Quest Magazine - "Een viool is van onder tot boven in beweging"

Page 1

‘Een viool is van onder tot boven in beweging’

Eerste viool Vioolbouwer Thomas Meuwissen maakt zo’n zeven instrumenten per jaar. En die doen niet onder voor de Stradivariussen, Guarneri’s en andere antieke violen die miljoenen waard zijn.

MASTERCLASS

‘I

77 TEKST: PAUL SERAIL / FOTOGRAFIE: MAURITS GIESEN

k heb nooit willen aanvaarden dat het niet mogelijk is instrumenten te maken met dezelfde kwaliteit als die van de oude meesters. Tijdens mijn opleidingen werd gezegd dat we de kennis van grote Italiaanse vioolbouwers als Stradivarius, de Guarneri’s en de Amati-familie nu niet meer hebben. Zij zouden geheimen hebben gehad die wij niet kennen. Dat is in zekere mate ook wel waar. Maar een geheim is geen geheim meer wanneer je het eenmaal hebt ontrafeld. Bij grote experimenten zijn historische topviolen en hedendaagse instrumenten blind getest. Daaruit bleek dat het niet mogelijk was om verschillen te horen tussen de antieke instrumenten en de top van de hedendaagse violen. Of daar ook een instrument van mij bij zat? Dat mag ik niet zeggen, dat is geheim.’

Het goud (1)

‘Dit zijn dan mijn goudstaven. Zoals wijnkenners wijn verzamelen in hun wijnkelder heeft een vioolbouwer hout op zijn houtzolder. Het bovenblad, dat is het blad waar de f-gaten in komen, maak ik van vurenhout. Dat is naaldhout. Het andere blad, de rug van het instrument, maak ik van esdoorn. Vurenhout met esdoorn blijkt de beste combinatie te zijn. Dit is niet het eerste het beste stuk esdoorn. Er zijn 134 soorten. Maar een paar types zijn geschikt voor vioolbouw. En dan alleen een bepaald deel uit de stam, niet elke tak kan gebruikt worden. Het hout laat ik eerst een tiental jaren liggen. In de eerste fase trekt het vocht eruit. Het hout wordt daardoor iets lichter. In de jaren daarna wordt het stabieler. Mocht het nog vocht opnemen dan zal het minder uitzetten. Een jaar voordat ik het hout ga verwerken breng ik het naar het atelier. Dan kan het zich aanpassen aan de klimatologische omstandigheden hier.’

De bladen (1)

‘Met zijn strijkstok brengt een violist het hele instrument in beweging, van boven tot onder. Een viool is dan ook zeer gevoelig. Elke ingreep aan het instrument heeft een invloed op de klank. Als ik een stemsleutel vervang door een sleutel uit ander hout, dan is dat in meer of mindere mate waar te nemen. De rug en het bovenblad zijn de ­

38

03/2016

belangrijkste onderdelen die bijdragen aan de klank van het instrument. Als ik de bladen te dik maak gaan ze niet meer trillen. Nou, ze trillen wel, maar ze resoneren niet genoeg om voldoende volume te produceren. Anderzijds kunnen violen ook te dun worden gemaakt. Dan klinken ze geweldig maar ze vervormen al gauw doordat er zo veel spanning op de snaren komt te staan.’

Het goud (2)

‘Ga eens zitten, want hier kan ik wel even over vertellen. Ik koop mijn hout aan bij gespecialiseerde handelaren. Zij hebben zich toegelegd op het zoeken, verzagen en verhandelen van klankhout voor vioolbouwers. Er zijn er een handvol in Europa en het is een kwestie van een goede relatie uitbouwen met die mensen om het mooiste hout te kunnen bemachtigen. Ze weten intussen wat voor hout ik zoek. De beste esdoorn komt uit Bosnië en Roemenië. Daar vind je hout met de juiste densiteit, de juiste elasticiteit en de mooiste tekening. De bomen moeten op de juiste hoogte hebben gegroeid, op de juiste bergflank. Windvrij met net te weinig vocht, zodat ze zeer traag groeien. Dan liggen de jaarringen dicht op elkaar. Als je tien vette jaren zou hebben en daarna tien magere jaren, dan zie je die verspringing van de groei in de jaarringen. Bij sommige oude instrumenten is het hout vervormd op zulke plaatsen.’

De kast (1)

‘Een viool vergelijk ik vaak met een menselijk gezicht. Mensen hebben smalle gezichten, brede gezichten, de verhoudingen variëren. Bij een viool is het net zo. Een brede klankkast geeft vollere en meer ronde bastonen. Een slank instrument gaat juist briljanter klinken. De hoge noten worden mooi benadrukt. Ook met de lengte van het instrument kan ik variëren, of met de vorm en de grootte van de c-vormige inkepingen in de klankkast. Een viool heeft die taille nodig om met de strijkstok elke snaar apart aan te kunnen strijken, maar de vorm van de c’s bepaalt ook weer de klank. Ik kan spelen met de verhoudingen en zoeken naar de ideale klank.’

De bladen (2)

‘In een stuk hout kan ik vaak honderd tot 150 jaarringen tellen. Bij een cello loopt dat soms op tot 300 jaarringen. De lijnen lopen in de lengterichting van het instrument. 0 03/2016

39


‘Met een spiegeltje kijk ik of de ziel perfect past’

1966: Thomas Meuwissen wordt geboren in de Belgische stad Leuven. 1985: vooropleiding Beeldende Kunsten aan Sint-Lucas in Gent. Een vriend die gitaren bouwt vertelt over vioolbouwers. Het mysterieuze trekt Meuwissen. ‘Ik voelde dat er een hele wereld achter zat.’ 1987: Meuwissen schrijft zich in voor een opleiding instrumentenbouw en gaat ook op vioolles, wat hem zijn eerste opdracht oplevert: zijn docent bestelt een viool. Die bespeelt hij jarenlang in barokorkest Il Fondamento. 1989: begint aan de Newark School of Violin Making in Engeland. 1992: tijdens de burgerdienst, die de dienstplicht vervangt, bouwt Meuwissen voor het Koninklijk Conservatorium Brussel een strijkkwartet. 1993: aan datzelfde conser­ vatorium ‘vioolbouwer in residentie.’ Hij gaat in de leer bij bouwers in Praag, Bremen, Florence en Cremona. 1999: op een concours in Parijs wint zijn altviool een bronzen medaille. ‘Een enorme stimulans. Het toonde dat ik op de goede weg zat.’ 2004: opent eigen atelier. 2005: violist Igor Oistrakh koopt een Meuwissen. 2006: lid internationale vereniging van vioolbouwers en strijkstokmakers. 2015: bouwt een strijkkwartet in opdracht van Muziekkapel Koningin Elisabeth (Waterloo). 40

03/2016

De kast (2)

MASTERCLASS

Wie is Thomas Meuwissen?

0 Op die manier is het hout het sterkst. Zo kan ik de bladen dunner maken en houd ik toch genoeg sterkte over. Uit een dikke plank sculpteer ik de klankbladen. Met gutsen steek ik het hout weg. Een guts is zoals een beitel, alleen dan rond. Eerst aan de buitenkant, daarna hol ik de binnenkant uit. Het bovenblad van een viool is niet plat, zoals bij de gitaar, maar gewelfd. Dat is steviger. Op de welving komt namelijk de kam te staan waar de snaren overheen lopen en door de spanning die op de snaren staat, drukt de kam op de welving. Een plat bovenblad zou meteen inzakken. Na het grove werk met de guts ga ik over naar het duimschaafje. Het bovenblad wordt drie millimeter dik. De rug is vijf millimeter dik in het midden. Naar de randen toe wordt dat twee millimeter. Met de hoogte van de welving en de diktes van de klankbladen kan ik tijdens het sculpteren een impact hebben op de klankkleur.’ ‘Ik probeer mijn werk zo veel mogelijk te laten aansluiten bij de grote vioolscholen van weleer. Tijdens mijn studiejaren heb ik een eigen mal ontwikkeld voor de klankkast, op basis van een paar heel mooie historische violen van Andrea Amati en Andrea Guarneri. Maar zij hadden tijdgenoten in Amsterdam en Antwerpen die gelijkwaardige instrumenten maakten. Ik probeer ook terug aan te knopen bij die lokale tradities. Vioolbouw ligt vast aan regels maar er is altijd ruimte voor creati­ viteit. Ik heb nu een reeks van mallen die onderling een klein beetje verschillen. Aan de basisstructuur heb ik niets meer veranderd. Voor mij is het het ideale model.’

De bladen (3)

‘Ik wil geen schuurpapier gebruiken. De oude meesters hadden dat ook niet en je krijgt een heel andere oppervlaktebewerking. Schuurpapier verpulvert het hout. Het maakt alles effen. Het levendige aspect van het hout verdwijnt daardoor. Ik gebruik een schraapstaal. Dat is een stuk metaal met een kleine braam eraan, dat is scherp. Een schraper snijdt de vezels. Zo behoud ik de kleine imperfecties. Het gaat mij niet om technische perfectie. Een viool is geen Zwitsers uurwerk. In het eindresultaat moet je de hand van de meester zien. Elk instrument krijgt zo ook zijn eigen stem. Ik kan meerdere violen maken rond dezelfde mal. Maar elk stuk hout is anders en het instrument is met mensenhanden gemaakt, dus klinken nooit twee violen hetzelfde.’

De handtekening (1)

‘Als de viool een gezicht is, dan zijn de f-gaten de ogen. Bij mensen kun je aan alleen het balkje van de ogen een herkomst herkennen, ouderdom, of mensen broer en zus zijn. Bij violen verraden de f-gaten de auteur. Of ze lang of kort zijn, dicht bij elkaar staan of verder van elkaar af. Dat heeft ook invloed op de klank. Ik zaag de f-gaten uit met een klein zaagje, daarna vorm ik ze met een mes. Klassiek is dat er twee inkepinkjes in komen. Of je kleine inkepingen maakt of grote is in de vioolbouw een wereld van verschil. Ze kunnen in het midden staan of iets naar boven. Daaraan herken je de bouwer.’

Het geheim (1)

‘De ziel is het geheim van de viool. Het is een cilindertje van vurenhout dat ik tussen het bovenblad en de rug

klem nadat het instrument is geassembleerd. Ik breng de ziel aan door een van de f-gaten. Met een spiegeltje kijk ik of de ziel perfect past, de uiteinden moeten precies aansluiten op de gekromde welvingen. De ziel geeft de trillingen van het bovenblad namelijk door aan de rug. Door de locatie te veranderen of een iets dikkere ziel te kiezen kan ik de klank van de viool veranderen. De ziel helpt ook om de grote druk van de kam te ondersteunen. De klankkast wordt zo een zeer stevige constructie. Ik ga het nu niet voordoen maar daar kun je op staan.’

De handtekening (2)

‘Voor de kenner moet een viool herkenbaar zijn op basis van stijlkenmerken. Ik werk zeer bewust aan een oeuvre zodat een expert mijn werk later kan situeren in een tijdsperiode. ‘Dat is een vroege Meuwissen’, dat is de bedoeling. Ik lijm wel een label in mijn instrumenten. Vaak zet ik mijn handtekening, een datum en ik schrijf er iets bij. Er zijn vioolbouwers die poëtische teksten in hun instrumenten schrijven of Bijbelverzen. De binnenkant van het bovenblad is daar een mooie plek voor. Violen worden gelijmd met reversibele lijm: met warm water kun je het oplossen als er een restauratie nodig is. Een vioolbouwer kan dus honderden jaren later die

teksten lezen. Ik geef mijn instrumenten ook namen. Dat is handig om met klanten over het instrument te praten. Vaak zijn het namen van belangrijke personen die zijn overleden. Ik heb bijvoorbeeld een Higgs gebouwd.’

reageren. Gaat de vlam mooi versterkt worden? Gaat de vernis te fel indringen? Er zijn violen die ik niet heb afgebouwd omdat het resultaat me niet beviel.’

Het geheim (2)

‘Solisten willen schitteren boven het orkest. Ze hebben krachtige instrumenten nodig met een rijk kleurenpalet aan klanken. Igor Oistrakh, de grote meester, pakte mijn viool vast, zei ‘O, very beautiful’, en ging direct, hup, naar de hoge posities op de sol-snaar en - baf - naar de hoge mi, de extremiteiten. Dat zijn de meest moeilijke plaatsen. Waar een andere muzikant daar misschien eerder naartoe werkt om dan heel discreet, nadat het instrument wat opgewarmd en losgespeeld is, die moeilijke zones eens te proberen, ging hij daar meteen op af. Maar bon, hij is iemand die weet hoe een instrument voor hem moet klinken en vooral die Russen zijn uit op kracht. Igor Oistrakh speelde over de hele wereld in de grootste concertzalen en vaak werden die concerten opgenomen. De banden bracht hij dan mee voor mij. Hij gebruikte mijn instrument als zijn hoofdinstrument, niet de Stradivarius die hij ook had.’ 7

‘Het lakmysterie is voor veel vioolbouwers een groot struikelblok. Het geheim van een Stradivarius ligt in de samenstelling van de laklaag, lees je vaak. Die mythe ontstond doordat de kennis van historische lakken in de negentiende eeuw verloren ging. Daarna zijn bouwers spirituslakken gaan gebruiken. Die zetten zich vast als een dikke laag email. Een olielak is juist flexibel als een huid. Ze moet maximale beweging van het instrument toelaten. Het is een samenstelling op basis van oliën en harsen. Ik heb een persoonlijk recept. Een vernismaker uit Brussel heeft oude lakken bestudeerd om ze te reconstrueren en hij heeft mij uitgekozen om ze toe te passen. Daarmee heb ik wel een voorsprong op mijn collega’s. Ik probeer het vernis zo dun mogelijk aan te brengen. Je ziet de nerven van het hout er mooi doorheen, je ziet de vlammen van het hout en de sporen van het schrapen kun je nog voelen. De eerste laag aanbrengen is een spannend moment want ik weet nooit hoe het hout gaat

De kracht

paul.serail@quest.nl

M EER I N FO R M ATI E thomasmeuwissen.com: website van vioolbouwer Thomas Meuwissen. mim.be: in het Brusselse Muziekinstrumentenmuseum is te zien hoe Meuwissen een strijkkwartet bouwt. 03/2016

41


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.