MvhK’13
MIDDAG VAN HET KINDERBOEK DE GOUDEN LIJST 2013
MIDDAG VAN HET KINDERBOEK 2013
Zaterdag 14 september 2013 vond de vijfde Middag van het Kinderboek (MvhK) plaats in de OBA (Openbare Bibliotheek Amsterdam). Het programma kwam tot stand in nauwe samenwerking met Marijke Troelstra van de OBA en met Gerlien van Dalen en Daan Beeke van de Stichting Lezen. Thema van de middag was: ‘Tot het brood ons scheidt’, over veranderingen in het boekenvak. De middag werd gepresenteerd door initiatiefnemer/organisator Ted van Lieshout en net als voorgaande jaren afgesloten met de uitreiking van de Gouden Lijst, de prijs voor het beste jeugdboek voor kinderen van 12 t/m 15 jaar. Voorafgaand aan het middagprogramma vonden aan het einde van de ochtend drie workshops plaats, die volgeboekt waren. De gebruikelijke vierde workshop — deze keer over belastingen — viel onvoldoende in de smaak en werd wegens tegenvallende belangstelling afgelast. 2
3
W O R K S H O P 1 Arend van Dam durft na 25 jaar kinderboeken schrijven zijn kaarten op tafel te leggen. Die kaarten heeft hij letterlijk bij zich. Hij projecteert ze voor iedereen zichtbaar op de wand achter hem. Het zijn tachtig kaarten uit een ouderwetse kaartenbak, volgeschreven met alle keuzes die een schrijver maakt tijdens het schrijven. Van Dam deelt zijn kaarten op in drie hoofdcategorieën: motief, taal en lezers. Een voor een trekt hij de kaarten en bespreekt daarmee inhoudelijke aspecten van het schrijversvak. Vragen die aan de orde komen zijn: Wat zijn je drijfveren? Wat is je talent? Gebruik je metaforen of niet? Hoe ga je om met dialogen? Waarom kies je voor een dialoog, heb je er adviezen over? Moet er een conflict zijn of niet? Vind je dat een kinderboek altijd goed moet aflopen? Hoeveel moeite kost het je om cliche’s te omzeilen? Neem je je bij voorbaat voor een bepaalde omvang te schrijven? Of vraagt je uitgever dat van je? Heb je de titel al meteen in je hoofd? Wie ben je eigenlijk zelf in je eigen boek? Hebben alle personages iets van jezelf? Ben je je daar altijd van bewust? Hoe zit het met de leeftijd van je hoofdpersoon versus de doelgroep? Vraagt je uitgever je daar rekening mee te houden? Moeten er per se kinderen als hoofdpersonen voorkomen in een kinderboek, of is een kinderboek met een volwassen perspectief ook mogelijk? Enzovoort. Enzovoort.
Terwijl Arend collega-schrijvers vraagt naar hun meningen, drijfveren en keuzes, komen ook zijn eigen opvattingen regelmatig ter tafel. Arend lijkt een nuchtere kijk te hebben op het schrijversvak, hij relativeert zijn talent (‘Mijn gebrek heb ik mijn talent genoemd; Ik heb geen goed geheugen. Daarom schrijf ik korte verhalen. Daar heb je geen goed geheugen voor nodig.’) en probeert zijn deelnemers uit te dagen hun mening te geven. (‘Ja, ik zit hier om het een beetje zwart-wit te maken voor jullie.’) Opvallend is het hoe verschillend er door schrijvers over sommige onderwerpen wordt gedacht. Er ontstaat regelmatig een korte discussie. Aan het einde van de workshop blijken de tachtig kaartjes nog lang niet op te zijn; Arend is ongeveer tot de helft gekomen.
4
A rend van D am : N u even als s c hrijvers onder elkaar !
5
K itt y de J ong en G ert G errits : Creatie f z akelijk versus z akelijk c reatie f
W orkshop 2 Evenals voorgaande jaren was Gert Gerrits van de Beroepsorganisatie voor Nederlandse Ontwerpers (BNO) aanwezig, dit jaar samen met Kitty de Jong, die als zakelijk adviseur werkt bij de BNO. Uitgangspunt bij hun workshop was de vraag hoe de creatieve maker geld kan verdienen in deze moeilijke tijd. Geld verdienen is voor een illustrator of schrijver doorgaans niet het eerste doel. De focus ligt vooral op uitgegeven worden. De markt is vol en er wordt door uitgevers vaak een beeld geschept, dat er voor jou tien anderen in de rij staan. Toch adviseert de BNO makers goed te onderhandelen. Uitgevers hebben illustratoren en schrijvers nodig, zonder hen kunnen ze niets. Als uitgeverijen je werk willen hebben, zijn ze meestal wel bereid ervoor te betalen. 6
Vooral bij de beginnende relatie tussen creatieve makers en uitgevers wordt vaak niet scherp genoeg onderhandeld, omdat illustratoren (voor schrijvers geldt dit ook) te ‘eager’ zijn om het contract rond te krijgen. Uitgevers zetten de prijzen onder druk om hun risico zo klein mogelijk te houden. Kitty de Jong zei erover: ‘Het is een emotioneel vak en daar pakken ze je op.’ Een andere valkuil is dat creatieve makers vaak teveel in hun eigen proces blijven zitten. Daardoor kijken ze niet goed genoeg naar wat uitgevers zoeken en hengelen ze ook naar opdrachten bij uitgevers die niet geïnteresseerd zijn in hun werk. Advies: kijk goed naar wat de uitgeverij eerder heeft uitgegeven. Ze zijn altijd op zoek naar wat bij het fonds past. Kijk naar waar je in zou kunnen passen en pas zo nodig je werk aan. Bij een volle markt moet een maker aan marketing doen. Zorg dat je in the picture komt en maak gebruik van alle mogelijkheden om je werk te presenteren. Ga naar Bologna als je illustreert, laat je zien en probeer je werk te laten opnemen in de catalogus. Kitty de Jong en Gert Gerrits boden naast deze adviezen een informatieve workshop met veel praktische informatie over de commerciële kant van het vak. Hoe maak je een offerte, hoe leg je afspraken vast, hoe zet je jezelf goed in de markt? 7
M ar c el van D riel : Creatie en innovatie
8
W orkshop 3 ‘Deze workshop is één groot pleidooi om creatie en innovatie als uitgangspunt te nemen bij het schrijven, in plaats van ‘wat je denkt dat de markt wil’. Marcel van Driel zegt dat het werkveld voor de kinderboekenschrijver veranderd is. Uitgevers brengen minder boeken uit, boekhandels verdwijnen en kopen minder in. Er is onzekerheid over de toekomst voor E-books, er zijn steeds meer schrijvende BN’ers en subsidies verdwijnen. ‘Als er niemand op je product zit te wachten,’ betoogt Marcel van Driel, ‘maak dan wat je mooi vindt en waar je in gelooft. Onderscheid je door gewoon het beste boek te maken dat je kunt maken. Zoals alleen jij het kunt maken.’ Marcel laat zijn deelnemers hun ogen dichtdoen en denken aan wat zij willen maken als ze nergens rekening mee hoeven houden. De basis van jouw schrijven is wat jij wilt maken, niet wat de markt van je vraagt, vindt hij. Dat betekent niet dat een kinderboekenschrijver niet marktgericht moet denken! Maar marktgericht denken is niet altijd: schrijven wat het grote publiek wil lezen, het is schrijven voor ‘een’ publiek; namelijk het publiek dat past bij wat jij maakt. Er is altijd publiek voor wat zich onderscheidt, voor wat uniek en goed is. ‘Ga voor de promotie niet zitten wachten op je uitgever,’ zegt Van Driel. ‘Uitgeverijen zijn na drie maanden alweer met het volgende boek bezig. Bedenk dat jij het merk bent, niet de uitgever. Jouw naam staat op het boek. Promoot jezelf bij al je doelgroepen.’ Weet je wie je doelgroepen zijn? Samen met de deelnemers formuleert Van Driel zes doelgroepen: de aanschaffers (opa’s, oma’s, ouders etc.), scholen, bibliotheken, lezers, boekhandels en uitgevers. Benader je doelgroepen actief. Alle zes! Vraag je af: in welk stadium moet ik welke doelgroep bereiken? En hoe bereik ik ze? Alle doelgroepen moeten weten wie jij bent, wat je doet, wat je goed maakt en wat je uniek maakt. Zorg bovenal voor een goed boek. Je hebt geen macht over het succes van een boek, maar wel over de kwaliteit ervan. ‘En zelfs als je faalt, kun je beter een fantastisch boek hebben dat niet verkoopt, dan een slecht boek dat niet verkoopt,’ lacht Van Driel.
9
Na afloop van de workshops komen de bezoekers voor het middagprogramma aan in de foyer van de OBA. Tot hun verbazing krijgen ze handschoentjes uitgereikt door Pavèl van Houten. Men dient aan te geven, om te komen tot twee kleuren handschoenen, tot welke bloedgroep men behoort: schrijver, illustrator, educator, uitgever, boekhandelaar, bibliothecaris of bewonderaar van kinderboeken; vervolgens kiest men uit dezelfde categorieÍn welke bloedgroep men een warm hart toedraagt. Kunstenaar Martijn Engelbregt ziet erop toe dat dit ordelijk gescheidt.
10
11
T O T het brood ons s c heidt Na de workshops heet directeur van de OBA Hans van Velzen het publiek hartelijk welkom in de theaterzaal van de OBA voor de vijfde Middag van het Kinderboek met als thema: ‘Tot het brood ons scheidt.’ Hij maakt van de gelegenheid gebruik om Ted van Lieshout te feliciteren met het lustrum van de Middag van het Kinderboek en hem een tentoonstellingscatalogus cadeau te doen van de tentoonstelling Beelden aan zee, waarvan een gedeelte in de OBA te zien is.
HANS VAN VELZEN
TED VAN LIESHOUT
‘Dank Hans van Velzen, voor je welkomstwoord en dat we ook dit jaar weer welkom zijn in deze zaal. Welkom op de vijfde MvhK. Ook dit jaar hebben we weer iemand die live een schilderij gaat maken. De afgelopen jaren lukte het Philip Hopman en Georgien Overwater om precies op tijd hun schilderij af te maken zodat we het aan konden bieden aan Hans, die er vervolgens voor zorgde dat het spiksplinternieuwe kunstwerk terecht kwam in een filiaal van de bibliotheek. Daan Remmerts de Vries is een van de meest eigenzinnige kinderboekenmakers die Nederland rijk is. Onlangs kwam zijn boek Tijgereiland uit, dat meteen geprezen werd in de pers. Hij won al twee keer de Gouden Griffel, maar het schrijven is maar één kant van zijn kunstenaarschap. Als tekenaar, illustrator en beeldend kunstenaar laat hij zich met geen enkele andere illustrator vergelijken. Ik heb hem wel eens de expressionist onder de Nederlandse illustratoren genoemd en ik geloof dat hij zich daar wel in kon vinden. Ik geloof dat hij zich minder kon vinden in iets anders dat ik wel eens over zijn werk heb gezegd: het is mooi van lelijkheid. Toch is dat een compliment. Het is een verademing dat er ook kunstenaars - voor kinderen - zijn die méér doen dan mooie plaatjes maken die harmonieus zijn en de kinderwereld laten zien door een roze bril. De rauwheid van Daans illustratiekunst, gecombineerd met de speelsheid van zijn werk, tillen hem ver uit boven de middelmaat van het geïllustreerde kinderboek, en daarom ben ik blij dat hij zich bereid heeft verklaard om vandaag het live-schilderij te maken.’
‘Geef mij de microfoon maar even,’ zegt Daan. Als hij zich tot het publiek richt, benadrukt hij dat hij een illustratie maakt, geen schilderij. Hij zal de figuren snel opzetten, daarna werkt hij aan de compositie, waarbij hij ook bedrukt papier gebruikt, dat hij over de geschilderde delen plakt. Het kan dat hij na vijftien minuten klaar is, want als een compositie goed is, moet je ervan afblijven, vindt Daan. Maar waarschijnlijk zal hij er wel langer mee bezig zijn. Daan is gewend om zijn composities regelmatig om te draaien om te zien of het goed is. Maar dit schildersdoek is vastgezet. Af en toe zal hij zijn hoofd dus een halve slag draaien. Daar moet het publiek maar niet vreemd van opkijken.
14
15
DAAN REMMERTS DE VRIES
17
TED VAN LIESHOUT Begin dit jaar schreef ik op mijn weblog dit bericht: ‘In een column in Spits vroeg cabaretière Katinka Polderman zich af of die nieuwe formules van boekhandels om klanten te trekken met koffiecorners of een broodjeshoek wel zo’n goed idee is. Ikzelf ben nog nooit naar een boekhandel gegaan om er een kopje koffie te drinken of een broodje te kopen; wel ben ik vaak teleurgesteld een boekhandel uitgelopen omdat het boek waar ik voor kwam er niet was. Ruimte in een boekhandel die wordt ingenomen door een koffiebar kan niet worden gebruikt voor boekenaanbod, en nu veel boekhandels een combinatie worden van Selexyz en De Slegte, kan het aanbod verder onder druk komen te staan. De laatste jaren was het probleem al dat het assortiment werd verschraald doordat er veel exemplaren van bestsellers werden aangeboden versus relatief weinig van al het andere. Begrijpelijk, want je verdient meer aan bestsellers dan aan boeken die de kast niet uitkomen. Maar voor mij is dat toch wel een reden geweest om na te gaan denken op welke manier ik een boek aanschaf. Als ik mijn eigen gedrag analyseer, dan is dat in de loop der jaren veranderd. Vroeger ging ik ongeveer één keer per twee weken rondneuzen in de boekhandel bij mij in de buurt. Dan bekeek ik het aanbod en soms kocht ik wat en soms niet. Dat snuffelen doe ik niet meer. Dat heeft onder meer te maken met een natuurlijk verloop van mijn belangstelling. Ik ben niet meer zo nieuwsgierig naar het boekenaanbod als, zeg, tien jaar geleden. Het heeft echter ook te maken met het boekenaanbod zelf. Het is niet meer zo divers als het was en ik kom dus ook minder vaak opmerkelijke boeken tegen dan vroeger. Zodoende is een bezoek aan de boekhandel minder spannend voor me geworden. Als ik een specifiek boek wil hebben, dan hol ik niet meer meteen naar de boekhandel, omdat ik inmiddels weet dat de kans klein is dat het boek op voorraad is. De ergernis dat je de deur uitgaat om een boek te kopen en je komt met lege handen thuis is zo groot dat ik zelden meer spontaan een boek ga kopen. Is het een bestsel18
ler, dan kan ik hem overal krijgen en dan loop ik naar het dichtstbijzijnde verkooppunt en dat is in mijn geval de Ako in het station of De Bijenkorf op weg naar de supermarkt. Is het een minder courant boek, dan ligt het eraan of ik het onmiddellijk wil hebben of dat ik wel even kan wachten. Dáár ligt mijn dilemma met de boekhandel. Als ik het onmiddellijk wil hebben loop ik tóch naar de gespecialiseerde boekhandel en vaak blijken ze het dan dus niet te hebben. Dan kunnen ze het natuurlijk voor me bestellen, maar dan is mijn ergernis al gewekt. Want dan moet ik twee keer lopen voor hetzelfde boek: één keer om het te bestellen en één keer om het af te halen. Dan is het handiger om meteen naar Bol.com te surfen, want dan moet je er óók op wachten, maar dan hoef je er niet twee keer voor je huis uit. De oplossing die sommige boekhandels hebben bedacht is dat als ik die eerste keer vergeefs kom, ik mijn teleurstelling weg kan bijten door mijn tanden in een troostbroodje te zetten. Maar dat heb ik nog nooit gedaan. Als ik een boek niet kan krijgen loop ik eerst naar de volgende boekhandel en als ik het ook daar niet kan krijgen loop ik geërgerd naar huis met de gedachte: ik had het net zo goed metéén online kunnen kopen.’ Via Facebook kreeg ik van enkele boekhandelaren en anderen behoorlijk op mijn kop. Wist ik, domoor, dan niet dat je niet naar Bol.com hoeft als je online boeken wilt kopen? Tegenwoordig heeft bijna elke boekhandel een eigen webshop. Sommigen gingen zelfs zo ver om te suggereren dat als ik bij Bol.com koop, ik een verrader ben, of zoals een collegaschrijver zijn verwijt formuleerde: ‘Maar straks niet zeiken als de kleine lokale boekhandel is verdwenen.’ Want het verdwijnen van de kleine boekhandel komt door mij. Door míjn ontrouw is het straks met de boekhandel gedaan, terwijl ik in mijn stukje alleen maar inzicht probeerde te geven in veranderingen in mijn aankoopgedrag. Als ik had geweten dat het zou worden uitgelegd als ontrouw en verraad, had ik gezwegen!
Maar ik was, eerlijk gezegd, ook wel een beetje verbolgen over de verwijten. De boekhandel verwacht van mij trouw, maar hoe staat het met de trouw van boekhandelaren aan schrijvers? Is de trouw van boekhandelaren aan bestsellerauteurs niet onevenredig veel groter dan aan andere schrijvers? Niet zelden bestellen boekhandelaren nog maar één of zelfs géén exemplaren van een boek. Met als gevolg dat op basis van de tegenvallende bestelling van boekhandelaren de productie van steeds meer boeken wordt afgelast, op het moment dat de schrijver zijn werk al heeft gedaan. Vergeefs. Zijn schrijvers zelf dan zo trouw? Als je het ze vraagt staan ze zeer sympathiek tegenover de kleine boekhandel. Maar toen Martijn Joosse zich onlangs verdiepte in hoe schrijvers hun boeken aan de man brengen op hun websites, kwam een ander beeld naar voren. Hij zag dat schrijvers - hij keek alleen naar schrijvers voor volwassenen - áls ze al verwijzen naar een verkooppunt, ze niet verwijzen naar de lokale boekhandel, maar naar Bol.com of naar de webshop van hun uitgeverij. Zijn die uitgeverijen dan zo trouw aan schrijvers en illustratoren? Nou ja, néé dus. Steeds vaker krijgen schrijvers te horen dat hun boek toch maar niet wordt uitgegeven om dat het door de boekhandel niet is ingekocht. Tijdens de komende Kinderboekenweek komen uitgeverijen met kortingsacties waarbij een select aantal titels extra onder de aandacht wordt gebracht van het publiek. De schrijvers van wie géén boek is uitgekozen moeten zelf maar zien hoe ze de door hun eigen uitgeverij aangedane concurrentie het hoofd bieden. En een poos geleden kreeg ik een brief in handen van een uitgever die op de een of andere manier betrokken was bij de totstandkoming van het Modelcontract Kinderboeken. Er wás al een Modelcontract, dat uitstekend werkte voor kinderboeken, maar omdat dat door steeds minder kinderboekenuitgevers werd gebruikt, werd er een apart Modelcontract voor Kinderboeken opgezet. Dat kon er namens de uitgevers alleen komen als het gebruikt kon worden voor schrijvers en illustratoren gezamenlijk. De reden? Vroeger
kreeg je als schrijver een contract met 10% royalty; tegenwoordig wordt van die 10% ook de illustrator betaald, en de uitgevers wilden die nieuwe gewoonte standaardiseren. Bovendien willen de uitgevers de merchandising beter in de hand houden, en die heeft meestal te maken met een product dat van auteur en illustrator gezamenlijk is, zoals bijvoorbeeld Jip en Janneke: de karaktertjes zijn het auteursrechtelijk eigendom van de erven Annie M.G. Schmidt en hun beeltenis van de erven Fiep Westendorp. Dat nieuwe Modelcontract Kinderboeken is er gekomen, maar bij de onderhandelingen tussen de WKU (Werkgroep Kinderboekenuitgevers) en de VvL (Vereniging van Letterkundigen) waren de illustratoren niet betrokken. Die werden lange tijd door de uitgevers geweerd van de onderhandelingen omdat de Beroepsorganisatie Nederlandse Ontwerpers, de enige beroepsorganisatie die de belangen van illustratoren behartigt, niet voldoende kinderboekillustratoren vertegenwoordigde. Maar de BNO is de énige belangenvertegenwoordiger, dus na lang aandringen werden de onderhandelingen voortgezet, maar zo stroperig traag, dat het vermoeden bestond dat de uitgevers expres vertragingstechnieken toepasten. Ik kreeg niet zo lang geleden een mail in handen van een uitgever aan een illustrator. De illustrator in kwestie had van de uitgever opdracht gekregen om wat extra tekeningen te maken voor de aanbiedingsfolder om het boek waaraan de illustrator had meegewerkt te promoten. De illustrator stuurde een rekening voor dat extra werk, waarop de uitgever protesteerde en verwees naar het Modelcontract Kinderboeken. De uitgever schreef, door mij geparafraseerd en samengevat: ‘Je hebt contracten waar je op stuks basis gehonoreerd wordt. En het auteur/illustratorcontract waar je als illustrator mee gaat in de royalty’s en licenties. Dit betekent dat de schrijver en jij je op allerlei wijzen inspannen om het ‘merk’ dat jullie boek is uit te bouwen en er gezamenlijk van te profiteren. Bijvoorbeeld: de schrijver brengt geen uren in rekening voor een wervende tekst, de illustrator brengt geen uren in rekening voor een tekening op een mok. Al het werk dat jullie doen om het boek te doen slagen 21
22
wordt dus al betaald vanuit de royalties. Ik zal je mening doorgeven voor bij de gesprekken met de BNO over het nieuwe contract. Wellicht moeten we naast het nieuwe auteur/illustrator contract toch ook weer een apart illustratorencontract maken.’ - U begrijpt het: deze uitgever zag een kans om de onderhandelingen over een contract opnieuw te doen vertragen. En tussen neus en lippen door suggereerde deze uitgever dat schrijvers en tekenaars alles, maar dan ook werkelijk alles moeten doen voor de royalties. Dat is echt niet normaal, zeg ik u!
taalde papieren boeken overgestapt zijn op illegale e-books.’ En toen Rian Visser een paar dagen geleden de Achmea Persoonlijkheidsprijs kreeg voor haar bijdrage aan de alfabetisering, bood zij voor één dag haar apps gratis aan. Normaalgesproken verkoopt ze er ongeveer 20 per dag, nu werden er in één dag bijna 4.5 duizend van gedownload. Omdat men er nu geen 89 cent voor hoefde te betalen. Maar kom nu toch! Jeugdbibliothecarissen dan! Díé zijn toch trouw? Nou ja, ze kunnen elk jaar de Prentenboekentop 10 maken, maar ze werken daar bepaald niet massaal aan mee. En zij die het wel doen kiezen vooral buitenlandse boeken. Je mag aannemen dat ze dat doen omdat ze buitenlandse prentenboeken meer in het belang van lezertjes vinden, maar voor Nederlandse prentenboekenmakers is het zuur. En onbegrijpelijk.
Gelukkig zijn lezers trouw. Ja toch? Nou... Marcel van Driel stuitte op een georganiseerde groep lezers die gezamenlijk beschikken over illegale downloads van boeken. Hij verzuchtte op zijn weblog: ‘“De Nederlander houdt van papier,” hoor ik menig uitgever roepen. Maar dat is helemaal niet waar! De Nederlander houdt van gratis! En als het niks kost, dan is een e-book ineens wél gewild! En nee, het gaat niet alleen om de cd-tjes met 1.000 titels. Ik ken genoeg mensen die van be-
Maar júllie dan! Jullie zijn toch trouw? Jullie zijn er allemaal op de vijfde MvhK, dus er is hoop!
23
Ted: Dit jaar bestaat de Middag van het Kinderboek vijf jaar. En om dat te vieren heeft het Amsterdams Fonds voor de Kunst ons financieel in de gelegenheid gesteld om Martijn Engelbregt, een van de beste en leukste en origineelste hedendaagse kunstenaars van dit moment, uit te nodigen om een live kunstwerk te maken. Samen met beeldend kunstenaar Pav猫l van Houten, die hem assisteert, heeft hij een project voor deze middag bedacht en samen gaan ze zo dadelijk uitleggen hoe hun manifestatie in zijn werk gaat. Hun kunstwerk is gebaseerd op het thema van deze middag. Martijn Engelbregt studeerde in 1996 af aan de Hogeschool voor de Kunsten in Utrecht en richtte in datzelfde jaar EGBG op, dat zou staan voor Engelbregt Gegevens Beheer Groep en/of Eens Gegeven Blijft Gegeven. Hij is een beeldend kunstenaar die kunstwerken en kunstprojecten maakt die door hun originele kijk op de werkelijkheid niet gespeend zijn van humor. Hij gaf les aan het Sandberg Instituut en werkt als docent-begeleider aan de NoAcademy, waarvan ik niet heb kunnen achterhalen of dat werkelijk een academie is of 贸贸k een kunstwerk van Martijn Engelbregt. Hij wordt bijgestaan door Pav猫l van Houten.
24
Pavèl heeft tussen 2001 en 2008 een opleiding genoten aan maar liefst vier kunstopleidingen: De St. Joostacademie in Breda, de Hogeschool voor de Kunsten in Utrecht, de Rietveldacademie in Amsterdam en ten slotte het Sandberg Instituut. Daar heeft hij misschien Martijn ontmoet. Martijn en Pavèl leggen zelf uit hoe een en ander in zijn werk gaat.
25
Martijn Engelbregt en Pavèl van Houten leggen uit dat ze vanmiddag een onderzoek gaan doen namens het EGBG onderzoeksbureau. Het eerste deel vindt nu plaats, later zullen ze nog terugkomen voor het vervolg. Bij binnenkomst heeft iedere bezoeker twee gekleurde chirurgenhandschoenen uitgekozen. Elke kleur staat voor een bepaalde groep mensen die zich rond het boekenvak beweegt; schrijvers, educators, bibliothecarissen, bewonderaars, uitgevers, illustratoren en boekhandelaren. Iedere bezoeker draagt twee groepen mensen met zich mee. De groep waartoe hij zelf behoort en de groep die hij een warm hart toedraagt. Het publiek wordt gevraagd op te staan en krijgt als opdracht: Trek aan je linkerhand de kleur handschoen aan die staat voor wie je bent...
M artijn E ngelbregt
PAVÈL VAN HOUTEN 27
STEEK UW LINKERHAND OMHOOG...
28
29
30
. . . E n z waai !
TREK NU AAN UW RECHTERHAND DE HANDSCHOEN AAN
32
N VAN DE GROEP DIE U EEN WARM HART TOEDRAAGT...
33
34
...EN ZWAAI! 35
Michael van Everdingen studeerde Informatica aan de HTS en werkte onder meer bij Cap Gemini en LG Electronics. Hij is sinds ongeveer een jaar directeur van de Koninklijke Boekverkopersbond (KBb)en viel meteen op doordat hij een frisse, optimistische kijk had op het boekenvak. Is dat nog steeds zo?
37
MICHAEL VAN EVERDINGEN Michael vertelt dat hij een vitale toekomst ziet voor het boekenvak. Natuurlijk, de omzet is gedaald, de markt staat onder druk, en onder druk wordt alles vloeibaar. Maar de vraag is niet, hoe trouw ben ik? De vraag is: hoe kan ik gebruik maken van de huidige digitale ontwikkelingen, van de huidige trendbreuk. De KBB telt 1150 leden, daarvan bestaat 52% uit zelfstandige boekwinkels. Tegenwoordig zorgt die 52% nog maar voor 26 % van de omzet. Vroeger kreeg de boekverkoper zijn klanten bijna vanzelf. Hij zat op rozen. De CPNB zorgde voor de marketing, het Centraal Boekhuis voor de logistiek. Maar tegenwoordig richten steeds meer spelers in de waardeketen zich rechtstreeks op de consument. Spelers als bol.com en Amazon.com concurreren met het grootste assortiment, tegen de laagste prijs,en zijn gemakkelijk toegankelijk.
Michael van Everdingen verwacht dat de omzet voor boekwinkels de komende vijf jaar nog zal dalen. Er is veel concurrentie, ook van de overheid, die ervoor zorgt dat bibliotheken op grote schaal e-books gaan verhuren. Toch is het beeld niet nieuw. Als je de geschiedenis bekijkt, blijkt dat er iedere twintig jaar een trendbreuk plaatsvindt. Daar zitten we nu middenin, vertelt Michael. Door nieuwe technische mogelijkheden is de markt ingrijpend veranderd. Massamarkten zijn vervangen door markt-niches. De macht is aan de klant; mensen willen niet langer dingen hebben, ze willen toegang hebben tot
38
dingen. Markten vragen om gesprekken. MIchael van Everdingen ziet in de nieuwe markt een grote kans voor boekondernemers. ‘De consument heeft meer dan ooit de behoefte aan een authentieke wegwijzer in het aanbod, een boekverkoper die weet wat er leeft en midden in de samenleving staat en kan verbinden. De boekverkoper die werkt
vanuit kennis en passie kan de consument persoonlijk benaderen, in gesprek gaan met de klant en een relatie met hem opbouwen. Daar kan een internetwinkel niet aan voldoen.’ De klant moet centraal gesteld worden, beweert Michael. Doelgroepen waaraan de boekwinkel geld kan verdienen en trends voor de toekomst moeten in kaart worden gebracht. 39
Als trends voor de toekomst noemt Michael; co-creatie, lifestyle, storytelling, balans, hergebruik, online, veel beleving, lokaal, klantbinding, samen. Michael schetst vier vitaliteitsscenario’s voor boekwinkels. In elk scenario moet de boekverkoper zijn omzet halen uit meer dan alleen het boek.
42
43
44
Dolf Verroen is een begrip in de kinderboekenwereld. Hij is misschien wel de oudste kinderboekenschrijver die nog volop actief is — hij wordt over twee maanden 85 — en is een geboren verteller. Hij won onder meer drie Zilveren Griffels en twee Duitse prijzen, waaronder de Duitse Jeugdliteratuurprijs voor Wie schön weiss ich bin (in het Nederlands verschenen als Slaaf, kindje, slaaf). Wij, enkele vrienden van hem, proberen hem ertoe te bewegen om zijn memoires te schrijven, maar hij wil dat pas doen als hij oud is. Als geen ander kent hij de verschillen in het kinderboekenvak tussen vroeger en nu, en daar gaat hij over vertellen.
45
DOLF VERROEN
In 1955 had ik poëzie gepubliceerd en daardoor kreeg ik een uitnodiging voor een literair souper in Den Haag. Ik kwam niet naast een schrijver te zitten, zoals ik hoopte, maar naast een kleine man die zich voorstelde als de directeur van uitgeverij Leopold. ‘ Dolf Verroen ’ zei hij, ‘ die naam zegt me wel iets, maar... ‘ Ik kwam natuurlijk meteen met mijn prachtige goed beoordeelde poëzie op de proppen, maar hij zei: ‘Poëzie brengt geen brood op de plank. Als je een roman of novelle hebt...’ Ik had net iets klaar, maar hij vertrouwde het niet. ‘In je hoofd of op papier?’ vroeg hij sarcastisch. Dat liet ik niet op me zitten. Ik fietste naar huis, deed mijn manuscript in een envelop en stopte die in de brievenbus van Leopold, schuin tegenover het paleis Noordeinde. Beneden De Haagse Post, boven Leopold. Dat was om half drie ‘s nachts. Om twee uur ‘s middags had ik een contract en na drie maanden was ik de schrijver van de maand en waren Harry Mulisch en ik genomineerd voor de stadsprijs van Amsterdam. De uitgever was niet onder de indruk. Mijn tweede boek was belangrijk. En het daarop volgende natuurlijk. Intussen kreeg ik mijn eerste uitnodiging voor een lezing. Spreekbeurt heette dat toen nog. ‘Dat kan ik niet, dus dat doe ik niet.’ ‘Natuurlijk doe je dat,’ zei mijn uitgever. ‘Ik ga met je mee. Ik regel de boekverkoop en ik zal je eerlijk zeggen of je het kunt. Hij verkocht alle boeken, dus ik kon het. En ik moest. Manteau en Querido wilden mijn boek opnemen in hun pocketreeks. Ik wilde het liefst Querido. Maar Tine van Buul, de directrice, verbond er één voorwaarde aan: binnen twee jaar een boek voor Querido, ‘Geweldig,’ zei de directeur van Leopold. ‘maar 46
kijk eens in je contract, Dolf.’ Daarin stond dat de eerste drie manuscripten voor Leopold waren en dat ik zelfs niet naar een andere uitgever mocht als het werd afgewezen. Toen pas besefte ik dat ik een soort lijfeigene van Leopold was geworden. Ieder aanbod, of het nu een stukje voor een schoolbloemlezing betrof, een vertaling, of een verhalenverzoek, werd met elkaar besproken en het contract werd samen getekend. MAAR. als ik weigerde gebeurde het niet. Als de uitgever weigerde ook niet. Dit jaar kwam ik op mijn afrekening een Deense vertaling tegen waar ik zelf niets van afwist, dat was destijds ondenkbaar. Ik had een stuk of vijf boeken voor volwassenen geschreven, eerlijk gezegd, vanuit een soort leegte. Tot ik op een nacht wakker werd en zinnen wist voor een kinderboek Die zinnen waren een openbaring. Ik kon eindelijk schrijven zoals ik het echt wilde. Maar een KINDERBOEK? Dat was zoiets als wc-papier. Ik mocht één kinderboek publiceren. En dat had ik misschien mede te danken aan de ‘Boten van Brakkeput’ van Miep Diekmann, dat in hetzelfde jaar bekroond werd. ‘Ik breng Miep wel tot andere gedachten,’ zei de uitgever. ‘En jou ook.’ Gelukkig ging hij dood. Het is akelig om te zeggen want hij was een aardige man, maar voor hem en vele anderen waren kinderboeken alleen om te amuseren. Flauwe kul. De boeken die ik schreef voor jonge kinderen kregen goede kritieken omdat de taal aansloot op hun taalvaardigheid. De pedagogen en onderwijskundigen gingen er toen nog van uit dat emotionaliteit bij jonge kinderen niet bestond. Dat was iets voor later, als je groot bent. Er brak een andere tijd aan: kinderboeken en
47
48
kinderboekenschrijvers werden belangrijk. Liesbeth ten Houten werd directeur en Leopold werd een echte, prachtige kinderboekenuitgeverij. We mochten schrijven wat we wilden. Maatschappijkritiek, kritiek op volwassenen, emancipatie, het kon allemaal. Ik weet nog hoe enthousiast er werd gereageerd toen ik in een verhaaltje voor jonge kinderen de vader bang voor een muis liet zijn. Je kunt je dat nu niet meer indenken, maar iedereen schreef er over. De bibliotheken kochten niet honderden, maar vaak duizenden exemplaren. In boeken voor tieners mochten vaders lesbisch zijn en moeder een olifant. Redacteuren die zinnen wilden herschrijven of vonden dat iets te moeilijk was voor kinderen, bestonden nog niet. Er waren correctors die keken of ik word niet met een t was geschreven. Kinderen werden belangrijk en het kinderboek, het jeugdboek werd literatuur. Na een overvolle kinderboekenweek heb ik ooit gezegd dat ik geen kind meer kon zien. Zoiets kon en mocht je niet eens denken.
Er kwam ook kritiek: dat de boeken te literair waren, niet meer voor kinderen bijvoorbeeld. Vooral de griffels moesten het ontgelden. Maar alle scholen, alle bibliotheken kochten. Als het maar geen humbug was. Als het boek maar ergens over ging. Het was een gouden tijd, maar wij beseften het niet. Er werd misschien te veel nadruk op de literaire kwaliteit gelegd. Maar nu, in deze economisch benarde tijden, zie ik dat de literaire kwaliteit er dikwijls bij inschiet. Dat kwaliteit een bedreiging voor de verkoop is. Als wij kinderboekenschrijvers daaraan toegeven uit angst dat we niet worden uitgegeven, krijgen we, om met Gerard Reve te spreken, trekharmonikakunst. Boeken die kinderen amuseren maar ze niets te bieden hebben. Ik kijk met angst en schrik naar de toekomst, want vroeger lijkt nu een stuk beter. Ouderdom? Misschien wel. Vorige week had ik een bezoeker van een jaar of vier. Op de schoot van zijn moeder keek hij me lang en aandachtig aan en zei: Jezus, wat ben jij oud. Dolf Verroen
49
gee f iemand met de z el f de kleur hands
hands c hoen een hand . . . 51
. . . en G A E R I N D E P A U Z E M E E D O O R !
53
Arend van Dam werkte bij de drugshulpverklening in Utrecht en in gevangenissen, maar is nu vooral bekend van zijn kinderboeken. Bij mijn weten was hij een van de eerste kinderboekenschrijvers die het vak beschouwde als een vorm van zelfstandig ondernemerschap met het doel er zijn gezin van te onderhouden. Hij formuleerde dat eens zo: ‘Om mijn gezin te eten te kunnen geven moet ik tenminste twee en liefst drie boeken per jaar uitgeven, maar mijn eigen uitgever wil er maar maximaal één of twee, dus ik onderzoek de mogelijkheden hoe ik dat derde boek in de markt kan zetten.’ 55
AREND VAN DAM
56
Vroeger was het kinderboekenwereldje klein en veilig, vertelt Arend van Dam. Er waren zo ongeveer vijftien schrijvers en die ontmoetten elkaar bij Thea Beckman thuis op de koffie met taart. Tegenwoordig zijn er ongeveer duizend. Arend gooit demonstratief een doos puzzelstukjes leeg op de grond. Hij schuift er vijftien naar de zijkant en groepeert de andere stukjes ernaast om het verschil te tonen aan het publiek. ‘Bij SSS zijn er 800 schrijvers ingeschreven,’ vertelt hij, ‘die vissen allemaal in dezelfde vijver.’ Al die schrijvers groepeerden zich op een gegeven moment rond uitgevers, maar naarmate het slechter ging in de markt, gingen die uitgevers clusteren en begonnen ze schrijvers af te stoten. Zittend op de grond schuift Arend de puzzelstukjes eerst in kleine groepjes, daarna in een paar grote groepen en daarna veegt hij uit elke groep stukjes weg, terwijl hij zegt: ‘Steeds meer auteurs dwalen rond in de markt. En steeds meer schrijvers lukt het, om in hun eentje tot hetzelfde resultaat te komen, als waar je vroeger een uitgever voor nodig had.’ Arend verzucht dat hijzelf het niet alleen zou kunnen. Hij zou het niet zonder redactie kunnen stellen en niet zonder het meedenken, de inspiratie; alle dingen die een uitgeverij hem biedt. Toch begrijpt hij heel goed dat de nieuwe tijd en de veranderde markt meer vraagt van schrijvers dan vroeger het geval was. Vroeger hoefde het kinderboek niet winstgevend te zijn. Het stond chique als een uitgever ook een kinderboekenfonds had. In de nieuwe tijd moet ieder boek zijn geld opbrengen. Dat vereist dat een schrijver voor elk boek moet meedenken, net zoals een
eenling dat moet, over hoe het boek in de markt gezet moet worden. Arend loopt in vogelvlucht zijn jarenlange schrijversloopbaan door. Hij probeerde alle genres uit, liet zich niet vastpinnen op een stijl of bij een uitgever. Onder andere Altamira, van Goor, Piramide, Sjaloom, Leopold, Zwijsen en van Holkema & Warendorf waren zijn uitgevers. Het was ongeveer vijftien jaar geleden dat uitgevers in formats begonnen te denken, vertelt hij. Arend krijgt bijval uit het publiek als hij een lans breekt voor het educatieve boek. ‘Nee, een educatief boek is niet eventjes een boekje tussendoor,’ zegt hij. ‘Gewoon een goed boek schrijven, dat verdienen kinderen. Ook bij een educatief boek.’ Hij heeft nog meer advies voor collega-schrijvers. Probeer je ervan bewust te zijn dat een uitgever cyclisch denkt. Pak de kalender erbij en zoek waar de gaten zitten. Niet alleen Sinterklaas en Kerst komen jaarlijks terug, daar zijn al verhalen genoeg over. Maar er zijn ook onderwerpen waarover niet zoveel verteld is, zoals bijvoorbeeld de avondvierdaagse. Spring in de gaten. Of probeer bijvoorbeeld gaten in de geschiedenis te vinden. Over de Tweede Wereldoorlog is heel veel geschreven, maar bijvoorbeeld over de Franse tijd nog niet. Er zijn nog genoeg gaten in de markt, waar je van kunt profiteren. Tenslotte laat Arend enkele voorbeelden zien van de serie ‘Vergeten oorlog’ en het collectief de Schrijvers van de Ronde Tafel. Die schrijvers trekken samen op, dat maakt ze sterker in de markt. Zijn advies: ‘Zoek verbindende thema’s en werk zoveel mogelijk samen.’
57
58
Marita Vermeulen houdt zich al sinds 1985 voornamelijk bezig met jeugdliteratuur. Ze was hoofdredactrice van het tijdschrift De Leeswelp en schreef verschillende recensies over kind- en jeugdliteratuur. Tegenwoordig is ze uitgever bij de Vlaamse uitgeverij De Eenhoorn, een uitgeverij die opvalt door kwalitatief hoogstaande boeken uit te geven, in een tijd dat andere uitgeverijen op hun tellen zijn gaan passen.
59
MARITA VERMEULEN ‘Uitgeverij De Eenhoorn houdt ervan om nieuwe literaire en grafische horizonten te verkennen,’ vertelt Marita Vermeulen aan het begin van haar verhaal. Bij De Eenhoorn zijn ze altijd op zoek naar mensen die buiten de lijntjes kleuren, schrijvers en illustratoren die zichzelf steeds opnieuw kunnen ontdekken. De werkrelatie tussen de uitgeverij en de makers is heel interactief. Dat leidt tot bijzondere boeken; authentiek qua schrijven, vormgeving en illustraties. Juist die boeken zijn vaak een succes. Een boek waarvan je houdt, werkt! Marita roept op de lezer serieus te nemen. ‘Geloof in de lezer. Kinderen zijn nieuwsgierig en hebben echt wel het vermogen om heel veel te ontdekken. Aan de kinderen ligt het niet. Maar tussen boek en kind staan vaak volwassenen in de weg met praktische bezwaren.’ De huidige crisistijd dwingt uitgeverijen tot aanpassingen. Veel meer dan vroeger moet je naar buiten treden, om de liefde voor het boek uit te dragen. En natuurlijk moet De Eenhoorn ook nadenken over oplages, boekhandels en publiciteit. Daar ontkomen zij niet aan. Ook het contact met klant is belangrijker geworden. De Eenhoorn is zich bewust van haar klanten en probeert voortdurend met hen in gesprek te gaan. ‘Maar of een boek zich zal terugverdie-
nen, kunnen we nooit op voorhand zeggen. Wij geloven in een diversiteit van boeken en lezers. Daar staan we voor. En het gemiddelde kind ben ik nog nooit tegengekomen.’ ‘Voor debutanten is de markt wel veranderd,’ vertelt Marita. ‘Schrijvers en illustratoren debuteren niet meer zoals twintig jaar geleden. De uitgever wil dat het eerste boek staat. Vaak heeft een schrijver bij het eerste boek al vele malen opnieuw moeten beginnen.’ Marita vindt dat je in crisistijd juist nog meer aandacht moet besteden aan vorm en concept. ‘Uitgeven in crisistijd is niet zeggen: poëzie verkoopt niet goed, dus geven we dat maar niet meer uit.’ Ze laat voorbeelden zien van geïllustreerde poëziebundels, die uitgeverij De Eenhoorn de afgelopen twee jaar heeft uitgegeven en die goed verkocht zijn. De Eenhoorn blijft constructief denken en zoeken naar hoe je poëzie dan toch op een goede manier kunt uitgeven. En dat werkt. ‘Uitgeven in crisistijd is onheilsprofeten negeren en het buikgevoel volgen. Gooi de angstscenario’s in de shredder en blijf trouw aan je eigen visie. En blijf bovenal doen wat je het beste kan. Op dit moment is dat voor De Eenhoorn: mooie boeken uitgeven.’
61
In de omschrijving van het thema van deze Middag staat dat een voor een alle podia verdwijnen waar kinder- en jeugdboekenschrijvers zich kunnen ontwikkelen, waar ze kunnen experimenteren. Leesgoed is ermee opgehouden. En dit jaar is bijvoorbeeld Querido’s Poëziespektakel verdwenen, waardoor er nu geen podium meer is voor de ontwikkeling van gedichten voor de jeugd. Er is wel geprobeerd om het een doorstart te geven als e-magazine, maar we konden er geen financiële basis voor creëren. Ik heb ook nog overwogen om in mijn eentje door te gaan met een e-magazine, maar ik heb daar de puf nog niet voor gehad. Ik sluit echter niet uit dat ik daar toch op een keer mee begin. Is er dan niks dat blijft? Het is voor het eerst dat de MvhK niet uitverkocht is; misschien is dit initiatief langzamerhand ook wel aan zijn einde toe. Maar er zijn ook nieuwe initiatieven. Eén ervan is ook echt succesvol gebleken. Waar de krant steeds meer beknibbelt op ruimte voor kinderboeken, is Jaap Friso, die in het verleden jeugdboeken op de radio besprak en daar het veld moest ruimen, zijn eigen recensierubriek gestart op internet. Daarmee heeft hij inmiddels een sterke positie verworven temidden van de jeugdboekrecensenten, en hij heeft met zijn initiatief laten zien dat het internet ook kansen biedt en het lézen niet in de weg staat. Jaap Friso is vóór Heerenveen en dat is logisch, want daar is hij geboren. Hij studeerde journalistiek in Kampen en werkte voor de radio. Hij is nu communicatieadviseur bij de NCRV en ik geloof zelfs dat zijn takenpakket bij die omroep is uitgebreid.
re c enseren is serieus nemen door Jaap Friso
Vroeger. Toen had de recensent nog gezag – schreef De Volkskrant twee weken geleden in een artikel over de stand van de boekenrecensie. Heb ik weer, dacht ik meteen– ben ik sinds een paar jaar opnieuw als recensent bezig, en het is meteen niks meer. De auteur van het stuk heeft het over ‘de toenemende onbelangrijkheid van de recensie’ en ik zag nog verder weg. Misschien moet ik maar iets anders gaan doen. Ik lees verder en merk dan dat het stuk vooral gaat over de krantenrecensie. De krantenrecensent doet er steeds minder toe omdat televisie, social media en internet steeds belangrijker worden. Hoera, mijn leven heeft weer zin, ik zit toch aan de goede kant met mijn website. Het stuk in De Volkskrant is nogal dubbel – en spreekt zichzelf ook tegen. Eigenlijk blijkt nergens uit dat het gezag van de krantenrecensent echt afneemt. De auteur stelt vooral dat een lovende recensie in een krant is geen garantie voor verkoopsucces. Een lovende bespreking in de Wereld Draait Door (dat is altijd zo, want aan slechte besprekingen doen ze niet) is dat veel eerder. Daar lijkt me geen speld tussen te
krijgen. Maar heeft dat iets met gezag te maken? Wat De Volkskrant natuurlijk vooral betoogt te zeggen: het medialandschap verandert voortdurend, en daarmee ook de manier waarop boeken besproken worden en het publiek daarmee omgaat. Dat signaleerde Peter van den Hoven, een van de belangrijke stemmen in de jeugdliteratuur, en helaas te jong overleden, ook al in zijn in 2011 verschenen essaybundel ‘Jeugdliteratuur bestaat niet’. Hij wijdt daarin een hoofdstuk aan de boek bespreking met als veelzeggende titel: De verdwijnende jeugdboekenrecensie. Het is een behoorlijk sombere schets van de stand van de recensie: volgens Van den Hoven verdwijnt de recensie steeds meer uit de media, ten gunste van wat hij noemt: een veredelde consumentenvoorlichting. Van den Hoven was van de school die vindt dat recensies literatuurkritiek moeten zijn – anders neigt het naar promotie of voorlichting. Van den Hoven constateert dat er in kranten steeds minder jeugdboeken besproken worden – over de verschuiving naar de digitale media is hij ook niet zo positief. Ik citeer: Wie naar serieuze, wat diepgaander kritieken zoekt wordt meestal teleurgesteld. En dan noemt hij meteen een voorbeeld van zo’n website waar hij niet vrolijk van werd: auw, dat is JaapLeest. Hij schrijft over mijn site: JaapLeest blijft bewust aan de oppervlakte en hij 63
citeert een stukje van mijn site waarin ik schrijf: ‘Ik ben geen ambassadeur ben van het kinderboek maar vooral een enthousiast lezer die vooral daar vanuit gaat: van het lezen. En minder van educatie of vorming of literaire bedoelingen’. De conclusie van de schrijver is dat ik daarmee een typische leesbevorderaar ben. En dat staat er alsof dat een doodzonde is: een typische lees-bevorde-raar. Alsof het niet goed is om het lezen aan te moedigen. Ik voel me trouwens helemaal geen leesbevorderaar – iedereen moet vooral zelf weten of ie wil lezen. Enthousiasmeren vind ik veel leuker klinken – ik wil graag mijn passie delen en erover vertellen. Mijn website komt voort uit dat enthousiasme voor het kinderboek en de jeugdliteratuur. Ik heb die passie altijd gehad en in het verleden voor meerdere bladen recensies geschreven. Dat is een tijdje op de achtergrond geraakt en 4, 5 jaar geleden ben ik JaapLeest begonnen. Ik kreeg een rubriek op de radio met dezelfde naam. Die is na een jaar weer gestopt maar JaapLeest bestaat nog steeds. Inmiddels staan er bijna 800 boekbesprekingen op. Gemiddeld plaats ik iedere week drie of vier nieuwe besprekingen op. En af en toe een filmpje, vooral om mooie prentenboeken te laten zien. Zo’n eigen website heeft een groot voordeel: ik ben er zelf de baas. Ik heb het wel weer eens geprobeerd bij een andere baas: ik had contact met Vrij
Nederland en die wilden wel besprekingen gaan plaatsen. Het eerste stukje dat ik schreef, bleef bijna twee maanden liggen en k kreeg er 50 euro voor. Dan toch maar liever eigen baas: op JaapLeest kan ik een bespreking plaatsen wanneer ik dat wil, en hoeveel ik er wil en ik krijg er ook niks voor. Die hoeveelheid besprekingen is een van de grootste verschillen met kranten en andere media. Ik heb een onbeperkte ruimte. En daarom bespreek ik veel: vanuit dat enthousiasme om veel boeken aan bod te laten komen. Dus niet alleen literatuur en gevestigde schrijvers maar ook boeken en schrijvers die minder snel gerecenseerd worden. Of boeken die in eigen beheer worden uitgegeven. Ik besteed aan iedere recensie veel aandacht: ik beoordeel het binnen het genre en probeer een stuk over te schrijven dat recht doet aan het boek en de schrijver, of het nou positief of negatief uitvalt. Ik vind dat een recensent kritisch moet zijn. Een goede recensie bevat in mijn ogen informatie over het boek, en gaat in op de stijl, op taal, en opbouw en ontwikkeling van de personages, maar er moet naar mijn oordeel ook een onderbouwde mening in zitten. Een recensent moet durven iets te vinden. En dat je je daar niet altijd populair mee maakt, dat is dan maar zo. Een poos geleden kreeg ik bijvoorbeeld een reactie van een schrijver met als strekking: je helpt me niet met deze recen-
sie. Helpen? Waarmee moet ik helpen dan? Een schrijver die zijn of haar werk goed en belangrijk genoeg vindt om het met de buitenwereld te delen, die mag reacties verwachten. Ik neem een schrijver serieus door iets van het werk te vinden. Serieus nemen is misschien wel een vorm van helpen. Maar ik begrijp het gevoel wel. Het is nogal wat als iemand zomaar iets van je werk vindt, waar jij op geploeterd hebt, wat een beetje je kindje is. Daar wordt dan een oordeel over geveld zonder dat diegene jou even belt of zo. Word je wakker, staat er een niet zo prettig stukje op het internet. Ik ben me er als recensent terdege van bewust hoe een bespreking kan overkomen. Dat het hard kan zijn, of pijnlijk. Daarom vind ik het mijn plicht om zorgvuldig te werk te gaan, en om mijn mening te onderbouwen met argumenten. Ik schrijf nooit zomaar wat en doordat ik veel lees, en de jeugdliteratuur al lang volg, kan ik vergelijken. Dat wil niet zeggen dat ik gelijk heb natuurlijk. Je kan het van harte oneens zijn met mijn mening, het is tenslotte maar een mening. Nog even over dat idee van helpen: ik kom die suggestie wel vaker tegen, en dat is toch een beetje wonderlijk. Voor mijn gevoel heeft het iets te maken met dat hardnekkige gevoel van achtergesteldheid in de kinderboekenwereld. Dat is 64
vanuit de gedachte dat we één grote kinderboekenfamilie zijn die het met elkaar op moet nemen tegen de grote boze buren van de volwassenenliteratuur. En familie helpt elkaar altijd, je hoort elkaar niet af te vallen. Ik heb een broertje dood aan dat Calimero-achtige. Ik heb een tijd bij de radio gewerkt en daar heerste het ook, tegenover de televisie. Dat gevoel van: Het is niet eerlijk, want jij bent groot en ik ben klein. Niet doen riep ik dan, want er is niks oneerlijks aan. Zij zijn nu eenmaal groter. Wie zichzelf klein maakt, blijft zich ook klein voelen. En dat is nergens voor nodig. Want kinder –en jeugdboeken schrijven, maken en uitgeven is een prachtig vak, er wordt met overtuiging en passie gewerkt en het is een van de vele kunstuitingen die naast anderen staat. Neem het serieus, neem je zelf serieus en wees groots op het kinderboek! Mensen vragen regelmatig: waarom doe je dit eigenlijk: je leest zoveel, je schrijft zoveel, daar gaat toch veel tijd in zitten? Ze bedoelen eigenlijk te vragen: krijg je er voor betaald? Het antwoord is simpel: nee, het levert me niks op. Ik kan het doen omdat ik een goede parttime baan bij de omroep heb en omdat ik er gewoon genoeg tijd voor vrij maak. Ik wil er ook niet mee verdienen: in de vorm van bijvoorbeeld advertenties of boekenverkoop. Dat is vooral veel
JAAP FRISO
65
gedoe, vermoed ik, het zou waarschijnlijk ook niet veel opleveren en vooral: het tast mijn onafhankelijkheid aan, waar ik erg veel waarde aan hecht. Nogmaals: ik schrijf dus geen besprekingen om te helpen. Ik schrijf recensies van kinderboeken uit enthousiasme en omdat ik boeken en auteurs serieus neem. Omdat ik vind dat jeugdliteratuur serieuze aandacht verdient. En die krijgt het gelukkig ook. Want ik geloof niet zo in de stelling dat de jeugdboekenrecensie verdwijnt. Integendeel: wie zou turven, zou waarschijnlijk tot de conclusie komen dat er meer besprekingen zijn dan ooit. Bij de kranten is een nieuwe generatie recensenten bezig, met redelijk veel elan en deskundigheid. Maar vooral op het internet wordt wat afgerecenseerd. Op websites, op blogs, in de social media en op bijvoorbeeld Bol. com. Natuurlijk is dat niet allemaal serieuze literatuurkritiek of even goed onderbouwd, maar het is wel van waarde, vind ik. Het zijn allemaal n zekere zin vormen van recensies. Het zijn meningen waar de lezer zijn leeservaring aan kan toetsen, of door ge誰nteresseerd of ge誰nspireerd kan raken. En daar gaat het om. Uiteindelijk is recenseren toch vooral het delen van een leeservaring. En ik hoop daar nog even mee door te gaan op JaapLeest.
67
Jacques Vriens bleef jarenlang onderwijzer naast zijn schrijverschap en toen hij ophield met lesgeven was ik benieuwd of daarmee zijn inspiratiebron op zou drogen. Dat bleek in het geheel niet het geval. Zijn boeken zijn alleen maar populairder geworden, gooien keer op keer hoge ogen bij de Kinderjury, en ze worden verfilmd. Jacques is bijna toe aan zijn honderdste boek. Naast Ridder in de Orde van de Nederlandse Leeuw is hij door de Stichting Lezen en het Nederlands Letterenfonds, in samenwerking met de CPNB, benoemd tot Kinderboekenambassadeur. Dat hij in die functie niet kritiekloos naar de kinderboekenwereld kijkt bleek uit een in de krant gepubliceerde aanklacht tegen het verdwijnen van de aandacht op Pabo’s voor kinder- en jeugdboeken.
Jacques Vriens begint met het voorlezen van een stukje uit Meester Jaap. Meester Jaap laat zijn leerlingen tijdens het vrij lezen lekker in het lokaal rondhangen. Ze mogen liggen onder hun tafels, totdat de onderwijsinspecteur langs komt en de meester berispt. ‘Het is een autobiografisch verhaal,’ vertelt Jacques. Jacques zegt dat het niet goed gaat in het basisonderwijs met het lezen. Ieder jaar gaan 40000 leerlingen naar het voortgezet onderwijs met een leesachterstand van twee jaar. Kinderen wordt geen plezier in lezen meer aangeleerd. Uit een onderzoek in 49 landen bleek dat Nederland de dertiende plaats haalde op het gebied van technisch lezen, maar qua plezier in lezen onderaan stond. Uit een onderzoek van de Vrije Universiteit onder brugklassers kwam dat 75% zichzelf geen goede lezer vond. In het basisonderwijs gaat het niet meer om inhoud, maar om resultaat. De basisschool zit vast in het keurslijf van het opbrengst gericht werken en dat gaat ten koste van de creativiteit en de fantasie. Plezier in lezen is lange termijn werk. Het levert niet direct resultaat op. Jacques houdt een warm pleidooi voor het leesplezier. Wat is daarvoor nodig? Allereerst moeten scholen erkennen dat het belangrijk is dat kinderen op school de kans krijgen om plezier in lezen te ontdekken. Het vereist ook een goede schoolbibliotheek. Scholen investeren liever in computers, digiborden, I-pads. Daar denken ze mooie sier mee te maken bij de ouders. ‘En het is natuurlijk prachtig, al die moderne media,’ zegt Jacques. 70
‘Zo´n digibord is echt een prachtig instrument. Maar een school zou ook gewoon mooie boeken op de plank moeten hebben.’ Uit onderzoek blijkt overigens dat 84% van de ouders weliswaar graag moderne media zien in de scholen, maar zij vinden een goede leraar nog steeds het allerbelangrijkste. Vriens waarschuwt daarnaast voor wat hij noemt ‘digitale debiliteit’. ‘Kennis verwerven is meer dan: Dat zoeken we op, of we pakken informatie en plakken het even in elkaar.’ En bovendien: ‘als je alles kunt opzoeken, leer je je fantasie niet gebruiken.’ Paul Biegel zei eens: ‘We verliezen langzaam het contact met de binnenwereld. We leven steeds meer in de buitenwereld.’ Volgens Jacques is lezen is een van de belangrijkste hulpmiddelen om de buitenwereld te verinnerlijken. Hij vindt het droevig te zien dat er geen enkele Pabo is in Nederland die haar studenten verplicht jeugdliteratuur te lezen. Zelf vindt hij dat iedere Pabo-student die de studie verlaat, minstens vijftig boeken gelezen zou moeten hebben. Maar er is hoop. Op de Pabo´s wordt binnenkort een speciale cursus aangeboden voor studenten die hen meer kennis geeft over de jeugdliteratuur en mogelijkheden toont boeken in te zetten in de lessen. Dat is goed nieuws. Tenslotte hekelt Jacques de ‘toets- en testmaffia’ in het basisonderwijs die leerkrachten volkomen overspannen maakt. Binnenkort mogen de opbrengsten van de Cito-scores naar buiten gebracht worden en zullen scholen nog meer worden afgerekend op slechte scores. Toetsen op school zijn er om kinderen te helpen, niet om goede sier te maken met de resultaten. ‘De school is geen appelmoesfabriek!’ roept hij. Lezen moet weer een speerpunt worden op school. Hij eindigt met een citaat van Theo Thijssen uit De gelukkige schoolklas, waarin de kinderen met ‘de gewichtige bibliotheekboeken onder de arm’ trots het lokaal uitlopen.
Martijn Engelbregt en Pavèl van Houten komen tenslotte de uitslag van hun onderzoek presenteren en toelichten. Zij hebben geanalyseerd hoe het publiek samengesteld was, wie er een hand kregen toegereikt en wie deze middag warmte tekort waren gekomen.
72
D E R E S U LTAT E N
73
Het schilderij dat Daan heeft gemaakt wordt aangeboden aan Hans van Velzen en zal worden verscheept naar een filiaal van de bibliotheek in Bos en Lommer, een wijk in Amsterdam. Ted dankt Toin Duijx, Maarten Praamstra en Ingrid van der Mooren, alle medewerkers van de OBA, onder wie Hans, Vera, Nicole en Nico de technicus, Gerlien van Dalen en Daan Beeke van de Stichting Lezen voor het helpen bij het totstandkomen van het programma. Hij dankt ook de sponsors voor het mede mogelijk maken van de Middag: Lira Fonds, Stichting Lezen, de BNO, de VvL, Boekenbon en de Koninklijke Nederlandse Boekverkopersbond, Gregor’s Lijsten, NAHV Belastingadviseurs, het Amsterdams Fonds voor de kunst, de CPNB en de OBA. Ted: ‘En natuurlijk Marijke Troelstra, zonder wie het sowieso níks geworden was! En nu draag ik de microfoon over aan Karin van As die de presentatie van de uitreiking van de Gouden Lijst voor haar rekening zal nemen.’
74
76
DE GOUDEN LIJST
Aan het slot van de Middag van het Kinderboek neemt Karin van As namens de CPNB de microfoon over voor de uitreiking van de Gouden Lijst, de prijs voor het beste boek in de leeftijdscategorie van 12 tot 15 jaar. Zij nodigt Gerlien van Dalen, directeur van Stichting Lezen en voorzitter van de jury, uit om het woord te nemen. Zij vertelt kort de geschiedenis van de prijs, die in 2009 bedacht werd door Ted van Lieshout en Hans Hagen uit onvrede over het afschaffen van de Gouden Zoen. In 2011 nam de CPNB de Gouden Lijst over. Sindsdien reikt de CPNB de prijs ieder jaar uit op de Middag van het Kinderboek. Gerlien van Dalen merkt op dat het aanbod van vertaalde titels dit jaar groter was dan het aanbod van oorspronkelijk Nederlandstalig werk. Dat mag een aandachtspunt heten. De kwaliteit was net als vorig jaar hoog, evenals de diversiteit van het aanbod. De jury heeft gelet op: kwaliteit van de tekst, compositie, stijl, afstemming op de doelgroep en geloofwaardigheid. 77
Rotmoevie van Marian De Smet (Moon) en Ik zal er zijn. Een belofte kan levens veranderen van Holly Goldberg Sloan (Querido), vertaald door Pauline Michgelsen, hebben de Gouden Lijst 2013 gewonnen, de prijs voor het beste jeugdboek in de leeftijd 12 tot 15 jaar. ‘Rotmoevie’ in de categorie oorspronkelijk Nederlandse boeken en ‘Ik zal er zijn’ in de categorie vertaald. De Gouden Lijst is in 2011 , op uitdrukkelijk verzoek van de Griffeljury, in het leven geroepen. Met deze prijs wordt het gat gedicht tussen de Zilveren en Gouden Griffels (tot twaalf jaar) en de Dioraphte Jongerenliteratuur Prijs (vanaf vijftien jaar). Aan de prijs is per categorie een bedrag van € 1.500,- verbonden. Download het juryrapport via deze link: http://web.cpnb.nl/cpnb/actueelbericht.vm?ab=456 Pauline Michgelsen
Marian De Smet
Marian De Smet vertelt bij het uitreiken van de Gouden Lijst, dat Bart Moeyaert een grote inspiratiebron is geweest voor haar. Hij kwam toen ze dertien was een lezing geven bij haar op school. Het was de eerste echte schrijver die ze zag en waardoor ze zich realiseerde ‘dat je dat gewoon kunt worden. Een schrijver.’ Rotmoevie is het eerste boek waarvan ze niet op voorhand wist hoe het zou aflopen. Ze is zelf mee op reis gegaan met de personages. Daarin ligt waarschijnlijk de kracht van het boek. Ze bedankt haar uitgeverij Moon en de jury.
Pauline Michgelsen, de vertaalster van Ik zal er zijn, neemt namens Holly Goldberg Sloan de prijs in ontvangst en bedankt de jury. Ze vertelt dat Sloan, toen ze acht jaar oud was, een jaar in Nederland heeft gewoond en dat ze zegt dat haar herinneringen aan dat jaar altijd heel helder zijn gebleven. Michgelsen vertelt ook dat zij als vertaler een boek altijd meerdere malen leest. Dat was bij dit boek geen straf, want bij iedere herlezing bleef het boek boeiend. Ze laat ook weten dat er plannen zijn voor de verfilming van het boek.
80
vlnr. Pauline Michgelsen, Mirjam Bolt (redacteur Querido), Lydia Meeder (vertaler), Marian De Smet, Gideon Samson (auteur)
Eppo van Nispen tot Sevenaer, directeur van de CPNB betreedt het podium om een Gouden Boek uit te reiken. Het Gouden Boek is een prijs voor het boek dat meer dan 100.000 keer verkocht is.
Voordat Van Nispen het Gouden Boek uitreikt, komt hij nog even terug op de lezing van Jacques Vriens en beaamt dat er meer aandacht voor jeugdliteratuur moet komen op de Pabo’s. Ook maakt hij van de gelegenheid gebruik om Ted van Lieshout in het zonnetje te zetten in verband met het vijfjarig bestaan van de Middag van het Kinderboek. Als dank voor dit goede initiatief mag Ted een wens doen voor de Middag van het Kinderboek 2014. De CPNB zal die wens dan volgend jaar in vervulling laten gaan.
81
Het Gouden Boek wordt uitgereikt aan Maaike Maaswinkel van uitgeverij Fontein voor Het leven van een loser van Jeff Kinney.
MIDDAG VAN HET KINDERBOEK / DE GOUDEN LIJSTEN 2013 FOTO’S: GERLINDE DE GEUS AFBEELDINGEN EGBG: MARTIJN ENGELBREGT VERSLAG: TANJA DE JONGE TEKSTEN: JAAP FRISO, DOLF VERROEN GOUDEN LIJSTEN: GREGOR’S LIJSTEN SAMENSTELLING, OVERIGE TEKSTEN, OPMAAK: TED VAN LIESHOUT ©2013 foto’s: Gerlinde de Geus, in opdracht van de CPNB ©2013 afbeeldingen EGBG: Martijn Engelbregt ©2013 verslag: Tanja de Jonge ©2013 hun eigen teksten: Jaap Friso, Dolf Verroen ©2013 samenstelling, opmaak en aanvullende teksten: Ted van Lieshout