Een munt van elkaar, voor elkaar (PWS)

Page 1

Een munt van elkaar, voor elkaar

Over sociaal complementair geld, tussen burgers en overheid Tahrim Ramdjan & Nathalie de Vos St. Ignatiusgymnasium, Amsterdam 22 februari 2016



Een munt van elkaar, voor elkaar Over sociaal complementair geld, tussen burgers en overheid

Profielwerkstuk in de profielen Economie & Maatschappij en Cultuur & Maatschappij; in het schooljaar 2015-2016 op het St. Ignatiusgymnasium te Amsterdam; in het vak economie onder begeleiding van dhr. O. Nijenhuis.

Tahrim Ramdjan & Nathalie de Vos 22 februari 2016 versie 2

Afbeelding omslag: naar Encyclopaedia Brittanica.

Contact: Tahrim Ramdjan

tahrim.ramdjan@leerling.ig.nl

Nathalie de Vos

nathalie.de.vos@leerling.ig.nl


Een munt van elkaar, voor elkaar

Voorwoord Voor u ligt ons onderzoek naar sociaal complementaire geldsystemen. Een resultaat van maandenlang onderzoek, naar een fenomeen waar minder over geschreven is dan we gehoopt hadden en waarvoor we diep moesten graven in de krochten van het internet en de bibliotheek. Hopelijk kan dit onderzoek voor anderen, die dezelfde beproeving moeten en willen doorgaan, een welkome aanvulling zijn. Een onderzoek tevens ter afsluiting van onze zes jaar middelbare school. We zijn er tevreden mee en u hopelijk ook. Graag willen we nog een aantal personen bedanken voor hun hulp. Zonder hen was dit onderzoek niet op deze manier tot stand gekomen. Graag bedanken we: Otto Nijenhuis voor zijn begeleiding bij dit profielwerkstuk. Voor zijn stressverlichtende grapjes op z’n tijd, maar ook zijn aanwijzingen en punten van feedback. Noppes, LETSA, LETS Harderwijk, LETS Zutphen, LETS Nijmegen en LETS Breda voor hun medewerking aan ons onderzoek. In het bijzonder bedanken we de leden van deze LETS voor het invullen van onze enquête. Ook de LETS die uiteindelijk niet meededen bedanken we voor het contact (LETS Amersfoort, LETS Emmen). Floris Hollestelle voor zijn tijd, zijn waardevolle antwoorden en het materiaal dat hij heeft aangeleverd. Henk van Arkel voor zijn tijd, zijn snelle reactie en uitgebreide antwoorden op onze vragen. Amarens de Lange en Joan Gulzar voor hun taalkundige controles op het moment dat we dat het meest nodig hadden. Liza Bex en Zoë Strauss voor hun technische ondersteuning. Veel leesplezier. We hopen dat u niet verdwaalt in één van de meer dan veertigduizend woorden die dit onderzoek telt. Tahrim Ramdjan & Nathalie de Vos

4


Een munt van elkaar, voor elkaar

Inhoudsopgave 1. 1.1.

Inleiding

7

Het doen en laten van het huidige monetaire systeem

9

Het begrip ‘geld’

10

1.1.1.

Verschillende verschijningsvormen

10

1.1.2.

De functies van geld

12

1.1.3.

Technische vereisten van geld

13

De evolutie van geld

15

1.2.1.

Ruilhandel

15

1.2.2.

De ontwikkeling van de munten

16

1.2.3.

Het eerste papiergeld

19

1.2.4.

De eerste betaalpassen

21

De Nederlandsche Bank

23

1.3.1.

De Bankwet van 1998

23

1.3.2.

Taken van De Nederlandsche Bank

24

1.3.3.

Hoofddoel van De Nederlandsche Bank

25

1.3.4.

Geldschepping

25

De Europese Centrale Bank

27

1.4.1.

Hoofddoel van de Europese Centrale Bank

27

1.4.2.

Fundamentele taken

28

1.4.3.

Organisatie

29

1.5.

Het fiat-systeem

30

1.6.

Wat gaat er mis in het huidige monetaire systeem?

31

1.7.

Deelconclusie

33

Het doen en laten van sociaal complementaire geldsystemen

36

2.1.

De co-existentie van geldsystemen

37

2.2.

Soorten complementaire geldsystemen

39

2.2.1.

Indeling op basis van het doel van het systeem

40

2.2.2.

Indeling op basis van de werkwijze van het systeem

43

De eerste sociaal complementaire geldsystemen

45

2.3.1.

Complementair geld in de vroege historie

45

2.3.2.

Complementair geld in tijden van crisis

45

2.3.3.

Het ontstaan van modern sociaal complementair geld

47

LETS als sociaal complementair geld

48

2.4.1.

De introductie van LETS

48

2.4.2.

De classificatie van LETS als sociaal complementaire munt

49

2.4.3.

De werkwijze van LETS

51

2.4.4.

De doelen van LETS

53

1.2.

1.3.

1.4.

2.

2.3.

2.4.

5


Een munt van elkaar, voor elkaar 2.5.

Sociaal complementair geld: klein maar fijn?

57

2.6.

Een exacte definitie van sociaal complementaire geldsystemen

59

2.7.

Deelconclusie

62

Voorbeelden van sociaal complementaire geldsystemen

64

Amsterdamse sociaal complementaire munten

65

3.1.1.

Noppes

65

3.1.2.

Makkie

69

3.2.

Complementaire munten in de rest van Nederland

72

3.3.

Succesvol complementair geld in het buitenland

74

3.3.1.

Wirtschaftsring

74

3.3.2.

Regiogeld

76

3.3.3.

Internationale werkzaamheden van STRO

78

Deelconclusie

80

Voordelen van sociaal complementair geld

81

Voordelen voor de burgers

82

4.1.1.

Een versterking van de sociale relaties

82

4.1.2.

Kansen voor de niet-arbeidzame burgers

82

4.1.3.

Ondersteuning voor minderbedeelden

83

Voordelen voor de overheid

84

4.2.1.

Versterking van de gemeenschappen

84

4.2.2.

Versterking van de lokale economie

84

4.2.3.

Oplossing voor problemen als werkloosheid

84

Deelconclusie

85

Keerzijden aan sociaal complementair geld

86

Nadelen voor de burgers

87

5.1.1.

De alternativiteit en afstand t.o.v. huidig monetair systeem

87

5.1.2.

De hindering van interlokale handel

88

5.1.3.

Misbruik door ondernemingen

89

5.1.4.

Reikwijdte en voortbestaan van sociaal complementair geld

89

5.1.5.

Andere nadelen genoemd door gebruikers

90

Nadelen voor de overheid

92

5.2.1.

Doorwerking van de nadelen voor de burgers

92

5.2.2.

De illegaliteit in de informele economie

94

Deelconclusie

96

Conclusie

97

Discussie

101

Bronvermelding

103

3. 3.1.

3.4. 4. 4.1.

4.2.

4.3. 5. 5.1.

5.2.

5.3.

Apx. 1 Apx. 2 Apx. 3 Apx. 4 Apx. 5

Interview Henk van Arkel Interview Floris Hollestelle Integrale enquĂŞte EnquĂŞteresultaten Logboek

I VI XI XIII XV

6


Een munt van elkaar, voor elkaar

Inleiding Al één a twee jaar geleden zagen we het voorbijflitsen op Facebook. Een nieuw geldsysteem, een eigen munt, voor een buurt in onze eigen stad. Het was de Makkie in Amsterdam-Oost. We snapten niet hoe het werkte. Toen wij elkaar vonden in onze interesse voor economie eerder dit schooljaar, wisten we meteen dat we onderzoek wilden doen naar het fenomeen wat we toen voorbij zagen komen op Facebook. Ook ons profielwerkstukbegeleider was meteen enthousiast. Lang hebben we gesteggeld hoe we het wilden aanpakken. We wisten überhaupt niet hoe we dit systeem eerst moesten noemen. Uiteindelijk kwam het op het ‘sociaal complementaire geldsysteem’ terecht. Door velen wordt de economie als een ruwe, ingewikkelde en complexe wetenschap beschouwd, waar je je maar liever niet aan kunt wagen. Maar wij wilden die uitdaging aangaan. Want geld is iets waar ook wij dagelijks mee te maken hebben: we ontvangen het, we geven het uit en soms jammeren we omdat we het niet hebben. Sociaal complementair geld biedt een alternatieve kijk op geld. Het overgrote deel van de mensen weet niet eens dat die andere kijk mogelijk is. In ons proces hebben we meermaals het onderwerp herhaaldelijk aan vrienden en familieleden moeten uitleggen, omdat zij het concept van sociaal complementair geld maar niet konden bevatten. Ondanks het feit dat we een uitvoerig onderzoek hebben gedaan, naar zowel het huidige monetaire systeem als complementaire geldsysteem, hebben we eigenlijk een vrij basale hoofdvraag: Zou de overheid sociaal complementaire geldsystemen moeten propageren? Deze hoofdvraag pogen we te beantwoorden middels vier deelvragen, die zijn opgedeeld in vijf hoofdstukken: 1

Wat houdt het huidige monetaire geldsysteem in? (H1)

2

Wat houdt een sociaal complementair geldsysteem in? (H2 & H3)

3

Wat zijn de voordelen van een sociaal complementair geldsysteem? (H4)

4

Wat zijn de nadelen van een sociaal complementair geldsysteem? (H5)

7


Een munt van elkaar, voor elkaar Daarbij stellen we ons ook voortdurend de vraag, op welke manier zowel het monetaire systeem als sociaal complementair geld ontvangen worden bij burgers. Dit hebben we onderzocht met een enquête onder zowel gebruikers als niet-gebruikers van sociaal complementair geld en interviews met twee deskundigen. We zullen ook telkens daarnaar verwijzen in de lopende tekst. In ons verslag schetsen we uiteindelijk een beeld van ons huidige monetaire systeem en waar het misgaat. Vervolgens leggen we uit hoe complementair geld ooit ontstaan is. Hoe het werkt, waarom het er is, hoe het voornaamste sociaal complementair geldsysteem (LETS) werkt. Daarna volgen de pro’s en contra’s, voor zowel de burger – u en wij – als de overheid, daar in Den Haag. Waarom zouden wij blij moeten zijn met een sociaal complementaire munt? En waarom zouden zij daar blij mee moeten zijn? Uiteindelijk beantwoorden we natuurlijk de hoofdvraag in onze conclusie: of de overheid een sociaal complementaire munt zou moeten ondersteunen, ja of nee. Maar dit onderzoek is meer dan dat. Dit is een onderzoek naar de dagbesteding van honderden mensen in Nederland die zich verenigingen in een sociaal complementair geldsysteem. Een onderzoek naar een systeem dat mensen aan de onderkant of zijlijn van onze maatschappij weer kansen biedt. Een onderzoek naar een radicale benadering van de economie, die soms indruist tegen het traditionele gedachtengoed, dat uitgaat van een systeem waarin de banken en kapitalisme domineren en geld als oppotmiddel gebruikt wordt. Ook hebben we gemerkt dat de economie geen harde ingewikkelde wereld is waar door mensen zoals u en ik niets van te snappen valt. Nou ja, misschien een beetje dan. De economie heeft echter meer te maken met onze maatschappelijke en sociale relaties dan men zou denken. Sociaal complementaire geldsystemen zijn daar het bewijs van. Al met al, zal dit onderzoek een verrijking zijn voor uw visie op onze economie. Niet alleen omdat we de alternatieve visie van sociaal complementair geld presenteren, maar ook omdat we een poging doen om het huidige monetair systeem uit te leggen. En omdat we u proberen uit te leggen waar die munten en bankbiljetten in uw portemonnee nou vandaan komen. Geniet ervan.

8


1 Het doen en laten van het huidige monetaire systeem

Onder het begrip ‘monetaire beleid’ verstaan wij het beleid dat de Nederlandse centrale bank samen met de Europese Centrale Bank uitvoert. Dit beleid is er op gericht de stabiliteit van de geldende munt te waarborgen. In de meeste Europese landen, waaronder Nederland, is afgesproken dat dit de euro is.1 Vandaag de dag speelt geld een belangrijke rol en is het haast niet meer weg te denken uit onze samenleving. Om een beter beeld te krijgen van de werking van het huidige monetaire systeem, is het van belang om de onderstaande deelonderwerpen in het kort aan te kaarten. Afbeelding: naar NICVA.

1

Nederlandse Encyclopedie, sd.


Een munt van elkaar, voor elkaar

1.1 Het begrip ‘geld’ De Nederlandse Encyclopedie geeft de volgende definitie van het begrip ‘geld’: “Geld is alles wat in algehele circulatie door gemeenschappelijke afspraken als ruilmiddel wordt gebruikt voor de betaling van goederen, diensten en de aflossing van schulden. Hierbij fungeert geld als een maatstaf van waarde binnen en tussen gemeenschappen en wordt zonder vraag of bevestiging aanvaard.2 Een andere benaming voor geld is ook wel ‘fiduciair geld’. Dit houdt in dat geld niet zijn waarde ontleent aan de materie waarvan het gemaakt is, maar aan het vertrouwen van de mensen dat er goederen en diensten mee betaald kunnen worden.3

1.1.1 Verschillende verschijningsvormen Het Nederlandse geldsysteem kent twee verschillende verschijningsvormen, namelijk chartaal geld en giraal geld. Het onderscheidt zit hem in het feit dat chartaal geld een wettelijk betaalmiddel is dat bestaat uit bankbiljetten en munten. Deze verschijningsvorm van geld is dus tastbaar. Giraal geld is daarentegen geen wettelijk betaalmiddel en ook niet tastbaar. Onder giraal geld verstaan we het geld dat digitaal op een betaalrekening van de bank staat en waar men online mee kan betalen. Door het opnemen van contant geld bij een geldautomaat kan giraal geld omgezet worden in chartaal geld. De overheden produceren alleen nog maar de tastbare vorm van geld. Het papiergeld valt daarentegen onder de naam ‘geldreserves onder chartale vorm’. Tot het echte chartale geld rekenen we daarom alleen het tastbare geld wat in handen is van het publiek.4

Uit een onderzoek naar het Nederlandse betalingsverkeer door Betaalvereniging Nederland is gebleken dat Nederlanders aan de toonbank vooral met chartaal geld betalen. Ook is in de laatste tien jaar het aantal pintransacties verdrievoudigd tot bijna drie miljard transacties per jaar. In de onderstaande tabel kunnen we zien dat het betaalgedrag van de Nederlanders een ontwikkeling maken. Hoewel men in 2014 nog steeds meer contant betaald dan met de pin, daalt het gebruik van chartaal geld ten opzichte van het girale geld.5

2

Nederlandse encyclopedie, 2007. Nederlandse encyclopedie, sd. 4 InfoNu, 2015. 5 Nederlandse Vereniging van Banken, 2015. 3

10


Een munt van elkaar, voor elkaar

Fig. 1.1 Resultaten van het onderzoek naar het betalingsverkeer in Nederland. Naar Betaalvereniging Nederland.

Een voorspelling van Betaalvereniging Nederland luidt dat het girale geld het chartale geld zal overstijgen. In 2014 werd slechts 47% van de Nederlandse aankopen door de consumenten gepind. De overige 53% werd met chartaal geld betaald. De Betaalvereniging Nederland voorspelt deze verhouding in de toekomst zal veranderen. Volgens de organisatie zullen de pinbetalingen in 2019 met 13% toenemen ten opzichte van 2014. De betalingen door contant geld zal daarentegen met 13% afnemen. Een belangrijke reden voor deze ontwikkeling in het betalingsverkeer is dat pinnen een eenvoudigere, veiligere en efficiĂŤntere manier is van betalen dan het gebruik van het fysieke geld. Een andere reden voor de toename van de pinbetalingen is dat de behoefte aan chartaal geld onder de Nederlanders afneemt. Nederlanders krijgen steeds meer belangstelling voor het online kopen en betalen van goederen en diensten.6

6

Fig. 1.2 Voorspellingen wat betreft de toekomstige aankopen via pin- en contante betalingen. Naar Betaalvereniging Nederland.

Nederlandse Vereniging van Banken, 2015.

11


Een munt van elkaar, voor elkaar Daarnaast is ook uit een recent rapport van De Nederlandsche Bank gebleken dat het grootste gedeelte van de Nederlandse geldhoeveelheid bestaat uit de saldi in rekening courant. Dit is ook wel een andere benaming voor het girale geld.7 Tot de saldi in rekening courant behoren de in omloop zijnde bankbiljetten en munten en tegoeden die onmiddellijk in contanten kunnen worden omgewisseld of die voor girale betalingen kunnen worden gebruikt.8 Ruim 85% van de Nederlandse geldhoeveelheid bestaat

Fig. 1.3 De ontwikkeling van de Nederlandse geldhoeveelheid. Naar DNB.

uit giraal geld. De overige 15% vindt zijn oorsprong in chartaal geld. Als we de voorspellingen van Betaalvereniging Nederland moeten geloven zal deze ontwikkeling in de toekomst alleen maar toenemen (zie bron 2).

1.1.2 De functies van geld Geld heeft veel verschillende functies. De belangrijkste functies die het aanneemt zijn die van ruilmiddel, oppotmiddel of rekenmiddel. Onderstaand zullen de verschillende functies van geld verder toegelicht worden.9 a)

Geld als ruilmiddel

Vandaag de dag wordt geld als universeel aanvaardbaar ruilmiddel aangenomen, ook wel betaalmiddel. Ruilmiddelen zijn middelen die gebruikt worden om goederen of diensten aan te schaffen. Tegenwoordig vervult geld de functie van ruilmiddel. Dit is echter niet altijd het geval geweest. Toen er nog geen geld bestond werden namen goederen de functie in van ruilmiddel. Het ruilen van goederen tegen andere producten en/of diensten wordt ook wel ‘ruilhandel’ of ‘betaling in natura’ genoemd. Hierbij werden producten rechtstreeks tegen elkaar geruild. In sociaal complementaire geldsystemen vindt dit fenomeen nog steeds plaats.10 In hoofdstuk twee zal hier verder op worden ingegaan.

7

Boonstra W. , 2015. Centraal Bureau voor de Statistiek, sd. 9 Hinloopen. 10 (Emmelot, 2013)Roberta, 2009. 8

12


Een munt van elkaar, voor elkaar Het grootste voordeel dat geld als ruilmiddel met zich meebrengt is dat de ruil vergemakkelijkt. Geld wordt hierbij namelijk geruild tegen andere middelen, waardoor men alleen nog maar de ruilverhoudingen van alle middelen tot het geld moeten bepalen. b)

Geld als oppotmiddel

Daarnaast maakt geld het ook mogelijk om te ruilen over tijd. Zo kan iemand de keuze maken om het geld waarover hij/zij beschikt op de bank te zetten en er later iets mee te kopen. Door te sparen bouwen huishoudens in de loop der tijd een vermogen op. De rente die de bank invoert kan hierbij bepalend zijn voor de hoeveelheid mensen die gebruik maken van deze functie. Zo zullen mensen bij een hoge rente meer geld op de bank zetten, dan wanneer de bank een lage rente invoert. Het geld dat onder het toezicht van de banken wordt geplaatst, wordt ook wel ‘opgepot geld’ genoemd. In landen waarbij een hoge inflatie is, zal de functie van geld als oppotmiddel, door het afnemen van de koopkracht, wegvallen. c)

Geld als rekenmiddel

De derde functie van geld staat voor het feit dat het mogelijk is om met geld te rekenen en dat het de functie van rekenmiddel vervult. Door het gebruik van geld als rekenmiddel is het mogelijk om verschillende middelen, wat betreft hun geldwaarde, met elkaar te vergelijken. Hierbij wordt de waarde van de desbetreffende goederen en diensten uitgedrukt in geld.

1.1.3 Technische vereisten van geld Om ervoor te zorgen dat geld alle drie de bovengenoemde functies kan aannemen, is het van belang dat het aan de vier technische vereisten van geld voldoet. Deze eisen houden in dat geld duurzaam, handzaam en deelbaar moet zijn. Daarnaast dient het ook niet na te maken te zijn. a)

Duurzaam

Om te beginnen is het belangrijk dat geld duurzaam is. Dit houdt in dat het gebruik van geld geen snelle slijtage met zich meebrengt. b)

Handzaam

Een andere technische vereiste is dat geld handzaam dient te zijn: mensen moeten het betaalmiddel makkelijk kunnen verplaatsen. Dit betekent dat het gewicht van het chartale geld niet te zwaar is en dat het geld makkelijk in een portemonnee past.

13


Een munt van elkaar, voor elkaar c)

Deelbaar

Daarnaast is het belangrijk dat geld ook deelbaar is. Wanneer er alleen munten met een waarde van één euro zouden bestaan, zou dit betekenen dat het niet mogelijk is om goederen en diensten met een lagere eurowaarde dan één euro te ruilen tegen geld. Om dit probleem uit de weg te helpen is het dus belangrijk dat geld ook aan deze eis voldoet. d)

Niet na te maken

De laatste technische vereiste waaraan het geld moet voldoen is dat het niet/moeilijk na te maken is. Is dit wel het geval dan heeft dit grote gevolgen voor de economie: er komt meer geld in omloop en als reactie hierop stijgen de prijzen van goederen en diensten. Geld wordt minder waard; dit wordt ook wel inflatie genoemd.

14


Een munt van elkaar, voor elkaar

1.2 De evolutie van geld Het ontstaan van geld kent een lange geschiedenis. Tegenwoordig maakt geld al bijna drieduizend jaar deel uit van de menselijke samenleving en is het niet meer weg te denken uit ons dagelijks leven. Voordat geld de functie van betaalmiddel heeft aangenomen hebben in het verleden ook andere voorwerpen als betaalmiddel gediend. Om een beter inzicht te krijgen omtrent het huidige monetaire beleid, is het nuttig om eerst te kijken naar de evolutie van het monetaire beleid dat zich bezighoudt met geld.

1.2.1 Ruilhandel In de oudheid was de mens nog niet bekend met het begrip geld. Om ervoor te zorgen dat mensen in hun behoeften konden voorzien werd er handelgedreven door goederen tegen andere producten te ruilen. Handig was dit systeem echter niet. Zo bleek het bijvoorbeeld moeilijk te zijn om tot juiste ruilverhoudingen te komen en waren sommige goederen, zoals vis, niet lang houdbaar waardoor er geen mogelijkheid was om te sparen. De goederen die als ruilmiddel gebruikt werden en daardoor de rol van valuta kregen, noemen we ook wel ‘goederengeld’. De complexiteit die dit goederengeld met zich meebracht zette de handelaren aan om op zoek te gaan naar andere manieren om gemakkelijker te betalen. In een studie naar de primitieve vormen van geld noemt de Duitse historicus Heichelheim 173 objecten en materialen die de functie van ruilmiddel hadden.11 Eén van de eerste ruilmiddelen, die door de mens in gebruik werd genomen, was zout, een kostbaar goed in het verleden. Dit wordt ook wel aangeduid als ‘oorspronkelijk geld’. In het oude Rome uit de tijd van Julius Caesar (45 v.Chr.) werden soldaten en officieren hiermee betaald, waarnaar het overal ter wereld fungeerde als betaalmiddel. Zout als gangbaar betaalmiddel kende echter ook zijn nadelen. Eén van de grootste nadelen van het zout is dat het eenmaal nat geworden niet meer hergebruikt kan worden. Dit vormde toentertijd een groot probleem aangezien de meeste huizen uit deze tijd vochtig waren. Daarnaast diende zout ook als een oneerlijk ruilmiddel: de mensen die aan zee woonden konden namelijk makkelijker aan dit product komen. Bovendien werd zout niet in alle regio’s als gangbaar ruilmiddel ervaren, waardoor handelaren als snel op problemen stuitten. Om deze reden werd er door de handelaren gezocht naar een standaardbetaalmiddel.

11

Wray, 2004.

15


Een munt van elkaar, voor elkaar In de loop der tijd begon een vorm van betaalmiddel te overheersen: de vorm van een munt. Deze munten konden de handelaren een standaard bieden gezien het feit dat ze voor vele volken een vaste waarde vormden. De munten uit deze periode ontleenden hun waarde aan het materiaal waarvan het gemaakt was, de intrinsieke waarde.

1.2.2 De ontwikkeling van de munten Rond 600 v.Chr. werden de eerste munten onder de heerschappij van koning Alyattes II in Klein-AziĂŤ vervaardigd. Deze Lydische munt was gemaakt van elektron, een natuurlijke legering van goud en zilver met sporen van koper en andere metalen. De munten uit deze tijd werden vaak voorzien van een afbeelding van een leeuw op de voorzijden en een stempelinslag op de keerzijde.12

Fig. 1.4 De eerste elektron munt die in Klein-AziĂŤ vervaardigd werd onder de heerschappij van koning Alyattes II. Naar Fleur de Coin.

Al snel namen de oude Grieken dit idee over en begonnen met het vervaardigen van zilveren en bronzen munten. Onder Philippus II en zijn zoon Alexander de Grote, beide koningen van MacedoniĂŤ, kent de productie van munten zijn hoogtepunt. In de 4e eeuw v.Chr. laat Philippus II de eerste gouden munten slaan.13 Ook het gebruik van dit edelmetaal als goederengeld bleek achteraf gezien niet geschikt te zijn. Ondanks het gegeven dat goud een redelijk waardevast edelmetaal is, is de kwaliteit van het goud niet altijd hetzelfde. Daarbij komt dat het gebruik van goud als ruilmiddel ook niet altijd even handig was: zo moest er bij iedere betaling, om de hoeveelheid van het edelmetaal te bepalen, een weegschaal aan te pas komen.

12 13

Vandenbruwaene. Derks, 1995.

16


Een munt van elkaar, voor elkaar In de 3e eeuw v.Chr. komt Alexander de Grote met een oplossing voor dit probleem. Een stempel op het goud moest de waarde en kwaliteit van de munt garanderen. Daarnaast speelde het vertrouwen in de munt ook een belangrijke rol. Tot de bekendste munten van Alexander de Grote behoren de gouden stater en de zilveren drachme. Tijdens de uitbreiding van zijn rijk bracht Alexander de Grote ook andere volken binnen Europa in contact met het gebruik van de munten. Deze volken inspireerden vaak de productie van hun munten op die van de Grieken en werden voorzien van een afbeelding van Alexander de Grote. 14

Fig. 1.5 Van links naar rechts: de gouden stater en de zilveren drachme. Deze munten behoren tot de bekendste munten van Alexander de Grote. Ook zijn beide munten voorzien van zowel het hoofd als de naam van Alexander de Grote. Naar Muntstukken

Met de komst van gouden munten als betaalmiddel, ontstond aan het einde van de Middeleeuwen de vraag naar een veilige plek om de goudstukken op te bergen. Het geld in de Middeleeuwen werd gemaakt door goudsmeden. Daarnaast beoordeelden zij ook de waarde van de aangeboden hoeveelheid munten.

Het handelen in gouden munten bracht

echter een groot risico met zich mee, vooral bij grote transacties: grote zakken goud moesten van de vervanger naar de ontvanger getransporteerd worden, hierbij werd het risico op overvallen tijdens de reis vergroot. Een oplossing voor dit grote gevaar waren de geldwissels, de eerste vorm van bankbiljetten, die in te ruilen waren voor goud bij de goudsmeden. Door deze ontwikkeling begon men minder met goud te betalen en werd er steeds meer gebruik gemaakt van de geldwissels. Ook beschikten de goudsmeden in hun werkplaats over kluizen waarin de gouden munten veilig opgeborgen konden worden. Op deze manier ontstonden de eerste banken rondom de rijke steden in Noord-ItaliĂŤ.

14

Vandenbruwaene.

17


Een munt van elkaar, voor elkaar In Amsterdam werd in 1609 de eerste Nederlandse wisselbank, de Amsterdamsche Wisselbank opgericht. Deze bank was gehuisvest in het monumentale stadhuis, tegenwoordig het Paleis op de Dam. Dit heeft er mede toe bijgedragen dat Amsterdam ten tijde van de Industriële revolutie de financiële hoofdstad van de wereld werd.

Fig. 1.6 Monumentaal stadhuis in Amsterdam waar in 1609 de Amsterdamsche Wisselbank zich vestigde. Naar het schilderij van Pieter-Janszoon.

Ruim tweehonderd jaar later vormen Frankrijk, België, Italië en Zwitserland in 1865 de Latijnse Muntunie. Hierin werd besloten dat de waarde van de in omloop zijnde munten gebaseerd moest zijn in verhouding tot het zilver en goud. Landen die zich later wilden aansluiten bij de Latijnse Muntunie waren verplicht om gouden munten te slaan die op deze standaarden gebaseerd waren. Vandaag de dag zijn de munten die toentertijd geproduceerd werden zeer geliefd bij de muntenverzamelaars. De Latijnse Muntunie hield echter niet lang stand en na de Eerste Wereldoorlog werd de unie gedwongen om zich te ontbinden als gevolg van een daling in de productie van gouden munten. Tevens werden de munten gedestabiliseerd doordat de prijs van geld verschilde met de prijs van het zilver.15 Na de Tweede Wereldoorlog besloten de Europese landen een samenwerking aan te gaan om een Derde Wereldoorlog in de toekomst te vermijden. Dit leidde uiteindelijk in 1993 met het Verdrag van Maastricht tot het ontstaan van de Europese Unie.16 Een jaar eerder werd door een aantal Europese landen besloten om een gezamenlijke Europese munt in te voeren, genaamd de euro. In januari 2002 werd deze munt in twaalf landen die deel uitmaakten van de Europese Unie ingevoerd. De jaren tussen 1992 en 2002 werden gebruikt om de 15 16

Vandenbruwaene. Feniks.

18


Een munt van elkaar, voor elkaar euromunten te produceren. Ook Nederland stapte in dit jaar naar het gebruik van de euromunten en deed afstand van de Nederlandse gulden. Een voordeel van de invoering van de euro is dat men binnen de eurozone de valuta niet hoeft in te wisselen voor een andere munt.17

Fig. 1.7 De gulden die Nederland in 2002 heeft afgeschaft, toen het overging op de euro. Naar Coins & Stamps Rotterdam.

1.2.3 Het eerste papiergeld Het eerste papiergeld is hoogstwaarschijnlijk afkomstig uit China ten tijde van de Tangdynastie. Door een tekort aan koper om munten te maken, produceerden de Chinezen papiergeld van moerbeibast. Ondanks het feit dat het Chinese papiergeld hierdoor een lage intrinsieke waarde had was het toch mogelijk om dit geld om te ruilen tegen de waardevolle munten. Als gevolg van een te hoge productie schafte China in 1455 het papiergeld af: China had te maken met een inflatie.18 De Venetiaanse ontdekkingsreiziger Marco Polo was de eerste die Europa, na een kort verblijf in China, kennis liet maken met het bestaan van dit papiergeld.

17 18

De invoering van de euro, sd. TIME Magazine, sd.

19


Een munt van elkaar, voor elkaar

Fig. 1.8 Het eerste Chinese papiergeld ten tijde van de Tang-dynastie. Naar Wikipedia.

Europa maakte pas in de 17e eeuw kennis met het papiergeld. In 1661 introduceerde de Zweedse bankier Johan Palmstruch het eerste Europese bankbiljet. In de middeleeuwen maakte men gebruik van een vroege vorm van papiergeld, de zogenaamde geldwissels. Handelaren konden bij de goudsmid hun goud inwisselen tegen de wissels. Dit zorgde ervoor dat handelen een stuk veiliger werd: handelaren hoefden niet meer met het vele goud te reizen en doordat de wissels op naam stonden, zorgde dit ook voor een afname van de overvallen.19 In 1640 brengt de Bank van Amsterdam verhandelbare certificaten op de markt. De handelaren hadden door alle buitenlandse handelaren, die ieder hun eigen valuta met zich meebrachten, geen vertrouwen meer in het muntgeld. Daarnaast werden de munten ook bijgevijld met als gevolg dat de intrinsieke waarde van de munt daalde. Na de Franse Revolutie hebben de Fransen verschillende pogingen ondernomen om Nederland te veroveren. Tijdens deze Franse bezetting leerden de Fransen de Nederlanders kennis maken met hun waardepapier. 1814 was een belangrijk jaar voor de Nederlandse economie. In dit jaar werd in Nederland voor het eerst papiergeld geproduceerd. Ook vond in dit jaar de oprichting van De Nederlandsche Bank plaats. 20

19 20

Storm, 2007. Emmelot, 2013.

20


Een munt van elkaar, voor elkaar In Nederland is, door de minister van Financiën Pieter Lieftinck, het gebruik van het papiergeld na de Tweede Wereldoorlog korte tijd afgeschaft. Dit kwam doordat de Duitsers tijdens de oorlog papiergeld op grote schaal produceerden, met als gevolg dat er te veel geld in omloop was. Alleen het muntgeld werd nog als geldig betaalmiddel gezien. In oktober 1945 werd het papiergeld in Nederland weer als officieel betaalmiddel aanvaard. 21 Om te voorkomen dat papiergeld vervalst werd, is in de 18e en 19e eeuw watermerken en serienummers aan het papiergeld toegevoegd. Om slijtage van het geld tegen te gaan wordt het papiergeld van katoenpapier geproduceerd. In 1988 introduceerde Australië nieuwe bankbiljetten gemaakt van polypropileenplastic. Het voordeel van dit briefgeld is dat het twee keer zo lang meegaat dan de normale bankbiljetten. Daarnaast zijn de plastic bankbiljetten door de beveiligingsmaatregelen moeilijker te vervalsen. Tegenwoordig zijn er in totaal twintig landen, waaronder bijvoorbeeld Canada en Groot-Brittannië, die het gebruik van plastic geld hanteren. 22

Fig. 1.9 Met ingang van 2016 verruilt ook Groot-Brittannië het katoenen papiergeld voor de plastic bankbiljetten. Naar Trouw.

1.2.4 De eerste betaalpassen In het begin van de jaren 50 introduceerden alle universele banken de zogenaamde cheques. Deze cheques zorgden ervoor dat men het arbeidsloon op hun rekening kon zetten. Daarnaast boden zij ook nog de mogelijkheid om via de cheques in winkels te kunnen betalen. Eind jaren zestig werd deze vorm van betalen steeds meer gebruikt en zorgde het voor een enorme doorbraak binnen de economie.

21 22

Emmelot, 2013. Lloyd, 2014.

21


Een munt van elkaar, voor elkaar In 1969 wordt aan de Amsterdamse Bijlmermeer het eerste geldautomaat van Nederland geplaatst. Ongeveer twintig jaar later besloten ook de andere Nederlandse banken om geldautomaten te plaatsen. 23 In het jaar 1996 wordt de Nederlandse samenleving geïntroduceerd met de opkomst van de chipknip. Deze chipknip was bedoeld als een elektronische beurs, waarin kleine bedragen direct konden worden afgerekend zonder te pinnen. Daarnaast was voor het gebruik van deze pas geen pincode nodig.

Fig. 1.10 Bedrijfslogo van de in 1996 opgerichte Chipknip. Naar Betaalvereniging Nederland.

Rond 1920 komen de zogenaamde creditcards in Amerika op de markt. Creditcards zijn passen waarmee je aankopen kunt doen die op een later moment worden terugbetaald. In Nederland werd de creditcard pas in 1958 uitgegeven. Het gebruik van deze betaalpas werd door de Nederlandse samenleving weinig geaccepteerd. In 2002 maakten slechts één op de drie volwassenen gebruik van een creditcard. 24

Fig. 1.11 Weergave van creditcards vandaag de dag. Naar Dit Is Amerika.

23 24

Onbekend, De geschiedenis van de financiële banken en het plastic geld , 2012. Onbekend, De geschiedenis van de financiële banken en het plastic geld , 2012.

22


Een munt van elkaar, voor elkaar

1.3 De Nederlandsche Bank De Nederlandsche Bank is in 1814, door de Nederlandse koning Willem I opgericht. Tegenwoordig dient De Nederlandsche Bank als de centrale bank van Nederland en is het een onderdeel van het Europees Stelsel van Centrale Banken. In 2004 fuseerde de Pensioenen Verzekeringskamer (PVK) met de centrale bank. Daarnaast heeft De Nederlandsche Bank de rol op zich genomen om de financiĂŤle stabiliteit van Nederland te bewaken. 25

Fig. 1.12 De Nederlandsche Bank, gevestigd aan de Westeinde te Amsterdam. Naar De Nederlandsche Bank.

1.3.1 De Bankwet van 1998 Door een wijziging in de Bankwet van 1998 is de centrale bank van Nederland, De Nederlandsche Bank (DNB), volledig overgedragen aan de Europese Centrale Bank (ECB). De Nederlandsche Bank is hierdoor onderdeel geworden van het Europees Stelsel van Centrale Banken. Dit betekent dat De Nederlandsche Bank sinds 1998 volstrekt onafhankelijk is van de overheid en de overheid niet meer zelfstandig de creatie van geld kan regelen, maar toegewezen is op particuliere banken. Het is voor Nederland onmogelijk geworden om schuldloos de Nederlandse economie van geld te voorzien. Verder houdt De Nederlandsche Bank wel nog toezicht op de financiĂŤle sector namens de overheid. 26 In paragraaf 4 zal De Europese Centrale Bank uitgebreid aan de orde komen.

25 26

De Nederlandsche Bank, sd. Zwet, 2001.

23


Een munt van elkaar, voor elkaar

1.3.2 Taken van De Nederlandsche Bank De centrale bank van Nederland is verantwoordelijk voor het uitvoeren van meerdere taken. Zij moet er onder andere zorgen voor een lage inflatie, een veilig betalingsverkeer en soliditeit en integriteit van financiële instellingen. Eén van de belangrijkste taken van De Nederlandsche Bank is om controle uit te oefenen op de geldschepping van de private banken. Wanneer er te veel geld in omloop is kan dit leiden tot een toename van het algemene prijspeil, waardoor de prijsstabiliteit in Nederland in gevaar komt. Om dit te voorkomen kan de centrale bank de prijsstabiliteit laten afremmen door de prijs van geld en krediet aan te passen. Dit wordt ook wel de rente genoemd. In het geval van inflatie zal De Nederlandsche Bank de rente verlagen om er zo voor te zorgen dat sparen aantrekkelijker wordt en er minder geld in omloop is. Ook in het geval van deflatie kan de centrale bank de prijsstabiliteit beïnvloeden door de prijs van geld en krediet te verlagen.27 Een andere taak van de Nederlandse centrale bank is om een veilig betalingsverkeer te behouden. Volgens De Nederlandsche Bank staat een veilig en betrouwbaar betalingsverkeer garant voor een stabiel financieel stelsel. Dit houdt in dat het voor iedereen mogelijk is om zowel met giraal geld als met chartaal geld probleemloos te betalen.

28

Daarnaast is het

essentieel voor een veilig betalingsverkeer dat de mensen vertrouwen hebben in het geld. Om deze reden werkt De Nederlandsche Bank aan de ontwikkeling van veilige bankbiljetten. Daarnaast is de centrale bank ook verantwoordelijk voor de uitgifte van de nieuwe bankbiljetten en de geldcirculatie.29 De Nederlandsche Bank maakt zich ook sterk om ervoor te zorgen dat financiële instellingen, zoals de pensioenfondsen, verzekeraars en banken, hun verplichtingen nakomen. Zo moeten pensioenmaatschappijen bijvoorbeeld ervoor zorgen dat gepensioneerden hun pensioen maandelijks op tijd ontvangen.30 Wanneer er bij de financiële instellingen iets mis dreigt te gaan zal De Nederlandsche Bank verschillende maatregelen treffen om ervoor te zorgen dat de schade beperkt blijft. 31 De Nederlandse centrale Bank geeft bovendien onafhankelijk economisch advies aan de Nederlandse regering. Ook vervult de centrale bank een belangrijke positie in de verschillende

27

De Nederlandsche Bank, 2015. De Nederlandsche Bank, sd. 29 De Nederlandsche Bank, sd. 30 De Nederlandsche Bank, sd. 31 De Nederlandsche Bank, sd. 28

24


Een munt van elkaar, voor elkaar overlegorganen. De Nederlandsche Bank is verantwoordelijk voor het op de hoogte brengen van de Nederlandse regering van de ontwikkelingen die zich binnen de Europese Centrale Bank afspelen. Daarnaast geeft de bank de overheid ook advies op het gebied van de afstemming van het monetaire beleid met andere beleidsterreinen. Verder is De Nederlandsche Bank vertegenwoordigd in zowel de Sociaaleconomische Raad (SER) als de Centraal Economische Commissie (CEC).32 Om ervoor te zorgen dat de taken van De Nederlandsche Bank zo goed mogelijk uitgevoerd worden is het van belang dat de centrale bank over voldoende kennis beschikt. Deze kennis verkrijgt zij onder andere door de doorgespeelde informatie van de Nederlandse financiële instellingen en door zelf wetenschappelijk onderzoek te verrichten. 33

1.3.3 Hoofddoel van De Nederlandsche Bank De Nederlandsche Bank heeft als hoofddoel het behouden van financiële stabiliteit. Dit hoofddoel hangt samen met het doel van de Europese Centrale Bank, namelijk het behouden van prijsstabiliteit. In paragraaf vier wordt hier verder op ingegaan. De financiële stabiliteit waarvoor De Nederlandsche Bank zich sterk maakt houdt in dat de financiële wereld, met al haar financiële instellingen, in een zekere rust verkeert. Dit houdt in dat zowel de banken als de verzekeraars en pensioenfondsen goed functioneren om ervoor te zorgen dat de financiële markten goed draaien. Dit betekent dat de euro haar waarde behoudt en de koopkracht van de consumenten op peil blijft. 34

1.3.4 Geldschepping Het begrip ‘geldschepping’ wordt gebruikt voor de toename van de geldhoeveelheid. Zoals eerder vermeld bestaat de Nederlandse geldhoeveelheid slechts voor een klein deel uit bankbiljetten en munten. De private banken, zoals de ING, ABN-AMRO en Rabobank spelen hierbij een belangrijke rol en zijn in het huidige monetaire beleid de grootste geldscheppende instellingen. De Nederlandsche Bank houdt hierbij toezicht op het geldscheppend vermogen van de banken.35 In het Nederlandse banksysteem zijn de private banken verantwoordelijk voor de creatie van het digitale geld. Dit elektronische geld wordt door de banken zelf op een eenvoudige manier

32

De Nederlandsche Bank, sd. De Nederlandsche Bank, sd. 34 De Nederlandsche Bank, sd. 35 De Nederlandsche Bank, 2015. 33

25


Een munt van elkaar, voor elkaar gecreëerd. De private banken lenen geld uit aan de consumenten en bedrijven. Voor deze leningen wordt er nieuw geld gecreëerd. Wanneer een debiteur geld wil lenen van een crediteur, de desbetreffende bank, beoordeelt de bank eerst of de debiteur het geleende bedrag, opgehoogd door de rente, kan terugbetalen. Hierbij wordt er gekeken naar het eigendom, de toekomstig kasstromen en de macro-economische omstandigheden van de debiteur.36 Indien het resultaat positief is verleent de bank een lening op naam van de debiteur. Deze lening wordt door de digitale boekhouding van de bank mogelijk gemaakt. Hierbij worden beide kanten van de bankbalans opgehoogd. Aan de debetzijde vermeldt de bank dat er een vordering op de klant is ontstaan. Aan de creditkant komt er een deposito te staan. In het Nederlandse monetaire beleid zijn geldschepping en schuldvorming aan elkaar gekoppeld. Dit houdt in dat banken geld uitlenen aan debiteuren, terwijl het in feite niet over dit geld beschikt. Door kredieten te verstrekken zorgen de banken ervoor dat het mogelijk is om leningen te verstrekken. Om ervoor te zorgen dat debiteuren de lening kunnen terugbetalen is het van belang dat de economie stabiel blijft.37 In het Nederlandse monetaire beleid zijn de private banken niet de enige geldscheppende instellingen. Ook de centrale bank, De Nederlandsche Bank, creëert geld door het elektronisch verhogen van de bankbalans. Dit geld is, in tegenstelling tot de private banken, niet direct voor het publiek te gebruiken. Van het geld dat de centrale bank worden geldobligaties van beleggingsinstellingen en banken gekocht. Uiteindelijk komt het geld hierdoor toch in de economie terecht.38 Om te voorkomen dat het klanten het vertrouwen in de Nederlandse bankwijze verliezen, is het belangrijk dat de banken aan haar verplichtingen moeten kunnen voldoen. Alle centrale banken van de Eurozone hebben in de zogenaamde Bazelse akkoorden afspraken gemaakt met betrekking tot de solvabiliteit van financiële instellingen.39 Fig. 1.13 Voorbeeld van een moderne drukpers waarmee de hedendaagse bankbiljetten geproduceerd worden. Naar Manroland.

36

Ons Geld, sd. De Nederlandsche Bank, 2015. 38 De Nederlandsche Bank, 2015. 39 Ons Geld, sd. 37

26


Een munt van elkaar, voor elkaar

1.4 De Europese Centrale Bank Sinds 1 januari 1999 is de Europese Centrale Bank verantwoordelijk voor het monetaire beleid in het eurogebied. Voordat landen zich aan kunnen sluiten aan de Europese monetaire unie zijn zij verplicht aan de convergentiecriteria te voldoen. Dit moet een succesvolle deelname aan het monetaire beleid verzekeren. De Europese Centrale Bank is samen met alle andere centrale banken van de eurolanden verantwoordelijk voor de uitvoering van het monetaire beleid.

Fig. 1.14 De Europese Centrale Bank, gevestigd in de Duitse stad Frankfurt. Naar de Europese Centrale Bank (ECB).

1.4.1 Hoofddoel van de Europese Centrale Bank De Europese Centrale Bank heeft als doel om de prijs te stabiliseren. Prijsstabilisatie wil zeggen dat men volgend jaar voor hun euro hetzelfde kan kopen als vandaag de dag. In dit geval behoudt geld dus dezelfde waarde. Overheden streven naar een inflatie van rond de twee procent, omdat dit gunstig is voor de economie. Door het handhaven van een lage inflatie worden de consumenten namelijk gestimuleerd om te consumeren. De Nederlandsche bank probeert samen met de andere centrale banken van de eurolanden en de Europese Centrale Bank dit inflatiepercentage te handhaven. Dit wordt ook wel het Eurosysteem genoemd. Wanneer de inflatie boven de gehandhaafde twee procent ligt kan de Europese Centrale bank deze verlagen door de rente te verhogen. De verhoogde rente zorgt ervoor dat het duurder wordt om te lenen, waardoor gezinnen en bedrijven hiervan af zullen zien. Dit heeft als gevolg dat er minder wordt gekocht en de prijzen minder hard stijgen. Andersom, wanneer de rente onder de twee procent dreigt te komen, verlaagt de Europese Centrale Bank de rente

27


Een munt van elkaar, voor elkaar waardoor het voor gezinnen en bedrijven aantrekkelijker wordt om te lenen. Zij zullen meer consumeren, met als gevolg dat de prijzen stijgen. .40 De Nederlandse commerciële banken zijn verplicht om een minimumreserve aan te houden aan De Nederlandsche Bank. Hierdoor komen de commerciële banken geld tekort en moeten ze geld lenen bij de Nederlandsche Bank. De Europese Centrale Bank bepaald in dit geval hoeveel de commerciële banken mogen lenen en tegen welke rente. De commerciële banken lenen bij De Nederlandsche Bank via geldveilingen tegen de minimumbiedrente. Dit wordt ook wel de beleidsrente genoemd. De hoogste bieders krijgen als eerste het geld. De commerciële banken die lager hebben geboden lopen dan het risico om niet genoeg geld in kas te hebben, om bijvoorbeeld uit te geven in de vorm van krediet. In dit geval kunnen ze bij de centrale bank in aanmerking komen met een noodlening. Hier staat echter tegenover dat ze een hogere rente moeten betalen, namelijk de beleidsrente met daarboven op nog 1%. De hoogste bieders van de geldveiling kunnen dit wegzetten bij de Nederlandsche Bank tegen de beleidsrente min 1%. Daarnaast kunnen de banken ook onderling geld lenen. De rente waartegen de banken in dat geval lenen zal dan tussen de beleidsrente min 1% liggen en de beleidsrente plus 1%. Dit wordt ook wel de rentecorridor genoemd. De reden waarom banken onderling tegen de rentecorridor lenen, is omdat ze anders net zo goed bij De Nederlandsche Bank kunnen lenen.41

1.4.2 Fundamentele taken Tot de fundamentele taken van de Europese Centrale Bank, behoort het bepalen van het monetair beleid van het Eurogebied. Vanaf het ontstaan van de Economische en Monetaire Unie, hebben de landen uit deze eurogebieden hun macht binnen de plaatselijke economie, toegerekend aan de Europese Centrale Bank. Door te spelen met het rentetarief, om ervoor te zorgen dat banken geld uitlenen aan bedrijven en consumenten, kan zij het monetaire beleid beïnvloeden. Een andere taak die de Europese Centrale Bank op zich heeft genomen is het verrichten van valutamarktoperaties. Hierbij (ver)koopt de Europese Centrale Bank, samen met de andere centrale banken van het eurogebied, buitenlandse valuta. Bovendien houdt de Europese Centrale Bank ook toezicht op deze banken. Sinds november 2014 heeft de Europese Centrale Bank het recht om in te grijpen bij de centrale banken, wanneer zij dit nodig vindt.

40 41

Onbekend, Europese Centrale Bank (ECB), sd. film monetair beleid, Europese Centrale Bank.

28


Een munt van elkaar, voor elkaar Daarnaast voorziet de Europese Centrale Bank de centrale banken van de eurozone van advies en kan het de banken direct onder haar toezicht plaatsen. Een laatste fundamentele taak van de Europese Centrale Bank is het bevorderen van een goedlopende werking van het betalingsverkeer in landen van het eurogebied. Hierbij kan de Europese Centrale Bank overgaan tot de uitgifte van bankbiljetten in de eurozone. 42

1.4.3 Organisatie De Europese Centrale Bank bestaat uit drie organen die samen de organisatie van de bank vormen. Onderstaand wordt een overzicht van de betreffende organen weergegeven, met haar bijbehorende taken:43 a)

Directie

De Directie van de bank is verantwoordelijk voor het uitvoeren van het dagelijks bestuur en het uitvoeren van het monetaire beleid in de landen die onderdeel maken van de eurozone. Aan het hoofd van de directie staat een president. De huidige president van de

Fig. 1.15 De Italiaan Mario Draghi, president ECB. Naar Wikipedia.

Europese Centrale Bank is Mario Draghi. b)

De Raad van Bestuur

De Raad van Bestuur is verantwoordelijk voor het nemen van de belangrijkste besluiten over het monetaire beleid van de gebieden in de eurozone. Zowel de directie als de presidenten van de centrale banken van de eurozone vormen de huidige Raad van Bestuur. c)

De Algemene Raad

De Algemene Raad van de Europese Centrale Bank levert een bijdrage aan de adviezen en de coรถrdinatie van het monetaire beleid, dat uitgevoerd wordt in landen die deelnemen aan het Eurosysteem. De Algemene Raad bestaat zowel uit de directie, president en vicepresident van de Europese Centrale Bank als de presidenten van de centrale banken van de eurozone.

42 43

Onbekend, European Central Bank. Europa Nu, sd.

29


Een munt van elkaar, voor elkaar

1.5 Het fiat-systeem Het huidige Nederlandse monetaire geldsysteem is gebaseerd op het vertrouwen dat de bevolking in het geld heeft. De nominale waarde van dit geld ontleent zich dan ook niet aan de intrinsieke waarde, de waarde van de materie waarvan een munt of bankbiljet gemaakt is, maar aan het vertrouwen dat de overheid en de bevolking aan het geld hecht. Een andere benaming voor dit type geld is ‘fiduciair geld’. Fiduciair is afgeleid van het Latijnse woord voor vertrouwen. Het monetaire geldsysteem werkt volgens het fiat-systeem, waarin geld als wettelijk betaalmiddel wordt gezien. In dit geval wordt het fiduciaire geld ook wel fiat-geld genoemd. Hiermee wordt door de bevolking goederen en diensten betaald. Het woord ‘fiat’ komt uit het Latijn en betekent dat iets goedgekeurd of toegestaan is. Fiat-geld wil dus zeggen dat de overheid en de bevolking toestemming geven aan De Nederlandsche Bank om geld te creëren. Om het fiat-systeem in stand te houden is het belangrijk dat de geldcreatie streng gereguleerd wordt om inflatie te voorkomen. Deze taak is taak is toegedragen aan De Europese Centrale Bank (zie §1.4.1).44

44

Onbekend, Fiat geld of fiat currency: beter dan de goudstandaard?, 2015.

30


Een munt van elkaar, voor elkaar

1.6 Wat gaat er mis in het huidige monetaire systeem? Niet iedereen is tevreden met het gemeenschappelijke monetaire beleid dat Nederland door het Eurosysteem in het Eurogebied uitvoert. Zij hebben veel redenen om het beleid van de monetaire unie aan te passen. Bovendien is uit een onderzoek van de Monitor Commissie Code Banken gebleken dat het vertrouwen van de mensen in het bancaire systeem flinke schade heeft opgelopen na de economische crisis van 2008.45 Het voornaamste nadeel van het beleid van de monetaire unie is dat de centrale banken van landen die deelnemen aan het Eurosysteem hun verantwoordelijkheden overdragen aan de Europese Centrale Bank. Deze verantwoordelijkheden hebben betrekking tot het be誰nvloeden van de rentestand en de wisselkoers. Door deel te nemen aan het huidige monetaire systeem worden de banken afhankelijk van het beleid van de Europese Centrale Bank. Hierdoor verliezen de Nederlandse banken een deel van hun zelfstandigheid: het monetaire beleid is de bevoegdheid van de Europese Centrale Bank geworden en kan niet be誰nvloed worden door de lidstaten van het Eurosysteem. 46 Daarnaast geven de landen ook de mogelijkheid weg om in te grijpen wanneer er zich in het land macro-economische problemen voordoen. Als deze problemen vaker voorkomen, kan het land niet goed functioneren.47 Een ander nadeel van het economische en monetaire beleid is dat het de economische groei van de eurolanden in de weg staat. In de normen van het monetaire beleid is besloten dat de staat slechts een beperkt bedrag aan schulden mag hebben. Hierin staat vermeld dat er harde sancties zijn vastgelegd tegen landen die het maximaal financieringstekort van drie procent overschrijden. Dit heeft als gevolg dat de investeringen van de landen worden beperkt.48 Bovendien leidt de Economische en Monetaire Unie volgens de tegenstanders van het beleid tot meer werkloosheid. Doordat de deelnemende landen van het Eurogebied hetzelfde rentepercentage delen, zal dit leiden tot een daling van de Nederlandse export.49 Dit betekent dat de vraag naar producten zal afnemen met als gevolg dat de werknemers hun werkgevers moeten ontslaan en de werkloosheid toeneemt.50 De oplopende werkloosheid zal uiteindelijk gepaard gaan met hoge kosten, in de vorm van bijvoorbeeld werkloosheidsuitkeringen.51

45

Jans, 2013. Vandekeybus. 47 Abraham. 48 Voor- en nadelen euro Nederland, 2011. 49 Holman, 1997. 50 Versteeg. 51 Met deze EMU kiest Europa verkeerde weg, 1997. 46

31


Een munt van elkaar, voor elkaar Een ander aspect wat volgens de tegenstanders mis is met het monetaire beleid is dat de Eurogebieden geen politieke unie vormen. Zij zijn van mening dat dit van uiterst belang is om een economisch machtsblok te vormen.52 Tevens zijn de tegenstanders ook tegen het gegeven dat de Nederlandse gulden is ingeruild voor de gemeenschappelijke Euro. Een eigen munt wordt gezien als uiting van een onafhankelijk land. Dit is ook een van de voornaamste redenen waarom landen zoals GrootBrittanniĂŤ vast blijven houden aan hun eigen munt, de pond.53 Bovendien nemen banken binnen het Nederlandse monetaire beleid een dominante positie aan. De kritiek wordt vooral geuit tegen het feit dat banken, via een boekhoudkundig systeem, geld kunnen creĂŤren. Vervolgens lenen zij dit geld, tegen een hoge rente, uit aan debiteuren. De prijs van de rente vormt hierdoor een belangrijke inkomstenpost voor de private banken, tot grote ergernis van de tegenstanders van het monetaire beleid.54 Uit de resultaten van ons eigen uitgevoerde onderzoek, in de vorm van een enquĂŞte, is gebleken dat de ondervraagden grote nadelen ondervinden aan het huidige geldsysteem. Zo zijn zij van mening dat het niet transparant is en dat de inkomensongelijkheid door de invoering van de euro is gestegen. Bovendien vinden zij dat de banken een te dominante positie innemen binnen de Nederlandse maatschappij.

52

Voor- en nadelen euro Nederland, 2011. Bergen. 54 Wortmann, 2015. 53

32


Een munt van elkaar, voor elkaar

1.7 Deelconclusie In hoofdstuk 1 stond de vraag naar de werking van het huidige monetaire beleid centraal. Het huidige geldsysteem van Nederland is gebaseerd op de werking van de Economische en Monetaire Unie. Hierbij spelen de centrale banken van het Eurogebied en de Economische Centrale Bank een belangrijke rol. Tevens wordt, om de werking van het monetaire beleid beter te begrijpen, ingegaan op de evolutie van het geld door de eeuwen heen. Het begrip ‘geld’ kan worden omschreven als een ruilmiddel dat algemeen aanvaard wordt als betaalmiddel. Hierbij vallen twee verschillende vormen van geld te onderscheiden: chartaal geld en giraal geld. Het chartale geld is een wettelijk betaalmiddel dat uit bankbiljetten en munten ontstaan. Giraal geld is daarentegen geen wettelijk betaalmiddel en ook niet tastbaar. Bovendien vervaardigt geld verschillende functies binnen de economie. Zo wordt er gebruik gemaakt van geld in de vorm van een ruilmiddel, oppotmiddel en rekenmiddel. Om ervoor te zorgen dat geld deze functies ook daadwerkelijk kan aannemen is het belangrijk dat het betaalmiddel aan de vier technische vereisten voldoet: geld dient duurzaam, handzaam, deelbaar en niet na maakbaar te zijn. Voordat geld in de huidige vorm verkrijgbaar was, kent het ontstaan ervan een lange geschiedenis. Zo was men in de oudheid nog niet bekend met geld en voorzagen de mensen in hun behoeften middels ruilhandel. In een studie naar de primitieve vormen van geld noemt de Duitse historicus Heichelheim 173 objecten en materialen die de functie van ruilmiddel hadden. Een voorbeeld hiervan is het gebruik van zout in het Romeinse Rijk als ruilmiddel, ten tijde van Julius Caesar. Dergelijke ruilmiddelen worden ook wel als ‘oorspronkelijk geld’ aangeduid. Rond 600 voor Christus werden in Klein-Azië de eerste munten uit elektron vervaardigd. Onder de heerschappij van de Macedonische koningen Philippus II en Alexander de Grote kent de productie van munten zijn hoogtepunt. Zo kwam Alexander de Grote in de derde eeuw voor Christus bijvoorbeeld met een oplossing voor de garantie van de waarde en kwaliteit van de munt: voortaan werden de munten voorzien van een stempel. Met de komst van de gouden munten ontstond er in de Middeleeuwen een behoefte naar een veilige opbergplaats voor de gouden muntstukken. Daarnaast werd er ook gebruik gemaakt van de zogenaamde geldwissels. In 1865 vormen Frankrijk, België, Italië en Zwitserland de Latijnse Muntunie. Hierin wordt besloten dat de in omloop zijnde munten gebaseerd moesten zijn in verhouding tot het zilver en goud.

33


Een munt van elkaar, voor elkaar Na de Tweede Wereldoorlog besloten Europese landen om een samenwerking aan te gaan en in 1993 werd met het Verdrag van Maastricht de Europese Unie opgericht. In 1992 werd door een aantal Europese landen besloten om een gezamenlijke munt in te voeren, genaamd de euro. Deze valuta werd in 2002 in twaalf landen die deel uitmaakten van de Europese Unie, waaronder Nederland, ingevoerd. Het eerste papiergeld is hoogstwaarschijnlijk afkomstig uit China, ten tijde van de Tangdynastie. Europa maakte pas in de 17e eeuw kennis met het papiergeld, waarop in 1661 het eerste Europese bankbiljet werd gepresenteerd. In 1814 werd in Nederland het eerste papiergeld geproduceerd en vond de oprichting van De Nederlandse Bank plaats. Later werden de bankbiljetten op grote schaal geproduceerd. In 1988 introduceerde AustraliĂŤ nieuwe bankbiljetten gemaakt van polypropileenplastic. In het begin van de jaren vijftig begonnen universele banken cheques uit te vaardigen, waarmee de mensen konden betalen. In 1969 werden de eerste pinautomaten in Nederland geplaatst en dertig jaar later werd de samenleving geĂŻntroduceerd met de opkomst van de chipknip. De chipknip bleek al gauw niet zo succesvol te zijn als de creditcards, die in 1920 op de markt kwamen. In 1958 werden deze creditcards in Nederland uitgegeven, maar ook hier duurde het een lange tijd voordat de Nederlanders de betaalpas in hun systeem hadden opgenomen. De Nederlandse Bank is de centrale bank van Nederland en is tevens een onderdeel van het Europees Stelsel van Centrale Banken. Door de bankwet van 1998 werden de bevoegdheden van de centrale bank uitgebreid. Tot de voornaamste taken van De Nederlandse Bank, behoren: 1. Het stabiliseren van de prijs 2. Controle uitoefenen op de geldschepping van private banken 3. Het behouden van een veilig betalingsverkeer Het hoofddoel van de Europese Centrale Bank heeft betrekking op de prijsstabilisatie binnen de landen van het Eurosysteem. Een middel van de bank om het inflatiepercentage van twee procent te behouden is het verhogen/verlagen van de rente. De organisatie van de Europese Centrale Bank is opgebouwd uit drie organen: de directie, de raad van bestuur en de algemene raad.

34


Een munt van elkaar, voor elkaar Het Nederlandse monetaire geldsysteem werkt volgens het fiat-systeem, waarin geld als wettelijk betaalmiddel wordt gezien. Om het fiat-systeem in stand te houden is het belangrijk dat de geldcreatie streng gereguleerd wordt om op deze manier inflatie te voorkomen. Veel Nederlanders zijn ontevreden met het huidige monetaire beleid dat in Nederland wordt uitgevoerd. Zij zijn van mening Nederland zijn onafhankelijkheid kwijtraakt door het monetaire beleid over te dragen aan de Europese Centrale Bank. Daarnaast vinden zij ook dat de normen van het monetaire beleid de economische groei van Nederland in de weg staat. Nederland moet ervoor zorgen dat het financieringstekort niet de drie procent overschrijdt. Hierdoor worden de investeringen beperkt. Een andere oorzaak van de onvrede, is een stijging van het werkloosheidspercentage als gevolg van een afname van de Nederlandse export. Ook zijn de tegenstanders ervan overtuigd dat het Eurogebied geen economisch machtsblok kan vormen, wanneer er binnen deze Europese landen geen politieke Unie plaatsvindt. Bovendien wordt een eigen munt gezien als uiting van een onafhankelijk land. Dit is ook een reden waarom andere Europese landen besloten hebben om niet deel te nemen aan het monetaire beleid van de Europese Economische Bank. Tevens nemen banken binnen het Nederlandse monetaire beleid een dominante positie aan, wat ten koste gaat van de Nederlandse bevolking.

35


2 Het doen en laten van sociaal complementaire geldsystemen

De vraag die centraal staat in dit hoofdstuk, is de zoektocht naar wat een sociaal complementair geldsysteem in zijn essentie is. We gaan op zoek naar de kenmerken, werkwijze, doelen, sterkten en zwakten ervan. Daarbij kijken we ook naar de broertjes en zusjes van sociaal complementair geld en het voornaamste soort sociaal complementair geld: het Local Exchange Trading System (LETS). Afbeelding: naar Market Update.


Een munt van elkaar, voor elkaar

2.1 De co-existentie van geldsystemen Om te kunnen begrijpen wat ‘sociaal complementaire geldsystemen’ zijn, moet eerst dit begrip ontleed worden en vervolgens langzamerhand weer opgebouwd worden. Het centrale en meest basale woord in dit begrip is het woord ‘geldsysteem’. Dat is een systeem binnen een gemeenschap wat betreft ruilen van goederen en diensten middels een eigen betaalmiddel – een eigen valuta, munteenheid – waardoor de gemeenschap een eigen economie krijgt. Eigenlijk moet er voor de werkelijke betekenis van het woord ‘geldsysteem’ gekeken worden naar de betekenis van ‘geld’. Geld is iets waar iedereen in onze moderne, voortdurend globaliserende maatschappij dagelijks mee te maken krijgt: of je het nu ten overvloede hebt, of er juist naarstig op zoek naar bent. Toch is ‘geld’ lastig te definiëren. De beste definitie lijkt te zijn, dat geld de plaats heeft ingenomen van ruilhandel. Toen het dagelijks leven moderner werd (en dan hebben we het nog enkel over de relatieve moderniteit en luxe, die het leven in de klassieke Oudheid bood ten opzichte van de tijd van jagers en boeren), werd ruilhandel, waarbij verschillende goederen direct tegen elkaar werden verhandeld, steeds lastiger en werd er afgesproken om één bepaald goed of object in te voeren, waartegen alle goederen verhandeld konden worden. Dat is een definitie die men zo’n honderd jaar geleden al plausibel achtte.55

Nu, duizenden jaren na het ontstaan van de eerste munt, in een wereld die de Romeinen zich niet eens hadden kunnen voorstellen, is er in onze gemeenschap afgesproken, dat we het geldsysteem van de euro gebruiken in een groot deel van Europa. Concreet houdt dat in dat de doorsnede burger zijn loon uitbetaald krijgt in euro’s. Deze euro’s kan hij dan weer uitgeven bij de buurtsuper, banketbakker of elektronicagigant. Een deel van deze euro’s moet echter – helaas – ook betaald worden aan de Belastingdienst, zodat de overheid ook wat kan meepikken van de euro’s. Kortom, de economische transacties die we nu dagelijks uitvoeren, meer en meer zelfs geautomatiseerd, horen allemaal bij het geldsysteem van de euro. Voor verdere uitweiding over de geschiedenis van geld en de werking van het huidige monetaire systeem, verwijzen we graag naar hoofdstuk 1. Het fenomeen dat wij echter opvallend vinden is dat het lijkt alsof de behoeften die wij in onze tijd hebben, niet bevredigd worden met de huidige monetaire munt. Al sinds vorige eeuw zien we namelijk de opkomst van complementaire geldsystemen.

55

Innes, 1913: p. 377.

37


Een munt van elkaar, voor elkaar Deze complementaire geldsystemen zijn systemen, die naast het traditionele geldsysteem van de ‘euro’ bestaan. Er is dus sprake van een co-existentie tussen het traditionele geldsysteem en de complementaire geldsystemen. Complementaire geldsystemen hebben veelal de neiging om gevestigde ideeën over geld, ruilen en andere financiële transacties – die in het traditionele geldsysteem gangbaar worden geacht – omver te werpen of te vervangen door andere ideeën.56 Vaak wordt aan de definitie van het complementair geldsysteem toegevoegd, dat het geldsysteem in het leven wordt geroepen door een instantie of een institutie, die in het systeem ruilhandel willen stimuleren, dan wel reguleren. Daarbij is te denken aan een (verzameling van): NGO’s (non-governmental organisations), ondernemingen, vermogende particulieren, fondsen, et cetera.57

Complementaire geldsystemen worden ook wel ‘alternatieve geldsystemen’ genoemd, puur omdat zij een alternatief bieden voor het traditionele geldsysteem. Bij veel van de complementaire geldsystemen is het echter maar de vraag of het werkelijk een volledig alternatief is voor het monetaire systeem van de euro (figuur 2.1). Veelal kunnen deze systemen niet zonder het bestaan van de euro of een andere sterke munteenheid ernaast58.

Fig. 2.1 De welbekende, gloednieuwe 20-eurobiljetten, één van de kenmerkende geldobjecten van ons huidige monetair systeem. Naar Open VLD Gent.

56

Broere, sd. Fare & Ahmed, 2014. 58 aldus Henk van Arkel – zie apx. 1, ad 14 57

38


Een munt van elkaar, voor elkaar

2.2 Soorten complementaire geldsystemen Er bestaat inmiddels een groot aantal complementaire geldsystemen, elk met een eigen doel. Natuurlijk is het fijn wanneer de complementaire geldsystemen kunnen worden ingedeeld, maar er zijn meerdere indelingen mogelijk. De verschillende mogelijkheden van indeling benadrukken hoe veelzijdig de complementaire munten zijn en dat de geldsystemen niet in enkelvoudige categorieën gelabeld kunnen worden. In dit hoofdstuk worden twee indelingen uitgelicht: 1. de indeling op basis van het doel van het systeem, volgens de Nederlandse professor Arjo Klamer, verbonden aan de Erasmus Universiteit Rotterdam, cum suis in een rapport over complementair geld; 2. de indeling op basis van de werkwijze van het systeem, volgens de Franse onderzoekers Marie Fare en Pepita Ould Ahmed, verbonden aan de Universiteit van Lyon respectievelijk de Universiteit Diderot te Parijs. In het onderzoek zullen we in eerste instantie uitgaan van de eerste indeling – dat is ook waarom wij uitgaan van de benaming ‘sociaal complementaire geldsystemen’. De laatste twee indelingen worden dan ook aanzienlijk korter toegelicht dan de eerste indeling.

Fig. 2.2 Naar de Vlaamse econoom Bernard Lietaer. De groei van het aantal complementaire geldsystemen in de wereld (verticaal), afgezet tegen de jaren (horizontaal).

39


Een munt van elkaar, voor elkaar

2.2.1 Indeling op basis van het doel van het systeem In 2013 verscheen het onderzoek ‘Complementaire geldsystemen’ van de Erasmus Universiteit Rotterdam, uitgevoerd door onder andere Lotte Boonstra, MA en prof. Arjo Klamer, met coöperatie van onder andere de STRO – waarvan later in dit onderzoek de voorman wordt geïnterviewd –, QOIN en stichting DOEN. In het onderzoek wordt uitgelegd wat de beweegredenen zijn voor het kiezen voor een complementair systeem en wordt een aantal complementaire geldsystemen uitgelicht. Er wordt specifiek door Klamer, Boonstra et suis tussen een drietal soorten systemen een onderscheid gemaakt, hetgeen in het vervolg van deze subparagraaf wordt toegelicht. Het gaat dan om het onderscheid tussen sociaal georiënteerde, economisch georiënteerde en digitaal georiënteerde complementaire geldsystemen. a)

Sociaal georiënteerde complementaire geldsystemen

De sociaal georiënteerde complementaire geldsystemen pogen de cohesie binnen een bepaalde gemeenschap te versterken en meer een sociaal netwerk te zijn, dan een sociaal geldsysteem.59 Als kenmerk van de sociaal georiënteerde complementaire geldsystemen, wordt het feit beschouwd dat het veelal om burgerinitiatieven gaat. Deze burgerinitiatieven rusten op de kracht en toewijding van een (kleine) groep vrijwilligers. Bij een van de sociaal complementaire geldsystemen, de Time Banking – waarin deelnemers diensten aan elkaar verruilen voor uren60 – is het ook kenmerkend, dat er niet veel participerende deelnemers zijn en dat er een constante geldstroom van buiten aanwezig is om het voortbestaan van het geldsysteem te kunnen garanderen. Dat laatste benadrukt des te meer waarom we spreken over ‘complementaire’ geldsystemen en niet over ‘alternatieve’ geldsystemen. Tevens is het van belang dat in sociaal complementaire geldsystemen de waarde van reciprociteit centraal staat. De sociaal complementaire munt symboliseert de waarde van het ideaal ‘voor wat, hoort wat’. Dat idee is op allerlei manieren te herformuleren, zo drukt de complementaire munt ook een zekere waarde uit van het ideaal om elkaar te helpen. Het idee is dat, wanneer de munt door haar deelnemers lang genoeg gebruikt wordt, de deelnemers zelf aan deze wederkerigheid zullen doen, zonder dat de munt daarvoor nodig is. Natuurlijk is het daarom noodzakelijk dat er goede sociale relaties worden opgebouwd, maar dikwijls 59 60

Klamer, Boonstra, & a.o., 2013: p. 8. Klamer, Boonstra, & a.o., 2013: p. 9.

40


Een munt van elkaar, voor elkaar worden deze in sociaal complementaire geldsystemen door leden zelf gestimuleerd, bijvoorbeeld door het organiseren van uitjes, bijeenkomsten et cetera.61 Er wordt over deze munten vaak wel gezegd dat ze diensten in de ‘informele economie’ aanwakkeren.62 Onder informele economie worden vaak zaken verstaan als huishoudelijk werk, kleinschalig schoonmaakwerk, doe-het-zelfactiviteiten zoals klussen in huis. Toch wordt de ‘informele economie’ snel geassocieerd met de illegale praktijk van zwartwerken: werken en daarover inkomen ontvangen, zonder dat daar belasting over wordt betaald.63

b)

Economisch georiënteerde complementaire geldsystemen

Centraal in de economisch georiënteerde complementaire geldsystemen, staat het streven naar het opbouwen of versterken van een lokale economie. In het bijzonder worden dan de posities van bepaalde regio’s ten opzichte van de vermogende regio’s in een bepaald land versterkt, of de posities van het midden- en kleinbedrijf ten opzichte van grotere ondernemingen.64 Volgens Boonstra en Klamer zijn de economische geldsystemen vooral gericht op de financiële interacties tussen bedrijven, die het geldsysteem op hun beurt als inferieur beschouwen als het wettelijk betaalmiddel (in Nederland de euro), omdat zij in de zakelijke wereld eigenlijk enkel het wettelijk betaalmiddel kunnen gebruiken. Er is een tweetal geldsystemen van belang, als we het hebben over economische geldsystemen volgens de classificatie van Klamer en Boonstra, die beiden uitgaan van een mutual credit-ontwerp. Dat ontwerp gaat ervan uit dat de som van alle, zowel positieve als negatieve schulden en vorderingen van de gebruikers in het systeem op nul uit moet komen.65 Ten eerste zijn de zogenaamde ‘Barter-netwerken’ een geldsysteem om rekening mee te houden. In Barter-netwerken is er sprake van netwerken, waarbij bedrijven zich aansluiten en vervolgens onderling hun eigen munteenheid gebruiken. De Barter-netwerken hebben veelal een vorm met een tussenpersoon (een ‘broker’), maar de meest succesvolle vorm is het coöperatieve Barter-netwerk, waarin alle verenigde bedrijven een stem hebben en dus ook handelingen in het belang van allen.66 De Barter-netwerken anticiperen anticyclisch op

61

Klamer, Boonstra, & a.o., 2013: p. 12. Klamer, Boonstra, & a.o., 2013: p. 8. 63 NRC, 2001. 64 Klamer, Boonstra, & a.o., 2013: p. 8. 65 Lascelles: p. 5. 66 Klamer, Boonstra, & a.o., 2013: p. 14-15. 62

41


Een munt van elkaar, voor elkaar stijgingen en dalingen van macro-economische hoeveelheden. Klamer en Boonstra beweren bijvoorbeeld dat de bestedingen in Barter-netwerken stijgen, wanneer de bestedingen in het wettelijk betaalmiddel verminderen.67 Ten tweede spreken Klamer en Boonstra in het onderzoek naar economisch georiënteerde geldsystemen ook over de LETS-netwerken. LETS is gebaseerd op een ‘mutual credit’ontwerp, net als het Barter-netwerk, en is een systeem dat eerder gericht is op individuen in plaats van bedrijven. LETS wordt later in dit onderzoek uitgebreid toegelicht en onderzocht (zie §2.4). Over de classificatie van LETS als ‘economisch georiënteerd complementair geldsysteem’ door Boonstra en Klamer is discussie mogelijk. Ook dat komt aan orde in §2.4.

c)

Digitaal georiënteerde complementaire geldsystemen

Tenslotte is er sprake van digitaal georiënteerde complementaire geldsystemen. Deze dienen voornamelijk economische doelen, maar zijn als apart ingedeeld omdat deze een eigen logica volgen. Het beste voorbeeld van het digitaal georiënteerd complementair geldsysteem is het Bitcoinnetwerk. De filosofie achter dit netwerk is dat men Bitcoins verdient als beloning voor de inspanning die men verricht door het Bitcoin-algoritme op te lossen. De waarde van Bitcoins fluctueert sterk, omdat ze niet in groten getale in omloop zijn. De Bitcoins zijn een peer-topeer-currency, digitale munten zonder centrale autoriteit, waarin individuen kunnen doen wat zij willen, zonder centrale beheerder.68 Dat zorgt er ook voor dat er met de handel in Bitcoins verschillende soorten van illegale handel plaatsvindt (zie ook §5.2.2).69 De vraag is echter of de digitaal georiënteerde complementaire geldsystemen werkelijk complementaire geldsystemen zijn. De onderzoekers plaatsen ook zelf daar vraagtekens bij: zo stellen ze ten eerste dat de digitale geldsystemen ook als ‘vorm van geld’ gezien kunnen worden, in plaats van als ‘geldsysteem’; tevens merken ze op dat de digitale geldsystemen evenzeer als alternatief kunnen worden beschouwd, in plaats van als complement.70

67

Klamer, Boonstra, & a.o., 2013: p. 19. Klamer, Boonstra, & a.o., 2013: p. 20. 69 Kleinnijenhuis, 2013. 70 Klamer, Boonstra, & a.o., 2013: p. 8. 68

42


Een munt van elkaar, voor elkaar

2.2.2 Indeling op basis van de werkwijze van het systeem Een alternatieve indeling, die relevant is en kort besproken wordt alvorens te focussen op LETS, is voorgesteld door de Franse onderzoekers Marie Fare en Pepita Ould Ahmed, die in een paper poogden de belangrijkste kenmerken, de werkwijze en de invloed van complementaire geldsystemen op een rij te zetten. Zij maakten een vereenvoudigde indeling van complementaire geldsystemen op basis van de manier, waarop deze systemen te werk gaan, bestaande uit vier ‘generaties’:71 1. Eerste generatie: complementaire munten die niet omwisselbaar zijn naar het wettelijk betaalmiddel. Deze munten kennen in de organisatie weinig samenwerkingsverbanden en hebben geen of nauwelijks contact met (lokale) autoriteiten of overheden. Het grootste deel van deze complementaire munten bestaat uit de eerste LETS-systemen, die zijn opgezet om de vraag te bedienen die de markt en overheid tot dan toe niet bedienden. 2. Tweede generatie: invloedrijke complementaire munten gefocust op ‘tijdgeld’ (Tijdbanken) met meer samenwerkingsverbanden, ook met lokale autoriteiten of overheden. Dit ontstond in Japan. Met de komst van de tweede generatie is complementair geld wereldwijd beroemd geworden. Er worden in de tweede generatie vooral diensten geruild, die geboekt worden naar het aantal uren dat ze kosten. Daardoor zijn deze munten niet omwisselbaar naar het wettelijk betaalmiddel. Vaak zijn de tweede generatie munten vooral opgezet uit sociaal-maatschappelijke motieven. 3. Derde generatie: de derde generatie complementaire munten is wel omwisselbaar naar het wettelijk betaalmiddel. In deze generatie munten worden ook diepgaande samenwerkingen aangegaan met als doel de lokale economie te verbeteren. Lokale autoriteiten of overheden zijn bij deze generatie nauwelijks aanwezig, maar wanneer aanwezig, spelen zij een dominante rol. Deze generatie complementaire munten is ontworpen

voor

samenwerkingen

71

dagelijks aan

met

gebruik, lokale

sommige banken

munten

om

gingen

microkredieten

ook

werkelijk

te

verlenen.

Fare & Ahmed, 2014: p. 3-5.

43


Een munt van elkaar, voor elkaar 4. Vierde generatie: deze generatie complementaire munten is pas ontstaan na de millenniumwisseling en stelt zeer veelzijdige projecten centraal, waarin de lokale autoriteiten of overheden een grote rol spelen. Er wordt ook veel samengewerkt met andere

economische

instituties

en

nationale

soms

zelfs

Europese

ontwikkelingsprogramma’s. Een voorbeeld is het ‘NU’-experiment in Rotterdam, dat bedoeld was om de klant te belonen in NU-punten per euro die de klant betaalt bij één van de aangesloten organisaties. NU werd daarom ook een loyalty-smartcard genoemd, deed denken aan de Air Miles en was dus gericht op het gedrag van consumenten. NU is ontstaan in 2003 en opgeheven in 2006.72

Fig. 2.3 De vier generaties, schematisch weergegeven met voorbeelden van geldsystemen.

72

Pre-Waste, 2013.

44


Een munt van elkaar, voor elkaar

2.3 De eerste sociaal complementaire geldsystemen Om volledig te kunnen vatten wat een sociaal complementair geldsysteem, in het bijzonder LETS, inhoudt, is het van belang om te duiken in de geschiedenis van het ontstaan van deze geldsystemen. Vragen die dan centraal gesteld moeten worden zijn, wie ooit de initiatiefnemers waren, wat hun drijfveren waren en hoe de munt zich heeft kunnen verspreiden.

2.3.1 Complementair geld in de vroege historie Hoewel men dat wellicht niet zou verwachten, zijn complementaire geldsystemen an sich geen nieuwe zaak uit de 21e eeuw. In de renaissance werden in Europa al binnen gemeenschappen lokale, complementaire valuta gebruikt, naast een internationale munt die noodzakelijk was voor de import en export. Daarmee werden eigenlijk twee vliegen in één klap geslagen: de cohesie binnen de lokale economie werd versterkt, terwijl internationale handel mogelijk was.73 Anderen durven te beweren dat er al duizenden jaren – tot ver in de prehistorie – complementair geld aanwezig was. In die zin moet echter eerder gesproken worden van ‘lokaal geld’: een munteenheid die alleen binnen een bepaalde regio wordt gebruikt. Complementair geld is veelal lokaal geld, maar lokaal geld hoeft niet per se complementair geld te zijn. In de prehistorie was er nog geen sprake van een enkelvoudige munteenheid (zie hoofdstuk 1), dus kan er beter gesproken worden van ‘lokaal geld’, omdat de lokale munten geen complement vormden.

2.3.2 Complementair geld in tijden van crisis Als we van de prehistorie vooruitspringen naar de twintigste eeuw, zien we dat nationale munteenheden inmiddels al geruime tijd de norm zijn. Na de Eerste Wereldoorlog raakte als eerste Duitsland in een economisch dal, doordat er sprake was van een hyperinflatie van de Duitse mark, mede door de hoge herstelbetalingen die in het Verdrag van Versailles aan Duitsland werden opgedragen. Toen begonnen er al complementaire geldsystemen zich te ontwikkelen in Duitsland, die in bepaalde regio’s nog enigszins de sociale en economische stabiliteit konden handhaven, al kan er eerder gesproken worden van ‘damage control’: het beperken van de schade van de hyperinflatie.74 Zie voor een weergave van de hyperinflatie figuur 2.4 op de volgende pagina.

73 74

Moers, 1998: p. 10. DeMeulenaere, 2000: p. 3.

45


Een munt van elkaar, voor elkaar Toen daarna de crisis zich verder verspreidde over zowel Europa als Amerika, kwamen complementaire geldsystemen nog meer in trek. In 1933 was er sprake van een miljoen deelnemers aan een complementair geldsysteem (voornamelijk Barternetwerken, zie § 2.2.1 ad b, al zijn deze Barternetwerken

waarschijnlijk

gericht

geweest

op

individuen en particulieren) in hun regio, in de gehele Verenigde Staten. In Europa verspreidden de complementaire munten zich in de andere landen rondom Duitsland, die ook te maken hadden gehad met de Eerste Wereldoorlog (denk aan Oostenrijk). Sommige van deze systemen hanteerden een principe van ‘negatieve rente’: om de lokale economie op gang te houden, moest men een heffing (rente) betalen over geld dat te lang in beheer bleef. Dit doet aan het LETS-principe naar een balans van nul, of het LETS-doel van vermogensgelijkheid (zie §2.4.4 ad 6). In de loop van de jaren ’30 en ’40 werd er echter door Europese regeringen ingegrepen om de groei van complementair geld tot een halt te

Fig. 2.4 De Duitse hyperinflatie in de jaren na WO1 op logaritmische schaal. De goudstandaard van de Duitse mark werd losgelaten, daarom is de waarde van de toen nieuwe paper marks (papieren Marken) afgezet tegen de waarde van een oude gold mark, Marken volgens de gouden standaard. Naar de mondiale Wikipedia.

roepen, omdat anders het vertrouwen in het wettelijk betaalmiddel te ernstig zou dalen.75

76

In de crisisjaren was in de Verenigde Staten het gebruik van ‘scrip’ erg populair. Dat werd door mijnbouwbedrijven uitgegeven als rentevrije beloning voor arbeid tussen de betaaldagen van het loon in. Als de werknemer het eiste, werd er dan scrip uitgegeven door werkgever en afgetrokken van het eerstvolgende loon. Het scrip kon ook worden omgezet in het wettelijk betaalmiddel. Tijdens de depressie gaven allerlei instanties scrips uit: de lokale overheden, de Kamer van Koophandel, de Barter-netwerken, et cetera.77

75

DeMeulenaere, 2000: p. 3-5. Moers, 1998: p. 11 77 Krohn & Snyder, 2007: p. 1-2.

76

46


Een munt van elkaar, voor elkaar

2.3.3 Het ontstaan van modern sociaal complementair geld Na de crisisjaren zijn grofweg drie soorten complementaire systemen ontstaan: de LETS, de Tijdbanken en ‘Hours’-systemen (waarbij er sprake is van contanten), die allemaal worden beschouwd als – in mindere of meerdere mate – sociaal complementaire geldsystemen. LETS is in de vroege jaren ’80 van de vorige eeuw ontstaan in Brits-Columbia, Canada, door werkloos programmeur Michael Linton, na een lokale economische crisis.78 LETS wordt beschouwd als een moderne vorm van de al oudere Barter-netwerken en wordt over het algemeen ook gezien als het meest onderzochte (sociaal) complementaire geldsysteem. Tegelijkertijd met LETS ontstond in Miami de eerste Tijdbank, waarvan het concept ook kort in §2.2.1 ad a wordt uitgelegd, genaamd het Time Dollar Network. Voor elk uur van een dienst, die voor een ander lid werd uitgevoerd, werd men beloond met een ‘Tijddollar’. De activist Paul Glover werd geïnspireerd door het succes van LETS, maar kwam met een eigen idee, namelijk met het Hours-systeem in Ithaca in de staat New York, Verenigde Staten. Het ging om een munteenheid, die in contanten in omloop was en die gelinkt was aan de waarde van de Amerikaanse dollar. 1 Ithaca Hour kon worden gekocht voor $10, omdat dat de gemiddelde waarde was van een uur werk in Ithaca. Doordat het belang van de rol van een centrale boekhouder, die in LETS erg groot is (zie § 2.4.3 ad a), verkleind werd, waren ook de administratiekosten lager om de Ithaca Hours in stand te houden.79 80 LETS komen tegenwoordig niet meer vaak voor in de Verenigde Staten. Wel zijn er sinds de millenniumwisseling verspreid over de rest van de wereld ruim 2000 LETS ontstaan. Daarbij moet wel vermeld worden, dat van een substantieel deel daarvan de werkzaamheden gestopt zijn. In de Verenigde Staten zijn vooral de Tijdbanken populair gebleven, waar er meer dan 50 van bestaan en 200 over de rest van de wereld. Waarschijnlijk hebben met de opkomst van het internet de aantallen zo’n vlucht kunnen nemen. Ithaca Hours bestaan nog steeds. 81 82 Fig. 2.5 Een biljet van 1 Ithaca Hour. Er zijn meerdere biljetten verkrijgbaar: zo zijn er biljetten van meerdere uren, maar ook biljetten van een halfuur of een kwartier. Opvallend is de opdruk ‘in Ithaca we trust’, verwijzend naar de opdruk op Amerikaanse dollarbiljetten ‘in God we trust’. Naar Paul Glover.

78

Stichting NOPPES, 1996: p. 11. Krohn & Snyder, 2007: p. 2-3. 80 Collom, 2005: p. 1567-1570. 81 Krohn & Snyder, 2007: p. 2-3. 82 Collom, 2005: p. 1567. 79

47


Een munt van elkaar, voor elkaar

2.4 LETS als sociaal complementair geld 2.4.1 De introductie van LETS Een vorm van complementair geld, die al in het onderzoek van Klamer en Boonstra besproken werd, is het ‘LETS’. De meningen lopen uiteen over de precieze betekenis van deze afkorting. In de door ons geraadpleegde onderzoeken zijn ‘Local Exchange Trading System’, ‘Local Exchange Transfer System’ of ‘Local Exchange Trading Scheme’ vaak aangehaald. In dit onderzoek gaan we uit van ‘Local Exchange Trading System’ en proberen we zoveel mogelijk de afkorting ‘LETS’ aan te houden: echter komt met alle namen de strekking op hetzelfde neer. De Britse econoom Richard Douthwaite weet helder de essentie van een LETS uit te leggen: “[Een eigenschap van de LETS is] dat de leden met elkaar handelen door gebruik te maken van een zelfgecreëerde munteenheid, waarbij de beheerder van het systeem alle transacties op een computer registreert, zodat alle leden van elkaar na kunnen gaan of zij meer nemen van het systeem, dan zij ontvangen”.83 Over het algemeen is LETS te vergelijken met de Barter-netwerken die in § 2.2.1 ad b genoemd werden. Het grootste verschil is dat LETS verenigingen zijn, die berusten op de inspanningen van een groep burgers, waar Barter-netwerken veelal commerciële organisaties zijn waarin ondernemingen zaken met elkaar doen. Een gelijkenis tussen de LETS en Barternetwerken is wel dat er in beide systemen sprake is van een cruciale rol van de boekhouding, die werkt met ‘punten’, die afwijken van de wettelijke valuta.84 Over dat laatste valt in principe echter te zeggen, dat dat een kenmerk is van alle complementaire munten. In het vervolg van deze paragraaf wordt meer gedetailleerd uitgelegd waarom LETS door ons als sociaal complementair geld wordt beschouwd, hoe LETS in zijn werk gaat en wat over het algemeen de doelstellingen zijn van LETS.

83 84

Douthwaite & Wagman, 1999: p. 17. Hilten & Rijke, 2010: p. 31.

48


Een munt van elkaar, voor elkaar

2.4.2 De classificatie van LETS als sociaal complementaire munt Klamer en Boonstra beschouwden in hun academisch onderzoek naar complementair geld LETS als een complementair geldsysteem met economische doeleinden (zie §2.2.1 ad b). Ook de onderzoeksters Fare en Ahmed verbonden, hoewel indirect, LETS met economische doelstellingen die door bepaalde, veelal lokaal gebaseerde, instituties werden gesteld (zie §2.2.2 ad 1). Toch beschouwen wij LETS als een sociaal complementair geldsysteem. De reden daarvoor is dat LETS (de afkorting kan taalkundig zowel enkelvoud als meervoud zijn) veel van de kenmerken vertonen die Klamer en Boonstra in hun eigen onderzoek toeschrijven aan sociaal complementaire geldsystemen. We zullen de belangrijkste kenmerken langsgaan. a)

Burgerinitiatieven

LETS zijn, zoals eerder gezegd, burgerinitiatieven en daarom ook altijd verenigingen. In een vereniging heeft namelijk ieder lid de mogelijkheid om zich uit te spreken en te stemmen over besluiten, die het bestuur van het geldsysteem wil nemen.85 Weliswaar ontbreekt het de LETS aan een constante cashflow, die bij andere sociaal complementaire geldsystemen zoals ‘Time Banking’ wel benodigd is (zie §2.2.2 ad a). Het systeem draait daarom vooral op de kracht van enthousiaste en gedreven vrijwilligers.86 Tevens is het kenmerkend voor sociaal complementaire munten dat het deelnemersaantal klein blijft. Dat is natuurlijk afhankelijk van de beoogde grootte en reikwijdte van de munt. In het algemeen komt het kleine deelnemersaantal onder andere, doordat de complementaire munt mensen aantrekt in bepaalde markten en niet aan ieders vraag of aanbod kan voldoen. Was dat wel zo, dan zou LETS absurd moeten groeien, hetgeen tegen het ideaal van LETS als instrument ter bevordering van de sociale cohesie zou zijn: een groep van 10.000 mensen maak je je, als gebruiker, immers minder snel eigen dan een groep van 400 mensen.87 §2.5 gaat nog verder in op de grootte van LETS. Tevens opereren de LETS in een ‘groene niche’, waardoor mensen worden aangetrokken die met het idee van LETS sympathiseren, maar niet genoeg tijd hebben om zich ervoor in te zetten.88

85

aldus Floris Hollestelle – zie apx. 2, ad 17; 20 aldus Floris Hollestelle – zie apx. 2, ad 29 87 aldus Floris Hollestelle – zie apx. 2, ad 16 88 Seyfang, 2004: p. 8. 86

49


Een munt van elkaar, voor elkaar b)

Gemeenschap versterken

Eén van de belangrijkste doelen van LETS is het versterken van de financiële positie van een gemeenschap: mensen die in het normale geldsysteem kansarm lijken, krijgen in het LETS plots nieuwe kansen. Ook de sociale cohesie wordt bevorderd met LETS. Voor verdere uitweiding over deze doelen, zie §2.4.4 ad 1; ad 2. Of te stellen is dat de sociale doelen werkelijk zwaarder wegen dan de economische doelen, zoals Klamer en Boonstra eisen bij een sociaal complementair geldsysteem (zie §2.2.2 ad a), is lastig te zeggen. Toch nemen wij aan dat deze doelen zozeer met elkaar vervlochten zijn, dat er sprake is van een sociaal complementair geldsysteem als we het over LETS hebben. c)

Reciprociteit

Een belangrijke rol in de sociaal complementaire munten is de wederkerigheid: de één doet wat voor de ander, de ander doet op zijn beurt weer wat terug. Het doel zou uiteindelijk zijn dat deze reciprociteit binnen een bepaalde gemeenschap op zo’n manier aanwezig is, dat deze er ook nog zou zijn zonder de complementaire munt. In principe kan beargumenteerd worden dat hiervoor een sterke sociale cohesie nodig is, die LETS brengt. Daarom zorgt LETS voor reciprociteit en kan LETS een sociaal complementaire munt genoemd worden. Concreet worden er voorbeelden genoemd door Klamer en Boonstra, dat leden van sociaal complementaire geldsystemen filmavonden, uitjes en dergelijke samenkomsten organiseren: zo organiseren leden van de Amsterdamse ‘Noppes’ maandelijks kookavonden en komen leden van LETS Nijmegen maandelijks bij elkaar in een ‘kLETS-café’, met ook nog eens een interessante woordspeling.89 90

d)

Informele economie

Ook worden sociaal complementaire geldsystemen vaak gelinkt aan de informele economie. Dat houdt in dat er huishoudelijke taken, klussen e.d. worden gedaan. Vaak krijgen via LETS mensen, die niet (meer) toebehoren aan het arbeidzame deel van de bevolking, de kans om zich te ontwikkelen en weer een dagbesteding te hebben. Zij zitten dan in de informele sector met hun nieuwe dagbesteding. Zie ook §2.4.4 ad 3.

89 90

aldus Floris Hollestelle – zie apx. 2, ad 30 LETS Nijmegen, 2016.

50


Een munt van elkaar, voor elkaar

2.4.3 De werkwijze van LETS Op drie vlakken is de werkwijze van LETS toe te lichten: het belang van mutual credit, het verloop van een doorsnede transactie binnen LETS en het feit dat de munt vrij van rente is. a)

Mutual credit

De LETS kent geen munten of biljetten, maar het systeem van ‘mutual credit’. In dat systeem speelt de centrale boekhouding een belangrijke rol, omdat daarin in het systeem van mutual credit alle transacties worden bijgehouden en dus ook alle mutaties in de saldi van de gebruikers van het systeem. De som van alle positieve en negatieve saldi in het systeem moet uitkomen op nul.91 In het vervolg van deze subparagraaf wordt beschreven hoe handelen in een LETS over het algemeen in zijn werk gaat. b)

Een transactie binnen LETS

Veelal wordt er binnen een LETS op een online forum of marktplaats – vroeger in een tijdschrift of op een prikbord op een bepaalde locatie – een overzicht geplaatst van zowel aangeboden als gezochte goederen en diensten, ingediend door de leden. Twee leden kunnen dan op basis van dit overzicht in contact met elkaar komen en samen tot een prijs komen, die wordt uitgedrukt in de zelfbedachte munteenheid (ofwel: punten) van het LETS. Vroeger moest deze overeenkomst schriftelijk worden vastgelegd in cheques, die werden ingediend bij de boekhouder.

Fig. 2.6 Schermen van de applicatie van het transactiesysteem ‘Cyclos’, ontwikkeld door STRO. Naar Simon Thorpe. 91

Hilten & Rijke, 2010: p. 32-33.

51


Een munt van elkaar, voor elkaar Met komst van systemen als Cyclos (figuur 2.6), ontwikkeld door de organisatie STRO, is het vastleggen van deze transacties vergemakkelijkt. Tevens kunnen de transacties ook per email of – in sommige gevallen al – via een telefoonapplicatie verwerkt worden. Nadat de twee handelaren het over de prijs eens zijn geworden, wordt de balans van de koper verminderd met de afgesproken prijs in de zelfbedachte munteenheid (ofwel: punten) van het LETS. Tegelijkertijd wordt de balans van de verkoper vermeerderd met dezelfde prijs. De handelaar die nu zijn punten heeft verdiend kan deze weer uitgeven bij anderen in het systeem. Kernpunt van het systeem is dat transacties in het LETS worden gesloten tussen personen die zijn aangesloten in hetzelfde LETS, waardoor er dus sprake is van een lokale munt. 92 Hoewel dit weinig voorkomt, is een aantal LETS zodanig gegroeid, dat de zelfbedachte punten omgezet kunnen worden van giraal naar chartaal geld. Concreet houdt dat dus in dat er (bank)biljetten worden uitgevaardigd van de LETS. De biljetten zijn meestal beschreven met teksten als ‘in each other we trust’ (doet denken aan figuur 2.5), haast snerend naar de tekst op biljetten in de Verenigde Staten, nl. ‘in God we trust’. Op die manier is de rol van de centrale boekhouder meer beperkt, wat de werkdruk voor de boekhouder verlaagt. Ook zorgt de uitgave van biljetten ervoor dat de lokale economie meer zelfvoorzienend en meer stabiel raakt.93 Uniek aan het systeem van LETS is dat het geld gecreëerd wordt door de leden zelf en niet door een centrale bank, waardoor geld altijd voldoende aanwezig is in het gehele systeem. Opgenomen biljetten worden echter wel verminderd van het giraal vermogen van een gebruiker, net als in de echte eurowereld.94 c)

Rentevrije munt

Geld kan over het algemeen drie functies aannemen: de functie van ruilmiddel, oppotmiddel (ook wel spaarmiddel) of rekenmiddel (om waarden van goederen of diensten mee uit te drukken). Het lijkt enigszins natuurlijk aan te voelen om te concluderen dat binnen een LETS de primaire rol van geld, de rol als ruilmiddel is. Toch zit daar ook een reden achter: LETS draaien om rentevrije munten. De gebruikers hoeven geen rente te betalen over een negatief saldo, maar ontvangen ook geen rente over een positief saldo. Daardoor is het niet aantrekkelijk en is men niet per se gebaat bij het opbouwen van een groot vermogen, los van het feit dat er dan wel meer diensten en producten mee aangeschaft kunnen worden. Aan de andere kant is te stellen, dat men ook geen prikkel krijgt om een negatief saldo weer in de plus

92

aldus Floris Hollestelle – zie apx. 2, ad 20; 29 Seyfang, 2004: p. 8. 94 Hilten & Rijke, 2010: p. 32. 93

52


Een munt van elkaar, voor elkaar te krijgen.95 Om zulke situaties te voorkomen, stellen LETS over het algemeen limieten in aan een mogelijk negatief saldo: bij de Amsterdamse Noppes worden transacties, bij gebruikers met een saldo van (meer dan) 300 ‘noppen’ negatief, geweigerd.96 De munt is, doordat ze rentevrij is, ook vrij van inflatie: de ‘prijs van geld’, die rente is, kan niet toenemen, waardoor de prijzen ook niet hoeven toe te nemen. Over het algemeen zijn de prijzen een afspiegeling van bedragen in de ‘eurowereld’ en redelijk gelijk of goedkoper – weliswaar dan uitgedrukt in de zelfbedachte munteenheid.97

2.4.4 De doelen van LETS Een LETS kan diverse, uiteenlopende doelen hebben. Zoals in het voorgaand besproken is, zijn er zowel economische als sociale doelstellingen aan te wijzen voor het opstarten van een LETS. We bespreken in deze paragraaf de meest aannemelijke doelstellingen. Het is wel noodzakelijk om te beseffen dat deze doelen veelal niet volledig los van elkaar kunnen worden onderscheiden en vaak met elkaar samenhangen. Deze doelen kunnen ook beschouwd worden als beweegredenen of drijfveren om zich aan te sluiten bij een LETS. 1. Het versterken van de lokale economie. Dit is wellicht het meest vanzelfsprekende doel van LETS. LETS zorgt ervoor dat producten die lokale aanbieders op de markt brengen populairder worden in plaats van importproducten. Hierdoor wordt de gemeenschap meer zelfvoorzienend en dus economisch zowel stabieler als sterker.98 2. Het bevorderen van de sociale cohesie. Doordat mensen met elkaar goederen en diensten ruilen en daarbij over een prijs moeten onderhandelen, is er geen sprake van een anonieme markt en leert men elkaar kennen, vooral in kleinere LETS of kleinere gemeenschappen. Dat zorgt ervoor, dat er de gemeenschap sterker en coherenter (samenhangender) wordt. Daar helpt het natuurlijk bij dat zowel de organisatie van de LETS als de leden vaak bijeenkomsten, kookmiddagen (zie apx. 2 ad 30), filmavonden en dergelijke organiseren (zie §2.2.1 ad a).

95

Hilten & Rijke, 2010: p. 32. aldus Floris Hollestelle – zie apx. 2, ad 27 97 Hilten & Rijke, 2010: p. 33. 98 Seyfang, 2004: p. 7. 96

53


Een munt van elkaar, voor elkaar De econoom C. Williams stelt dat gemeenschappen geen natuurlijke entiteiten zijn, maar kunstmatig worden opgebouwd. LETS zou daarbij een goed fundament en tegelijkertijd een goed instrument zijn om deze gemeenschap mee op te bouwen.99 3. Kansen bieden aan niet-arbeidzame deel van de gemeenschap. Werklozen en anderen, die niet mee kunnen doen aan de normale gang van zaken in de economie (denk aan arbeidsongeschikten), hebben met de komst van LETS weer de mogelijkheid om meer vermogend te worden. Ze leveren dan arbeid in de informele sector en doen dan huishoudelijke taken voor anderen, bepaalde klusjes, et cetera – ongeveer alle diensten die in LETS-kringen worden aangeboden vallen onder (het legale deel van) de informele sector (zie voor uitleg hierover §2.2.1 ad a). In de euromaatschappij kunnen zij wellicht niet volledig meedoen, maar in de LETSmaatschappij wel, waardoor hun reële koopkracht ook stijgt. Uit onderzoek van de econoom Seyfang bleek zelfs dat in een LETS in Norfolk (in het Verenigd Koninkrijk) de werklozen het meest actief waren en het meest profiteerden van het systeem.100 101

J-19: Is het sociaal complementair geldsysteem, naar uw mening, gebaseerd op kritiek op het huidige monetaire systeem? Alle ondervraagden

51,28%

LETS Harderwijk

20,51%

40,00%

40,00%

LETS Nijmegen

66,67%

LETS Breda

28,21%

35,71%

11,11%

22,22%

21,43%

LETS Enschede

42,86% 66,67% 0,00%

Noppes

62,50%

0%

20% Ja

40% Nee

20,00%

60%

33,33% 25,00%

80%

12,50%

100%

Dat weet ik niet

Fig. 2.7

99

Liubertas, 2012: p. 28-29. Liubertas, 2012: p. 30. 101 Hilten & Rijke, 2010: p. 31. 100

54


Een munt van elkaar, voor elkaar 4. Idealisme uitdragen over het monetair systeem. Het sociaal complementair geldsysteem is simpeler dan het huidig monetair systeem: er komen geen banken aan te pas, er is geen sprake van rente en de consument is niet afhankelijk van geldschepping door banken of overheid. LETS kan een middel zijn om een bepaald idealisme uit te dragen over het monetair systeem.102 Uit de vragenlijst, die wij hebben voorgelegd aan gebruikers van sociaal complementaire geldsystemen (LETS), blijkt dat iets meer dan de helft – 51%, zie figuur 2.7 – denkt dat LETS gebaseerd is, of kan zijn, op kritiek op het huidige monetaire systeem. Daaruit valt, hoewel niet direct, te impliceren dat LETS een bepaald idealisme over het monetair systeem kan uitdragen. Concreet kan er dan gedacht worden aan een verlangen van (een deel van) de leden naar verandering in het huidige, wereldse monetaire systeem.103 5. Het verkleinen van de ecologische voetafdruk.104 Aan de ene kant zorgt de stimulans en promotie van het lokale midden- en kleinbedrijf (ad 1) ervoor dat er minder goederen getransporteerd moeten worden naar de gemeenschap, wat zorgt voor minder uitstoot van uitlaatgassen. Aan de andere kant zorgt LETS er ook voor dat spullen, waar mensen van af willen, gerecycled kunnen worden: een ander kan er wellicht blij mee gemaakt worden. Zo worden er minder spullen onnodig weggegooid. Op die manier kan gesteld worden dat LETS ervoor zorgt, dat men op ‘groene wijze’ gaat consumeren en ruilen en dat daarmee de ecologische voetafdruk van de gemeenschap verkleind wordt.105 6. Streven naar vermogensgelijkheid. Doordat de complementaire munt in de LETS rentevrij is (zie §2.4.3 ad c), hebben alle gebruikers van de LETS een redelijk gelijkgetrokken vermogen. Natuurlijk is het vermogen niet geheel gelijk: immers moet er, om na telling van alle saldi op nul uit te komen, een deel van de leden in de plus staan en een deel van de leden in de min. Toch zal er in een LETS-systeem veel eerder sprake zijn van vermogensgelijkheid, of een benadering daarvan, dan in het huidige monetaire systeem. Het streven van vermogensgelijkheid als doel doet denken aan het uitdragen van bepaald idealisme over het monetair systeem (ad 4).

102

Groppa: p. 5-6. zie apx. 4 ad J-19 104 QOIN, sd. 105 Seyfang, 2004: p. 7-8. 103

55


Een munt van elkaar, voor elkaar

J-7: Wat zijn volgens u de voornaamste doelen van het soc. comp. geldsyst. waar u aan meedoet? 90,00% 80,00% 70,00% 60,00% 50,00% 40,00% 30,00% 20,00% 10,00% 0,00%

Fig. 2.8 De resultaten komen boven de 100% uit omdat geënquêteerden meerdere antwoorden mochten aanvinken.

De grafiek in figuur 2.8 laat zien hoe LETS-leden desgevraagd denken over de doelen van hun complementaire geldsysteem. Duidelijk is dat leden de sociale cohesie en milieuvriendelijkheid van de munt vaak terugzien. Redelijk vaak is de optie ‘anders, namelijk…’ gekozen. Daarbij werden vaak genoemd dat men talenten en kunsten kan ontwikkelen en delen in een LETS. Eén geënquêteerde zegt zelfs: “Ik ken mensen die daardoor hun eigenwaarde weer terugkregen, sterker: voor zichzelf iets begonnen zijn”.106

106

zie apx. 4 ad J-7

56


Een munt van elkaar, voor elkaar

2.5 Sociaal complementair geld: klein maar fijn? Over het algemeen blijven sociaal complementaire geldsystemen, in het bijzonder LETS, klein. Ze lijken geblokkeerd te worden in hun groei. De omzet in LETS in het Verenigd Koninkrijk bleek, na onderzoek van de econoom Seyfang, slechts jaarlijks per lid tussen de £75 en £220 te liggen, zelfs na uitsluiting van de 30% minst actieve leden. In de LETS van het Britse eiland Skye is er onderzoek gedaan naar redenen waarom het LETS daar klein blijft. De volgende redenen kwamen daaruit en zijn in principe ook toe te passen op LETS in andere gebieden.107 1. Gebrek aan tijd. Op Skye hebben burgers vaak meerdere banen en leven ze in het ‘snelle leven’ van betalen met ponden. Daarom hebben de burgers vaak geen banen om ook nog eens handel te drijven in LETS, vooral omdat het contact leggen tussen handelaren tijdrovend kan zijn. 2. Gebrek aan kennis van het systeem. LETS is vaak nog onbekend en er zou meer marketing over LETS moeten plaatsvinden, volgens de eilandbewoners. Wij hebben ook in ons onderzoek niet-deelnemers aan LETS gevraagd of zij, voor wij hen hier vragen over stelden, al kennis hadden van sociaal complementaire geldsystemen. Iets minder dan de helft antwoordde dat dat niet het geval was – zie figuur 2.9.108 N-3: Wist u al af van het bestaan van sociaal complementaire geldsystemen voor het invullen van deze enquete?

45% 55%

Ja

Nee

Fig. 2.9

107 108

Pacione, 1997: p. 424. zie apx. 4 ad N-3

57


Een munt van elkaar, voor elkaar 3. Gebrek aan vertrouwen. Een gebrek aan vertrouwen kan zich manifesteren op drie manieren: een gebrek aan vertrouwen in het systeem, bijvoorbeeld omdat het enthousiasme afsterft naarmate het systeem al langer bestaat; een gebrek aan zelfvertrouwen en durf onder de leden om te handelen; een gebrek aan vertrouwen in het prijsmechanisme van het systeem, bijvoorbeeld omdat er te hoge prijzen worden gevraagd voor taken, die normaliter tot de informele economie (zie §2.2.1 ad a) behoren en waarvoor daarom een lage betalingsbereidheid geldt. 4. Terughoudendheid. Sommigen staan simpelweg niet open voor het deelnemen aan LETS, bijvoorbeeld omdat zij zich niet comfortabel voelen bij het idee van een te sterke reciprociteit

en

een

te

sterk

gevoel

van

verplichtingen

jegens

anderen.

5. Een slechte organisatie. Een organisatie die het nalaat om alles in goede banen te leiden, kan het LETS om zeep helpen. Op Skye wordt er bijvoorbeeld geklaagd over lijsten waarop alle handelaren staan, die dan niet up-to-date zijn. Zo worden er mensen buiten het systeem gehouden en wordt er door alle betrokkenen potentiële handel misgelopen. Er worden nog meer punten genoemd waarop LETS kan falen en zichzelf zou moeten verbeteren, maar die zijn over het algemeen vooral te betrekken op de inwoners van het eiland Skye. De bovenstaande punten achten wij ook mogelijk om door te trekken naar andere LETS, die over het algemeen ook niet te zeer groeien. Het is natuurlijk ook mogelijk dat LETS door overheden beperkt worden, zoals weleens in de geschiedenis is gebeurd (zie § 2.3.2). Over het algemeen wordt LETS, echter, niet verboden of verhinderd door federale of supranationale (Europese) wetten – in Canada is haast het tegenovergestelde het geval: in bepaalde wetten daar is opgenomen dat het gebruik van complementair geld is toegestaan.109 De vraag is of het wel erg is dat LETS klein blijft. Binding ontstaat sneller binnen een kleine groep mensen. Met een kleine groep ontstaat er ook sneller vertrouwen, waarop LETS is gebaseerd, doordat er geen centrale toezichthouder is. Zo stelt bestuurslid Floris Hollestelle van Noppes: “En [handelen in het LETS] is allemaal prettig omdat je elkaar kent. Als je 10.000 leden hebt en iemand komt op het idee om een schuld te maken van 100.000 punten, dan kunnen wij die persoon niet tegenhouden. Er is geen meldpunt ongebruikelijke transacties of een Autoriteit Financiële Markten. Dat is dan het probleem.”110

109 110

Valek, 2012: p. 8. aldus Floris Hollestelle – zie apx. 2, ad 16

58


Een munt van elkaar, voor elkaar

2.6 Een exacte definitie van sociaal complementaire geldsystemen Na onderzoek te hebben gedaan naar de soorten van complementair geld, de geschiedenis hiervan, de werkwijze en doelen van het meest bekend sociaal complementair geld (LETS) en de redenen waarom sociaal complementair geld wel en niet zou groeien, is de vraag natuurlijk in hoeverre er een exacte definitie van sociaal complementair geld te geven is. Wij hebben geprobeerd op basis van het voorgaande hoofdstuk een definitie vast te stellen en hebben deze voorgelegd aan gebruikers van sociaal complementair geld in Nederland. Onze definitie luidt als volgt: Een sociaal complementair geldsysteem is een vorm van een geldsysteem. Deze complementaire geldsystemen bieden een alternatieve munt aan naast de euro. De complementaire munt wordt in bepaalde gemeenschappen gebruikt om goederen en diensten te ruilen. Het sociaal complementair geldsysteem heeft tot doel om een bepaalde buurt, wijk of stad te versterken, zowel op maatschappelijk als economisch vlak. Iets minder dan de helft van de ondervraagden was het met deze definitie eens. Bij elkaar was een kwart het deels eens of niet eens met deze definitie en werd er door hen een andere definitie voorgesteld. Een derde had geen mening. Zie figuur 2.10.111 J-2: Bent u het eens met de door ons voorgestelde definitie?

31% 43%

8% 18%

Ja

Redelijk

Nee

Geen mening

Fig. 2.10

111

zie apx. 4 ad J-2

59


Een munt van elkaar, voor elkaar Met dit resultaat waren we niet geheel tevreden. Er was toch een aanzienlijk deel van de gebruikers van sociaal complementaire geldsystemen het niet eens met deze definitie. We hebben hen, de ervaringsdeskundigen van de LETS, gevraagd wat er anders moest aan deze definitie. Vaak werd de suggestie gedaan om niet over ‘geldsysteem’, maar over ‘ruilsysteem’ te spreken, omdat er niet werd gehandeld met fysiek geld. Een enkeling gaf aan dat geld als ruilmiddel geen geld is. Volgens onze definitie van geld in § 2.4.3 ad c is dat echter niet een plausibele stelling. Mede daardoor hebben wij gekozen om het begrip ‘sociaal complementair geldsysteem’ te handhaven. Over het algemeen worden er vooral aanvullingen op de definitie voorgesteld, bijvoorbeeld dat het systeem niet op winst belust is en dat het systeem focust op het bevorderen van de menselijke relaties in een gemeenschap. Een enkeling geeft aan het oneens te zijn met het deel ‘[met als doel om de gemeenschap in een] bepaalde buurt, wijk of stad te versterken’ van onze definitie, omdat slechts de band tussen een heel kleine groep mensen volgens deze respondent versterkt zou worden door LETS. Een enkeling voorziet ons nog van een anekdote over het gebruik van LETS over de gehele wereld, zoals in het Griekenland, dat bekend is van de economische wantoestanden: “In Griekenland groeit [bijvoorbeeld] het ruilsysteem en daardoor de sociale verbondenheid.”112 Toch vroegen we ons af hoe we een definitie van ‘sociaal complementair geld’ het beste konden benaderen, en daarvoor vroegen we Henk van Arkel, CEO van de Social Trade Organisation waarnaar in dit verslag wordt verwezen als ‘STRO’, naar zijn definitie van sociaal complementaire geldsystemen. “Eigenlijk bestaan er twee soorten geld: sociaal complementair geld en economisch complementair geld. Het verschil zit hem met name in de dekking. Sociaal complementair geld ontstaat op het moment dat een persoon iets voor iemand anders doet en diegene doet dan iets terug voor de ander,” aldus Van Arkel. Hier zit geen contract onder en als puntje bij paaltje komt, kan men het niet zomaar in geld opvragen. Als degene waarvoor jij iets doet niks voor jou terugdoet, dan heb je bij sociaal complementair geld gewoon pech gehad. Een gevolg hiervan is dat je iemand sociaal kunt onderdrukken”.113

112 113

zie apx. 4 ad J-2 aldus Henk van Arkel – zie apx. 1, ad 1

60


Een munt van elkaar, voor elkaar Waar het volgens Van Arkel (figuur 2.11) dus op neer

komt,

is

dat

de

soorten

van

het

complementair geld an sich dus ook te verdelen zijn op basis van de dekking – wederom een andere indeling dan we in § 2.2 hebben gezien. Een waterdichte definitie kan hij ook niet geven, maar als voornaamste kenmerk van sociaal complementair geld geeft hij het feit, dat de handel op vertrouwen is gebaseerd en dat er niets aan te doen valt wanneer dat vertrouwen geschonden wordt. Dat is iets wat wij zeker zouden kunnen meenemen in onze definitie: het woord ‘vertrouwen’ komt daar, namelijk, niet in voor.

Fig. 2.11 Henk van Arkel. Naar Down To Earth Magazine.

61


Een munt van elkaar, voor elkaar

2.7 Deelconclusie In hoofdstuk 2 stond de vraag centraal wat een sociaal complementair geldsysteem precies inhoudt. Daarvoor hebben we het begrip ontleed en hebben we eerst uitgezocht wat een geldsysteem precies is: een bepaald object waartegen alle goederen verhandeld kunnen worden. In het Europa waar we nu in leven, is afgesproken dat een groot deel van de landen, waaronder Nederland, de euro gebruikt. Toch zijn er complementaire geldsystemen al decennia op komst, die naast het traditionele geldsysteem (bij ons de euro, in Amerika de US Dollar, et cetera) bestaan. Dat zijn vooral geen alternatieven voor het traditionele geldsysteem. Er bestaat een aantal soorten van deze complementaire geldsystemen. De complementaire munten kunnen op basis van meerdere criteria worden ingedeeld, bijvoorbeeld op basis van hoe ze werken, in ‘generaties’. De indeling die wij hanteren is echter het drietal van: sociaal complementaire munten, economisch complementaire munten en digitaal complementaire munten. Het verschil tussen de eerste twee zit hem vooral erin of er ook een sociaal doel is gesteld door de oprichters van de complementaire munt. De laatste soort is eigenlijk niet echt een apart soort complementaire munt, meer een verschijningsvorm ervan. Het idee van een pluriformiteit aan munteenheden is niet iets nieuws: een lokale, complementaire munt is een fenomeen dat in de vroege historie al waarneembaar was. In de renaissance werden nog lokale en interlokale munten naast elkaar gebruikt. Daarna verschoof de tendens naar eenheidsmunten, in ieder geval nationale munten. Pas in de jaren ’30 van de vorige eeuw werden complementaire munten weer populair, toen ze in de jaren van crisis soelaas boden. In de jaren ’80 is het eerste LETS ontstaan in Canada, tegelijk met de eerste Tijdbank in Amerika. Dit zijn uiteindelijk de twee toonaangevende sociaal complementaire geldsystemen gebleken en gebleven. LETS staat voor ‘Local Exchange Trading System’ en is een sociaal complementair geldsysteem, dat vooral in Europa erg in trek is. LETS zijn burgerinitiatieven, hebben het sociale doel om de cohesie binnen een gemeenschap te versterken, hebben de waarde van wederkerigheid hoog in het vaandel staan en kenmerken zich met hun informele economie. Dat is waarom het een sociaal complementaire munt is. LETS is gebouwd op het mutual creditsysteem, waarbij alle balansen van alle gebruikers opgeteld op een nul moeten uitkomen. Daardoor is de rol van een centrale boekhouder erg belangrijk. LETS is een rentevrije munt, omdat geld in LETS puur de functie heeft van ruilmiddel en niet als oppotmiddel. Zo kan er geen geld verdiend worden met geld.

62


Een munt van elkaar, voor elkaar De doelen van een LETS verschillen per munt, maar over het algemeen is er een zestal doelen: het versterken van de lokale economie; bevorderen van de sociale cohesie; kansen bieden aan het niet-arbeidzame deel van de gemeenschap; idealisme uitdragen over het (huidige) monetaire systeem; verkleinen van de ecologische voetafdruk; en streven naar vermogensgelijkheid. Leden herkennen vooral de doelen van het bevorderen van sociale cohesie en de milieuvriendelijkheid. LETS blijven vaak klein. Dat komt vooral doordat men een gebrek aan tijd; gebrek aan kennis van het systeem; gebrek aan vertrouwen; een zekere mate van terughoudendheid heeft, en/of doordat het LETS niet goed genoeg georganiseerd wordt. De vraag is echter of het erg is dat LETS klein blijft: de munt is immers gebaseerd op vertrouwen en in een kleine groep vertrouwt men elkaar nu eenmaal sneller. Uiteindelijk is de vraag of er een exacte definitie te geven is van sociaal complementaire geldsystemen. Een definitie is door ons voorgelegd aan en getoetst door leden van LETS. De definitie luidde: Een sociaal complementair geldsysteem is een vorm van een geldsysteem. Deze complementaire geldsystemen bieden een alternatieve munt aan naast de euro. De complementaire munt wordt in bepaalde gemeenschappen gebruikt om goederen en diensten te ruilen. Het sociaal complementair geldsysteem heeft tot doel om een bepaalde buurt, wijk of stad te versterken, zowel op maatschappelijk als economisch vlak. Met deze definitie was iets minder dan de helft het eens, maar over het algemeen worden er aanvullingen voorgesteld, zoals dat het systeem niet op winst belust is en dat het systeem gebaseerd is op vertrouwen. We waren dus dichtbij met deze definitie.

63


3 Voorbeelden van sociaal complementaire geldsystemen

Wellicht is het antwoord op de vraag, wat een sociaal complementair geldsysteem is, beter te benaderen door simpelweg te kijken naar een aantal voorbeelden van sociaal complementair geld. We kijken naar de twee systemen die in onze thuisbasis Amsterdam actief zijn (Noppes en Makkie), we kijken kort naar de andere actieve systemen in Nederland en verschaffen een beeld van succesvolle systemen in het buitenland. Afbeelding: naar Makkie.


Een munt van elkaar, voor elkaar

3.1 Amsterdamse sociaal complementaire munten In Amsterdam en directe omgeving is er sprake van een tweetal sociaal complementaire geldsystemen: Noppes, actief sinds 1993 in heel Amsterdam; en Makkie, een veel jonger concept dat actief is in de Indische Buurt. We zullen beide systemen toelichten, waarbij Noppes uitgebreider wordt toegelicht. Voor de uitweiding over Noppes hebben we contact gezocht met en informatie ontvangen van Noppes(bestuurs)leden. Makkie hebben we herhaaldelijk gecontacteerd, met nul op het rekest.

3.1.1 Noppes a)

Het idee achter Noppes

Noppes, door de stichting zelf gestileerd als ‘NOPPES’, is ooit opgericht als pilot van de organisatie STRO (toen nog ‘Aktie Strohalm’) om te onderzoeken hoe een sociaal complementair geldsysteem in Nederland zou uitpakken, met als voornaamste doel het verbeteren van het milieu met economische instrumenten.114Samen met Noppes werd het betalingssysteem Cyclos (figuur 2.6, vorig hoofdstuk) geïntroduceerd. Een overgroot deel van de oprichters werkt nu bij de organisatie QOIN, die wereldwijd complementaire geldsystemen (in het Engels, ook wel community currencies genoemd) ondersteunt.

Fig. 3.1 Logo Noppes. Naar LETS Emmen.

In de eerste ondernemingsplannen van Noppes bij haar oprichting, die wij in handen hebben gekregen via bestuurslid Floris Hollestelle, wordt er gesproken van een ‘driehoeksruil’ die mogelijk is door de LETS-werkwijze van Noppes. In het verslag wordt er gesproken van twee werkzaamheden die de stichting Noppes uitvoert:115 1. Bemiddelen tussen de gevraagde en aangeboden goederen en diensten onder de deelnemers van het Noppes-systeem. De deelnemers kunnen zowel individuen (particulieren) als bedrijven zijn. Voor de bemiddeling wordt, zo staat in het verslag, ‘moderne datacommunicatietechnologie’ gebruikt: daarmee wordt waarschijnlijk Cyclos aangeduid en het net aanstormende internet. Tevens geeft Noppes een

114 115

Stichting NOPPES, 1997: p. 7. Stichting NOPPES, 1996: p. 6.

65


Een munt van elkaar, voor elkaar gelijknamig tijdschrift uit met een overzicht van recente advertenties van deelnemers en bemiddelt Noppes bij het aanpassen van het aanbod op de vraag en vice versa. Op welke manier dat laatste gepland was, is niet duidelijk vermeld in het verslag. 2. Noppes heeft ook als doel om nieuwe organisaties en activiteiten te stimuleren en samen te werken met bestaande en verwante organisaties in hetzelfde gebied. De filosofie van Noppes wordt later in het verslag meer benaderd, wanneer er wordt gesproken over wat Noppes kan betekenen voor de maatschappij. Zo wordt er gesproken over mogelijkheden als creatie van meer werkgelegenheid en stimuleren van de biologische markt, waar Noppes zich in eerste instantie op wilde richten. Ook de filosofie van LETS in het algemeen wordt uitgelegd. In 1996 waren er al zo’n veertig LETS in Nederland en België – Noppes was dus zeker niet per se één van de eerste, wel één van de grotere. Als voornaamste doel van LETS wordt genoemd dat het de individualisering poogt te remmen, die veroorzaakt wordt door (toen al!) toenemende globalisering. In het oprichtingsverslag wordt benadrukt dat Noppes een sociaal karakter moet krijgen, met activiteiten die zowel organisatoren van het systeem als leden zouden moeten organiseren. Noppes lijkt te benadrukken het denken vanuit ‘gewoon geld’ los te willen laten. Ook wordt benadrukt hoe sinds de jaren ’30 de aantallen van financiële en sociale vangnetten, als de familie, de kerk en overige liefdadigheidsinstellingen zijn afgenomen. Het sociaal vangnet dat door de overheid is georganiseerd in de ‘verzorgingsstaat’ was er wel, maar dreigde onbetaalbaar te worden. Noppes zou daar een oplossing voor bieden. Natuurlijk moeten deze woorden nu met een korrel zout genomen worden, gezien het verslag twintig jaar geleden geschreven is.116 b)

Kenmerken van het Noppes-systeem

De kenmerken van het Noppes-systeem zijn vrijwel gelijk aan de kenmerken van elk ander LETS (zie §2.4.3). In het verslag wordt er gesproken van het feit dat Noppes een eigen ruilmiddel heeft, de ‘noppes’ (ook wel ‘nop’ of ‘noppen’). De rekeneenheid van de Noppes heeft daarbij dezelfde waarde als de (toen nog in werking zijnde) Nederlandse gulden. Elke deelnemer heeft een ‘noppes-rekening’, waarop zijn of haar uitgaven en inkomsten worden bijgehouden. Rood staan mag tot een bepaald limiet, waarbij

116

Stichting NOPPES, 1996: p. 10-15.

66


Een munt van elkaar, voor elkaar er weer iets voor een ander gedaan moet worden. De organisatie van Noppes zorgt er middels een tijdschrift voor, dat de leden weten welke goederen en diensten worden aangeboden en gevraagd. Noppes mag zichzelf geen bank noemen van het Ministerie van Financiën, maar zegt zelf in het eerste plan sterk de neiging te hebben daartoe.117 Noppes geeft in één van haar ondernemingsplannen een voorbeeld van de werking van het systeem: Ik leer jou internetten, dan koop jij een schilderij bij Bert, vervolgens laat Bert zijn keuken witten door Erna, neemt Erna yogales bij Jos en repareert Jos mijn fiets. c)

De groei en stagnatie van het aantal leden

Toen Noppes in 1993 werd opgezet, had het maximaal zo’n 100 leden. Het systeem dutte in, tot in 1996 plannen werden gemaakt voor een ‘doorbraak’ van Noppes in Amsterdam. In 1997 bedroeg het aantal leden van Noppes daardoor zo’n 400. 118 Het maximum werd rond de millenniumwisseling bereikt, toen het ledenaantal steeg tot ruim 1000-1100 leden. Dat aantal is nu gedaald en wederom gestagneerd tot zo’n 400 leden.119 We hebben zowel CEO van STRO (Aktie Strohalm) Henk van Arkel, als Noppes-bestuurslid Floris Hollestelle gevraagd naar hun verklaring voor de daling van het ledenaantal. Bestuurslid Floris Hollestelle (figuur 3.2) denkt dat de populariteit van het systeem is gedaald, doordat de mensen nu minder tijd hebben. Hij benadrukt dat de wereld tegenwoordig draait om het snelle geld en refereert daarbij naar de slimme bankproducten, die tegenwoordig op de markt gebracht worden. “[Noppes is echter] allemaal

een

beetje

slow

money,”

aldus

Hollestelle. “Kennelijk was het in de jaren ’90 nog hipper om lid te zijn van zo’n systeem, dan het

Fig. 3.2 Floris Hollestelle.

nu is.”

117

Stichting NOPPES, 1997: p. 7. Stichting NOPPES, 1997: p. 7. 119 aldus Floris Hollestelle – zie apx. 2, ad 5 118

67


Een munt van elkaar, voor elkaar STRO-voorman Van Arkel denkt echter dat er andere oorzaken ten grondslag liggen aan de daling van het aantal leden. Hij is van mening dat het bestuur een andere weg is ingeslagen nadat de organisatie door Aktie Strohalm werd overgedragen aan een nieuw Noppesbestuur. “Die gingen minder proberen nieuwe mensen te werven. Wij hadden een sterke poot om met name werkloze mensen op deze manier aan werkervaring te helpen en dat werd vaak gestopt door de nieuwe besturen.” Van Arkel zegt te hopen dat er alsnog een andere beweging aan zit te komen.120

d)

Sterkten en zwakten van het systeem

De sterkten van het Noppes-systeem zijn vergelijkbaar met de algemene doelen van LETS (zie §2.4.4). Het systeem werkt, volgens bestuurslid Floris Hollestelle, prettig en bevordert de sociale cohesie onder de deelnemers. Hij benadrukt ook dat sociaal complementair geld veel kansen biedt om geld weer te laten rollen, terwijl het soms nog wel blijft zitten in zakken. Om dit idee kracht bij te zetten, komt Hollestelle met een grappige anekdote, die volgens hem bewijst

wat

de

kracht

is

achter

het

laten

rollen

van

geld:

“Er is een dorp, waar iedereen wel een beetje schuld heeft. Bij een hotel komt er een reiziger die een hotelovernachting wil, waarvoor hij moet betalen. De man vraagt of hij de kamer mag zien, maar moet als borg 100 euro betalen. Hij gaat naar boven om de kamer te bekijken, en de hoteleigenaar rent met die 100 euro naar de bakker, betaalt daar z’n schuld. Die bakker rent met die 100 euro naar de fietsenmaker, en betaalt daar ook zijn schuld. Zo gaat het het hele dorp door, tot het op het eind weer terugkomt bij het hotel en die man naar beneden komt. Dan zegt hij: ‘nee, die kamer bevalt me niet’, pakt zijn 100 euro en vertrekt. Iedereen is dus van zijn schuld verlost. Kijk maar waar het gat zit in het verhaal!”121 Toch wordt het Noppes-systeem geplaagd door twee grote zwakten. Dat zijn: 1. Gebrek aan variatie. Doordat er slechts 400 leden zijn in Noppes is het vraag en aanbod op elkaar af te stemmen. Noppes zou bijna niet opkunnen tegen de concurrentie van Marktplaats of fysieke markten zoals de IJhallen in AmsterdamNoord. De marktwerking wordt hierdoor een probleem in Noppes. “Het mooist zou zijn als je in Amsterdam 20.000 leden hebt,” aldus bestuurslid Hollestelle, “alleen werkt het systeem wel met tegenstrijdige idealen, want LETS is natuurlijk ook gebaseerd op

120 121

aldus Henk van Arkel – zie apx. 1, ad 6 aldus Floris Hollestelle – zie apx. 2, ad 23; 28

68


Een munt van elkaar, voor elkaar vertrouwen.” De vraag is dan ook in hoeverre er vertrouwen mogelijk is onder 20.000 leden.122 2. Gebrek aan externe geldstromen. Noppes krijgt al geruime tijd geen subsidie meer. STRO heeft vijftien jaar lang Noppes gesubsidieerd, maar die is al geruime tijd gestopt. De subsidie bedroeg ongeveer het loon van een betaalde baan op jaarbasis, waarmee de organisatie dus erg veel kon. De organisatie draait nu al echter vijf jaar op contributies en de kracht van vrijwilligers. “Daarmee betaal je de huur, de computers en wat feestjes,” aldus Hollestelle. Volgens Hollestelle is uit onderzoek van de Belgische complementair-geldgoeroe Lietaer gebleken, dat complementair geld ook alleen werkt als daar eerst goed geld in gepompt wordt.123

3.1.2 Makkie a)

Een combinatie van twee systemen

Een ander bekend complementair geldsysteem in Amsterdam is de Makkie, die is gebaseerd in stadsdeel Oost, voornamelijk in de Indische Buurt. De munt is in 2012 opgezet door een project van de stichting QOIN, in samenwerking met woningbouwverenigingen Eigen Haard, De

Alliantie

en

Ymere,

evenals

het

stadsdeelbestuur

van

Amsterdam

Oost.124

Bijzonder aan Makkie is dat het een combinatie betreft van twee complementaire geldsystemen, namelijk enerzijds een LETS-systeem, maar ook een Tijdbank. Makkies kunnen namelijk op twee manieren verdiend worden: 1. Door te werken bij een vrijwilligersorganisatie (Tijdbank). Voor elk gewerkt uur ontvangt de buurtbewoner een Makkie. Dit zorgt ervoor dat de Makkie een vorm van ‘tijdgeld’ is. De Makkies kunnen dan verzilverd worden bij bepaalde lokale ondernemers en lokale winkels. Notabel is dat de Albert Heijn Javastraat enige tijd heeft meegedaan aan de Makkie. Het is niet helemaal helder of dat nog steeds het geval is. 2. Door voor een ander een dienst uit te voeren of een product te vervaardigen (LETS). Door via het Makkie-platform een hulpbehoevende buurtbewoner te ontmoeten en voor hem/haar een dienst te vervullen of product te vervaardigen, kunnen ook Makkies worden verdiend. Dit doet weer denken aan het LETS-ideaal. De

122

aldus Floris Hollestelle – zie apx. 2, ad 15; 16 aldus Floris Hollestelle – zie apx. 2, ad 29 124 QOIN, sd. 123

69


Een munt van elkaar, voor elkaar hulpbehoevende buurtbewoner bepaalt dan hoeveel Makkies worden betaald aan de actor. De ontvanger van deze Makkies, de actor, kan deze betalen aan weer een ander voor een product of dienst die hijzelf nodig heeft. Buurtbewoners kunnen elkaar in het geval van de Makkie voornamelijk helpen met diensten, en dan gaat het over onder meer, zoals de Makkie-site zelf aangeeft: “Bijvoorbeeld de belastingaangifte, fietsreparatie, oppas, zorg voor planten en huisdieren gedurende de vakanties, helpen verhuizen, huiswerk begeleiding [sic].”125 b)

De tussenstand van Makkie

Makkie is tweemaal geëvalueerd: in 2013 door de eerdergenoemde Arjo Klamer & Lotte Boonstra verbonden aan de Erasmus Universiteit Rotterdam en in 2015 in een beleidsonderzoek van Regioplan, uitgevaardigd door het stadsdeelbestuur van Amsterdam Oost. De evaluatie in maart 2013 was vrij negatief. In ieder geval werd er gesteld, dat de Makkie nog veel uitdagingen te overwinnen had. Zo werd Makkie door de buurtbewoners als een onhandige munt ervaren en niet als complementaire munt, maar als een alternatief voor geld. Het idee van een complementaire munt werd dus niet goed overgebracht. Tevens probeert de Makkie aan twee kanten menselijk gedrag te beïnvloeden, namelijk zowel de verdien- als bestedingsmogelijkheden van de mensen. Doordat de Makkie niet voor een van deze kanten kiest, maar voor beide kanten (dat is te zien aan de combinatie van Tijdbank en LETS in het systeem), kan de munt uiteindelijk zwakker worden. Tevens schijnt Makkie niet de vraag in de buurt bediend te hebben in 2013: mensen konden hun Makkies bijvoorbeeld uitgeven bij een bepaald bioscoop of café, maar daar kwam men niet. Men wilde eerder meer plekken om voedsel en andere levensmiddelen aan te schaffen met de Makkie. De onderzoekers concluderen dat de Makkie wel draagvlak en potentie heeft, maar dat de organisatie zich moet inzetten om het daadwerkelijk een succes te maken Daarbij werd een aantal adviezen meegegeven, zoals het herzien van de verzilveropties en investeren in het aanwerven van vrijwilligers.126 In maart 2015 vond er, naar wens van de Gemeente Amsterdam, wederom een evaluatie plaats, ditmaal door onderzoekers Renooy en Leuts van Regioplan, De vraag is vooral in hoeverre de situatie rondom de Makkie in de Indische buurt verbeterd is. Deze evaluatie was een stuk positiever: meer dan 70% van de buurtbewoners kende de Makkie en buurtbewoners

125 126

Makkie, sd. Boonstra & Klamer, 2013: p. 7-8.

70


Een munt van elkaar, voor elkaar voelden meer affiniteit met de Makkie. Ze vinden echter dat de Makkie meer publiciteit nodig heeft. Ook heeft driekwart van de Makkiegebruikers hun Makkies nog niet uitgegeven, omdat ze nog steeds vinden dat de bestedingsopties niet voldoen aan hun behoeften. Ondanks het feit dat men meer affiniteit met de Makkie voelde, is het gebruik niet significant toegenomen. De onderzoekers adviseren – licht dringend – de organisatie van de Makkie om realistischere doelen te stellen voor de groei, de buurt meer voor te lichten over de sociaal complementaire munt en de administratie van de Makkie te verbeteren.127

Fig. 3.3 Naar Regioplan. Het aantal Makkies dat is uitgegeven door de twee partijen die de mogelijkheid tot uitgifte hebben. Let op dat, hoewel dit tegenstrijdig lijkt met de conclusie dat de groei van de Makkie niet is toegenomen, dit niet alles zegt over de groei van de Makkie: de omloopsnelheid is namelijk niet meegenomen in deze tabel. Let op: * = periode van januari 2014 tot oktober 2014 ** = periode van januari 2014 tot september 2014

127

Heuts & Renooy, 2015: p. 39-41.

71


Een munt van elkaar, voor elkaar

3.2 Complementaire munten in de rest van Nederland Exacte cijfers over het totaal aantal sociaal complementaire geldsystemen in Nederland zijn niet voorhanden. Wel lijkt het zo te zijn dat LETS het meest populaire sociaal complementair geldsysteem is in Nederland en een online LETS-register telt, op dit moment, bijna 90 LETS. De vraag is echter in hoeverre deze LETS allemaal nog even actief, of überhaupt bestaand, zijn. Een aantal LETS lichten wij kort toe, mede omdat zij hebben meegewerkt aan ons onderzoek en open stonden voor contact.

LETSA. LETSA (staat voor LETS Alkmaar) is oorspronkelijk begonnen in Alkmaar, maar heeft nu inmiddels leden in heel Midden-Noord-Holland. Daarbij moet gedacht worden aan locaties als Castricum en Bussum. De munteenheid die bij LETSA gebruikt wordt, is de ‘zonnetjes’. LETSA kenmerkt zich door meerdere open bijeenkomsten

Fig. 3.4 Logo LETSA. Naar LETS Alkmaar e.o.

per jaar, die door iedereen bezocht kunnen worden. Op deze bijeenkomsten worden dan lezingen gegeven over het LETS-systeem en worden enkele diensten, die via LETSA door leden worden aangeboden, uitgelicht. LETS hanteert een Nederlands acroniem

voor

de

afkorting

‘LETS’,

namelijk:

‘Lokaal

Economisch

Transactiesysteem’.128

Ruilkring Enschede. Het LETS in Enschede noemt zich per definitie geen LETS, maar een ‘Ruilkring’. De reden daartoe is onbekend. De munteenheid wordt ‘noaber’ (mv.: ‘noabers’) genoemd, naar het administratiesysteem dat gebruikt wordt. De ruilkring organiseert vaak bijeenkomsten.129

Fig. 3.5 De kop van de website van LETS Mallemoer Breda. Naar LETS Mallemoer Breda.

128 129

LETS Alkmaar e.o., sd. Ruilkring Enschede, sd.

72


Een munt van elkaar, voor elkaar •

LETS Mallemoer Breda. De LETS-kring in Breda beschikt over een geavanceerde en actieve site en lijkt haar gebruikers aan te sporen om vooral hun talenten te ontwikkelen (zie ook de kop in figuur 3.5). Ook in Breda worden er maandelijks bijeenkomsten georganiseerd, onder andere in het ‘Letscafé’. Dit systeem profileert zich wel als LETS, maar lijkt eerder een Tijdbank: een lid verdient met een dienst elk uur 15 ‘moeren’. Toch kunnen er ook goederen verhandeld worden, wat het systeem geen volledige Tijdbank maakt. Het systeem doet hierdoor denken aan de Makkie (zie §3.1.2 ad a).130

LETS Nijmegen. LETS Nijmegen is, zoals de naam al doet vermoeden, actief in Nijmegen. De organisatie van deze LETS is misschien wel het meest geavanceerd van de vijf genoemde - de organisatie is namelijk opgedeeld in allerlei werkgroepen. LETS Nijmegen meldt dat Nijmegen zich ook profileert als “echte deelstad”, door allerlei evenementen te organiseren voor de LETS-kring. Verder is er een maandelijkse bijeenkomst in het zogeheten (K)LETS-café, waarin ook Repair Café-bijeenkomsten gehouden worden, waarbij men samen spullen repareert. De in Nijmegen gebruikte munteenheid is de ‘zon’ (mv.: ‘zonnen’). Er is tot nu toe slechts een tweetal ondernemers buiten de LETS-kring dat zonnen accepteert.131 • LETS Harderwijk. De ruilkring van LETS Harderwijk is middelmatig actief, maar beschikt ook over een uitgebreide site. Ook LETS

Harderwijk

heeft

een

Tijdbank-

systeem, naast de mogelijkheid tot het verruilen van goederen. Een kwartier werk is 1 ‘spat’ waard. Bijzonder is wel, dat er een waarde Fig. 3.6 Sfeerimpressie van een picknickbijeenkomst van LETS Harderwijk. Naar Het Spatje.

is

complementaire

vastgesteld

tussen

munteenheid

en

de het

wettelijk betaalmiddel (dus: tussen de spat

en de euro). 1 spat vertegenwoordigt een waarde van € 2,50. Waar deze waarde vandaan komt en of spatten ook in te wisselen zijn tegen euro’s op een bepaalde wijze, is onbekend. LETS Harderwijk kent zo’n 50 leden.132

130

LETS Mallemoer Breda, sd. LETS Nijmegen, sd. 132 Ruilkring LETS Harderwijk, sd. 131

73


Een munt van elkaar, voor elkaar

3.3 Succesvol complementair geld in het buitenland Tijdens onze research zijn twee systemen ons opgevallen, die in het buitenland succesvol zijn. We zullen inzoomen op het Zwitserse Wirtschaftsring-systeem, dat zelfs in het ondernemingsplan van de Amsterdamse Noppes genoemd wordt, en op het Duitse Regiogeld. Ook besteden we kort aandacht aan het internationale werk van de Social Trade Organisation (STRO).

3.3.1 Wirtschaftsring De Wirtschaftsring (ook wel: WIR) is ontstaan in Zwitserland tijdens een periode van crisis, zoals we wel vaker zien bij het ontstaan van complementaire munten (zie §2.3.2). Zwitserland kreeg pas later te maken met de economische crisis na de Eerste Wereldoorlog. Terwijl Duitsland en de Verenigde Staten weer voorzichtig opkrabbelden in 1934, zat Zwitserland diep in de put. Het gekke was echter dat er nog wel genoeg geld bleef in de Zwitserse banken, terwijl er dus onvoldoende geld voorhanden was om te voldoen aan de vraag naar goederen en diensten. Dat geld kwam de economie niet in.133 Toen ontstond er belangstelling voor de ‘theorie van gratis geld’, die ooit is bedacht door de ondernemer Silvio Gesell. Deze gaat uit van drie kernpunten: 134

Om de verkoop van alle goederen te doen stabiliseren moet de maatschappelijke geldhoeveelheid (alle geld in omloop, dat direct uitgegeven kan worden) nauwkeurig aangepast worden aan het aanbod.

Om geld enkel de functie van ruilmiddel te doen vervullen, moet het vrij van rente zijn (zie ook §2.4.3 ad c).

Om te voorkomen dat geld op bepaalde posities blijft steken, moet er een negatieve rente worden ingevoerd zodat er een constante devaluatie van het geld gaande is, die mensen ertoe aanzet het geld uit te geven. Zo blijft de economie gezond en circulerend. De negatieve rente werd in de eerste jaren van de WIR toegepast – maandelijks moest er geld betaald worden voor het houden van WIR-punten – maar de negatieve rente werd na zo’n vijftien jaar afgeschaft.

133 134

Studer, 1998: p. 5; 7. Studer, 1998: p. 7-8.

74


Een munt van elkaar, voor elkaar De WIR werd definitief opgericht in 1934 en wordt op dit moment gebruikt door zo’n 60.000 ondernemers in het midden- en kleinbedrijf. Belangrijk is dus dat de WIR meer een economisch complementair geldsysteem is dan een sociaal complementair geldsysteem is: het is niet per se gericht op het versterken van bijvoorbeeld de sociale cohesie, al wordt de lokale economie wel versterkt (zie ook §2.2.1 voor de verschillen tussen de soorten complementaire geldsystemen). WIR wordt vooral gebruikt als extra vorm van krediet en liquide middelen wanneer de banken terughoudend zijn om dat te verlenen. Veelal worden transacties tussen banken gesloten in deels Zwitserse franken en deels WIRpunten. De koper ziet dan zijn WIR-punten verdwijnen en kan die terugverdienen door eigen producten ook in WIR-punten te verdienen, de verkoper kan de WIR-punten direct uitgeven aan andere producten. Vergelijkbaar met een LETS is de rol van een centrale boekhouder tussen de twee actoren, die de transacties bijhoudt. Uniek aan de WIR is echter dat er sprake is van een institutie in het systeem, genaamd de ‘coöperatieve bank’, die klanten bankproducten aanbiedt. Hoewel dit tegen de idealen van complementair geld in lijkt te gaan, loste het een probleem op waar men in WIR tegenaan liep: handelaren wilden graag kopen in complementair geld, maar werden liever betaald in regulier geld. Daarom lijkt het gebruik van complementair geld ook over de tijd heen te stagneren. Een onderneming kan nu van de ‘WIRBank’ echter een lening krijgen in normaal geld, zolang de onderneming producten ook in WIRpunten blijft verkopen. Het is te zeggen dat door dergelijke aanpassingen de WIR populair is gebleven. WIR wordt gezien als het grootste complementair geldsysteem ter wereld.135

Fig. 3.7 Prestaties van de WIR in 2010: omzet, saldi/winsten en de omloopsnelheid. Uitgedrukt in WIRpunten en Zwitserse franken, en de verhouding daartussen. Naar WIR Panel Data.

135

Kalinowski, 2011: p. 2-4.

75


Een munt van elkaar, voor elkaar

3.3.2 Regiogeld ‘Regiogeld’ is een benaming voor een aantal complementaire geldsystemen in Duitsland. Sinds 2001 is er een zeventigtal projecten onder de noemer ‘Regiogeld’ ontstaan. Het verspreidt zich echter onder verschillende namen en verschillende vormen. Over het algemeen verspreidt Regiogeld zich in vouchers of coupons, waarop een negatieve rente geheven wordt van 5 tot 12% per jaar. Dat laatste zien we ook bij de WIR (§ 3.3.1), al werd de negatieve rente daar afgeschaft. De negatieve rente wordt over het algemeen gehandhaafd door de verplichting te stellen, dat er speciale stickers moeten worden aangeschaft en worden geplakt op de vouchers na elke drie maanden. De doelen van Regiogeld klinken ons inmiddels alom bekend in de oren en zijn vergelijkbaar met de doelen zoals die beschreven zijn voor een LETS (in §2.4.4), al is Regiogeld geen vorm van LETS. Regiogeld kan wel als een sociaal complementair geldsysteem beschouwd worden. Het poogt namelijk, om kort te gaan, de sociale en economische structuur in een regio te verbeteren. In het bijzonder wordt er gepoogd om mensen zich meer in te laten zetten voor non-profitorganisaties. Ook het Regiogeld-systeem is direct gebaseerd op de idealen van econoom Gesell, zie daarvoor §3.3.1. Er lijkt een verband aantoonbaar te zijn tussen de filosofie van Gesell en de complementaire geldsystemen in Centraal-Europa, al is zijn filosofie ook te herkennen in ander complementair geld zoals LETS. De Regiogeldsystemen ontstaan vaak op antroposofische Freigeld-bijeenkomsten, waarop de filosofie van Gesell bediscussieerd wordt. Er wordt dan al een munt ontwikkeld, een proces dat zo’n één tot twee jaar in beslag neemt. Ook is een hoop geld benodigd in die tijd en moeten er geen conflicten ontstaan tussen initiatiefnemers. Veelal lukt dat wel: het grootste probleem is dat het aantal fundamentele supporters laag blijft. Voor politici en economen is Regiogeld meestal te alternatief, voor vrijwilligers een te economisch complex verhaal. Er zijn twee structuren waarop een Regiogeldsysteem gebouwd kan zijn:136

Euro-gebaseerd. Een burger koopt in een Regiogeldsysteem met deze structuur het regionale geld met zijn euro’s en kan goederen kopen in een van de zaken, meestal uit het mkb, die zijn verbonden met het Regiogeldsysteem. De ontvangers van het geld kunnen er dan voor kiezen om hun Regiogeld uit te betalen in euro’s, of te besteden aan andere goederen en diensten. Over het algemeen wordt er een ‘fee’ gevraagd bij

136

Thiel, 2011: p. 2-3; 6.

76


Een munt van elkaar, voor elkaar het omwisselen van euro’s naar Regiogeld of vice versa, die ten goede komt aan de administratiekosten van het Regiogeldsysteem. Van de 26 momenteel actieve systemen gebruiken 20 de euro-gebaseerde structuur.

Gebaseerd op goederen en diensten. Deze structuur werkt als een LETS of Barternetwerk: ondernemers accepteren het Regiogeld evenzeer als de euro. De organisatie van het Regiogeldsysteem houdt zich alleen bezig met de organisatie en administratie in het systeem. De bedrijven zijn meestal terughoudender in systemen met deze structuur: ze zijn vaak angstig om niet hun Regiogeld kwijt te kunnen, omdat consumenten nu geen prikkel hebben om in Regiogeld te betalen in plaats van euro’s. De ondernemingen moeten namelijk zowel euro’s als Regiogeld accepteren. Van de 26 momenteel actieve systemen gebruiken 4 de structuur gebaseerd op goederen en diensten. De 2 resterende systemen gebruiken hybride structuren.

Over het algemeen hebben de Regiogeldsystemen zo’n 100 bedrijven die deelnemen, wat problematisch lijkt, omdat uit een onderzoek blijkt dat er minstens 200 bedrijven moeten deelnemen om Regiogeld een succes te laten zijn. Er is echter één Regiogeldproject dat een doorslaand succes is: de Chiemgauer (figuur 3.8) in het zuiden van Beieren. Daar is een aantal mogelijke redenen voor, al is niet eenduidig één hoofdzakelijke oorzaak aan te wijzen:137 Fig. 3.8 De Chiemgauerbiljetten. Naar de Duitstalige Wikipedia.

1. Een sterke lobby. De initiatiefnemer heeft ervoor gezorgd dat een antroposofische school, lokale politici en tal van sociaal-culturele projecten al sedert 2003 de Chiemgauer ondersteunen, wat zorgt voor een sterk draagvlak en een sterke lobby. 2. De lokale bank werkt mee. De lokale bank erkent de Chiemgauer als betaalmiddel en werkt zelfs mee met het ontwikkelen van elektronische betaalsystemen ervoor. Daardoor geschiedt nu al bijna driekwart van de betalingen in de Chiemgauer elektronisch.

137

Thiel, 2011: p. 4-6.

77


Een munt van elkaar, voor elkaar 3. De locatie. In Zuid-Beieren is er een groot aantal toeristische attracties te vinden, is de economie stabiel en zijn er traditionele sociale netwerken aanwezig. Natuurlijk is het nogal nattevingerwerk om deze zaken als oorzaken voor de sterke Chiemgauer aan te wijzen, maar het is ook aannemelijk dat het op een manier heeft meegeholpen.

3.3.3 Internationale werkzaamheden van STRO Wanneer men het heeft over complementair geld in het buitenland heeft men het ook meteen over de Social Trade Organisation: STRO. Wij hadden de kans om de topman van STRO, Henk van Arkel, te spreken over de organisatie.

Fig. 3.9 Logo van STRO. Naar STRO.

Van Arkel is betrokken geweest bij STRO vanaf de eerste 9 maanden dat het bestond, in de jaren ’80. STRO, vroeger Aktie Strohalm, beschouwt zichzelf als lobbyistengroep die op een – economisch gezien – hot topic of vreemde eend in de bijt duikt, dat uitwerkt en daarna naar het volgende probleem gaat. Langere tijd heeft STRO zich beziggehouden met complementair geld, zo heeft het de Noppes opgericht (zie §3.1.1 ad a). Nu is STRO niet langer de moeder Theresa van de complementaire munten in Nederland, maar eerder stichting QOIN, die ook al eerder is genoemd in dit verslag.138 Toch heeft STRO een vinger in de pap als het gaat om sociaal complementair geld in het buitenland. Van Arkel vertelt over een geldsysteem in Argentinië dat STRO heeft opgezet, waar op een gegeven moment zes miljoen mensen – naar zijn zeggen – aan meededen. Er waren toen problemen met de lokale munteenheid waardoor de geldautomaten dichtgingen en men geen geld had. “Zonder geld werd de samenleving best primitief. Mensen waren dus maar wat blij toen er een sociaal complementaire munt kwam.” Het systeem verdween ook toen de geldmachines het weer deden.”139

138 139

aldus Henk van Arkel – zie apx. 1, ad 10 aldus Henk van Arkel – zie apx. 1, ad 23

78


Een munt van elkaar, voor elkaar Op het moment houdt STRO zich echter bezig met economische complementaire munten, soms in combinatie met sociaal complementaire munten. Van Arkel: “Ik kan me best voorstellen dat […] de sociaal complementaire systemen op een gegeven moment kunnen verdwijnen, doordat mensen op basis van vriendschap en burenhulp [dat] normaal gaan doen.” Van Arkel geeft aan dat het economisch systeem het lastigst is en dus meer een uitdaging voor STRO. “Bovendien zijn de economische systemen het breekijzer waardoor de sociale systemen de ruimte moeten krijgen.” Zo stelt hij dat LETS ooit populair is geworden doordat het economisch alternatieve element van LETS (van mutual credit) al eerder in economisch georiënteerd complementair geld werd geïntroduceerd (denk aan de Barter-netwerken).140 STRO is momenteel vooral bezig in Latijns-Amerika met het opzetten van een rentevrij systeem voor bedrijven, genaamd C3. De rentes liggen daar namelijk erg hoog, waardoor het voor beginnende bedrijven moeilijk is om te groeien. In Nederland blijft STRO middels het Social Trade Circuit Nederland aan het praten met groepen activisten en bedrijven en verzorgt het nog steeds de Cyclos-software die vooral LETS gebruiken.141

140 141

aldus Henk van Arkel – zie apx. 1, ad 14 Social Trade Organisation, sd.

79


Een munt van elkaar, voor elkaar

3.4 Deelconclusie In hoofdstuk 3 hebben we gekeken naar voorbeelden van sociaal complementaire geldsystemen. We begonnen in Amsterdam met de Noppes, die al ruim twintig jaar actief is. Noppes is een LETS dat erg snel groeide rond de millenniumwisseling, tot op haar maximum duizend leden, maar nu slechts 400 leden kent. De grote sterkte van het systeem is, dat er sociale cohesie ontstaat onder de deelnemers, maar twee grote zwakten plagen het systeem: gebrek aan variatie in vraag en aanbod en gebrek aan externe geldstromen. Een ander systeem in Amsterdam Oost, de Makkie, is een combinatie van LETS en Tijdbank en had met opstartproblemen te maken. Buurtbewoners ervoeren de Makkie als onhandig en onnodig. De positie van de Makkie is aan het verbeteren, maar toch is er meer publiciteit nodig om de munt te verbeteren. In de rest van Nederland is er zo’n negentigtal LETS, maar de vraag is in hoeverre deze allemaal actief zijn. De LETS kenmerken zich door regelmatige ledenbijeenkomsten. In bijna elke uithoek van het land is er wel een LETS aanwezig. Sommige LETS kennen een wisselkoers tegenover de euro of zijn, net als de Makkie, een combinatie van LETS en Tijdbank. In het buitenland is er ook een aantal succesvolle complementaire geldsystemen dat onze aandacht trok. De Zwitserse Wirtschaftsring (WIR) is in de crisis van de jaren ’30 ontstaan en bestaat nog steeds. Steunpunt van de WIR is dat deze samenwerkt met de wettelijke munteenheid en dat er een coöperatieve bank bankproducten uitvaardigt. In Duitsland is er onder de noemer ‘Regiogeld’ een zeventigtal projecten aan complementair geld, gebaseerd op verschillende structuren (meer op een LETS-structuur of meer een WIR-structuur) – toch is er maar één Regiogeldsysteem dat echt een doorslaand succes is, namelijk de Chiemgauer. Beide systemen zijn gebaseerd op de ‘gratis geld’-filosofie van Silvio Gesell. Van beide systemen valt te betwisten in hoeverre het sociaal complementaire geldsystemen zijn, al hebben ze wel sociale positieve effecten. De Nederlandse Social Trade Organisation (STRO) is een lobbyistengroep, die heeft geholpen o.a. de Noppes in Amsterdam op te zetten. Nu houdt STRO zich bezig met economisch complementaire munten in Latijns-Amerika om ondernemers daar een duwtje in de rug te geven. STRO gelooft in een toekomstige combinatie van sociaal en economische complementaire munten. Kortom zijn er dus genoeg voorbeelden te vinden van, al dan niet sociaal, complementaire geldsystemen en zit men zeker niet stil in de wereld ervan.

80


4 Voordelen van sociaal complementair geld

In het volgende hoofdstuk gaan we onderzoeken wat nu precies de voordelen zijn aan het gebruiken van sociaal complementair geld. We kijken naar beweegredenen voor de consument

om

complementair

geld

te

gebruiken,

maar

we onderzoeken ook waarom de overheid er baat bij zou hebben om

sociaal

Afbeelding: naar Animaz.

complementair

geld

te

ondersteunen.


Een munt van elkaar, voor elkaar

4.1 Voordelen voor de burgers Het propageren van sociaal complementaire geldsystemen brengt veel voordelen met zich mee. Deze voordelen hebben zowel betrekking op de overheid als de burgers. Over het algemeen hebben sociaal complementaire geldsystemen als voornaamste doel het ondersteunen van de lokale gemeenschap in een economisch en sociaal aspect. Onderstaand worden de voordelen voor beide groepen verder uitgewerkt. Sociaal complementaire geldsystemen zijn gericht op de bevordering van de lokale handel en het bouwen van een hechte samenleving. Het propageren van sociaal complementaire systemen brengt op drie vlakken grote voordelen met zich mee voor de burgers: een versterking van sociale relaties, het aanbieden van kansen aan de niet-arbeidzame burgers en het aanbieden van financiële ondersteuning aan de minder bedeelden.

4.1.1 Een versterking van de sociale relaties Doordat leden van sociaal complementaire systemen goederen en diensten met elkaar ruilen komen zij in contact met andere mensen. Men leert elkaar hierdoor beter kennen en dit kan resulteren in een versterking van de sociale relaties. Bovendien organiseren veel lokale geldsystemen maandelijks bijeenkomsten voor de leden. Ook dit zorgt ervoor dat de deelnemers met elkaar in contact komen en een sociale relatie opbouwen. Door deelname aan sociaal complementaire geldsystemen kunnen mensen die normaal gesproken niet veel contact hebben met de buitenwereld, zoals gepensioneerden of werklozen, vriendschappen opbouwen met de andere leden.

142

Volgens Henk van Arkel is het opbouwen van sociale

relaties tevens één van de belangrijke beweegredenen van iemand om deel te nemen aan een complementair systeem.143

4.1.2 Kansen voor de niet-arbeidzame burgers Burgers die niet kunnen deelnemen aan de normale gang van zaken in de economie zijn voor een groot deel toegewezen op de uitkeringen die de Nederlandse overheid uitkeren. Denk hierbij aan werklozen en arbeidsongeschikten. Deze mensen zijn afhankelijk van een minimale uitkering waarbij ze in de meeste gevallen net rond kunnen komen. Door in de informele sector arbeid te verrichten, waardoor hun reële koopkracht stijgt, krijgen deze bevolkingsgroepen de mogelijkheid om hun vermogen verder uit te breiden. Bovendien geven lokale geldsystemen

142 143

Croft J. , sd. aldus Henk van Arkel – zie ook apx. 1

82


Een munt van elkaar, voor elkaar de arbeidsongeschikten en de werklozen ook de mogelijkheid om te experimenteren met verschillende soorten werk. Hierdoor verbreden zij hun werkervaring en kunnen zij kijken in welke

arbeidssector

hun

kwaliteiten

het

beste

naar

voren

komen.

4.1.3 Ondersteuning voor minderbedeelden Lokale geldsystemen kunnen ervoor zorgen dat mensen die op financieel gebied minder sterk in de samenleving staan, gebruik kunnen maken van goederen en diensten. Hierbij moet vooral gedacht worden aan werklozen en gehandicapten. Door de lokale geldsystemen beschikken zij over meer goederen en diensten die ze anders niet zouden kunnen hebben.144

144

Meechuen, 2008.

83


Een munt van elkaar, voor elkaar

4.2 Voordelen voor de overheid Niet alleen de burgers ondervinden voordelen bij het propageren van lokale geldsystemen; ook de Nederlandse overheid heeft hier baat bij. Tot de voornaamste voordelen voor de overheid wordt de versterking van de gemeenschappen, de versterking van de lokale economie en een oplossing voor werkloosheid gerekend.

4.2.1 Versterking van de gemeenschappen De Nederlandse overheid wordt ook wel gezien als behartiger van de belangen van de bevolking. Daarnaast leven we in een tijd waarin de nabuurschap vrijwel verdwenen is en de maatschappij steeds meer individualiseert, aldus Henk van Arkel.145 De overheid kan dit echter voorkomen door het gebruik van lokale geldsystemen te stimuleren. Hierdoor komen de mensen uit verschillende gemeenschappen met elkaar in contact en wordt de eenheid van de samenleving gewaarborgd.

4.2.2 Versterking van de lokale economie Aangezien de punten van sociaal complementaire geldsystemen alleen binnen de desbetreffende gemeenschap geldig zijn, zorgt dit voor een toename van de welvaart van de leden.

Hierdoor worden de gemeenschappen steeds meer op hun eigen producten en

diensten toegewezen, waarop de Nederlandse economie minder afhankelijk wordt van importproducten. Uiteindelijk zal een toename van het gebruik van sociaal complementaire geldsystemen dus leiden tot een stabielere economie. 146

4.2.3 Oplossing voor problemen als werkloosheid Tevens bieden sociale systemen een mogelijke oplossing voor problemen zoals werkloosheid. Werkloze leden krijgen in dergelijke systemen de mogelijkheid om hun kwaliteiten te ontdekken en werkervaring op te doen in de verschillende arbeidssectoren. Hierdoor vergroten zij de kans om in de toekomst geschikt werk te vinden. Wanneer de werkloosheid daalt, mede als gevolg van sociaal complementaire geldsystemen, zullen de kosten van de Nederlandse overheid afnemen en de belastinginkomsten stijgen.

145 146

aldus Henk van Arkel – zie ook apx. 1 Meechuen, 2008.

84


Een munt van elkaar, voor elkaar

4.3 Deelconclusie In dit hoofdstuk hebben we onderzocht wat de voordelen zijn van het gebruik van sociaal complementaire geldsystemen, voor zowel de burgers als de overheid. Hierbij hebben we onder andere gekeken naar de beweegredenen om deel te nemen aan een dergelijk sociaal systeem. Het propageren van sociaal complementaire geldsystemen door de overheid brengt vele voordelen met zich mee voor onder andere de burgers. Voorbeelden hiervan zijn: een versterking van de sociale relaties, het aanbieden van kansen voor de niet-arbeidzame burgers en de ondersteuning van de minderbedeelden. Ook de overheid heeft er baat bij wanneer het gebruik van sociaal complementaire geldsystemen groeit. Voorbeelden van deze baten zijn: een versterking van de gemeenschappen, een versterking van de lokale economie en een oplossing voor problemen zoals werkloosheid.

85


5 Keerzijden aan sociaal complementair geld

Tot nu toe lijkt sociaal complementair geld een redelijk positief verhaal. We hebben onderzocht hoe het werkt, waarom iemand eraan mee zou doen en wat de voordelen zijn van het gebruiken van sociaal complementair geld, voor zowel de burgers als de overheid. Maar zoals Johan Cruijff zei dat ‘elk nadeel z’n voordeel heeft’, is dat omgekeerd ook zo. Wat zijn de addertjes onder het gras bij sociaal complementaire geldsystemen?

Afbeelding: naar YouTube.


Een munt van elkaar, voor elkaar

5.1 Nadelen voor de burgers De vraag die centraal staat in dit onderzoek, is de vraag of de overheid sociaal complementaire geldsystemen zou moeten propageren en/of stimuleren. Naast de voordelen die sociaal complementair geld bieden, is er ook een aantal nadelen op te noemen. We gaan deze nadelen even langs, voor zowel de burgers als de overheid. De overheid heeft er namelijk ook belang bij, dat de welvaart van de burgers op een hoog niveau blijft: dat is immers wat een overheid, in de moderne democratie, als haar voornaamste taak zou moeten beschouwen.

5.1.1 De alternativiteit en afstand t.o.v. huidig monetair systeem Eén van de voornaamste breekpunten in een sociaal complementair geldsysteem is hoe nonconformistisch het is, ten opzichte van het huidige monetaire systeem. Nu is die alternativiteit wel verschillend per geldsysteem: we hebben Regiogeld-systemen gezien waarbij euro’s omgewisseld kunnen worden naar punten en die punten weer deels met euro’s kunnen worden uitgegeven. Systemen als Makkie echter, introduceren een volledig eigen munt – eerder puntensysteem – die op uiteenlopende manieren verdiend kan worden en op uiteenlopende manieren ook uitgegeven kan worden, hetgeen het systeem ingewikkeld maakt. Een nadeel van sociaal complementaire geldsystemen is dan ook de alternativiteit ervan. Nu zit dat natuurlijk onmiskenbaar in de aard van een sociaal complementair geldsysteem. De vraag is echter wanneer ‘complementair’ doorslaat naar ‘alternatief’. Omdat bij Regiogeld en de WIR euro’s in te wisselen zijn voor punten en vice versa, is het duidelijk dat de munt een complementair geldsysteem is. Veel LETS laten het echter na om een inwisselmogelijkheid te bieden en hebben de neiging om weleens de plank mis te slaan, omdat ze zich te alternatief profileren en met – voor het grote publiek – radicaal gedachtengoed komen. Dat is ook de reden waarom veel Regiogeldsystemen klein blijven: omdat het gedachtengoed van econoom Gesell vaak centraal staat op antroposofische bijeenkomsten, iets waardoor sommigen worden afgeschrikt (zie §3.3.2). Voor het grote publiek is het dus vooral het probleem wanneer een sociaal complementair geldsysteem overgaat ‘begrijpelijk’ naar ‘niet navolgbaar’. Uit onderzoek blijkt dat er amper begrepen wordt wat precies een sociaal complementair geldsysteem is. Dat is zonde: blijkbaar investeren sociaal complementaire geldsystemen daar niet (genoeg) in.147 Wat hiermee samenhangt, is de mogelijkheid dat gebruikers van sociaal complementair geld te ver verwijderd raken van het huidige monetaire systeem en onze huidige maatschappij. Zo 147

Hirota: p. 9.

87


Een munt van elkaar, voor elkaar wordt er veelal gesteld (dit hebben we gezien is § 2.4.3) dat werklozen nieuwe kansen krijgen door sociaal complementaire geldsystemen, waarin ze alsnog diensten kunnen uitvoeren voor anderen en werkervaring kunnen opdoen. Het risico bestaat echter, dat deze mensen dan zo bevangen raken door het sociaal complementair geldsysteem, dat ze zich niet meer focussen op het zoeken van een baan in de euromaatschappij en zich volledig focussen op de gemeenschap in de sociaal complementaire munt. Dat heeft natuurlijk op korte termijn voordelen, maar op lange termijn zal dat persoonlijke nadelen hebben. Immers leven we uiteindelijk in een economie en maatschappij met de euro als wettelijk betaalmiddel. Dat moet men niet ontwend raken. Dit risico zal zich niet per se bij elk lid van een complementair geldsysteem voordoen, maar vooral bij initiatiefnemers en enthousiaste vrijwilligers. Henk van Arkel vraagt zich af of dit risico wel zo serieus genomen moet worden. “Er zijn natuurlijk mensen die een soort cultuur zoeken waarbij ze heel weinig besteden,” aldus Van Arkel.148 Toch is ons de mening toegedaan dat niet teveel mensen op een dergelijke manier moeten gaan denken, omdat het anders wel eens mis kan lopen met de formele economie.

5.1.2 De hindering van interlokale handel In ontzettend veel papers, essays en andere onderzoeken wordt naar complementaire geldsystemen vaak gerefereerd als ‘lokaal geld’. Dat is niet gek: zo hebben we al gezien dat – bij voornamelijk LETS, maar ook bij andere systemen – complementair geld tot doel heeft dat een lokale economie versterkt wordt en dat burgers meer daarin gaan investeren. Dat komt uiteindelijk ten goede van lokale ondernemers in het midden- en kleinbedrijf, maar ook aan alle andere deelnemers in de buurt. De vraag die dat oproept, is of (sociaal) complementair geld daar niet te kort door de bocht gaat. Complementair geld dat zo erg de focus in een gemeenschap op de lokale economie legt, stimuleert namelijk interlokale – regionale, nationale en internationale – handel niet en zou het zelfs kunnen verhinderen of lamleggen. Zo wordt bijvoorbeeld het idee van comparatieve schaalvoordelen tenietgedaan wanneer we in een autarkische wereld zouden leven met een prominente rol van complementaire geldsystemen, gericht op de lokale economie en arbeid in eigen regio. Ook wordt het feit genegeerd dat een interlokale banenmarkt sneller de werkloosheid tegengaat. Volgens die redenatie kan de (quasi-)autarkie van een sociaal complementair geldsysteem voor meer werkloosheid zorgen, waardoor er 148

aldus Henk van Arkel – zie apx. 1, ad 22

88


Een munt van elkaar, voor elkaar minder inkomen is in de maatschappij en de algehele welvaart lager wordt. Zo lijkt het idee dat sociaal complementaire geldsystemen voor meer banen zorgen dus afgezwakt te worden.149 Ook wordt er weleens gesteld, dat de voordelen van de verbetering in de lokale economie zwakker zijn dan de nadelen van het ‘verwaarlozen’ van interlokale handel. Zo waarschuwde economisch journalist Tim Harford daar al voor in 2008. Hij meent dat het soms voordeliger en ook milieuvriendelijker is om voedsel in te laten schepen, dan het te laten groeien of vervaardigen op land wat eigenlijk niet geschikt is daarvoor. Tevens meent hij dat de eerder genoemde stelling, dat de voordelen van lokale handel niet opwegen tegen de nadelen van het verlies van interlokale handel, een algemeenheid moet zijn: anders zouden er geen economische sancties als straf opgelegd worden door instituties, zoals de Verenigde Naties.150

5.1.3 Misbruik door ondernemingen Een ander nadeel, wat wellicht niet direct vanzelf spreekt maar even goed kan gebeuren, zit in de liquide middelen, die de complementaire munt kan bieden aan ondernemingen in een regio. Zij kunnen in een complementaire munt, die net zo geavanceerd is als de WIR met leningen en een omwisselsysteem naar het wettelijk betaalmiddel (zoals de euro of Amerikaanse dollar), namelijk winst maken zonder de lokale economie daarbij te helpen. Ze kunnen namelijk een lening in de complementaire munt aanvragen, het geld laten omwisselen naar het wettelijk betaalmiddel, dat investeren in bijvoorbeeld aandelen en obligaties en daar rentebetalingen over ontvangen. Winst maken zonder daarbij de lokale economie te helpen, is onwenselijk in de (sociaal) complementaire munt.151 Deze praktijk zal eerder plaatsvinden bij economisch complementaire munten dan bij sociaal complementaire munten, omdat bij eerstgenoemde de focus werkelijk op ondernemingen ligt. Daarom gaan we niet verder op dit nadeel in.

5.1.4 Reikwijdte en voortbestaan van sociaal complementair geld Het is al eerder in dit verslag genoemd: sociaal complementaire munten lijken voorbestemd te zijn om klein te blijven. Dit hebben we al gezien bij de Noppes (zie §3.1.1). De vraag is of dat erg is, omdat de munt zo wel op vertrouwen blijft bestaan. Toch is al eerder aangegeven dat de ‘kleinheid’ van de complementaire munt ervoor zorgt dat vraag en aanbod niet helemaal op elkaar afgestemd kunnen worden. Ook in onze enquête is weleens het antwoord gegeven (zie 149

Fritzsche: p. 6. Harford, 2008. 151 Fritzsche: p. 7. 150

89


Een munt van elkaar, voor elkaar verder appendix 4) dat de marktwerking in Nederlandse LETS niet helemaal lekker loopt: een respondent noemt de producten en diensten zelfs, ietwat afkeurend, ‘zweverig’. De kleinheid van de sociaal complementaire munt brengt echter nog een andere dimensie met zich mee. De kosten, die voor de complementaire munt gemaakt worden, moeten namelijk ergens mee gedekt worden. Veelal hebben de zuiver sociaal complementaire munten geen winstoogmerk of mechanisme, waar ook maar enige winst mee op te strijken valt (zoals de ‘fees’ in het Regiogeldsysteem, zie §3.3.2), al is dat systeem ook niet te prefereren omdat dat handel kan tegenwerken.152 Het systeem is dan compleet afhankelijk van de contributies van leden en de kracht van vrijwilligers. En zoals al bij de Noppes bleek, is daar wel mee rond te komen (om in ieder geval de huur van een gebouw en de administratie- en computerkosten te dekken), maar is er geen potentie of mogelijkheid om te groeien. Uit onderzoeken blijkt namelijk dat marketing belangrijk is voor de complementaire munt, iets wat we ook al zagen bij de Makkie (§3.1.2). De burgers in de gemeenschap met de complementaire munt, moeten ervan overtuigd worden dat het sociaal complementair geldsysteem geen ver-van-hun-bedshow is en niet zo ingewikkeld is als zij weleens denken (zie ook het eerstgenoemde nadeel in §5.1.1, de alternativiteit van de munt die mensen weleens kan afschrikken).153 Het probleem dat zich dan voordoet, is dat de kring van gebruikers langzaamaan afslankt tot er een harde kern overblijft. Dat kan soms aandoen alsof de ruilkring ‘sektarisch’ is, ook al is dat niet de intentie ervan. Naarmate de tijd verstrijkt, naarmate leden ouder worden en andere interesses krijgen, kan het mogelijk zijn dat de ruilkring vergrijst of ‘uitsterft’. Reeds eerder in het onderzoek is ook genoemd, dat een significant deel van de opgerichte LETS (zo’n 2000 over de hele wereld) niet meer actief is. De vraag is dan ook of het wel de moeite waard is om een sociaal complementair geldsysteem op te richten, als de reikwijdte beperkt blijft en het voortbestaan niet gegarandeerd kan worden.

5.1.5 Andere nadelen genoemd door gebruikers In onze enquête hebben we ook aan ervaringsdeskundigen – de gebruikers van LETS in Nederland – gevraagd, wat zij merken qua nadelen aan sociaal complementaire geldsystemen. 12 van de 39 ondervraagden antwoordden geen nadelen te kennen, wat neerkomt op ongeveer een nette 30% van de LETS-gebruikers. De nadelen die vooral genoemd worden, zijn dezelfde nadelen als vooral in §5.1.4 genoemd worden: de ruilkring is nog erg klein, het lidmaatschapsgeld schrikt leden af, et cetera.

152 153

Lietaer & Hallsmith, Community Currency Guide, 2006: p. 25. Tóth: p. 73.

90


Een munt van elkaar, voor elkaar Opvallend is dat ook genoemd wordt dat er leden zijn bij wie het makkelijker is om voor anderen dingen te doen en punten uit te geven, dan die uit te geven. Ook dat lijkt echter een gevolg van de verstoorde marktwerking door een te schaars vraag en aanbod in de complementaire munt. Een anoniem Noppes-lid geeft nog een ander nadeel aan wat betreft het imago van de sociaal complementaire munt: “Je wordt soms raar aangekeken als je zaken zou kunnen betalen en toch Noppes gebruikt”. Dat duidt erop dat er wellicht – ook onder Noppes-leden – een soort imago leeft van de Noppes, dat het alleen door minderbedeelden gebruikt mag worden. Ook dat is een kwestie van marketing. Soms zijn er ook hele praktische, netwerk-gebonden nadelen, zoals een lid zegt dat “er te weinig mannen lid zijn”.154

Fig. 5.1 Een betaling met de sociaal complementaire munt ‘de Chiemgauer’ in Beieren, Duitsland. Zie ook § 3.3.2. Naar Réseau des écoles de citoyens.

154

zie apx. 4 ad J-9

91


Een munt van elkaar, voor elkaar

5.2 Nadelen voor de overheid In het vervolg van deze paragraaf worden de nadelen voor de overheid behandeld, bij het steunen dan wel propageren van sociaal complementaire geldsystemen.

5.2.1 Doorwerking van de nadelen voor de burgers Zoals al gezegd, is de kerntaak van de overheid om ervoor te zorgen, dat de burgers welvaren bij het beleid dat in een land gevoerd wordt. De nadelen die burgers kunnen ondervinden aan sociaal complementaire geldsystemen en in §5.1 besproken zijn, zijn dus door de trekken naar de overheid. Kort bespreken we waarom deze nadelen ook nadelig zijn voor de overheid. a)

Alternativiteit en afstand t.o.v. wettelijke munt (§5.1.1)

Als de burgers sociaal complementair geld beschouwen als een te alternatieve zaak, is het niet aannemelijk dat zij het in groten getale gaan gebruiken en is het voor de overheid dus niet voordelig om te investeren in het sociaal complementair geldsysteem. Immers zou de investering dan verloren geld, tijd en moeite zijn: een investering voor een te kleine groep mensen. De overheid moet keuzes maken in haar subsidieringen en als het sociaal complementair geldsysteem niet genoeg gewaardeerd wordt, zal zij daar niet voor kiezen. Tevens is het onwenselijk, dat burgers bevangen kunnen raken door een sociaal complementair geldsysteem en daardoor niet meer meedoen in het dagelijks leven in de ‘gewone’ euromaatschappij. Dat zou namelijk voor een kloof in de samenleving kunnen zorgen tussen enerzijds gebruikers van sociaal complementair geld en anderzijds de mensen die zich wel engageren met de euromaatschappij. Natuurlijk is dit wel enigszins een doemscenario. Een realistischere kans, is dat werklozen die actief zijn in de sociaal complementaire munt, niet meer doorstromen naar een formele baan. De overheid heeft dan geen zicht meer op hen (zie §5.2.2) maar kan ook geen inkomstenbelasting meer heffen over het verworven loon, waardoor zij inkomsten misloopt. b)

Hindering van interlokale handel (§5.1.2)

In eerste instantie hebben lokale overheden er baat bij dat lokale productie gestimuleerd wordt en de positie van lokale ondernemers versterkt wordt. Als daar echter mee samenhangt dat de interlokale handel tussen verschillende regio’s verlamd wordt, slaat dat over in een voor de overheid onwenselijke situatie.

92


Een munt van elkaar, voor elkaar Deze (hypothetische) situatie is onwenselijk, omdat er dan geen import en export meer is en regio’s als het ware zelfvoorzienend worden. Alles moet dan in de eigen regio gemaakt worden en comparatieve schaalvoordelen verdwijnen: voordelen die ontstaan als twee regio’s twee aparte producten maken en vervolgens uitwisselen, ondanks het feit dat één van de regio’s beide producten sneller zou kunnen maken. Ook zijn er dan enkel banen beschikbaar in de eigen regio op de arbeidsmarkt, in plaats van in andere regio’s, waardoor de werkloosheid hoger kan raken en de welvaart lager, door toedoen van het sociaal complementaire geldsysteem. Wanneer deze effecten zich uitbreiden van regio’s naar landen, kunnen niet alleen regio’s, maar hele landen geïsoleerd raken. Dat is een onwenselijke situatie in een wereld die steeds meer globaliseert. c)

Misbruik door ondernemingen (§5.1.3)

Als bedrijven misbruik gaan maken van de complementaire munt, leidt dat tot onvrede bij burgers. De nationale overheid zal hier niet wakker van liggen, maar lokale overheden – zoals gemeenten en provincies – zullen zich de onvrede van burgers wel aantrekken. Het misbruik van deze ondernemingen kan dan gestopt worden door delen van het geldsysteem te laten verbieden, wat uiteindelijk alle gebruikers van het geldsysteem ten nadele komt. d)

Reikwijdte en voortbestaan van de munt (§5.1.4)

Als de overheid de sociaal complementaire munt zou ondersteunen, heeft zij er belang bij dat iedereen aan deze munt deel kan nemen en dat deze vooral niet in handen valt van een kleine groep enthousiastelingen of dat de munt ‘sektarisch’ aandoet. Mocht dat wel het geval zijn, dan zal de overheid niet de munt subsidiëren of op een andere manier ondersteunen. De overheid zal waarschijnlijk ook niet het initiatief daartoe nemen als blijkt dat een groot deel van de sociaal complementaire munten het niet overleeft of inactief raakt. Hier moet wel opgemerkt worden, dat er sprake is van een selffulfilling prophecy (een voorspelling die leidt tot het uitkomen ervan). Als de overheid ervan overtuigd is dat de complementaire munt klein blijft en gaat omvallen, zal zij er niet in investeren en zal de munt ook werkelijk klein blijven en in het ergste geval omvallen. Investeert de overheid echter wel in het sociaal complementaire geldsysteem, dan heeft het geldsysteem meer (liquide) middelen voorhanden en kan zij groeien. Het systeem kan de administratie verbeteren, zich veroorloven om publiciteit te maken; de overheid kan dan ook helpen bij het voorlichten van burgers, et cetera. De situatie zal vanaf dan alleen maar positiever worden. Dit komt doordat

93


Een munt van elkaar, voor elkaar de overheid dan (deels) kan opdraaien voor de kosten die gemaakt worden bij de sociaal complementaire munt. De overheid lijkt dus voor een dilemma te staan aan het begin van een sociaal complementair geldsysteem: wel of niet erin investeren? Als er niet geïnvesteerd wordt lijkt er überhaupt geen mogelijkheid tot succes van de munt te zijn – al is dat erg zwart-wit gesteld, wellicht is er beter te spreken van een bescheiden succes. Wordt er wel geïnvesteerd, dan is de kans op doorslaand succes een stuk groter. De overheid kan dus dit nadeel gemakkelijk tackelen, maar alleen als zij dat wil.

5.2.2 De illegaliteit in de informele economie Er is nog één nadeel voor de overheid verbonden aan de sociaal complementaire munt. De transacties en werkzaamheden in het sociaal complementaire geldsysteem zijn onderdeel van de informele economie, die vaak wordt geassocieerd met zwartwerken (zie §5.2.1 ad a). In Nederland is er door de Belastingdienst een afspraak gemaakt met de verschillende LETS. Sociaal complementaire geldsystemen worden dus, tot op zekere hoogte, gereguleerd wat betreft het mislopen van belastinginkomsten. Tot een bepaald bedrag zijn inkomsten uit LETS belastingvrij. Over het algemeen wordt als regel gehanteerd dat er een plafond is van een bepaalde omzet per jaar. Boven dat plafond moet dan belasting betaald worden.155 Een andere regel die gehanteerd wordt, is dat regelmatig werk voor een ander LETS-lid op meer dan twee dagen per week aangemerkt kan worden als dienstverband. Dan moet dus daarover (inkomsten)belasting betaald worden.156 157

Fig. 5.2 Bitcoins die in fysieke munten zijn geslagen. Naar Market Update.

155

aldus Henk van Arkel – zie apx. 1, ad 21 LETS 't Gooi, sd. 157 Rijksoverheid, 2008.

156

94


Een munt van elkaar, voor elkaar Wat wel nog steeds een probleem opwerpt voor sociaal complementaire geldsystemen en hun informele economie, is het vrij spel voor illegaliteit daarin. Omdat er vanuit de overheid geen toezicht is op de gevraagde en aangeboden goederen en diensten, kunnen illegale producten en diensten worden verkocht. Denk aan drugs en wapens. Dat is in LETS en andere sociaal complementair geld nog niet zo vaak voorgekomen – er zijn tenminste geen gevallen bekend – maar in ander digitaal georiënteerd complementair geld (zie §2.2.1 voor een opfrissing over het onderscheid) zoals de Bitcoin (fig. 5.2) wel. Denk aan de opgerolde Silk Road-marktplaats, die jaren kon bestaan dankzij het feit dat transacties met Bitcoins werden voltooid. Het is dus nadelig voor de overheid dat zij geen toezicht kan houden op de transacties binnen zo’n complementair geldsysteem. Bij sociaal complementair geld zal dat echter sneller meevallen, omdat de identiteit van vragers en aanbieders bekend wordt verondersteld.158

158

Poort, 2013.

95


Een munt van elkaar, voor elkaar

5.3 Deelconclusie Er is een vijftal zaken dat een nadeel blijkt te zijn aan sociaal complementair geld, zowel voor burgers als overheid. Ten eerste wordt complementair geld soms door burgers beschouwd als een te alternatieve zaak, waardoor zij het niet gaan gebruiken. Sociaal complementaire munten zouden meer moeten investeren in de ‘awareness’ van de munt en de werking ervan. Overheden zullen ook geen heil zien in het investeren in complementaire munten als het impopulair blijkt onder het volk. Ook kunnen gebruikers van sociaal complementair geld te ver verwijderd raken van de maatschappij en blijven hangen in de ruilkring. De mogelijkheid bestaat dat zij niet meer doorgroeien naar een formele baan, waardoor de overheid belastinginkomsten misloopt en er wellicht op veel langere termijn een kloof in de samenleving kan ontstaan. Ten tweede zorgt de focus op lokale handel ervoor dat interlokale handel verwaarloosd of zelfs geremd kan worden. Dat is onwenselijk voor zowel burgers als overheid, omdat comparatieve schaalvoordelen daarmee verdwijnen, evenals banen in andere regio’s. Dat zal leiden tot meer werkloosheid, dus een lager inkomen en een lagere welvaart. Ten derde kunnen ondernemingen misbruik maken van de complementaire munt door leningen in de complementaire munteenheid aan te vragen, dat om te wisselen naar de wettelijke munt, dat te investeren en daarmee winst op te strijken zonder dat ze de lokale economie helpen. Dit kan leiden tot onvrede bij de burgerbevolking. Ten vierde blijft de sociaal complementaire munt vaak klein en is de kans groot dat deze omvalt. De munt blijft vaak in handen van een kleine groep enthousiastelingen en komt wellicht soms ‘sektarisch’ over. De overheid zal dan niet investeren in de munt. Daarmee is echter sprake van een selffulfilling prophecy, die de overheid kan doorbreken. Als zij zal investeren in de munt, zal de kans op succes van de munt groter worden. Dit nadeel is dus eerder een uitdaging die overkomen moet worden. De beslissing ligt in handen van de overheid. De laatste kwestie is de kwestie van de informele economie, waarin sociaal complementaire munten zich bevinden. In Nederland zijn al afspraken met de Belastingdienst gemaakt over belasting over dit ‘zwart inkomen’. De echte uitdaging zit hem nu nog in het reguleren van de producten en diensten die aangeboden worden in sociaal complementaire munten, als de overheid die zou ondersteunen. Ze moet er namelijk voor waken dat er geen illegale activiteiten plaatsvinden, zoals het geval was in het verleden met digitaal complementair geld.

96


Een munt van elkaar, voor elkaar

Conclusie Het Nederlandse geldsysteem is erop gericht om een inflatiepercentage van rond de twee procent te waarborgen. Dit beleid wordt uitgevoerd door een samenwerking tussen de Europese Centrale Bank en de centrale banken van de landen die deelnemen aan het eurosysteem. Voor een uitgebreidere definitie van het monetaire beleid dat in Nederland van kracht is, zie hoofdstuk 1. Een toename van het gebruik van sociaal complementaire geldsystemen zal de overheid verschillende baten kunnen opleveren. Het enige wat zij hiervoor dient te doen is het propageren van dergelijke sociale systemen om ervoor te zorgen dat een breder publiek wordt bereikt en kennis maakt met het bestaan ervan. Over het algemeen bestaan er drie soorten complementaire munten (economisch, sociaal en digitaal georiĂŤnteerd). Dit soort munten heeft een opleving meegemaakt in de crisis van de jaren ‘30 van de vorige eeuw. Wij geven vooral de aandacht aan sociaal complementair geld, gericht op de burgers en particulieren. Het meest voorkomend sociaal complementair geldsysteem in Europa is LETS. Op dit moment zijn er zo’n 90 LETS in Nederland, al is onbekend in welke mate deze allemaal (nog) actief zijn. Bekende vormen zijn de Noppes en Makkie in Amsterdam. LETS is gebouwd op het mutual credit-principe en blijven vaak erg klein. Sociaal complementaire geldsystemen zijn vaak rentevrije munten - hebben ze een rente, dan gaat het om een negatieve rente, om het geld te laten rollen - en hebben als doel onder andere het versterken van het gemeenschap, zowel op economisch als sociaal vlak. Vaak blijven LETS klein door meerdere oorzaken, zoals een gebrek aan tijd van de leden, een slechte organisatie en het feit dat vaak een kleine kring vrijwilligers overblijft. De vraag is echter in hoeverre dat een probleem is, omdat de munt is gebaseerd op vertrouwen. Andere succesvolle systemen in het buitenland zijn niet per se LETS, maar zijn wel complementaire munten. Deze zien we vooral in Centraal-Europa. Zo zijn er de Regiogeldprojecten in Duitsland en is de grootste complementaire munt de Wirtschaftsring in Zwitserland. Deze zijn echter niet hoofdzakelijk sociaal complementaire munten.

97


Een munt van elkaar, voor elkaar Een zoveel mogelijk omvattende betekenis van sociaal complementaire geldsystemen is door ons zelf als volgt geformuleerd: Een sociaal complementair geldsysteem is een vorm van een geldsysteem. Deze complementaire geldsystemen bieden een alternatieve munt aan naast de euro. De complementaire munt wordt in bepaalde gemeenschappen gebruikt om goederen en diensten te ruilen. Het sociaal complementair geldsysteem heeft tot doel om een bepaalde buurt, wijk of stad te versterken, zowel op maatschappelijk als economisch vlak. Voorbeelden van de voordelen die sociaal complementaire geldsystemen met zich meebrengen voor de overheid, zijn, om kort te gaan: 1. Een versterking van de gemeenschappen 2. Een versterking van de lokale economie 3. Een oplossing voor problemen als werkloosheid De sociaal complementaire munt heeft ook een aantal nadelen: 1. Complementair geld kan burgers afleiden van de echte maatschappij 2. Interlokale handel kan worden lamgelegd 3. Ondernemingen kunnen misbruik maken van de complementaire munt 4. De complementaire munt wordt door een selffulfilling prophecy geplaagd 5. Er kunnen illegale werkzaamheden plaatsvinden wegens de informele economie Uit ons onderzoek naar de werking van sociaal complementaire geldsystemen is gebleken dat dergelijke systemen onvoldoende zijn om de economische relaties van het huidige monetaire beleid te vervangen. Een van de voornaamste redenen waardoor geldsystemen vandaag de dag niet goed functioneren is dat de meeste mensen niet bekend zijn met het bestaan van de lokale geldsysteem. Hierdoor beschikken sociale systemen over te weinig leden en worden veel mensen van deelname uitgesloten. De overheid kan dit probleem echter oplossen door dergelijke sociaal complementaire systemen te propageren. Dit zal ervoor zorgen dat de Nederlandse bevolking op de hoogte wordt gebracht van het bestaan van sociale systemen.

98


Een munt van elkaar, voor elkaar Daarnaast brengt de groei van het gebruik van complementaire systemen voor de overheid veel voordelen met zich mee. Zo worden in eerste instantie de gemeenschappen binnen Nederland versterkt. Sociaal complementaire geldsystemen worden ook wel ‘vriendenkringen’ genoemd. Doordat de leden op het moment van ruiling in contact met elkaar komen worden er sociale relaties opgebouwd. Uiteindelijk zal dit leiden tot een versterking van de gemeenschappen. Bovendien wordt de Nederlandse economie, door het gebruik van sociaal complementaire

systemen,

versterkt.

Het

land

wordt

minder

afhankelijk

van

de

importproducten, waardoor er een stabielere economie zal ontstaan. Een ander voordeel dat dit soort systemen met zich meebrengt is dat het een mogelijke oplossing biedt voor de werkloosheid. Hoewel het systeem dit probleem niet uit de Nederlandse samenleving weg zal nemen, kan het de situatie wel verminderen. Door ervoor te zorgen dat de werkloze leden van het sociale systeem werkervaring opdoen in verschillende arbeidsfactoren, kan dit er uiteindelijk toe leiden dat deze leden weer gemotiveerd raken om te werken en een baan vinden waarin hun kwaliteiten tot uiting komen. Wanneer het werkloosheidspercentage van de Nederlandse bevolking afneemt zorgt dit ervoor dat de overheid minder uitkeringen hoeft uit te keren. Tevens zal een toename van het aantal werkenden de belastinginkomsten van de overheid doen stijgen. Er kleeft ook een aantal nadelen aan het propageren van sociaal complementaire geldsystemen door de overheid. Zo bestaan er de risico’s dat burgers blijven hangen in de informele sector waarin het sociaal complementair geldsysteem zit en bestaat er het risico dat interlokale (dus regionale, nationale en wellicht zelfs internationale) handel worden lamgelegd door de focus van sociaal complementair geld op lokale handel. Hoewel de nadelen qua kwantiteit met meer zijn dan de voordelen, zijn dit echter doemscenario’s die zich waarschijnlijk pas zullen voordoen als sociaal complementair geldsysteem eerder regel dan uitzondering is, wat nu zeker nog niet het geval is. Deze nadelen lijken dan vooral nu nog non-issues te zijn waarover we ons nog niet druk hoeven te maken. Een nadeel van belang is wel de selffulfilling prophecy waaraan sociaal complementaire geldsystemen lijden. Vaak valt een sociaal complementair geldsysteem snel om of blijft het klein, waardoor de overheid kan besluiten dat het de moeite niet waard is en burgers ook argwanend ertegenover kunnen staan. Als de overheid deze vicieuze cirkel doorbreekt, kan het echter wel een succes worden. De keuze ligt in handen van de overheid, maar hiermee moet ze wel een gok nemen.

99


Een munt van elkaar, voor elkaar Om kort te gaan: naar ons onderzoek wegen de nadelen niet op tegen de voordelen die samenhangen met het gebruik van sociaal complementaire geldsystemen. De nadelen lijken zich pas voor te doen wanneer sociaal complementair geld groot is: nu is echter de tijd dat sociaal complementair geld veel potentie heeft, maar niet de middelen om die potentie waar te maken. Zou de overheid deze systemen steunen en dus propageren, dan zou ook het grote publiek wat merken van de voordelen. Ons antwoord op de hoofdvraag is dan ook: Ja. De overheid zou gebruik van sociaal complementaire geldsystemen moeten ondersteunen.

100


Een munt van elkaar, voor elkaar

Discussie Het maken van Een munt van elkaar, voor elkaar was een intense klus, maar heeft ons een hoop geleerd over de werking van sociaal complementaire geldsystemen en vooral de belevingen van gebruikers van deze systemen. De samenwerking verliep goed. Wij, Nathalie en Tahrim, zijn al meerdere jaren ook buiten school vrienden en weten dus op welke punten we op elkaar kunnen vertrouwen, maar ook op welke punten we elkaar moeten ondersteunen. De samenwerking verliep evenwichtig. Soms deed de een wat meer dan de ander, maar een week later waren de rollen dan weer omgedraaid. Op bepaalde momenten was dit onderzoek wel een race tegen de tijd, maar in principe hebben we alles op tijd afgekregen en het onderzoek op de manier kunnen uitvoeren zoals we dat hebben gewild. Het contact met de begeleider, dhr. Nijenhuis, verliep ook prima en hij stond klaar voor vragen en acute hulp wanneer dat nodig was. Helaas heeft een aantal personen en instanties dat we hebben willen interviewen of spreken niet gereageerd. Wellicht hadden we daar nog eerder mee kunnen beginnen. Eerst stonden we vrij sceptisch tegenover deze systemen. In haar essentie gaat sociaal complementair geld enigszins terug naar de periode dat we alleen van ruilhandel leefden. In de geschiedenis is gebleken dat dat moeilijk ging, immers was daarom ook een eenduidig betaalmiddel als ‘geld’ uitgevonden. Daar kwam onze twijfel uit voort: kan zo’n munt dan ook werkelijk voor een hogere welvaart zorgen? Allebei zijn we daarvan overtuigd: ja, dat kan. Het is weliswaar lastig en moeilijk om een sociaal complementair geldsysteem, eer het is opgericht, in gang te blijven houden. Soms faalt het. Maar dat is niet erg - het is geprobeerd, en het heeft mensen een leuke tijd bezorgd. We hebben verhalen van gebruikers en deskundigen in sociaal complementair geld gehoord en die liegen er niet om: sociaal complementair geld maakt voor sommigen een verschil in het dagelijks leven. Een idee waar we zelf mee kwamen tijdens het schrijven van dit verslag, is om een complementair geldsysteem toe te passen op daklozen in Nederland of bijvoorbeeld hier in de stad. Vaak zijn mensen argwanend om aan daklozen geld te geven, omdat ze denken dat die

101


Een munt van elkaar, voor elkaar het weleens aan andere zaken dan eten, drinken of andere levensmiddelen gaan uitgeven. Er kan een (sociaal) complementair geldsysteem worden opgezet, waarmee daklozen diensten kunnen uitvoeren en in ruil daarvoor punten krijgen en/of waarmee de beter bedeelden simpelweg euro’s kunnen omzetten in punten om dat vervolgens te doneren. Als er dan voor wordt gezorgd dat met deze punten alleen voedsel, drinken, onderdak en andere levensmiddelen ‘gekocht’ kunnen worden, kan men alsnog doneren aan de daklozen en weet men zeker dat het gedoneerde geld goed besteed kan worden. Ook hebben daklozen zo een kans om op basis van eigen initiatief weer mee te draaien in onze maatschappij. Dat is een kans die we niet moeten laten liggen, vooral omdat er onder de daklozen ook veel potentiële goede burgers zijn, die kunnen bijdragen aan onze maatschappij. We twijfelen echter wel aan de toekomst van sociaal complementaire munten. Dat komt doordat een substantieel deel van hen met de tijd inactiever wordt, of klein blijft. Tevens merken we ook een individualisering van de maatschappij, waardoor de waarde van ‘reciprociteit’ weleens verwaarloosd kan worden. Aan de andere kant kan het dan wel zo zijn dat er een sterke tegenbeweging ontstaat tegen deze individualisering en dat sociaal complementaire munten weer in trek zullen raken. We weten het niet, enkel de tijd zal het ons leren. Of sociaal complementair geld nu iets is wat de komende jaren meer in trek zal raken of juist inactiever zal blijven: onze interesse is in elk geval gewekt.

102


Een munt van elkaar, voor elkaar

Bronvermelding Abraham, P. (sd). De Problemen Met Onze Europese Economische en Monetaire Unie. KU Leuven. Boonstra, L., & Klamer, A. (2013). Hoe gaat het met de Makkie in de Indische Buurt? . Erasmus Universiteit Rotterdam. Boonstra, W. (2015, mei 20). Kennis en economisch onderzoek. Opgehaald van https://economie.rabobank.com/publicaties/2015/mei/hoe-werkt-geldschepping/ Broere, A. (sd). Een munt naast de euro? Opgehaald van Ad Broere: http://adbroere.nl/web/nl/artikelen/een-munt-naast-de-euro.php Centraal Bureau voor de Statistiek. (sd). Geldhoeveelheid (M1). Opgehaald van http://www.cbs.nl/nl-NL/menu/methoden/begrippen/default.htm?ConceptID=1109 Collom, E. (2005). Local Exchange Trading Systems--A Rural Response to the Globalization of Capitalism? . In Environment and Planning A. University of Southern Maine. Croft, J., & Rowell, W. (sd). An FAQ on the LETS system. (Global Development Research Center) Opgehaald van http://www.gdrc.org/icm/lets-faq.html De invoering van de euro. (sd). Opgehaald van valuta.nl: http://www.valuta.nl/invoering_euro De Nederlandsche Bank. (sd). Geschiedenis van DNB. Opgehaald van http://www.dnb.nl/overdnb/organisatie/geschiedenis/ De Nederlandsche Bank. (2015). Centrale bank houdt vinger aan de pols bij geldschepping. . Opgehaald van http://www.dnb.nl/nieuws/nieuwsoverzicht-en-archief/dnbulletin2015/dnb325255.jsp De Nederlandsche Bank. (sd). Betalingsverkeer - Veilig en betrouwbaar. . Opgehaald van http://www.dnb.nl/over-dnb/taken/betalingsverkeer/index.jsp De Nederlandsche Bank. (sd). Economisch Advies - DNB als adviseur van de regering. Opgehaald van http://www.dnb.nl/over-dnb/taken/economisch-advies/index.jsp De Nederlandsche Bank. (sd). Onderzoek. Opgehaald van http://www.dnb.nl/overdnb/taken/onderzoek/index.jsp De Nederlandsche Bank. (sd). Taken. Opgehaald van http://www.cn.dnb.nl/nl/over_dnb/taken De Nederlandsche Bank. (sd). Toezicht - Financiële instellingen moeten solide en integer zijn. Opgehaald van http://www.dnb.nl/over-dnb/taken/toezicht/index.jsp De Nederlandsche Bank. (sd). Wat is DNB? Opgehaald van http://info.dnb.nl/vragen/wat_is_dnb De Nederlandsche Bank. (sd). Wat is het doel van de Nederlandsche Bank? Opgehaald van http://info.dnb.nl/vragen/wat_is_het_doel_van_de_nederlandsche_bank DeMeulenaere, S. (2000). A Pictorial History of Community Currency Systems. Derks, H. (1995). De koe van Troje: de mythe van de Griekse oudheid. Douthwaite, R., & Wagman, D. (1999). Barataria. A Community Exchange Network for the Third System. Emmelot, L. (2013, december 19). Oorsprong briefgeld. Opgehaald van http://www.isgeschiedenis.nl/nieuws/oorsprong-briefgeld/ Europa Nu. (sd). Europese Centrale Bank (ECB). Opgehaald van Europa Nu: http://www.europa-nu.nl/id/vg9hmldxqvyt/europese_centrale_bank_ecb Fare, M., & Ahmed, P. O. (2014). Complementary currency systems questioning social and economic changes. Lyon University; Paris Diderot University. Feniks. (n.d.). Overzicht van de geschiedenis. Amsterdam: ThiemeMeulenhoff. Fritzsche, C. (sd). The Advantages of a Community Currency – An OCA Perspective. Groppa, O. (sd). Complementary currencies, mobile money and its impact on the economy. Universidad Católica Argentina. Harford, T. (2008, mei 3). It's Like Money, but With No Dead Presidents. Slate/Financial Times. Heuts, L., & Renooy, P. (2015). Evaluation of Makkie. Assessing a community currency scheme in Amsterdam. Regioplan, Amsterdam. Hilten, R. v., & Rijke, S. d. (2010). Kennisbank Aanvullende Geldsystemen. The Points Foundation. Hinloopen, J. (sd). Schaarste, geld en handel. In Praktische economie (1 ed.). Malmberg.

103


Een munt van elkaar, voor elkaar Hirota, Y. (sd). Marketing strategies for social and complementary currencies (SCCs) . Universitat de Valencia. InfoNu. (2015, november 19). Wat is het verschil tussen chartaal en giraal geld? . Opgehaald van http://financieel.infonu.nl/geld/98125-wat-is-het-verschil-tussen-chartaal-en-giraalgeld.html Innes, A. (1913). What Is Money? In 30 Banking Law Journal 377 (pp. 377-378). Jans, K.-H. (2013). De bankierseed. Tijdschrift voor Arbeid en Onderneming. Kalinowski, W. (2011). Currency Pluralism and Economic Stability: The Swiss Experience. Veblen Institute for Economic Reforms. Klamer, A., Boonstra, L., & a.o. (2013). Complementaire geldsystemen. De resultaten van complementair geld in het sociale en economische domein. Kleinnijenhuis, J. (2013, augustus 13). Bitcoin maakt handel criminelen te simpel. Trouw. Krohn, G., & Snyder, A. (2007). An Economic Analysisis of Contemporary Local Currencies in the United States. Bucknell University. Lascelles, C. (sd). Complementary Currencies: Mutual Credit Currency Systems and the Challenge of Globalization. Duke University. LETS Alkmaar e.o. (sd). Letsa informatie. Opgehaald van http://www.letsa.nl/letsa3/index.php?show_page=1 LETS Mallemoer Breda. (sd). Welkom bij Letskring Breda. Opgehaald van http://www.letskringbreda.nl/data/index.php LETS Nijmegen. (2016, februari 16). Evenementenkalender. Opgehaald van LETS Nijmegen: http://www.letsnijmegen.nl/agenda/icalrepeat.detail/2016/02/16/59/-/klets-cafe-in-altrade LETS Nijmegen. (sd). LETS Nijmegen, lokale ruilkring. Opgehaald van http://www.letsnijmegen.nl/ LETS 't Gooi. (sd). LETS en de belasting. Opgehaald van http://www.letshetgooi.nl/web/watbelasting.html Lietaer, B. (sd). Waarom complementair geld? 26. Hasselt. Opgehaald van http://communitycurrenciesinaction.eu/wpcontent/uploads/2012/12/CCIA_Intro_Lietaer.pdf Lietaer, B., & Hallsmith, G. (2006). Community Currency Guide. Global Community Initiatives, Montpelier. Liubertas, E. (2012). Complementary currencies – way to stabilize the economic system. Aarhus School of Business and Social Sciences. Lloyd, J. (2014). Het grote boek van nutteloze kennis. Makkie. (sd). Wat is Makkie? Opgehaald van http://www.makkie.cc/wat-is-makkie/ Moers, P. (1998). Community Currency Systems: A Co-operative Option for the Developing World? Nederlandse encyclopedie. (sd). Opgehaald van http://www.encyclo.nl/begrip/fiduciair%20geld Nederlandse encyclopedie. (2007). De encyclopedie. Opgehaald van http://www.encyclo.nl/begrip/geld Nederlandse Encyclopedie. (sd). Monetair beleid. Opgehaald van http://www.encyclo.nl/begrip/monetair%20beleid Nederlandse Vereniging van Banken. (2015, december 14). Betalingsverkeer. Opgehaald van https://www.nvb.nl/publicaties-standpunten/publicaties/4510/betalingsverkeer.html NRC. (2001, april 10). Formele en informele economie. NRC. Onbekend. (2012, 1 9). De geschiedenis van de financiële banken en het plastic geld . Opgehaald van InfoNu: http://financieel.infonu.nl/diversen/34632-de-geschiedenis-vande-financiele-banken-en-het-plastic-geld.html Onbekend. (2012, 1 9). De geschiedenis van de financiële banken en het plastic geld . Opgehaald van InfoNu : http://financieel.infonu.nl/diversen/34632-de-geschiedenis-vande-financiele-banken-en-het-plastic-geld.html Onbekend. (2015, 12 29). Fiat geld of fiat currency: beter dan de goudstandaard? Opgehaald van InfoNu: http://financieel.infonu.nl/geld/91948-fiat-geld-of-fiat-currencybeter-dan-de-goudstandaard.html Onbekend. (sd). European Central Bank. Opgehaald van Banken, het platform voor de bankensector: http://www.banken.nl/bank/european-central-bank

104


Een munt van elkaar, voor elkaar Onbekend. (sd). European Central Bank. Opgehaald van Banken, het platform voor de bankensector: http://www.banken.nl/bank/european-central-bank Ons Geld. (sd). Hoe banken geld creëren. Opgehaald van http://onsgeld.nu/huidige-systeem/ Pacione, M. (1997). Local Exchange Trading Systems--A Rural Response to the Globalization of Capitalism? . In Journal of Rural Studies. Poort, F. (2013, oktober 8). Vijf vragen over digitale zwarte markt Silk Road. Opgehaald van nu.nl: http://www.nu.nl/internet/3596447/vijf-vragen-digitale-zwarte-markt-silk-road.html Pre-Waste. (2013). NU-spaarpas, sustainable incentive card scheme, Netherlands. Opgehaald van http://www.prewaste.eu/index.php?option=com_k2&view=item&id=289:27-ibge-nuspaarpas-card-scheme&Itemid=94 QOIN. (sd). Case Study: Social currency. Opgehaald van http://stage.qoin.org/wpcontent/uploads/2015/07/NL-Case-study-social-currency.pdf QOIN. (sd). Geld met een doel. Opgehaald van QOIN : http://www.qoin.org/nl/why/communitycurrencies/money-with-a-purpose/ QOIN. (sd). Makkie. Opgehaald van http://www.qoin.org/what-we-do/programmes/makkie/ Rijksoverheid. (2008). Inkomstenbelasting. Resultaat uit overige werkzaamheden. Belastingdienst. Roberta. (2009). Geld als ruilmiddel. Opgehaald van http://financieel.infonu.nl/geld/41596-geldals-ruilmiddel.html Ruilkring Enschede. (sd). Welkom bij de Ruilkring Enschede . Opgehaald van http://www.ruilkring-enschede.nl/?item=nieuws Ruilkring LETS Harderwijk. (sd). Opgehaald van https://sites.google.com/site/letsharderwijk/home Seyfang, G. (2004). Bartering for a Better Future? Community Currencies and Sustainable Consumption . CSERGE. Norwich: University of East Anglia Press. Social Trade Organisation. (sd). STRO: Social TRade Organisation van 1970 tot nu. Opgehaald van http://www.socialtrade.nl/over-stro/stro-social-trade-organisation-van1970-tot-nu/ Stichting NOPPES. (1996). Het NOPPES-model. Amsterdam. Stichting NOPPES. (1997). Deel 1 - Het plan . Storm. (2007, maart 4). Ontstaan van het papiergeld. Opgehaald van http://financieel.infonu.nl/geld/2919-ontstaan-van-het-papiergeld.html Studer, T. (1998). WIR and the Swiss National Economy. University of Basel. Thiel, C. (2011). The German Regiogeld System and Its Handling in Everyday Life. University of Augsburg, Lyon. TIME Magazine. (sd). The first paper money. Opgehaald van http://content.time.com/time/specials/packages/article/0,28804,1914560_1914558_19145 93,00.html Tóth, I. B. (sd). The Function of Local Currencies in Local Economic Development. Valek, L. (2012). Development of a Complementary Currency System: The Czech Position in the International Context . Vandekeybus, R. (sd). De Economische en Monetaire Unie: verleden, heden en een blik op de toekomst. Universiteit Gent. Vandenbruwaene, L. (n.d.). Gouden munten. From Fleur de coin: http://www.fleurdecoin.eu/articles/goudenmunten.pdf Voor- en nadelen euro Nederland. (sd). Opgehaald van http://financieel.infonu.nl/diversen/81374-voor-en-nadelen-euro-voor-nederland.html Wray, L. (2004). Credit and State Theories of Money: The Contributions of A. Mitchell Innes. Edward Elgar Publishing. Zwet, J. v. (2001, 3 19). De ontwikkeling van de Bankwet 1814-1998. Van ’s Konings oudste dogter tot integrerend onderdeel van het ESCB. Opgehaald van De Nederlandsche Bank: http://www.dnb.nl/binaries/wo0649_tcm46-145952.pdf

105


Een munt van elkaar, voor elkaar (appendices) Noot: Omwille van de ruimte is in de appendices 1 t/m 4 de afwijkende lettergrootte ‘8 pt.’ ingesteld.

Appendix 1 Transcriptie van interview met Henk van Arkel 1

Iets waar uw organisatie natuurlijk best wel om draait is de sociaal complementaire munt. Kunt u een definitie hiervan geven?

Laten we eerst beginnen met het uitwerken van de definitie van sociaal complementair geld. Eigenlijk bestaan er twee soorten geld: sociaal complementair geld en economisch complementair geld. Het verschil zit hem met name in de dekking. Sociaal complementair geld ontstaat op het moment dat een persoon iets voor iemand anders doet en diegene doet dan iets terug voor de ander. Hier zit geen contract onder en als puntje bij paaltje komt kan men het niet zomaar in geld opvragen. Als degene waarvoor jij iets doet niks voor jou terugdoet, dan heb je bij sociaal complementair geld gewoon pech gehad. Een gevolg hiervan is dat je iemand sociaal kunt onderdrukken. Ik zal hier een voorbeeld van geven. In het verleden heeft STRO ooit het Noppes systeem in Amsterdam georganiseerd. Hierbij hadden wij echter het volgende probleem. Bij de Noppes was er iemand waarbij wij ontdekt hadden dat diegene al twee jaar rood stond op 500 negatief omdat hij nooit iets terug had gedaan voor een ander. Dit was toentertijd toegestaan. Later ontdekten wij echter dat diezelfde persoon een nieuw account op een andere naam probeerde aan te maken. Toevallig ontdekten wij dit en zagen wij dat deze persoon op een andere naam een nieuw account probeerde aan te maken. Als organisatie konden wij dit natuurlijk niet accepteren omdat hij nóg meer probeerde te besteden via een ander account, terwijl hij nooit iets had teruggedaan. We hebben hem toen verwezen naar de reglementen en duidelijk gemaakt dat wanneer je één jaar lang rood staat, je iets terug moet doen voor de anderen. We zijn toen met een oplossing gekomen en hebben hem werk aangeboden van iemand die belangstelling had in zijn diensten. Later bleek dat hij dit helemaal niet wilde en dat hij eigenlijk alleen maar wilde besteden, zonder ooit iets terug te hoeven doen. 2

Een profiteur dus, eigenlijk.

Ja precies, en toen zeiden we ‘nou dat is vrij simpel, we hebben in de reglementen afgesproken, en daar heb je voor getekend, dat als je niet iets terugdoet en dit geen overmacht is maar gewoon niet willen, dan moet je uiteindelijk gewoon in euro’s terugbetalen. Dat staat in de reglementen, dus betaal het in euro’s terug’. En nee, dat wilde hij ook niet. Hij wilde helemaal niks. Toen hebben we gezegd, ‘nou dan geven we de vordering over aan het incassobureau’. En dit vonden de meeste mensen in Noppes helemaal niks, want die zeiden ‘ja incassobureaus dat zijn toch hele slechte mensen en dat doe je toch niet’. En toen dachten wij ‘hey maar wacht even, er is hier iemand die probeert ons op te lichten met zijn allen en moeten wij dan zeggen ‘ja we laten die man gewoon zijn gang gaan’?. Goed, dat geeft dus even aan wat de grenzen zijn van de sociaal complementaire systemen zelfs al heb je in je contract staan dat iedereen zijn best moet doen om in evenwicht te komen, er waren natuurlijk ook mensen die dit niet konden, maar dat was nooit erg, maar wie het wel kan, hij was een gezonde jongen en kluste ook dat wisten we, maar daarvoor geldt dat je iets terug moet doen en niet zomaar kan profiteren. Dus dat was voor ons de grens van ja je behoort tot een sociale groep en dan moet je ook gewoon iets terugdoen. Maar dat werd dus door de meeste leden geaccepteerd. Maar dit is dus echt sociaal geld. En dat in tegenstelling tot dat het economisch gedekt is dus dat we echt serieuze contracten hebben met afspraken wanneer er terugbetaald wordt. Dan kan het wel onderling geld zijn het kan ook complementair geld zijn, als er in een gemeenschap te weinig geld rondgaat dan moet je dat oplossen daar heb ik een voorbeeld voor: we hadden in Fortaleza in Noordoost-Brazilië, daar brachten we ook geld in omloop, maar dat was wel serieus want daar deden we wel echt dat mensen moesten terugbetalen. We hielpen ze wel hiermee dus in de zin van we hielpen ze aan werk of wat dan ook maar ze moesten wel terugbetalen! En het voordeel van dat complementaire geld was dat in een wijk waar bijna geen geld was daardoor meer geld rondging, waardoor meer mensen konden verdienen, meer mensen werk kregen etc. Dus die twee dingen moet je even goed uit elkaar houden. Dus het economische complementaire geld en het sociaal complementaire geld. 3

Maar ik vroeg me eigenlijk ook af, ziet u het LETS-systeem, dus een local exchange trading system, ook als een sociaal complementair systeem?

Ja, dat is sociaal want de dekking dat iemand iets terugdoet uit de gemeenschap voor wat je hebt gedaan. En eigenlijk de echte manier om dit af te dwingen is toch gewoon de sociale druk, zeg maar. Dat is echt een sociaal complementair systeem. En op de vraag moet de overheid er iets mee doen. Ik kan goede argumenten geven waarom wel. Dit gaat natuurlijk niet op voor alle LETSsystemen, maar als je het goed organiseert is het bijvoorbeeld heel handig voor mensen om een tijdje te oefenen met een nieuw soort werk. Wij hadden bijvoorbeeld een tijd een jongen die wasmachines ging repareren, hij was iets anders, hij had iets intellectueels gedaan, maar wilde met zijn handen gaan werken. Hij ging wasmachines repareren met oude onderdelen. Hij ging op de sloop van diezelfde wasmachines zoeken en daar haalde hij de onderdelen eruit en dan zorgde hij weer dat het liep. Maar ja, gaat dat lopen? Ik bedoel, hoeveel van die klanten krijg je, kan je daar ooit een baan van maken? Nou dat heeft hij in het systeem geoefend en heeft hij de nodige klanten gekregen en toen hij een bepaald niveau van klanten had is hij dat gewoon als bedrijf gaan doen, buiten het sociaal netwerk, maar gewoon als commercieel. We hebben ook mensen, meestal van mensen die om gaan scholen en niet zeker weten van – weet je, het is heel eng als je een baan hebt en je hebt allemaal financiële verplichtingen om dan je baan op te zeggen omdat je eigenlijk vindt dat het werk niet helemaal bij je past, dat is natuurlijk heel eng. En dan helpt LETS bijvoorbeeld om mensen toch daar de gelegenheid in te geven te kijken of het iets is voor je die andere baan. Het helpt dus ook om mensen werkervaring te geven. Er zijn laten we zeggen eerder, voor een gemeente die wil dat mensen niet te veel stress hebben en werk hebben waarin ze passen en werk vinden, als ze werkervaring hebben, zijn dus best veel goede redenen waarom dat (lets-systemen) ondersteunen. Er zijn ook argumenten tegen helaas. Dat is namelijk dat nogal wat systemen na een tijdje gesloten systemen worden - zeg maar vriendenclubs – waar je als vreemde niet zo makkelijk meer binnenkomt.

I


Een munt van elkaar, voor elkaar (appendices) 4

Bijna sektarisch dus, om het even sterk uit te drukken.

Nee, zo niet hoor! Maar stel even ik ben masseur, maar iedereen die massagebehoefte heeft, heeft al een masseur in het systeem. Er wordt dus niet een beetje geschikt zodat ik me er ook mee kan bemoeien: nee iedereen heeft het al en die relaties veranderen niet meer. Dan kan ik gewoon niet meedoen feitelijk. 5

Het is dus moeilijk om er tussen te komen.

De relaties zitten al vol eigenlijk. Een sociaal systeem is een relatienetwerk en als alles al op elkaar past, ja dan is het best lastig voor een nieuw persoon om daar nog tussen te komen. Ook gewoon in een groep he, als iedereen iedereen elkaar al kent is het veel moeilijker om in een groep te komen als dan wanneer je met andere mensen bent die elkaar ook allemaal niet kennen. En dat is leuk. We hebben mensen gehad die bijvoorbeeld verhuisden en die dan direct door middel van een LETS-systeem een hele hoop mensen leerden kennen en nou dat waren echt open netwerken, maar met dat de tijd doorgaat hebben veel LETSsystemen die hebben de neiging om wat geslotener te worden. 6

Ja, we hebben zelf ook uit onderzoek opgemaakt dat Noppes, zoals u zelf zei, op een gegeven moment 1100 actieve leden had en nu nog maar iets van 400. Denkt u dat het ook daardoor komt, door wat u net zelf aangaf?

Ja. Ik moet heel eerlijk zijn, in die tijd trokken wij eraan, als een professionele organisatie, en daarna werden de besturen door andere gedaan en die gaven er bijvoorbeeld de voorkeur aan om meer die vriendenclub te doen. Dus die gingen minder proberen nieuwe mensen te werven. Wij hadden een hele sterke poot om met name ook werkloze mensen op die manier aan werkervaring te helpen en dat werd allemaal vaak gestopt door die nieuwe besturen. En er was een leuk clubhuis, toen wij het overdroegen, toen was er ook een gebouw enz. en dat heeft wel meegespeeld. Dat is zeker waar. Ik hoop dat daar ook nu een andere beweging aan zit te komen. 7

geschrapt

8

Nee, u heeft ook een boek geschreven, Een ander soort geld. Wij vroegen ons eigenlijk af wat de aanleiding was voor het schrijven van dit boek.

Nou als ik heel eerlijk ben, ben ik er mee begonnen in 2006. Wij hadden toen bijna de hele inhoud klaar, maar goed dan wil je nog wat verbeteren. Er zat ook een verhaal in waarom we op een crisis afstevenden en we hebben nog een cursus meegedraaid in Latijns-Amerika op basis van de hoofdstukken. En toen was op een gegeven moment de kredietcrisis daar en toen paste het boek niet meer, want je kan niet iets aankondigen wat al gebeurt. Dat ziet er heel raar uit. Dan heb ik nog eens de moeite genomen om weer te beginnen, maar ik moet eerlijk zeggen: ik geef altijd de praktijk voor aan de theorie. Dus voor mij waren de volgende stappen in de praktijk belangrijker dan het boek afmaken. Op een gegeven moment denk ik ‘ja ik was zo druk in de praktijk dit gaat hem nooit meer worden op deze manier’. Dus toen heb ik Ellen gevraagd om het boek te schrijven – wat mij natuurlijk heel veel scheelt, want ik heb een keer of negen uur met haar zitten praten en toen was het ook gebeurd wat mij betreft dus dat scheelt enorm veel werk – maar de reden waarom wij het op dat moment aan Ellen vroegen was dat we zeiden: ‘oké hier hebben we de methode die we willen, we denken dat we een manier hebben om een ander soort geld in omloop te brengen en dat dat concurrerend kan zijn in de markt en dat dat heel goed dienstverlenend kan zijn in de markt. We hadden dus de technologie ontwikkeld hoe dat kan en waren klaar om een volgende stap te maken. Dus we zijn klaar om echt een verandering in de praktijk te brengen. We hebben allemaal testen gedaan in LatijnsAmerika, we hebben heel lang aan de software gebouw:; nu hebben we alles en nu kunnen we het doen. En dit is het moment dat je medestanders gaat zoeken om het samen vorm te geven. 9

En waar is eigenlijk uw eigen interesse voor sociaal complementair geld en dat soort projecten door ontstaan? Heeft u zelf ooit meegedaan aan zulke projecten?

Toen ik veertien was toen organiseerde ik een grote campagne in mijn woonplaats. Dat had te maken met dat ze een snelweg wilden aanleggen en toen heb ik georganiseerd dat dat niet door kon gaan. En toen kwam er een oude man bij mij langs, dat was iemand die waarschijnlijk ietsje jonger als ik nu ben, maar goed dat is even de ervaring zoals jullie dat natuurlijk nu ook hebben, en die vertelde mij een heel boeiend verhaal over een experiment in Frankrijk en toen dacht ik: dit is echt geweldig! Dan zie je dus dat het mogelijk is dat een ander soort geld is gewoon mogelijk dat het in de markt kan winnen van het kapitalistische geld. Van het graaigeld. Ik denk: dat is echt fantastisch, daar moet ik wat mee, maar ik kende ook de afloop van het verhaal, dit was al in 1956 gebeurd, en dat was uiteindelijk verboden door de centrale bank en dus ook door de staat. Er werd gedreigd dat de mensen die zich daarmee bezighielden in de gevangenis zouden komen. Dus die zijn er toen mee opgehouden. Dus ik wist dat er een alternatief was, en ik wist het profijtelijke voor de banken om dat tegen te houden en de macht van de banken, het wettelijk monopolie op de schepping van geld, dat maakte het onmogelijk. Dus ik wilde wel wat, maar ik wist ook dat ik eerst het probleem moest oplossen. Ik moest dus een weg om het wettelijk monopolie vinden. Toen ik de eerste computer zag, dat was een soort schrijfmachine die je met de telefoon kon verbinden en dan piepte hij net als een fax (een apparaat dat je vroeger had om te communiceren), toen dacht ik “hey als je nou allemaal van die computers hebt en je verbindt die modems met een centrale computer en die vangt de informatie en geeft het door, dan kan je dus eigenlijk allerlei allerlei informatiedingen doen die alleen maar piepjes zijn. Maar hoe is het ene piepje van het andere piepje te onderscheiden? Dat is eigenlijk niet te doen. Dus ik dacht: als die computers nou gekoppeld worden dan kan geld weer informatie worden en kan het iets in de computer worden. Nou het duurde een hele tijd voordat internet kwam, want dat was er toen nog niet. Er was wel televisiekijken, maar niet gewoon voor iedereen. Toen dat er was dacht ik oké nu kunnen we de volgende stap maken. En toen vroeg ik aan een vriend van ja ik wil een software maken zus en zo, wat gaat dat kosten? Hij zei rond de 150 miljoen. Oh jee ja dat had ik niet. Dus toen dacht ik hoe los ik dat nou op, want ik weet wat ik wil, ik vind het belangrijk, maar 150 miljoen dat heb ik in nog geen 150 jaar. Toen moest ik dus bedenken

II


Een munt van elkaar, voor elkaar (appendices) van hoe kan je programmeren tegen veel lagere kosten. Nou had ik dus een heel ander probleem. Eerst was het een juridisch probleem en nu had ik een financieel technisch probleem. Toen moest ik dus gaan bestuderen hoe zit dat software in elkaar, wat zijn de zwakke kanten, wat is er dom aan, kan ik het slimmer doen, hoe werkt het voor programmeurs. Ik ontdekte toen bijvoorbeeld dat de topprogrammeurs een hele hoop geld verdienen, maar die hebben ook een waardeloze baan, want die zijn gewoon de fouten aan het corrigeren van de lagere programmeurs. Je hebt dus een soort piramide waarbij de beste programmeurs eigenlijk in dienst zijn van de fouten die de anderen maken. Dat vinden zij helemaal niet leuk. Als je een hele goede programmeur bent, dan ben je veel liever met andere hele goede programmeurs in gesprek, van hoe zullen we dit project bouwen, hoe zullen we de architectuur doen. Dus toen dacht ik van nou als ik eens een situatie creëer waarin zij echt heel leuk werk hebben, doordat ze met hele goeie zitten en niet de ellende hebben van de slechte, dan kan ik ze waarschijnlijk ste veel minder betalen. Nou dat blijkt want wij betalen zeg maar 1/30 van wat zij in werkelijkheid zouden kunnen verdienen, maar ze zijn er wel happy mee. En dan konden we dus ook die 150 miljoen tot een dertigste terugbrengen. Dat was nog wel wat veel, maar via projecten en dat slim te organiseren, is dat dus uiteindelijk toch gelukt. Maar ik ben dus echt een hele lange weg gegaan. In die weg heb ik met LETS meegedaan, al die dingen hebben we geprobeerd en getest omdat we niet alleen iets moesten verzinnen waardoor de centrale bank het niet kon verbieden, we moesten ook iets verzinnen waardoor het in de markt heel aantrekkelijk zou worden. We hebben nu het gevoel dat we op dat punt zijn aangekomen en daarom zijn we nu het boek aan het publiceren, zijn we het circuit in Nederland aan het uitrollen, dus met allemaal plaatselijke economische complementaire geldnetwerken die we weer onderling verbinden en weer mogelijk maken van onderlinge bestedingen. 10

Bent u vanaf het begin al betrokken geweest bij de STRO?

Niet helemaal. Ik had met mijn broer een uitgeverijtje en wij maakten letterlijk zelf boeken. De eerste was bijvoorbeeld gestencild, dat was in 1968, ik was zeventien jaar oud, en dat waren eigenlijk artikelen die we bij elkaar hadden gezocht en die we leuk vonden. Dat was een artikel over kernenergie en over klimaatsverandering en over genetische manipulatie, wat in die tijd allemaal geen onderwerpen waren. Wij hadden in die tijd een scriptie van een student gevonden die wij heel leuk vonden, dat was de huidige professor Lucas Reijnders, maar toen was het gewoon een onbekende student en wij hadden daar een hele leuke tekst van gevonden. Nou dat soort dingen die publiceerden wij dan, die stencilden wij, echt met de hand draaien, die nietten we, kaft eromheen en dan stuurden wij die naar de krant op en dan kwam er een recensie, want wij waren toen echt de enige op dat terrein, dus we kregen ook wel recensies daarvan. Mensen gingen het bij post bestellen of ze, achteraf bleek dan dat ongeveer de helft door plaatselijke groepen werd besteld die zich verenigd hadden in Aktie Strohalm. Toen hadden we zoiets van: kijk, als we nu toch zoveel van wat we doen via die groep van STRO verkopen, dan kunnen we daar net zo goed mee gaan samenwerken. Toen zijn we eigenlijk gefuseerd, die combinatie van dat platform bestond toen als iets van driekwart jaar. Toen hebben we eerst nog een tijd aan de publicaties gemaakt en toen naderhand ben ik in 76 daar begonnen met een campagne voor het behoud van het tropisch regenwoud. In 80 hebben we een campagne gevoerd voor de ecotaks en verhandelbare emissierechten, dat waren toen allemaal nog onbekende thema’s. We hebben altijd zo gewerkt dat, bijvoorbeeld bij die ecotaks, dat op het moment dat de eerste keer dat iemand het voor ons in het parlement bracht dan werd hij uitgelachen, maar vijf jaar later hadden we al voldoende partijen gelobbyd, dat er eigenlijk een meerderheid in de Kamer was. Dan is het voor ons nou zwempakkie aan, wij kappen er weer mee en we pakken weer een volgend element op. We zijn eigenlijk meer innovators dan dat we zo erg de late fases doen, die zijn namelijk minder leuk; saai werk. Het is natuurlijk spannend als je nog niet weet of het gaat lukken en dan moet je je creativiteit gebruiken om het te laten lukken dat is leuk, maar als het eenmaal gelukt is en het is alleen nog maar een kwestie om het verder te doen, daar zijn we gewoon minder goed in, dat houden we minder vol en vinden we minder leuk. Je hebt maar één leven en dan moet je er ook iets van maken uiteindelijk. 11

We hebben zelf ook een enquête gehouden onder bepaalde gebruikers van sociaal complementair geld en wij vroegen ons af: wat zijn volgens u de belangrijkste beweegredenen van iemand om mee te doen aan complementair geld?

Vaak zijn sociale contacten een hele belangrijke reden. Ik vertelde zo net al over diegene die verhuisden bijvoorbeeld. Het gewaardeerd worden voor dingen die je doet, is ook een belangrijk motief. Er zijn heel veel mensen die toch een beetje gefrustreerd zijn over dat ze hun kwaliteiten niet tot uitdrukking kunnen brengen. De groep, de vriendengroep, die je daar natuurlijk meekrijgt. Experimenteren met nieuw werk. Ook eens wat extra’s kunnen doen voor mensen die bijvoorbeeld, mensen met een lager inkomen kunnen helpen. Stel dat je een bijstandsinkomen hebt, dan gaat eigenlijk al je inkomen op aan verspeelbare dingen: woning, eten etc. Dan is er eigenlijk niks meer om nog iets leuks te doen. Als je dan een kans ziet in wat LETS-eenheden verdienen waarmee je iets leuks kunt doen, dan wordt dat erg gewaardeerd. Verder is het natuurlijk ik zijn aard: ik doe iets wat ik leuk vind en waar jij toevallig een hekel aan hebt en jij doet iets wat jij leuk vindt en wat ik minder leuk vind. Ik begon vroeger altijd, als ik bij zo’n avond was zei ik ‘ga gewoon eens uit van wat je hobby is. Wat zou je nou het liefst willen doen?’ en dan zei zo’n vrouw, weet je die willen altijd even dwars zijn om te laten zien dat het toch niet kan ‘ja ik houd van wandelen, ik wil buiten zijn’. Nou, die mevrouw bracht een dag later de LETS-krantjes rond. Dat was natuurlijk prima. Toen zei iemand anders ‘ik houd van zeezeilen’. Ik zei nou daar kan ik me iets bij voorstellen, dan bied je bijvoorbeeld een weekendtrip naar Londen aan. “Ja maar ik heb geen zeilboot,” zei hij. Ahaaaa! Het grappige was, op diezelfde avond heeft iemand gebeld en die zei dat ie een zwager had met een zeilboot die hij niet gebruikte. En dat is dus toen rondgekomen. Het hart van LETS is dat je dingen doet die je leuk vindt en probeert dat in te ruilen voor dingen die je minder leuk vindt. Een heel leuk verhaal, is bijvoorbeeld een mevrouw en die belde en zei “ja ik wil graag meedoen, want ik ben bedlegerig, het is dus zo dat ik iemand nodig heb die boodschappen voor me doet. Ik kan niks”. Toen zei ik “wacht maar even we gaan er wel even een keer over praten,” want dat begrip “ik kan niks” daar werd ik een beetje kriebelig van. Dus we zijn wezen praten en ik vroeg “wat vind jij nou eigenlijk leuk” en zij zei “ja kinderen. Kinderen vind ik echt fantastisch” “wat kinderen?” “Kinderen voorlezen, dat wil ik heel graag doen”. Nou die mevrouw daar moest ik een jaar later weer meegaan praten, want die had zoveel verdiend, dat ze veel meer verdiende dan ze kon uitgeven. Dat was een echt probleem aan het

III


Een munt van elkaar, voor elkaar (appendices) worden in het netwerk. En dat was, als zij kinderen aan het voorlezen was, kon je het moeilijkste kind naar haar toebrengen, maar die zat dan gewoon braaf te luisteren. Moeders die brachten hun kind daar dus naartoe, zij las ze voor, en de moeders haalden hun kind daarna weer op. Dat gebeurde zoveel dat er een probleem ontstond dat ze teveel verdiende want zij moet het natuurlijk wel besteden, want alles blokkeert het andere. Toen heeft zij, en dat was voor haar eigenlijk het allerleukste nog aan het geheel, en dat was dat zij toen mensen ging steunen. Bijvoorbeeld iemand in de bijstand, maar als gevoel van “hey ik kan gewoon iemand steunen, ik kan dingen weggeven!” dat vond ze fantastisch, misschien nog wel leuker dan de kinderen. Ze was zo rijk en verdiende zoveel met haar werk dat ze het kon weggeven. Er zijn dus zoveel verschillende motieven. Wat was nou het motief van deze mevrouw? Je kan zeggen ze zocht iemand die de boodschappen wilde doen; ze zocht een manier om iets met haar hobby te doen, namelijk de kinderen; ze zocht iets om meer zelfwaarde te krijgen. Het is allemaal waar. Het is niet zo makkelijk, het hangt heel erg af van hoe je je vraag stelt, wat voor antwoord je eruit krijgt. 12

Aan het huidige monetaire geldsysteem hangen natuurlijk heel erg veel nadelen. Bent u van mening dat sociaal complementaire geldsystemen een oplossing bieden voor al deze problemen?

Nee, nee. Sociaal complementair geeft een oplossing voor bepaald soort sociale relaties. Het is onvoldoende om de economische relaties te vervangen die nu door het huidige geld worden gedaan. Vandaar dat wij bijvoorbeeld ook in het circuit Nederland iedereen twee rekeningen bieden. Een voor het sociaal geld, voor de sociale relaties, en een voor een economische rekening. Wij denken dat die twee dingen samen een alternatief vormen voor het gewone geld. In het begin alleen nog maar complementair, dus naast geld, maar als het aantal gebruikers voldoende zou groeien, dan moet het mogelijk zijn om dat niet meer complementair, maar vervangend te maken. En dat is onze doelstelling he want ik bedoel we hebben natuurlijk krankzinnige doelstellingen, absurd groot, maar de wereld heeft van het huidige soort geld al veel te veel last gehad. 13

We hebben ook in onze enquête gevraagd wat men van het huidige monetaire systeem vindt en heel veel mensen die gaven aan er best ontevreden mee te zijn, maar als je dan vraagt waar die zere plek ligt, dan zitten veel mensen toch een beetje te gissen. Wat is volgens u het grootste probleem met het huidige systeem?

Het is om te beginnen een inefficiënt systeem. Er zijn een miljard mensen die niet de gelegenheid krijgen voor elkaar te werken door het huidige geld. Laten we zeggen dat we honderdduizend uitvinders hebben, 400000 wetenschappers en weet ik het hoeveel mensen, zij worden effectief buiten spel gezet en dragen dus niet bij aan een oplossing voor kanker, klimaatsverandering etc. Zij zitten gewoon in het gevang van de armoede, wat ook weer leidt tot uitzichtloosheid en geweld. Daar zit je ook niet op te wachten. Dat zijn grote problemen. Zo werkt de wereld niet. De wereld werkt als een complex systeem. Stel je even voor het weer. Je kan niet zeggen dat de winden het probleem zijn, want om een goede wind te laten ontstaan moet je goede drukverschillen hebben en dat betekent dus dat er temperatuurverschillen moeten zijn. Maar wat is nou de schuld? Schuld bestaat eigenlijk niet. Dat is denk ik ook een van de valkuilen. Wij denken dat in termen dat wij kwaadwillige mensen zijn en dat er schuld is, terwijl het in werkelijkheid een complex systeem is wat mensen tot allerlei gedrag aanzet wat soms heel destructief is en de mensen uitrangeert zodat ze geen kans krijgen. 14

Even om terug te komen op STRO. STRO heeft natuurlijk heel veel sociaal complementaire geldsystemen in het buitenland. Vallen deze te vergelijken met de sociaal complementaire geldsystemen die we in Nederland hebben of zijn ze totaal verschillend?

Op dit moment houden we ons eigenlijk alleen maar bezig met economische geldsystemen. Op bijvoorbeeld Sardinië en Bristol. In Oostenrijk hebben we systemen die een combinatie zijn van de twee systemen dus sociaal en economisch, waarbij zorg voor bejaarde mensen ook een rol speelt. Op de termijn denk ik dat een combinatie van deze twee nodig is om een vorm aan de samenleving te geven die de moeite waard is. Ik kan me wel voorstellen dat in kleine gemeenschappen de sociaal complementaire systemen op een gegeven moment kunnen verdwijnen, doordat mensen op basis van vriendschap en burenhulp normaal gaan doen. Wij houden ons nu vooral dus bezig met het economische systeem omdat dat het lastigst is. Bovendien zijn de economische systemen het breekijzer waardoor de sociale systemen de ruimte moeten krijgen. Dus niet andersom. Je kan niet met een LETSsysteem een breekijzer creëren, waardoor een alternatief zo sterk wordt dat ook de economisch complementaire systemen een kans krijgen. 15

Hoe denkt u dat een sociaal en economisch systeem het beste gecombineerd kunnen worden?

Door ze zoveel mogelijk uit elkaar te houden. Als je in het circuit Nederland kijkt, krijgt iedereen twee rekeningen, maar je kan nooit van de ene rekening naar de andere rekening overmaken. De sociale rekening is altijd alleen voor in de community in die plaats, en de economische munt kun je wel met andere plaatsen wisselen, weliswaar wel met een wisselkoers ertussen. Dat is ook logisch, want sociale munten zijn gebaseerd op relaties. Relaties hebben iets te maken met afstam en elkaar kennen, dat soort dingen. 16 Dus eigenlijk wordt in een sociaal systeem geld als een soort waardemeter gebruikt om te kijken of je de goederen en diensten die je ruilt in verhouding met elkaar zijn. Ja nee maar het gaat dan niet over goederen, het gaat over diensten. Eigenlijk zelfs hobby’s. Het uitwisselen van wat jij leuk vindt. Er zijn ook dingen die je niet leuk vindt. Bijvoorbeeld graven. Dan ga je een graafmachine aanschaffen: gestolde arbeid ga je dan omzetten in een graafmachine en die graaft dan in het vervolg voor iedereen. Uiteindelijk gaat het economische systeem kapitaalgoederen opleveren. 17

Denkt u dat de LETS-systemen die nu in Nederland actief zijn geslaagd zijn? Of hun doel juist niet bereikt hebben?

Heel veel LETS-systemen hebben een natuurlijke sequentie,, dus met een paar mensen. Die zijn enthousiast en die halen er andere enthousiaste mensen bij. Dan zie je dus een stijgende lijn en op een gegeven moment zijn er dan best wel veel mensen en dan zeggen de initiatiefnemers vaak van ‘nou nu draait het, we vinden het allemaal wel leuk en nu doen we wat rustiger of nu willen wij eigenlijk ook wel betaald worden voor ons werk’. In allebei de gevallen is dat eigenlijk altijd een langzame afbouw. Je

IV


Een munt van elkaar, voor elkaar (appendices) krijgt wel altijd een stijgende groei, maar met een langzame afbouw. Dit betekent dus dat de LETS-systemen die bestaan zich in een van de fasen bevindt: net gestart met vol enthousiasme en doorgegroeid of ze hebben hun leeftijd gehad. Daar is niks ergs aan, want dat betekent dat een hele hoop mensen die bijvoorbeeld eerst eenzaam waren die hebben nu dan relaties ontwikkeld met andere leden die werken voor elkaar, maar die hebben helemaal geen behoefte meer om dit in een systeem met anderen te doen. Je kunt dus zeggen dat er een hele hoop doelstellingen gehaald zijn, maar het systeem is overbodig geworden. Dan moet jij me uitleggen is dat een succes of geen succes? Op systeemniveau verdwijnt het systeem, maar voor het individuele niveau heeft het ook echt een goede rol gehad. 18

Banken verdienen veel geld aan de huidige systemen. Hoe komt een sociaal complementair geldsysteem aan zijn geld?

Er zijn allerlei manieren. Vaak zijn er bijvoorbeeld lidmaatschapskosten. De werkelijke kosten van zo’n systeem zijn eigenlijk heel erg laag. De vraag is of het echt nodig is als zo’n bestuur vergaat. Vaak draaien dingen wel. Verder leveren wij de software gratis aan. Dus daar zitten ook geen kosten aan. Eigenlijk zijn er dus heel weinig kosten. Ook doen veel mensen een liquiditeitsheffing, een omloopheffing waarbij de mensen die heel veel eenheden verdienen, maar er weinig meedoen, waarbij die dan extra betalen voor het lidmaatschap. Eigenlijk dus een negatieve rente die gebruikt wordt om het systeem draaiende te houden. 19

We hadden het net over of de overheid deze systemen zou moeten propageren. Wat is het voornaamste voordeel voor de overheid om dit te doen?

Versterking van de gemeenschappen. We zitten in een tijd dat de nabuurschap vrijwel is verdwenen. Mensen verhuizen, kennen elkaar niet etc. Dit heeft grote nadelen, want als mensen elkaar kennen is dat beter tegen criminaliteit, beter als vangnet voor mensen en je ligt niet zoveel dagen dood in je huis voordat iemand op het idee komt van hey daar woont ook nog iemand. Al dat soort dingen. De overheid als behartiger van de belangen van iedereen heeft er veel baat bij. Als je zegt de overheid is eigenlijk een eigen club die belasting proberen binnen te halen dan hebben ze er verder weinig aan. 20

Dus dat is dus eigenlijk een nadeel voor de overheid.

Nee, uiteindelijk denk ik dat als we dit soort netwerken goed doen, het altijd meer belasting zal opbrengen doordat er toch mensen uiteindelijk in formele banen eindigen die dat anders niet zouden doen. Uiteindelijk leidt het dus tot een iets hogere belasting en lagere kosten in de sfeer van bijstand- of werkloosheidsuitkering. 21

Kleven er ook nadelen vanuit de overheid gezien om zo’n systeem in te voeren?

Ja, je moet natuurlijk altijd oppassen dat het eigenlijk een verkapt zwartwerk circuit wordt. Dat een paar slimme jongens denken ‘ah, dit wordt niet gecontroleerd’. Vandaar dat we met de belasting een afspraak hebben gemaakt, dat we tot en met een bedrag van zo veel onbelast is, en daarboven zouden wij dat doorgeven. Bijvoorbeeld iemand heeft meer dan drieduizend eenheden verdiend, dan moet hij iets gaan opgeven voor de belasting. 22

In principe kan iemand blijven hangen in zo’n netwerk qua werk en dan uiteindelijk niet doorgroeien naar een formele baan toch?

Ja, of dat nou zo erg is, is ook maar weer de vraag, want er zijn natuurlijk mensen die een soort cultuur zoeken waarbij ze heel weinig besteden. Misschien is de wil bij hun iets te hard, dat ze denken ‘geef mij maar even mijn eigen veilige sfeertje’ die moeten ook ruimte hebben. 23

U bent zelf met uw organisatie in het buitenland erg actief. Kent u ook systemen in het buitenland waar het echt heel succesvol is geweest zo’n sociaal complementair geldsysteem?

We hebben bijvoorbeeld in Argentinië zo’n sociaal complementair geldsysteem gehad. Daar deden op een gegeven moment zes miljoen mensen aan mee. Dit was voor veel mensen de enige toegang tot eten, omdat in die tijd waren de geldmachines dicht, omdat er toen problemen met de dollar waren. Mensen hadden dus gewoon geen geld. Dan ben je heel blij als er een sociaal complementaire munt is die zegt van ‘nou ik zorg wel dat als jij die eenheden doet ik kan ruilen tegen iemand die voedsel heeft’. Zonder geld wordt de samenleving best wel primitief. Dus dat soort situatie werd toen opgevangen door het sociaal complementaire geld. Het was ook weer verdwenen toen die geldmachines weer aangingen en dat geldsysteem zich weer wat hersteld had. Maar in die periode was het buitengewoon succesvol om een echt heel ernstig probleem op te lossen. 24

Zou u dan zo’n sociaal complementair systeem ook kunnen zien als een hulpmiddel om een maatschappij, die verlamd is, weer draaiende te houden?

Nee, dat vind ik onjuist gesteld. Dat is veel te veel hooi op de vork. Het gaat over een kleinere schaal, over onderlinge relaties, eigenlijk het stukje burenhulp weer terug te brengen. Alleen in een extreme crisis als je goeie buren hebt, dan is dit hetgeen waardoor je overleeft. Dus dat was in Argentinië bijvoorbeeld zo. Burenhulp werd daar teruggebracht, maar zodra iedereen gewoon weer dingen kon kopen, was de burenhulp niet meer hetgeen wat je nodig had. 25

Hoe heette het dit sociaal complementaire geldsysteem in Argentinië?

Dat heette de Gruppo. Voor ‘98 deden daar 200000 mensen aan mee. Zowel mensen uit de favela’s als mensen uit de subculturele middengroepen. Favela’s zijn de echt armste mensen. En toen dus die crisis kwam breidde zich dat heel snel uit en groeide het tot ontzettend veel mensen. Maar eigenlijk waren het oorspronkelijk maar iets van 200000. En dat was ook heel goed, want het was eigenlijk het enige initiatief wat ik ken, wat echt kans had om mensen uit hele arme wijken kansen te geven. We hebben. We hebben later ook zoiets in Brazilië gehad, maar dat was meer een economisch systeem.

V


Een munt van elkaar, voor elkaar (appendices)

Appendix 2 Transcriptie van interview met Floris Hollestelle 1 Hoe is het idee van Noppes ontstaan? Ik ben zelf niet een van de oprichters. Noppes bestaat ruim twintig, vijfentwintig jaar en is ooit opgericht door mensen die nu bij QOIN werken. Je hebt in Nederland de stichting STRO, stichting Social Trade Organisation, die hebben ooit een elektronisch betaalsysteem ontwikkeld wat gebruikt kan worden als community software. Daar kun je transacties mee doen, betalingen mee doen, advertenties in opslaan, vraag en aanbod, maar ook profielen. Die hebben we eigenlijk gepionierd met Noppes. Zij hebben toen Noppes opgericht. Eén van die medeoprichters was Rob van Hilten, die is later vrij snel commercieel bedrijf gewonnen om zijn geld te verdienen met alternatieve munten. 2 Hoe bent u zelf bij Noppes betrokken geraakt? Ik ben erin gerold eigenlijk via een vriend van mij. Zijn vriendin was lid. Alternatieve geldsystemen is tegelijkertijd ook een sociaal netwerk, dus hij zei: gezellig, leuk, kom ook eens een keer langs, word lid! Toen heb ik dat gedaan. 3 Welke voordelen ervaart u, nu u lid bent? nou, ik heb er wel een tijdje over moeten doen voor ik echt ingeburgerd was. We hoorden wel dat het best moeilijk is omdat het een best kleine kring is. Ja, die netwerkjes zijn best wel klein en hebben allemaal hun eigen manier van doen. In het begin ben ik een paar keer op zo’n eetbijeenkomst geweest en pas na een jaar of vijf werd ik actief. Nu ben ik iets meer dan tien jaar lid, zit al twee jaar in het bestuur. 4 Wat zijn de grootste beweegredenen voor iemand om deel te nemen aan zo’n systeem? Dat kunnen twee redenen zijn: je zoekt een sociaal netwerk, een leuke club waar je bij wilt zijn. Of je vindt alternatief geld een leuke manier om iets mee te doen. Dat kunnen je beweegredenen zijn. Een heleboel mensen van de media hebben we over de vloer gekregen toen de crisis uitbrak: Telegraaf, Het Parool, televisie, tot aan het Sustainable Finance Lab. Dat zijn mensen als ex-bankier Weiffels; economen die uitzoeken hoe ze onze euro-economie wat gezonder kunnen maken. De laatste jaren gaan ze steeds meer kijken bij die economische geldcircuitjes. Dus er zijn van alle kanten belangstelling, dat is wel leuk. 5 Hoeveel leden kent Noppes ongeveer? Ze hebben ooit duizend leden gehad. Nu hebben ze er ongeveer 400. 6 Hoezo is dat gedaald? Ja, het was kennelijk nog hipper in de jaren ‘90 om lid te zijn van zo’n systeem dan het nu is. Ik denk dat mensen toen meer tijd hadden: ze vonden het een sympathiek systeem en hadden ook tijd om daar in te steken. Het is allemaal een beetje slow money: niet de snelle wereld van de geldverdieners. Inmiddels is het vaak lastiger om van je geld af te komen dan het te verdienen. 7 U zegt zelf dat het heel hip was om mee te doen aan zo’n systeem: wat zijn eigenlijk de doelstellingen van het systeem zelf? Die zijn wel duidelijk te formuleren: het is een LETS-systeem, jullie weten wat dat is. En dat is zo georganiseerd, dat geld ontstaat in transactie. Er is eigenlijk geen bank, ook geen rente en er zijn geen financiële producten: het is gewoon ‘jij rekent iets af met mij, en dat wordt bijgehouden in een soort telraam’. Dat telraam is dan een database. Als jij iets dan van mij koopt, ga jij 10 Noppen in de min en ik 10 in de Plus. Ik heb misschien dan niet iets nodig wat jij verkoopt, maar wel wat een ander verkoopt, dan kan ik mijn punten weer bij die ander kwijt en de ander weer bij iemand anders. Als het een-op-een is kun je dus ruilen, maar op een gegeven moment stopt het, want dan heb jij bijvoorbeeld iets nodig wat ik niet heb. Het is dus een soort ruilnetwerk. De doelstelling, tja. Het wordt vaak gebruikt in periodes van echte crisis. Zoals de geldeconomie die in de jaren ‘30 in elkaar stortte, toen hebben ze in Zwitserland ook een alternatief geldsysteem bedacht, wat nog steeds bestaat. Daar gaan nog steeds tientallen miljoenen franken in om. Dat heet het WIR-systeem. LETS is weer anders dan bijvoorbeeld Makkie in Amsterdam en Bitcoins. Je hebt ook Air Miles et cetera, dat zijn eigenlijk ook zulke alternatieve munten. 8 Wat is het voornaamste verschil tussen Noppes en Makkie? We hebben in de media gezien dat ze vaak in één adem worden genoemd. Het LETS-systeem is een gesloten systeem. Alleen mensen die lid zijn, kunnen met elkaar transacties doen in Noppen, of in een ander punt. Je kunt dus niet zeggen van: ‘oké, ik heb nou 10.000 Noppes, die ga ik bij de Nederlandsche Bank of een ander wisselkantoor inleveren, of bij de Albert Heijn mijn boodschappen ermee betalen.’ Dat kan niet, want de Albert Heijn is geen lid. Makkie doet dat anders: die gaan eerst naar de Albert Heijn of de Stadsschouwburg, daar een deal mee sluiten en dan geld ophalen. AH zegt dan: ‘als je met 1 Makkie komt, krijg je 10 euro op je boodschappen’. Dan staat 1 Makkie dus gelijk aan 10 euro daar. Als je naar de Stadsschouwburg gaat, en daar bijvoorbeeld vrijkaartjes aan de Makkie geeft voor concerten die ze toch niet vol krijgen, dan kan je Makkie ineens 35 euro waard zijn. De Makkie is dus een ander systeem: die kunnen ze verdienen in de buurt, door te gaan werken bij iemand die ziek is of een lokale ondernemer die een probleem heeft, en dan kunnen ze daarmee naar Albert Heijn of iets dergelijks. 9 Zij kunnen dus niet zoals bij een LETS-systeem goederen en diensten aan elkaar aanbieden? Nee, dat kan wel! Dat kan natuurlijk ook. 10 Vindt u dat de overheid meer sociaal complementaire geldsystemen zou moeten propageren? Ja, want een LETS-systeem is eigenlijk een gesloten systeem, gemakkelijk kun je alles meer en je kunt de munt op een bepaalde manier ontwerpen. De bedoeling is vaak dat je, het geld, dat in de lokale economie verdiend wordt, ook een tijdje blijft circuleren in die lokale economie. Dus dat het niet verdwijnt naar het buitenland, of naar de hoofdstad, of naar investeringsfondsen. Als jij Makkies verdient, dan kun je wel buiten jouw buurt fietsen, maar je kunt het nergens uitgeven. De Makkie blijft in Amsterdam. In Rotterdam heb je ook weer de ‘Zuiderling’, dat is ook een munt die ontworpen is om de activiteit van de mensen en het geld dat er wordt verdiend, in de lokale economie te houden.

VI


Een munt van elkaar, voor elkaar (appendices) Ook op het Ignatius zou je het kunnen gebruiken - daar is ooit een discussie over geweest: dat studenten gingen snacken bij de Albert Heijn en hun geld opmaakten aan chocola. Toen is het idee geopperd dat ouders geld gingen storten in een lunchfonds van de school, dat lunchgeld uitkeert in bijvoorbeeld twintig ‘lunchpunten’, die je alleen kunt inwisselen bij de kantine of de gezonde broodjeszaak in de buurt. Ze kunnen dus alleen geld uitgeven via de tussenpersoon van die munt. Zo dwing je de studenten gezond te eten. Probleem is dan dat je hier soort politieke keuzes moet gaan maken, en bij LETS hoeft dat niet: er is alleen een afspraak en er komt verder geen plan aan te pas. Maar als je zo’n munt ontwerpt en als doelstelling neemt dat studenten gezonder gaan lunchen, dan kun je dus een munt gaan inrichten. Dat doet de overheid ook. In Pakhuis de Zwijger zijn ook bijeenkomsten geweest waarin de gemeente sprak, van ‘wat kunnen we nou doen om obesitas terug te dringen en scholen gezonder te laten eten?’ Kennelijk is dat plan niet uitgevoerd, want jullie kunnen nog steeds naar die Albert Heijn gaan. Dus op die manier kun je omgaan met alternatief geld. 11 Kleven er ook nadelen voor de overheid aan het steunen van alternatief geld? Nou ja, de overheid is erg afhankelijk van belasting, zoals inkomensbelasting en omzetbelasting. Over een heleboel lokale munten wordt geen belasting geheven. Als wij de omzet dus onder de 3000 Noppes per jaar houden, hoef je geen belasting te betalen. Maar mensen die Makkies uitgeven betalen belasting. Maar voor de overheid is het, bijvoorbeeld bij Bitcoins etc., zo’n wild-west-cowboymunt, tja… Overheden zijn ermee bezig, kijken ernaar: ‘hoe moet ik dat aanpakken?’ Als je een nadeel moet noemen, lopen de overheden aan de ene kant inkomsten mis. Aan de andere kant lopen ze ook kansen mis. Lokaal geld is dus bedoeld om de inzet van mensen te stimuleren. De overheid maakt zich druk om de zorgsector: wie moet de thuiszorg betalen? Daar zitten ze over na te denken, of ze dat met alternatieve munten kunnen doen. Of ze zo bijvoorbeeld vrijwilligers kunnen belonen. En zo’n Bitcoin wordt natuurlijk gebruikt door de maffia, om wit te wassen. 12 Wegen de nadelen op tegen de voordelen? Zou de overheid scg moeten propageren? Je ziet eigenlijk twee bewegingen: we zijn van de nationale munt naar de euro gegaan. Nu wil de overheid toch de regio’s versterken: ze wil niet dat dat geld, dat in Amsterdam verdiend wordt, opeens geïnvesteerd wordt in de Verenigde Staten. We zijn ook een keer uitgenodigd door de Nederlandsche Bank, en dan denk je ‘wat moeten we daar’, maar ze zijn gewoon nieuwsgierig. 13 En denkt u dat een scg een oplossing is voor de nadelen van het huidige geldsysteem? Nou, ja en nee. Ik denk dat ons systeem niet de oplossing zal brengen. Dit systeem bestaat al 25 jaar en is ook een beetje ingedut. Ik vind het heel leuk om in het bestuur te zitten, maar er zijn al een heleboel succesvolle munten. Denk aan Air Miles, bonuskaart - dat zijn ook alternatieve munten. Vooral vanuit de belangen van het bedrijfsleven. De overheid, heeft ook gedacht hoe ze in Griekenland de crisis moesten bestrijden. Daar heb je ook kapitaalvlucht gehad: het ging steeds slechter. De mensen die het geld hadden, namen het mee de grens over. Als je je ambtenaren dan uitbetaalt in een munt die niet meer over de grens te brengen valt. Het is een heel proces van ons geld: we hebben een bankencrisis gehad, er zijn veel ontwikkelingen gaande met het geld. Een heleboel ideeën zijn al voorgepionierd in het alternatieve circuit. 14 Er waren best veel gebruikers ontevreden met huidig monetair systeem. Wat zijn volgens u de problemen daarin? De laatste 15 tot 20 jaar is een heleboel geld gaan ronddraaien in de bankensector. Er zijn allerlei slimme bankproducten gekomen, dus er zijn vooral een heleboel mensen in die financiële schaduwwereld heel rijk van geworden, ten koste van… [jou en mij]. Daar worden mensen dan ontevreden over, de welvaart moet natuurlijk wel een beetje verdeeld blijven. Het is niet zo zwart-wit, want dat geld zelf: als iemand heel veel geld verdient, dan is dat zuur voor mensen die een uitkering hebben, maar dat geld verdwijnt niet. Want die mensen moeten het ook weer uitgeven, dus dat schept weer werkgelegenheid. Dan heb je nog het geldscheppend vermogen van banken: die maken het geld. Wij maken in het LETS-systeem ons eigen geld, en in Bitcoin ook - wij hebben dus niemand nodig. Bijvoorbeeld bij een lening: jouw bedrijf ziet er wat minder uit, dus jij krijgt dan geen geld. Daar is ook een hoop kritiek op. De vraag is alleen: hoe moet het anders? Daar wordt een heleboel mee gepionierd. De basis is toch ook dat geld een middel is. Het is een middel om de economie en bedrijvigheid tussen mensen te stimuleren. Geld is niet bedoeld als een oppotmiddel, want daar heb je niets aan. Dat merk je in ons systeem heel erg: het is leuk om het geld te laten rollen. Het moet erin, en eruit, en erin, en eruit. Dat merk je aan ons systeem, anders is het niet leuk. Eigenlijk is de hele economie ook zo. Onze economie heeft er wel weer allerlei slimmigheden op bedacht - euro’s en dollars staan nooit stil, ook al heb je ze op de bank staan. De eerlijke verdeling van welvaart en het in nuttige projecten blijven stoppen van geld… de banken zullen wel steeds minder een rol gaan spelen, want je hebt nu ook Google Pay, waarmee je transacties kunt maken. Ook kun je allerlei informatie tegenwoordig meesturen met geld. Er gaat dus een heleboel veranderen. 15 Zijn er ook nog dingen aan het scg - vooral Noppes in dit geval - die nog niet zo goed werken, die of uiteindelijk toch tegen bleken te vallen? Ja, er zitten een heleboel nadelen aan ons systeem. Nou ja, kijk, een markt werkt het best als je een heleboel variëteit hebt en een heleboel diversiteit. Als je 400 leden hebt, is het aanbod en de vraag lastig op elkaar af te stemmen. Als je onze advertentiesite bekijkt en vergelijkt met die van Marktplaats, of naar de IJhallen gaat in Noord en ziet wat je daar voor een paar euro kunt aanschaffen, ja, dan zie je ‘t wel. Vooral de marktwerking is dus een probleem eigenlijk. Het mooiste zou zijn als je in Amsterdam iets van 20.000 leden zou hebben, want dan heb je een groot aanbod.

VII


Een munt van elkaar, voor elkaar (appendices) 16 Waarom lukt dat niet? Het LETS-systeem heeft een aantal tegenstrijdige idealen waardoor het klein blijft. Het is gebaseerd op vertrouwen. In de euroeconomie heb je de minister van Financiën, de directeur van de Nederlandsche Bank die toezicht houdt, allerlei banken die eigen regels verzinnen. In ‘LETS-land’ heb je dat niet: alleen jij, en ik, en een transactie. Die leggen we vast in een systeem en that’s it. Alle transacties opgeteld zijn altijd 0 - dus rente betalen we niet, anders zouden we uit elkaar vallen; er wordt ook geen nieuw geld gemaakt op de één of andere manier. En dat is allemaal prettig omdat je elkaar kent. Als je 10.000 leden hebt en iemand komt op het idee om een schuld te maken van 100.000 punten, ja, dan hebben wij geen middelen om die persoon tegen te houden. Er is geen meldpunt ongebruikelijke transacties of een Autoriteit Financiële Markten. Dat is dan het probleem. En we zijn een vereniging, dus elk lid mag meepraten over eventuele veranderingen in beleid. Dat gaat dus ook bijna niet. 17 U had het over een hypothetische situatie waarin een lid kan zeggen van: ik maak een schuld van 100.000 punten. Is dat ook echt mogelijk? Er zit wel een automatische grens in het betaalsysteem van Noppes. Je kunt geen transacties meer doen als je 300 rood staat. Een hele tijd is dat teruggehaald naar 100 of 0. Ik let er niet zo op, want ik zit zelf een paar 1000 in de plus. Maar mensen kunnen dus niet meer dan 300 negatief staan. 18 Wat gebeurt er eigenlijk als je negatief staat? Dan handel je, en dan verdien je het weer terug. Het gaat om een puntensysteem waarin je handel bijhoudt. Als jullie onderling dingen verruilen met elkaar, dan onthoud je dat. Maar als je dat met een groep mensen gaat doen, dan wil je het ergens opschrijven. 19 Hoe zou u de Noppes-community omschrijven? Ja, de mensen waren allemaal jong in de jaren ‘80 en ‘90, en die groep is de kerngroep gebleken. Die is nu dus gemiddeld vijftig jaar, denk ik, misschien zelfs iets hoger. Er is nogal een spreiding. Qua inkomen is de helft mensen met een uitkering. Voor hen werkt het ook het beste: zij kunnen dan ook op die ruilmiddagen of op een ruilmarkt - er wordt van alles georganiseerd - terecht. Er is ook een aantal mensen dat ideologisch met geld bezig is, sommigen vanuit de jaren ‘80-idealen, zo van ‘weg met de euro!’: zo ben ik zelf helemaal niet. Ik vind dat er geen sterkere munt is dan de euro en de dollar op dit moment, dus laten we in godsnaam proberen om die gezond te houden en te verbeteren. Ik heb zelf wel ooit een plan verzonnen om in Amsterdam allemaal van die communities - je hebt stadsboeren etc. - mee te laten doen in Noppes. Dat ze dan wel een eigen club hebben, maar ook onze munt gebruiken. 20 Is dat ooit geprobeerd? Dat plan heb ik ooit op papier gezet, maar daar was binnen Noppes al een heleboel verzet tegen. 400 mensen, 400 meningen. De oudere garde, die vond het allemaal heel raar. En ik ben met een clubje stadsboeren bezig geweest, maar zij vonden dat wij niet zo hip waren - ze keken dan op onze site, en dan is het net alsof je in de huiskamer binnenstapt van een tennisvereniging of schaakclub. Dan denk je ook even ‘ho, wat doe ik hier, snel de deur dicht!’. Toen heb ik dus gedacht van: de stadsboeren houden gewoon hun eigen site, en wij komen met een ‘portal’, waarmee ze kunnen inloggen in onze Cyclos-database. Dan hebben ze verder niets te maken met onze website. Maar dat was een mooi plan. Als je dan een subsidie hebt van 50-100.000 euro, kan dat, maar dat hebben wij niet. Dat is een ander punt waarom die club zo klein blijft. Het kost dan op een gegeven moment best wel wat werk en geld, en als je geen euro’s hebt, krijg je dat niet van de grond. Wij hebben dan wel contributie. 21 Hoeveel is dat dan? Dat is inmiddels al 25 euro per jaar. Dat is nog steeds niet veel, maar sommige mensen vinden dat wel zo. Je kunt gratis lid worden van andere ruilsystemen, zoals BlaBlaCar of zoiets. Moderne dingen zijn allemaal gratis. De begroting is jaarlijks circa 10.000 euro (400 leden, 25 euro per jaar): dat is voor de server, kun je wat folders van drukken en wat feesten van geven, en dan is het geld eigenlijk alweer op. 22 Wat vindt u van de rol van rente in het huidige monetair systeem? Kijk, je hebt meerdere soorten rente: rente op de spaarrekening, die niet zo interessant is. Maar je hebt ook rente op hypotheek - je betaalt bijna hetzelfde bedrag aan bouwkosten als dat je terugbetaalt aan de bank. Kijk: een bank heeft geen geld, maar verzint voor jou twee ton, die moet jij gaan terugbetalen. En voor een ton krijg je dan een huis, maar die andere ton, gaat dus naar de bank toe. Dat is een beetje het probleem dat mensen met de huidige manier van geldschepping hebben. Bij ons, bij LETS, heb je dat dus niet: je hebt geen rente. Al deze dingen zijn natuurlijk verzonnen om de economie in gang te houden: de economie, zoals die nu bestaat, is een heel complex geheel aan allerlei radarsystemen en een complexe machine. Op een gegeven moment heeft de overheid gezegd, na de IJslandcrisis: banken moeten 10% in kas hebben van het geld dat ze uitlenen. Dus ze kunnen 90% geld eigenlijk verzinnen, maar slechts 10% moeten ze zelf ook echt hebben. Het was eerst dus nog minder! Toch heeft het een heleboel mensen in problemen gebracht die hun huis wilden bouwen, net als een heleboel bedrijven die geld nodig hadden maar het niet kregen omdat banken hun cashreserves moesten aanhalen. Dat vind ik dan het leuke aan lid zijn van Noppes: dat je gaat nadenken over wat geld is en hoe dat nu eigenlijk werkt. Nou, je betaalt je koffie ermee, en je belasting, maar de vraag is: waar komt het vandaan? Wat doe je ermee?

VIII


Een munt van elkaar, voor elkaar (appendices) 23 Wat is dan de belangrijkste ontdekking die u gedaan heeft in die reflectie? Bijvoorbeeld dus, hoe dat geldscheppen in zijn werk gaat. En dat geld dus rolt: je kent misschien die ene grap… wacht, dan moet ik hem wel goed navertellen. Er is een dorp, en daar heeft iedereen wel een beetje schuld. Bij een hotel komt er een reiziger, en die wil een hotelovernachting, waarvoor die man moet betalen. Die man vraagt of hij even de kamer mag zien, maar hij moet alvast 100 euro betalen. Hij gaat naar boven om de kamer te bekijken, en die hoteleigenaar rent met die 100 euro naar de bakker en betaalt daar z’n schuld. Die bakker rent met die 100 euro naar de fietsenmaker, betaalt daar z’n schuld, zo gaat het het hele dorp door, tot het op het eind weer terugkomt bij het hotel en die man komt naar beneden en zegt ‘nee, die kamer bevalt me niet’, pakt die 100 euro en vertrekt. Iedereen is dus van z’n schuld verlost. Kijk maar even waar ‘t gat zit in het verhaal! Het gaat dus niet alleen om het geld, maar het gaat er ook om dat het geld blijft rollen. Dat is de hele rol. Geld op zich is niet interessant: het is wat ermee gebeurt. 24 En hoe ziet de toekomst eruit voor Noppes? Ja, slecht, denk ik. Nou ja, als we er niet in slagen om bijvoorbeeld het Ignatius in z’n geheel lid te maken, of een andere truc uit te halen, of bijvoorbeeld van een vereniging een stichting te worden, of een heleboel subsidie te krijgen… dan denk ik dat het op een gegeven moment met z’n leden langzaamaan afloopt. 25 Beschouwt u het systeem dan als gefaald? Nee, want het heeft dan toch een heleboel mensen een leuke tijd bezorgd. Dus dat is op zich eigenlijk een geslaagd doel. We zijn ook bezig om te kijken of we het tij kunnen keren - ik ook, als bestuurslid - maar ik heb dan het idee dat veel moderne ideeën te revolutionair zijn voor de oude garde. 26 Is er dan een aantal mensen in het bestuur dat de LETS-idealen tegenhoudt? Dat is misschien een beetje zwart-wit gesteld. Maar ja, ik denk het ook wel een beetje. Van de andere kant moet ik natuurlijk ook erkennen dat het een groep mensen is, die het recht heeft om heel alternatief te zijn en met de rug naar een heleboel dingen te staan, en alleen maar met hun eigen ruilmarkt bezig te zijn. Dus in die zin… Wij hebben bijvoorbeeld een hele discussie over het feit dat ik in een nieuwe folder had gezet: ‘Noppes, munt die mensen verbindt’. Dat leek me een mooie slogan, klinkt goed, toch? Dan is er een aantal mensen dat daar tegen is, omdat het geen ‘munt is, maar een punt’. Dan denk ik van: ‘ja, oké, goed, klopt, maar ik kan toch moeilijk zeggen een punt die mensen verbindt?’ Dus voor zo’n folder alleen al zijn er heel veel meningen. Het is ook goed verdedigbaar om te zeggen dat het een alternatieve munt is, maar de bestuursleden zijn heel erg principieel. Ze hebben het al twintig jaar zo gedaan, die gaan dus niet opeens van hun punt af. Die blijven zo. Dat is dus heel lastig binnen een vereniging - ik heb het er nu doorgedrukt, maar gevolg is dus dat de voorzitter van de club onlangs is opgestapt. Een van de redenen waarom hij het bijltje heeft neergelegd is omdat ik me hiervoor heb hardgemaakt. Zo moeilijk kunnen die mensen dus zijn. 27 U zegt dat u denkt dat het ledenaantal zal dalen als er niet wordt ingegrepen, denkt u dat dat ook geldt voor andere LETS-systemen in Nederland of LETS-systemen in ‘t algemeen? Het grappige is, dat we echt nog wel maandelijks mail krijgen van nieuwe LETS-systemen. Er wordt toch elke keer weer in een regio’tje of in een gemeente een LETS opgericht. Maar het is zo makkelijk om het op te richten: je hebt een aantal mensen, dat besluit onderling dingen te ruilen en bijeenkomsten te gaan houden, en die vinden het dan leuk om dat in een LETS-jasje te gieten. Dan doe je dat. Klaar. Pas zodra je het professioneler moet maken, moet je het van alle kanten overeind te houden. Qoin probeert dat met overheden te doen, STRO ook. In Brazilië heb je systemen waar echt miljoenen dollars doorheen gaan. Het is voor alle mensen eigenlijk. Voor ieder wat wils, zit er wat bij. 28 Wat voor producten en diensten worden nu voornamelijk aangeboden bij Noppes? Nou, onlangs is er bijvoorbeeld een Israëlische Argentijn lid geworden, en die doet fysiotherapie. Dat kost 50 Noppen per sessie, en ben er nu twee keer geweest, en vind het echt geweldig. Dus die ga ik een tijdje volgen. Veelvoorkomende diensten zijn zulke massages, voetmassages. Je hebt mensen die adviezen geven, belastingadviezen. Ik doe zelf vaak wel wat klusjes, dus als mensen een wasmachine of kraan gerepareerd willen hebben. Eigenlijk moet ik eerst mijn Noppen kwijtraken in plaats van verdienen - ik heb er teveel. Maar meestal krijg je ook een kop thee, kop koffie erbij: het systeem werkt wel prettig. Tegenwoordig heb je allerlei social media die alles overhoopgooien: wij krijgen binnenkort ook een telefoonbetaalsysteem, misschien geeft dat de doorslag. Dan krijgen we een betaalapp en kun je via je telefoon ook transacties doen. Je kunt nu ook betalen, maar dan moet je via je telefoon naar de site en aangeven wat jij voor een ander hebt gedaan of vice versa. 29 U bent in principe voor ondersteuning van de overheid, nu u het over subsidies heeft? Ja, zeker. Ik denk dat de overheid best belang heeft bij alternatieve munten: dat geeft mensen toch een soort van cohesie met elkaar, dat je in zo’n systeem zit. In sommige gevallen geeft de overheid er ook geld aan uit, maar ze moeten natuurlijk keuzes maken en het is niet zo heel populair. Wij krijgen al heel lang geen subsidie meer. Ooit waren we wel een pilotproject van STRO, die het betaalsysteem Cyclos had gemaakt, en die hebben ons vijftien jaar lang gesubsidieerd. Dat was best een aardig bedrag - in ieder geval één vaste betaalde baan op jaarbasis. Daar hadden we wat aan, maar nu hebben we al vijf jaar alleen maar vrijwilligers en betalen we op basis van de contributies enkel de huur en computers en wat feestjes. Ken je professor Lietaer? Dat is een Belgische alternatief-geld-goeroe, die heeft er verschillende boeken over geschreven. In één van die boeken concludeert hij ook dat alternatief geld alleen kan lukken als je daar eerst flink goed geld in pompt. Die

IX


Een munt van elkaar, voor elkaar (appendices) organisatie moet gewoon goed betaald worden, anders lukt het gewoon niet. Het doel moet dan meestal zijn om iets goed te doen in je eigen gemeenschap, zodat geld daar kan blijven en niet meteen wegwappert. 30 Ik zag net ook iets over evenementen staan. Wat voor evenementen worden er dan voor de Noppescommunity georganiseerd? We hebben in ieder geval één keer in de maand, nu wel meerdere keren per maand, wat we noemen ‘Culinair’. Dan wordt er gekookt en dan kun je iets ruilen met elkaar. Het is vaak gewoon gezellig, er is vaak ook muziek. Daarnaast heb je allerlei ruildingen, daar ben ik zelf nooit zo actief in geweest. Er worden allemaal markten georganiseerd. Tegenwoordig gaan we - nou ja, ik vaak - naar Pakhuis de Zwijger en Sustainable Finance Lab: al die alternatief geld-dingen die de laatste jaren allemaal rondgebazuind worden. QOIN en de overheid organiseren dan wel eens bijeenkomsten over alternatief geld. Dan zijn er leden die nog dingen organiseren, zoals filmavonden. Er was een computerspreekuur, mensen van de Linux-club die dat wilden doen. We hebben ook wel eens reparatiemiddagen gehad. Ik ga binnenkort programmeercursussen geven. De leden die het willen zien elkaar best veel. Maar er is wel echt een club van actieve mensen, en dan een schil daaromheen van mensen die wel eens actief zijn, soms handelen en het vooral een sympathiek systeem vinden. 31 Kan een scg ook maatschappelijke problemen zoals werkloosheid oplossen? Ik denk het wel. We hebben bijvoorbeeld iemand op bezoek gehad die een experiment wilde doen met de sociale dienst: die wilde een experiment opzetten. Dus er zijn best wat mogelijkheden. Stel dat je een aantal mensen met een uitkering lid zou maken van Noppes. De leden zijn best wel veel mensen die reparatiewerk thuis hebben. Die zouden daar gewoon aan de slag kunnen. Het probleem is dan dat ze Noppen verdienen en geen euro’s, die Noppen zouden dan eigenlijk geaccepteerd moeten worden. Als het UWV een heleboel mensen lid zou maken, dan krijg je weer diversiteit. Denk aan vluchtelingen: stel dat je alle vluchtelingen lid zou maken van Noppes, dan zouden die mensen onderling wat kunnen verdienen. DNB zal geen ‘Culinairs’ organiseren, maar als je het in een LETS-netwerk doet gebeurt dat soort dingen wel. Dat sociale neem je dan mee. Een idee is bijvoorbeeld om mantelzorgers te belonen. We zijn daarover aan het denken. Als jouw moeder ziek is en jij hebt dan niet de tijd, als je dan in een systeem in Amsterdam iets kan doen voor iemand waardoor je weer punten uitgeeft die je kan uitgeven voor de zorg voor je moeder, en dat hoeft dan niet allemaal via subsidie et cetera. Daar is QOIN dan bijvoorbeeld mee bezig. Dat systeem van die ene zorginstelling, ‘Hulp voor Mekaar’ of zoiets. Er wordt van alles gepionierd. Mantelzorg is echter niet per se bij Noppes nu een heel ding. 32 Hoe gaat het bij andere scg’s? De Makkie is meer opgericht omdat die een doelstelling hebben en zeggen ‘wij willen dat in onze buurt de kleine ondernemertjes helpen en de mensen die vereenzamen willen we een kans geven ergens te gaan werken’: met dat verhaal gaan ze naar Albert Heijn, naar Kriterion, en die geven ze dan weer de mogelijkheid. Een LETS-organisatie is alleen maar handel. Dus zodra je zoiets gaat verzinnen, dan staan altijd de fundi’s op en zeggen: daar is LETS niet voor bedoeld, we hebben geen bank, we hebben geen directeur! Van ons zal het dus waarschijnlijk niet komen, tenzij we ooit een keer een ton subsidie krijgen. 33 Is Noppes in praktijk ook heel Amsterdam? Als je denkt over alternatief geld en wat je ermee zou kunnen, dan denk je dat heel Amsterdam dat kan gebruiken: zzp’ers kunnen dat doen, wat armeren kunnen dat doen. Maar ik denk vanuit mijn clubje Noppes, dan denk ik dat 20 van de mooie ideeën doorgaan want het is allemaal niet zo haalbaar. De club heeft ook een beetje een besloten identiteit. In Rotterdam zijn ze twee jaar geleden ook een LETS-club, ‘Rotter-dam’ begonnen volgens precies dezelfde principes. Die hebben ook 400 leden en zijn gestart door een communicatieadviseur en nog een paar van die mensen, en die richten zich vooral op zzp’ers: die hebben dan ook 400 zzp’ers. 34 intermezzo Het was net in de tijd dat iedereen met zijn kopietjes naar de drukker liep, en wij waren één van de eersten die het via de computer gingen doen, allemaal dus heel spannend en heel leuk. Dit was dus nog allemaal van de drukwerktijd, allemaal heel grappig. Eind jaren ‘90 zaten we op zo’n 1000 leden. 35 Denkt u dat de awareness over scg vergroot moet worden of moet het blijven onder een selecte groep gedreven gebruikers? Ik vind wel dat eigenlijk veel meer mensen het zouden moeten weten, waar geld over gaat. Er is kennis van zo’n systeem handig, wat heel rudimentair is, dat is een heel leuke opstap. Zo kun je snappen hoe het allemaal loopt in de euro-economie waarin iedereen een beetje het gevoel heeft machteloos te staan tegenover de jaarlijkse begroting en de banken. Dit is peoplepowered money, dat is het idee: dat jij weer de baas wordt over het geld. Dat zal nooit gebeuren, maar je moet meer het gevoel hebben dat het ook jouw geld is. Er zijn ook succesverhalen, dat is het mooie. Het zijn niet allemaal ‘Noppes-clubjes’.

X


Een munt van elkaar, voor elkaar (appendices)

Appendix 3 Integrale enquête * = verplichte vraag 0 Gebruikt u een sociaal complementair geldsysteem?* ja Ga door naar J-1. nee Ga door naar N-1.

U neemt niet deel aan een sociaal complementair geldsysteem. Een sociaal complementair geldsysteem is een vorm van een complementair (ook wel: alternatief) geldsysteem. Deze complementaire geldsystemen bieden een alternatieve munt aan naast de euro. De complementaire munt wordt in bepaalde gemeenschappen gebruikt om goederen en diensten te ruilen. Het sociaal complementair geldsysteem heeft tot doel om een bepaalde buurt, wijk of stad te versterken, zowel op maatschappelijk als economisch vlak. Een voorbeeld van een sociaal complementair geldsysteem is de Amsterdamse 'Noppes'. Leden ruilen goederen en diensten met elkaar met behulp van de alternatieve munteenheid, de 'Nop'. Voorbeeld: Annie bakt een taart voor Peter, Peter geeft haar daarvoor na overleg 5 Nop. Een dag later raakt Annie ziek, maar haar hond moet wel uitgelaten worden. Annie vindt via het noppes-systeem Jeroen, die haar hond wil uitlaten. Na overleg geeft Annie aan Jeroen de 5 Nop die ze eerder van Peter kreeg. Zo worden er goederen en diensten geruild zonder dat de euro ertussen komt. N-1

Begreep u het bovenstaande voorbeeld?* ja nee

N-2

Is na het lezen van het bovenstaande voorbeeld uw interesse toegenomen deel te nemen aan een dergelijk systeem?* ja nee dat weet ik niet

N-3

Was u voor deze enquête al op de hoogte van het bestaan van sociaal complementaire geldsystemen?* ja nee

N-4

Heeft u ooit overwogen deel te nemen aan een sociaal complementair geldsysteem? Zo niet, waarom niet? (open vraag)

We vragen u om bij het 'huidige monetaire systeem' te denken aan de dominante rol die het bankwezen in onze economie speelt, en de primaire en centrale rol die traditioneel geld (de euro) speelt in onze maatschappij. We vragen u daarbij ook te denken aan de sociaalmaatschappelijke gevolgen van de huidige rol die geld in onze maatschappij speelt: denk aan kapitalisme, inkomens(on)gelijkheid, et cetera. We willen graag uw mening over deze onderwerpen horen. N-5

In hoeverre bent u op de hoogte van de werking van het huidige monetaire systeem?* (schaal 1 – weet er niets van; tot 5 – weet er erg veel van)

N-6

In hoeverre bent u tevreden met het huidige monetaire systeem? (schaal 1 – zeer ontevreden; 5 – zeer tevreden)

N-7

Wat zijn de nadelen die u nu het meest ervaart aan ons huidige monetaire systeem? (open vraag)

U neemt deel aan een sociaal complementair geldsysteem. J-1

Aan welk sociaal complementair geldsysteem doet u mee? Makkie Noppes LETS Nijmegen LETS Harderwijk LETS Zaanstreek LETS Enschede LETS Breda

Een sociaal complementair geldsysteem is een vorm van een complementair (ook wel: alternatief) geldsysteem. Deze complementaire geldsystemen bieden een alternatieve munt aan naast de euro. De complementaire munt wordt in bepaalde gemeenschappen gebruikt om goederen en diensten te ruilen. Het sociaal complementair geldsysteem heeft tot doel om een bepaalde buurt, wijk of stad te versterken, zowel op maatschappelijk als economisch vlak. J-2

Vindt u zich in bovenstaande definitie van het begrip ‘sociaal complementair geldsysteem’? Zo niet, waarom niet? (open vraag)

XI


Een munt van elkaar, voor elkaar (appendices) J-3

Wat is de reden dat u deelneemt aan een sociaal complementair geldsysteem?* (open vraag)

J-4

Hoelang bent u al lid van een sociaal complementair geldsysteem?* Meer dan 5 jaar Tussen 3 en 5 jaar Tussen 1 en 2 jaar Tussen 6 maanden en 1 jaar Minder dan 6 maanden

J-5

In hoeverre bent u tevreden met het sociaal complementaire geldsysteem?* (schaal 1 – zeer ontevreden; tot 5 – zeer tevreden)

J-6

In hoeverre bent u een actief lid?* (schaal 1 – zeer inactief; tot 5 – zeer actief)

J-7

Wat zijn volgens u de voornaamste doelen van het sociaal complementair geldsysteem? Meerdere antwoorden mogelijk. - het verbeteren van de binding binnen een gemeenschap - het stimuleren van economische activiteit - het verkleinen van de ecologische voetafdruk - vermogensgelijkheid - een rentevrije munt - anders, namelijk… (vrij in te vullen)

J-8

Op welke manier is het gebruik van sociaal complementaire geldsystemen voor u voordelig? (open vraag)

J-9

Zou er naar uw mening nog iets verbeterd kunnen worden aan de sociaal complementaire geldsystemen? (open vraag)

J-10

Door het gebruik van een sociaal complementair geldsysteem, heb ik nu meer een dagbesteding dan voorheen.* (schaal 1 – helemaal mee oneens; tot 5 – helemaal mee eens)

J-11

Door het gebruik van een sociaal complementair geldsysteem, heb ik nieuwe mensen leren kennen.* (schaal 1 – helemaal mee oneens; tot 5 – helemaal mee eens)

J-12

Door het gebruik van een sociaal complementair geldsysteem, is mijn koopkracht vooruit gegaan.* (schaal 1 – helemaal mee oneens; tot 5 – helemaal mee eens)

J-13

Door het gebruik van een sociaal complementair geldsysteem, is mijn gemeenschap sterker geworden.* (schaal 1 – helemaal mee oneens; tot 5 – helemaal mee eens)

J-14

Door het gebruik van een sociaal complementair geldsysteem, heb ik nu meer een dagbesteding dan voorheen.* (schaal 1 – helemaal mee oneens; tot 5 – helemaal mee eens)

J-15

De overheid zou een sociaal complementair geldsysteem moeten propageren, naast het huidige monetair systeem.* (schaal 1 – helemaal mee oneens; tot 5 – helemaal mee eens)

We vragen u om bij het 'huidige monetaire systeem' te denken aan de dominante rol die het bankwezen in onze economie speelt, en de primaire en centrale rol die traditioneel geld (de euro) speelt in onze maatschappij. We vragen u daarbij ook te denken aan de sociaalmaatschappelijke gevolgen van de huidige rol die geld in onze maatschappij speelt: denk aan kapitalisme, inkomens(on)gelijkheid, etc. We willen graag uw mening daarover. J-16

In hoeverre bent u op de hoogte van de werking van het huidige monetaire systeem?* (schaal 1 – weet er niets van; tot 5 – weet er erg veel van)

J-17

In hoeverre bent u tevreden met het huidige monetaire systeem? (schaal 1 – zeer ontevreden; 5 – zeer tevreden)

J-18

Welke nadelen ondervindt u aan het huidige monetaire systeem? (open vraag)

J-19

Is het sociaal complementair geldsysteem waaraan u meedoet, volgens u, gebaseerd op kritiek op het huidige monetair systeem?* ja nee dat weet ik niet

XII


Een munt van elkaar, voor elkaar (appendices)

Appendix 4 Overzicht van enquĂŞteresultaten 0

Gebruikt u een sociaal complementair geldsysteem? 100% JA 78% NEE 22% GEEN ANTWOORD0%

JA1

MAKKIE NOPPES NIJMEGEN

100% 0% 20,5% 23,1%

39 0 8 9

HARDERWIJK ZAANSTREEK ENSCHEDE BREDA

10,3% 0% 7,7% 35,9%

4 0 3 14

39 0 2 7 18 12 0

Voornaamste doelen? (meerdere antw. mogelijk)

Zou er iets verbeterd kunnen worden? In verband met de ruimte en relevantie zijn de antwoorden op de open vragen weggelaten in de appendix. Mocht u deze alsnog integraal willen bemachtigen, dan kunt u ons contacteren. De antwoorden zijn wel verwerkt in de lopende tekst, voor zover relevant.

JA10

STELLING Ik heb nu meer een dagbesteding dan voorheen. (1 = zeer oneens, 5 = zeer eens) 100% CIJFER 1 28,2% CIJFER 2 12,8% CIJFER 3 33,3% CIJFER 4 23,1% CIJFER 5 2,6% GEEN ANTWOORD0%

JA11

JA12

JA13

39 0 2 6 11 20 0

STELLING Mijn koopkracht is vooruit gegaan. (1 = zeer oneens, 5 = zeer eens) 100% CIJFER 1 5,1% CIJFER 2 12,8% CIJFER 3 30,8% CIJFER 4 35,9% CIJFER 5 15,4% GEEN ANTWOORD0%

39 1 1 18 9 10 0

39 11 5 13 9 1 0

STELLING Ik heb nieuwe mensen leren kennen. (1 = zeer oneens, 5 = zeer eens) 100% CIJFER 1 0% CIJFER 2 5,1% CIJFER 3 15,4% CIJFER 4 28,2% CIJFER 5 51,3% GEEN ANTWOORD0%

In hoeverre actief? (1 = zeer inactief, 5 = zeer actief) 100% CIJFER 1 2,6% CIJFER 2 2,6% CIJFER 3 46,2% CIJFER 4 23,1% CIJFER 5 25,6% GEEN ANTWOORD0%

JA7

JA9

In hoeverre tevreden? (1 = zeer ontevreden, 5 = zeer tevreden) 100% CIJFER 1 0% CIJFER 2 5,1% CIJFER 3 17,9% CIJFER 4 46,2% CIJFER 5 30,8% GEEN ANTWOORD0%

JA6

39 29 7 1 1 1 0

Op welke manier is gebruik voordelig?

Mocht u deze alsnog integraal willen bemachtigen, dan kunt u ons contacteren. De antwoorden zijn wel verwerkt in de lopende tekst, voor zover relevant..

1

39 17 7 3 12

39 33 18 26 18 5 14

In verband met de ruimte en relevantie zijn de antwoorden op de open vragen weggelaten in de appendix.

Hoelang al lid? 100% >5 JAAR 74,4% 3-5 JAAR 17,9% 1-2 JAAR 2,6% 0,5-1 JAAR 2,6% <0,5 JAAR 2,6% GEEN ANTWOORD0%

JA5

JA8

Vindt u zich in de definitie? 100% JA 43,5% REDELIJK 17,9% NEE 7,7% GEEN ANTWOORD30,7%

JA4

50 39 11 0

Welk soc. comp. systeem?

GEEN ANTWOORD2,5% JA2

100% Verbeteren binding 84,6% Stim. econ. act. 46,2% Verkl. ecol. voetafd. 66,7% Vermogensgelijkh. 46,2% Rentevrije munt 12,8% Overige 35,9%

39 2 5 12 14 6 0

STELLING

XIII


Een munt van elkaar, voor elkaar (appendices) Mijn gemeenschap is sterker geworden. (1 = zeer oneens, 5 = zeer eens) 100% CIJFER 1 7,7% CIJFER 2 12,8% CIJFER 3 35,9% CIJFER 4 33,3% CIJFER 5 10,3% GEEN ANTWOORD0%

39 3 5 14 13 4 0

JA14

Deze vraag was hetzelfde als JA11. Daarom zijn de resultaten weggelaten en is deze vraag vernietigd.

JA15

STELLING De overheid zou soc. comp. geldsyst. moeten propageren. (1 = zeer oneens, 5 = zeer eens) 100% CIJFER 1 10,3% CIJFER 2 5,1% CIJFER 3 10,3% CIJFER 4 30,8% CIJFER 5 43,6% GEEN ANTWOORD 0%

JA16

NEE2

NEE3

39 6 21 8 4 0 0

Soc. comp. geldsyst. gebaseerd op kritiek op monetair systeem? 100% JA 51,3% NEE 20,5% WEET IK NIET 28,2% GEEN ANTWOORD0%

39 20 8 11 0

Al eerder overwogen deel te nemen?

Mocht u deze alsnog integraal willen bemachtigen, dan kunt u ons contacteren. De antwoorden zijn wel verwerkt in de lopende tekst, voor zover relevant. NEE5

In hoeverre op hoogte van werking monetair systeem? (1 = helemaal niet, 5 = helemaal wel) 100% CIJFER 1 0% CIJFER 2 27,3% CIJFER 3 18,2% CIJFER 4 54,5% CIJFER 5 0% GEEN ANTWOORD0%

NEE6

NEE7

11 0 3 2 6 0 0

In hoeverre tevreden met monetair systeem? (1 = helemaal niet, 5 = helemaal wel) 100% CIJFER 1 18,2% CIJFER 2 36,4% CIJFER 3 36,4% CIJFER 4 9,1% CIJFER 5 0% GEEN ANTWOORD0%

In verband met de ruimte en relevantie zijn de antwoorden op de open vragen weggelaten in de appendix.

JA19

11 6 5 0

In verband met de ruimte en relevantie zijn de antwoorden op de open vragen weggelaten in de appendix.

Welke nadelen ondervindt u aan monetair systeem?

Mocht u deze alsnog integraal willen bemachtigen, dan kunt u ons contacteren. De antwoorden zijn wel verwerkt in de lopende tekst, voor zover relevant..

11 3 3 5 0

Al eerder op de hoogte? 100% JA 54,5% NEE 45,5% GEEN ANTWOORD0%

NEE4

11 11 0 0

Interesse toegenomen? 100% JA 27,3% NEE 27,3% WETT IK NIET 45,5% GEEN ANTWOORD0%

Tevreden met huidig monetair systeem? (1 = helemaal niet, 5 = helemaal) 100% CIJFER 1 15,4% CIJFER 2 53,8% CIJFER 3 20,5% CIJFER 4 10,3% CIJFER 5 0% GEEN ANTWOORD0%

JA18

39 1 1 18 17 2 0

Begreep u het voorbeeld? 100% JA 100% NEE 0% GEEN ANTWOORD0%

Op de hoogte huidig monetair systeem? (1 = helemaal niet, 5 = helemaal) 100% CIJFER 1 2,6% CIJFER 2 2,6% CIJFER 3 46,2% CIJFER 4 43,6% CIJFER 5 5,1% GEEN ANTWOORD0%

JA17

39 4 2 4 12 17 0

NEE1

11 2 4 4 1 0 0

Nadelen van huidig monetair systeem? In verband met de ruimte en relevantie zijn de antwoorden op de open vragen weggelaten in de appendix. Mocht u deze alsnog integraal willen bemachtigen, dan kunt u ons contacteren. De antwoorden zijn wel verwerkt in de lopende tekst, voor zover relevant.

XIV


Een munt van elkaar, voor elkaar (appendices)

Appendix 5 Logboek

Datum

Werkzaamheden

9-11-2015 december 2015 1-12-2015 6-12-2015 7-12-2015 8-12-2015 14-12-2015 16-12-2015 19-12-2015 20-12-2015 23-12-2015

1e bijeenkomst met begeleider Contact leggen met LETS etc. Maken enquĂŞte Werken aan deelvragen Werken aan deelvragen Werken aan deelvragen Uitwerken kladversie Interview Henk van Arkel Uitwerken interview Interview Floris Hollestelle Uitwerken interview

Aantal uren (samen, geschat) 2 4 2 8 8 4 1 3 2 3 2

kerstvak. 2015

Bronnen- en literatuuronderzoek

25

3-1-2016

Werken aan deelvragen

8

e

12-1-2016

2 bijeenkomst met begeleider

2

6-2-2016

Werken aan deelvragen

10

7-2-2016

Werken aan deelvragen

6

12-2-2016

Werken aan deelvragen

6

17-2-2016

Uitwerken enquĂŞteresultaten

3

19-2-2016

Werken aan deelvragen

8

20-2-2016

Uitwerken verslag

12

21-2-2016

Uitwerken verslag

12

Som

131

XV


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.