MvhK
MIDDAG VAN HET KINDERBOEK DE GOUDEN LIJST 2012
VOORAF
WORKSHOPS
Zaterdag 15 september 2012 vond de vierde Middag van het Kinderboek (MvhK) plaats in de OBA (Openbare Bibliotheek Amsterdam). Initiatief en organisatie lagen opnieuw bij Ted van Lieshout, die ook dit jaar de middag presenteerde. Hij werd wederom bijgestaan door Marijke Troelstra van de OBA. Het programma kwam tot stand in nauwe samenwerking met Gerlien van Dalen en Daan Beeke van de Stichting Lezen. Net als in 2011 werden, voorafgaand aan het middagprogramma, vier workshops aangeboden, die druk bezocht werden.
Workshop 1 - Beam it up! verzorgde de workshop Hallo Wereld, die ontwikkeld is in het kader van de Kinderboekenweek, waarin, gebruikmakend van de green-screen techniek, de hele wereld bezocht kan worden. De deelnemers maakten eerst een tekening van het land waar zij naartoe zouden willen. Deze tekening werd gedigitaliseerd en geprojecteerd op een scherm. Vervolgens mocht men zich verkleden en danste en sprong men achter elkaar aan voor een groot groen doek. Met de computer werd het groene scherm vervangen door de eigen tekeningen, waardoor het leek alsof de deelnemers in hun eigen tekening rondwandelden. Omdat alles wat groen is wegvalt in de projectie, kreeg je een grappig resultaat als mensen groene lappen omsloegen: dat deel van hun lichaam werd dan namelijk onzichtbaar. Er zweefde opeens een romp over het scherm! Ook kon iemand plotseling weggetoverd worden en er werd zelfs gevlogen! (Ssst, op een tafeltje met een groene lap erover.) Na afloop van de workshop is het filmpje online gezet: https://vimeo. com/50069847 (www.beamitup.nl) 2
3
Workshop 2 - Het nieuwe auteurscontractenrecht… Sterkere positie voor de illustrator. Gert Gerrits en Anouk Siegelaar zijn werkzaam bij de BNO, de Beroepsorganisatie Nederlandse Ontwerpers. Anouk vertelde over het wetsvoorstel voor een nieuw auteurscontractenrecht, dat in september in de Tweede Kamer behandeld wordt. De positie van de illustrator zou hierin versterkt worden. Een belangrijke verbetering is, dat illustraties die twee jaar niet gebruikt zijn, door de illustrator teruggehaald kunnen worden. Voorheen kon een uitgever of tv-programma illustraties, waarvan de rechten waren overgedragen, jaren ongebruikt op de plank laten liggen (non usus). Bij bijdragen aan een film was het voorheen zo dat de illustrator eenmalig werd betaald voor zijn werk. Bij eventuele merchandising viel de illustrator buiten de boot. Het voorstel in de nieuwe wet is dat er een maakhonorarium wordt uitgekeerd en dat er daarnaast een proportionele vergoeding wordt afgesproken voor zaken die voortvloeien uit de film zoals een CD of een leader (zoals bijv. The Pink Panter). In de zaal vroeg men zich af of een en ander ook met terugwerkende kracht zou gelden. Anouk zei dat de wet wel van toepassing zou zijn op voortschrijdend ‘non usus’, maar daarnaast is niet alles aantoonbaar. Voorheen was registratie van een en ander niet verplicht. Anouk raadde illustratoren aan zich aan te sluiten bij Pictoright om langs die weg een billijke vergoeding te krijgen, maar natuurlijk kunnen illustratoren dit ook meteen met de producent regelen.
Anouk Siegelaar en Gert Gerrits
De wet is er natuurlijk nog niet – en een extra moeilijkheid is dat iedereen die er verstand van had in de Tweede Kamer nu weg is – maar de ervaring wijst uit, dat zelfs verwijzen naar de nieuwe wet die op stapel staat, al vruchten afwerpt.
4
Workshop 3 - Daan van der Valk is boekhandelaar en werkzaam bij H. de Vries Boeken te Haarlem. Daan vertelde gedreven over zijn missie om de omzet van de kinderboeken bij boekhandel De Vries weer te doen stijgen. Daartoe paste hij het principe ‘shop in shop’ toe. De kinderboekenafdeling werd een apart winkeltje in het filiaal, met een eigen logo en een eigen naam: De Leesbende van De Vries. De kinderboeken werden van de planken gehaald en aantrekkelijk neergelegd en gezet, waarbij men tevens de kans greep om bepaalde boeken, auteurs of genres extra aandacht te geven. Daan benadrukte dat het belangrijk is dat een boekhandel keuzes maakt om voor de klant een gids te zijn in de boekenberg. De ruimte werd kindvriendelijk aangepast: de poten van de hoge tafels werden gehalveerd en er kwam een oude chesterfieldbank middenin de winkel met inkijkboeken. De boeken voor Young Adults werden verplaatst en bij de literatuur voor volwassenen gezet. Jongeren willen nou eenmaal niet gezien worden op de kinderafdeling. Daarna werd de ‘nieuwe winkel’ feestelijk geopend. Door deze nieuwe aanpak werd De Vries kinderboekenspecialist. 5
Workshop 4 - Rian Visser is schrijver en vormgever. Zij vertelde niet alleen over het maken van digibordlessen, ze liet ook mooie voorbeelden zien zoals haar les rond haar prentenboek Nippertje. Daarin is te zien hoe een prentenboek tot stand komt, maar ook hoe je zelf een boekje kunt maken. Met name het drukkersvel met 16 pagina’s, op het oog kriskras door elkaar, zal de kinderen aanspreken. Rian benadrukte dat je middels digibordlessen veel contact krijgt en onderhoudt met de onderwijswereld. Haar prentenboekles, bijvoorbeeld, is tienduizenden keren gedownload. Ook krijgt zij dagelijks veel mail van leerkrachten met vragen en suggesties. Zij noemde drie portals waar digibordlessen te downloaden zijn en waar je zelf als schrijver je digibordlessen kwijt zou kunnen. www.digibordopschool.nl www.digischool.nl www.klascement.net. 6
W elkomstwoord Na de workshops heet directeur van de OBA Hans van Velzen het publiek hartelijk welkom in de theaterzaal van de OBA voor de vierde Middag van het Kinderboek.
O pening (door Ted van Lieshout) ‘Dank Hans van Velzen, voor je welkomstwoord en dat we ook dit jaar weer welkom zijn in deze zaal. Welkom op de vierde MvhK. Vorig jaar viel erg in de smaak dat Philip Hopman live on stage een schilderij maakte en we zouden daar graag een traditie van maken, hoewel het moeilijk is om tekenaars te vinden die dat live durven. Maar we hebben haar gevonden! Georgien Overwater is een van van de beste illustratoren van Nederland. Ze heeft het talent om elke lijn die ze zet naturel en lichtheid en humor mee te geven, zonder dat je als toeschouwer snapt waar hem dat in zit. Of die humor in die lijn zelf zit of in de tekenares, dat weet ik niet. In haar werk komt samen wat Georgien zélf zo markant maakt: vakmanschap, relativering en de lichtheid van het zware bestaan.’ Georgien gaat aan het werk. ‘Kunnen boekenmakers - tekenaars en schrijvers - volstaan met het aanleveren van een manuscript en illustratiewerk, en de rest overlaten aan de keten zoals we die gewend zijn bij het papieren boek: de uitgeverij, de drukkerij, het distributiebedrijf, de boekhandel, de bibliotheek, de school, de pers, de ouders en begeleiders, enzovoort? De meeste schrijvers en illustratoren realiseren zich dat er steeds meer van hen
verwacht wordt. En misschien nog wel méér in het digitale tijdperk, waarin veel zal veranderen, zo niet alles. In de discussies daarover gaat het voortdurend over verdienmodellen. Die van het boekenvak tússen de enige twee factoren die constant zullen blijven: de schrijver en illustrator aan de ene kant van het boekenspectrum en de lezer aan de andere kant. Hoe houden uitgeverijen en boekhandels en bibliotheken het hoofd boven water? Hoe schrijvers en tekenaars het moeten gaan rooien, het begín van de keten, is geen prioriteit. De tussenhandel gaat er kennelijk vanuit dat zo lang er lezers zijn die lezen er schrijvers zullen zijn die schrijven, en desnoods zullen ze dat gratis doen. En waarschijnlijk is dat ook zo. Over schrijvers en lezers gaat de vierde Middag van het Kinderboek, opnieuw in deze door de OBA beschikbaar gestelde theaterzaal, een middag die verder mogelijk is gemaakt door het Lira Fonds, de Beroepsorganisatie Nederlandse Ontwerpers, de Vereniging van 7
Letterkundigen, de Boekenbon, Gregor’s Lijsten en de CPNB. Dit jaar is de Middag in nauwe samenwerking met de Stichting Lezen tot stand gekomen en de eerste spreker is ook werkzaam bij deze stichting. Dat is dus niet Hans Hagen, want die is op vakantie. Hopelijk is hij er volgend jaar weer bij! Er is in ieder geval wel één belangrijk bericht dat ik kwijt moet. Op 14 september is door de Werkgroep Kinderboekenuitgevers (WKU) van de GAU (Groep Algemene Uitgevers) aan de BNO meegedeeld dat de belangenorganisatie van illustratoren wordt uitgesloten van het overleg over de aanpassingen van het Modelcontract Kinderboeken. Dit contract kon enkele jaren geleden gerealiseerd worden, op voorwaarde van de WKU dat in het contract ook afspraken met illustratoren geregeld konden worden. Gesprekspartner VvL heeft daarmee ingestemd, en er steeds op gehamerd dat een vertegenwoordiging van de illustratoren, de BNO, tot het overleg zou worden toegelaten. De WKU hield dit tegen; men wilde eerst het contract met de schrijvers geregeld hebben. De BNO heeft daarop laten weten het contract, dat wél over illustratoren gaat maar dat níét in overleg met hen totstandgekomen is, niet te zullen aanbevelen. Nu de WKU opnieuw stelt geen behoefte te hebben aan een gesprek met de BNO, is het nog maar de vraag of het contract ‘Modelcontract Kinderboeken’ mag blijven heten.’
HET PROGRAMMA Terwijl Georgien aan haar taak begint om iets te doen aan de leegte op het enorme doek dat op het podium opgesteld staat, legt Ted aan het publiek uit dat er dit jaar een extraatje is. In het hok achterin de zaal, waar technicus Mark heerst over licht, geluid en beeld, zit ook Paul van Beckhoven van Eurovote. Er zullen gedurende de hele middag vragen op het scherm verschijnen waarop het publiek een antwoord kan geven door middel van uitgereikte stemkastjes. Paul verzamelt de gegevens en projecteert de uitslag vervolgens vrijwel onmiddellijk op het scherm. De eerste vraag gaat over mobiele telefoons die al of niet aan staan, de laatste over wie het publiek denkt dat de Gouden Lijst gaat winnen.
Niels Bakker is werkzaam bij de Stichting Lezen en heeft daar onderzoek en Leesmonitor onder zijn hoede. In 2008 won hij de VlaamsNederlandse Stichting Lezen Scriptieprijs, een empirisch onderzoek naar het lezen van papieren en elektronische poëzie van Tonnus Oosterhoff. Tijdens zijn lezing mochten we de stemkastjes volop gebruiken. Wat cijfers vertellen over het lezen (door Niels Bakker) ‘Kristien Hemmerechts organiseerde dit jaar een heuse read in. Mensen verzamelden zich op het Gustav Mahlerplein in Amsterdam, om samen met anderen een uur lang een boek naar keuze te lezen. In stilte. “Lezers zijn een bedreigde diersoort”, verklaarde Hemmerechts haar opmerkelijke initiatief. Als collega-schrijver heeft u het wellicht ook gemerkt. Aan communicatiekanalen om met uw trouwe fans en potentieel geïnteresseerden in contact te treden ontbreekt het u niet. Maar wordt uw werk ook daadwerkelijk gelezen?
De “ontlezing” is, sinds de introductie van de televisie, een blijvend fenomeen gebleken. De geletterde cultuur werd stukje bij beetje ingekapseld door de populaire massamedia, waarin schrijvers niet over hun boeken praten, maar vooral over de waan van de dag. Dat betoogt Bas Heijne in zijn essay Echt zien, waarbij hij meteen een belangrijke kanttekenening plaatst. Want precies honderd jaar geleden klaagde Louis Couperus er óók al over dat niemand zijn boeken las. Hoe zit het dus met die ontlezing? Is deze wel zo evident als alom wordt gesuggereerd? Of zijn we misschien wel méér gaan lezen? En wat weten we over de lezers van de toekomst, de jongeren van nu? 1,2 uur Als het gaat om gedrukte media, laten de cijfers weinig ruimte voor twijfel. Sinds 1975, het jaar dat het Sociaal Cultureel Planbureau begon met tijdsbestedingonderzoeken onder de Nederlandse bevolking, nam de leestijd met 44% af, van 6,1 naar 3,8 uur per week. De daling betreft vooral kranten en tijdschriften, waarvan de leestijd bijna halveerde. Het gedrukte boek hield aardig stand: van 1,6 naar 1 uur per week. Dat is een min van 33%. De meest recente SCP-cijfers dateren uit 2005, maar sindsdien valt er weinig verandering te bespeuren. De gedrukte mediatijd ligt in 2012, volgens tijdsbestedingonderzoek van de stichting voor televisiereclame SPOT, op 3,2 uur per week (SCP: 3,8 uur). Aan deze verdere daling onttrekt het boek zich, met een wekelijkse leestijd van 1,2 uur (SCP: 1 uur). Goed nieuws voor schrijvers, al is enige voorzichtigheid geboden: het SCP meet alleen de vrijetijdsbesteding, SPOT laat respondenten daarnaast ook activiteiten tijdens het werk bijhouden. Mediaconcurrentie Hoe komt het dat Nederlanders minder tijd besteden aan boeken? Omdat ze méér tijd zijn gaan doorbrengen met andere media. Tussen 1975 en 2000 zijn ze in hun vrije tijd steeds meer gaan televisiekijken. Tussen 1995 en 2005 spenderen ze daarnaast meer uren achter de computer. Aangezien de totale mediatijd in deze periode vrijwel constant bleef, betekent dat automatisch een kleiner aandeel voor het lezen van boeken, kranten en tijdschriften. Om kort te gaan: Grunberg en Mulisch werden verdrongen door Van Nieuwkerk en Facebook. Ontlezing? Toch moet de voorlopige conclusie luiden dat Nederlanders al met al niet minder zijn gaan lezen Maar is dat voldoende bewijs voor de gevreesde “ontlezing”? Laten we eens kijken naar de internettijd in 2012, nu weer volgens SPOT. Die bestaat vrijwel volledig uit lees- en schrijfgerelateerde taken. Van de totale 11,6 uur per week die Nederlanders online spenderen, is 4,4 uur bestemd voor e-mailen, 2,8 uur voor sociale media en 3,9 uur voor het bezoeken van webpagina’s. E-readers, tablets en andere apparaten waarop je eboeken, e-kranten en e-tijdschriften kunt lezen, hebben we dan nog buiten beschouwing gelaten. Al moet worden gezegd dat hun aandeel in de totale leestijd volgens SPOT nog op een bescheiden peil ligt. Boeken lezen op het scherm, in 2012 voor het eerst gemeten, is goed voor 0,1 uur per week. Kranten scoren nagenoeg stabiel met een wekelijkse 0,1 uur in 2008, 0,2 uur in 2010 en opnieuw 0,1 uur in 2012. Tijdschriften worden nog verwaarloosbaar weinig digitaal gelezen. 11
Toch moet de voorlopige conclusie luiden dat Nederlanders al met al niet minder zijn gaan lezen – eerder meer. Tel de gedrukte mediatijd (3,2 uur) en de lees- en schrijfgerelateerde internettijd (11,6 uur) in 2012 bij elkaar op, en je komt uit op een 14,8 uur per week die we voor lezen en schrijven uittrekken. Wat wel is veranderd, is dat we deze taken uitvoeren met andere teksten en media. Minder boeken, kranten en tijdschriften, meer e-mail, sociale media en websites. Dat lijkt slecht nieuws voor schrijvers, maar de toekomst is ongewis. Het lezen van eboeken is nog hard bezig om Nederland te veroveren. Kunnen de “ouderwetse” leesactiviteiten in de toekomst terrein terugwinnen? Nieuwe generatie Wie weet. Er is echter één maar. Juist voor de jongste generaties – de lezers van de toekomst – lijkt het niet vanzelfsprekend om een boek te lezen in de vrije tijd. Zo trok een jongere tussen de 12 en 19 jaar in 2005 voor gedrukte media vijf keer zo weinig tijd uit als een 65-plusser. Voor alleen boeken ligt het verschil op een factor drie, met 0,8 uur tegenover 2,3 uur per week. Wat jongeren dan wel doen als ze niet naar school hoeven? Achter de computer, smartphone en andere beeldschermmedia zitten. En dat is volgens zowel SCP als SPOT in toenemende mate het geval. Binnen de jeugdige doelgroep zijn het, en dat is niet anders voor volwassenen, met name meisjes die boeken lezen. Zij vinden lezen ook leuker en zijn er vaardiger in – verschillen die op zeer jonge leeftijd ontstaan. Toch geldt voor alle Nederlandse kinderen, op zowel de basisschool als in het voortgezet onderwijs: het ontbreekt hen niet aan de voorwaarden om te lezen. Ze doen het alleen met relatief weinig plezier. In leesvaardigheid staan ze aan de top, zowel Europees als wereldwijd. 10- en 15-jarige kinderen nemen de tiende plaats in op de wereldranglijst – een positie die al tien jaar nagenoeg stabiel is. Als het gaat om de leesattitude – hun houding tegenover het lezen – bungelen ze echter helemaal onderaan. Dat geldt voor 15-jarigen, die lezen het minst leuk zeggen te vinden van de kinderen uit alle 65 landen die deelnemen aan het driejaarlijkse PISA-onderzoek. Bij de 10-jarigen is het beeld minder ernstig, maar ook zij beleven volgens PIRLS in verhouding weinig plezier aan het lezen. Onze kinderen kunnen dus wel, maar willen niet graag. En de toenemende concurrentie van vrijetijdsactiviteiten en media lijkt weinig goeds te beloven voor de toekomst. Aan de andere kant kan steeds meer drukte van steeds meer media ook leiden tot een grotere behoefte aan de rust en afzondering die het boek te bieden hebben. Of dat nu op papier is of digitaal. Voor schrijvers van kinder- en jeugdboeken ligt er dus een uitdaging, om kinderen met mooie nieuwe verhalen over de streep te trekken. Meer actuele cijfers en onderzoeken: www.leesmonitor.nu. Twitter: twitter.com/leesmonitor
Marc Barteling bedacht en ontwikkelde de website wh y ilovethisbook . com Marc vertelt dat hij zich ergens in 2010 afvroeg waarom je eigenlijk negatieve recensies zou willen lezen, wie al die recensenten dan wel zijn en waarom iedereen eigenlijk altijd dezelfde boeken leest. Zijn website is het antwoord op deze vragen. Op deze site vertellen onafhankelijke lezers in video’s van 1 minuut over hun lievelingsboek. De drie uitgangspunten zijn: alleen maar positieve verhalen met passie verteld, mond-tot-mond reclame als ‘tips’ van vrienden die je niet kent en dit alles kort en bondig. Er staan ook verhalen van schrijvers op. Zij mogen twee filmpjes vullen: op één daarvan vertellen ze waar ze mee bezig zijn, op het andere prijzen ze hun lievelingsboek aan. Op de website is plaats voor alle soorten boeken: alle genres en alle (leef)tijden. Er zijn zo’n 200 filmpjes gemaakt op middelbare scholen. Ook heeft men met een camper op Manuscripta gestaan om verhalen te vangen en ook op het Edinburgh International Book Festival. Tot slot toont Marc een filmpje van een meisje dat aanstekelijk vertelt over een boek waarvan ze de titel kwijt is. En tenslotte is er natuurlijk de vraag aan de zaal: wie wil bijdragen aan een nieuw filmpje? De meerderheid geeft aan niet te willen; niettemin maakt Marc tot het bittere einde van de Middag van het Kinderboek filmpjes met aanwezigen. Deze zijn te zien op whyilovethisbook.com.
14
Rian Visser is schrijver en vormgever. S ocial M edia en digitale lessen als middel om in con tact te komen met le z ers (door Rian Visser) ‘De lezer van een kinderboek is vaak een kind, hoewel er natuurlijk ook volwassenen zijn die kinderboeken lezen en die ervoor zorgen dat een kind met boeken in aanraking komt, die voorlezen, die boeken uitkiezen of zorgen dat het kind lid wordt van de bibliotheek. Deze invloedrijke volwassenen heb ik verdeeld in vier groepen: ouders/familie, leerkrachten, bibliothecarissen en boekverkopers. Social Media gebruiken is een goede manier om deze mensen te bereiken. Er was bijvoorbeeld een tweet van een man, die mij volgt op Twitter en liet weten dat hij voor zijn neefje een boek van mij gekocht had. Ik krijg vaak van dat soort tweets en vraag mensen dan om aan de kinderen mijn groeten over te brengen. Actief zijn op Social Media biedt veel mogelijkheden om jezelf en je boeken te promoten. Maar anders dan bij reclame is het geen eenrichtingsverkeer. Je zendt niet alleen, er komt ook wat terug. Tenzij je een BN-er bent, zul je met alleen zenden ook nooit een grote groep volgers of vrienden krijgen, en er waarschijnlijk ook weinig plezier
aan beleven. Het gaat om de interactie, je laten inspireren, elkaar wat gunnen, reageren en een netwerk opbouwen. Actief zijn op Social Media moet je vooral doen omdat je het leuk vindt en alleen dan werkt het. LinkedIn is handig voor zakelijk gebruik, maar minder geschikt om in contact te komen met lezers. Twitter, Facebook en Hyves zijn dat wel. Ik wil een paar verschillen tussen deze drie laten zien en de groepen mensen die je ermee kunt bereiken. Op Twitter plaats je berichten van maximaal 140 tekens. Omdat de berichten zo kort zijn, vinden sommige mensen twitteren oppervlakkig. Dat is niet zo. Het is gewoon een kunst om in 140 tekens een interessante stelling te formuleren of een grap te vertellen. Daarnaast kun je in je bericht linken naar een website, foto of filmpje. Twitter is heel open: mensen volgen elkaar vrij gemakkelijk, ook als ze elkaar niet kennen. Iedereen bemoeit zich met iedereen en leuke tweets worden volop doorgestuurd naar de eigen volgers. Dat maakt Twitter heel geschikt om een groot netwerk mee op te bouwen. Er zitten op Twitter veel onderwijsmensen, ouders, bibliothecarissen, schrijvers en boekverkopers. Kinderboekschrijvers zie je nog niet zoveel. Soms zijn ze er wel, maar twitteren ze nauwelijks. Op Facebook kun je veel langere berichten plaatsen dan 19
op Twitter. Ik vergelijk Facebook wel eens met een feest waar iedereen zijn vakantiefoto’s laat zien en vertelt over zijn successen. Het is al snel heel persoonlijk. Er zijn veel kinderboekmakers op Facebook en je kunt door hun updates aardig volgen aan welke boeken ze werken. Omdat ik in mijn digibordlessen mijn Facebook vermeld, accepteer ik iedereen die mijn vriend wil zijn. Maar veel mensen linken op Facebook toch vooral met vrienden en bekenden. Zodoende is het bereik naar lezers, ouders, bibliothecarissen en boekverkopers veel minder groot. Op Twitter heb ik ruim 9000 volgers en op Facebook 700. Hyves is voor volwassenen uit, maar veel jonge kinderen zijn er nog actief. Het kan als kinderboekschrijver heel interessant zijn om met de lezers van je boeken te krabbelen. Ook hier geldt dat je het leuk moet vinden, anders werkt het niet. Marcel van Driel is een schrijver die via Hyves contact heeft met heel veel kinderen, die hij via schoolbezoeken heeft uitgenodigd. Regelmatig stuurt hij via Hyves een email waarin hij de kinderen betrekt bij het schrijven van zijn boeken. Ze mogen bijvoorbeeld stemmen op een omslag of een naam bedenken voor zijn personages. Iets dergelijks kan natuurlijk ook via Facebook, maar dan bereik je eerder volwassenen dan kinderen.
Naast het gebruik van Social Media vind ik het maken van digitale lessen een heel handige manier om kinderen te bereiken. Nu er in bijna alle schoolklassen digiborden zijn is het heel eenvoudig geworden om een presentatie te vertonen. Omdat ik vaak de vraag kreeg hoe een prentenboek werd gemaakt, besloot ik daar een les over te maken, die ik vervolgens kon gebruiken tijdens schoolbezoeken. Ik geef deze les misschien tien keer per jaar. Ik besloot hem echter zo te maken dat leerkrachten hem kunnen downloaden en zelfstandig gebruiken. Aan het eind zit een opdracht voor kinderen om zelf een boekje te vouwen. Op deze manier bereik ik honderden schoolklassen per jaar. Net als met Social Media geldt ook hier dat je het vooral heel erg leuk moet vinden om lessen te bedenken bij je boeken. Of je moet een uitgever vinden die het voor je doet, maar in dat geval bouw je zelf toch minder contact met je doelgroep op. Ik heb afgelopen twee jaar ruim twintig lessen gemaakt. Vorig jaar had ik van de kinderboekenweekles 200.000 downloads. Iemand zei tegen mij: ‘Dan heb je vast veel mailadressen verzameld.’ Dat was niet zo, want je kon de les gewoon anoniem downloaden. Tegenwoordig maak ik bij veel lessen een handleiding die mensen per mail moeten opvragen en daar-
mee melden ze zich tegelijk aan voor mijn mailinglist. Iedereen krijgt een persoonlijk mail terug. Dat kost veel tijd, maar het is ook leuk om elke dag enthousiaste e-mails van leerkrachten en bibliothecarissen te krijgen. Ik heb nu al drie keer het woord leuk gebruikt. Dat je deze dingen leuk vindt, is ook écht belangrijk als je zelf actief wilt zijn. Anders werkt het niet. Er zijn uitgevers die voor hun schrijvers of voor bekende boekfiguren een site maken of een Social Media account opzetten. Dolfje Weerwolfje heeft bijvoorbeeld een website met een pakket voor een spreekbeurt. Ik denk dat zo’n site pas werkt als je boek al een succes is. Marcel van Driel bereikt veel kinderen, die misschien liever gamen dan lezen, door bij zijn boek een spel te maken. Met een sticker op het boek verwijst hij kinderen naar de website met een game. Daarop kun je over de game Twitteren of Facebooken. Marcel heeft, net als ik, een enorm netwerk opgebouwd op Twitter. Hij is nu bezig om door middel van crowdfunding in twee maanden 15.000 euro op te halen voor een boek dat hij nog moet gaan schrijven. Na een week is hij al op de helft. Zoiets kan alleen als je een groot netwerk van lezers hebt opgebouwd. Veel schrijvers hebben een website met nieuws over hun boeken, maar zelden zie je 20
daarop discussies met lezers. Het zijn meestal collega’s die op elkaar reageren. Ted van Lieshout lukte het met zijn boek Mijn meneer wel om via zijn site een debat met lezers op gang te brengen. De kunst is om op je blog niet alleen reclame voor je boeken te maken, maar ook artikelen te schrijven waar mensen iets aan hebben. Ik heb bijvoorbeeld met mijn artikel over uitgeverij Clavis veel mensen bereikt. Dat dit zo snel zoveel hits en reacties opleverde, kwam mede door mijn netwerk op Twitter, waar heel veel mensen het artikel begonnen te retweeten.
Tot slot wil ik heel kort een idee laten zien waar ik al een paar jaar mee rondloop. Kinderen moeten op school vaak een boekbespreking maken en gaan dan op internet zoeken naar informatie over de schrijver. Ik zou kinderen en schrijvers op een website graag bij elkaar willen brengen. Op deze website kunnen schrijvers achtergrondinformatie over hun boek geven, vragen bedenken, een biografie, foto of video van zichzelf plaatsen en vragen van kinderen beantwoorden. Kinderen krijgen zo mooi materiaal om een boekbespreking in elkaar te zetten, die ze bijvoorbeeld op het digibord aan de klas kunnen laten zien. Kinderen kunnen op de site boeken een beoordeling geven, hitlijsten maken en zo elkaar op leuke boeken wijzen. Ik denk dat dit het lezen op school erg kan stimuleren. De moeilijkheid is dat zo’n website niet daar één schrijver of uitgeverij opgezet zou moeten worden, maar heel breed. Hiervoor zijn mensen en middelen nodig. Die heb ik nog niet kunnen vinden, maar wie weet…’
Herman Pleij is publicist en emeritus hoogleraar Historische Nederlandse Letterkunde. Hij doceerde achtentwintig jaar aan de Universiteit van Amsterdam. Vorig jaar verscheen zijn boek Anna Bijns, van Antwerpen. Voor kinderen schreef hij Zwemmen er haaien in de slotgracht? Herman Pleij trakteert ons in een verbluffend tempo op een scala aan adviezen, anekdotes, wijsheden over de functie van fictie door de eeuwen heen en sluit af met een pleidooi. Hij herinnert ons aan de dictaten die het kinderboek altijd omgeven hebben. Moesten kinderen eerst opgevoed worden middels het boek, in de jaren zestig moest er juist aangezet worden tot viezigheid en ondeugendheid en zo moet er nu ongetwijfeld weer iets anders. Herman laat hier al doorschemeren dat hij het niet op dictaten heeft. Hij vertelt over zijn boek Zwemmen er haaien in de slotgracht?, dat gebaseerd is op vragen van kinderen, verzameld op het Muiderslot. Dat levert een andere tekst op dan je zelf als schrijver zou verzinnen. Kinderen wilden bijvoorbeeld weten hoe lang het martelen duurde gemiddeld en ook ‘wat die jonkvrouwen nou helemaal te doen hadden tijdens zo’n toernooi?’ Herman schrijft er niet alleen smakelijk over, hij weet het ook zeer smeuïg te brengen. Met zichtbaar plezier vertelt hij hoe een jongetje van Pakistaanse afkomst hem plaagde met existentiële vragen, waar anderen zich nooit aan gewaagd hebben: ‘Hoe weet u dat eigenlijk allemaal?’ Een verwijzing naar kronieken bleek daarbij niet afdoende. ‘Ja maar, hoe weet u dat het allemaal waar is wat daarin staat?’ Het is duidelijk dat Herman liefst voor een zaal vol met dit soort gisse kinderen zou staan. In rap tempo krijgen we ook nog een mini-college over de ‘corrigerende’ functie van literatuur namelijk: het rechtbreien van wat in de werkelijkheid niet naar onze zin gaat. Over christenen die het niet kunnen winnen van moslims en dan maar verhalen verzinnen, waarin hele volksstammen moslims zich tot het christendom bekeren. Over de boeken van vlak na WO 2, waarin de betrekkelijkheid van helden werd getoond en hoe de jongensboeken, waarin nog échte helden voorkwamen, beter voldeden aan een behoefte en zodoende ook door volwassenen werden verslonden. Tot slot bindt Herman ons op het hart ons niets aan te trekken van dictaten, maar verhalen te schrijven waar het plezier vanaf spat, die de zaak opengooien en die kinderen in de positie plaatsen, dat ze vragen kunnen stellen. Goede fictie kan dat vuur ontsteken! Ted geeft aan dat het pauze is. Hij wijst ons erop dat de stemkastjes van Eurovote onmiddellijk tot ontploffing komen als ze buiten het bereik van de zaal komen; wij haasten ons dan ook onze kastjes in te leveren. In de pauze worden filmpjes van whyilovethisbook.com getoond.
24
PAUZE
Chris Meade is directeur van het Instituut voor de Toekomst van het Boek in Londen. Tot 2007 was hij directeur van Booktrust, dat in het Verenigd Koninkrijk projecten rond het lenen van boeken en boekpromotie opzet. Daarvoor was hij directeur van de Poetry Society. Momenteel studeert hij Creative Writing New Media aan de De Montfort Universiteit en is hij lid van een consortium dat wordt ondersteund door de Arts Counsil Engeland ten behoeve van het onderzoeken van nieuwe mogelijkheden voor lezers en schrijvers met betrekking tot de nieuwe media.
De titel van zijn lezing luidt: T he S tor y P ark and T he I fsobook of N ear l y poems . Chris legt uit dat
ifbook (ifbook.co.uk) zich bezig houdt met de toekomst van het kinderboek. Men ging naar scholen toe om te onderzoeken of kinderen liever papieren boeken lazen of kinderboeken voor de Ipad. Het bleek dat kinderen beide kanalen even prettig en interessant vonden. Logisch, zegt Chris, want we houden nu eenmaal van woorden (en verhalen), niet van papier.
Chris zat geruime tijd in de jury van de Bologna Digital Prize. Daardoor zag hij heel veel apps, zowel slecht als prachtig werk. Ook bij het beoordelen van apps worden fundamentele vragen gesteld als: wat is een goed verhaal? Men zoekt nu bij ifbook naar manieren om samen te lezen en te schrijven. Dit gebeurt bijvoorbeeld binnen het project ‘Leaplings’. Daarin wordt in één dag een boek geschreven met 40 mensen in allerlei verschillende landen. Bij deze nieuwe manier van schrijven heb je niet langer een uitgever nodig. Men zoekt naar een nieuwe basis om literatuur te maken: mensen willen participeren in een verhaal.
29
Chris vertelt over een (interactief) schrijfproject met kinderen: iemand schrijft een verhaalbegin (in de hoedanigheid van zeekapitein) en kinderen schrijven daar een vervolg op. De auteur (zeekapitein) antwoordt en vraagt kinderen om dingen te veranderen in het verhaal. Uiteindelijk sluit de zeekapitein het verhaal af. Op die manier krijg je een soort story/dialogue, waarin het publiek participeert.
Chris vertelt ook over een ‘poetry project,’ waarin mensen gedichten schrijven om die vervolgens op creatieve wijze te verspreiden: in schoenen stoppen, op hun lichaam schrijven, ergens achterlaten, etcetera. Chris benadrukt dat het niet langer meer het belangrijkste is om boeken gepubliceerd te krijgen via een uitgever; er is een andere beweging gaande.
Stefan Bosmans is jeugdbibliothecaris in de Vlaamse plaats Ham. Deze gemeente heeft een actieve bibliotheek waar hij kinderen enthousiasmeert voor boeken. K limmen op de leesladder (door Stefan Bosmans)
‘Ken je dat, van die mensen waarvoor lezen net zo vanzelfsprekend is als ademen? Ik ben ontzettend jaloers op deze mensen. Want voor mij is lezen helemaal niet zo vanzelfsprekend als ademen. Lezen is voor mij eerder een opdracht. Zeker wanneer er een boek voor me ligt waarvan het aantal bladzijden boven de honderd uitstijgt en er niet op elke pagina een plaatje staat. Laat staan wanneer ik aan een turf van vijfhonderd bladzijden moet beginnen. Je kan het vergelijken met tien kilometer hardlopen. Daar begin je ook niet met volle plezier aan. Je moet eerst jezelf ervan kunnen overtuigen je loopschoenen aan te trekken en te starten. Je moet onderweg de pijn verbijten en voortdurend weerstaan aan honderd en een redenen en verleidingen om op te geven. Zo ongeveer is lezen meestal ook voor mij. En toch doe ik het. En ik doe het graag. Want net als bij het hardlopen is de voldoening achteraf heel erg groot. Het besef dat je door die leesinspanning hebt mogen leven in weer een nieuwe wereld of in het hoofd van weer een ander mens. Tien kilometer hardlopen is trouwens ook niet alleen kommer en kwel. Ik kan onderweg best genieten van het mooie landschap of van de sportieve benen van de vrouwelijke loopsters die mij – meestal – voorbijsteken. Net zo bij het doorworstelen van een boek. Dan geniet ik bijvoorbeeld
van heerlijk harmonieus gebouwde zinnen. Of van spitsvondige verhaalwendingen of scherpe karaktertekeningen. Dát is de beloning voor dat doorzetten. Lezen is voor mij een opdracht. Maar is er iets mis met lezen als “opdracht”? Het lijkt de laatste tijd wel een vies woord geworden. We worden om de haverklap om de oren geslagen met dat andere heilige woord: Leesplezier. Begrijp me niet verkeerd. Ik ben honderd percent vóór Leesplezier. Ik schreeuw het graag zelfs voor u uit: Leve het Leesplezier! Maar als we eerlijk moeten zijn, dan zijn het toch de boeken die nog iets meer te bieden hebben dan leesplezier die ons echt bijblijven. Boeken die uitdagen, die het vanzelfsprekende van normen en waarden in twijfel trekken, die je confronteren met de gedachte- en gevoelswereld van iemand die helemaal niet leeft en denkt als jezelf, boeken die niet alles prijsgeven maar ook wat overlaten aan de verbeelding… Ik noem maar wat. Kortom: boeken die niet meteen dat oorspronkelijke en eenvoudige verwachtingspatroon van de lezer vervullen. En dat is voor kinderen niet anders. Aleid Truijens schreef een maand geleden in De Volkskrant: “Natuurlijk is het de bedoeling dat mensen lezen voor hun plezier. Maar je krijgt pas ergens plezier in en je onderscheidt pas kwaliteit van bagger als er een bodem 35
van leeservaring is. Wanneer je prille lezers alleen laat lezen wat ze ‘leuk’ vinden, ontwikkelt hun smaak zich niet.” Ik had onlangs een discussie met iemand die van mening was dat leesplezier het uiteindelijke doel was van alle leesbevordering. “Pardon?” protesteerde ik. “Leesplezier het einddoel? Voor mij is leesplezier net het beginpunt. Van daaruit start het pas.” Een kind doorloopt eerst een leestechnische training en leert de inhoud van teksten begrijpen. Dat zijn basisvaardigheden om met plezier boeken te lezen. Maar vanaf dan ga je proberen om dat kind telkens een stapje hoger te brengen. Proberen de leeservaring te verbreden en te verdiepen. Van kinderen mag je echt wel verlangen dat ze zich steeds verder ontwikkelen. Dat geeft toch niet. Het is nu eenmaal hun aard. Kinderen staan net in de wereld om telkens hoger te klimmen op de ladder. Van leesbevorderende initiatieven mag je mijns inziens dan ook verwachten dat ze kinderen steeds verder brengen dan waar ze op dat moment staan. Leesbevordering mag ook kindbevorderend zijn. Bij leesbevordering wordt te vaak tot doel gesteld dat kinderen zo veel mogelijk moeten lezen en that ’s it. Zo jammer is dat. Het doet me denken aan een schooljuf die alsmaar leuke en plezierige oefeningen blijft bedenken om kinderen sommen tot 10 aan te leren, maar
nalaat hen te leren tellen tot 20, tot 100, tot 1000… In de bibliotheek van Ham kiezen we er bewust voor om verder te gaan. Maar hoe doen we dat dan? We hebben ooit ernstig overwogen om aan elke titel van Geronimo Stilton een beter (pardon: rijker) boek vast te plakken. Maar dat leek ons achteraf toch niet de meest geschikte methode. Je moet dat spoor waar kinderen uit zichzelf gewoon grappige en spannende boeken kiezen niet willen opblazen. Maar je moet daar wel een ander spoor naast leggen. En dat is precies wat we doen. We hebben een groot respect voor de vrije keuze van onze jonge lezers. Laat ze maar zo veel mogelijk leuke boeken lezen als ze willen. En ondertussen zullen wij hen via een heleboel andere activiteiten en initiatieven in aanraking brengen met die boeken die ze in eerste instantie niet zelf zullen kiezen. We kiezen bij onze initiatieven voor moeilijkere boeken (mag ik dat woord voor een keer gebruiken?) en voor eigenwijze auteurs, auteurs die meer durven vragen van hun lezers dan enkel maar leesplezier. Het is bijvoorbeeld niet omdat een kind niet vanzelf een boek van Toon Tellegen zal lezen, dat het de verhalen van Tellegen ook niet graag voorgelezen zou krijgen. En het is niet omdat een kind een boek van Francine Oomen uitkiest om in een hoekje te zitten
lezen, dat het in een begeleide leesgroep niet graag zou praten over een boek van Martha Heesen. Want een goed leesbevorderingsinitiatief biedt net die structuur en begeleiding aan die het mogelijk maakt dat je samen met de kinderen hun drempel verlegt. In Ham hebben we een leeslijn uitgewerkt waarbij kinderen van de peutertijd tot minstens hun twaalfde jaar in aanraking komen met grensverleggende leesbevorderende initiatieven. We maken daarvoor gebruik van bestaande initiatieven die we als dat nodig is aanpassen. Aanpassen betekent in dat geval meestal dat we de lat hoger leggen dan oorspronkelijk de opzet was. En een aantal projecten zijn van eigen makelij. Een kort overzicht van onze vaste initiatieven: (in Nederland Boekstart) is zo een bestaand initiatief met Stichting Lezen
BOEKBABY’S
36
als drijvende kracht. Baby’s en peuters krijgen op de leeftijd van 6 maanden en 15 maanden een boekenpakket cadeau. Tegelijk worden hun ouders bewust gemaakt van de waarde van lezen en voorlezen en worden ze gestimuleerd de bibliotheek te bezoeken. We weten dat Stichting Lezen de boeken voor dit project heel bewust uitkiest en dat dat goed gebeurt. Dit initiatief nemen we graag helemaal over zoals het door hen is uitgewerkt. Het stimuleerde ons wel om onze eigen peutercollectie in de bib grondig aan te pakken en als een modelcollectie uit te bouwen.
Bij KIEKEBOEK gaan kleuters na een voorleessessie creatief met de thema’s aan de slag. Maar de boeken die we voor Kiekeboek gebruiken, zijn gekozen op hun literaire schoonheid. We gebruiken graag wat boven de middenmoot uitsteekt. (Het logo werd ontworpen door Klaas Verplancke.)
(spreek uit als ‘Lees eens even’) is een project van Provincie Limburg. Hier hebben we wel deftig aan verbouwd. Oorspronkelijk ging dit project niet verder dan dit: Kinderen lezen zoveel mogelijk boeken (het geeft niet welke) en krijgen van de bib of van hun leerkracht per gelezen boek een stempel. Wie aan het eind van het schooljaar minstens vijf stempels heeft verzameld, krijgt een leuk gadget. Een typisch voorbeeld van laat kinderen maar zoveel mogelijk lezen en that ’s it. Hier vonden we het wel nodig om bij te spijkeren. We wilden niet zomaar elk boek in aanmerking laten komen. We bezorgen elke klas een pakket van twaalf geselecteerde boeken. Niet meteen allemaal
LEES 17
boeken à la Bart Moeyaert of Martha Heesen, maar Geronimo Stilton zit er nu ook weer niet bij. Het stempels verzamelen blijft. Maar we stimuleren ook dat er in de klas over de boeken gepraat wordt. Kinderen houden een verkiezing van het mooiste boek en gaan met de favoriete boeken creatief aan de slag. Na de paasvakantie worden de boekenpakketten, toplijsten en knutselwerken uitgewisseld met andere scholen. Op die manier maken kinderen ook kennis met wat leeftijdgenootjes hebben gelezen, met hun smaak en met wat zij hebben geknutseld. Het blijft laagdrempelig, maar er is wél een drempel. En we sluiten het project op het einde van het schooljaar af met het KINDERBOEKENBAL (ik verontschuldig me meteen voor het stelen van de naam). Een kinderparty met muziek en dans, maar waar absoluut ook boeken centraal staan. Want ook zo bereik je leesplezier.
We nodigen voor alle klassen (van de oudste kleuters tot het zesde leerjaar) elk jaar een kinderboekenschrijver of een illustrator uit voor 37
lezingen, workshops of vertelvoorstellingen. We kiezen die auteurs of illustratoren die een uithangbord zijn van de rijkdom van het kinderboekenlandschap. Op die manier hebben kinderen op het einde van hun loopbaan in de basisschool kennisgemaakt met minstens zeven boekenmakers. Af en toe mag zo een schrijver of illustrator bij ons een GOUDEN LIJSTJE onthullen. Hij krijgt dan een prominente plaats in onze boekenrekken met een foto in een gouden lijst. Zo zetten we kwaliteit in de spotlights.
We stappen ook mee met KIN-
DER- EN JEUGDJURY VLAANDEREN (KJV). Een schoolvoorbeeld
van een initiatief waarbij streng geselecteerde boeken jonge lezers bereiken. En die boeken worden op een leuke manier besproken in leesgroepen. Dieper kan je niet leesverdiepen. Bovendien maken we van onze KJV een echte club. We gaan samen naar de verfilming van een kinderboek of we blijven slapen in de bib. En wat een mooi kinderboekenmuseum hebben jullie trouwens hier in Nederland! Op hoog niveau werken rond kinder- en jeugdboeken en dat met veel (lees) plezier! Het kan dus echt.
En ten slotte zetten we heel sterk in op leerkrachten. Bij elk initiatief voor leerlingen proberen we onderwijzers actief mee te betrekken. Het uitgangspunt: Niets stimuleert kinderen meer tot lezen dan het aanstekelijk enthousiasme van hun leerkracht (dixit Aidan Chambers). Wanneer we erin slagen van een leerkracht een enthousiaste en stimulerende leesleerkracht te maken, dan kan die veel meer bereiken dan wij met al onze projecten bij elkaar. Dat leerkrachten van nu echter niet meer allemaal mee zijn met het huidige jeugdliteratuuraanbod is een open deur intrappen. Maar net daar willen we wat aan doen. Een van onze mooiste initiatieven en tegelijk misschien wel het meest eenvoudige is JEUGDBOEKEN IN JE VALIES. We geven leerkrachten tijdens de zomervakantie (wanneer ze lekker veel tijd hebben) vijf wondermooie kinder- en jeugdboeken mee. Daarbij voegen we recensies die over de boeken verschenen zijn. Op die manier hopen we hun competenties tot het beoordelen van jeugdboeken te verhogen. We vragen als tegenprestatie een vakantiefoto van henzelf met het boek dat ze het mooist vonden. En die foto’s gebruiken we dan weer om kinderen aan te sporen de boeken te lezen. En zo is de cirkel rond. Je ziet het: we zijn maar een kleine bib die heel gewone dingen doet. Maar met de vraag welke boeken we op
Ik doe wat dat betreft heel graag een oproep aan auteurs die schrijven voor zestot negenjarigen. In die leeftijdscategorie kunnen we best nog wat extra noblesse gebruiken.
welk moment aan de kinderen aanbieden en op welke manier we dat doen zijn we heel bewust bezig. En werkt dit nu? Ik heb geen ingewikkelde studie die objectief de effecten meet van vijf jaar Hamse leesbevordering. Maar ik geloof er wel in. De boeken van Stilton staan wat vaker gewoon in ons boekenrek te wachten en na een auteurslezing worden boeken van de bezoekende auteur gretig gevraagd. Elk jaar willen steeds meer kinderen bij de KJV-club komen. We zien leerkrachten de boeken uit ons vakantieproject achteraf ook in de klas gebruiken. Zo werd de derde klas van juf Gerda heel erg fan van De eend, de dood en de tulp en Het geheim van de keel van de nachtegaal (wat toch niet meteen de meest eenvoudige boeken zijn). En een van onze KJV’ers van het eerste uur recenseert ondertussen voor De Leesfabriek. Dan mag je
toch zeggen dat je wat bereikt? Een tweesporenbeleid vraagt wel dat er voor beide sporen boeken worden gemaakt. Er moeten massa’s leuke, spannende en grappige boeken verschijnen die kinderen vanzelf zullen kiezen. En er moeten heel veel literaire kinderboeken worden geschreven waarvan ze kunnen genieten als ouders, leerkrachten en leesbevorderaars ermee aan de slag gaan. En net daar wringt de schoen. We weten allemaal dat het gros van het aanbod steeds meer beweegt richting gemakkelijk en populair. De individuele schrijver kan je daar niet op aanspreken. Die moet vooral schrijven wat hem ligt en het liefst van al niet te zeer met zijn doelgroep bezig zijn. Ik kan die auteur die toch bereid is wat extra lagen toe te voegen hooguit nobel noemen. 39
Bij uitgeverijen is die verantwoordelijkheid wel veel groter. Die zouden gerust wat meer bezig mogen zijn met het bewaken van een gezond evenwicht in het aanbod. Wanneer zij alleen nog de commerciële kaart trekken, dan is dat nefast voor de leesbevordering en voor de groeikansen van lezende kinderen. En uiteraard is er nog veel werk aan de bewustmaking van ouders, leerkrachten en leesbevorderaars. Hier is een mentaliteitswijziging echt wel noodzakelijk. Leesbevordering is veel meer dan alleen maar kinderen zoveel mogelijk boeken laten lezen. Maar in ons kleine Ham, daar geloven we toch dat we een beetje de juiste richting uit stappen. Bij ons mogen kinderen echt wel klimmen op de leesladder. En daar zijn we best trots op.’
Margreet Ruardi is directeur van de Stichting Schrijver School Samenleving. Margreet begint met een uitspraak van Margriet de Moor, namelijk dat een schrijver de lezer maar beter niet kan ontmoeten. Een half leven geleden waren veel schrijvers het met haar eens: zij wilden geen scholen bezoeken. Een boek is een autonoom kunstwerk, dat geen toelichting behoeft, vond men. Ook voorlezen zag men als een ‘interpretatie.’ Nog in 2003 meende de voorzitter van het Fonds van de Letteren, dat nevenactiviteiten als lezingen en spelletjes op tv het schrijverschap zouden schaden. Schrijvers zouden zich moeten beperken tot datgene waar ze echt goed in zijn. Inmiddels denken veel schrijvers daar anders over. SSS (Stichting Schrijver School Samenleving) legt voor hen de contacten en wikkelt alles zakelijk af. Door scholen te bezoeken bereiken schrijvers nieuwe lezers en helpen zij het leesplezier te vergroten. In de afgelopen 25 jaar is het aantal schrijvers, dat op pad gaat via SSS verviervoudigd. In de laatste jaren gaat dat in 55% van de gevallen om kinderboekenschrijvers. Het primair onderwijs heeft hierin een sleutelpositie. Auteursprojecten verlevendigen het onderwijs en leerkrachten doen ideeën op tijdens de bezoeken. Inmiddels krijgt 44% van de basisscholen jaarlijks een schrijver op bezoek.
42
Daan van der Valk is boekhandelaar en werkzaam bij H. de Vries Boeken te Haarlem. Op 2 september van dit jaar ontving hij op Manuscripta de Albert Hogeveenbokaal voor Beste Boekhandelaar van het Jaar. Uit het juryrapport:
‘De winnaar van de Albert Hogeveen Bokaal 2012 voor de Boekverkoper van het Jaar is een boekverkoper die het boekenvak belichaamt, die op succesvolle wijze en onvermoeibaar zichzelf en de winkel telkens weer over het voetlicht weet te brengen bij een groot publiek. De boekverkoper die blijft zoeken naar mogelijkheden om zich te ontwikkelen. De boekverkoper die ook afgelopen jaar weer blijk heeft gegeven van creativiteit, durf, kennis van de klant en enthousiasme voor het promoten van zowel boeken als grote en kleine auteurs. De boekverkoper die bij wie ‘enthousiast, enthousiast, enthousiast’ nog niet voldoende uitdrukt hoe enthousiast hij is.’
Sinds ’82 is Daan werkzaam in het boekenvak bij boekhandelaar De Vries in Haarlem. Een goede boekverkoper is de spin in het web, door zijn contacten met lezers, schrijvers en uitgevers. Daan vertelt hoe hij middels acties en festiviteiten in de winkel de boekverkoop weet te stimuleren. Hij noemt een aantal voorbeelden. Vorig jaar wilde hij iets doen rond Rintje van Sieb Posthuma vanwege het verschijnen van de jubileumbundel. Aanvankelijk kreeg hij niemand mee, omdat er in het voorgaande jaar slechts één Rintje was verkocht. Daan regelde een optreden van Sieb Posthuma in de winkel, zette Rintje in het zonnetje en verkocht 100 exemplaren. Een andere actie betreft het inrichten van een eigen hoekje met YA-boeken. Daan nodigde Annabel Peacher, schrijver
van het boek Mijn zus woont op de schoorsteenmantel uit om naar Nederland te komen. Hij zocht contact met het Stedelijk Gymnasium in Haarlem, bezorgde daar een stapel boeken, zodat alle kinderen van één bepaalde klas dit boek konden lezen. Er werd een ontbijt georganiseerd in de winkel met aan tafel de schrijver, de gymnasiasten, de uitgever en persmensen. Het was een groot succes. De winkel bleef gewoon open, zodat de reguliere klanten op afstand getuige waren van dit spektakel. Er volgen nog meer voorbeelden van acties. Het is belangrijk dat klanten zien dat er iets georganiseerd wordt, aldus Daan. ‘Stel je open voor de nieuwe media,’ raadt hij andere boekhandelaren aan. ‘Het is nog steeds heel goed mogelijk om kinderboeken te verkopen.’
Na de lezing van Daan van der Valk sluit Ted het lezingengedeelte van de middag af door allen te danken die aan de middag hebben meegewerkt, waaronder alle sponsors. Terwijl de gasten van de CPNB die nog niet in de zaal zaten binnenkomen voor de uitreiking van de Gouden Lijst 2012, vraagt Ted Georgien of het haar bevallen is te schilderen met publiek. Georgien bekent dat zij wel blikken in haar rug voelde prikken, maar dat is bepaald niet te zien. Ze heeft een prachtig schilderij gemaakt met een vrolijk leesbeest, waar allerlei leesfanaten op en tegenaan zitten en liggen. Het schilderij wordt aangeboden aan Hans van Velzen, directeur van de Openbare Bibliotheek Amsterdam, die er voor zorg zal dragen dat het schilderij mooi komt te hangen in ĂŠĂŠn van de filialen.
Georgien signeert het schilderij.
DE GOUDEN LIJST Tot slot van deze inspirerende en wervelende Middag van het Kinderboek vindt de uitreiking van de Gouden Lijst 2012 plaats, de prijs voor het beste boek in de leeftijdscategorie 12 tot 15 jaar. Organisatie en uitvoering van dit gedeelte is in handen van de CPNB. De jury heeft bestaan uit: Gerlien van Dalen (voorzitter), Elly Bart, Menno Daamen, Patricia van Keulen, Annemarie Terhell. Vóór tot het voorlezen van het juryrapport en de uitreiking van de prijzen wordt overgegaan vraagt Ted aan Gerlien van Dalen of haar iets is opgevallen aan de boeken van dit jaar. Het antwoord stemt hoopvol: er was vooral heel veel kwaliteit, van kleine introspectieve boeken tot boeken, waarin een blik op de wereld geworpen werd. Gerlien vertelt dat men bij het beoordelen van de Griffelboeken, nogal eens stuitte op mooi werk, dat meer geschikt was voor 12+ en daarom niet bekroond kon worden. Men is dan ook heel blij dat de Gouden Lijst in het leven is geroepen en dat de CPNB daar vorig jaar haar steun aan gegeven heeft. Er staan twee gouden lijsten klaar: één voor het beste oorspronkelijk Nederlandstalige werk en één voor het beste vertaalde boek. 50
Het enige genomineerde Nederlandstalige boek wordt automatisch de winnaar van de eerste Gouden Lijst: Bajaar van Martha Heesen Querido Helaas Is Martha op het vliegveld van Athene gestrand en kan daardoor niet bij de uitreiking aanwezig zijn. Genomineerd voor het beste buitenlandse boek: De weg van Siobhan Dowd vertaald door Tjalling Bos Van Goor Schaduwliefde van Ruta Sepeteys vertaald door Michèlle Bernard Moon Trash van Andy Mulligan vertaald door Esther Ottens Gottmer Vango. Tussen hemel en aarde van TimothÊe de Fombolle vertaald door Eef Gratama Querido Gerlien van Dalen leest het juryrapport voor en gaat over tot het uitreiken van de prijzen.
51
De jury over Bajaar: ‘Dit mooie, ingetogen, verstilde verhaal, waarin het leven tot stilstand is gekomen in afwachting van die ene brief, is een hoogtepunt in het omvangrijke oeuvre van Martha Heesen.’
Gerlien van Dalen reikt de Gouden Lijst voor Bajaar uit aan uitgever Bärbel Dorweiler van Querido
Martha Heesen (Oisterwijk, 1948) is schrijfster en vertaalster. Ze debuteerde in 1993 met Het Plan-Stoffel (Querido) en ontving drie keer een Zilveren Griffel: in 2000 voor De vloek van Cornelia, in 2001 voor Mijn zusje is een monster en in 2002 voor Stekels. Voor Toen Faas niet thuiskwam ontving ze in 2004 de Gouden Uil. In Bajaar draait het om de 13-jarige Julia die in de jaren na de Tweede wereldoorlog met haar grootmoeder en haar vijf jongere zusjes op het Brabantse platteland wacht op een bericht van hun vermiste vader.
De jury: ‘Het verhaal is meeslepend, aangrijpend en blijft tot het einde toe spannend… het is knap hoe Mulligan hoop biedt zonder de uitzichtloze werkelijkheid al te veel geweld aan te doen. Hij weet de balans perfect te bewaren en moraliseert niet.’
Gerlien van Dalen reikt de Gouden Lijst voor Trash uit aan Andy Mulligan
Andy Mulligan (1962) groeide op in Zuid-Londen. Hij werkte tien jaar als theaterdirecteur voordat reizen door Azië hem inspireerden voor de klas te gaan staan. Hij gaf Engelse les en drama in India, Brazilië, Vietnam, de Filipijnen en Engeland, waar hij nu nog steeds woont en full time schrijver is geworden. Voor zijn Ribblestrop-trilogie won hij de Guardian Children’s Fiction Prize 2011.Trash is uitgebracht in meer dan 25 landen, genomineerd voor de 2012 Carnegie Medal en wordt binnenkort verfilmd. Ted stelt Andy twee vragen: ‘Trash is situated in South America, you live in England but regard the Philipines as your second home. That’s not because you were brought up there. Why the Philippines and not, for instance, Vietnam, Brazil or India?’ ‘Authors often base their stories on characters that look a lot like themselves. Your next book will be called The boy
with the two heads. Is there a secret that you’d like to share with us?’ Andy heeft 5 jaar op de Filipijnen gewoond, waar hij leraar is geweest, en daar is het verhaal gegroeid. Hij vertelt dat hij al meer prijzen voor dit boek heeft gekregen. Op de vraag van Ted of er personages gebaseerd zijn op hemzelf, antwoordt hij dat de ‘rather foolish tourist Olivia’ op hem lijkt. Zij is iemand die de wereld wil veroveren door aardig te zijn en daarbij veelvuldig te huilen. Hij spreekt zijn dank uit en meldt dat Amsterdam fantastisch is. Dat u het maar weet. Tot slot reikt Gerlien oorkondes uit aan de vertegenwoordigers van de uitgeverijen van de genomineerden: Moon (Schaduwliefde), Querido (Vango) en Van Goor (De weg). Na afloop van het programma volgt nog een door de CPNB verzorgde borrel in de foyer. 56
Oorkondes worden uitgereikt aan Thille Dop, Dick Zweekhorst en Eva van Leeuwen.
MIDDAG VAN HET KINDERBOEK / DE GOUDEN LIJSTEN 2012 FOTO’S: GERLINDE DE GEUS VERSLAG: ANNEKE SCHOLTENS TEKSTEN: NIELS BAKKER STEFAN BOSMANS RIAN VISSER GOUDEN LIJSTEN: GREGOR’S LIJSTEN SAMENSTELLING, AANVULLENDE TEKSTEN, OPMAAK: TED VAN LIESHOUT
De Middag van het Kinderboek had niet plaats kunnen vinden zonder de medewerking en inzet van Marijke Troelstra van de OBA. Gerlien van Dalen en Daan Beeke van de Stichting Lezen waren medeorganisator van de vierde Middag van het Kinderboek. Dank is verschuldigd aan de CPNB, alle sprekers en bezoekers, Ingrid van der Mooren, Maarten Praamstra, Toin Duijx en de medewerkers van de OBA, Paul van Beckhoven van Eurovote, en uiteraard aan de sponsors. De Middag van het Kinderboek werd mede mogelijk gemaakt door:
Lira Fonds Sichting Lezen OBA Boekenbon / Koninklijke Boekverkopersbond BNO Gregor’s Lijsten VvL CPNB (giften van) bezoekers van vorig jaar
©2012 foto’s: Gerlinde de Geus, in opdracht van de CPNB ©2012 verslag: Anneke Scholtens, in opdracht van de VvL ©2012 hun eigen teksten: Niels Bakker, Stefan Bosmans, Rian Visser Samenstelling, opmaak en aanvullende teksten: Ted van Lieshout
62