3 minute read
Checklist voor begrippen en leerdoelen
Hierna vind je een overzicht van de begrippen en leerdoelen per paragraaf. Kruis de leerdoelen aan waarvan jij vindt dat je ze nu beheerst. Bij de leerdoelen die je nog niet helemaal beheerst noteer je de acties die je gaat ondernemen om het leerdoel alsnog te kunnen behalen.
Paragraaf 1 Grootheden en eenheden
Ik kan
de volgende begrippen beschrijven en toepassen: kwalitatieve waarneming, kwantitatieve waarneming, (basis)grootheid, (basis)eenheid, afgeleide grootheid, afgeleide eenheid, internationaal eenhedenstelsel (SI)
het verschil tussen basisgrootheden en afgeleide grootheden, en tussen basisgrondeenheden en afgeleide eenheden beschrijven en met voorbeelden toelichten
Paragraaf 2 Werken met machten van 10
Ik kan
de volgende begrippen beschrijven en toepassen: exponent, wetenschappelijke notatie, orde van grootte, voorvoegsel
de orde van grootte van een getal bepalen
berekeningen maken met machten van 10 en de voorvoegsels giga (G), mega (M), kilo (k), hecto (h), centi (c), milli (m), micro (µ) en nano (n)
Acties
Acties
Paragraaf 3 Werken met eenheden
Ik kan
de eenheid afleiden van een grootheid die door een formule is gegeven
een eenheid die niet in de grondeenheden is uitgedrukt, omzetten in basiseenheden van het SI
berekeningen maken met op elkaar afgestemde eenheden
een tijd in de eenheid y, d, h of min omrekenen naar de eenheid s, en omgekeerd
Acties
een snelheid in de eenheid km h−1 omrekenen naar de eenheid m s−1 en omgekeerd
gegevens van materialen en formules voor natuurkundige of wiskundige grootheden opzoeken in een tabellenboek
berekeningen maken en redeneren met de formules voor de omtrek van een cirkel (O = 2πr), de oppervlakte van een rechthoek, een cirkel en een cilinder (A = ℓ ∙ b, A = π r 2 =
1 __ 4 πd2 ), de inhoud van een cilinder, een balk en een bol (V = π r 2 ∙ h, V = ℓ ∙ b ∙ h en V =
4 __ 3 π r 3), de dichtheid (ρ =
m __ V ) en de snelheid (s = v ∙ t)
Ik kan
de volgende begrippen beschrijven en toepassen: meetonzekerheid, toevallige fout, systematische fout, afleesfout, significante cijfers
bij de notatie van een meetwaarde rekening houden met de meetonzekerheid en de grootte van die meetonzekerheid aangeven
het aantal significante cijfers en het aantal cijfers achter de komma in een meetwaarde bepalen
bij het maken van berekeningen rekening houden met de vuistregel voor het aantal significante cijfers van de uitkomst bij vermenigvuldigen en delen, de vuistregel voor het aantal cijfers achter de komma van de uitkomst bij optellen en aftrekken, en de waarde van een (natuur) constante in formules
Paragraaf 5 Van meting naar diagram
Ik kan
de volgende begrippen beschrijven en toepassen: standaardvorm van een tabel, standaardvorm van een diagram, trendlijn, asonderbreking, interpoleren, extrapoleren, lineair verband, evenredigheidsconstante, (on)afhankelijke variabele, recht evenredig verband, kwadratisch evenredig verband, omgekeerd evenredig verband, omgekeerd kwadratisch evenredig verband
Acties
Acties
meetresultaten weergeven in de standaardvorm van een tabel en als meetpunten in een diagram
in een diagram met meetpunten het verband tussen de twee grootheden tekenen met een grafieklijn
uit de grafieklijn in een diagram de bij elkaar horende waarden van de twee grootheden aflezen, waar nodig door interpoleren of extrapoleren
uit de grafieklijn in een diagram – afleiden welk verband er is tussen twee grootheden – dit verband noteren in de vorm van een van de volgende formules: y = a ∙ x + b, y = a ∙ x, y = a ∙ x2 , y = a __ x en y =
a __
x2
– de constante(n) in de formule bepalen
Paragraaf 6 Examenbepalingen
Ik kan
de volgende examenwoorden beschrijven en toepassen: bereken, bepaal, construeer, teken, schets, beredeneer, leg uit, noem, geef (aan), wat, welke, wanneer, hoeveel, leid af, toon aan of / laat zien of, toon aan dat / laat zien dat, schat