Volgens de auteur was op de bestaande kerkhoven in de stad (bij de Sint-Jan, Sint-Jacob, Kruiskerk en Geertruikerk) geen plaats om grote aantallen doden te begraven. Lijkt logisch, maar het is slechts een veronderstelling. Immers, in de archieven is nog geen vermelding van de beweegredenen van het stadsbestuur in deze kwestie gevonden. Voor zo’n kuil als op bastion Baselaar zou op één van de kerkhoven toch wel plek zijn geweest? Er kan ook aan andere redenen gedacht worden zoals de toen geldende wetgeving of angst voor besmetting (door de lucht veronderstelde men). Misschien was het ook gewoon gebruikelijk om in oorlogstijd overleden militairen ergens apart te begraven. Ed Hupkens stelt – onder verwijzing naar publicaties van Gudde en Mommers – dat in de periode 12 oktober tot 26 november 1794 in de barakken aan de Kuypertjeswal en in de Berewoutkazerne alleen al 70 Franse soldaten stierven. Dit is onjuist: Mommers heeft zijn gegevens wat ongelukkig gespecificeerd en Gudde heeft daaruit verkeerde conclusies getrokken. De aantallen zijn afkomstig uit het zogenaamde Kistenboek waarin sinds 1782 alle in de stad vervaardigde doodskisten genoteerd werden. Zoals ik in mijn artikel over de skeletten op bastion Baselaar in het juninummer van Bossche Bladen aangaf, worden in het Kistenboek na de capitulatie geen gestorven Franse militairen meer vermeld. De laatst genoteerde werd op 14 september begraven. Mommers begon bij zijn onderzoek te tellen op 27 mei 1794. Inderdaad zijn in het Kistenboek tussen 27 mei en 14 september ongeveer 70 dode Franse soldaten
Jan Buiks geadministreerd. Het betreft dus geen militairen die na de inname in de stad kwamen, maar soldaten die zich tevoren aan de tegenpartij over hadden moeten geven -krijgsgevangenen dus – en mogelijk ook deserteurs. Overigens kunnen deze overleden Franse krijgsgevangenen niet behoren tot de personen waarvan de resten op Baselaar aangetroffen zijn, want aangezien ze in het Kistenboek vermeld staan, zijn ze dus in doodskisten begraven, wat bij de skeletten op het bastion juist niet het geval is. Een laatste punt betreft de bewering van Ed Hupkens dat in december 1794 en januari 1795 geen timmerhout voor lijkkisten meer verkrijgbaar was. Dit lijkt me eveneens onjuist. Er was in die zeer strenge winter zeker houtgebrek in de stad zoals ik in mijn artikel ook schreef. Maar uit het Kistenboek blijkt dat het begraven van overleden ingezetenen van ’s-Hertogenbosch de hele winter op normale voet doorging: met doodskisten dus. Er is één uitzondering: de personen die in het Groot Ziekengasthuis overleden en op het kleine kerkhofje bij het ziekenhuis een laatste rustplaats kregen. Tussen eind januari en eind februari 1795 was het GZG grotendeels in gebruik genomen als vestiging van het Frans militair hospitaal. In de notulen van de regenten van het ziekenhuis van 26 februari van dat jaar lezen we: ‘Vermits het gebrek aan hout de aannemer der doodskisten niet in staat is geweest het vereischte aantal van doodskisten in gereedheid te hebben en volgens zijn bestek te houden en dat gedurende de tijd dat de Franschen een hospitaal in het gasthuis hebben gehad zij hunne dooden zonder kisten hebben begraven, hetgeen de vader (het hoofd) genoodzaakt is geweest meede ten opzigte van de burgers te doen.’ Het lijkt er op dat behalve het houtgebrek ook meegespeeld heeft dat het GZG de Fransen niet voor het hoofd durfde te stoten door de burgeroverledenen anders te behandelen dan de Fransen met hun doden deden. In elk geval staat hier zwart op wit dat de overleden militairen toen zonder lijkkisten ter aarde besteld werden. Vermoedelijk gebeurde dat al vanaf de ingebruikname van het Frans hospitaal kort na de inname van de stad. De Commissaris van Oorlog vroeg constant aan het stadsbestuur om van alles en nog wat voor het hospitaal te leveren, ook brandhout. Maar in het archief is geen enkel verzoek om leverantie van lijkkisten - of timmerhout voor dat doel - aangetroffen. Dit past in het beeld dat Marcel Portegies in diverse artikelen over ziekenverzorging in de legers schetste: met dode soldaten werd in die periode heel slordig omgesprongen. Foto: Ed Hupkens
KringNieuws september 2011, jaargang 37 nummer 5
9
M
Moerputten, een uniek gebied Nik de Vries
’s-Hertogenbosch is in een aantal opzichten een unieke stad. Een van die unieke zaken vormen de natuurgebieden, die vrijwel grenzen aan de Bossche binnenstad. Het Bossche Broek is inmiddels omgetoverd tot een gebied, waar plant en dier zich thuis kunnen voelen. De wandelaar die hier doorheen loopt, staan verschillende nieuwe paden ter beschikking. Ook het natuurgebied van de Moerputten, vlak bij het nieuwe ziekenhuis, is sinds enige tijd een eldorado voor natuurliefhebbende wandelaars. We liepen er op een mooie zonnige dag doorheen.
Voor de wandelaar in de Moerputten zijn verschillende rondwandelingen aangelegd. Als je veel tijd hebt, kun je de Gementwandeling volgen. Iets korter is het Bruggenpad en het kortst is het Halve Zolenpad, genoemd naar de bijnaam van de spoorlijn die eertijds van ’s-Hertogenbosch via Waalwijk naar Lage Zwaluwe liep en dit gebied doorkruiste.
Houten pad door moeras.
Bijenweitje met informatiebord. Bruggenpad Het Bruggenpad voert de wandelaar door verschillende biotopen. Zo loop je over een houten pad dwars door het moeras en pal daarop wandel je door natte weilanden. We komen langs de bijenwei, waar een paar jaar twee bijzondere vlindersoorten opnieuw zijn ‘uitgezet’: het pimpernelblauwtje en het donkerpimpernelblauwtje. Deze vlinders zijn voor hun voortbestaan afhankelijk van de grote pimpernel en voor de voortplanting van een soort knoopmieren. Deze informatie vind je op een van Het Halvezolenlijntje. De Langstraatspoorlijn van Lage Zwaluwe naar ’s-Hertogenbosch 1866-2011 is samengesteld door Jacqueline Heijenbrok, Ingrid D. Jacobs, Ilse Slootweg en Guido Steenmeijer. Het is uitgegeven door Matrijs en is verkrijgbaar in de boekhandel. Het kost € 19,95. Staatsbosbeheer verzorgt geregeld gratis rondleidingen door de Moerputten. Stevige waterdichte schoenen en een middel tegen muggen zijn aan te raden. Voor meer informatie kunt u terecht op www.staatsbosbeheer.nl. De eerstvolgende rondleiding vindt plaats op 20 september 2011.
10
KringNieuws september 2011, jaargang 37 nummer 5
de informatieborden die op enkele plaatsen staan opgesteld. Weer verderop is het bijna natuurlijke pad wat meer verhard en als je over het voormalig traject van de spoorlijn loopt, houd je je voeten droog, want dit tracé ligt op een dijklichaam. En even later betreed je de fameuze Moerputtenbrug, 600 meter lang, met 35 pijlers en schitterend gerestaureerd, die loopt over het water vol planten en dieren. Het water staat in een oude veenput. Deze is een restant van een oud moergebied, dat in de 19de eeuw is afgegraven en daarna overgelaten aan de elementen. In 1935 dacht de gemeente ’s-Hertogenbosch nog dat ze deze put zou kunnen gebruiken als vuilstortplaats. Gelukkig is dat niet doorgegaan. We komen twee dames tegen die zeggen dat het hun doet denken aan mangrove. Naast de brug ligt sinds enige tijd een vlonder, vanaf waar je een mooi uitzicht hebt over de brug. De vlonder drijft op het water, zodat deze mee kan bewegen als dit water stijgt of daalt. Halvezolenlijntje Het Halvezolenlijntje is de populaire bijnaam voor de Langstraatspoorlijn. Er zijn verschillende verklaringen te geven voor deze bijnaam. Zo zou die slaan op de –onbruikbare- halve zolen die handelsreizigers als monster meenamen naar de schoenfabrieken in Waalwijk. De naam zou echter ook kunnen samenhangen met de lachwekkend lage snelheid van de trein die over de lijn reed: in 1891 deed de trein
Moerputtenbrug.
liefst twee uur over een traject van iets meer dan 46 kilometer. Er gold namelijk een maximum snelheid van 30 kilometer! Dankzij een onlangs uitgekomen boek, Het Halvezolenlijntje. De Langstraatspoorlijn van Lage Zwaluwe naar ’s-Hertogenbosch 1866-2011, kunnen we alles te weten komen over de voormalige spoorlijn, die ook door de Moerputten liep. In drie delen worden de aanleg, het in bedrijf zijn en het einde en de wederopstanding besproken. Tussendoor lezen we enkele interviews met mensen die over deelaspecten van de spoorlijn spreken. Zo vertelt stedenbouwkundige en architect Cees van Aalst over de stadsontwikkeling van ’s-Hertogenbosch: het ontstaan van de ruimtelijke structuur van de stad, die veel te maken heeft met het water. De stad is gebouwd te midden van moerassen en heeft er veel aan moeten doen om droge voeten te houden. Henk van Gelder vertelt verderop het een en ander over de natuur langs de spoorlijn. Opnieuw wordt duidelijk hoe belangrijk een paar mensen kunnen zijn voor het behoud en de restauratie
Rijke natuur.
De oude veenput. van zaken die verloren dreigen te gaan. Want als in 1972 de laatste trein zijn reis heeft voltooid, ligt de lijn er verlaten bij. Wat moet ermee gebeuren? Gelukkig is er een groep fanatieke mensen opgestaan. Deze groep heeft ervoor gezorgd dat er belangstelling kwam voor de restauratie van de bruggen, zoals de
Moerputtenbrug en de er vlakbij gelegen Venkantbrug. Ook restauratiearchitect Cor Bouwstra komt in het boek uitgebreid aan het woord. Over de Waalwijkse spoorbrug is een mooi fietspad aangelegd. Staatsbosbeheer heeft het signaal opgepikt en is aan de slag gegaan om van de Moerputten een prachtig en toegankelijk natuurgebied te maken. De vele illustraties maken het boek tot een prettig leesen kijkgeheel. Je krijgt er echt zin in het hele traject te gaan verkennen en wie zou je daarbij tegenhouden? En als je nog meer wilt weten, wijst een lijst met publicaties achterin het boek je de weg. Ik ben erg te spreken over dit mooie boek. Inhoudelijk zit het goed in elkaar, het is afwisselend, de typografie is prima verzorgd. Wie zou zo’n boek niet willen lezen? Foto’s: Ellie de Vries
KringNieuws september 2011, jaargang 37 nummer 5
11
P
Wie kent ze nog: Frans van der Burgt, be In de vorige eeuw waren er in ’s-Hertogenbosch mensen actief die op een of andere manier een cultureel stempel op de stad drukten. Hun namen en daden zijn echter vaak vergeten.
Frans van der Burgt aan het werk.
Frans van der Burgt, beeldhouwer Eind 1956 kreeg het stadsdeel West, achter het Bossche station, een nieuwe verbinding met de stad: de stationstunnel. Boven de tunnelingang aan de westkant werd een fors -250 cm hoog- beeldhouwwerk opgericht: Cultuur en Arbeid samen. De beeldengroep werd gehakt door Frans van der Burgt. Twee figuren, een vrouw in lange rok en een man gekleed als arbeider, dragen bloemen in een wiel. De figuren zijn strak gestileerd. Bij de beide ingangen van de tunnel vervaardigde Van der Burgt tevens enkele reliëfs van 70 bij 50 cm. Aan de stadskant een man met een hoorn en een man met een lasapparaat; aan de westzijde een meisje met bloemen en een man met een seinlamp.
Beeld oostzijde stationstunnel.
Beeld oostzijde stationstunnel.
12
Franciscus Antonius van der Burgt werd in 1915 in de buurt van de Graafseweg in ’s-Hertogenbosch geboren. Hij bezocht na de lagere school de ambachtsschool en werd daarna leerling in het atelier van Van Bokhoven en Jonkers. Dit atelier maakte vooral beelden voor katholieke kerken en kloosters. Hier werd hij technisch geschoold in het hakken en snijden van beelden. In de oorlogsjaren zat hij een periode ondergedoken bij de beeldhouwer Peter Roovers in Mook. Na 1945 vervolgde hij zijn opleiding. Eerst nam hij les bij Niel Steenbergen aan de Tilburgse Academie. Van 1947 tot 1952 was Frans van der Burgt leerling van professor Piet Esser aan de Rijksacademie in Amsterdam. In 1952 vestigde Van der Burgt zich als zelfstandig kunstenaar in ’s-Hertogenbosch. Zijn atelier was in een gedeelte van de vroegere manege aan de Hekellaan.
KringNieuws september 2011, jaargang 37 nummer 5
Hier voerde hij zijn eerste opdrachten uit: een tympaan voor de kerk van Maren-Kessel, voorstellend de H. Drieëenheid met de evangelistensymbolen, en enkele heiligenbeelden voor de kerk van Vierlingsbeek. In ’s-Hertogenbosch vervaardigde hij, behalve het werk aan de stationstunnel, een groot reliëf op de pilonen van de Wilhelminabrug. Hij verbeeldde hier de geschiedenis van de stad in een aantal scènes met een jaartal. Voor het Bossche stadhuis maakte hij acht panelen voor de deur van de trouwzaal. Voor de Sint-Jan goot hij een bronzen Johannes de Doper. Dit beeldje staat op het puntdak van de zogenaamde gerfkamer. Op enkele plaatsen in de stad, in de Cavaleriestraat en in de Zusters van de Orthenpoort, werden gevelstenen van zijn hand geplaatst. In 1959 verhuisde hij naar Rosmalen. In de Jonkvrouw de la Courtlaan betrok hij zijn eigen atelierwoning. Hij woonde en werkte daar tot zijn dood. In de loop der jaren vervaardigde Frans van der Burgt veel beelden die een plaats kregen in vooral Brabantse gemeenten. Bij scholen, zwembaden en verzorgingshuizen kreeg hij regelmatig opdrachten
eeldhouwer Geert Donkers
Beeld Wilhelminabrug met deel Bossche historie.
Beeld westzijde stationstunnel: Cultuur en arbeid samen.
in het kader van de zogenaamde 1% regeling. Deze houdt in dat 1% van de bouwsom wordt besteed aan kunstwerken. Ook klein plastiek in steen of brons vond zijn weg naar veel particulieren. De schoonheid van de natuur en het samenzijn van mensen keerden als thematiek regelmatig terug in zijn werk. Voor zijn woonplaats, de toenmalige gemeente Rosmalen, voerde hij ook opdrachten uit. Zo maakte hij een borstbeeld van de koningin, het Bevrijdingsmonument in de Schoolstraat, het beeld De bouwvakker op de Driesprong en een beer op het schoolplein van Kindcentrum de Troubadour. Van zijn hand zijn verder de penningen voor de Jeroen Bosch tentoonstelling in 1967 en voor het Internationaal Vocalisten Concours in ’s-Hertogenbosch. Frans van der Burgt was een veelzijdig kunstenaar. Hij overleed na een hartaanval in 1985. Foto’s: Ellie de Vries Bron: Bossche Encyclopedie; website van Guus van der Burgt
Beeld westzijde stationstunnel.(l) Beeld westzijde stationstunnel.(r)
KringNieuws september 2011, jaargang 37 nummer 5
13
V
Verzamelaars Hertog Jan 20 jaar Op 6 juni 2011, op de kop af 20 jaar later, vierde de werkgroep Verzamelaars Hertog Jan in de bijzondere historische locatie Croy-De Pettelaar haar 20-jarig bestaan. Als speciale gast schoof aan oud-voorzitter van de Kring Nort Lammers die 20 jaar geleden ook bij de oprichting aanwezig was. Er waren vele oud-leden benaderd om dit jubileum mee te vieren. Niet iedereen kon komen; sommigen waren door omstandigheden verhinderd. In ieder geval konden we blij de hand schudden van Maarten Rovers en Sjef Beekwilder. *
Huber van Werkhoven, Jan Masselink, Toine Jansen, Sjef Beekwilder, Maarten Rovers, Nort Lammers en Frits op ten Berg.
De Pettelaar is gekozen vanwege zijn eeuwenlange historie die de stad kenmerkt. En dat men tegenwoordig daar Bourgondisch goed kan vertoeven is mooi meegenomen. In de eerste honderden jaren van onze stad werden vestingwerken in allerlei soorten aangelegd. In het zuiden werd in 1623 bastion De Pettelaar gebouwd dat de stad moest beschermen tegen de eerste aanvallen van een vijand vanuit het zuiden. In 1629 werd door een groot offensief van totaal vier maanden van Frederik Hendrik deze al snel gebruikt tegen de stad. Het werd in 1672 van versterkingen ontdaan omdat men bang was voor de Fransen. Maar het grote Franse leger kwam pas in 1794 en wist de stad in drie weken in te nemen. Na de opheffing van de vestingwet in 1874 is het vooral tot op de dag van vandaag een pleisterplaats. Verhalen verzamelen In eerste instantie lag in de bedoeling dat ons lid Huber van Werkhoven een presentatie zou geven over twee Bosschenaren in de Tweede Wereldoorlog vanuit de filatelie kant belicht. Echter onze speciale gast Nort Lammers kwam met een stapel oude Kringnieuwsen onder zijn arm binnen. En met het lezen van de artikelen ontstond er zo’n boeiende sfeer dat we bijna vergaten onze dis te bestellen. Echter het Croy bier bleef wel goed doorkomen.
Rob Hoogeboom Het oudste Kringnieuws op tafel was dat uit najaar 1988 met een verhaal geschreven door een Kringhuis steunpilaar uit die tijd, Bert Bartels. Deze ging over de verzamel expositie eind 1988 van Frans Teulings. In het toenmalige Kringhuis In de put achter de HEMA lagen alle vitrinekasten vol en op de wandborden was geen plaatsje onbenut gelaten. In het verhaal van Bert beschreef hij zijn bezoek bij Frans die zijn huis vol had staan met dozen, kasten en overal beeldjes en schilderijtjes en wat al niet meer. Deze expositie was voor mij de reden om voor de eerste keer het Kringhuis te bezoeken. Deze expositie is ook het begin geweest voor het oprichten van de werkgroep Verzamelaars. Zowel in het Kringhuis als verderop in de Karrenstraat bij toen nog Sociëteit Janus en Bet, later café Anders geheten, maakte ik kennis met Sjef Beekwilder, Jo Hendriks en Frans Teulings. Onder het genot van een koffie, brandewijn en beter zelfs een lekker biertje kreeg ik behoorlijk veel geschiedenisles over ’s-Hertogenbosch en die les sloot goed aan bij mijn passie voor de Binnendieze. Het bleek dat deze heren ook enorm veel verzamelden en dat heeft mij eveneens aangestoken. Na de oprichting van de werkgroep Verzamelaars door Sjef Beekwilder, Jo Hendriks, Frans Teulings en Rob Hoogeboom, zo leerde ook de artikelen die Nort voorlas, gingen we op zoek naar een andere naam en logo. En weer onder het genot van een biertje kwam Sjef Beekwilder met de naam Verzamelaars Hertog Jan en kwam het logo naar voren. Al verhalen lezende en tussen het eten door passeerden vele anekdotes de revue. In de beginjaren was VHJ een graag geziene gast voor exposities in de Knillispoort. Van de dieje van dun dieje en op dat huukske. En witte dè nog. Het Bossche dialect kreeg die avond ook veel bijval. En omdat we nu eenmaal in een horeca bestemming waren, gaf Sjef tussendoor zijn positieve kritiek op deze locatie. Uit de verhalen bleek toch ook dat verzamelen gewoon veel zoeken is, beurzen aflopen, advertenties uitpluizen en zeker de laatste jaren gebruik maken van het surfen over het net. *Naschrift auteur: Sjef Beekwilder overleed op 3 augustus 2011. Hij heeft ook als mede oprichter in de beginjaren voor de werkgroep VHJ veel betekend. Zijn inzet, kennis en enthousiasme zullen wij als VHJ ook niet vergeten. Ons eerste biertje samen dronken we bij Sociëteit Janus & Bet, het laatste bij Croy De Pettelaar. Mijn laatste saluut met brandewijn en suiker op 6 augustus 2011 in de Knillispoort. Daarbij terugdenkend aan de mooiste exposities van de VHJ. Foto: Rob Hoogeboom
14
KringNieuws september 2011, jaargang 37 nummer 5
D
Droogvaren op de Binnendieze
Gedurende het zilveren jubileumjaar van de vaarseizoenen op de Binnendieze werd iedere keer op de 25ste van de maand een bijzondere activiteit georganiseerd. Na de omwonenden aan de stadsrivier, de mantelzorgers en de klanten van de Stichting, waren de bewoners van de zorgcentra aan de beurt. Zij hoefden niet naar de Binnendieze toe te komen, die kwam naar hen. Op donderdag 25 augustus ging een schare schippers naar de tien Bossche zorgcentra, waar de bewoners in filmvorm konden genieten van onze unieke binnenstadsrivier. Een verslag van een ‘droge rondvaart’ in zorgcentrum Antoniegaarde.
Gerard ter Steege (l.) en Ger Wiegers
Aandachtig luisterend publiek
In de geheel gevulde recreatiezaal Zonnegaarde van zorginstelling Antoniegaarde, heette Marya Simonse (activiteitenbegeleider) de schippergidsen Gerard ter Steege en Ger Wiegers van harte welkom. Bij wijze van voorgerecht lieten zij eerst Den Bosch Experience zien, een 20 minuten durende film over een aantal hoogtepunten van de stad ’s-Hertogenbosch. Zoals de Sint-Jan, de Binnendieze, het Jheronimus Bosch Art Center, het Bossche Broek, carnaval en de binnenstad. Na deze opwarmer gingen we virtueel scheep bij schippergids Ger Wiegers. Hij attendeerde de meevarende bewoners vooraf om in bochten ‘hun ellebogen en hoofd goed binnenboord te houden’. Aan de hand van een 50 minuten durende, vanuit een boot opgenomen film (van Jaap Schinkel en Ger Wiegers) leidde Ger ons door en onder de Bossche binnenstad. Hij vertelde over ontstaan en geschiedenis van ’s-Hertogenbosch. Over de Binnendieze, die destijds een open riool was, met meer ratten en vleermuizen dan inwoners. Over de gigantische, 25 jaar geduurd hebbende restauraties die vanaf 1973 op en aan de Binnendieze hebben plaatsgevonden. Voor de geboren en getogen Bossche bewoners in de zaal waren de beelden erg herkenbaar. Zij kenden de Binnendieze nog als een smerige stinksloot en het is nu een van de mooiste binnenwateren in Nederland. Er waren
Ed Hupkens karakteristieke trajecten te zien: Vughterstroom, Kleine Vughterstroom, Kerkstroom, door de Kruisbroedershekel heen buitenom de Stadssingel op, en dan via de Grote Hekel de oude binnenstad weer in. Op dit punt stopte Gerard ter Steege de film: “Bij de Rode Leeuw (Het Diezehuys) stappen we even uit.” Tijdens de pauze gingen Gerard, Ger en schrijver dezes rond met hoog opgetaste schalen roomsoesjes en pralines. Medewerkers van Antoniegaarde brachten koffie, thee, fris of iets sterkers rond. Ademloos Gesterkt door de versnaperingen hervatte Ger de vaartocht. Op de Verwersstroom verhaalde hij van de redders van de Binnendieze, Hein Bergé en Jan van der Eerden. Tijdens zijn anekdotes – zoals over Pirke van Boxtel en Trui de Kievit – en een enkel sterk verhaal – skelet in het Hellegat - hingen de bewoners ademloos aan zijn lippen. Het was dan heel stil in de zaal, je kon een speld horen vallen. Ook zijn verhalen over de Snellestraat en Stoofstraat gingen er als zoete koek in. Via de Poort van Diepen kwamen we weer terug bij het afvaartpunt aan de Molenstraat. In de vorm van een vloeibaar cadeautje bedankte Marya Simonse de beide schippergidsen voor hun grandioze presentatie: “Zeer bedankt!” Een rondvraag bij enkele aanwezige bewoners leverde alleen maar positieve en enthousiaste reacties op.
Als toegift konden de bewoners kiezen tussen een film over de Veemarkthallen en beelden over Oud-’s-Hertogenbosch. Unaniem werd voor het laatste gekozen. Met filmbeelden over het bezoek van koningin Wilhelmina aan onze stad, de bevrijdingsfeesten in 1946 in De Pijp (Rue de la Pipe en Montparnasse), de Allegorische Optocht in de binnenstad, de Levende Poppenkast. Tijdens de Plechtige Omgang in de ‘Beurzenkiet’ werden de Marialiederen uit volle borst meegezongen. Kreten van herkenning uit de zaal bij beelden van bisschop mgr. Mutsaerts. Al met al: een onverwacht en heerlijk toetje! Foto’s Ed Hupkens
KringNieuws september 2011, jaargang 37 nummer 5
15
S
Stadspartij Knillis en Knillispoort 40 jaar Op 28 mei 2011 vierde de Stadspartij Knillis en Stichting Knillispoort hun 40-jarig bestaan. Deze twee zijn enerzijds onsamenhangend aan elkaar verbonden, maar zijn anderzijds twee losse organen. Beide hebben wel in de laatste 40 jaar een grote stempel gedrukt op de politiek, sociaal, cultureel en historische denken en doen in ’s-Hertogenbosch. Alleen al het feit dat een politieke groepering in de stad al sinds zijn oprichting 40 jaar dezelfde locatie heeft is uniek te noemen.
De eersten van de Knillispoort.
De Knillispoort.
Stadspartij Knillis is opricht in 1971. De naam op zich heeft wat kleine naamswijzigingen ondergaan in de laatste 40 jaar maar de naam Knillis is altijd gebleven. De Bossche politiek was in de jaren 1960-1969 flink in beroering geraakt door plannen van de gemeenteraad. Het bekendste daarvan is wel het zogenoemde Structuurplan 1964. Delen van de binnenstad slopen, grote wegen erdoorheen, een verbindingsweg dwars door het Bossche Broek en het meest spraakmakende onderdeel: het nagenoeg geheel dempen van de Binnendieze. Onder leiding van de burgers Hein BergĂŠ en Jan van der Eerden werd de politieke partij Beter Bestuur opgericht. Die partij zag als haar voornaamste taak de sloopplannen van cultureel en historisch gezichtsbepalende elementen te voorkomen. De voornaamste reden van de oprichting was de voorgenomen demping van de Binnendieze. Omdat dit allemaal toch wel redelijk goed verliep, kwam er een keerpunt: Beter Bestuur kon opgeheven worden, het doel (niet dempen van de Binnendieze) was bereikt. De grote strijd echter was in zijn geheel nog lang niet gestreden. Dat zette enige mensen er toe om deze lijn voort te zetten via een andere politieke
partij. En dat werd dus Knillis. De oprichters gingen voortvarend van start en wilden meteen meedoen met de eerstkomende raadsverkiezing. En tegelijk zochten ze een eigen honk om de ideeĂŤn kracht bij te zetten en waar burgers van de stad zonder enige drempelvrees konden binnenlopen. Die plek werd al vlug gevonden in een verwaarloosde stalling van fietsen en boten in de Korte Waterstraat. Voordat men hier in kon trekken, moest er nog heel veel werk worden verzet. Maar men kon met behulp van vele vrijwilligers er al snel een huiskamer honk van maken. Zo zag de Knillispoort het levenslicht. Er zijn in de jaren daarna nog vaak aanpassingen geweest en wat al niet meer. Want eerst werd het pand gebruikt als alleen een politieke thuishaven voor Knillis. Door het werk van Stichting Knillispoort is een multicultureel sociaal centrum ontstaan dat aan de wieg heeft gestaan van vele zaken die we nu als normaal zijn gaan beschouwen. De politiek Het gaat in dit verhaal te ver om alle wapenfeiten van Stadspartij Knillis op te voeren. En het is ook niet de bedoeling om de lezer een politieke kant op te duwen. Daar zou letterlijk een boek over geschreven kunnen worden en dat komt er nog aan ook. Maar enige zaken zijn er wel uit te lichten. Zeker in de eerste vijf tot tien jaar van het bestaan was het voor Knillis niet zo makkelijk om zich in de Bossche politiek te bewegen. De grootste partij was al enige decennia de katholieke KVP die een flinke vinger in de pap had te brokkelen. De gemeenteraadsverkiezingen lieten al in de jaren
16
KringNieuws september 2011, jaargang 37 nummer 5
Rob Hoogeboom zestig en vanaf 1971 tot vooral midden jaren tachtig grote politieke verschuivingen zien. De gemeenteraadsvergaderingen waren zeker in die tijd vol vuur en passie door al deze veranderingen. De grote versplintering heden ten dage is nu ook geen pluspunt te noemen. Voor Knillis waren het ook wisselende jaren van eerst een zetel tot drie zetels en alweer een twaalftal jaren een zetel in de gemeenteraad. Maar toch elke keer met een hoorbare stem. De grote speerpunten van 40 jaar geleden waren het behoud van het stadsgezicht en het open houden van de Binnendieze. Daarvan is het stadsgezichtsbehoud en eventueel herstel zelfs nu nog steeds actueel. We geven een kleine opsomming van andere zaken. Parkeerplaatsen buiten de ring van de binnenstad, de aanleg van transferia, autovrije Parade, meer ruimte voor het openbaar vervoer, betere fietsverbindingen, het Fonteinenplan en milieu & duurzaam bouwen. Stichting Knillispoort Vooral in de beginjaren werd de Knillispoort gebruikt voor het bereiken van politieke doelstellingen. Maar al gauw zag men in dat dit doel breder en ruimer genomen moest worden. Dat kwam ook voort uit het feit dat deze plannen vanuit de stad aangereikt werden.
Aandachtig gehoor in Knillispoort bij jubileum.
In de trant van “Is het misschien een goed idee of is het mogelijk om?” Diverse activiteiten die men nu in stad heel normaal vindt hebben hun oorsprong in de Knillispoort. De heemkundevereniging de Boschboom werd opgericht op 3 september 1968. Maar een aantal mensen vond deze te elitair. Er werd door de Boschboom een werkgroepje ingesteld onder leiding van Peter Jan van der Heijden samen met Jan Kleyne en Louis Aarts. Al pratende aan de stamtafel van de Knillispoort kwam men op het idee
om een laagdrempelige heemkunde vereniging op te richten. Die moest geleid worden door een populair persoon met aanzien in de Bossche gemeenschap. De keus viel daarbij op de juwelier Hans Verdonk. En zo werd 21 maart 1973 opgericht Kring Vrienden van ’s-Hertogenbosch. Maar ook tentoonstellingen van Stichting STOK –die nu plaatsvinden in het Kruithuis-, Literair Café, COC inloop middagen, muziek met Jazz in Duketown, Carnaval, de Sint-Jansdag. Te veel om op te noemen. Aan de stamtafel dan wel met koffie of brandewijn is ook een aantal gesprekken gevoerd eind 1989 en begin 1990 die resulteerden in de cursus Boschlogie. Maar politiek is en blijft altijd verweven. Met de restauratie van de Binnendieze achter en langs de Knillispoort ontstond het idee voor een fontein. Dit gezien het feit dat het Fonteinenplan erg vers en actueel gedragen werd. In het British Museum in Londen werd het antwoord gevonden op een gravure ter grootte van een postzegel. Dit resulteerde later in de beeldengroep Dieske. In 1992 werd deze onthuld door burgemeester Don Burgers. Al die ontwikkelingen leidden in 1994 tot de toekenning van de Albert Swane prijs aan de Stichting Knillispoort. En al enige jaren is er elke zaterdagmorgen tussen 10.00 – 12.00 uur live radio van de lokale zender Boschtion. Die laat onpartijdig en zonder politieke kleur elke burger zijn verhaal doen. Proficiat De receptie bij gelegenheid van het 40-jarig bestaan werd bezocht door vele genodigden uit alle rangen en standen van de bevolking. Burgemeester Rombouts liet zelfs zijn visite thuis even in de steek om aanwezig te zijn. Op de receptie sprak de burgemeester over het geheim van de Knillispoort: de glaasjes brandewijn met suiker. Dit is een facet, maar de wekelijkse inloop zaterdag van 11.00 tot 13.00 uur met gratis koffie is het grootste geheim. Het vormt al vele jaren de ‘denktank’ voor de stad. Vele aanwezige oud-leden van Knillis memoreerden met korte anekdotes de geschiedenis. Ondergetekende gaf in het bijzijn van wethouder Huib van Olden een Liniebier 1629 pakket aan Paul Masselink en Nico van den Heuvel. Want zonder Knillis en zijn poort geen Boschlogie en zonder Boschlogie geen Groene Vesting en dus geen Liniebier 1629. Foto’s: Archief Stichting Knillispoort en Ellie de Vries Bronnen: Boschlogie I - Politiek Interview met Henny Molhuysen www.stadspartijknillis.nl
KringNieuws september 2011, jaargang 37 nummer 5
17
B V Barricade of Fort?
Van stad naar gem
Eric Overdijk
Na wat ‘googlen’ kwam ik een interessant verhaal met foto’s tegen op de website www.londoh.com/Fort Den Bosch-Kaibobo II. ‘Londoh’ is het pseudoniem (=klassieke Javaanse woord voor Hollander) van Lionel Sluyter Hij was een vroeg-gepensioneerde reisfanaat, die in zijn eentje jarenlang de Indonesische archipel bereisde. Hij overleed onlangs. Tijdens een avontuurlijke boottocht bezocht hij Kaibobo, op het eiland Ceram (Molukken), sprak met de huidige inwoners en maakte foto’s van de overblijfselen van het fort/de barricade Den Bosch.
In een reactie verwijst ene Patrick naar Francois Valentijn (1666-1727), auteur van het standaardwerk Oud en Nieuw Oost-Indien en Pieter van Dam: “Rond 1687 werd er in Kaibobo door de VOC een kerk gebouwd, ook met behulp van de lokale bevolking. Kaibobo leverde het hout dat de VOC gebruikte voor het bouwen van palissades, houten beschuttingen, voor naburige vestigen. Volgens Pieter van Dam, die rond 1701 de geschiedenis van de VOC beschreef, stond hier een barricade met de naam Den Bosch, gebouwd in 1695.”
Ik citeer nu Cor Passchier, architect, met als specialisatie Koloniale Gebouwen in Nederlands Indië: “In 1928, bezocht een medewerker van de Oudheidkundige Dienst, V.I. van de Wall, de negorij Kaibobo. Er werd een ruïne van een stenen Blokhuis aangetroffen. Dit werd gebouwd tijdens het bewind van de Gouverneur Nicolaas Schaghen in 1695. Al in circaw 1688 wordt er melding gemaakt van een kleine versterking “de barricade Den Bosch“, mogelijk een voorloper van het stenen blokhuis. Al in 1697 bestonden er plannen om het te slechten, maar tot een algehele afbraak kwam het niet, het werd geschonken aan de Orangkaja (hoofd plaatselijk bevolking) en het nog niet gesloopte deel bleef staan. In 1817 wordt er nog melding van gemaakt. Van de Wall trof in 1928 Hij nog een ruïne aan, maar toen Londoh de locatie bezocht, was die al verdwenen, de bevolking had de bakstenen meegenomen voor eigen gebruik. De genoemde vermelding uit 1688 is te vinden in de bij het Nationaal Archief bewaarde verzame- ling stukken van Johannes Hudde, burgemeester van Amsterdam en Bewindhebber VOC-kamer Amsterdam. Pieter van Dam schreef een en ander waarschijnlijk aan de hand van deze beschikbare informatie. Een fort genaamd Den Bosch heeft er mijns inziens niet gestaan, in zoverre ik dat nu kan overzien.” De naam van onze stad op zo’n afgelegen plaats en de bijbehorende geschiedenis vond ik leuk om te lezen en – naar ik hoop - jullie ook !
18
KringNieuws september 2011, jaargang 37 nummer 5
In deze periode verschuift de macht van de stad naar de landsregering in ’s-Gravenhage. Daarom eerst een beetje algemene geschiedenis. Tot aan het eind van de 18de eeuw bestaat de regering van de Republiek der Verenigde Nederlanden uit de afvaardiging van de verschillende provincies. Van een sterk nationaal beleid is geen sprake en de macht ligt vooral bij de steden. In 1789 breekt in Frankrijk de revolutie uit. De burger wil meer invloed en keert zich tegen de macht van de adel, de kerk en de regenten. De Fransen willen die Revolutie delen met de rest van Europa. Op 9 oktober 1794 trekken Franse troepen onder leiding van generaal Pichegru na een beleg van slechts drie weken onze stad binnen en kondigen de staat van beleg af. Het zijn niet alleen de Franse burgers, die een eind willen maken aan het oude patriarchale systeem. Ook in ons land staan de oude verhoudingen onder druk. In Nederland komt aan het eind van de 18de eeuw de positie van het stadsbestuur ter discussie te staan. Daarbij gaat het niet alleen om de vraag of burgers meer invloed moeten hebben in het bestuur van hun stad, maar ook om een meer algemene vraag: moet dat stadsbestuur onafhankelijk zijn en een eigen beleid kunnen voeren, of moeten bestuurlijke maatregelen gelden in de hele provincie en misschien wel in het hele land. Voorstanders van de eerste opvatting spreken in die tijd graag over de stadsregering. Zij zijn van oordeel dat de stad geregeerd moet worden op basis van de bestaande lokale privileges. De tegenstanders, de zogenoemde unitaristen, bestrijden het stedelijk patriciaat. En willen dat regelingen voor burgers in het hele land gelijk zijn. Zij beroepen zich op de idealen van de Franse revolutie: vrijheid, gelijkheid en broederschap.
De nieuwe grondwet Na de verovering door de Franse troepen wordt in Nederland de Bataafse republiek uitgeroepen. Een van de eerste zaken die gerealiseerd worden is het kiesrecht. Op 4 april 1795 worden de leden van het stadsbestuur, door de Bosschenaren zelf gekozen. Op 1 maart 1796 komt de eerste democratisch verkozen volksvertegenwoordiging van Nederland bijeen in Den Haag. Een tweede belangrijke vernieuwing is, dat de politieke macht van ons land bij de landsregering in Den Haag komt te liggen. De Provinciale Staten vormen een tweede politieke laag. Voor de gemeenten worden reglementen voor plaatselijk bestuur ontworpen. Er wordt een felle discussie gevoerd over de macht van steden. De unitaristen zagen het gemeentebestuur slechts als een ‘blotelyk
meente(4): 1794-1848 Marjan Vonk
Pichegru. administratief lichaam’ terwijl de federalisten blijven pleiten voor een stadsbestuur dat een, zij het beperkt, eigen beleid kan voeren. Het gemeentebestuur De Provinciale Staten leggen een nieuw bestuursreglement voor aan de zittende schepenen en raadslieden. Hierbij wordt de term ‘stadsregering’, die de Bossche elite bij voorkeur gebruikte, door de provinciale overheid vervangen door ‘gemeentebestuur’. En de bevoegdheden van het stadsbestuur worden aanzienlijk beperkt. Schepenen en raadslieden reageren woedend en weigeren het nieuwe reglement ter goedkeuring aan de Bossche kiezers voor te leggen. Tenslotte dreigen Provinciale Staten de Bossche bestuursfamilies persoonlijk te treffen. Dan volgt toch een stemming. ’s-Hertogenbosch heeft ruim 1800 stemgerechtigde burgers (mensen die voldoende kapitaalkrachtig zijn). De 799 stemgerechtigden die een stem uitbrengen, verwerpen het voorstel. Ruim 1000 kiezers zijn thuisgebleven. De Provincie neemt aan dat zij vóór stemmen, en daarmee is het voorstel aangenomen. Zo langzamerhand, na steeds nieuwe reglementen, krijgt het gemeentebestuur de vorm die het nu ook nog heeft. In 1798 worden, om de bedrijfsvrijheid en de onderlinge concurrentie te bevorderen, de ambachtsgilden afgeschaft. De dekens van de gilden maken al een poos geen deel meer uit van het stadsbestuur. Nu wordt hun organisatie opgeheven. Vanaf 1814 vormt de gemeenteraad het hoogste bestuur in de gemeente. Het dagelijks bestuur wordt gevormd door Burgemeester en Wethouders. Een jaar later wordt een nieuw stedelijk reglement van kracht. Daarin wordt bepaald dat er in een gemeente drie burgemeesters moeten zijn. Daarnaast wordt bepaald wie de leden van de gemeenteraad mogen kiezen. Dat zijn in die tijd uiteraard alleen mannen. Mannen die meer dan 10 gulden aan grondbelasting en personele rechten betalen mogen kiezen. In de praktijk betekent dit, dat van de 13.000 inwoners die de stad dan telt, er nog geen twaalfhonderd hun stem mogen uitbrengen. Mannen die tot gemeenteraadslid gekozen willen worden, moeten welgesteld zijn: zij moeten tenminste 25 gulden aan belastinggelden afdragen.
Een nieuwe elite In 1824 wordt opnieuw reglement gewijzigd. Vanaf dat moment krijgt de koning (Willem I) meer en de stad nog minder bevoegdheden. De koning benoemt in het vervolg één burgemeester. Dat was de eerste keer A.G. Verheijen. De zittende burgemeesters P.H. van Fenema en W.H. van Thye Hannes worden wethouder. Het gemeentebestuur bestaat in totaal uit 22 leden. De leden van de gemeenteraad hoeven niet langer van de ‘ware gereformeerde religie’ te zijn. Ook personen met een katholieke levensovertuiging mogen weer in het gemeentebestuur zitting nemen. In 1844 bestaat de gemeenteraad uit vijf protestanten en vijftien katholieken. Ook op een andere manier verandert de samenstelling van het gemeentebestuur. Voor 1794 waren het vooral rijke renteniers, die alle tijd hebben voor bestuurlijk werk. Nu zitten ook kooplieden en ondernemers in de gemeenteraad. De gemeenteraad mag dan gekozen zijn, maar een doorsnee van de bevolking is zij niet. Het is opnieuw een elitair en welgesteld gezelschap, bestaande uit een kleine groep families, die de stad bestuurd. Beperkt takenpakket De nieuwe gemeente heeft een beperkt takenpakket. Taken als onderwijs, gezondheidszorg, openbare veiligheid en sociale voorzieningen bestaan niet of zijn in particuliere handen, zoals van de Godshuizen of de schutterij. Vergaderingen van het gemeentebestuur vinden meestal eens in maand plaats en de agenda is beperkt. Een dergelijk beperkt takenpakket vraagt ook een klein aantal ambtenaren. De belastingdienst kan het werk af met ruim twintig mensen, het gemeente secretariaat, waar ook de burgerlijke stand wordt bijgehouden, geeft tien mensen werk. Ondanks de beperkte gemeentelijke organisatie is de financiële positie van de gemeente niet erg rooskleurig. Dat komt ten dele door gemeentelijke schuldenlast. Maar het tekort is, althans volgens advocaat en raadslid Napoleon Sassen, voor een groot deel te wijten aan de gesubsidieerde armenzorg. De armoede in de stad is groot. Op een totale bevolking van ongeveer 13.500 wordt ruim één derde bedeeld. Er zijn ook ongeveer tweehonderd beroepsbedelaars in de stad. De armen worden ondersteund door de Godshuizen, maar die instelling krijgt op haar beurt subsidie van de gemeente. Sassen is politiek actief, naast raadslid is hij lid van de Provinciale Staten en van de Eerste Kamer. Maar het probleem van de dure armenzorg in ’s-Hertogenbosch kan ook hij niet oplossen. Bronnen: P. Huizinga, De opkomst van de modern-democratische gedachte, 1941 M. Duijvendak en M. Prak: Revolutie op revolutie in ’s-Hertogenbosch, de geschiedenis van een Brabantse stad, 1997 J. Kloek en W. Mijnhardt: 1800: Blauwdrukken voor een samenleving, 2001
KringNieuws september 2011, jaargang 37 nummer 5
19
S M Stickers weg
Molenvereniging bi
Bert Schoot
Op maandag 18 juli heb ik leuke foto’s kunnen maken bij het voormalige Kringhuis in het Lombardje. Daar trof ik de voorzitter en de penningmeester aan, bezig met het verwijderden van de stickers van Kring vrienden en Stichting Binnendieze van de ramen.
De penningmeester (Marcel) in actie.
De voorzitter (Joop) helpt een handje.
Henny haalt stickers weg. Henny (administratief medewerkster van de Kring) had via de telefoon diverse vrijwilligers gestrikt om te komen helpen, zelf is ze ook actief bezig geweest. Omdat ik toevallig passeerde mocht ik ook helpen. Gerrie Brullemans was zelfs opgeroepen via de balie van het Diezehuis. Voor iedereen was het wel even hard werken, want zo gemakkelijk lieten de stickers zich niet verwijderen. Ondanks dat Gerrie zich flink in haar vingers had sneed wist zij toch niet van wijken en bleef actief. Via dit artikel kunnen de leden van Kring Vrienden ook eens zien, dat het bestuur niet alleen bezig is met besturen maar nodig de handen uit de mouwen steekt. Het is niet gelukt om de stickers in zijn geheel van de ramen te halen zodat ze ook nog elders gebruikt konden worden. Ik hoorde overigens dat er nog helemaal geen reclameuitingen op het nieuwe Kringhuis mogen worden aangebracht. Chapeau voor alle dames en heren die hebben geholpen. Foto’s Bert Schoot
Ondertussen is de gevelbelettering op het nieuwe Kringhuis aangebracht. (red.)
20
KringNieuws september 2011, jaargang 37 nummer 5
De Vereniging ‘Vrienden van de molens van ’s-Hertogenbosch’ heeft in het Nationale Molenjaar 2007 het idee opgepakt om een rosoliemolen monument op te richten in Rosmalen In 2010 is dit idee uitgewerkt om naar aanleiding van het eerste lustrumjaar dit monument als een geschenk aan te bieden aan de stad. Bouwplannen, financiële middelen en bouwvergunning hebben er voor gezorgd dat we ruim 1 jaar na het eerste lustrum nu zover zijn.
De twee grote molenstenen, die tot voor kort tegen de molenbelt van de standaardmolen van Rosmalen stonden, heeft men jaren geleden gevonden bij graafwerkzaamheden aan de Gele Hoeve. Deze zijn echter niet van een korenmolen maar de kantstenen ofwel kollergangstenen van een oliemolen. In Rosmalen hebben, blijkt uit kadastergegevens van 1832, verschillende rosmolens gestaan. Een rosoliemolen van Willem Jan Janssens in de Kruisstraat en een rosmolen van Willem de Laar in de Kerkenhoek. Een derde rosmolen, een rosoliemolen, stond bij de hoeve Heerenbeek. En die was van de heer Joannes B.H. van de Mortel, notaris in ’s-Hertogenbosch. Deze heeft in 1844 volgens bouwaanvraag akte 16 verzocht om “vergunning eenen rosolijmolen aldaar tusschen de bestaande korenschuur en de straatweg voornoemd te mogen plaatsen”. De vergunning werd hem op 12 april 1844 gegund: “Accorderen des adressants verzoek wordende mitsdien aan denzelve vergund, om ter plaatse hiervoren omschreven, eenen oliemolen door paarden wordende gedreven op te rigten en in werking te brengen”.
iedt rosmolenmonument aan de stad Liesbeth Verhoeven bij de standaardmolen en op dit doodbed geplaatst in het houten steenraam. Met hulp van vrijwilligers en donateurs heeft de vereniging dit karwei geklaard. Het monument prijkt nu aan de Gele Hoeve op het gras langs de Graafsebaan (tegenover Heijmans). Bij het aanbrengen van de stenen op hun ’nieuwe’ plaats werd op de grootste steen een inscriptie gevonden: “AO 1708 KT” (Anno 1708 gevolgd door de initialen van de steenhouwer).
Doodbed klaar met René Vogels en André van Esch.
Steenraam en Kollergang stenen geplaatst.
Wat is een rosoliemolen Een rosoliemolen wordt aangedreven door paarden en wordt gebruikt om olie te slaan. De kollergangstenen pletten, lopend over een doodbed, het gezuiverde zaad. Het doodbed doet niet mee in het werk, ligt stil. De zaadkorrels worden zo gekneusd tot zaadmeel. Het zaadmeel wordt verzameld met behulp van een strijker en op het vuister (pan met roerwerk op soort potkachel) verwarmd. Daarna wordt het warme zaad in bulen (wollen zakjes) gedaan en die vervolgens weer in haren (leren zakken met paardenharen voering). Het zo verpakte zaad wordt dan in het blok (een wigpers met slagwerk) uitgeperst zodat de olie in de onder het slagblok staande bakken kan vloeien. De oliekoek wordt na de eerste persing (voorslag), uit de bulen gehaald, gebroken, vaak opnieuw geplet onder de kollergang en verwarmd op het vuister en nogmaals uitgeperst in het slagblok. Dit levert de olie van de tweede persing (naslag) op. De paarden drijven behalve de kollergang ook het vuister roerwerk en het slagblok aan, zwaar werk dus.
De steen moet dus afkomstig zijn van een oudere rosoliemolen, die óf eerder ergens op het terrein van de Gele Hoeve heeft gestaan óf van elders destijds is aangekocht.
Jaartal AO 1708 KT.
Tekening rosoliemolen.
Tekening Kollergang met namen onderdelen.
Bouw kollergangmonument Van dit geschenk, de kollergang, is de eerste steen gelegd op dinsdag 28 december 2010. Op 5 april 2011 is de bouw daadwerkelijk gestart met het metselen van het doodbed. 24 juni zijn de stenen weggehaald
Op zondag 11 september om 14.00 uur zal wethouder mr. H. van Olden het monument onthullen. Deze zondag is speciaal uitgekozen omdat dit de tweede dag is van de Nationale Monumentendagen, waarop met name de monumenten, die buiten de stad staan, onder de aandacht worden gebracht. Na de onthulling wordt het monument overgedragen aan de stad. Illustraties: Liesbeth Verhoeven
KringNieuws september 2011, jaargang 37 nummer 5
21
B
Bosch Kelder Genootschap 12,5 jaar
Sinds 1629, heroprichting 1998. Dit staat in het briefhoofd van het Bosch Kelder Genootschap. In de eerste Boschlogie III jaren met de module Bossche Kelders werd al spontaan het idee geboren tot een heroprichting van het Bosch Kelder Genootschap. En inderdaad de boeiende voordracht van Ad van Drunen en mede de bezoeken tijdens de module gaven de doorslag. Er was in die jaren al veel onderzoek gaande door Ad van Drunen. Dat resulteerde in 2001 in het boek ’s-Hertogenbosch van straat tot stroom.
Het kleinste keldertje in de Schilderstraat.
Voor de goede orde ging oprichter Flip Dries terug naar de oorsprong in 1629; de kelders hebben in die tijd volop hun dienst bewezen. Want ‘Vanuit de diepten roep ik tot U’ is het motto van het Bosch Kelder Genootschap. Bij de oprichting is Ad van Drunen ook tot beschermheer benoemd. Het BKG is een besloten genootschap. Het BKG heeft ook zijn eigen beschermheilige in de persoon van Philippus Neri. Het genootschap telt 66 leden, maar er komen er ook niet bij. Met een grote groep is het ook vrij lastig om te talrijke kleine kelders te bezoeken. Bij hoge uitzondering en via een ballotage commissie mag men toetreden.
Bak met vondsten in kapsalon Peters, Vughterstraat 95. De keldertocht Vanwege het 12,5-jarig jubileum was er op 20 januari 2011 een jubileum keldertocht. De organisatie was in handen van de 3 F’s: Frits op ten Berg, Frans Peters en Flip Dries. Deze heren hebben hun sporen in het sociale en cultureel-historisch leven van ’s-Hertogenbosch al ruimschoots verdiend. Het verzamelpunt is altijd een bijzondere horeca gelegenheid in de binnenstad: deze keer viel de eer aan Het Groot Genoegen. De opzet van de keldertocht begint altijd met een wijziging die spontaan direct of later in de dag volgt. Zo was een bezoek gepland aan een van de kleinste kelders, bij het Vakkledinghuis van Piet de Vaan in de Snellestraat. Dat ging op het laatste moment niet door. Maar de organisatoren hadden voor die dag een prima programma in elkaar gesleuteld. Al wandelend werden de deelnemers vergast op de nodige spontane verrassingen van binnenstad bewoners. Met een
22
KringNieuws september 2011, jaargang 37 nummer 5
groep van 24 leden liep men naar de eerste kelder, Vughterstraat 251. De binnenkomst was al bijzonder: door een soort van steegje loopt men het pand naar binnen. Eigenlijk is het ook bijzonder aan dit pand dat het bestaat uit verscheidene panden die tot een pand zijn samengevoegd. Wat eerst nog Vughterdijk heette, herbergde in het verleden ook de diverse bedrijven. De huidige bewoners waren en zijn nog steeds druk doende om vanwege deze bedrijvigheid de panden op te knappen. Voor onze kelder moesten we naar een luik in de achtertuin. Het betreden van dit soort kelders vraagt wat lenigheid van de deelnemers en men moet niet met de beste kleren aan de keldertocht deelnemen. De meeste leden dragen ook een hoed of een muts. Vanwege de lage gewelven en het feit dat niet elke kelder brandschoon is, heeft men veel kans dat vooral spinrag of spinnen illegaal uit de kelders worden meegenomen. De tocht werd voortgezet naar Vughterstraat 95 waar kapsalon Peters is gehuisvest. In de salon had de eigenaresse al een volle bak neergezet van alle gevonden voorwerpen uit de kelder. Deze kelder bestaat uit een achter- en voorgedeelte, het voorgedeelte aan de straatkant werd bij toeval ontdekt omdat een gedeelte van de tussenmuur midden in de nacht instortte. Hier vond men ook restanten van de oude voorgevel. Er is contact gelegd met de BAM om in deze kelder een nader onderzoek in te stellen. Hinthamerstraat Het volgende adres zou Hinthamerstraat 138 moeten zijn met een extra uitleg van Maike Tjon A Kauw van de BAM. Het idee alleen al dat we nog voor de grote restauratie in het bijna ‘mooiste pand van Nederland’ mochten rondkijken maakte het erg
Rob Hoogeboom
Flip Dries reikt keldercertificaat uit aan bewoonster Hinthamerstraat 151.
spannend. Helaas had onze gastvrouw per abuis de verkeerde sleutelbos meegenomen, dus we konden er niet in. Nu is het pand wel erg bouwvallig maar ook aan de zijkant en achterkant was geen toegang mogelijk. De teleurstelling was van korte duur want een van de leden van het BKG had ter plekke een kelderbezoek geregeld. Niet eens ver weg, namelijk bij Sabrina’s Haarmode in Hinthamerstraat 140a. Voor de wachtende klanten wel een mooi tafereel dat al de extra bezoekers naar achteren mochten doorlopen. In dit pand was een moderne grote betonnen kelder zonder gewelfbogen. Deze wordt gebruikt als opslagruimte en pauzeruimte voor het personeel. Hierna gingen we het hoekje om naar de mooie gerestaureerde panden in de Schilderstraat 3-9-11. De kelders zijn in een zo origineel mogelijke staat bewaard gebleven. Dat houdt dan vooral in: een smalle doorgang, afgesleten traptreden met forse hoogteverschillen. De kelder op nummer 3 heeft zelfs nog een waterput alwaar men het kraakheldere grondwater met kwelwater van de Binnendieze kan zien. Een unieke belevenis. Sommige kelders waren vanuit binnen bereikbaar, enkele zaten buitenom. Een van die kelders is wel een van de laagste van de Bossche binnenstad. Daarna gingen we op weg naar een ander
De geest in de kelders van de Schilderstraat. adres. Maar zover kwamen we niet. We werden spontaan aangesproken door de bewoonster van Hinthamerstraat 153. In den Notenboom heeft heel lang als naamplaat op de voorgevel gehangen, deze naamplaat lag nu te rusten in een van de kelders. Het zijn eigenlijk drie panden, met de nummers 151, 153 en 155. De ingang van het huis is vroeger ook een steegje geweest, dit noemt men nu gewoon de gang en hal en deze wordt gekenmerkt door een enorm tegeltableau. Ook in deze panden zijn de eigenaars nog druk doende met verbouwen en restaureren. Regelmatig vindt men verscholen achter panelen of pleisterwerk iets nieuws. De eigenaresse vertelde ons dat slechts enkele weken voor ons bezoek er nog 20 cm water in de kelders stond vanwege het hoge water in de Binnendieze en het opdrukkende grondwater. Dus ook in deze kelders staat alles wat hoger
opgestapeld. De zijkant van het pand grenst aan de Binnendieze en is vooral bekend door zijn uitbouw die te zien is vanaf de Geerlingse brug. Na dit spontane bezoek liepen we naar de hoek Hinthamerstraat/Sint-Jacobsstraat om de kelder te bezoeken van Sociaal Eetcafé Het Warm Onthaal. De kelder hier had nog een verrassing in petto: een heuse waterput van forse afmetingen en flink diep. Voor de auteur van dit verhaal was het ook bijzonder dat men een eigen bier tapte dat men laat brouwen bij brouwerij de Prael in Amsterdam. En om een ieder daarmee kennis te laten maken, gaf ondergetekende een rondje weg om zijn verjaardag te vieren.
We stonden eigenlijk op het punt om de wandeling af te sluiten, toen Maike Tjon A Kauw kwam binnenlopen met de sleutels van het bewuste pand op nummer 138. Voor alle aanwezigen kregen we hier een bijzonder verhaal te horen over de eerste restauraties van dit pand. En met behulp van aanwezige zaklampen kon men door het pand rondlopen, waarbij voorzichtigheid wel moest worden betracht. Onder het pand bevindt zich een forse kelder van behoorlijke afmetingen, die nog grotendeels was opgevuld met puin. Maar met een introkken hoofd en onder en langs de steunpilaren door was het goed te doen. Bij elk bezoek geeft Grootmeester-Founder Flip Dries namens het BKG een Keldercertificaat, waarbij Flip altijd opmerkt dat dit de verkoopwaarde van het pand zal doen stijgen. Over al de bezochte panden en kelders is in geschrift veel terug te vinden. Een basis daarvoor is het boek van Ad van Drunen. Men sluit elke wandeling af met een teermaaltijd. En deze vond nu plaats in de kelder van Tante Wonnie in de Karrenstraat. Vanuit de diepten roep ik tot U… Foto’s: Rob Hoogeboom Bronnen: www.boschkeldergenootschap.nl Ad van Drunen, ’s-Hertogenbosch van straat tot stroom BAM, De onderste steen boven, 25 jaar bouwhistorie in ’s-Hertogenbosch Boschlogie III: Module Bossche Kelders Bossche Bladen, jaargang 13, nummer 2, 2011
KringNieuws september 2011, jaargang 37 nummer 5
23
B
Beeld van Anna Geert Donkers
In de Hinthamerstraat, tussen de huisnummers 19 en 21, bevindt zich een poort. Deze poort geeft toegang tot de Sint Annaplaats. Boven de boog van deze poort is een beeld van Anna, een zogenaamde Sint Anna-te-drieën, bevestigd. Dat is een voostelling van Anna, Maria en Jezus.
Beeld van de heilige Anna.
Op deze plaats in de stad stond al voor 1497 een kapel die was toegewijd aan de H. Anna. De Broederschap van de H. Anna bouwde hier in 1523 een nieuwe kapel. Na de inname van de stad in1629 was de kapel in gebruik bij de Waalse Kerk. In 1818 werd de Annakapel gesloopt. De hervormde gemeente bouwde namelijk tussen 1820 en 1822 in de Kerkstraat de Grote Kerk. De leden van de Waalse Kerk kerkten na de sloop in de Geertruikerk. De heilige Anna was de moeder van Maria en de grootmoeder van Jezus. In de bijbel wordt ze nergens genoemd. Uit een aantal apocriefe boeken zijn gegevens over haar leven bekend geworden. Haar levensverhaal werd later opgetekend in de Legenda Aurea. Anna was getrouwd met Joachim. Hun huwelijk was lang kinderloos. Anna hoorde echter van een engel dat zij een dochter zou baren: Maria. Na de dood van Joachim huwde Anna nog twee keer. Zij werd het middelpunt van een grote familie. In de beeldende kunst werd deze familie, de heilige Maagschap, regelmatig uitgebeeld. Zelfs Sint Servaas bleek een nazaat van Anna te zijn. De cultus rond Anna was op zijn hoogtepunt omstreeks 1500. Maar ook nu nog wordt Anna gezien als patrones voor een goed huwelijk of een voorspoedige zwangerschap en bij het vinden van een partner. Het beeld van Sint Anna-te-drieën boven de toegang van de Sint Annaplaats is een eenvoudig naturalistisch reliëf uitgevoerd in steen. De afmeting is 118 bij 90 centimeter. Op de afbeelding staat Anna, terwijl Maria en het kind naast haar zitten. In 1985 is het beeld geplaatst op initiatief van de Vereniging Stille Omgang. Het beeld is vervaardigd door de beeldhouwer H. Suyskens. Deze kunstenaar werkte meer in opdracht van de vereniging. Op de route van de stille omgang, de beeweg, bevinden zich beelden van zijn hand: aan de gevel van het Keershuis in de Lepelstraat, op de hoek van de Kruisstraat en in de Postelstraat. De stad kreeg op het eind van de 19de eeuw een Annakapel terug. De middelste straalkapel in de Sint-Jan werd toen toegewijd aan de heilige Anna. Architect Hezenmans ontwierp een retabel met scènes uit het leven van Anna. Het altaarstuk werd in 1898 door de beeldhouwer H. van der Geld en de schilder J. Anthony vervaardigd. In de kapel werd bovendien een glas-in-lood raam met daarop de Drieëenheid en Anna en Joachim geplaatst. Dat Anna een heilige van betekenis was, blijkt uit de twee kerken in ’s-Hertogenbosch en omgeving, die aan haar werden toegewijd: in Hintham en op West II. Foto: Ellie de Vries Bron: Bossche Encyclopedie
KringNieuws is het minimaal zes maal per jaar verschijnend tijdschrift van Kring Vrienden van ’s‑Hertogenbosch. Redactie: Nik de Vries (voorzitter), Michele van den Heuvel, Ed Hupkens, Jan Korsten, Gerard ter Steege, Ellie de Vries (fotografie) en Johan Strang (bestuur). Vormgeving: Egbert van den Berg en Jack van Elten Redactie-adres: Secretariaat KringNieuws Postbus 1162, 5200 BE ’s‑Hertogenbosch E-mail: redactie@kringvrienden.nl Druk: Opmeer drukkerij bv, Den Haag Oplage 2.600 stuks Niets uit een editie mag worden gekopieerd of elders gepubliceerd zonder uitdrukkelijke toestemming van Kring Vrienden en de redactie; dit geldt ook voor het in enige vorm elektronisch beschikbaar stellen. De redactie heeft getracht alle rechthebbenden van het illustratiemateriaal te achterhalen. Personen of instanties die desondanks van mening zijn aan deze uitgave aanspraken te kunnen ontlenen wordt verzocht om contact op te nemen met de redactie.
Secretariaat Postbus 1162 5200 BE ’s‑Hertogenbosch E-mail: algemeen@kringvrienden.nl Internet: www.kringvrienden.nl Betalingen: ING Bank 3119716 Jaarlijkse bijdrage minimaal € 17,50 Kringhuis en Kringbalie Parade 12 Telefoon 073 - 613 50 98 Telefax
073 - 614 60 21
Ma. van 13.30 - 17.00 uur, Di. tot en met za. van 10.00 - 17.00 uur, zon- en feestdagen van 11.00 - 17.00 uur.
24
KringNieuws september 2011, jaargang 37 nummer 5